Handreiking - Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid
Click here to load reader
description
Transcript of Handreiking - Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid
HandreikingBeveiligingsafstemming
Vitaal en Overheid(BAVO)
Een handreiking waarmee bedrijven uit de vitale sectoren samen met de lokaleen regionale overheidspartners afspraken kunnen maken over de afstemming van
de (opgeschaalde) beveiligingsmaatregelen en de reactie op incidenten
Wat is het NAVI
In het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI) werken overheid en bedrijfsleven samen aan de verbete-
ring van de fysieke en digitale beveiliging van de vitale infrastructuur in Nederland. Beheerders en eigenaren van de
vitale infrastructuur in Nederland kunnen bij het NAVI terecht voor informatie en onafhankelijk advies op het gebied
van de beveiliging tegen moedwillige verstoring (security). De vier kerntaken van het NAVI zijn:
Advisering over beveiliging
Het NAVI geeft eigenaren of beheerders van vitale infrastructuur in Nederland advies over beveiliging. Bijvoorbeeld
bij het uitvoeren van risicoanalyses of van een second opinion op een bestaand beveiligingsplan. Ook adviseert het
NAVI over al genomen of nog te nemen beveiligingsmaatregelen op basis van een risicoanalyse. Hierbij werkt het
NAVI vraaggericht.
Delen van kennis en informatie over beveiliging
Het NAVI zorgt ervoor dat betrokken partijen kennis en informatie binnen de vitale sectoren in Nederland kunnen
delen. Het NAVI onderhoudt daartoe contacten met overheden en met het bedrijfsleven uit de vitale sectoren en
daarnaast met relevante contacten en instellingen in het buitenland. Kennis en informatie worden op verschillende
manieren beschikbaar gesteld, ondermeer door het organiseren van bijeenkomsten, via de website en de beschik-
baarheid van een kennisbank.
Productontwikkeling
Het NAVI ontwikkelt ook eigen producten. De focus ligt hierbij op producten die voor een hele sector of zelfs meer-
dere sectoren toepasbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn de verschillende handreikingen die momenteel worden
ontwikkeld over beveiligingsonderwerpen. Indien nodig worden de producten op verschillende niveaus van volwas-
senheid ontwikkeld. Ook spant het NAVI zich in om producten van derden voor de Nederlandse vitale infrastructuur
toegankelijk te maken.
Netwerkfunctie
Het NAVI onderhoudt en ontwikkelt een breed netwerk binnen de beveiligingswereld en fungeert als ontmoetings-
plek voor de betrokken partijen binnen de vitale infrastructuur. Zowel overheidspartijen, kennisinstellingen in binnen-
en buitenland, als bedrijven. Het NAVI brengt partijen bij elkaar, bijvoorbeeld via het organiseren en ondersteunen
van kennis- en informatieknooppunten. Hierin komen partijen uit een sector of uit verschillende sectoren op reguliere
basis bij elkaar om informatie te delen en over beveiligingsonderwerpen te spreken.
Kijk voor meer informatie op de website: www.navi-online.nl
Inhoudsopgave
1. Inleiding 9
1.1. Wat is een plan Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid (BAVO) 9
1.2. Waarom deze handreiking 9
1.3. Voor wie is deze handreiking 9
1.4. Productpositionering 10
1.5. Afbakening 10
1.6. Verdere ontwikkeling van de handreiking 11
1.7. Ondersteuning van het NAVI bij opstellen van een plan BAVO 11
2. Stappen om te komen tot een plan BAVO 13
2.1. Stap 1: Voorbereiding 13
2.1.1. Initiatief nemen om tot afstemming te komen 13
2.1.2. Overleg vormen met alle betrokken partijen 13
2.1.3. Uitspreken wederzijdse verwachtingen 13
2.1.4. Afspraken maken over de frequentie van bijeen komen 13
2.1.5. Vastleggen van de taakverdeling 14
2.2. Stap 2: Een plan BAVO opstellen 14
2.2.1. Algemene onderwerpen 14
2.2.2. Bedrijfsspecifieke onderwerpen 16
2.2.3. Onderlinge afstemming crisisorganisaties 16
2.2.4. Vastlegging moment van activering van de verschillende coördinatieniveaus 17
2.2.5. Uitwisselen van informatie 18
2.2.6. Afstemming van de preventie- en responsmaatregelen 18
2.3. Stap 3: Beheren en actueel houden van een plan BAVO 19
3. Referenties en aanbevolen documenten 21
Bijlagen 23
Bijlage 1: De vitale sectoren 23
Bijlage 2: De verantwoordelijkheden bij dreiging van een crisis 25
Bijlage 3: De crisisorganisatie van gemeente/veiligheidsregio 29
Bijlage 4: De crisisorganisatie van de politie 33
Bijlage 5: Opschaling 35
I. Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) 35
II. Opschaling andere dreigingen 35
III. Suggestie voor opschalen bij dreigingen 36
IV. GRIP-procedure 37
V. GRIP versus ATb 38
9
1. Inleiding1.1. Wat is een plan Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid (BAVO) Diverse bedrijven leveren diensten of producten die vitaal zijn voor het functioneren van de samenleving. Uitval of
verstoring veroorzaakt economische of maatschappelijke ontwrichting op (inter)nationale schaal en kan leiden tot
veel slachtoffers. De bescherming van de vitale infrastructuur is erop gericht de weerbaarheid ervan te vergroten,
zodat de continuïteit van de dienstverlening niet in gevaar komt.
De vitale infrastructuur is onderverdeeld in een aantal sectoren met producten of diensten 1. De bedrijven uit deze
sectoren hebben hun eigen interne bedrijfsmaatregelen om de infrastructuur te beschermen. Deze maatregelen kun-
nen niet los staan van de maatregelen die de overheid (veelal gemeente en politie) treft. Bewaking en beveiliging
van vitale infrastructuur is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de eigenaar en beheerder van het object,
maar ook het decentrale gezag (burgemeester en hoofdofficier van Justitie 2) neemt op dit gebied verschillende maat-
regelen. De taak om te bewaken en te beveiligen maakt onderdeel uit van de politietaak om zorg te dragen voor de
daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde (artikel 2 van de Politiewet 1993).
Een plan Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid (BAVO) gaat over de afstemming van de interne beveiligings-
maatregelen van een bedrijf uit één van de vitale sectoren met de op de beveiliging gerichte maatregelen van de
gemeente, de regiopolitie en eventueel andere partners. In een plan BAVO worden de afspraken vastgelegd.
De afspraken gaan over de beveiligingsmaatregelen voor de afscherming van het bedrijf en/of vitale object op het
terrein en de respons op beveiligingsincidenten. De afspraken hebben betrekking op de normale situatie en in geval
van hogere dreiging. Het gaat om de dreiging van moedwillig menselijk handelen, waardoor de levering van vitale
producten en/of diensten niet gecontinueerd zou kunnen worden.
1.2. Waarom deze handreikingHet bedrijfsleven heeft aangegeven behoefte te hebben aan een goede afstemming van hun maatregelen met die
van de overheid. Om aan deze wens tegemoet te komen, heeft het NAVI deze handreiking samengesteld. Het dient
als hulpmiddel voor vitale bedrijven en de lokale en regionale overheidspartners om gezamenlijk een plan voor de
Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid (BAVO) te kunnen opstellen waarin concrete afspraken staan over hun
inzet bij verschillende dreigingsniveau’s.
1.3. Voor wie is deze handreiking Deze handreiking is in eerste instantie bestemd voor:
- de security managers van de bedrijven die tot de vitale sectoren behoren;
- de Adviseurs Openbare orde en Veiligheid (AOV-er) van de gemeenten waar deze vitale bedrijven gevestigd zijn;
- de coördinator crisisbeheersing van het arrondissement van het Openbaar Ministerie waar deze vitale
bedrijven gevestigd zijn;
- het hoofd van het bureau Conflict- en Crisisbeheersing (CCB) binnen de politie en de hoofden van de
werkeenheid van de gebieden waar deze vitale bedrijven gevestigd zijn;
- de accountmanager van de door het vitale bedrijf ingehuurde particuliere beveiligingsorganisatie.
De toepasbaarheid van deze handreiking is afhankelijk van de ontwikkeling van de eigen situatie.
Sommige bedrijven zijn al ver gevorderd in hun beveiliging, andere hebben meer stappen te zetten.
1 In Bijlage 1 is de indeling van de vitale sectoren opgenomen
2 In Bijlage 2 zijn summier de verantwoordelijkheden bij dreiging van een crisis opgenomen.
10 11
De interne beveiligingsmaatregelen waar geen specifieke afspraken met externe partners voor nodig zijn, worden
niet in een plan BAVO verwerkt. Die maatregelen worden vastgelegd in een Operator Security Plan (OSP)
van het bedrijf.
De externe plannen van de politie, de gemeente en andere partijen komen eveneens niet aan bod als die niet
relevant zijn voor de afstemming. Deze plannen worden door de betreffende organisaties zelf gemaakt.
De handreiking kan in zijn opzet niet volledig en uitputtend zijn, maar wil gebruikers met onder andere voorbeelden
prikkelen tot eigen ideeën. Onderlinge informatie- en kennisuitwisseling tussen bedrijven, gemeenten en politiekorp-
sen draagt bij aan een verdere ontwikkeling op dit vakgebied. In die kennisuitwisseling kan het NAVI een ‘makelaar’
zijn.
1.6. Verdere ontwikkeling van de handreikingDe voorliggende handreiking is een eerste versie. Gebruikers uit de praktijk worden van harte uitgenodigd hun
ervaringen met de handreiking met het NAVI te delen opdat het product verder met en voor u ontwikkeld kan
worden.
1.7. Ondersteuning van het NAVI bij opstellen van een plan BAVODe handreiking BAVO geeft de gebruikers handvatten om zelfstandig een plan BAVO te kunnen opstellen en imple-
menteren. Heeft u echter na het lezen van handreiking vragen of hulp nodig bij (onderdelen) van het maken van een
plan BAVO, dan kunt u contact opnemen met het NAVI via [email protected] of (070) 376 59 50.
1.4. ProductpositioneringBeveiligen is een combinatie van verschillende beveiligingsdoelen met daarbij passende beveiligingsmaatregelen.
Het geheel aan activiteiten op het gebied van beveiliging binnen een organisatie moet structureel en ordelijk worden
georganiseerd in een Security Management Systeem (SMS). Een SMS bestaat uit verschillende fasen, die een cyclisch
en iteratief proces vormen. Deze aanpak waarborgt de kwaliteit van het beveiligingsproces.
Een plan BAVO is binnen het vitale bedrijf onderdeel van een Security Management Systeem en sluit nauw aan op
het Operator Security Plan (OSP) . Een Operator Security Plan (OSP) beschrijft de interne beveiligingsmaatregelen
van een organisatie. De benaming ‘Operator’ verwijst naar de beheerder van de infrastructuur en sluit aan op de
Europese richtlijn op de bescherming van vitale infrastructuur (EPCIP). Het NAVI heeft een handreiking Operator
Security Plan (OSP) gemaakt om u te ondersteunen bij het opstellen van een OSP. U kunt deze handreiking
downloaden van de website van het NAVI: www.navi-online.nl
In het onderstaande schema is de positionering van een plan BAVO ten opzichte van een SMS en OSP weergegeven.
1.5. AfbakeningDeze handreiking beschouwt maatregelen die worden uitgevoerd door een private, externe organisatie in
opdracht van en daarmee onder eindverantwoordelijkheid van het bedrijf, als interne maatregelen.
Voorbeelden:
• Ingehuurd bewakingspersoneel van een beveiligingsbedrijf bij de poort van het vitale bedrijf.
• Het gebruiken van een particuliere alarmcentrale voor cameraobservatie en/of aansturing van de
alarmopvolging.
Beveiligingsbeleid
Risicobeheer
Beveiligingsplannen
Analyse meldingen & incidenten
Beveiligingsmaatregelen
Beheren van plannen
Overheidsbeleid (lokaal, regionaal, nationaal)
Dreigingsbeelden (crimineel, terrorisme)
Inzetplannen & procedures
Operationele informatie analyse
Toezicht en interventie
Beheren van plannen
Beve
iligi
ngsa
fste
mm
ing
Vita
al e
n O
verh
eid
Secu
rity
Man
agem
ent
Syst
em
Ope
rato
r Se
curit
y Pl
an
Evaluatie Evaluatie
Vitaal bedrijf Overheid (lokaal, regionaal, nationaal)
12 13
2. Stappen om te komen tot een plan BAVODit hoofdstuk behandelt de stappen die nodig zijn om een plan Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid (BAVO)
op te stellen. Aan de orde komen de voorbereiding, het opstellen van het afstemmingsplan en het beheren en
actueel houden van een plan. Vanzelfsprekend zijn de te nemen stappen voor iedere gebruiker afhankelijk van de
eigen situatie.
2.1. Stap 1: VoorbereidingIn de voorbereidingsfase komen de betrokken partijen bij elkaar om elkaar te leren kennen en afspraken te maken.
In de volgende fase wordt een plan BAVO opgesteld.
2.1.1. Initiatief nemen om tot afstemming te komen
Alle betrokken partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede afstemming. Om de juiste partijen bij
elkaar te krijgen, moet eerst een inventarisatie van de betrokkenen gemaakt worden. Geef daarbij meteen aan wie
de verantwoordelijken 3 voor de afstemming binnen die partijen zijn. Denk aan security managers, de politie,
de gemeente en het Openbaar Ministerie. Deze beide laatste partijen zijn van belang omdat de burgemeester en
hoofdofficier van Justitie verantwoordelijk zijn voor de beveiligingsmaatregelen van de overheid inclusief de politie.
Voor mensen van buiten de politieorganisatie is het soms ‘zoeken’ naar de juiste contactpersoon bij de politie om
afspraken mee te maken. In deze handreiking is het niet mogelijk voor elke regio de juiste functionaris aan te geven.
Wel geven we u handvatten om de juiste persoon snel te kunnen vinden. Elk politiekorps heeft een bureau
Conflict- en Crisisbeheersing (bureau CCB) voor de voorbereiding op en coördinatie van grootschalige politie-
optredens bij conflicten en crises. Sommige regio’s hebben speciale bureaus die zich richten op de bewaking en
beveiliging van bijzondere objecten en personen. Andere korpsen hebben een coördinator terrorismebestrijding.
Het hoofd van het bureau CCB is het eerste aanspreekpunt en zal zonodig verwijzen naar de juiste afdeling.
Het maakt niet uit welke van de betrokken partijen het initiatief neemt. Veel belangrijker is dát het initiatief tot
afstemming genomen wordt.
2.1.2. Overleg vormen met alle betrokken partijen
In de volgende stap komen de betrokken partijen bij elkaar in een overleg om kennis te maken en tot afspraken te
komen. Bespreek hoe de verschillende organisaties in elkaar zitten. Waarom is het bedrijf vitaal? Wat gebeurt er bij
dat bedrijf? Hoe is het politiekorps georganiseerd? Welke andere partners zijn belangrijk? Ga ook na welk beeld
iedereen heeft over de veronderstelde risico’s en kwetsbaarheden.
2.1.3. Uitspreken wederzijdse verwachtingen
Deel met elkaar tijdens het overleg de wederzijdse verwachtingen. Dit helpt om een realistisch beeld te krijgen en
te hoog gespannen verwachtingen vroegtijdig bij te stellen. Bespreek waartoe de betrokken partijen in staat zijn.
Wat kunnen zij zelf en wat kunnen zij voor de andere partijen betekenen? Maar ook, wat kunnen of mogen zij niet?
2.1.4. Afspraken maken over de frequentie van bijeenkomen
Het overleg moet regelmatig plaatsvinden om de partijen bij elkaar te houden en de gemaakte afspraken eventueel
bij te stellen. Leg daarom in het eerste overleg de frequentie van de bijeenkomsten vast. Bespreek bovendien wie
het initiatief neemt voor het organiseren van volgende overleggen.
Als een plan eenmaal is opgesteld, is het belangrijk (in een lagere frequentie) bij elkaar te komen om de afspraken
actueel te houden.
3 In Bijlage 2 zijn summier de verantwoordelijkheden bij dreiging van een crisis opgenomen.
14 15
Het NAVI beveelt aan het plan BAVO formeel te bekrachtigen in een convenant.
Borging van de vertrouwelijkheid van gedeelde gegevens
Om de vertrouwelijkheid van de beveiligingsplannen te beschermen, moet van tevoren worden vastgelegd hoe
alle partijen met de gedeelde informatie omgaan. Een van de voorwaarden is dat de kring van mensen waarbinnen
de vertrouwelijke informatie wordt gedeeld beperkt blijft. Voor een bredere verspreiding van informatie kan alleen
gebruik worden gemaakt van gegeneraliseerde gegevens. Neem in het plan BAVO op hoe de vertrouwelijkheid
geborgd is en welke functionarissen toegang hebben tot welke informatie.
Beschrijving van de relatie van een plan BAVO met andere plannen
Stem interne en externe plannen die een relatie met een plan BAVO hebben zo veel mogelijk op elkaar af. Let daarbij
ook op het gebruik van dezelfde terminologie. Het gaat daarbij overigens niet alleen om beveiligingsplannen maar
ook om andere plannen waarin afspraken gemaakt zijn over samenwerking en afstemming bij incidenten en calami-
teiten. Wordt dit niet gedaan, dan is tijdens een (dreigende) crisissituatie de kans op verwarring en vergissing zeker
aanwezig.
Enkele voorbeelden van andere plannen zijn:
- Het binnen de gemeente/veiligheidsregio geldende Rampen- of Crisisplan;
- Een voor de locatie opgesteld rampbestrijdingsplan;
- Een safetyplan;
- Bedrijfshulpverleningsplannen.
Geef in het plan BAVO aan hoe alle plannen op elkaar zijn afgestemd.
Afstemming van de externe communicatie
Neem in het plan BAVO afspraken op over de manier waarop de betrokken partijen omgaan met berichtgeving naar
buiten. Ook als er afgesproken wordt niets naar buiten te communiceren, moet dit worden vastgelegd.
Aanleidingen om te communiceren kunnen zijn: het moment van vaststellen van het plan BAVO, als er oefeningen
en testen plaatsvinden en bij beveiligingsincidenten en de respons daarop. Van invloed kan zijn of de activiteiten
voor ‘externen’ waarneembaar zijn. Als dat zo is, kunnen de partijen beter vooraf zelf naar buiten treden, zodat de
regie over de communicatie zo veel mogelijk in eigen hand blijft.
Houd bij de inrichting van de communicatie rekening met communicatie van andere partijen. Bijvoorbeeld de com-
municatie van het college van Burgemeester en Wethouders met de gemeenteraad of de voorlichting van het bedrijf
aan klanten in de reguliere situatie. Of in de opschalings- en responsfase bijvoorbeeld in het kader van de alertering
of crisisbeheersing. Zo zal bij alertering voor een terroristische dreiging ook de minister van Justitie via de media
gaan communiceren.
Afspraken over de implementatie en het oefenen
Als een plan BAVO op papier staat, moeten de personen die een rol hebben in de uitvoering bekend zijn met het
plan. Zij moeten weten wat hun taken en verantwoordelijkheden zijn. De instructie van medewerkers en leiding-
gevenden is daarom een onderdeel van het implementatietraject. Zet daarnaast de afspraken zo veel mogelijk om in
procedures en protocollen die op meldkamers, regiecentra en dergelijk voorhanden zijn. Zorg ook dat deze partijen
de procedures in hun systemen verwerken.
Besteed tijdens opleidingen, trainingen, oefeningen en testen aandacht aan beveiligingsactiviteiten en aan de acti-
viteiten die bij hogere dreigingen aan de orde komen. In de meerjaren Opleidingenkalenders en de jaarkalenders
van het bedrijf en de politie wordt dit opgenomen. Geef in een plan BAVO aan op welke wijze de partijen dit gaan
inrichten.
2.1.5. Vastleggen van de taakverdeling
Om tot het opstellen van een gezamenlijk plan BAVO te komen, is een vervolgplan nodig. Vaak is het handig daarbij
projectmatig te werk te gaan. Maak in de eerste bespreking afspraken over het voorzitterschap of wie trekker is van
het overleg, wie het secretariaat voert en wie het plan BAVO gaat schrijven.
2.2. Stap 2: Een plan BAVO opstellenLeg de afspraken die de betrokken partijen tijdens het overleg maken, vast in een plan BAVO.
De hoofdthema’s waar in een plan BAVO afspraken over gemaakt worden zijn:
- de aansluiting van de crisisorganisatie van het bedrijf bij die van de overheid en vice versa;
- de wijze van opschalen bij dreigingen en incidenten;
- de onderlinge informatie-uitwisseling als continu proces;
- de afstemming in het feitelijke optreden bij (opgeschaalde) beveiliging;
- de respons op incidentmeldingen door zowel de eigen beveiliging als de politie.
Als er nooit eerder sprake is geweest van een dergelijke afstemming, begin dan bij de dagelijkse situatie.
Daarna kunnen afspraken over de beveiligingsmaatregelen en reactie op incidentmelding bij hogere vormen
van dreiging 4 worden gemaakt. Meteen starten met een te ambitieus pakket van maatregelen levert vaak een
onoverzichtelijke situatie op en leidt tot een te grote werkdruk voor alle partijen.
Een eerste opzet van de afstemming van de beveiligingsmaatregelen kan zich bijvoorbeeld richten op de
informatie-uitwisseling en respons op incidenten in het basisniveau. Na de afstemming over de beveiligings-
maatregelen op basisniveau, komen de maatregelen voor het niveau van lichte dreiging aan bod.
In de volgende paragrafen wordt beschreven welke onderdelen in een plan BAVO aan de orde komen.
2.2.1. Algemene onderwerpen
Vastleggen van het doel van het plan BAVO
Overheid en bedrijfsleven hebben meestal andere overkoepelende doelstellingen. Zo is de overheid gericht op de
zorg voor de samenleving, terwijl bedrijven commerciële doelstellingen nastreven. Beide hebben er belang bij dat
maatschappelijke ontwrichting wordt voorkomen, zodat de continuïteit van dienstverlening en bedrijfszekerheid niet
in gevaar komt. Om vast te stellen wat de betrokken partijen op dit gebied willen bereiken, is het belangrijk van
tevoren aan te geven welk beleidsdoel zij met het plan BAVO nastreven.
Neem bij het formuleren van deze doelen ook op hoe de partijen de wederzijdse verwachtingen met elkaar afstem-
men, welke afspraken gelden voor de (opgeschaalde) beveiligingsmaatregelen en hoe de respons op incidentmeldin-
gen is geregeld.
Vaststellen van het plan door eindverantwoordelijken
Het plan wordt vervolgens formeel vastgesteld, zodat zeker is dat het de steun heeft van de volgende
eindverantwoordelijken:
- de directie van het bedrijf, dat deel uitmaakt van één van de vitale sectoren;
- de burgemeester(s) van de gemeente(n) waar het bedrijf is gevestigd;
- de hoofdofficier van Justitie van het arrondissement waar het bedrijf is gevestigd;
- de korpschef politie van de regio waar het bedrijf is gevestigd;
- eventuele andere relevante partners.
4 In de Bijlage 5 zijn summier de dreigingsfasen uit het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) beschreven
16 17
In veel veiligheidsregio’s is het gebruikelijk dat tijdens een calamiteit of ramp vertegenwoordigers van het bedrijf als
adviseur aanschuiven in het CoPI, OT en BT. Zij zorgen voor een evenwichtige afstemming van de bedrijfsbelangen
en de (on)mogelijkheden van de te nemen bedrijfsmaatregelen. Streef dit ook na als er dreigingen zijn en neem in
het plan BAVO op welke functionaris van het bedrijf, op welk coördinatieniveau van de gemeente en de veiligheids-
regio deelneemt aan het overleg.
Afstemming van de samenwerking tussen de verschillende crisisorganisaties
Vaak zijn er verschillen in terminologie of in de wijze van opschalen die worden gebruikt bij de betrokken partijen.
Geef verschillen en overeenkomsten in het plan BAVO duidelijk aan. Leg daarbij vast hoe wordt omgegaan met
de verschillende terminologieën en werkwijzen. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld een schema waarin de diverse
terminologieën naast elkaar worden gezet en vergeleken. Het is belangrijk hier extra aandacht aan te besteden,
omdat gebleken is dat een van de belangrijkste oorzaken voor falen tijdens een (dreiging van een) crisis de verwar-
ring in de gehanteerde terminologieën is.
Afspraken met andere partners
Benoem eventuele andere partners die naast de security manager van het vitale bedrijf, de politie, de gemeente en
het Openbaar Ministerie bij een plan BAVO betrokken moeten worden. Andere partners zijn bijvoorbeeld een water-
schap, wegbeheerder, toeleveranciers of bedrijven die gehuisvest zijn op het terrein of in directe omgeving van het
vitale bedrijf. Zij kunnen wellicht gevolgen ondervinden van de verhoogde beveiligingsmaatregelen of daar juist een
bijdrage aan leveren. Beschrijf ook op hoofdlijnen de crisisorganisatie van deze partners. Gebruik daarbij de systema-
tiek en terminologie uit de rampenbestrijdingsorganisatie. Benoem bovendien het strategische, tactische en operatio-
nele coördinatieniveau.
2.2.4. Vastlegging moment van activering van de verschillende coördinatieniveaus
Beschrijf in welke situatie welk coördinatieniveau in werking treedt. Verschillende termen worden gebruikt, zoals
opschalen en escaleren. In deze handreiking wordt de term ‘opschalen’ gebruikt. Sluit in het plan BAVO aan bij
bestaande opschalingsystemen en ontwikkel geen eigen ander systeem. Dat kan namelijk leiden tot verwarring.
Beschrijving van de opschaling van de (lokale) overheid 7
Bij terroristische dreigingen wordt het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) gebruikt en bij zware ongeval-
len en rampen wordt volgens de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) gewerkt.
Beschrijf in het plan BAVO de wijze waarop de coördinatieniveaus van de gemeente, de politie en de veiligheids-
regio geactiveerd worden bij een dreiging tegen het vitale bedrijf. In Bijlage 5 wordt een suggestie voor opschalen
bij dreigingen gegeven.
Beschrijving van de fasering in de opschaling van het bedrijf
In een plan BAVO wordt beschreven op welke wijze het bedrijf in een dreiging van een crisis opschaalt.
Sluit hierbij zo veel mogelijk aan bij de manier waarop de eigen organisatie reageert op een calamiteit of ramp.
Welke coördinatieniveaus worden ingesteld? Wie maken daar deel van uit? In welke situaties wordt welk niveau
actief? Hoe verhouden die coördinatieniveaus zich tot de indeling van de overheid (BT-OT-CoPI)?
De beide opschalingsvarianten tegen elkaar afgezet
Zet de opschalingniveaus in een schema naast elkaar, zodat de overeenkomsten en verschillen duidelijk zijn.
7 In Bijlage 5 zijn summier de ATb en GRIP beschreven
2.2.2. Bedrijfsspecifieke onderwerpen
Beschrijving van het bedrijf
Beschrijf in van een plan BAVO op hoofdlijnen het bedrijf. Het gaat hierbij vooral om de producten en diensten die
worden geleverd. Geef aan wat de gevolgen zijn van uitval van delen of het hele bedrijf voor de vitale infrastructuur.
Deze beschrijving geeft externe partners inzicht waarom het bedrijf vitaal is en waarom bijzondere afspraken met de
politie en de gemeente nodig zijn. Daarnaast wordt hiermee duidelijk welke onderdelen buitengewoon kritisch zijn
en bij incidenten bijzondere aandacht vragen. Vermeld ook de afhankelijkheid van andere bedrijven en sectoren.
Beschrijving van de relevante risico’s
Voor het bedrijf zijn de risico’s inzichtelijk gemaakt met behulp van een risicoanalyse 5. Deze analyse is in een afzon-
derlijk document vastgelegd. In het kader van bedrijfsvertrouwelijkheid maakt het geen deel uit van een plan BAVO.
De uitkomsten worden gebruikt om interne beveiligingsmaatregelen te treffen. De elementen uit de risicoanalyse die
van belang zijn voor de afstemming van de beveiligingsmaatregelen moet het bedrijf in vertrouwen met de politie
bespreken.
Beschrijving van de risico’s en de afhankelijkheden van andere partijen
Buiten de risico’s die het bedrijf zelf kent, kunnen er ook risico’s zijn die andere bedrijven veroorzaken. Een incident
bij een nabij gelegen bedrijf, kan effect hebben op het eigen bedrijf. Dat geldt ook voor het uitvallen van de nuts-
voorzieningen en overstromingen. Zo kan het functioneren van de eigen maatregelen beïnvloed worden doordat de
drinkwater- en energiebedrijven in een noodsituatie besluiten de voorzieningen stop te zetten. De afhankelijkheid
van de dienstverlening van anderen is dan ook een belangrijke factor om rekening mee te houden. Als u problemen
op dit gebied verwacht, bespreek die dan met de dienstverlenende bedrijven en leg de afspraken vast in het plan
BAVO. Beschrijf alle mogelijke dreigingen en maak hierover ook met de partners duidelijke afspraken.
2.2.3. Onderlinge afstemming crisisorganisaties
Zowel de overheid als bedrijven hebben een ‘slapende’ projectorganisatie die geactiveerd wordt tijdens een
(dreiging van een) crisis. Zorg ervoor dat alle organisaties van elkaar weten hoe de verschillende crisisorganisaties
zijn ingericht. Om de effectiviteit te vergroten moet een plan BAVO daarop aansluiten. Ook de crisisorganisatie van
andere partners (waterschap, zorgsector, enzovoort) kunnen relevant zijn.
Beschrijving van de crisisorganisatie van de gemeente en de veiligheidsregio 6
In het rampen- of crisisplan beschrijven de gemeente en de veiligheidsregio hun crisisorganisatie. Neem de essentiële
delen verkort over in het plan BAVO, zodat er een goed overzicht is.
De coördinatie in de crisisorganisatie van de overheid op gemeentelijk en regionaal niveau kent drie niveaus:
- Het Beleidsteam (BT) op strategisch niveau;
- Het Operationeel Team (OT) op tactisch niveau;
- Het Commando Plaats Incident (CoPI) op operationeel leidinggevend niveau.
Beschrijving van de crisisorganisatie van het bedrijf
De crisisorganisatie van bedrijven is toegespitst op de specifieke aard van het bedrijf. Neem in het plan BAVO een
beschrijving van de crisisorganisatie van het bedrijf op. Als er al een rampbestrijdingsorganisatie bestaat, sluit dan
zoveel mogelijk aan op de gebruikte systematiek en terminologie daarvan.
Benoem de coördinatieteams op strategisch, tactisch en operationeel niveau, zodat de partners van de overheid de
indeling van het bedrijf beter kunnen plaatsen in hun crisisorganisatie.
5 Het NAVI heeft hier een handreiking Risicoanalyse voor beschikbaar. Deze is te downloaden van de website van het NAVI: www.navi-online.nl
6 In Bijlage 3 en 4 zijn summier de crisisorganisaties van de gemeenten/veiligheidsregio’s en die van de politie vermeld zoals die algemeen
landelijk gebruikt worden
18 19
Het NAVI heeft, ondermeer op basis van deze matrices en ervaringen, een maatregelenpalet opgesteld. Dit maat-
regelenpalet is vanwege de vertrouwelijkheid uitsluitend beschikbaar voor geautoriseerde gebruikers en is daarom
niet een onderdeel van deze versie van de handreiking BAVO. Dit maatregelenpalet is op te vragen bij het NAVI.
Verwerk aanvullend voor een goed overzicht de afspraken over de eigen maatregelen en de maatregelen van de
partners in steekwoorden in een schema.
Vastleggen hoe de politie omgaat met incidentmeldingen van vitaal bedrijf
Leg in het plan BAVO, naast afspraken over de beveiliging, vast op welke wijze de politie reageert op incidentmeldin-
gen. Omdat het hier gaat om vitale objecten met grote belangen voor de Nederlandse samenleving, mag verwacht
worden dat de politie op incidentmeldingen anders reageert dan bij een inbraakmelding bij een niet vitaal bedrijf.
Vermelding in het meldkamersysteem van de politie is een aanbevelenswaardige optie (‘afspraak op locatie’).
Dat geldt ook voor een goede registratie van een incidentmelding en de afhandeling in het processensysteem.
Bij voorkeur met een speciale code, zodat de informatieafdelingen hierop geattendeerd worden.
Voorbereiding van de voorzieningen voor een hoger dreigingsniveau
Bereid in het plan BAVO de maatregelen voor hogere dreigingsniveaus op hoofdlijnen voor, zodat ze onmiddellijk
getroffen kunnen worden. Bijvoorbeeld: zorg alvast voor armaturen als bekend is dat bij een hogere dreiging extra
omgevingsverlichting nodig is. Door vooraf na te denken, zijn technische en fysieke voorzieningen al voorhanden,
zodat ze in geval van nood geen extra werk met zich meebrengen.
Anticipeer ook op ontwikkelingen. Bijvoorbeeld: als de gemeente overgaat tot herbestrating van de toegangsweg,
is het misschien een kans een extra chicane in de weg op te nemen zodat (bom)voertuigen niet met hoge snelheid
op de poort af kunnen rijden.
2.3. Stap 3: Beheren en actueel houden van een plan BAVO Na het opstellen en vaststellen van een plan BAVO, volgt het actueel en alert houden ervan. Omdat grote calami-
teiten of dreigingen zich niet vaak voordoen, bestaat het gevaar dat het beheren een lage prioriteit krijgt en op den
duur niet meer op de agenda staat. Om altijd goed voorbereid te zijn, is het belangrijk de plannen actueel te houden
en aandacht te blijven besteden aan het onderwerp.
Evalueer en actualiseer de gemaakte afspraken regelmatig. Beveiligingsincidenten (ook verijdelde) kunnen als casus
ingebracht worden. Deel inzichten en ervaringen van andere organisaties met elkaar en verwerk ze zonodig.
Voor veel bedrijven binnen de vitale sectoren heeft de burgemeester bestrijdingsplannen vastgesteld in het kader
van de rampen- en crisisbestrijding. Ook die plannen worden beheerd en geactualiseerd. Probeer in een overleg-
cyclus zowel het actueel houden van het rampen- en crisisbestrijdingsplan als het plan BAVO te bespreken. Voor een
groot deel zitten bij deze overleggen dezelfde partners aan tafel.
Door in een plan BAVO op te nemen welke functionarissen met welke frequentie bijeenkomen is een eerste aanzet
gegeven tot het handhaven van de afspraken. Leg ook hierbij vast wie de initiatiefnemer voor (ad hoc) overleggen is
en wie de plannen op papier zet.
2.2.5. Uitwisselen van informatie
Goede beveiligingsafstemming kan niet zonder informatie-uitwisseling, want gedeelde informatie draagt bij aan een
juiste inschatting van de dreigingen. Zoals eerder aangegeven, vraagt het delen van informatie tussen partijen wel
om goede afspraken over de wijze waarop wordt omgegaan met vertrouwelijke gegevens.
De security manager van het bedrijf heeft contact met verschillende politiemensen, zoals de wijkagent en de wijk-
teamchef. Voor het vitale bedrijf is het belangrijk te weten met wie van de politie (vertrouwelijke) informatie gedeeld
gaat worden. Omdat het hier gaat om bedrijven die behoren tot een van de vitale sectoren van de Nederlandse
samenleving is het van extra groot belang dat de informatie direct op de juiste plek terecht komt.
Dit voorkomt vervorming van de informatie.
Het is een taak van de politie ervoor te zorgen dat landelijk relaties gelegd worden tussen beveiligingsincidenten
bij vitale bedrijven. Combineren van deze informatie geeft een realistisch beeld van een dreiging.
De informatie-uitwisseling tussen een bedrijf en de politie kan vele gedaanten aannemen. Algemene informatie-uit-
wisseling die nodig is voor de uitvoering van politietaken is voor de politie vastgelegd in artikel 2 van de politiewet.
Voor de uitwisseling van gegevens van uitvoeringstechnische aard (welke activiteiten men onderneemt, hoe men dat
doet, wat men van elkaar verwacht, enzovoort) is dit meestal voldoende.
Voor bijzondere gegevens gelden afzonderlijke juridische regimes. Als het gaat om het verstrekken van persoonsge-
gevens uit politiebestanden gelden de Wet en het Besluit Politiegegevens. Deze wet maakt het mogelijk om voor
samenwerkingsverbanden, onder beperkingen en goed gemotiveerd, meer informatie uit de politiebestanden te
verstrekken.
Het NAVI adviseert het samenwerkingsverband en de informatie-uitwisseling vast te leggen in een convenant.
Gebaseerd op diverse convenanten8 heeft het NAVI een modelconvenant opgesteld. Het modelconvenant is te
downloaden van de website van het NAVI: www.navi-online.nl.
Om er zeker van zijn dat het convenant op het gebied van de persoonsgegevens de toets der kritiek kan doorstaan,
kan contact worden opgenomen met het College Bescherming Persoonsgegevens.
Beschrijf in het plan BAVO de gemaakte afspraken en werkwijzen.
2.2.6. Afstemming van de preventie- en responsmaatregelen
Beschrijving van de maatregelen met betrekking tot fysieke dreigingen per dreigingsniveau
De continuïteit van de levering van vitale producten en diensten door een bedrijf kan op uiteenlopende manieren
met uitval of verstoring worden bedreigd. Beschrijf in het plan BAVO de maatregelen die zich richten op de fysieke
dreigingen. Dat zijn de dreigingen die ontstaan door opzettelijk wederrechtelijk handelen (bijvoorbeeld diefstal en
inbraak, brandstichting, bomaanslag, sabotage) gericht tegen het bedrijf of diens dienstverlening. Fysieke dreigingen
kunnen ook voortkomen uit verstoring van de openbare orde (demonstraties, activisme, arbeidsonlusten, enzovoort).
Maak per dreigingsniveau (licht, matig, hoog9) afspraken, verdeel ze onder naar partners en leg ze vast. Geef daarbij
aan welke aanvullende maatregelen door wie worden getroffen. Relevante partners zijn het bedrijf (inclusief de door
hen ingehuurde bedrijven en onderaannemers), de regiopolitie en de gemeente(n) waar het bedrijf in is gelegen.
Afhankelijk van de aard van het vitale bedrijf, de ligging en de nabijgelegen bedrijven en instellingen nemen ook
andere partners deel aan de afspraken. Landelijk zijn er diverse maatregelenmatrices opgesteld die gebruikt kunnen
worden. De politie heeft een landelijke matrix die aangeeft welke maatregelen bij welk dreigingsniveau passen. Voor
elke vitale sector is door het vakdepartement 10 in overleg met de sectorvertegenwoordigers een sectormatrix met
mogelijke maatregelen opgesteld. De diverse matrices kunnen niet anders dan op grote hoofdlijnen suggesties zijn.
Locatiegerichte specificatie is altijd noodzakelijk.
8 Van de politieregio’s Kennemerland en Noord-Holland Noord.
9 Zie voor een toelichting in Bijlage 5 een passage over het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding.
10 In de Bijlage 1 is de indeling van de vitale sectoren en de vakdepartementen opgenomen.
20 21
3. Referenties en aanbevolen documentenVoor het opstellen van deze handreiking is gebruik gemaakt van bestaande documenten, referentiekaders,
opgestelde plannen en diverse wetten en wetsontwerp. Ook is het internet geraadpleegd.
Specifiek is gebruik gemaakt van onder meer:
- Rapport Bescherming Vitale Infrastructuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
1 september 2005.
- Circulaire bewaking en beveiliging personen, objecten en diensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, 1 januari 2004.
- Brochure Alerteringssysteem voor professionals, Nationaal Coördinator Terrrorismebestrijding (NCTb), 16 juni 2005.
- Brochure terrorismebestrijding voor bedrijven, Nationaal Coördinator Terrrorismebestrijding (NCTb),
10 oktober 2006.
- Referentiekader GRIP (Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure), 28 maart 2006, werkgroep
onder auspiciën van Veiligheidskoepel.
- Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en diverse rampen- en crisisplannen van veiligheidsregio’s en gemeenten.
- Het systeem van crisisbeheersing, Ernst T. Brainich von Brainich Felth, 2004.
22 23
BijlagenBijlage 1: De vitale sectorenIn het rapport Bescherming vitale infrastructuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 1 september 2005 worden twaalf sectoren benoemd als vitaal.
Infrastructuur wordt als vitaal beschouwd als tenminste één van de volgende criteria van toepassing is:
- verstoring of uitval van een vitale sector, dienst of product veroorzaakt economische of maatschappelijke
ontwrichting op (inter)nationale schaal;
- verstoring of uitval leidt direct of indirect tot veel slachtoffers;
- de ontwrichting is van lange duur, het herstel kost relatief veel tijd en gedurende het herstel zijn vooralsnog
geen reële alternatieven voorhanden.
Indeling bescherming vitaal (BZK) Bedrijfssectoren ATb (NCTb)
Ministerie
Economische Zaken
Economische Zaken
Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Volkgezondheid, Welzijn en Sport
Financiën
Verkeer en Waterstaat
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensieen Buitenlandse Zaken
Justitie
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Buitenlandse Zaken
Verkeer en Waterstaat
Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Energie
Telecommunicatie
Drinkwater
Voedsel
Gezondheid
Financieel
Keren en beheren oppervlaktewater
Openbare Orde en Veiligheid
Rechtsorde
Openbaar bestuur
Transport
Chemische en Nucleaire industrie
Elektriciteit, Aardgas, Olie
Vaste telecommunicatievoorzieningMobiele telecommunicatie-voorzieningRadiocommunicatie en navigatieSatellietcommunicatieOmroep InternettoegangPost- en koeriersdiensten
Drinkwatervoorziening
Voedselvoorziening/ -veiligheid
Spoedeisende zorg/overige ziekenhuiszorgGeneesmiddelenSera en vaccinsNucleaire geneeskunde
Betalingsdiensten/betalingstructuurFinanciële overdracht overheid
Keren en beheren waterkwantiteitBeheren waterkwaliteit
Handhaving openbare ordeHandhaving openbare veiligheid
Rechtspleging en detentieRechtshandhaving
Diplomatieke communicatieInformatieverstrekking overheidKrijgsmachtBesluitvorming openbaar bestuur
Mainport SchipholMainport RotterdamHoofdwegen- en HoofdvaarwegennetSpoor
Vervoer, opslag en productie/ verwerking van chemische en nucleaire stoffen
Elektriciteit, Gas, Olie
Drinkwater
Financieel
Waterkeringen
LuchthavensZeehavensTunnelsSpoorStad- en streekvervoer
Chemie en Nucleair
PublieksevenementenHotels
Sector Product of dienst
24 25
Bijlage 2: De verantwoordelijkheden bij dreiging van een crisisDe aansturing van de bij het beheersen van een dreiging betrokken personen, diensten en instanties kan op zowel
lokaal, regionaal en op rijksniveau plaatsvinden. Op elk van deze niveaus is onderlinge afstemming en informatie-
uitwisseling van groot belang. 11
Bij het treffen van beveiligingsmaatregelen in het kader van deze handreiking hebben diverse actoren een
verantwoordelijkheid. In het kort worden de hoofdactoren en hun belangrijkste verantwoordelijkheden hieronder
aangestipt. Het is geen volledige opsomming. 12
Algemeen uitgangspunt is dat de burgers, bedrijven, organisaties en instellingen in eerste instantie zelf verantwoor-
delijk zijn voor de eigen veiligheid van zowel persoon als goed. Zij mogen van de overheid wel verwachten dat die
veiligheidsmaatregelen treft als de aantasting van hun veiligheid zulke gewelddadige vormen dreigt aan te nemen
dat zij daar op eigen kracht geen weerstand meer tegen kunnen bieden.
Het waken over de veiligheid is decentraal belegd. In het gehele overheidsdomein is het decentrale gezag als eerste
verantwoordelijk voor bewaking en beveiliging. De burgemeester voor de handhaving van de openbare orde en
veiligheid en de (hoofd)officier van Justitie voor de handhaving van de rechtsorde.
Burgemeester
De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de burgemeester zijn gericht op:
- de handhaving van de openbare orde inclusief het verkomen van verstoringen daarvan;
- de bestrijding van ramp en zware ongevallen en het voorkomen daarvan.
De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde 13. Als de politie in een gemeente optreedt om
de openbare orde te handhaven en de hulpverleningstaak uit te voeren, staat zij onder gezag van de burgemeester.
Dit is vastgelegd in de Politiewet. De burgemeester kan de politie aanwijzingen geven voor de vervulling van de
genoemde taken 14. De bewaking- en beveiligingsmaatregelen door de politie, al dan niet met (militaire) bijstand,
berusten op deze bepalingen.
Moedwillige menselijke handelen (in welke vorm dan ook) tegen een vitaal bedrijf kan de openbare veiligheid 15
ernstig verstoren. Daardoor valt het al snel onder de definities van een ramp of zwaar ongeval. De burgemeester
heeft het opperbevel bij een ramp, zwaar ongeval of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan 16. Een dreiging
tegen een vitaal bedrijf is een ernstige vrees voor het ontstaan van een ramp of zwaar ongeval.
De burgemeester kan dan bevelen geven aan politie en hulpdiensten (brandweer), maar ook aan de directie van het
bedrijf die de dreiging van de ramp of zwaar ongeval proberen af te wenden. Het spreekt voor zich dat overleg én
afstemming met de directie vooraf dringend is gewenst.
11 Dit hoofdstuk is in belangrijke mate gebaseerd op de Circulaire bewaking en beveiliging personen, objecten en
diensten, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 1 januari 2004. Daarin zijn de verschillende
bevoegdheden en verantwoordelijkheden nader beschreven.
12 Voor meer informatie wordt het boek “Het systeem van crisisbeheersing” van Ernst T. Brainich von Brainich Felth, 2004 aanbevolen
13 Artikel 172 gemeentewet
14 Artikel 12 Politiewet
15 Artikel 1 lid b van de WRZO verstaat onder een ramp of zwaar ongeval:
1. een gebeurtenis waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele
personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad,
2. en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen
of de schadelijke gevolgen te beperken.
16 Artikel 11 lid 1 Wet rampen en zware ongevallen (WRZO).
26 27
Hoofdofficier van Justitie
De strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde richt zich onder meer op het voorkomen, opsporen en beëin-
digen van strafbare feiten. Deze taken verricht de politie onder het gezag van de (hoofd)officier van Justitie van het
Openbaar Ministerie. De officier van Justitie kan de betrokken ambtenaren van politie aanwijzingen geven voor de
vervulling van de in de Politiewet bedoelde taken. 17 18
Lokale driehoek
In de praktijk liggen de openbare orde handhavings- en de strafrechtelijke handhavingstaken vaak dicht bij elkaar.
Het is niet altijd eenvoudig te bepalen of de inzet van veiligheidsmaatregelen om een bepaalde gebeurtenis en de
gevolgen daarvan te voorkomen, plaatsvindt in het kader van openbare ordehandhaving of strafrechtelijke hand-
having. De burgemeester en officier van Justitie beslissen daarom samen over de extra veiligheidsmaatregelen, de
politiechef is daarbij betrokken (driehoeksoverleg). De ernst van de dreiging en in het bijzonder het effect en de
aard van de verwachte gebeurtenis bepalen bij wie het primaat ligt binnen het overleg. Algemeen uitgangspunt is
dat hoe ernstiger de dreiging is, hoe zwaarder de veiligheidsmaatregelen zijn. De te treffen maatregelen kunnen in
zwaarte en impact toe- of afnemen, de zogenoemde glijdende schaal van maatregelen.
Ministers
Op rijksniveau is in eerste instantie een vakminister verantwoordelijk voor de aanpak van de (dreiging van de) crisis.
Dit is gebaseerd op specifieke wetgeving. Vanzelfsprekend stemt de vakminister de maatregelen die hij wil nemen,
af met het lokale (of regionale) bevoegde gezag. Bij Koninklijk Besluit (KB) van 14 december 2005 is een tijdelijke
herindeling van ministeriële taken vastgelegd bij een terroristische dreiging met een urgent karakter. Als het nodig is
om een terroristisch misdrijf te voorkomen of de gevolgen te beperken, heeft de minister van Justitie bevoegdheden
en taken die volgens de wet zijn ondergebracht bij andere ministers. Dit KB heeft tot doel om de minister van Justitie
in ‘acute noodsituaties’ bevoegdheden van andere ministers te laten uitoefenen. Bijvoorbeeld het sluiten van het
luchtruim wanneer overleg en afstemming met de minister van Verkeer en Waterstaat niet mogelijk is. Uitoefening
van deze doorzettingsmacht zal dus altijd maar voor een kort moment zijn, waarna wordt teruggekeerd naar de ‘nor-
male’ situatie waarin de verantwoordelijkheden bij de ministers weer zijn zoals ze wettelijk zijn toebedeeld. Daarmee
kan de minister van Justitie ook de commissaris van de Koningin en indirect de burgemeester aanwijzigen geven.
17 Artikel 13 Politiewet
18 Artikel 1, lid 2 Politiewet: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde
mede verstaan: het waken voor de veiligheid van personen.
28 29
Bijlage 3: De crisisorganisatie van gemeente/veiligheidsregio
Elke gemeente en veiligheidsregio is wettelijk verplicht een rampen- of crisisplan op te stellen. In dat plan wordt de
crisisbestrijdingsorganisatie beschreven. Hoewel elke gemeente en veiligheidsregio verantwoordelijk is voor de eigen
organisatie, wordt wel in grote mate gewerkt volgens een landelijk model en het referentiekader Gecoördineerde
Regionale Incidentbestrijdingsprocedure (GRIP).
De functiestructuur conform het referentiekader GRIP 19 luidt als volgt:
Afhankelijk van de aard, omvang, ernst en ontwikkeling van het (dreigende) incident kunnen vele partners worden
betrokken van publieke en private organisaties, waaronder zogenaamde rijksheren.
Het referentiekader beperkt zich tot een kernbezetting, bestaande uit de klassieke partners in crisisbeheersing:
bevoegd gezag (bestuur en Openbaar Ministerie), gemeentelijke diensten, brandweer, geneeskundige hulpverlening
bij ongevallen en rampen en politie, waaronder ook de Koninklijke Marechaussee wordt gerekend.
19 Referentiekader GRIP 28 maart 2006, werkgroep onder auspiciën van Veiligheidskoepel.
CoPI Commando Plaats Incident
(operationeel leidinggevend
niveau)
- Leider CoPI (uit een van de operationele diensten)
- Officier van Dienst Brandweer (OvD-B)
- Officier van Dienst Geneeskundig (OvD-G)
- Officier van Dienst Politie (OvD-P)
- Voorlichtingsfunctionaris
OT Operationeel Team
(tactisch leidinggevend niveau)
- Operationeel Leider (uit een van de operationele diensten)
- Vertegenwoordigers van:
• Brandweer
• GHOR (geneeskunde)
• Politie
• Gemeente
- Voorlichtingsfunctionaris
GBT Gemeentelijk Beleidsteam
(strategisch/beleidsniveau)
- Burgemeester
- (Hoofd) Officier van Justitie
- beleidsadviseurs van:
• Brandweer
• GHOR (geneeskunde)
• Politie
• Gemeente (gemeentesecretaris)
- Voorlichtingsfunctionaris
RBT Regionaal Beleidsteam
(strategisch/beleidsniveau)
- Coördinerend Bestuurder
- Burgemeesters betrokken gemeenten
- (Hoofd) Officier van Justitie
- Commandant Regionale Brandweer
- Regionaal Geneeskundig Functionaris
- Korpschef Politie
- Lid beleidsteam gemeente (gemeentesecretaris)
- Communicatieadviseur
30 31
De crisisorganisatie van de overheid is ruwweg opgebouwd zoals in onderstaand organogram.
Per gemeente of veiligheidsregio kunnen verschillen optreden in voornamelijk de benaming van
de gemeentelijke organisatieonderdelen.
Beleidsteam *
Operationeel Team *
Operationeel coördinatieniveau
Strategisch coördinatieniveau
Tactisch coördinatieniveau
Commando Plaats Incident (CoPI) *
Actiecentra Operationelediensten
Crisisteam Gemeente(n)
‘veld’ eenheden van politie, brandweer en ambulance
* Bijvoorkeur met vertegenwoordigers
van het bedrijf van een gelijk coördinatieniveau
GHOR (geneeskunde)
ActiecentrumOpvang en verzorging
Politie
Brandweer
Actiecentrum Registratie
Actiecentrum .....
32 33
Bijlage 4: De crisisorganisatie van de politie 20
De operationele opschaling van de politie is bekend onder de naam ‘staf Grootschalig en Bijzonder Optreden’ (sGBO).
Afhankelijk van de aard en omvang worden één of meerdere delen geactiveerd. Dit heet ook wel het ‘knoppen-
model’. Naar gelang de behoefte worden virtueel knoppen geactiveerd van de betreffende functionaliteiten. Bij een
relatief kleine calamiteit kan bijvoorbeeld het inschakelen van alleen de chefs ordehandhaving en mobiliteit volstaan.
Bij een hoge dreiging kan in het kader van BAVO de chef bewaken en beveiligen ingeschakeld worden. Bij een grote
calamiteit zijn eventueel alle functies betrokken.
Onderstaand schema geeft de positie van de politieorganisatie binnen de crisisorganisatie van de gemeente en
veiligheidsregio weer.
20 Naar het Referentiekader CCB politie, Raad van Hoofdcommissarissen 2002.
Beleidsteam Adviseur: Korpschef politie
Operationeel team Lid: Algemeen commandant politie
Actiecentrum Politie Staf GBO
Commando Plaats IncidentOfficier van Dienst - Politie
Chef ondersteuning
Chef informatie
Chef opsporing
Chef bewaken & beveiligen
Chef interventie
Chef slachtofferregistratie en identificatie
Chef ordehandhaving
Chef mobiliteit
34 35
Bijlage 5: Opschaling
De (lokale) overheid gebruikt twee verschillende opschalingsystemen.
Terroristische dreigingen: Alerteringssysteem Terrorismebestrijding
Zware ongevallen en rampen : Gecoördineerde Regionale IncidentbestrijdingProcedure (GRIP)
Hieronder worden beide systemen kort toegelicht en met elkaar vergeleken.
I Alerteringssysteem Terrorismebestrijding 21
Het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) is een
waarschuwingssysteem voor overheid en bedrijfsleven. Bedrijven kunnen zich vrijwillig op het ATb laten aansluiten,
het brengt wel verplichtingen met zich mee. Het systeem waarschuwt operationele diensten en bedrijfssectoren bij
een verhoogde dreiging. Op die manier kunnen zij snel maatregelen nemen die het risico op een aanslag verkleinen
of de gevolgen ervan beperken. Het systeem van het ATb kent veertien sectoren. Daartoe behoren veel sectoren van
de vitale infrastructuur en enkele sectoren die gelden als bijzonder aanslaggevoelig.
Het ATb kent boven het basisniveau drie niveaus van oplopende dreiging: lichte dreiging, matige dreiging en hoge
dreiging. Een op- of afschaling is afhankelijk van de inschatting van de ernst en waarschijnlijkheid van een potentiële
terroristische aanslag. Voor ieder opschalingsniveau is een pakket veiligheidsmaatregelen per aangesloten sector
opgesteld. Naarmate het opschalingsniveau hoger is, zijn de beveiligingsmaatregelen zwaarder en ingrijpender.
Overigens hoeft niet strikt te worden vastgehouden aan het pakket maatregelen dat bij een opschalingniveau hoort,
het gaat hier om een indicatie. Indien nodig nemen betrokken instanties uiteraard extra maatregelen. Het uitgangs-
punt is zo veel mogelijk maatwerk toe te passen. Via de sectorcoördinatoren zijn de voor die sector afgesproken
veiligheidsmaatregelen te verkrijgen.
Bij het treffen van (aanvullende) maatregelen gaat het om in stand houden van het evenwicht tussen de externe
dreiging op een sector enerzijds en de interne weerstand van die sector anderzijds. Ten tijde van de dreiging coördi-
neert de NCTb de toepassing van verscherpte maatregelen.
Meer informatie over het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding staat in de brochure ‘Alerteringssysteem voor
Professionals, 7 vragen over het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding’, uitgave NCTb januari 2007. Deze en andere
informatie van de NCTb is te raadplegen via de website www.nctb.nl.
II Opschaling andere dreigingen
Het ATb richt zich op terroristische dreigingen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwik-
kelt een Nationaal Alerteringssysteem (NAS). Vooruitlopend daarop is de binnen het ATb gehanteerde indeling van
lichte tot hoge dreiging ook voor andere vormen van dreiging te hanteren. Bijvoorbeeld dreiging van criminele activi-
teiten of te verwachten demonstraties met vernielingen en sabotage.
Afhankelijk van de inschatting van de dreiging kan ook voor deze dreigingen besloten worden de beveiligingsmaat-
regelen in- en extern op een hoger niveau te brengen: opgeschaalde preventie dus.
21 Naar informatie van de NCTb.
36 37
IV GRIP-procedure
In de rampen- en crisisbestrijding wordt landelijke de opschalingmethodiek Gecoördineerde Regionale
Incidentbestrijding Procedure (GRIP) gebruikt. In de GRIP procedure wordt onderscheid gemaakt in verschillende
opschalingstadia, ook wel coördinatiealarmen (GRIP 1 t/m 4) genoemd. Bij elk coördinatiealarm wordt de coördina-
tieorganisatie verder opgebouwd. Organisatieonderdelen en functionarissen krijgen specifieke taken, bevoegdheden
en verantwoordelijkheden toegewezen. Het coördinatiealarm heeft géén betrekking op de omvang van de ingezette
eenheden; dat is een operationele opschaling.
De organieke structuur van de Gecoördineerde Regionale IncidentbestrijdingProcedure (GRIP) gekoppeld aan fasen
ziet er als volg uit:
Coördinatiealarm Reikwijdte van incident
Routine Normale dagelijkse werkzaamheden van de operationele diensten.
GRIP 1 Bronbestrijding met behoefte aan een meer gestructureerde aanpak in
leiding en coördinatie.
GRIP 2 Effecten naar een ruimere omgeving. Management van de omgevingseffecten.
GRIP 3 Een calamiteit in één gemeente waarbij bestuurlijke besluiten genomen moeten worden.
GRIP 4 Als “3”, maar nu in meerdere gemeenten. Bestuurlijke coördinatie nodig.
III Suggestie voor opschalen bij dreigingen
In het geval van een (terroristische) dreiging wordt een afwijkende manier van opschalen gebruikt. Het NAVI beveelt
aan gebruik te maken van de instituties uit de reguliere crisisbestrijding en ook de daarbij behorende termen te
gebruiken: het Beleidsteam (BT), het Operationeel Team (OT) en het Commando Plaats Incident (CoPI).
Bij een dreiging is nog geen sprake van een feitelijke ramp. Er is vaak zelfs geen specifieke locatie waar de dreiging
zich op richt. Hierdoor kan ter plaatse niet worden opgeschaald. Inzet van hulpdiensten op operationeel niveau zal
waarschijnlijk (nog) niet nodig zijn. Wel kan de opschaling van operationele en bestuurlijke coördinatieniveaus
analoog aan de crisisbestrijdingstructuur worden gehanteerd.
Hieronder volgt een korte suggestie om een eenduidige werkwijze bij een (terroristische) dreiging te bewerkstelligen.
Dreigingsniveau Suggestie voor opschaling lokale overheid
Basis In dit alerteringsniveau handelt iedere hulpdienst volgens de dagelijkse en
monodisciplinaire procedures.
Licht De Regionaal Coördinator Terrorismebestrijding (RCTb) van de politie informeert de
korpschef van politie, de hoofdofficier van Justitie, de korpsbeheerder en de coördinerend
burgemeester. Als het bedrijf via de vitale sector aangesloten is op het ATb van de NCTb,
wordt ook zij geïnformeerd. Dat gebeurt via hun landelijke sectorcoördinator.
Matig De kernleden van het Beleidsteam (BT) van de crisisbestrijdings organisatie van de overheid
worden bijeen geroepen. Een vertegenwoordiger van de directie van het bedrijf kan uitgeno-
digd worden aan de beraadslagingen deel te nemen. Er kan altijd sprake zijn van (geheime)
informatie die niet breed binnen een BT gedeeld kan worden. Daarom kunnen de hoofdof-
ficier van Justitie, de burgemeester en de korpschef van politie zonodig, naast het BT-overleg
een eigen overleg vormen: het zogenoemde driehoeksoverleg.
De hoofden van de diensten in het Operationeel Team (OT) worden geïnformeerd over de
uitkomsten van die beraadslagingen. Zij kunnen van het BT opdracht krijgen nadere scenario’s
uit te werken en stringentere (voorbereidings)maatregelen te treffen.
Hoog Op dit alerteringsniveau wordt het volledige Beleidsteam en het Operationeel Team
ingesteld. Bij voorkeur inclusief vertegenwoordigers van het bedrijf. Wanneer er een
concrete (bedreigde) locatie bekend is, kan er worden gekozen om voorwaardenscheppend
een Commando Plaats Incident (CoPI) op actief stand-by te zetten. Desgewenst (bijvoorbeeld
in het geval van een locatie die nog niet specifiek bekend is) kan gekozen worden voor een
CoPI op de locatie van het Regionaal Crisis Centrum (RCC). Daarbij is het mogelijk dat de
CoPI-leden aanschuiven bij het OT om tegelijkertijd op de hoogte gesteld te worden van de
situatie. De desbetreffende gemeente kan besluiten één of meerdere actiecentra, zoals com-
municatie, opvang en zorging, en registratie en informatie (CRIB) operationeel
te zetten.
GRIP 1
Commando
Plaats Incident
(CoPI)
GRIP 2 CoPIOperationeel
Team (OT)
GRIP 3 CoPI OT
Gemeentelijke
Beleidsteam
(GBT)
GRIP 4 CoPI OT GBT
Regionaal
Beleidsteam
(RBT)
38
V GRIP versus ATb
Bij een (terroristische) dreiging wordt opgeschaald volgens het ATb. Deze is niet één op één te koppelen aan de
volledige GRIP-opschalingssystematiek. Vooral het ontbreken van de noodzaak tot opschalen met operationele inzet,
maakt de koppeling van de GRIP met het ATb niet direct mogelijk. Bij een dreiging is de opschaling meer top-down
gericht (beleid naar uitvoering) in tegenstelling tot de bottom-up opschaling, zoals die in de reguliere crisisbestrijding
gehanteerd wordt (uitvoering naar beleid).
Ter vergelijking zijn in het volgende schema de GRIP-fasen en het schema alertering naast elkaar opgenomen.
Vóór een eventueel incident: Dreigingsniveau’s
Basis
Licht
Matig
Hoog
Dagelijks mono¬disciplinair
optreden
Regionaal Coördinator
Terrorismebestrijding
Beleidsteam(BT) bijeen, informatie
aan Operationeel Team (OT)
BT en OT, evt. Commando Plaats
Incident en relevante gemeentelijke
diensten
Van beleidsniveau naar
uitvoerend niveau
Na het incident: GRIP
Routine
1
2
3 / 4
Dagelijks mono¬disciplinair optreden
Commando Plaats Incident (CoPI)
CoPI en Operationeel Team (OT)
CoPI en OT en Beleidsteam (BT) en
relevante gemeentelijke diensten
Van uitvoerend niveau naar het
beleidsniveau