HANDLEIDING INSTALLATIE EN GEBRUIK het begin van iedere werkdag de goede werking van de noodstop en...

17
TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) HANDLEIDING INSTALLATIE EN GEBRUIK TM70 DRUKKNOPMODELLEN

Transcript of HANDLEIDING INSTALLATIE EN GEBRUIK het begin van iedere werkdag de goede werking van de noodstop en...

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07)

HANDLEIDING INSTALLATIE EN GEBRUIK

TM70

DRUKKNOPMODELLEN

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) i

I N D EX

Blz.

2.- SYSTEEMBESCHRIJVING..........................................................................................................................2

3.- VOORZORGSMAATREGELEN...................................................................................................................3 3.1.- WAT TE DOEN:.........................................................................................................................................................3 3.2.- WAT TE LATEN: .......................................................................................................................................................3

4.- INSTALLATIE...............................................................................................................................................4 4.1.- BATTERIJLADER CB60 ............................................................................................................................................4 4.2.- ONTVANGER ...........................................................................................................................................................5 4.3.- IN BEDRIJFSTELLING ................................................................................................................................................7

5.- GEBRUIK .....................................................................................................................................................9 6.1.– GARANTIE ............................................................................................................................................................10 6.2.- VOORZORGEN .......................................................................................................................................................11 6.3.- STORINGSONDERZOEK...........................................................................................................................................12 6.4.- ONDERDELENLIJST ................................................................................................................................................13

BIJLAGE A.- PROGRAMMEREN VAN DE RESERVEZENDER...................................................................14

BIJLAGE B.- INGEVEN VAN DE MACHINE-IDENTIFICATIE VAN DE ZENDER. .......................................15

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 1

DECLARACION DE CONFORMIDAD

CONFORMITY DECLARATION KONFORMITÄTSERKLÄRUNG

DECLARATION DE CONFORMITE DICHIARAZIONE DI CONFORMITA'

DECLARAÇAO DE CONFORMIDADE VERKLARING VAN GELIJKVORMIGHEID

El Fabricante The Manufacturer

Der Hersteller Le Fabricant

Il Fabbricante O Fabricante De Fabrikant

ANGEL IGLESIAS, S.A. Pol. Ind. 27, nº 30 20014 SAN SEBASTIAN - SPAIN NIF: A-20-036.018 Tel : (+34) 943 448800 Fax: (+34) 943 448816

Declara que el producto: Telemando IKUSI Declares that the product: Remote Control IKUSI

Erklärt, dass das Produkt: Funkfernsteuerung IKUSI Déclare que le produit: Télécommande IKUSI Dichiara che il prodotto: Radiocomando IKUSI Declara que o produto: Radiocomando IKUSI

Verklaart dat het product: Radiobesturing IKUSI

TM70/1 TM70/2

Cumple con las Directivas de Consejo:

Complies with the provisions of Council: Erfüllt die Richtlinien des Rates:

Accompli les Directives du Conseil: E´conforme alle Direttive del Consiglio:

Cumpre as Directivas del Consello: Conform is met de richtlijnen van de Raad:

93/44 EC 99/5 EC

Normas armonizadas utilizadas: Applied harmonized standards:

Angewendete harmonisierte Normen: Normes harmonisées utilisées:

Norme armonizate utilizzate: Normas armonizadas utilizadas:

Volgens geharmoniseerde normen:

ETSI EN 300220 ETS EN 301489-3 EN 55022 EN 61000-4-2 EN 61000-4-3 EN 61000-4-4 EN 61000-4-5 EN 61000-4-6 EN 61000-4-11

EN 61000-3-2 EN 61000-3-3 EN 60950-1 EN 50178 EN 60204-32 EN 60529 PrEN 13557 PrEN 12077-1

Gebruikte frequentieband: Fréquences utilisées: 869,7 tot/à/bis 870,0 MHz; ERP <5mW Verwendete Frequenzbereich:

San Sebastián, 30/04/03 Susana Surutusa Quality Dpt.

Voor gebruik in Europa Pour l’usage en Europe Nur für Gebrauch in Europa

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 2

2.- SYSTEEMBESCHRIJVING

De drukknopuitvoeringen van de radiografische besturingen TM70/1 en TM70/2 zijn ontworpen voor het op afstand bedienen van rolbruggen, kranen en andere elektrische machines. Zij zijn uitermate geschikt voor toepassingen waarbij de operator vanop een zekere afstand of vanop een welbepaalde plaats het toestel moet besturen.

De radiosturing bevat een zender voor de selectie van de bedieningen en een ontvanger voor de aansluiting op de machine. Verder bestaat ze uit een batterijlader en twee oplaadbare batterijen.

De voornaamste specificaties zijn de volgende:

Systeem TM70

Frequentie 869,7 a 870,0 MHz; ERP <5mW Optie: 433,050 - 434,200 MHz; ERP <1mW 434.200 - 434.790 MHz; ERP <10mW 914.150 - 915.875 MHz; ERP <5mW Responstijd 100 ms Temperatuur -20º a +65ºC

Zenders T70/1 en T70/2

Beschermingsgraad IP65 Ontvangers R70/13 et R70/21

Voeding 48, 115, 230 Vac ± 10%, 50/60 Hz Optie 12 of 24 Vdc Verbruik 30 W Relais 230 Vac/8 A Relais STOP 230 Vac/6 A Beschermingsgraad IP55 Veiligheid Klasse II (EN50178)

Batterijlader CB60

Voeding 230 Vac ± 10%, 50 Hz; Optie 115 Vac, 60 Hz; 24 Vdc; 12 Vdc

Batterijen BT06K

Spanning 4.8 V Capaciteit 700 mAh NiMH Oplaadtemperatuur 0º a 45ºC Ontlaadtemperatuur -20º a 50ºC Autonomie 10 h (bij 50% gebruik)

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 3

3.- VOORZORGSMAATREGELEN

Wij raden u ten stelligste aan volgende richtlijnen aandachtig te lezen en strikt op te volgen. Ze stellen u in staat om optimaal de toestellen te installeren, te onderhouden en verkeerd gebruik te vermijden. Alle gebruik dat ervan afwijkt, kan gevaren inhouden. U moet dus de volgende richtlijnen strikt volgen.

3.1.- Wat te doen:

� De instructies voor indienststelling uit deze handleiding strikt volgen. � Er zeker van zijn dat de installatie uitgevoerd wordt door gevormd en bekwaam

personeel. � De veiligheidsvoorschriften eigen aan de werkplaats naleven, en ook de geldende

veiligheidsnormen. � De handleiding steeds ter beschikking houden van de gebruiker en van de

onderhoudsverantwoordelijke. � De zender bewaren buiten bereik van niet bevoegd personeel. � De sleutel wegnemen wanneer de zender niet gebruikt wordt. � Bij het begin van iedere werkdag de goede werking van de noodstop en de veiligheden

van de machine nagaan. � Bij iedere onregelmatigheid onmiddellijk de noodstop indrukken. � Voor het geval er meerdere installaties op een zelfde locatie aanwezig zijn, er zich van

vergewissen dat de zender behoort bij de machine die men wil bedienen. � Periodiek onderhoud laten uitvoeren door bevoegd personeel. � Bij herstellingen enkel onderdelen geleverd door de fabrikant gebruiken. 3.2.- Wat te laten:

� Nooit wijzigingen aan de besturing aanbrengen zonder voorafgaandelijke studie en

akkoord van de fabrikant. � Het toestel nooit gebruiken met een andere voedingsspanning dan deze waarvoor ze

voorzien is. � Het toestel nooit laten gebruiken door niet bevoegde personen. � Na gebruik, de zender niet achterlaten zonder de sleutel uit te nemen of de noodstop in

te drukken, om ongewenste bewegingen te vermijden. � Het toestel niet gebruiken zonder voldoende zicht. � Het toestel schokvrij houden. � Het toestel niet gebruiken wanneer het niet goed zou werken.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 4

4.- INSTALLATIE

4.1.- Batterijlader CB60

De batterijlader CB60 bevat kan 2 batterijen van het type BT06, BT12, BT06K en BT08K tegelijkertijd laden. De netspanning op de lader zetten met behulp van het meegeleverde voedingsblok: De centrale rode LED geeft aan dat er de voedingspanning aanwezig is.

Men dient er rekening mee te houden dat het laden moet gebeuren bij temperaturen hoger dan 0°C, en dat de voedingsspanning gedurende de nacht aangesloten blijft.

Men moet ook vermijden dat de lader blootgesteld wordt aan felle zonnestralen of zich op een plaats bevindt waar de temperatuur hoger dan 45°C is, omdat dan de batterijen niet volledig kunnen geladen worden.

De batterijen in de lader steken; de lampjes zullen oplichten, wat betekent dat de batterijen opgeladen worden. Een volledige oplaadcyclus neemt 12 uren in beslag. Daarna mogen de batterijen nog onbeperkt in de lader blijven. De capaciteit van de batterijen vermindert met het gebruik. De levensduur bedraagt 500 laadcycli, maar hangt in grote mate af van het gebruik, vanwaar volgende aanbevelingen:

� Batterijen herladen als deze volledig leeg zijn. De zender geeft aan wanneer het zover

is. � De batterijen laden bij een temperatuur tussen 0º en 45ºC. � Laad de batterijen minstens 1 keer om de 6 maanden � Kortsluiting tussen de contacten van de batterij vermijden. Geladen batterijen niet

transporteren in werkbakken of in een gesloten ruimte waarin zich andere metalen voorwerpen bevinden (sleutels, geldstukken, enz.).

� De contacten rein houden. � De batterijen en de batterijlader niet in de buurt zetten van of boven een radiator of

andere warmtebronnen of in een omgeving met direct zonlicht.

Gebruik enkel batterijen van IKUSI. Versleten batterijen moeten gerecycleerd worden in overeenstemming met de lokale wetgeving.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 5

4.2.- Ontvanger

Zet de machine volledig uit tijdens de montage, ontruim het werkgebied en gebruik alle veiligheidsmiddelen. In geval van montage op een kraan of rolbrug, stop deze en plaats stootbuffers (of in geval dit niet kan, aangepaste signalisatie), op een gepaste afstand om botsingen met andere kranen of rolbruggen te vermijden. Controleer de voedingsspanning en zet daarna de hoofdschakelaar af. Onthoud dat de schakelkringen van de ontvanger onder spanning kunnen zijn (bv externe stuurspanning). Het uitschakelen van de voeding alleen is geen garantie van afwezigheid van spanning in de ontvanger! Zoek een geschikte plaats voor de ontvanger, gemakkelijk bereikbaar en open om de ontvangst ter vergemakkelijken et verwijderd van onderdelen die sterke elektrische storingen kunnen genereren. Zet de ontvangerkast vast met 4 trillingsbuffers (M8) en met de kabeluitgang langs onder.

Afmetingen in mm.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 6

De aansluiting van de voedingsspanning en de uitgangsrelais uitvoeren op de overeenkomstige klemmen van de print met relais. Gebruik hiervoor het schema dat meegeleverd wordt met de besturing en die het verband weergeeft tussen de bedieningen op de zender en de uitgangsrelais.

De veiligheidsrelais STOP (K15 en K16) staan in serie en moeten verbonden worden met de hoofdcontactor.

De relais K2/START trekt aan bij het indrukken van de startknop.

De relais K1/SAFETY is voorzien voor toepassingen waarbij een extra veiligheidsuitgang verplicht of aangewezen is voor bepaalde actieve bevelen die bewegingen tot gevolg hebben.

Vergeet de aansluiting van de aarding niet. Gebruik steeds kabels die aan de normen voldoen. Kies de geschikte voedingspanning in de ontvanger (230,115 of 48Vac)

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 7

4.3.- In bedrijfstelling

Opgelet; het is mogelijk dat een verkeerde aansluiting onvoorziene bewegingen veroorzaakt bij het opstarten.

Wanneer de ontvanger aangesloten is, kijk de aansturing van de relais na terwijl het vermogen van de motoren uitgeschakeld is, (bijvoorbeeld door de vermogenzekeringen uit te zetten) en zet de ontvanger onder spanning. Volgende LEDs moeten hierbij oplichten:

POWER: AAN; geeft aan dat de voedingsspanning goed is. HARDOK: AAN; geeft aan dat er geen fouten zijn gedetecteerd in de ontvanger SIGNAL: UIT als alle radiokanalen vrij zijn. Knippert als er radiosignalen zijn binnen de beschikbare kanalen

DATA: UIT als geen andere TM70-systemen aanwezig zijn binnen de omgeving. Knippert in het ander geval

ID: UIT

Hierbij is de ontvanger in STAND-BY-mode

Een opgeladen batterij in de zender steken, de sleutel op « 1 » draaien, de noodstop uittrekken en op de startknop drukken. De groene-oranje LED zal even oplichten wat betekent dat de zender klaar is om te werken.

1.- Etiket voor machineidentificatie Optie: LCD-display

2.- LED.

3.- Functiedrukknop.

4.- Sleutelcontact.

5.- Startknop.

6.- Veiligheidstop

7.- Optie: gebiedsbeperking.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 8

Bij ontvangst van het signaal van de zender, zal de ontvanger overgaan naar OPERATION-mode. Hierbij zullen volgende LEDs aangeven:

POWER: AAN; geeft aan dat de voedingsspanning goed is.

HARDOK: AAN; geeft aan dat er geen fouten zijn gedetecteerd in de ontvanger

SIGNAL: AAN KNIPPEREND; geeft ontvangst van radiosignaal met correct werkfrequentie aan

DATA: AAN KNIPPEREND; geeft aan dat ontvangen berichten correct zijn.

ID: AAN KNIPPEREND; geeft aan dat identificatiecode van zender en ontvanger overeenkomen.

Hierbij zullen de veiligheidsrelais STOP (K15 en K16) geactiveerd worden. De relais K2/START zal ook geactiveerd worden zolang de startknop ingedrukt blijft.

Bij het bedienen van een functieknop zullen de overeenkomstige relais geactiveerd worden. Indien de functie een actieve commando is (bv. een beweging), zal ook de veiligheidsrelais K1/SAFETY geactiveerd worden.

Controleer op die manier alle bedieningen en het gedrag van de overeenkomstige relais.

Stop de werking van de zender door op de (veiligheids)stopknop te drukken. Controleer hierbij of alle relais gedeactiveerd zijn. Door deze actie zal de ontvanger terug in STAND-BY-mode zijn.

Schakel de vermogens van bv. de motoren terug in, ga op een veilige afstand van de installatie en test de correcte werking van alle bedieningen en de veiligheidsstop.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 9

5.- GEBRUIK

Voor een correct gebruik van het systeem, gelieve volgende richtlijnen te volgen:

� Controleer dat men de juiste zender gaat gebruiken. Vergelijk hierbij de identificatie van de machine met de gegevens van betreffende label op de zender. Indien de zender uitgerust is met een LCD-display, programmeer dan de machineidentificatie volgens de procedure beschreven in bijlage B. Hierbij zal de machineidentificatie getoond worden op de display bij het opstarten van de zender.

� Haak de riem vast aan de behuizing van de zender. Het is aan te raden deze riem te gebruiken om het vallen van de zender te vermijden.

� Een opgeladen batterij in de zender plaatsen, het sleutelcontact draaien op positie 1, de noodstop uittrekken en wachten op een puls van de groene LED. Indien de noodstop reeds uitgetrokken is, dan moet deze knop terug ingedrukt worden en vervolgens uitgetrokken worden om de zender toe te laten de goede werking van het noodstopcircuit te controleren. Druk vervolgens op de startknop. De groene LED zal hierbij branden, wat de goede werking van de zender aangeeft. In deze situatie zal het activeren van een willekeurige functie op de zender de uitvoering van de overeenkomstige functie tot gevolg hebben.

� Om te kunnen starten, dienen alle bedieningsorganen van de zender zich in rusttoestand te bevinden (bv. drukknop los). Indien niet, dan zal de zender aangeven dat er een actieve functie is bij het starten en zal het systeem niet geactiveerd worden. Het is echter niet nodig dat de selectiefuncties bij het starten gedeactiveerd zijn.

� Als gedurende 4 minuten geen functie geactiveerd wordt, zal de zender automatisch uitschakelen. Om hem opnieuw in werking te stellen, volstaat het terug op de startknop te drukken.

� De zender beschikt over een bewaking van de batterijlading. Wanneer de batterijlading onder een zeker niveau komt, zal de LED op de zender rood worden. 5 minuten later zal de zender uitvallen, Hierbij zal de hoofdcontactor van de machine uitvallen. Gedurende die tijd is het noodzakelijk de machine in een veiligheidstoestand te brengen (bv. de last van een kraan op een veilige plaats brengen).

� Op zenders met LCD-uitlezing wordt het batterijniveau aangegeven door een grafische blokvoorstelling:

• 3 blokken: batterijlading > 50%. • 2 blokken: batterijlading tussen 50% en 10%. • 1 blok: batterijlading tussen 10% en 5%. • geen: batterijlading < 5%.

� Om de zender uit te schakelen, de noodstop indrukken of het sleutelcontact omzetten.

Let erop dat u een mobiele machine gaat besturen. Respecteer nauwlettend de veiligheidsinstructies beschreven in hoofdstuk 2 van deze handleiding.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 10

6.- ONDERHOUD

6.1.– Garantie

De garantie betreft enkel materiaal dat naar ons atelier werd teruggestuurd.

Wij geven enkel garantie op materialen die door ons gemaakt werden voor een periode van 1 jaar vanaf verzending. Het is aan de klant om de fouten te bewijzen. Onze garantie beperkt zich tot het terug in goede staat brengen van het toestel, door het gratis herstellen of vervangen van defecte onderdelen op de kortst mogelijke termijn. Geen enkele schadeloosstelling zal aanvaard worden. De herstelling of vervanging van onderdelen tijdens de garantieperiode, zal in geen geval een verlenging van de garantieperiode met zich brengen. De gratis vervangen onderdelen blijven ons eigendom.

De garantie heeft geen betrekking op de herstelling of vervanging van onderdelen als gevolg van normale slijtage, ongevallen door onoplettendheid, slecht onderhoud of verkeerd gebruik. De garantie vervalt onmiddellijk en volledig indien de klant zelf aanpassingen aan het toestel aanbrengt of zelf herstellingen uitvoert of dit uitgeeft aan een derde zonder onze formele, geschreven toestemming.

Onze garantie beperkt zich tot onze klanten en is niet van toepassing op derden aan wie dit toestel werd doorverkocht. BEHOREN NIET TOT DE GARANTIE: Alle veiligheidsonderdelen bedoeld ter bescherming van elektrische en elektronische systemen (zekeringen enz.)

Alle schade veroorzaakt door verkeerd gebruik van de afstandsbediening, niet dragen van de draagriem, val van de zender, onoplettendheid van de operator, niet naleven van de gebruiksrichtlijnen, slechte montage.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 11

6.2.- Voorzorgen

Het systeem werd ontworpen om te werken in industriële omstandigheden. Toch raden wij u aan volgende richtlijnen te volgen om de levensduur van de uitrusting te verlengen: � Gebruik de draagriem om het vallen van de zender te vermijden.

� De zender niet reinigen met detergenten of water onder hoge druk.

Gebruik hiervoor een vochtige doek.

� De batterijen aan regelmatige cycli van laden en ontladen onderwerpen.

� Elke dag de goede werking van de noodstop controleren.

� De kabel naar de ontvanger en de antenne loskoppelen in geval er laswerken worden uitgevoerd op de machine.

� Controleer regelmatig de rubberen afscherming van de drukknoppen en de afdichtingen van de bedieningsmechanismen van de zender. Vervang bij slijtage deze elementen om afdichtingproblemen te vermijden.

� Controleer de bevestigingsvijzen van de zender.

� Maak geregeld de batterijcontacten schoon

� Laat regelmatig u uitrusting nakijken door een erkend IKUSI service.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 12

6.3.- Storingsonderzoek

Zender en ontvanger beschikken over controle-LEDs die de diagnose van de oorzaak van de storing vergemakkelijken. Hieronder volgt een beschrijving van de meest voorkomende indicaties.

ZENDER

LED OMSCHRIJVING

Groen knippert met dubbele impulsen

Zender klaar om op te starten

Groen brandt continu Zender werkt normaal

Rood knippert Batterijniveau te laag

Rood knippert met dubbele impulsen

Een geactiveerde functie verhindert het opstarten van de zender (bv. druknop vast)

Rood brandt continu Zender defect

ONTVANGER

In normale omstandigheden moeten de 5 groene indicatie-LEDs opgelicht zijn zoals beschreven in hoofdstuk 4.3. Indien dit het geval is en bij het bedienen van de functies op de zender de relaisfuncties normaal werken, ligt de oorzaak van de storing buiten de radiografische besturing en dient de installatie nagekeken te worden. Wanneer geen enkele relais geactiveerd wordt, ligt de oorzaak waarschijnlijk wel bij de radiografische besturing en dient de toestand van de LEDs gecontroleerd te worden:

LED AAN KNIPPEREN UIT

SIGNAL Radiosignaal aanwezig in de gebruikte

frequentieband

Geen ontvangst van radiosignaal

POWER Voeding OK Geen voeding of voeding defect

HARDOK Relaisprint OK Traag: storing relaisprint Snel: storing eeprom Storing relaisprint

ID ID-code OK ID code niet herkend

DATA Ontvangst van TM70-bericht met correcte

gegevens.

Geen ontvangst van TM70-bericht met correcte gegevens.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 13

In geval van storing van de uitrusting, gelieve de zender en ontvanger te sturen naar uw vertrouwde IKUSI-hersteller. Voeg hierbij een beschrijving van de storing alsook de toestand van de indicatie-LEDs.

Indien de storing werd vastgesteld bij de zender en er is een reservezender ter beschikking, volg dan de procedure beschreven in bijlage A.

6.4.- Onderdelenlijst

Batterij BT06K IK70PD016 Batterijlader CB60 IK60PB001 Voeding voor CB60, 230 Vac IK60PB002 Voeding voor CB60, 115 Vac IK60PB034 Elastische band voor zender IK70PD017 Draagriem B60 IK60PD015 Verstevigde draagriem B60C IK60PB005 Verstevigde heupriem C60C IK60PB006 Drukknop P70 IK70PD003 Rubberen afscherming drukknop CP70 IK70PD004 Sleutelcontact K60 IK60PD005 STOP-knop EMS60 IK60PD006 Terugverende manipulator 1-0-1 M70 IK70PD005 Keuzeschakelaar 1-0-1 S70 IK70PD006 Verlengkabel voor antenne IK70PB008 Externe antenne 900MHz AE70 IK70PB001 Adaptorkabel MCX/BNC voor externe antenne IK70PB009 Behuizing bovenkant PS70/1 SM (kort model) IK70PD007 Behuizing bovenkant PS70/1 incl. drukknoppen IK70PD009 Behuizing onderkant PI70/1 (kort model) IK70PD011 Behuizing bovenkant PS70/2 SM (lang model) IK70PD008 Behuizing bovenkant PS70/2 incl. drukknoppen IK70PD010 Behuizing onderkant PI70/2 (lang model) IK70PD012

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 14

BIJLAGE A.- PROGRAMMEREN VAN DE RESERVEZENDER

In geval van storing van de zender, is het mogelijk om de machine snel terug in dienst te nemen m.b.v. een reservezender. Hierbij dient men de gepersonaliseerde parameters van de defecte uitrusting te laden in de reservezender.

Deze parameters worden bewaard in een geheugenmodule EEPROM EP70, gemakkelijk bereikbaar aan de buitenkant van de zender. Hierbij dient men de 2 bevestigingsschroefjes los te draaien en het geheugenmodule uit de defecte zender te nemen en vervolgens in de reservezender te brengen.

In geval van beschadiging van de zender waarbij de EEPROM EP70 niet meer bruikbaar is, dan is het nog mogelijk om de reservezender te programmeren m.b.v. de EEPROM EP70 van de ontvanger.

Hierbij dient u volgende procedure te volgen:

1. Haal de eeprom uit de reservezender

2. Plaats de eeprom van de ontvanger in de reservezender. Zet vervolgens de sleutelschakelaar op de positie 1 en trek de noodstopknop uit en wacht tot het groen LEDje uit gaat.

3. Start de kopieerprocedure (inhoud van de eeprom naar het intern geheugen van de zender) door de knop positie 6 en vervolgens samen met de knop START in te drukken (rood LEDje dubbelpinkt). Houd beide knoppen ingedrukt tot het LEDje oranje pinkt (ong 5s).

4. Wanneer het oranje LEDje uit is en groen brandt kan de eeprom verwijderd worden, zonder de zender af te zetten (groene LED aan !) en in de spanningsloze ontvanger terug geplaatst worden.

5. Steek de eeprom van de reservezender terug in de zender en start vervolgens de kopieerprocedure (inhoud intern geheugen naar reserve-eeprom) door even op de knop positie 6 te drukken. Hierbij zal het LEDje opnieuw oranje pinken.

6. Als het oranje LEDje uit is en groen brandt, is de programmeerprocedure voltooid en kan nu de STOP terug ingedrukt worden.

7. Start vervolgens de installatie volgens de normale procedure.

TM70 DRUKKNOPPEN V11.doc (01/07) 15

BIJLAGE B.- INGEVEN VAN DE MACHINE-IDENTIFICATIE VAN DE ZENDER.

De zender laat de operator toe om een machineidentificatie te programmeren met een tekst van max. van 24 karakters. De identificatie zal dan steeds getoond worden op de display bij het opstarten.

De tekst moet de machine identificeren met een naam die door de gebruikers algemeen gekend is.

Bij het eerste gebruik kan de gewenste tekst als volgt ingegeven of aangepast worden als volgt:

1. Plaats een geladen batterij in de zender en zet de sleutelschakelaar op “1”.

2. Druk en trek de noodstopknop uit. Hierbij zal de status-LED even oranje-groen knipperen.

3. Druk op knop 4 en vervolgens op de startknop en hou beiden gedurende ongeveer 2s ingedrukt om de EDITING-mode te activeren.

4. Als de EDITING-mode geactiveerd is, verschijnt op de display de tekst “CRANE??” waarvan de eerste karakter knippert. Hierbij kan men de naam van de machine ingeven de met behulp van de knoppen 1 t.e.m. 4, waarvan de functie hieronder beschreven wordt:

� Knop 1: Volgende karakter uit de lijst.

� Knop 2: Vorige karakter uit de lijst.

� Knop 3: Terug naar vorige tekstkarakter op display.

� Knop 4: Validatie geselecteerd karakter en verder gaan met volgende tekstkarakter

5. Druk op de startknop om de ingegeven tekst te bewaren. Op de display verschijnt hierbij het bericht “SAVED” gedurende 2s.

6. Verlaat de EDITING-mode door op de STOP-knop te drukken.