handleiding bij lesbrief - WordPress.com...3 Vooraf Isaac Lipschits was een jongen van 9 jaar toen...
Transcript of handleiding bij lesbrief - WordPress.com...3 Vooraf Isaac Lipschits was een jongen van 9 jaar toen...
2
Inhoud
1. Vooraf Pagina 3
2. Verantwoording Pagina 4
3. Achtergrondinformatie Pagina 5
4. Didactische overwegingen Pagina 13
5. Lessuggesties Pagina 15
6. Literatuurlijst en bronvermelding Pagina 27
3
Vooraf
Isaac Lipschits was een jongen van 9 jaar toen de oorlog begon in Rotterdam waar hij woonde met
zijn familie. Hij zou dat jaar nog 10 jaar worden. Isaac heeft samen met een jongere broer vanaf 1942
onder gedoken gezeten. Zo komt het dat hij de oorlog samen met zijn broer heeft overleefd. De rest
van het gezin is afgevoerd naar concentratiekampen in Oost- Europa. Zij hebben de oorlog niet
overleefd. Na de oorlog is Isaac politieke wetenschappen gaan studeren aan de Universiteit van
Amsterdam en Parijs. Hij werd hoogleraar en schreef daarna enkele boeken. Boeken over politieke
onderwerpen, maar ook over de Joodse gemeenschap. Begin 2008 werd er een boekje uitgegeven
met daarin alle herinneringen aan de oorlog. Dit boek is gericht aan zijn moeder in briefvorm. Enkele
maanden later overleed hij op 77-jarige leeftijd.
In de lesbrief Het leven van Isaac Lipschits in Rotterdam vormen de brieven die Isaac schreef aan zijn
moeder de lijdraad voor het thema. Daarbij spelen ook foto’s een belangrijke rol. Deze zijn
uitvergroot bijgeleverd. De brieven geven een realistisch beeld van het leven in Rotterdam tijdens de
oorlog. Dat komt ook doordat Isaac de leeftijd had van een naar de basisschool gaand kind.
In de lesbrief komt het leven van het gezin naar voren. Hier wordt een kijkje gegeven in het leven
voordat de oorlog uitbrak. Verschillende vragen die hierbij worden beantwoord zijn: waar woonden
het gezin Lipschits, hoe leefden ze enzovoorts. Maar ook het moment dat de oorlog uitbreekt, het
onderduiken van Isaac, het concentratiekamp en de afloop van de oorlog.
De kinderen kunnen in deze lesbrief probleemoplossend en onderzoekend aan het werk gaan. De
lesbrief is bedoeld de kinderen informatie over Isaac te laten verzamelen waar later weer verder iets
mee gedaan kan worden. Dit kan het maken van een muurkrant zijn of een presentatie geven over
een bepaald deel van het leven van Isaac.
Het dient als voorbeeld voor de Rotterdamse kinderen. Zo leren zij hoe de oorlog er in hun plaats aan
toe ging. Ook worden er nog andere dingen uit de oorlog in behandeld. De gehele lesbrief gaat niet
helemaal over Isaac, maar er komen ook andere dingen uit Rotterdam aan bod.
Bij de lesbrief Het leven van Isaac Lipschits in Rotterdam zijn uitvergrote foto’s geleverd.
4
Verantwoording
De lesbrief kan inhoudelijk gebruikt worden voor het thema Tweede Wereldoorlog in eigen land en
kan de volgende onderwerpen omvatten:
• De oorlog in de omgeving van de leerlingen
• Het behandelen van het onderwerp Tweede Wereldoorlog in het algemeen
Deze lesbrief is bruikbaar naast een lesmethode. De lesbrief Het leven van Isaac Lipschits in Rotterdam is enkel een verdieping op het onderwerp oorlog dicht bij huis.
Het is goed dat kinderen bepaalde feiten kennen van de Tweede Wereldoorlog en wanneer er dan
het aspect dichtbij huis bij komt wordt dit voor de kinderen nog interessanter.
Aan de hand van de levensgeschiedenis van de tiener Isaac Lipschits komt de oorlog aan de orde.
Hierin wordt met name ingegaan op de Jodenvervolging.
Door middel van deze lesbrief krijgen kinderen een beeld van de oorlog in Rotterdam en hoe er met
Jodenvervolging werd omgegaan.
Door middel van vragen nemen de kinderen informatie tot zich wat ze later kunnen reproduceren in
een muurkrant, werkstuk of presentatie. Er komen dus ook andere vakken aan de orde. Dat is in deze
tijd van onderwijs een stuk belangrijker geworden.
De oorlog wordt zo verbonden met Nederlandse taal, rekenen, aardrijkskunde en natuurkunde.
In deze lesbrief staan de brieven van Isaac aan zijn moeder centraal. Isaac zelf heeft de oorlog
overleefd zonder afgevoerd te zijn naar een concentratiekamp, maar dit onderwerp wilden zij toch
wel graag behandelen en daarom hebben we dit als apart onderwerp in de lesbrief verwerkt.
5
Achtergrondinformatie
1) Het gezin Lipschits in Rotterdam
Het gezin Lipschits bestond uit Sander en Grietje Lipschits. Zij hadden zes kinderen: Levi Mijer,
Rebecca (Bep), Maurits (Maup), Jacob (Jaap), Isaac en Alex. Twee van hen hebben de oorlog
overleefd doordat zij hebben ondergedoken. Dit zijn Alex (de jongste van de zes kinderen) en Isaac.
Het gezin woonden voor de oorlog in de Rotterdamse Agniesestraat 59B. Daar bewoonden zij het
benedenhuis. In deze straat woonden vele andere joodse gezinnen.
Het gezinshoofd was Sander Lipschits. Hij was geboren op 5 september 1898 in Zuthpen. In
Rotterdam waar hij later ging wonen was hij een bekend persoon. Op zijn vaste plaats op de markt
aan de Goudschesingel verkocht hij namelijk bananen. Sander werd in 1933 zelfs uitgeroepen tot
standwerker van het jaar. Toen de oorlog uitbrak en aan de toevoer van bananen een einde kwam
ging hij over op de verkoop van druiven. Druiven waren alleen een stuk teerder dan bananen. Bij de
verkoop van bananen maakte hij altijd grappen, maar bij het verkoop van de druiven ging dit niet
meer door de teerbaarheid van deze vruchten. Nadat het voor joden werd verboden om op een
markt te staan ging Sander de zwarte handel in. Hij moest toch eten voor zijn gezin verzorgen. Toen
de oorlog was begonnen, besloot hij dat onderduiken de beste manier was om te overleven. Dit is
hem toch niet gelukt en hij bereikte in Auschwitz de leeftijd van 44 jaar. Grietje werd geboren in het
jaar 1900 in Rotterdam en heeft haar hele leven in Rotterdam gewoond. Totdat de oorlog uitbrak en
zij samen met haar man op transport werd gezet naar Westerbork en daarna als eindbestemming
Auschwitz. Zij overleed daar op 15 januari 1943 op de leeftijd van 42 jaar.
Samen hadden ze 6 kinderen. De oudste zoon Levi Mijer was 23 jaar toen de oorlog uitbrak. Hij was
al getrouwd en woonde op dat moment in Schiedam. Zij vrouw heette Martha en ze hadden samen
een kind, Grietje. Het kind werd vernoemd naar haar oma. Ze woonden in een klein huisje aan de
Stationsstraat. In dat huis was het altijd rommelig, maar wel gezellig. Hij werkte net als zijn vader als
marktkoopman in fruit. Ook hij heeft de oorlog niet overleefd en overleed op 26-jarige leeftijd in
Auschwitz.
Zijn jongere broer Maurits, roepnaam Maup, was de hulp van vader Sander en was 18 toen de oorlog
uitbrak. Hij woonde niet meer thuis, want hij had zich verloofd met Saartje Ensel. Toen zij een oproep
kregen is Maup vrijwillig met hen meegegaan en dus zijn eigen dood tegemoet gegaan. Hij overleed
op 30 september 1942 in Auschwitz. Hij was toen 21 jaar.
Jacob was 16 toen hij werd vermoord in vernietigingskamp Sobibor. Hij is de enige van zijn familie die
daarheen is vervoerd. Voor de oorlog was hij knecht op de markt. Tijdens de oorlog zat hij met zijn
ouders en twee broertjes (deze hebben de oorlog wel overleefd) ondergedoken. Dit werd te
gevaarlijk en daarom werd iedereen van elkaar gescheiden. Hij kwam terecht in Amsterdam, maar
omdat hij heimwee kreeg naar zijn ouders is hij op een dag met de trein afgereisd naar Rotterdam.
Daar is hij alleen nooit aangekomen, want onderweg is hij opgepakt en op transport gezet naar
Westerbork en vandaar uit dus naar Sobibor.
Isaac en Alex hebben de oorlog door onderduiken overleefd. Isaac heeft na de oorlog een boek in
briefvorm geschreven aan zijn moeder waarin hij verteld hoe hij de oorlog en zijn jeugd heeft
meegemaakt. Het boekje werd uitgebracht in 2008. Een paar maanden later is Isaac gestorven.
2) Bommen op Rotterdam
De oorlog was al vijf dagen bezig toen de Duitsers besloten bommen te gooien op Rotterdam. Op 10
mei 1940 vroeg in de ochtend veroveren de Duitsers het militaire vliegveld Waalhaven en snel
daarna landen Duitse watervliegtuigen bij de bruggen op de Maas. De vijand kan snel hun positie
innemen doordat Rotterdam weinig tegenstand biedt. Ze gaan aan beide zijden van de Maasbruggen
staan, omdat dit voor hun essentieel is. De Nederlandse militairen staan onder commando van
6
kolonel Scharroo. Zij zijn niet in staat om de Maasbruggen te heroveren en twee pogingen mislukken.
Dit hebben zij geprobeerd door middel van torpedoboten en een torpedojager van de marine. Dit
mislukt. Ondanks het feit dat enkele Duitse eenheden stand weten te houden, kunnen zij op dit
moment niet veel meer doen en niet verder de stad veroveren. De Duitsers en Nederlanders
beschieten elkaar over de Maas.
De periode van Duitse aanval tot Nederlandse capitulatie duurt vijf dagen, vijf lange en veelbewogen
dagen. Wanneer ze door krijgen dat de Duitsers via de Maasbruggen in Rotterdam-Zuid het land
verder proberen binnen te dringen, krijgen de Nederlandse mariniers de opdracht dit tegen te
houden. Dit is echter een vergeefse strijd. Ze vechten man tegen man om de bruggen te heroveren,
maar ze worden afgeslacht. Wel houden ze heel lang stand ondanks de weinige ondersteuning. Dit
allemaal gebeurde bij de Willemsbrug.
Tussen 10 mei en 14 mei vinden tenminste 20 luchtaanvallen plaats op Rotterdam. Deze worden
uitgevoerd door de Luftwaffe, de militaire luchtvaart en de Royal Air Force. Het aantal doden onder
de burgers bedraagt ongeveer 850 tot 950 mensen. Op 11 mei wordt rond middernacht een zwaar
bombardement uitgevoerd door de Luftwaffe. Het doel van deze actie is de kazerne van de politie
aan de Westersingel en het onderkomen van de militairen aan de Robert Fruinstraat op te blazen.
Hierbij worden ook andere straten getroffen, onder andere de Schietbaanlaan. Hier vallen 40 doden.
Tijdens de bombardementen tijdens deze dagen verloren de Nederlanders zo’n 185 militairen. 33 van
hen waren van de Koninklijke marine en 152 van hen waren van de Koninklijke Landmacht.
Op 14 mei was het belangrijkste bombardement in deze dagen. Op deze dag werd er tussen 13.27
uur en 13.40 uur een groot bombardement plaats op de gebieden Kralingen, Rotterdam-Centrum en
Rotterdam-Noord. Hierbij worden ongeveer 30000 huizen en andere gebouwen getroffen. Bij dit
bombardement komen 800 tot 900 mensen om het leven.
Wanneer het bombardement is geweest breken er direct allemaal branden uit. Dit gebeurt vooral in
en rond het centrum van Rotterdam. De brandweer kan er weinig aan doen doordat er een harde
wind staat die het vuur telkens weer aanwakkert. Tijdens deze branden kunnen waterbronnen
nauwelijks bereikt worden en daardoor gaat veel materieel verloren. Velen burgers vluchten en
raken hun huis kwijt. In Kralingen en bij de Coolsingel breidt de vuurzee zich verder uit over de stad.
’s Avonds en ’s nachts gaat het nog harder waaien en nog vele andere delen van de stad gaat in
vlammen op. Pas op 16 mei zijn de grootste branden geblust. Er is veel verloren gegaan en een
gebied van 250 hectare is geheel of gedeeltelijk verwoest. Het hele deel van de stad krijgt al snel de
bijnaam ‘de puin’.
Snel daarna capituleert Rotterdam onder leiding van kolonel Scharroo.
De bombardementen laten veel schade achter. Door de bombardementen en beschietingen tussen
10 en 14 mei 1940 werd in Rotterdam een oppervlakte van 258 ha, waarvan 158 ha aan bebouwd
gebied en 100 ha aan straten en andere open ruimte, verwoest. De verwoestingen van panden
waren grotendeels het gevolg van het grote bombardement van 14 mei en de daardoor ontstane
grootschalige branden. Ook de talloze beschietingen hebben schade aangericht. In het getroffen
gebied waren van 252 straten alle gebouwen verwoest en van 141 straten was de bebouwing
gedeeltelijk verwoest. Er gingen in totaal 25.479 woningen verloren waarin 77.607 bewoners
gehuisvest waren. Daarnaast waren ca. 2000 mensen woonachtig in 26 hotels, 117 pensions en 44
logementen die verwoest werden. In totaal raakten. 79.600 personen dakloos, 12,8% van de
toenmalige bevolking van Rotterdam. Van hen waren per 15 juni 1940 20.887 personen in andere
gemeenten ondergebracht, terwijl de anderen op dat moment binnen Rotterdam een onderkomen
hadden gevonden. Behalve woningen werden tal van bedrijfspanden verwoest: 31 warenhuizen en
7
2320 kleinere winkels, 31 fabrieken en 1319 werkplaatsen, 675 pakhuizen en vemen, 1437 kantoren,
13 bankgebouwen en 19 consulaten, 69 schoolgebouwen en 13 ziekenhuisinrichtingen, 24
kerkgebouwen en 10 inrichtingen van liefdadigheid, 25 gemeentelijke- en rijksgebouwen, 4
stationsgebouwen, 4 dagbladbedrijven en 2 musea, 517 cafés en restaurants, 22 feestgebouwen, 12
bioscopen en 2 schouwburgen en 184 overige bedrijfsruimten.
3) Wat werd verboden voor joden
Snel nadat de Duitsers Nederland hadden veroverd en bezet, kondigden ze maatregelen aan tegen
de Joodse bewoners. Ze mochten niet meer werken als ambtenaar. Was er een jood die een winkel
had, dan werd deze winkel gesloten. Op vele verschillende plaatsen: parken, café’s, bioscopen,
musea, zwembaden en vele andere openbare gelegenheden kwamen bordjes te hangen waarop
stond ‘Voor joden verboden’.
De veroordeling van deze mensen ging gepaard met een beoordeling van het jood zijn. Je kon
gerangschikt worden als voljood, halfjood of kwartjood. Een voljood was je als je drie of vier joodse
grootouders had die lid waren van een joodse gemeenschap. Iemand met twee joodse voorouders
werd behandeld als voljood als deze met een voljood gekenmerkte persoon getrouwd was. In
Nederland waren er in die tijd zo’n 140000 voljoden. Deze kwamen uit verschillende delen van de
wereld. Onder andere ook uit Duitsland, dit waren vooral vluchtelingen. Van deze 140000 zijn er
tijdens de oorlog 100000 om het leven gekomen. Dit is ongeveer 71%.
In januari 1941 kregen alle Nederlandse joden van de Duitsers een oproep om zich voor eind februari
te melden bij de kantoren van de bevolkingsregisters. De verordening vormde de administratieve
grondslag voor de latere transporten. Het was een belangrijk controlemiddel bij praktisch alle anti-
joodse maatregelen. De ambtenaren van de bevolkingsregisters brachten nauwkeurig in kaart in
welke gemeenten de joden woonachtig waren. De Duitsers konden daardoor precies zien wie er voor
transport in aanmerking kwamen. Elke jood die zich bij de bevolkingsregisters meldde moest een
gulden betalen voor een aanmeldingsbewijs. In feite lieten de Duitsers de joden gewoon meebetalen
aan hun eigen deportaties.
In Rotterdam woonden op 1 oktober 1941 zo’n 11000 joden. Hieronder de voljoden, halfjoden en
kwartjoden. Zo blijkt uit de statistieken. Voor het bombardement van 14 mei waren dit er nog meer,
maar door dit bombardement was het aantal joden flink gedaald. In eerste instantie werden de
halfjoden en kwartjoden met rust gelaten. Dit om geen kwaad bloed te zetten bij hun niet-joodse
verwanten (echtgenoten enzovoorts). De voljoden werden wel getreiterd. In de zomer van 1941
werden hun persoonsbewijzen die zij voor een gulden hadden laten maken voorzien van een zwarte
J. Dit betekende dat je een jood was. Vanaf 9 mei 1942 waren alle joden verplicht tot het dragen van
een Jodenster.
4) Onderduiken
De beslissing om onder te gaan duiken was niet eenvoudig. Het betekende dat men een
onderduikplaats moest vinden, over geldmiddelen moest beschikken en moest kunnen rekenen op
hulp van buitenstaanders. Aanvankelijk werd alle hoop gevestigd op het verkrijgen van vrijstelling
van transport. Bepaalde groepen joden konden in aanmerking komen voor vrijstelling: medewerkers
van de joodse raad, gemengd getrouwde joden, joden die nuttig waren voor de Duitse
oorlogsindustrie en mensen over wie hun achtergrond nog niet bekend was. Zij werden voorlopig
vrijgesteld, maar dit bood geen bescherming op langere termijn. Naar schatting doken in heel
Nederland ongeveer 25000 joden onder. Dit was maar een klein deel van de 140000 in Nederland
verblijvende joden. Ongeveer een derde van die 25000 werd alsnog opgepakt.
8
Vanaf het moment dat joden werden opgeroepen voor tewerkstelling in Nederlandse werkkampen,
ging een aantal van hen onderduiken. Men dook zelden met het hele gezin op een adres onder en
onderduikers verhuisden doorgaans van het ene naar het andere adres. Baby’s en peuters waren
makkelijker onder te brengen dan volwassenen en hadden daardoor de grootste kans om te
overleven. Veel joden wilden onderduiken, maar hadden geen contact met niet-joden. Anderen
wilden niet, omdat ze zich verantwoordelijk voelden voor hun ouders of niet van hun kinderen
gescheiden wilden worden. Velen hadden dus geen adres om onder te duiken, maar vaak ook het
geld niet.
Tussen de eerste oproepen in juli 1942 en de laatste grote razzia in Amsterdam werden in Nederland
107000 joden opgepakt en gedeporteerd. Vanaf oktober 1943 was het Duitse beleid erop gericht alle
ondergedoken joden op te sporen en naar kampen in Oost-Europa te brengen. Doodgewone
Nederlanders konden hiermee geld verdienen, want wanneer zij joden aangeven kregen ze per
aangegeven persoon 7,50 gulden.
Een bekende onderduiker is Anne Frank. Zij hield tijdens de Tweede Wereldoorlog een dagboek bij
met daarin haar ervaringen van het onderduiken.
Onderduiken was geen leuke omstandigheid. Vaak waren de leefomstandigheden in de bossen en
watergebieden bar slecht en waren ze overgeleverd aan de kou en andere elementen. Weer anderen
moesten voordat zij onderdoken in de nacht door de bossen vluchten met onvoldoende
beschermende kleding. De ruimte die de onderduiker ter beschikking had was vaak heel klein. Het
kon zijn een zolder waar men niet achter kon komen, een kelder of bijvoorbeeld een verborgen kast
waar de joden zich konden verstoppen als er werd gecontroleerd. In 2009 werd er in Hilversum nog
een dergelijk bergplaats gevonden. De families die onderduikers in het geheim een dak boven hun
hoofd gaven deden dit met gevaar voor eigen leven. Daarom was het absoluut noodzakelijk dat
iedereen die erbij betrokken was volledig zweeg over onze onderduikers. Een enkel woord dat
uitlekte kon bij de Duitsers terecht komen, met alle gevolgen van dien.
Onderduiken betekende vaak dat je op een geheim adres moest verblijven dat voor de Duitsers
onvindbaar was. Onderduikers verbleven vaak op hooizolders of deden zich voor als monniken en
boerenzonen die op het land mee werkten. Deze methode werd vaak toegepast bij geallieerde
piloten die in bezet Nederland terecht waren gekomen. Om hun Engelstaligheid niet kenbaar te
maken moesten ze doofstom spelen.
Voor de Nederlandse onderduikers betekende onderduiken dat ze ook een vervalst persoonsbewijs
op zak moesten hebben. Anders kon je bij razzia’s door de mand vallen en werd je alsnog opgepakt
door de Duitsers. Met een vals persoonsbewijs was men er nog niet, want dit betekende dat men
ook een andere distributiestamkaart en voedselbonnen moest krijgen. Het verzet van Nederland
zorgde hiervoor door overvallen te plegen op distributiekantoren. Hier werden dan bonnen en
onbeschreven stamkaarten gestolen en die werden dan die andere mensen weer aan de
onderduikers gegeven. Wanneer je geen stamkaart en voedselbonnen had kon je ook geen voedsel
of andere producten kopen.
5) Wegvoering naar Loods 24 en verder
In juli 1942 begonnen de eerste deportaties van Nederlandse joden. Ze kregen een oproepkaart met
de mededeling dat zij voor nader persoons- en geneeskundig onderzoek naar een doorgangskamp te
Westerbork zouden worden vervoerd. Hier werd beoordeeld of zij in aanmerking kwamen om te
werken in een kamp in het oosten van Europa, onder toezicht van de Duitse politie.
In Rotterdam moesten de joden zich melden bij Loods 24. Dit was een houten loods die lag achter
een ruim twee meter hoge muur van de Gemeentelijke Handelsinrichtingen op een afgesloten
haventerrein. Dit lag tussen de Spoorweghaven en de Binnenhaven. Op het terrein lagen rails die via
het goederenemplacement Feijenoord aansluiting gaven op het spoorwegennet van de NS. Dus ook
9
richting Westerbork. Behalve de Rotterdamse joden werden van hieruit ook de joodse bewonder van
het zuidelijke deel van Zuid-Holland gedeporteerd.
De exacte gegevens over het aantal transporten uit Rotterdam ontbreken. Wel is bekend dat in de
nacht van 30 op 31 juli 1942 de eerste transport vanaf Loods 24 naar Westerbork plaatsvond.
In augustus 1942 volgde een tweede oproep aan de joodse inwoners van Rotterdam om zich te
melden bij Loods 24. Sommige joden waren gewaarschuwd door de verhalen van het eerste
transport en vele weigerden zich vrijwillig te melden. Daarom werd besloten dat de joden ’s avonds
na 8 uur door de Duitsers zouden worden opgehaald. De joden mochten dan toch niet meer op
straat zijn, dus konden ze niet vluchten. Er vonden vele razzia’s plaats in joodse gezinnen. Hierbij
werd ook de Nederlandse politie ingezet. De opgepakte joden moesten dan snel al hun spullen
pakken en werden daarna met een autobus of tram afgevoerd naar Loods 24.
De joden werden daarna afgevoerd naar doorgangskamp Westerbork. Hier werd nauwgezet
bijgehouden wat de laatste woonplaats was geweest van de personen die in het kamp arriveerden. In
1942 kwamen er 4313 joden uit Rotterdam in Westerbork aan, in 1943 waren dat er 2223 en in 1944
waren dat nog minstens 254 joden. In 1944 waren dat mensen uit het Rotterdamse hoofdbureau van
politie. In totaal zijn er bijna 6800 Rotterdamse joden in Westerbork gearriveerd.
De meeste Rotterdamse joden werden daarna gedeporteerd naar de vernietigingskampen Sobibor
en Auschwitz. Deze treinreis duurde ongeveer drie dagen, dit lag aan het aantal tegenslagen. De
mensen werden vervoerd in veewagons met soms wel 100 mensen in een wagon. Na aankomst in
dat kamp werden de meeste joden gelijk vergast. Slecht enkele joden overleefde het verblijf in de
kampen. Na de oorlog was er van de Joodse gemeenschap in Rotterdam bijna niets meer over. Alleen
joden uit een gemengd huwelijk waren meestal gespaard gebleven en natuurlijk de vele
onderduikers ontsnapten aan vergassing.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn ongeveer 10 miljoen dwangarbeiders in Duitsland
tewerkgesteld. Het ging daarbij zowel om mannen als vrouwen. Zij werden voornamelijk ingezet bij
grote bedrijven in de oorlogsindustrie. Ongeveer 600000 Nederlandse mannen werden weggevoerd
naar Duitsland. Onder hen bevond zich 100000 Rotterdammers.
De Duitsers hanteerden verschillende methoden voor het werven van dwangarbeiders. Toen het
werven van vrijwilligers door middel van een propagandacampagne niet meer werkte, werd er een
andere manier gezocht. Er werden hele bedrijven uitgekamd. Personen die voor een bedrijf werkte
en niet onmisbaar waren, werden naar Duitsland gestuurd. Daarna riepen de bezetters hele
jaarklassen op. Wanneer dit niet meer werkte werden ook hiervoor razzia’s ingezet. De meest
succesvolle razzia voor de Duitsers heeft in Rotterdam plaats gevonden.
Deze razzia vond plaats op 10 en 11 november 1944. Deze razzia hebben de Rotterdammers niet zien
aankomen. Er werden huis-aan-huis pamfletten verspreid met daarop het woord bevel.
De Duitsers pakten tijdens de grootschalige razzia ongeveer 50000 Rotterdamse mannen op in de
leeftijd van 17 tot 40 jaar. De meeste van hen werden direct afgevoerd, andere moesten op de
diverse provisorisch ingerichte verzamelplaatsen in de stad, zoals de Kuip, wachten. Het wegvoeren
van de mannen geschiedde per trein, per schip of zelfs te voet. Ongeveer 10000 mannen kwamen in
Oost-Nederland terecht, 40000 van hen werden in Duitsland tewerkgesteld. 20000 mannen slaagden
er ondanks de razzia toch nog in om uit handen van de mensenjagers te blijven.
Vaak wordt gedacht dat de grote razzia in november bedoeld was om dwangarbeiders voor de Duitse
oorlogsindustrie te werven. In werkelijkheid was dat een bijkomstig doel. De bezetter wilde door
10
middel van de razzia in de eerste plaats alle weerbare mannen uit West-Nederland verwijderen. Dit
om te voorkomen dat er teveel weerstand kwam vanuit deze mannen.
Na afloop van de oorlog keerden de meeste dwangarbeiders huiswaarts. Veel mannen waren
gewond of hadden een trauma opgelopen. Tijdens het werken in Duitsland zijn door ziekte,
ondervoeding of bombardementen tussen de 24500 en 29000 mannen omgekomen. Uit Rotterdam
zijn er enige duizenden dwangarbeiders niet levend teruggekeerd.
6) Concentratiekamp
Vanuit Westerbork werden de Rotterdammers dus vooral afgevoerd richting Sobibor of Auschwitz.
Vanuit Westerbork reden er dus treinen naar het vernietigingskamp Sobibor in het bezette Oost-
Polen. Hier reden de treinen heen tussen 2 maart 1942 en 20 juli 1943 negentien treinen. Dit waren
in totaal 34314 joden. Op een enkele uitzondering na werden ze direct na aankomst vergast. Een
speciaal gevangenencommando moest bij de gaskamers werken. De leden hiervan werden op
gezette tijden vermoord. De trein stopte in het kamp. Van het perron werden de mensen direct de
gaskamer ingedreven. Ongeveer duizend joden uit Nederland gingen vanuit Sobibor direct verder en
werden tewerkgesteld in andere kampen. Van allen die naar Sobibor werden vervoerd overleefden
15 vrouwen en 3 mannen. Na een opstand in september 1943 werd Sobibor ontruimd en met de
grond gelijk gemaakt.
Sobibor was geen werkkamp zoals Auschwitz. Het enige doel was de gevangenen uit te roeien. De
meesten die er aankwamen stierven nog dezelfde dag.
Het kamp Sobibor werd in 1942 gebouwd bij Sobibor in Polen, door ongeveer 80 joodse
dwangarbeiders uit omliggende getto's, die na de bouwwerkzaamheden werden doodgeschoten.
Het was een complex van 400 bij 600 meter en bestond uit vier zones: Het Vorlager (hier verbleven
de SS’ers en hier kwamen ook de treinen binnen), Kamp 1 (hier verbleven de joodse dwangarbeiders
en werkten hier ook), Kamp 2 (hier kwamen de gevangenen aan en gaven ze hun bagage en kleding
af) en Kamp 3 (gaskamers).
Bij aankomst werden de joden in Kamp 2 uitgesplitst naar mannen en vrouwen. Bovendien werd er
een aantal mannen uitgekozen die het Sonderkommando moesten vormen. Bagage en waardevolle
bezittingen moesten worden afgegeven, de gevangenen moesten zich uitkleden, en van de vrouwen
werd het hoofdhaar afgeschoren. Vervolgens werden de naakte gevangenen door de SS'ers naar een
van de drie gaskamers gedreven. De gaskamers van Sobibor werden gevoed met het uitlaatgas van
een benzinemotor.
Auschwitz was een werkkamp, maar ook hier werden ook mensen vermoord. In dit kamp zijn circa
zes miljoen joden om het leven gekomen.
Auschwitz was een van de vele concentratiekampen. Mensen die hier gevangen werden gehouden
kwamen om van de honger, door de slechte behandeling die ze kregen of omdat ze veel te hard
moesten werken. Heel veel joden werden er enkel heen gestuurd om er ter dood gebracht te
worden. Dit was duidelijk een vernietigingskamp.
Het was een van de meest beruchtste concentratiekampen. Omdat op een bepaald moment het
kamp Auschwitz te klein werd kwam er dichtbij een tweede kamp: Birkenau. Vandaar dat er ook wel
wordt gesproken over Auschwitz-Birkenau.
Auschwitz werd in 1940 geopend in Polen. Het was toen door Duitsland bezet. Het Poolse plaatsje
waar het kamp lag heette eigenlijk: Oswiecim. De Duitsers maakten hier de naam 'Auschwitz' van.
Op deze plaats stonden al barakken van het Poolse leger. In het begin werden er alleen 'politieke
gevangenen' heen gestuurd. Maar later ook Russische krijgsgevangenen en joden.
Nadat de meeste gevangenen in overvolle veewagons naar Auschwitz of Birkenau waren gebracht,
werden ze bij aankomst door schreeuwende SS-officieren het perron opgejaagd. Slechts 20% van de
mensen die aankwamen werd geschikt bevonden om te werken. De rest werd meteen vermoord in
11
de gaskamers. Na de selectie werden de mensen die niet meteen naar de gaskamers geleid werden
in een nummer veranderd. Dit werd op je arm getatoeëerd. Al deze gevangenen moesten zich
uitkleden en hun kleren met hun bezittingen in een papieren zak doen. Daarna werden ze helemaal
kaal geschoren. Ze werden in een groot douchelokaal gedreven om zich te wassen met water dat
vaak opzettelijk te koud of te warm was.
Na het douchen kregen ze gevangeniskleding. Daarna werden hun persoonlijke gegevens
opgeschreven, en kregen ze een nummer. Dat nummer werd op hun kleding genaaid.
Vanaf 1941 kregen de meeste gevangenen hun nummer op hun linkerarm getatoeëerd. Auschwitz
was het enige kamp waar dit werd gedaan.
De concentratiekampen werden vanaf het begin door de Duitsers betiteld als werkkampen.
Maar het was helemaal niet hun doel om op een makkelijke manier aan goede werkkrachten te
komen! Want dan hadden ze de gevangenen wel beter te eten gegeven, minder hard laten werken,
en voor goed gereedschap gezorgd. Het belangrijkste doel was om hen op te sluiten, te gebruiken en
later te vermoorden.
Rantsoen van één dag
Ontbijt: Halve liter koffie/thee
Lunch: ¾ liter aardappelsoep/koolsoep
Avondeten: 300 gram brood, 25 gram boter, 25 gram worst/kaas, theelepeltje jam
Veel mensen waren ondervoed in het kamp en overleefden het daardoor niet.
Verder was het kamp dus een vernietigingskamp.
7) Bevrijding
Eind april 1945 had vrijwel iedereen door dat de oorlog spoedig over zou zijn. Het nieuws dat Hitler
op 30 april zelfmoord heeft gepleegd komt diezelfde dag nog in Rotterdam aan. Omdat op die dag
ook de massale voedseldroppings bij Terbregge zijn begonnen, verkeert de bevolking in een
uitgelaten stemming die doet denken aan de situatie tijdens Dolle Dinsdag. Honderden mensen
negeren ’s avonds de avondklok en wagen zich op straat. Ook op 1 mei gonst het van de geruchten
over de naderende bevrijding en opnieuw blijven veen Rotterdammers ’s avonds op straat. Tot ieders
teleurstelling komt er nog geen bevrijding. De feeststemming verdwijnt al gauw als er weer
geschoten wordt door de Duitsers op de mensen en er weer slachtoffers vallen.
Op de avond van 4 mei 1945 vindt dat toch de capitulatie van Duitsland plaats. Om half 9 ’s
avonds wordt het bericht officieel bekend gemaakt. Hoewel het bezit van radio’s door de bezetter
officieel verboden is, bereikt het grote nieuws nu ook snel Rotterdam. In alle delen van de stad
heerst grote opwinding. Mensen dansen op de straten en er worden vreugdevuren ontstoken.
Omdat de Duitsers in Rotterdam zich nog niet officieel hebben overgegeven heerst er in de dagen na
4 mei naast blijdschap ook chaos en verwarring. De NSB zijn al vanaf 5 mei actief in de stad en raken
hier en daar in gevecht verwikkeld met Duitse troepen. De Duitsers willen zich alleen officieel
overgeven aan de geallieerden. Op 7 mei hebben deze militairen zich nog steeds niet gecapituleerd,
maar commandanten van de NSB nemen dan hun intrek in het stadhuis. De burgemeester en
wethouders van de NSB en enkele andere worden gearresteerd.
De geallieerden zijn van plan om op 7 mei naar het westen op te rukken, maar moeten dat plan een
dag uitstellen. Wel brengt prins Bernard een bezoek aan een aantal steden, waaronder ook
Rotterdam. Op 8 mei doet de bevrijder eindelijk zijn intocht in Rotterdam. De Duitse capitulatie is
12
dan een feit en de aftocht van de Duitse troepen begint onmiddellijk. De Canadezen zijn voor de
Rotterdammers echte helden en worden vol vreugde binnen gehaald.
De jarenlange onderdrukking roept bij sommige Rotterdammers wraakgevoelens op. Op
verschillende plekken gaat de bevolking na de bevrijding toe over ‘moffenmeiden’ op te brengen. Dit
zijn meisjes waarvan bekend is dat ze met Duitsers zijn omgegaan. Zij komen er slecht vanaf. Ze
worden kaalgeknipt en soms met teer of menie ingesmeerd en op wagens door de stad gereden. Hier
kwamen veel Rotterdammers op af, omdat ze nieuwsgierig waren en er weer eens iets gebeurde.
Vanaf 7 mei worden overal NSB’ers gearresteerd door arrestatieploegen van de Binnenlandse
Strijdkrachten. De leider van de NSB, Mussert, belandt in de gevangenis van Scheveningen. Op 10
mei zijn er in Rotterdam al 700 NSB’ers en collaborateurs opgepakt. Een aantal van hen wordt enkele
dagen later al tewerkgesteld bij het toegankelijk maken van de Maastunnel.
Op 10 mei worden de eerste herdenkingen plaats voor alle oorlogsslachtoffers, zoweel voor burgers
als voor militairen.
8) Afloop van de oorlog
Na de oorlog begint de wederopbouw van Rotterdam. Dit werd gedaan aan de hand van een plan,
het Basisplan voor de Wederopbouw van Rotterdam. Dit plan hield in dat er van de gebombardeerde
driehoek van de stad niets meer aan vroeger mocht herinneren. Sommige gebouwen waren nog
overeind blijven staan en sommige van deze werden zelfs gesloopt om toch nog te kunnen bouwen
naar iets totaal nieuws. Zo bijvoorbeeld ook het gebouw van de Bijenkorf van Dudok.
In de jaren vijftig is de wederopbouw in volle gang. Rotterdam krijgt het imago van een werkstad en
ontwikkeld zich tot een modern beeld. In 1953 vindt de opening van de Lijnbaan plaats, dit is de
eerste autovrije winkelstraat in Europa. De architecten Van den Broek en Bakema maakten een heel
modern ontwerp en dit trok veel aandacht. In 1957 is het nieuwe Centraal station een feit en dit is
anno 2009 alweer vernieuwd.
In 1960 wordt de Euromast gebouwd. Samen met het beroemde beeld ´de verwoeste stad´ wordt de
Euromast het symbool van het naoorlogse Rotterdam. In 1970 maakt men de Euromast nog hoger
hoor er een Space Tower op te zetten. Hiermee komt de totale hoogte van het gebouw op 185 meter
te liggen.
Omdat er veel woningnood is bouwt de gemeente in hoog tempo een aantal nieuwe wijken met veel
flats. Voorbeelden hiervan zijn: Pendrecht, Zuidwijk, Lombardijen, Ommoord en Zevenkamp.
Tegelijk met het herstel van de havens ontwikkeld men ook nog plannen om de stad en het
havengebied van elkaar los te koppelen. Dit willen ze bereiken door nieuwe havengebieden aan te
leggen in de richting van de zee. Achtereenvolgens leggen ze ten zuiden van de Nieuwe Waterweg
het Botlekgebied, Europoort en de Maasvlakte een. Hier worden enorm grote tankopslagcapaciteiten
gemaakt voor ruwe olie. In Rozenburg, Pernis en verder naar het westen komen ook grote
olieraffinaderijen.
De havenactiviteiten groeien nu heel snel en daarvoor krijgt Rotterdam in 1962 het certificaat:
‘Grootste ter wereld’. Vanaf 1960 begint de aanleg van de metro en deze wordt in 1968 feestelijk
geopend. Rotterdam krijgt de eerste metro van Nederland. Zo kunnen de wijken in Rotterdam-Zuid
verbonden worden met de wijken in het centrum. In 1970 is er nog een feestelijke opening van de
Ahoy in Rotterdam-Zuid vlakbij het metrostation Zuidplein.
Natuurlijk waren er ook aan andere dingen grote behoefte na de oorlog. Zo was er een kredietcrisis
van maar liefst 2,2 miljard gulden. De mensen moesten veel sparen en zuinig leven.
13
Didactische overwegingen
Om het thema uit deze lesbrief/leskist nuttig te kunnen behandelen is er weinig voorkennis nodig. De
kinderen dienen enkel te weten wat er voor de jaren 40 gebeurde. Hiermee bedoelen we dat de
kinderen dienen te weten wie er de baas was en wat er gebeurde in Duitsland. De leerkracht kan zelf
bepalen hoe uitgebreid deze dit wil bespreken.
Het is een goed idee dit onderwerp te geven omstreeks dodenherdenking en Bevrijdingsdag. Maar
het is ook mogelijk het op een ander moment te gebruiken.
Er zijn ook twee documenten met foto’s. Deze foto’s kunt u gebruiken om sommige gebeurtenissen
te verduidelijken.
Doelstellingen:
a. Kennis
De leerlingen kunnen:
o aangeven wat een concentratiekamp is.
o een aantal concentratiekampen opnoemen.
o een aantal regels van de joodse gemeenschap benoemen.
o aangeven hoe de vervolging in Nederland verliep.
o aangeven hoe het leven er in een concentratiekamp uitzag.
o vertellen wat onderduiken is en kunnen hier een voorbeeld van noemen.
b. Vaardigheden
De leerlingen kunnen:
o bronnen gebruiken om tot een antwoord van een vraag te komen.
o de inhoud van bronnen beoordelen en gebruiken als informatie.
c. Houding
De leerlingen kunnen:
o een kritische houding ten opzichte van bronnen ontwikkelen.
o zich bewust worden van gebeurtenissen die zich in de Tweede Wereldoorlog hebben
afgespeeld en wat dit voor invloed had op de levens van de mensen uit die tijd.
o een houding ontwikkelen om zich in te leven in een persoonlijk verhaal.
In de achtergrondinformatie staan een groot aantal begrippen die misschien onduidelijk kunnen zijn
voor de kinderen. De begrippen die u belangrijk vind kunt u behandelen in de klas.
Een aantal voorbeelden:
Begrippen:
Hoofdstuk 2:
o Bombardement: dit is een aanval op een plaats of gebied waarbij bommen worden gelost.
o 10 mei 1940: het grote bombardement van Rotterdam waarbij een groot deel van de stad
werd verwoest.
o Capituleren: overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van
een land of leger.
Hoofdstuk 3:
o Persoonsbewijs: is een identiteitskaart waarop persoonlijke gegevens stonden en indien je
joodse was, stond er een grote zwarte J op het bewijs.
o Jodenster: een ster die de joden moesten dragen waardoor ze herkenbaar waren als Jood.
Dit moest vanaf 3 mei 1942.
14
Hoofdstuk 4:
o Onderduiken: mensen gingen zich verstoppen om te voorkomen dat zij werden opgepakt.
o Voedselbonnen: bonnen waarmee je voedsel kon kopen. Dit kon in de oorlog niet meer met
geld. Je kreeg bonnen naar gelang de grote van je gezin.
o Anne Frank: een meisje die de oorlog niet heeft overleefd, maar wel een dagboek heeft
bijgehouden tijdens haar onderduikperiode. Zij zat ondergedoken in het Achterhuis in
Amsterdam.
Hoofdstuk 5:
o Transport: joden werden op de trein gezet naar doorvoerkampen of vernietigingskampen.
o Werkkamp: kamp waar zogezegd gewerkt werd. Hier werd je niet vermoord, tenminste dat
werd gezegd.
o Westerbork: doorvoerkamp in het noorden van Nederland. Hier werden de Nederlanders per
trein naartoe vervoerd en van daaruit weer verder naar andere kampen getransporteerd.
o Loods 24: verzamelplaats van de joden in Rotterdam. Van daaruit werden zij weer verder
vervoerd naar andere kampen, zoals Westerbork.
Hoofdstuk 6
o Barak: slaapplaats in een kamp.
o Vernietigingskamp: kamp waar de mensen bij aankomst meestal gelijk in een gaskamer
werden vergast.
o Selectie: sommige mannen werden geselecteerd om te werken in het kamp voor de Duitsers.
o Auschwitz-Birkenau: vernietigingskamp in Polen.
o Sobibor: vernietigingskamp in het oosten van Polen.
o Rantsoen: mensen kregen per dag maar een bepaalde hoeveelheid eten, hun rantsoen.
Hoofdstuk 7
o Bevrijding: land is weer vrij.
o Canadezen: zij waren degene die hielpen de Duitsers weg te drijven.
o Geallieerden: onder andere de Canadezen. Zij hielpen Nederland weer een vrij land te laten
worden.
Hoofdstuk 8
o Wederopbouw: het beginnen met opbouwen van een getroffen land of gebied.
o Herdenking: herdenken van een bepaalde gebeurtenis of zelfs personen.
o Monumenten: plek of beeld waar de mensen terugdenken aan een bepaalde gebeurtenis of
persoon.
15
Lessuggesties
De opdrachten uit de lesbrief/leskist kunnen de kinderen zelfstandig maken. U kunt als leerkracht
elke les inleiden met een verhaal. Hierbij kunt u gebruik maken van de achtergrondinformatie uit
deze handleiding. De bespreking van de opdrachten kan klassikaal gebeuren, maar u kunt er ook voor
kiezen de kinderen in tweetallen of drietallen hun antwoorden te laten vergelijken.
Door middel van de vergrote foto’s in de leskist kunt u de lessen klassikaal nabespreken of u gebruikt
de foto’s bij de inleiding van elke les.
De inleiding van de lessenreeks kunt u het beste inleiden door middel van de inleiding uit de lesbrief.
Dit is het begin van de brief die Isaac aan zijn moeder schrijft. Dit kunt u het beste klassikaal
voorlezen. Hieruit kunnen reacties op het verhaal komen vanuit de kinderen. Deze kunt u bespreken
en u kunt de voorkennis over de Tweede Wereldoorlog bij de kinderen ophalen.
In deze lessuggesties komen de antwoorden van de opdrachten uit de lesbrief aan bod en geven we
nog extra klassikale verwerkingsopdrachten.
In de volgende bladzijden zijn de antwoorden te vinden op de vragen uit de lesbrief. Wij hebben
hierbij niet alle antwoorden beantwoord, omdat er vragen bij zijn waar naar de mening van de
kinderen wordt gevraagd.
In de lesbrief staan veel schrijfopdrachten. U kunt ervoor kiezen de kinderen dit allemaal te laten
maken, maar dit wordt misschien een beetje veel. Wat u kunt doen is het volgende: u kunt de
kinderen laten uitkiezen welke schrijfopdrachten ze maken, bijvoorbeeld elk kind drie. Zo kan elk
kind de schrijfopdrachten maken die hem/haar leuk lijken. Nogmaals, u kunt ze ook alle opdrachten
laten maken. Hier wordt u volledig in vrij gelaten.
16
Hoofdstuk 1: het gezin Lipschits in Rotterdam
Dit hoofdstuk gaat over het leven van de familie Lipschits voordat de oorlog begon. Dit verhaal wordt
verteld door middel van foto’s en briefdelen. Hierbij worden vragen gesteld over het onderwerp.
Antwoorden:
Teken de plattegrond van het huis van Isaac Lipschits. Doe dit op een apart blaadje.
Hieronder zie je de plattegrond van het huis van Isaac.
Verzin een leus om zijn product aan te prijzen.
Dit is per kind verschillend. Isaac zat op school voordat de oorlog begon en kreeg daar les.
Welke lessen kreeg hij op school?
Isaac zat op een bewaarschool. Hij kreeg hier lessen net zoals bij ons in de kleuterklas. Dit zijn natuurlijk rekenen, taal, spelen (buiten en binnen) en bewegingsonderwijs.
17
Schrijf op een apart blaadje een verhaal wat zij vertelde aan Isaac. Gebruik je fantasie!
Dit is per kind verschillend. Let er wel op dat de tekst niet te kort is. De eisen die u hierbij kunt stellen zijn onder andere:
• Minimaal 1 kantje
• Hoofdletters en punten (misschien andere leestekens)
• Titel
• Alinea’s Wat zou het spel Diefje-met-Verlos zijn?
Dit is een buitenspel. Volgens Stichting Nederlands Museum ‘Kinderwereld’ heeft het de volgende spelregels:
SPELREGELS
Ieder team bestaat uit tenminste tien spelers, waaronder één aanvoerder. Het ene team onderscheidt zich van het andere door b.v. zakdoeken om de arm te binden. Er zijn veel variaties van diefje met verlos. Hieronder wordt één van de vele mogelijkheden gegeven. Men komt overeen welk deel van park of speelplaats tot het speelveld wordt gerekend: daarbuiten mag men zich niet begeven. Beide teams kiezen een eigen basis (het 'fort' of het 'kasteel'). Dit kan een struik, een portiek, een boom of een lantaarnpaal zijn. De forten zijn zover mogelijk van elkaar verwijderd. Één der partijen, de 'diefjes', probeert nu minstens één man binnen het vijandelijke fort te krijgen. Wanneer dat lukt, is het spel uit en hebben de diefjes gewonnen. Wanneer een diefje door een 'agent' wordt getikt, is hij gevangen genomen en wordt naar de 'gevangenis' gebracht (b.v. een paal of een boom, die de gevangene nu moet blijven aanraken). Het volgende gevangen diefje hoeft de paal niet aan te raken; het is voldoende dat hij de eerste gevangene vasthoudt. Zo kan een sliert ontstaan. Wordt iemand uit die sliert aangeraakt door een diefje dat nog op vrije voeten is, dan zijn alle gevangenen plotseling bevrijd, Op hun eigen basis kunnen de diefjes niet gevangen worden genomen. De agenten winnen, wanneer alle diefjes gevangen zijn.
Dit hoeven de kinderen natuurlijk niet geheel te weten. U kunt ze een fantasie omschrijving laten geven van het spel. Wanneer u beschikt over voldoende computers, kunt u het de kinderen op internet op laten zoeken.
Hoofdstuk 2: bommen op Rotterdam
Dit hoofdstuk gaat over het bombardement van 14 mei 1940 en wat voor impact dit had op de
bevolking van Rotterdam. Door middel van teksten en foto’s wordt hier de fantasie van de kinderen
aangesproken.
Antwoorden:
Vat het artikel samen en gebruik daarbij de woorden: luchtaanval, overgeven, ongelijk, slachtoffers
en rustig blijven. Doe dit in ongeveer 10 zinnen.
Dit is per kind verschillend en wordt door de leerkracht beoordeeld. Kijk in ieder geval of de woorden die in de vraag staan in het verhaal terugkomen.
Hoe denk je dat de mensen zich op dat moment voelde toen het bombardement werd begonnen op
14 mei?
Ze waren angstig en wisten niet hoe dit zou aflopen. Kijk naar de antwoorden van de kinderen. deze antwoorden kunnen vaak nog veel meer fantasie bevatten dan dat wij denken.
18
In het verhaal van Isaac tegen zijn moeder kan hij zich nog herinneren dat de buurvrouw tot god
sprak. Wat denk je dat de buurvrouw vroeg aan god?
Ze vroeg waarschijnlijk of ze gespaard konden blijven en dat het snel voorbij zou zijn.
Op de foto zie je een gebombardeerd stuk van Rotterdam. Er staat enkel nog een kerk.
Welke kerk is dit?
De Laurenskerk in Rotterdam centrum.
De mensen die woonden in dit gebied waren in een klap hun huis kwijt. Wat waren de dingen die
allemaal nodig waren voor die mensen?
Dit kunnen verschillende dingen zijn, maar de belangrijkste zijn: vervangend onderdak, voedsel, kleding, speelgoed, boeken, foto’s, familieleden enzovoorts.
Ook de eentwintigjarige zus van Isaac ging na het bombardement iets doen. Zij ging door Rotterdam
fietsen en verkocht spullen aan de puinruimers.
Isaac mocht met haar mee. Beschrijf een dag in het leven van Isaac wanneer hij met zijn zus mee
mocht.
Dit is door de leerkracht te beoordelen. In het verhaal zou o.a. omschreven kunnen worden hoe de stad er nu uitziet en hoe Isaac dit ervaart.
Welke straten werden het ergst getroffen door het bombardement? (zoek dit eventueel op internet
op).
Coolsingel, Hoogstraat, Binnenrotte en vooral het hele centrum van Rotterdam.
Hoofdstuk 3: wat werd verboden voor joden
Dit hoofdstuk gaat over de regels die joodse mensen moesten naleven nadat Duitsland Nederland
had bezet. Hierin worden de regels besproken door stukken tekst uit de brief van Isaac en de
kinderen maken hier vragen over.
Antwoorden:
Hoe zag een Jodenster eruit? Teken deze in het vak hieronder.
Wat deden de mensen toen ze niet meer naar buiten mochten ’s avonds?
De mensen bleven binnen en sloten ramen en deuren. Deze moesten ook vaak worden afgeplakt, zodat er geen licht meer was te zien van buitenaf. Ze speelden spelletjes en lazen boeken. Verder wachtten de mensen af wat er zou gebeuren. Ze gingen verder vroeg naar bed omdat ze verder toch niets mochten doen. Buiten mocht er geen licht te
19
zien zijn en daarom deden de mensen vaak geen lichten aan in huis. Dan zagen ze daar ook niets meer en gingen dus maar naar bed.
De mensen moesten een formulier invullen met allerlei gegevens. Dit werd de Ariërverklaring
genoemd. Zo was bekend wie wel of geen jood was. Deze formulieren werden gewoon door de
mensen getekend.
Hoe zou dat nu gaan en waarom?
Nu wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen wie je bent. Wat je geloof, huidskleur etc. ook is. Er zou dus nu niet meer zo’n formulier worden ingevuld door een groep mensen. Iedereen die in Nederland woont, kan de Nederlandse identiteit hebben en is gelijk aan elkaar. De mensen zouden het formulier niet zo maar meer ondertekenen, omdat we in deze tijd veel meer gaan vragen waarom het is en wat het is, enzovoorts.
Hoofdstuk 4: onderduiken
Dit hoofdstuk gaat over het onderduiken in de oorlog van Isaac, maar gaat ook in het algemeen over
het onderduiken.
Antwoorden:
Wat is een onderduiker? Geef dit in je eigen woorden aan.
Je verbergen, om zo te voorkomen dat je wordt opgepakt door de Duitsers.
Als onderduiker moest je natuurlijk ook eten, maar de mensen uit de buitenwereld mochten niet
weten dat je een jood was. Je had dan kans om opgepakt te worden. Wat kregen de mensen soms
om zich toch op straat te kunnen vertonen?
In het verhaal van Isaac moesten ze net doen alsof ze elkaar niet kenden. Daarnaast deden ze hun
Jodenster af en kregen een ander identiteitsbewijs.
Hierdoor konden zij toch ook voedselbonnen krijgen. Hoe zagen deze eruit? Teken ze hieronder.
Welke 8 tips zou jij een onderduiker willen geven?
Dit is per kind verschillend. Wat o.a. zou kunnen: 1) Neem voldoende voedsel mee. 2) Zorg dat je een betrouwbaar adres hebt, waar je onderduikt. 3)Vertoon je zo min mogelijk op straat. 4) Neem een andere identiteit aan, bijvoorbeeld je haar bleken en een ander identiteitsbewijs. 5) Houd je rustig op het onderduikadres. 6) Pas je aan , aan de huisregels van het gezin waar je onderduikt. Je moet het gezin niet tot last zijn. 7) Help mee in het huishouden van het gezin, maar zorg dat je niet te veel opvalt voor de buitenwereld. 8) Zoek geen contact met vreemde mensen. Je weet immers niet of er een verrader bij zit.
20
De familie van Isaac verbleef op meerdere plekken in Nederland. Waarom verbleef hij niet op een
plek?
Ze besloten zich te verspreiden, want als er een familielid zou worden ontdekt, dan was de rest nog veilig ergens anders ondergedoken. Daarnaast was het huis van zijn oom veel te klein voor alle familieleden.
Wat is er met Jacob gebeurd? (Bezoek de site: www.joodsmonument.nl voor informatie).
Jacob is opgepakt en vervoerd naar Sobibor. Hij is maar 16 jaar geworden.
Isaac heeft de oorlog samen met zijn broertje overleefd doordat ze beiden apart ondergedoken
zaten.
Waar heeft Alex, het jongere broertje van Isaac, gewoond tijdens de oorlog?
Alex heeft gewoond bij de familie Klompe in het Zeeuwse dorp Haamstede. Hoofdstuk 5: wegvoering naar Loods 24 en verder
Dit hoofdstuk gaat over deportatie van de joden in Rotterdam. Er wordt verteld wat loods 24 inhoudt
en wat daar gebeurde. De kinderen leren over dit onderwerp door middel van delen van de brief en
stukken algemene tekst.
Antwoorden:
Beschrijf hoe Isaac zich zal hebben gevoeld toen zijn familie en zijn vriend Loetje werden
meegenomen.
Hij zal zicht vreselijk hebben gevoeld. Hij had vast veel verdriet en woede.
Waarom zouden veel Joods families nog een portret laten maken van hun gezin?
Als herinnering.
Wat voor voorbereidingen trof de familie?
Vader en U troffen voorbereidingen voor onze reis: rugzakken, blikken borden, kampeerbestek,
blikjesvis, warme kleren voor het Poolse klimaat, van alles wat.
Wat zou jij voor voorbereidingen treffen?
Per kind verschillend
Omschrijf in je eigen woorden wat Loods 24 was.
Per kind verschillend. Dit was een plek aan de Entrepotstraat. Hier stond een loods. Vanaf deze plek
was er een rails, die aansloot op het Nederlandse spoorwegnet.
Loods 24 is dus een doorvoerplek.
Bezoek de site http://www.joodsmonument.nl/ en zoek op wat er is gebeurd met Grietje, Sander,
Levi, Rebecca, Maup en Jacob. Naar welk concentratiekamp zijn ze vervoerd en hoe oud zijn ze
geworden? (familienaam Lipschits)
Auschwitz Sobibor
Grietje 42 jaar Jacob 16 jaar Sander 44 jaar Levi 26 jaar Rebecca 24 jaar Maup 21 jaar
21
KIeur op deze kaart waar de familieleden terecht zijn gekomen. Geef ook aan waar Rotterdam ligt.
Hoofdstuk 6: concentratiekamp
Dit hoofdstuk gaat over de twee belangrijkste concentratiekampen waar de familie Lipschits naar is
afgevoerd. Ook leren de kinderen hoe het leven in een concentratiekamp eraan toe ging en wat de
mensen te eten kregen.
Antwoorden:
In welk land ligt Auschwitz?
Polen Boven de ingang van vernietigingskamp Auschwitz hangt dit bord met de tekst: Arbeit macht frei.
Wat betekent deze tekst en waarom hing dat daar?
Het betekent werk maakt vrij. Het moest de indruk wekken, dat dit kamp een werkkamp was.
Wanneer de mensen nog even in leven mochten blijven sliepen ze in barakken. De mannen en
vrouwen gescheiden.
Waar verbleven de kinderen?
Deze sliepen bij de moeder in een barak. Vaak werden kinderen en vrouwen wel zo snel mogelijk na binnenkomst vermoord. Aan kinderen hadden ze niets, die waren alleen maar lastig en kosten alleen maar eten. Ze konden nog geen werk verrichten. Hoe zag een barak eruit? Omschrijf dit in ongeveer 100 woorden.
Dit is per kind verschillend. Wat er in ieder geval in moet is het volgende: Het is een houten gebouw voor huisvesting. De mensen sliepen hier in stapelbedden van soms wel drie hoog. Het was niet hygiënisch en er braken veel ziektes uit. Er liepen zelfs ratten en er zaten vlooien in je bed.
Rotterdam
22
Beschrijf hoe jij denkt dat een werkdag er in het kamp uitzag
Dit is per kind verschillend.
Dit is dus een overlevende, maar er zijn ook duizenden mensen gedood in het kamp.
Hoeveel slachtoffers zijn er gevallen in Auschwitz-Birkenau?
Ondanks dat het een (werk)kamp was, werden er toch mensen vermoord. Circa 6 miljoen.
Hoeveel slachtoffers zijn er gevallen in Sobibor?
Ongeveer 34314. Dit zijn haast alle Joden die daar naar toe zijn vervoerd.
Hoofdstuk 7: bevrijding
In dit hoofdstuk wordt de bevrijding uitgebreid besproken.
Antwoorden:
Zet de vier afbeeldingen over het bovenstaande verhaal in de juiste volgorde. Schrijf hierbij kort wat
je ziet op de afbeelding.
Afbeelding 1
Op foto zie je Hitler het nieuws bereikte Rotterdam, dat Hitler zelfmoord had gepleegd.
23
Afbeelding 5
Er vindt een bevrijdingsoptocht plaats.
Afbeelding 2
Op de foto zie je een voedseldropping boven Rotterdam.
24
Afbeelding 3
Burgemeester Oud wordt toegejuicht.
Afbeelding 4 (Duitse soldaten)
De Duitse soldaten verlaten Rotterdam.
In de tekst staat het woord spertijd. Bedenk wat dit zou kunnen betekenen.
Spertijd was de tijd in de avond, dat de mensen niet meer op straat mochten komen. Ze moesten
ervoor zorgen dat hun ramen werden afgeplakt, zodat er geen licht zichtbaar was, van bovenaf. De
Duitsers zouden anders bommen op de huizen kunnen gooien.
25
Schrijf een dagboekbladzijde van Isaac toen de bevrijding van Rotterdam was geweest.
Dit is per kind verschillend. Hoofdstuk 8: afloop van de oorlog
Hierin gaat het vooral over wat er na de oorlog gebeurde met Rotterdam, maar ook met Isaac.
Antwoorden:
Schrijf een brief aan je broertje Alex. Zet hierin waar je de oorlog hebt doorgebracht en schrijf over
de bevrijding in Rotterdam. Laat in de brief naar voren komen hoe je je voelt en dat je hem graag zou
opzoeken. ( maak de brief op een apart vel)
Dit is per kind verschillend. Let erop dat de eisen die gesteld worden aan de opdracht hierin verwerkt
zitten.
Maak een tekening over een van de beschreven gebeurtenissen en leg hierbij uit waarom dit jou zo
aanspreekt.
Dit is per kind verschillend.
Vind je dat jij op 4 mei om acht uur 's avonds ook twee minuten stil moet zijn? En waarom?
Dit is per kind verschillend. Let erop dat het kind een goede verantwoording heeft.
Vind je dat we kunnen stoppen met herdenken wanneer er geen mensen meer zijn die de oorlog
hebben meegemaakt? En waarom?
Dit is per kind verschillend. Let erop dat het kind een goede verantwoording heeft.
Klassikale suggesties:
Tekenopdracht van een straat voor de oorlog, tijdens en na de oorlog. De kinderen maken een tekening van een straat voor het bombardement, tijdens het bombardement
en na het bombardement.
Materiaalgebruik: houtskool en wasco.
Hierbij worden er dan bijvoorbeeld eerst vragen gesteld.
1. Hoe ziet een gewone straat in 1940 eruit, voor de oorlog is begonnen?
Gezellige straat, fleurige tuintjes, blije mensen, de was hangt buiten, kinderen spelen op straat, mensen praten met elkaar, de ramen worden gezeemd, stoepje wordt geboend.
2. Hoe zou een straat eruit zien als er oorlog is uitgebroken?
Geen kinderen op straat, sombere gezichten voor de ramen, deuren dicht, kapotgeschoten glas, een verwoest huis, huis waarvan alleen de voordeur is blijven staan, bloemen die verdord zijn, soldaten die door de straat lopen, een tank die door de straat rijdt.
3. Hoe zou een straat eruit zien als de oorlog afgelopen zou zijn?
Vlaggen uit , kinderen die op straat lopen met oranjestrikken in het haar, vlaggen in de hand, mensen die blij kijken, mensen die met elkaar zingen en dansen, op de achtergrond nog wel kapotgeschoten ramen en huizen, tuintjes nog niet netjes, maar niemand is met gewone dingen bezig. De kinderen krijgen allemaal een groot blad, wat ze verdelen in drieën. Op elk deel maken ze een
deel van de tekening. Het vrolijke voor de oorlog met wasco, de oorlog zelf met houtskool en na de
oorlog sommige dingen met wasco en sommige dingen met houtskool.
26
De opdracht kan ook als een groepsopdracht worden gegeven. De klas wordt dan opgesplitst in
groepjes. Elk groepje maakt een deel van de tekening. De ene groep bijvoorbeeld de oorlog en de
andere groep bijvoorbeeld het deel na de oorlog.
Het kan ook dat je de klas in kleine groepjes verdeeld en dan per groepje de hele opdracht laat
uitwerken.
De gezamenlijke taak: maak een straat, die in elkaar overloopt, zodat je straks een straat van 21
tekeningen lang krijgt, met een gelijke stoephoogte en breedte en huizen in dezelfde verhoudingen.
Laat de kinderen krantenartikelen verzamelen en heb het daar elke ochtend over. Laat de kinderen hier een soort dossier van maken. De kinderen nemen van thuis krantenartikelen mee over onderwerpen die te maken hebben met de
oorlog. Dit kan zijn een bombardement wat is geweest of iets anders. Ze maken hier een dossier van
en bij elk artikel maken de leerlingen een samenvatting van het artikel.
Het maken van een concentratiekamp in 3D of het maken van een trein. Je kunt de klas ook in groepen verdelen en alle kinderen een ding laten maken.
Kamp: 1 groep maakt barakken, 1 groep maakt de omheining en de ondergrond van het kamp (met
zand bijvoorbeeld), 1 groep maakt wachttorens. Er kan ook nog een groep zijn die de trein maakt die
het kamp binnen rijdt. Dit kunt u zelf bepalen.
Bespreek het onderwerp Anne Frank door middel van haar dagboek
Bespreek wie Ane Frank is laat beelden zien van het onderduiken. Ook kunt u stukken uit haar
dagboek voorlezen en de film laten zien. Het onderduiken van de familie Frank is namelijk verfilmd.
Gebruik op webkwesties op internet Er zijn veel webkwesties op internet over de Tweede Wereldoorlog. Gebruik deze webkwesties en
laat kinderen hier een opdracht van maken.
Collage of muurkrant maken over de tweede wereldoorlog in Rotterdam (of heel Nederland) De kinderen verzamelen allerlei informatie en foto´s over de Tweede Wereldoorlog en maken hier
een collage of muurkrant van. U kunt ze deze muurkrant ook nog laten presenteren. Laat de kinderen
op de collage of muurkrant een onderwerp geheel uitwerken, bijvoorbeeld het bombardement of de
hongerwinter.
Teken een stripverhaal over een bepaald deel van de oorlog De kinderen nemen een belangrijke gebeurtenis uit de oorlog en maken hier een bladzijde uit een
stripboek bij. Wanneer ze eerder klaar zijn kunt u hen natuurlijk ook meerdere bladzijde laten
maken. Laat ze ook teksten bij de tekeningen verzinnen.
U kunt ook met de hele klas een stripboek maken, maar dan moet u wel een onderwerp aanhouden
en dit ook logisch verdelen over de klas.
Maak een affiche voor de herdenking van de oorlog
Laat de kinderen op een A4 een affiche maken voor uitnodiging van het herdenken van de oorlog.
Tijdens deze hele lessenserie kunt u gebruik maken van verschillende literatuur. Een stripboek wat de
kinderen zelf zouden kunnen lezen, maar waar u ook voorbeelden uit kan gebruiken is:
o De ontdekking
o Het vervolg: de zoektocht
Maar natuurlijk ook het boekje wat in deze lesbrief centraal staat.
o Onbestelbaar van Isaac Lipschits