Handboek Peugeot 207 - Nederlands

175
4 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel. 7. Handrem. 8. Hendel motorkapontgrendeling. 9. Schakelaars buitenspiegels. Schakelaars ruitbediening. Blokkeerschakelaar ruitbediening achter. 10. Zekeringkast. 11. Koplampverstelling. 12. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster. 13. Zijruitontwaseming. 14. Luidspreker (tweeter). 15. Voorruitontwaseming. IN EEN OOGOPSLAG

description

Handboek geleverd met verschillende Peugeot 207 modellen.

Transcript of Handboek Peugeot 207 - Nederlands

Page 1: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4

COCKPIT

1. Schakelaar snelheidsregelaar/-begrenzer.

2. Hendel stuurwielverstelling.

3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.

4. Instrumentenpaneel.

5. Airbag bestuurder. Claxon.

6. Versnellingshendel.

7. Handrem.

8. Hendel motorkapontgrendeling.

9. Schakelaars buitenspiegels. Schakelaars ruitbediening. Blokkeerschakelaar ruitbediening

achter.

10. Zekeringkast.

11. Koplampverstelling.

12. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster.

13. Zijruitontwaseming.

14. Luidspreker (tweeter).

15. Voorruitontwaseming.

IN EEN OOGOPSLAG

Page 2: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5

COCKPIT

1. Contact-/stuurslot.2. Stuurkolomschakelaar autoradio.3. Schakelaar ruitenwissers/

ruitensproeiers/boordcomputer.4. Schakelaar alarmknipperlichten.5. Parfumeur.6. Multifunctioneel display. Verklikkerlampjes

veiligheidsgordels.7. Zonnesensor.8. Airbag passagier.9. Dashboardkastje/Uitschakeling

airbag aan passagierszijde/Aansluitingen audio/video.

10. Schakelaar stoelverwarming.11. Asbak vóór/Aansteker.12. Schakelaar parkeerhulp achter. Schakelaar elektronisch

stabiliteitsprogramma (ESP/ASR). Schakelaar centrale vergrendeling. Schakelaar alarm. Schakelaar elektrisch kinderslot.13. Bedieningspaneel verwarming/

airconditioning.14. CD-wisselaar.15. Radio RD4 of radio/telefoon/GPS

RT3.16. Middelste verstelbare en

afsluitbare ventilatieroosters.

IN EEN OOGOPSLAG

Page 3: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

i

6

OPENEN

Sleutel met afstandsbediening

A. Uitklappen/inklappenvan de sleutel.

B. Ontgrendelen van de auto.

64

En verder...C. Normale vergrendeling of Supervergrendeling

van de auto.

Brandstoftank

1. Openen van de brandstofvulklep.2. Openen en bevestigen van de

brandstofvuldop.

Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter.

77

Motorkap

A. Hendel motorkapontgrendeling interieur.B. Veiligheidshaak.C. Motorkapsteun. 115

IN EEN OOGOPSLAG

Page 4: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

i

7

COMFORT

En verder...5. Toegang tot de achterzitplaat-

sen (3-deurs).6. Armsteun.7. Stoelverwarming.

Voorstoel verstellen Stuurwiel verstellen

1. Verstelling in lengterichting.2. Hoogteverstelling.3. Rugleuningverstelling.4. Hoogte- en hoekverstelling van de

hoofdsteun.

52

1. Ontgrendelen van het stuurwiel met de hendel.

2. Verstellen in hoogte en diepte.3. Vergrendelen van het stuurwiel

met de hendel.

58

IN EEN OOGOPSLAG

Page 5: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

i

8

COMFORT

Buitenspiegels verstellen

A. Selecteren van de buitenspiegel.B. Verstellen van de buitenspiegel.C. In de middenstand zetten van de

selectieschakelaar.

56

En verder...D. Inklappen/uitklappen.

Binnenspiegel instellen

1. Selecteren van de dagstand van de spiegel.

2. Verstellen van de binnenspiegel. 57

Veiligheidsgordel vóór

1. Vastmaken.2. In hoogte verstellen. 98

IN EEN OOGOPSLAG

Page 6: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

ZICHT

Verlichting

Ring A Inschakelen van de stand "AUTO" Beweeg de hendel omlaag en laat

deze los.

Ring B

Hendel A : ruitenwissers vóór2. Hoge snelheid.1. Normale snelheid.I. Interval.0. Uit.AUTO Automatische ruitenwissers

of één keer wissen.Ruitensproeiers: trek de hendel naar u toe.

82

Ruitenwissers

Uitschakelen van de stand "AUTO" Beweeg de hendel omhoog en zet

deze vervolgens in de stand "0".

84

Ring B : ruitenwisser achter

78 83

Uit.

Automatisch inschakelen verlichting.

Parkeerlicht.

Dimlicht/grootlicht.

Mistachterlicht.ofMistlampen vóór en mistachterlicht.

Uit.Interval.

Ruitensproeier.

IN EEN OOGOPSLAG

Page 7: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10

VENTILATIE

Aanbevolen instellingen

Gewenste werking

Verwarming of handbediende airconditioning

Luchtverdeling LuchtopbrengstLuchtrecirculatie/

Toevoer van buitenlucht

Temperatuur HandbediendeAirconditioning

WARM

KOUD

ONTWASEMENONTDOOIEN

Automatische airconditioning: het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met de toets "AUTO".

IN EEN OOGOPSLAG

Page 8: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

11

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

Instrumentenpaneel Rij drukschakelaars

A. Als het contact wordt aangezet, moet de wijzer van de brandstof-meter omhoog gaan.

B. Bij draaiende motor moet het ver-klikkerlampje laag brandstofniveau uitgaan.

C. Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden de melding "OIL OK" weergeven.

Ga indien nodig tanken of vul olie bij.

20

Het branden van een verklikkerlampje geeft de staat van de desbetreffende functie aan.A. Uitschakeling parkeerhulp achter. 112B. Uitschakeling ESP/ASR. 97C. Centrale vergrendeling. 73D. Uitschakeling interieurbeveiliging. 68E. Inschakeling elektrisch kinderslot. 93

1. Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode verklikkerlampjes branden.

2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan.

Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden.

21

Verklikkerlampjes

IN EEN OOGOPSLAG

Page 9: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

12

VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN

Airbag voorpassagier Contactslot

1. Open het dashboardkastje.2. Steek de sleutel in de schakelaar.3. Selecteer de stand: "ON" (inschakelen) wanneer een

passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" is bevestigd,

"OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" is bevestigd.

4. Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.

101

1. Stand Stop.2. Stand Contact.3. Stand Starten.

66

A. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links voor niet vastgemaakt of weer losgemaakt (rood).

B. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts voor vastgemaakt (groen).

C. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links achter vastgemaakt (groen).

D. Verklikkerlampje veiligheidsgordel midden achter weer losgemaakt (rood).

E. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts achter vastgemaakt (groen).

99

Veiligheidsgordels vooren achter

STARTEN

IN EEN OOGOPSLAG

Page 10: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

13

RIJDEN

Snelheidsbegrenzer Weergave op het instrumentenpaneel

1. Selecteren/deactiverenvan de snelheidsbegrenzer.

2. Verlagen van de ingestelde snelheid.

3. Verhogen van de ingestelde snelheid.

4. Snelheidsbegrenzer aan/uit.

Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor.

108

Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is ingeschakeld, verschijnen de instel-lingen van het systeem op het instru-mentenpaneel.

1. Selecteren/deactiverenvan de snelheidsregelaar.

2. Verlagen van de ingestelde snelheid.

3. Verhogen van de ingestelde snelheid.

4. Snelheidsregelaar aan/uit.

Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde versnelling (handgeschakelde versnel-lingsbak).

110

Snelheidsregelaar

Snelheidsregelaar

Snelheidsbegrenzer

IN EEN OOGOPSLAG

Page 11: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

14

EXTERIEUR

PanoramadakDankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur on-gekend. 76

BochtverlichtingDeze extra verlichting zorgt automatisch voor een optimaal zicht in bochten. 81

Parkeerhulp achterDeze functie waarschuwt u tijdens het achteruitrijden voor obstakels achter de auto. 112

Controlesysteem bandenspanningDeze functie bewaakt de bandenspan-ning van alle banden en waarschuwt u in het geval van een lekke band of een te lage bandenspanning. 95

IN EEN OOGOPSLAG

Page 12: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

15

INTERIEUR

Airconditioning met gescheiden regelingDeze functie maakt het mogelijk de air-conditioning voor de bestuurders- en passagierszijde afzonderlijk in te stellen. Aan de hand van deze instellingen en de weersomstandigheden wordt de aircondi-tioning vervolgens automatisch geregeld. 49

"2 Tronic" versnellingsbakDeze uitvoering combinert de voordelen van zowel een volautomatische functie, een handgeschakelde functie als een auto-sequentiële functie. 105

ParfumeurDe in het ventilatiesysteem opgenomen parfumeur zorgt voor de verspreiding van een aangename geur (naar keuze) in het gehele interieur. 51

Audio- en communicatiesystemenDeze uitvoeringen kunnen zijn voorzien van de nieuwste technologie: de MP3-compatible autoradio RD4, de Bluetooth handsfree set, de autoradio/telefoon RT3 met navigatiesysteem, JBL audio-systeem.RT3 151RD4 174

IN EEN OOGOPSLAG

Page 13: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

20

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE OF "2 TRONIC" VERSNELLINGSBAK

De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto.

5. Olietemperatuurmeter. Geeft de motorolietemperatuur aan

(°Celsius).6. Display.7. Knop nulstelling. Knop voor de nulstelling van de

geselecteerde functie (dagteller of onderhoudsintervalindicator).

8. Dimmer dashboardverlichting. Knop voor de instelling van de

lichtsterkte van de dashboardver-lichting.

9. "2 Tronic" versnellingsbak. Geeft het geselecteerde programma

en de ingeschakelde versnelling aan.

Klokken1. Toerenteller. Geeft het motortoerental aan

(x 1 000/min).2. Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid

brandstof in de tank aan.3. Koelvloeistoftemperatuurmeter. Geeft de koelvloeistoftemperatuur

aan (°Celsius).4. Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h

of mph).

A. Snelheidsbegrenzer of Snelheidsregelaar. (km/h of mph)B. Dagteller. (km of miles)C. Onderhoudsintervalindicator. (km of miles), vervolgens: Motorolieniveaumeter. vervolgens: Kilometerteller. (km of miles) Deze drie functies worden

achtereenvolgens weergegeven als het contact wordt aangezet.

Raadpleeg voor meer informatie over de werking en de weergave van een bepaal-de functie het desbetreffende hoofdstuk.

Display

Page 14: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

!

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

21

Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.Een aantal verklikkerlampjes heeft beide mogelijkheden. Of het con-stant branden of knipperen van een verklikkerlampje duidt op een storing, is afhankelijk van de wer-kingsfase van de auto.

Verklikkerlampjes

De verklikkerlampjes geven de bestuur-der informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgescha-keld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschu-wingslampje).

Bijbehorende waarschuwingenSommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.

Verklikkerlampjes tijdens het rijdenDe volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is in-geschakeld.

Richtingaanwijzer links.

Handrem aangetrokken.

Richtingaanwijzer rechts.

Grootlicht.

Dimlicht.

Voorgloeien dieselmotor.Wacht met starten van de motor tot dit verklikkerlampje uit is.

Mistlampen vóór.

Mistachterlicht.

Bij het aanzetten van het contactAls het contact wordt aangezet, gaan de waarschuwingslampjes enkele se-conden branden.Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.

Page 15: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

22

Verklikkerlampjes uitgeschakelde functiesDe volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie hand-matig is uitgeschakeld.

Uitschakeling airbag aan passagierszijde.De airbag aan passagierszijde is na het starten van de auto automatisch ingeschakeld.De airbag kan met een speciale

schakelaar in het dashboardkastje wor-den uitgeschakeld. Het verklikkerlampje blijft branden om dit te bevestigen.

Uitschakeling elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP).Het ESP is na het starten van de auto automatisch ingeschakeld.

Het systeem kan met de desbetreffende toets in het midden van het dashboard worden uitgeschakeld. Het verklikker-lampje en het lampje in de schakelaar blijven branden om dit te bevestigen.

Page 16: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

!

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

23

Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikker-lampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie onderne-men.

Waarschuwingslampje STOP.Dit waarschuwingslampje brandt in combinatie met

een ander waarschuwingslampje:- lekke band,- remsysteem,- oliedruk,- koelvloeistoftemperatuur.Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-lige plaats stil.

Service.Het verklikkerlampje service gaat branden in het geval van een storing in een systeem zon-der specifiek verklikkerlampje.

De melding op het multifunctionele dis-play geeft aan welke functie het betreft.Controleer:- de batterij van de afstandsbediening,- de bandenspanning,- het motorolieniveau,- het niveau van de ruitensproeiervloeistof,- de staat van de lampen.Raadpleeg in andere gevallen een PEUGEOT-servicepunt.

Lekke band.Dit lampje gaat branden als één of meer banden lek zijn. Zet de auto zo snel mogelijk op een

veilige plaats stil.Verwissel de lekke band en laat deze repareren door een PEUGEOT-service-punt.

Antiblokkeersysteem (ABS).Dit lampje gaat branden in het geval van een storing in het an-tiblokkeersysteem.De normale remwerking met

rembekrachtiging blijft echter behou-den.

In het geval van een storing waar-bij een waarschuwingslampje gaat branden, moet de aanvullende in-formatie via een melding op het multifunctionele display worden gelezen.Raadpleeg indien nodig een PEUGEOT-servicepunt.

Waarschuwingslampjes

Page 17: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

24

Airbags.Dit lampje gaat branden in het geval van een storing in één van de airbags (airbags vóór,

zij-airbags of window-airbags) of de py-rotechnische gordelspanners.

Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP).Het ESP wordt automatisch in-geschakeld als de motor wordt

gestart.Als het systeem niet is uitgeschakeld en dit verklikkerlampje constant brandt en het lampje in de schakelaar knippert, wijst dit op een storing in het systeem.

Zelfdiagnosesysteem motor.Dit lampje gaat branden in het geval van een storing in het motor management systeem.

Als het lampje knippert, wijst dit op een storing in de emissieregeling.

Motoroliedruk.Dit lampje gaat branden in het geval van een storing in het smeersysteem van de motor.

Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-lige plaats stil.

Laden van de accu.Dit lampje gaat branden in het geval van een storing in het laadcircuit van de accu (gecorro-

deerde of losgeraakte accupolen, dyna-moriem slap of gebroken, ...).

Remsysteem.Dit lampje gaat branden in het geval van een storing in het remsysteem:

- te laag remvloeistofniveau,- storing elektronische remdrukrege-

laar (REF) (het verklikkerlampje ABS brandt in dat geval ook),

Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-lige plaats stil.Controleer tijdens het rijden of de hand-rem niet is aangetrokken.

Laag brandstofniveau.Dit lampje gaat branden op het moment dat u met de resteren-de hoeveelheid brandstof nog

ongeveer 50 km kunt rijden.De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer 50 liter.

Te laag koelvloeistofniveau.Dit lampje gaat knipperen in het geval van een te laag koelvloei-stofniveau. Zet de auto zo snel

mogelijk op een veilige plaats stil.

Geopend portier.Een portier, de achterklep of de motorkap is nog geopend:

- bij een snelheid lager dan 10 km/h brandt dit lampje constant,

- bij een snelheid hoger dan 10 km/h brandt dit lampje constant, in combi-natie met een geluidssignaal.

Veiligheidsgordel niet vastgemaakt.Dit lampje gaat branden als de bestuurder* en/of voorpas-

sagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of weer heeft losgemaakt.Dit lampje gaat ook branden als de vei-ligheidsgordels van één of meer achter-passagiers zijn losgemaakt.

Stuurbekrachtiging.Dit lampje gaat branden in het geval van een storing in de elektrische stuurbekrachtiging.

Water in brandstoffilter.Dit lampje gaat branden in het geval van de aanwezigheid van water in het brandstoffilter (die-sel).

Er bestaat kans op schade aan het in-spuitsysteem bij dieselmotoren.

Bochtverlichting.Dit lampje gaat knipperen in het geval van een storing in het sys-teem van de bochtverlichting.

* Volgens land van bestemming.

Page 18: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

25

KoelvloeistoftemperatuurmeterDe koelvloeistoftemperatuurmeter geeft de bestuurder tijdens het rijden informa-tie over de koelvloeistoftemperatuur.

Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:- zone A, is de temperatuur in orde,- zone B, is de temperatuur te hoog. Het

verklikkerlampje te hoge koelvloeistof-temperatuur 1 gaat branden in combi-natie met het verklikkerlampje STOP, een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.

Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.

De temperatuur en de druk in het koel-circuit beginnen na enkele minuten rij-den te stijgen.Alvorens koelvloeistof bij te vullen: wacht tot de motor is afgekoeld, draai de dop twee omwentelingen

los om de druk te laten dalen, verwijder vervolgens de dop, vul bij tot aan het merkteken

"MAXI".

MotorolietemperatuurmeterDe motorolietemperatuurmeter geeft de bestuurder tijdens het rijden informatie over de motorolietemperatuur.

Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:- zone C, is de temperatuur in orde,- zone D, is de temperatuur te hoog.

Het verklikkerlampje motoroliedruk gaat branden in combinatie met het verklikkerlampje STOP, een geluids-signaal en een melding op het multi-functionele display.

Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt.

Page 19: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

26

OnderhoudsintervalindicatorDe onderhoudsintervalindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwij-derd bent van de eerstvolgende onder-houdscontrole volgens het onderhouds-schema van de fabrikant.Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsinter-valindicator op basis van twee parameters:- het aantal afgelegde kilometers,- de verstreken tijd sinds de laatste on-

derhoudscontrole.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is meer dan 1.000 kmAls het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de onderhouds-sleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerst-volgende onderhoudscontrole aan.Voorbeeld: De afstand tot de eerstvol-gende onderhoudscontrole bedraagt 4.800 km.Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact verdwijnt de onderhoudssleu-tel; de teller geeft weer de kilometerstand en de stand van de dagteller aan.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1.000 kmVoorbeeld: De afstand tot de eerstvolgen-de onderhoudscontrole bedraagt 900 km.Als het contact wordt aangezet, geeft het dis-play gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de onderhoudssleutel branden om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.

Page 20: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

i

i

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

27

Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minu-ten. Het op 0 zetten van de onder-houdsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen.

Op 0 zetten van de onderhouds-intervalindicator

De onderhoudsintervalindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.Voer dit als volgt uit: zet het contact af, druk op de resetknop van de dagtel-

ler en houd deze ingedrukt, zet het contact aan; de kilometertel-

ler begint terug te tellen, laat de knop los als het display "=0"

aangeeft; de onderhoudssleutel ver-dwijnt.

De factor tijd kan worden meege-wogen bij de nog af te leggen ki-lometers, afhankelijk van de rijge-woonten van de bestuurder.De onderhoudssleutel kan ook gaan branden als het interval van twee jaar is overschreden.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschredenAls het contact wordt aangezet, gaat ge-durende 5 seconden de onderhouds-sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoe-dig mogelijk uitgevoerd moeten worden.Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgen-de onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de onderhoudssleutel branden.

Page 21: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

i

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

28

Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale onder-grond staat en de motor minstens 15 minuten niet heeft gedraaid.

MotorolieniveaumeterDe motorolieniveaumeter geeft aan of het motoroliepeil in orde is.

Bij het aanzetten van het contact wordt eerst de onderhoudsintervalindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.

Olieniveau correct

Te weinig olie

Storing motorolieniveaumeter

Oliepeilstok

Als de aanduiding "OIL" knippert in combinatie met het verklikkerlampje service, een geluidssignaal en een mel-ding op het multifunctionele display, is het motorolieniveau te laag.Controleer het olieniveau met de peil-stok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.

Als de aanduiding "OIL --" knippert, duidt dit op een storing in de motorolieni-veaumeter. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie voor het motor-type van uw auto.

2 merktekens op de peil-stok:- A = maxi; het oliepeil mag

nooit boven het niveau A uitkomen,

- B = mini; als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voor-geschreven type motor-olie worden bijgevuld via de vuldop.

Page 22: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

29

KilometertellerDe kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan.

Dimmer dashboardverlichtingU kunt de lichtsterkte van de dash-boardverlichting handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving.

KLOKJEBij het geïntegreerde klokje kunnen de uren en de minuten afzonderlijk worden ingesteld.

De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.

DagtellerDe dagteller geeft het aantal gereden kilometers weer nadat de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.

Druk bij aangezet contact op de knop tot de dagteller op 0 staat.

ActiefAls de verlichting van de auto is inge-schakeld: druk op de knop om de sterkte van

de dashboardverlichting te variëren, als de verlichting de zwakste stand

heeft bereikt, laat de knop dan los en druk hem opnieuw in om de verlich-ting weer feller te maken,

of als de verlichting de sterkste stand

heeft bereikt, laat de knop dan los en druk hem opnieuw in om de verlich-ting weer zwakker te maken,

laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.

Knop 1: instellen van de uren.Knop 2: instellen van de minuten.

InactiefDe dashboardverlichting kan niet worden ingesteld als de verlichting van de auto is uitgeschakeld of, bij auto’s met verlichting overdag, in de dagstand staat.

Instellen Druk kort op de desbetreffende knop

om de tijd in een laag tempo in te stellen.

of Houd de knop ingedrukt om de tijd in

een hoger tempo in te stellen.

Page 23: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

30

Weergave op het displayDit display kan de volgende informatie weergeven:- de tijd,- de datum,- de buitentemperatuur* (de tempera-

tuur knippert bij kans op gladheid),- controle van te openen carrosseriede-

len (portieren, achterklep, ...),- informatie van de boordcomputer (zie

het einde van dit hoofdstuk).

Het display kan tijdelijk waarschuwings-meldingen (bijv.: "Storing emissierege-ling") of informatie (bijv.: "Achterklep open") weergeven. Deze kunnen wor-den gewist door op de toets "ESC" te drukken.

MONOCHROOM DISPLAY A(zonder autoradio RD4)

Toetsen Algemeen menu

Het display kan met behulp van drie toetsen worden bediend:- "ESC" om de uitgevoerde handeling

af te breken,- "MENU" om een overzicht van de

menu’s of hulpmenu’s weer te geven,- "OK" om het gewenste menu of hulp-

menu te selecteren.

Druk op de toets "MENU" om een overzicht van de diverse menu’s in het algemene menu weer te geven:- configuratie van de auto,- opties,- instellingen display,- talen,- eenheden.

Druk op de toets "OK" om het ge-wenste menu te selecteren.

* Uitsluitend bij auto’s met airconditioning.

Page 24: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

!

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

31

Configuratie van de auto

OptiesAls het menu "Opties" is geselecteerd, kan de status van de verschillende func-ties worden weergegeven (geactiveerd, gedeactiveerd, storing).

TalenAls het menu "Talen" is geselecteerd, kan de taal van de weergave van het display worden gewijzigd (Français, Ita-liano, Nederlands, Portugues, Portugu-es-Brasil, Deutsch, English, Español).

Instellingen displayAls het menu "Instellingen disp." is ge-selecteerd, kunnen de volgende para-meters worden ingesteld:- jaar,- maand,- dag,- uren,- minuten,- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur. Eenheden

Als het menu "Eenheden" is geselec-teerd, kunnen de eenheden van de vol-gende parameters worden gewijzigd:- temperatuur (°C of °F),- brandstofverbruik (l/100 km, mpg of

km/l).

Selecteer een parameter en druk op de toets "OK" om de waarde te wij-zigen.

Wacht ongeveer 10 seconden tot de gewijzigde waarde is opgeslagen of druk op de toets "ESC" om de uitge-voerde handeling af te breken.

Vervolgens keert het display terug naar het vorige scherm.

Als het menu "Config. auto" is geselec-teerd, kunnen de volgende functies ge-activeerd of gedeactiveerd worden:- het inschakelen van de ruitenwis-

ser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de bochtverlichting (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de follow me home verlichting (zie het hoofdstuk "Zicht").

Om veiligheidsredenen mag de be-stuurder het multifunctionele dis-play alleen bedienen als de auto stilstaat.

Page 25: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

32

MONOCHROOM DISPLAY A Toetsen

Weergave op het displayDit display kan de volgende informatie weergeven:- de tijd,- de datum,- de buitentemperatuur* (er verschijnt

een melding bij kans op gladheid),- controle van te openen carrosseriede-

len (portieren, achterklep, ...),- informatie van de autoradio (radio, CD, ...),- de boordcomputerfuncties (zie het

einde van dit hoofdstuk).

Het display kan tijdelijk waarschuwings-meldingen (bijv.: "Storing emissierege-ling") of informatie (bijv.: "Achterklep open") weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "ESC" te drukken.

Algemeen menu

Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven en op de toets "" of "" om door de items op het display te scrollen:- radio-CD,- configuratie van de auto,- opties,- instellingen display,- talen,- eenheden,

Druk op de toets "OK" om het ge-wenste menu te selecteren.

Druk op het bedieningspaneel van de autoradio RD4: op de toets "MENU" voor toegang

tot het algemene menu, op de toets "" of "" om door de

items op het display te scrollen, op de toets "MODE" om de perma-

nent weergegeven toepassing te wij-zigen (boordcomputer, audio, ...),

op de toets "" of "" om de waar-de van een instelling te wijzigen,

op de toets "OK" om te bevestigen,of op de toets "ESC" om de uitgevoer-

de handeling af te breken.

Radio-CDAls de autoradio RD4 is ingeschakeld en het menu "Radio-CD" is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG), de CD-speler of de CD-wisselaar (introscan, willekeurig afspelen, herha-len van CD) worden geactiveerd of ge-deactiveerd.

Raadpleeg voor meer informatie over de radio/CD-speler het gedeelte "RD4" van het hoofdstuk "Audio en telema-tica".

* Uitsluitend bij auto’s met airconditioning.

Page 26: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

!

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

33

Om veiligheidsredenen mag de be-stuurder het multifunctionele dis-play alleen bedienen als de auto stilstaat.

Instellingen displayAls het menu "Instellingen disp" is ge-selecteerd, kunnen de volgende para-meters worden ingesteld:- jaar,- maand,- dag,- uren,- minuten,- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur.

TalenAls het menu "Talen" is geselecteerd, kan de taal van de weergave van het display worden gewijzigd (Français, Ita-liano, Nederlands, Portugues, Portugu-es-Brasil, Deutsch, English, Español).

EenhedenAls het menu "Eenheden" is geselec-teerd, kunnen de eenheden van de vol-gende parameters worden gewijzigd:- temperatuur (°C of °F),- brandstofverbruik (l/100, mpg of km/l).

Selecteer een parameter en druk op de toets "" of "" om de waarde te wijzigen.

Druk op de toets "" of "" om de vorige of volgende parameter te se-lecteren.

Druk op de toets "OK" om de gewij-zigde waarde op te slaan en terug te keren naar het vorige scherm of druk op de toets "ESC" om de uit-gevoerde handeling af te breken.

Configuratie van de auto

OptiesAls het menu "Opties" is geselecteerd, kan de status van de verschillende func-ties worden weergegeven (geactiveerd, gedeactiveerd, storing).

Als het menu "Config. auto" is geselec-teerd, kunnen de volgende functies ge-activeerd of gedeactiveerd worden:- het inschakelen van de ruitenwis-

ser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de bochtverlichting (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de follow me home verlichting (zie het hoofdstuk "Zicht").

Page 27: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

34

MONOCHROOM DISPLAY C Algemeen menu

Weergave op het displayDit display kan de volgende informatie weergeven:- de tijd,- de datum,- de buitentemperatuur* (de tempera-

tuur knippert bij kans op gladheid),- controle van te openen carrosseriede-

len (portieren, achterklep, ...),- audiofuncties (radio, CD, ...),- informatie van de boordcomputer (zie

het einde van dit hoofdstuk).

Het display kan tijdelijk waarschuwings-meldingen (bijv.: "Storing emissierege-ling") of informatie (bijv.: "Automatische verlichting actief") weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "ESC" te drukken.

Menu "Audiofuncties"Als de autoradio RD4 is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG, Ra-dioText), de CD-speler of de CD-wis-selaar (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) worden geactiveerd of gedeactiveerd.Raadpleeg voor meer informatie over de audiofuncties het gedeelte "RD4" van het hoofdstuk "Audio en telematica".

Toetsen

Druk op het bedieningspaneel van de autoradio RD4: op de toets "MENU" voor toegang

tot het algemene menu, op de toets "" of "" om door de

items op het display te scrollen, op de toets "MODE" om de perma-

nent weergegeven toepassing te wij-zigen (boordcomputer, audio, ...),

op de toets "" of "" om de waar-de van een instelling te wijzigen,

op de toets "OK" om te bevestigen,of op de toets "ESC" om de uitgevoer-

de handeling af te breken.

Druk op de toets "MENU" om het al-gemene menu weer te geven:- audiofuncties,- boordcomputer (zie het einde van

dit hoofdstuk),- persoonlijke instellingen-configu-

ratie,- telefoon (handsfree set).

Druk op de toets "" of "" om het gewenste menu te selecteren en bevestig door op de toets "OK" te drukken.

* Uitsluitend bij auto’s met airconditioning.

Menu "Boordcomputer"Via dit menu kunt u verschillende infor-maties met betrekking tot de auto raad-plegen (logboek waarschuwingsmeldin-gen, status van functies, ...).

Page 28: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

!

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

35

Om veiligheidsredenen mag de be-stuurder het multifunctionele dis-play alleen bedienen als de auto stilstaat.

Parameters van de auto instellenVia dit menu kunnen verschillende sys-temen van de auto geactiveerd of uit-geschakeld worden:- het inschakelen van de ruitenwis-

ser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de bochtverlichting (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de follow me home verlichting (zie het hoofdstuk "Zicht"),

Menu "Telefoon"Als de autoradio RD4 is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunt u uw Bluetooth handsfree set configureren (koppelen), de verschillende indexen van de telefoon raadplegen (lijst ge-sprekken, diensten, ...) en uw gesprek-ken beheren (opnemen, ophangen, wisselgesprek, discretiefunctie, ...).Raadpleeg voor meer informatie over de telefoonfunctie het gedeelte "RD4" in het hoofdstuk "Audio en telematica".

Configuratie displayAls dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden geselec-teerd:- instellen lichtsterkte-video,- instellen datum en tijd,- kiezen van eenheden.TaalkeuzeAls dit menu is geselecteerd, kan de taal van de weergave van het display worden gewijzigd (Deutsch, English, Español, Français, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil).

Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting

Menu "Persoonlijkeinstellingen-configuratie"

Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende functies worden geselecteerd:- parameters van de auto,- configuratie van het display,- taalkeuze.

Druk op de toets "" of "" en ver-volgens op "OK" om het gewenste menu te selecteren.

Druk op de toets "" of "" en ver-volgens op "OK" om het item "Fol-low me home" te selecteren.

Druk op de toets "" of "" om de gewenste waarde in te stellen (15, 30 of 60 seconden) en druk op de toets "OK" om te bevestigen.

Druk op de toets "" of "" en ver-volgens op "OK" om "OK" te selec-teren en bevestigen of op de toets "ESC" om de uitgevoerde handeling af te breken.

Page 29: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

36

MONOCHROOM DISPLAY CT Weergave op het display

Als de autoradio/telefoon GPS RT3 is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, hebt u toegang tot de volgende functies:- navigatiesysteem en verkeersinformatie,- audiofuncties (radio, CD, ...),- boordcomputer (brandstofverbruik,

ritinformatie, ...),- indexen,- telefoon,- instellingen van het display en

configuratie van de uitrusting van de auto,

- navigatie met kaart*,- video*.

Toetsen

Als het contact is aangezet, geeft het display automatisch en direct de volgende informatie weer:- de tijd,- de datum,- de buitentemperatuur (bij kans op

gladheid wordt u gewaarschuwd door een melding).

Het display kan tijdelijk waarschuwings-meldingen (bijv.: "Brandstofniveau laag") of de status van functies van de auto (bijv.: "Automatische verlichting actief") weergeven. Deze kunnen wor-den gewist door op de toets "ESC" te drukken.

Druk op het bedieningspaneel van de autoradio/telefoon GPS RT3: op de toets "MENU" voor toegang

tot het algemene menu, draai aan de knop om een item te

selecteren, druk op de draaiknop om de selectie

te bevestigen,of druk op de toets "ESC" om de

uitgevoerde handeling af te breken en terug te keren naar het vorige scherm.

Raadpleeg voor meer informatie over deze functies het gedeelte "RT3" in het hoofdstuk "Audio en telematica".

KLEURENDISPLAY DT

Algemeen menu

* Uitsluitend bij kleurendisplay DT.

Page 30: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

37

Parameters van de auto instellenVia het menu "Parameters van de auto instellen" kunnen verschillende systemen van de auto geactiveerd of uitgeschakeld worden:- het inschakelen van de ruitenwisser

achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de bochtverlichting (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de follow me home verlichting en tijdsduur (zie het hoofdstuk "Zicht"),

Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting Draai aan de knop om het menu

"Configuratie" te selecteren en druk op de knop om te bevestigen.

Selecteer het item "Tijdsduur follow me home" en bevestig.

Menu "Configuratie" Druk op de toets "MENU" van de

autoradio/telefoon GPS RT3 voor toegang tot het algemene menu.

Draai aan de knop om het menu "Configuratie" te selecteren en druk op de knop om te bevestigen.

Vanuit dit menu hebt u toegang tot de volgende functies:

Selecteer de tijdsduur en druk op de knop.

Draai aan de knop om de tijdsduur in te stellen (15, 30 of 60 seconden) en druk op de knop.

Selecteer "OK" en bevestig.

Page 31: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

!

i

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

38

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display alleen bedienen als de auto stilstaat.

Voor het wijzigen van de stem van de spraaksynthese (mannelijk of vrouwelijk) of de taal van het systeem is de configuratie-CD-ROM nodig.

Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden geselec-teerd:- selecteren van het voor de weergave

beschikbare kleurenpalet*,- instellen van de lichtsterkte en de hel-

derheid van het display,- instellen van de gesproken comman-

do’s (volume, mannelijke of vrouwelijke stem); activeren van de AUX-ingang*,

- internationale parameters, instellen van de datum en tijd (weergave in 12 of 24 uur, instellen minuten via GPS); in-stellen van eenheden (temperatuur in °Celsius of °Fahrenheit; brandstofver-bruik in l/100 km, mpg of km/l),

- kiezen van de taal van de informatie en de gesproken commando’s (Fran-çais, English, Italiano, Portugues, Es-panol, Deutsch, Nederlands).

Configuratie van het display

Menu "Video"*In het dashboardkastje bevinden zich drie audio-/videoaansluitingen waarop u een videoapparaat (camcorder, digi-tale camera, DVD-speler, ...) kunt aan-sluiten.De videoweergave werkt uitsluitend bij stilstaande auto.

Als dit menu is geselecteerd, hebt u toegang tot de volgende functies:- "Videofunctie activeren" om de video-

functie in of uit te schakelen,- "Parameters video" om het formaat

van de weergave, de lichtsterkte, het contrast en de kleuren in te stellen. Druk op de toets "MODE" of "DARK"

om de weergave van de videofunctie te onderbreken.

Druk herhaaldelijk op de toets "SOURCE" om in plaats van de vi-deofunctie een andere functie van het audiosysteem te selecteren.

* Uitsluitend bij kleurendisplay DT.

Page 32: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

39

BOORDCOMPUTER

Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserscha-kelaar om de verschillende informa-ties van de boordcomputer weer te geven.

De boordcomputer kan de volgende informatie weergeven:

De boordcomputer geeft tijdens het rij-den verschillende informatie (actiera-dius, brandstofverbruik, ...).

Druk langer dan 2 seconden op de toets om de afgelegde afstand, het gemiddelde brandstofverbruik en de gemiddelde snelheid op 0 te zetten.

Monochroom display A Op 0 stellen

Weergave van de informatie

- actieradius,

- momenteel brandstofverbruik,

- afgelegde afstand,

- gemiddeld brandstofverbruik,

- gemiddelde snelheid.

Page 33: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

40

Kleurendisplay DT

- de momentele informatie:• actieradius,• momenteel brandstof-

verbruik,• nog af te leggen afstand,

Monochroom display CT

Traject op 0 zettenMonochroom display C

Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserscha-kelaar om de verschillende standen van de boordcomputer weer te ge-ven:

Weergave van de informatie

Druk de toets langer dan 2 seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven.

- traject "1":• afgelegde afstand,• gemiddeld brandstof-

verbruik,• gemiddelde snelheid,voor het eerste traject.

- traject "2":• afgelegde afstand,• gemiddeld brandstof-

verbruik,• gemiddelde snelheid,voor het tweede traject.

De trajecten "1" en "2" zijn onafhan-kelijk en hebben dezelfde eigenschap-pen.Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks ver-bruik.

BOORDCOMPUTER

De boordcomputer geeft tijdens het rij-den verschillende informatie (actiera-dius, brandstofverbruik, ...).

Page 34: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

!

ii

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

41

Nog af te leggen afstand(km of miles)Dit is de nog af te leggen af-stand tot de eindbestemming.

Deze afstand wordt op elk moment tijdens het gebruik van het navigatie-systeem berekend of wordt ingevoerd door de gebruiker.Bij het ontbreken van de afstand ver-schijnen streepjes in plaats van cijfers.

Gemiddelde snelheid(km/h of mph)Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan).

Actieradius(km of miles)De actieradius geeft op ba-sis van het gemiddelde ver-

bruik over de laatst afgelegde kilome-ters aan hoeveel kilometer u nog met de resterende brandstof kunt rijden

Momenteel brandstofverbruik(l/100 km, km/l of mpg)Dit is het verbruik dat geregi-streerd is tijdens de laatste se-conden.

Gemiddeld brandstofverbruik(l/100 km, km/l of mpg)Dit is het gemiddelde ver-bruik sinds de laatste nulstel-ling van de boordcomputer.

Afgelegde afstand(km of miles)In deze stand geeft de boordcomputer de afgeleg-de afstand sinds de laatste nulstelling aan.

Enkele begrippen...

Zodra de actieradius minder dan 30 km bedraagt, worden streepjes weergege-ven. Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 100 km bedraagt.

Raadpleeg een PEUGEOT-ser-vicepunt wanneer er tijdens het rij-den streepjes in plaats van cijfers op het display verschijnen.

Deze informatie verschijnt alleen als er met een snelheid van meer dan 30 km/h wordt gereden.

Dit getal kan verhoogd worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, die een aanzienlijke verlaging van het momentele ver-bruik tot gevolg heeft.

Page 35: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

42

MENU "BOORDCOMPUTER"

Display C Druk op de toets "MENU" voor toe-

gang tot het algemene menu. Selecteer met de pijlen het menu

"Boordcomputer" en druk op de toets "OK" om te bevestigen.

Selecteer in het menu "Boordcom-puter" één van de volgende func-ties:

Logboek waarschuwingsmeldingenDeze functie herhaalt de actieve waar-schuwingsmeldingen door ze achtereen-volgens op het multifunctionele display te laten verschijnen.

Toestand van de functiesDeze functie geeft aan of de verschil-lende functies van de auto zijn in- of uit-geschakeld.

Afstand tot de eindbestemming invoerenMet behulp van deze functie kunt u een globale waarde invoeren voor de reste-rende afstand tot de eindbestemming.

Via dit menu kunt u verschillende informa-ties met betrekking tot de auto raadple-gen (logboek waarschuwingsmeldingen, status van functies, ...).

Page 36: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

43

Configuratie boordcomputerSelecteer deze functie om de afstand tot de eindbestemming in te voeren (als het navigatiesysteem niet actief is; als dit wel actief is, zorgt het navigatiesysteem voor deze informatie) en de eenheden te wijzi-gen (°C of °F, km/l, mpg of l/100 km)

DiagnoseMet behulp van deze functie kan het logboek met waarschuwingsmeldingen, de laadtoestand van de noodbatterie of het aantal door het GPS waargenomen satellieten worden weergegeven.

Display CT of DT Druk op de toets "MENU" voor toe-

gang tot het algemene menu. Selecteer met de draaiknop het

menu "Boordcomputer" en druk op de draaiknop om te bevestigen.

Selecteer in het menu "Boordcom-puter" één van de volgende func-ties:

Toestand van de functiesDeze functie geeft aan of de verschil-lende functies van de auto zijn in- of uit-geschakeld.

Page 37: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2 COMFORT

44

VENTILATIEDe ventilatie zorgt voor een optimaal comfort in het interieur.

LuchtgeleidingDe lucht kan afhankelijk van de instel-lingen van de bestuurder via verschil-lende circuits worden toegevoerd:- rechtstreekse toevoer naar het

interieur (toevoer van buitenlucht),- toevoer via het verwarmingscircuit,- toevoer via het circuit van de

airconditioning.

Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de verschillende circuits wordt ge-mengd om het gewenste comfortniveau te bereiken.Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt via de gewenste uitstroomopeningen over het interieur verdeeld.Stel de luchtopbrengst in: de aanjager-snelheid wordt verhoogd of verlaagd.

LuchttoevoerDe lucht in het interieur wordt gefilterd en wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.

BedieningspaneelHet systeem wordt bediend via het be-dieningspaneel A van de middenconso-le. Volgens uitvoering zijn de volgende functies aanwezig:- temperatuurregeling,- luchtopbrengstregeling,- regeling luchtverdeling,- ontdooien en ontwasemen,- handbediende of automatische air-

conditioning.

Luchtverdeling1. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-

en of ontwasemen van de voorruit.2. Uitstroomopeningen voor het ontdooi-

en of ontwasemen van de zijruiten.3. Afsluitbare en verstelbare

zijventilatieroosters.4. Afsluitbare en verstelbare

middelste ventilatieroosters.5. Uitstroomopeningen beenruimte

voorpassagiers.6. Uitstroomopeningen beenruimte

achterpassagiers.

Page 38: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

i

COMFORT

45

Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.

GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONINGNeem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon

heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren. Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed

ververst wordt. Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur

de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.

Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de airconditioning.

Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.

Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter. De filterelementen dienen periodiek te worden vervangen. Laat de

filterelementen twee keer zo vaak vervangen als de omstandigheden dit vereisen (zie hoofdstuk "Controles", paragraaf "Motoren").

Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte staat te houden.

Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

Page 39: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2 COMFORT

46

VERWARMING/VENTILATIE

Bedieningspaneel met knoppen

Bedieningspaneel met toetsen

HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING

Bedieningspaneel met knoppen

Bedieningspaneel met toetsen

Page 40: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

i

COMFORT

47

2. Luchtopbrengst

Draai de knop in één van de vier standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.

Voorruit, zijruiten en beenruimte.

Beenruimte.(gesloten ventilatieroosters)

Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.

Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.

Voorruit en zijruiten.

1. Temperatuurregeling

De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een middenstand te zetten, aangegeven met "".

De verwarming/ventilatie en aircondi-tioning werken uitsluitend bij draaiende motor.

VERWARMING/VENTILATIE EN HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING

Bedieningspaneel met knoppen

4. Toevoer van buitenlucht/ Luchtrecirculatie

De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zijruiten.De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.

Bedieningspaneel met toetsen

Ontdooien - OntwasemenGa voor het snel ontdooien of ontwasemen van de voorruit en zijruiten als volgt te werk: schuif de knop van de luchttoevoer-

regeling 4 in de stand "Toevoer van buitenlucht",

draai de knop van de luchtverdeling 3 in de stand "Voorruit",

draai de knoppen van de tempera-tuurregeling 1 en de luchtopbrengst 2 in de maximale stand,

sluit de middelste ventilatieroosters, schakel de airconditioning in met de

toets "A/C".

Wanneer de knop van de lucht-opbrengstregeling in de stand 0 wordt gezet (uitschakeling van het systeem), wordt het thermi-sche comfort niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.

3. Luchtverdeling

Schuif de knop naar rechts in de stand "Luchtrecirculatie in het inte-rieur".

Schuif de knop naar links in de stand "Toevoer van buitenlucht".

Druk op de toets om de lucht in het in-terieur te laten recirculeren. Het verklik-kerlampje brandt om aan te geven dat de luchtrecirculatie is ingeschakeld.

Druk nogmaals op de toets om de toe-voer van buitenlucht weer in te schake-len. Het verklikkerlampje gaat uit.

Page 41: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

i

COMFORT

48

5. Airconditioning AAN/UIT (handbediende airconditioning)

De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief ge-bruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten:

De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de verwarming of aircondi-

tioning.

ACHTERRUITVERWARMING

Schakel, zodra de omstandighe-den het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat een gering stroomver-bruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.

Als de motor wordt afgezet voordat de achterruitverwarming automatisch wordt uitgeschakeld, wordt de achterruitverwarming weer ingeschakeld als de motor weer wordt gestart.

AANDe achterruitverwarming werkt uitslui-tend bij draaiende motor. Druk op deze toets om de achter-

ruit en de buitenspiegels te ontwa-semen. Het verklikkerlampje van de toets gaat branden.

UITDe achterruitverwarming wordt automa-tisch uitgeschakeld om onnodig brand-stofverbruik te voorkomen. U kunt de achterruitverwarming ook

eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het verklik-kerlampje van de toets gaat uit.

- 's zomers: om de temperatuur in het interieur te verlagen,

- 's winters, bij vorst: om de ruiten snel te ontwasemen.

AAN Druk op de toets "A/C", het

verklikkerlampje gaat branden.De airconditioning werkt niet als de knop van de luchtopbrengst 2 in de stand "0" staat.

UIT

Druk nogmaals op de toets "A/C", het verklikkerlampje gaat uit.

Page 42: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

i

i

COMFORT

49

Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht.

Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor een optimale temperatuur de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compen-seert automatisch en zo snel mo-gelijk het temperatuurverschil.

De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.

De bestuurder en voorpassagier kunnen de temperatuur afzon-derlijk naar wens instellen.

Instelling op een waarde van ongeveer 21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere waarde instellen, die ge-bruikelijk tussen 18 en 24 ligt.Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen links en rechts niet meer dan 3 te laten bedragen.

4. Automatisch programma "zicht"

In sommige gevallen kan het automatische programma "comfort" niet toereikend blij-ken om de voorruit en zijruiten snel condens- en ijsvrij te ma-ken (vocht, veel inzittenden, vorst...).

Kies dan het automatisch programma "zicht".

Het systeem regelt automatisch de airconditioning en de luchtopbrengst en zorgt voor een optimale luchttoevoer naar de voorruit en zijruiten. Druk nogmaals op de toets "zicht" of

op de toets "AUTO" om dit program-ma af te sluiten. Het verklikkerlampje in de toets gaat uit en het symbool "AUTO" wordt weergegeven.

Automatische werking1. Automatisch programma

"comfort" Druk op de toets "AUTO".

Het symbool "AUTO" wordt weergegeven.

2. Temperatuurregeling bestuurderszijde3. Temperatuurregeling passagierszijde

AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING

Het is raadzaam deze stand te gebrui-ken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling en de luchtrecirculatie automatisch en op-timaal aan de hand van de door u inge-stelde waarde.Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.

De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald com-fortniveau en niet op de temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. Draai de knop 2 of 3 naar links om de

waarde te verkleinen en naar rechts om de waarde te vergroten.

Page 43: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

!

!i

COMFORT

50

Handmatig instellenHet is mogelijk één of meer functies van de airconditioning handmatig in te stel-len, terwijl de overige functies automa-tisch worden geregeld. Druk op de toets "AUTO" om de

automatische werking van de aircondi-tioning te hervatten.

Druk op deze toets om de airconditioning uit te scha-kelen.

Als de airconditioning wordt uitgescha-keld, wordt het thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten). Druk de toets nogmaals in om de auto-

matische werking van de aircondi-tioning te hervatten. De aanduiding "A/C" wordt weergegeven.

6. Regeling luchtverdeling

Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar:

7. Regeling luchtopbrengst

Druk op de toets "kleine propeller" om de luchtop-brengst te verkleinen.

8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie

Uitschakelen van het systeem Druk op de toets "kleine propeller"

tot het symbool van de ventilateur is verdwenen.

Hierdoor worden alle functies van het systeem uitgeschakeld.Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Door de rijwind blijft er nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd. Druk nogmaals op de toets "grote

propeller" of "AUTO" om het sys-teem weer met de laatst ingestelde waarden in te schakelen.

Druk deze toets in om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het symbool van de luchtrecir-culatie wordt weergegeven.

5. Airconditioning AAN/UIT

Het is niet raadzaam om langdurig met uitgeschakelde airconditioning te rijden.

Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (kans op beslaan van de ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit).

- de voorruit, de zijruiten en de beenruimte,- de voorruit en zijruiten (ontwasemen

of ontdooien),- de middelste ventilatieroosters en

zijventilatieroosters,- de middelste ventilatieroosters, de zij-

ventilatieroosters en de beenruimte,- de beenruimte.

Druk op de toets "grote propeller" om de luchtop-brengst te vergroten.

Het symbool van de luchtopbrengst, de ventilateur, wordt afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk voller.

Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Druk zodra de omstandigheden het toe-

laten de toets nogmaals in om de toevoer van buitenlucht weer te activeren en het beslaan van de ruiten te voorkomen.

Voor een maximale afkoeling of opwarming van het interieur kan de temperatuurregeling op een waarde lager dan 14 of hoger dan 28 worden ingesteld. Draai de knop 2 of 3 naar links

tot "LO" wordt weergegeven of naar rechts tot "HI" wordt weer-gegeven.

Page 44: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

!

i

i

COMFORT

51

Voer om veiligheidsredenen han-delingen met het geurelement uit-sluitend uit bij stilstaande auto.Haal geurelementen niet uit elkaar.Probeer de parfumeur of de geur-elementen niet bij te vullen. Gebruik uitsluitend originele PEUGEOT-geur-elementen.Vermijd elk contact met de huid en met de ogen.Houd de geurelementen buiten het bereik van kinderen en huisdieren.

De geursterkte is mede afhankelijk van de instellingen van de ventila-tie en de airconditioning.

PARFUMEURDe parfumeur zorgt voor een aange-name geur in de auto en kan met een draaiknop naar wens worden ingesteld. Het geurelement is in verschillende geuren leverbaar.

Geurelement plaatsen Verwijder de dop van het element. Plaats het element in het dash-

board. Druk het element in en draai het een

kwart omwenteling.

FunctiesA. RegelknopMet behulp van deze knop kunt u de ven-tilatie en de sterkte van de geur instellen. Er zijn drie hoofdstanden mogelijk:0. Ventilatie uit.1. Ventilatie maximaal/Geurversprei-

ding uit.2. Ventilatie maximaal/Maximale

geursterkte.

B. Geurelement.Het geurelement kan zeer eenvoudig worden vervangen.U kunt het geurelement op elk moment verwisselen en buiten de auto bewaren, dankzij de dop waarmee het element kan worden afgesloten als het reeds is gebruikt.Bij de PEUGEOT-servicepunten zijn verschillende geuren leverbaar.

Geurelement verwijderen Draai het element een kwart

omwenteling. Verwijder het element uit het

dashboard. Sluit het element af met de dop.

Gooi het originele element niet weg, dit moet worden gebruikt om het systeem af te sluiten als de geur-elementen niet worden gebruikt.Zet de knop voor een langere le-vensduur van het geurelement in de stand "0" of "1" zodra de sterk-te van de geur in het interieur vol-doende is.

Page 45: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2 COMFORT

52

VOORSTOELENU kunt de zitting, de rugleuning en de hoofdsteun verstellen voor een optima-le zitpositie.

1. Verstelling in lengterichting Til de beugel op en schuif de stoel

naar voren of naar achteren.

2. Hoogteverstelling bestuurders- en passagiersstoel

Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag totdat de gewenste stand bereikt is.

3. Rugleuningverstelling

Duw de handgreep naar achteren.

Page 46: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

!

!

COMFORT

53

Zorg ervoor dat het terugschuiven in de oorspronkelijke stand niet wordt verhinderd; deze stand is noodzakelijk om de stoel te ver-grendelen in de lengterichting.

4. Toegang tot de achterbank (3-deurs)

Trek aan de handgreep om de rugleu-ning naar voren te klappen en schuif de stoel vooruit. Als de stoel wordt terug-geduwd, komt deze automatisch weer in de oorspronkelijke stand terug.

5. Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun

Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.

Druk op de nok A en trek de hoofd-steun omhoog om hem te verwijde-ren.

Steek om de hoofdsteun terug te zet-ten de pennen in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.

Druk op de nok A en duw de hoofd-steun gelijktijdig omlaag om hem la-ger te zetten.

Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.De juiste stand van de hoofd-steun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

Kantel het onderste gedeelte van de hoofdsteun naar voren of naar ach-teren om de hoek van de hoofdsteun af te stellen.

Page 47: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

!i

COMFORT

54

ACHTERBANKU kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel (1/3) van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten.

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

Hoofdsteunen achterDe hoofdsteunen hebben twee standen, een hoge stand (comfort) en een lage stand (zicht naar achteren).

De geselecteerde stand van de stoelverwarming blijft nadat het contact is afgezet nog twee minu-ten in het geheugen.

7. Schakelaars stoelverwarmingBij draaiende motor is de stoelverwar-ming voor elke voorstoel apart regel-baar. Met de draaiknop naast de voorstoel

kan de stoelverwarming ingescha-keld worden en kan de gewenste stand worden geselecteerd:

0: Uit. 1: Laag. 2: Gemiddeld. 3: Hoog.

De hoofdsteunen kunnen ook worden verwijderd:

trek de hoofdsteunen omhoog tot aan de aanslag,

druk vervolgens de pal in.

6. Armsteunen

Deze zijn neerklapbaar en uitneem-baar. Druk, om de armsteun te verwijde-

ren, op de knop tussen de armsteun en de rand van de zitting en trek de armsteun omhoog.

Page 48: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

!

COMFORT

55

Neerklappen van de achterbankKantel om beschadiging van de achter-bank te voorkomen altijd eerst de zitting naar voren voordat u de rugleuning neerklapt: schuif de voorstoel indien nodig naar

voren, til de zitting 1 aan de voorzijde op, kantel de zitting 1 tegen de rugleu-

ning van de voorstoel, controleer of de veiligheidsgordel langs

de rand van de rugleuning loopt,

Terugplaatsen van de achterbankBij het terugplaatsen van de achter-bank: zet de rugleuning 3 rechtop en

vergrendel deze, klap de zitting 1 terug.

trek de hendel 2 omhoog om de rug-leuning 3 te ontgrendelen,

zet de hoofdsteunen in de laagste stand of verwijder ze indien nodig,

klap de rugleuning 3 neer.

Let erop dat bij het terugplaatsen van de achterbank de veiligheids-gordels niet klem komen te zitten.

Page 49: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

i

!

COMFORT

56

SPIEGELS

BuitenspiegelsDe verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto.

Inklappen van buitenaf: vergrendel de auto met

de afstandsbediening of de sleutel. van binnenuit: trek bij aangezet con-

tact de schakelaar A naar achteren.

Handmatig verstelbare buitenspiegels

Verstellen Beweeg de hendel in de vier richtin-

gen om de spiegel in de gewenste stand te verstellen.

Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door een PEUGEOT-servicepunt.

Inklappen Tijdens het parkeren kunt u de spie-

gels handmatig inklappen.

Uitklappen Klap voordat u de motor start de

spiegels uit.

Elektrisch verstelbare buitenspiegels

Verstellen Zet de knop A naar links of rechts

om de desbetreffende spiegel te selecteren.

Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.

Zet de knop A weer in het midden.

Uitklappen van buitenaf: ontgrendel de auto met

de afstandsbediening of de sleutel. van binnenuit: trek bij aangezet con-

tact de schakelaar A naar achteren.

De weergegeven objecten lijken in de spiegels verder af dan ze in werkelijkheid zijn.Hiermee moet rekening worden ge-houden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

Page 50: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

!

i

COMFORT

57

BinnenspiegelVerstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.

Verstellen Stel de spiegel af als deze in de

dagstand staat.

Stel de spiegels om veiligheidsre-denen zo af, dat de dode hoek mi-nimaal is.

Zodra de achteruit wordt ingescha-keld, wordt de spiegel in de dag-stand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.

Automatisch dimmende binnenspiegelDe binnenspiegel verstelt geleidelijk en automatisch van de dag- in de nachtstand.

Om verblinding te voorkomen, wordt de spiegel automatisch donker, afhankelijk van de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt.Zodra de hoeveelheid licht (bijvoorbeeld verlichting van achteropkomend ver-keer, zonneschijn...) vermindert, wordt het spiegelbeeld weer helder voor een optimaal zicht.

AAN

Zet het contact aan en druk op de schakelaar 1.

Het verklikkerlampje 2 gaat branden en de binnenspiegel werkt automatisch.

Handmatige binnenspiegelDe binnenspiegel is voorzien van een nachtstand (antiverblinding).

Dag-/nachtstand Trek aan het hendeltje om de spiegel

in de nachtstand te zetten. Duw het hendeltje naar voren om

de spiegel terug te zetten in de dag-stand.

UIT

Druk op de schakelaar 1.Het verklikkerlampje 2 gaat uit en de spiegel blijft in de dagstand staan.

Page 51: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

! i

COMFORT

58

STUURWIELVERSTELLINGHet stuurwiel kan in hoogte en diepte worden versteld voor een optimale zithouding van de bestuurder.

Verstellen Zorg dat de auto stilstaat en trek

aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen.

Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte.

Druk de hendel goed vast om het stuurwiel te vergrendelen.

Voer deze handelingen om veilig-heidsredenen uitsluitend uit bij stil-staande auto.

ZONNEKLEPDe zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij worden geklapt en is voorzien van een make-upspiegel met verlichting.

Open als het contact aan is het afdekkapje. De verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch branden.

De zonneklep bevat tevens een moge-lijkheid voor het opbergen van pasjes.

VENSTERS VOORPARKEER-/TOLKAARTENHierin kunt u parkeer- en/of tolkaarten plaatsen.

Deze vensters bevinden zich aan weerszijden van de voet van de binnen-spiegel op de voorruit.Op deze plaatsen is de thermisch isole-rende voorruit niet-reflecterend.

De thermisch isolerende voorruit be-perkt de opwarming van het interi-eur door zonnestralen (ultraviolette straling) te filteren. De voorruit bevat bovendien een reflecterende laag die radiogolven tegenhoudt (bijvoor-beeld bij tolpoorten met elektroni-sche betaling).

Page 52: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

!

COMFORT

59

Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:- gebruik uitsluitend matten die op

de bevestigingen van de auto passen, het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

MATTENDe matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto tegen vuil van buitenaf.

TerugplaatsenTerugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde: leg de mat goed op zijn plaats, druk de bevestigingen vast, controleer of de mat goed vastzit.

BevestigenGebruik wanneer u een nieuwe mat bevestigt uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.

VerwijderenVerwijderen van de mat aan de bestuurderszijde: zet de stoel in de achterste stand, maak de bevestigingen los, verwijder de bevestigingen en ver-

volgens de mat.

Page 53: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2 COMFORT

60

INDELING VAN HET INTERIEUR

1. Dashboardkastje met verlichting (zie de volgende bladzijde voor

meer informatie)

2. Opbergvak met antislipmat

3. Kaartenhouder

4. Portiervak

5. Opbergvak met antislipmat

6. Asbak met verlichting/ Aansteker

(zie de volgende bladzijde voor meer informatie)

7. Opbergvakken

8. Bekerhouder

Page 54: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2COMFORT

61

Dashboardkastje met verlichting

Het dashboardkastje bestaat uit een open bovenste opbergvak en speciale ruimtes voor het opbergen van een fles mineraalwater, het instructieboekje van de auto, ...In het deksel zijn speciale ruimtes ge-creëerd voor een pen, een bril, munten, kaarten, een blikje, ...

Het dashboardkastje kan zijn voorzien van een slot. Trek de handgreep omhoog om het

te openen.De verlichting van het dashboardkastje treedt in werking zodra het wordt ge-opend.

Asbak met verlichting/ Aansteker

Druk op het deksel om de asbak te openen.

Open om de asbak te legen het dek-sel en verwijder de asbak.

In het dashboardkastje bevinden zich de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde A en drie aansluitingen* B voor een audio-/video-apparaat (zie hoofdstuk "Audio en Tele-matica" voor meer informatie over het activeren van de extra aansluitingen).

Als uw auto is uitgerust met airconditio-ning, bevat het dashboardkastje een af-sluitbare ventilatiebuis C, via welke het dashboardkastje wordt voorzien van dezelfde airconditioning als het interi-eur.

* Uitsluitend in combinatie met kleuren-display DT.

Page 55: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2 COMFORT

62

INDELING VAN DE BAGAGERUIMTE1. Hoedenplank (zie de volgende bladzijde voor

meer informatie)

2. Haken (zie de volgende bladzijde voor

meer informatie)

3. Riem

4. Sjorogen

5. Bagagenet (zie de volgende bladzijde voor

meer informatie)

Page 56: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

i

COMFORT

63

Haken

Gebruik de sjorogen om uw bagage ste-vig vast te zetten met het bagagenet.

Hoedenplank

Verwijderen van de hoedenplank: maak de twee koorden los, til de hoedenplank iets op en verwij-

der hem.

Er zijn meerdere mogelijkheden om de hoedenplank op te bergen:- achter de voorstoelen,- achter de achterbank.

Hieraan kunt u een boodschappentas ophangen.

Bagagenet

Bij het verwisselen van een wielBevestig bij het verwisselen van een wiel het koord van de vloermat van de bagageruimte aan de haken voor een optimale toegang tot het reservewiel.

Page 57: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

!

i

TOEGANG TOT DE AUTO

64

De supervergrendeling blokkeert het van binnenuit en van buitenaf openen van de portieren.Als de supervergrendeling is inge-schakeld, is ook de vergrendelings-schakelaar in het interieur buiten werking.Schakel daarom nooit de superver-grendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.

Als één van de portieren of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet.

SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENINGU kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.

Uitklappen van de sleutel Druk op de knop A om de sleutel uit

te klappen.

Ontgrendelen van de auto

Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden snel knipperen van de richtingaanwij-zers.Tegelijkertijd worden de buitenspiegels automatisch uitgeklapt.

Normale vergrendeling met de afstandsbediening

Vergrendelen van de auto

Supervergrendeling met de afstandsbediening Druk op het gesloten hangslot om de

auto te vergrendelen. Druk binnen 5 seconden nogmaals

op het gesloten hangslot om de su-pervergrendeling van de auto in te schakelen.

Druk op het geopende hangslot om de auto te ont-grendelen.

Ontgrendelen met de sleutel in het portierslot Draai de sleutel linksom in het slot

van het bestuurdersportier om de auto te ontgrendelen.

Druk op het gesloten hang-slot om de auto te vergren-delen.

Normale vergrendeling met de sleutel Draai de sleutel rechtsom in het slot

van het bestuurdersportier om de auto te vergrendelen.

Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.Tegelijkertijd worden de buitenspiegels automatisch ingeklapt.

Ontgrendelen met de afstandsbediening

Supervergrendeling met de sleutel Draai de sleutel rechtsom in het slot

van het bestuurdersportier om de auto te vergrendelen.

Draai de sleutel binnen 5 seconden nogmaals rechtsom om de superver-grendeling van de auto in te schakelen.

De supervergrendeling wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 secon-den branden van de richtingaanwijzers.Tegelijkertijd worden de buitenspiegels automatisch ingeklapt.

Page 58: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

!i

TOEGANG TOT DE AUTO

65

Bewaar de kaart op een veilige plaats buiten de auto.Bewaar de kaart bij uw persoon-lijke documenten.

Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen 30 seconden een por-tier wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld.Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door een PEUGEOT-servicepunt.

Inklappen van de sleutel Druk op de knop A om de sleutel in

te klappen.

Lokaliseren van de auto Codekaart

Druk op het gesloten hangslot om de eerder vergrendelde auto te lokalise-ren op een parkeerplaats.

De plafonniers gaan branden en de knipperlichten knipperen gedurende enkele seconden.

Elektronische startblokkeringIn de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aan-zetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de start-blokkering.Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsys-teem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de mo-tor bij een inbraak.

Diefstalbeveiliging

De codekaart wordt u bij aflevering van de auto samen met de twee sleutels overhandigd.Op deze kaart staat de identificatiecode die uw PEUGEOT-servicepunt nodig heeft bij werkzaamheden aan de elek-tronische startblokkering.De code is afgedekt, verwijder de film alleen als dit strikt noodzakelijk is.

Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.

De auto kan dan niet gestart wor-den. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.

Page 59: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

i

TOEGANG TOT DE AUTO

66

Waarschuwingssignaal sleutelAls het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact zit, klinkt er een ge-luidssignaal.

Starten van de motor Steek de sleutel in het contactslot. Wacht enkele seconden tot de code

van de startblokkering is herkend. Draai de sleutel rechtsom in de stand

3 (Starten). Laat zodra de motor draait de sleutel

los.

Afzetten van de motor Zet de auto stil. Draai de sleutel linksom in de stand

1 (Stop). Verwijder de sleutel uit het contactslot.

Storing afstandsbedieningNa het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstands-bediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden. Ontgrendel of vergrendel de auto

eerst met de sleutel in het slot. Synchroniseer vervolgens de af-

standsbediening.Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt als de storing niet is verholpen.

Batterij vervangen

Batterij ref.: CR1620/3 V.Synchroniseren Zet het contact af. Zet de sleutel in de stand 2 (Contact). Druk zo snel mogelijk gedurende

enkele seconden op de vergrende-lingsknop (gesloten hangslot) van de afstandsbediening.

Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot.

De afstandsbediening werkt nu weer.

Wip het huis met een muntstuk bij het oog los.

Verwijder de lege batterij. Schuif de nieuwe batterij in de juiste

richting op zijn plaats. Klik het huis vast. Synchroniseer de afstandsbediening.

Als de batterij van de afstandsbe-diening leeg is, wordt u gewaar-schuwd door dit verklikkerlampje, een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display

Page 60: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

!

TOEGANG TOT DE AUTO

67

SleutelsNoteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleutel. Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen.

AfstandsbedieningDe radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.

Vergrendelen van de autoHet rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.

DiefstalbeveiligingBreng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering, dit kan tot storingen leiden.

Bij het aanschaffen van een gebruikte autoControleer of u in het bezit bent van de codekaart.Laat uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheu-gen opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.

Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg, ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.

Page 61: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

!

i

TOEGANG TOT DE AUTO

68

ALARMDit systeem beveiligt uw auto tegen in-braak en diefstal. Het systeem bestaat uit een omtrek- en een interieurbevei-liging en is voorzien van een anti-in-braakfunctie.

Vergrendelen van de auto met volledig ingeschakeld alarm

Breng geen wijzigingen aan het alarmsysteem aan, dit kan leiden tot storingen.

De interieurbeveiliging wordt uit-sluitend uitgeschakeld als deze procedure wordt uitgevoerd na het afzetten van het contact.

Inschakelen van de interieurbeveiliging Ontgrendel de auto met de ontgren-

delknop van de afstandsbediening.Het alarm wordt weer ingeschakeld met twee beveiligingsniveaus; het verklik-kerlampje van de knop A gaat uit.

Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging

Uitschakelen van de interieurbeveiliging Zet het contact af. Druk binnen 10 seconden op de

knop A tot het verklikkerlampje blijft branden.

Verlaat de auto. Vergrendel de auto of schakel de super-

vergrendeling in met de vergrendelknop van de afstandsbediening.

Alleen de omtrekbeveiliging wordt inge-schakeld; het verklikkerlampje van de knop A zal één keer per seconde knipperen.

Inschakelen Zet het contact af en verlaat de auto. Vergrendel de auto of schakel de super-

vergrendeling in met de vergrendelknop van de afstandsbediening.

Het alarm is geactiveerd; het verklikker-lampje van de knop A zal één keer per seconde knipperen.

OmtrekbeveiligingDit systeem houdt de te openen carros-seriedelen van de auto in de gaten.Het alarm gaat af als iemand probeert in te breken door een portier, de achter-klep of de motorkap te forceren.

InterieurbeveiligingDit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargeno-men.Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingesla-gen of als iets of iemand in de auto beweegt.Schakel de interieurbeveiliging uit als u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje open wilt la-ten of als er een huisdier in de auto achterblijft.

Anti-inbraakfunctieDit systeem treedt in werking als ie-mand probeert het alarm te saboteren.Het alarm gaat af als iemand probeert de kabels van de sirene, de bedienings-eenheid of de accu door te knippen.

Uitschakelen Ontgrendel de auto met de ontgren-

delknop van de afstandsbediening.Het alarm wordt uitgeschakeld; het ver-klikkerlampje van de knop A gaat uit.

Page 62: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

!

TOEGANG TOT DE AUTO

69

ActiveringAls het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwij-zers ongeveer dertig seconden.Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-trek- en interieurbeveiliging weer actief.

Als het alarm 10 keer achter elkaar is afgegaan, wordt het bij de elfde keer uitgeschakeld.Als het lampje van de knop A snel knippert, betekent dit dat het alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.Om te voorkomen dat tijdens het wassen van uw auto het alarm af-gaat, is het raadzaam de auto in dat geval met de sleutel af te sluiten.Schakel voordat u de accukabels losneemt het alarm uit om te voor-komen dat de sirene afgaat.

Storing afstandsbediening Ontgrendel de auto met de sleutel in

het slot van het bestuurdersportier. Open het portier; het alarm gaat af. Zet het contact aan; het alarm stopt.

* Volgens land van bestemming.

StoringAls bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop A gedu-rende 10 seconden blijft branden, duidt dit op een storing in de verbinding met de sirene.Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt.

Vergrendelen van de auto zonder het alarm in te schakelen Vergrendel de auto of schakel de super-

vergrendeling in met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.

Automatisch inschakelen*Afhankelijk van de wetgeving in uw land is het volgende van toepassing:- het alarm wordt 45 seconden nadat

de auto met behulp van de afstands-bediening is vergrendeld geactiveerd, ongeacht de toestand van de portie-ren en de achterklep.

- het alarm wordt 2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep is ge-sloten, geactiveerd. Om het afgaan van het alarm bij het

openen van een portier of de achter-klep te voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop van de afstandsbe-diening worden gedrukt.

Page 63: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

i

i

TOEGANG TOT DE AUTO

70

Nadat de sleutel uit het contact is genomen, kunnen de ruiten nog ongeveer 45 seconden, of tot een voorportier wordt geopend, worden bediend.

ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITENU kunt de ruiten handmatig of automa-tisch volledig openen en sluiten. De ruiten zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen en de elektrisch be-dienbare ruiten achter kunnen worden geblokkeerd voor de veiligheid van kin-deren op de achterbank.

1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde.

2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde.

3. Schakelaar ruitbediening rechts achter.

4. Schakelaar ruitbediening links achter.

5. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter.

Werking

Handmatig Duw of trek de schakelaar tot het

zware punt. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.

Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten: druk dan op de schakelaar om

de ruit helemaal te openen, trek vervolgens de schakelaar

omhoog tot de ruit volledig is gesloten,

houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.

Beveiliging tegen beknellenAls de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeel-telijk weer open.

Blokkering van de ruitbediening achter

Druk, voor de veiligheid van uw kin-deren, op de schakelaar 5 om de ruitbediening achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.

Als de schakelaar omlaag staat, is de ruitbediening geblokkeerd. Als de schakelaar omhoog staat, is de ruitbediening niet geblokkeerd.

Automatisch Duw of trek schakelaar voorbij het

zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit vol-ledig.

Druk opnieuw op de schakelaar om het openen of sluiten te stoppen.

Page 64: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

!

TOEGANG TOT DE AUTO

71

ResettenNadat de accukabels los zijn geweest of na een storing moet de ruitbediening worden gereset: laat de schakelaar los en trek hem

opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,

houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast,

druk op de schakelaar om de ruit automatisch te openen,

druk als de ruit volledig is geopend nogmaals op de schakelaar en houd deze nog ongeveer 1 seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.

Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact.Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit ver-hindert.De bestuurder moet ervan verze-kerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening.Zorg ervoor dat kinderen zich tij-dens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.

ZIJRUITEN ACHTERBij de 3-deurs uitvoering zijn de achterste zijruiten uitstelbaar voor een optimale ventilatie van de achterste zitplaatsen.

Openen

Sluiten Trek de hendel naar binnen om de

ruit te ontgrendelen. Kantel de hendel volledig naar

achteren om de ruit in de gesloten stand te vergrendelen.

Kantel de hendel naar voren. Duw de hendel zo ver mogelijk naar

buiten om de ruit in de geopende stand te vergrendelen.

Page 65: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

!

TOEGANG TOT DE AUTO

72

PORTIEREN

Openen

Van buitenaf

Ontgrendel de auto met de afstands-bediening of de sleutel en trek aan de portiergreep.

Van binnenuit

Met de portiergreep van de voor-portieren kunnen gelijktijdig ook de achterportieren en de achterklep worden ontgrendeld.

Met de portiergreep van de achter-portieren wordt daarentegen alleen het desbetreffende portier ontgren-deld.

De portieren kunnen niet met de portiergrepen worden geopend op het moment dat de supervergren-deling is ingeschakeld.

SluitenAls een portier niet goed is gesloten:

- bij draaiende motor gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden,

- tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het multifunctionele display gedurende en-kele seconden.

Page 66: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

i

!i

TOEGANG TOT DE AUTO

73

Als de auto van buitenaf is ver-grendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld, knippert het rode lampje en is de knop A inactief. Gebruik in dat geval de af-

standsbediening of de sleutel om de auto te ontgrendelen.

De automatische centrale vergren-deling werkt niet als een van de portieren is geopend.Als de achterklep is geopend, is de automatische centrale vergrende-ling van de portieren actief.

Handmatige centrale vergrendelingDeze functie biedt de mogelijkheid de portieren en de achterklep van binnenuit handmatig en volledig te vergrendelen of te ontgrendelen.

Vergrendelen Druk op de knop A om de auto te

vergrendelen.Het rode lampje van de knop gaat branden.

Automatische centrale vergrendelingDeze functie zorgt ervoor dat de portieren en de achterklep tijdens het rijden auto-matisch en volledig worden vergrendeld.U kunt de functie desgewenst inschake-len of uitschakelen.

Inschakelen

Druk langer dan 2 seconden op de knop A.

Op het multifunctionele display ver-schijnt een melding ter bevestiging.

Ontgrendelen Druk als sneller wordt gereden dan

10 km/h op de knop A om de por-tieren en de achterklep tijdelijk te ontgrendelen.

Als één van de portieren is geopend, werkt de centrale ver-grendeling van binnenuit niet.

Ontgrendelen Druk nogmaals op de knop A om de

auto te ontgrendelen.Het rode lampje van de knop gaat uit.

VergrendelenZodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld. Uitschakelen

Druk nogmaals langer dan 2 secon-den op de knop A.

Op het multifunctionele display ver-schijnt een melding ter bevestiging.

Page 67: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3 TOEGANG TOT DE AUTO

74

NoodbedieningFunctie die het mogelijk maakt om de portieren mechanisch te vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling.

Steek de sleutel in het slotplaat in de zijkant van het portier en draai de sleutel een achtste omwenteling.

Openen Ontgrendel de auto met de afstands-

bediening of de sleutel, trek aan de handgreep en trek de achterklep omhoog.

ACHTERKLEP

- bij draaiende motor gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden,

- tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het verklikkerlamp-je branden in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden.

NoodbedieningHiermee kan bij een eventuele storing in de centrale vergrendeling, de achter-klep mechanisch ontgrendeld worden.

Ontgrendelen Klap de achterbank naar voren om

bij het slot in de bagageruimte te komen,

Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen.

Vergrendelen van het bestuurdersportier Steek de sleutel in het slot en draai

deze rechtsom.Ontgrendelen van het bestuurdersportier Steek de sleutel in het slot en draai

deze linksom.

Vergrendelen van de overige portieren

Ontgrendelen van de overige portieren Trek aan de portiergreep aan de

binnenzijde.

SluitenAls de achterklep niet goed is gesloten:

Page 68: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

i

!

TOEGANG TOT DE AUTO

75

SCHUIFDAKHet schuifdak zorgt voor extra ventilatie en licht in het interieur. Het is voorzien van een beveiliging tegen beknellen en een zonnescherm voor een optimaal thermisch comfort.

Openen Draai de knop naar links (negen

standen mogelijk).Er komt geleidelijk een windgeleider naar buiten die dreungeluiden door de rijwind voorkomt.

Beveiliging tegen beknellenAls het dak bij het sluiten tegen een ob-stakel stuit, stopt het dak automatisch en gaat gedeeltelijk weer open.

ResettenU moet bij een storing nadat de accu-kabels zijn losgenomen het schuifdak resetten: zet de knop terug in de stand "O", druk langer dan 2 seconden op het

midden van de knop, wacht tot het dak volledig is geslo-

ten, vervolgens zal het dak enkele milli-

meters worden geopend.Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.

Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact.Wanneer tijdens het bedienen van het dak iets tussen het dak en de sponning bekneld raakt, moet het dak weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.Wanneer de bestuurder het dak bedient, moet deze ervan verze-kerd zijn dat niets het correcte slui-ten van het dak verhindert.De bestuurder moet ervan verze-kerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de dakbediening.Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van het dak niet kunnen bezeren.

Als het schuifdak bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten, moet u zodra het dak gestopt is: de knop in de stand "O" zetten

en meteen op de schakelaar drukken.

de knop ingedrukt houden tot-dat het dak volledig is gesloten.

Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.

ZonneschermHet zonnescherm wordt handmatig bediend.Het zonnescherm wordt automatisch opengeschoven als het schuifdak wordt geopend.

Werking

Sluiten Draai de knop terug in de stand

"O".

Page 69: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3 TOEGANG TOT DE AUTO

76

PANORAMADAKU hebt de beschikking over een pano-ramadak met getint glas, waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot. Het elektrisch bedien-bare zonnescherm zorgt voor een beter thermisch comfort in het interieur.

Trek het zonnescherm met de hand-greep naar achteren tot de gewenste stand is bereikt.

Openen

Sluiten Trek het zonnescherm met de hand-

greep naar voren tot de gewenste stand is bereikt.

Page 70: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

3

i

TOEGANG TOT DE AUTO

77

Zolang de brandstofvuldop niet is vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de dop worden verwijderd.

BRANDSTOFTANKAls de brandstofmeter een laag niveau aangeeft, is het raadzaam bij de eerst-volgende gelegenheid te tanken.Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter.

Veilig tanken: zet altijd de motor af, open de brandstofvulklep, steek de sleutel in de dop en draai

de sleutel linksom,

Na het tanken: breng de dop aan, draai de sleutel naar rechts en ver-

wijder deze vervolgens uit de dop, sluit de brandstofvulklep.

verwijder de dop en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de klep,

tank de auto af, maar laat het vulpistool nooit meer dan 3 keer afslaan; indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden,

Waarschuwing brandstofniveau

Als dit verklikkerlampje gaat branden, is het minimale niveau in de brandstoftank bereikt.U kunt nog ongeveer 50 km met de resterende

hoeveelheid brandstof rijden.Raadpleeg indien u strandt met een lege tank het hoofdstuk "Praktische informatie".

TankenOp een label aan de binnenzijde van de vulklep staat de voorgeschreven soort brandstof voor uw auto aangegeven.

Page 71: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4 ZICHT

78

LICHTSCHAKELAARMet de lichtschakelaar kunt u de ver-lichting van de auto selecteren en in-schakelen.

Handbediende functiesDe lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de hendel B.A. ring voor de selectie van de stand

van de hoofdverlichting:

Uitvoering zonder AUTO

Uitvoering met AUTO

uit,

alleen parkeerlicht,

dimlicht of grootlicht,

B. trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar groot-licht en terug.

Als de verlichting is uitgeschakeld of alleen de parkeerlichten zijn ingescha-keld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.

automatische verlichting.

VerklikkerlampjesEen verklikkerlampje op het instrumen-tenpaneel geeft aan dat de geselecteer-de verlichting is ingeschakeld.

HoofdverlichtingDe lichtschakelaar heeft verschillende standen om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omgeving:- parkeerlicht: om gezien te worden,- dimlicht: voor een optimaal zicht zon-

der medeweggebruikers te verblinden,- grootlicht: voor een optimaal zicht op

wegen waar het omgevingslicht on-voldoende is.

Aanvullende verlichtingUw auto is voorzien van aanvullende ver-lichting voor specifieke rijomstandigheden:- mistachterlicht: voor een optimale

zichtbaarheid van achteren als het zicht minder dan 50 m is,

- mistlampen vóór: voor extra zicht bij slecht weer,

- bochtverlichting voor een optimaal zicht in bochten.

InstellingenHet verlichtingssysteem van uw auto heeft verschillende extra automatische functies die afzonderlijk kunnen worden ingesteld:- follow me home verlichting,- automatische verlichting,- bochtverlichting.

Page 72: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4

!

i

ZICHT

79

Uitvoering met mistachterlicht

Uitvoering met mistlampen vóór en mistachterlicht mistlampen vóór en mistach-

terlicht

mistachterlicht

C. ring voor de selectie van de mist-verlichting.

De mistverlichting kan worden ingescha-keld in combinatie met dim- en grootlicht.

Draai de ring C naar voren om het mistachterlicht in te schakelen.

Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (in de stand AUTO), blijven het mistachterlicht en de dimlich-ten branden. Draai de ring C naar achteren om

alle lichten uit te schakelen.

Draai de ring C naar voren om de mistverlichting in te schakelen.

Draai de ring C twee keer naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen.

Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (in de stand AUTO) of het dimlicht handmatig wordt uitge-schakeld, blijven de mistverlichting en de parkeerlichten branden. Draai de ring naar achteren om de

mistverlichting uit te schakelen. De parkeerlichten worden automatisch uitgeschakeld.

Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra het niet meer nodig is. Bij helder weer zijn de mistlampen verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.

Vergeten verlichtingAls het contact is afgezet en één van de voorportieren wordt ge-opend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld.

Motorvoertuigverlichting overdag*Bij auto’s met motorvoertuigverlichting overdag wordt bij het starten van de auto automatisch het dimlicht ingeschakeld.

* Volgens land van bestemming.

Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje bran-den.

De dashboardverlichting (inclusief de verlichting van het instrumentenpaneel, het multifunctionele display, het bedieningspaneel van de airconditio-ning, ...) gaat niet branden, tenzij de automati-sche verlichting wordt ingeschakeld of de ver-lichting handmatig wordt ingeschakeld.

Page 73: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4

!

ZICHT

80

Dek de met de regensensor ge-combineerde lichtsensor die zich in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Deze sensor regelt de automati-sche verlichting.

Koppeling met follow mehome-verlichtingDe koppeling van dit systeem aan de automatische verlichting biedt de vol-gende extra mogelijkheden:- instellen van de duur van de follow me

home-verlichting (15, 30 of 60 secon-den) via het configuratiemenu van de auto op het multifunctionele display,

- automatische inschakeling van de fol-low me home verlichting als de auto-matische verlichting is ingeschakeld.

Automatische verlichtingHet parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de licht-sterkte van de omgeving onvoldoende is (gesignaleerd door de sensor achter de binnenspiegel) of zodra de ruiten-wissers wissen.De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of het wissen is gestopt.

Follow me homeDeze functie zorgt ervoor dat na het af-zetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken.

Inschakelen Geef bij afgezet contact een

"lichtsignaal" met de hendel B. Geef nogmaals een "lichtsignaal" om

de functie te deactiveren.

UitschakelenNa het vergrendelen van de auto met de afstandsbediening of na de ingestel-de tijd wordt de follow me home-verlich-ting automatisch uitgeschakeld.

Inschakelen Draai de ring A in de stand "AUTO".

Bij het inschakelen van de functie verschijnt een melding op het multifunctionele display.

Uitschakelen Draai de ring A in een andere stand dan

de stand "AUTO". Bij het uitschakelen van de functie verschijnt een melding op het multifunctionele display.

StoringBij een storing in de lichtsen-sor gaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie

met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.Raadpleeg in dat geval een PEUGEOT-servicepunt.

Page 74: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4

i

ZICHT

81

BOCHTVERLICHTINGAls het dimlicht of grootlicht is ingescha-keld, zorgt deze functie ervoor dat de licht-bundels de richting van de weg volgen met een extra hoek van ongeveer 30°.Deze functie is vooral effectief bij lage en gemiddelde wagensnelheden (binnen de bebouwde kom, bochtige wegen, ...).

met bochtverlichting

zonder bochtverlichting

Configuratie

InschakelenDe functie wordt ingeschakeld als bij een bepaalde wagensnelheid het stuur met een bepaalde hoek wordt ingedraaid.

Storing

Deze functie kan worden ge-activeerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display.De functie is standaard ge-activeerd.

In het geval van een storing knippert dit pictogram op het display van het instru-mentenpaneel in combinatie met een mel-ding op het multifunctionele display.

Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

KOPLAMPEN VERSTELLEN

Stand "0": basisinstelling.

Verstel de koplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblin-ding van medeweggebruikers te voor-komen.0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.-. 3 personen.1. 5 personen.2. 5 personen + maximaal

toegestane belading.3. Bestuurder + maximaal toegestane

belading.

UitschakelenDe functie is uitgeschakeld als het stuur wordt teruggedraaid naar de rechtuitstand.De functie wordt tevens uitgeschakeld als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.

Page 75: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4 ZICHT

82

RUITENWISSERSCHAKELAARMet behulp van de ruitenwisserscha-kelaar kunt u de ruitenwissers voor en achter inschakelen om regen en vuil van de ruit te wissen.De ruitenwissers voor en achter zor-gen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstan-digheden.

Handmatig inschakelenSchakel de ruitenwissers handmatig in met behulp van de hendel A en de ring B.

Uitvoering met intervalstand

Uitvoering met automatische ruitenwissers

hoge snelheid (hevige neerslag),

normale snelheid (matige regenval),

interval (wissnelheid aange-past aan de wagensnelheid),

automatisch (zie de vol-gende bladzijde).

uit,

één keer wissen (duw de hen-del omlaag),

InstellenVolgens uitvoering zijn de volgende automatische functies van de ruiten-wissers mogelijk:- automatische werking ruitenwissers

vóór,- automatisch inschakelen ruitenwisser

achter bij inschakelen achteruitver-snelling.

Ruitenwissers vóórA. selecteer de wissnelheid met de

hendel:

Page 76: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4

! i

ZICHT

83

Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers

B. selecteer de ruitenwisser achter met de ring:

uit,

interval,

wissen en sproeien (geduren-de enige tijd).

AchteruitversnellingAls de ruitenwissers vóór zijn ingescha-keld op het moment dat u de achteruit-versnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld.Instellen

Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.

Als de dimlichten branden, worden tegelijk ook de koplampsproeiers geac-tiveerd.

Ruitenwisser achter

Schakel bij sneeuw of strenge vorst of tijdens het gebruik van een op de achterklep bevestigde fietsen-drager de automatische werking van de ruitenwisser achter uit via het configuratiemenu van het multi-functionele display.

Deze functie kan worden geactiveerd of gedeacti-veerd via het configuratie-menu van het multifunctio-nele display.De functie is standaard ge-activeerd. Bij auto’s met automatische air-

conditioning wordt tijdens het be-dienen van de ruitensproeiers vóór automatisch de luchttoevoer afge-sloten om stank in het interieur te voorkomen.

Page 77: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4

!

i

ZICHT

84

Speciale stand van de ruitenwissers voor

Automatische ruitenwissers vóórDe ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neer-slag.

InschakelenZet de hendel A in de stand "AUTO".Dit wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display.

Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, bewegen de ruitenwis-sers naar het midden van de voorruit.Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters parkeren en het vervangen of het reinigen van de ruitenwisserbladen. Zet het contact aan en bedien de rui-tenwisserschakelaar om de ruitenwis-sers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.

Dek de regensensor, die zich ge-combineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.Zet het contact af als de auto wordt gewassen in een wasstraat.Wacht's winters met het inschake-len van de automatische ruitenwis-sers tot de voorruit ontdooid is.

Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is geweest, moet de auto-matische werking van de ruitenwis-sers opnieuw worden geactiveerd door de hendel A kort omlaag te duwen.

UitschakelenZet de hendel A in een andere stand en vervolgens in de stand "0" om de rui-tenwissers handmatig te bedienen.Dit wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display.

StoringIn het geval van een storing in de auto-matische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.

Page 78: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

4

i

ZICHT

85

PLAFONNIERSVia de plafonniers kunt u de interieur-verlichting instellen en inschakelen.

1. Plafonnier vóór2. Kaartleeslampjes3. Plafonnier achter

Plafonniers vóór en achter

In deze stand gaat de interieur-verlichting geleidelijk branden:

Kaartleeslampjes

Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.

Als de interieurverlichting perma-nent is ingeschakeld, blijft deze gedurende een bepaalde tijd bran-den:- bij afgezet contact: ongeveer

10 minuten,- in de eco-mode: ongeveer 30 se-

conden,- bij draaiende motor: onbeperkt.

- als de auto wordt ontgrendeld,- als de sleutel uit het contact wordt ver-

wijderd,- als op de ontgrendelingsknop van de

afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren.

De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:- als de auto wordt vergrendeld,- als het contact wordt aangezet,- 30 seconden na het sluiten van het

laatste portier.

Permanent uit.

Permanent aan.

Page 79: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5

i

VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN

86

PEUGEOT beveelt u aan kinderen op de achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren:- met de rug in de rijrichting tot

2 jaar,- met het gezicht in de rijrichting

vanaf 2 jaar.

ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJESHoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van u zelf.Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:- sinds 1992, en conform Richtlijn

2000/3 dienen kinderen jonger dan 12 jaar in gehomologeerde*, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen** uitgeruste plaatsen te worden vervoerd,

- de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto,

- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd.

BEVESTIGEN VAN EEN KINDERZITJE MET EEN DRIEPUNTS VEILIGHEIDSGORDEL

"Met het gezicht in de rijrichting"Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel van de auto in de middelste stand met de rugleuning rechtop worden gezet en mag de airbag aan passa-gierszijde** niet worden uitgeschakeld.

"Met de rug in de rijrichting"Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde** zijn uitgescha-keld. Anders kan het kind bij het af-gaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Middelste stand

* Volgens de wettelijke bepalingen.** Volgens uitvoering.

Page 80: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN

87

Airbag aan passagierszijde OFF**

** Volgens uitvoering.

DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJESPEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van Automobi-les PEUGEOT die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:

Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kgGroep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

L1"BRITAX Babysure"

(E11 0344117)Wordt met de rug

in de rijrichting geplaatst.

L2"RÖMER

Baby-Safe"(E1 03301146)

Wordt met de rug in de rijrichting

geplaatst.

L3"MAXI COSI

Cabrio" (E4 03443301/E4 04443517)

Wordt met de rug in de rijrichting

geplaatst.

Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg

L4"KIDDY Life"

(E1 03301135)Omwille van de

veiligheid van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg), raadt

PEUGEOT u aan de gordelbeschermer

te gebruiken.

Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg

L5"RECARO Start" (E1 03301108).

L6"KLIPPAN Optima"

(E17 030007)Vanaf 6 jaar

(ongeveer 22 kg): gebruik alleen de

zitverhoging.

Page 81: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN

88

BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDELOvereenkomstig de Europese wetgeving (Richtlijn 2000/3) geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.

(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto’s met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd.(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.

U: plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinderzitje met de veiligheidsgordel. Kinderzitje geplaatst met de rug in de rijrichting of het gezicht in de rijrichting.

X: plaats niet geschikt voor het bevestigen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtsgroep.L-: alleen de aangegeven kinderzitjes mogen op de desbetreffende plaats worden bevestigd (volgens land van

bestemming).

Plaats

Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie

Tot 13 kg(groep 0 (b) en 0+)

Tot ± 1 jaar

9 tot 18 kg(groep 1)

Van ± 1 tot ± 3 jaar

15 tot 25 kg(groep 2)

Van ± 3 tot ± 6 jaar

22 tot 36 kg(groep 3)

Van ± 6 tot ± 10 jaar

Passagiersstoel vóór (c)

- vaste stoel U U U U- In hoogte

verstelbare stoel

Zitplaats links of rechts achter U U U U

Middelste zitplaats achter L1, L2, L3 X X X

Page 82: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5

!

VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN

89

ADVIEZEN VOOR KINDERZITJESDe onjuiste bevestiging van een kin-derzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een bot-sing.Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mo-gelijk moet worden beperkt.Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt.Als de hoofdsteun verwijderd moet wor-den, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen.Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor worden ver-voerd, behalve als de achterzitplaat-sen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of verwijderd is.Schakel de airbag aan passagiers-zijde* uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensge-vaarlijk gewond raken.

Plaatsen van een stoelverhogerHet bovenste gedeelte van de veilig-heidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.PEUGEOT beveelt aan een stoelver-hoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.

Laat uit veiligheidsoverwegingen:- geen kinderen zonder toezicht achter

in een auto,- nooit een kind of een dier in een auto

achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,

- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.

Gebruik de kindersloten* om te voorkomen dat de portieren per onge-luk geopend worden.Zorg er voor dat de achterzijruiten* niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden.Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.

* Volgens uitvoering.

Page 83: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5

!

i

VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN

90

Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een aanrijding ern-stig letsel oplopen.

Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging van ISOFIX-kinderzit-jes in uw auto, waarin staat ver-meld welke kinderzitjes voor uw auto zijn gehomologeerd.

ISOFIX-BEVESTIGINGENUw auto voldoet aan de nieuwe ISO-FIX-normen.De hieronder aangegeven zitplaatsen* zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:

Elke zitplaats is voorzien van drie be-vestigingsringen:

- twee onderste bevestigingsringen A, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden,

- één bovenste bevestigingsring B, de TOP TETHER-bevestiging.

De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle monta-ge van het kinderzitje in uw auto.

De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten die eenvoudig aan de onderste bevestigingsringen A kunnen worden verankerd.Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevesti-gingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bovenste bevestigingsring B.

Zet om de bovenste bevestigingsriem vast te maken de hoofdsteun van de zit-plaats omhoog en steek de haak tussen de hoofdsteun en de rugleuning door. Bevestig de haak aan de bovenste be-vestigingsring B en trek de riem aan.

* Volgens uitvoering.

Page 84: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5

i

VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN

91

ISOFIX KINDERZITJES AANBEVOLEN DOOR PEUGEOT EN GEHOMOLOGEERD VOOR UW AUTO

Deze kinderzitjes kunnen ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen.Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.

Het MAXI COSI CabrioFix kinderzitje (gewichtsgroep E)

Groep 0+: tot 13 kg

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.Het ISOFIX-onderstel is voorzien van een in hoogte verstelbare steun.

Deze steun dient tegen de vloer van de auto te steunen.

Het RÖMER Duo kinderzitje (gewichtsgroep B1)

Groep 1: van 9 tot 18 kg

Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste

ISOFIX-bevestiging, de TOP TETHER.Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.

Page 85: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5 VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN

92

OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJESOvereenkomstig de Europese wetgeving (ECE 16) geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aan-gegeven met een letter (A t/m G).

IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de rij-richting en een bovenste riem ("Top Tether" bevestiging).IL-SU: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje:- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem ("Top Tether" bevestiging) of een steun,- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,- reiswieg voorzien van een bovenste riem ("Top Tether" bevestiging) of een steun. Raadpleeg het hoofdstuk "Isofix-

bevestigingen" voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem ("Top Tether" bevestigingen).X: plaats niet geschikt voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje uit de aangegeven gewichtsgroep.* De ISOFIX-reiswieg wordt bevestigd aan de onderste ISOFIX-bevestigingen van een zitplaats en neemt de drie achterzitplaatsen in beslag. Om bij de 3-deurs uitvoering een reiswieg op de achterbank de bevestigen, moet de hoogteverstelling van de veiligheidsgordel

vóór in de onderste stand staan.** De hoofdsteun van de zitplaats waar het kinderzitje is bevestigd moet zijn verwijderd en opgeborgen.

Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie

Tot 10 kg(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

Tot 10 kg (groep 0)Tot 13 kg (groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg(groep 1)

Van ca. 1 tot ca. 3 jaar

Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg* "rug in de

rijrichting""rug in de rijrichting"

"gezicht in de rijrichting"

ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1

ISOFIX-kinderzitjesuniverseel en semi-

universeelgeschikt voor bevestiging op

de achterbank

IL-SU** X IL-SU** X IL-SU** IUF**IL-SU**

Page 86: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5

!

VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN

93

Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling; ge-bruik het nooit in plaats daarvan.Controleer bij het aanzetten van het contact altijd de stand van het kinderslot.Neem vóór het verlaten van de auto altijd de sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes.

MECHANISCH KINDERSLOTBeide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van bin-nenuit te verhinderen.De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren.

Draai de rode knop een kwart omwenteling naar rechts met de contactsleutel.

ELEKTRISCH BEDIENBAAR KINDERSLOTHet elektrisch bedienbare kinderslot voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend.De schakelaar bevindt zich in het mid-den van het dashboard.

Druk op de knop A.Het verklikkerlampje van de knop A gaat branden en er verschijnt een mel-ding op het multifunctionele display.

Vergrendelen

Ontgrendelen Draai de rode knop een kwart

omwenteling naar links met de contactsleutel.

Inschakelen

Uitschakelen Druk nogmaals op de knop A.Het verklikkerlampje van de knop A gaat uit en er verschijnt een melding op het multifunctionele display.

Page 87: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6

i

i

i

VEILIGHEID

94

RICHTINGAANWIJZERSGebruik de richtingaanwijzers om een verandering van rijrichting of rijstrook aan te geven.

Wanneer bij een snelheid van meer dan 60 km/h de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt automatisch het knippergeluid versterkt.

Links: duw de hendel omlaag. Rechts: duw de hendel omhoog.

ALARMKNIPPERLICHTENGebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval.

Schakel omwille van de veiligheid de alarmknipperlichten in als u de staart van een file nadert.

Druk de knop A in, de richtingaanwij-zers knipperen tegelijkertijd.

De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten*Bij een noodstop schakelen de alarm-knipperlichten, afhankelijk van de rem-vertraging die optreedt, automatisch in. De alarmknipperlichten blijven knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven. U kunt de alarmknipperlichten echter

ook uitschakelen door de knop A in te drukken.

CLAXONGebruik de claxon om medeweggebrui-kers te waarschuwen bij gevaar.

Druk op een van de spaken van het stuurwiel.

Gebruik de claxon alleen wanneer het echt nodig is en in de volgende gevallen:- onmiddellijk gevaar,- naderen van een onoverzichtelijke

bocht.

* Volgens land van bestemming.

Page 88: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6

!

i

i

i

VEILIGHEID

95

CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNINGDit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.

Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is uitgerust en het vervangen van een band moeten worden uitge-voerd door een PEUGEOT-servicepunt.Wanneer bij het verwisselen een wiel is gemonteerd dat niet door uw auto wordt gedetecteerd (voorbeeld: mon-tage van winterbanden), dient het systeem door een PEUGEOT-ser-vicepunt opnieuw geïnitialiseerd te worden.

Ondanks dit systeem moet de ban-denspanning (zie de paragraaf "Identificatie") nog regelmatig wor-den gecontroleerd. De banden-spanning heeft een belangrijke invloed op het weggedrag van de auto en de slijtage van de banden, vooral onder zware rijomstandig-heden (zware lading, hoge rijsnel-heden).De bandenspanning dient minimaal één keer per maand gecontroleerd te worden, bij koude banden. Denk eraan ook de bandenspanning van het reservewiel te controleren.Het bandenspanningscontrolesys-teem kan tijdelijk worden verstoord door radiogolven in hetzelfde fre-quentiegebied.

Elk ventiel is voorzien van een sensor, die een waarschuwingssignaal uitzendt als de bandenspanning te laag is (snelheid hoger dan 20 km/h).

Dit verklikkerlampje gaat branden op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display die aan-geeft welke band(en) het betreft.

Controleer zo snel mogelijk de banden-spanning.

Dit dient te worden uitgevoerd bij koude banden.

Te lage bandenspanning

Dit verklikkerlampje en het ver-klikkerlampje STOP gaan bran-den op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssig-naal en een melding op het mul-tifunctionele display die aangeeft

welke band(en) het betreft. Stop onmiddellijk, maar vermijd

abrupte manoeuvres met het stuur en de remmen.

Vervang de beschadigde band (lek-ke band of veel te lage bandenspan-ning) en laat de bandenspanning zo snel mogelijk controleren.

Lekke band

Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waak-zaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder niet door het systeem kunnen worden vervangen.

Sensor(en) niet gedetecteerd of defect

Dit verklikkerlampje gaat bran-den op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluids-signaal en een melding op het

multifunctionele display die aangeeft van welk(e) wiel(en) de bandenspan-ning niet meer gecontroleerd wordt of duidt op een storing in het systeem.Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om de defecte sensor(en) te vervangen.

Deze melding wordt ook weergege-ven als één van de wielen niet op de auto aanwezig is (bij reparatie) of als er één of meerdere wielen zonder sensor op de auto worden gemonteerd. Het reservewiel is niet voorzien van een sensor.

Page 89: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6

!

i

VEILIGHEID

96

HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN*Uw auto is voorzien van drie systemen die u helpen om de auto in een noodsi-tuatie veilig tot stilstand te brengen:- het antiblokkeersysteem (ABS),- de elektronische remdrukregelaar

(REF),- de noodremassistentie (AFU).

Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in scherpe bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.

Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.

Zorg er bij vervanging van de wie-len (banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die aan de voorschriften van de construc-teur voldoen.

Storing

Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display,

duidt dit op een storing in het antiblok-keersysteem. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.

Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met het verklikkerlampje STOP en ABS, een geluidssignaal en een mel-

ding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.Stop op een veilige plaats.

Raadpleeg in beide gevallen een PEUGEOT-servicepunt.

NoodremassistentieDit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

* Volgens land van bestemming.

InschakelenHet antiblokkeersysteem treedt auto-matisch in werking zodra één van de wielen dreigt te blokkeren.De normale werking van het antiblok-keersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.

InschakelenHet systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde. Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.

Page 90: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6

!

VEILIGHEID

97

De systemen ASR en ESP zorgen voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico’s of het te hard rijden.De goede werking van de syste-men wordt verzekerd door de na-leving van de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onder-delen van het remsysteem, elek-tronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoe-ren van werkzaamheden door een PEUGEOT-servicepunt.Laat de systemen na een aanrijding controleren door een PEUGEOT-servicepunt.

Uitschakelen In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn de systemen ASR en ESP uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.

Druk op de knop "ESP OFF”, die zich in het midden van het dashboard bevindt.

Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel en het verklikkerlampje van de knop branden, zijn de systemen ASR

en ESP uitgeschakeld.

Opnieuw inschakelen:De systemen ASR en ESP worden auto-matisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf 50 km/h. Druk nogmaals op de knop "ESP

OFF" om de systemen handmatig weer in te schakelen.

Storing

Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt

dit op een storing in deze systemen.Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om de systemen te laten controleren.

STABILITEITSCONTROLE-SYSTEMENUw auto is voorzien van twee systemen die voor zover dit mogelijk is ingrijpen als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting:- antispinregeling (ASR),- elektronisch stabiliteitsprogramma

(ESP).

InschakelenDe systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.

Antispinregeling en elektronisch stabiliteitsprogrammaDe antispinregeling past de aandrijf-kracht van de wielen aan om het door-spinnen te voorkomen door de aan-gedreven wielen en de motor af te remmen.Het elektronisch stabiliteitsprogram-ma grijpt in via de remmen van één of meerdere wielen en het motorkoppel om de auto weer in de juiste koers te brengen.

De systemen worden geacti-veerd zodra de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de be-stuurder gewenste richting.In dat geval gaat dit verklikker-

lampje op het instrumentenpaneel knip-peren.

Page 91: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6 VEILIGHEID

98

VEILIGHEIDSGORDELS

Veiligheidsgordels vóórDe veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een gordelkrachtbegrenzer.Deze systemen zorgen voor extra be-scherming van de bestuurder en pas-sagier in het geval van een frontale aanrijding. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspan-ners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzit-tenden worden getrokken.De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet.De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt.

Bij de 5-deurs uitvoering zijn de vei-ligheidsgordels vóór voorzien van een geleider die ervoor zorgt dat de veilig-heidsriem optimaal aansluit.

Hoogteverstelling

Verklikkerlampje veiligheidsgordel

Omdoen

Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.

Knijp de knop A in en schuif deze omlaag om het bevestigingspunt lager te plaatsen.

Schuif de knop A omhoog om het bevestigingspunt hoger te plaatsen.

Als het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel branden om aan te geven dat de bestuurder* en/of voorpassagier zijn gordel nog

niet heeft vastgemaakt.Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert gedurende 2 minuten het verklikker-lampje in combinatie met een steeds sterker worden geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de bestuurder* en/of voorpassagier zijn veilig-heidsgordel niet heeft vastgemaakt.* Volgens land van bestemming.

Losmaken Druk op de rode knop van de gordel-

sluiting.

Page 92: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6VEILIGHEID

99

1. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links voor.

2. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts voor.

3. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links achter.

4. Verklikkerlampje veiligheidsgordel midden achter.

5. Verklikkerlampje veiligheidsgordel rechts achter.

In de middelste rij gaat het verklikker-lampje 1 of 2 branden:- rood: als de desbetreffende gordel

niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt,

- groen: als de desbetreffende gordel is vastgemaakt.

Rij verklikkerlampjes veiligheidsgordel

Veiligheidsgordels achterDe achterbank is voorzien van drie drie-punts veiligheidsgordels met oprolauto-maat en gordelkrachtbegrenzer.

Verklikkerlampje veiligheidsgordel

Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, gaat op het instrumentenpaneel dit verklik-kerlampje branden.

Omdoen Trek aan de gordel en steek de gesp

in de gordelsluiting.

Rij verklikkerlampjes veiligheidsgordel

Als het contact wordt aangezet, gaan de verklikkerlampjes 3, 4 en 5 ongeveer 30 seconden branden:- rood: als de desbetreffende gordel

niet is vastgemaakt.- groen: als de desbetreffende gordel is

vastgemaakt.Als het verklikkerlampje 3, 4 of 5 rood gaat branden in combinatie met een geluidssig-naal en een melding op het multifunctionele display, is de gordel van de desbetreffende achterpassagier weer losgemaakt.

Losmaken Druk op de rode knop van de

gordelsluiting.

Page 93: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6

i

VEILIGHEID

100

Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dra-gen, ook al betreft het een korte rit.Draai de gespen van de veiligheids-gordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen*, moet de heupgordel al-tijd onder de armsteun door worden geleid.De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel au-tomatisch wordt aangepast aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt auto-matisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.Controleer zowel voor en na het ge-bruik van de gordel of deze goed is opgerold.De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder wor-den geplaatst.De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding of een noodstop. U kunt de blokkeer-inrichting deblokkeren door kort aan de riem te trekken en deze weer los te laten.

Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:- dient deze strak om het lichaam te

worden gedragen,- mag deze door niet meer dan één vol-

wassen persoon worden gedragen,- mag deze geen beschadigingen of

rafels vertonen,- moet deze in een vloeiende bewe-

ging naar voren worden getrokken, om te voorkomen dat de gordel ge-draaid raakt,

- mag er om te voorkomen dat de gor-del niet goed werkt niets aan worden gewijzigd.

Vanwege de wettelijke veiligheidsvoor-schriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels wor-den uitgevoerd door een PEUGEOT-servicepunt, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig op beschadigingen controleren door een PEUGEOT-ser-vicepunt.Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, ver-krijgbaar bij een PEUGEOT-servicepunt.Controleer na het neerklappen of ver-stellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.

Voorschriften voor kinderen:- Maak voor kinderen tot 12 jaar of

kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje,

- Gebruik geen gordelgeleider* wan-neer een kinderzitje is geïnstal-leerd,

- De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden,

- Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

De gordelspanners kunnen, afhanke-lijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.Het verklikkerlampje van de airbag gaat in ieder geval branden.Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door een PEUGEOT-servicepunt.

* Volgens uitvoering.

Page 94: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6

!

!

VEILIGHEID

101

AIRBAGSDe airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzit-tenden bij ernstige aanrijdingen. Ze vor-men een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkracht-begrenzers.De kracht van een aanrijding is afhan-kelijk van het soort obstakel en de snel-heid van de auto op dat moment.De elektronische schoksensoren regi-streren in dat geval de plotselinge ver-traging van de auto: - als de drempelwaarde voor het in wer-

king treden wordt overschreden, worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat de druk op de borstkas van de inzittende geleidelijk afneemt.

- als de drempelwaarde niet wordt over-schreden, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen dan voor een afdoende bescherming.

Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

De airbags werken alleen als het contact aan is.Het uit de airbags ontsnappende gas kan enigszins irriteren.

Airbags vóórDe airbags vóór beschermen bij een frontale aanrijding het hoofd en de borst van de bestuurder en voorpassagier.De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboard-kastje.

ActiveringDe airbags worden gelijktijdig opgeblazen, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.

UitschakelenAlleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: zet het contact af, steek de sleutel in

de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1,

draai deze in de stand "OFF", verwijder de sleutel zonder de stand

van de schakelaar te veranderen.

Dit verklikkerlampje op het in-strumentenpaneel en in de rij drukschakelaars brandt bij aan-gezet contact zolang de airbag

is uitgeschakeld.

Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar 1 weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.

Page 95: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6

!

VEILIGHEID

102

Plaats geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel als de twee verklikkerlampjes van de air-bags permanent blijven branden.Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

Storing

Als dit verklikkerlampje op het in-strumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluids-signaal en een melding op het multifunctionele display, laat het systeem dan controleren door een PEUGEOT-servicepunt.

Zij-airbags*De zij-airbags beschermen bij een zijdeling-se aanrijding de borst, de buik en het bekken van de bestuurder en de voorpassagier.De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht.

ActiveringDe zij-airbags worden aan de zijde waar de aanrijding plaatsvindt opgeblazen.

Window-airbags*De window-airbags beschermen bij een zijdelingse aanrijding het hoofd van de inzittenden voor en achter.De window-airbags zijn aangebracht in de hemelbekleding boven de zijruiten.

Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat bran-den in combinatie met een ge-luidssignaal en een melding op

het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.

* Volgens land van bestemming.

Storing

ActiveringDe window-airbag wordt gelijktijdig met de zij-airbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen.

Page 96: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

6

!

VEILIGHEID

103

Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:• Maak er een gewoonte van om nor-

maal rechtop in de voorstoelen te zitten.

• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.

• Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinde-ren, huisdieren, objecten...).

Dit kan de goede werking van de air-bag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag ver-wonden.

• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen contro-leren.

• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-servicepunt heeft hier-voor gekwalificeerd personeel.

* Volgens land van bestemming.

Airbags vóór• Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het

stuurwielkussen rusten.• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.• Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen,

kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroor-zaken.

• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.

Zij-airbags*• Bedek de stoelen uitsluitend met de daarvoor bestemde stoelhoezen.

Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.• Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan

van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel.• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Window-airbags*• Bevestig nooit iets op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de

window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.• Demonteer nooit de handgrepen van het dak; deze maken deel uit van de

bevestiging van de window-airbags.

Page 97: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

!

104

Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen richting trottoir, trek de handrem aan en schakel een versnelling in.

HANDREMMechanisch systeem om de auto veilig stil te zetten.

Aantrekken Trek, als de auto volledig stilstaat, de

handrem aan.

Als tijdens het rijden dit verklik-kerlampje en het verklikkerlamp-je STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een

melding op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog (iets) is aangetrokken.

Loszetten Trek aan de hefboom, druk de knop

A in en duw de handrem geheel om-laag.

RIJDEN

Page 98: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

105

"2 TRONIC" VERSNELLINGSBAKBij de gestuurde handgeschakelde ver-snellingsbak met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen automatische bedie-ning en handmatig schakelen.Deze transmissie heeft drie gebruiks-mogelijkheden:- een automatische stand om automa-

tisch te schakelen,- een handmatige stand om zelf te

schakelen,- een auto-sequentiële stand, waar-

mee u in de automatische stand op ieder moment zelf kunt schakelen, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeu-vre.

Selectiehendel

R. Achteruit Trap het rempedaal in en beweeg de

selectiehendel naar voren om deze stand te selecteren.

N. Neutraalstand. Trap het rempedaal in en selecteer

deze stand om de motor te kunnen starten.

A. Automatische stand. Beweeg de selectiehendel naar ach-

teren om deze stand te selecteren.M. +/- Handmatig schakelen. Beweeg de selectiehendel naar ach-

teren en vervolgens naar links om deze stand te selecteren en:- beweeg de selectiehendel kort

naar voren om op te schakelen,- of beweeg de selectiehendel kort

naar achteren om terug te schake-len.

Stuurbediening

+. Opschakelen. Druk op de achterzijde van de stuur-

bediening "+" om op te schakelen.-. Terugschakelen. Druk op de achterzijde van de stuur-

bediening "-" om terug te schake-len.

RIJDEN

Page 99: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

i

i

106

Weergave op het instrumentenpaneel

Standen van de selectiehendel

Starten van de auto Handbediende stand Beweeg na het starten van de auto de

selectiehendel in de stand M om de handbediende stand in te schakelen.

N. Neutral (neutraalstand)R. Reverse (achteruitversnelling)1, 2, 3, 4, 5 Versnellingen in de hand-

geschakelde standAUTO. Verschijnt bij de selectie van de

automatische stand en verdwijnt weer als de handbediende stand wordt geselecteerd.

Als in de automatische stand dit pictogram verschijnt, geeft dit aan dat de transmissie detecteert dat de wielen onvoldoende grip hebben.

Trap het rempedaal in als dit pictogram verschijnt (bijv.: starten van de mo-tor).

Selecteer de stand N. Houd het rempedaal inge-

trapt. Start de motor.

Op het display van het instrumentenpa-neel verschijnt de aanduiding N.

Selecteer de eerste versnelling (stand M of A) of de achteruitver-snelling (stand R).

Zet de handrem los. Neem uw voet van het rempedaal en

geef gas.

Op het display van het instru-mentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO en 1 of R.

De aanduiding AUTO ver-dwijnt en de ingeschakelde versnellingen verschijnen ach-tereenvolgend op het display.

Het schakelen naar een andere ver-snelling is alleen mogelijk als de snel-heid van de auto en het motortoerental dit toestaan.Als de auto vrijwel geheel tot stilstand is gekomen, bijvoorbeeld voor een ver-keerslicht, schakelt de versnellingsbak automatisch terug naar de eerste ver-snelling.

De versnellingsbak werkt dan automa-tisch, zonder dat u zelf hoeft te scha-kelen. De versnellingsbak kiest voort-durend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parame-ters:- de rijstijl,- het profiel van de weg,- de belading van de auto.

Op het display van het instru-mentenpaneel verschijnen de aanduiding AUTO en de inge-schakelde versnelling.

Automatische stand Selecteer vanuit de handbediende

stand de stand A om terug te keren naar de automatische stand.

Gebruik nooit het gaspedaal om de auto op een helling stil te laten staan, maar gebruik daarvoor de handrem.Geef bij het wegrijden op een hel-ling geleidelijk gas terwijl u de handrem loszet.

De aanduiding N op het display knippert als u de motor probeert te starten zonder dat de selectiehen-del in de stand N staat.

RIJDEN

Page 100: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

!

107

Auto-sequentiële standIn de automatische stand kunt u, bij-voorbeeld voor een inhaalmanoeuvre, op ieder moment de functies van de handbediende stand gebruiken. Druk op de stuurbediening "+" of "-".De transmissie wordt dan in de desbetref-fende versnelling geschakeld, als de snel-heid van de auto en het motortoerental dit toestaan. De aanduiding AUTO blijft op het display staan.Als de stuurbediening enige tijd niet meer gebruikt wordt, gaat de transmissie weer over op de automatische stand.

Parkeren van de autoVoordat u de motor afzet, kunt u de se-lectiehendel in de stand N bewegen om de neutraalstand te selecteren.Trek altijd de handrem aan om de auto volledig still te zetten.

StoringAls bij aangezet contact dit ver-klikkerlampje gaat branden en de aanduiding AUTO gaat knip-peren in combinatie met een

geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in de versnellingsbak.Raadpleeg zo snel mogelijk eenPEUGEOT-servicepunt.

Op het display verschijnen de aanduidingen AUTO en .

Automatische stand "sneeuw"Als de transmissie detecteert dat de wielen onvoldoende grip hebben, wordt automatisch overgeschakeld op de sneeuwstand.

ResettenNadat de accukabels los zijn geweest, moet de versnellingsbak gereset wor-den. Zet het contact aan.

Op het display van het instru-mentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO, en -.

Selecteer de stand N. Trap het rempedaal in. Wacht ongeveer 30 seconden tot op

het display van het instrumenten-paneel de aanduiding N of de inge-schakelde versnelling verschijnt.

Laat het rempedaal los.De versnellingsbak werkt dan weer nor-maal.

Houd bij het starten van de motor altijd het rempedaal ingetrapt.Zet de selectiehendel tijdens het rijden nooit in de stand N (neutraal-stand).Zet de selectiehendel alleen in de stand R (achteruit) als de auto vol-ledig stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.Trek altijd de handrem aan om de auto volledig stil te zetten.

RIJDEN

Page 101: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

i

108

SNELHEIDSBEGRENZERDe snelheidsbegrenzer voorkomt dat de wa-gensnelheid de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.

Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snel-heid dient minimaal 30 km/h te bedragen.

Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.

Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijde-lijk worden overschreden.Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.

De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het ge-heugen.

De bediening van de snelheidsbegren-zer is ondergebracht in de hendel A.1. Knop voor het selecteren van de

snelheidsbegrenzer2. Toets voor het verlagen van de in-

gestelde snelheid3. Toets voor het verhogen van de

ingestelde snelheid4. Toets voor het in-/uitschakelen van

de snelheidsbegrenzer

De informatie van de snelheidsbegren-zer wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.5. Snelheidsbegrenzer AAN/UIT6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd7. Ingestelde snelheid

Stuurkolomschakelaars Weergave op het display

Bij het gebruik van de snelheidsbegren-zer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aan-dacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.

RIJDEN

Page 102: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

!

109

Bij een steile afdaling kan de snel-heidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:- controleer of de mat goed op zijn

plaats ligt,- gebruik nooit meer dan één mat

per plaats.

Programmeren Draai de knop 1 in de stand

"LIMIT": de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet inge-schakeld (OFF).

Overschrijden van de ingestelde snelheidAls het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snel-heid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen.Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas wordt losgelaten.

Uitschakelen van de functie Draai de knop 1 in de stand "0": de selectie van de snel-

heidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.

StoringIn het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.

Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schake-len.

Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (OFF).

Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nog-maals op de toets 4.

Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h).

U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:- +/- 1 km = kort indrukken,- +/- 5 km = lang indrukken,- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4.

RIJDEN

Page 103: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

i

110

SNELHEIDSREGELAARMet behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.

Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 40 km/h te bedragen en bij auto’s met handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de vierde versnelling zijn ingeschakeld.

Het uitschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of door activering van het ESP.

Door het gaspedaal in te trappen, kan de inge-stelde snelheid tijdelijk worden overschreden.

Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten.

Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.

De bediening van de snelheidsregelaar is ondergebracht in de hendel A.1. Knop voor het selecteren van de

snelheidsregelaar2. Toets voor het verlagen van de in-

gestelde snelheid3. Toets voor het verhogen van de

ingestelde snelheid4. Toets voor het in-/uitschakelen van

de snelheidsregelaar

De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.5. Snelheidsregelaar AAN/UIT6. Snelheidsregelaar geselecteerd7. Ingestelde snelheid

Stuurkolomschakelaars Weergave op het display

Bij het gebruik van de snelheidsre-gelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht ne-men, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoor-delijkheid nemen.

RIJDEN

Page 104: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

!

111

Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.Bij een steile afdaling kan de snel-heidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt over-schreden.Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:- controleer of de mat goed op zijn

plaats ligt,- gebruik nooit meer dan één mat

per plaats.

Programmeren Draai de knop 1 in de stand

"CRUISE": de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet in-geschakeld (OFF).

Overschrijden van de ingestelde snelheidAls de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de in-gestelde snelheid op het display knipperen.Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.

Uitschakelen van de functie Draai de knop 1 in de stand "0": de selectie van de snel-

heidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.

StoringIn het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt om het systeem te laten controleren.

Stel de snelheid in door de wagen-snelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h).

Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (OFF).

Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nog-maals op de toets 4.

U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:- +/- 1 km = kort indrukken,- +/- 5 km = lang indrukken,- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.

RIJDEN

Page 105: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

i

i

112

PARKEERHULP ACHTERDit systeem bestaat uit vier afstands-sensoren die zijn aangebracht in de achterbumper.

Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich achter de auto bevindt. Het waarschuwt u echter niet voor ob-jecten die zich direct onder de bumper bevinden.

Het systeem wordt ingeschakeld zo-dra de achteruitversnelling wordt inge-schakeld.Dit wordt aangegeven door een geluids-signaal.

* Volgens uitvoering.

Paaltjes, pionnen bij wegwerk-zaamheden of gelijksoortige voor-werpen worden waargenomen bij aanvang van de aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.

De afstand tot het obstakel wordt aan-gegeven door:- geluidssignalen, die elkaar sneller op-

volgen naarmate de auto dichter bij het obstakel komt,

- een grafische weergave op het mul-tifunctionele display*, met blokjes die steeds dichter bij de auto komen.

Als de auto minder dan ongeveer 30 centimeter van het obstakel ver-wijderd is, is het geluidssignaal con-tinu hoorbaar en verschijnt het symbool "Gevaar", afhankelijk van het type mul-tifunctioneel display.

De parkeerhulp wordt uitgeschakeld als de achteruit wordt uitgeschakeld.

De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verant-woordelijk is.

RIJDEN

Page 106: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

7

i

i

113

Deactiveren Storing

In het geval van een storing zal bij het inschakelen van de achter-uitversnelling dit verklikkerlampje gaan branden in combinatie met

een geluidssignaal (kort piepje) en een melding op het multifunctionele display.Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

Het systeem zal automatisch wor-den uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwagen of de mon-tage van een fietsendrager (auto uitgerust met een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of fietsendra-ger).

Activeren Druk nogmaals op de toets A. Het

verklikkerlampje gaat uit en het sys-teem is weer ingeschakeld.

Druk op de toets A. Het verklikker-lampje gaat branden en het systeem is volledig uitgeschakeld.

Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Als de sensoren vuil zijn, wordt dit bij het inschakelen van de achteruit-versnelling aangegeven door een geluidssignaal (lange piep).

RIJDEN

Page 107: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

8

i

CONTROLES

115

MOTORKAPDe motorkap biedt toegang tot de motorruimte, zodat u de verschillende niveaus kunt controleren.

Duw de veiligheidshaak B naar links en til de motorkap op.

Neem de motorkapsteun C uit de houder.

Bevestig de motorkapsteun in één van de twee uitsparingen om de mo-torkap geopend te houden.

Sluiten Haal de motorkapsteun uit de uitspa-

ring. Bevestig de motorkapsteun in de

houder. Laat de motorkap voorzichtig zakken

en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.

Trek aan de motorkap om te contro-leren of deze goed is vergrendeld.

BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL)Bij auto’s met HDI-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten (zie de desbetreffende afbeelding).Het ontluchtingssysteem bestaat uit een handopvoerpomp en een transpa-rante slang.

Openen Open het linker voorportier. Trek de hendel A aan de onderzijde

van het portierkader naar u toe.

De plaats van de ontgrendelings-hendel in het interieur zorgt ervoor dat de motorkap niet geopend kan worden als het linker voorportier is gesloten.

1,4 liter HDI turbodieselmotor Open de motorkap. Vul de brandstoftank met minimaal

5 liter diesel. Bedien de handopvoerpomp tot u

brandstof door de transparante slang ziet stromen.

Bedien de startmotor tot de motor aanslaat.

Sluit de motorkap.

1,6 liter 16V HDI turbodieselmotor Open de motorkap. Vul de brandstoftank met minimaal

5 liter diesel. Verwijder de afdekkap van de motor

voor toegang tot de opvoerpomp. Bedien de handopvoerpomp tot

u brandstof door de transparante slang met de groene aansluiting ziet stromen.

Bedien de startmotor tot de motor aanslaat.

Breng de afdekkap van de motor aan. Sluit de motorkap.

Page 108: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

8 CONTROLES

116

BENZINEMOTOREN

Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen.

1. Koelvloeistofreservoir.

2. Interieurfilter.

3. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.

4. Luchtfilter.

5. Remvloeistofreservoir.

6. Zekeringkast.

7. Accu.

8. Oliepeilstok.

9. Motorolie (bij)vullen.

Page 109: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

8CONTROLES

117

DIESELMOTOREN

Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontluchten van het brandstofcircuit.

1. Koelvloeistofreservoir.

2. Interieurfilter.

3. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.

4. Handopvoerpomp.

5. Remvloeistofreservoir.

6. Zekeringkast.

7. Accu.

8. Oliepeilstok.

9. Motorolie (bij)vullen.

10. Luchtfilter.

Page 110: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

8 CONTROLES

118

NIVEAUS CONTROLERENControleer de onderstaande niveaus regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit con-troleren door een PEUGEOT-service-punt.

Remvloeistofniveau Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij.

MotorolieniveauEen controle van het motorolieni-veau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale on-dergrond staat en de motor minstens 15 minuten niet heeft gedraaid.

Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instru-mentenpaneel, of met de oliepeilstok.Het motorolieverbruik mag gedurende het verversingsinterval niet meer dan 0,5 liter per 1 000 km bedragen.

Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.

Remvloeistof verversenRaadpleeg het onderhoudsboekje voor het voorgeschreven verversingsinterval.

Koelvloeistofniveau

Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkte-ken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.

Als de motor warm is, wordt de tem-peratuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilateur. Deze kan ook bij afgezet contact werken.Bij uitvoeringen voorzien van een roetfilter kan de motor bij afgezet contact nog (gaan) werken, zelfs bij koude motor.Wacht bovendien alvorens werkzaam-heden aan het koelsysteem uit te voe-ren ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat.

Niveau ruiten- en koplampsproeiervloeistof*

Een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en koplampsproeiers wordt aangegeven door een geluidssignaal en een melding

op het multifunctionele display.Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.

* Volgens land van bestemming.

Olie verversenRaadpleeg het onderhoudsboekje voor het verversingsinterval voor uw auto.Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, is het gebruik van additie-ven in de motorolie niet toegestaan.

Type motorolieGebruik de door de fabrikant aanbevo-len motorolie voor uw auto en motoruit-voering.

Type remvloeistofGebruik de door de fabrikant voorge-schreven remvloeistof die voldoet aan de DOT4-norm.

Koelvloeistof verversenDe koelvloeistof behoeft niet te worden ververst.

Type koelvloeistofGebruik de door de fabrikant voorge-schreven koelvloeistof.

Type ruiten- en koplampsproeiervloeistofGebruik voor een optimale reiniging de door de fabrikant aanbevolen vloeistof.

Page 111: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

8

!

i

CONTROLES

119

Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloei-stoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.

Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij een PEUGEOT-servicepunt.

Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter)Een te laag additiefniveau wordt aange-geven door het verklikkerlampje service in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.

Afgewerkte producten

CONTROLESRaadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzijden in het onderhoudsboekje, die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto, voor het laten controleren van bepaalde onderdelen volgens het on-derhoudsschema van de constructeur.Laat de controles eventueel uitvoeren door een PEUGEOT-servicepunt.

Accu

De accu is onderhoudsvrij.Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm

weer en in de winter.Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt het hoofdstuk "Praktische in-formatie" voor meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.

Luchtfilter en interieurfilter

Laat de filters periodiek ver-vangen volgens de in het on-derhoudsboekje aangegeven intervallen.Als de omgeving (veel stof...)

en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geeft, moeten de filters twee keer zo vaak worden ver-vangen.

Roetfilter (diesel)

Het onderhoud van het roetfilter moet worden uitgevoerd door een PEUGEOT-servicepunt.

Oliefilter

Laat bij het olie verversen te-vens het oliefilter vervangen.Raadpleeg het onderhouds-boekje voor het vervangings-interval.

Als langdurig met zeer lage snel-heid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het mi-lieu.

BijvullenLaat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door een PEUGEOT-service-punt.

Page 112: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

8

!

CONTROLES

120

Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijk-waardige kwaliteitsproducten.Om de werking van belangrijke orga-nen als het remsysteem te optimali-seren, selecteert en biedt PEUGEOT specifieke producten aan.Vanwege de kans op beschadiging van het elektrisch systeem is het reinigen van de motorruimte met een hogedrukreiniger niet toeges-taan.

Remblokken

De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de rem-

blokken vaker, tussen twee onderhouds-controles door, te laten controleren.Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.

Handrem

Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tussen twee on-derhoudscontroles door wor-

den afgesteld.Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-servicepunt.

Handgeschakelde versnellingsbak

De versnellingsbak is onde-rhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).Raadpleeg het onderhouds-boekje voor het interval van

de niveaucontrole.

Staat van remschijven/remtrommelsRaadpleeg een PEUGEOT-service-punt voor informatie over het contro-leren van de slijtage van de remschij-ven en/of remtrommels.

Page 113: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

121

WIEL VERWISSELENIn het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure.

Het gereedschap bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte: open de achterklep, til de vloerplaat op, bevestig het koord van de vloerplaat

met de haak aan de steun van de hoedenplank,

maak de houder met het gereed-schap los en verwijder deze.

1. Wielsleutel. Hiermee kan de wieldop worden verwijderd en kunnen de wielbouten worden losgedraaid.

2. Krik met geïntegreerde slinger. Hiermee kan de auto worden opgekrikt.

3. Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen. Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de sierdoppen van de wielbouten worden verwijderd.

4. Dop voor het verwijderen van slotbouten. Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd.

Beschikbaar gereedschap Overige accessoires

5. Afneembaar sleepoog.Zie de desbetreffende paragraaf.

Toegang tot het gereedschap

Wiel met wieldopDemonteren: verwijder eerst de wieldop door deze met behulp van de wielsleutel 1 bij de ventielope-ning los te wippen en vervolgens los te trekken.Monteren: Plaats de wieldop, be-gin bij de ventielopening en druk de wieldop rondom met de hand vast.

Page 114: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

122

Bevestiging van het stalen reservewielIndien uw auto is voorzien van licht-metalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het stalen reserve-wiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de be-vestiging van het reservewiel.

Detectie te lage bandenspanningHet reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor. Laat het repareren van de lekke band uitvoeren door een PEUGEOT-servicepunt.

Toegang tot het reservewiel

Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte.Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap" voor meer informatie.

Verwijderen van het reservewiel Draai de gele centrale bout een

kwart omwenteling los. Til het reservewiel aan de achterzij-

de op en trek het naar u toe. Verwijder het wiel uit de bagage-

ruimte.

Terugplaatsen van het reservewiel Leg het reservewiel in de reserve-

wielbak. Draai de gele centrale bout een aan-

tal omwentelingen los en plaats de bout in het hart van het reservewiel.

Draai de centrale bout vast tot deze klikt en het reservewiel goed vastzit.

Plaats de houder met het gereed-schap in het hart van het reservewiel en maak deze vast.

Plaats de vloerplaat terug.

Page 115: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

123

Stilzetten van de autoZet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een vlakke en bij voorkeur horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat.Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling* in om de wielen te blokkeren.Plaats indien nodig een wielblok onder het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel.Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt.

* stand R van de "2 Tronic" trans-missie.

Demonteren van het wiel Procedure Verwijder de chromen sierdop van de

wielbouten met het gereedschap 3. Verwijder de plastic dop van de

slotbout met het gereedschap 3. Bevestig de dop 4 op de wielsleutel

1 en draai de slotbout een omwente-ling los.

Draai de overige wielbouten een omwenteling los met alleen de wielsleutel 1.

Plaats de krik 2 onder één van de twee steunpunten aan de voorzijde A of achterzijde B (bij het te verwis-selen wiel).

Draai de krik 2 uit tot het voetstuk op de grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk zich loodrecht onder het gebruikte steunpunt A of B bevindt.

Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren.

Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.

Verwijder het wiel.

Page 116: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

124

Na het verwisselen van het wielVerwijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen.Laat zo snel mogelijk het aanhaal-moment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door een PEUGEOT-servicepunt.Laat de lekke band zo spoedig mo-gelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.

Monteren van het wiel Procedure Plaats het wiel op de naaf. Draai de wielbouten met de hand

vast. Draai de slotbout met de wielsleutel

1 en de dop 4 enigszins vast. Draai de overige wielbouten enigs-

zins vast met alleen de wielsleutel 1.

Laat de krik zakken. Vouw de krik 2 op en verwijder hem.

Draai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en de dop 4.

Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1.

Bevestig de plastic dop op de slotbout en de verchroomde doppen op de overige wielbouten.

Berg het reservewiel en het gereed-schap op in de bagageruimte.

Page 117: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

!

i

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

125

LAMPEN VERVANGENEen defecte lamp kan volgens de onderstaande procedure zonder ge-reedschap worden vervangen.

1. Richtingaanwijzers (PY 21 W amberkleurig).

2. Parkeerlicht (W 5 W).3. Dimlicht (H7-55 W).4. Grootlicht (H1-55 W).5. Bochtverlichting

(H7-55 W).6. Mistlampen (H11-55 W).

Richtingaanwijzers

Raak de lampen uitsluitend met een droge doek aan.

De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: reinig de koplampen nooit

met een droge of schurende doek en gebruik geen oplos-middelen,

gebruik een spons en zeepsop.

Bij bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtig weer), kan aan de binnenzijde van de lamp enige condensvorming op-treden. Deze verdwijnt zodra de lampen enige tijd branden.

Uitvoeringen met bochtverlichting

De amberkleurige lampen (richting-aanwijzers) moeten worden ver-vangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen.

Draai de lamphouder een kwart omwenteling en verwijder hem.

Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Monteer de lamp in de omgekeerde volgorde.

Koplampen

Uitvoeringen met conventionele lampen

Page 118: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9 PRAKTISCHE INFORMATIE

126

Parkeerlicht Neem de stekker van de koplamp los. Trek aan de borglip en verwijder de

kunststof beschermkap. Draai de lamphouder een kwart

omwenteling en verwijder hem. Trek de lamp uit de lamphouder en

vervang de lamp.Monteer de lamp in de omgekeerde volgorde.

Dimlicht, grootlicht of bochtverlichting Neem de stekker van de koplamp los. Trek aan de borglip en verwijder de des-

betreffende kunststof beschermkap.

Geïntegreerde zijknipperlichten

Steek ter hoogte van het midden van het zijknipperlicht een schroeven-draaier tussen het zijknipperlicht en de voet van de buitenspiegel.

Wip het zijknipperlicht met de schroe-vendraaier los.

Neem de stekker van het zijknipper-licht los.

Monteer het zijknipperlicht in de omge-keerde volgorde.Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-servicepunt.

Neem de stekker van de desbetref-fende lamp los.

Duw de borgveer open en verwijder de lamp.

Monteer de lamp in de omgekeerde volgorde.

MistlampenRaadpleeg voor het vervangen van deze lampen een PEUGEOT-service-punt.

Page 119: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

ii

PRAKTISCHE INFORMATIE

127

Achterlichten

1. Remlichten (P 21 W).2. Achterlichten (R 5 W).3. Mistachterlichten (P 21 W).4. Richtingaanwijzers

(PY 21 W amberkleurig).5. Achteruitrijlichten (P 21 W).

Lampen vervangenDeze vijf lampen kunnen van buitenaf worden vervangen:

verwijder de bevestigingsbout van de achterlichtunit,

verwijder de achterlichtunit via de buitenzijde,

neem de stekker van de achterlicht-unit los,

verwijder het afdichtrubber van de achterlichtunit,

druk de vier borglippen in en verwij-der de lamphouder,

draai de lamp een kwart omwente-ling en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeer-de volgorde.

Open bij auto's met JBL-audiosys-teem aan de rechterzijde het dek-sel om bij de bevestigingsbout te komen.

De amberkleurige lampen (richting-aanwijzers) moeten worden ver-vangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen.

Page 120: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9 PRAKTISCHE INFORMATIE

128

Lamp derde remlicht vervangen (4 lampen W 5 W)

Druk de borgpennen aan weerszij-den van het derde remlicht in.

Trek het derde remlicht naar buiten. Draai de lamphouder van de defecte

lamp een kwart omwenteling en ver-wijder deze.

Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeer-de volgorde.

Lamp van de kentekenplaatverlichting vervangen (W 5 W)

Steek een kleine schroevendraaier in één van de buitenste gaten van het lampglas.

Duw de schroevendraaier naar bui-ten om het lampglas los te maken.

Verwijder het lampglas. Trek de lamp uit de lamphouder en

vervang de lamp.

Page 121: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

!

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

129

PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit het ver-helpen van storingen veroorzaakt door het monteren van extra ac-cessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd worden of door voorzieningen die niet volgens de voorschriften van PEUGEOT zijn gemonteerd. Dit geldt met name voor apparatuur met een stroomver-bruik van meer dan 10 milliampère.

Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds reke-ning gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.Raadpleeg een PEUGEOT-service-punt voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren.

ZEKERINGEN VERVANGENIn het geval van een storing in een be-paalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure.

Toegang tot het gereedschapDe tang voor het verwijderen van zeke-ringen bevindt zich aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast dashboard: trek het deksel aan de bovenzijde los, verwijder het deksel volledig, maak de tang los.

Vervangen van een zekeringVoordat u een zekering vervangt, dient u de oorzaak van de storing op te spo-ren en te (laten) verhelpen. U kunt aan de draad van een zeke-

ring zien of deze defect is.

Gebruik de speciale tang om de ze-kering uit de zekeringkast te verwij-deren.

Vervang een defecte zekering al-tijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte.

Selecteer de zekering aan de hand van het nummer op de zekering-kast, de op de zekering aangegeven stroomsterkte en het onderstaande overzicht.

Goed Defect

Page 122: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9 PRAKTISCHE INFORMATIE

130

Zekeringen dashboardDe zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (bestuur-derszijde).

Toegang tot de zekeringen zie de paragraaf "Toegang tot het

gereedschap".

Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

G39 20 A Hifiversterker.

G40 20 A Stoelverwarming bestuurder en voorpassagier.

Zekering Ampère Functies

F1 15 A Ruitenwisser achter.

F2 - Niet gebruikt.

F3 5 A Elektronische eenheid airbags en pyrotechnische gordelspanners.

F4 10 ASchakelaar koppelingspedaal, diagnoseaansluiting, automatisch dimmende binnenspiegel, airconditioning, sensor verdraaiing stuurwiel, pomp roetfilter (diesel).

F5 30 A Elektrisch bedienbare ruiten, elektrisch bedienbare ruiten achter, schuif-/kanteldak.

F6 30 A Elektrisch bedienbare ruiten vóór, voeding inklapbare buitenspiegels.

F7 5 APlafonniers voor en achter, kaartleeslampjes, verlichting zonneklep, verlichting dashboardkastje, klokje.

Page 123: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9PRAKTISCHE INFORMATIE

131

Zekering Ampère Functies

F8 20 AAutoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar, multifunctioneel display, klokje, stuurkolomschakelaars, detectie te lage bandenspanning, servicecentrale trekhaakaansluiting.

F9 30 A 12 V-aansluiting vóór.

F10 15 A Sirene alarm, elektronische eenheid alarm, bochtverlichting.

F11 15 A Diagnoseaansluiting, contactslot met circuit lage stroomsterkte.

F12 15 A Regen- en lichtsensor, versterker, servicecentrale trekhaakaansluiting, eenheid lesauto.

F13 5 AServicecentrale motor, relais ABS, selectiehendel "2 Tronic" versnellingsbak, rempedaalschakelaar met twee functies.

F14 15 AInstrumentenpaneel, controlepaneel veiligheidsgordels, koplampverstelling, airconditioning, handsfree set, elektronische eenheid parkeerhulp achter, airbags.

F15 30 A Vergrendeling en supervergrendeling.

F17 40 A Achterruit- en buitenspiegelverwarming.

SH - Shunt tijdens opslag.

Page 124: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9 PRAKTISCHE INFORMATIE

132

Zekeringen motorruimteDe zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links).

Toegang tot de zekeringen Maak het deksel los. Vervang de zekering (zie de desbe-

treffende paragraaf). Sluit na het vervangen van de zekering

zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast.

Overzicht zekeringen

Zekering Ampère Functies

F1 20 A

Voeding elektronische eenheid motor en voedingsrelais motorventilateurgroep, luchthoeveelheidsmeter (diesel), inspuitpomp (diesel), sensor water in brandstoffilter (diesel), UGR-elektrokleppen, voorverwarming inlaatlucht (diesel).

F2 15 A Claxon.

F3 10 A Ruitensproeiers voor en achter.

F4 20 A Koplampsproeiers.

F5 15 A Brandstofpomp (benzine).

F6 10 A Wagensnelheidssensor.

F7 10 AElektrische stuurbekrachtiging, bochtverlichting, voedingsrelais bochtverlichting, niveaucontact koelvloeistof (diesel), eenheid veiligheidsschakeling (diesel).

F8 20 A Voeding startmotor.

F9 10 A Elektronische eenheid ABS/ESP, rempedaalschakelaar.

F10 30 A

Regelorganen elektronische eenheid motor (benzine: bobines, elektrokleppen, lambdasonden, verstuivers, verwarmingselementen, elektronische thermostaat) (diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen).

F11 40 A Aanjager airconditioning.

F12 30 A Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.

Page 125: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9PRAKTISCHE INFORMATIE

133

Zekering Ampère Functies

F13 40 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na contact).

F14 30 A Brandstofvoorverwarming (diesel).

F15 10 A Grootlicht links.

F16 10 A Grootlicht rechts.

F17 15 A Dimlicht links.

F18 15 A Dimlicht rechts.

Overzicht hoofdzekeringen

* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de hoofdzekeringen dienen door een PEUGEOT-servicepunt uitgevoerd te worden.

Zekering Ampère Functies

MF1* 70 A Motorventilateurgroep.

MF2* 20 A/30 A Pomp ABS/ESP.

MF3* 20 A/30 A Elektrokleppen ABS/ESP.

MF4* 60 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI).

MF5* 60 A Voeding intelligente servicecentrale (BSI).

MF6* - Niet gebruikt.

MF7* 80 A Zekeringkast interieur.

MF8* 30 A Elektronische eenheid "2 Tronic" versnellingsbak.

MF9* 80 A Eenheid verwarming (diesel).

MF10* 80 A Elektrische stuurbekrachtiging.

Page 126: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9 PRAKTISCHE INFORMATIE

134

ACCUProcedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met be-hulp van startkabels.

Toegang tot de accu

Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels

Sluit de rode kabel aan op de (+) pool van de ontladen accu A en ver-volgens op de (+) pool van de hulp-accu B.

Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu B.

Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwij-derd massapunt C van de auto.

Stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.

Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.

De accu bevindt zich links in de motor-ruimte.Toegang tot de accu: open de motorkap met de hendel in

het interieur en vervolgens de veilig-heidshaak aan de buitenzijde,

bevestig de motorkapsteun, verwijder de kunststof afdekkap voor

toegang tot de twee accupolen.

Page 127: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

!

!

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

135

Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. Laad de accu niet op zonder de accupoolklemmen los te nemen.Het aanduwen van een auto met de "2 Tronic" versnellingsbak om de motor te starten is niet toege-staan.

Vóór het loskoppelen van de accukabelsWacht 2 minuten na het afzetten van het contact.Sluit de ruiten, het schuifdak en de voorportieren.

Na het weer aansluiten van de accukabelsZet het contact aan en wacht 1 mi-nuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg uw PEUGEOT-service-punt als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen.

Accu’s bevatten schadelijke stof-fen, zoals zwavelzuur en lood. Ac-cu’s moeten volgens de wettelijke voorschriften worden afgevoerd en mogen in geen geval bij het huis-vuil terechtkomen.Lever lege batterijen en accu’s in bij een speciaal afvalstoffendepot.

Laden met behulp van een acculader Maak de accupoolklemmen los. Volg de aanwijzingen van de fabri-

kant van de acculader. Sluit de accukabels weer aan, te

beginnen met de (-) kabel. Controleer of de accupolen en de

klemmen schoon zijn. Indien ze be-dekt zijn met een (witte of groene) oxi-datielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en klemmen.

De uitgeschakelde functies kunnen tevens handmatig weer worden ingeschakeld. Hierbij bestaat het risico dat de accu ontladen raakt.

SPAARFASEDe spaarfase stuurt de elektrische func-ties van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.

Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, ach-terruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.

Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is.

Page 128: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

!

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

136

Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden (zie de desbetreffende paragraaf).

Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kunt u het tele-foongesprek gewoon voortzetten.

ECO-MODEDe eco-mode bepaalt de maximale ge-bruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals radio, ruitenwissers, plafonniers, ... nog in totaal ongeveer 30 minuten gebruiken.

Uitschakelen van de eco-modeDe functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt. Start om de functies direct weer te

kunnen gebruiken de motor en laat deze gedurende enige tijd draaien.

De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten bedragen.

Inschakelen van de eco-modeNa deze 30 minuten geeft een melding op het multifunctionele display aan dat de eco-mode is ingeschakeld en de actieve functies worden in de ruststand gezet.

WISSERBLADEN VERVANGENDe ruitenwisserbladen kunnen zonder gereedschap worden vervangen.

Demonteren van een wisserblad vóór of achter Til de desbetreffende ruitenwisserarm

op. Maak het wisserblad los en verwijder

het.

Monteren van een wisserblad vóór of achter Controleer bij de ruitenwissers vóór

de lengte van het wisserblad, omdat het kortste blad aan de passagiers-zijde van de auto gemonteerd moet worden.

Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.

Zet de ruitenwisserarm terug.

Page 129: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

!i

PRAKTISCHE INFORMATIE

137

SLEPEN VAN UW AUTOU kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.

Toegang tot het gereedschap

Slepen van uw auto

Maak het klepje in de voorbumper los door op de onderkant ervan te drukken.

Draai het sleepoog vast tot de aanslag.

Bevestig de sleepstang. Schakel de alarmknipperlichten van

uw auto in.

Maak het klepje in de achterbumper los door op de onderkant ervan te drukken.

Draai het sleepoog vast tot de aanslag.

Bevestig de sleepstang. Schakel de alarmknipperlichten van

de te slepen auto in.

Slepen van een andere auto

Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat van de bagageruimte: open de achterklep, til de vloerplaat op, bevestig het koord van de vloerplaat

met de haak aan de steun van de hoedenplank,

neem het sleepoog uit de houder.

Gebruik voor het slepen van een auto met de vier wielen op de grond altijd een sleepstang.Laat het takelen van de auto (met twee wielen op de grond) uitslui-tend uitvoeren door een professio-neel takelbedrijf.Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

Zet de versnellingshendel in de neutraalstand (stand N bij de "2 Tronic" versnellingsbak).

Page 130: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

138

TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN...De trekhaak bestaat uit een mecha-nisch systeem voor het aankoppelen van een aanhanger of caravan en een elektrische aansluiting voor de verlich-ting en signalering.

Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trek-ken van een aanhanger.Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en goedgekeurde trekhaak en deze door een PEUGEOT-servicepunt te la-ten monteren.Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.

Adviezen

Gewichtsverdeling Verdeel het gewicht in de caravan/

aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk.

Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1 000 m 10 % van het maximum aan-hangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1 000 m.Raadpleeg het hoofdstuk "Technische gegevens" voor de gewichten en aan-hangergewichten die voor uw auto van toepassing zijn.

Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter.

Zijwind Houd er rekening mee dat de zijwind-

gevoeligheid van de auto groter is.

KoelingHet trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koel-vloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental. Pas uw snelheid aan om het toerental

te beperken.Het maximum aanhangergewicht is af-hankelijk van het hellingspercentage en de temperatuur van de buitenlucht.

RemmenHet trekken van een aanhanger vergroot de remweg.

Banden Controleer de bandenspanning van

de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.

Verlichting Controleer de verlichting van de

aanhanger.

De parkeerhulp wordt bij het aankoppelen van een aanhanger automatisch uitgeschakeld.

Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het ver-klikkerlampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.

Page 131: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

i

PRAKTISCHE INFORMATIE

139

ALLESDRAGERS MONTERENGebruik bij het monteren van dwarsdra-gers de vier hiervoor bestemde beves-tigingspunten: open de afdekplaatjes, plaats de allesdragers en stel de

bevestigingspunten af.

Max. toegestane daklast op impe-riaal, bij een maximale laadhoogte van 40 cm (m.u.v. fietsendrager): 65 kg.Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan aan de rijomstandigheden om schade aan de allesdragers en de bevestigings-plaatsen op het dak te voorkomen.Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoe-ren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.

Page 132: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

9

!

PRAKTISCHE INFORMATIE

140

Het monteren van elektrische uitrus-tingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van PEUGEOT voorkomen, kan sto-ringen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Houdt u rekening met deze bijzonder-heid en wij raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om u te laten informeren over het assortiment uit-rustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer van PEUGEOT.

ACCESSOIRES VOOR UW 307Het PEUGEOT-netwerk biedt u een rui-me keuze aan accessoires en originele onderdelen.Deze accessoires en onderdelen zijn getest en goedgekeurd ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid.Ze zijn volledig aangepast aan uw auto, voorzien van een artikelnummer van PEUGEOT en worden geleverd met PEUGEOT garantie.Het aanbod van PEUGEOT Boutique is onderverdeeld in 5 groepen: PROTECT -CONFORT - AUDIO - DESIGN - TECNIC:

"Protect":

inbraakalarm, graveren van ruiten, wielbouten met slot, verbandtrommel, gevarendrie-hoek, veiligheidsvest, lokali-satiesysteem gestolen auto, sneeuwkettingen.

"Comfort":

matten*, kunststof bak bagageruim-te, bagagenet, kledinghanger voor bevestiging aan de hoofdsteun, alu-minium of PVC dorpellijsten.Voor de vrijetijdsbesteding: alles-dragers, fietsendrager voor beves-tiging op de trekhaak, fietsendrager voor bevestiging op de allesdragers,

skidragers, dakkoffers, zitverhogingen en kin-derzitjes, console voor autoradio-/telefoonsys-teem, zonneschermen opzij en zonnescherm achter, middenarmsteun vóór, opbergbox voor CD’s, opbergruimte onder hoedenplank.Trekhaak. Deze moet bij een PEUGEOT-servicepunt worden gemonteerd.

"Audio":

autoradio’s, audio-/telefoon-systeem, versterkers, navi-gatiesystemen, handsfree set, CD-wisselaar, luidspre-kers, DVD-speler, kit voor de aansluiting van een MP3- of draagbare CD-speler, par-keerhulp.

"Design":

stoelhoezen geschikt voor stoelen met zij-airbags, alu-minium pookknop, aluminium pedalen, mistlampen voor, achterklepspoiler, gestyleerde spatlappen, lichtmetalen vel-gen, wieldoppen, sportuitlaat.

"Tecnic":

ruitensproeiervloeistof, reini-gings-/onderhoudsmiddelen voor interieur en exterieur.

* Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd:- controleer of de mat goed op zijn

plaats ligt en goed is bevestigd,- leg nooit meerdere matten boven

op elkaar.

Met behulp van de ombouwpakketten "Entreprise" kan de auto worden omge-bouwd naar een bedrijfsuitvoering.

Page 133: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10TECHNISCHE GEGEVENS

141

UITVOERINGEN: MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN

Type variant uitvoering: WC... WA... WG... KFV-C KFU-C KFU-C/P

BENZINEMOTOREN 1,4 liter 75 pk 1,4 liter 16V 90 pk

Cilinderinhoud (cm3) 1 360 1 360

Boring x slag (mm) 75 x 77 75 x 77

Maximum vermogen: EEG norm (kW) 54 65

Toerental bij maximum vermogen (t/min) 5 400 5 250

Maximum koppel: EEG-norm (Nm) 120 133

Toerental bij maximum koppel (t/min) 3 400 3 250

Brandstof Loodvrij Loodvrij

Katalysator Ja Ja

VERSNELLINGSBAKKEN Handgeschakeld (5 versn.)

Handgeschakeld (5 versn.)

"2 Tronic" (5 versn.)

INHOUD CARTER (liter)

Motor (met vervangen filter) 3,0 3,0 -

Versnellingsbak - Differentieel 1,9 1,9 -

Page 134: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10 TECHNISCHE GEGEVENS

142

UITVOERINGEN: MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN

Type variant uitvoering: WC... WA... NFU-C 5FX-C

BENZINEMOTOREN 1,6 liter 16V 110 pk 1,6 liter Turbo 16V 150 pk

Cilinderinhoud (cm3) 1 587 1 598

Boring x slag (mm) 78,5 x 82 77 x 85,8

Maximum vermogen: EEG norm (kW) 80 110

Toerental bij maximum vermogen (t/min) 5 800 5 800

Maximum koppel: EEG-norm (Nm) 147 240

Toerental bij maximum koppel (t/min) 4 000 1 400

Brandstof Loodvrij Loodvrij

Katalysator Ja Ja

VERSNELLINGSBAKKEN Handgeschakeld (5 versn.)

Handgeschakeld (5 versn.)

INHOUD CARTER (liter)

Motor (met vervangen filter) 3,25 4,25

Versnellingsbak - Differentieel 1,9 1,9

Page 135: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10TECHNISCHE GEGEVENS

143

VERBRUIKSCIJFERS Volgens richtlijn 80/1268/ECE

Benzinemotoren VersnellingsbakType variant uitvoering

WC… WA… WG...

Binnen bebouwde kom

(liter/100 km)

Buiten bebouwde kom

(liter/100 km)Gecombineerd (liter/100 km)

CO2-uitstoot (g/km)

1,4 liter 75 pk Handgeschakeld KFV-C 8,4 5,0 6,3 150

1,4 liter 16V 90 pkHandgeschakeld KFU-C 8,5 5,2 6,4 152

"2 Tronic" KFU-C/P 7,9 5,2 6,2 146

1,6 liter 16V 110 pk Handgeschakeld NFU-C 9,3 5,6 7,0 166

1,6 liter Turbo 16V 150 pk Handgeschakeld 5FX-C 9,3 5,6 7,0 166

De aangegeven verbruikscijfers zijn de laatstbekende waarden ten tijde van het drukken van dit boekje. Deze verbruikscijfers zijn gebaseerd op metingen die zijn uitgevoerd onder wettelijk voorgeschreven gebruiksomstandigheden (richtlijn 80/1268/EEG) en kunnen variëren afhankelijk van de rijstijl van de bestuurder, de verkeersomstandigheden, de weersomstandigheden, de belading van de auto, de staat van onderhoud van de auto en het gebruik van accessoires.

Page 136: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10 TECHNISCHE GEGEVENS

144

GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg)

Benzinemotoren 1,4 liter 75 pk 1,4 liter 16V 90 pk

Versnellingsbak Handgeschakeld Handgeschakeld "2 Tronic"

Type variant uitvoering: WC… WA… WG... KFV-C KFU-C KFU-C/P

- Ledig gewicht rijklaar 1 296 - 1 258 - 1 232 1 313 - 1 294 1 322 - 1 300

- Nuttig laadvermogen 324 - 322 - 338 327 - 326 328 - 330

- Maximum technisch toegestane massa totaal 1 620 - 1 580 - 1 570 1 640 - 1 620 1 650 - 1 630

- Maximum toegestaan treingewicht

max. hellingspercentage 12 % 2 400 2 580 2 580

- Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht)

max. hellingspercentage 10 % of 12 % 780 - 820 - 830 940 - 960 930 - 950

max. hellingspercentage 8 % 830 - 870 980 - 1 000 950 - 970

- Aanhanger geremd* (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan treingewicht) 950 1 150 1 150

- Aanhanger ongeremd 600 - 600 - 590 600 600

- Aanbevolen kogeldruk 38 - 38 - 46 46 46

* Het totale gewicht van de geremde aanhanger kan, binnen het maximum toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd. Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag.

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1 000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1 000 meter met 10 % te worden verminderd.Bij het trekken van een aanhanger wordt aangeraden niet harder te rijden dan 100 km/h of de geldende snelheidslimiet in bepaalde landen in acht te nemen (in Nederland wettelijk 80 km/h).Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37 °C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

Page 137: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10TECHNISCHE GEGEVENS

145

GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg)

Benzinemotoren 1,6 liter 16V 110 pk 1,6 liter Turbo 16V 150 pk

Versnellingsbak Handgeschakeld Handgeschakeld

Type variant uitvoering: WC… WA… NFU-C 5FX-C

- Ledig gewicht rijklaar 1 358 - 1 342 1 376

- Nuttig laadvermogen 322 - 328 324

- Maximum technisch toegestane massa totaal 1 680 - 1 670 1 700

- Maximum toegestaan treingewicht

max. hellingspercentage 12 % 2 630 2 640

- Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht)

max. hellingspercentage 10% of 12% 950 - 960 940

max. hellingspercentage 8 % 1 000 - 1 010 1 000

- Aanhanger geremd* (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan treingewicht) 1 150 1 150

- Aanhanger ongeremd 600 600

- Aanbevolen kogeldruk 46 46

* Het totale gewicht van de geremde aanhanger kan, binnen het maximum toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd. Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag.

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1 000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1 000 meter met 10 % te worden verminderd.Bij het trekken van een aanhanger wordt aangeraden niet harder te rijden dan 100 km/h of de geldende snelheidslimiet in bepaalde landen in acht te nemen (in Nederland wettelijk 80 km/h).Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37 °C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

Page 138: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10 TECHNISCHE GEGEVENS

146

UITVOERINGEN: MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN

Type variant uitvoering: WC… WA… WG... 8HZ-C 9HX-C 9HY-C 9HZ-C

DIESELMOTOREN 1,4 liter Turbo HDI 70 pk 1,6 liter Turbo HDI 16V 90 pk

1,6 liter Turbo HDI 16V 110 pk

Cilinderinhoud (cm3) 1 398 1 560 1 560

Boring x slag (mm) 73,7 x 82 75 x 88,3 75 x 88,3

Maximum vermogen: EEG norm (kW) 50 66 80

Toerental bij maximum vermogen (t/min) 4 000 4 000 4 000

Maximum koppel: EEG-norm (Nm) 160 215 240

Toerental bij maximum koppel (t/min) 2 000 1 750 1 750

Brandstof Diesel Diesel Gazole

Katalysator Ja Ja Ja

Roetfilter Nee Nee Nee Nee

VERSNELLINGSBAKKEN Handgeschakeld (5 versn.)

Handgeschakeld (5 versn.)

Handgeschakeld (5 versn.)

INHOUD CARTER (liter)

Motor (met vervangen filter) 3,75 3,75 3,75

Versnellingsbak - Differentieel 1,9 1,9 1,9

Page 139: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10TECHNISCHE GEGEVENS

147

VERBRUIKSCIJFERS Volgens richtlijn 80/1268/ECE

Dieselmotoren VersnellingsbakType variant uitvoering

WC… WA… WG...

Binnen bebouwde kom

(liter/100 km)

Buiten bebouwde kom

(liter/100 km)Gecombineerd (liter/100 km)

CO2-uitstoot (g/km)

1,4 liter Turbo HDI 70 pk Handgeschakeld 8HZ-C 5,8 3,8 4,5 120

1,6 liter Turbo HDI 16V 90 pk Handgeschakeld 9HX-C 5,8 3,8 4,5 120

1,6 liter Turbo HDI 16V 110 pk Handgeschakeld

9HY-C 6,2 4,1 4,9 129

9HZ-C 6,0 4,1 4,8 126

De aangegeven verbruikscijfers zijn de laatstbekende waarden ten tijde van het drukken van dit boekje. Deze verbruikscijfers zijn gebaseerd op metingen die zijn uitgevoerd onder wettelijk voorgeschreven gebruiksomstandigheden (richtlijn 80/1268/EEG) en kunnen variëren afhankelijk van de rijstijl van de bestuurder, de verkeersomstandigheden, de weersomstandigheden, de belading van de auto, de staat van onderhoud van de auto en het gebruik van accessoires.

Page 140: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10 TECHNISCHE GEGEVENS

148

GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (in kg)

Dieselmotoren 1,4 liter Turbo HDI 70 pk

1,6 liter Turbo HDI 16V 90 pk

1,6 litre Turbo HDI 16V 110 pk

Versnellingsbak Handgeschakeld Handgeschakeld Handgeschakeld

Type variant uitvoering:WC… WA… WG... 8HZ-C 9HX-C 9HY-C 9HZ-C

- Ledig gewicht rijklaar 1 336 - 1 294 - 1 269 1 373 - 1 357 - 1 290 1 395 - 1 390

- Nuttig laadvermogen 324 - 326 - 331 327 - 323 - 340 315 - 320

- Maximum technisch toegestane massa totaal 1 660 - 1 620 - 1 610 1 700 - 1 680 - 1 630 1 710

- Maximum toegestaan treingewicht

max. hellingspercentage 12 % 2 600 2 650 2 690

- Aanhanger geremd

max. hellingspercentage 10% of 12% 940 - 980 - 990 950 - 970 - 1 020 980

max. hellingspercentage 8 % 940 - 980 980 - 1 000 1 030

- Aanhanger geremd* (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan treingewicht) 1 150 1 150 1 150

- Aanhanger ongeremd 600 600 600

- Aanbevolen kogeldruk 46 46 46

* Het totale gewicht van de geremde aanhanger kan, binnen het maximum toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd. Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag.

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1 000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1 000 meter met 10 % te worden verminderd.Bij het trekken van een aanhanger wordt aangeraden niet harder te rijden dan 100 km/h of de geldende snelheidslimiet in bepaalde landen in acht te nemen (in Nederland wettelijk 80 km/h).Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37 °C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

Page 141: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10TECHNISCHE GEGEVENS

149

AFMETINGEN (in mm)

Page 142: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

10

!

i

TECHNISCHE GEGEVENS

150

IDENTIFICATIEDe auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.

Wielen met 205/45 R17-banden kunnen niet worden voorzien van sneeuwkettingen. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt voor meer informatie.

Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.

Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden.

A. Serienummer onder de motorkap.

Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij het interieurfilter.

B. Serienummer op het dashboard.Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.

C. Serienummer op het chassis.Dit nummer staat op een eenmalige sticker op de middenstijl, bij de slotplaat van het bestuurdersportier.

D. ConstructeursplaatjeDeze sticker is op de zijkant van het bestuurdersportier bevestigd.Het bevat de volgende informatie:- velgmaat en bandenmaat,- door de constructeur aanbevolen

bandenmerken,- bandenspanning,- kleurcode van de lak.

Page 143: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

RT3AUTORADIO/TELEFOON/GPS

INHOUD• 01 Basisfuncties blz. 152

• 02 Algemeen menu blz. 153

• 03 GPS blz. 154

• 04 Audio blz. 161

• 05 Telefoon blz. 163

• 06 Snelkeuze blz. 166

• 07 Configuratie blz. 168

• 08 Schermmenu’s blz. 170

De internetsite INFOTEC geeft aanvullende informatie over de RT3. Deze site is te raadplegen op het volgende adres:http://public.infotec.peugeot.comToegang kan worden verkregen door middel van een eenvoudige registratie waarna de boorddocumentatie gratis is te raadplegen.

De autoradio/telefoon/GPS RT3 is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten configureren.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.

Page 144: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

152

01 BASISFUNCTIES

Selecteren van de geluidsbron: radio, CD, CD-wisselaar en externe apparatuur (AUX).

Lang indrukken van de toets SOS: noodoproep.

Aan/Uit.Volumeregeling.

Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMast, AM.

Alfanumeriek toetsenbord voor invoeren van omschrijvingen.

Toegang tot het dienstenmenu "PEUGEOT".

Weergave van het algemene menu.

Opening voor SIM-kaart.

Annuleren van de bewerking.

- Selecteren van zenders met een lagere/hogere frequentie.

- Selecteren van de vorige/volgende CD.- Selecteren van de vorige/volgende MP3-speellijst.

- Automatisch zoeken naar zenders in aflopende/oplopende volgorde.

- Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD of MP3.

Selecteren en bevestigen.

Selecteren van schermweergave.

Page 145: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

153

02 ALGEMEEN MENU

AUDIOFUNCTIES: radio, opties.

NAVIGATIE: GPS, verkeersinformatie, opties.

> KLEURENDISPLAY DTBOORDCOMPUTER: snelheid, brandstofverbruik, afstand.

INDEX: telefoon en GPS.

VIDEO: activeren, parameters.

KAART: GPS, gegevens, oriëntering.

CONFIGURATIE: parameters auto, weergave, tijd, talen.

TELEFOONFUNCTIES: diensten, telefoonfuncties, SMS.

> MONOCHROOM DISPLAY CT

Page 146: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

154

1

2

3

5

7

4

6

8

03 GPSINVOEREN VAN EEN ADRES EN OPSTARTEN VAN DE NAVIGATIE

Druk op de toets MENU.

Draai aan de knop om de functie NAVIGATIE te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie EEN BESTEMMING KIEZEN te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie EEN ADRES INVOEREN te selecteren.

Draai aan de knop om de functie PLAATS te selecteren.

PLAATS

EEN ADRES INVOEREN

Navigatie-CD-ROM:Zorg ervoor dat bij gebruik van het navigatiesysteem de navigatie-CD-ROM in de speler is geplaatst.

EEN BESTEMMING KIEZEN

Page 147: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

155

9

11

12

13

15

10 14

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de letters van de plaatsnaam één voor één te selecteren en te bevestigen door op de knop te drukken.

Draai aan de knop om de functie OK te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Voer de letters en cijfers in met het alfanumerieke toetsenbord en gebruik de toets * voor eventuele correcties.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Selecteer de functie OK van het scherm ADRES INVOEREN.

Herhaal de stappen 8 t/m 12 voor het de functies STRAAT en Nr.

PARIS OK

OK

OPSLAAN

Selecteer de functie OPSLAAN om het ingevoerde adres in een kaart van het geheugen op te slaan en druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Page 148: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

156

1

2

3

4

5

6

7

8

03 GPS

NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN

Druk op de toets MENU.

Draai aan de knop om de functie NAVIGATIE te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie DEFINIËREN BEREKENINGSCRITERIA te selecteren.

Draai aan de knop om bijvoorbeeld de functie SNELSTE ROUTE te selecteren.

NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN SNELSTE ROUTE

DEFINIËREN BEREKENINGSCRITERIA

Page 149: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

157

9

10

11

12

13

1

2

3

4

5

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om bijvoorbeeld de functie TOLAUTOWEG te selecteren als deze nog niet is geselecteerd.

GESPROKEN BERICHTEN

Druk op de toets MENU.

Draai aan de knop om de functie NAVIGATIE te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN te selecteren.

TOLAUTOWEG

NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie OK te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

OK

Page 150: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

158

6

7

8

9

1

2

3

4

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie INSTELLEN GESPROKEN BERICHTEN te selecteren.

Draai aan de knop om de functie INSCHAKELEN te selecteren.

Druk op de knop om de functie te bevestigen.

03 GPS

GESPROKEN BERICHTEN

INSTELLEN GESPROKEN BERICHTEN

INSCHAKELEN

Druk op de toets MENU.

Draai aan de knop om de functie KAART te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie GEGEVENS VAN DE KAART te selecteren.Met behulp van deze functie kunt u de op de kaart weergegeven diensten selecteren (hotels, restaurants...).

INSTELLEN VAN DE KAART(alleen voor kleurendisplay DT)

GEGEVENS VAN DE KAART

Page 151: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

159

1

2

3

4

5

6

7

8

ROUTEFILTER ACTIVEREN

Druk op de toets MENU.

Draai aan de knop om de functie NAVIGATIE te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie VERKEERSINFORMATIE (TMC) te selecteren.

VERKEERSINFORMATIE (TMC)

VERKEERSINFORMATIE (TMC) FILTEREN

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

ROUTEFILTER ACTIVEREN

Draai aan de knop om de functie VERKEERSINFORMATIE (TMC) FILTEREN te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie ROUTEFILTER ACTIVEREN te selecteren.

Page 152: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

2

3

4

6

5

7

8

8

160

EEN TRAJECT TOEVOEGEN

Druk op de toets MENU.

Draai aan de knop om de functie NAVIGATIE te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie TRAJECTEN EN ROUTE te selecteren.

TRAJECTEN EN ROUTE

EEN TRAJECT TOEVOEGEN

DIENST

Draai aan de knop om de functie EEN TRAJECT TOEVOEGEN te selecteren. Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Voer een adres in (zie hoofdstuk GPS) of selecteer een DIENST (restaurant, hotel...).

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Druk op de knop om de volgorde van de trajecten te bevestigen.

Het traject moet worden afgelegd of verwijderd voordat de navigatie naar de volgende bestemming kan worden voortgezet.

Page 153: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

161

1

2

3

4

1

04 AUDIORADIOSELECTEREN VAN EEN ZENDER

RADIOOPSLAAN VAN EEN ZENDER

Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de RADIO te selecteren.

Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren: FM1, FM2, FMast of AM.

Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.

Druk langer dan 2 seconden op een van de toetsen van het alfanumerieke toetsenbord om de weergegeven radiozender onder de desbetreffende toets op te slaan.

Druk op een van de toetsen om handmatig naar zenders te zoeken.

Druk op de toets LIST voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken.

Page 154: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

2

1

2

3

162

1

CDEEN CD OF MP3-CD AFSPELEN

CD-WISSELAAREEN CD AFSPELEN (GEEN MP3-FORMAAT)

Bij gebruik van het GPS-navigatiesysteem moet de navigatie-CD-ROM in de speler van de autoradio/telefoon RT3 zijn geplaatst. Audio-CD’s kunnen dan worden afgespeeld met de CD-wisselaar.

Plaats, indien het bovenstaande niet het geval is, de audio- of MP3-CD in de speler. De CD-speler zal de CD automatisch afspelen.

Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-speler als geluidsbron te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.Druk op de toets LIST om de lijst met nummers van de CD of de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.

Plaats één of meer CD’s in de CD-wisselaar.Druk herhaalde malen op de toets SOURCE en selecteer de CD-WISSELAAR.

Druk op een van de toetsen van het alfanumerieke toetsenbord om de desbetreffende CD te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.Het afspelen of weergeven van een MP3-speellijst kan worden

beïnvloed door het gebruikte programma voor de CD en/of de instellingen. Wij raden u aan een CD te gebruiken die aan de ISO-norm 9660 voldoet.

Page 155: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

163

1

2

3

1

2

05 TELEFOONINSTALLEREN VAN DE SIM-KAART(NIET BIJ DE AUTO GELEVERD) INVOEREN VAN DE PINCODE

Open de lade door de knop in te drukken met de punt van een pen.

Plaats de SIM-kaart in de houder en steek deze in de lade.

Voer stap 1 nogmaals uit om de SIM-kaart weer te verwijderen.

Verwijder of plaats de SIM-kaart pas nadat de autoradio/telefoon/GPS RT3 is uitgeschakeld en het contact is afgezet.

Voer de PIN-code in met behulp van het toetsenbord.

Druk op de toets # om de PIN-code te bevestigen.

PIN-CODE

Selecteer bij het invoeren van de PIN-code de optie PIN-CODE OPSLAAN om de telefoon te kunnen gebruiken zonder telkens de PIN-code te hoeven invoeren.

Page 156: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

164

1

2

3

4

5

6

1

1

05 TELEFOON

BELLEN VAN EEN CONTACTPERSOON

Draai aan de knop om de functie NUMMER KIEZEN te selecteren.

Druk op de toets OPNEMEN om het menu van de telefoon weer te geven.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Toets het nummer van uw contactpersoon in op het alfanumerieke toetsenbord.

Druk op de toets OPNEMEN om naar het gekozen nummer te bellen.

Druk op de toets OPHANGEN om het gesprek te beëindigen.

EEN GESPREK ACCEPTEREN OF WEIGEREN

Druk op de toets OPNEMEN.

Druk op de toets OPHANGEN.Het gesprek wordt dan doorgeschakeld naar de voicemail.

NUMMER KIEZEN

Page 157: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

165

1

2

3

Draai aan de knop om de functie VOICEMAIL te selecteren.

Druk op de toets OPNEMEN.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

AFLUISTEREN VAN VOICEMAILBERICHTEN OPROEPEN VAN DIENSTEN

Druk op de toets LEEUW om toegang te krijgen tot de diensten van PEUGEOT.

De diensten en opties zijn gebonden aan voorwaarden en beschikbaarheid.

Houd in een noodgeval de toets SOS ingedrukt tot een geluidssignaal wordt weergegeven en op het scherm de functie BEVESTIGEN/ANNULEREN verschijnt.

De diensten en opties zijn gebonden aan voorwaarden en beschikbaarheid.

VOICEMAIL

DIENSTEN OPERATOR

PEUGEOT ASSISTANCE

CUSTOMER CONTACT CENTER

Druk langer dan 2 seconden op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar om het telefoonmenu weer te geven: logboek van oproepen, index, voicemail.

ONTVANGEN BERICHTEN

Page 158: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

166

RADIO: selecteren van de vorige voorkeuzezender.CD-WISSELAAR: selecteren van de vorige CD.Selecteren van het vorige item van een menu.MP3: selecteren van de vorige speellijst.

RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender.CD-WISSELAAR: selecteren van de volgende CD.Selecteren van het volgende item van een menu.MP3: selecteren van de volgende speellijst.

RADIO: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgordeCD/CD-wisselaar/MP3: selecteren van het volgende nummerLang indrukken: versneld vooruitspoelen

RADIO: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde.CD/CD-wisselaar/MP3: selecteren van het vorige nummer.Lang indrukken: versneld terugspoelen.

- Wijzigen van de geluidsbron.- Bevestigen van een selectie.- Telefoon opnemen/ophangen.- Langer dan 2 seconden indrukken:

toegang tot het telefoonmenu.

Volume verhogen.

Volume verlagen.

06 SNELKEUZE

STUURKOLOMSCHAKELAARS

Geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

Druk op een van de twee volumetoetsen om terug te keren naar het oorspronkelijke volume.

Page 159: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

167

2

1

Druk op het uiteinde van de lichtschakelaar om de spraakherkenning te activeren.Spreek de woorden duidelijk uit en wacht na elk uitgesproken woord tot de bevestiging door het geluidssignaal klinkt.Het aantal in de weergegeven lijst opgenomen commando’s is niet compleet.

AUDIO

- RADIO en VOLGENDE- CD-SPELER en VOLGEND NUMMER- CD-WISSELAAR en VOLGENDE CD

TELEFOON

- TELEFOON en LAATSTE NUMMER- TELEFOON en INDEX en OMSCHRIJVING- TELEFOON en VOICEMAIL

GPS

- NAVIGATIE en WEERGEVEN en BESTEMMING- NAVIGATIE en STOPPEN- NAVIGATIE en INZOOMEN

GESPROKEN COMMANDO’S

Druk om de lijst met beschikbare gesproken commando’s weer te geven op het uiteinde van de lichtschakelaar om de spraakherkenning te activeren en zeg HELP of WAT KAN IK ZEGGEN.

Dezelfde handeling kan ook worden uitgevoerd door lang op de toets MENU te drukken en vervolgens de functie LIJST GESPROKEN COMMANDO’S te selecteren.

GESPROKEN COMMANDO’S

Page 160: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

168

1

2

3

4

5

6

7

8

9

07 CONFIGURATIE

DATUM EN TIJD INSTELLEN

Druk op de toets MENU.

Draai aan de knop om de functie CONFIGURATIE te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN te selecteren.

Stel de parameters één voor één in door deze te bevestigen met de toets OK. Selecteer vervolgens de tab OK op het scherm om de instellingen te bevestigen.

CONFIGURATIE BEELDSCHERM

DATUM EN TIJD INSTELLEN

OK

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie INTERNATIONALE PARAMETERS te selecteren en bevestig.

INTERNATIONALE PARAMETERS

Page 161: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

169

2

3

4

5

6

7

1

1

2

AUX-INGANG ACTIVERENKLEURENDISPLAY DT

Druk op de toets MENU.

Draai aan de knop om de functie CONFIGURATIE te selecteren.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Draai aan de knop om de functie CONFIGURATIE DISPLAY te selecteren, en bevestig.

CONFIGURATIE DISPLAY

Draai aan de knop om de functie GELUID te selecteren, en bevestig.

AUX-INGANG ACTIVEREN

GELUID

Draai aan de knop om de functie AUX-INGANG ACTIVEREN te selecteren.

AUX-INGANG GEBRUIKENKABEL NIET BIJGELEVERD

Druk meermaals op de toets SOURCE om AUX te selecteren.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler…) aan op de audioaansluitingen (wit en rood, type RCA) in het dashboardkastje.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Op de AUX-ingang kan een extern apparaat worden aangesloten (MP3-speler...).

Page 162: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

170

123

23

123

4

5

444

34

5545

55555

45555545

555554555555

3455

3455

2345555664555

45664566

3345

44

344

2

55

3444444

344

33345

2334456

55

DTBASISFUNCTIEKEUZE AKeuze A1Keuze A2

KEUZE B...

08 SCHERMMENU’S

GEMEENSCHAPPELIJK SCHERMMENUDISPLAY DT EN CT golfterreinen

ijsbanen, bowlingwintersportcentraparken & tuinenattractieparken

transport & wagenshavens, luchthavensstations, autobusstationsparkeerplaatsenautoverhuurparkeerplaatsenservicestations, garages

indexindex navplaats, straat, nr.ok

laatste bestemmingenlijst bestemmingenplaats, straat, nr.ok

TRAJECTEN EN ROUTEtraject toevoegenadres invoerenplaatsstraatnr. knooppuntGPSlengtegraadbreedtegraad

dienstoverheid en veiligheidhotels, restaurants, zaken & winkelscultuur, toerisme & voorstellingen

sportcentra & openluchttransport & wagens

indexindex navplaats, straat, nr.ok

laatste bestemmingenlijst bestemmingenplaats, straat, nr.ok

trajecten ordenen/verwijderenroute omleidenroute omleiden over 2 kmde beste omleiding is 3 km doorgaan?

bereik 1-50ok

gekozen bestemmingplaats, straat, nr.wijzigen

NAVIGATIEMOGELIJKHEDENrekencriteria definiërensnelste routekortste routeafstand/tijdmet tolwegenmet veerpont/ferryverkeersinfo

gesproken berichten instellenvolumeaanzetten/uitzetten

straatnamen aanzetten/uitzettenbeschrijving van de cd-romlaatste bestemmingen wissenwilt u de lijst van de laatste bestemmingen wissen?ja/nee

VERKEERSINFORMATIE (TMC)berichten raadplegenverkeersinformatie (TMC) filterenroutefilter activeren/deactiverenfilter per evenementwegeninformatieverkeersinformatie

NAVIGATIE/VERKEERSINFORMATIEEEN BESTEMMING KIEZENadres invoerenplaatsstraatnr. knooppuntGPSlengtegraadbreedtegraad

dienstoverheid en veiligheidgemeentehuizen, stadscentrumuniversiteiten, hogescholenziekenhuizen

hotels, restaurants, zaken & winkelshotelsrestaurantswijnhuizen/-proeverijenzakencentrasupermarkten, winkelenspecialisten

cultuur, toerisme & voorstellingentoerisme, historische monumentencultuur, musea & theaterstoneel & tentoonstellingencasino’s & nachtlevenbioscopen

sportcentra & openluchtsportcentra, sportcomplexen

CT

Page 163: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

171

66665

5

34

2

5455

43

66645

12222

123

34

44444

2333

23

5555

6656766

5

34

34

34

55

234

3344

2344

1234

6

67666

6

43

4444

123

2

33

34

2345

65

45

3444

344455555

3

333

BOORDCOMPUTERCONFIGURATIE BOORDCOMPUTERafstand tot bestemming invoeren0 km

eenheden kiezenl/100 & kmmpg & mileskm/l & km°C/°Fbar/psi

DIAGNOSElogboek meldingennoodenergie voorzieningdekking GPS

STATUS VAN DE FUNCTIESlijst functies

afsluiting van wegenbeperkte afmetingenstaat van de wegweer & zicht

stadsinlichtingenparkerenopenbaar vervoerevenementen

geografische filterrondom de autorondom een plaats/kiezengebied van filter 50 km

keuze van het TMC-stationnaam stationvolgend station

gesproken berichtenvolumeactiveren/deactiveren

verkeersinformatie activeren/deactiverenNAVIGATIE HERVATTEN/BEËINDIGEN

AUDIOFUNCTIESRDS VOLGEN ACTIVEREN/DEACTIVERENREG-FUNCTIE ACTIVEREN/DEACTIVERENWEERGAVE RADIOTEKST ACTIVEREN/DEACTIVERENWEERGAVE CD-GEGEVENS ACTIVEREN/DEACTIVEREN

INDEXBEHEER KAARTEN VAN DE INDEXkaart raadplegen of wijzigenvolledige indexnaamopslaan gesproken commandoaantekeningadresplaatsstraatnr.

nummertonenlijst nummers

wijzigentoevoegenverwijderen

e-mailtonenlijst nummers

wijzigentoevoegenverwijderen

een kaart toevoegenomschrijving

een kaart verwijderenvolledige index

alle kaarten verwijderen wilt u alle kaarten van de index verwijderen (behalve SIM-kaart)?janee

CONFIGURATIE INDEXselecteer een indexgebruiker xxxx

index benoemenstartindex kiezengebruiker xxxlaatst gebruikte index

KAARTEN OVERDRAGENuitwisselen via infraroodalle kaarten verzendenéén kaart verzenden

via infrarood ontvangenuitwisselen met SIM-kaartalle kaarten versturenéén kaart versturenalle kaarten ontvangenéén kaart ontvangen

TELEFOON EN TELEMATICADIENSTENBELLENlogboek gesprekkennummer kiezenindexvoicemail

DIENSTcustomer contact centerPEUGEOT assistance mobiele diensten PEUGEOT (indien beschikbaar en/of geactiveerd)ontvangen berichtenlijst v-cards

TELEFOONFUNCTIESnetwerkzoeken naar netwerkautomatischhandmatiglijst netwerken

beschikbare netwerkenlijst netwerken

duur gesprekkenafzonderlijke tellertotale duurop nul zetten

PIN-code beherenactiverenPIN-code opslaanPIN-code wijzigenPIN-code invoerenoude code> nieuwe codebevestiging>> correctie

Page 164: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

172

4554

53

234

34

34

4

56656

123

43

56656656656455

34555455555

34

2

123

44

43

44

345665665656455

34555455555

34

2

45

54

3 telefoonoptieslijst telefoonnummers en sms-berichten wissen wilt u de lijst gesprekken en sms-berichten wissen?

configuratie gesprekkentonen van mijn nummerautomatisch opnemen na 3 keer overgaan

opties beltonenvoor mondelinge oproepenvolumetype beltoon

voor de sms-berichtengeluidssignaal sms-bericht

nummer voicemailSMS-BERICHTENlezen ontvangen sms-berichtenlijst ontvangen sms-berichten

verzenden sms-berichtlijst opgeslagen sms-berichten

opstellen sms-berichtsms-berichtverzonden sms-bericht

lijst sms-berichten wissen

BIJZONDERHEDEN DISPLAY CT

CONFIGURATIECONFIGURATIE DISPLAYlichtsterkte instellengeluidgesproken berichten instellenvolume van de instructiesvolumeactiveren/deactiveren

volume andere berichtenvolumeactiveren/deactiveren

stem kiezenmannelijkvrouwelijk

gesproken berichtenactiveren/deactiveren

instellingen gesproken berichtenvolumeactiveren/deactiveren

internationale parametersdatum en tijd instellendag, maand, jaaruren, 12 u, 24 u, am/pmaanpassen minuten op GPS

eenheden kiezenl/100 & kmmpg & mileskm/l & km°C/°Fbar, psi

taal kiezenlijst beschikbare talen

PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN*

* De parameters variëren afhankelijk van de auto.

BIJZONDERHEDEN DISPLAY DT

CONFIGURATIECONFIGURATION DISPLAYkleur kiezen6 kleurennachtdag/nacht automatischlichtsterkte & contrastlichtsterktecontrastgeluidinstellingen gesproken berichtenvolume van de instructiesvolumeactiveren/decativerenvolume andere berichtenvolumeactiveren/decativerenstem kiezenmannelijk/vrouwelijkgesproken berichtenactiveren/deactiveren

instellingen gesproken commando’svolumeactiveren/deactiveren

AUX-ingangactiveren/deactiveren

internationale parametersdatum en tijd instellendag, maand, jaaruren, 12 u, 24 u, am/pmaanpassen minuten op GPS

eenheden kiezenl/100 & kmmpg & mileskm/l & km°C/°Fbar, psi

taal kiezenlijst beschikbare talen

PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN*

Page 165: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

173

23

4

2

3

23

2

44

3444444

344444

3444444

344444

1

32

4

4

23

2

44

333

1

Version arborescence 6.6

KAARTKAART VERSCHUIVENORIËNTERING VAN DE KAARTkaart op noorden gerichtkaart op auto gericht

OM HET VOERTUIG CONCENTRERENGEGEVENS VAN DE KAARToverheid en veiligheidgemeentehuizen, stadscentrumuniversiteiten, hogescholenziekenhuizen

hotels, restaurants, zaken & winkelshotelsrestaurantswijnhuizen/-proeverijenzakencentrasupermarkten, winkelenspecialisten

cultuur, toerisme & voorstellingentoerisme, historische monumentencultuur, musea & theaterstoneel & tentoonstellingencasino’s & nachtlevenbioscopen

overdekte & openlucht sportcentrasportcentra, sportcomplexengolfterreinenijsbanen, bowlingwintersportcentraparken & tuinenattractieparken

transport en wagensluchthavens, vliegclubsstations, autobusstationsautomatische controleswagenverhuurparkeerplaatsenservicestations, garages

OPSLAAN VAN DE ACTUELE LOKATIEomschrijvingverwijderd

VIDEOVIDEO-FUNCTIE INSCHAKELENPARAMETERS VIDEOafmetingen weergave16/9 (volledig scherm)4/3 (conventioneel)

lichtsterkte regelenkleuren instellencontrast instellen

Page 166: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

RD4AUTORADIO

INHOUD• 01 Basisfuncties blz. 175

• 02 Algemeen menu blz. 176

• 03 Audio blz. 177

• 04 Handsfree set blz. 179

• 05 Snelkeuze blz. 180

• 06 Configuratie blz. 181

• 07 Menustructuren blz. 182

De internetsite INFOTEC geeft aanvullende informatie over de RD4. Deze site is te raadplegen op het volgende adres:http://public.infotec.peugeot.comToegang kan worden verkregen door middel van een eenvoudige registratie waarna de boorddocumentatie gratis is te raadplegen.

De autoradio RD4 is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als u het systeem voor gebruik in een andere auto wilt laten configureren.

Page 167: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

175

01 BASISFUNCTIES

Aan/uit en volumeregeling.

Uitwerpen van de CD.

Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMast en AM.

Weergave van het algemene menu.

- Selecteren van een lagere/hogere frequentie.

- Selecteren van de vorige/volgende CD.- Selecteren van de vorige/volgende

MP3-speellijst.

- Automatisch zoeken naar zenders in aflopende/oplopende volgorde.

- Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD of MP3.

Selecteren van de geluidsbron: radio, CD-speler of CD-wisselaar.

- Opslaan van een zender.- Selecteren van een voorkeuzezender.- Selecteren van een CD in de CD-wisselaar.

Instellen van de geluidsweergave:Geluidsverdeling voor/achter, links/rechts, loudness, geluidssferen.

Weergave van de radiozenders, de nummers van de CD of de MP3-speellijsten.

Annuleren van de bewerking.Selecteren van de weergave op het display.

Bevestigen.

Page 168: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

176

02 ALGEMEEN MENU

GELUIDSBRON: radio, CD, externe apparatuur.

TELEFOON: handsfree set, koppelingen, communicatie-instellingen.

BOORDCOMPUTER: invoeren afstand, waarschuwingsmeldingen, status van functies.

> MONOCHROOM DISPLAY C

PERSOONLIJKE INSTELLING- CONFIGURATIE: parameters van de auto, weergave, talen.

> MONOCHROOM DISPLAY A

Page 169: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

2

3

4

1

177

03 AUDIORADIOSELECTEREN VAN EEN ZENDER

RADIOOPSLAAN VAN EEN ZENDER

Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren.

Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren: FM1, FM2, FMast of AM.

Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.

Druk op een van de toetsen om handmatig naar zenders te zoeken.

Druk langer dan 2 seconden op een van de toetsen van het numerieke toetsenbord om de weergegeven radiozender onder de desbetreffende toets op te slaan.

Druk op de toets LIST REFRESH voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken.

Page 170: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1

2

3

178

1

2

CD-WISSELAAREEN CD AFSPELEN (GEEN MP3-FORMAAT)

Plaats één of meer CD’s in de CD-wisselaar.

Druk herhaalde malen op de toets SOURCE en selecteer de CD-WISSELAAR.

Druk op een van de toetsen van het numerieke toetsenbord om de desbetreffende CD te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.Houd een van de toetsen ingedrukt om het nummer versneld vooruit of terug te spoelen.

CDEEN CD OF MP3*-CD AFSPELEN

Gebruik alleen CD’s met een ronde vorm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD’s kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-brander.

Zodra een CD of MP3-CD in de CD-speler wordt gestoken, zal deze de CD automatisch afspelen.

Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.Druk op de toets LIST REFRESH om de lijst met nummers van de CD of de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.

Het afspelen of weergeven van een MP3-speellijst kan worden beïnvloed door het gebruikte programma voor de CD en/of de instellingen. Wij raden u aan een CD te gebruiken die aan de ISO-norm 9660 voldoet.

* volgens uitrustingsniveau.

Page 171: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

179

1

2

3

1

2

3

4

5

04 HANDSFREE SET

KOPPELEN VAN EEN TELEFOONDISPLAY C

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set van de RD4 mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.

Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon.

Zoek met behulp van uw telefoon naar aanwezige Bluetooth-accessoires.

GESPREK ONTVANGEN

Selecteer het accessoire met de naam van uw auto. Op het multifunctionele display verschijnt een bovenliggend venster voor de configuratie.

Voer de toegangscode van uw auto (=1234) in met de telefoon.

Selecteer met behulp van de toetsen de knop JA op het scherm en bevestig met OK.

Selecteer met behulp van de toetsen de knop JA op het scherm.

Druk op de knop om de selectie te bevestigen.

Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een bovenliggend venster op het multifunctionele display.

Druk op het uiteinde van de stuurkolomschakelaar om het gesprek te accepteren.

JA

JA

Page 172: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

180

RADIO: selecteren van de volgende voorkeuzezender.CD-WISSELAAR: selecteren van de volgende CD.Selecteren van het volgende item van een menu.MP3: selecteren van de volgende speellijst.

RADIO: selecteren van de vorige voorkeuzezender.CD-WISSELAAR: selecteren van de vorige CD.Selecteren van het vorige item van een menu.MP3: selecteren van de vorige speellijst.

RADIO: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde.CD/CD-wisselaar/MP3: selecteren van het volgende nummer.Lang indrukken: versneld vooruitspoelenSelecteren van het vorige item.

RADIO: automatisch zoeken naar zenders in aflopendevolgorde.CD/CD-wisselaar/MP3: selecteren van het vorige nummer.Lang indrukken: versneld terugspoelen.Selecteren van het volgende item.

Volume verhogen.

Volume verlagen.

05 SNELKEUZE

Geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

Druk op een van de twee volumetoetsen om terug te keren naar het oorspronkelijke volume.

- Wijzigen van de geluidsbron.- Bevestigen van een selectie.- Telefoon opnemen/ophangen.- Langer dan 2 seconden indrukken:

toegang tot het telefoonmenu.

STUURKOLOMSCHAKELAARS

Page 173: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

5

6

7

8

181

1

2

3

4

06 CONFIGURATIEDATUM EN TIJD INSTELLENDISPLAY C

Druk op de toets MENU.

Selecteer met de pijltoetsen de functie PERSOONLIJKE INSTELLING-CONFIGURATIE.

Druk op de toets om de selectie te bevestigen.

Selecteer met de pijltoetsen de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM.

Druk op de toets om de selectie te bevestigen.

Druk op de toets om de selectie te bevestigen.

Selecteer met de pijltoetsen de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN.

Stel de parameters één voor één in door deze te bevestigen met de toets OK. Selecteer vervolgens de knop OK op het scherm om de instellingen te bevestigen.

CONFIGURATIE BEELDSCHERM

DATUM EN TIJD INSTELLEN

OK

PERSOONLIJKE INSTELLING-CONFIGURATIE

Page 174: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

182

123

23

122

4

34

4

4

34

4

4

34

1234

34

4234

34

123

23

23

1234

34

3444

234

34

34

23334

233333333

3

AUDIOFUNCTIESVOORKEUZE FMRDS-functieinschakelen/uitschakelen

REG-functieinschakelen/uitschakelen

weergave radiotext (RDTXT)inschakelen/uitschakelen

VOORKEUZE CD-AUDIORPT-functie (CD herhalen)inschakelen/uitschakelen

RDM-functie (random)inschakelen/uitschakelen

TELEFOONRAADPLEGEN VAN INDEXENindex telefoonlijst index

logboek gesprekkenlijst gesprekken

lijst van dienstencustomer contact centerhulpdienstnoodoproep

CONFIGURATIEverwijderen koppelinglijst koppelingen

raadplegen koppelingenlijst koppelingen

keuze aan te sluiten mobiele telefoonlijst mobiele telefoons

BEHEER VAN EEN GESPREKwisselenhuidige gesprek beëindigenmutefunctieinschakelen/uitschakelen

07 MENUSTRUCTUREN monochroom display C

PERSOONLIJKE INSTELLING-CONFIGURATIEPARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËRENCONFIGURATIE BEELDSCHERMregeling weergavenormale weergaveomgekeerde weergaveregeling helderheid (- +)

datum en tijd instellendag/maand/jaar instellenuren/minuten instellenkeuze cyclus 12 u/24 u

keuze van eenhedenl/100 km - mpg - km/l°Celsius/°Fahrenheit

TAALKEUZEdeutschenglishespañolfrançaisitalianonederlandsportuguesportugues-brasil

BASISFUNCTIEKEUZE AKeuze A1Keuze A2

KEUZE B...

BOORDCOMPUTERVOER AFSTAND TOT BESTEMMING INafstand: ... km

LOGBOEK WAARSCHUWINGENdiagnose

STATUS VAN FUNCTIESfuncties ingeschakeld of uitgeschakeld

* De parameters variëren afhankelijk van de auto.

C

Page 175: Handboek Peugeot 207 - Nederlands

1233

233

233

233

233

1233

233

1233

1222222

12

2

2

22

22

2

122

123

23

183

RADIO-CDRDS VOLGENactiefniet actief

MODE REGactiefniet actief

INTROSCANactiefniet actief

CD HERHALENactiefniet actief

RANDOM PLAYactiefniet actief

CONFIG AUTORW ACHTER AANactiefniet actief

FOLLOW-ME-HOMEactiefniet actief

TALENFRANCAISITALIANONEDERLANDSPORTUGUESPORTUGUES-BRASILDEUTSCHENGLISHESPAÑOL

OPTIESVERLATEN/RAADPLEGEN LST STORINGEN(niet) geactiv. functieswaarsch. meldingen

INST. WEERGJAARMAANDDAGUURMINUTENCYCLUS 12 U/24 U

EENHEDENTEMPERATUUR: °CELSIUS/°FAHRENHEITBRANDSTOFVERBRUIK: KM/L - L/100 - MPG

07 MENUSTRUCTUREN monochroom display A

BASISFUNCTIEKEUZE AKeuze A1Keuze A2

KEUZE B....

A