Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en...

26
Voorbijgangers Gezin Rensenbrink-van Kassel Herinneringen aan mijn jeugdjaren; aan de mensen die mij, voor zo ver mogelijk, gevormd hebben en veel voor mij betekenden, opgetekend door Henk Rensenbrink.

Transcript of Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en...

Page 1: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Voorbijgangers

Gezin Rensenbrink-van Kassel

Herinneringen aan mijn jeugdjaren; aan de mensen die mij, voor zo ver mogelijk, gevormd hebben en veel voor mij betekenden, opgetekend door Henk Rensenbrink.

Page 2: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Huize Ruimzicht

De eerste herinneringen gaan terug naar het huis waar wij woonden en geboren zijn. "Huize Ruimzicht", een oud herenhuis dat in tweeën werd bewoond. Dit huis stond aan het begin van de Dorpsstraat in Nigtevecht. Rechts woonde de weduwe Mw. Mensink, een rentenierende boerin. Zij bewoonde 2/3 van de wo-ning. Aan de ingang was een smeedijzeren hek met de naam: "Huize Ruimzicht". Het was duidelijk in verval en mogelijk werd het linker gedeelte, dat 1/3 besloeg, om financiële redenen verhuurd. Het was ook duidelijk te zien aan de voordeur, die zat links, dus in het gedeelte waar wij woonden. Het rechter gedeelte had een ingang aan de zijkant van het huis. Als je de tussenmuur zou weg denken, liep de gang evenwijdig door. Voor en achter het huis hadden we een grote tuin. Achter was een grote groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden een gat in de haag gemaakt en kro-pen door dat gat naar de tuin van de familie Bleijerveen. We maakten daar volop gebruik van. In de voortuin had mijn vader een kippenhok getimmerd. Een grote open ren, die haast de hele tuin" in beslag nam, plus een overdekte ren met een nachthok. Aan de rechterkant van "Ruimzicht" stond het huis van Mw. Aaltje de Haan, die daar woonde met haar vader Adriaan de Haan (overgrootvader van Hanneke en Petra de Haan). Aan onze kant woonde de familie Zijtveld, rentenierende boeren, in een groot herenhuis, met aan de voorkant een aangebouwde serre (later garage "Kors"). Om het huis was een prachtig verzorgde tuin met fruitbomen. Voor het huis bevond zich een sloot en aan de zijde van de Dorpsstraat stonden hoge beuken of iepen. Aan de Dorpsstraat, waar de bomen stonden, werd de schuine graskant door Dhr. Zijtveld met de hand geknipt. Dhr. Zijtveld was een kleine man die gebogen liep (zijn gebogen houding was ver-oorzaakt doordat hij altijd achter de kruiwagen had gelopen). Hij had een zwart zijden petje op en droeg een blauwe boerenkiel. Hij was een beetje doof en zei dan: "Wat zeid u?" Vandaar de bijnaam: "Zeid u". Mw. Zijtveld was een grote vrouw, ze had altijd een schort voor en liep op wit geschuurde klom-pen. Ik herinner me, dat ze met moeder over de haag stond te praten. Op een keer was er een zware donderbui geweest met veel hagel. Ik zie haar nog voor me, met de hagelstenen in haar hand, die zo groot als duiveneieren waren. We kregen appels, peren en pruimen van haar; fruit uit haar eigen tuin. In mijn kinderfantasie moest ik bij het verhaal van koning Achab, die van Naboth de wijngaard wilde kopen, die naast de paleistuin lag, altijd denken aan die verzorgde tuin van de familie Zijtveld.

Page 3: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Naboth weigerde de wijngaard aan de koning te verkopen omdat het het erfdeel van zijn vaderen was. De koning was boos en ging op zijn bed liggen mokken, met zijn gezicht naar de muur gekeerd. Izebel, z'n vrouw zei: "Wat krijgen we nou, ben jij een koning...sta op en eet, met een paar dagen is die wijngaard van jou. De oudsten van de stad werden bijeen geroepen, waaronder Naboth. Koningin Izebel had enkele van de oudsten de opdracht gegeven om een vasten uit te roepen en Naboth op de eerste plaats van het volk te zetten. Verder moesten zij twee valse getuigen tegenover hem zet-ten die de volgende verklaring af moesten leggen: "Gij hebt God en de koning vaarwel gezegd; breng hem buiten de stad en stenigt hem zodat hij sterft.' Buiten de stad werd Naboth gestenigd. In mijn fantasie was het de oude Zijtveld en daar was geen redde meer aan. Tegenover het huis van de familie Zijtveld, bevond zich het winkeltje van de dames Snel-Frumou. (bijnaam "de Bijenkorf"). Garen, band, elastiek, spelden, knopen, stoffen, enz. Joop en ik gingen altijd op het stoepje voor de deur zitten en wachtten net zolang tot Mw. Riek Snel kwam met het busje gevuld met zwarte ballen. We bleven op onze post tot we een zwarte bal van haar hadden gekregen.

Page 4: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Het zal vermoedelijk in het najaar van 1928 geweest zijn dat Nigtevecht, door de hoge waterstand van de rivier de Vecht, onder water stond. De storm blies het water, van toen nog de Zuiderzee, bij Muiden, de rivier op. Ik weet nog heel goed dat het water bij Gerrit van Dijk, tussen de huizen door, de Dorpsstraat op stroomde. Wij waren op Dorpsstraat 54, bij grootmoeder Rensenbrink geweest. Vermoedelijk hadden vader en oom Jan daar voorzieningen tegen het hoge water getroffen of zo-maar even "een bakkie" gedronken. Joop en ik werden door vader en oom Jan naar huis gedragen. Ook waren er soldaten in het dorp, die bezig waren om zandzakken neer te leggen. Het woongedeelte van ons huis, de woonkamer en de keuken, lag aanmerkelijk lager dan de rest van het woonhuis. Je moest een trapje van één of twee treden op, naar de gang, die in een L-vorm naar de voordeur ging. Aan weerszijden van de gang bevonden zich de slaapkamers. Duidelijk is het beeld me bijgebleven dat de tafel in het water stond. Daarop, omgekeerd de stoe-len, met de zitting op het tafelblad. Vanaf het trapje was het gedeelte dat nog droog was. Daar lagen brede balken door de huiskamer en de keuken, naar de achterdeur, die aan de zijkant van het huis was.

Page 5: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Ook herinner ik mij nog de vader van de bekende Henk de Haan. Dhr. Joh.Pieter de Haan had zijn winkel aan de Dorpsstaat nr.12. Dagelijks kwam hij met zijn melkbus het tuinpad af, voor het leve-ren van melk. Hij had de bijnaam "Jan-Pik". Vroeger was hij schoenmaker geweest. De bijnaam "Jan-Pik" was afgeleid van z'n vroegere beroep: schoenmaker. Daar dit blijkbaar niet genoeg op-bracht, was hij later een kruidenierswinkel plus café begonnen. Onze grote broer Pleun had ons bijgebracht dat wij "Jan-Pik" moesten roepen. Dit deden we dan als hij het tuinpad op kwam lo-pen. Wij lagen verschanst op het kippenhok, achter het schuine dak. Met alle gevolgen vandien..... Joh.Pieter had vader aangehouden, die om ongeveer half zes, op de fiets, van het Kanaal kwam. Wij zaten reeds achter de gedekte tafel voor het avondeten toen vader binnenkwam. Er broeide wat...en ja hoor...wie had toch Dhr. de Haan nageroepen? Wie had er "Jan-Pik" gezegd? Pleun niet...die was de onschuld zelf... Joop en ik moesten achter de veilige tafel vandaan komen en gin-gen over de knie. Of het avondeten gesmaakt heeft kan ik me niet meer herinneren. Ook zijn we er getuigen van geweest dat Theo een pak slaag opliep. Theo zat vaak overal aan en hij ging op avontuur. Het gebeurde in de keuken. Waarschijnlijk was hij op het aanrecht geklommen, om iets van de plank te pakken waar de potten en pannen stonden. Bij het terugspringen heeft hij het één en ander in z'n sprong meegenomen, waaronder de carbietlantaarn, die als verlichting op de fiets diende. Hoe het gegaan is weet eigenlijk niemand...hij heeft de carbietlantaarn op z'n kop gekregen. Het zal wel een bende geweest zijn...carbiet over de grond...lantaarn stuk. Wij stonden met ons drieën achter de keukendeur. Theo kreeg er van langs met het wandelstokje van Pleun, dat vader aan de muur had zien hangen (Pleun had de knop van de wandelstok gevonden en vader had er een stokje aangemaakt. Later hebben wij ons gerealiseerd, dat Theo een kuiltje in zijn schedel had. Daar kon ongeveer een knikker in. Dat kuiltje kwam te voorschijn toen zijn haar geknipt werd. Vader knipte zelf onze koppen kaal, dat was tegen de schoolluis. (Mogelijk is dat kuiltje het begin geweest van de hersentumor waaraan hij later overleden is. Maar dat is een vermoeden). Joop is ook nog een keer zoek geweest. Hij was toen ongeveer 3 á 4 jaar oud. Nergens was hij te vinden en na veel gezoek vond vader hem achter in de tuin - langs het tuinpad stonden bessen-boompjes- daar lag meneer heerlijk op z‘n rug, met een regenworm tussen zijn bovenlip en neus geklemd. Hij was gelukkig weer gevonden.

Page 6: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Later zijn we verhuisd naar Dorpsstraat 58. Ik was toen ongeveer 8 jaar oud. In het huis bevond zich een gang van 6 á 7 meter. Die gang noem ik bewust omdat zich daar ook het één en ander heeft afgespeeld. Daar kom ik later nog op terug. Achter het huis bevond zich een grote tuin van 8 á 10 meter diep, die tot aan de Vecht liep. Hier deden we op zomerdagen altijd spelletjes met vader. Hinkelen, bokje springen, knikkeren, ver-stoppertje, petje bal, enz. En bij winterdag, spelletjes aan tafel, hij deed altijd mee. Pleun kon je meestal aan de Vechtkant vinden. Hij was een verwoed visser. Hij had de gewoonte zijn vistuig zo ver mogelijk in het water te werpen. Dit deed hij door de hengel met twee handen boven zijn hoofd, achterover te buigen en dan slingerde hij het vistuig het water in. Dit is me een keer fataal geworden. Ongemerkt liep ik een keer achter hem langs op het moment dat Pleun de hengel achterover boog…..hij had gelijk beet! Het haakje zat in mijn bovenste ooglid. Moeder heeft eerste hulp verleend en het haakje eruit gehaald. Verder niets aan de hand! Het oog was niet beschadigd. Geluk bij een ongeluk. Aan de Vechtkant speelde zich het volgende drama af: Theo ging iedere dag met de fiets naar Hilversum. Hij was op de ambachtsschool, een dagschool van 3 á 4 jaar. Opleiding: Timmerman. Vader had een roeiboot gekocht, dan kon Theo op eigen gelegenheid naar de overkant van de Vecht. Dit was namelijk de kortste weg: over het eiland - Torenweg richting Nederhorst den Berg - Ankeveensepad - Herenweg -en door het Spanderswoud naar Hilversum. Op een morgen had Theo zich verslapen, dat gaf paniek. Pleun verleende assistentie en haalde de roeiriemen uit de schuur. De roeiriemen werden daar opgeborgen om diefstal van de roeiboot te voorkomen. In de haast legde Pleun de riemen niet plat in de boot, maar ze staken er bovenuit, met het gevolg dat Theo bij het instappen met de fiets op zijn schouder, over de roeiriem strui-kelde en als een vis, halsoverkop het water indook. Nadat hij droge kleren had aangetrokken en van de schrik was bekomen is hij toch naar school gegaan. Wel te laat!

Page 7: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Van timmerman is hij verder gegaan voor bouwkundig opzichter. Hij was werkzaam bij de Rijks-monumenten. Theo werkte aan de volgende monumenten: ‘De kleine Jan’ - kerk in Velp. In Op-heusden in de Betuwe de restauratie ven de kerk. In Driebergen een buitenplaats met gebouwen (dat nu Gemeentehuis is). In Zeist het Zeisterslot. Dit laatste werk was nog in voorbereiding, maar hij werd ziek. Theo had een tumor in zijn hoofd en heeft dit werk niet mogen afmaken. Twee huizen terug (Dorpsstraat 54) woonde de moeder van vader, Grootje Rensenbrink. En naast ons (Dorpsstraat 56) woonde tante Jans, een zuster van opoe. Tante Jans was getrouwd met Willem Voogd, een aardige lobbes. Haar naam noem ik naar aanleiding van de plagerijen die door Pleun georganiseerd werden. Het spel bestond uit het met water vullen van een lekke bal. Door in de bal te knijpen kreeg je een prachtige waterstraal. We spoten door het hek van harmo-nicagaas, over het tuinpad, in het kippenhok van tante Jans. De kippen werden nat...ze begonnen te fladderen en te kakelen. Het gevolg was dan dat tante Jans met een rood hoofd van kwaadheid naar buiten kwam. Het plan was goed uitgedacht, onze vluchtweg was het tuinpad af. Aan het einde van het pad, bij de Vecht, stond een grote kist op zijn kant, tegen het hoge hek van tante Jans' tuin. De bodem van de kist lag tegen het hek aan. We kropen in de kist...ze hoorde ons wel maar kon ons niet zien. We keken door een paar gaatjes van de uitgevallen houtknoesten en zagen haar op een oude bank over het hek gebogen staan. En ze riep steeds: "Jongens, jongens, waar zitten jullie toch?" Dit werd enkele keren herhaald, tot ze het door had. Toen was het spel voor ons afgelopen. Later is de vrede getekend. We kregen een grote schaal met melkrijst van tante Jans. Op de rijst had ze echte boter en basterdsuiker gedaan. De lange gang in het huis heeft nogal eens een rol gespeeld. Vader kwam vaak laat thuis. Hij was werkzaam bij de firma Sluis. Er waren tentoonstellingen en vader moest, met twee andere personen de stands opbouwen en afbreken. Jan Flierman (chauffeur vrachtwagen), Dhr. van Bruggen (schilder) en vader (timmerman). Op een avond, het was donker en mistig weer, reden ze eerst naar Nigtevecht, Dorpsstraat 58, om vader Rens af te zetten en dan later door naar Weesperkarspel. Een ieder wilde graag naar huis, want de volgende dag was het weer gewoon op tijd beginnen. Wij waren natuurlijk gelijk aan de voordeur toen we de vrachtauto hoorden stoppen. Pleun stond vooraan en de chauffeur Jan Flierman duwde hem een kartonnen boterdoos in z'n handen. "Hier joh", zei hij, "Pak eens even aan, een cadeautje voor je moeder." "Wat cadeautje", zei Pleun en schopte de doos de gang in. De ramp was niet te overzien...de hele gang lag vol zaagsel en eierstruif. De eieren, die de kippen tijdens de tentoonstelling gelegd hadden, werden zorgvuldig tegen het breken in zaagsel verpakt. De eieren werden om beurten verdeeld. Pleun was in de kortste keren boven en moeder zat met de bende...een kokosloper onder het ei-erstruif en zaagsel. Jan Flierman zal tijdens het naar huis rijden de slappe lach wel gehad hebben.

Page 8: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

En dan is er nog een zwarte bladzijde wat mijzelf betreft. Dat speelde voor een groot gedeelte ook in de gang. Het was vrijdagavond en vader ging zoals gewoonlijk naar de muziekvereniging. Het instrument (tuba blies hij ) hing aan een riem over zijn schouder. De deurknop reeds in de hand om de deur achter zich dicht te trekken. Moeder en ik waren in de keuken en zij gaf me de opdracht om iets voor haar te doen of op te halen. Dit zinde mij niet en ik zei:"Stik maar". Dat waren maar twee woorden, maar wel twee te veel. Vader hoorde het, (ik zie het nog voor me) hij liet de tuba van zijn schouder zakken en zette hem omgekeerd op de deurmat. Het vonnis was geveld...de gang was als een lange tunnel...het duurde voor mijn gevoel een eeuwigheid... De afrekening vond ter plekke plaats...alle hoeken van de keuken heb ik mogen bezichtigen. Hij liet zijn prooi niet meer los. Achteraf gezien heeft mijn moe-der me gered. Het zou behoorlijk uit de hand zijn gelopen. Er was geen grotere belediging voor hem denkbaar. Aan Oudejaarsavond heb ik bijzondere jeugdherinneringen (leeftijd 12 á 13 jaar). Vader Rens is jarenlang voorzitter van de muziekvereniging geweest. Op Oudejaarsavond, onge-veer half twaalf ging hij met twee andere muzikanten de kerktoren op. Ze speelden op de bugel, trombone en tuba. Het was en heel geklauter voordat ze op de omloop van de kerktoren waren. Het mooiste vond ik die kleine lichtjes die ze op hun voorhoofd, onder hun pet, op de een of an-dere manier hadden vastgemaakt. Zo konden ze de noten van het muziekstuk lezen. Voor twaalf uur werd het lied gespeeld: Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen. Ik vond het een naar lied, zo verdrietig. Gelukkig werd het met het oude jaar ten graven gedragen. Na de twaalf slagen van de torenklok werd een ander lied ten gehore gebracht: “Dankt, dankt nu allen God met blijde feestgezangen! Van Hem is ‘t heuglijk lot, het heil dat wij ontvangen..

Page 9: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Hij ziet in Christus ons altijd genadig aan, en heeft ons dag aan dag met goedheid overlaan”. Die laatste woorden moest je steeds opnieuw leren spellen. Daar krijg je een mensenleven lang de tijd voor. Na afloop van het gebeuren gingen we naar de warme huiskamer. Daar wachtte moeder met de eigen gemaakte oliebollen.

In het dorp (Dorpsstaat 88) had je de wagenmakerij van de familie Robijn. Daar zijn we in onze jongensjaren veel geweest. Er was altijd wel wat te doen. Al het werk gebeur-de in die tijd met de hand. Er stond alleen een grote slijpsteen om de trekmessen en beitels scherp te maken. Als jongens mochten we bij het slijpen draaien. Tijdens het theedrinken kreeg je een zwarte suikerbal als beloning. De oude Jan Robijn was een tenger mannetje met een zwart petje op. Hij had een grote snor en liep mank. De wagenmakerij was tevens zadelmakerij. In de zomermaanden zat de oude Robijn voor het raam van de werkplaats en werkte tot het don-ker werd, de houten els of leest tussen de knieën geklemd. De els bestond uit twee gebogen planken, die aan de onderkant schuin afgesneden en tegen el-kaar gelijmd waren. Doordat het geheel enigszins gebogen was, kon je het leer, dat men gebruikte om tuigen te ma-ken, er aan de bovenkant tussen klemmen. Er werd met twee pekdraden in tegenovergestelde richting gewerkt. Verder gebruikte hij een priem om gaatjes te maken. Zo werden de avonden be-nut. Overdag werd er gewerkt aan allerlei soorten wagens die vooral van boerderijen afkomstig wa-ren...kruiwagens, hooiwagens, kaasbrikken en tentwagens...alles werd met de hand gerepareerd. De tentwagens gebruikte men om uit te gaan. Zo'n tentwagen had een voor- en achterbank en aan beide kanten een deur met een raampje dat omlaag kon. De Utrechtse tentwagen was met zwart zeildoek overkapt. Ieder provincie of land-streek had z'n eigen model. De wielen bestonden uit drie delen: het hart, de spaken en de velling. Zo'n wiel werd ook met de hand gezaagd, geboord en gehakt.

Page 10: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

De wielen gingen naar de smederij van de familie Aaftink. De smederij stond naast de wagenma-kerij. Je moest alleen een gang in naar de Vecht. Daar werden de ijzeren banden om de houten velling van het wiel gesmeed. De smid was de vader van Ad Aaftink. In de smederij werden ook de paarden beslagen. Het smeden op het aanbeeld gebeurde met de hand...dat was een prachtig gezicht...de vonken-regen spatte door de werkplaats. De tentwagens gingen naar de firma Holtman- van Roemburg. De schilderswerkplaats was in de-zelfde gang als de. smederij, aan de linkerkant, achteraan, dichtbij de Vecht. Daar werd het hout met een speciaal soort lak bewerkt en afgelakt. Overal hebben we een kijkje genomen. De winterdag was op zichzelf een heel gebeuren. Schaatsenrijden...er was van alles te beleven en te genieten. De schaatsen werden op de brede sloot aan de Dorpsstaat ondergebonden (de sloot is er nu nog). Vanouds, links het huis van Mw. Aaltje de Haan en rechts de grote boomgaard van Mw. de Vries. Zij woonde op "Oost en Vecht". Aan de kant van de boomgaard kon je rustig je schaatsen onderbinden, links niet, dan kwam Aaltje Kip naar buiten om je weg te jagen. Ze was bang dat je de graskant kapot zou maken. Achter het huis van Aaltje de Haan lag de tuinderij van de familie Bleijerveen. Als je de sloot uitreed en rechtsaf ging, kwam je op een brede wetering, die achter de boomgaard van Mw. de Vries liep. Daar vond het hele schaatsgebeuren plaats. In de loop van de middag kwam Mw. de Vries, door de boomgaard naar ons toe. Het was een korte, gezette vrouw en ze had altijd een zwarte flaphoed op. Eigenlijk leek ze op een man. Ze rookte sigaren. Met de appel- en perenpluk klom ze tot bo-venaan de ladder en reed de kruiwagen met fruit zelf naar huis. Als ze naar het schaatsen kwam kijken had ze altijd een hengselmand aan haar arm, die afgedekt was met een handdoek van boerenbont. We wisten natuurlijk dat zij zou komen, daarom gingen we altijd naar "Oost en Vecht". Iedereen deelde mee. Ze had oude kopjes bij zich, waar we om beurten warme chocolademelk uit dronken. De chocolademelk zat in een blauw melkbusje. Ze schonk de chocolademelk zelf uit. Daarna kreeg je een plak ontbijtkoek, met boter erop. Als sluitstuk een vierde part van een goudrenet. Het was altijd een heel feestelijk gebeuren...voor ons en ook voor haar. Ze kon enorm genieten van kinde-ren.

Page 11: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

We zijn nog één keer verhuisd en wel naar Dorpsstraat 37, naast de pastorie. Wij sliepen met ons vieren aan de achterkant van het huis, op zolder, achter grote bruine gordijnen. Er stonden twee, tweepersoons ledikanten. Het ene was voor Theo en Pleun en het andere voor Joop en mij. Ik weet nog goed dat vader ons onderdekte en als het vroor legde hij 's avonds laat nog zijn jekker over ons heen. Die rook naar pijptabak en zaagsel en hout. De geur daarvan kan ik nog voor me halen...dat was heel vertrouwd. Ook kregen we allerlei opdrachten zoals bij toerbeurt de kippen verzorgen, iedere morgen voor schooltijd het nachthok schoonmaken, de kippen twee keer per dag vers water en voer geven, schoenen poetsen, fietsen schoonmaken, ramen lappen, lopers kloppen en grint harken. Die opdrachten kregen we om bezig te zijn en om moeder te helpen. Veel gebeurde op zaterdagmorgen en dan in de middag naar de sigarenwinkel. Drie "Ritmeester" sigaren voor een dubbeltje en een half pond "Rode Ster" pijptabak. De prijs daarvan weet ik niet meer. De pijptabak was voor de hele week...en wat de sigaren betreft: één voor zaterdagavond, één si-gaar tijdens het koffiedrinken na de kerkdienst en de laatste voor zondagavond. Ook mochten we vaak in de schuur helpen, als vader met iets bezig was b.v. iets vasthouden of roeren in het lijmpotje. De lijm moest verwarmd worden en dat stonk als de piete...er zat namelijk beendermeel door. We mochten ook met de houtresten knutselen en het gereedschap gebruiken, als we maar voor-zichtig deden. Ook waren er de verhalen over vroeger, hoe hij als timmermansleerling was begonnen bij de firma Bolderdijk, naast slager Broekhuizen. Tijdens de winteravonden werd er les gegeven (een soort avondschool). De lessen werden gegeven door de meesterknecht Dhr.Frumou, de vader of grootvader van Dhr. Frumou, die nu nog in de Dorpsstaat woont. Alles werd met de hand gedaan, niet alleen het bewerken van het hout, maar ook het onderhoud van het gereedschap, het slijpen en wetten van de beitels, het vijlen van de zagen, enz. Iedere leerling moest zelf zijn olielamp meenemen. Dit was voor eigen rekening, want elektriciteit was er nog niet in die dagen.

Page 12: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Het eerste werkstuk dat vader gemaakt heeft was het w.c.raampje + kozijn voor de boerderij van de familie van der Greft. (voorheen Dros). Die boerderij was destijds afgebrand. Je kan vanaf de weg het raampje nog net zien. Zo'n werkstuk van een desbetreffende leerling ging van hand tot hand en ieder had daar een me-ning over. Een bemoediging of kritiek als het slordig afgewerkt was. In die tijd werden de doodskisten in de werkplaats gemaakt (vuren-, grenen-, of eikenhouten kis-ten). De meesterknecht ging dan met één van de leerlingen naar het sterfhuis om de maat te ne-men van degene die overleden was. De kist moest met één of twee dagen klaar zijn. Dit werk had altijd voorrang boven het andere werk. Daarna ging men weer naar het sterfhuis om de overledene te kisten. De familie zat in een ander vertrek en hield zich afzijdig tot de dode gekist was. In de gang, bij de deur van de kamer waar de dode lag, stond op de grond een fles brandewijn met twee glaasjes erbij. De meesterknecht schonk voor beide, indien men dit wilde, een glaasje in. Als men het leeg had gedronken ging men de kamer in om de dode te kisten. Na afloop van het kisten ging men de gang weer op, nam nog een glaasje en vertrok.

Page 13: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Dan had je op de Klompweg "Huize Zwaanwijck". Dit is een verhaal op zich. De hele bevolking van het dorp Nigtevecht was in die tijd min of meer afhankelijk van "Huize Zwaanwijck". Volgens overlevering is het huidige "Zwaanwijck" gebouwd in opdracht van Mw.De Pré-Theunissen. Het vroegere "Zwaanwijck" was een oud kasteeltje en stond verder het land in. Helaas is het ge-sloopt. Het werd bewoond door de gebroeders De Pré. Hun voorouders waren Hugenoten; ze wa-ren dus van Franse afkomst. Mw. De Pré-Theunissen was als dienstbode werkzaam bij de familie De Pré. Het verhaal wil, toen één van de broers kwam te overlijden, zij voorgaf zwanger te zijn van de overleden heer De Pré. Om de eer van de familie te redden is de andere heer De Pré met haar getrouwd. Na zijn overlijden, was het kapitaal en de gebouwen en landerijen voor de erve Mw. De Pré-Theunissen. Daartoe behoorde o.a. de boerderij "Bertha's Hoeve", die nu bewoond wordt door de familie van de Bosch. "Huize Breevecht" diende als zomerverblijf en is in dezelfde tijd gebouwd.

Page 14: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

De dorpspomp, die nu nog in de Dorpsstraat staat, is door Mw. De Pré-Theunissen aan de burgerij van Nigtevecht geschonken. Voordien dronk men water, dat gefiltreerd werd, uit de rivier de Vecht...met alle gevolgen vandien. Het zilveren avondmaalstel van de Hervormde Gemeente, is geschonken door Mw. De Pré-Theunissen. "Zwaanwijck" had een fruit en groenten tuinderij. Naast de remise woonde aan de ene kant de tuinbaas en aan de andere kant de koetsier. Er was een complete stoeterij. In de remise stonden de koetsjes en de arrensleden en achter de remise waren de stallen. Enkele keren per week ging Mw. De Pré-Theunissen per koets naar Amsterdam. Het was een dame van plezier en het gebeurde wel, dat ze dronken terug kwam. Als ze dan door Nigtevecht reed, deed ze het raampje van de koets open en gooide geldstukken op straat voor de dorpelingen. Toen mijn grootmoeder zwanger was van haar eerste kind (Gerrit), kreeg ze op zekere dag de boodschap dat ze verwacht werd op de boerderij "Bertha's Hoeve". Tot haar verbazing kreeg ze van Mw. De Pré-Theunissen een complete luiermand (babyuitzet). Uit mijn eigen schooljaren herinner ik mij het jaarlijkse feest op "Zwaanwijck". Dit feest werd altijd op een zaterdagmorgen gehouden, ik meen in de maand augustus. Het ene jaar liepen de kinde-ren van de openbare school voorop, het andere jaar de kinderen van de christelijke school. "Zwaanwijck" was toen een stichting met een bestuur en een direkteur. Het werd bewoond door dames van gegoede stand. Genoemde stichting werd beheerd met de rente van het kapitaal van erve Mw. De Pré-Theunissen. De jaarlijkse bijeenkomst was altijd een heel feestelijk gebeuren. Aan de ingang van "Zwaanwijck", bij het gesmede hek, stonden de mensen die tot het tuinperso-neel behoorden. Ieder kind kreeg uit hun handen een vlag. (rood, wit, blauw en een oranje wimpel). De tuinbaas, Dhr. Geijtenbeek, bracht ons naar het bordes. Daar stond de direkteur Dhr. Hopman met echtgenote en de dames die in "Huize Zwaanwijck" woonden. Vervolgens werden er enkele zeer nationalistische liederen gezongen zoals o.a.: "'t Is plicht dat iedere jongen" en "Wie Neerlands bloed". Als sluitstuk werd het "Wilhelmus" ge-zongen. Dan volgde er onder leiding van Dhr. Geijtenbeek een wandeling door het bos. Daarna gingen we naar de remise. Daar stonden lange tafels klaar, met witte lakens erop. Daar

Page 15: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

werd limonade geschonken en we kregen krentenbollen. Vervolgens werden er spelletjes gedaan, dit gebeurde buiten, voor de remise. Er stonden ook houten wippen en draaimolens voor de klei-nere kinderen. Na afloop gingen we weer naar binnen en ieder kind kreeg een cadeautje. Ik herinner me nog, dat ik een houten kegelspel kreeg, dat in een lange kartonnen doos zat. Toen ik de lagere school ging verlaten werden de jaarlijkse feesten op "Zwaanwijck" wegens finan-ciële redenen beëindigd. Mijn generatie heeft de feesten dus als laatste mogen meemaken. Er is ook veel gelachen in onze jeugdjaren, ondanks het feit dat er veel beperkingen waren. Het was niet allemaal vanzelfsprekend.

Page 16: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Vader Hendrik Rensenbrink

Bij het bekijken van oude foto’s werd ik geconfronteerd met een foto van mijn vader. Mobilisatie 1914-1918. Leeftijd: ongeveer 20 jaar. Wachtmeester 1ste klas - Cavalerie (paardenvolk). De soldij was 6 gulden en 75 cent. Daarvan gaf hij aan zijn moeder een x bedrag, want ze had als weduwe een gering inkomen. Daar kom ik later nog op terug. Vader kwam behoorlijk streng over. (hoewel...het zal wel nodig geweest zijn). Twee keer iets zeg-gen was er niet bij; hij verwachtte gewoon dat je gehoorzaamde. Toch heb ik veel van mijn vader gehouden. Als ik hem moet beschrijven...hij stelde zichzelf hoge eisen. Hij kon geen onrecht ver-dragen en liet dat duidelijk blijken, ongeacht de persoon. Dit heeft hem vaak in moeilijkheden ge-bracht. Hij was duidelijk geen diplomaat en dan betaal je zelf de rekening. Hij vereerde mijn moe-der, ook daarin stelde hij regels. Ik herinner me nog de tijd, dat je wat de leeftijd betrof onder ge-leide ging wandelen. Als we van de wandeling terugkwamen en vader de deur opendeed, moest je het niet proberen om tegelijk met moeder de deur door te gaan...dan kon je netjes terugkomen. Eerst moeder...dan wij...en als laatste hijzelf...zo hoorde het en niet anders. Hij was zeer rechtlijnig, maar vaak ook star, hij bleef aan dingen vasthouden. Hij had ook zijn zwakke kanten, hij was o.a. behoorlijk naamziek. Hij heeft een lang ziekbed gehad en is maar 57 jaar geworden. In het begin van de oorlog, ik meen 1941, is zijn oudste broer Gerrit, toen hij in de morgen naar zijn werk ging, vermoedelijk in het Amsterdam-Rijnkanaal gereden. Alles was in die tijd verduisterd...nergens licht... dus ook niet op de fiets. Er konden immers luchtaanvallen komen. Het was toen hartje winter. Oom Jan heeft samen met anderen toen drie dagen de waterpolitie geholpen met dreggen. Zijn fiets, pet en pijp hebben ze uit het water ge-haald, maar hemzelf hebben ze nooit gevonden. Vader heeft toen een zware kou opgelopen en kreeg hartklachten. Het proces van zijn ziekte ging gepaard met ontzettende hartkrampen. Het was niet aan te zien. Zijn dood was een bevrijding, hij heeft jaren geleden.

Page 17: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Moeder Johanna Rensenbrink-van Kassel

Mijn moeder moet ik beschrijven als het tegenovergestelde van mijn vader. Ze had een zwak zenuwgestel, was onzeker en kwam nooit klaar met haar werk. De loper in de gang werd op zaterdagmiddag om ongeveer vier uur geklopt en weer in de gang ge-legd. Dit was een wekelijks terugkerend ritueel...een afsluiting van de zaterdag. Maar alles was altijd tot in de puntjes verzorgd. Wij moesten haar veel helpen bij de werkzaamheden, dat was zo door vader ingesteld en daar had je je maar aan te houden. Ze is verschillende keren verpleegd geweest, ook toen wij nog klein waren. Tante Marie, van oom Jan Rens, is veel bij ons in huis geweest tijdens moeders afwezigheid. Als kind hadden we er op die leeftijd nog niet zoveel erg in, hoe het precies zat. In haar latere leven is zij ook verschillende keren opgenomen. Dokter Blees begreep haar niet en had ook geen geduld met haar. "Is het weer dat gedonder met dat geloof", zei hij dan. Eigenlijk had ze Rooms-Katholiek moeten zijn, dan had ze goede werken kunnen doen. Ze hoopte altijd...er was nooit bevrijding...het leven vieren was haar vreemd. Toch is die bevrijding gekomen, aan het einde van haar leven. Voor mij is zij één van de mooiste vrouwen in mijn leven geweest. Een moeder is, en dat zal als het goed is voor een ieder zo zijn, toch iets heiligs. Van grootvader Rensenbrink weet ik eigenlijk niet zo veel, ik heb hem nooit gekend. Het enige ver-haal dat ik ooit gehoord heb, ging over één van de feesten die op "Huize Zwaanwijck" gehouden werden. Deze feesten werden door Mw. De Pré-Theunissen georganiseerd voor de burgerij van Nigtevecht. Haar grote liefhebberij was om geld te strooien vanaf het bordes. Het hoogtepunt bestond uit het nat spuiten van de mensen, die het geld opraapten.

Page 18: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Men had op "Zwaanwijck" een eigen brandweerspuit. Om water te hebben moest men om beur-ten, met de hand pompen. Mw. De Pré-Theunissen gaf haar personeel opdracht om te spuiten. Dat gaf een enorm spektakel, mensen die elkaar duwden en op de handen trapten. Mijn grootvader weigerde hieraan mee te doen. Dit is hem duur komen te staan. Er werd opdracht gegeven hem in de sloot te gooien en dit werd door een aantal mannen ten uitvoer gebracht. Vervolgens is hij aan de kant van de weg uit de sloot gekropen en in dat natte pak naar het dorp gelopen. Hij was meesterknecht bij het schildersbedrijf "Naning en Verseur" (later Holtman en van Roem-burg). De werkplaats was tegenover slager Broekhuizen. Het huis stond in de laagte, met voor het huis mooie lindebomen. Het weekloon voor de meesterknecht was in die tijd, zeven gulden per week. In de winter was dat minder omdat er korter gewerkt werd. De schilders maakten 's winters de verf zelf. Buiten kon men dan weinig doen. Wat ik ervan weet is dat de grondstoffen, waar men de verf van maakte, werden gemalen. Die grondstoffen bevatten o.a. loodwit en dergelijke stoffen. Dit spul ging bij het inademen vastzitten in de longen. Hij is betrekkelijk jong, op 55 jarige leeftijd overleden. De gereedschapskist, die op zolder staat komt nog uit de werkplaats van Naning en Verseur. Vermoedelijk heeft mijn grootvader die kist nog gebruikt, maar dat berust op pure fanta-sie.

Oma Neeltje Rensenbrink-ten Brink

Mijn grootmoeder was een klein vrouwtje, men noemde haar het mangelvrouwtje. Als kind hebben we vaak aan de slinger mogen draaien, terwijl grootje de opgevouwen lakens door de houten wal-sen van de mangel liet gaan. We werden met een zwarte suikerbal beloond. De lakens werden netjes in een platte houten bak gelegd. Daar overheen een geruite doek en zo bracht ze da lakens terug naar de mensen. Ze had verschillende klanten, o.a. slager Broekhuizen; daar ging het met gesloten beurs, in ruil voor haar werk kreeg ze vlees en reuzel. Verder was ze kosteres van de Hervormde Gemeente. Wij gingen vrijdags in de namiddag vaak met

Page 19: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

haar mee naar de kerk. Daar moesten we de kolenkitten vol scheppen. De kolen lagen daar waar nu de kerkenraadkamer is. Daar stonden ook de stoven opgestapeld. Een stoof werd ook wel een ‘test’ genoemd. De vuurtesten mochten wij met houtskool vullen. Over de houtskool werd een scheutje spiritus gegoten, dan kon het vast lekker intrekken. Op zondagmorgen werd de houtskool aangestoken...dat kon uren liggen gloeien. De stoven werden verhuurd voor 10 á 15 cent per stoof en dat was een extra centje voor de kosteres. Wij mochten ook altijd op haar verjaardag komen en dan kregen we chocolademelk met theebe-schuitjes. Dat was een heel feest. Als de ketel leeg was, werd er weer nieuwe chocolademelk ge-maakt. Dit waren de ouders van vaders kant.

Mensen die geen loon hadden kwamen bij de diaconie terecht. (de armen) Er waren een speciale armenbanken. Dus de hele gemeente wist wie er door de diaconie werd onderhouden.. Na de kerkdienst werden bonnen uitgedeeld, voor brood, de slager en de kruide-nier. Dus je was verplicht om naar de kerk te gaan. Heel vernederend, want wie niet ging had niet of weinig te eten (de kweekvijver voor de socialisten). De lezenaar die in de kerk van Nigtevecht staat is door m’n vader gemaakt. Exact naar de pilaren van het koorhek. Oorspronkelijk was het ontworpen als standaard voor het doopbekken. Dit was een zilveren doopschaal welke behoorde bij het zilveren avondmaalstel, destijds geschonken door Mw. De Pre-Theunissen van huize Zwaanwijck. Daar men tijdens de restauratie nog een ouder doopbekken vond, heeft men deze in gebruik genomen. Dit doopbekken is bevestigd aan het koorhek. Evenzo het bord dat de liederen aangeeft, die gezongen worden tijdens de kerkdienst.

Page 20: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Dit is ook door m’n vader ontworpen. Men heeft dit tijdens de restauratie drastisch veranderd. Aan weerzijden van het liedbord waren pilaartjes bevestigd, ontworpen naar de pilaren van het koorhek. Deze pilaren heeft men laten vervallen. Helaas, hierdoor is urenlang handwerk verloren gegaan. De letters en de nummers hebben wij (Theo, Pleun, Joop en ik) met de figuurzaag gezaagd. In op-dracht van mijn vader, zo hield hij ons van de straat. Zelf werkte vader de letters en nummers bij, dit gebeurde met schuurpapier. Wie slordig gewerkt had, kon opnieuw beginnen. Als er iets fout of slordig was afgewerkt, dan nam hij de tijd en deed voor hoe het wel moest. Het bijbehorende kistje (ook door vader gemaakt) was verdeeld in allerlei vakjes waar de letters en nummers in werden opgeborgen. Wekelijks wordt het nog bij de kerkdienst gebruikt.

Opa en oma van Kassel- van Vos

De ouders van mijn moeder woonden in Weesp. Ik kan me nog heel goed herinneren dat Joop en ik, vóórdat we op school zaten met moeder mee mochten om haar ouders te bezoeken. Er reed in die tijd geen bus; we gingen per vrachtboot. Wij stapten in de Dorpsstaat op, bij de aanlegsteiger van Gerrit van Dijk. Daar werd ook vracht geladen. De bodedienst heette "Vecht en Zaan". Voorop de boot was een kleine kajuit. Per trapje ging je naar beneden en aan de kanten stonden banken. Het stonk er naar olie. Dagelijks vertrok de bodedienst vanaf Nederhorst den Berg, vermoedelijk omdat daar zoveel wasserijen waren, die hun klanten in Amsterdam hadden. Vervolgens ging de boot via Nigtevecht, door de sluis, het Amsterdam-Rijnkanaal op naar Am-sterdam. Het Amsterdam-Rijnkanaal was toen nog niet verbreed. De passagiers voor Weesp werden afgezet bij de loswal van de "Van Houten" fabrieken. Daar kon je ook weer opstappen. Van de schipper hoorde je hoe laat hij daar weer aan zou komen. De ouders van mijn moeder woonden op de Nieuwstraat, naast de synagoge. Dit was voorheen

Page 21: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

het huis van de Rabbi. Het huis had een grote hal, met wit marmer op de grond. Daar mochten wij ballen en knikkeren. Verder weet ik nog dat de huiskamer groot en heel deftig was. De vader van mijn grootmoeder was verhuizer, in die tijd noemde men dat beroep kruier. Hij heette de Vos en woonde in Amsterdam. Het was een deftige familie. Vandaar die deftige ka-mer bij mijn grootmoeder, zij had de inboedel van haar vader geërfd. Grootmoeder was streng calvinistisch, maar opa had er lak aan. Als wij het "Onze Vader" uit ons hoofd konden opzeggen, kregen we een dubbeltje en voor de geloofsbelijdenis een kwartje. Na het overlijden van opa is ze nog drie jaar bij ons in huis geweest. Ze woonde in de achterkamer. Daar kwam Ds. Zwijnenburg haar opzoeken en werd de "Heidelberger" besproken. Als Ds. Zwijnenburg dan even iets op wilde zoeken, sprak zij daar schande van. Zij kon hem zó uit het hoofd wel vertellen waar het stond. Zwijnenburg moest er altijd erg om lachen en noemde haar:"M'n catecheetjuffrouw". Met al haar streng zijn bereikte ze in haar gezin natuurlijk ook het tegenovergestelde. Haar oudste zoon, (oom Hein) moest van al dat christelijke gedoe niets weten. Hij was in hart en nieren een echte S.D.A.P.er. Een goeie rooie, die vocht voor de gerechtigheid. Zondags en door de week droeg hij een broek van manchesterstof, daar kon je hem in uittekenen. Een afvallige zoon en eigenlijk een schandvlek in de familie. Een Man met een gouden hart, recht voor z'n raap. Ik herinner me nog de begrafenis van moeder Rens, zijn zuster, de tranen biggelden over z'n wangen. Hij had een zware, sonore, stem. Een mens met een warm hart, dat hij niet altijd kon verstoppen. Opa was heel wat vrolijker dan grootmoeder. Hij had pretlichtjes in z'n ogen, dat had je als kind direct door. Hij was kleermaker van zijn vak, een kleine man die een "garabalhoed" droeg. Ik zie hem nog bij ons binnenkomen. Wij woonden toen nog naast "Huize Ruimzicht". Dan was hij lopend van Weesp gekomen, de Klompweg af, met een pak onder de arm. Zo'n pak werd in een zwarte zijden doek gedragen, om het af te leveren bij één of andere boer, die een kostuum besteld had. Als hij het kostuum afgeleverd had, liep hij door naar Nigtevecht en ging een borrel drinken bij Jan Akkerman, die een café tegenover de kerk had. Vervolgens ging hij naar slager Broekhuizen en kocht daar vlees voor moeder. Ik zie nog voor me dat hij het vlees op tafel legde, met daar bovenop een rijksdaalder. Eigenlijk weet ik weinig van hem. Ik zou graag met hem aan de bar gezeten hebben, samen een borreltje drinken. Voor mij was het een gaaf mens.

Page 22: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Zelf ben ik begonnen als bakkersleerling. Ik was toen ongeveer 12 jaar. Je had twee bakkerijen op het dorp. Bakker den Hertog en bakkerij van der Heijden. Het was in de crisisjaren (de jaren der-tig) vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Bij bakker van der Heijden ben ik acht jaren werkzaam geweest. Het zijn wel de mooiste jaren geweest. Ik herinner me nog de eerste morgen. Ik moest om zeven uur beginnen. Het eerste karweitje was de eieren wassen. De eierschalen moesten schoon zijn voor het gebruik. Eendeneieren voor het bakken van beschuit en kippeneieren voor koek en gebak. De kippeneieren ging ik meestal op maandagmiddag, per roeiboot halen, bij Piet Schoordijk. Hij woonde samen met zijn drie zussen op de boerderij aan de overkant van de Vecht, tegenover de boerderij van Vendrig (aan het einde van de Dorpsstraat). De eieren gingen per kwart cent, twee en halve cent, twee driekwart cent en drie cent. Mijn eerste weekloon was 1 gulden, het tweede jaar een rijksdaalder. Bij de eerste Kerst kreeg ik een banketkrans met een rijksdaalder extra loon. In die tijd, ik spreek nu van zeventig jaar geleden, werd alles met de hand gedaan . Er was alleen een deegmachine en een amandelmachine, bestaande uit twee walsen voor het maken van amandelspijs. Op maandagmiddag ging ik boterkoekdeegjes zetten, die wer-den op een lange plank in de kelder bewaard. Amandelspijs maken was een heel proces. De amandelen werden geweld in een grote pan met water. Daarna werden ze in de oven gezet en als ze goed waren tussen een schone meelzak gewreven zodat de velletjes loslieten. Vervolgens gin-gen ze op een bakplaat en werden bovenin de oven gezet om te drogen. De volgende dag ge-bruikten we de wan. Een wan is een ovale, rieten mand, met een ronde achterkant, de zijkanten liepen schuin af en de voorkant is open. Je schudde de wan, net zoals je een kleedje uitklopt en de wind nam de meeste velletjes mee. De amandelen werden door de walsen van de amandelma-chine gekraakt en daarna werden eieren en suiker toegevoegd. Zo maakten we amandelspijs.

Page 23: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

Het brood werd in die tijd iedere dag bij de klant thuis bezorgd. Dit ging met de transportfiets. Je moest op het pedaal afremmen. Mijn wijk was ‘s morgens de Vreelandse weg, in de middag de vier boerderijen lang het Amsterdam-Rijnkanaal en via de Velderslaan naar ‘t Gein, richting Gein-brug. Je maakte lange dagen. Overuren werden niet uitbetaald. Met Sint en Kerst een nachtje doorwerken, dat hoorde erbij. De Oorlogswinters (1942 -1943) waren zeer streng. Er lag zoveel sneeuw dat we voor twee dagen tegelijk brood bezorgden. Dit ging lopend met de mand met broden op de slee. De slee werd ge-trokken met een dik touw. Het was iedere keer weer een avontuur. Lopend met de slee achter je aan tot in het Hoekerland, voorbij de tweede molen. De boerderij van de familie Meijer was de laatste klant, één boerderij verder dan de kaasboerderij: ‘De Willigen‘. Dan nog het verhaal van de transportfiets. De transportfiets was een doortrapper zonder rem. Je moest op het pedaal afremmen door het pedaal tegen te houden. We bezorgden ook brood op de boerderij van de familie Hulsman-Fokker. Hulsman was de grootvader van Cees Fokker. Nu wordt de boerderij bewoond door de familie Jan Brouwer en Gerda Verwoerd. Je ging door het grote hek, de brede laan op. Vervolgens liep je langs het woonhuis, dan rechtsaf naar het windhok van de keuken. Aan de andere kant van de keuken lag over de sloot een smalle loopbrug, met aan één kant een leuning. De kortste weg. Het was een sport gang te maken en over het loopbruggetje de weg op te fietsen. Dat is verschillende keren goed gelukt totdat het fout ging. Door het roekeloos zijn, raakte ik met de broodmand de leuning en dook met fiets en al in de sloot. Ik moest nog bij vijf klanten brood bezorgen. Dhr. Hulsman heeft me geholpen met de fiets en de broden op het droge te krijgen. En toen terug naar huis, alles stonk naar de bagger. Dus daar was heel wat te doen! Broodmand en fiets schoonmaken, droge kleren aantrekken en daarna brood bezorgen bij de resterende klanten. Al met al een slechte beurt. Boze klanten voor het te laat bezorgen en een boze baas, dat was eigenlijk het ergste.

Page 24: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

De oorlogsjaren zijn we wonder boven wonder, in tegenstelling tot zoveel anderen goed doorge-komen. In het laatste halfjaar van de oorlog was er zo goed als niets te eten. (de Hongerwinter) Dat heeft veel slachtoffers gekost. De Duitsers waren al op terugtocht. De provinciën Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Holland waren nog bezet. Via de Afsluitdijk konden de Duitsers zich terug-trekken. In de laatste maanden was er praktisch geen meel meer om brood te bakken. Ook de aardappelvoorraad was uitgeput en als je aardappelen wilde kopen, waren ze niet te betalen. Op het menu stonden: bloembollen, suikerbieten, koolraap en druivensuiker. In die periode is er clandestien een koe geslacht. De koe was zogenaamd gestolen. Alle dieren stonden namelijk ge-registreerd. Eddie Rhebergen haalde doodgemoedereerd midden op de dag de koe op bij boer Ben van Noort (Vreelandseweg). Eddie liep rustig over de sluisbruggen langs de controlepost van de Moffen, door de Dorpsstraat naar zijn huis. Daar aan de Vecht, in de schuur is de koe door Cor de Bie geslacht (adres: Winkel van Dijk - later schilder Hennipman). Heel het dorp heeft ervan meegegeten, ook de N.S.B.ers. Ook hebben we nog kolen gestolen (vetkolen). Er waren geen kolen te krijgen voor de kachel. Achter de grote sluis, even voorbij de boerderij van boer de Haan, lag vaak een sleepboot van de Moffen afgemeerd. Vermoedelijk om de scheepvaart te controleren en vrachtvervoer van Am-sterdam naar Utrecht. De Duitsers gingen altijd naar het café tegenover de kerk. Eigenaar: de Hollander. Het was hartje winter. Eddy had het plan gemaakt om kolen te halen met de handkar. Op een avond zijn we met ons drieën erop uitgegaan. Eddie duwde, Rie en ik trokken de handkar met een touw. Het was een heel karwei. Ed ging in het ruim en gooide de grote moppen op de walkant. Rie en ik raapten de steenkolen van de grond en gooiden de moppen in de handkar. Het moest allemaal zo snel mogelijk gebeuren. Of dorpsgenoten ons gezien hebben kan ik me niet herinneren. We zijn behouden thuisgekomen. Het was de goden verzoeken. Je had alleen de Dorpsstraat, dus als de Moffen eerder uit de kroeg waren gekomen, was het foute boel, dan liep je gewoon in de fuik. De kachel kon weer branden, het eten gekookt en warmte op de koop toe. En natuurlijk een zwarte aanslag vanwege de vette kolen.

Page 25: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

De Moffen werden steeds agressiever. Dagelijks kwamen er door het Amsterdam-Rijnkanaal rijnaken door, afgeladen met jonge mannen die met razzia’s waren opgepakt. Ze werden afge-voerd naar Duitsland om daar te werk gesteld te worden. Het was hartje winter en het vroor dat het kraakte. Op een morgen was het hele dorp afgezet, de klopjacht was begonnen. We zijn de polder ingevlucht, omdat we gehoord hadden dat er aan de Geinbrug geen razzia’s waren. We waren met ons zessen: Jan Barneveld, de zoon van burgermeester Schiethart, die onderge-doken zat op de boerderij van Bart de Haan op de Klompweg en wij vieren, Theo, Pleun, Joop en ik. We liepen als ratten in de val, de hoge brug over het Amsterdam-Rijnkanaal was afgesloten door de Moffen. Wat nu…..geen idee…..we werden opgejaagd door de Moffen. De fuik werd langzaam dichtgetrokken. We vluchtten richting Zwaanwijk. Het was lopen voor je leven…..dan weer over een stukje land, of kruipend over de bevroren sloten. Het was net een jachtpartij, de kogels vlogen je om de oren. Meneer Kingma, directeur van Huize Zwaanwijk, heeft ons ondergebracht in het ketelhuis, onder de trap. Het ketelhuis lag in het souterrain en door het raam kon je de Moffen zien lopen. Een wonder dat ze ons niet gezien hebben. Later heeft meneer Kingma, toen de kust veilig was, ons naar de grote schuur in het bos gebracht. Daar lagen we op zolder, onder rietmatten. Daar zijn we gebleven tot het donker werd. Tijdens ons verblijf in de werkschuur kwam meneer Kingma ons verrassen met een warme stamppot, boerenkool of andijvie, dat weet ik niet meer. En toen in het donker naar huis…..gewoon over de Klompweg…..de kust was veilig! Eén dorpsgenoot is in Duitsland tijdens een bombardement op Berlijn, aan het einde van de oor-log omgekomen: Evert Winter, een klasgenoot. Noch de gemeente Nigtevecht, noch de burger-meester hebben daar aandacht aan geschonken. Een grote schande!

Page 26: Voorbijgangers · groentetuin en langs het pad stonden bessenstruiken: rode-, en zwarte bessen en kruisbessen. De achterkant van het huis werd afgescheiden door een haag. We hadden

In de periode 1940-1945 bestond het dorp Nigtevecht alleen uit de Dorpsstraat. Je had aan het einde van de oorlog een avondklok, dus je moest op tijd binnen zijn. Op een avond is het behoor-lijk uit de hand gelopen. Ik kwam die avond bij Rie vandaan. Het was na de avondklok. Rie was bij Eddie in huis omdat de vrouw van Eddie, Grietje van Dijk (28 of 29 jaar) was overleden. Dus vanaf de kruidenierswinkel van Dijk (later schildersbedrijf Hennipman) richting huis, met alle risico’s van dien. In de bocht van de straat, waar nu de brandweergarage is, kwamen me, op zo’n afstand van 100 meter, twee Moffen tegemoet. Als een haas vluchtte ik bij slagerij Broekhuizen het veerpad op, nagezeten door de Moffen. Het is een wonder dat ik er levend vanaf gekomen ben; er werd verschillende keren geschoten. Achter het slachthuis van slagerij Broekhuizen was een smal pad naar het erf van de familie Bol-derdijk. Over het erf kon je door een poortje de Dorpsstraat weer op. Tot mijn schrik was het pad afgesloten met een gammel hekje. In mijn haast wilde ik om het hekje heen, maar het gevolg was dat ik met hekje en al de Vecht in plonsde. Het was secondewerk; dichtbij was een vrij hoge stoep van de firma Bolderdijk en daar ben ik onder gekropen. De Moffen schenen met een zaklantaarn in het water en zagen alleen het hekje drijven. Eindelijk hoorde ik ze weglopen. Hoe lang ik daar gezeten heb weet ik niet, het water was stervenskoud. Na een lange tijd, ben ik onder de stoep uitgekropen en ben een meter of tien langs de kant door het water gelopen. Waar nu het aanne-mersbedrijf van Valkenburg is, ben ik aan de kant geklauterd. Het was door het oog van de naald. En toen als een verzopen kat naar huis. Dit is in het kort mijn verhaal over mensen die ik in mijn jeugdjaren ontmoet heb. Henk Rensenbrink, Amstelveen 2011