Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in...

16
Groene- Blokken- Boekje Groene blokken om te leren uit: Juan y Rosa están de vacaciones

Transcript of Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in...

Page 1: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

Groene-

Blokken-

Boekje

Groene blokken om te leren uit:

Juan y Rosa están de vacaciones

Page 2: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

2

Groene-Blokken-Boekje

Hoe leer je deze blokken nu uit je hoofd?

Zodanig dat je de Spaanse woorden en zinnen kunt gebruiken waar en wanneer je

zelf wilt.

Nu kan ik je wel een paar ideeën geven, maar alleen jij kunt ontdekken welke

manier voor jou het beste werkt. Probeer dus zoveel mogelijk van deze ideeën uit.

Aan de slag dan maar! Net zolang gaan uitproberen tot je ontdekt hebt hoe je die

nieuwe lesstof het makkelijkst leert.

Een paar ideeën hier om mee te beginnen:

1. de zinnen of woorden hardop lezen terwijl je in de maat stampt door de

kamer

2. de zinnen of woorden hardop gaan zingen of rappen in een melodie

3. de zinnen of woorden los knippen en er een legpuzzel van maken

4. de woorden en zinnen zelf in WRTS zetten en gaan oefenen ermee op de pc

5. een hinkelpot maken en daarin een groen leerblok tekenen/schrijven en

gaan hinkelen

6. een poster maken van het groene blok en op een opvallende plaats

ophangen zodat je het telkens ziet en kunt oefenen

En nu mag jij hier zelf nog een paar ideeën aanvullen, deel ze op het weblog van

Juan y Rosa en probeer elkaars ideeën uit.

7. ................................................................................................................................

8. ................................................................................................................................

9. ................................................................................................................................

10. ................................................................................................................................

Page 3: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

3

Hoofdstuk 1

Uitleg Spaanse letters en klanken.

Zie je deze letter in het Spaans:

LETTER

Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken:

KLANK

- j of g voor een e, i X, spreek je uit als de ‘g’ in ‘geld’

- g voor een a, o, u g, spreek je uit als de ‘g’ in het Engelse woord ‘good’

- c voor een e, i Ө, spreek je uit als de Engelse ‘th’ van ‘thank you’

- z s, voor in je mond uitspreken

- b en v b, spreek je uit met losse, ontspannen lippen

- ch tj, spreek je uit als de ‘tj’in het Nederlandse woord ‘nietje’

- h wordt niet uitgesproken (hola = oola)

- ll j of lj (allí = ajie of aljie, de l spreek je nauwelijks uit)

- d d, spreek je zacht uit voor in je mond (geen ‘t’)

- ñ nj (España = Espanja, de n spreek je nauwelijks uit)

- a, o, i aa, oo, ie, het zijn lange klanken (maak ze niet te lang)

- u oe

- e i, spreek je uit als de ‘i’ in ‘kip’

(Denk hierbij eens aan de vertaling van het Nederlandse

woord haring/-nkje: “arenque”.)

Leerdoelen: uitspraak begroeten de werkwoorden: “zijn”

o

Juan está aquí.

Rosa está allí

Let op:

soy = ik ben bijv.: Ik ben Anna = Soy Ana.

ook: Anna is een vriendin = Ana es una amiga

estoy = ik ben bijv.: Ik ben in het huis. = Estoy en casa.

ook: Ik voel me goed. = Estoy bien.

Felipe es un amig

Ana es una amiga.
Page 4: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

.

In het Spaans gebruik je ¡qué! om aan te geven

dat je iets goed, mooi of geweldig vindt, of juist

helemaal niet:

Me llamo Rosa. = Ik heet Rosa.

¿Cómo te llamas? = Hoe heet jij?

Se llama Felipe. = Hij heet Felipe

YoTúÉl/NoVoEllo

(Yo(Tú(Él(No(Vo(El

¡Qué bicicleta! = wat een (mooie) fiets!¡Qué bueno! = wat fijn!

¡Qué bien! = wat leuk!

Felipe es el amigo de Juan.

¡Qué toro! = wat een geweldige stier!

¡Qué va! = welnee! / kom nou!

¡Qué vida! = wat een leven!

Ana es la amiga de Rosa.

4

Werkwoord: estar = zijn

Onderwerp Werkwoordsvormestoy aquí. Ik ben hier.estás allí. Jij bent daar.

ella/usted está en casa. Hij/zij/u is thuis.sotros/nosotras estamos aquí. Wij zijn hier.sotros/vosotras estáis allí. Jullie zijn daar.s/ellas/ustedes están en el camping. Zij/u zijn op de camping.

Werkwoord: ser = zijn

(Onderwerp) Werkwoordsvorm) Soy Juan. Ik ben Juan.) ¿Eres Rosa? Jij bent Rosa.

/ella/usted) Es mi amigo. Hij is mijn vriend.sotros/nosotras) Somos amigos. Wij zijn vrienden.sotros/vosotras) Sois chicos. Jullie zijn jongens.

los/ellas/ustedes) Son chicas. Zij zijn meisjes.

Werkwoord: llamarse = heten

(Onderwerp) Werkwoordsvorm(Yo) Me llamo Rosa. Ik heet Rosa.(Tú) ¿Cómo (tú) te llamas? Hoe heet jij?(Él/ella/usted) Se llama Felipe. Hij heet Felipe.

Page 5: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

Hoofdstuk 2

Werkwoord: estar = zijn

Werkwoordsvorm Vertaling

Estoy aquí. Ik ben hier.Estás allí. Jij bent daar.Está en casa. Hij/zij/u is thuis.

Estamos aquí. Wij zijn hier.Estáis allí. Jullie zijn daar.Están en el camping. Zij/u zijn op de camp

Werkwoord: ser = zijn

Werkwoordsvorm Vertaling

Soy Juan. Ik ben Juan.¿Eres Rosa? Jij bent Rosa.Es mi amigo. Hij is mijn vriend.Somos amigos. Wij zijn vrienden.

Sois chicos. Jullie zijn jongens.Son chicas. Zij zijn meisjes.

Uit:Soy de ...(Ik kom uit ...)

Soy ... (Ik ben .mannelijk / vrou

Nederland Holanda holandés / holan

Duitsland Alemania alemán / alem

Frankrijk Francia francés / franc

GrootBrittannië

Gran Bretaña inglés / ingle

België Bélgica belga / belg

Spanje España español / espa

Werkwoord: llamarse = heten

Werkwoordsvorm Vertaling

(Yo) Me llamo Rosa. Ik heet Rosa.¿Cómo (tú) te llamas? Hoe heet jij?

(Él) Se llama Felipe. Hij heet Felipe.

MANNELIJK:ENKELVOUD MEERVOUD

el chicoel amigoel españolel francés

los chicoslos amigoslos españoleslos franceses

Leerdoelen:zeggen waar je vandaan komt en waar jeniet vandaan komtzeggen waar je woontde mannelijke en de vrouwelijke woorden

5

ing.

..)welijk

Uitspraak

desa Olanda olandis / olandi-sa

ana Ali-manja ali-man / ali-mana

esa FranӨja franӨis / franӨi-sa

sa Gran Bri-tanja ienglis / iengli-sa

a BilXieka bilga / bilga

ñola Ispanja ispanjol / ispanjola

Werkwoord: vivir = wonen

Werkwoordsvorm Vertaling

(Yo) Vivo en Huissen. Ik woon in Huissen.¿Dónde (tú) vives? Waar woon jij?Juan vive en Banyoles. Juan woont in Banyoles.

VROUWELIJKENKELVOUD MEERVOUD

la chicala amigala españolala francesa

las chicaslas amigaslas españolaslas francesas

usted =

Page 6: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

6

Leerdoelen:

zeggen waar je naar toe gaat zeggen wat je van plan bent zeggen hoe je gaat

Hoofdstuk 3

Werkwoord: tener = hebben

Werkwoordsvorm VertalingTengo una bici. Ik heb een fiets.¿Tienes una bici? Heb jij een fiets?Tiene una bici. Hij heeft een fiets.

Werkwoord: ir = gaan Werkwoord: ir a = gaan / van plan zijn

Werkwoordsvorm Vertaling Werkwoordsvorm VertalingVoy contigo. Ik ga met jou mee. Voy a jugar contigo. Ik ga spelen met jou.¿Vas en bici? Ga je met de fiets? ¿Vas a ir de

compras?Ga je boodschappenhalen?

Ana no va conRosa.

Ana gaat niet metRosa mee.

Ana no va a jugar conRosa.

Ana gaat niet spelen metRosa.

Vamos a casa. We gaan naar huis. Vamos a trabajar. We gaan werken.

Voy en coche.

Voy en moto.

Voy en avión.

Voy en

bicicleta.

Voy a pie.

Alle vraagwoorden tot

¿Cómo? Hoe?

¿Qué? Wat?

¿Dónde? Waar?

¿Adónde? Waarheen

Let op anders in het Spaans dan in het

Nederlands is:

Vas contigo. = Ik ga met jou mee.

¿Vienes conmigo? = Kom/ga je mee met mij?

(‘vienes’ is van het werkwoord ‘venir’ en betekent

komen)

yo = ik

tú = jij

ella = zij

él = hij

usted= u

el carro = de auto (Amerikaans Spaans)

el coche = de auto (Spaans)

Hay betekent:

“er is” òf

“er zijn”.

l

Viviendas: (woningen)

- la casa

- el apartamento/el piso

- la caravana

- la tienda

- la escuela (de school)

creo que sí = ik denk van we

nu toe op een rij:

?/Waarnaartoe?

Page 7: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

7

grijs = gris

grijs haar = el pelo cano

Los otros parientes de la familia, mn/vr:

(familieleden, mannelijk/vrouwelijk)padre / madre =…………………………………

abuelo / abuela =…………………………………

hijo / hija =…………………………………

hermano / hermana =…………………………………

tío / tía =…………………………………

nieto / nieta =…………………………………

primo / prima =…………………………………

sobrino / sobrina =…………………………………

- la chica

- el ojo az

- la nariz

enkelvo

- woord e

- woord e

klinker:

- woord e

- grande

Hoofdstuk 4

blanco

rojo

azul

verde

naranja

marrón

Leerdoelen:

je familie beschrijven telwoorden kleuren zeggen hoeveel jaar je bent beroepen

u

g

u

in

in

in

el hombre = de man

la mujer = de vrouw

el marido = de echtgenoot

la esposa = de echtgenote

el niño = het jongetje

la niña = het meisje

cariño/amor/

amorcito = liefje

- las chicas

l - los ojos azules

(ook: las narices azules)

rande - las narices grandes

d: meervoud:

digt op klinker: + s

Er zijn mannelijke woorden en vrouwelijke.

alto bajo alta baja

delgado gordo delgada gorda

moreno rubio morena rubia

guapo feo guapa fea

bueno malo buena mala

digt op mede-

+ es

digt op z: z wordt c + es

grandes

negro

amarillo

gris

Page 8: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

8

Contar hasta cien

0 cero si-ro

1 uno oeno

2 dos dos

3 tres tris

4 cuatro kwatro

5 cinco Өienko

6 seis seis

7 siete sji-ti (kip!)

8 ocho otsjo*

9 nueve nwi-bi

10 diez djis

11 once onӨi

12 doce doӨi

13 trece treӨi

14 catorce katorӨi

15 quince kienӨi

16 dieciséis dji-Өieseis

17 diecisiete dji-Өiesji-ti

18 dieciocho dji-Өieotsjo

19 diecinueve dji-Өienwi-bi

20 veinte beinti

21 veintiuno beintie-oeno

22 veintidós beintiedos

30 treinta treinta

31 treinta y uno treinta ie oeno

32 treinta y dos treinta ie dos

40 cuarenta kwarinta

41 cuarenta y uno kwarinta ie …

42 cuarenta y dos ……

50 cincuenta Өienkwinta

60 sesenta si-sinta

70 setenta si-tinta

80 ochenta otsjinta

90 noventa nobinta

100 cien (ciento) Өjin (Өjinto)

W

dlic

b

(d

b

Tener = bezitten, hebben

(yo) tengo

(tú) tienes

(él/ella) tiene

(nosotros/-as) tenemos

(vosotros-/as) tenéis

(ellos/ellas) tienen

Tengo nueve años, ¿y tú?

HAARKLEUREN:

pelirrojo = roodharig

rubio = blond haar

castaño = kastanjebruin

moreno = donker van

ist je dit al?

onker blond = rubio oscuroht blauw = azul claro

ruin worden = broncearse of

oor de zon) ponerse moreno

lauwgroen = verde azulado

huid, haar en ogen

pelo rizado =

krullend haar

Page 9: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

9

Hoofdstuk 5

El reloj (de klok)

Hoe laat is het?

Het is één uur. Es la uHet is drie uur. Son las

Het is vijf uur ‘s middags. Son lasHet is vijf voor half negen. Son las

Het is half negen. Son las

Het is vijf over half zes. Son lasHet is kwart voor zes. Son las

De school begint om half negen precies. La escpunto.

meteen en segrond middernacht medianrond 12 uur ‘s middags mediodhet uur, de minuut, de seconde la hora

de klok el relojel timbla camel desp

¿Qué te

gusta hacer?

M

Leerdoelen:

zeggen welke sport je doet. zeggen van welk dier je houdt. de ‘Spaanse’ klok leren kijken.

¿Qué hora es?

na. (Es la una hora.)tres. (Son las tres horas.)

cinco de la tarde.ocho y veinticinco.ocho y media.seis menos veinticinco.seis menos cuarto.

uela empieza a las ocho y media en

uida, inmediatamenteocheía, el minuto, el segundo(ook: het horloge)re (voordeurbel)pana (torenklok)ertador (wekker)

Hacer =

doen.

e gusta saltar en

el prado.

Page 10: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

1

Hoofdstuk 6

Bijwoorden van plaats

1. La sala está a la izquierda del pasillo.

2. El garaje está a la derecha del pasillo.

3. La cocina esta detrás del pasillo.

4. El jardín está delante de la casa.

5. Los dormitorios están encima del piso bajo

6. El lavabo está al lado de la cocina, a la der

7. El coche está en el garaje.

8. El piso bajo está debajo del primer piso.

Rangtelwoorden.1e primero/-a 6e sexto/-a 11e

2e segundo/-a 7e séptimo/-a 12e

3e tercero/-a 8e octavo/-a van

oms

Pau4e cuarto/-a 9e noveno/-a

5e quinto/-a 10e décimo/-a

Opmerking:

Bij primero en tercero valt de -o weg voor ee

vb.: el primer día (de 1e dag) en el tercer pis

Let op:

Mi dormitorio está encima “de el” salón.

wordt:

Mi dormitorio está encima del salón

Dus: de + el wordt del

la planta = de verdieping = el piso

la habitación = de woonruimte/

de kamer = el cuarto

Leerdoelen:

mijn huis, mijn buurt en mijn slaapkamerbeschrijven.

een brief schrijven. de rangtelwoorden. het werkwoord “hay” gebruiken

0

.

echa.

undécim

duodéc

af de tiende w

chreven met

s Johannes d

n mannelijk z

o (de 3e verd

co

co

1…links van…

2…rechts van…

3… achter…

4…voor…

5…bovenop…

6…naast…

7…in…

o/-a

imo/-a

ordt het rangtelwoord

een telwoord:

e 23e = El Papa Juan Veintitrés.

elfstandig naamwoord enkelvoud:

ieping)

‘aún y

todavía’ = nog

mer = eten

medor = eetkamer

8…onder…

Page 11: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

11

Hoofdstuk 7

LET OP! - ¡ATENCIÓN!

la esquina de hoek van de straatel rincón de hoek van de kamer

la avenida de boulevel paseo de laan (bla calle de straatla callejuela het straatel callejón de steegel camino het padla carretera de grotela autopista de snelw

Maak gebruik van (een deel va

voorbij de kerk pasadIs het ver naar het dorp? ¿Es leHoe ver is het naar de stad? ¿QuéHet is dichtbij de school. Está chier in de buurt cercain de buurt van de sporthal en la

(of: en

Pensar = denken

(yo) pienso

(tú) piensas

(él/ella) piensa

(nosotros/-as) pensamos

(vosotros/-as) pensáis

(ellos/ellas) piensan

Leerdoelen:

de weg vragen / beschrijven. winkels benoemen. de straat en het plein beschrijven.

ardoulevard)

je

wegeg

n) de volgende zinnen:

a la iglesiajos al pueblo?distancia hay a la ciudad?erca de la escuela.de aquí

cercanía de la sala de deportela cercanía del polideportivo)

al fondo = achterin

por delante de = langs

Poder = kunnen, mogen

(yo) puedo

(tú) puedes

(él/ella) puede

(nosotros/-as) podemos

(vosotros/-as) podéis

(ellos/ellas) pueden

Page 12: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

12

un gramo = één gram pagar = betalen pedir = vragen om, bestellen preguntar = vragen (naar)

caminar /

andar

= lopen

“se” = men, haar,

hem, u elkaar of zich

lo mismo

¡Oiga camarero,

Hoofdstuk 8

este / esta ... aqese / esa ... ahí /aquel / aquella …

grande más grande

pequeño más pequeñoDat is gemakkelijk in het Spaans……………Maar er zijn uitzonderingen. Kijk naar de volgende vo1. bueno - mejor - el/la mejor (goed - beter - best)

- más bueno - el/la más bueno2. malo - peor - el/la peor (slecht - slechter - s

- más malo - el/la más malo3. grande - mayor - el/la mayor (groot/oud - ouder -

- más grande - el/la más grande4. pequeño - menor - el/la menor (klein/jong - jonger

- más pequeño - el/la más pequeño1. Este refresco sabe el mejor.

Ana es la más buenaDeze frisAna is h

2. ¿Quién es el peor de todos?Pepe es el chico más malo de todala calle.

Wie is dPepe isstraat.

3. Luis es mayor que Felipe.España es más grande que Italia.

Luis is oSpanje i

4. Clara es su hermana menor.España es más pequeña que Francia.

Clara isSpanje i

demasia

el cambio = het

lgeld¿En qué puedo

servirle?

(Waarmee kan ik u

van dienst zijn?)

agua, por favor!

Leerdoelen:

boodschappen halen. geld betalen en geld

terugkrijgen. openings- / sluitingstijden. goed - beter - best.

wisse

que/igual que = hetzelfde als

uí dit / deze ... hierallí dat / die ... bij jou daarmás allí dat / die … daarginds

el más grande

el más pequeño

orbeelden en lees ze hardop:

lechtst)

oudst)

- jongst)

drank smaakt het best.et liefste.e slechtste van allemaal?de stoutste jongen van de hele

uder dan Felipe.s groter dan Italië.zijn jongste zus.s kleiner dan Frankrijk.

En zing samen de

uitzonderingen

nog een keer met

luide stem!

do = te caro = duur

Page 13: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

13

Hoofdstuk 9

Los días de la semana:

lunes (maandag)

martes

miércoles

jueves

viernes

sábado

domingo

Los meses del año:

enero julio

febrero agosto

marzo septiembre

abril octubre

mayo noviembre

junio diciembre

Estaciónes del a

la primavera (de

el verano (de zom

Nieuwjaar

Driekoningen

Pasen

Pinksteren

Kerstnacht

Kerstmis

Oudejaarsavond

’s morgens héél

’s morgens

’s middags

’s avonds/’s nac

zondags

de dag

de week

het weekeinde

de maand

het jaar

de eeuw

¿Qué fecha es?

of

¿A cuántos estamos?

Leerdoelen:

het weer beschrijven. naar het strand gaan. dagen, maanden en jaargetijden.

ño (jaargetijden):

lente) - el otoño (de herfst)

er) - el invierno (de winter)

= Año Nuevo

= los Reyes Magos

= Pascuas

= Pentecostés

= Noche Buena

= Navidad

= Noche Vieja

vroeg = por la madrugada

= por la mañana

= por la tarde

hts = por la noche

= los domingos

= el día

= la semana

= el fin de semana

= el mes

= el año

= el siglo

En, hoe leer jij deze blokken nu het

gemakkelijkst?

Weet je dat al?

Geef je idee eens door aan andere

Juan y Rosa-leerlingen op het weblog

van Juan y Rosa of op hun hyves-site.

weblog:

hyvessite:

Page 14: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

Más:

- antes de = voordat - siempre = altijd

- después de = nadat/na - a veces = soms

- luego/después= daarna - ahora = nu

- entonces = dus, dan - aún/todavía = nog

- primero = eerst/ten - pronto = spoedig

eerste

- finalmente = tenslotte - ya = al, reeds

- ¿Cómo está el cielo?

Más:

- Hace mal tiempo.

- Hace sol.

- Hace mucho viento.

- Hace treinta grados.

- Hace bastante (nogal) frío.

- Hace mucho calor (warm).

- Es caluroso, frío, agradable.

- El cielo está despejado (onbewolkt).

14

- El cielo está nublado / cubierto (bewolkt).q

q

q

q

SOL PONIENTESOL NACIENTE

¿Cuándo es tu cumpleaños? =

Wanneer is je verjaardag?

¿Cuántos años vas a cumplir? =

Hoeveel jaar word je?

Más:

- ¿Qué temperatura hace?

- ¿Cuántos grados hace?

uedar = resteren, goed staan

uedar en = afspreken

uedarse = blijven, achterblijven

uedarse con = houden

dejar = laten, verlaten,

achterlaten

descansar = uitrusten

cansar = vermoeien

Page 15: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

15

Hoofdstuk 10

escríbebésamook plaSpaanslavarselávatelavarlavarsecállatesiéntate

De Spaanse plakkunst:

Geef mij het boek = Da-me el libro

wordt: Dame el libro

El libro is een mannelijk woord dus ook: Dámelo

Geef me de tas = Dámela

(Weet je waarom we nu “la” gebruiken, bij “dá-

me-la”?)

Deze plakkunst wordt onder andere gebruikt bij

gebiedende wijs: geef me het, breng het boek,

ga zitten, schrijf me, etc.

Carnaval es a los finales de

febrero.

Día de San Valentín es el

catorce de febrero.

La Feria de Abril es en abril. El día de San Isidro es el

quince de mayo.

La Tomatina es en agosto

en Bunyol.

El día de la

Hispanidad es

el doce de

octubre.

Leerdoelen:

afscheid nemen. Spaanse feesten. Spaanse “plakkunst”.

Ejemplos

me schrijf mee kus mekken wij met gebiedende wijs bije werkwoorden zoals:, callarse, sentarse

was jewassenzich wassenhou je mond / zwijgga zitten

Las Fallas son en marzo.

(cinco días)

Las fiestas de San Fermín es

el siete de julio.

El día de los Muertos es el

dos de noviembre.

Page 16: Groene- Blokken- Boekje · 3 Hoofdstuk 1 Uitleg Spaanse letters en klanken. Zie je deze letter in het Spaans: LETTER Spreek het dan uit zoals in de blauwe vakken: KLANK-j of g voor

16

Más:

- no, no puedo ir contigo.

- no, tenemos que ir a casa dentro de

cinco minutos.

- no, no me gustan las fiestas.

Ir = gaan

(naar een plaats waar de spreker nu

niet is)

voy vamos

vas vais

va van

vb.:

¿Mañana, vas conmigo a a playa?

Voy. (Ik kom.)

De gebiedende wijs voor de jij-vorm van het werkwoord ‘zeggen’ vormt

uitzondering. (Er zijn nog 6 andere uitzonderingen, zie boek 2.)

Zeggen = decir

Hij zegt = dice Zeg mij! = Di a mí = Dime

(dígame is de ‘U-vorm’, welke gebruikt wordt aan de telefoon)

De gebiedende wijs voor de jij-vorm is de

werkwoordsvorm voor hij/zij/het; escribe, cuenta, etc.

De gebiedende wijs voor de jij-vorm van het werkwoord aandoen en weggaan

een uitzondering.

1. Aandoen = ponerse 2. Weggaan = irse

Hij doet de trui aan. = Se pone el jersey. Hij gaat weg. = Se va

Doe de trui aan! = Pon-te el jersey. Ga weg! = Ve-te

wordt: ¡Póntelo! wordt

(Er zijn nog 4 andere uitzonderingen, zie deel 2, “Juan y Rosa están en casa”.

mij = me

jou = te

hem = lo

haar = la

het = lo

jamás = nunca

(nooit)

Más:

- sí, vale

- sí, bien

- sí, claro

- sí, de acuerdo

- sí, fenomenal

- sí, es una idea

maravillosa

Más:

- ¿Vamos a cantar?

- ¿Vienes a buscarme?

- ¿Pasas a buscarme?

- ¿Pasas por casa de mí?

Más:

- un besito (een

kusje) más

- un abrazo

(omhelzing)

Venir = komen

(naar een plaats waar de spreker nu

is)

vengo venimos

vienes venís

viene vienen

vb.:

¿Mañana, vienes a mi casa?

een

vormen ook

.

(zie tarea 7.5)

: ¡Vete!

)