Grasland - Lannoo · PDF fileNieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A...

3
Nieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A 9850 Hansbeke www.lannoo-martens.com Grasland Achtergrondinfo Ruwvoeder voor paarden mag niet te fel bemest geweest zijn en dient voldoende lang gestaan te hebben. Bij te veel bemesting krijgen we vaak snelle groei zonder veel vezel in het ruwvoeder en een hoog eiwitgehalte. Paarden hebben echter in hun rantsoen steeds een eiwitoverschot. Bij de vertering van dit hoge gehalte aan eiwitten wordt veel ureum gevormd wat door het lichaam wordt afgevoerd via de urine. Met als gevolg dat de paarden veel gaan drinken en veel gaan urineren om de eiwitten te verwerken. Bij echt hoge eiwitgehalten in het rantsoen kan zelfs eiwitvergiftiging optreden. Een hoog eiwitgehalte gaat vaak samen met weinig structuur waardoor het voeder te snel het verteringsapparaat passeert en er enerzijds niet vast gemest wordt, anderzijds worden de aangeleverde voedingsstoffen niet ten volle benut. Een hoog suikergehalte in het ruwvoeder kan de oorzaak zijn van gaskoliek bij de paarden. Jong gras wordt gekenmerkt door meer blad en minder stengel en heeft daardoor een laag ruwe celstofgehalte (= structuur/vezel) en een hoge energiewaarde. Dit uit zich in een hoog suikergehalte (vooral fructaan) en een hoog eiwitgehalte. Graslandvernieuwing Het opnieuw inzaaien van grasland gebeurt best in de periode tussen half augustus en begin september voor paardenweiden. De grassoorten in paardenweiden hebben immers deze tijd nodig om te kiemen voor de winter. Soms wordt ook in het voorjaar ingezaaid of doorgezaaid. Dan heb je wel het nadeel dat dit gras in het begin van het seizoen weinig zal opbrengen. Graslandvernieuwing wordt noodzakelijk wanneer er te veel ongewenste grassen / onkruiden in de weide komen. Dit doet de productiviteit en de smakelijkheid van de weide dalen. Ook het te veel kapot lopen van de zode of het te kort afgrazen van de weide waardoor minderwaardige grassen en onkruiden de kans krijgen om zich te vestigen, kan aanleiding geven tot het vernieuwen van het grasland. Paarden hebben de “slechte” eigenschap niet te grazen waar ze mesten. Hierdoor ontstaan plaatsen waar de paarden niet meer grazen. Met de jaren worden deze gewoonlijk groter. Indien deze te groot worden in verhouding met de oppervlakte van de weide kan men ook tot graslandvernieuwing overgaan. Voor het inzaaien van een paardenweide wordt best geopteerd voor een graszaadmengsel speciaal voor paardenweiden. Dit wil zeggen een mengsel met soorten die voldoende zode vormen zodat de weide niet te snel kapot gelopen wordt, die voldoende structuur leveren (paarden houden niet van bladrijk gras) en die toch voldoende opbrengst leveren. Grassoorten die vaak in deze mengsels voorkomen zijn Engels raaigras, veldbeemdgras, thimothee, beemdlangbloem, roodzwekgras,… Klaver wordt minder vaak gebruikt omdat klaver een hoog eiwitgehalte heeft en minder structuur. Bemesting algemeen Indien het grasland begraasd wordt zal het minder meststoffen nodig hebben dan bij maaien omdat veel minder voedingsstoffen van het perceel worden gehaald. De bemesting kan deels worden ingevuld door het injecteren van dierlijke mest. Hierbij dien je ermee rekening te

Transcript of Grasland - Lannoo · PDF fileNieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A...

Page 1: Grasland - Lannoo  · PDF fileNieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A 9850 Hansbeke   Grasland Achtergrondinfo Ruwvoeder

Nieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A 9850 Hansbeke www.lannoo-martens.com

Grasland Achtergrondinfo Ruwvoeder voor paarden mag niet te fel bemest geweest zijn en dient voldoende lang gestaan te hebben. Bij te veel bemesting krijgen we vaak snelle groei zonder veel vezel in het ruwvoeder en een hoog eiwitgehalte. Paarden hebben echter in hun rantsoen steeds een eiwitoverschot. Bij de vertering van dit hoge gehalte aan eiwitten wordt veel ureum gevormd wat door het lichaam wordt afgevoerd via de urine. Met als gevolg dat de paarden veel gaan drinken en veel gaan urineren om de eiwitten te verwerken. Bij echt hoge eiwitgehalten in het rantsoen kan zelfs eiwitvergiftiging optreden. Een hoog eiwitgehalte gaat vaak samen met weinig structuur waardoor het voeder te snel het verteringsapparaat passeert en er enerzijds niet vast gemest wordt, anderzijds worden de aangeleverde voedingsstoffen niet ten volle benut. Een hoog suikergehalte in het ruwvoeder kan de oorzaak zijn van gaskoliek bij de paarden. Jong gras wordt gekenmerkt door meer blad en minder stengel en heeft daardoor een laag ruwe celstofgehalte (= structuur/vezel) en een hoge energiewaarde. Dit uit zich in een hoog suikergehalte (vooral fructaan) en een hoog eiwitgehalte. Graslandvernieuwing Het opnieuw inzaaien van grasland gebeurt best in de periode tussen half augustus en begin september voor paardenweiden. De grassoorten in paardenweiden hebben immers deze tijd nodig om te kiemen voor de winter. Soms wordt ook in het voorjaar ingezaaid of doorgezaaid. Dan heb je wel het nadeel dat dit gras in het begin van het seizoen weinig zal opbrengen. Graslandvernieuwing wordt noodzakelijk wanneer er te veel ongewenste grassen / onkruiden in de weide komen. Dit doet de productiviteit en de smakelijkheid van de weide dalen. Ook het te veel kapot lopen van de zode of het te kort afgrazen van de weide waardoor minderwaardige grassen en onkruiden de kans krijgen om zich te vestigen, kan aanleiding geven tot het vernieuwen van het grasland. Paarden hebben de “slechte” eigenschap niet te grazen waar ze mesten. Hierdoor ontstaan plaatsen waar de paarden niet meer grazen. Met de jaren worden deze gewoonlijk groter. Indien deze te groot worden in verhouding met de oppervlakte van de weide kan men ook tot graslandvernieuwing overgaan. Voor het inzaaien van een paardenweide wordt best geopteerd voor een graszaadmengsel speciaal voor paardenweiden. Dit wil zeggen een mengsel met soorten die voldoende zode vormen zodat de weide niet te snel kapot gelopen wordt, die voldoende structuur leveren (paarden houden niet van bladrijk gras) en die toch voldoende opbrengst leveren. Grassoorten die vaak in deze mengsels voorkomen zijn Engels raaigras, veldbeemdgras, thimothee, beemdlangbloem, roodzwekgras,… Klaver wordt minder vaak gebruikt omdat klaver een hoog eiwitgehalte heeft en minder structuur. Bemesting algemeen Indien het grasland begraasd wordt zal het minder meststoffen nodig hebben dan bij maaien omdat veel minder voedingsstoffen van het perceel worden gehaald. De bemesting kan deels worden ingevuld door het injecteren van dierlijke mest. Hierbij dien je ermee rekening te

Page 2: Grasland - Lannoo  · PDF fileNieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A 9850 Hansbeke   Grasland Achtergrondinfo Ruwvoeder

Nieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A 9850 Hansbeke www.lannoo-martens.com

houden dat varkensmest minder geschikt is voor paardenweiden omdat dit voor een hoog fosforgehalte zorgt en zo de calcium/fosfor-verhouding in het rantsoen scheef trekt. Deze dient immers tussen de 1,5 en 2 te liggen om beenderontkalking te voorkomen. Ongeveer 10 m³ dierlijke mest per ha is voldoende omdat een hoger gehalte zou zorgen voor een hoog kaliumgehalte dat de opname van magnesium en andere sporenelementen beperkt. Stikstofbemesting gebeurt best in verschillende giften 3-5 x per jaar. Hierbij dien je rekening te houden met het feit dat verbranding kan optreden bij stikstofgift tijdens een droge periode. De paarden mogen ongeveer 14 dagen niet op de weide na het bemesten met stikstof. Het beste voor paarden is dat de weide langzaam groeit (snelle groei zorgt voor een hoog eiwitgehalte), maar een hoge stikstofgift zorgt voor een groeispurt. Stikstof uit drijfmest komt langzaam vrij. Ook door het bemesten met kalkcyanamide krijg je een stelselmatige groei. Kalkcyanamide zorgt ook voor verdringing van onkruiden en het vernietigen van wormlarven. Verder zorgt kalkcyanamide er voor dat de grond minder zuur wordt. Na bemesting met kalkcyanamide mogen de paarden twee à drie weken niet op de weide. De eerste bemesting gebeurt best eind februari, de tweede eind juni. Fosfor is vooral nodig in het voorjaar omdat het zorgt voor betere wortelontwikkeling van de jonge plantjes zodat de zode beter herstelt. Door een hoog kaliumgehalte in de meeste paardenweiden wordt magnesium minder goed opgenomen. Daarom is bemesting met een meststof met een hoog magnesiumgehalte aan te raden vb. magnesamon. In het najaar kan je de PH van de weide weer op peil krijgen door een bekalking te doen. Ook bemesting tijdens het seizoen met kalkcyanamide zorgt voor een hogere PH, dus minder zure grond. Kalkcyanamide bevat gemiddeld ongeveer 20 % stikstof en 50% kalk (CaO). Bemestingsadvies Het best kan je uw grond laten analyseren door de bodemkundige dienst. Hierna wordt een bemestingsadvies opgemaakt om de grond optimaal te krijgen. Indien de grond voldoende inhoud heeft volstaat volgende bemesting. Stikstof: ongeveer 300 kg stikstof op jaarbasis per ha waarbij de eerste gift in maart 100 – 120 kg stikstof bedraagt, waarna nog 3-4 giften van ongeveer 50 kg per ha. Fosfaat: 1ste gift: 45 kg per ha, daarna per snede 20-25 kg per ha. Bij beweiden volstaat nog 2-3 x per jaar een gift van 25 kg / ha op het beweide deel van de weide. Kalium: meestal zijn paardenweiden rijk aan kalium en zal er met kalium niet bemest dienen te worden. Ook voor maailand is de nood aan kalium sterk afhankelijk van de bodeminhoud. Deze schommelt tussen 0 en 120 kg bij de eerste snede en 0 en 70 kg bij de volgende sneden. Vermits de stikstofgiften op paardenweiden niet zo hoog zijn zal de opbrengst niet zeer hoog zijn en zal ook een kaliumbemesting van ongeveer 50 kg per snede vaak volstaan. Magnesium: een onderhoudsbemesting van 50 kg MgO per ha op jaarbasis volstaat normaal. Kalk: kalkbemesting is volledig afhankelijk van de zuurtegraad van de bodem. Management De gezondheid van een paardenweide hangt af van het management. De plaatsen waar de paarden niet grazen worden best afgemaaid wanneer ze het gras te lang wordt om verstikking van de zode te voorkomen. Paarden snijden het gras af met hun tanden. Dit maakt dat ze het zeer kort kunnen afgrazen. Een te hoge bezetting op een bepaalde oppervlakte heeft als gevolg dat het gras te kort wordt afgegraasd (tot onder de groeipunten) met een grote opbrengstderving als gevolg. Je kan dit eventueel oplossen door de weide in te delen in

Page 3: Grasland - Lannoo  · PDF fileNieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A 9850 Hansbeke   Grasland Achtergrondinfo Ruwvoeder

Nieuwsbrief april 2007 Voeders Lannoo-Martens Vaartstraat 32A 9850 Hansbeke www.lannoo-martens.com

verschillende stukjes en de paarden om te weiden wanneer het gras kort wordt zodat het gras terug kan recupereren. Men dient ook de giftige kruiden te kunnen herkennen en eventueel verwijderen (sint-jacobskruid, Sint-Janskruid, hondsdraf, veldzuring, nachtschade, boterbloem, paardenstaart,…). Best dienen de mollen bestreden te worden. In weide zijn mollen vaak niet zo een groot probleem, maar in maailand zorgen ze voor verontreiniging van zand in voordroog of hooi. Maaien Het maaien van het gras gebeurt het best wanneer het in de are begint te komen. Vanaf dit het geval is stopt het gras praktisch met groeien en op dit ogenblik zal het gras normaal gesproken voldoende structuur (ruwe celstof) bevatten. Meestal wordt voor paarden gemaaid in de periode begin tot 20 juni. Het best voor paarden is ruwvoeder met een hoog droge stof gehalte (voordroog 65-80%; hooi:80-90 %). Hierbij kan voordroog best rond de 70% droge stof bevatten en hooi meer dan 85%. Dit maakt dat de voordroog min. 3 – 5 dagen zal moeten drogen en het hooi 5-8 dagen afhankelijk van het weer. Regen tijdens het drogen, meer schudden en langer drogen zorgen voor een daling van de inhoud van het hooi of de voordroog per kg droge stof.