GR-30 · 2011-02-09 · GR-30 Handleiding 4 1. Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de GR-30 en...

84
1 GR-30 Guitar Synthesizer

Transcript of GR-30 · 2011-02-09 · GR-30 Handleiding 4 1. Voorzorgsmaatregelen Voeding • Schakel de GR-30 en...

1

GR-30Guitar Synthesizer

GR-30 Handleiding

2

Inhoud

1. Voorzorgsmaatregelen . . . . . . . . . 4

2. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

2.1 Wat is een “gitaarsynthesizer”?, 52.2 Wat kunt u met de GR-30 allemaal doen?, 5

3. Voorzieningen op de panelen . . . . 7

4. Spelen op de GR-30 . . . . . . . . . . . 10

4.1 Wat hebt u nodig?, 10

GK-2A installeren, 10Welke gitaren kunt u niet met de GK-2A gebruiken?, 10

4.2 Aansluitingen, 114.3 Inschakelen en stemmen, 12

Play-mode, 12Gevoeligheid van de pickup, 12Gitaar stemmen, 13Stemmen op andere instrumenten, 13

4.4 GR-30 aansturen, 14

Gitaarspelen met een Patch, 14

5. Klanken kiezen . . . . . . . . . . . . . . . 16

5.1 Wat is een Patch?, 16

Patches die u kunt herschrijven (User Patches), 16

5.2 Patches kiezen: vier methodes, 16

Patches kiezen op de GK-2A, 16Patches kiezen met de GR-30, 17Patches kiezen met de GR-30 plus een externe voetschakelaar, 18Patches kiezen met een externe MIDI Foot Controller, 18

5.3 Patch-volgorde veranderen, 19

Patches herordenen (Write To), 19

6. Andere functies van de pedalen . 21

6.1 Pedal Effect-mode kiezen, 21

Effecten sturen in de Play-mode, 21

6.2 Arpeggiator en Harmonist in- en uitschakelen, 21

In- en uitschakelen, 21Opmerkingen omtrent het display, 22

6.3 Effecten die u kunt aansturen, 226.4 Tuner inschakelen met een pedaal, 23

7. Drie bedieningsmodes . . . . . . . . . 24

7.1 Play-mode, 247.2 Pedal Effect-mode, 257.3 Edit-mode, 257.4 Modes kiezen en verlaten, 26

8. Patches wijzigen . . . . . . . . . . . . . . 27

8.1 Structuur van een Patch, 27

Twee Tones per Patch, 27Wat zit er nog in een Patch?, 27Arpeggiator/Harmonist en Patches, 27

8.2 Patches opslaan, 27

Andere schrijfbestemming kiezen (WRITE TO…), 28Opmerkingen in verband met het opslaan van Patches, 28

8.3 Patch-data extern opslaan, 28

System- en Patch-data naar een MIDI-apparaat zenden, 29

8.4 Klanken maken, 29

Tones kiezen, 29Attack, Release en Brightness aanpassen, 30

8.5 Tones combineren (Layer), 31

Bepalen welke Tones u hoort, 31Tones “ontstemmen”, 31Tones transponeren, 31Verschillende instellingen voor verschillende snaren kiezen (STRING SELECT), 32Balans tussen eerste en tweede Tone, 32Wat moet u doen als u een Tone niet hoort?, 32

8.6 Volume per Patch opslaan, 338.7 “Customizen”, 33

Play Feel kiezen, 33Envelope Follow-opties, 34Reactiesnelheid van de synthesizer, 35

8.8 Stereopositie (Pan) van de Tones, 35

Werkwijze, 35Panning opties (in stap 3), 36

8.9 Chromatic: stabiele toonhoogte, 36

Chromatic activeren, 36Chromatic-opties, 37Mogelijke toepassingen, 37

9. Ingebouwde effecten . . . . . . . . . . 38

9.1 Over de effecten, 389.2 Effecten instellen, 38

Reverb-type kiezen, 38Reverb-volume/tijd instellen, 39

9.3 Chorus-effect, 39

Chorus-type kiezen, 39

9.4 Alle effecten uit (Effect Bypass), 40

Wat moet u doen als u de effecten niet hoort?, 40

10. Pedaalfuncties instellen . . . . . . . 41

10.1 WahWah-type kiezen, 4110.2 Pitch Glide-type kiezen, 4210.3 Hold type kiezen, 43

Inhoud,

3

10.4 Zwelpedaal gebruiken, 44

11. Arpeggiator . . . . . . . . . . . . . . . . . 47

11.1 Even voorstellen, 4711.2 Toepassingen van de Arpeggiator, 47

“Gitaar-achtige” arpeggio’s, 47Techno (Dance) arpeggio’s, 48Tremolo-effecten, 48Andere toepassingen, 48

11.3 Hold-functie met Arpeggiator, 48

Beschikbare Hold-opties wanneer de Arpeggiator is ingeschakeld, 48

11.4 Arpeggiopatronen wijzigen, 50

Arpeggiator in- en uitschakelen, 50Tones voor de arpeggio kiezen, 50Tempo instellen en synchroniseren (A-TEMPO), 51Tap tempo, 51Nootlengte aanpassen (A-DURATION), 52Nootwaarden en ritme selecteren (A-RHYTHM), 52

11.5 Arpeggiopatroon kopiëren uit een andere Patch, 53

11.6 Arpeggiopatronen programmeren, 53

Noot voor noot programmeren: “Step” methode, 54Werken zoals met een bandopnemer: “realtime” methode, 55Arpeggio-data opnemen met een computer of sequencer, 56Mogelijke problemen bij het opnemen van patronen, 56

12. Harmonist . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58

12.1 Even voorstellen, 5812.2 Toepassingen, 5812.3 Bediening, 59

Harmonist in- en uitschakelen, 59Tones kiezen voor de Harmonist, 59Interval instellen (h-style), 60Interactie tussen transpositie en “h-style”, 60Toonaard kiezen (h-key), 61Toonaard kiezen met een MIDI-instrument (h-remote), 61Majeur en mineur kiezen tijdens het spelen, 62

13. Systeemuitbreiding: MIDI. . . . . . 63

13.1 MIDI, 6313.2 MIDI-klankbron aansturen, 63

Aansluitingen, 63Nodige instellingen, 63Mono Mode/Poly Mode, 64Patches kiezen en parameters aansturen via MIDI, 65Verschillende klanken voor verschillende snaren, 65

MIDI-bankkeuze, 66Arpeggiator of Harmonist en MIDI, 67Envelope Follow- functie en MIDI, 67MIDI-instrumenten aansturen met de pedalen van de GR-30, 67

13.3 Gitaarnoten getransponeerd naar MIDI OUT zenden, 68

Wat doet u als de externe klankmodule niet reageert zoals u verwacht, 68

13.4 Opnemen met een sequencer, 68

Partijen met een sequencer opnemen, 69Local ON/OFF, 69Realistisch klinkende partijen voor snaarinstrumenten, 70Data van de Arpeggiator en de Harmonist opnemen, 70Pitch Bend-data beperken, 71Verdeling van MIDI-kanalen: praktijktips, 71

13.5 Moeilijkheden bij het opnemen?, 72

14. Handige functies . . . . . . . . . . . . . 73

14.1 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden (initialiseren), 73

Programmanummers herordenen, 73

14.2 GR-30 als klankbron voor een MIDI-klavier, 73

Poly mode activeren, 73

14.3 GR-30 met verschillende gitaren gebruiken (GUITAR SELECT), 74

14.4 MIDI CC07 uitschakelen, 7414.5 Bend Range-instelling uitschakelen, 75

15. Referentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76

15.1 Mogelijke problemen, 76

Tijdens het spelen op de GR-30, 76Tijdens het editen van Patches, 77Tijdens het aansturen van de GR-30 via MIDI, 78Tijdens het aansturen van een MIDI-instrument vanuit de GR-30, 78

16. Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . 80

17. Tones . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81

18. Index. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83

GR-30 Handleiding

4

1. Voorzorgsmaatregelen

■ Voeding

• Schakel de GR-30 en de overige instrumenten altijd

uit

voordat u ze op elkaar aansluit.

• Sluit de adapter van de GR-30 nooit aan op een stopcon-tact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op zijn aangesloten.

• Let, bij het aansluiten van de adapter op het lichtnet, op het voltage.

• Plaats geen zware voorwerpen op het snoer van de adapter en zorg dat er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en nooit aan het snoer om de draden niet te be-schadigen.

• Als u de GR-30 lange tijd niet wenst te gebruiken, ver-breekt u best de aansluiting op het lichtnet.

• Het zou kunnen gebeuren dat de GR-30 niet naar behoren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u hem weer inschakelt.

■ Plaatsing

• Om problemen te vermijden, dient u de GR-30 te bescher-men tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.

• Plaats de GR-30 niet te dicht in de buurt van een neonlicht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, geli-jkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.

■ Onderhoud

• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmid-del. Wrijf de GR-30 daarna droog met een zachte doek.

• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.

• Zodra de spanning van de batterij niet meer voldoende is, beeldt het display onderstaande prompt af:Laat de batterij dan zo snel mogelijk vervangen.

■ Andere voorzorgsmaatregelen

• Behandel de GR-30 zachtjes.

• Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.) of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige terechtkomen.

• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland hersteldi-enst voordat u de GR-30 in het buitenland gebruikt.

• Als de GR-30 niet naar behoren werkt, schakel hem dan onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de Roland hersteldienst.

Inleiding, Wat is een “gitaarsynthesizer”?

5

2. Inleiding

2.1 Wat is een “gitaarsynthesizer”?

Het compacte uiterlijk van de GR-30 gitaarsynthe-sizer herbergt heel wat functies en kwaliteitsgelui-den. Maar wat is eigenlijk een “gitaarsynthesizer”?

Een synthesizer is een instrument dat op elektro-nische wijze een enorme waaier aan klanken kan voortbrengen. Die klanken moeten uiteraard met “iets” worden gespeeld, en dat is meestal een klavier. Dat heeft een historische reden: een klavier bleek in de pioniersjaren van de synthesizer de makkelijkst te bouwen stuurbron; tenslotte ging het om weinig meer dan een reeks “aan/uit”-schakelaars (eentje voor iedere noot). Door de toevoeging van aanslag- en drukgevoeligheid zijn synthesizerklavieren intus-sen wel expressiever geworden, maar dat wilt nog niet zeggen dat een klavier de ideale stuurbron is voor

alle

soorten klanken (denk maar aan snaar- of blaasinstrumenten).

De gitaar biedt bijvoorbeeld heel wat meer expressieve mogelijkheden. Aan gitaristen hoeven we uiteraard niet uit te leggen wat voor een klank-palet het opdrukken, vibreren, afdempen enz. van snaren opent. Bovendien is de gitaar een populair instrument dat door heel wat mensen wordt bespeeld.

Bij Roland hebben we door de jaren een stevige tra-ditie opgebouwd in het ontwikkelen van gitaarsyn-thesizers, precies omdat we al die tijd werden geboe-id door de veelzijdigheid van de gitaar als “stuur-bron” enerzijds en het oneindige klankpotentieel van synthesizers anderzijds.

Om geen enkele nuance van uw gitaarspel verloren te laten gaan hebben we een systeem ontwikkeld waarbij iedere snaar van de gitaar via een apart ele-ment met de gitaarsynthesizer wordt verbonden. Op die manier kunnen de schommelingen in de frequen-tie en amplitude van iedere snaar door de synthesizer apart worden vertaald in data voor toonhoogte, vol-ume en klankkleur.

Bovendien hoeft u zich niet te beperken tot de klank-en in de gitaarsynthesizer zelf. Deze laatste is namel-ijk voorzien van een MIDI-interface, dat u toegang verschaft tot de klanken van gelijk welke externe synthesizer of klankmodule die ook van MIDI is voorzien (en dat zijn ze tegenwoordig allemaal).

2.2 Wat kunt u met de GR-30 allemaal doen?

Zonder de traditionele speltechnieken die u op uw gitaar kent opzij te moeten schuiven kunt u nu beschikken over 384 synthesizergeluiden. Daarmee kunt u:

• Solo’s spelen met synthesizerklanken of met een combinatie van het gitaar- en het synthesizergeluid.

• Akkoorden spelen met de typische, brede klanken (“tapijten”) die synthesizers voor dit doel in huis hebben.

• Allerlei instrumenten spelen die in feite niets met een gitaar te maken hebben – wat dacht u van bas, orgel, blaasintrumenten, etnische exotica, enz.

De GK-2A synthesizer driver (los verkrijgbaar) kunt u ook installeren op een akoestische gitaar met stalen snaren.

U kunt twee synthesizerklanken op elkaar stapelen, verschillende klanken aan iedere snaar toewijzen, allerlei wijzigingen in de klank aanbrengen (bijvoor-beeld de helderheid en de

Attack

) en een toonhoogte op de synthesizer programmeren die afwijkt van de stemming van uw gitaar (blz. 31).

De Synth Harmonist functie stelt u in staat om—in iedere gewenste toonaard —een tweede stem aan het gitaargeluid (of aan een ander synthesizergeluid) toe te voegen (blz. 58).

Met de ingebouwde Arpeggiator kunt u automa-tische arpeggio’s spelen (blz. 47).

Om de klanken van de GR-30 nog wat extra te “kru-iden” hebben we hem Reverb en Chorus effecten meegegeven (blz. 38).

De stereo-uitgang biedt ook heel wat leuks: verschil-lende synthesizerklanken in het linker en rechter kanaal, verschillende stereoposities voor elk van de zes snaren, opeenvolgende klanken die van links naar rechts door het stereobeeld gaan, enz. (blz. 35).

De vier pedalen van de GR-30 dienen niet enkel om klanken te kiezen, u kunt er ook effecten zoals

WahWah

en

Whammy

mee sturen (blz. 41).

Als u een extern zwelpedaal (bv. een Roland EV-5) aansluit, kunt u daarmee het volume, de toonhoogte, het arpeggiotempo enz. tijdens het spelen verander-en (blz. 44).

De GR-30 vertaalt uw gitaarspel in MIDI-informa-tie. Die informatie kunt u opnemen in een sequencer

GR-30 Handleiding

6

(blz. 68) – of u kunt er externe klankmodules mee aansturen (blz. 63).

U hoeft er zelfs geen stemapparaat bij te sleuren, want ook dat heeft de GR-30 aan boord (blz. 13)!

Voorzieningen op de panelen, Wat kunt u met de GR-30 allemaal doen?

7

3. Voorzieningen op de panelen

1) VOLUME-regelaar

Met deze regelaar bepaalt u het volume waarmee het signaal naar de MIX OUT-uitgang wordt gezonden. De middenstand (aangeduid door een puntje) is meestal de beste keuze als u de GR-30 met een instrumentversterker of mengtafel verbindt.

Opmerking:

Het uitgangsvolume voor de GUITAR OUT-uitgang kunt u apart regelen.

2) EDIT/PLAY-knop

Met deze knop kiest u tussen de Play-mode en de Edit-mode.

Door op deze knop te drukken terwijl u in de Play-mode bent kiest u de Edit-mode, waarin u klanken kunt wijzigen en opslaan, de gevoeligheid voor de snaren aanpassen, enz. Door nogmaals op deze knop te drukken gaat u opnieuw naar de Play-mode.

3) PATCH (VALUE) [+]/[–] knoppen

In de Play-mode (die wordt gekozen wanneer u de GR-30 inschakelt) stapt u hiermee door de Patches (klanken).

In de Edit-mode dienen deze knoppen om de waarde van de gekozen parameter te veranderen.

Opmerking:

Met één druk op de [+] knop verhoogt u de waarde met één eenheid. Als u de knop ingedrukt houdt, blijft de waarde doorlopend toenemen. Wilt u dat de waarde sneller stijgt, houd dan tegelijkertijd de [-] knop ingedrukt. Dit hele verhaal geldt ook voor waardevermin-deringen.

De [+]/[–] knoppen komen ook nog van pas bij andere taken, zoals het opslaan van Patches (blz. 28), het in- en uitschakelen van alle effecten (blz. 40), het inschakelen van de Tuner (blz. 13) enzovoort…

4) EDIT TARGET-wiel

Hiermee bepaalt u uit welke van de acht parameter-groepen (1ST TONE, TONE MIX, EFFECT enz.) u een parameter wilt kiezen. Dit wiel heeft enkel een functie in de Edit-mode.

5) PARAMETER SELECT-wiel

Hiermee kiest u voor welke van de groepen [A]~[D] u instellingen wilt wijzigen. Daarnaast speelt dit wiel

GR-30 Handleiding

8

nog een rol bij het instellen van gevoeligheid (blz. 12) en het opslaan van Tones (blz. 28).

Buiten de Edit-mode heeft dit wiel in feite geen functie, met één uitzondering: als u het wiel volledig in wijzerzin draait (“PATCH INC/DEC BY S1/S2”) kunt u door de Patch nummers stappen met de “S1/S2” knoppen op de GK-2A (blz. 16).

6) STRING SELECT-regelaar

Bij het maken van instellingen voor individuele snaren kist u met deze regelaar een snaar. Dat is bijvoorbeeld nodig bij het stapelen van Tones (LAY-ER) of bij het transponeren (TRANSPOSE).

7) Display

In de Play-mode (die wordt gekozen wanneer u de GR-30 inschakelt) beeldt het display het gekozen Patch-nummer af.

In de Edit-mode wordt hier onder andere de waarde van het geselecteerde item afgebeeld.

8) Vijf indicators

Deze vijf LED’s doen dienst als meter bij het stem-men van uw gitaar (blz. 13) en bij het instellen van de gevoeligheid (blz. 12). Maar ze hebben elk ook nog een individuele functie:

LOCAL OFF.

Deze indicator licht op wanneer u de GR-30 inschakelt, terwijl de Local Control-functie uitgeschakeld is (blz. 69).

EFFECT BYPASS.

U kunt de interne effecten uitschakelen door op de [+] knop te drukken terwijl u [EDIT/PLAY] ingedrukt houdt. In dat geval licht deze indicator op.

ARP/HAR.

Deze indicator licht groen op als u de Arpeggiator inschakelt en rood als u de Harmonist inschakelt.

GTR-ENV FOLLOW.

Als u “PLAY FEEL” instel-lingen maakt met “EF1” of “EF2” (blz. 33), licht deze indicator op. U weet dan dat het uittrillen van de snaren een verandering in het synthesizergeluid stuurt.

EDIT.

Deze indicator licht groen op als u naar de Edit-mode gaat. Als u de instellingen van een Patch wijzigt, begint de indicator groen te knipperen. Gaat u nu naar de Play-mode zonder de gemaakte wijzig-ingen op te slaan, dan maakt de indicator u daar attent op door rood te beginnen knipperen. Dat geeft u de kans om de gemaakte wijzigingen alsnog op te slaan. Die kans verliest u zodra u een andere Patch kiest, wat wordt bevestigd door een melding in het display.

9) Voetschakelaars

De vier voetschakelaars op de GR-30 zijn u waarsch-ijnlijk niet ontgaan. In de Play-mode gebruikt u ze, in combinatie met de “S1” schakelaar op de GR-30, om Patches te kiezen. Kiest u met de “S2” de Pedal Effect-mode, dan dienen de pedalen om effecten zoals WahWah, toonhoogteverschuiving en Hold (aanhouden van noten) te sturen. (U kunt de Pedal Effect-mode ook kiezen door het wiel (5) in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2” te zetten).

Verder kunt u de pedalen nog gebruiken voor een aantal speciale functies, zoals het creëren van arpeg-gio-patronen (blz. 50), het zenden van bankkeuze-commando’s naar een extern MIDI-instrument (blz. 66) en het initialiseren (blz. 73) of zenden van data.

10)L-MIX OUT-R/PHONES-uitgangen

Deze uitgangen leveren het geluid van de synthesiz-er. Om de GR-30 in stereo te versterken (dat valt aan te bevelen) verbindt u de L- en R-uitgang met een stereo-versterker (blz. 11).

Bovendien kunt u zowel op de L- als de R-jack een stereo-hoofdtelefoon aansluiten (Let wel: bij de hoofdtelefoon die u op de R (PHONES) jack aansluit zijn links en rechts omgekeerd. Het is verder niet mogelijk om één jack als hoofdtelefoonuitgang en de andere als lijnuitgang te gebruiken.)

THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES. OPERATION IS SUBJECT TO THE FOLLOWING TWO

ANY INTERFERENCE RECEIVED, INCLUDING INTERFERENCE THAT MAY CAUSE UNDESIRED OPERATION. CONDITIONS: (1) THIS DEVICE MAY NOT CAUSE HARMFUL INTERFERENCE, AND (2) THIS DEVICE MUST ACCEPT

Voorzieningen op de panelen, Wat kunt u met de GR-30 allemaal doen?

9

Zolang er niets op de GUITAR OUT-jack is aanges-loten wordt het geluid van de gitaar zelf bij het sig-naal van de MIX OUT gevoegd.

Opmerking:

Als u de fabrieksklanken wilt horen zoals ze zijn bedoeld moet u de GR-30 beluisteren via een stereo-versterker of -hoofdtelefoon. Bent u verplicht in mono af te luisteren, druk dan het uiterst linkse pedaal (pedaal 1) in terwijl u de GR-30 inschakelt.

11)GUITAR RETURN jack

Als u het signaal van de gitaar via de GUITAR OUT jack (zie hieronder) naar een externe effectprocessor stuurt, moet u de uitgang van die processor aanslu-iten op de GUITAR RETURN jack (blz. 12). Via de MIX OUT hoort u dan zowel het gitaar- als het syn-thesizergeluid, maar de externe processor bewerkt enkel het geluid van de gitaar.

12)GUITAR OUT jack

Via deze uitgang kunt u het geluid van de gitaar scheiden van het synthesizergeluid. Dat kan interes-sant zijn als u de gitaar rechtstreeks naar een ver-sterker of naar externe pedaaltjes enz. wilt sturen.

13)BANK SHIFT jack

Op deze ingang kunt u twee Boss FS-5U voetschake-laars aansluiten (u hebt daarvoor een speciale PCS-31 kabel nodig; deze is, net als de voetschake-laars zelf, los verkrijgbaar). Met deze voetschake-laars kunt u verschillende functies aansturen – in alle modes uitgezonderd de Play-mode (blz. 24).

14)EXP PEDAL jack

Op deze ingang kunt u een zwelpedaal (bv. EV-5; los verkrijgbaar) aansluiten. Daarmee kunt u bijvoor-beeld het volume, de klankkleur, het transpositie-interval, de arpeggio-snelheid, enz. moduleren (blz. 44).

15)GK IN-connectorOp deze connector moet u de speciale 13-pin kabel (los verkrijgbaar) aansluiten die van de GK-2A syn-thesizer driver komt.

Opmerking: U kunt ook de wat oudere GK-2 synthesizer driver (zonder “A”) gebruiken.

Opmerking: Wilt u de GR-30 aansluiten op een gitaar die reeds van een andere synthesizer driver is voorzien, raad-pleeg dan uw dealer of neem contact op met de fabrikant van die gitaar.

16)MIDI-connectors (MIDI IN/OUT)Via deze connectors kunt u de GR-30 verbinden met een extern MIDI-instrument. Op die manier kunt u de klanken van dat instrument met uw gitaar bespe-len, of u kunt klankgegevens uitwisselen tussen de GR-30 en het externe instrument.

17)POWER schakelaarHiermee schakelt u de GR-30 in en uit.

18)AC-adapteringang/kabelhaak

Op deze ingang moet u de bijgeleverde wisselstroo-madapter aansluiten. Vergeet ook niet de kabel van de adapter achter het haakje te bevestigen; het zal u maar gebeuren dat iemand per ongeluk de verbind-ing met het lichtnet verbreekt terwijl u een hemelse solo ten beste geeft!

Opmerking: Gebruik enkel de bijgeleverde adapter (deze is van een ander type dan de adapter die bij de GR-09 wordt geleverd).

GR-30 Handleiding

10

4. Spelen op de GR-30

4.1 Wat hebt u nodig?

Om met de GR-30 aan de slag te kunnen hebt u de volgende items nodig:

• GR-30 met bijgeleverde toebehoren (wisselstrooma-dapter, 13-pins kabel)

• Versterker, luidsprekers en kabels (een stereo-sys-teem valt aan te bevelen); als tweede optie, een ster-eo-hoofdtelefoon

• GK-2A synthesizer driver

• Staalsnarige gitaar met een correct geïnstalleerde GK-2A

De volgende items zijn niet absoluut noodzakelijk maar leveren u wel heel wat extra mogelijkheden en spelplezier op:

• Gitaarversterker, gitaareffecten (als u het gitaargelu-id apart wilt bewerken)

• Zwelpedaal (bv. EV-5; los verkrijgbaar) (blz. 44)

• Externe voetschakelaars (2 x Boss FS-5U plus 1 x PCS-31 kabel (1 x stereo → 2 x mono jacks); dit zijn opties (blz. 18)

• MIDI Foot Controller (FC-200 of gelijkaardig; optie) (blz. 18, 61 en 67).

GK-2A installerenUw eerste zorg moet zijn om de GK-2A op uw gitaar te installeren. Daarna kunt u verdergaan met het aansluiten van uw systeem.

Volg de aanwijzingen in de handleiding van de GK-2A: bevestig de driver op een plaats waar hij u niet hindert bij het gitaarspelen.

(In de handleiding van de GK-2A wordt waarschijn-lijk uitgegaan van de aansluiting op een GR-09, maar met een beetje gezond verstand kunt u deze instructies wel vertalen naar de GR-30.)

Als u wilt controleren of de GK-2A correct is geïn-stalleerd, let dan op de volgende punten:

• Zorg dat de afstand tussen iedere snaar en het ele-ment van de GK-2A exact 1 mm bedraagt wanneer u de bovenste fret indrukt (de snaar mag ook niet té dicht bij het element komen).

• De afstand tussen de brug van de gitaar en de ele-menten van de GK-2A mag niet groter zijn dan 20 mm.

• Zorg zich dat elk van de zes magneetjes in het ele-ment exact onder “zijn” snaar bevindt.

Meer details vindt u in de handleiding van de GK-2A.

Welke gitaren kunt u niet met de GK-2A gebruiken?

De GK-2A kan door zijn compacte vormgeving op zowat alle gitaren worden geïnstalleerd. Er zijn ech-ter enkele uitzonderingen:

1) 2-snarige gitaren, Pedal Steel gitaren, of andere gitaren met een afwijkende snarenconfiguratie. Ook bij gitaren met nylon snaren zal de GK-2A niet naar behoren functioneren.

2) Gitaren die door hun constructie het monteren van de GK-2A onmogelijk maken.In geval “B” kan het soms volstaan dat u enkele een-voudige ingrepen op de gitaar uitvoert om de GK-2A alsnog te kunnen installeren (probeer echter nooit de GK-2A zelf te modificeren!). Raadpleeg hiervoor de winkel waar u de betreffende gitaar hebt gekocht.

Opmerking: Tegenwoordig zijn er ook een aantal fabri-kanten die gitaren uitbrengen met een rechtstreekse aans-luiting voor de 13-pin kabel van de GR-serie (op dat soort gitaren hoeft u dus geen GK-2A meer te installeren). Raadpleeg voor meer informatie uw verdeler of de betref-fende fabrikanten.

Opmerking: Let op wanneer u gitaren gebruikt met meer dan 25 frets, of met uitzonderlijk hoge stemmingen. In dergelijke gevallen kunt u rond de hoogste frets vaak niet meer op een expressieve respons rekenen.

Spelen op de GR-30, Wat hebt u nodig?

11

4.2 Aansluitingen

Zodra u de GK-2A juist hebt geïnstalleerd kunt u de apparaten in uw systeem zoals in het volgende voorbeeld aans-luiten:

Opmerking: Om schade aan uw versterker/luidsprekers enz. te voorkomen moet u steeds alle apparaten uitschake-len en hun volume op “0” zetten voordat u aansluitingen maakt of wijzigt.

Opmerking: Vergeet niet de kabel van de wisselstrooma-dapter achter het daarvoor voorziene haakje te bevesti-gen. Zo voorkomt u dat de kabel per ongeluk wordt uit-getrokken of dat er te veel druk op staat.

We hebben reeds aangestipt dat de GR-30 op zijn best klinkt als u hem in stereo versterkt. Bij het pro-grammeren van de Preset Patches zijn we trouwens uitgegaan van een stereo weergave. Bent u toch ver-plicht om het instrument in mono te versterken, houd dan bij het inschakelen pedaal 1 ingedrukt. Het dis-play beeldt dan “Mno” af, om aan te geven dat u de

GR-30 nu in mono kunt versterken (deze instelling blijft gelden tot u de GR-30 weer uitschakelt).

Als u een mono-versterker gebruikt, stelt u het pan-orama (stereopositie) van iedere Patch best op “0” in (blz. 35). Wilt u Delay-effecten gebruiken, kies dan dL1~dL6 (Delay) in plaats van Pd1~Pd6 (Panning Delay) (blz. 38).

Gitaarversterkers hebben een erg beperkt frequentie-bereik. Daar is niets mis mee zolang u ze gebruikt om gitaren te versterken, want een gitaar geeft ook maar een beperkt aantal frequenties weer. De klank-generator van de GR-30 is echter een PCM-synthe-sizer, die een erg breed frequentiespectrum kan weergeven, en dan ook om een aangepaste versterk-ing vraagt: een keyboardversterker of een kleine PA.

Wilt u het gitaargeluid onafhankelijk van het synth-geluid versterken, verbind dan GUITAR OUT met de ingang van een gitaarversterker. Het geluid van uw gitaar wordt dan rechtstreeks naar de versterker gezonden, alsof de GR-30 niet bestaat.

Zolang er geen kabel is aangesloten op de GUITAR OUT jack wordt de klank van de gitaar zelf bij het synthesizergeluid gevoegd en naar de MIX OUT

naar AUX, LINE IN

Stereo-installatie, radio-cassettespeler, enz.

Hoofdtelefoon

Gitaarversterker/gitaar-effectprocessors

Gitaar met GK-2A/andere GR-compatibele gitaar

L R

PHONES

L R

AC-adapter (bijgeleverd)verbinden met lichtnet

Synthesizerversterker(keyboardversterker, PA-systeem, enz.)

Als u een mono-versterker of hoofdtelefoon aansluit,moet u de GR-30 inschakelen terwijl u pedaal 1 inge-drukt houdt.

De (L/R) MIX OUT-jacks kuntu u ook als twee stereo-hoofdtelefoonuitgangen ge-bruiken. Let wel: bij de R (PHONES) jack hoort u links en rechts omgekeerd. Boven-dien is het niet mogelijk één jack als LINE OUT te gebruiken terwijl u de andere als hoofdtelefoonuitgang gebruikt — met andere woorden: u kunt niet een stereo- en een mono-aansluiting tegelijk gebruiken.

AC-adapter GR-30

Kabelklem

GR-30 Handleiding

12

jacks gestuurd. Hierdoor kunt u met één versterker beide geluiden hoorbaar maken.

Wanneer u in de bovenstaande situatie effecten wilt toevoegen, maar alleen aan het directe gitaargeluid, maak dan de volgende aansluitingen:

GR-30 GUITAR OUT → ingang van het externe effectapparaatGR-30 GUITAR RETURN jack ← uitgang van het externe effectapparaat

Versterkt u het uiteindelijke signaal niet via een gitaarversterker, dan kunt u best een extern effectap-paraat gebruiken dat voorziet in een versterkersimu-latie (zoals de Boss ME-10, SE-70, GP-100, GX-700 enz.). Hierdoor kunt u zowel het gitaar- als het syn-thgeluid met een gepaste klankkleur weergeven.

Bij gebruik van een hoofdtelefoon sluit u deze aan op de MIX OUT L of R jack (beide kunnen, ook tegelijk, als hoofdtelefoonuitgang fungeren). Let wel: via de R (PHONES) uitgang zijn het linker en het rechter kanaal omgekeerd. Het is bovendien niet mogelijk om één jack als hoofdtelefoonuitgang en de andere als lijnuitgang te gebruiken.

4.3 Inschakelen en stemmen

Opmerking: Vergeet niet het volume van de GR-30 in de minimumstand te zetten voordat u hem inschakelt.

Door de POWER-schakelaar op het achterpaneel in te drukken schakelt u het apparaat in.

Opmerking: Misschien zijn om één of andere reden de fabrieksinstellingen van uw GR-30 gewijzigd en wilt u die opnieuw laden. Op blz. 73 laten we zien hoe u dat kunt doen.

Opmerking: De GR-30 is uitgerust met een beveiliging-sciruit. Vandaar dat u hem pas enkele seconden na het inschakelen normaal kunt gebruiken.

Kijk of A11 in het display verschijnt. Hiermee wordt de geselecteerde Patch aangeduid. Een Patch is de benaming voor een geluid in het geheugen van de GR-30. Tijdens het spelen kunt u deze geluiden oproepen met de pedalen (meer details hierover vindt u op blz. 16).

Play-modeWanneer de GR-30 zoals hierboven een Patch num-mer in het display aangeeft, bevindt hij zich in de Play-mode. Dit is de mode waarin u op het instru-ment kunt spelen en waarin u de meeste basishande-lingen uitvoert. In het begin zullen er momenten zijn waarop u iets vreemds in het display ziet en er niet meer uit geraakt. In zo’n geval kunt u altijd naar de Play-mode terugkeren door de GR-30 uit en daarna weer in te schakelen.

Opmerking: Misschien wordt de afbeelding van het Patch-nummer regelmatig onderbroken door de melding “Pdl”. Op blz. 24 leggen we uit waar dat op slaat, maar op dit moment volstaat het dat u het PARAMETER SELECT-wiel in een andere stand dan “PATCH INC/DEC BY S1/S2” zet.

Gevoeligheid van de pickupDe eerste keer dat u de instellingen van de GR-30 aanpast om hem met uw gitaar te gebruiken moet u de gevoeligheid voor iedere snaar instellen. (Dit hoeft u slechts eenmaal te doen aangezien de instel-lingen in het geheugen van de GR-30 opgeslagen bli-jven als u het instrument uitschakelt).

Gescheiden pickupEen gescheiden pickup (die van de GK-2A is er zo een) is in staat de trillingen van iedere individuele snaar apart te detecteren en door te geven.

■ Gevoeligheid van de pickup aanpassen

1) Druk op [EDIT/PLAY] (terwijl u zich in de Play-mode bevindt) (zie blz. 12).

2) Kies met het PARAMETER SELECT-wiel de stand “PICKUP SENS (1-6)”.Aan het volgende display ziet u dat u de Sensitivity functie hebt gekozen:

3) Sla de zesde snaar van de gitaar aan. De GR-30 kiest automatisch snaarnummer 6.De LED's fungeren nu als een niveaumeter die rea-geert op de sterkte waarmee u de snaar aanslaat.

4) Stel nu met de VALUE-knoppen de gevoeligheid zo in dat de meest rechtse indicator groen oplicht wanneer u hard aanslaat. Wanneer deze indicator rood oplicht bij uw harde aanslagen, moet u de gevoeligheid iets terugregelen.

Geselecteerde Patch (A11)

Nummer van de gespeelde snaar (1 tot 6)

Ingestelde gevoeligheid voor de gespeelde snaar (1 tot 8)

Spelen op de GR-30, Inschakelen en stemmen

13

5) Stel op dezelfde manier de gevoeligheid voor de snaren 5~1 in.

6) Druk op [EDIT/PLAY] zodra u alle instellingen gemaakt hebt. U keert hierdoor terug naar de Play-mode.

In bepaalde gevallen zult u de gevoeligheid opnieuw moeten regelen:

• Wanneer u de GR-30 met een andere gitaar wilt gebruiken.

• Wanneer u alle instellingen hebt geïnitialiseerd.

• Wanneer de configuratie van de GK-2A is veranderd door aanpassingen op de gitaar (de hoogte van de snaren bijvoorbeeld, of wanneer u snaren met een andere dikte gebruikt).

Sommige gitaren zullen zelfs wanneer de gevoelig-heid op het minimum is ingesteld de circuits over-sturen. Vergroot in dat geval de afstand tussen de snaren en de GK-2A.

■ Andere gitaar met GK-2A gebruikenAls u de gefortuneerde bezitter van meerdere gitaren met een GK-2A-element bent, heeft de GR-30 een interessante functie voor u in petto: u kunt vier sets “gevoeligheidsinstellingen” opslaan. Op die manier kunt u steeds met één knopdruk de geschikte config-uratie voor een bepaalde gitaar oproepen. Om een configuratie te kiezen zet u, na stap 1 van de hierbov-en beschreven werkwijze, het PARAMETER SELECT-wiel in de stand GUITAR SELECT. Het display beeldt dan Gt1 af (dit is de fabrieksinstel-ling). Kies met de [+]/[–] knoppen welke configura-tie (Gt.1~Gt.4) u wilt instellen en ga dan verder met stap 2 om de instellingen voor de betreffende gitaar te maken.

Zolang u de GR-30 niet uitschakelt blijven de laatst-gekozen instellingen geldig. U kunt vanuit de Play-mode één van de andere drie configuraties oproepen door op [EDIT/PLAY] te drukken, het PARAME-TER SELECT-wiel op GUITAR SELECT te zetten, met de [+]/[–] knoppen de gewenste configuratie (Gt.1~Gt.4) te kiezen en vervolgens nogmaals op [EDIT/PLAY] te drukken om terug te keren naar de Play-mode.

Gitaar stemmenVoordat u begint te spelen kunt u best via de inge-bouwde tuner uw gitaar stemmen. Deze tuner werkt op ongeveer dezelfde manier als gelijk welke autom-atische tuner.

Om de onderstaande stappen te kunnen uitvoeren mag het PARAMETER SELECT-wiel niet in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2” staan.

1) Druk op pedaal 1 (TUNER) terwijl u de [S1] knop op de GK-2A ingedrukt houdt.De Tuner-functie wordt geactiveerd en u krijgt het volgende display te zien:

2) Sla de zesde snaar van de gitaar aan. De GR-30 kiest automatisch snaarnummer 6.De nootnaam die het dichtst in de buurt ligt van de toonhoogte van de zesde snaar wordt in het display aangegeven. (In ons voorbeeld is dat D#.)

3) Stem de snaar tot u de nootnaam “E” in het dis-play ziet verschijnen.

4) Stem de snaar nu met behulp van de vijf LED's. De snaar is exact juist gestemd als alleen de cent-rale LED rood oplicht (i.p.v. groen).

5) Stem volgens dezelfde procedure de snaren 5~1 (respectievelijk A, D, G, B, E).

6) Zodra u klaar bent met stemmen drukt u op geli-jk welk pedaal of op de [S1] of [S2] schakelaar. Hierdoor belandt u weer in de Play-mode

Stemmen op andere instru-menten

U kunt de globale toonhoogte van de GR-30 wijzi-gen en hem op die manier afstemmen op andere instrumenten of opgenomen muziek. Brengt u veran-deringen in de Master Tune-instelling aan, dan verandert ook de standaardtoonhoogte van het stem-

Snaarnummer (1 tot 6)

Nootnaam("D#" – Het derde teken moet

een kruis voorstellen)

Stem snaar 6 op "E"

De rode LED licht op

GR-30 Handleiding

14

apparaat. Bovendien wordt de toonhoogte van het synthgeluid gestemd op de nieuw gespecifieerde toonhoogte (als de GR-30 tenminste op CHRO-MATIC ON is ingesteld, zie blz. 37).

■ Veranderen van Master Tune

1) Houd [EDIT/PLAY] ingedrukt en druk twee keer op [–] (één keer om naar de Tuner te gaan en de tweede keer om naar het onderstaande display te gaan).

2) De laatste drie cijfers van de frequentie (in Hz) van de centrale A worden in het display aange-geven, zoals hieronder staat afgebeeld.

3) Stel met de VALUE [+]/[–] knoppen de gewenste waarde in (instelbereik: 427.2~452.7 Hz; vanuit de fabriek staat deze waarde op A= 440.0 Hz ingesteld).

4) Druk nogmaals op [EDIT/PLAY] om terug te keren naar de Play-mode.Master Tune is een System-parameter. U hoeft deze instelling dus niet op te slaan.

Opmerking: Normaal is de toonhoogte van de synthesizer niet gekoppeld aan de instelling van de Master Tune parameter. De synthesizer volgt namelijk de reële toon-hoogte van de gitaar. Een andere Master Tune-waarde kiezen verandert dus niets aan de toonhoogte van de syn-thesizer. Dat is wel het geval wanneer u de synthesizer vanuit een extern MIDI-instrument aanstuurt of wanneer u de “CHROMATIC” parameter op “on” (on1~on3) instelt.Als u een nieuwe Master Tune-waarde kiest en uw gitaar volgens deze waarde stemt, dan volgt uiteraard ook de synthesizer, aangezien u dan de reële toonhoogte van de gitaar hebt gewijzigd (en dus niet enkel de waarde van de Master Tune parameter).

4.4 GR-30 aansturen

Hebt u alles aangesloten? Zijn de gitaar gestemd en de gevoeligheid juist ingesteld? Dan kunt u nu muz-iek gaan maken met de GR-30!

Gitaarspelen met een Patch1) Zorg dat de GR-30 in de Play-mode staat (“A11”

wordt afgebeeld).2) Zet de keuzeschakelaar op de GK-2A op de stand

“SYNTH”.3) Zet het volume (SYNTH VOL) van de GK-2A op

maximum door de regelaar helemaal naar rechts (wijzerzin) te draaien.

4) Stel de VOLUME-regelaar op de GR-30 ergens rond het centerpunt in.

5) Als u op pedaal 3 drukt, beeldt het display “A13” af. Zoals u begrijpt hebt u nu Patch A13 gekozen.Als u nu op uw gitaar speelt, zult u uit de GR-30 het geluid van de geselecteerde Patch (A13) horen.

Als u niets hoort...Controleer alle aansluitingen en ook de instelling van het volume op de versterker.

Ik wil het gitaargeluid ook horenZet de keuzeschakelaar op de GK-2A op de stand “MIX”. U kunt ook de stand “GUITAR” kiezen, maar in dat geval wordt het geluid van de synth onderdrukt en hoort u enkel de gitaar.

Ik wil het volume van het synthgeluid aan-passenDoe dit met de SYNTH VOL-regelaar op de GK-2A of met de VOLUME-regelaar op de GR-30.

Door aan de VOLUME-regelaar op de GR-30 te draaien verandert u het totaalvolume dat uit de MIX OUT jacks komt. Wanneer zowel het gitaar- als het synthgeluid naar MIX OUT geschakeld staan, zet u ze dus beide harder of stiller. Het volume van de GUITAR OUT-jack blijft echter steeds onverand-erd. Draaien aan de SYNTH VOL-regelaar op de GK-2A heeft ook geen invloed op het volume van het gitaargeluid.

U hoort geen synthgeluid wanneer u gitaar speelt…Hebt u alle componenten in uw systeem correct op elkaar aangesloten (zie blz. 11)? Staat het volume van uw mixer/versterker open?

A=438.2HzA=440.0Hz

A=442.0Hz

Spelen op de GR-30, Inschakelen en stemmen

15

Staat de VOLUME-regelaar op de GR-30 of de SYNTH VOL-regelaar op de GK-2A te laag ingesteld? Staat de GUITAR/SYNTH-schakelaar niet in de stand GUITAR?

U hoort het geluid van de Patch niet op alle snaren (of niet op één bepaalde snaar)

• Hebt u een zwelpedaal (blz. 44) aangesloten, probeer dit dan zover mogelijk in te drukken.

• Versterkt u de GR-30 in mono (mono-verbinding met de versterker), vergeet dan niet pedaal 1 in te drukken terwijl u de GR-30 inschakelt.

• Controleer of u geen synthesizerklanken hebt uitge-schakeld door ze aan een LAYER toe te wijzen (blz. 31).

• Als u de Arpeggiator hebt ingeschakeld, controleer dan of het arpeggio-patroon wel data bevat (blz. 47).

• Merkt u grote volumeverschillen tussen de snaren, dan moet u de gevoeligheid van de pickup aanpassen (zie blz. 12).

GR-30 Handleiding

16

5. Klanken kiezen

Functioneert alles naar behoren? Laten we dan eens een uitstapje in de wereld van de gitaarsynthese maken!

5.1 Wat is een Patch?

Een Patch is een verzameling instellingen die u kunt oproepen in de Play-mode. U kunt op ieder moment een andere Patch kiezen. De GR-30 kan maximaal 256 Patches opslaan. In de Play-mode worden de Patches in het display aangegeven. Dit kunt u zien in de onderstaande illustratie.

Patches maken steeds gebruik van Tones. Dat zijn basisgolfvormen (klanken) zoals “Synth Lead”, “Nylon Guitar”, “Organ” enz. Van die Tones heeft de GR-30 er 384 aan boord (een overzicht vindt u op blz. 81; hoe u ze kunt kiezen leggen we hieronder uit).

Een Patch bevat informatie omtrent de gekozen Tones (maximaal twee per Patch) en de klankinstel-lingen (helderheid, Attack, ontstemming ten opzich-te van het gitaargeluid enz.) die u voor die Tones hebt gemaakt. Eigenlijk is de bedoeling van zo’n Patch dus dat u met één knopdruk niet enkel een basisklank (Tone) oproept, maar meteen ook alle aanpassingen van die basisklank in functie van een bepaalde song, speelstijl, enz.

Zo is het denkbaar dat u dezelfde Tones in verschil-lende Patches gebruikt, maar telkens met andere instellingen omtrent klankkleur enz. Het zou een heel karwei zijn om die instellingen telkens opnieuw één voor één te moeten maken, dus is het veel hand-iger om ze in één van de 128 Patch-nummers op te slaan (zie blz. 27).

Patch-namen bestaan uit 3 tekens: een letter (A~H), gevolgd door een cijfer (1~8) en nog een cijfer (1~4). In het onderstaande voorbeeld staat Patch “A11” afgebeeld.

Opmerking: Als u liever met een doorlopende nummering werkt, kunt u de Patches ook van 001~256 laten nummeren (zie blz. 19).

Patches die u kunt herschri-jven (User Patches)

Groep A~D bevatten User Patches. Die User bent u, want u kunt de inhoud van deze Patches naar believen met uw eigen instellingen overschrijven. Om u wat startkapitaal te geven hebben we in de fab-riek deze Patches van dezelfde inhoud als de Preset Patches voorzien, maar nogmaals: die inhoud kunt u overschrijven. Wilt u op een bepaald moment echter opnieuw de fabrieksinstellingen laden, dan kan dat door de GR-30 te initialiseren (zie blz. 73).

Patches die u niet kunt overschrijven (Preset Patches)Groep E~H bevatten Preset Patches. Dat zijn Patch-es die we in de fabriek hebben geprogrammeerd en waar u niets voor in de plaats kunt zetten. U kunt de parameters van deze Patches wel wijzigen, maar die wijzigingen kunt u niet in het betreffende geheugen opslaan; ze gaan verloren zodra u opnieuw een Patch kiest. Dit heeft echter het voordeel dat u ze ook niet per ongeluk kunt wissen. Bovendien staat het u vrij om een gewijzigde Preset Patch op te slaan in een User-geheugen.

Verder is er eigenlijk geen verschil in het gebruik van Preset of User Patches.

5.2 Patches kiezen: vier methodes

Patches kiezen op de GK-2AAls u de Patches even allemaal, in volgorde, wilt doorlopen is het handig om ze met de GK-2A op uw gitaar te kiezen (u hoeft dan de GR-30 helemaal niet aan te raken). Dat gaat als volgt:

1) Zet vanuit de Play-mode het PARAMETER SELECT wiel in de stand “PATCH INC/DEC BY

Nummers 1 tot 4 (Pedaalnummers)

Nummers 1 tot 8 (Banken)

Letters A, b, C, d, E, F, G, H (Groepen)

Klanken kiezen, Patches kiezen: vier methodes

17

S1/S2”. U kunt nu Patches kiezen met de [S1] en [S2] knoppen op de GK-2A.

2) Bij iedere druk op [UP/S2] gaat u naar de vol-gende Patch. Houdt u de knop ingedrukt, dan kiest u doorlopend andere Patches. Door tegelijkertijd op [DOWN/S1] te drukken verhoogt u de snelheid waarmee de Patches langskomen. Voor de [DOWN/S1]-knop geldt dit hele verhaal in omgekeerde richting.

Vergeet natuurlijk niet regelmatig op uw gitaar te spelen om te genieten van alle mooie klanken die langskomen!

■ Effecten sturen met de pedalenAls u het kiezen van Patches overlaat aan de GK-2A, blijven de pedalen op de GR-30 vrij om effecten (zoals Hold, Pitch Glide enz., zie blz. 21) mee aan te sturen. Op die mogelijkheid wordt u attent gemaakt door de melding PdL, die om de vier seconden in het display verschijnt.

Bij deze manier van werken kunt u bovendien externe voetschakelaars aansluiten waarmee u dan Patches kunt kiezen, net zoals u met [+]/[–] of met de [S1]- en [S2]-knoppen op de GK-2A doet.

Opmerking: Als u “PATCH INC/DEC BY S1/S2” kiest kan er nog een melding als “C” om de vier seconden in het display verschijnen. Deze duidt op de toonaard van het Harmonist-effect dat voor die Patch is ingeschakeld.

Patches kiezen met de GR-30U kunt natuurlijk de PATCH [+]/[–] knoppen gebruiken om op en neer door de Patches te stappen (zoals u dat met de [S1]/[S2] knoppen op de GK-2A kunt doen), maar meestal is het interessanter om de pedalen te gebruiken. Die verschaffen u namelijk rechtstreeks toegang tot één van de vier Patches in een bepaalde groep of bank.

■ Patches uit dezelfde groep of bank kiezen

1) We bevinden ons in de Play-mode. Het PARAM-ETER SELECT-wiel mag niet in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2” staan (als dat wel het geval is moet u een andere stand kiezen).

2) Met de pedalen 1~4 kunt u nu de vier Patches van de geselecteerde bank kiezen. Het nummer van het pedaal dat u indrukt verschijnt rechts in het display.

■ Patches uit een andere groep of bank kiezenIn combinatie met de [S1] knop op de GK-2A kunt u met de pedalen ook banken kiezen.

1) Druk in de Play-mode op pedaal 4 of 3 terwijl u de [S1] knop op de GK-2A ingedrukt houdt. Zolang u deze knop ingedrukt houdt werkt pedaal 4 als BANK [▲] en pedaal 3 BANK [▼]. Om dat duidelijk te maken begint het display te knipperen. Verder merkt u hoe het banknummer (het middenste cijfer in het display) daalt of stijgt naarmate u op pedaal 3 of 4 drukt.

S1�(Patch Number Down)

S2�(Patch Number Up)

S1 ingedrukt houden

GR-30 Handleiding

18

2) Zodra u de gewenste bank hebt gekozen, mag u de [S1]-knop loslaten. Met de vier pedalen kunt u nu de Patches uit de nieuwe bank kiezen.

3) Wilt u een andere groep kiezen, druk dan op het GROUP [▲] pedaal (pedaal 2) terwijl u de [S1]-knop ingedrukt houdt, zoals in stap 1. Zolang u deze schakelaar ingedrukt houdt kunt u in stijgende volgorde door de groepen stappen.

(4) Eens u de gewenste groep/bank hebt gekozen, mag u de [S1]-knop loslaten. Vervolgens kunt u op een van de vier pedalen drukken om de gewenste Patch te kiezen.

Patches kiezen met de GR-30 plus een externe voetschake-laar

U kunt ook banken selecteren via een voetschakelaar die u aansluit op de BANK SHIFT-jack op het achterpaneel. Stap 1 & 2 uit het voorgaande worden dan overbodig. Eens u de (los verkrijgbare) DP-5 voetschakelaar aangesloten hebt, kunt u hierop drukken om door de verschillende banken te “omhoog te stappen”. Nog mooier wordt het wan-neer u twee BOSS FS-5U’s aansluit via een Y-kabel

(de los verkrijgbare PCS-31). U kunt nu zowel “stij-gen” als “dalen” door de banken.

Bij het tot stand brengen of verbreken van de aanslu-iting van een voetschakelaar kan het gebeuren dat er een andere bank wordt gekozen en dat de Patch in de Standby-mode wordt geplaatst (zijn naam begint te knipperen). Dit is geen defect. Door achtereenvol-gens op VALUE [+] en [–] te drukken kunt u de oor-spronkelijke Patch weer oproepen (u kunt ook de polariteitsschakelaar van de FS-5U even in de andere stand zetten, zoals op de onderstaande afbee-lding).

Opmerking: Als het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2” staat, kunt u met de voetschakelaar-configuraties van daarnet stijgend en dal-end door de Patches stappen (zoals u met de PATCH [+]/[–] knoppen op de GR-30 kunt doen).

Patches kiezen met een ex-terne MIDI Foot Controller

Eens u hebt ontdekt hoe leuk het is om de effecten van de GR-30 met de pedalen aan te sturen (blz. 21) wilt u misschien een externe MIDI Foot Controller (bv. FC-200, Boss FC-50, enzovoort) aansluiten om de taak van het Patches kiezen over te nemen.

S1 ingedrukt houden

StereoMono Mono

Rood Wit

Volgende bankBANK

Vorige bank

Klanken kiezen, Patch-volgorde veranderen

19

1) Verbind de instrumenten zoals op de onder-staande afbeelding.

2) Het afgebeelde Patch-nummer komt overeen met het Patch-nummer op de MIDI Foot Controller, alleen nummert deze laatste van 1~256, terwijl de GR-30 een groep/bank/nummer systeem gebruikt.Dat werkt niet echt handig, dus kunt u in voorko-mend geval best ook de GR-30 doorlopend laten nummeren. Dat kan door bij het inschakelen pedaal 4 ingedrukt te houden. In het display verschijnt dan G.b.n. (Groep/bank/nummer). Door op [+] te drukken kiest u dci (decimaal), waarna de GR-30 doorlopend nummert.

3) Druk op [EDIT/PLAY] om de GR-30 verder op te starten. (U krijgt nu het Patch nummer “001” te zien in plaats van “A11”.)

4) Zet het PARAMETER SELECT wiel in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2”.

5) Stel het MIDI-zendkanaal van de MIDI Foot Controller in op hetzelfde kanaal als de GR-30 (blz. 63; vanuit de fabriek staat dit kanaal op 11 ingesteld).

6) Volg de aanwijzingen in de handleiding van de MIDI Foot Controller om Patches te kiezen.

Opmerking: U hebt in stap 2 een andere nummerings-methode gekozen. Die blijft behouden nadat u de GR-30 uitschakelt. Wilt u op een bepaald moment opnieuw de andere nummeringsmethode gebruiken, dan moet u opnieuw pedaal 4 ingedrukt houden terwijl u de GR-30 inschakelt en vervolgens op de [–] knop drukken om het “dci” display weer naar “G.b.n.” te converteren. Om af te sluiten drukt u op [EDIT/PLAY].Met de meeste MIDI Foot Controllers kunt u trouwens onmiddellijk na het inschakelen de User Patches (001~128, of A11~d84) kiezen.

Opmerking: Ieder MIDI-programmanummer is vast ver-bonden met zijn overeenkomstige Patch-nummer (001~128, of A11~d84), daar kunt u niets aan veranderen. (U kunt wel vrij bepalen welke MIDI-programmanummers de GR-30 naar externe instrumenten zendt wanneer u Patch-es kiest.)

5.3 Patch-volgorde veranderen

Bij het gebruik van de Patches zult u merken dat u voor bepaalde doeleinden (zoals een intro of een tus-senstuk) steeds naar dezelfde Patches teruggrijpt. Liggen de geheugennummers van die Patches ver uit elkaar, dan wordt het een hele klus om ze op het juiste moment te kiezen. De GR-30 komt u hier ech-ter tegemoet aangezien u de volgorde van de Patches kunt veranderen. Hierdoor kunt u veelgebruikte Patches in dezelfde groep en bank onderbrengen (bijvoorbeeld A11~A14). U kunt nu met één druk op een pedaal de gewenste Patch kiezen.

Voor het opnieuw ordenen van Patches gebruikt u de “Write to...” functie in de Edit-mode. Met deze func-tie kunt u de geheugenlocatie (Patch-nummer) speci-fiëren waar u de data van de geselecteerde Patch (of diegene die u aan het editen bent) wilt opslaan.

Patches herordenen (Write To)Bijvoorbeeld: de inhoud van A21 verwisselen met die van B62...

Eerst moet u zorgen dat de inhoud van Patch A21 niet verloren gaat. Hiervoor kopieert u die Patch tijdelijk naar een andere, niet gebruikte geheugenlo-catie (aangezien groep A~D van de User Patches dezelfde inhoud hebben als groep E~H van de Preset Patches zijn er keuzemogelijkheden genoeg; als voorbeeld nemen we C11). Door nu B62 → A21 en C11 → B62 op te slaan hebt u A21 en B62 verwis-seld.

1) Breng het PARAMETER SELECT wiel in de stand “WRITE TO...”

2) Druk op [EDIT/PLAY] nadat u in de Play-mode Patch A21 hebt geselecteerd. U bent nu in de Edit-mode.A.2.1. wordt als Write bestemmingsnummer aange-duid.

3) Druk op de [+] of [–] knop. De aanduiding van de Write-bestemming verandert. Zorg dat C.1.1. wordt aangegeven (u selecteert hiermee de lege geheugenplaats C11).

4) Breng het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk vervolgens tegelijkertijd op [+] en [–]. De melding don. (Done) verschijnt in het display. Zodra de GR-30 de Patch heeft weggeschreven, keert u automatisch terug naar de Play-mode.

5) Herhaal stap 1~4 om B62 → A21 op dezelfde manier op te slaan als A21 → C11.

MIDI IN

MIDI OUT

MIDI Foot Controller

GR-30 Handleiding

20

6) Om de operatie te voltooien schrijft u nu C11 → B62.

Opmerking: De Patch-groepen E~H kunt u enkel lezen. De volgorde van de Patches in deze groepen kunt u dus niet wijzigen. U kunt ze wel kopiëren naar User Patch-nummers of ze gebruiken als uitgangsmateriaal voor nieu-we Patches.

Andere functies van de pedalen, Pedal Effect-mode kiezen

21

6. Andere functies van de pedalen

U kunt de pedalen ook gebruiken om de Arpeggia-tor- en Harmonist-functies te bedienen en om een hele reeks effecten aan het synthgeluid toe te voe-gen. We leggen u nu uit hoe u dat doet.

6.1 Pedal Effect-mode kiezen

1) Het PARAMETER SELECT-wiel mag niet op de optie “PATCH INC/DEC BY S1/S2” staan.

2) Druk, terwijl u in de Play-mode bent, op de [S2] schakelaar op de GK-2A.U bevindt zich nu in de Pedal Effect-mode. In het display knippert “PdL”.

Druk op de [S1] of de [S2] schakelaar op de GK-2A als u terug wilt keren naar de Play-mode.

Hoe de effecten die u met de pedalen aanstuurt pre-cies klinken hangt af van de instellingen in de indiv-iduele Patches. U kunt die instellingen aanpassen in functie van de song enz. waarin een bepaalde Patch dienst moet doen. Hoe dat allemaal in zijn werk gaat, leest u vanaf blz. 41.

Effecten sturen in de Play-mode

Als u in de Play-mode de knoppen op de GK-2A gebruikt om Patches te kiezen (PARAMETER

SELECT wiel in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2”), kunt u de pedalen op dezelfde manier gebruiken als in de Pedal Effect-mode (in het display verschijnt dan om de vier seconden “PdL” om aan te geven dat u de pedalen kunt gebruiken). Meer hier-over op blz. 17.

Opmerking: Druk nooit meer dan één pedaal tegelijk in, want dat kan voor onaangename effecten zorgen (u mag dit wel doen voor de Arpeggio Latch Hold functie, blz. 49).

6.2 Arpeggiator en Harmonist in- en uitschakelen

De GR-30 beschikt over een ingebouwde Arpeggia-tor en Harmonist, die u beide met de pedalen kunt in- en uitschakelen (meer uitleg over de effecten zelf vanaf blz. 38).

In- en uitschakelen1) Ga naar de Pedal Effect-mode (zie hiernaast) of

zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2”.

2) Druk op pedaal 4 (CTRL ARP/HAR) om de Arpeggiator (of Harmonist) in en uit te schakelen.De middenste van de vijf indicators is de ARP/HAR-indicator. Deze geeft uitsluitsel over de status van de functies:

Als u deze pedalen uitprobeert terwijl u speelt, hoort u meteen hoe deze functies klinken. Hoewel we er nog uitgebreid op terugkomen toch hier al een korte toelichting:

De Arpeggiator (blz. 47) breekt automatisch de akk-oorden die u op uw gitaar speelt. De Harmonist (blz. 58) maakt tweestemmige partijen met het gitaar- en het synthesizergeluid (of met twee synthe-

Indicator licht groen opArpeggiator is inge-schakeld

Indicator licht rood op Harmonist is ingeschakeld

Indicator licht niet op Geen functie ingeschakeld

GR-30 Handleiding

22

sizergeluiden). De toonaard waarin dat gebeurt kunt u kiezen.

Elk van deze functies kunt u voor iedere Patch in- of uitschakelen. De status binnen de individuele Patch-es heeft echter geen invloed op de indicator. Die licht steeds op als u één van de functies kiest, ook wan-neer deze binnen de geselecteerde Patch zijn uitge-schakeld.

Om voor een bepaalde Patch de Arpeggiator in plaats van de Harmonist (of vice versa) te kiezen moet u de instelling van de ARPEGGIO/harmony SEL parameter wijzigen (blz. 50, 59).

Opmerkingen omtrent het dis-play

Als u de Arpeggiator inschakelt verschijnt in het dis-play ArP. Schakelt u de Harmonist in, dan krijgt u HAr te zien. Zodra u het effect uitschakelt, meldt het display oFF.

Bovendien begint de rode EDIT-indicator te knip-peren zodra u één van deze functies in- of uitschakelt, omdat u op dat moment de inhoud van de Patch wijzigt. Wilt u die wijziging ook opslaan, dan moet u de Patch opnieuw wegschrijven (blz. 28). Doet u dat niet, dan gaat de wijziging verloren zodra u een andere Patch kiest.

Als u de Harmonist inschakelt in de Pedal Effect-mode krijgt u (terwijl PdL knippert) de toonaard te zien die u voor de tweede stem hebt gekozen.

Die toonaard wordt trouwens ook afgebeeld in de Play-mode, op voorwaarde dat de PARAMETER SELECT schakelaar op “PATCH INC/DEC BY S1/S2” staat.

Er is één uitzondering: als u “dim” (diminished) kiest voor de Harmonist Style, dan beeldt het display diM af in plaats van de toonaard.

6.3 Effecten die u kunt aansturen

Druk op de [S2] knop van de GK-2A om naar de Pedal Effect-mode te gaan. De pedalen sturen nu de volgende effecten aan.

Opmerking: Nog even herhalen dat u deze effecten ook in de Play-mode kunt aansturen, op voorwaarde dat de PARAMETER SELECT-schakelaar op “PATCH INC/DEC BY S1/S2” staat.

■ Pedaal 1: WahWah/modulatieMet pedaal 1 stuurt u het voor veel gitaristen onont-beerlijke WahWah-effect aan. De typische “wah” beweging maakt u door het indrukken en weer loslat-en van het pedaal. U kunt kiezen uit verschillende wah-effecten met elk een andere snelheid, inten-siteit, stereopositie, klankkleur enz. De optie die u het meest bevalt kunt u wegschrijven in de Patch.

U kunt voor dit pedaal ook een modulatie-effect kiezen (het display beeldt dit af als “Mod”). In dat geval voegt u vibrato toe aan de noten die u speelt. Deze heeft meer weg van een echte synthesizervi-brato dan van het soort vibrato dat u met de vingers op een gitaar speelt. Bij de GR-30 kunt u deze twee soorten vibrato (de “vingerversie” en de syn-thetische versie) door mekaar gebruiken.

Opmerking: Als u pedaal 1 één keer indrukt terwijl er geen andere pedalen zijn ingedrukt, dan kan het gebeuren dat u een ander geluid hoort dan toen u de Patch koos (het wil al eens dof of sterk gekleurd klinken). Kies in dat geval de Patch opnieuw, of kies even een andere Patch en ver-volgens weer de originele Patch (als u een pedaal hebt aangesloten om banken te kiezen kunt u dit doen door op het bank [▼] pedaal te drukken).

Opmerking: Hoe het Wah-effect precies klinkt hangt af van de geselecteerde Tone.

■ Pedaal 2: Pitch Shift (buigingen)U kunt met het Pitch Shift effect een statische of een dynamische toonhoogteverandering verkrijgen. Zelfs bij het gebruik van radicale toonhoogteverand-eringen blijft de harmonie van akkoorden (de inter-vallen tussen de noten) intact. Hierdoor krijgt u een erg karakteristiek effect dat anders is dan hetgeen u bereikt met een vibratohendel op een gitaar.

U kunt de duur en de lengte van de toonhoogteveran-dering variëren door te kiezen uit negen “modellen”. U kunt vervolgens uw keuze opslaan als een deel van een Patch (blz. 28).

Hoeveel de toonhoogte in de praktijk verandert is afhankelijk van de gekozen klank en de manier waarop u de GR-30 gebruikt. Soms zal de verander-ing erg miniem zijn.

Andere functies van de pedalen, Tuner inschakelen met een pedaal

23

■ Pedaal 3: Hold 1Door pedaal 3 in te drukken zorgt u dat het synthge-luid door blijft klinken voor de snaren die u op dat moment reeds had aangeslagen — zelfs wanneer die snaren niet meer trillen (let wel: synthklanken die reeds aan het uitsterven waren of waarvan alleen de galm nog hoorbaar was blijven niet doorklinken). Zodra u het pedaal loslaat, stopt het geluid.

De noten die u speelt nadat u het pedaal hebt inge-drukt blijven niet doorklinken. Hierdoor kunt u een akkoord aanslaan, het laten doorklinken door op het pedaal te trappen, en vervolgens er overheen soleren.

Ook hier kunt u kiezen uit een aantal variaties. Op die manier kunt u bijvoorbeeld voor snaar 5 en 6 het synthgeluid laten doorklinken terwijl u op snaar 1~4 een melodie speelt.

Opmerking: Als u de Arpeggiator hebt ingeschakeld (de ARP/HAR indicator licht rood op) gedraagt de Hold-func-tie zich iets anders (u kunt dan ook andere variaties kiezen, blz. 48).

Over het displayAls u pedaal 1 indrukt, verschijnt er UAH of Mod in het display.

Als u pedaal 2 indrukt verschijnt er P.GL in het dis-play.

Als u pedaal 1 indrukt verschijnt er HLd in het dis-play.

Bovendien geven de knipperende indicators (in de serie van vijf) aan welke effecten actief zijn.

6.4 Tuner inschakelen met een pedaal

1) We bevinden ons in de Play-mode. Het PARAM-ETER SELECT-wiel mag niet in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2” staan (als dat wel het geval is, moet u een andere stand kiezen).

2) Houd de [S1]-schakelaar op de GK-2A ingedrukt en druk op het uiterst linkse pedaal (TUNER).U komt nu terecht in het Tuner-display.

3) Zodra u klaar bent met stemmen (zie blz. 13), mag u op gelijk welk pedaal of op [S1]/[S2] drukken om terug te keren naar de Play-mode.

Snaarnummers 1 tot 6

GR-30 Handleiding

24

7. Drie bedieningsmodes

Misschien bent u door het vele geschakel tussen de verschillende bedieningsmodes een beetje het noorden kwijt. Daarom zetten we ze hieronder even op een rijtje:

De functie van de knoppen, wielen en regelaars ver-schilt naar gelang de mode waarin u zich bevindt.

7.1 Play-mode

In de Play-mode hebben de bedieningsknoppen de volgende functies:

Als u PATCH INC/DEC BY S1/S2 hebt gekozenIn de tabel staat dat de wielen (EDIT TARGET, PARAMETER SELECT en STRING SELECT) in de Play-mode geen functie hebben. Dat is niet hele-maal waar: door het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2” te zetten maakt u wel degelijk een verschil. U zorgt er namel-ijk voor dat u met de [S1]/[S2] knoppen op de

GK-2A Patches kunt kiezen. De bedieningsknoppen hebben in dat geval de volgende functies:

Als u door de Patches wilt stappen zonder de mogel-ijkheid te missen om er van tijd tot tijd een effect op los te laten is “PATCH INC/DEC BY S1/S2” de aangewezen werkwijze (het bespaart u onnodig heen- en weer schakelen tussen modes). Het om de vier seconden opflitsende “PdL” herinnert u de keuze die u hebt gemaakt (de rest van de tijd ziet u het Patch-nummer).

In plaats van “PdL” kan er ook “C” (of een andere nootnaam) verschijnen. Dat slaat dan op de toonaard die binnen de betreffende Patch is gekozen voor de Harmonist-functie (blz. 58).

Play-modePatches kiezen en er muziek mee maken.

Pedal Effect-mode

Pedalen op de GR-30 gebruiken om effecten aan te sturen.

Edit-modePatches maken of wijzigen en ze in het geheugen schrijven.

[+]/[–] Volgende/vorige Patch

[EDIT/PLAY]

Naar de Edit-mode (blz. 25) gaan

Wielen In feite geen functie (zie hieronder)

Pedalen 1~4 Patches kiezen

GK-2A [S1]

Zolang u deze knop ingedrukt houdt, hebben de pedalen de volgende func-ties: STEMMEN, GROEP [▲], BANK [▼], BANK [▲]

GK-2A [S2] Naar de Pedal Effect-mode gaan

Extern pedaalBanken kiezen (zoals met BANK [▲] en [▼])

[+]/[–] Volgende/vorige Patch

[EDIT/PLAY] Naar de Edit-mode (blz. 25) gaan

Wielen

Door aan het PARAMETER SELECT-wiel te draaien keert u terug naar de Play-mode. Verder geen functie.

Pedalen 1~4Zelfde functie als in de Pedal Effect-mode (zie blz. 21).

GK-2A [S1] Volgende Patch kiezen.

GK-2A [S2] Vorige Patch kiezen.

Extern pedaalBanken kiezen (zoals met BANK [▲] en [▼])

Drie bedieningsmodes, Pedal Effect-mode

25

7.2 Pedal Effect-mode

Naast de functies die we al uit de Play-mode kennen kunt u in de Pedal Effect-mode ook nog effecten aansturen met de vier pedalen. Bovendien kunt u gewijzigde effectinstellingen opslaan in User Patch-es (A11~D84).

In de Pedal Effect-mode hebben de bedieningsknop-pen de volgende functies:

7.3 Edit-mode

Als u in de Play- of de Pedal Effect-mode op de [EDIT/PLAY]-knop drukt, komt u terecht in de Edit-mode. Dat wordt bevestigd door de oplichtende EDIT indicator (de meest rechtse van de vijf).

In deze mode kunt u uw eigen klanken en effectin-stellingen maken en deze naar een Patch schrijven. Daarnaast vindt u hier nog een aantal instellingen die

gelden voor de GR-30 in zijn geheel, bijvoorbeeld omtrent de gevoeligheid of MIDI.

Zodra u in de EDIT-mode ook maar één parameter wijzigt, begint de groene EDIT-indicator te knipper-en. Gaat u bovendien naar de Play-mode zonder de gemaakte wijzigingen op te slaan, dan knippert deze indicator in het rood, om aan te geven dat u de wijzigingen riskeert te verliezen. Kiest u nu toch een andere Patch, dan verschijnt er een melding die u er attent op maakt dat u de wijzigingen zijn geannu-leerd.

[+]/[–] Volgende/vorige Patch kiezen

[EDIT/PLAY] Naar de Edit-mode gaan

PARAMETER SELECT

Normaal geen functie, tenzij u de stand “PATCH INC/DEC BY S1/S2” kiest, waardoor u in de Play-mode terechtkomt.

EDIT TARGETSTRING SELECT

geen functie

Pedaal 1WAH→ WahWah of modulatie-effecten toevoegen.

Pedaal 2 P-GLIDE→ noten “buigen”.

Pedaal 3HOLD→ synthesizergeluid laten doorklinken.

Pedaal 4

CTRL ARP/HAR→ Arpeggiator (blz. 47) en Harmonist (blz. 58) in- en uitschakelen. Dient ook om arpeggio’s aan te houden (blz. 48).

GK-2A [S1]/[S2]Door op één van deze twee te drukken keert u terug naar de Play-mode.

Extern pedaal(Bank Up)

Hiermee kunt u het tempo voor de Arpeggiator “tikken” (blz. 51). Bij de Harmonist kiest u hiermee tus-sen majeur en mineur (blz. 62).

Extern pedaal(Bank Down)

Hiermee geeft u Patches waarop u het Wah-effect hebt gebruikt opnieuw hun originele klank.

[+]/[–]Waarde van de geselecteerde parameter wijzigen

[EDIT/PLAY] Terugkeren naar de Play-mode

EDIT TARGETEén van de acht groepen instel-lingen kiezen

PARAMETER SELECT

Kiezen wat u wilt wijzigen (Edit Target A~D) en naar de displays gaan waar u de gevoeligheid kunt wijzigen of instellingen kunt opslaan.

STRING SELECT

De snaar kiezen waarvoor u instel-lingen wilt wijzigen

Pedaal 1~4Hulpfuncties bij het instellen van parameters en bevestigen van effectinstellingen

GK-2A [S1]/[S2]

Waarde van de geselecteerde parameter wijzigen (zoals met [+]/[–])

Extern pedaal(Bank Shift)

Zelfde als hierboven

GR-30 Handleiding

26

7.4 Modes kiezen en verlaten

In de onderstaande afbeelding ziet u hoe u naar elk van de drie modes kunt gaan en ook hoe u ze weer kunt verlaten.

Tuner FunctionSnaar en nootworden afgebeeld

[EDIT/PLAY]

[EDIT/PLAY]Pedal Effect ModePdl wordt afgebeeld

Zet het PARAMETER SELECT-wielop PATCH INC/DEC BY S1/S2

Pedal 1 terwijl u [S1] indruktOF[–] terwijl u [EDIT/PLAY] indrukt

[–] terwijl u [EDIT/PLAY] indrukt

[S1], [S2], Pedalen enz.

[PATCH INC/DEC BY S1/S2]Geselecteerd Patch-nummer/PdL worden afwisselend afgebeeld[S2] [S2]

Master TuneToonhoogte ("A") wordt afgebeeld

Edit ModeWaarden die u instelt

Play ModeGeselecteerde Patch wordt afgebeeld

Patches wijzigen, Structuur van een Patch

27

8. Patches wijzigen

8.1 Structuur van een Patch

In de onderstaande afbeelding ziet u hoe een Patch is opgebouwd.

Twee Tones per PatchZoals uit de bovenstaande afbeelding blijkt, kan iedere Patch uit maximaal twee Tones bestaan, die u kiest uit de 384 beschikbare Tones. We spreken in dit verband van de “eerste” en de “tweede” Tone.

Die Tones kunt u aan individuele snaren toewijzen, waarbij u ze eventueel kunt “stapelen” (in dat geval hoort u de klank van de twee Tones tegelijk; blz. 31).

Verder kunt u voor iedere Tone parameters als Attack (blz. 30), Brightness (blz. 30) en transpositie (blz. 31) instellen.

Al deze informatie (keuze van Tone + instellingen van de parameters) kunt u wegschrijven in de Patch.

Wat zit er nog in een Patch?Nu we het toch over Patches hebben, laten we eens kijken welke informatie er naast de Tone-keuze, parameterinstellingen en snaartoewijzing nog deel uitmaakt van een Patch.

• Keuze van de effecten die u kunt aansturen (blz. 38)

• Arpeggiator-patronen en verwante instellingen (blz. 47)

• Harmonist-instellingen (blz. 58)

• Wat gebeurt er wanneer u op een intern of extern pedaal drukt (blz. 41)

• Welke programmanummers worden naar externe MIDI-instrumenten gezonden (blz. 65)

• Welke transpositiewaarde wordt er naar een externe klankbron gezonden (blz. 68)

Zoals u begrijpt, vindt u op de bladzijden tussen haakjes meer informatie over elk van deze items.

Arpeggiator/Harmonist en Patches

Om u nog wat schakelwerk te besparen kunt u ook voor iedere Patch bepalen of de Arpeggiator (blz. 47) en Harmonist (blz. 58) functie bij het kiezen van die Patch al dan niet wilt laten inschake-len (blz. 50).

Bovendien kunt u voor iedere Patch ook het te kiezen Arpeggio-patroon specifiëren. De bijgelev-erde Patches van de GR-30 bevatten reeds een aantal patronen, maar u kunt ook uw eigen patronen pro-grammeren (blz. 53).

A11

Arpeggio- en harmony- instellingen.ARPEGGIO/Harmony

EFFECTEffectinstellingen (twee effecten)

Reverb/Chorus

Instellingen voor interne en externepedalen.

FOOT PEDAL

Instellingen die voor de gehele Patchgelden.

COMMON

Patch Level (Volume), enz.

Instellingen voor MIDI-instrumenten. Zenden/ontvangen instellingen (SysEx)

MIDI

128 User PatchesA11 – D84

128 Preset PatchesE11 – H84

TONE

2nd TONE TONE MIX1st TONE

(Piano, Orgel, enz.)

Tone kiezen

Tone editen

#1 – #384

•Attack•Release•Brightness

•Layer

Volumebalans Tone 1/2

1ste en 2de Tonegestapeld

•Transpose 2nd

•Transpose 1st

•1: 2BAL

Deze instellingen kunt u vooriedere snaar apart maken

GR-30 Handleiding

28

8.2 Patches opslaan

De wijzigingen die u aanbrengt in een Patch (in de Edit-mode) gaan verloren zodra u een andere Patch kiest. In de Play-mode knippert de rode EDIT-indi-cator om u hier attent op te maken. Volg de onder-staande stappen als u de gewijzigde Patch wilt weg-schrijven (PATCH WRITE).

1) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan (de EDIT indicator licht groen op).

2) Kies met het PARAMETER SELECT wiel de gewenste parameters (groep A~D) en stel met de [+]/[–] knoppen de gewenste waarde in (de EDIT indicator begint nu groen te knipperen).

3) Zet het PARAMETER SELECT wiel in de stand “WRITE PATCH?”. Het Patch nummer begint nu te knipperen.

4) Bevestig uw keuze door de [+]/[–] knoppen tegel-ijk in te drukken. Het display beeldt dan don af.

5) De GR-30 keert automatisch terug naar de Play-mode.De wijzigingen die u in de Patch had aangebracht zijn nu permanent gemaakt. De volgende keer dat u deze Patch kiest (zelfs als u intussen een andere Patch kiest of de GR-30 uitschakelt) krijgt u hem in zijn nieuwe vorm te horen.

Opmerking: In de Patch-groepen E~H kunt u geen instel-len opslaan. Probeert u dat toch, dan verschijnt er een prompt (“E-H”) die u duidelijk moet maken dat wat u probeert niet mogelijk is.

Opmerking: Als u geen bestemming kiest waarin u de Patch wilt opslaan, dan overschrijft u de huidige locatie van de Patch. De versie van de Patch voordat u de wijzig-ingen aanbracht bent u dan kwijt. We gaan nu zien hoe u een andere bestemming kunt kiezen.

Andere schrijfbestemming kiezen (WRITE TO…)

Volg de onderstaande stappen als u de gewijzigde versie van een Patch in een ander nummer dan het origineel wilt opslaan.

1) Zodra u de Patch-instellingen hebt gewijzigd zet u, zonder de Edit-mode te verlaten, het PARAM-ETER SELECT wiel in de stand “WRITE TO…”.

2) De mogelijke schrijfbestemmingen herkent u aan de punten die in de rechter benedenhoek van de drie display-posities verschijnen (bv. A.2.1.).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen het nummer waar u de Patch wilt opslaan.

4) Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?”.

5) Druk tegelijk op [+]/[–] knoppen. In het display verschijnt don om aan te geven dat de Patch werd opgeslagen. De GR-30 keert automatisch terug naar de Play-mode.

Opmerkingen in verband met het opslaan van Patches

Als u een Patch wegschrijft, wordthij ongeveer exact zo bewaard als hij op dat moment klinkt. “Ongeveer”, want klankwijzigingen die een gevolg zijn van intern (Wah, Pitch Glide) of extern aanges-tuurde effecten worden niet mee opgeslagen. De overige wijzigingen worden wél in de Patch weggezet, dus ook de aan/uit-status van de Arpeggiator, de Harmonist en de “Bypass” functie (= “alle effecten uit”, blz. 40) voor de interne effect-en.

Onder systeeminstellingen verstaan we een aantal parameters die voor de GR-30 in zijn geheel gelden en die u dus niet voor iedere Patch opnieuw hoeft op te slaan. Deze parameters hoeft u trouwens helemaal niet te “schrijven”, want dat gebeurt steeds automa-tisch. Bovendien blijven de instellingen van deze parameters bewaard nadat u de GR-30 uitschakelt.

• Gevoeligheid voor iedere snaar (blz. 12)

• Guitar Select (blz. 74)

• Master Tune (blz. 14)

• MIDI zend- en ontvangstkanalen (blz. 63)

• MIDI Pitch Bend-bereik (blz. 63)

• MIDI-bankkeuze aan/uit (blz. 66)

• MIDI Bend Range Request (blz. 75)

• MIDI-controlenummer 7 aan/uit (blz. 74)

8.3 Patch-data extern opslaan

U kunt MIDI gebruiken om System- en Patch-data van de GR-30 extern op te slaan (bv. met behulp van een sequencer). Op die manier kunt u bijvoorbeeld reservekopies van uw eigen Patches maken. Voor dit soort gegevensoverdracht gebruikt u SysEx com-mando’s (uiteraard moeten de apparaten die u gebruikt deze commando’s begrijpen).

Door gebruik te maken van de Realtime-opname- of Bulk Librarian functie van uw sequencer kunt u data, die u vanuit de GR-30 verzendt, op diskettes opslaan.

Patches wijzigen, Patch-data extern opslaan

29

U kunt ook twee GR-30’s met mekaar verbinden en rechtstreeks data uitwisselen. Op die manier kunt u de ene GR-30 net zoals de andere laten klinken.

System- en Patch-data naar een MIDI-apparaat zenden1) Schakel de GR-30 uit.2) Verbind de MIDI OUT-connector van de GR-30

met de MIDI IN-aansluiting van het externe apparaat.

3) Houd pedaal 3 ingedrukt terwijl u de GR-30 weer inschakelt. In het display verschijnt nu “ALL”.

4) Kies met de VALUE-knoppen welke data u wilt verzenden:

5) Zorg dat het externe apparaat klaar is om de data te ontvangen.

6) Druk op [EDIT/PLAY].De data die u in stap 4 had geselecteerd worden naar het externe apparaat gezonden. Zolang dit gebeurt knippert “Snd.” (Sending) in het display.

7) Zodra u terugkeert naar het vorige display weet u dat de GR-30 klaar is met zenden. Schakel de GR-30 uit en in om naar de normale werkmode terug te keren.De GR-30 kan op gelijk welk moment SysEx-data ontvangen. U kunt extern opgeslagen data dus op ieder moment terug naar de GR-30 sturen. Houd er wel rekening mee dat de GR-30 de System- en Patch-data in het interne geheugen wist zodra hij SysEx-commando’s met nieuwe System- en Patch-data ontvangt. Vooral wanneer het om data gaat die als “ALL” werden verzonden kan dit rampzalige gevolgen hebben, aangezien dan alle instellingen van de GR-30 worden gewist. Sla de data in het interne geheugen best eerst op hun beurt extern op voordat u andere data laadt. Op die manier hebt u steeds een reservekopie.

Als u maar één Patch via SysEx naar de GR-30 zendt, mag u niet vergeten hem intern op te slaan (als u hem tenminste meteen “voorradig” wilt hebben. Het zenden van één Patch i.p.v. verschillende Patch-es wordt namelijk beschouwd als het editen van een interne Patch, met als gevolg dat de ontvangen instellingen meteen in de editbuffer terechtkomen – maar dus nog niet in een intern geheugen van de GR-30. Anderzijds is het wel zo dat sommige sequencende artiesten de klankinstellingen steeds als onderdeel van hun songs opslaan (dus in de sequence) en het interne geheugen van hun instru-menten enkel voor het maken (maar dus niet voor het archiveren) van hun klanken gebruiken.

8.4 Klanken maken

De uiteindelijke klankkleur van een Patch is vooral afhankelijk van de eerste en tweede Tone die u kiest. Om het terrein een beetje te verkennen kunt u best eens een Patch kiezen en hiervoor twee Tones selec-teren.

Opmerking: Een aanrader om als uitgangspunt te gebruiken is Patch A43. Deze Patch is namelijk relatief eenvoudig van opbouw, zodat u makkelijk de verschillen tussen de Tones kunt horen (als u de inhoud van A43 intus-sen al hebt gewijzigd, kunt u ook E43 gebruiken. Die klinkt hetzelfde, alleen kunt hem niet overschrijven).

Tones kiezen1) Kies Patch A43 en druk op [EDIT/PLAY]. U

belandt nu in de EDIT-mode.2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand

“1ST TONE”.3) Draai het PARAMETER SELECT-wiel naar de

stand “A”. In het display wordt nu “142” aangegeven, zodat u weet dat Tone nr. 142 op dit moment als eerste Tone is geselecteerd. U kunt nu gitaarspelen om de klank te beoordelen.

ALL Alle User Patches en systeeminstellingen.

SyS Systeeminstellingen

PAt Alle User Patches (128)

A— Patches uit groep A (A11~A84, 32 Patches)

b— Patches uit groep b (b11~b84, 32 Patches)

C— Patches uit groep C (C11~C84, 32 Patches)

d— Patches uit groep d (d11~d84, 32 Patches)

A11 Enkel Patch A11

A12 Enkel Patch A12

… …

d84 Enkel Patch d84

1ST/2ND TONE

GR-30 Handleiding

30

4) Blader met de VALUE-knoppen verder in de Tones en luister tot u diegene vindt die u zoekt.

5) Zodra u de Tone hebt gevonden die u wilt gebruiken draait u het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “WRITE PATCH”. In het dis-play verschijnt nu A.4.3..

6) Druk tegelijkertijd op [+] en [–] om de Patch te schrijven.De geselecteerde Tone wordt nu de eerste Tone voor Patch A43. Het display beeldt don af en u keert automatisch terug naar de Play-mode.

Opmerking: Wilt u het resultaat in een ander Patch-num-mer opslaan, zet dan vóór stap 5 het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer.

Om de tweede Tone te selecteren volgt u dezelfde werkwijze als bij de eerste Tone. U moet alleen het EDIT TARGET-wiel in de stand “2ND TONE” zet-ten. Bij een lege Patch hoort u aanvankelijk alleen de eerste Tone. Om ook de tweede Tone te horen moet u voor deze Patch de “Layer”-mode (blz. 31) kiezen.

Attack, Release en Brightness aanpassen

Nu u een eerste Tone hebt gekozen (zie hierboven), kunt u die op een aantal manieren gaan bewerken. De GR-30 stelt hiervoor drie parameters ter beschik-king: Attack (aanstijgtijd), Release (uitsterftijd) en Brightness (klankkleur).

1) Kies vanuit de Play-mode de Patch die u wilt editen.Laten we opnieuw Patch A43 kiezen.

2) Druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

3) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “1ST TONE” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “B” (ATTACK), “C” (RELEASE) of “D” (BRIGHTNESS).De huidige waarde wordt in het display aangegeven, het instelbereik loopt van –50~+50.

4) Verander met de VALUE-knoppen de waarde terwijl u gitaarspeelt om het resultaat te beoorde-len.

Opmerking: De mate waarin u de parameter kunt aan-passen varieert naar gelang de geselecteerde Tone.

5) Zodra u tevreden bent over de klank draait u het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “WRITE PATCH” en drukt u vervolgens tegeli-jkertijd op [+] en [–]. De wijzigingen die u had gemaakt zijn nu naar deze Patch weggeschreven.Hier hebt u geen nieuw geheugen gekozen. Dit heeft tot gevolg dat de geëdite Patch over de originele

Patch wordt geschreven zodra u stap 5 uitvoert. Wilt u de originele versie van de Patch bewaren, dan moet u een andere Write-bestemming kiezen.

Dit doet u door na stap 4 het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO...” te draaien en vervolgens met de VALUE knoppen een bestemming te kiezen (een Patch waarvan u het niet erg vindt dat hij wordt gewist). Hierna voert u stap 5 uit.Als u parameters voor de tweede Tone wilt editen, moet u het EDIT TARGET-wiel in de stand “2ND TONE” zetten. Daarna kunt u dezelfde procedure als voor de eerste Tone volgen. Wilt u de twee Tones ook samen horen, maak dan de relevante instellingen voor de LAYER-parameter.

■ Waartoe dienen Attack, Release en Brightness?We gaan nu even in op de invloed die de diverse parameters (die u onder stap 3 van het voorgaande kon selecteren) op het geluid hebben. Probeer het eerst zelf uit door de waarden te veranderen terwijl u het resultaat beluistert. De parameters hebben een instelbereik van –50~+50. Laat u de waarde op 0 staan, dan hoort u de originele klankkleur van de Tone. Bovendien zult u merken dat de klankverand-ering die het invoeren van een bepaalde waarde tew-eegbrengt voor iedere Tone anders uitvalt.

AttackMet deze parameter verandert u de aanstijgtijd van het geluid. Verhoogt u de waarde, dan zal het geluid er langer over doen om zijn maximale volume te bereiken (wat u bv. met uw gitaar bereikt door een snaar aan te slaan en dan vervolgens het volume-pedaal of de volumeregelaar te openen), het zal m.a.w. langer aanzwellen. Gaat u naar kleinere waarden, dan wordt het begin van het geluid steeds korter (“bitsiger”) en percussiever.

ReleaseHiermee bepaalt u de uitsterftijd van het geluid. Bij hogere waarden blijft het synthgeluid doorklinken wanneer de snaren al niet meer trillen, om vervol-gens langzaam uit te sterven. Bij lagere waarden sterft het geluid snel uit.

BrightnessMet deze parameter regelt u de helderheid (klankk-leur) van het geluid. Hoe hoger u de waarde instelt, hoe helderder het geluid wordt. Verlaagt u de waarde, dan klinkt de betreffende Tone doffer (het uiteindelijke klankresultaat is hierbij sterk afhankel-ijk van de gebruikte Tone).

Patches wijzigen, Patch-data extern opslaan

31

8.5 Tones combineren (Layer)

We hebben u reeds verteld dat u voor iedere Patch twee Tones kunt kiezen. Met de LAYER-parameter bepaalt u hoe deze Tones zich tot elkaar verhouden. De Layer Patch-parameter biedt zes opties: geen geluid, enkel de eerste Tone, enkel de tweede Tone, lichte ontstemming en sterke ontstemming.

U kunt de instellingen voor alle snaren tegelijkertijd laten gelden of ze alleen aan bepaalde snaren toewijzen. Zo zou u van snaar 1~4 en 5~6 respectievelijk twee speelzones met aparte Tone-instellingen kunnen maken.

Bepalen welke Tones u hoort1) Kies Patch 43, de Patch waarvoor we daarstraks

Tones hebben gekozen, en druk op [EDIT/PLAY]. U bent nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de “TONE MIX” stand en het PARAMETER SELECT-wiel naar de “A” (LAYER) stand.

3) Zet de STRING SELECT-regelaar op “ALL” (alle snaren).

4) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste optie. In het display verschijnen de zes Layer opties (zie hieronder). In de eerste kolom ziet u het snaarnum-mer; de “A” die u nu ziet staat voor “ALL”.

5) Bent u tevreden met de instellingen, draai dan het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH” en druk vervolgens tegelijk-ertijd op [+] en [–] knoppen. Uw instellingen zijn nu opgeslagen onder deze Patch.

Tones “ontstemmen”Bij de “ontstemmings”-opties in stap 4 van het voor-gaande instellingen hoort u de twee Tones, waarbij één van de twee lichtjes ontstemd tegenover de andere klinkt om een vetter geluid op te leveren. Hierbij klinkt de “sterke” variant natuurlijk gepro-nonceerder dan de “lichte” variant.

Nog mooier wordt het wanneer u de tegenover elkaar ontstemde Tones links en rechts in het stereobeeld

plaatst (dat doet u met de COMMON “PAN” param-eter, blz. 35) voor een lekker breed geluid. Bovendi-en kunt u deze instellingen desgewenst voor iedere snaar apart maken (zie volgende bladzijde).

Tones transponerenDe toonhoogte van het synthgeluid van de GR-30 is in de regel identiek aan die van de gitaar waarmee u de GR-30 aanstuurt. Wilt u dit echter anders, dan kunt u de toonhoogte in stappen van een halve toon verschuiven (transponeren). U kunt hiermee leuke dingen doen. U maakt bijvoorbeeld een Patch waar-bij het synthgeluid een octaaf hoger of lager ligt dan het gitaargeluid. Datzelfde kunt u doen voor de eerste Tone ten opzichte van de tweede Tone. Bov-endien kunt u de transpositie desgewenst ook voor iedere snaar apart instellen.

1) Kies vanuit de Play-mode de Patch die u wilt editen (we nemen weer A43) en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “TONE MIX” en draai het PARAMETER SELECT wiel naar de stand “B” (TRANS 1ST).

3) Zet de STRING SELECT-regelaar op “ALL” (alle snaren). In het display kunt u de transposi-tiewaarde aflezen.

4) Druk op [+] of [–]. U verandert hiermee de instelling voor alle snaren tegelijkertijd (binnen een bereik van -36~+24 halve tonen of -3 c.q. +2 octaven).

(Als u de STRING SELECT-regelaar op “MIDI” zet, kunt u bepalen of er MIDI-data naar een extern apparaat worden verzonden.)

5) Stel nu met de VALUE-knoppen de Note Shift waarde voor de gekozen snaar in.

6) Bent u tevreden met de instellingen, draai dan het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk vervolgens tegelijk-ertijd op [+] en [–]. Uw instellingen zijn nu opgeslagen onder deze Patch.In de voorgaande procedure specifieert u geen nieu-we Write-bestemming. Dit heeft tot gevolg dat de geëdite Patch over de originele Patch wordt geschre-ven zodra u stap 6 uitvoert. Wilt u de originele versie

TONE MIX

Geen geluid (Mute)

Enkel de 1ste Tone

Enkel de 2de Tone

Beide Tones

Ontstemd (zwaar)

Ontstemd (licht)

Punt licht op

GR-30 Handleiding

32

van de Patch bewaren, dan moet u een andere Write-bestemming kiezen.

Om de transpositie voor de tweede Tone in te stellen zet u in stap 2 hierboven het PARAMETER SELECT-wiel in de stand TRANS 2ND (C) in plaats van TRANS 1ST (B). Verder volgt u dezelfde proce-dure als hierboven. Wilt u de tweede Tone ook horen, dan moet u de relevante LAYER-instelling kiezen (zie blz. 31).

Verschillende instellingen voor verschillende snaren kiezen (STRING SELECT)

De functies die we zonet hebben besproken (LAY-ER, TRANS 1ST en TRANS 2ND) kunt u ook voor iedere snaar apart instellen. Kies eerst met de STRING SELECT-knop een snaar (van 6~1).

In de eerste display-kolom ziet u nu in plaats van “A” het nummer van de snaar die u koos. U kunt nu met de [+]/[–] knoppen een Layer-optie voor die snaar selecteren.

Wanneer u Layer-opties voor individuele snaren hebt gekozen en u zet later de STRING SELECT knop op “ALL”, dan zal de display-uitlezing gaan knipperen om u er attent op te maken dat de instel-lingen niet voor alle snaren identiek zijn.

Voor de LAYER-functie wordt het snaarnummer, waarvoor u instellingen maakt, afgebeeld in de eerste display-kolom. Bij de TRANS 1ST- en TRANS 2ND-functies wordt dat nummer niet afge-beeld, wegens te weinig plaats in het display. In deze gevallen zult u zich dus uitsluitend op de STRING SELECT-regelaar moeten beroepen.

U weet intussen dat de optie “ALL” dient om instel-lingen voor alle snaren tegelijk te maken. Dan blijft er nog de optie “6-5” over. Het mag duidelijk zijn dat u hiermee instellingen voor de vijfde en de zesde snaar kunt maken (bij de LAYER-functie verschijnt er dan “L” (Low String) in de eerste display-kolom.)

Met de STRING SELECT-regelaar bepaalt u ook nog of er al dan niet programmakeuze- en transposi-tie-informatie naar externe MIDI-instrumenten worden gezonden (zie respectievelijk blz. 65 en 68).

Balans tussen eerste en tweede Tone

Wanneer u een eerste en een tweede Tone samen laat klinken in een Layer, zult u natuurlijk de volumever-houding tussen de twee willen bepalen. U kunt hier-voor gebruik maken van de TONE BALANCE Patch-parameter.

1) Kies vanuit de Play-mode een Patch waarvoor LAYER (zie blz. 31) is ingeschakeld (zodat u zow-el de eerste als de tweede Tone hoort) en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “TONE MIX” en het PARAMETER-wiel naar de stand “D” (1:2 BALANCE). De waarde van de volumeverhouding wordt in het display aangeduid. Het instelbereik loopt van –50~+50.

3) Verander de waarde met de [+]/[–] knoppen. Bij de waarde “0” blijven de volumes van beide Tones onveranderd. Naarmate u een waarde instelt die dichter bij 50 ligt, gaat het volume van de eerste Tone omhoog. Naarmate deze waarde –50 benadert gaat het volume van de tweede Tone omhoog.

4) Bent u tevreden met de instellingen, draai dan het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH” en druk vervolgens tegelijk-ertijd op [+] en [–] knoppen. Uw instellingen zijn nu opgeslagen onder deze Patch. Wilt u de originele versie van de Patch bewaren, dan moet u een andere Write-bestemming kiezen (zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met [+]/[–] de gewen-ste bestemming).

Opmerking: Bij het instellen van deze parameter moet de “LAYER” parameter (zie blz. 31) uiteraard zijn inge-schakeld, ander hoort u sowieso slechts één Tone.

Wat moet u doen als u een Tone niet hoort?

Als u één van de twee Tones niet hoort, ligt dat waarschijnlijk aan één van de onderstaande oorzak-en.

• U hebt de LAYER-parameter voor één van de snaren (of alle snaren) op “1” (enkel de eerste Tone) of “2” (enkel de tweede Tone) ingesteld (zie blz. 31).

• 1:2 BAL (zie blz. 32) staat op 50 of -50.

• U hebt de Tones met de COMMON PAN-parameter (blz. 35) links en rechts in het stereobeeld (50 en -50) geplaatst terwijl u de GR-30 slechts via één kanaal versterkt.

Patches wijzigen, Volume per Patch opslaan

33

• U hebt een zwelpedaal aangesloten en toegewezen aan de “Ad1”, “Ad2” of “bAL” functie (blz. 44) en het pedaal is helemaal ingedrukt of helemaal losge-laten.

• U hebt de Arpeggiator ingeschakeld (blz. 47) maar een leeg patroon gekozen of met de ARPEGGIO/Harmony SEL-parameter (blz. 50) slechts één Tone aan de arpeggio toegewezen.

Opmerking: Als u nog steeds geen van beide Tones hoort, moet u even naar het storingsoverzicht op blz. 76 blader-en.

8.6 Volume per Patch opslaan

Voor veelgebruikte Patches is het handig om van tevoren hun volume te kunnen vastleggen zodat u dit niet telkens tijdens het spelen hoeft te doen. Op die manier kunt u een onderscheid maken tussen Patches voor “begeleiding” en “solo”. De parameter die u hiervoor gebruikt heet PATCH LEVEL.

1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “COMMON” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “A” (PATCH LEVEL).

De waarde van het volume wordt in het display aangeduid. Het instelbereik loopt van 0~100.

3) Stel met de [+]/[–] knoppen de gewenste waarde in. Probeer voor deze parameter steeds zo hoog mogel-ijke waarden in te geven, dit komt de signaal/ruis-verhouding ten goede (zorg dus dat de Patch die u het hardst wilt laten klinken op de maximumwaarde staat en gebruik dit als referentieniveau voor Patches die u stiller wilt laten klinken).

4) Bent u tevreden met de instellingen, draai dan het PARAMETER SELECT wiel in de stand “WRITE PATCH” en druk vervolgens tegelijk-ertijd op [+] en [–]. Uw instellingen zijn nu opgeslagen in het betreffende Patch-geheugen.

Wilt u de originele versie van de Patch bewaren, dan moet u een andere Write-bestemming kiezen (zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste bestemming).

Opmerking: PATCH LEVEL is niet de enige factor die een invloed heeft op het waargenomen volume van een Patch. Identieke Patch Level-waarden garanderen dan ook geen identiek volume. Een hoog volume kan onder andere te maken hebben met de onderstaande oorzaken:

• Zowel de eerste als de tweede Tone zijn inge-schakeld.

• Het Reverb- en/of Chorus-effect zijn ingeschakeld.

• Een hoog volume is eigen aan de Tone zelf.

• De BRIGHTNESS-parameter staat op een hoge waarde ingesteld.

• U gebruikt een WahWah-effect.

8.7 “Customizen”

In tegenstelling tot een toetseninstrument kunt u op een gitaar uiterst precies controle uitoefenen over de intensiteit van het geluid. U hebt tenslotte rech-tstreeks contact met de onderdelen die de geluid-strillingen voortbrengen (de snaren). Een gitaarsyn-thesizer moet natuurlijk aan al deze nuances tegem-oetkomen door u via verschillende opties te laten bepalen hoe hij op uw speelstijl reageert. Bij de GR-30 kunt u dit via de PLAY FEEL-parameter doen. Wanneer u een geschikte instelling voor deze parameter kiest, zal de synthesizer natuurlijker reageren op de nuances van uw speelstijl (bijvoor-beeld op het feit of u met uw vingers of met een plec-trum speelt).

Play Feel kiezen1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en

druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “COMMON” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “B” (PLAY FEEL).

COMMON

GR-30 Handleiding

34

3) Kies met de VALUE knoppen de gewenste Play Feel-waarde. Zodra u de gewenste optie hebt gev-onden drukt u op [+] om uw keuze te bevestigen.Hieronder vindt u meer uitleg over de informatie in het display en over de verschillende soorten Play Feel.

4) Draai het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijkertijd op [+] en [–]. Hiermee slaat u de gekozen Play Feel-instelling in de Patch op.Wilt u de originele versie van de Patch bewaren, sla ze dan op in een ander geheugen voordat u begint te editen (blz. 19).

■ Play Feel (8 types)

Opmerking: De namen van deze optie moet u als referen-ties zien. Ze zijn uiteraard voor interpretatie vatbaar (wat voor de één “normaal” is, is voor de ander “hard” enz.). Welke optie precies bij uw speelstijl past is dan ook een kwestie van een beetje experimenteren.Bovendien hangt de keuze af van het soort klank dat u gebruikt. Zo zal de optie “Fin” beter passen bij een Synth Lead Tone, terwijl de “tAP” optie het dan weer goed doet bij orgelklanken.

Envelope Follow-optiesAls u EF1 of EF2 kiest, bepaalt uw speelstijl (noten harder of zachter aanslaan enz.) het volumeverloop van de synthesizerklank. Dat geeft een erg “natuurl-ijk” gevoel. Er zijn twee opties:

EF1= VolumeUw dynamiek bepaalt het volume van de synthesiz-er. Dat werkt vooral goed op natuurlijk uitstervende klanken (gitaar, piano enz.). Houd er rekening mee dat het synthesizervolume zich altijd over een iets kleiner bereik zal bewegen (alsof er een compressor op werkt).

EF2= KlankkleurUw dynamiek bepaalt de klankkleur (Brightness) van de synthesizer. Dat werkt vooral goed op solok-lanken (Synth Lead enz.). Probeer in dat verband eens het onderstaande voorbeeld, waarbij we het sturen van de klankkleur combineren met een automatisch reagerend WahWah-effect.

nor (Normal)Deze instelling werkt goed met een “normale” speelstijl.

Fin(Finger Pick-ing)

Bij deze instelling is de gevoeligheid wat hoger dan bij de normale instel-ling. Hierdoor is deze optie uiter-mate geschikt voor “Finger Pick-ing”.

Hrd(Hard Picking)

Als u de snaren wat harder aanslaat, kunt u best deze optie kiezen. De gevoeligheid ligt hier wat lager. De constructie van sommige gitaren verplicht u er misschien toe de GK-2A te dicht bij de snaren te monteren. Dit kunt u in een aantal gevallen compenseren door deze Play Feel-optie te kiezen.

SFt(Soft Picking)

Is uw persoonlijke speelstijl aan de zachtere kant (zachtere aanslag), dan is deze instelling waarschijnlijk geschikt voor u. De gevoeligheid ligt hierbij iets hoger.

tAp(Tapping Play)

Wanneer u speciale technieken zoals Tapping op de toets, Pull-Offs of Hammer-Ons gebruikt, zorgt deze instelling dat de toonhoogte sta-bieler blijft. Het volumebereik van uw speldynamiek is echter wel beperkter.

no.d(No Dynamics)

Kiest u deze instelling, dan blijven volume en klankkleur gelijk, ongeacht hoe hard u speelt. Dit kan handig zijn voor het soort klanken dat u bewust niet dynamisch wilt spelen (bijvoorbeeld orgel).

EF1(Envelope Fol-low Type 1)

Bij deze optie volgt de synthesizer het volumeverloop van uw gitaar (zie verderop).

EF2(Envelope Fol-low Type 2)

Bij deze optie volgt de synthesizer het volumeverloop van uw gitaar (zie verderop).

Patches wijzigen, Stereopositie (Pan) van de Tones

35

Touch Wah met de PLAY FEEL-optie EF2

1) Kies de Synth Lead Tone F82.2) Zet in de Edit-mode het EDIT TARGET-wiel in

de stand COMMON en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “B” (PLAY FEEL). Kies met [+]/[–] “EF2”.

3) Zet EDIT TARGET in de stand [FOOT PEDAL] en PARAMETER SELECT in de stand “A” (WAH TYPE). Kies met [+]/[–] “At3” (Auto Trig-ger).

4) Als u nu op uw gitaar speelt zou het WahWah-effect moeten reageren op de sterkte waarmee u de snaren aanslaat. Om de respons helemaal aan uw stijl aan te passen kunt u wat experimenteren met de 1ST TONE “BRIGHTNESS” en de “At1”~”At5” opties in stap 3.

Opmerking: Als u de originele inhoud van de Patch wilt bewaren, moet u deze instellingen in een ander Patch-geheugen opslaan. Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer. Zet vervolgens het PARAM-ETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op [+]/[–].

Opmerking: De aanslagdata, die door de EF1- of EF2-optie (PLAY FEEL) worden gegenereerd, worden ook via MIDI OUT (controlenummer 18) gezonden.

Reactiesnelheid van de synthe-sizer

Als u voor de PLAY FEEL-parameter (zie blz. 34) opties kiest waarbij in de rechter benedenhoek van de derde displaykolom een punt verschijnt (nor., Fin., Hrd. enz.), dan wordt de Acceleration-functie-functie van de GR-30 ingeschakeld. Die zorgt ervoor dat de synthesizer sneller reageert op uw spel.

Daar zit echter een potentieel nadeel aan verbonden: om die “acceleratie” te kunnen uitvoeren maait de processor van de GR-30 een stukje gras weg voor de voeten van de functie die bijgeluiden van de snaren onderdrukt. Of u daar iets van gaat merken, hangt af van het soort Tone dat u gebruikt, want die bijgelui-den steken vooral de kop op bij geluiden die lang doorklinken (met een lange sustain). Hoort u bij dit soort Tones “plopjes” in het geluid, dan weet u nu waar dat aan ligt. Het is misschien beter om in

dergelijke gevallen een andere PLAY FEEL-optie te kiezen.

Opmerking: Er is maar één Preset Patch die van de Acceleration-functie gebruikt maakt, namelijk E13 (als u de User Patches niet wijzigt, ook A13). Als u op basis van deze Patch nieuwe Patches maakt, moet u dus uitkijken voor “plopgeluiden”. Duiken ze op, kies dan een andere PLAY FEEL-optie.

Opmerking: De acceleratiefunctie heeft geen invloed op de geluiden die u eventueel via MIDI aanstuurt.

8.8 Stereopositie (Pan) van de Tones

U kunt de eerste en de tweede Tone een aparte plaats in het stereobeeld geven. Een voor de hand liggende keuze is bijvoorbeeld om ze respectievelijk links en rechts te plaatsen.

Aangezien u voor deze parameter ook opties kunt kiezen waarbij iedere snaar een andere stereopositie krijgt, zijn er behoorlijk complexe dingen mogelijk.

Werkwijze1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en

druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “COMMON” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “C” (PAN).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste waarde (zie hieronder).

4) Draai het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijkertijd op [+] en [–]. Hiermee slaat u de gemaakte instel-lingen in de Patch op.

Opmerking: Als u de originele inhoud van de Patch wilt bewaren, moet u deze instellingen in een ander Patch-geheugen opslaan. Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer. Zet vervolgens het PARAM-ETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op [+]/[–].

GR-30 Handleiding

36

Panning opties (in stap 3)

Opmerking: De Pan-opties hebben geen invloed op het interne Chorus- en Reverb-effect.

Opmerking: Uiteraard moet u de GR-30 in stereo ver-sterken, wilt u van deze Pan-effecten iets horen. Het kan natuurlijk ook via een stereo-hoofdtelefoon, maar bedenk wel dat u het linker en rechter kanaal omgekeerd hoort wanneer u de hoofdtelefoon op de MIX OUT [L] jack aansluit.

8.9 Chromatic: stabiele toonhoogte

De GR-30 volgt nauwgezet de minutieuze schom-melingen in toonhoogte die het indrukken van gitaarsnaren nu eenmaal teweegbrengt. U kunt ech-ter zorgen dat de GR-30 slechts toonhoogteschom-melingen van ten minste een halve toon herkent (kleinere toonhoogtevariaties worden dan niet weergegeven). De Patches waarvoor u dit doet klink-en bijgevolg zoals instrumenten met een “vaste toon-hoogte” (bijvoorbeeld een piano). De functie waarmee u dit instelt heet CHROMATIC.

Chromatic activeren1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en

druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “COMMON” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “D” (CHROMATIC).

3) Kies met de VALUE-knoppen de gewenste waarde (zie hieronder).

4) Draai het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijkertijd op [+] en [–]. Hiermee slaat u de gemaakte instel-lingen in de Patch op.

-50~0~50

Als u “0” kiest, bevindt het geluid zich in het midden. Hoe meer u richting “50” gaat, hoe verder het geluid naar rechts wordt geplaatst, terwijl het rich-ting “-50” naar links gaat. Door ver-schillende Tones waarden van respec-tievelijk -50 en 50 te geven creëert u een Patch met een breed stereobeeld.

1-6, 6-1

Bij deze opties krijgt iedere snaar een andere stereopositie. De optie “1-6” plaatst de snaren “in een waaier” van links naar rechts (snaar 1 helemaal links…snaar 6 helemaal rechts). De optie “1-6” doet het omgekeerde. Wilt u horen hoe dit klinkt, kies dan eens Patch E52.

o-E, E-o(odd, Even)

Deze optie scheidt de even (Even) van de oneven (Odd) snaren en geeft ze tegenovergestelde stereoposities. De optie o-E plaatst de oneven snaren (1, 3 en 5) links en de even snaren (2, 4 en 6) rechts. De optie E-o doet uiteraard het omgekeerde. Voorbeeld van een Patch die dit effect gebruikt: G84.

rnd, 1.rd, 2.rd (rnd/rd= Random)

Bij deze opties krijgt u de twee Tones voortdurend op een andere, wille-keurige (= Random) plaats in het ster-eobeeld te horen. Wilt u dat dit effect enkel op de eerste of de twee de Tone werkt, kies dan respectievelijk “1.rd” en “2.rd”. De onbewerkte Tone staat in dat geval in het midden van het stere-obeeld.

ALt, 1.AL, 2.AL(ALt/AL= alternerend)

Bij deze optie spelen de eerste en de tweede Tone voortdurend “haasje over” tussen het linker en het rechter kanaal. Gaat het om een Patch die maar één Tone gebruikt, dan gaat die voortdurend heen en weer tussen links en rechts. Maar het mooist klinkt dit effect uiteraard bij een Patch met twee Tones. Luister bijvoorbeeld naar Patch E81, dan begrijpt u meteen het ver-schil met de rnd/r.d.opties.Wilt u dat dit effect enkel op de eerste of de twee de Tone werkt, kies dan respectievelijk “1.AL” en “2.AL”. De onbewerkte Tone staat in dat geval in het midden van het stereobeeld.

Synthesizer-toonhoogte

Toonhoogte vande snaren

Chromatic aan

kleine secunde(halve toon)

kleine secunde

grote secunde

secunde

kleine terts

kleine terts

grote terts

terts

Chromatic uit

Patches wijzigen, Chromatic: stabiele toonhoogte

37

Chromatic-opties

Mogelijke toepassingen

“Mooie” akkoordenBij Patches met lang doorklinkende noten kan de uitklinkfase al eens ontaarden in een ondefinieerbare brij. Dat heeft dan te maken met de subtiele toon-hoogteschommelingen van de gitaarsnaren die door de synthesizer worden gevolgd.

In dergelijke gevallen is het raadzaam de Chromatic functie in te schakelen (“on1” is een aanrader), zodat de synthesizer de basisnoten van het akkoord volgt en kleine schommelingen negeert. Uw akkoorden gaan hierdoor veel strakker klinken.

Bij wijze van demonstratie van dit principe stelt u de Chromatic parameter van Patch E44 best eens op “on1” in.

Piano-achtige klankenInstrumenten die van nature uit geen toonhoogte-schommelingen kleiner dan een halve toon kunnen produceren (bijvoorbeeld piano) klinken uiteraard realistischer wanneer u ze met ingeschakelde Chro-matic functie bespeelt. Afhankelijk van het soort instrument en melodie kunt u dan nog kiezen of u al

(optie “on1”) dan niet (opties “on2” en “on3”) legato wilt spelen.

oFFDe synthesizer volgt zelfs de meest subtiele toonhoogtebuigingen van de gitaar (ook als ze kleiner zijn dan een halve toon).

on1

De synthesizer rondt alle toonhoogtebuigingen van de gitaar af naar de dichtstbijzijnde halve toon. De synthesizerklank stijgt of daalt dus in stapjes van een halve toon, maar doet dat legato. Met andere woorden: bij ieder nieuw “stapje” hoort u een nieuwe noot, maar de klank wordt niet opnieuw gestart (u hoort bv. geen “klik” van een orgelklank; uw toetsende collegae noemen dit begin Attack). Deze optie is geschikt voor instrumenten met een typisch legato-klankkarakter, bv. een blokfluit.

on2

Hier worden de buigingen ook afgerond naar stapjes van een halve toon, maar in tegenstel-ling tot de vorige optie wordt de klank ook tel-kens opnieuw gestart (u hoort dus wél de Attack). De volumes van de noten volgen daar-bij het volume van de gitaar. Met andere woorden: naarmate de gitaarsnaren zachter tril-len (dus terwijl de gitaarklank uitsterft) klinken de gestarte noten steeds stiller.

on3

Hier gebeurt hetzelfde als bij “on2”, met dit verschil dat het volume van de noten niet meer afhankelijk is van de trilling van de gitaars-naren.

GR-30 Handleiding

38

9. Ingebouwde effecten

9.1 Over de effecten

Reverb (galm) is een effect waarmee de akoestiek van een grote, afgesloten ruimte — een concerthal bijvoorbeeld — wordt nagebootst.

Een Chorus-effect zorgt voor zwevingen in het gelu-id, waardoor u de indruk krijgt dat er meerdere instrumenten samenspelen. Het geluid wordt hierdoor ook breder en is meer “aanwezig” (maar als gitarist weet u daar natuurlijk alles van).

In de onderstaande afbeeldingen ziet u hoe het Reverb- en Chorus-effecten met elkaar zijn ver-bonden.

Opmerking: De effecten werken enkel op de synthesizerk-lanken. U kunt ze niet toevoegen aan het gitaargeluid of aan externe bronnen. Wilt u het gitaargeluid met effecten bewerken, verbind dan de GUITAR OUT-jack met een externe effectprocessor (zie blz. 11).

9.2 Effecten instellen

Reverb-type kiezenBij de GR-30 kiest u eerst welk van de 18 Preset Reverb-types (REVERB TYPE) u wenst te gebruik-en en stelt u vervolgens het volume en de lengte hiervan in. Tussen de 18 Presets vindt u ook enkele Delay effecten. Een Delay gebruikt u om het geluid te laten herhalen (echo).

Wilt u geen galm horen, dan selecteert u OFF.

1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “EFFECT” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “A” (REVERB TYPE).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste optie (zie hieronder).

4) Draai het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijkertijd op [+] en [–]. Hiermee slaat u de gemaakte instel-lingen in de Patch op.

Opmerking: Als u de originele inhoud van de Patch wilt bewaren, moet u deze instellingen in een ander Patch-geheugen opslaan. Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer. Zet vervolgens het PARAM-ETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op [+]/[–].

Beschikbare Reverb-effecten (18 types)InterneklankbronInterneklankbron

(Aansluitdiagram)

Uitgang

oFF U hoort geen galm.

ro1~3(Room)

De galm van een relatief kleine ruimte. De galmtijd wordt langer naarmate u een hoger cijfer kiest.

HL1~2(Hall)

De galm van een grote hal. De galmtijd wordt langer naarmate u een hoger cijfer kiest.

PL(Plate)

Het effect van een plaatgalm. Dit is een systeem waarbij het galmsignaal wordt opgewekt door de trillingen van een opgehangen stalen plaat. Het staat bekend om zijn heldere en sprankelende klank. De galmtijd wordt langer naar-mate u een hoger cijfer kiest.

dL1~6(Delay)

Dit is een Delay-effect waaraan een bepaalde hoeveelheid Feedback (meerd-ere herhalingen van het geluid) werd toe-gevoegd. Naarmate u een hoger cijfer kiest hoort u meer herhalingen.

Pd1~6(Pan-ning Delay)

Bij dit effect worden de herhalingen van het geluid afwisselend naar de linker- en rechteruitgang van het MIX OUT-paar gestuurd. Naarmate u een hoger cijfer kiest hoort u meer herhalingen.

Ingebouwde effecten, Chorus-effect

39

Reverb-volume/tijd instellenZodra u een basistype Reverb hebt gekozen kunt u dit “op smaak brengen” door het volume en de galm-tijd aan te passen.

1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “EFFECT” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “C” (REV/DLY TIME).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste galm/Delay-tijd (0~100).

4) Draai nu het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “B” (REVERB LEVEL) en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste galm/Delay-volume (0~100).

5) Draai het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijkertijd op [+] en [–]. Hiermee slaat u de gemaakte instel-lingen in de Patch op.

Opmerking: Als u voor REVERB TYPE een Delay-effect kiest (dL1~dL6, Pd1~Pd6) dan wijzigt u met de boven-staande parameter uiteraard de duur van de vertraging in plaats van de lengte van de galm.

9.3 Chorus-effect

Bij de GR-30 kunt u kiezen uit 25 Preset Chorus-types (CHORUS TYPE). Tussen deze types vindt u ook Flanger-effecten (u wel bekend waarschijnlijk) en een erg kort Delay-effect. Wilt u niets van dit alles dan selecteert u “oFF”.

Buiten de keuze van het type vallen er geen Chorus-parameters meer in te stellen. De gewenste effectdi-epte en -snelheid vinden is dus een kwestie van de juiste Preset te kiezen.

Chorus-type kiezen1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en

druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “EFFECT” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “D” (CHORUS TYPE).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste optie (zie hieronder).

4) Draai het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijkertijd op [+] en [–]. Hiermee slaat u de gemaakte instel-lingen in de Patch op.

Opmerking: Als u de originele inhoud van de Patch wilt bewaren, moet u deze instellingen in een ander Patch-geheugen opslaan. Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer. Zet vervolgens het PARAM-ETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op [+]/[–].

Beschikbare Chorus-effecten (25 types)

oFF Chorus-effect wordt niet gebruikt.

Chorus-groep

Cr1~3Het meest traditionele Chorus-effect. De zwevingen in het geluid worden sneller naarmate u een hoger cijfer kiest.

Cr4~6Dit is een dieper Chorus-effect. De zwevin-gen in het geluid worden sneller naarmate u een hoger cijfer kiest.

Cr7~9

Dit effect voegt minder zwevingen aan het geluid toe, maar maakt het vooral breder. Het effect wordt intenser naarmate u een hoger cijfer kiest.

Flanger-groep

FL1~3

Dit is een nogal oppervlakkig, bescheiden Flanger-effect. De zwevingen in het geluid worden sneller naarmate u een hoger cijfer kiest.

FL4~6

Dit is een krachtiger Flanger-effect met een sterke metalige resonantie. De zwevingen in het geluid worden sneller naarmate u een hoger cijfer kiest.

FL 7, FL 8

Dit is een subtieler Flanger-effect dat meer weg heeft van een Chorus. 8 is sneller dan 7.

GR-30 Handleiding

40

9.4 Alle effecten uit (Effect Bypass)

Met de Effect Bypass-functie schakelt u alle effecten tegelijk uit. Op die manier kunt u het geluid met en zonder effecten vergelijken om te beoordelen wat deze laatsten toevoegen. Het werkt als volgt:

1) Houd [EDIT/PLAY] ingedrukt en druk op [+] (u kunt dit in gelijk welke mode doen).De groene “EFFECT BYPASS” indicator licht op en de effecten worden uitgeschakeld (hoewel hun instellingen verder ongewijzigd blijven).

2) Druk nogmaals op [+] terwijl u [EDIT/PLAY] ingedrukt houdt om de effecten weer in te schake-len (de indicator dooft).

Opmerking: De status van de Bypass-functie wordt niet bewaard als u een Patch wegschrijft of de GR-30 uitschakelt. Wilt u een effect in een Patch blijvend uitschakelen, kies dan “oFF” voor het REVERB TYPE (zie blz. 38) en/of het CHORUS TYPE (zie blz. 39) en sla de Patch-instellingen op.

Wat moet u doen als u de ef-fecten niet hoort?

Als u de ingebouwde effecten niet hoort, ligt dat waarschijnlijk aan één van de volgende oorzaken:

• Controleer of de EFFECT BYPASS-indicator brandt.

• Controleer of u voor REVERB TYPE (zie blz. 38) of CHORUS TYPE (zie blz. 39) niet de optie “oFF” hebt geselecteerd.

• Controleer of de REVERB LEVEL-parameter (zie blz. 39) op een geschikte waarde is ingesteld.

• Als u “rE.L” (REVERB LEVEL) aan het zwelpedaal hebt toegewezen, mag het zwelpedaal niet volledig omhoog staan.

Short Delay

Sd 1~6Dit is een extreem kort Delay-effect. De zes varianten hebben allemaal een andere Delay-tijd en een ander aantal herhalingen.

Special Effects

SE 1, SE 2

Hiermee kunt u speciale effecten aan het synthgeluid toevoegen (2 varianten).

Pedaalfuncties instellen, WahWah-type kiezen

41

10.Pedaalfuncties instellen

We hebben reeds kennisgemaakt met de effecten die u in de Pedal Effect-mode (als u het PARAMETER SELECT-wiel in de stand PATCH INC/DEC BY S1/S2 zet) met de pedalen van de GR-30 kunt aansturen. Hieronder gaan we wat dieper in op de variaties die u voor effecten als Wah, Pitch Glide en Hold kunt kiezen.

10.1 WahWah-type kiezen

Er zijn 35 types WahWah, onderverdeeld in zeven groepen, die zich onderscheiden in snelheid en klankkleur. Type 36 is geen WahWah, maar een modulatie-effect.

1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “FOOT PEDAL” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “A” (WAH TYPE).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste optie (zie hieronder).

4) Draai het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijkertijd op [+] en [–]. Hiermee slaat u de gemaakte instel-lingen in de Patch op.

Opmerking: Als u de originele inhoud van de Patch wilt bewaren, moet u deze instellingen in een ander Patch-geheugen opslaan. Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer. Zet vervolgens het PARAM-ETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op [+]/[–].

Opmerking: Als u pedaal 1 indrukt terwijl u instellingen maakt, kunt u het resultaat meteen beoordelen.

Beschikbare WahWah effectenDe nummers 1~5 bij de nu volgende opties hebben telkens te maken met de modulatiesnelheid. Hoe hoger het nummer, hoe trager de modulatie.

UA1~UA5(Wah)

Dit is het klassieke WahWah-effect dat we aan gitaristen niet meer hoeven voor te stellen. Door op het pedaal te drukken verhoogt u de filterfrequentie (“wah”) en door het los te laten ver-laagt u deze frequentie (“oww”).

At1~At5(Auto Trigger)

Hier gebeurt hetzelfde als bij de vorige opties, alleen wordt de filterfrequentie niet door het pedaal gestuurd, maar door de dynamiek van de gitaar. Met andere woorden: telkens als u een noot aanslaat, hoort u een “wah”. Het pedaal dient hierbij enkel nog om het effect in zijn geheel te activeren. Vooral in combinatie met de PLAY FEEL optie “EF2” levert dit interes-sante “Touch Wah” effecten op (zie blz. 35).

br1~br5(Bright-ness)

Bij deze opties stuurt u met het pedaal de helderheid van de klank, zonder de typische kleur van het WahWah-effect toe te voegen.

nU1~nU5(Narrow Wah)

Hier gebeurt hetzelfde als bij UA1~UA5, alleen beweegt de filterfrequen-tie zich over een kleiner bereik (ongeveer de helft). Hierdoor klinkt het effect minder extreem.

Voorbeelden van UA1~UA5, br1~br5, enz. (verandering over de tijd)

ToneHelderheid

Indrukken Loslaten

Tijd

GR-30 Handleiding

42

Opmerking: Als u pedaal 1 één keer indrukt terwijl er geen andere pedalen zijn ingedrukt, dan kan het gebeuren dat u een ander geluid hoort dan toen u de Patch koos (het wil al eens dof of sterk gekleurd klinken). Kies in dat geval de Patch opnieuw, of kies even een andere Patch en ver-volgens weer de originele Patch (als u een pedaal hebt aangesloten om banken te kiezen, kunt u dit doen door op het bank [▼] pedaal te drukken).

Opmerking: Als de “donkere” component van het WahWah-geluid u iets te dof uitvalt kunt u dit opvangen door “nU1~5” of “-n1~5” te kiezen en de Brightness-parameter (zie blz. 30) aan te passen.

Opmerking: Het klankresultaat van het WahWah-effect varieert naar gelang de geselecteerde Tone.

10.2 Pitch Glide-type kiezen

Zoals we in “Pedal Effect-mode kiezen” op blz. 21 hebben uitgelegd, kunt u pedaal 2 gebruiken om de toonhoogte van het synthgeluid te veranderen. U kunt dit op 9 manieren doen. Bij elk van die opties kunt u de toonhoogte zowel verhogen als verlagen, maar telkens volgens een ander patroon (een patroon bepaalt o.a. het tooninterval en de tijd die nodig is om dit interval te overbruggen). Deze instelling kunt u vervolgens als onderdeel van een Patch opslaan.

1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “FOOT PEDAL” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “B” (GLIDE TYPE).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste optie (zie hieronder).

4) Draai het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijkertijd op [+] en [–]. Hiermee slaat u de gemaakte instel-lingen in de Patch op.

Opmerking: Als u de originele inhoud van de Patch wilt bewaren, moet u deze instellingen in een ander Patch-geheugen opslaan. Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer. Zet vervolgens het PARAM-ETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op [+]/[–].

Opmerking: Als u pedaal 1 indrukt terwijl u instellingen maakt, kunt u het resultaat meteen beoordelen.

Beschikbare Pitch Shift “modellen”Aangezien u met de volgende 9 types Pitch Shift de toonhoogte telkens kunt verhogen of verlagen, beschikt u in feite over 18 types. Het display geeft dit onderscheid als volgt aan: “Up (omhoog), Type 5” wordt aangeduid als uP5, terwijl “Down (omlaag), Type 3” als dn3 verschijnt.

-U1~-U5(Reverse Wah)

Hierbij werkt het pedaal omgekeerd ten opzichte van de UA1~UA5-opties. Bij het indrukken krijgt u dus een donker geluid en bij het loslaten een helder geluid.

-b1~-b5(Reverse Brightness)

Hier werkt het pedaal omgekeerd ten opzichte van de br1~br5 opties. Bij het indrukken krijgt u dus een donker geluid en bij het loslaten een helder geluid.

-n1~-n5(Rev. Nar-row Wah)

Hierbij werkt het pedaal omgekeerd ten opzichte van de nU1~nU5 opties.

Mod(Modula-tion)

Als u deze optie kiest, stuurt u met het pedaal een vibrato-effect aan in plaats van een WahWah-effect. Dit heeft meer weg van een echte synthesizervi-brato dan van het soort vibrato dat u met de vingers op een gitaar speelt.De snelheid en de diepte van de vibrato liggen voor iedere Tone vast.

uP1 (dn1)

Met een druk op het pedaal verschuift u de toonhoogte met een reine kwart. Bij het los-laten van het pedaal keert u terug naar de originele toonhoogte.

uP2 (dn2)

Idem als vorige optie, maar doet er langer over om de reine kwart te bereiken.

uP3 (dn3)

Met een druk op het pedaal verschuift u de toonhoogte met een reine kwint.

uP4 (dn4)

Met een druk op het pedaal verschuift u de toonhoogte met een octaaf.

uP5 (dn5)

Idem als 1, maar doet er langer over om het octaaf te bereiken (keert echter even terug snel naar de originele toonhoogte als in 4).

Pedaalfuncties instellen, Hold type kiezen

43

Opmerking: Het interval (kwart, kwint enz.) dat u voor het Pitch Glide effect kiest is ook het interval dat wordt gebruikt voor de “Pit” of “t.n.P.” functie die u aan een extern zwelpedaal (EXP pedaal, blz. 44) toewijst.

Opmerking: Het bereik van de toonhoogteverschuiving varieert naar gelang de geselecteerde Tone.

10.3 Hold type kiezen

Met pedaal 3 kunt u een Hold-effect aansturen. Dat betekent dat klanken blijven doorklinken nadat u de snaren hebt losgelaten. Voor dit effect kunt u kiezen uit 15 variaties. De gemaakte keuze kunt u voor iedere Patch opslaan.

1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “FOOT PEDAL” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “C” (HOLD TYPE).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste optie (zie hieronder).

4) Zie stap 5 op blz. 39 en de daarmee gepaard gaande opmerking voor het opslaan van de Patch.

Opmerking: Als u pedaal 1 indrukt terwijl u instellingen maakt, kunt u het resultaat meteen beoordelen.

Beschikbare Hold-typesDe mogelijke Hold opties die u kunt kiezen zijn onder te verdelen in drie types: Damper, Sostenuto en String.

Damper Hold (dPr)De noten die u speelt terwijl u het pedaal ingedrukt houdt worden aangehouden (net zoals bij het demper pedaal van een piano). Op die manier kunt u lang-gerekte akkoorden neerleggen.

Bij deze opties is het niet mogelijk om dezelfde snaar verschillende keren aan te slaan om identieke noten op elkaar te “stapelen”.

Opmerking: De GK-2A herkent de toonhoogte slechts zolang de snaar nog trilt. Zolang dat het geval is, volgt de synthesizer ook perfect de toonhoogte van de gitaar (voor zover u de “Chromatic” functie niet hebt geactiveerd, blz. 36).

Sostenuto Hold (SoS)Bij deze functie worden enkel de noten aangehouden die u speelt op het moment dat u het pedaal indrukt. Deze noten blijven klinken tot u het pedaal weer los-laat. Intussen kunt u op de gitaar een melodie enz. spelen (want de noten die u na het indrukken van het pedaal speelt worden niet aangehouden). Een voor de hand liggende toepassing is om een synthesiz-erakkoord te spelen en er met de gitaar (of met de tweede synthesizer Tone) een melodie overheen te soleren.

String Hold (Str)Dit effect werkt zoals het voorgaande (SoS), met dit verschil dat u het Hold-effect voor individuele snaren kunt activeren. Met de snaren waarvoor het Hold effect niet actief is kunt u de synthesizer bli-jven aansturen. Op die manier kunt u bijvoorbeeld het synthesizergeluid laten doorklinken voor snaar 5 en 6 terwijl u er een melodie over speelt met een synth-geluid dat u aanstuurt met de snaren 1~4.

Zodra u het pedaal loslaat houdt zowel het geluid dat werd aangehouden als het geluid dat u op de gitaar speelde op.

Laten we nu eens kijken welke opties u precies kunt kiezen (als de Arpeggiator is uitgeschakeld).

uP6 (dn6)

Nogmaals een toonhoogteverandering van een octaaf, maar het tijdsinterval is nog langer dan in 5, zowel om naar het octaaf toe te gaan als om naar de originele toonhoogte terug te keren.

uP7 (dn7)

Met een druk op het pedaal verschuift u de toonhoogte met twee octaven. Bij het los-laten van het pedaal keert u terug naar de originele toonhoogte.

uP8 (dn8)

Idem als 7, maar doet er veel langer over om naar de nieuwe toonhoogte toe te gaan én om naar de originele toonhoogte terug te keren.

uP9 (dn9)

Hierbij stijgt (of daalt) de toonhoogte onmid-dellijk met een octaaf zodra u het pedaal indrukt.

dPrDit demper-effect werkt op beide Tones en externe MIDI-klankbronnen.

d.-1Dit demper-effect werkt enkel op de eerste Tone.

d.-2Dit demper-effect werkt enkel op de tweede Tone.

d.-bDit demper-effect werkt op beide klankbron-nen (niet op externe klankbronnen).

d.-EDit demper-effect werkt enkel op de externe MIDI-klankbronnen.

d.1E Eerste Tone en externe MIDI-klankbronnen.

d.2E Tweede Tone en externe MIDI-klankbronnen.

GR-30 Handleiding

44

Opmerking: Als de Arpeggiator is ingeschakeld vallen er vier opties uit de bovenstaande lijst weg: “dPr”, “Sos”, “Lt.A” en “Lt.B”. De Hold-functie werkt in die gevallen enkel op arpeggio’s, wat op zijn beurt mogelijkheden oplevert. Zo kunt u van een arpeggio naar een akkoord overgaan zonder het ritme van de arpeggio te stoppen. Voor meer details, zie blz. 48.

10.4 Zwelpedaal gebruiken

U kunt een zwelpedaal (EV-5, optie) op de EXP PEDAL-jack op het achterpaneel aansluiten en hiermee een hele reeks effecten op het synthgeluid loslaten. U kunt 15 effecten aansturen, waaronder Pitch (toonhoogte) en Volume maar ook MIDI-data. De instellingen voor deze functie kunt u natuurlijk opslaan in de Patch.

Zwelpedaal aansluitenSluit het zwelpedaal (bv. een EV-5, optie) aan op de EXP PEDAL-jack op de achterzijde van de GR-30. Als u de relevante instellingen (zie hieronder) in een Patch hebt geschreven volstaat het dat u het pedaal bedient. Het geprogrammeerde effect wordt dan onmiddellijk geactiveerd (in gelijk welke mode).

We hebben u net duidelijk gemaakt dat u met een zwelpedaal een bepaald effect binnen een bepaalde Patch kunt aansturen. Kiest u nu een andere Patch, dan wordt dit effect tenietgedaan, ongeacht de stand van het pedaal op dat moment. Pas wanneer u nu opnieuw het pedaal bedient, zult u ook bij de nieuw gekozen Patch een effect horen. Een uitzondering hierop is de hierboven beschreven functie “1” (Vol-ume). Als u zowel voor de geselecteerde Patch als voor de nieuwe Patch die u kiest deze functie hebt geactiveerd, wordt de stand van het zwelpedaal (en dus het volume) overgedragen naar die nieuwe Patch.

Effecten kiezen voor het zwelpedaal

1) Kies in de Play-mode de Patch die u wilt editen en druk op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “FOOT PEDAL” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “D” (EXP PEDAL).

3) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste optie (zie hieronder).

4) Zie stap 5 op blz. 39 en de daarmee gepaard gaande opmerking voor het opslaan van de Patch.

Opmerking: Als u pedaal 1 indrukt terwijl u instellingen maakt, kunt u het resultaat meteen beoordelen. Het verdi-ent aanbeveling om het minimumvolume van het zwel-pedaal in de laagste stand te zetten.

SoSDit Sostenuto-effect werkt op alle interne en externe MIDI-klankbronnen.

S.-1Dit Sostenuto-effect werkt enkel op de eerste Tone.

S.-2Dit Sostenuto-effect werkt enkel op de tweede Tone.

S.-bEerste en tweede Tone (niet op externe klank-bronnen toongenerators).

s.-E Externe MIDI-klankbronnen.

S.1E Eerste Tone en externe MIDI-klankbronnen.

S.2E Tweede Tone en externe MIDI-klankbronnen.

StrDit String-effect werkt op alle interne en externe MIDI-klankbron.

Pedaalfuncties instellen, Zwelpedaal gebruiken

45

Beschikbare functies voor het zwelpedaal (15 types)

Opmerking: Als u “L-r” of “PAn” hebt gekozen is het mogelijk dat u tijdens het bedienen van het zwelpedaal een lichte ruis hoort. Dit is volkomen normaal. Deze functies hebben geen invloed op de stereopositie van het Reverb- of Chorus-geluid.

Opmerking: “tP1”, “tP2”, “tP3” en “t.n.p.” kunt u ook gebruiken terwijl de Arpeggiator is ingeschakeld.

Opmerking: “Ad1”, “Ad2” en “bAL” werken enkel wan-neer u met de LAYER (zie blz. 31) parameter de eerste en tweede Tone hebt geselecteerd en wanneer u met de 1:2 BAL geen van deze Tones buitenspel hebt gezet.

Opmerking: Bij de “Pit” en “t.n.p.” opties varieert het bereik waarover u de toonhoogte kunt moduleren naar gelang de geselecteerde Tone.

VoL(Volume)

U varieert het volume van het synthgeluid tussen 0 en de waarde die u met de vol-umeregelaar op de GK-2A hebt ingesteld.

Ad1(Add 1st Tone)

U varieert het volume van de eerste Tone. In Patches met twee Tones wordt de eerste Tone dus gradueel toegevoegd aan (of weggenomen van) de tweede Tone.

Ad2(Add 2nd Tone)

U varieert het volume van de tweede Tone. In Patches met twee Tones wordt de tweede Tone dus gradueel toegevoegd aan (of weggenomen van) de eerste Tone.

bAL(Balance)

Hiermee stuurt u de volumeverhouding tussen de eerste en de tweede Tone aan. Laat u het pedaal los, dan hoort u alleen de eerste Tone. Drukt u het pedaal voll-edig in, dan hoort u alleen de tweede Tone.

bri(Bright-ness)

Hiermee kunt u de helderheid van het geluid continu variëren.

UAH(Wah)

Dit effect komt in de buurt van het zojuist beschreven Brightness effect, maar voegt de typische klankkleur van een WahWah-pedaal toe.

Pit(Pitch)

Hiermee stuurt u de toonhoogte van het synthesizergeluid aan. Daarbij blijft de structuur van akkoorden ongewijzigd. Het bereik waarover de toonhoogte wordt verschoven hangt af van het interval van het GLIDE TYPE dat u in de Pedal Effect-mode hebt gekozen (zie blz. 42).

Mod(Modula-tion)

Hiermee controleert u de intensiteit van de toonhoogteschommelingen bij het modulatie-effect (de snelheid van die schommelingen ligt voor iedere Tone vast).

L-r(Left-Right)

Hiermee stuurt u de stereopositie van het geluid aan. De PAN-instelling (zie blz. 35) wordt hierbij genegeerd. De eerste en tweede Tone worden naar rechts gepand als u het pedaal indrukt en naar links als u het pedaal loslaat.

PAn

Bij deze optie stuurt u met het pedaal rechtstreeks de waarde van de PAN-parameter (zie blz. 35) aan over een bereik van -50~50. Als u het pedaal indrukt, wordt de eerste Tone rechts en de tweede Tone links gepand. Laat u het pedaal helemaal los, dan staat de eerste Tone helemaal links en de tweede Tone helemaal rechts in het stereobeeld.

rE.L(Reverb Level)

Bij deze optie stuurt u met het zwelpedaal het Reverb-volume aan (niet het Chorus-volume). Als u het pedaal indrukt, hoort u het Reverb-volume dat in de Patch staat geprogrammeerd. Laat u het pedaal los, dan hoort u geen Reverb.

tp1(Tempo Type 1)

Bij deze optie stuurt u het tempo (de snel-heid) van de Arpeggiator aan. Als u het pedaal indrukt, wordt het tempo van de arpeggio’s aan door de in de geprogram-meerde Patch waarde. Laat u het pedaal los, dan hoort u de arpeggio’s erg traag.

tp2(Tempo Type 2)

Ook met deze optie stuurt u het arpeggio-tempo, maar hier wordt het tempo enorm snel als u het pedaal indrukt en hoort u het tempo van de Patch als u het pedaal loslaat.

tp3(Tempo Type 3)

Het tempo van de arpeggio’s kan over een bereik van ±20% ten opzichte van de cen-trale waarde (d.i. de waarde die in de Patch is geprogrammeerd) ingesteld worden.

t.n.p.(Tempo&Pitch)

Bij deze optie stuurt u de toonhoogte en het tempo tegelijk aan. Het resulterende effect heeft nog het meest weg van een bandopnemer waarbij u met de weer-gavesnelheid speelt. Het bereik waarover de toonhoogte wordt verschoven hangt af van het interval van het GLIDE TYPE dat u in de Pedal Effect-mode hebt gekozen (zie blz. 42).

#1~#32, 64~#95,…(controle-nummers)

Deze optie laat u toe de stand van het zwelpedaal als een controlecommando via MIDI OUT te zenden. U kunt gelijk welk controlenummer van 1~32 en 64~95 kiezen. Dit is handig wanneer u een parameter op een extern effectapparaat wilt aansturen. Deze functie heeft echter geen invloed op de interne klankbron.

GR-30 Handleiding

46

Opmerking: De uiteindelijke klank van het effect voor “bri” en “UAH” hangt af van de geselecteerde Tone en van de instelling van de “BRIGHTNESS” parameter.

Opmerking: Als u op het zwelpedaal een hoger minimum-volume kiest wordt het aangestuurde effect nooit volledig geneutraliseerd, zelfs niet als u het pedaal helemaal los-laat (pedaal staat volledig omhoog).

Arpeggiator, Even voorstellen

47

11. Arpeggiator

De GR-30 bevat een Arpeggiator die speciaal werd ontworpen voor gitaartoepassingen. De Arpeggiator “breekt” de akkoorden die u op uw gitaar aanslaat en maakt er complexe patronen van.

De Arpeggiator kan instaan voor eenvoudige begeleidingspatronen terwijl u de melodie speelt. Maar u kunt het natuurlijk ook verder gaan zoeken en effecten creëren waartoe een gitaarsynthesizer tot nog toe niet in staat was.

11.1 Even voorstellen

Het begrip arpeggio hoeven aan gitaristen waarsch-ijnlijk niet meer uit te leggen, maar we gaan er toch even op in om de werking van de Arpeggiator te verklaren.

Op een akoestische gitaar vormt u met de linkerhand de akkoorden, terwijl u met de rechterhand een her-halende reeks individuele snaren in een bepaald rit-me speelt, bijvoorbeeld de snaren 5, 4, 3, 4, 1, 3, 2, 3.

Deze reeks (“5, 4, 3, 4, 1, …”) noemen we op de GR-30 een arpeggiopatroon, of kortweg “patroon”.

Voor iedere Patch van de GR-30 kunt u een ander patroon programmeren. Als u de Arpeggiator inschakelt, volstaat het dan om op uw gitaar een akk-oord (of een noot) aan te slaan. De Arpeggiator vormt dit akkoord om tot een reeks individuele noten (volgens het patroon van de geselecteerde Patch) en geeft deze weer met het synthesizergeluid.

De onderstaande afbeelding maakt duidelijk hoe zo’n arpeggiopatroon in elkaar zit. Het “raster” bevat drie soorten gegevens: “speel een noot op het vol-ume X”, “houd de vorige noot aan” (overbinding) en “geen noot”. De horizontale lengte bepaalt u voor iedere Pattern apart (maximaal 32).

Opmerking: Als u een snaar aanslaat waarvoor het patroon geen data voorziet (in het bovenstaande voorbee-ld is dat snaar 6), of als het totale aantal snaren dat u aanslaat niet overeenkomt met het aantal dat in het patroon wordt gebruikt, dan heeft de Arpeggiator een aan-tal interne “regeltjes” paraat waarmee hij een vervan-gende noot kiest (bijvoorbeeld de grondnoot van het akk-oord). Deze noot sluit wel goed aan bij de muzikale con-text.

11.2 Toepassingen van de Arpeggiator

Om u wat inspiratie te geven bij het gebruik van de Arpeggiator stellen we hieronder een aantal praktijk-toepassingen voor. Om te beginnen kiezen we enkele Preset Patches die van de Arpeggiator gebruik mak-en.

Stel eerst in de Play mode het PARAMETER SELECT-wiel op “PATCH INC/DEC BY S1/S2” in, zodat u met de S1/S2-knoppen op de GK-2A door de Patches kunt stappen. Gebruik pedaal 4 om de Arpeggiator in en uit te schakelen.

Opmerking: Als de Arpeggiator is ingeschakeld, licht de “ARP/HAR” indicator groen op (als de indicator rood oplicht, weet u dat de geselecteerde Patch gebruik maakt van de Harmonist, niet van de Arpeggiator.

“Gitaar-achtige” arpeggio’sPatch E21 gebruikt een combinatie van een zessnar-ige en een twaalfsnarige gitaar.

Zodra u een akkoord (bijvoorbeeld Bm of F#) vormt en met de rechterhand een aantal noten aanslaat, treedt de Arpeggiator in werking en worden de gespeelde noten gearpeggieerd. Met pedaal 4 kunt u de Arpeggiator in- en uitschakelen om het geluid met en zonder te vergelijken.

1ste2de3de4de5de6de

32

02

0

01

0

(Akkoord = C)

1ste2de3de4de5de6de

1 2 3 4 5 6 7 8 9 30 31 32

Raster TO TOP

Overbinding Tijd

GR-30 Handleiding

48

Techno (Dance) arpeggio’sAls u Patch H83 kiest en een noot of een akkoord speelt, hoort u automatisch een synthesizer-baslijn. Vergelijk het effect met of zonder Arpeggiator door pedaal 4 in te drukken.

Bij Patch E31 wordt het nog leuker: als u hier een open snaar aanslaat, hoort u meteen een repeterende Trance Techno partij met bas- en percussiegeluiden. U kunt het patroon wijzigen door een ander aantal snaren aan te slaan en andere akkoorden te vormen in de linkerhand.

Als u nog een stap verder wilt gaan, gebruikt u een zwelpedaal om het tempo en de toonhoogte (zie blz. 44) aan te sturen en synchroniseert u het tempo met de weergave van een extern MIDI-instrument (blz. 51). Op die manier zet u in uw eentje een over-donderend stuk Techno neer, waarvan niemand begrijpt hoe dat uit die ene gitaar kan komen.

Tremolo-effectenSchakel de Arpeggiator eens in bij Patch H32 (een marimba-klank; op het moment dat u deze Patch kiest, is de Arpeggiator uitgeschakeld). Kies ook eens Patch E11. De nylon-gitaarklank van deze Patch leent zich uitstekend voor het tremolo-achtig arpeggio-patroon.

Andere toepassingenPatch E14 speelt een percussieritme dat zich uit-stekend leent als begeleiding bij sitar-achtige klank-en. De Arpeggiator gebruikt hierbij de tweede Tone om percussie toe te voegen op basis van de snaar die u speelt, wat onmiddellijk een etnisch sfeertje oplev-ert.

Patch H84 voorziet de arpeggio van een Delay-effect. Eén akkoord aanslaan volstaat om een bas- en gitaarbegeleiding met een jaren ‘80 geurtje te krij-gen.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden. In feite bevatten alle Preset Patches een bepaald patroon (hoewel u dat bij sommige Patches in eerste instantie niet kunt horen omdat de Harmonist is geselecteerd).

Zoals gezegd bestaat de meest efficiënte kennismak-ing met het aanbod erin om Patches te kiezen met de GK-2A (“PATCH INC/DEC BY S1/S2”) en de Arpeggiator in en uit te schakelen met pedaal 4. (Bij Patches die de Harmonist gebruiken kunt u de werk-wijze op blz. 50 volgen om de “ARPEGGIO/harmo-ny SEL” parameter op “ARP” in te stellen.

11.3 Hold-functie met Arpeggiator

U weet dat u met pedaal 3 in de Pedal Effect-mode klanken kunt aanhouden (Hold). In combinatie met de Arpeggiator levert dat interessante mogelijkh-eden op. U kunt namelijk een akkoordprogressie op de gitaar spelen zonder dat het ritme van de Arpeggiator wordt onderbroken.

Zolang de Arpeggiator is ingeschakeld, werkt het Hold-pedaal enkel op de arpeggio’s. U kunt met het pedaal dus het arpeggio-patroon laten doorklinken terwijl u er met een andere Tone de melodie over-heen speelt.

U kunt de Hold-functie ook zo instellen dat de arpeg-gio’s blijven doorklinken nadat u het pedaal hebt los-gelaten (het pedaal werkt dan schakelend; om de arpeggio te doen ophouden moet u het nogmaals intrappen).

Om de keuze tussen schakelend of niet-schakelend te maken gaat u naar de Edit mode, zet u het EDIT TARGET-wiel in de stand “FOOT PEDAL” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “C” (HOLD TYPE). Met de [+]/[–] kiest u nu tussen de hieronder beschreven opties. Daarna zet u het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en drukt u tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch op te slaan.

Beschikbare Hold-opties wan-neer de Arpeggiator is inge-schakeld

Als de Arpeggiator is ingeschakeld, kunt u kiezen uit de vier volgende opties.

• “dPr” (Damper)

• “SoS” (Sostenuto)

• “Lt.A” (Latch Hold type A)

• “Lt.B” (Latch Hold type B)

“dPr” (Damper)De snaren die u aanslaat, nadat u het pedaal hebt ingedrukt, sturen een arpeggio aan dat wordt aange-houden nadat de snaren zijn opgehouden met trillen. Wanneer u de snaren opnieuw aanslaat, wordt dat ook vertaald in de arpeggio.

De arpeggio houdt op zodra u het pedaal loslaat of zodra de snaar ophoudt met trillen.

Deze optie is interessant als u akkoordprogressies en dergelijke wilt spelen zonder het ritme van de Arpeggiator te onderbreken.

Arpeggiator, Hold-functie met Arpeggiator

49

Praktijkvoorbeeld

1) Kies Patch E31 (deze gebruikt het Hold type “dPr”).

2) Ga naar de Pedal Effect mode en druk pedaal 3 in.

3) Sla een open snaar aan om het ritme van de Arpeggiator te starten.

4) Houd het pedaal ingedrukt en sla nog een snaar aan. Luister hoe het ritmische patroon verandert. Dit gebeurt telkens als u een extra snaar toevoegt.

“SoS” (Sostenuto)De arpeggio die speelt op het moment dat u het pedaal indrukt blijft lopen tot u het pedaal weer los-laat. De snaren die u intussen aanslaat worden niet in de arpeggio verwerkt. Op die manier kunt u de eerste Tone een arpeggio laten weergeven terwijl u er met de tweede Tone (of met het gitaargeluid) een melo-die overheen speelt.

Praktijkvoorbeeld

1) Kies Patch E14 (deze gebruikt het Hold-type “SoS”).

2) Ga naar de Pedal Effect-mode en sla het akkoord aan waarvan u een arpeggio wilt maken.

3) De Arpeggiator speelt nu een etnisch ritme. Druk pedaal 3 in om dit aan te houden.

4) U kunt nu de Ravi Shankar in uzelf ontdekken door over de arpeggio-begeleiding sitar-improvi-saties ten beste te geven.

Opmerking: Als u voor de melodieën bij de arpeggio’s het gitaargeluid wilt gebruiken moet u de Guitar/Synth keuzeschakelaar op de GK-2A in de stand “MIX” zetten.

■ “Lt.A” (Latch Hold type A)Normaal werkt pedaal 3 “niet-schakelend”. Dit betekent dat u de Hold-functie inschakelt door het pedaal in te drukken en ze uitschakelt door het pedaal los te laten. De GR-30 biedt de mogelijkheid om er een “schakelend” pedaal van te maken, waar-bij een eerste druk op het pedaal de Hold-functie inschakelt en een tweede druk deze functie weer uitschakelt. Let wel: deze keuze is enkel voorzien voor de Arpeggiator.

“Lt.A” is het equivalent van “SoS”. Met andere woorden: bij “Lt.A” worden de noten die u over een aangehouden arpeggio speelt niet aan dat arpeggio toegevoegd.

Als u voor de “Lt.A” optie kiest, kunt u pedaal 4 “CTRL ARP/HAR” (waarmee u normaal de Arpeggiator in- en uitschakelt) gebruiken om van akkoord te wisselen zonder het ritme van de Arpeggiator te onderbreken.

Praktijkvoorbeeld

1) Kies Patch E14 (deze gebruikt het Hold type “Lt.A”).

2) Ga naar de Pedal Effect-mode en sla het akkoord aan waarvan u een arpeggio wilt maken. Hierdoor start u een arpeggio-patroon met een nylon-gitaarklank.

3) Druk op pedaal 3 (u mag het meteen weer loslat-en) om dit arpeggio aan te houden.

4) Wat u nu speelt wordt niet aan de arpeggio toe-gevoegd, dus kunt u naar hartelust melodieën improviseren.

5) Om naar een ander akkoord te gaan drukt u pedaal 4 (CTRL ARP/HAR) in, speelt u het nieu-we akkoord en laat u pedaal 4 weer los. De Arpeggiator schakelt zonder onderbreking over naar het nieuwe akkoord.

6) Druk nogmaals op pedaal 3 als u de arpeggio wilt stoppen.

Opmerking: Bij iedere druk op pedaal 4 bouwt de GR-30 onmiddellijk een nieuw arpeggio op basis van de grond-noot van het nieuwe akkoord.

“Lt.B” (Latch Hold type B)Deze optie werkt hetzelfde als “Lt.A”: u moet op pedaal 3 drukken om de Hold-functie in te schakelen en er nogmaals op drukken wanneer u de functie wilt uitschakelen. Ook bij “Lt.B” worden noten die u over een aangehouden arpeggio speelt niet bij het arpeggio gevoegd.

Het verschil ligt hem in het gebruik van pedaal 4 (CTRL ARP/HAR). Zolang u dit pedaal indrukt gedraagt “Lt.B” zich als “dPr”, in die zin dat noten die u dan speelt wél aan het arpeggio worden toe-gevoegd.

Praktijkvoorbeeld van het verschil tussen “Lt.A” en “Lt.B”

1) Kies Patch H82, sla een akkoord aan dat alle snaren gebruikt en houd de resulterende arpeg-gio aan door er een “Lt.A” Hold op toe te passen.

2) Druk pedaal 4 in en sla (zonder het pedaal los te laten!) één of twee snaren aan op de gitaar. Luister hoe de arpeggio verandert.

3) Volg de stappen op blz. 48 om het Hold type “Lt.B” te kiezen en herhaal stap 1 en 2 hierboven. U kunt nu het verschil tussen de twee schakelende Hold types beoordelen.

GR-30 Handleiding

50

11.4 Arpeggiopatronen wijzigen

Uit de bovenstaande afbeelding kunt u afleiden dat een arpeggiopatroon enkel informatie bevat over de starttijden en het volume van de snaren. Informatie over nootlengte, tempo, maatsoort enz. schittert door afwezigheid. De reden hiervoor is dat deze informa-tie bepaald wordt door parameters als “A-RHYTHM”, “A-DURATION” en “A-TEMPO”. Door met de instellingen van deze parameters te spe-len kunt u heel wat variaties op éénzelfde basispa-troon creëren.

Arpeggiator in- en uitschake-len

Tijdens het spelen kunt u met pedaal 4 arpeggio’s in- en uitschakelen (in de Pedal Effect-mode of wanneer u in de Play mode “PATCH INC/DEC BY S1/S2” hebt gekozen).

Deze methode kunt u ook gebruiken in de Edit mode (behalve wanneer u de “A-TEMPO” parameter aan-past, die we later beschrijven).

Zodra u de Arpeggiator inschakelt, licht de ARP/HAR-indicator groen op (hij licht rood op als u de Harmonist-functie hebt gekozen).

De aan/uit status van de Arpeggiator zit opgeslagen in iedere Patch. Wilt u de opgeslagen status wijzi-gen, zet dan in de Edit-mode het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen. De huidige sta-tus (aan of uit) wordt dan in de Patch opgeslagen en opnieuw gekozen wanneer u deze Patch een vol-gende keer kiest.

Opmerking: Als u een arpeggio-verwante parameter (“ARPEGGIO/harmony SEL”, “A-RHYTHM”, “A-DURATION” of “A-TEMPO”) wijzigt in een Patch waar-voor de Arpeggiator is uitgeschakeld, dan wordt deze laat-ste automatisch ingeschakeld, zodat u het resultaat kunt beluisteren.

Tones voor de arpeggio kiezenMet de parameter “ARPEGGIO/harmony SEL” kiest u voor iedere Patch welke Tone de arpeggio moet weergeven: de eerste, de tweede, of een externe toongenerator. Kijk misschien eerst naar de manier waarop de Preset Patches geprogrammeerd zijn.

Praktijkvoorbeeld

1) Kies Patch F63 (een combinatie van “echte” en synthetische blazers). Bij deze Patch zijn de resultaten duidelijk hoorbaar.

2) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan en zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “A” (ARPEGGIO/har-mony SEL).

3) Druk op pedaal 4 om de Arpeggiator in te schake-len.

4) In het display verschijnt de huidige waarde van de parameter: “A.-2” (de arpeggio wordt weerge-geven door de tweede Tone). Speel even op uw gitaar, zodat u hoort welke Tone (synthesiz-erblazers) op dit moment de arpeggio weergeeft.

5) Druk éénmaal op [–] om “A.-1” te kiezen. Speel op uw gitaar; de arpeggio wordt nu weergegeven door de eerste Tone (echte blazers).

6) Druk tweemaal op [+] om “A.-b” te kiezen. De arpeggio wordt nu door de eerste én de tweede Tone weergegeven.Even alle opties die u met de [+]/[–] knoppen kunt kiezen op een rij:

1ste2de3de4de5de6de

1 2 3 4 5 6 7 8 9 30 31 32

Raster TO TOP

Overbinding Tijd

ArPDe arpeggio wordt weergegeven door alle Tones (zowel intern als van een externe MIDI-toongenerator).

A.-1De arpeggio wordt weergegeven door de eerste Tone van de interne toongenerator.

A.-2De arpeggio wordt weergegeven door de tweede Tone van de interne toongenerator.

A.-bDe arpeggio wordt weergegeven door eerste en de tweede Tone van de interne toongenerator.

A.-EDe arpeggio wordt weergegeven door de externe MIDI-toongenerator.

A.1EDe arpeggio wordt weergegeven door de eerste Tone van de externe MIDI-toongenerator).

A.2EDe arpeggio wordt weergegeven door de tweede Tone van de externe MIDI-toongenera-tor.

Arpeggiator, Arpeggiopatronen wijzigen

51

Opmerking: Op deze opties volgen er nog een reeks die betrekking hebben op de Harmonist (hAr, h.-1, h.-2, …, h.2E). Als u er daar één van kiest, wordt automatisch de Harmonist ingeschakeld (blz. 58). Dat is op zich niet erg, ware het niet dat u op dit moment waarschijnlijk de Arpeggiator-parameters (“A-RHYTHM”, “A-DURA-TION” of “A-TEMPO”) wilt instellen en deze zijn niet meer bereikbaar eens de Harmonist is geactiveerd.

Instellingen voor een Patch overschrijvenKies de Patch die u wilt wijzigen, zet (zonder de Edit-mode te verlaten) het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch op te slaan.

Als de Patch die u hebt gewijzigd een Preset Patch (E11~H84) is, of als u de originele Patch ongemoeid wilt laten, dan moet u de gewijzigde Patch op een ander nummer wegschrijven. Dit doet u door het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” te zetten en met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch nummer te kiezen.

Tempo instellen en synchronis-eren (A-TEMPO)

Uiteraard kunt u gelijk welk tempo voor de arpeggio kiezen en opslaan in de Patch. U doet dit met de “A-TEMPO” parameter.

Laten we dit even proberen voor een aantal Preset Patches.

1) Kies Patch E21 (akoestische gitaararpeggio’s).2) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te

gaan en zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “D” (A-TEMPO).

3) Het huidige tempo (78) wordt nu afgebeeld. (Deze waarde wordt uitgedrukt in BPM: Beats Per Minute= kwartnoten per minuut.) Kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste tempo (Syn, 50~250).Kiest u de optie “Syn”, dan wordt de arpeggio gesyn-chroniseerd met de klok van een extern MIDI-instru-ment. Uiteraard op voorwaarde dat u de MIDI OUT-connector van de externe sequencer (bv. Roland MC-303) verbindt met MIDI IN op de GR-30 en dat het externe instrument MIDI-klokcommando’s zendt. Als u “Syn” kiest, kunt u geen arpeggio’s starten op de GR-30 zelf.

Instellingen voor een Patch overschrijvenKies de Patch die u wilt wijzigen, zet (zonder de Edit mode te verlaten) het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch op te slaan.

Als de Patch die u hebt gewijzigd een Preset Patch (E11~H84) is, of als u de originele Patch ongemoeid wilt laten, moet u de gewijzigde Patch onder een ander nummer opslaan. Dit doet u door het PARAM-ETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” te zetten en met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer te kiezen.

Tap tempoAls u het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEG-GIO/harmony” zet, kunt u met pedaal 4 de Arpeggiator in- en uitschakelen. Dat wist u al, maar pedaal 4 heeft nog een andere functie: Tap Tempo. Het komt er op neer dat u in het gewenste tempo een vierkwartsmaat op het pedaal “tikt” (“één-twee-drie-vier-één-twee-…”) om op die manier een tempo te kiezen.

Het pedaal krijgt deze functie wanneer u het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “D” (A-TEMPO) zet. Zodra u het pedaal intrapt, beeldt het display “tAp” af. Na vier keer drukken wordt het nieuwe tempo berekend en afgebeeld.

U kunt de Tap Tempo-functie nog op andere mani-eren gebruiken:

• In de Pedal Effect-mode, door op een externe “Bank Up” voetschakelaar te drukken (op voorwaarde dat de Arpeggiator is ingeschakeld).

• Tijdens het realtime opnemen van arpeggio-patro-nen, door op pedaal 4 te drukken.

Het nieuwe tempo kunt u op de gebruikelijke manier in de Patch opslaan: zet in de Edit-mode het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen.

Origineel tempo

Gewijzigd tempo

GR-30 Handleiding

52

Opmerking: Bij sommige Patches (bijvoorbeeld E11) wordt het tempo steeds met een bepaalde factor vermenig-vuldigd om een subtiel tremolo-effect te krijgen. Houd daar rekening mee wanneer u de Tap Tempo-functie gebruikt of synchroniseert met een externe MIDI-bron.

Nootlengte aanpassen (A-DU-RATION)

Met de “A-DURATION” parameter bepaalt u hoe lang de noten in het arpeggio worden aangehouden. Het gaat hem dus eigenlijk om het verschil tussen staccato en tenuto. Laten we aan de hand van een Preset Patch eens horen hoe dat klinkt.

1) Kies Patch H83 (een synthesizerbas met een snel ritme, die verschillen in nootlengte goed uit de verf laat komen).

2) We schakelen de effecten uit om de veranderende nootlengtes optimaal te kunnen beoordelen: houd [EDIT/PLAY] ingedrukt en druk op [+] (de EFFECT BYPASS indicator licht op).

3) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan en zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “C” (A-DURATION).

4) De huidige nootlengte (60) wordt nu afgebeeld. Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste noot-lengte (FuL, 30~120).De waarden in het display duiden op percentages (van 30~120 in stappen van 10%). Zo betekent “30” dat u maar 30% van de volledige nootwaarde hoort. Kiest u “FuL” (full), dan blijft de noot klinken tot dezelfde snaar opnieuw wordt aangeslagen, zelfs als de noten in het raster niet zijn overgebonden. (Gaat het om een Tone met een uitstervend klankverloop – bijvoorbeeld piano – dan wordt dit verloop gevolgd, maar wel verlengd.)

Instellingen voor een Patch overschrijvenKies de Patch die u wilt wijzigen, zet (zonder de Edit-mode te verlaten) het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch op te slaan.

Als de Patch die u hebt gewijzigd een Preset Patch (E11~H84) is, of als u de originele Patch ongemoeid wilt laten, dan moet u de gewijzigde Patch onder een ander nummer wegschrijven. Dit doet u door het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” te zetten en met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer te kiezen.

Nootwaarden en ritme select-eren (A-RHYTHM)

Met de “A-RHYTHM” parameter bepaalt u welke nootwaarde aan de noten in het arpeggio-patroon (zoals in het bovenstaande raster) wordt toegekend.

Tussen de opties voor deze parameter vindt u ook een aantal varianten die het de startpositie van de noten aanpassen om tot een lichte tot zware shuffle feel te komen.

1) Kies Patch H83 (een synthesizerbas met een snel ritme, die ook verschillen in nootwaarden goed uit de verf laat komen).

2) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan en zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “B” (A-RHYTHM).De huidige waarde “16._” (“één rasterpunt = één zestiende noot”) wordt afgebeeld.

3) Kies met de [+]/[–] enkele andere opties en luister hoe het ritme verandert. Ga bijvoorbeeld eens naar “08._” (vier keer op [–] drukken) of “08.H” (twee keer op [+] drukken). Bij deze laatste optie hoort u achtste noten met een zware Shuffle.Ziehier het volledige overzicht van de opties die u kunt kiezen:

3 4 5 6

30%

100%

volledigenoot

Volgende noten

Aanhouden tot begin volgende noot

Raster

2 3 4 5 6

DURATION

04._ kwartnoten (één rasterpunt = 1 tel)

08._ achtste noten (twee rasterpunten = 1 tel)

08.Lachtste noten met een lichte shuffle (twee rasterpunten = 1 tel)

08.Hachtste noten met een zware shuffle (twee rasterpunten = één tel)

08.t achtste noot-triolen (drie rasterpunten = 1 tel)

1ste2de3de4de5de6de

1 2 3 4 5 6 7 8 9 30 31 32

Raster TO TOP

Overbinding Tijd

Arpeggiator, Arpeggiopatroon kopiëren uit een andere Patch

53

Instellingen voor een Patch overschrijvenKies de Patch die u wilt wijzigen, zet (zonder de Edit-mode te verlaten) het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch op te slaan.

Als de Patch die u hebt gewijzigd een Preset Patch (E11~H84) is, of als u de originele Patch ongemoeid wilt laten, dan moet u de gewijzigde Patch onder een ander nummer wegschrijven. Dit doet u door het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” te zetten en met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch nummer te kiezen.

11.5 Arpeggiopatroon kopiëren uit een andere Patch

Hieronder laten we zien hoe u een arpeggiopatroon van de ene naar de andere Patch kunt kopiëren.

U weet dat alle Preset Patches reeds een arpeggio-patroon bevatten. Samen zijn dat 128 kant-en-klare patronen. Dat is niet niks, aangezien u gelijk welk van die patronen naar één van uw eigen Patches kunt kopiëren.

Uiteraard hoeft u zich niet te beperken tot de patro-nen die vanuit de fabriek in de GR-30 zitten – u kunt ook zelfgemaakte patronen (blz. 54) naar andere Patches kopiëren.

Werkwijze

1) Kies het Patch-geheugen dat achteraf de kopie moet bevatten.

2) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan en zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony”.

3) Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “A” (ARPEGGIO/harmony SEL) en controleer welke Tones (eerste, tweede of beide) er geselect-eerd zijn voor de Patch waarnaar u kopieert. Deze Tone(s) moet(en) voor TONE MIX “LAY-ER” geselecteerd zijn, anders kunt u het arpeg-

gio-patroon niet horen (wijzig eventueel de LAY-ER-parameter).

4) Zet het PARAMETER SELECT-wiel in één van de standen A~D (de arpeggio-parameters) en druk op pedaal 2. Het display beeldt “CPy” (Copy) af om aan te geven dat u nu patronen kunt kopiëren.

5) Druk op [+]/[–] om het Patch-nummer op te roepen (het laatste punt van het nummer knip-pert).

6) Het arpeggiopatroon van de afgebeelde Patch wordt gekopieerd naar de Patch die u in stap 1 hebt geselecteerd. Terwijl u gitaarspeelt kunt u met de [+]/[–] andere patronen (uit andere Patch-es) laten voorbijkomen, tot u uw gading hebt gev-onden.

7) Druk op pedaal 1 om de kopieerfunctie te verlat-en.Wilt u het gekopieerde patroon in de Patch van stap 1 opslaan, zet dan het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen.Als de Patch die u hebt gewijzigd een Preset Patch (E11~H84) is, of als u de originele Patch ongemoeid wilt laten, dan moet u de gewijzigde Patch op een ander nummer wegschrijven. Dit doet u door het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” te zetten en met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer te kiezen.

Opmerking: Bij het kopiëren van een patroon worden automatisch de “A-RHYTHM”, “A-DURATION” en “A-TEMPO” instellingen van de originele Patch meegekop-ieerd.

Opmerking: Als u een patroon kopieert naar een Patch waarvoor de Arpeggiator is uitgeschakeld wordt de Arpeggiator voor die Patch automatisch ingeschakeld. Wilt u niet dat die nieuwe status in de Patch wordt geschreven, schakel de Arpeggiator dan opnieuw uit voor u de Patch wegschrijft (uitschakelen doet u door het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony SEL” te zetten, het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “A”, “B” of “C” te zetten, en op pedaal 4 te drukken.

11.6 Arpeggiopatronen programmeren

Als u tussen de 128 patronen van de Preset Patches niets naar uw smaak vindt, of als u gewoon wat wilt experimenteren, moet u dit zeker lezen.

De werkwijze die u hiervoor moet volgen heeft veel weg van het opnemen met een MIDI-sequencer. Aangezien enkel de gespeelde volgorde van de

16._ zestiende noten (vier rasterpunten = 1 tel)

16.Lzestiende noten met een lichte shuffle (vier rasterpunten = één tel)

16.Hzestiende noten met een zware shuffle (vier rasterpunten = één tel)

16.tzestiende noot-triolen (zes rasterpunten = 1 tel)

GR-30 Handleiding

54

snaren wordt opgenomen zijn er echter ook een aan-tal kleine verschillen.

Noot voor noot programmer-en: “Step” methode

Bij deze opnamemethode leest u de stappen in het raster af in het display en voegt u de noten één voor één in. Rusten en overbindingen kiest u met de pedalen (1~4). Deze methode heeft het voordeel dat u niet “in de maat” hoeft te spelen en niet op de noot-lengte hoeft te letten. Dat maakt deze methode het best geschikt voor partijen die erg strak moeten klinken of moeilijk te spelen zijn.

In het onderstaande voorbeeld programmeren we een nieuw arpeggio voor Patch H83. Dit is het patroon dat we willen maken:

Zoals u uit het raster kunt afleiden speelt de vierde snaar een ander ritme dan de overige snaren. We hebben dit patroon natuurlijk niet voor niets gekozen, want we willen u laten kennismaken met de handige “groepeer”-functie van de Step methode: u kunt de snaren onderverdelen in verschillende groepjes en achtereenvolgens de partij voor elk van die groepjes programmeren. Voor ons voorbeeld hebben we twee groepjes van één en twee groepjes van vier snaren nodig.

Opmerking: De kracht waarmee u de snaren aanslaat wordt vertaald in het volume waarmee de arpeggio-noten worden opgenomen (en later weergegeven).

Voorbeeld van de Step methode

1) Kies Patch H83 en druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan.

2) Zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “A” of “B” (C of D zijn opties voor Realtime opnemen, waar we later op terugkomen).

3) Druk op pedaal 1 (BEGIN). Het display beeldt toP (begin van het patroon) af en u kunt beginnen met noten invoeren.

Tijdens de opname hebben de pedalen de volgende functies:

4) We beginnen met het patroon voor snaar 4 in te voeren. Sla deze snaar even aan. Het display bee-ldt “G.01” af om aan te geven dat op het eerste rasterpunt een noot voor snaar 4 werd gepro-grammeerd.

5) Druk op pedaal 2 (TIE) om een overgebonden noot op “G.02” in te voeren. Hiermee maakt u de eerst ingevoerde noot dus langer.

6) Sla snaar 4 twee keer kort aan zodat er twee stac-cato noten op respectievelijk “G.03” en “G.04” terechtkomen.

7) Herhaal stap 4~6 drie keer zodat u op “G.16” belandt. Daarmee is het patroon voor snaar 4 volledig.

1ste

RasterTO TOP

2de

3de

4de

5de

6de

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

Pedaal 1(BEGIN/END)

Druk nogmaals op dit pedaal als u wilt ophouden met opnemen.

Pedaal 2 (TIE)Hiermee verbindt u de noot in het raster met de volgende noot die u invoert.

Pedaal 3 (REST)

Hiermee voegt u een rust in.

Pedaal 4(TO TOP)

Hiermee maakt u van het geselect-eerde rasterpunt het einde van het raster. Na dit punt wordt er terugge-keerd naar het begin van het patroon. (Als u partijen invoert voor verschil-lende snaren, bepaalt u bij de eerste snaar het einde van het patroon. Dit einde geldt dan meteen voor alle daaropvolgende snaren.

VALUE [–]

Als u een foutje maakt (foute snaar aangeslagen of fout pedaal inge-drukt), kunt u hierop drukken. U wist dan de laatste handeling die u hebt ingevoerd.

4de

4de

Arpeggiator, Arpeggiopatronen programmeren

55

8) Druk op pedaal 4 (TO TOP) om terug te keren naar het begin van het raster (“toP”). Voer vervol-gens de patronen voor de snaren 1~3 in.

9) Druk eerst tweemaal op pedaal 3 (REST). Het display beeldt nu “G.02” af.

10)Sla snaar 2 en 3 even tegelijk aan (“G.03”) en druk tweemaal op pedaal 3 (REST). U bent nu op “G.05”.

11)Sla snaar 2 en 3 nogmaals tegelijk aan, druk één-maal op pedaal 2 (TIE) en sla snaar 2 en 3 nog-maals tegelijk aan (“G.08”).

12)Sla snaar 1 éénmaal aan, druk tweemaal op pedaal 2 (TIE) (“G.11”), sla snaar 3 éénmaal aan, druk dan tweemaal op pedaal 2 (TIE) (“G.14”), sla snaar 2 éénmaal aan, druk dan tweemaal op pedaal 2 (TIE) (“G.16”). Daarmee is de partij volledig.

13)Druk op pedaal 1 (END) om het programmeren van het patroon af te sluiten. Stel A-DURATION (blz. 52) op ongeveer 80 in en A-TEMPO (blz. 51) op ongeveer 140 en vergeet niet het resultaat van uw werk te beluisteren!Om het zonet geprogrammeerde arpeggio-patroon op te slaan in de Patch moet u naar de Edit-mode gaan, het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” zetten en tegelijk op [+]/[–] drukken om de Patch te schrijven.

Als u een patroon “in één rondje” voor elkaar krijgt (dus zonder met het “TO TOP” pedaal opnieuw naar het begin te gaan), mag u na het rasterpunt dat het einde van het patroon moet vormen meteen op pedaal 1 (END) drukken. De maximale lengte van een raster bedraagt 32 stappen. Probeert u daar over-heen te gaan, dan keert de GR-30 op eigen houtje ter-ug naar de eerste stap (dus zonder dat u pedaal 4 indrukt).

Opmerking: Als u tijdens het opnemen volgens de Step-methode een snaar aanslaat en, zonder deze af te dempen, een tweede snaar, dan denkt de GR-30 dat u die twee (en eventueel volgende) snaren bedoelt als akkoord op het-zelfde rasterpunt.

Opmerking: Deze opnamemethode mag dan al doen denken aan het “opnemen in lus” op een sequencer, toch is het hier niet mogelijk om reeds opgenomen patronen weer te geven terwijl u nieuwe rondjes opneemt.

Werken zoals met een bandop-nemer: “realtime” methode

Zoals de naam al aangeeft (real betekent natuurlijk echt) wordt er bij deze opnamemethode “echt gespeeld”. Met andere woorden: de GR-30 onthoudt hierbij wat u speelt, alsof u het op een bandopnemer opneemt. Rusten en overbindingen hoeft u niet apart in te voeren, ze worden afgeleid uit wat u speelt. Deze methode leent zich uiteraard het best voor par-tijen die u “meteen wilt opnemen”, zonder ze te ana-lyseren in een rasterpatroon. Het is daarom missch-ien een goed idee om partijen over het algemeen eerst eens in realtime te proberen, want dat kan u heel wat tijd besparen. Blijkt het Realtime spelen niet zo te vlotten, dan kunt u nog altijd uitwijken naar de Step-methode.

Ter illustratie gaan we een eenvoudig gitaar-arpeg-gio over vier tellen (acht achtste noten) opnemen.

1) Kies Patch E53 en druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan.

2) Zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony”, zet het PARAMETER SELECT-wiel achtereenvolgens in de standen “B”, “C” of “D” en stel met de [+]/[–] knoppen A-RHYTHM op “08_”, A-TEMPO op ongeveer “70” en A-DURATION op ongeveer “80” in.

3) Druk, terwijl het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “C” of “D” staat, op pedaal 1 (BEGIN). De metronoom begint te tikken om aan te geven dat de GR-30 klaar is voor opname.

4) Toen u daarnet op BEGIN drukte, verscheen in het display “G.16”. Dit is het laatste rasterpunt van het huidige patroon. Ga met de [+]/[–] knop-pen naar “G.08”. U bent nu klaar om een patroon op te nemen bestaande uit acht achtste noten van een gemiddelde duur, aan een tempo van 70 (deze instellingen hebt u in stap 2 gemaakt).

5) Als u op pedaal 2 drukt, begint de metronoom met een accent te tikken en ziet u het display aftel-len van “-4” tot “0”, waarna de opname begint. Speel de onderstaande partij in de maat van de metronoom.

1ste

2de

3de

1ste2de3de4de5de6de

32

02

0

01

0

(Akkoord = C)

GR-30 Handleiding

56

Opmerking: De geaccentueerde metronoomtik geeft het begin van de tel aan, terwijl de overige tikken het kortste timing-interval laten horen dat de Arpeggiator kan onder-scheiden. Als u tijdens het opnemen van kleinere interval-len gebruik maakt zult u die tijdens de weergave niet horen.

6) Zodra u klaar bent met opnemen, drukt u op pedaal 1 (END) om de metronoom uit te schake-len en terug te keren naar de normale Edit-mode.

7) Sla een akkoord aan op uw gitaar zodat u het resultaat kunt beoordelen. Pas desgewenst de instellingen voor A-RHYTHM, A-TEMPO en A-DURATION aan tot u helemaal tevreden bent met het patroon.

8) Om het zonet geprogrammeerde arpeggio-patroon op te slaan in de Patch moet u naar de Edit-mode gaan, het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” zetten en tegelijk op [+]/[–] drukken om de Patch op te slaan.

Opmerking: Zodra u terechtkomt op het laatste raster-punt (dat u in stap 4 hebt gekozen, voor ons voorbeeld dus “G.08”) keert u automatisch terug naar het begin (“G.01”). Desgewenst kunt u daarvan gebruik maken om een patroon voor een andere snaar op te nemen (of om het patroon voor dezelfde snaar over te doen). Let wel: het is niet mogelijk om vorige opnames te horen terwijl u een nieuwe cyclus opneemt (zoals dat bij loop-opname op de meeste sequencers wel kan). Neemt u een cyclus op voor een snaar waarvoor er reeds een opname bestaat, dan overschrijft u de eerder gemaakte opname.

Opmerking: U kunt niet “inprikken” in een arpeggio-patroon. Met andere woorden: als u een foutje hebt gespeeld moet u het hele patroon voor de betreffende snaar opnieuw opnemen. Enkel de fout overdoen kan niet.

Opmerking: Instellen van het tempo (bij het kiezen van A-TEMPO en in stap 3 en 4) kan ook door in het gewenste tempo minstens vier keer op pedaal 4 te drukken (zie “Tap tempo” op blz. 51).

Arpeggio-data opnemen met een computer of sequencer

Misschien neemt u liever op met uw computer of sequencer, omdat u daar beter vertrouwd mee bent. Dat is mogelijk, want de GR-30 kan arpeggio-data importeren vanuit een sequencer.

Dit doen we door de GR-30 en de sequencer te syn-chroniseren en deze laatste de partij in realtime naar de GR-30 te laten zenden.

1) Neem met de sequencer een arpeggio van één of twee maten op. Gebruik voor de opname zes kanalen (voor zes snaren) en zend in de mono-mode (blz. 65).Vergeet hierbij niet rekening te houden met de reso-lutie van de GR-30: intervallen die kleiner zijn dan

de metronoomklikken kunt u achteraf niet weerge-geven. Zorg ook dat het totale aantal maten dat u opneemt de maximale patroon-lengte niet overschri-jdt.

Opmerking: Als u dat prettiger vindt, mag u uiteraard ook de Step-methode van uw sequencer gebruiken. Voer de informatie voor de zes snaren in op zes MIDI-kanalen, waarvan het eerste gelijk moet zijn aan de waarde van de MIDI “CHANNEL” parameter (blz. 63; vanuit de fabriek staat de GR-30 op de kanalen 11~16 ingesteld). Uw sequencer kan waarschijnlijk heel wat soorten informatie optekenen, maar bedenk dat er daar in de GR-30 maar drie van overblijven: het MIDI-kanaal (dus eigenlijk het snaarnummer) van de noot, de nootlengte en de MIDI-aanslagwaarde. Het MIDI-nootnummer is van weinig belang.

2) Voeg een lege maat van vier tellen in aan het begin van de opgenomen data in de sequencer. (Deze maat geeft de Arpeggiator de kans om af te tellen.)

3) Verbind de MIDI OUT-connector van de sequencer met de MIDI IN-aansluiting van de GR-30 en druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan.

4) Zet het EDIT/TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “B” (A-RHYTHM) en kies met [+]/[–] de optie die het best past bij het patroon dat u hebt opgenomen. Bestaat dat bijvoorbeeld uit achtste noten, kies dan “08._”.

5) Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “D” (A-TEMPO) en kies met de [+]/[–] knoppen de optie “Syn.” op de GR-30 te synchroniseren met de externe sequencer.

6) Druk op pedaal 1 (BEGIN) terwijl het PARAM-ETER SELECT-wiel in de stand “C” of “D” staatom de metronoom te starten. Verplaats eventueel het laatste rasterpunt (dat wordt op dit moment in het display afgebeeld, bijvoorbeeld “G.16”) zodat het overeenkomt met de lengte van het patroon in de sequencer.

7) Start de weergave op de sequencer vanaf het begin. Na de aftel (lege maat in de sequencer) begint de opname. Eens het patroon is opgenom-en stopt u de sequencer (of drukt u op pedaal 1). De GR-30 stopt dan met opnemen (ook de metro-noomklik houdt op).

8) Sla een akkoord aan op uw gitaar zodat u het resultaat kunt beoordelen. Pas desgewenst de instellingen voor A-RHYTHM, A-TEMPO en A-DURATION aan tot u helemaal tevreden bent met het patroon.

9) Om het zonet geprogrammeerde arpeggio-patroon op te slaan in de Patch moet u naar de Edit-mode gaan, het PARAMETER SELECT-

Arpeggiator, Arpeggiopatronen programmeren

57

wiel in de stand “WRITE PATCH?” zetten en tegelijk op [+]/[–] drukken.

Mogelijke problemen bij het opnemen van patronen• Krijgt u tijdens het opnemen volgens de Step-meth-

ode niet het verwachte rasternummer te zien, dan hebt u waarschijnlijk de laatst gespeelde snaar niet tijdig afgedempt, zodat ze nog doorklinkt terwijl u reeds een nieuwe snaar aanslaat. De Arpeggiator interpreteert samenklinkende snaren steeds als een akkoord en plaatst ze daarom op hetzelfde raster-punt. Zorg dus dat u snaren duidelijk gescheiden van elkaar aanslaat als u er geen akkoord van wilt maken.

• Blijkt een partij die u in realtime wilt opnemen wat moeilijk (zodat de noten niet op de gewenste raster-punten terechtkomen), probeer ze dan eens aan een veel trager tempo op te nemen. Worden de noten te lang/niet lang genoeg aangehouden, probeer dan de A-DURATION-waarde aan te passen.

• Als u een arpeggio hebt opgenomen met een externe sequencer en u wilt dit via MIDI in de GR-30 over-brengen, zorg dan dat de informatie in de originele data correct is. Haal overbodige noten (door bijgelu-iden van de gitaar of onnauwkeurig spelen) weg voordat u de data exporteert.

GR-30 Handleiding

58

12.Harmonist

Met de “TRANS 1ST (2ND)” parameters (zie blz. 31) kunt u de toonhoogte van de eerste en tweede Tone trans-poneren ten opzichte van de gitaarnoten. Deze functie houdt echter geen rekening met de toonaard waarin u werkt. De Harmonist doet dat wel. Hij laat u de gewenste toonaard specifiëren en zorgt op basis daarvan steeds voor het juiste interval.

12.1 Even voorstellen

Laten we de vergelijking tussen de Harmonist en het “gewone” transponeren even wat verder uitwerken. In de onderstaande afbeelding ziet u het verschil in resultaat wanneer de Transpose- en de Harmonist-functie worden toegepast op de toonladder van C.

De pijlen in de afbeelding duiden op noten die ver-schillend zijn voor de twee transpositiemethodes.

Bij de gewone transpositie klinken deze noten op zijn minst “vreemd”, omdat ze niet thuishoren in de natuurlijke toonladder van de betreffende toonaard. Welke noten precies vreemd klinken hangt af van de toonaard (majeur of mineur), het interval enz.

De Harmonist past de intervallen aan in functie van de gekozen toonaard (die zit opgeslagen in de Patch). Daardoor klinkt één en ander heel wat natu-urlijker.

Akkoorden vormen geen probleem voor de Harmo-nist. Dat is interessant, want het geeft u de mogelijk-heid om een “eenvoudig”, driestemmig akkoord te spelen en een complex, gelaagd akkoord te horen!

Om de Harmonist de juiste resultaten te laten gener-eren moet u vijf parameters instellen:

12.2 Toepassingen

Synthesizerharmonie aan het gitaargeluid toevoegenEr zijn wel meer apparaten in de handel waarmee u de toonhoogte van uw gitaargeluid kunt verschuiven en een tweede stem toevoegen. De GR-30 is echter de enige die voor deze tweede stem gelijk welke syn-thesizerklank kan gebruiken. Dat levert uiteraard interessante mogelijkheden op. Denk bijvoorbeeld eens aan een marimba-geluid onder een clean gitaargeluid, of aan een rock-orgel onder een ver-vormde gitaar in een mineur-toonaard.

Wilt u toch twee gitaarklanken combineren, dan kunt u uiteraard voor de tweede stem een gitaar-Tone kiezen.

Opmerking: Vergeet niet de keuzeschakelaar op de GK-2A in de stand “MIX” te zetten als u het gitaargeluid met een tweede stem van de GR-30 wilt combineren. Een tweede voorwaarde is dat u voor de betreffende Patches de “ARPEGGIO/harmony SEL” parameter op “hAr” instelt (blz. 59).

Transpose

Harmonist

normale noot

normale noot

getransponeerde noot

harmonienoot

ON/OFFHiermee schakelt u de Harmonist in en uit. (blz. 59).

“harmony SEL”

Hiermee kiest u welke Tone voor de tweede stem wordt gebruikt (blz. 59).

“h-style”Hiermee bepaalt u het interval tussen de melodie en de tweede stem (blz. 60).

“h-key”Hiermee kiest u de toonaard van de melodie (grondnoot+majeur/mineur) (blz. 61).

“h-remote”Hiermee bepaalt u of u de toonaard al (ON) dan niet (OFF) vanuit een extern MIDI-instrument wilt instellen.

Harmonist, Bediening

59

Twee synthesizerklanken tegenover elkaar transponerenDoor de keuzeschakelaar op de GK-2A in de stand “SYNTH” te zetten bant u het rechtstreekse gitaargeluid uit de eindmix. De harmonieën worden dan enkel nog voortgebracht door de synthesizer.

Laten we daar eens een voorbeeld van beluisteren. Kies Patch E12 (deze maakt gebruik van de Harmo-nist). De eerste Tone (overstuurde gitaar+basgitaar) staat in voor de melodie, terwijl de tweede Tone (overstuurde gitaar met feedback) voor de tweede stem zorgt.

Speel een melodie in C majeur en luister naar het “vette” geluid dat de combinatie van de twee “gitaar”-Tones produceert.

U hoeft trouwens de Harmonist niet steeds voor een uitgesproken “tweede stem” te gebruiken, hij kan ook van pas komen bij het imiteren van de typische klankkleur van bepaalde instrumenten. Kies bijvoor-beeld eens Patch F42, die een realistische simulatie geeft van een accordeon. In feite berust deze Patch op dezelfde C-grote terts harmonie als E12 van daar-net, maar het klinkt totaal anders omdat de Tones in functie van een accordeonklank werden gekozen.

Bij deze voorbeelden worden de harmonieën steeds gebouwd met min of meer gelijkaardige Tones, maar het kan ook interessant zijn om een interval tussen twee totaal verschillende Tones te creëren (bijvoor-beeld sax en gedempte trompet) en deze met de COMMON “PAN” (zie blz. 35) parameter links en rechts in het stereobeeld te plaatsen.

12.3 Bediening

Harmonist in- en uitschakelenTijdens het spelen kunt u de Harmonist in- en uitschakelen door op pedaal 4 (ARP/HAR CTRL) te drukken (dit kan in de Pedal Effect mode of wanneer u in de Play mode PATCH INC/DEC BY S1/S2 hebt geselecteerd).

Deze methodes kunt u ook gebruiken in de Edit mode als u het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” hebt gezet.

De aan/uit status van de Harmonist zit opgeslagen in iedere Patch. Wilt u de opgeslagen status wijzigen, zet dan in de Edit-mode het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen. De huidige sta-tus (aan of uit) wordt dan in de Patch opgeslagen en opnieuw gekozen wanneer u een volgende keer bij deze Patch terechtkomt.

Voor heel wat Preset Patches is de Arpeggiator ges-electeerd in plaats van de Harmonist. Om dat te veranderen volstaat het dat u voor de “ARPEGGIO/harmony SEL” parameter één van de harmony opties (bv. “h-2”) kiest.

Zodra u de Harmonist inschakelt, licht de ARP/HAR indicator rood op (hij licht groen op als u de Arpeggiator functie hebt gekozen).

Opmerking: Als u een Harmonist-verwante parameter (“ARPEGGIO/harmony SEL”, “h-style”, “h-key” of “h-remote”) wijzigt in een Patch waarvoor de Harmonist is uitgeschakeld, dan wordt deze laatste automatisch inge-schakeld, zodat u het resultaat kunt beluisteren.

Tones kiezen voor de Harmo-nist

Met de parameter “ARPEGGIO/harmony SEL” kiest u voor iedere Patch welke Tone de tweede stem moet weergeven: de eerste, de tweede, of een externe toongenerator. Om het verschil tussen deze opties te leren appreciëren probeert u het best eens uit bij een aantal Preset Patches.

Praktijkvoorbeeld

1) Kies Patch F53 (een combinatie van overstuurde gitaar en tenorsax).

2) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit mode te gaan en zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “A” (ARPEGGIO/har-mony SEL).

3) Druk op pedaal 4 om de Harmonist in te schake-len.

4) In het display verschijnt de huidige waarde van de parameter: “h.-1” (de harmonie wordt weergegeven door de eerste Tone). Speel even een melodie in G majeur op uw gitaar en luister naar de harmonie.

5) Druk éénmaal op [+] om “h.-2” te kiezen. Speel op uw gitaar; de harmonie wordt nu weerge-geven door de tweede Tone.

6) Druk nogmaals op [+] om “h.-b” te kiezen. De harmonie wordt nu door de eerste én de tweede Tone weergegeven. Nu hoort u uitsluitend de harmo-nie, dus zet u best de keuzeschakelaar op de GK-2A in de stand “MIX”, zodat de gitaar zelf instaat voor de melodie.

GR-30 Handleiding

60

Even alle opties die u met de [+]/[–] knoppen kunt kiezen op een rij:

Opmerking: Deze opties worden voorafgegaan door een reeks die betrekking heeft op de Arpeggiator (ArP, A.-1, A.-2, …, A.2E). Als u er daar één van kiest, wordt autom-atisch de Arpeggiator ingeschakeld (blz. 47). Dat is op zich niet erg, ware het niet dat u op dit moment waarschi-jnlijk de Harmonist parameters (“h-style”, “h-key” of “h-remote”) wilt instellen en deze zijn niet meer bereikbaar eens de Arpeggiator is geactiveerd.

Instellingen voor een Patch overschrijvenKies de Patch die u wilt wijzigen, zet (zonder de Edit mode te verlaten) het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch op te slaan.

Als de Patch die u hebt gewijzigd een Preset Patch (E11~H84) is, of als u de originele Patch ongemoeid wilt laten, dan moet u de gewijzigde Patch onder een ander nummer wegschrijven. Dit doet u door het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” te zetten en met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer te kiezen.

Interval instellen (h-style)Met de “h-style” parameter bepaalt u het interval (terts, kwint, enz.) tussen de melodie en de harmo-nie.

1) Kies een Patch waarvoor de Harmonist is gekozen (dat kunt u zien in de “ARPEGGIO/har-

mony SEL” parameter) en druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan.

2) Zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “B” (h-style).

3) In het display ziet u het geselecteerde interval.4) Kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste interval

(zie tabel hieronder), zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch weg te schrijven.

Opmerking: Wilt u de instellingen in een ander Patch -geheugen opslaan, zet dan na stap 3 het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch-nummer.

In de onderstaande tabel ziet u welke waarden u kunt kiezen en voor welke intervallen (tussen melodie en harmonie) deze waarden staan.

Opmerking: De optie “diM” staat voor diminished (“verminderd”). Bij deze optie ligt de tweede stem steeds een kleine terts verwijderd van de melodienoot, ongeacht de toonaard die u kiest (er bestaan namelijk slechts drie verminderde toonladders).

Interactie tussen transpositie en “h-style”

Buiten de hierboven besproken “h-style” parameter biedt de GR-30 nog een aantal parameters die te maken hebben met transpositie, namelijk TONE MIX “TRANS 1ST” en “TRANS 2ND”, alsook MIDI “TRANSPOSE”. Deze parameters staan los van de “h-style” parameter. Met andere woorden: als u de Harmonist gebruikt, zet u alle overige transpos-itieparameters best op “0”, anders wordt het erg ver-warrend. De transpositieparameters kunt u in dat

hArDe harmonie wordt weergegeven door alle Tones (zowel intern als van een externe MIDI-toongenerator).

h.-1De harmonie wordt weergegeven door de eerste Tone van de interne toongenerator.

h.-2De harmonie wordt weergegeven door de tweede Tone van de interne toongenerator.

h.-bDe harmonie wordt weergegeven door eerste en de tweede Tone van de interne toongenerator.

h.-EDe harmonie wordt weergegeven door de externe MIDI-toongenerator.

h.1EDe harmonie wordt weergegeven door de eerste Tone van de externe MIDI-toongenerator.

h.2EDe harmonie wordt weergegeven door de tweede Tone van de externe MIDI-toongenera-tor.

h-style

+ 2nd- 2nd

dim

+ 3rd

* minor+ 3rd

- 3rd

+ 4th

- 4th

+ 5th

- 5th

+ 6th

- 6th

+ 7th

- 7th

grond b2 2 b3 3 4 b5 5 #5 6 b7 7

33 4 43 3 43 3 3 3 4

2 22 22 2 2 2 22 2 2-3 -3-1 -1-2 -2 -2 -2 -2-2 -3 -2

3 33 33 3 3 3 33 3 3

3 34 43 3 4 3 33 3 3

-4 -4-3 -3-3 -4 -3 -4 -4-3 -4 -4

5 55 65 5 5 5 55 5 5

-6 -6-5 -5-6 -6 -5 -5 -6-5 -6 -5

6 67 76 6 7 7 67 6 7

-7 -7-7 -7-7 -7 -7 -7 -7-7 -7 -7

8 89 99 8 9 8 89 8 8

-9 -9-8 -8-9 -9 -8 -9 -9-9 -9 -9

9 911 1110 10 10 10 1010 9 10

-10 -10-10 -10-10 -10 -10 -10 -10-10 -10 -10

Toonaard= C

(Eenheid: halve toon)* Als h-style ="+3" en h-key= "minor", danworden de harmonienoten uit de mineur-toonladder gebruikt.

Harmonist, Bediening

61

geval bijvoorbeeld wél gebruiken om de melodie of de tweede stem een octaaf hoger of lager te transpo-neren.

Laten we de melodie bij wijze van voorbeeld eens één octaaf lager transponeren.

1) Zorg met de “ARPEGGIO/harmony SEL” parameter dat de eerste en de tweede Tone de harmonie spelen (zie blz. 59).

2) Stel de “TRANS 1ST (2ND)” parameter in op “-12” voor de Tone die de melodie speelt.

3) Zet de keuzeschakelaar op de GK-2A in de stand “MIX”.Het resultaat is een moddervet geluid waarbij de gitaar wordt aangevuld met een synthesizergeluid dat een terts hoger klinkt en een octaaf lager wordt gedubbeld.

Opmerking: De waarden voor transpositieparameters (TONE MIX “TRANS 1ST” en “TRANS 2ND” en MIDI “TRANSPOSE”) worden afgebeeld in stappen van een halve toon (-36~0~24; één octaaf = 12 halve tonen), terw-ijl de “h-style” waarden voor de Harmonist duiden op intervallen. Niet verwarren dus!

Toonaard kiezen (h-key)De intervallen kunnen slechts juist worden berekend als u ook de correcte toonaard kiest. Daarvoor moet u de volgende stappen uitvoeren:

1) Kies een Patch waarvoor de Harmonist is gekozen (dat kunt u zien in de “ARPEGGIO/har-mony SEL” parameter) en druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit mode te gaan.

2) Zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “C” (h-key).

3) In het display ziet u de geselecteerde toonaard.4) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste toon-

aard (zie tabel hieronder), zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch weg te schrijven.

Opmerking: Wilt u de instellingen in een ander Patch-geheugen opslaan, zet dan na stap 3 het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE TO…” en kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Patch nummer.

Dit zijn de toonaarden waaruit u kunt kiezen:

C, C#, Eb (D#), E, F, F#, G, Ab (G#), A, Bb (A#), B

Cm, C#m, Ebm (D#m), Em, Fm, F#m, Gm, Abm (G#m), Am, Bbm (A#m), Bm

Over de afbeelding van de toonaardU kunt zien welke toonaard er is gekozen voor een Patch waarvoor de Harmonist is ingeschakeld, zonder dat u daarvoor naar de “h-key” parameter in de Edit-mode hoeft te gaan. Dat kan op twee mani-eren:

• In de Pedal Effect-mode wordt de toonaard om de vier seconden afgebeeld, afwisselend met de “PdL” meldingen.

• Als u in de Play mode “PATCH INC/DEC BY S1/S2” hebt geselecteerd, wordt de toonaard om de vier seconden afgebeeld, afwisselend met de afbeelding van het Patch nummer.

Hebt u “h-style” op “diM” ingesteld, dan beeldt het display “diM” af in plaats van de toonaard.

Toonaard kiezen met een MIDI-instrument (h-remote)

U kunt de toonaard van de Harmonist ook tijdens het spelen wijzigen, door MIDI-nootcommando’s te zenden vanuit een extern MIDI-instrument (bijvoor-beeld een FC-200 MIDI Foot Controller of een PK-5 MIDI-pedaalklavier).

De parameter waarmee u deze mogelijkheid voor iedere Patch al dan niet activeert heet “h-remote” en u stelt hem als volgt in:

1) Verbind de MIDI OUT-aansluiting van het externe instrument met de MIDI IN-connector van de GR-30.

2) Zorg dat het externe instrument en de GR-30 op hetzelfde MIDI-kanaal zijn ingesteld (blz. 63).

3) Kies de Patch waarvoor u de functie wilt inschakelen en druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan.

4) Zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “ARPEGGIO/harmony” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “D” (h-remote).

5) In het display ziet u de status van de functie: inge-schakeld (“on”) of uitgeschakeld (“oFF”).

GR-30 Handleiding

62

6) Kies met de [+]/[–] knoppen de gewenste status, zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch op te slaan.

7) Zend vanuit het externe instrument een MIDI-nootcommando naar de GR-30 (zie de handlei-ding van het externe instrument). (Als u met een FC-200 werkt moet u de “MODE” knop indrukken om naar de Note mode te gaan.) Het maakt niet uit in welke mode de GR-30 zich bevindt – hij zal de informatie automatisch verwerken en “h-key” instellen op de noot die u met het commando specifieert.Hebt u in de Play mode “PATCH INC/DEC BY S1/S2” geselecteerd, of bevindt u zich in de Pedal Effect-mode, dan kunt u de nieuwe toonaard aflezen in het display.

Opmerking: De “h-remote” functie werkt niet voor Patches waarin de Harmonist niet is ingeschakeld, zelfs al staat de “h-remote” parameter op “on”.

Opmerking: Als “h-remote” is ingeschakeld (“on”), kunt u de toongenerator van de GR-30 niet aansturen met MIDI-nootcommando’s (deze commando’s dienen dan enkel voor het kiezen van een toonaard, niet om klanken aan te sturen). Houd daar rekening mee door “h-remote” enkel in te schakelen als u de functie echt nodig hebt.

Majeur en mineur kiezen ti-jdens het spelen

In de Pedal Effect-mode (zie blz. 21) kunt u met een externe “Bank Up” voetschakelaar alterneren tussen de majeur- en mineur-optie voor de “h-key” param-eter (bijvoorbeeld: C#→ C#m→ C#→ …)

Bij Patches waarin u voor de “h-style” de “diM” optie hebt gekozen is de instelling van “h-key” irrel-evant (de tweede stem bevindt zich steeds een kleine terts boven de melodie). Dan kunt u met voor-noemde voetschakelaar niet tussen majeur en mineur omschakelen, maar wel tussen “diM” en “3”; met andere woorden: tussen een kleine en een grote terts.

Opmerking: De mineur/majeur-keuze die u maakt wordt in de vorm van SysEx-commando’s naar MIDI OUT gezonden. Dat heeft het voordeel dat deze keuze wordt “gereproduceerd” wanneer u de GR-30 voor de opname met een sequencer gebruikt. Deze mineur/majeur-omschakeling wordt bij de weergave van de sequencer dus weer naar de GR-30 gezonden.

BANK UP

(Rood)

BANKSHIFT

WitC#

C#m

C#

BANK UP

(Rood)

BANKSHIFT

Witdim

C

dim

Systeemuitbreiding: MIDI, MIDI

63

13.Systeemuitbreiding: MIDI

U hebt waarschijnlijk al wel de MIDI-connectors (IN/OUT) op het achterpaneel van de GR-30 opge-merkt. Deze twee eenvoudige connectors openen voor u een waaier van mogelijkheden. Zo kunt u met uw gitaar een heleboel externe klankbronnen (zoals synthesizers en samplers) aansturen. U kunt ook wat u op die gitaar speelt opnemen met een MIDI-sequencer. Bovendien kunt u Patch data van de GR-30 via MIDI in een ander apparaat opslaan. In dit deel komen al deze mogelijkheden uitgebreid aan bod.

13.1 MIDI

MIDI is een letterwoord dat staat voor Musical Instruments Digital Interface. MIDI is een interna-tionaal erkende standaard voor de overdracht van gegevens (data) tussen elektronische muziekinstru-menten en randapparatuur.

MIDI wordt intussen gebruikt door fabrikanten van alle mogelijke soorten instrumenten. Het prettige gevolg hiervan is dat u bijvoorbeeld met een gitaarsynthesizer van merk A een klankmodule van merk B kunt aansturen en het resultaat hiervan op een sequencer van merk C kunt opnemen.

De GR-30 reageert op de volgende MIDI-comman-do’s:

• Noot-aan commando’s die informatie doorgeven over de toonhoogte en de aanslag van de noten die u speelt.

• Noot-uit commando’s die worden verzonden zodra het volume van een noot onder een bepaalde waarde is gedaald.

• Bend-commando’s waarmee u subtiel verlopende toonhoogteveranderingen kunt verzenden, dus erg geschikt om hammer-on’s, slides of het opdrukken van snaren via MIDI intact te houden.

• Programmakeuzecommando’s waarmee u een Patch via MIDI kunt kiezen.

• Controlecommando’s die veranderingen van de vol-ume- of effectinstellingen doorgeven.

• SysEx-commando’s waarmee u de instellingen van Patches naar een ander apparaat kunt zenden (voor de externe opslag).

13.2 MIDI-klankbron aansturen

Wat u op een gitaar speelt, kunt u door de GR-30 lat-en omzetten in MIDI-commando’s. Dit houdt dus in dat u op uw gitaar kunt spelen terwijl u de klank van een MIDI-keyboard of -klankmodule hoort.

AansluitingenSluit de GR-30 aan op het externe MIDI-instrument zoals hierna is aangegeven.

Nodige instellingenLet op de volgende dingen wanneer u de aansturing van een extern apparaat tot een goed einde wilt bren-gen (meer informatie over deze instellingen vindt u op blz. 64).

MIDI-kanaalAls u tussen twee instrumenten MIDI-data wilt uitwisselen, moet u ze op hetzelfde MIDI-kanaal ins-tellen. U kunt gelijk welk kanaal van 1~16 kiezen (stelt u bijvoorbeeld het zendend apparaat op kanaal 1 in, dan moet u het ontvangend apparaat ook op kanaal 1 instellen). Desgewenst kunt u alle snaren op een eigen MIDI-kanaal laten zenden (blz. 65).

Bij een Setup met een multitimbrale klankbron (een klankbron die meerdere partijen tegelijkertijd kan weergeven) of met een sequencer (voor opname/weergave van data), moet u zorgen dat het kanaal dat u kiest niet reeds wordt gebruikt voor één van de par-tijen van de sequencer/klankmodule.

Bend RangeMIDI Bend-commando’s dienen om toonhoogtevar-iaties te verzenden die u controleert door snaren op te drukken, met de vingers of met een tremolo-arm te vibreren, door te “sliden” enz. Wilt u al dat moois correct laten reproduceren, dan moet het bereik van deze toonhoogtevariaties op de GR-30 en op het

MIDI OUT

MIDI IN

Externe MIDI-klankmodule

GR-30 Handleiding

64

ontvangende apparaat op dezelfde waarde worden ingesteld. U kunt best het Bend-bereik zo “breed” mogelijk instellen, zodat ook grote toonhoogtes-prongen correct worden weergegeven.

Normaal hoeft u zich enkel zorgen te maken over de instelling van het Bend-bereik op de GR-30. De waarde die u kiest wordt namelijk automatisch naar het externe MIDI-instrument gezonden (in de vorm van een RPN-commando, zie hieronder). Dat gebeurt telkens wanneer u een andere Patch kiest.

Het externe instrument kiest steeds het bereik dat zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de waarde die u op de GR-30 kiest. “Zo dicht mogelijk”, want som-mige klankbronnen hebben een nogal beperkt Bend-bereik. Als de waarde die u op de GR-30 kiest buiten het Bend-bereik van de externe module valt, wordt op deze laatste de hoogst mogelijke waarde gekozen.

RPN-commando’sHet type commando waarmee de GR-30 het Bend-bereik meedeelt aan externe instrumenten heet RPN (Registered Parameter Number). Het specifieke commando voor het Bend-bereik beroept zich op de controlenummers 100, 101, 6 en 38. Desgewenst kunt u het zenden van RPN-commando’s onder-breken (blz. 75).

Als uw externe klankmodule dit soort commando’s niet herkent, moet u het Bend-bereik “manueel” op dezelfde waarde als de GR-30 instellen (zie de han-dleiding van uw module).

Kanaal, zendmode en Bend-bereik instellen

1) Druk vanuit de Play-mode op [EDIT/PLAY]. U belandt nu in de Edit-mode.

2) Draai het EDIT TARGET-wiel naar de stand “MIDI” en het PARAMETER SELECT-wiel naar de stand “C” (CHANNEL).

3) Selecteer met de [+]/[–] knoppen het eerste kanaal (1~11) van de 6 die u voor de Mono-zend-mode wilt gebruiken. Kies vervolgens het kanaal (1.P~16.P) dat u voor Poly-zendmode wilt gebruiken.

4) Kies het juiste kanaal en de juiste zendmode op het externe instrument en zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “D” (BEND RANGE).

5) Kies met de [+]/[–] knoppen het gewenste Bend-bereik (0~24).U hebt hierbij 8 opties: 0, 1 halve toon, 2 halve tonen, 3 halve tonen, 4 halve tonen, 5 halve tonen, 7 halve tonen, 12 halve tonen, en 24 halve tonen.

6) Kies op het externe instrument de waarde die het dichtst in de buurt ligt van de optie die u in stap (5) hebt gekozen en druk op [EDIT/PLAY] om terug te keren naar de Play-mode.

U hoeft deze instellingen niet in een Patch weg te schrijven aangezien het systeemparameters zijn (wanneer u de GR-30 uitschakelt blijven deze parameters bewaard).

Opmerking: Selecteert u in stap (5) “0”, dan worden er geen MIDI Bend-commando’s verzonden. In plaats van deze commando’s wordt de Chromatic mode (zie blz. 36) gebruikt, waarbij iedere gespeelde toonhoogte wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde halve toon en zo ver-zonden (er worden dus geen intervallen kleiner dan een halve toon gezonden).

Opmerking: Wanneer u nu een multitimbrale klankmod-ule gebruikt en u hebt in stap 3 de Mono-mode gekozen, dan zijn er nog enkele dingen die u moet doen voordat u muziek kunt maken. Om te beginnen moet u op de klank-module voor ieder van de 6 multitimbrale Parts een klank kiezen. Bovendien moet u ervoor zorgen dat de ontvan-gende module op de 6 MIDI-kanalen staat ingesteld die op de GR-30 als zendkanalen werden gedefinieerd.

Wanneer u nu op uw gitaar speelt, zou de externe MIDI-klankbron geluid moeten voortbrengen. Is dit niet het geval, probeer dan eerst het volume op de GK-2A op maximum te zetten. Probeer ook eens de keuzeschakelaar in een andere stand (‘SYNTH” of “MIX”) te zetten.Hebt u een zwelpedaal aangesloten, druk dit dan eens in; misschien is daarmee het probleem uit de wereld.Hoort u nog steeds niets, controleer dan andere instellingen zoals het volume van de externe module. Controleer ook alle kabels en aansluitingen.Controleer ook de “PG CHNG” parameter (blz. 65). Deze mag niet op “oFF” staan.

De volumeregelaar en de keuzeschakelaar op de GK-2A gebruikenZodra u aan de volumeregelaar op de GK-2A draait, zendt de GR-30 via zijn MIDI OUT-connector een controlecommando (CC07). Als de ontvanger dit soort commando’s te herkent, kunt u het volume van dat instrument met de volumeregelaar op de GK-2A instellen. Zet u nu de keuzeschakelaar op de GK-2A in de stand “GUITAR”, dan wordt de waarde “0” naar de aangesloten module gezonden. U hoort dan geen geluid meer uit de module. Zet u de keuze-schakelaar in de stand “MIX” of “SYNTH”, dan komt het volume van de klankmodule overeen met de stand van de volumeregelaar op de GK-2A of van een zwelpedaal (indien EXP ASSIGN (blz. 44) op effect 1 is ingesteld).

Desgewenst kunt u het zenden van volumecomman-do’s (controlenummer 7) uitschakelen (blz. 74).

Systeemuitbreiding: MIDI, MIDI-klankbron aansturen

65

Mono Mode/Poly ModeU kunt op twee manieren MIDI-data vanuit de GR-30 naar een extern apparaat zenden: “Mono zendmode” en “Poly zendmode” (hoe u deze instelt vindt u op blz. 73).

Dit is het verschil tussen beide:

1) Mono ModeAantal gebruikte kanalen: Voor iedere snaar wordt één kanaal gebruikt. Er worden automatisch zes kanalen gekozen, waarbij het eerste gelijk is aan het kanaal dat in de Edit-mode als MIDI-kanaal werd gekozen. Bijvoorbeeld: U hebt 3ch geselecteerd. Snaar 1~6 worden dan respectievelijk aan kanaal 3~8 toegewezen. (Het mag duidelijk zijn dat u volgens deze werkwijze kanaal 12~16 niet als eerste kanaal kunt kiezen.)

Voordelen: U kunt MIDI Bend-commando’s (toon-hoogteveranderingen) voor iedere snaar individueel verzenden. Hierdoor kunt u typische speltechnieken reproduceren, zoals het gebruik van een tremolo-arm of het opdrukken van verschillende snaren die har-monisch samenklinken.

Gebruikssituaties: Bij gebruik van een multitimbrale klankbron met minstens 6 Parts (bv. een JV-880, JV-1080 of JV-2080). Wanneer u een apparaat gebruikt dat in de Mono Mode kan ontvangen, zelfs wanneer het over minder dan 6 Parts beschikt (bijvoorbeeld: Roland D-50/550. Ook het ontvan-gende apparaat moet in de Mono Mode worden gezet.)

2) Poly ModeAantal gebruikte kanalen: Er wordt één kanaal gebruikt voor alle snaren samen, namelijk het kanaal dat u in de Edit-mode als MIDI-zendkanaal hebt ingesteld.

Voordelen: U spaart met deze mode natuurlijk MIDI-kanalen uit, aangezien alle snaren over het-zelfde kanaal lopen. Bovendien kunt u gebruik mak-en van klankbronnen die niet op 6 kanalen simultaan kunnen ontvangen. Een nadeel is echter dat, zodra er meer dan twee snaren tegelijk klinken, u geen Bend commando’s meer kunt versturen. Toonhoogtev-eranderingen worden dan in stappen van een halve toon verzonden. De toonhoogte die door de synth wordt weergegeven correspondeert dus niet noodza-kelijk met die van de gitaar op dat moment.

Gebruikssituaties: Wanneer u een externe klank-module met 5 Parts (of minder) gebruikt. Wanneer u wilt besparen op het aantal gebruikte MIDI-kanalen.

Patches kiezen en parameters aansturen via MIDI

Zodra u met de pedalen of de [+]/[–] knoppen een andere Patch kiest, wordt er via MIDI OUT een pro-grammakeuze-commando gezonden. Dit commando kan een klank op een externe module of een effect op een effectprocessor kiezen.

Bij levering komen de Patches A11~d84 overeen met de programmanummers 1~128, maar u kunt hier uw gewenste combinaties voor in de plaats zetten. Dat gaat als volgt:

1) Kies de Patch waarvoor u het programmanum-mer wilt wijzigen en druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan.

2) Zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “MIDI” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “A” (PG CHNG#).

3) Zet de STRING SELECT regelaar in de stand “ALL”.

4) Kies met [+]/[–] het gewenste programmanum-mer (binnen het bereik 1~128).

5) Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch op te slaan.Als wilt dat er voor een Patch geen MIDI-program-makeuze wordt gezonden, moet u in stap 4 [–] inge-drukt houden en “oFF” kiezen.

Wilt u daarentegen dat een bepaalde Patch enkel een programmakeuze zendt en zelf niet klinkt, zet dan de LAYER parameter (zie blz. 31) voor die Patch op “_” (mute).

Opmerking: Omgekeerd kunt u de toewijzigingen niet aanpassen. U kunt dus niet kiezen welke GR-30 Patch met welk programmanummer kan worden opgeroepen. Pro-grammanummers 1~128 komen steeds overeen met de Patches A11~d84.Wilt u ook voor de te zenden nummers opnieuw de fab-riekswaarden kiezen (waarbij Patch A11 programmanum-mer 1 zendt, enz.), houd dan pedaal 2 ingedrukt terwijl u de GR-30 inschakelt (het display beeldt dan “PG#” af). Druk vervolgens op [EDIT/PLAY] en tegelijk op [+]/[–] (blz. 73).

Verschillende klanken voor verschillende snaren

De GR-30 biedt zelfs de mogelijkheid om voor iedere snaar een ander programmanummer te zenden. Op die manier kunt u op een externe (uiter-aard multitimbrale) klankbron voor iedere snaar een andere klank kiezen.

Om van deze mogelijkheid gebruik te maken zet u in stap 3 en 4 van de hierboven beschreven procedure de STRING SELECT-regelaar in de stand van de

GR-30 Handleiding

66

snaar waarvoor u een programmanummer wilt kiezen. Daarna kiest u als vanouds het nummer met de [+]/[–] knoppen. Wilt u dat een bepaalde snaar geen externe klank aanstuurt, kies dan voor die snaar “oFF”.

Opmerking: Naast de programmakeuze kunt u ook de bankkeuze voor iedere snaar apart instellen.

MIDI-bankkeuzeDe meeste moderne klankmodules en synthesizers bieden meer dan 128 klanken – teveel dus voor de 128 mogelijke MIDI-programmanummers. Om die reden worden nu ook bankkeuzecommando’s gebruikt. In feite gaat het om een vorm van controle-commando’s (CC00 en CC32) die gecombineerd worden met programmakeuze-commando’s om een groter aantal klanken te kunnen kiezen.

Opmerking: De “bank” waar we hier over spreken maakt deel uit van de MIDI-implementatie. U mag ze dus niet verwarren met de banknummers van de GR-30 (tweede cijfer in het display; zoals in Bank Shift, Bank Up en Bank Down).

VoorbeeldenAls u de “12-str.Gt” variatie van de “Steel-str.Gt” op een GS-klankmodule wilt kiezen, zet dan de waarde van controlenummer CC00 op “8” en zend het pro-grammanummer “26”.

Om Patch 014 “MKS-80 Brass” in Preset Bank C van de Roland JV-2080, XP-80 enz. te kiezen, zendt u voor controlenummer CC00 de waarde “81” (om naar de Preset Patches te gaan), voor controlenum-mer 32 de waarde “2” (om bank C te kiezen) en zend vervolgens het programmanummer 14.

Bij levering is het zenden van bankkeuze uitge-schakeld, maar u kunt deze mogelijkheid als volgt inschakelen:

1) Kies een Patch en druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan.

Opmerking: Het maakt niet uit welke Patch u kiest want de bankkeuze-optie geldt voor alle Patches en wordt automatisch opgeslagen – ook als u de gekozen Patch niet wegschrijft.

2) Zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “MIDI” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “A” (PG CHNG#).

3) Druk op pedaal 2. Het display beeldt nu b.SL af (Bank Select) en de status van deze functie (“oFF”).

4) Druk op [+] om de functie in te schakelen.5) Zet de STRING SELECT-schakelaar op “ALL”.

6) Druk op pedaal 3. Het display beeldt #.0 af (con-trolenummer 0) en vervolgens de waarde voor dit controlenummer (bij levering is dit “0”).

7) Kies met de [+]/[–] de juiste waarde voor de Tone die u wilt kiezen (0~127).

8) Druk op pedaal 4. Het display beeldt #.32 af (con-trolenummer 32) en vervolgens de waarde voor dit controlenummer (bij levering is dit “0”).

9) Kies met de [+]/[–] de juiste waarde voor de Tone die u wilt kiezen (0~127).

10)Druk op pedaal 1. Het display beeldt “PrG.” (pro-grammakeuze) af en vervolgens het gekozen pro-grammanummer.

11)Kies met de [+]/[–] het gewenste program-manummer (1~128).

12)Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “WRITE PATCH?” en druk tegelijk op de [+]/[–] knoppen om de Patch weg te schrijven.Zodra u een Patch kiest waarvoor u de bovenstaande instellingen hebt gemaakt, wordt er ook een klank gekozen op de externe MIDI-klankmodule (met de bank- en programmanummers die u in stap 6 en 11 hebt gekozen). Herhaal deze procedure als u nog voor andere Patches bank- en programmanummers wilt instellen (stap 3 en 4 mag u overslaan zolang u banknummers wilt blijven specifiëren).

Om deze instellingen voor iedere snaar apart te mak-en zet u in stap 5 hierboven de STRING SELECT regelaar op een andere optie dan “ALL” (bijvoorbee-ld 6-5, 6, 5, enz.) en kiest u met [+]/[–] de waarden voor “PG.#”, “#.0” en “#.32”.

Opmerking: Terwijl u deze instellingen maakt, worden er reeds bank- en programmanummers gezonden. Dat ziet u trouwens op het externe instrument: het kiest namelijk tel-kens het aan het net ontvangen nummer toegewezen geheugen. In dit verband is het trouwens uitkijken geblazen: als u [+] of [–] ingedrukt houdt, wordt er een doorlopende stroom MIDI-commando’s gezonden die de buffer van de externe MIDI-module dreigt te overladen. Als dat gebeurt krijgt u een melding zoals “MIDI Buffer Full” te zien. Als u in de Play mode versneld door de Patches stapt zou u van dit fenomeen geen last mogen hebben.

Met de onderstaande procedure kunt u de waarden voor de controlenummers 0 en 32 voor alle User Patches opnieuw op “0” instellen:

Schakel de GR-30 in terwijl u pedaal 2 ingedrukt houdt. Druk op [EDIT/PLAY]. Druk tegelijk op [+]/[–].

Systeemuitbreiding: MIDI, MIDI-klankbron aansturen

67

Opmerking: De status van de “b.SL” parameter (bankkeuze aan/uit) geldt zowel voor het zenden als voor het ontvangen. Met andere woorden: deze parameter moet ook zijn ingeschakeld als u vanuit een extern MIDI-instru-ment middels combinaties van bank- en programmanum-mers de 256 Patches van de GR-30 wilt kiezen.Om de Preset Patches (E11~H84) te kiezen moet u voor controlenummer CC00 de waarde “1” specifiëren en ver-volgens met een programmakeuze-commando (1~128) de gewenste Patch kiezen. Om toegang tot de User Patches te krijgen moet u CC00 op “0” instellen.Zoals gezegd, bestaat er een vaste overeenkomst tussen ontvangen bank-/programmakeuze-commando’s en de gekozen interne Patches. Daar kunt u dus niets aan wijzi-gen.

Opmerking: Ook als u Patches met een MIDI Foot Con-troller (zoals de FC-200 of de Boss FC-50, blz. 18) kiest, zendt de GR-30 bankkeuze- en programmakeuze-comman-do’s naar de aangesloten MIDI-instrumenten. Op die manier kunt u blijven gitaarspelen terwijl u met uw voeten Patches kiest voor alle instrumenten in uw systeem (dit werkt niet als Local Control is uitgeschakeld, blz. 69).

Arpeggiator of Harmonist en MIDI

■ Extern MIDI-instrument aansturen met de ArpeggiatorOp blz. 50 vindt u de procedure waarmee u de “ARPEGGIO/harmony SEL” op “ARP”, “A.-E”, “A.1E” of “A2.E” kunt instellen. Bij elk van deze opties worden de gearpeggieerde partijen via MIDI naar externe instrumenten gezonden.

■ Harmonienoten laten weergeven door een extern MIDI-instrumentVolg de procedure op blz. 59 om de gewenste optie te kiezen voor de “ARPEGGIO/harmony SEL” parameter:

Envelope Follow- functie en MIDI

We hebben reeds gezien hoe u voor Patches een Envelope Follow-functie kunt inschakelen. U doet dat door “EF1” of “EF2” te kiezen voor de COM-MON parameter “PLAY FEEL”. Deze Patches zenden dan informatie over het volumeverloop (amplitude) van het gitaarsignaal (dat gebeurt in de vorm van waarden voor MIDI-controlenummer CC18= general control 3).

Deze functie stelt u in staat de precieze nuances van de snaartrillingen op te nemen met een MIDI-sequencer (blz. 69), zodat de weergave achteraf net zo klinkt als u het had gespeeld.

U bent echter niet verplicht CC18 aan volume te koppelen. Heel wat klankmodules laten u toe om dit controlenummer aan een andere parameter te koppe-len. Zo kunt u bijvoorbeeld de filterfrequentie van de externe klankbron het amplitudeverloop van uw gitaar laten volgen!

MIDI-instrumenten aansturen met de pedalen van de GR-30

U kunt met de pedalen van de GR-30 (en - in beperkte mate - ook met pedalen die u op de GR-30 hebt aangesloten) effecten op een externe klankmod-ule aansturen.

■ Pedaal 1 (WAH)Dit pedaal zendt MIDI-commando’s voor controle-nummer 19. Welk effect u daarmee aanstuurt hangt

hArDe harmonie wordt weergegeven door alle Tones (zowel intern als van een externe MIDI-toongenerator).

h.-EDe melodie wordt weergegeven door de GR-30, terwijl de harmonie wordt weergegeven door de externe MIDI-toongenerator.

MIDI OUT

MIDI IN MIDI OUT

MIDI IN

Externe MIDI-klankmoduleMIDI Foot Controller

h.-bDe melodie wordt weergegeven door de externe MIDI-toongenerator, terwijl de harmonie wordt weergegeven door GR-30.

h.-2

De melodie wordt weergegeven door de externe MIDI-toongenerator en door de eerste Tone van de GR-30. De harmonie wordt weergegeven door de tweede Tone van de GR-30.

h.-1

De melodie wordt weergegeven door de externe MIDI-toongenerator en door de tweede Tone van de GR-30. De harmonie wordt weergegeven door de eerste Tone van de GR-30.

h.2E

De melodie wordt weergegeven door de eerste Tone, terwijl de harmonie wordt weergegeven door de tweede Tone van de GR-30 en door de externe MIDI-toongenerator.

h.1E

De melodie wordt weergegeven door de tweede Tone, terwijl de harmonie wordt weergegeven door de eerste Tone van de GR-30 en door de externe MIDI-toongenerator.

GR-30 Handleiding

68

af van de instellingen op de externe klankbron. Hebt u voor het “WAH TYPE” de optie “Mod” (modula-tie) gekozen (blz. 41), dan wordt controlenummer CC01 in plaats van 19 gebruikt.

■ Pedaal 2 (P-GLIDE)Dit pedaal zendt MIDI Pitch Bend-commando’s. Daarmee stuurt u de toonhoogte van de externe klankbron aan, net zoals voor de interne klanken.

■ Pedaal 3 (HOLD)Zolang u dit pedaal ingedrukt houdt worden MIDI noot-uit commando’s (controlenummer 64) opge-schort. Dit in tegenstelling tot de interne klankgener-ator, want die krijgt een controlenummer 82 (general control 7) voor zijn kiezen als u pedaal 3 indrukt.

Opmerking: Onthoud wel dat u controlecommando’s niet door individuele snaren kunt laten uitsturen. Bovendien worden de effecten niet helemaal accuraat gereprodu-ceerd wanneer u zich in de Poly Mode bevindt. (De reden hiervoor is dat de GR-30 in de Poly Mode niet in staat is de fretpositie te herkennen. Daardoor zullen verschillende fretposities soms dezelfde toonhoogte produceren.)

■ Pedaal 4 (CTRL ARP/HAR)Met dit pedaal schakelt u de Arpeggiator of de Har-monist in en uit. Dit gebeurt zowel voor de interne als voor de externe klankbronnen.

Gebruik van een zwelpedaalDe bewegingen van een zwelpedaal dat u op de GR-30 hebt aangesloten worden normaal als contro-lenummer 4 naar de MIDI OUT gezonden. U kunt echter ook andere functies kiezen door voor de “EXP PEDAL” parameter (blz. 44) één van de volgende opties te kiezen:

Bovendien kunt u voor deze parameter ook een con-trolenummer van #1~#32 of van #64~#95 kiezen. In dat geval stuurt het zwelpedaal het betreffende con-trolenummer enkel naar de MIDI OUT. U stuurt in dat geval dus enkel de externe klankmodule aan.

Opmerking: Als de GR-30 MIDI-commando’s voor con-trolenummer 4 ontvangt reageert hij daarop zoals op bewegingen van het aangesloten zwelpedaal. Met andere woorden: wat er gebeurt hangt af van de functie die u aan het zwelpedaal hebt toegewezen. Hebt u echter aan het zwelpedaal één van de functies uit de bovenstaande tabel toegewezen, dan negeert de GR-30 commando’s met con-trolenummer 4.

13.3 Gitaarnoten getrans-poneerd naar MIDI OUT zenden

Als de klank die u op een extern MIDI-instrument aanstuurt de hoogste en/of laagste noten van uw gitaar niet aankan (of heel vreemd begint te doen), kunt u die noten getransponeerd zenden. De instel-lingen hiervoor maakt u met de “MIDI TRANS-POSE” parameter.

U gaat daarbij op dezelfde manier te werk als voor de interne klankbron (TRANS 1ST/2ND, blz. 31), alleen moet u het EDIT TARGET-wiel in de stand “MIDI” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “B” zetten.

Wat doet u als de externe klankmodule niet reageert zoals u verwacht

Overloop in dat geval even de volgende punten, waarschijnlijk vindt u hier de oplossing voor het probleem.

• Zorg dat het MIDI-zendkanaal van de GR-30 gelijk is aan het MIDI-ontvangstkanaal van het externe instrument (zie blz. 63).

• Controleer of het volume van de externe klankbron niet te laag staat na ontvangst van een MIDI-volume-commando, een beweging van het zwelpedaal of van de regelaar op de GK-2A.

• Gaat het om een klankbron die niet in staat is om zes MIDI-kanalen tegelijk te ontvangen, kies dan even de Mono-mode op de GR-30 (zie blz. 65) en probeer het nog een keer.

• Klinkt het MIDI-instrument “vals” ten opzichte van de gitaar, controleer dan de instelling van de “BEND RANGE” parameter (zie blz. 63). Als u deze param-eter op “0” hebt ingesteld, worden alle toonhoogte-buigingen afgerond naar stappen van een halve toon. Dat is ook het geval voor toonhoogtebuigingen in de Poly-mode (zie blz. 65).

“VoL” (volume) controlenummer 7

“PIt” (Pitch) MIDI Pitch Bend commando’s

“Mod” (modulatie) controlenummer 1

“L-r” (balans) controlenummer 10

“rE.L” (Reverb volume) controlenummer 91

‘t.n.p.” (Tempo en Pitch) MIDI Pitch Bend commando’s en controlenummer 4.

Systeemuitbreiding: MIDI, Opnemen met een sequencer

69

13.4 Opnemen met een sequencer

U kunt de GR-30 ook gebruiken als opname-instru-ment voor een sequencer – in plaats van een synthe-sizer e.d. dus. Partijen voor snaarinstrumenten die u op deze manier opneemt zullen bovendien realis-tischer klinken, omdat de typische voicings en tim-ing van akkoorden op een klavier moelijk te spelen zijn. Gebruikt u hierbij de Mono-mode, dan kunt u bovendien de typische snaarbuigingen van een gitaar met de sequencer opnemen.

Partijen met een sequencer op-nemen1) Sluit de apparaten aan zoals hieronder staat

aangegeven.

2) Verander het zendkanaal, de zendmode en het Bend-bereik op de GR-30 in functie van de mod-ule die u gebruikt (zie Kanaal, zendmode en Bend-bereik instellen op blz. 64).

3) Activeer de “Soft Thru” functie (deze heet ook wel MIDI Echo of MIDI Thru). De bedoeling hiervan is dat u ervoor zorgt dat de sequencer de van de GR-30 ontvangen MIDI-data zelf ook meteen weer uitzendt naar de module die de noten moet weergeven.

4) Schakel de GR-30 in terwijl u de [EDIT/PLAY]-knop ingedrukt houdt. Op die manier kiest u de Local Off mode (zie blz. 69).

5) Hebt u deze instellingen gemaakt, speel dan op uw gitaar om te controleren of de externe klank-module wel reageert. Functioneert alles naar behoren, start dan de opname op de sequencer. Na de opname kunt u het resultaat door de sequencer laten weergeven en beluisteren.

6) Wilt u ook de interne klankbron van de GR-30 in uw songs gebruiken, dan moet u nog een kabel aansluiten (die in de bovenstaande illustratie niet staat afgebeeld), namelijk tussen de MIDI THRU-connector op de klankmodule en de MIDI IN op de GR-30. U kunt nu zowel de klanken van de externe klank-module als van de GR-30 voor uw songs gebruiken (zorg er wel voor dat de GR-30 en de externe klank-

module niet op hetzelfde MIDI-kanaal zijn ingesteld).

Niet enkel de noten die u speelt, maar ook de interne en externe pedalen (blz. 21, 44) die u indrukt (klankkeuzes en effectsturing) worden opgenomen. Bij gebruik van de Harmonist kiest u bijvoorbeeld met een extern BANK SHIFT “UP” pedaal tussen majeur en mineur. Als u dat tijdens de opname doet, komt deze informatie in de vorm van SysEx-com-mando’s in de sequencer terecht.

Opmerking: Wilt u een partij opnemen (bijvoorbeeld bas) in een bereik dat lager ligt dan dat van uw gitaar, gebruik dan de MIDI “TRANSPOSE” parameter om de MIDI-noten één (“-12”) of twee (“-24”) octaven lager te trans-poneren.

Opmerking: Uw sequencer kan misschien niet op ver-schillende kanalen tegelijkertijd opnemen. In dat geval kunt u de GR-30 in de Poly-zend/ontvangstmode zetten. U kunt de Poly-mode ook gebruiken om het aantal gebruikte kanalen of Parts te beperken (zie blz. 73 wanneer u de GR-30 slechts op één kanaal wilt laten ontvangen).

Local ON/OFFLocal ON betekent dat de gitaar verbonden is met de toongenerator van de GR-30 (de data van de gitaar worden tegelijk echter naar MIDI OUT gezonden). De tweede mogelijkheid heet –u raadt het– Local Off. Dit betekent dat de gitaar (eigenlijk de GK-2A) nog wel met de GR-30 is verbonden, maar alleen met diens MIDI-convertor. Dus wordt de klankbron van de GR-30 niet meer aangesproken. Maar de GR-30 zendt wel nog MIDI-commando’s (namelijk naar de MIDI OUT-connector).

Local Off gebruikt u het best wanneer u twee soorten data uit elkaars vaarwater wilt houden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer u de Soft Thru-functie op de sequencer gebruikt. Het klankgedeelte van de GR-30 ontvangt dan namelijk twee stromen data: (i) de data van de gitaar (want Local staat op ON) en (ii) diezelfde data komen, via MIDI THRU op de sequencer, bij de MIDI IN van de GR-30 aan. Dit heeft “dubbel” klinkende noten (met bovendien een lichte vertraging) tot gevolg, wat geen fraai gehoor is.

Om Local op Off te zetten doet u het volgende: houd bij het inschakelen de [EDIT/PLAY]-knop inge-drukt. Opgelet: u kiest automatisch Local OFF wan-neer u bij het inschakelen de Poly-ontvangstmode selecteert (bij het uitschakelen van de GR-30 wordt deze keuze weer geannuleerd).

MIDI OUT MIDI IN

MIDI-sequencer

Multi-timbrale MIDI-klankmodule

MIDI IN

GR-30 Handleiding

70

Opmerking: Het gedrag van een aantal interne functies varieert naar gelang u Local On of Off hebt geselecteerd. Kies steeds Local Off wanneer het MIDI-signaal een “lus” beschrijft, anders kan het zijn dat bepaalde knoppen niet meer werken, enz.

Realistisch klinkende partijen voor snaarinstrumenten

Zoals gezegd vormt de GR-30 een uitstekend hulp-middel om realistische “snaarpartijen” (gitaar, harp, koto enz.) op te nemen. In dit verband moet u wel rekening houden met de volgende punten:

• Zorg dat de “Quantize” functie op de sequencer is uitgeschakeld. Deze functie rondt namelijk de tim-ing van de gespeelde noten af naar achtsten, zes-tienden enz. Hierdoor gaat het natuurlijke gevoel van de gitaarpartij verloren.

• Als u in de opgenomen data achteraf noten wilt “ver-schuiven” moet u zorgen dat de Pitch Bend-data steeds mee worden verschoven. Als u dit verzuimt, komen de toonbuigingen namelijk op de verkeerde noten te liggen…

• Typische “toonhoogtetruukjes” op de gitaar (opdrukken van snaren, werken met de tremolo-hen-del) kunt u ook opnemen en weergeven. U mag daar-bij alleen niet vergeten de Mono-mode te kiezen.

Data van de Arpeggiator en de Harmonist opnemen

■ Arpeggiator-partijen opnemen met een sequencer

Voorbeeld 1: arpeggionoten opnemenOm arpeggio’s van de GR-30 op te nemen met een MIDI-sequencer, moet u uiteraard zorgen dat die arpeggio’s naar de MIDI OUT worden gezonden.

Dat doet u door de “ARPEGGIO/harmony SEL” parameter op “A.-E” in te stellen. Speel even op uw gitaar om te controleren of het werkt (zie stap 4 van de procedure op blz. 69). Vervolgens mag u verder-gaan met stap 5 e.v. van de genoemde procedure.

Voorbeeld 2: arpeggio’s tijdens de weergaveZet de “ARPEGGIO/harmony SEL” parameter op “A.-1”, “A.-2” of “A.-b”. De arpeggio wordt dan respectievelijk door de eerste, de tweede of beide Tones weergegeven, maar wordt niet naar MIDI OUT gezonden. De sequencer neemt dus de noten op zoals u ze op de gitaar speelt, niet zoals u ze tijdens het opnemen hoort (gearpeggieerd). Tijdens de weergave genereert de GR-30 opnieuw de arpeggio die u tijdens de opname hebt gehoord. Het ein-dresultaat klinkt in dat geval hetzelfde als bij voor-beeld 1. De werkwijze van voorbeeld 2 levert u ech-ter de vrijheid op om bij de weergave een andere Patch te kiezen, die een andere (of helemaal geen) arpeggio genereert. Voorbeeld 1 heeft dan weer het voordeel dat u de arpeggio door gelijk welke MIDI-klankbron kunt laten weergeven, aangezien de gear-peggieerde partij zich in de sequencer bevindt. Houd er bovendien rekening mee dat u in voorbeeld 1 de mogelijkheid verliest om te bepalen welke Tone(s) de arpeggio weergeeft/-geven.

Opmerking: De optie “ArP” (voor de “ARPEGGIO/har-mony SEL” parameter) levert geen resultaat op als u de GR-30 en de sequencer in een “Local Off” configuratie gebruikt.

Opmerking: Als u in de Poly-mode (blz. 65) werkt bent u automatisch aangewezen op de werkwijze die we in voor-beeld 2 hebben beschreven.

U kunt de arpeggiator van de GR-30 ook synchronis-eren met het tempo van de sequencer. Dat is nodig als u de arpeggio moet passen in een maatstructuur die in de sequencer reeds aanwezig is.

Volg eerst de stappen op blz. 51 om de “A-TEMPO” parameter voor de gebruikte Patch op “Syn.” in te stellen. Sluit vervolgens de instrumenten aan zoals in de afbeelding op blz. 69 te zien is en verbind de MIDI THRU-connector van het externe MIDI-instrument met de MIDI IN-aansluiting van de GR-30. Schakel Local Control op de GR-30 uit (inschakelen terwijl u [EDIT/PLAY] ingedrukt houdt) en start de opname. (Wilt u tijdens de opname enkel het geluid van het externe MIDI-instrument horen, vergeet dan niet de VOLUME-regelaar op de GK-2A in de minimumstand te zetten.

■ Harmonist-partijen opnemen met een sequencer

Voorbeeld 1In dit voorbeeld laten we één Tone (de eerste of de tweede, dat maakt hier verder niet uit) de melodie spelen, terwijl de andere Tone de harmonie voor zijn rekening neemt. Enkel de noten die u op de gitaar speelt (de melodie) worden naar MIDI OUT gezonden en door de sequencer opgenomen.

MIDI-sequencer

GR-30

PITCH TO MIDI

KLANK-BRON

GK INLocal Control

OFF

MIDI IN

MIDI IN

MIDI OUT

MIDI OUT

Thru-functie naar MIDI OUT: On

Systeemuitbreiding: MIDI, Opnemen met een sequencer

71

Om dit te bereiken zet u de “ARPEGGIO/harmony SEL” parameter op “h.-2” (of “h.-1”) en volgt u ver-der de procedure (vanaf stap 4) op blz. 69. Als u bij de weergave dezelfde harmonie wilt horen moet u de Patch kiezen die u bij de opname hebt gebruikt (aangezien de harmonie niet in de sequencer zit en dus door de GR-30 moet worden gegenereerd).

Voorbeeld 2Dit voorbeeld is in feite gelijk aan het vorige, alleen laten we hier de harmonie weergeven door beide Tones van de GR-30.

Kies voor de “ARPEGGIO/harmony SEL” parame-ter de optie “h.-b” en ga verder op dezelfde manier te werk als in voorbeeld 1.

Opmerking: Het is niet mogelijk om de GR-30 de melodie te laten weergeven en de harmonie aan een extern MIDI-instrument over te laten.

Opmerking: De optie “hAr” (voor de “ARPEGGIO/har-mony SEL” parameter) levert geen resultaat als u de GR-30 en de sequencer in een “Local Off” configuratie gebruikt.

Pitch Bend-data beperkenDe GR-30 is weliswaar in staat om alle toonhoogten-uances, die u speelt accuraat naar MIDI te vertalen, maar hij heeft hiervoor wel een enorme berg gegevens nodig. Zou u die allemaal willen opnemen dan hebt u vóór u het weet de geheugenlimiet van de sequencer bereikt. Met de “beperk Bend data” func-tie komt u aan dit probleem tegemoet door de hoeveelheid Bend data die wordt verzonden te comprimeren. U zult dan horen dat toonhoogtev-eranderingen niet meer zo subtiel worden weerge-geven, maar u hebt nu tenminste de hoeveelheid gebruikte MIDI-data tot handelbare proporties ter-uggebracht.

De “beperk Bend data” functie activeert u door bij het inschakelen van de GR-30 de [-] knop ingedrukt te houden. U ziet dan even b (‘beperk Bend data’) in de derde kolom van het display verschijnen, waarna de GR-30 de normale opstartprocedure afwerkt.

Vanaf dat moment worden er minder Pitch Bend data verzonden.

Opmerking: U kunt deze functie combineren met de “Poly ontvangstmode” (blz. 73). Om de combinatie van deze functies te activeren houdt u bij het inschakelen de [+] en [-] knoppen ingedrukt.

Verdeling van MIDI-kanalen: praktijktips

Omdat de combinatie van gitaarsynthesizer en MIDI een aantal minder voor de hand liggende implicaties met zich meebrengt, zetten we hieronder nog eens een en ander op een rijtje.

Zoals intussen genoegzaam bekend, werkt MIDI met 16 kanalen. Dat impliceert dat u 16 verschillende partijen (met desgewenst 16 verschillende klanken) tegelijk kunt weergeven. Het verhaal ziet er iets ingewikkelder uit wanneer er een gitaarsynthesizer om de hoek komt kijken. Deze gebruikt namelijk voor iedere snaar een apart MIDI-kanaal (in de Mono-mode). Twee partijen inspelen met zo’n gitaarsynth soupeert dus meteen 12 kanalen van uw multitimbraal instrument op! Als dat een probleem is, kiest u beter voor de Poly-mode, door een MIDI-kanaal van 1.P~16.P te kiezen (zie blz. 63). Op die manier volstaat één kanaal per partij, zoals bij uw synthesizer.

Natuurlijk levert u daar wel iets voor in, anders zou die Mono-mode nooit zijn uitgevonden! Aangezien alle informatie over één kanaal moet, kan de infor-matie voor het opdrukken, vibreren enz. niet meer per snaar worden gezonden, waardoor heel wat nuances van uw gitaarspel verloren gaan. Het is dus kiezen of delen, waarbij u zich best even afvraagt welk soort partij u wilt opnemen (een eenvoudige akkoordbegeleiding blijft bijvoorbeeld best wel

Mono Mode k.1 Mono Mode k.7

Er blijven slechts 4vrije kanalen over

12 kanalen zijn nog vrij

Zenden in de Mono-mode

Zenden in de Poly-mode

Gitaar 1 Gitaar 2

1MIDI-kanaal

2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

In gebruik

Poly Mode k.1

Poly Mode k.2

Gitaar 1 Gitaar 2

1MIDI-kanaal

2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

In gebruik

GR-30 Handleiding

72

overeind zonder al die extra informatie). Bedenk verder dat u bij de weergave 6 kanalen moet voorz-ien voor een partij die u in “Mono” hebt opgenomen en door de GR-30 wilt laten weergeven.

Nog even ter herinnering: de Poly-mode activeert u door bij het inschakelen van de GR-30 de [+]-knop ingedrukt te houden (de GR-30 kiest dan ook de Local Off-mode).

Meer informatie over het gedrag van de GR-30 als klankmodule in de Poly-mode vindt u onder “GR-30 als klankbron voor een MIDI-klavier” op blz. 73.

13.5 Moeilijkheden bij het opnemen?

Wil de opname met een sequencer niet zo één-twee-drie lukken? Overloop dan even de onderstaande tips. De kans is groot dat daarmee het probleem van de baan is.

• Controleer de MIDI-verbindingen (OUT→ IN, blz. 69) en de instelling van Local On/Off (zie blz. 69).

• Controleer voor de weergave de instellingen van MIDI-kanaal en het Bend-bereik.

• Zorg dat zender en ontvanger op dezelfde Mode (Mono/Poly) zijn ingesteld. Als u slechts geluid voor één snaar hoort, zendt u waarschijnlijk in Mono opg-enomen data naar een niet-multitimbrale klankbron (dat kan trouwens ook de GR-30 zijn, als hij in de Poly-mode werkt).

• Merkt u dat één bepaalde snaar geen MIDI-data zendt, zet dan de STRING SELECT-regelaar op het nummer van die snaar en controleer of de MIDI “PG CHNG#” parameter niet op “oFF” is ingesteld (zie blz. 65).

• Als u in de Poly-mode akkoorden zendt, worden toonbuigingen steeds afgerond naar stappen van een halve toon. Kunt u deze correcties missen als kiesp-ijn, speel dan enkelvoudige noten of kies de Mono-mode.

• Als u het MIDI Bend-bereik op “1” of “2” hebt ingesteld, is het mogelijk dat er regelmatig noten “dubbel gestuurd” worden wanneer u snaren opdrukt. Het is beter om de grootst mogelijke (voor zender en ontvanger identieke) waarde te kiezen (zie blz. 63).

• Om toonbuigingen weer te geven zendt de GR-30 een combinatie van noot- en Pitch Bend-comman-do’s. Dat kan een verwarrend plaatje opleveren wan-neer u een opname in de Event List (Grid Edit) van uw sequencer bekijkt. Zijn toonbuigingen voor de betreffende partij niet van belang, dan levert een

Bend Range waarde van “0” een duidelijker resultaat op in het editscherm van uw sequencer.

Handige functies, Opnieuw de fabrieksinstellingen laden (initialiseren)

73

14.Handige functies

14.1 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden (initialiseren)

Bij levering hebben de User Patches (A11~d84) van de GR-30 dezelfde inhoud als de Preset Patches (E11~H84). Nadat u het instrument een tijdje hebt gebruikt, zal dat waarschijnlijk niet meer het geval zijn. Ook de systeeminstellingen (zoals de gevoelig-heid voor de GK-2A en de MIDI-zend-/ontvang-stkanalen) zullen dan de nodige wijzigingen hebben ondergaan. U kunt al deze instellingen opnieuw de waarden geven die ze vanuit de fabriek hadden meegekregen. Als u dat doet spreken we van initial-iseren. Het werkt als volgt:

Misschien wilt u de huidige instellingen bewaren voordat u verdergaat (omdat u bijvoorbeeld later uw zelfgemaakte Patches nog eens wilt kunnen gebruik-en). Dat kunt u doen door de instellingen op te schr-ijven, maar het is heel wat handiger om ze via MIDI naar een extern medium te zenden (zie blz. 29).

1) Schakel de GR-30 uit en schakel hem opnieuw in terwijl u pedaal 2 indrukt. In het display verschi-jnt nu “PG#”.

2) Met de [+] kunt u nu kiezen welke data u wilt ini-tialiseren: enkel de Patches (PAt.), enkel de sys-teeminstellingen (SyS.) of alle instellingen (ini.).

3) Druk op [EDIT/PLAY]. Het display vraagt of u zeker bent dat u de gekozen instellingen wilt ini-tialiseren (Sur. knippert). Druk [+] en [–] om ver-der te gaan. De data die u in stap 3 hebt gekozen worden nu geïnitialiseerd. Zodra dat is gebeurd, beeldt het display “don.” af.

Opmerking: Als u in stap 3 “PAt.” of “ini.” hebt gekozen laat het display gedurende enkele seconden drie knipper-ende puntjes zien (“…”) alvorens “don.” af te beelden. Dat is de tijd die nodig is om de Patch-data te verwerken. Schakel de GR-30 nooit uit vóór u “don.” te zien krijgt.

Programmanummersherordenen

Als u flink wat hebt rondgestoeid met uw Patches, blijft er van de originele volgorde misschien weinig meer over. Ook de volgorde van de “PG CHNG#” nummers heeft dan weinig meer te maken met de volgorde van de Patch-nummers.

Via de onderstaande procedure kunt u deze nummers opnieuw in de volgorde plaatsen die door de ontvan-gen programmanummers wordt gehanteerd (ter herinnering: deze volgorde ligt vast en gaat dus steeds van 1~128). Met andere woorden: de Patch waarvoor u de PG CHNG# waarde “1” hebt gekozen wordt in Patch-geheugen 1 geplaatst enz.

Opmerking: Let wel: als u de onderstaande procedure uitvoert, worden alle waarden voor de PH CHNG# parameter gewist. Dat is ook logisch, want alle Patches bevinden zich dan op het nummer dat u voor hun PH CHNG# had gespecifieerd.

1) Schakel de GR-30 uit en schakel hem opnieuw in terwijl u pedaal 2 indrukt. In het display verschi-jnt nu “PG#”.

2) Druk op [EDIT/PLAY]. Het display vraagt om bevestiging (Sur. knippert).

3) Druk tegelijk op [+]/[–] om verder te gaan. De Patches worden herordend volgens hun “zend-nummer”, van 1~128. Iedere Patch krijgt voor de controlenummers 0 en 32 (bankkeuze) de waarde “0” toebedeeld. Zodra dit alles is gebeurd, beeldt het display “don.” af.

14.2 GR-30 als klankbron voor een MIDI-klavier

U kunt uw GR-30 puur als klankmodule in combina-tie met andere instrumenten, zoals een keyboard of een sequencer, gebruiken. Laat u de GR-30 dan in zijn standaardinstelling staan, dan zult u merken dat hij slechts één noot tegelijkertijd kan weergeven. De reden hiervoor is dat de ontvangst standaard in de Mono-mode op 6 MIDI-kanalen gebeurt. Wilt u meerdere noten tegelijkertijd weergeven, stel de GR-30 dan in op de Poly ontvangstmode (volg hier-voor de onderstaande stappen). In deze mode kunt u de GR-30 gebruiken als een polyfone klankmodule die op één MIDI-kanaal ontvangt.

Poly mode activeren 1) Schakel de GR-30 eerst uit.2) Schakel de GR-30 weer in terwijl u de [+] knop

ingedrukt houdt.

GR-30 Handleiding

74

In het display ziet u nu even “L_P” (Local Off, Poly ontvangstmode) verschijnen, waarna de GR-30 de normale opstartprocedure afwerkt.

Opmerking: Local Control wordt automatisch uitge-schakeld wanneer u bij het opstarten de Poly-ontvangst-mode kiest.

Opmerkingen over de Poly-ontvangstmode• De GR-30 geeft de binnenkomende informatie weer

met de klank van de op dat moment geselecteerde Patch. U beschikt in totaal over 28 stemmen, waarbij de maximale polyfonie afhankelijk is van de Tone die u gebruikt (sommige Tones gebruiken één stem per noot, andere twee) en van de verschillende Layer instellingen (in het laatste geval hebt u dubbel zoveel stemmen nodig).

• De TRANSPOSE- en LAYER-instellingen voor de eerste snaar gelden in deze mode voor alle snaren.

• Ontvangt de GR-30 teveel noot-aan commando’s, dan worden de langstklinkende noten het eerst uitge-schakeld (last-note priority).

• Schakelt u de GR-30 uit en vervolgens weer in, dan hebt u de Mono-ontvangstmode weer geactiveerd.

• U kunt deze functie gebruiken in combinatie met “MIDI CC07 uitschakelen” en “Bend Range-instel-ling uitschakelen” op blz. 75. U houdt hiervoor gewoon bij het inschakelen de [+]/[–] knoppen tegel-ijk ingedrukt.

• De pedaalfuncties (uitgezonderd modulatie) werken niet wanneer u de GR-30 in de Poly-ontvangstmode gebruikt. Demper- (controlenummer 64) en Pitch Bend-commando’s vanuit een externe MIDI-instru-ment worden wél herkend.

• De Arpeggiator werkt niet in de Poly-ontvangst-mode.

Opmerking: Gebruikt u de GR-30 als klankmodule en laat u hem toch in de Mono-ontvangstmode staan, dan moet u het zendkanaal op het externe apparaat instellen op het eerste van de 6 kanalen die u op de GR-30 gebruikt.

14.3 GR-30 met verschillende gitaren gebruiken (GUITAR SELECT)

Als u op een bepaald moment net dat ene extra gitaartje even nodig hebt, is de GUITAR SELECT-functie op het podium onmisbaar. Deze functie biedt namelijk een reeks geheugens waar u de instellingen (PICKUP SENS 1~6) voor de betreffende gitaren (of beter: hun GK-2A) kunt opslaan. Op die manier verzekert één knopdruk u bij een gitaarwissel van een perfect afgestelde combinatie gitaar + GR-30.

Ga als volgt te werk als u de instellingen voor ver-schillende gitaren in het geheugen wilt opslaan:

1) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan en zet het PARAMETER SELECT wiel in de stand “GUITAR SELECT”.

2) Kies met de [+]/[–] knoppen Gt.1 (gitaar 1).3) Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand

“PICKUP SENS (1-6)” en volg de stappen op blz. 12 om de gevoeligheid aan te passen.

4) Zet het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “GUITAR SELECT” en kies met de [+]/[–] knop-pen Gt.2 (gitaar 2). Sluit de volgende gitaar op de GR-30 aan en maak hiervoor de nodige instel-lingen.

5) U kunt dit voor maximaal vier gitaren herhalen (t/m Gt.4). Bent u klaar, stel dan de GUITAR SELECT-parameter in op het nummer van de gitaar die u wilt gebruiken en druk op [EDIT/PLAY] om terug te keren naar de Play-mode.Bij een gitaarwissel op het podium gaat u even naar de Edit-mode en kiest u voor GUITAR SELECT het nummer van de volgende gitaar die u wilt gebruiken. De juiste instellingen voor die gitaar worden geladen zodra u terugkeert naar de Play-mode.

14.4 MIDI CC07 uitschakelen

We hebben het hier over de negeer controlenummer 7-functie: Bij sommige effectapparaten (met een beperkte MIDI-implementatie) kunt u de ontvangst van controlenummer 7 niet uitschakelen. Gebruikt u zo een apparaat in combinatie met de GR-30 (via MIDI aangesloten om de verschillende gitaarklank-en van effecten te voorzien), is het mogelijk dat het gitaargeluid wegvalt zodra u de keuzeschakelaar op

Handige functies, Bend Range-instelling uitschakelen

75

de GK-2A op “GUITAR” zet. Wilt u toch dit effectapparaat gebruiken, ga dan als volgt te werk:

1) Schakel de GR-30 uit en schakel hem opnieuw in terwijl u pedaal 2 indrukt. In het display verschi-jnt nu “PG#”.

2) Druk op pedaal 1 zodat het display “7.on” afbee-ldt.

3) Druk op [–] om controlenummer 7 uit te schake-len (“7.oF”). (Druk op [+] als u het controlenum-mer opnieuw wilt inschakelen).

Controlenummer 7 wordt nu niet meer verzonden.

Opmerking: Door controlenummer 7 uit te schakelen hebt u alle “volume”-verwante sturing vanuit de GR-30 monddood gemaakt. Gebruik deze functie dus enkel wan-neer het écht nodig is. Houd er ook rekening mee dat de status van deze parameter in het geheugen wordt opgesla-gen en daar bewaard blijft nadat u de GR-30 hebt uitge-schakeld. Om het controlenummer te reanimeren moet u er via de bovenstaande procedure opnieuw 7.on van maken (dit gebeurt automatisch wanneer u de systeeminstellingen initialiseert).

14.5 Bend Range-instelling uitschakelen

Telkens wanneer u op de GR-30 een Patch kiest, brengt deze laatste het externe instrument op de hoogte van de Bend Range-waarde voor die Patch.

Dat gebeurt in de vorm van een MIDI RPN (Regis-tered Parameter Number) “Pitch Bend Sensitivity” commando. RPN’s maken gebruik van de controle-nummers 100, 101, 6 en 38.

Soms kan het nodig zijn om de overdracht van deze RPN’s uit te schakelen (bijvoorbeeld omdat u het aantal commando’s wilt beperken dat bij het kiezen van een Patch naar de sequencer worden gezonden). Volg in dat geval de onderstaande procedure:

1) Druk op [EDIT/PLAY] om naar de Edit-mode te gaan. Zet het EDIT TARGET-wiel in de stand “MIDI” en het PARAMETER SELECT-wiel in de stand “D” (BEND RANGE).

2) Druk op pedaal twee om eerst b.rq (Bend Change Request) af te beelden, gevolgd door on.

3) Druk op [–] om “oFF” te kiezen. (Druk op [+] als u de functie opnieuw wilt inschakelen.)Bend Range Request wordt nu niet meer gezonden.

Opmerking: Houd er ook rekening mee dat de status van deze parameter in het geheugen wordt opgeslagen en daar bewaard blijft nadat u de GR-30 hebt uitgeschakeld. Om opnieuw Bend Range Request-commando’s te zenden moet u de bovenstaande parameter op “on” instellen (dit gebeurt automatisch wanneer u de systeeminstellingen ini-tialiseert).

MIDI IN *

Naar gitaarversterker

* De GR-30 zendt programmakeuze-commando's naar de effectprocessor.

Naar synth-versterker

Effectprocessor voor het gitaargeluid kan de ontvangst van Volume-commando's

niet uitschakelen.

GR-30 Handleiding

76

15.Referentie

15.1 Mogelijke problemen

Tijdens het spelen op de GR-30

U hoort geen synth geluid wanneer u gitaar speeltStaat de VOLUME regelaar op de GR-30 of de SYNTH VOL regelaar op de GK-2A te laag ingesteld? Staat de keuzeschakelaar van de GK-2A op GUITAR?

→ Stel de regelaars op een geschikt niveau in. Zet de keuzeschakelaar op SYNTH of MIX.

Hebt u bepaalde Layer-instellingen gemaakt waar-door in feite noch de eerste noch de tweede Tone is geselecteerd (zie blz. 31)?

→ Controleer of u aan iedere snaar een eerste of tweede Tone hebt toegewezen.

Gebruikt u een zwelpedaal om het volume in te stel-len en staat dit pedaal in een te lage stand?

→ Druk op het pedaal.

Hebt u voor de Patch-parameter “PATCH LEVEL” (zie blz. 33) een te lage waarde ingesteld?

→ Stel een hogere, beter geschikte waarde in.

Hebt u de Poly-ontvangstmode (blz. 74) geac-tiveerd?

→ In dit geval staat de GR-30 op Local OFF, en hoort u alleen geluid wanneer er informatie via MIDI binnenkomt.

Toonhoogte verandert niet wanneer u Master Tune aanpastU moet er rekening mee houden dat het wijzigen van Master Tune op de GR-30 alleen invloed heeft op de toonhoogte van synthklanken die door een extern MIDI-apparaat worden aangestuurd. De synthklank-en die door de gitaar worden aangestuurd volgen de toonhoogte van de gitaar, onafhankelijk van de Mas-ter Tune-instelling (behalve wanneer u de CHRO-MATIC parameter op een on1~on3 hebt ingesteld).

→ Wilt u dat de toonhoogte van alle synthklanken en van de gitaar dezelfde is, stel dan eerst Master Tune in (blz. 13) en stem hierop vervolgens de gitaar met de interne tuner (blz. 12).

Eén van de Tones brengt geen geluid voort, toch klopt de Layer-instellingStaat de “1:2 BAL” parameter misschien volledig naar de kant van één van de Tones (eerste of tweede) ingesteld?

→ Stel een geschikte verhouding tussen de twee Tones in.

Hebt u “1:2 BAL” aan een zwelpedaal toegewezen, en staat het pedaal in één van zijn uiterste standen?

→ Beweeg het pedaal naar een andere stand, of wijs er een andere functie aan toe (zie blz. 44).

Volume verschilt van snaar tot snaarStaat de gevoeligheid voor iedere snaar op een geschikt niveau?

→ Pas desnoods deze instellingen aan (blz. 12).

Toonhoogte gaat niet omhoog wanneer u de Pitch Glide- of Bend-functie van het zwel-pedaal gebruiktVoor functies die te maken hebben met voort-durende toonhoogteveranderingen is het bereik, waarbinnen u de toonhoogte kunt verhogen, bij som-mige Tones beperkt.

→ Pas het bereik van de Bend-functie aan de betref-fende Tone aan (blz. 42).

Zwelpedaal reageert anders bij verschillende TonesHet Brightness- en Wah-wah-effect voegen elk een verschillende kleuring toe aan het geluid, die ook nog eens varieert naarmate u ze op andere Tones los-laat.

→ Zorg dat u een duidelijk beeld van alle mogeli-jkheden hebt.

Modulatie verschilt naar gelang de Tones (bij het gebruik van de GR-30-pedalen of van een zwelpedaal)De snelheid van de toonhoogtezwevingen die het modulatie-effect teweegbrengt varieert, afhankelijk van de Tone die u kiest.

→ Beluister verschillende Tones en let vooral op de invloed van het modulatie-effect.

De diepte van het modulatie-effect dat u met Pedal Function aanstuurt is voor iedere Tone vastgelegd en niet noodzakelijk op dezelfde manier ingesteld.

Referentie, Mogelijke problemen

77

→ Beluister op voorhand de effectdiepte en kies op basis daarvan de geschikte Tones.

U hoort maar één bij gebruik van het zwel-pedaal voor het instellen van de balans.Hebt u de LAYER-parameter zo ingesteld dat er slechts één Tone (eerste of tweede) kan klinken?

→ Stel deze parameter zo in dat beide Tones hoor-baar zijn (blz. 32).

Hebt u misschien “1:2 BAL” voor deze Tone op 50 (of -50) ingesteld?

→ Zet deze parameter op “0” en controleer het re-sultaat.

Effect blijft zelfs bij volledig losgelaten pedaal doorklinkenStaat het minimumvolume op het zwelpedaal op een te hoge waarde?

→ Stel het minimumvolume lager in.

Effecten werken nietStaan “REVERB TYPE” (blz. 38) of “CHORUS TYPE” (blz. 39) niet op “oFF”?

→ Kies een ander effecttype (niet OFF).

Staat REVERB LEVEL op een geschikt niveau?

→ Pas dit desnoods aan.

Licht de EFFECT BYPASS-indicator op?

→ Druk op [+] terwijl u [EDIT/PLAY] ingedrukt houdt om de Bypass-functie uit te schakelen.

Houd er rekening mee dat de interne effecten van de GR-30 alleen op het synthgeluid werken (niet op het gitaargeluid zelf).

→ Wilt u toch effecten voor het gitaargeluid zelf, dan kunt u via de GUITAR OUT-jack een extern effectapparaat aansluiten (wanneer u het synth- en het gitaargeluid via één versterker weergeeft, dan moet u ook de GUITAR RETURN-jack ge-bruiken).

Hebt u een zwelpedaal toegewezen aan rE.L (zie blz. 44) en staat dit in de minimumstand?

→ Druk het zwelpedaal in.

Toonhoogte van het synthgeluid volgt de gitaar nietVoor sommige Tones (zoals geluidseffecten) is dit normaal.

Als u de Harmonist hebt ingeschakeld, volgen de synthesizerklanken een andere toonladder dan de gitaar wanneer u voor “ARPEGGIO/harmony SEL” (blz. 59) één van de opties “hAr” of “h.-b” hebt gekozen.

U hoort een snerpend bijgeluid in de hoog-ste tonenDe oorzaak hiervan heet aliasing, een bekend fenomeen bij digitale synthesizers. U zult het vooral horen wanneer u met een Slide techniek speelt of wanneer u Pitch Shift-functies gebruikt. Dit is onver-mijdelijk, hoewel we bij het ontwerpen van de GR-30 hebben gepoogd het fenomeen zoveel mogel-ijk te onderdrukken om de GR-30 op die manier bruikbaar te maken in combinatie met een gitaar.

Toonbuigingen verlopen “in stapjes”Hebt u de Common CHROMATIC-parameter op één van de opties on1~on3 ingesteld?

→ Kies de CHROMATIC “oFF” optie voor Patches waarin u vloeiende toonbuigingen wilt kunnen spelen.

Maakt u gebruikt van “Pitch Bend-data beperken” op blz. 71?

Het gebruik van deze functie zorgt dat de natuurlijke toonhoogtevariaties van de gitaar niet helemaal nau-wkeurig worden weergegeven.

→ Gebruik de “beperk Bend-data” functie enkel als u ze echt nodig hebt.

Bij het inschakelen verschijnt bAt in het dis-playHiermee wilt de GR-30 u erop attent maken dat de interne batterij (die de Patch- en System-geheugens onder spanning houdt) bijna leeg is. Vervang, zodra u deze waarschuwing ziet, onmiddellijk de batterij, zoniet loopt u het risico al uw instellingen te ver-liezen.

→ Raadpleeg uw Roland verdeler of de dichtstbijz-ijnde Roland-herstellingsdienst.

Tijdens het editen van Patches

Display of een van de indicators begint plots te knipperenEen knipperende EDIT PATCH-indicator vertelt u dat u de inhoud van de geselecteerde Patch hebt gewijzigd, maar die wijzigingen nog niet hebt opgeslagen (in de Play-mode is dit ook het geval).

Het kan ook zijn dat het nummer in het display begint te knipperen wanneer de STRING SELECT knop op ALL staat. Dit betekent dat deze parameters niet voor iedere snaar hetzelfde zijn ingesteld.

Klank verandert niet nadat u hem hebt geëditWanneer u bij de GR-30 de Attack, Release of Brightness aanpast, wijzigt u in feite de data waaruit

GR-30 Handleiding

78

die Tone is opgebouwd. Het bereik waarbinnen u deze parameters kunt aanpassen zal daarom variëren per Tone. Bij sommige Tones zal dit bereik groter zijn dan bij andere.

Misschien wijzigt u één van de parameters die voor iedere snaar apart kunnen worden ingesteld, terwijl de STRING SELECT-regelaar niet op “ALL” staat.

→ Zet de STRING SELECT-regelaar op “ALL”.

U kunt geen instellingen voor individuele snaren makenLaat de parameter die u wilt wijzigen wel toe om instellingen per snaar te maken?

Instellen per snaar is enkel mogelijk voor de TONE-parameters LAYER, TRANS 1ST, TRANS 2ND en voor de MIDI-parameters PG CHNG# en TRANS-POSE.

U hoort geen galm hoewel Reverb Level hoog is ingesteldLicht de EFFECT BYPASS-indicator op?

→ Druk op [+] terwijl u [EDIT/PLAY] ingedrukt houdt om de Bypass-functie uit te schakelen.

Weet u zeker dat u Reverb Type niet op “oFF” hebt ingesteld?

→ Kies een ander type dan “OFF”.

Tijdens het aansturen van de GR-30 via MIDI

U hoort geen geluidStaan zender en ontvanger op hetzelfde MIDI-kanaal ingesteld?

→ Stel de MIDI-kanalen juist in (blz. 64).

U kunt geen akkoorden spelen/laten weer-geven; het demperpedaal werkt nietHebt u de Poly-ontvangstmode geactiveerd (blz. 74)?

De MIDI-ontvangst op de GR-30 gebeurt normaal in de Mono-mode. (Zelfs wanneer u bij de MIDI-kanaalinstellingen de Poly -mode kiest, blijft de ontvangst nog steeds in de Mono-mode.) Bovendien reageert de GR-30 alleen op MIDI-controlenummer 64 (Damper Pedal) wanneer hij zich in de Poly-mode bevindt (blz. 74).

→ Activeer de Poly-ontvangstmode door bij het in-schakelen van de GR-30 de [+] knop ingedrukt te houden.

Pedaalfuncties P-GLIDE en HOLD werken nietStuurt u de GR-30 met MIDI-commando’s vanuit een extern apparaat (bijvoorbeeld een keyboard) aan, dan verliezen deze pedalen hun normale functie.

→ Gebruik de speelhulpen van het externe apparaat wanneer u Bend of Hold wilt toevoegen.

U kunt in de Pedal Function-mode geen Patches kiezen door middel van program-makeuze-commando’sHebt u de inhoud van de Patch gewijzigd voordat u de Pedal Function-mode selecteerde?

In de Pedal Function-mode kunt u geen andere Patch kiezen wanneer u de geselecteerde Patch hebt gewi-jzigd. Dit is om te voorkomen dat u ongewild instel-lingen zou verliezen.

→ U kunt een andere Patch kiezen wanneer u terug-keert naar de Play-mode.

U stuurt de GR-30 aan vanuit een extern apparaat en u kunt wel individuele noten weergeven maar programmakeuze-com-mando’s worden genegeerdIn de Mono-ontvangstmode gebruikt u zes kanalen waarvan u het eerste als “MIDI CHANNEL” speci-fieert. Zendt u nu misschien MIDI-data uit op één van de overige vijf kanalen?

Naast Note- en Bend-commando’s moet u alle MIDI-commando’s naar het eerste kanaal sturen.

→ Zelfs wanneer de GR-30 is ingesteld om op zes kanalen te ontvangen, moet het externe apparaat steeds op kanaal 1 zenden.

Arpeggiator werkt nietDe Arpeggiator werkt niet in de Poly-ontvangst-mode.

Tijdens het aansturen van een MIDI-instrument vanuit de GR-30

Extern instrument reageert nietHebt u zender en ontvanger op hetzelfde MIDI-kanaal ingesteld?

→ Kies de juiste MIDI-kanalen (blz. 64).

Staat het volume op de GK-2A of op het zwelpedaal te laag?

Misschien werd het volume op het externe apparaat teruggeregeld als reactie op volumecommando’s (controlenummer7) vanuit de GK-2A.

→ Draai het volume op de GK-2A omhoog.

Referentie, Mogelijke problemen

79

Bij aansturen van het externe apparaat wordt slechts één snaar weergegevenU zendt misschien in de Mono-mode uit naar een apparaat dat niet op zes kanalen tegelijkertijd kan ontvangen?

→ Bij zo’n instrument bent u verplicht de Poly-zendmode te gebruiken.

Lage noten (die buiten het bereik van de gitaar vallen) worden niet weergegeven→ Dit lost u op met de MIDI TRANSPOSE-param-

eter (blz. 68).

Toonhoogte is vreemdStaat het MIDI Bend-bereik wel hetzelfde ingesteld voor het zendende en het ontvangende apparaat?

→ Zorg dat dit het geval is (blz. 63).

Toonbuigingen verlopen “in stapjes”Bent u in de Poly-zendmode? Als u dan subtiele toonhoogteveranderingen tijdens het spelen van akk-oorden toepast, dan worden deze veranderingen weergegeven met sprongen van minimaal een halve toon.

→ Ofwel speelt u alleen enkelvoudige noten, ofwel kiest u de Mono-zendmode.

Gebruikt u de “beperk Bend data-functie”?

→ Gebruik deze functie enkel als u ze echt nodig hebt.

Hebt u het MIDI Bend-bereik op “1” of “2” ingesteld?

→ Probeer voor deze parameter een zo groot mogel-ijke waarde te kiezen, zodat u een optimale com-patibiliteit tussen het zendende en het ontvan-gende apparaat bereikt.

Hebt u voor het Bend-bereik de waarde “0” ingesteld, dan gebeuren alle toonhoogteveranderin-gen in stappen van een halve toon.

→ Stel een geschikt Bend-bereik in.

Bij het bekijken van data die u opnam op een sequencer lijken de toonhoogtes niet het-zelfde te zijn als wat u speeldeDe GR-30 definieert de toonhoogte van een noot als een combinatie van noot-aan en Bend-commando’s. Dit doet hij om de Attack van noten en subtiele toon-hoogtevariaties juist te kunnen weergeven. Het gevolg hiervan is echter dat deze data er op de edit-pagina’s van een sequencer anders uit kunnen zien dan wat u gespeeld had.

→ Zet het Bend-bereik voor het zenden op “0” wan-neer u geen behoefte hebt aan het opnemen van continue toonhoogtevariaties. Op die manier

creëert u een visueel veel begrijpelijker gegeven-spatroon.

GR-30 Handleiding

80

16.Specificaties

Guitar Synthesizer: GR-30

Klankbron 1 Part (schakelbaar: Mono mode M=6/ Poly mode)

Polyfonie 28 stemmen

Geheugen System Setup: 1, Original Tones: 384, User Patches: 128 (bij levering met dezelfde inhoud als de Preset Patches), Preset Patches: 128

Effecten Reverb, Chorus

Display 7 segmenten, 3 lijnen (LED)

Aansluitingen Mix Out jacks (L/PHONES, R/MONO), Guitar Out jack, Guitar Return jack, Bank Shift jack, Expression Pedal jack, GK IN-connector, MIDI-connectors (In, Out), AC-adapter jack

Voeding DC 9V (AC-adapter)

Stroomverbruik 440 mA

Afmetingen 302 (B) x 274 (D) x 58 (H) mm

Gewicht 1,6 kg (AC adapter niet inbegrepen)

Toebehoren Handleiding (Engels en Nederlands), AC-adapter, GK aansluitkabel (C-13A: 5m)

Opties Synthesizer Driver GK-2A, GK aansluitkabel (C-13B: 10m)

De specificaties van dit product zijn onderhevig aan wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving.

Tones, Mogelijke problemen

81

17. Tones

No. Name No. Name No. Name No. Name

<PIANO TYPE>

1 A.PIANO12 SA PIANO3 A.PIANO24 E.GRAND5 HONKYTONK6 A.PIANO +VIB7 A.PIANO +VOX8 A.PIANO +STGS9 POP E.PIANO

10 RHODES11 E.PIANO 112 E.PIANO 213 E.PIANO 314 FM E.PIANO15 FM E.PIANO MIX16 D50 E.PIANO 117 D50 E.PAINO 218 JP-8 PULSE 119 JP-8 PULSE 220 SYN CLAVI 121 JUNO CLAVI22 SYN CLAVI 223 JP-8 PULSE 324 DIGI CLAV25 GIT CLAV26 FROG WAVE

<VIBE TYPE>

27 VIBRAPHONE 128 VIBRAPHONE 229 GLOCKEN30 BALAPHONE31 MARIMBA

<ORGANS>

32 ORGAN 133 ORGAN 234 JAZZ ORGAN 135 JAZZ ORGAN 236 ORGAN 337 ROCK ORGAN 138 POWER B SLOW39 POWER B FAST40 ROCK ORGAN 241 ORGAN 442 DIST ORGAN43 60S ORGAN44 CHEESE ORGAN45 ORGAN 5

46 ORGAN 647 JUNO ORGAN48 FULL ORGAN49 PIPE ORGAN 150 PIPE ORGAN 2

<GUITAR TYPE>

51 NYLON GUITAR SW52 NYLON GUITAR P53 NYLON GUITAR MP54 NYLON +SCAT55 GUITAR PAD56 GUITAR HARMONIC57 STEEL GUITAR58 STEEL GUITAR SW59 12ST GUITAR 160 12ST GUITAR 261 DETUNE 12ST62 JC STRAT63 SUPER E.GUITAR64 CLEAN TEL65 JAZZ GUITAR66 PEDALSTEEL67 DST SOLO GUITAR68 O.DRIVE GUITAR69 ROCK DUO70 GUITAR LEAD FB71 FEEDBACK 172 FEEDBACK 273 POWER CHORD74 TOUCH WAH GTR75 GTR FEEDBACK76 ONLY FEEDBACK77 HARP78 SYNTH HARP79 BANJO80 BANDOLIN81 DETUNE BANDOLIN82 FLAT MANDOLIN83 E.SITAR 184 E.SITAR 285 SITAR + DRONE86 TAMBRA87 INDIA88 ZITHER89 DETUNE ZITHER90 KAYAKEUM91 KOTO92 SHAMISEN

<BASSES>

93 UPRIGHT BASS94 ACOUSTIC BASS95 FRETNOT BASS96 FRETLESS 197 FRETLESS 298 DETUNE FRETLESS99 SLAP BASS 1

100 SLAP BASS 2101 DETUNE SLAP102 FINGERED BASS103 DETUNE BASS104 MUTED BASS105 PICK BASS 1106 PICK BASS 2107 PICK BASS 3108 PICK BASS 4109 TB-303 BASS110 RESO BASS 1111 RESO BASS 2112 RESO BASS 3113 SH-5 SAW BASS114 OCT BASS 1115 SH-101 BASS 1116 SH-101 BASS 2117 SH-101 BASS 3118 SH-101 BASS 4119 JP-4 BASS120 OCT BASS 2121 MINI BASS 1122 MINI BASS 2123 DETUNE MG124 MG+OB BASS125 PDL BASS 1126 PDL BASS 2127 PDL BASS 3128 SYNC BASS129 KICK+BASS

<PIPES>

130 FLUTE131 TRON FLUTE132 PICCOLO 133 CHIF FLUTE134 VOX FLUTE135 SING FLUTE136 VIBE +FLUTE137 FLGL +FLUTE138 MUTE +FLUTE139 BLOWPIPE140 BLOWPIPE +OB

141 SICU +TRON142 SICU PIPE 143 ZAMPONA 144 OCARINA145 ZAMPONA +TRI146 ZANP +BREATH147 BEND PIPE

<BRASS>

148 SOFT TRUMPET149 FLUGEL150 MUTE TRUMPET151 TROMBONE152 TUBA153 FRENCH HORN 1154 FRENCH HORN 2155 AT-HORN156 DUAL HORN157 DETUNE HORN158 VELO HORN

<REED>

159 CLARINET160 OBOE161 OBOE+CLARINET162 SHAHNAI163 MIZMAR164 HARMONICA 165 HARMO+SCAT 166 ACCORDION FR167 DT.ACCORDION168 SOPRANO SAX 169 ALTO SAX170 ALTO GRWL171 BLOW SAX172 SAX V-SW 173 T SAX HARD1174 TENOR GROWL175 BARI SAX176 T SAX HARD2177 ALTO + BARI

<BRASS SECTION>

178 BRS SECT 1179 BRS SECT 2180 BRS SECT 3181 BRS SECT 4182 R&R BRASS 183 OCT BRASS 184 SFZ BRASS

GR-30 Handleiding

82

No. Name No. Name No. Name No. Name

12

185 TRUMPET+SAX 186 TBONE + SAX187 HYBRID BRS188 HYBRID SAX189 ALTO + TPT190 TPT + TBONE191 FLGL + TPT

<SYNTH BRASS>

192 BREATH HORN193 SYN HORN 194 SYN BRASS 1 195 FAT LEAD196 ANA BRASS 197 JP BRASS198 SYN BRASS 2 199 SYN BRASS 3 200 OB XP BRASS201 OB XP STRGS202 DT SAW PAD203 BRASS BLST

<SYNTH LEAD>

204 GR300 LEAD205 PLAIN LEAD206 SAW LEAD 1207 SAW LEAD 2208 KG800 SAW209 MG SAW 1210 D-50 SAW 1211 SYN SAX212 MG DT SAW213 MG DT LEAD214 OB SAW215 JU-2 SAW216 CS SAW 1217 BRIGHT LEAD218 D-50 SAW 2219 MG SAW 2220 KG700 SAW221 5TH LEAD222 JP-8 SQUARE223 MG DT SQUARE224 PULSE HORN 225 VOX LEAD 1226 RESO LEAD 1227 RESO LEAD 2228 FM LEAD 229 JP-8 PULSE 4230 VS LEAD 231 DIGIWAVE 3232 SYNC LEAD 1233 SYNC LEAD 2234 SYNC LEAD 3235 RAVER LEAD 1 236 RAVER LEAD 2

237 OB LEAD 238 SYNTH LEAD 239 TWEETY240 WHISTLE 241 WHISTLE LEAD 242 MG TRIANGLE 243 2600 SINE 244 BELL LEAD 245 POLY SYNTH 1246 POLY SYNTH 2

<SYNTH PAD>

247 SAWKEY248 PLUK SWEEP 1 249 CHOW SWEEP 250 GATED SYNTH251 PULSE PAD252 WIRESTRING253 DIGI PLUK254 METAL PAD255 PLUK SWEEP 2 256 SOFT SYNTH257 DOO KEY 258 FANTA SAW259 BELL PAD260 HARP PAD261 ATMOSKEY262 WHISPER 263 FANTAPAD264 BELL VOX 1 265 FANTASIA266 FANTA VOX 1267 FANTA VOX 2

<VOICE/CHOIR>

268 SCAT VOX269 DOUBLE SCAT270 CHOIR AAH 271 VOICE AAH 272 ANGEL VOX 273 SPACE VOX 1274 BEAUTY VOX 275 CHOIR PAD276 SPACE VOX 2277 VOICE OOHS278 DOUBLE VOX 279 SYNTH VOX280 FINE PAD 281 FINE VOX 282 DIGI VOX283 SYNTH HARM284 BREATH

<STRINGS>

285 SOLO VIOLIN 1 286 SOLO VIOLIN 2287 FIDDLE288 ERHU289 CELLO290 PIZZICATO STR 291 STRINGS SECT292 OCT STRING293 SLOW STRING 294 BOWED STRING295 BRIGHT STRING 296 HYBD STRING 1 297 HYBD STRING 2 298 HYBD STRING 3 299 DRK STRING 300 JP STRING 1 301 JP STRING 2 302 OCTJP STRING 303 OCT STR PAD 304 OB OCT305 OB + JP 306 VINTAGE SAWS 307 OB XP308 SAW STRINGS 309 PULSE PAD310 SOFT PAD311 DARK JP PAD 312 CHIFF PAD313 HYBD PAD

<PAD, SWEEP, etc.>

314 PROLOGUE315 SOUND TRACK316 SYNTH PAD317 SWEEP PAD 1318 SWEEP PAD 2319 SWEEP PAD 3320 SWEEP PAD 4321 SUPER SWEEP322 ROCK LEAD323 VOX TREE324 OCARINA PAD 325 SQU 5TH PAD 326 SQUARE PAD 327 HOLLOW PAD328 BLASTER 329 JUNO RAVE 330 TECHNO331 DIRTY STACK332 STACK PAD 1333 STACK PAD 2334 D-50 HEAVEN 335 D-50 PAD 336 ECHO VOX337 VIBE PAD

338 DIGI BOW339 BOWED GLASS340 GR HEAVEN 341 UTOPIA342 VECTOR VOX 343 OMINOUS 344 SWEEP PAD 5345 ETERNITY346 INVERSION

<BELL>

347 TINK BELL348 FANTA BELL349 SYN BELL350 SPRK BELL351 ANALOG BELL 1352 ANALOG BELL 2353 DIGITAL BELL354 ASIAN GONG355 TEMPLE356 ETHNIC BELL

<PERCUSSION>

357 KALIMBA 1358 KALIMBA 2 359 STEEL DRUM360 ANGKLUNG 361 SEQ SAW 1 362 SEQ SAW 2 363 SEQ SQUARE 364 RAVE HIT 365 BENDIR366 TIMPANI 367 DRUM SET368 PERCUS SET 369 KICK370 SOLO SNARE371 CLOSED HIHAT 372 NOIZ PERCUS373 SINE PERCUS374 VOX PERCUS 375 ORCH HIT

<SOUND FX>

376 WIND377 ATMOSPHERE378 AMBIENCE379 FX BELL380 FX BOMB 381 PINK BOMB382 SFX1383 SFX2 384 SFX3

Index,

83

18.Index

AAliasing, 77A-Rhythm, 52Arpeggiator, 47

Aan/uit, 21MIDI, 67, 70Synchroniseren via MIDI, 70

ArpeggioEditen, 50Kopiëren, 53Programmeren, 53Van sequence maken, 56

Attack, 30Auto Trigger, 41

Bb.rq, 75b.SL, 66Balance, 45Balance (Main/Sub), 32Bankkeuze, 66

Op 0, 66bAt, 77Bend Range, 63

Uitschakelen, 75Bend-bereik, 64Bijgeluiden, 35Brightness, 30, 34, 41, 45Buigingen, 22Bypass (effecten), 40

CCC00/CC32, 66CC07 niet meer ontvangen, 74Chorus, 39Chromatic, 36, 64Combineren, Tones, 31Control # 16, 45Custom, 33

DDamper, 48

Hold, 43Dance, 48dci, 19dcl, 19Decimaal (Patch-nummers), 19Delay, 38dim, 60Display

Opmerkingen, 22DP-5, 18dPr, 43, 48Dynamiek (volume/klankkleur), 34

EEditen

Arpeggio, 50Edit-mode, 25EF1, 34

EF2, 34Effecten, 38

Met pedalen aansturen, 17Met pedalen instellen, 21Uit, 40

Envelope Follow, 34, 67EV-5, 44

FFactory Setup, 73FC-200, 18FC-50, 18Fin, 34Finger Picking, 34Flanger, 39Foot Controller, 18Frontpaneel, 7Full, 52

GGBN, 19Gescheiden pickup, 12Gevoeligheid, 12, 34Gitaarinstellingen, 13GK-2A, 64

Geheugens, 13Gevoeligheid, 12Installeren, 10

Glide, 42Guitar Out, 11Guitar Select, 74

HHammer-On, 34Hard Picking, 34Harmonist, 58

Aan/uit, 21Interval, 60MIDI, 67, 70Tones kiezen, 59

h-key, 61HLd, 23Hold, 23, 43, 48Hrd, 34h-remote, 61h-Style, 60

IInitialiseren, 73Instellingen voor versch. gitaren, 74Interval (Harmonist), 60

KKanaal, 64Klanken kiezen, 16Kopiëren, Arpeggio, 53

LLatch, 49

Layer, 31Local, 69Lt.A, 49

MMajeur/mineur, 62Master Tune, 14MIDI, 63

Arpeggiator, 67Arpeggiator synchroniseren, 70Bankkeuze, 66Foot Controller, 18Harmonist, 67Kanaal, 63, 64Local, 69Programmakeuze, 65Programmanummers, 73Sequencer, 68SysEx (data zenden), 29Transponeren, 68Volume, 65Zendmode, 64

Mno (Mono), 11Mod, 23Modes, 24Modulatie, 22Modulation, 42, 45Mono, 64

NNarrow Wah, 41No Dynamics, 34no.d, 34nor, 34Normal, 34, 36Note Shift, 31Nummers, decimaal, 19

OOpnemen

Arpeggio, 54Sequencer, 68

PP.GL, 23Pan, 35Patch

Decimaal nummeren, 19Extern opslaan, 28Kiezen, 16Kiezen (GR-30), 17Level, 33Opslaan, 27Preset, 16, 19User, 16Verklaring, 16Volgorde, 19Volume opslaan, 33

PdL, 17

GR-30 Handleiding

84

PedalEffect mode, 21Effect-mode, 25

Pedalen, 21Functies, 41Schakelend/Niet-schakelend, 48WahWah, 41

PG#, 73Ph Chang#, 73Picking, 34Pickup, Gevoeligheid, 12Pitch

Glide, 42Shift, 22

Pitch Bend, 22PL, 38Play Feel, 33

MIDI, 67Play-mode, 12, 24Poly, 64

Mode, 73Preset Patch, 19PrG, 66Problemen, 68Programmakeuze, 65Programmanummers herordenen, 73Pull-Off, 34

RRandom, 36Rechtstreeks gitaargeluid, 11Referentie, 76Release, 30Respons, 34Reverb, 38

Type, 38Volume, 38

Room, 38RPN, 64, 75

SSchakelend, 48Sending, 29Sensitivity, 12Sequence, Arpeggio’s maken, 56Sequencer, 68SFt, 34Shift, 22, 31Short Delay, 40Shuffle, 52Signaal/ruisverhouding, 33Sitar, 49Snaargroepen, 54Snaren

Aparte instellingen, 32Snd, 29Soft Picking, 34Soft Thru, 69SoS, 43, 49Sostenuto, 43, 49Special Effects, 40Stabiele toonhoogte, 36Standby, 18Stemmen, 13Step, 54Stereopositie, 35Str, 43

StringHold, 43Select, 32

String Select, 32SysEx, 28Systeemdata extern opslaan, 29

TtAp, 34Tap Tempo, 51Tapping Play, 34Techno, 48Tempo

Tap, 51Tone

Arpeggio, 50Combineren, 31Harmonist, 59Kiezen, 29Panorama, 35Transponeren, 31

Tone Mix, 32Toonaard, 61

Via MIDI instellen, 61Toonhoogte

Stabiel, 36TOP, 54Touch Wah, 41

Via Dynamiek, 34Transponeren, 31

MIDI, 68Tremolo, 48Tune, 14Tuner, 13

UUAH, 23

VVerminderd, 60Versieringen, 21Voetschakelaar, 18Volgorde, 19Volume

Per Patch, 33

WWahWah, 22, 45

Pedaalfuncties, 41Types, 41

Write ToNieuwe volgorde, 19

Z7.on, 75Zwelpedaal, 44