Good Company // nummer 4 // jaargang 2

15
VOORJAAR 2013 good 4 over de nieuwe Kamer van Koophandel Claudia Zuiderwijk COMPANY ondernemende bestuurder in innovatieve gemeente Cees van Eijk over het Sociaal Akkoord en zzp’ers Jetta Klijnsma NUMMER 4 JAARGANG 3

description

GoodCompany is hét magazine dat u informeert over de belangrijkste ontwikkelingen in relatie tussen overheid en ondernemerschap en is bestemd voor iedereen die in en voor de publieke sector werkzaam is rondom het thema ondernemerschap.

Transcript of Good Company // nummer 4 // jaargang 2

Page 1: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

v o o r j a a r 2 0 1 3

good 4

over de nieuwe Kamer van KoophandelClaudia Zuiderwijk

company

ondernemende bestuurder in innovatieve gemeenteCees van Eijk

over het Sociaal Akkoord en zzp’ersJetta Klijnsma

n u m m e r 4 j a a r g a n g 3

Page 2: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

3

I tem

2

Nieuwe Kamer van Koophandel: gefocust takenpakket

Per 1 januari 2014 staat er een nieuwe

Kamer van Koophandel. Claudia Zuiderwijk

geeft leiding aan het transitieproces naar

een nieuwe organisatie en business model

en is de beoogde bestuursvoorzitter: “Wij

kiezen nu echt hardcore voor de ondernemer

als opdrachtgever.”

Jetta Klijnsma: Arbeidsmarkt is echt aan het veranderen

Cees van Eijk: Ondernemende wethouder Sociale Zekerheid

“De samenleving is nog niet echt ingericht op

zzp’ers”, stelt jette Klijnsma, staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. “maar

het is mooi om te zien dat de drie partijen van

het Sociaal akkoord de belangen van de zzp’er

ook meer en meer op het netvlies hebben.”

artikelen

en verderBureau Zelfstandigen Den Haag .......................................................................................... 18

Branche in detail: horeca .......................................................................................................... 20

gastcolumn van joyce Sylvester - Burgemeester naarden ................................. 23

Pilot ‘Social return door ‘kleine’ ondernemers’ ............................................................ 26

Ins & outs ........................................................................................................................................... 27

cover

colofon I nhoud

Gemiddeld overleeft maar 54% van alle Neder-

landse startende ondernemers de eerste vijf

jaar en dat is veel lager dan in de meeste Europese

landen.

Het Nederlandse ondernemersklimaat is hard. Een

uitglijder betekent regelmatig het einde van een on-

derneming. Vaak van een onderneming, die in de

kern levensvatbaar is, inkomen genereert voor de

ondernemer en zijn of haar gezin en bijdraagt

aan de vitaliteit van een buurt of regio. Heel vaak

dus onnodig en ongewenst.

IMK maakt zich hard om te komen tot een integrale

aanpak tegen ondernemersfalen, niet om slechte

ondernemers overeind te houden, maar om bijna-

goed ondernemers, die het echt kunnen, te helpen

om het ook goed te doen.

Die integrale aanpak tegen ondernemersfalen om-

vat een breed scala aan preventieve en correctieve

maatregelen. Het mooie van zo’n aanpak is dat het

niet veel hoeft te kosten, terwijl de maatschappe-

lijke baten groot zijn. Laaghangend fruit dus en dat

is in deze tijd van harte welkom.

Het is een kwestie van politieke en bestuurlijke wil.

De wil om het op de agenda te plaatsen, er aandacht

aan te besteden, de verbindingen te maken en niet

vast te blijven zitten met de gedachte dat onderne-

mers het altijd helemaal alleen willen en moeten

doen.

Han DieperinkAlgemeen Directeur IMK

voorwoordGoodCompany is hét magazine voor de

publieke sector over ondernemerschap.

IMK wil met GoodCompany een platform

voor debat creëren over de complexe

relatie tussen ondernemers en de

overheid.

GoodCompany verschijnt in controlled

circulation onder beslissers en

beïnvloeders binnen de diverse sociale

en economische domeinen van de

overheid.

Wilt u ook een gratis abonnement op

GoodCompany, stuur dan een e-mail

naar [email protected]

De volgende GoodCompany verschijnt

in het najaar van 2013.

GoodCompany is een uitgave van IMK

en verschijnt tweemaal per jaar in een

oplage van 5.500 stuks.

Concept & realisatie: Mindset

Design: Philip van der Pol (Studio Obus)

Fotografie: Hans Catshoek, Arie Cijfer,

Clemens Rikken, Robert Jan Stokman,

Corina Sprokkelenburg en Mark Prins

(foto’s Jetta Klijnsma, pag 2/11).

Redactie/coördinatie:

Brigitte van Tetterode-Buijs

Anja van Voorthuijzen

Postbus 443

3740 AK Baarn

T 035 - 750 79 10

F 035 - 750 79 01

E [email protected]

W www.imk.nl

Het Instituut voor het Midden- en

Kleinbedrijf (IMK) helpt in nauwe

samenwerking met gemeenten, enkele

duizenden kleine ondernemers per jaar.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van het

Besluit bijstandverlening zelfstandigen

(Bbz 2004). Daarnaast begeleidt IMK

circa duizend startende ondernemers

per jaar naar ondernemerschap.

Cees van eijk is sinds februari wethouder in

amersfoort voor groenLinks met o.a. Sociale

Zekerheid in zijn portefeuille: “overheid en

ondernemerschap zijn twee verschillende

werelden, terwijl ze heel veel van elkaar

kunnen leren.”

Het sociaal vangnet voor ondernemers in 2020

“Indien het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) niet wordt gecon-tinueerd, heeft dat een direct negatief effect op de sociaal-economische ontwikkelingen in onze gemeenten”, aldus de deelnemers aan de tweede ImK rondetafeldiscussie.

24

Overlevingskansen voor ondernemers

“Nooit je kop in het zand steken”

Weemaes Woonelektronica dreigde na 50 jaar de winkeldeuren te moeten sluiten, maar werknemer jan de regt besloot de zaak over te nemen. De gemeente Terneuzen hielp met kredietverstrekking.

8

4

10

14

Page 3: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

4 5

I nterview

Zuiderwijk schetst in grote lijnen wat er anders is aan de dienstverlening van de nieuwe Kamer ten opzich-

te van de oude. Ze spreekt van het vergroten van de toegankelijkheid van de informatie en dienstverlening door verdergaande digitalisering, “zodat je uiteindelijk 24/7 bij ons terecht kunt vanuit je eigen onderneming wanneer het jou uitkomt.” Zuiderwijk erkent dat deze slag al langer op ieders verlanglijstje stond, “maar het vergt nogal wat om het zorgvuldig en vooral veilig te doen. In de dienstverlening die we nog fysiek doen, ver-anderen ook zaken. We leveren 70 miljoen euro budget in en gaan terug van 2.230 fte naar 1.495 fte in 2014. Dan hebben we straks 369 fte in het land over voor ondernemersondersteuning, wat impliceert dat we de 1-op-1 dienstverlening zoals individueel maatwerkad-vies of coaching niet meer kunnen doen.”

Er zal meer collectief worden ingezet – met partners – op thema’s als starten, stoppen, overnemen, inter-nationalisering en “ondersteuning van ondernemers bij innovatie, zeker voor de ‘K’ in het MKB. Die hebben

nauwelijks of geen toegang tot onder-zoeksinstituten en kennisinstellingen, gewoon omdat ze te klein zijn van schaal. Daar kunnen wij wel helpen qua toeleiding en dat zullen we cluster- of groepsgewijs doen. Neem bijvoorbeeld op dit moment kleinere retailers, die hebben ’t moeilijk. De kennis is er niet altijd hoe ze een bedrijfsconcept moe-ten veranderen, bijvoorbeeld om een goede balans te vinden tussen online en offline dienstverlening. Wij kunnen kortdurend een impuls geven door een groep retailers te verbinden met bij-voorbeeld kennisinstituten.”

Gefocust takenpakketZuiderwijk spreekt van een ‘gefocust takenpakket’. “Wij deden in het verle-den nog veel aan beleidsadvisering. Gemeentelijke en ook provinciale over-heden waren klant. Ook hoge scholen en universiteiten konden opdrachtge-ver en klant zijn. Wij kiezen nu echt hardcore voor de ondernemer als opdrachtgever. Als er éénderde van je budget afgaat en je moet met veel min-der mensen gaan werken, dan moet je echt duidelijke keuzes maken ten aan-zien van de toegevoegde waarde van je nieuwe organisatie in dit tijdsmoment. Daarmee vind je jezelf ook opnieuw uit. Dat is noodzakelijk. Hetzelfde blij-ven doen met minder middelen zou geen goed antwoord zijn op de vraag die er ligt. De focus ligt dus op nóg meer vraaggestuurd werken dan we al deden.”

“De behoefte van de MKB-onder-nemers is ons uitgangspunt. We kun-nen ondernemers niet in geld finan-cieren - dat zou ook niet kloppend zijn vanuit onze publieke aard - maar op expertise hen proberen te verbinden, met daar waar ze net kort ondersteund willen worden. Maar het moet wel heel concreet zijn en het moet ook echt wat opleveren.”

En waar de oude Kamers autonome organisaties waren met autonome besturen, kiest Zuiderwijk in de nieuwe

Kamer voor maximale verbinding. “We kunnen op elke schaal en zo snel als mogelijk uitwisselen op kennis en ont-wikkelingen, over regionale grenzen heen. We worden meer een hands on organisatie. Dat past bij de eerstelijns dienstverlening die wij eigenlijk willen leveren. Even dat zetje in de rug geven, even helpen die hobbel te nemen.”

Uitnodigend zijnDe tijdsgeest is veranderd, stelt Zuiderwijk. “Veel organisaties hebben er last van dat het hele middenveld zich aan het herpositioneren is. Wat blijft er in de provincies en wat niet? Wat is de taak van regionale ontwikkelingsmaat-schappijen en wat is de taak van lokale SER-ren? Wat is de taak – nu en in de toekomst – van de economic boards, of Brainport-achtige triple helix samen-werkingsverbanden? Je ziet in het hele pallet in Nederland, dat men zoekende is naar wat die nieuwe middenstruc-tuur wordt. Iedereen claimt daarin een positie, maar er is geen grand design. Iedereen zoekt en dat heeft met taak-stellingen te maken. Het enige wat wij doen is heel duidelijk maken wat volgens ons de essentie is waar we op gaan verkeren. Ik wil heel uitnodigend zijn naar andere partijen. Laten we niet de strijd aangaan, maar samen zoveel mogelijk kwaliteit ontwikkelen voor de ondernemers en onze schaarse publieke middelen juist complementair aan elkaar inzetten. Onze economie wordt door het MKB gevoed. Dus ik vind dat we prudent met elkaar moeten zijn. Daar hebben we een morele plicht in. Laten we niet met z’n allen op hetzelfde terreintje strijden. Tezamen bieden we een stevige ondersteuningsstructuur voor ondernemend Nederland. Ik zoek meer dan verbinding met brancheorga-nisaties, die hebben een heel belangrij-ke rol in Nederland. Het belang is groot en we hebben allemaal minder midde-len. En dat is spannend, omdat iedereen nu aan het herpositioneren is. Maar de dialoog, die zoeken we wel op.”

geeft richting aan nieuwe KvK

Per 1 januari 2014 staat er een nieuwe Kamer van Koophandel.

Claudia Zuiderwijk geeft leiding aan het transitieproces naar

een nieuwe organisatie en business model en is de beoogde

bestuursvoorzitter. met de integratie tot één organisatie van

twaalf regionale kamers, Kamer van Koophandel nederland en

stichting Syntens Innovatiecentrum wordt een fundamenteel

nieuwe inrichting van de dienstverlening aan ondernemers

doorgevoerd. een tweede en feitelijk aparte taak, benadrukt

Claudia Zuiderwijk, is het beheer en de doorontwikkeling van

het Digitaal ondernemersplein in opdracht van het ministerie

van economische Zaken. In dat ondernemersplein is de nieuwe

Kamer van Koophandel een partner, net als de Belastingdienst,

gemeenten en vele andere partijen.

Claudia Zuiderwijk

Page 4: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

6 7

I nterview

Even over de positionering. Want er staat helder in

het detailontwerp van de nieuwe Kamer: ‘We zijn een

publieke organisatie’. En er staat ook: ‘In de positi-

onering vervult die nieuwe Kamer een rol tussen de

publieke sector en bedrijfsleven’. De essentie van de

beweging bij de Kamer van Koophandel was toch de

transitie van een intermediaire organisatie naar een

heldere publieke organisatie?

“Natuurlijk heb je gelijk: wij zijn van de overheid, want volledig gesubsidieerd, alhoewel ondernemers wel voor een deel van onze dienstverlening een mar-ginale kostprijs voor gebruik betalen. Maar wij geloven heel erg dat je niet zozeer naar je financier, maar juist naar je klant toe moet kruipen en dat is de ondernemer. Dat is wel een duidelijke keuze hoor, dat we heel dicht bij die klant willen zitten. Die moet er lol aan hebben, want anders hebben wij naast onze wettelijke taken geen toegevoegde waarde. Dat we dit moeten bewijzen op een ‘klantgerichte’ manier is prima, ik vind dat een gezonde manier voor elke ZBO. Dat vanzelfsprekende van: ‘Wij bestaan dus we zijn’, dat kan echt niet meer.”

Zuiderwijk neemt een slok van haar koffie. Dan: “Als nieuwe Kamer hebben we dus een duidelijke focus op: waar ligt onze toegevoegde waarde anno nu? Maar er is sprake van een tweeledige rol: in opdracht van het ministerie van EZ hebben we de taak op ons geno-men van het ontwikkelen en beheren van het Digitaal Ondernemersplein voor alle overheidsloketten. Dat is in feite een tweede pet die we op heb-ben. We zijn opdrachtgever/ontwik-kelaar. Het is niet van ons, het Digitaal Ondernemersplein, het is een dienst-verleningsconcept voor ondernemers. Maar als Kamer leveren wij wel al onze diensten via dat platform. In dat Ondernemersplein is de nieuwe Kamer van Koophandel gewoon een partner, net als de Belastingdienst, gemeenten en vele andere partijen.”

Wat is de ‘roadmap’ voor het Digitaal Ondernemers-

plein? Gaan in de toekomst private partijen hiervan

ook deel uit maken?

“Grote publieke partijen zoals de Belastingdienst, gemeenten, de RDW, Agentschap.nl en wij zitten aan tafel om de eerste stap te maken naar een gezamenlijke informatievoorziening en transacties die samenhang hebben over de organisaties heen te ontslui-ten naar ondernemers. We hebben de eerste partnervergadering nu gehad met elkaar. Met deze partners heb je 80 procent te pakken van de partijen waarmee ondernemers primair van doen hebben. Die informatieontslui-ting, daar zijn we best al wel ver in qua wet- en regelgeving en antwoorden voor

bedrijven. Zaken waarvan de onderne-mer merkt: ze hebben het makkelijker voor me gemaakt. Dat is het beste wat je kunt bereiken nu en daarna kun je eventueel openen naar andere partijen. Als we dat ook nu al zouden doen, dan zouden we kunnen verdwalen in het bos van groots en meeslepend, maar niks realiserend. En dat is killing. Op termijn sluiten we het niet uit. Maar in deze fase gaat het duidelijk om publieke partijen en publieke informatie. Ik heb wel een beeld over de toekomst, maar ik waak voor verwachtingsmanagement, wat we niet kunnen waarmaken. Ik ben er best huiverig voor, dat als wij nu met verre horizonten beginnen, we tegen kunnen vallen bij ondernemers. En ik vind dat ze dat niet verdienen. Het begin is veel-

belovend, we krijgen positieve reacties. Ik verras liever zo dan dat ik te hoog en ver weg begin.”

“Maar natuurlijk is het heel fijn als je als horecaondernemer in bijvoorbeeld Delft wilt starten, dat dan gevraagd wordt: ‘Goh, jij bent aan het starten, wil je ook gelijk je btw-nummer aanvra-gen en je vergunningen regelen bij de gemeente Delft? En dat dat dan wordt doorgeleid, over de muren heen van de KvK, van de Belastingdienst en die van de gemeente Delft. Dan maken we het wel een beetje makkelijker voor Nederland. Dus dat vind ik een mooie taak erbij.”

De Kamer van Koophandel zit op een schat aan in-

formatie. Laatst kwam de discussie op of Equens

mogelijk iets commercieels met de informatie van ons

betalingsverkeer zou mogen doen. Diezelfde potentie

zit in de data van de Kamer van Koophandel: welke

informatie zou je allemaal niet uit een jaarverslag

kunnen halen?

“Wij zijn stringent afgebakend. Als je overheid bent, mag je de markt niet verstoren. Die data vormen onze busi-ness intelligence en die gebruiken we binnen de scope van onze dienstverle-ning. Natuurlijk zou je hier fantastische dingen mee kunnen doen, soms klopt mijn commerciële hart ervan. Op dit moment nemen private partijen al

informatie op dit vlak van ons af, waar zij gebruik van maken voor hun com-merciële diensten. Waarbij overigens ondernemers die niet willen dat hun gegevens worden doorverkocht voor direct marketing doeleinden, dat bij ons kunnen aangeven. Uiteraard denken we vanuit deze marktbehoeften aan gebruik van overheidsdata na over wat handige doorsnedes zijn voor derde partijen in hun informatiebehoeften. Overigens zal op de lange termijn de Open Data discussie sowieso aan de orde zijn. Voor ons erg interessant, zeker, maar hopelijk gebeurt deze discussie in Nederland en Europees verband altijd binnen weloverwogen afwegingen rondom privacy. ”

Hoofdlocaties en regioradenDe door Zuiderwijk genoemde business intelligence zal uiteraard worden inge-zet in de ondersteuning van de MKB-ondernemer. “Die willen we op feiten kunnen ondersteunen, met data over ontwikkelingen die wij zien. We zitten straks op negentien locaties, waarvan vijf ‘hoofdlocaties’, wat niet wil zeggen

“De nieuwe Kamer van Koophandel en hetDigitaal Ondernemersplein zijn met

elkaar verbonden, maar niet hetzelfde”

dat we onze dienstverlening zullen beperken tot alleen daar. We zullen overal zitten waar we projecten onder-steunen, regionaal in het netwerk. Op die vijf hoofdlocaties hebben we een fysiek ondernemersplein, laat ik het zo maar noemen, en dat is geen loketfunc-tie, maar juist een ontmoetingsplek voor ondernemers en publieke part-ners.”

De achterban is straks georganiseerd in een zogenaamde centrale raad en vijf regioraden. “Dat is een wettelijk bepaald participatiemodel. De regiora-

den betreffen gewoon werkgebieden; van daaruit zwermen onze mensen uit. Dat kan tot diep in het zuiden zijn, dat kan tot diep in het oosten zijn.” Elke raad telt twaalf leden; zes ondernemers/werkgevers, drie werknemers en drie vrij in te vullen plaatsen, bijvoorbeeld voor een onderwijsinstelling of zzp’er. “Daarin willen we losjes zijn hoor”, glimlacht Zuiderwijk, “niet te geïnstitu-tionaliseerd.”

Via de ontmoetingsplekken, regio-raden en digitale kanalen kunnen de ondernemers een stem geven aan hun vraag en behoefte, geeft Zuiderwijk aan. “Als daar bijvoorbeeld uitkomt dat men van ons vraagt om netwerkont-moetingen te faciliteren, dan zullen we dat doen, met heel veel passie en liefde, maar ook binnen onze beperkte midde-len en capaciteit uiteraard. De uitkomst kan per regio verschillen. Ik weet niet hoe dat precies zal uitpakken, dat gaan we nu dus meemaken. Het is niet one size fits all. We willen de dialoog aan-gaan en de discussie voeden met wat wij weten en denken. Uiteindelijk vindt bij de (regio)raden de keuze plaats. ”

Page 5: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

98

I tem

Jan had vrijwel meteen plannen om de zaak door te starten. “Ik was pas

58 jaar en ik had geen zin om thuis te gaan zitten. Uit het verleden wist ik wat de opbrengst van deze winkel kon zijn. Toen de curator met de afwikkeling van het faillissement bezig was, ben ik gewoon blijven werken. Als de winkel toen was dichtgegaan, hadden we het niet gered.”

Kritische blikDe Regt had 30.000 euro nodig voor het overnemen van de winkelvoorraad en het afbetalen van handelscrediteuren.

Door zijn financieel adviseur werd hij gewezen op de mogelijkheid om bij de gemeente Terneuzen aan te kloppen voor een kredietverstrekking in het kader van de Bbz-regeling (Besluit bij-stand zelfstandigen). Aldus kwam hij terecht bij consulent Jan de Putter.

Die vertelt dat de gemeente circa 30-40 aanvragen per jaar krijgt; het gaat dan om mensen die vanuit een uitkering voor zichzelf willen begin-nen, of bestaande ondernemers die in de problemen zijn geraakt. Ongeveer driekwart van die aanvragen krijgt een negatief advies. “We kijken met een kritische blik”, zegt De Putter. “We wil-

Weemaes Woonelektronica is al meer dan 50 jaar gevestigd aan de Hoofdstraat in

Sint jansteen. maar oktober 2010 werd het faillissement aangevraagd voor het moeder-

concern; door prijsdalingen en teruglopende consumentenbestedingen bleef de omzet

achter bij de verwachtingen. met steun van de gemeente Terneuzen kon werknemer

jan de regt het bedrijf overnemen.

len een goed ondernemingsplan zien. Van sommigen weet je gewoon dat ze ’t niet gaan redden. Bij bestaande onder-nemers met financiële problemen zit je vaak al aan de onderkant van de markt, de bank wil dan al niet meer financie-ren. Wij selecteren scherp. Het norm-percentage van het geld dat je uitzet en dus terug moet komen is landelijk 54,9 procent. Wij zitten daar ongeveer tien procent onder.”

Positief adviesHet IMK werd door de gemeente ge-vraagd om een onderzoek in te stellen naar de levensvatbaarheid van het bedrijf en het nieuwe plan. Ritchie van der Mark, ondernemersadviseur van het IMK heeft dit op zich genomen. “Ik was aanvankelijk wat sceptisch gezien de ontwikkelingen in de markt voor con-sumentenelektronica”, aldus Van der Mark. “Maar toen kwam ik hier in de winkel en viel me direct de ‘selling power’ van Jan op. Hij is zeer contact-vaardig en kan mensen aan zich bin-

den. Wat me opviel was dat zijn onder-nemingsplan financieel goed was dicht-getimmerd. Jan is scherp op inkoop en verkoop. De door mij uitgevoerde com-merciële analyse naar de bestedingen en de marktomvang viel goed uit. In combinatie met de persoonlijke eigen-schappen gaf mij dat het goede gevoel om een positief advies uit te brengen.”

Jan de Putter: “Een positief advies nemen wij als gemeente niet klakkeloos over. Maar ook wij zagen mogelijkhe-den om Jan de Regt een kans te geven. Hadden wij hem niet geholpen, dan zou hij waarschijnlijk in een uitkering

terecht zijn gekomen. We hebben goede afspraken gemaakt en hij lost netjes af.”

Eerst verdienen“Als één van de eerste dingen heb ik de kosten onder de loep genomen”, vertelt ondernemer De Regt. “De ener-gienota bedroeg 1.600 euro per maand en er waren vier internetabonnementen op dit pand. Ik heb een oude leaseauto eruit gedaan - dat scheelde me 300 euro in de maand - en voor 1.950 euro een oude bedrijfsauto gekocht met een kapotte vooruit. Ik heb er een nieuwe ruit in laten zetten mét een onder-

houdsbeurt voor 350 euro. Nou, die wagen heeft z’n geld al dik opgeleverd. Dit zijn zaken waar startende onder-nemers meestal niet op letten, maar ik vind: je moet je beide strijkijzers op de vloer houden. Eerst wat verdienen, dan pas uitgeven.” Jan werkt samen met servicemonteur Theo en bruingoedman Paul, collega’s van vroeger die hij respectievelijk al 30 en 25 jaar kent. Jan doet zelf het witgoed. “Met z’n drieën hebben we 100 jaar er-varing. Het zijn twee ontzettend goede medewerkers, ik heb ze keihard nodig.”

Vaste klantenkringWeemaes Woonelektronica verkoopt de bekende kwaliteitsmerken witgoed, bruingoed en klein huishoudelijk. De winkel is vijf dagen in de week open. “Dat is genoeg, we hebben ook nog een thuis. De maandag is een goede dag voor ons, dan is het markt in Hulst en hebben we altijd aanloop. Dinsdag zijn we dicht en vanaf woensdag zijn we vier dagen achter elkaar bezig en we leveren

ook op zaterdagmorgen nog spullen af bij de klanten. Je mag niet op je lauwe-ren rusten en nooit je kop in het zand steken.”

Persoonlijk advies, vakmanschap, het vertrouwen winnen van de klant zijn onderscheidende kenmerken. “Het gaat niet om geld, maar om kwaliteit. Daar zijn veel mensen gevoelig voor”, zegt De Regt. “We hebben een trouwe, vaste klantenkring.” Die klanten komen voornamelijk uit de driehoek Sas van Gent-Terneuzen-Hulst, maar ook uit Axel en de kop van België, want Belgen weten in toenemende mate de weg

te vinden naar Zeeuws-Vlaanderen. “Jongere Belgen kopen hier huizen, dat zorgt voor nieuw bloed. In Terneuzen wordt niet veel bijgebouwd, wel aan de kust bij Cadzand, maar dat heeft over-wegend een recreatieve bestemming”, vertelt Jan de Putter.

Periodiek contactVeel oudere, loyale klanten dus en vol-doende aanwas van nieuwe klanten. De laatsten zijn door schade en schande wijs geworden bij de grote megastores, suggereert Jan de Regt: “Daar krijgen ze niet de service die wij leveren, appara-ten worden niet geïnstalleerd of gerepa-reerd.” Hij is content met hoe de zaken gaan. “Het kan altijd beter natuurlijk, maar gezien de huidige marktsituatie moet je tevreden zijn.”

Periodiek is er contact tussen onder-nemer, gemeenteconsulent en IMK-adviseur. “Dat past in het kader van de voortgangsonderzoeken”, legt De Putter uit. “Dat het goed loopt is prima, maar het moet goed blijven lopen natuurlijk.”

“Nooit je kop in het zand steken”

Page 6: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

10

I nterview

11

Klijnsma is druk doende met het wetsvoorstel voor de Participatie-

wet. Die treedt in werking per 1 januari 2015, een jaar later dan voorzien. Dit is een gevolg van het Sociaal Akkoord waarbij gemeenten, werkgevers en werknemers (vakbonden) vanaf 2015 binnen ‘de arbeidsregio’ samen de uit-voering rond loonvormend werk ver-zorgen. Er komen 35 arbeidsregio’s en binnen die regio’s krijgen de ‘Werk- pleinen’ een spilfunctie in arbeids-marktbemiddeling voor alle mensen die kunnen werken. Er komen ook 35 ‘Werkbedrijven’ voor mensen met een functiebeperking. Gemeenten werken hierbij samen met werkgevers, werk-nemers en UWV.

Nederland telt op dit moment ruim één miljoen onder-

nemers/zelfstandigen. Eén op de acht Nederlanders

in de beroepsbevolking is daarmee zogenaamd self

employed en dat roept veel vragen op met betrek-

king tot de sociale zekerheid van deze grote groep

ingezetenen. Hoe kijkt u aan tegen de positie van

zelfstandigen in het licht van sociale zekerheid en

welke gevolgen hebben het sociaal akkoord en de

participatiewet voor zelfstandigen?

“Zzp’ers zijn een ontwikkeling van de laatste decennia. Veel mensen hebben volledig gekozen voor ondernemer-schap. Maar met de economische crisis groeit het aantal zzp’ers ook tegen wil en dank. Als jouw baas failliet gaat, dan kies je eieren voor je geld. Of je wordt door je werkgever ontslagen, onder de

voorwaarde dat je dan als zzp’er wordt ingehuurd. Ik heb vorig jaar een vrijwil-ligersklus gedaan als kwartiermaker bij de vakbeweging. Daarbij ben ik echt in de haarvaten van de vakbeweging gekropen. De werkvloer opgegaan en aan de mensen – bouwvakkers, ver-pleegkundigen, maar ook balieme-dewerkers – gevraagd: ‘Ben je lid van de vakbeweging en zo ja: waarom, en zo nee: waarom niet?’ Toen werd mij duidelijk dat dat hele fenomeen van zzp’ers als paddenstoelen uit de grond is geschoten. Veel van de mensen die ik sprak bleken te zijn ingehuurd op persoonlijke titel. Die hadden geen con-tract zoals medewerkers in loondienst en zeiden: ‘Fijn die vakbeweging, maar wat heb ik eraan, want ik ben niet in loondienst en heb ook geen CAO’. Dat was één van de eerste momenten dat ik mij realiseerde dat onze arbeidsmarkt écht aan het veranderen is.”

Stevig inrichten“We moeten ervoor zorgen dat onze instituties daarop geënt worden. Niet

Sinds 2005 is het aantal zelfstandigen in nederland gegroeid tot meer dan een miljoen. Welke

rol heeft de overheid in de toekomstige inrichting van een samenleving die meer afgestemd zal

zijn op ondernemerschap? “De samenleving is nog niet echt ingericht op zzp’ers”, stelt jetta

Klijnsma, staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek met Han Dieperink,

directeur ImK. “maar het is mooi om te zien dat de drie partijen van het Sociaal akkoord de

belangen van de zzp’er ook meer en meer op het netvlies hebben.”

Jetta Klijnsmaover de gevolgen van het

Sociaal Akkoord voor zelfstandigen

Page 7: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

1312

alleen de vakbeweging moet zich meer bekommeren om zzp’ers, dat geldt ook voor Kamer van Koophandel, de ge-meenten, de banken, de notarissen.” Klijnsma praat over het zoeken naar collectiviteit, het verzekeren van ziekte-kosten en arbeidsongeschiktheid, oplei-den (“ondernemerschap aanleren”) en natuurlijk de oudedagsvoorziening. “De AOW is een fundament om recht over-eind te houden, maar geen vetpot en daarboven zal je het dus zelf bij elkaar moeten sparen. We moeten dat nog heel stevig inrichten.”

“Onze hele samenleving moet zich veel meer realiseren dat mensen veel meer in een standalone werkpositie aan de slag zullen gaan op de arbeidsmarkt dan tot nu toe. De overheid moet daarin het voortouw nemen en daarom ben ik ook zo blij met het Sociaal Akkoord, want daarin zit ingebed de interactie tussen werkgevers, werknemers en de overheid – dus ook de gemeenten – hoe om te gaan met dit fenomeen. Iedereen onder-kent dat nu en dus gaat het erom dat we wet- en regelgeving erop inrichten.”

Wet- en regelgeving is belangrijk, maar toch vooral

een randvoorwaardelijk aspect. Het succes voor de

transformatie in de maatschappij lijkt toch vooral:

de juiste verbindingen maken. Je kunt dingen in be-

weging zetten vanuit een soort ‘grand design’ of je

kunt het helemaal overlaten aan het enthousiasme

van mensen. Wat is volgens u de route die we

moeten kiezen?

“Ik vind en/en mooi hoor! Misschien helpt de economische crisis wel, je ziet in het Regeerakkoord dat er op alle fronten - de woningmarkt, de zorg, de arbeidsmarkt – hervormingen zijn ingezet, gewoon ook omdat de tering weer naar de nering gezet moet worden. Het dwingt je - ook dus om financiële redenen - écht te willen doordenken: hoe dan wel? Er zit nog veel gebakken lucht in de samenleving en die moet er

toch echt eerst uit. En dan vind ik en/en mooi, nieuwe initiatieven die van onderop opborrelen, zoals bijvoorbeeld het Ondernemershuis in Zoetermeer, wat echt baanbrekend is en van boven-af zorgen voor nieuwe wet- en regel-geving.”

Klijnsma spreekt ook over impulsen zoals Start Foundation dat op initia-tief van IMK samen met gemeenten en ondernemers, die eerder gebruik hebben gemaakt van publieke mid-delen stageplannen creëert. De pilot draait in Alkmaar, Arnhem, Heerlen, Leidschendam/Voorburg en Tilburg. Zij tekent erbij aan dat er nauwgezet moet worden nagedacht hoe dat helpen ver-der gestimuleerd kan worden door bij-voorbeeld gemeentelijke verordeningen aan te passen.

Klijnsma glimlacht: “Ik ben gelukkig al iets ouder, dan heb je dingen meege-maakt en gezien in de praktijk. Al die

expertise en ervaring helpt mij enorm. Ik ken ook veel mensen en kan op basis van interactie met hen nieuwe dingen tot stand brengen. Dat vind ik heel erg mooi om te doen.”

Regionaal aan de slagZe wil een dringend appèl doen op wet-houders om over de eigen gemeente-grenzen heen te kijken. “Kijk hoe je re-gionaal aan de slag kunt, doe het samen met naburige gemeenten. Werkgevers gaan ook over de gemeentegrenzen heen hoor! Ik was twee weken geleden in Friesland, dat is echt een eenheid, die regionale samenwerking West-Friesland!”

Klijnsma treedt graag in contact met gemeenteambtenaren: “Ik steek m’n licht op, leg m’n oor te luisteren bij mensen uit de praktijk in het kader van hoe we die nieuwe wet- en regelgeving moeten inrichten. Zij weten waaraan mensen behoefte hebben, zij kennen die mensen.”

Ze stelt dat het belangrijk is dat gemeenten hun inwoners goed kunnen helpen bij het vinden van werk, dat de Participatiewet daarop wordt vormge-geven, dat de beleidslijnen duidelijk zijn, want: “Gemeenten kunnen hun werk alleen goed doen als ze ook instru-menten daarvoor hebben. We moeten het Sociaal Akkoord goed inplanten in de Participatiewet, de meerwaarde zien van deze samenwerking tussen de drie partners: werkgevers, werknemers en overheid.”

In reactie op een verzoek van de Utrechtse wethouder Hans Spigt heeft

Klijnsma gezegd ook te willen kijken hoe het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) beter kan worden aangepast aan mogelijkheden voor gemeenten om mee te werken. Het Bbz blijkt een effectief middel, want na vier jaar doet 75 procent van de onderne-mers geen beroep meer op een uitke-ring en is dus sprake van duurzame uitstroom. Ze zegt: “Je moet het Bbz niet alleen vanuit een sociale invalshoek bekijken, maar ook vanuit een econo-mische. Ik denk dat wethouders SZ en EZ de handen ineen moeten slaan om mensen vanuit de bijstand te begeleiden naar zelfstandig ondernemerschap op een manier die aansluit bij de econo-

mische focus van de gemeente. Banken zijn terughoudend met kredietverstrek-king en dat vergroot de economische treurnis. Maar er zit nog veel gebakken lucht in onze samenleving en die moet eruit. Kijkend naar de banken is er geen behoefte aan nieuwe luchtbellen. Maar goed onderbouwde businessplannen, tot stand gekomen door samenwerking tussen ondernemers, instituten en gemeenten, dan zouden banken toch overstag moeten gaan.”

Parttime ondernemerschapTenslotte denkt Klijnsma dat de meeste zzp’ers niet van de ene op de andere dag volledig zelfstandig ondernemer zijn. “Daar moet je ze helpen in te groeien.” Ze gelooft in dat verband ook sterk in parttime ondernemerschap. Het crite-rium van 1225 gewerkte uren per jaar als voorwaarde voor zelfstandig onder-nemerschap gaat ze desgevraagd bekij-

ken of daarmee flexibeler kan worden omgegaan. “Dat is een heel concreet voorbeeld, maar het gaat natuurlijk ook veel meer over de filosofie erachter, over de manier van denken van ons allemaal. Ik bedoel: je kunt geen hypo-theek krijgen in dit land als je geen vast dienstverband hebt. Even heel zwart-wit gesteld. We zullen er dus voor moeten zorgen dat we de situatie zo inrichten dat wanneer je standalone actief bent op de arbeidsmarkt, je toch datgene kunt verkrijgen wat iedereen kan krij-gen die in loondienst is. Dus dat vergt iets van de overheid, van de instituties, maar het vergt ook iets van jou als zzp’er.”

“De samenleving moet zich realiseren dat mensen veel meer in een ‘standalone’ werkpositie aan de slag zullen

gaan op de arbeidsmarkt dan tot nu toe”

I nterview

Page 8: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

14 15

“Wat betekent ondernemerschap voor mensen in de bijstand, zeker in de con-text van een economische crisis? Dat heeft alles te maken met de positie die ondernemerschap kan krijgen en de markt die daarvoor is”, stelt Van Eijk. “Wat dat betreft vind ik het nuttig en goed om sociale zaken te kunnen com-bineren met thema’s als diversiteit en onderwijs en dat ik als oud-ondernemer weet welke mechanismes er werken rond ondernemerschap.”

Een wethouder die vroeger ondernemer was, of een

ondernemer die tijdelijk de rol van wethouder vervult?

“Ik zou eerder willen zeggen: onderne-mende bestuurder. Ik ben nu bestuur-der, wethouder van deze mooie stad, maar in de manier van werken ben ik wel beïnvloed door mijn eigen ervaring en eigen vaardigheden op het gebied van ondernemerschap. Dat is, bijvoor-beeld, niet praten over subsidies, maar praten over investeringen in je stad. Denken aan waar je rendement kunt halen. In financiële zin, maar ook in maatschappelijke zin. Ondernemend betekent ook dat je opzoekt wat er in de samenleving gebeurt, niet alleen datgene wat jij politiek belangrijk vindt. Je speelt in op datgene wat zich ontwikkelt. Een ondernemer zou zeg-gen: ‘Waar liggen mijn kansen?’ Voor de overheid geldt dan: waar liggen mijn maatschappelijke kansen? Dat is een andere manier van kijken naar je omge-ving.”

“Die verandering van overheid heeft alles te maken met verandering van samenleving en de economie. We pra-

Cees van eijk is sinds februari wethouder in amersfoort met de portefeuille Sociale Zekerheid,

Diversiteit, onderwijs, Duurzaamheid, afval en milieu. “overheid en ondernemerschap zijn twee

verschillende werelden, terwijl ze heel veel van elkaar kunnen leren in een manier van denken,

in willen investeren in de toekomst.”

ten wel over de wereldeconomie en de crisis, maar op microschaal zie je die economie echt hele slagen maken. Nieuwe vormen van wijkeconomie, ruilhandel komt terug, coöperaties, microkredieten onderling, kleinschalig-heid. Een heel andere manier van wer-ken en dat vind ik een politiek bestuur-lijke uitdaging.”

U bent in 1993 begonnen als ondernemer in het

maatschappelijk veld. Hoe is dat zo gekomen?

“Ik ben helemaal geen ondernemer van huis uit, maar op een gegeven moment ontstond het idee om zelfstandig iets te gaan doen. Noem ‘t een droom, een gouden idee of wat dan ook. Ik was secretaris voorlichting bij de Nationale Commissie Aids Bestrijding. Daar deed ik van alles op het gebied van voorlich-ting, van Postbus 51 campagnes tot aan specifieke doelgroepen. Ik kreeg ’t idee: daar is een markt voor, dit is niet alleen interessant voor de NCAB, maar ook voor andere overheden en bedrijven. Dus waarom zouden we die methodie-ken, die ervaringen en de netwerken die we hier opgebouwd hebben niet te gelde maken voor anderen? Nog niet eens zozeer vanuit een financieel motief, maar met een motief van: dit heeft gewoon kansen in de samenleving, die kan daar beter van worden.”

“Ik ben vanuit de inhoud begonnen en het ondernemerschap is erbij geko-men. Dat moet je leren, met vallen en opstaan. Je bent niet de hele dag bezig met inhoudelijke projecten en campag-nes, nee, je bent ook bezig met admini-stratie, met personeel, met belastingen,

Cees van eijk:ondernemende bestuurder in een innovatieve gemeente

I nterview

Page 9: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

16 17

bestuurder na wil streven. Overigens, je moet kunnen dromen, maar wel met beide benen op de grond kunnen blij-ven staan.”

Duurzame uitstroomIMK investeert zwaar in innovatie van de publieke dienstverlening rondom ondernemers met het doel om het dilemma tussen ambitie en kosten te doorbreken. Zo lanceerde IMK recent de nieuwe generatie Startersbegeleiding voor Gemeenten. Kandidaat-onder-nemers doen kennis op in een digitale leeromgeving en ontvangen persoon-lijke begeleiding op maat. Met als resultaat: eenhoger kennisniveau, een hogere mate van zelfwerkzaamheid én zelfstandigheid en daardoor een grotere kans op duurzame uitstroom. En dát tegen veel lagere kosten. De gemeente Amersfoort is de eerste gemeente die hierin participeert.

Er wordt veel gesproken over innovatie in de dienst-

verlening van de overheid, maar binnen het domein

van de sociale zekerheid schiet het niet erg op. Het

verbaast ons dat er niet meer veel meer druk wordt

gelegd op leveranciers van de overheid om met

innovatieve oplossingen te komen, zoals onze nieuwe

startersaanpak, als antwoord op de immense bezui-

nigingsdoelstellingen. Dat is immers hard nodig om

het ambitieniveau overeind te houden, liefst te ver-

hogen, tegen veel lagere kosten. Zou de overheid die

broodnodige innovatie in dienstverlening niet gewoon

moeten eisen?

“De vernieuwingsslag die je wilt maken, valt of staat niet alleen maar met een bepaalde visie of aanjaagfunctie. Het gaat vooral om de mensen die het moe-ten doen en eigenlijk vraag je van hen

om ook op dit terrein echt hun professie op te pakken. Want professie betekent ook continu willen vernieuwen en wil-len inspelen op nieuwe ontwikkelingen die er zijn. In financiële zin en in maat-schappelijke zin. Die twee proberen we nu natuurlijk aan elkaar te knopen. Maatwerk is een vernieuwingsslag die ons geld bespaart. Natuurlijk kun je stellen dat de besparingsopdracht leidend is voor de vernieuwingsslag. Je wordt geprikkeld om nieuwere metho-des in te zetten, en nieuwe gespreks-technieken in te zetten. Mensen op een andere manier te verleiden. Een beroep te doen, ook op hun eigen verantwoor-delijkheid.”

“De charme van de nieuwe starters-aanpak is tweeledig. Allereerst zoeken we naar een financieel zo aantrekkelijk mogelijke manier om kandidaten te trainen, ook door nieuwe methodieken te gebruiken, zoals e-learning. Dat is

noem maar op. Dat is een leerproces. Ik heb een cursus ondernemerschap gevolgd om een beeld te krijgen van wat er op je afkomt. Dat is niet die 9 tot 5 baan. Ondernemerschap betekent dat je risico’s moet nemen, dat je ook een periode zonder inkomen zit. Ik weet wel dat ik gedurende die eerste periode dacht: ik heb helemaal geen opdrachten voor volgende maand, wat nu? Zweet op m’n voorhoofd! Daar moet je mee leren omgaan. Maar het is wel zo: je blijft getriggerd door die bepaalde droom die je wilt nastreven. Dat geldt ook in deze functie: je hebt ook een bepaalde maatschappelijke droom die je als

I nterview

“De besparingsopdracht is leidend voor de vernieuwingsslag”

van deze tijd en tevens kostenbespa-rend. Het tweede aspect is dat we kan-didaten een soort voortraject bieden: proef er maar aan, kijk of je idee rijp is en of jij er klaar voor bent om de vervolgstap naar ondernemerschap te zetten. Ik ben erg enthousiast over deze samenwerkingsvorm; heel praktisch, to the point en ook passend bij zoals wij hier als Sociale Zaken willen wer-ken. Niet meer generiek voor iedereen, maar maatwerk leveren. Je gaat op de persoon toegespitste begeleiding geven. En nadrukkelijk aangeven: ‘We willen investeren in je, maar dan verwachten we ook wat van je. Jij bent aan zet, het is jouw droom, jouw inzet’. Dat is een werkwijze waarover wij zeer positief

zijn en waarmee we denken een slag te kunnen maken, écht dat maatwerk te kunnen leveren.”

Het participatiebudget gaat in een paar jaar van 1,4

miljard naar 393 miljoen euro en uit dat budget wor-

den vele doelgroepen bediend. Welke prioriteit hebben

startende ondernemers in dat kader volgens u? Is dat

de eerste groep, die budgettair gezien afvalt, of mis-

schien juist wel de laatste vanwege de bijdrage die

ondernemers leveren aan de samenleving?

“Je legt nu het accent op geld, maar het gaat mij om de relatie tussen onderne-merschap en overheid. De overheid faci-liteert ondernemerschap op heel veel fronten; door opleidingen, door na te denken over wat de arbeidsmarkt nodig heeft, door wegenaanleg. Er is wel spra-ke van een veranderende positie van de overheid. Je bent als overheid niet meer dat subsidieloket, maar partner in maatschappelijke ontwikkelingen. Als

wij ons hier de vraag stellen: ‘Waar wil Amersfoort over twintig jaar zijn?, dan hebben we ondernemers daar hard bij nodig. Om die ontwikkeling te maken, om innovatie te bewerkstelligen, om de arbeidsmarkt goed te organiseren, om de stad aantrekkelijker te maken. Dat faciliteer je met elkaar, soms door sub-sidies of investeringen. Ten aanzien van participatiebudgetten ben ik heel prag-matisch. Ik wil mensen natuurlijk een zinvolle toekomst geven. Ik wil ervoor zorgen – en er dus ook financieel baat bij hebben - dat mensen uit de bijstand komen. Ik wil ervoor zorgen dat er een motor komt om de arbeidsmarkt en de economische ontwikkeling verder een impuls te geven. Dus er zijn drie belan-gen die ik als overheid heb, richting het individu, richting mijn eigen porte-

monnee en richting de economische ontwikkelingen in de stad. Met

beperktere budgetten kijk je ook of je die niet op een efficiëntere manier kunt spenderen. Hoe resultaatgericht kan ik mijn geld inzetten en wat kan ik ook van de betrokkenen zelf vragen? Voor wat hoort wat. Ik wil in mensen investeren, in de wetenschap dat daar ook vanuit de mensen zelf wat tegenover gezet wordt.”

IMK heeft berekend dat iedere

ondernemer die omvalt de

samenleving 115.000 euro kost.

In Amersfoort zijn dat er in 2012

maar liefst 2.400 geweest, dus

reken maar uit. Uit onderzoek

onder 50.000 ondernemers

in problemen, blijken in

zeven van de tien gevallen

onnodige dingen de oorzaak.

Vermenging van zakelijke-

en privé geldstromen bij-

voorbeeld. Die ondernemers

vind je dan terug bij het

Bbz-loket. Vaak te laat. Ook hier kan de overheid

volgens ons een veel actievere en innovatievere rol

spelen, met name op het gebied van preventie.

“Ondernemerschap moet je gewoon zelf kunnen uitoefenen als ondernemer. Maar je bent wel partners van elkaar, je zit beiden in dezelfde stad, bent beiden gericht op de toekomst. Je bedient ver-schillende doelen die wel bij elkaar kunnen komen. Dus in faciliterende zin dingen signaleren, dingen mogelijk maken, partijen bij elkaar brengen, dat vind ik wel de rol die de overheid in deze kan spelen. Ik vind wel als je een relatie met elkaar opbouwt, dan ben je als overheid niet alleen maar aanspreek-baar wanneer het slecht gaat met de onderneming. Dan mag je als overheid ook een beroep doen op de onderne-ming als het goed gaat, dat er iets terug-komt naar de samenleving. Dat samen-spel is in goede tijden en slechte tijden.”

“Waar het gaat om problemen denk ik toch wel dat de eerste signale-ring vanuit de ondernemer zelf moet komen. Ondernemerschap vraagt ook om goed in de spiegel te kunnen kijken. Wat gaat er wel goed en wat niet? Die analyse überhaupt te kunnen maken, dat is niet iedereen gegeven. Sommigen stappen toch wat naïef in dat onderne-merschap, helaas is het zo. Op individu-eel niveau is het gewoon lastig om over-al bij te kunnen zijn. Dat merken we ook bij zzp’ers. De economische crisis raakt ook hen en dat geeft een heel andere problematiek dan tien jaar geleden. Het is veel minder zichtbaar, mede omdat men geneigd is het eerst intern op te vangen. Niks mis mee, met het creëren van een eigen vangnet, maar ook hier ervaren we dat een aantal mensen vaak te laat in actie komt als zich problemen voordoen. Ik vind het wel cruciaal dat individuele ondernemers zich aan-sluiten bij ondernemersclubs of win-keliersverenigingen. Dat zijn ook onze partners.”

Page 10: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

18 19

“Onze core business nu:

ondernemers die ’t zwaar hebben”

Bureau Zelfstandigen

Den HAAg

I ntroductie

Rob van den Hoogenband Hoofd van het Bureau Zelfstandigen in Den Haag. Is 36 jaar bij de dienst en sinds 1991 leiding-gevend aan het Bureau Zelfstandigen. Geboren in Australië maar sinds z’n vijfde Hagenees. Woont tegenwoordig in Pijnacker, getrouwd en drie kin-deren. Had een rugblessure geen roet in het eten gegooid, dan had Rob (55 nu) mogelijk betaald voetbal gespeeld bij ADO Den Haag. Rob z’n hui-dige team telt vijftien medewerkers. In deze cri-sistijd behandelen ze zo’n 800 Bbz-aanvragen op jaarbasis. Rob zegt dat het Besluit bijstandver-lening zelfstandigen (Bbz-2004) weinig herken-ning geeft bij ondernemers. “Daarom nemen wij deel aan bijvoorbeeld beurzen en ondernemers-bijeenkomsten. Men zal niet zomaar op je afstap-pen, maar leg je een folder neer dan steken ze die in hun binnenzak.”

Opleiden Rob en z’n collega’s helpen ook mensen die van-uit een uitkering willen starten als ondernemer met specifieke opleidingen. “Kennis van basale zaken als acquisitie, administratie en belastin-gen vergroten de slagingskansen. Anders begin-nen we er niet aan. We richten ons ook vooral op instromers vanuit de WW, die beschikken nog over recente werkervaring en een zeker ritme. We hebben een kort traject opgestart met als doel om hen snel weer op de markt te brengen.”

Dilemma “Er zijn ondernemers die ’t hoofd boven water houden, maar wel moeite hebben om het krediet af te lossen. Er zijn wettelijke kaders waarbinnen terugbetaald moet worden. Het dilemma is dan: ga je je geld terugvorderen, loop je de kans dat het bedrijf om-valt. Het is heel belangrijk dat je met elkaar in gesprek blijft en dat ondernemers naar ons open kaart spelen.”

Domino-effect “Laatst was ik op de verjaardag van een neefje van mijn vrouw. Hij zat in een reisgids te kijken en toen realiseerde ik mij dat die van een bedrijf was dat we twintig jaar geleden hebben helpen starten. Het is nu zelfs een redelijk gerenommeerd bedrijf. Het geeft een goed gevoel als een bedrijf ’t redt door jouw interventie of als je iemand vanuit een uitkering kunt helpen succesvol voor zichzelf te beginnen.” De keerzijde kent Rob ook. Hij vertelt over een ondernemer die na een ziekbed een doorstart maakte. “De verwachtingen bij ons en onze adviseurs over de toekomst van het bedrijf waren positief. Hij had een goed gevulde orderportefeuille. Maar een half jaar later gingen twee grote opdrachtgevers failliet… Er is sprake van een domino-effect.”

Tendens “Onze core business is op dit moment: onderne-mers die ’t zwaar hebben. Vooral kleinere onderne-mers: middenstanders ja, maar ook adviesbedrijf-jes, mensen die trainingen geven of coachen. Sinds eind 2012 schieten de aanvragen met sprongen omhoog. Ik voorzie dat 2013 een recordjaar wordt, in negatieve zin. Het is goed dat we nog een Bbz hebben, zodat we ondernemers die overlevings-kansen hebben ook daadwerkelijk kunnen onder-steunen. Maar het is op dit moment hopen dat ze kunnen overleven.”

Page 11: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

20 21

I nDetail

In deze artikelenreeks, bedoeld voor geïnteresseerden in de publieke sector, schetst ImK een beeld van de belangrijkste branches in het lokale kleinbedrijf. De lezer wordt meegenomen in de structuur van de

branche en de laatste ontwikkelingen daarin met focus op die aspecten, die vanuit de publieke sector van belang zijn. eerder bekeken we de detailhandel en bouwnijverheid; ditmaal is het de beurt aan de horeca.

In detailbranche

Het woord horeca is een samentrekking van hotel, restaurant en café. Daarmee wordt de breedte van deze branche al weergegeven. In werkelijkheid is de diver-siteit nog veel groter en ontstaan er continu nieuwe formules in deze sector. In totaal worden er op dit moment door het CBS 46.685 horecabedrijven geteld, waarvan circa 7.900 actief met een vorm van logiesverstrekking en de overige 39.000 als eet- en drinkgelegenheden.Binnen de totale horeca zijn bijna 50.000 ondernemers/zelfstandigen actief en de bedrijfstak biedt werk aan 278.000 per-sonen. Iedere horecaondernemer creëert dus voor gemiddeld bijna vijf medewer-kers werkgelegenheid. Daarentegen is de horeca ook een sector waarbij starters snel de handdoek weer in de ring gooien. Uit recent onderzoek bleek dat meer dan de helft van de starters (60%) al na een jaar weer stopt. Bij de andere sectoren ligt dat percentage op 30%.

De deelsector logiesverstrekking omvat de volgende economische

activiteiten: hotel-restaurants; hotels, pensions en conferentieoorden; ver-huur van vakantiehuisjes en apparte-menten, jeugdherbergen en vakantie-kampen; kampeerterreinen; overige logiesverstrekking.

Het aantal hotels in Nederland is in vier jaar met 12,7% gestegen tot ruim 4.600 in 2013, maar die groei is in 2013 tot stilstand gekomen. Amsterdam is koploper met 629 hotels en de gemeen-te met de hoogste dichtheid per inwo-ner is Vlieland. Daar waren in mei 2013 maar liefst 128 hotels bij een inwoner-aantal van 1.093.

De deelsector eet- en drinkgelegen-heden omvat de volgende econo-

mische activiteiten: restaurants, cafeta-ria’s, lunchrooms, ijssalons, snackbars, eetkramen, kantines, catering en cafés.

Restaurants richten zich op de berei-ding en verkoop van maaltijden. Er is een grote verscheidenheid met elk een eigen ambiance: bistro’s, café-res-

taurants, luxe restaurants, wegrestau-rants, pannenkoekenrestaurants etc.. Een andere veel voorkomende indeling bij de restaurantsector is naar het type keuken, zoals Frans, Chinees-Indisch, Italiaans, Grieks of Spaans

Branchevreemde toetredersHet aantal bedrijven in de restaurant-sector neemt jaarlijks toe door starters, maar ook door branchevreemde toetre-ders, zoals benzinestations en winkels, die hun kernactiviteit aanvullen met een laagdrempelige restaurantfunctie. Daardoor lopen horeca en food-retail vanuit consumentenoogpunt steeds meer door elkaar. De consument han-delt vanuit zijn behoefte en zoekt hier-bij steeds vaker een pragmatische oplos-sing. De opening van supermarkten op

Hotels hebben in 2012 een moeilijk jaar achter de rug met dalende omzetten en dat geldt met name voor hotels in het hogere segment, waar bezettings-graden en gemiddelde kamerprijzen al een aantal jaren afnemen. In het mid-densegment is nog wel een lichte stij-ging zichtbaar.

Congresmarkt trekt iets aanDe congresmarkt is bijzonder gevoelig voor de economische conjunctuur en het is de verwachting dat die markt het komende jaar weer iets aantrekt. Dit is niet alleen gunstig voor conferentie-oorden, ook de zakelijke hotellerie kan hiervan profiteren.

Het pension is een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend 1- en 2-persoonskamers. Het verschil tussen hotel en pension is dat een hotel wel consumpties verstrekt aan passanten en een pension niet. Pensionbedrijven worden ook nogal eens zakelijk gebruikt om groepen personeel tijdelijk te huisvesten die op grotere (bouw)projecten werken. Het aantal pensions in Nederland stijgt evenals het aantal bezoekers. Toch geldt ook hier dat als gevolg van de recessie er momenteel sprake is van een behoor-lijke overcapaciteit.

Vakantie in eigen landDe recessie lijkt de campings en de bungalowparken grotendeels voorbij te

Hotels hebben moeilijk jaar achter de rug

gaan. Als gevolg van de economische crisis gaan meer mensen in eigen land op vakantie. Binnen de sector is er spra-ke van schaalvergroting, zichtbaar in een afnemend aantal bedrijven. De grote bedrijven hebben vaak op eigen terrein horecavoorzieningen, waaron-der een kleinschalig fastfoodrestaurant (cafetaria-achtig) met afhaalloket, soms een brasserie, pizzeria of mediterraan restaurantconcept. Naast het zwembad zijn er vaak diverse wellness-faciliteiten die naast de tarieven voor overnach-tingen, voor aanvullende inkomsten zorgen.

B&B vaak hobbyIn de categorie ‘overige logiesverstrek-king’ zijn er inmiddels in Nederland ruim 5.500 zogenaamde ‘Bed & Break-fast’ (B&B) locaties en dit aantal stijgt al een aantal jaren. Er zijn meer B&B’s in Nederland dan hotels of pensions. Exploitatie van een B&B is echter vaak een nevenactiviteit. Starters veronder-stellen een goede verdienste, maar staan onvoldoende stil bij de benodigde inves-teringen, het rendement en de tijdsinzet. Onderzoek wees een aantal jaar geleden uit dat een gemiddeld B&B een jaarom-zet van circa € 8.000 behaald. De kosten bedroegen daarbij gemiddeld € 3.880. Maar liefst 40% van alle B&B’s gaf een omzet op van minder dan €  2.500. Het exploiteren van een B&B is en blijft dan ook een overwegend hobbymatige bezigheid.

De ondernemers binnen de overige vormen van verblijfsaccommodatie ondervinden wel de nodige concur-rentie van deze en andere particuliere verhuur, met name in de grotere steden. Toeristen boeken steeds vaker via websi-tes als Airbnb en Wimdu een overnach-ting bij particulieren thuis. De gemeen-te Amsterdam is een groot onderzoek begonnen naar de nadelige effecten van deze trend. Bij dit particulier ver-huur wordt vaak niet voldaan aan de veiligheidseisen en daarnaast worden op deze manier woningen ten onrechte onttrokken aan de woningmarkt.

Restaurants zondag zorgt ook voor het wegvloeien van omzet uit de horeca. Op zondag-avond worden in de supermarkt vooral verse maaltijden, pizza’s, houdbare maaltijden, bier, frisdranken en zoutjes gekocht. Eten en drinken thuis is het laatste waar consumenten op willen bezuinigen, in tegenstelling tot eten en drinken buitenshuis.

Veel restaurants worden gecon-fronteerd met dalende omzet en in antwoord daarop wordt vaak gegrepen naar kortingsacties, al dan niet via formules als Groupon. In de praktijk pakken die kortingsacties slecht uit voor zowel restaurant als gast, zo blijkt uit onderzoek van de Restaurantgids. De verwachting van de gast en het res-

taurant lopen in de praktijk vaak ver uiteen, met als resultaat teleurgestelde consumenten en een aanslag op het imago van het restaurant.

Perspectief voor lunchroomsEen sector, die het meest door deze ont- wikkelingen geraakt wordt is de zoge-naamde fastfoodsector met bedrijfs-typen als cafetaria, snackbar, lunch-room en broodjeszaak. Consumenten gebruiken al decennia lang steeds meer gemaksvoedsel en de verwachting is dat dit alleen maar verder zal toenemen.

Voor de komende jaren wordt een daling van het aantal cafetaria’s ver-wacht. De consument maakt steeds vaker gebruik van de mogelijkheden die andere aanbieders (waaronder super-markten) aanbieden.

zien omzet dalen

Page 12: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

22 23

I tem

veer. Tot op heden betekent meedoen een volwaardige baan vinden, of een be-drijf(je) opzetten dat inkomen oplevert. De Bbz-regelgeving (Besluit bijstandver-lening zelfstandigen) en ondersteunings-programma’s bijvoorbeeld, zijn daar ech-ter wel primair op gericht: er moet een ondernemingsplan komen. Begeleiding, training en financiering (tot € 34.000 met een marktconforme rente van 8%) maken dat mogelijk. Op zich is deze aanpak redelijk succesvol, zeker als we in overweging nemen dat ruim 60% van de starters uit de bijstand na drie jaar nog bestaat. Maar de aantal-len zijn nog beperkt, met 300 starters per jaar. Het zou goed zijn als de Bbz-regeling en aanverwante regelingen effec-tiever ingezet worden om meer mensen de

Door Joyce Sylvestergastcolumn

Toen er onderzoeken verschenen van McKinsey (2009) en Ernst&Young (2011) die spraken van 1 à 2 miljoen mensen die serieus met een plan rondlopen om iets te gaan ondernemen was ik niet verbaasd. Voor mij is een ondernemer een per-soon die iets onderneemt en daarmee een maatschappelijke bijdrage levert. Veel van deze mensen zijn niet echt van plan om fulltime ondernemerschap na te streven, maar zoeken naar vormen om werk, huis-houden en ondernemen te combineren. Om dan hun plannen gefinancierd te krij-gen bij een bank is niet gemakkelijk.

Sinds een aantal jaren is het in Nederland mogelijk om een eigen bedrijf te star-ten met microkrediet. Duizenden mensen hebben sindsdien een microkrediet ont-vangen van gemiddeld € 19.000, zoals de onderneemster die biologische chocolade-producten maakt, de allochtoon met zijn minisupermarkt, de (maat)kleermakerij van twee jonge ondernemers en de jonge on-dernemer die een kip-aan-het-spitwinkel is begonnen. Gezien deze successen zou het op zijn plaats zijn om microfinancie-ring breder in te zetten en meer men-sen bij de samenleving te betrekken. Door de economische crisis komen meer mensen in financiële problemen en vaak ook in de bijstand terecht. De mees-ten van hen willen direct weer aan de slag. Meedoen is de voornaamste drijf-

Microfinanciering breder inzetten

kans te bieden zelfstandig aan de slag te gaan, maar dan vanuit hun eigen kracht. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat een eigen bedrijf wordt opgezet. Dat is voor velen toch te complex en net een stap te ver. Maar mensen in de bijstand kunnen veel meer dan wij wellicht zien en willen erkennen. Een traject naar zelfstandig werk moet juist gebaseerd zijn op die per-soonlijke mogelijkheden en ervaringen en niet te strak gericht op het opzetten van een bedrijf. Begeleiding die uitgaat van de kracht van mensen kan dat bewerkstel-ligen. Ook (micro)financiering moet daar op aansluiten. Er is een tweede terrein waar microkrediet en begeleiding effec-tiever ingezet kunnen worden. Er zijn in Nederland veel ondernemende mensen die informeel opereren en toch graag de stap willen zetten naar een formelere manier van werken. Voorbeelden zijn de illegale taxi, de kapster die vanuit huis opereert, de buur als kinderoppas of de kok die bij anderen aan huis werkt. Het is niet precies bekend hoeveel men-sen er momenteel werkzaam zijn in dit ‘grijze circuit’, maar schattingen lopen uiteen van 3% tot 10% van de werkende bevolking. Velen van hen willen door-groeien en erkend worden als volwaardige deelnemer aan de samenleving. Maar zij worden nog niet bereikt door bestaande dienstverleners van microfinanciering en begeleiding. Als hun diensten zouden aan-sluiten op de wensen en mogelijkheden van deze groep, kan dat voor hen een eer-ste stap zijn naar erkenning en uiteindelijk ook naar verdere formalisering. Het is een uitdaging voor instellingen zoals het IMK en Qredits om microkrediet breder in te zetten en zo ondernemende mensen bij de samenleving te betrekken.

Dr. joyce Sylvester is waarnemend Burgemeester naarden en Senator Pvda, voorzitter eerste Kamer Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Cafés en bars zien na twee magere jaren nog steeds geen licht aan de

horizon. De dranksector heeft vooral last van de verhoging van het btw-tarief, de voorgenomen verhoging van de alcoholleeftijd van 16 naar 18 jaar en mogelijke accijnsverhoging op alcohol. Deze hogere kosten zullen ze moeten doorberekenen aan klanten of men moet genoegen nemen met nog lagere marges. Steeds meer cafe’s wor-den omgevormd naar eetcafe’s, maar lang niet iedereen heeft voldoende investeringskracht. De reserves van veel bedrijven zijn op, de omzet blijft achter en de bank wil vaak geen leningen meer verstrekken.

Koffie, CoffeeDe koffiebars zijn het bewijs dat con-stante vernieuwing van formules loont. De koffieketens, zoals Bagels&Beans en Coffee Company groeiden snel de afge-lopen jaren en in het verlengde daarvan is nu een opmars merkbaar in grote steden van kleine hippe koffiezaken met een buurtfunctie, de zogenaamde community bars. Koffiebars lijken een maatschappelijk antwoord te zijn op de ontwikkeling van social media in

de samenleving. Een formule waarbij fysieke nabijheid van mensen wordt gecombineerd met het tijdens de koffie via de smartphone en facebook ver-bonden zijn met de rest van de wereld. In deze formule gaat het ook meer om ‘ergens te zijn’ dan om de consumptie. Een sociaal netwerk in het echte leven. In Moskou leidde dat onlangs tot de opkomst van een koffieketen waarbij de gast betaalt voor de tijd dat hij of zij aanwezig is en daarbij zijn de consump-ties gratis.

Snelle groei koffiebars

Bestedingen ‘out-of-home’ en ‘at-home’Omdat de scheidslijn tussen horeca en food-retail zo aan het vervagen is, kijkt IMK (in lijn met het onafhankelijke kennis- instituut FoodService Instituut Neder-land) naar de foodmarkt in bredere zin. Daarbij ‘wordt onderscheid gemaakt tus-sen ‘out-of-home’ en ‘at-home’ kanalen. De klassieke horeca valt (samen met catering en de gemaksector) onder het out-of-home kanaal. Het at-home kanaal bestaat uit de supermarkten, speciaalza-ken en overige food-retail. Volgens FSIN besteedden de Nederlandse consumen-ten in 2012 d 55,59 miljard aan eten en drinken. Ongeveer een derde wordt be-steed binnen de out-of-home kanalen en twee derde binnen het at-home kanaal. Het out-of-home kanaal verliest terrein t.o.v. het at-home kanaal. • 93% van de Nederlanders consumeert

minimaal één keer per week een pro-duct buitenshuis. Dit was vorig jaar nog 95%. Een bezoek aan foodservice-locaties staat dus licht onder druk.

• Ruim 70% van de consumenten eet of drinkt in horeca.

• 71% van de Nederlanders gebruikt minimaal één keer per week, een con-sumptie in een horecagelegenheid.

• 60% van alle consumenten gebruikte minimaal één consumptie in de cate-ring, dit percentage is in 2012 licht gestegen ten opzichte van 2011.

• Binnen het gemakskanaal consumeer-de in 2011 51% van de consumenten een consumptie.

AmateurkoksEen weliswaar kleine maar ook sym-pathieke trend is ontwikkeld door de site Thuisafgehaald.nl. Via de site kunnen particulieren zelfbereide maaltijden aanbieden aan mensen uit de buurt. De aanbieders, uitsluitend amateurkoks, zeggen de dienst vooral te zien als een manier om derden van hun kookkunsten te laten genieten. Veel horecaondernemers beschouwen Thuisafgehaald.nl inmiddels wel als een serieuze concurrent.

Voor lunchrooms ziet de toekomst er juist wat beter uit. Er zijn circa 2.500 lunchrooms in Nederland, veelal geves-tigd in (stads)centra: De verwachting is dat dit aantal verder zal stijgen. Lunch- roomhouders houden goed rekening met het veranderende consumenten-gedrag. Gezondheid krijgt meer aan-dacht, kwaliteit en aanbod stijgen en het veranderende lunchgedrag doet de rest. Lunchrooms zijn populair. Het diner wordt vervangen door een hoog-waardige lunch in een lunchroom, ook door de zakelijke gast. De gunstige

prijs-kwaliteitverhouding is daarbij van groot belang in de keuze van de consu-ment.

Cateringbedrijven maakten in 2012 een zwaar jaar door en catering was het afgelopen jaar de grootste daler binnen de zogenaamde “out of homekanalen”. Vooral bedrijfscatering heeft te lijden onder de crisis. Bedrijven worden klei-ner, er komen meer zzp’ers, werkweken en arbeidstijden wijzigen. Een positieve uitzondering in de cateringsector gold voor onderwijs- en luchtvaartcatering, waar juist sprake van groei bleek te zijn.

Page 13: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

24 25

I tem

Aan het einde van zijn inleiding over sociale ondernemersregelingen

vanuit Europees perspectief concludeert Han Dieperink, algemeen directeur van IMK, dat het Bbz uniek is in Europa. Dan legt hij meteen de volgende stel-ling voor aan de aanwezige vertegen-woordigers van grote gemeenten en/of regionale zelfstandigenloketten: “In 2020 wordt dit sociaal vangnet niet

meer door de overheid ondersteund.”De aanwezigen stellen dat het bij een discussie over de toekomst van het Bbz van belang is om een onderscheid te maken tussen de verschillende doel-groepen die bereikt worden. Genoemd worden de startende en de gevestigde ondernemers, maar ook de hybride ondernemers (parttime ondernemers in combinatie met een parttime loon-

dienstverband) en de stakende onder-nemers, als afgeleiden van deze doel-groepen.

Fysiek loketBij startende ondernemers wordt ge-sproken over de belangrijke rol die het zelfstandigenloket van de gemeente speelt bij het stimuleren van onderne-merschap voor de brede doelgroep van potentiële ondernemers en daarmee voor de economische vitaliteit in de gemeente. Aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt wordt een ontwikkeling gezien waarin het belang van flexibele arbeid verder toeneemt. Aan de aan-bodzijde vertaalt zich dat in een toe-nemende groep zelfstandigen, vooral zelfstandigen zonder personeel. Het is vooral in de breedte waar de zelfstan-

digenloketten voor zichzelf een belang-rijke rol zien weggelegd.

Door de terugtrekkende beweging van de Kamer van Koophandel zien de aanwezigen dat gemeenten op zoek gaan naar alternatieve loketten, waar de (startende) ondernemer voor een persoonlijk gesprek terecht kan. Vanuit hun ervaring weten de aanwezigen dat een dergelijk fysiek loket een noodzaak is, want “niet alles kan digitaal” en “we moeten het recht van ondernemers op een persoonlijk gesprek behouden”.

Erkend wordt dat diverse initiatie-ven op dit gebied (zijn) ontstaan vanuit (semi-) marktpartijen. Een minpunt van deze initiatieven is, in de ogen van de aanwezigen, dat deze zich vooral rich-ten op de “goudhaantjes” en dus het sti-muleren van ondernemerschap bij een selecte groep. Bij de zoektocht naar een alternatief fysiek loket voor de brede doelgroep van startende ondernemers, zou de gemeente meer oog moeten heb-ben voor de ervaring en kennis die zij in huis heeft met de zelfstandigenloketten.

Kritisch procesEén ding is duidelijk voor de deelne-mers: zonder het Bbz waren veel meer ondernemingen ‘omgevallen’ dan nu het geval is. Hierdoor heeft men weten te voorkomen dat de instroom van werkzoekenden, die een beroep (moe-ten) doen op WW en WWB, nog hoger zou zijn. En als het had gekund, zouden de aanwezigen nog meer ondernemers hebben geholpen om ‘orde op zaken’ te stellen. Hier loopt men tegen de (te?) strakke doelgroep-criteria van het Bbz aan. Buitenstaanders moeten nu niet denken dat de zelfstandigenloket-ten voor Sinterklaas spelen, want de besluitvorming over de toekenning van financiële ondersteuning doorloopt een zeer kritisch proces.

Een aantal deelnemers geeft aan dat zij, indien het Bbz niet van toepas-sing is, actief gebruik maakt van de mogelijkheid die de Wet Gemeentelijke

Schuldhulpverlening (WGS) biedt voor schuldhulpverlening aan ondernemers.

Mogelijke alternatievenOp de vraag of de aanwezigen verwach-ten dat initiatieven vanuit de private markt een alternatief kunnen bieden voor het Bbz, wordt door de deelnemers eensluidend geantwoord dat zij dit niet zien gebeuren. Het merendeel merkt in de dagelijkse praktijk nog weinig tot niets van de initiatieven die zijn uitge-rold. De ervaring van de huidige crisis leert dat de banken juist strikter worden in hun kredietbeleid. Ook een organisa-tie als Qredits blijkt geen alternatief te bieden voor het sociaal vangnet, omdat zij toch te veel denken vanuit een ban-cair perspectief, waarin de doelgroep van het Bbz niet past. Zo zullen deze organisaties niet overgaan tot verstrek-king van periodieke inkomensonder-steuning aan een ondernemer in finan-ciële nood.

Juist vanwege de sociaal-econo-mische context waarin het Bbz wordt benut, zal de overheid altijd een rol moeten blijven spelen. Wel zien een paar deelnemers mogelijke (beperkte) alternatieven in initiatieven die ont-staan vanuit een soort “gemeenschaps-zin”, zoals de kredietunies of “brood-fondsen”. Andere deelnemers verwach-ten hier echter ook weinig heil van, omdat zij in hun regio zien dat deze gemeenschapszin ontbreekt.

De gedachte dat de overheid een rol moet blijven spelen in de uitvoering van een sociaal vangnet voor ondernemers wordt duidelijk door alle deelnemers gedeeld. Tegelijkertijd zien zij ook dat de overheid een forse reorganisatie moet doormaken. Wellicht typerend voor de deelnemers is dat zij daarbij niet alleen denken aan het realiseren van kostenefficiëntie op de korte termijn, maar ook oog hebben voor rendemen-ten op de langere termijn; een eigen-schap die succesvolle ondernemers ook

bezitten. Dit houdt echter in dat voor de overheid, net als in ondernemersland, ook het adagium geldt: de kosten gaan voor de baten uit.

DenkrichtingenVanuit die gedachte is een aantal denk-richtingen benoemd die leiden tot een grotere toegevoegde waarde van het sociaal vangnet en in navolging daar-van het zelfstandigenloket. Grofweg kunnen deze denkrichtingen in 2 cate-gorieën worden ingedeeld: schadelast-beperking en economische vitaliteit.

“Indien het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) niet wordt gecontinueerd, heeft dat

een direct negatief effect op de sociaal-economische ontwikkelingen in onze gemeenten”,

aldus de deelnemers aan de rondetafeldiscussie die voor de tweede maal op initiatief van

ImK heeft plaatsgevonden. unaniem verwachten zij dat er in de periode tot 2020 sprake zal

zijn van diverse initiatieven vanuit de markt, maar zij zien geen privaat stelsel ontstaan dat

het huidige sociaal vangnet c.q. het Bbz vervangt.

Denkrichtingen schadelastbeperking:

• Introduceer een Bbz+-variant: verruim de Bbz-doelgroep met een 2e ring voor geves-tigde ondernemers die niet aan het inko-menscriterium (WWB-norm) voldoen, maar laat het recht op bijstand om niet voor deze groep vervallen.

• Creëer meer faciliteiten voor coaching van startende ondernemers om te voorkomen dat deze voortijdig weer hun onderneming moe-ten beëindigen, met als mogelijke gevolgen een restschuld en een gedesillusioneerde werkzoekende.

• Promoot het gebruik van de Wet gemeente-lijke Schuldhulpverlening voor ondernemers die niet tot de doelgroep van het Bbz be-horen en hun bedrijf willen continueren, mits deze levensvatbaar is.

Denkrichtingen economische vitaliteit:

• geef het zelfstandigenloket ook een rol als arbeidsbemiddelaar richting ondernemingen die gebruik maken (of hebben gemaakt) van het sociaal vangnet.

• Integreer het zelfstandigenloket met een fysiek startersloket in één ondernemersloket en creëer daarmee één fysieke basisinfra-structuur voor ondernemers.

• Koppel dit ondernemersloket aan de Werk-pleinen.

• Creëer ruime mogelijkheden voor hybride ondernemerschap, in lijn met de gedachte dat iedereen werkt naar vermogen.

2020Het sociaal vangnet voor ondernemers in

Page 14: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

26 27

I mk I ns & Outs

Iedere gemeente kent ze: veelbelovende werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeids-

markt, doordat ze niet over de juiste werkervaring beschikken. met een duwtje in de rug

ontstaan er voor deze groep mogelijkheden, ook op een lastige arbeidsmarkt.

Pilot¹ Start Foundation is een maatschappelijk investeerder die werk wil creëren, behouden en toegankelijk maken voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Start Foundation is een zogenaamde ‘impact investor. als Start Foundation ergens geld en tijd insteekt, moet dat namelijk leiden tot werk of uitzicht daarop voor mensen met minder kansen. www.startfoundation.nl

Met dit doel zijn IMK en maat-schappelijk investeerder Start

Foundation¹ een landelijk experiment gestart onder de noemer: ‘Pilot social return ‘kleine’ ondernemers’. In dit experiment laten we werkzoekenden, met een afstand tot de arbeidsmarkt door een gebrek aan werkervaring, stage lopen. Deze stage vindt plaats bij ondernemers die eerder gebruik heb-ben gemaakt van publieke middelen, bijvoorbeeld vanuit het Bbz 2004, om de start of doorstart van hun bedrijf te faciliteren. Met dit project doen zij iets terug (‘social return’) voor de gemeente die hen op een moeilijk moment onder-steunde.

IMK heeft in haar bestand veel onder-nemers die dankzij de hulp van de ge-meente hun bedrijf konden opstarten of continueren. Uit een eerde proefproject binnen de gemeente Huizen bleek al dat deze ondernemers graag iets terug wil-len doen voor de steun die zij eerder zelf van de gemeente mochten ontvangen.Het doel van de pilot is om met tien gemeenten in iedere deelnemende

gemeente tien stageplaatsen te creëren bij juist deze ondernemers. Die worden ondersteund door een jobcoach van de gemeente en de ondernemerscoaches van IMK. Het directe resultaat bestaat uit 100 werkzoekenden zonder erva-ring, die minimaal drie en maximaal zes maanden relevante werkervaring opdoen in een klein bedrijf. Van de werkzoekenden moet 50% uiterlijk het jaar volgend op de afronding van de stageplaats zijn uitgestroomd uit hun uitkeringssituatie.

VoordelenHet project biedt voor zowel stagiairs als ondernemers en gemeenten voordelen, naast de eerder genoemde uitstroom. Ondernemers die uiteindelijk de stap willen zetten naar het werken met personeel, krijgen hiermee de kans dit

proefondervindelijk in de praktijk te brengen. Tegelijkertijd heeft de uitbrei-ding een omzetstijging voor het bedrijf als doel. Ook wordt het contact tussen kleinere ondernemers en de gemeente versterkt. Dit laatste is ook een voordeel voor de gemeente die tegelijkertijd de kwaliteit van het Wwb/bestand ziet ver-beteren. Voor de deelnemers schuilen de voordelen in het opdoen van gerich-te werkervaring en daarmee een betere startkwalificatie op de arbeidsmarkt. Eerder al is gebleken dat het zelfbeeld van deze groep wezenlijk verbetert door maatschappelijke participatie.

De resultaten van de pilot worden gedurende het gehele traject gemonitord en geëvalueerd door Regioplan. Op basis van de uit-komsten van de pilot wordt een ‘best practice’ opgesteld voor een landelijke uitrol. De animo is groot onder diverse gemeenten en er is gestart met het benade-ren van de ondernemers.Deelnemers nu zijn o.a. Alkmaar, Arnhem, Heerlen, Leidschendam/Voorburg en Tilburg.

‘Social return door ‘kleine’ ondernemers’

Ongeveer een kwart van de bedrijven heeft problemen met kredieten en staat onder

Minder starters en meer opheffingen van bedrijven, maar toch is het aantal be-drijven in Nederland voor het zesde jaar op rij gestegen. In 2012 waren er 19.000 min-der starters dan in 2011 en het aantal opgeheven bedrij-ven steeg met bijna 11.000. Hiermee stijgt het aantal bedrijven in Nederland al sinds de meting is gestart in 2007. Het aantal oprich-

tingen lag met 144.000 wel beduidend lager dan in 2011 (162.000). De meeste star-ters gingen aan de slag in de bouw, handel en zakelijke dienstverlening. Het aantal eenmanszaken heeft de afge-lopen jaren een vlucht geno-men, van 55% in 2007 naar 66% in 2012. Bron: CBS

De komende zeven jaar krimpt het winkeloppervlak in ste-delijke gebieden sterk. In totaal zal er twee miljoen vierkante meter (17%) ver-dwijnen, zo blijkt uit een ana-lyse die advieskantoor Booz & Company heeft gemaakt op verzoek van Het Financieele Dagblad. De belangrijkste reden voor krimp is internet. Zo voorziet Booz een sterke teruggang van het aantal kledingwin-kels, omdat mensen vaker online kleding kopen. Het aandeel van online verkochte kleding zal stijgen van 5,6% nu, naar circa 25% in 2020. Van elektronica wordt al een vijfde via internet gekocht en dat zal naar schatting stijgen

De Kamer van Koophandel (KvK) heeft een gemeentelijke brochure gepresenteerd over de bestemming van internet-winkels. De folder dient als leidraad voor gemeenten in hun beleid voor de fysieke vestigingen van webshops.

Bron: Kamers van Koophandel

De Belastingdienst rekent vanaf het belastingjaar 2013 kwijtschelding van leenbij- stand op grond van het Be- sluit bijstandverlening zelf-standigen (Bbz) niet meer mee in de loon- en inkom-stenbelasting van (aspirant)

Overheden zijn niet goed op de hoogte van de Wet Markt en Overheid (juli 2012) en nemen te weinig maatrege-len om oneerlijke concurren-tie met het bedrijfsleven te voorkomen. Dit blijkt uit een onderzoek van de Autoriteit Consument en Markt naar de bekendheid van deze wet

toezicht van een bank. KPMG stelt dat 25% een hoog per-centage is. Een score van 1% tot 5% is normaal. Uit cij-fers van kredietbeoordelaar Moody`s blijkt dat bijna 8% van de bankkredieten in de eurozone in bijzonder beheer zit. Dat is het dubbele van het wereldwijde gemiddelde. Vooral aan de onderkant van het mkb hebben bedrijven het moeilijk. Bij ABN Amro zit bijvoorbeeld circa 20% van het volume van mkb-kre-dieten in bijzonder beheer. De termijn dat bedrijven in bijzonder beheer verkeren is inmiddels verdubbeld. Bij 30% tot 35% van de bedrijven loopt het niet goed af.

Bron: elsevier

onder overheden en onder-nemingen. Voor de wet, die nu 1 jaar van kracht is, geldt nog een overgangsperiode tot 1 juli 2014 voor bestaan-de situaties. Als de overheid concurreert met bedrijven, gelden per 1 juli 2012 regels om oneerlijke concurrentie met ondernemingen te voor-

naar 40%. Door het verdwij-nen van winkels keren naar verwachting meer bewoners terug naar de binnensteden, waar ook meer ruimte komt voor amusement en horeca. Winkelketens en fabrikanten zullen meer showrooms in stadscentra openen.

Bron: FD

komen. Er gelden uitzonde-ringen voor o.a. het lager- en hoger onderwijs en de publieke omroep. Een over-zicht staat op www.acm.nl.

Bron: autoriteit Consument & markt

ondernemers. Zo wordt in de toekomst voorkomen dat zij huur- en zorgtoeslag moeten terugbetalen, omdat ze door de kwijtschelding van de leenbijstand een hoger inko-men leken te hebben.

Bron: nationale ombudsman

Kwart bedrijven heeft kredietproblemen

Twee miljoen winkelmeters verdwijnen

Aantal bedrijven stijgt

Kwijtschelding leenbijstandHouvast in bestemming webwinkels

Nulmeting Markt en Overheid

Page 15: Good Company // nummer 4 // jaargang 2

Ondernemers maken arbeidsmarkt sterker

Het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf begeleidde reeds duizenden startende zelfstandigen vanuit mobiliteit, outplacement en uitkering naar een kansrijke positie op de arbeidsmarkt. www.imk.nl

Han DieperinkAlgemeen Directeur

Per mail: [email protected] Telefonisch: 06 43 510 510

Beste Arbeidsmarktvernieuwers,Onlangs heeft minister Asscher u opgeroepen om een sectorplan te schrijven waarmee de arbeidsmarkt in uw branche wordt verbeterd, zodat mensen in de toekomst langer gezond en productief kunnen doorwerken en vaker kunnen wisselen van baan. Voor u is dat interessant, want de overheid is bereid om mee te investeren in uw plannen.Nu ligt het voor de hand om bij arbeidsmarktvraagstukken te zoeken naar loondienst-oplossingen. Op zich is dat een prima uitgangspunt, maar wij van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) denken dat u meer kans maakt als u ondernemerschap meeneemt in uw plannen.

We hebben daar overtuigende argumenten voor.

• In Nederland is één op de zeven werkenden al zelfstandig ondernemer, waaronder 750.000 zzp’ers. En dat worden er steeds meer. Per jaar starten tien keer zoveel mensen als zzp’er dan dat er mensen een vaste baan in loondienst krijgen. Die ontwikkeling transformeert de arbeidsmarkt. Ook in uw branche. Want zelfstandigen zorgen voor meer flexibiliteit, werk en vernieuwing.

• De komende generatie is ondernemender dan de vorige; diverse initiatieven op scholen en universiteiten stimuleren ondernemerschap vanaf de leeftijd van 12 jaar en dat leidt aantoonbaar tot veel meer jonge ondernemers.

• Re-integratie van uitkering naar zelfstandig ondernemerschap biedt duurzamere uitstroom dan van uitkering naar loondienst. Parttime ondernemerschap is voor veel mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt een kansrijke uitweg om terug te keren in het arbeidsproces. Ook de weg van outplacement naar zelfstandig ondernemerschap wordt ervaren als de meest positieve vorm van outplacement omdat die aanhaakt bij de motivatie van mensen.• De ontwikkeling van ondernemerschap is een voorwaarde voor het behoud van waardevolle ambachten. • Goede ondernemers zijn maakbaar. Gewoon een kwestie van het ontwikkelen van de juiste competenties en mentaliteit.

Kortom, ondernemerschap maakt uw sectorplan sterker. Wilt u meer weten, of heeft u hulp nodig? Mail of bel mij, of één van mijn collega’s.

Met vriendelijke groeten,Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

juli 2013