GOED, BETER, BEST pubs... · De aandacht van korpsen en hun opleidingsinstituten is in de periode...

53

Transcript of GOED, BETER, BEST pubs... · De aandacht van korpsen en hun opleidingsinstituten is in de periode...

GOED, BETER, BEST…

Advies inzake de kwaliteitsborging in het stelsel van ‘vakbekwaam worden en het

vakbekwaam blijven’ van de brandweer

BRANDWEER Onderwijsraad Juni 2012

Colofon

Titel Goed, beter, best…; advies inzake de kwaliteitsborging in het stelsel van ‘vakbekwaam worden en vakbekwaam blijven’ van de brandweer

Auteur Leon Kuijpers en Jos van Zwieten (Brandweeronderwijsraad) i.s.m. Rena Punt en Margriet Snellen (CINOP)

Versie Eindversie Datum 01-06-2012

© Brandweeronderwijsraad 2012 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie I

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ................................................................................................ 1

1 SAMENVATTING .......................................................................................... 3

2 INLEIDING ................................................................................................. 7

2.1 Aanleiding en context ...........................................................................7

2.2 Aanpak en verantwoording ....................................................................7

3 ANALYSE HUIDIGE SITUATIE .................................................................... 11

3.1 Kwaliteitsborging in beeld.................................................................... 11

3.2 Het brandweeronderwijs in beeld .......................................................... 12

3.3 Kwaliteitsaspecten in beeld .................................................................. 14

3.4 Witte vlekken in beeld ........................................................................ 17

4 VISIE, KADER EN MODEL........................................................................... 19

4.1 Witte vlekken in de juiste context ......................................................... 19

4.2 Handen aan de juiste knoppen ............................................................. 21

4.3 Knoppen in de juiste stand .................................................................. 22

4.4 Opleiders in de juiste modus ................................................................ 24

4.5 Ogen vanuit de juiste richting .............................................................. 25

4.6 Kader in de juiste verhoudingen ........................................................... 27

4.7 Model met de juiste onderdelen ............................................................ 28

5 AANDACHTSPUNTEN EN AANBEVELINGEN ................................................. 31

5.1 Aandachtspunten ............................................................................... 31

5.2 Aanbevelingen................................................................................... 33

BIJLAGE 1: Waarderingskader (KAB) .............................................................. 35

BIJLAGE 2: Witte vlekken en plussen .............................................................. 41

BIJLAGE 3: Reflectie op Waarderingskader ..................................................... 45

BIJLAGE 4: elementen in ontwerp Intern Toezicht .......................................... 47

BIJLAGE 5: Overzicht ‘witte vlekken’ .............................................................. 49

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie II

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 3

Aan: VNG/College voor Arbeidszaken Veiligheidsberaad Postbus 30435 Postbus 7010 2500 GK Den Haag 6801 HA Arnhem

Geachte Colleges,

Met genoegen bieden wij u een advies aan inzake de kwaliteitsborging van het brandweeronderwijs. Met dit advies geven wij gevolg aan uw verzoek d.d. 21 december 2010 om u te adviseren over de kwaliteitseisen die aan opleidingsinstituten kunnen worden gesteld, de inhoud van deze kwaliteitseisen, het proces van uitvoering en controle en de organisatie die verantwoordelijk zou moeten zijn voor het kunnen stellen van deze eisen. Ons advies is om ten behoeve van het brandweeronderwijs én het vakbekwaam blijven een vorm van intern toezicht te organiseren. Deze vorm van intern toezicht is van en voor de brandweer. Het formaliseert als borging enerzijds een aantal eisen in het kader van governance en accountability en bevordert als adviserend orgaan anderzijds de kwaliteitsontwikkeling in het stelsel van het brandweeronderwijs.

De Raad richt zich met aanbevelingen tot u om ten behoeve van de implementatie van een dergelijke vorm van intern toezicht te initiëren en besluitvorming te realiseren zodat de kwaliteitsborging, en daarmee de systematische ontwikkeling een feit wordt. De Raad heeft zich gebaseerd op de uitgangspunten en verkenningen die de Raad u medio 2010 in de vorm van een preadvies heeft voorgelegd, met inachtneming van uw reactie daarop. Het advies sluit aan bij het Versterkingsplan Brandweeronderwijs. Met elkaar vormt dit een basis om een optimaal geheel van activiteiten ten behoeve van de verdere kwaliteitsontwikkeling in het brandweeronderwijs mogelijk te maken, en dit een goede plek te geven in het IFV. De Brandweeronderwijsraad is van mening dat met uitvoering van dit advies een belangrijke stap gezet kan worden in de werking van het brandweeronderwijs als een samenhangend landelijk stelsel. Daarmee zal een concrete bijdrage geleverd kunnen worden aan de kwaliteit, en daarmee aan de effectiviteit en efficiency van dat stelsel. Hoogachtend,

Jan Broekhuis Jos van Zwieten voorzitter secretaris

Uw referentie: Uw brief d.d. 21 december 2010

Onze referentie: 2012/06/cdh02

Doorkiesnummer: 026-3552203 / 0610533767

E-mailadres: [email protected] Arnhem, 1 juni 2012

Betreft: Advies kwaliteitsborging

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 4

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 5

1 SAMENVATTING

Dit advies van de Brandweeronderwijsraad wil komen tot een antwoord op volgende vraag:

“Wat is ervoor nodig om een goede aanzet tot een systeem te maken binnen het

brandweeronderwijs (vakbekwaam worden en blijven), waardoor de improvement (proces van

beter worden) en accountability (afleggen van rekenschap) kunnen worden verbeterd?”

Als uitgangspunt voor deze vraag gold voor de brandweeronderwijsraad dat zoveel als mogelijk aangesloten moet worden bij de huidige situatie in de brandweersector.

In dat licht is een verkenning uitgevoerd en een overzicht gemaakt van:

Het begrip kwaliteitsborging Het stelsel van brandweeronderwijs

De kwaliteitsaspecten binnen het brandweeronderwijs Witte vlekken in de huidige situatie: wat is er al, waar ligt een goede basis en wat mist er nog

voor een goed systeem van (landelijke en regionale) kwaliteitsborging.

De Brandweeronderwijsraad is van mening dat kwaliteitsborging in het brandweeronderwijs een

effectief middel dient te zijn om de ontwikkeling van ‘goed, naar beter, naar best’ in het

brandweeronderwijs zo goed mogelijk te ondersteunen. Dwingende standaarden, normen en

procesprocedures zijn alleen functioneel in de ontwikkeling van de kwaliteit van het totale stelsel als er middels een PDCA cyclus aan de juiste knoppen wordt gedraaid tot deze de juiste stand

hebben bereikt.

Een passend model voor kwaliteitsborging is in deze context functioneel, als de juiste drukpunten

benoemd en bijgehouden worden. De Brandweeronderwijsraad is van mening dat het dan gaat om

minimaal de volgende aspecten/knoppen:

1. (knop 1) Structureel beleggen van het ‘onderhoud’ van de kwalificatiestructuur. Implementatie van deze knop zal vorm krijgen d.m.v. een overeenkomst tussen de

brandweeracademie en de NVBR.

2. (knop 2) Ontwikkelen van normen (‘professionaliseringsstandaarden’) voor het vakbekwaam blijven voor de repressieve functies.

Implementatie van deze knop zal vorm krijgen d.m.v. een verdere invulling van het advies vakbekwaam blijven dat door de Brandweeronderwijs parallel met dit advies

zal worden aangeboden aan VB/VNG.

3. (knop 3) Normeren en bewaken van de kwaliteit van opleiders. Implementatie van deze knop zal vorm krijgen d.m.v. het waarderingskader dat

door de Projectgroep Kwaliteit Aanbieders Brandweeropleidingen (PKAB) is uitgewerkt en door de Brandweeronderwijsraad in dit advies is overgenomen.

4. (knop 4) Normeren en bewaken van de kwaliteit van instituten;

Implementatie van deze knop zal vorm krijgen d.m.v. het waarderingskader dat door de Projectgroep Kwaliteit Aanbieders Brandweeropleidingen (PKAB) is

uitgewerkt en door de Brandweeronderwijsraad in dit advies is overgenomen.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 6

5. (knop 5) Vorm van intern toezicht Implementatie van deze knop zal vorm krijgen door uitvoering door de branche,

waarbij de brandweeronderwijsraad adviseert dit binnen de kaders van Cicero te doen waarbij voldoende onafhankelijkheid en expertise van het intern toezicht zijn

gewaarborgd is.

Het model ziet er vervolgens schematisch als volgt uit:

Tot slot worden in dit advies nog een aantal aandachtspunten benoemd die tot invoering van zo’n

systeem van kwaliteitsborging moeten leiden.

Knop 1: Onderhoud Kwalificatie Structuur (‘worden’)

Knop 2: Professionele standaarden (‘blijven’)

Knop 3: Kwaliteit opleiders

Knop 4: Kwaliteit instituten

KNOP 5: INTERN TOEZICHT

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 7

2 INLEIDING

2.1 Aanleiding en context

De Brandweeronderwijsraad is in 2010 opgericht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

(VNG), het Veiligheidsberaad (VB) en de Nederlandse Vereniging voor Brandweer en

Rampenbestrijding (NVBR), in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Raad geeft vanuit zijn tripartite samenstelling van vertegenwoordigers van werkgevers/commandanten,

werknemers en onderwijs gevraagd en ongevraagd advies aan de werkgeversorganisaties (i.c. VNG en VB) betreffende het stelsel van brandweeronderwijs.

Een van de gevraagde adviezen betreft kwaliteitseisen die in het brandweeronderwijs aan

opleidingsinstituten kunnen worden gesteld. VNG en VB hebben daarbij aangegeven advies te willen hebben rond:

De inhoud van kwaliteitseisen voor opleidingsinstituten; Het proces van uitvoering en controle van kwaliteitseisen;

De organisatie die verantwoordelijk wordt of zou moeten zijn voor het kunnen stellen van

eisen.

De aandacht van korpsen en hun opleidingsinstituten is in de periode 2008-2011 vooral gericht

geweest op de transformatie van het ranggerichte naar het functiegerichte stelsel, en de daarbij behorende aanpassingen in de opleidingen (vakbekwaam worden). Deze transitie, ondersteund

vanuit het project Kwaliteit Brandweerpersoneel /Communicatie en Implementatie, heeft geleid tot

een nieuwe inhoud en aanpak van het brandweeronderwijs en de examinering.

De Brandweeronderwijsraad heeft, daarbij ondersteund door de adviesorganisatie CINOP,

vooruitlopend op een definitief advies, voor ‘kwaliteitsborging’ een verkenning uitgevoerd, uitgangspunten geformuleerd en een preadvies aan VNG en VB opgesteld (‘preadvies

kwaliteitsborging’, d.d. 31 mei 2011).

Daarnaast heeft de Brandweeronderwijsraad: Op stelselniveau in kaart gebracht wat ‘belegd’ is en niet (werkdocument taken,

verantwoordelijkheden en functionaliteit). Een ambitiekader geformuleerd (‘droom van de BOR’, zie website).

Implementatie van een gezamenlijke visie op kwaliteitsborging vraagt om een integrale aanpak, met medewerking en vertrouwen van alle bij het brandweeronderwijs betrokken partijen. De

Brandweeronderwijsraad heeft, in voorbereiding op een uitgebreid advies een verkenning

uitgevoerd naar kwaliteitsborging en heeft in het genoemde preadvies VNG en het

Veiligheidsberaad geadviseerd een model voor intern toezicht uit te werken. In dit definitieve advies wordt zo’n model gepresenteerd en onderbouwd en worden aanbevelingen gedaan met

betrekking tot de wijze waarop het model kan worden ingevoerd.

2.2 Aanpak en verantwoording

Bij de totstandkoming van het advies, is overleg gevoerd met verschillende werkgroepen en gremia

en zijn activiteiten uitgevoerd ter afstemming en aanscherping van de focus:

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 8

1. Werkgroep kwaliteitsborging (Brandweeronderwijsraad). Deze werkgroep is samengesteld uit de leden van de brandweeronderwijsraad. De volgende leden

hebben deelgenomen:

De heer Paul Joosten (commandanten/werkgevers)

De heer Ton van der Vossen (werknemers) De heer Wim Beckmann (onderwijs)

Deze werkgroep heeft tevens bijgedragen aan de totstandkoming van het advies ‘vakbekwaam blijven’. Omdat met betrekking tot de ontwikkeling van standaarden binnen het model

‘vakbekwaam blijven’ direct te maken heeft met de wijze van naleving daarvan, is de werkgroep

zoveel als mogelijk gecombineerd werkzaam geweest.

2. Consultaties en bronnenonderzoek

Verder is bij de totstandkoming van het advies gebruik gemaakt van:

Informatie verkregen uit de bovengenoemde werkgroepbijeenkomsten (werkgroep kwaliteitsborging);

Formele en informele gesprekken met betrokkenen / reflectie op eerdere versies (Herry Esther, Marianne Heijndijk, Marco Boulogne);

Expertbeoordelingen van delen van:

- Document ‘functionaliteitenmatrix’

- Document ‘PKAB’ - Het preadvies kwaliteitsborging van de BOR (mei 2011)

CINOP rapportage Een verkenning van Kwaliteitszorg voor het brandweeronderwijs (februari 2011)

Achtergrondinformatie (waaronder het rapport ‘brandweeronderwijs in Nederland’,

Twijnstra Gudde/CapGemini, mei 2011)

Toezichtskader BVE, Inspectie van het Onderwijs 2012; Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2010 – 2011, nr. 4 (Wijziging van de

Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer).

3. Opzet van en afstemming met projecten

In en ten behoeve van de aanloop naar het advies is gebruik gemaakt van de volgende projectmatige activiteiten:

Ontwikkeling kwaliteitskader opleidingsinstituten (NIFV, Nbbe en 6 regionale opleidingsinstituten);

Cicero (t.b.v. brandweerbrede kwaliteitszorg);

Project Brandweeronderwijsraad met steun van VNG en A+O-fonds Gemeenten (gerichte

ontwikkeling van standaarden en normeringen).

Met behulp van deze aanpak is getracht zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de praktische werkelijkheid van de brandweer.

4. Afstemming met Inspectie VenJ

Met de inspectie VenJ heeft een drietal afstemmingsgesprekken plaatsgevonden. Ook is het preadvies kwaliteitsborging ter reactie aan de Inspectie VenJ voorgelegd.

5. Inzet externe expertise

De Brandweeronderwijsraad heeft zich laten bijstaan door CINOP, een adviesorganisatie met

expertise op het gebied van kwaliteitsontwikkeling en –borging in opleidings- en examensystemen.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 9

CINOP heeft een verkennende studie uitgevoerd naar elders verworven inzichten en aanpakken en

deze in samenhang met de visie van de Brandweeronderwijsraad gecombineerd tot het in dit advies opgenomen model.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 10

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 11

3 ANALYSE HUIDIGE SITUATIE

Als uitgangspunt voor de advisering rond kwaliteitsborging gold dat zoveel als mogelijk aangesloten moet

worden bij de huidige situatie in de brandweersector. In dat licht is een verkenning uitgevoerd en een overzicht

gemaakt van witte vlekken in de huidige situatie: wat is er al, waar ligt een goede basis en wat mist er nog

voor een goed systeem van (landelijke en regionale) kwaliteitsborging. De belangrijkste elementen worden in

dit hoofdstuk nader toegelicht, aan de hand van een vertrekpunt en stelselbeschrijving. Deze beschrijving is

gemaakt om een beeld te hebben van de vele werkprocessen, waarvan in het brandweeronderwijs sprake is, en

welk effect dat heeft op de huidige mate van borging van de kwaliteit er van.

3.1 Kwaliteitsborging in beeld

Drivers en doelen

De zorg voor en borging van kwaliteit richt zich op gewenste of noodzakelijke resultaten en op werkprocessen die in samenhang tot deze resultaten leiden. Inzet van kwaliteitsborging kan vanuit

verschillende ‘drives’ worden ingezet:

• Extern gedreven: governance, accountability, verantwoorden (doen we de goede dingen en

doen we de dingen goed in het licht van externe verwachtingen of gestelde eisen?); • Intern gedreven: verbeteren en leren (hoe doen we dingen beter in ons eigen streven om

dingen efficiënter, effectiever of kwalitatief beter te doen?).

De basis voor het (kunnen) organiseren van kwaliteitsborging is het beeld van betrokken

organisaties en hun werkprocessen. Op basis van dat beeld kan worden vastgesteld of en hoe de

effectiviteit en de efficiency kan worden verbeterd, en of daarvoor (met een specifiek doel) wel of niet richtlijnen of standaarden dienen vastgesteld en nageleefd te worden.

Kwaliteitsontwikkeling

Om de kwaliteit te verbeteren wordt in het algemeen de PDCA-cyclus toegepast. De elementen van

de PDCA zijn de volgende:

• Plan: opstellen kwaliteitsverbeterplannen (bijvoorbeeld gekoppeld aan meerjaren plannen van een organisatie).

• Do: het uitvoeren van verbeteracties. • Check: het opnemen van de voortgang en de resultaten. Meten, registreren en op basis van

normen evalueren en beoordelen.

• Act: op basis van de inzichten uit de ‘check fase’ conclusies trekken voor verbeteringen en de bewaking.

De PDCA-cyclus is dé onderlegger in kwaliteitssystemen zoals het INK-model en het ISO-systeem,

maar kan ook toegepast worden in een ‘hands on’ aanpak, al dan niet uitmondend in een systematische aanpak.

De ‘hands on’- benadering kan ontwikkeld en toegepast worden door de diverse actoren zelf:

medewerkers die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een cursus ontwikkelen, evalueren

dit zelf en passen de resultaten van die evaluatie toe. Er is dan sprake van zelfevaluatie.

De ‘systeem’- benadering impliceert een meer formele benadering: er is een aparte

kwaliteitsmedewerker of een kwaliteitsbureau dat invulling geeft aan het cyclische proces.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 12

3.2 Het brandweeronderwijs in beeld

Stelsel van functiegericht onderwijs (vakbekwaam worden)

Het brandweeronderwijs beslaat een groot aantal opleidingen op het niveau van de uitvoerende functies en op het niveau van de hogere en managementfuncties. Het doel van alle opleidingen is

om de betrokken medewerkers optimaal te bekwamen om hun zo belangrijke rol bij het garanderen van veiligheid te kunnen vervullen. De in de het Besluit Personeel Veiligheidsregio’s

benoemde brandweerfuncties en daaraan verbonden kwalificatiedossiers bepalen daarbij de inhoud

van examens en opleidingen.

Het stelsel van brandweeropleidingen omvat de leergangen brandweermanagement, die

aangeboden en uitgevoerd worden door de Brandweeracademie en de overige leergangen voor uitvoerenden, die aangeboden en uitgevoerd worden door de regionale opleidingsinstituten in de

regio’s. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van particuliere aanbieders van opleidingen en

trainingen.

Examens worden ontwikkeld en uitgevoerd door het Nederlands Bureau Brandweerexamens

(Nbbe), dat als zelfstandig bestuursorgaan de taak heeft om de wettelijk vastgelegde beroepseisen te toetsen.

De in het stelsel van brandweeronderwijs betrokken organisaties kennen nu nog een zekere mate

van autonomie ten opzichte van elkaar. In 2010 is een beleid ingezet om de afstemming en samenhang in het stelsel te bevorderen, onder meer door de vorming van het Instituut Fysieke

Veiligheid (IFV) dat medio 2012 operationeel zal zijn, en waarin NIFV en Nbbe zullen opgaan.

In het stelsel is een aantal lagen te onderscheiden. Met elkaar vormen deze lagen de niveaus

waarbinnen diverse werkprocessen ten behoeve van het brandweeronderwijs worden uitgevoerd:

Plan(kwaliteitsverbeterplannen)

DO

(uitvoeren verbeteracties)

CHECK(meten/registreren

beoordelen/evalueren met normen)

AC

T(c

oncl

usie

s tr

ekke

n vo

or

kwal

iteits

bew

akin

g)

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 13

• Het (bestuurlijk) stelselniveau: alle elementen van het brandweeronderwijs die landelijk

geregeld worden. De ontwikkeling en vaststelling van de kwalificatiedossiers, de productie van lesmateriaal en andere leermiddelen, de ontwikkeling en uitvoering van de examinering en de

opleiding van sommige opleiders. Actoren op dit niveau zijn: VNG en NVBR, de NIFV met de

Brandweeracademie, de Nbbe, de Brandweeronderwijsraad en de Minister van V&J.

• Het (management- en) organisatieniveau: de organisaties die (regionaal) de uitvoering van opleidingen verzorgen. Zij richten de opleidingstrajecten en leeromgeving in, zij doen het

aanbod, organiseren de opleidingen, en zetten opleiders (docenten en instructeurs) in. Zij organiseren eventueel maatwerktrajecten in opdracht van een werkgever. Zij richten daartoe

een organisatie in inclusief een managementstructuur en bepalen de werkprocessen. Zij zetten

verschillende rollen in ten behoeve van opleiden: zoals een hoofd opleidingen, docenten, instructeurs, werkplekbegeleider en trajectbegeleider. Actoren op dit niveau zijn: de regionale

opleidingscentra (de ROI’s), de trainingscentra en commerciële opleidingsorganisaties. De

Veiligheidsregio’s zijn op dit niveau formeel de actor1.

• Het uitvoeringsniveau: het opleiden zelf. Op dit niveau zijn de ROI’s, de trainingscentra of de commerciële opleidingsorganisaties de actoren.

Stelsel Brandweeronderwijs in vogelvlucht Stelselniveau

Ontwikkeling KD’s

Ontwikkeling opleidingsplan, Proeve van Bekwaamheid op basis KD

Portfolio en toets blijvende vakbekwaamheid

Ontwikkelen lesmateriaal op basis van KD

Ontwikkeling en uitvoering examinering

Opleiding van de opleiders

Organisatie managementstructuur landelijke instellingen Actoren: V&J, VNG, NVBR, BOR, NIFV Brandweeracademie, Nbbe Organisatieniveau

Opleidingsaanbod

Organiseren opleidingen

Leeromgevingen inrichten

Opleiders inzetten

Eventueel maatwerk trajecten organiseren

Organisatie en managementstructuur regionale instellingen Actoren: ROI’s, trainingscentra (commerciële opleidingsorganisaties) Uitvoeringsniveau

Wat: uitvoeren van opleidingstrajecten bekwaam worden, blijven en oefenen

Hoe: werkplekken, instructie en training Actoren: deelnemers, opleiders, werkplek begeleiders

Stelsel van kennisontwikkeling (vakbekwaam blijven en ontwikkelen)

In een breder perspectief van kennisontwikkeling en –circulatie binnen de brandweer is het aantal partijen en activiteiten vele malen groter. Het volgende plaatje illustreert dat:

1 Met de Wet op de Veiligheidsregio’s is de regionalisering van de brandweer binnen 25 Veiligheidsregio’s een bestuurlijk feit. In de praktijk is er sprake van een aanloop, waarin nog niet alle brandweerkorpsen zijn geregionaliseerd en/of deel uitmaken van een Veiligheidsregio.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 14

In iedere ‘çel’ is sprake van kwaliteitsfactoren, waarop al dan niet gestuurd wordt en kwaliteitszorg of borging plaatsvindt. De optelsom van alle functionaliteiten, taken en verantwoordelijkheden en

de daarvan afgeleide werkprocessen in dit complex bepaalt de kwaliteit van het totaal.

Lacunes in het stelsel

De Brandweeronderwijsraad heeft aan de hand van een tiental aspecten geanalyseerd of daarbij in

voldoende mate voorzien is in functionaliteiten, taken en verantwoordelijkheden. Het resultaat daarvan is vastgelegd in een werkdocument2. Dat levert het volgende beeld op:

1. Scholingsbehoefte wel belegd 2. Kwalificatiedossiers niet belegd

3. Kwaliteitsinstrumenten wel belegd

4. Les- en leerstof deels belegd

5. Vakbekwaamheidsbehoefte wel belegd (zonder normering of borging, in advies BOR)) 6. Uitvoering wel belegd

7. Examinering wel belegd 8. Certificering en accreditatie niet belegd (in advisering BOR)

9. Monitoring en evaluatie niet belegd (idem)

10. Toezicht niet belegd (idem)

3.3 Kwaliteitsaspecten in beeld

In de aanloop naar het advies is een verkenning uitgevoerd naar alle aanwezige en niet aanwezige

aspecten van kwaliteitsborging in het geheel van het brandweeronderwijs, afgezet tegen andere

onderwijs- of opleidingsstelsels.

2 Overzicht: functionaliteiten, verantwoordelijkheden en taken in het brandweeronderwijs (definitieve’ versie, 110407)

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 15

De verkenning heeft plaats gevonden in andere onderwijsstelsels (Politieonderwijs, GHOR-

Academie, bij mbo, hbo, het niet-bekostigde onderwijs en het EQAVET raamwerk van de EU). De verkenning leverde de volgende bevindingen op.

Een overall conclusie is dat kwaliteitsborging in het brandweeronderwijs in de kinderschoenen

staat, in vergelijking met andere organisaties zoals de Politieacademie, het mbo en hbo onderwijs.

Kwaliteit van het stelsel Het brandweeronderwijs verschilt van de andere organisaties, in de zin dat niet alle

brandweeropleidingen in één samenhangend organisatorisch of wettelijk verband zijn geplaatst,

waardoor er eigenlijk niet kan worden gesproken van een stelsel. Het grote aantal afzonderlijke (soms heel kleine) opleidingsorganisaties bemoeilijkt daarbij het

structureel bewaken van de kwaliteit.

Toezicht op kwaliteit De inventarisatie laat zien dat het in de meeste onderwijssectoren gebruikelijk is dat er drie typen

toezicht in combinatie worden gehanteerd: extern toezicht, intern toezicht en zelfmonitoring. Bij het brandweeronderwijs ligt het accent op zelfmonitoring.

Verbetercyclus

De PDCA biedt het fundament voor tal van benaderingen van kwaliteitsborging; of het nu om certificering, keurmerken of accreditaties gaat. Bij het brandweeronderwijs wordt de PDCA al

gehanteerd bij zelfmonitoring en in het externe toezicht op examinering.

Standaarden en normeringen

Het hanteren van duidelijke standaarden en normen ten behoeve van een systematische

kwaliteitsborging is gebruikelijk bij de meeste organisaties en sectoren die betrokken waren in de verkenning.

Bij het brandweeronderwijs bestaat ervaring met het hanteren van standaarden in de vorm van de kwalificatiedossiers, die een basis vormen voor de uitwerking van examens, les- en leerstof en

opleidingsinhouden. Geconstateerd wordt dat deze uitwerkingen procesmatig niet worden

ondersteund door een vorm van kwaliteitsborging. Het proces wordt ook niet ondersteund door een

structurele vorm van onderhoud van de kwalificatiestructuur; de standaarden worden dus niet onderhouden.

Kwaliteit van opleidingen

Opleidingen van de Politieacademie, de GHOR-academie, en in mbo en hbo staan, in tegenstelling

tot het brandweeronderwijs, onder een vorm van (extern) toezicht. Bij dit externe toezicht wordt

gewerkt met toezichtkaders en periodieke toetsing van het wat en het hoe in het onderwijsbeleid en de uitvoering er van (periodiek inspectieonderzoek of een accreditatieprocedure). De niet-

officiersopleidingen van het brandweeronderwijs kennen geen enkele vorm van systematisch toezicht op kwaliteitscontrole. De officiersopleidingen kennen in het NIFV een vorm zelfevaluatie en

worden geaccrediteerd.

Kwaliteit van de examens Kwaliteitsborging in de examinering is gebruikelijk bij de verwante organisaties en in andere

onderwijssectoren. Dat heeft daarbij een eigen plaats naast de kwaliteitsborging van opleidingen. Ook bij het brandweeronderwijs wordt bij de examinering een systematische vorm van

kwaliteitsborging gehanteerd. Er is daarbij sprake van extern toezicht en zelfmonitoring.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 16

Kwaliteit van opleiders

Het is gebruikelijk bij verwante organisaties en andere onderwijssectoren dat eisen gesteld worden aan de kwaliteit van opleiders (in termen van bevoegdheidsregelingen en professionaliserings-

beleid). Bovendien is er in het mbo en hbo sprake van een cyclisch kwaliteitszorgproces om de

kwaliteit van opleiders te volgen en op peil te houden. Dit is bij mbo- en hbo-instellingen ingebed

in het HRM-beleid. In het brandweeronderwijs zijn er op stelselniveau geen standaard eisen aan opleiders. Wel wordt

bevorderd dat opleiders een didactische aantekening verwerven. Aan examinatoren worden op landelijk niveau wel eisen gesteld.

Kwaliteit van de leeromgeving Er is summiere informatie gevonden over de kwaliteitsborging van leeromgevingen bij verwante

organisaties en bij andere onderwijssectoren. In het middelbaar beroepsonderwijs wordt voorzien

in een genormeerd systeem van erkende opleidingsbedrijven, als voorwaarde om stagiairs op te

leiden. Bij het brandweeronderwijs is niet voorzien in zo’n systeem. Wel ziet de arbeidsinspectie toe op de

leeromgeving in trainingscentra en is een keurmerk voor deze centra in ontwikkeling.

Kwaliteit van de organisatie

De verkenning laat zien dat in andere onderwijssectoren vormen van kwaliteitszorg van de interne

organisatie gebruikelijk is. Het brandweeronderwijs kent dit niet; noch bij de landelijke instellingen, noch bij de decentrale opleidingsinstituten. Een uitzondering hierop is de Nbbe, die wel een

kwaliteitszorgsysteem inzet voor de eigen interne organisatie.

Organisatie en onderwerpen van kwaliteitszorg en -borging

Organisatie van de kwaliteitszorg en –borging is bedoeld om te garanderen dat (kwaliteits)doelen

gehaald worden en (kwaliteits)procedures gevolgd worden. Bij de andere onderwijssectoren is het gebruikelijk om ter ondersteuning van het management en uitvoerende opleiders, de organisatie te

beleggen bij daartoe aangewezen medewerkers of bij een kwaliteitsafdeling. Bij het brandweeronderwijs is dit niet geregeld, met uitzondering van de Nbbe. Deze organisatie

bewaakt expliciet de kwaliteit op het niveau van de examenproducten.

De feitelijke inhoud en reikwijdte van kwaliteitsonderzoek wordt in de diverse sectoren jaarlijks beschreven in toezichts- en waarderingskaders. Deze kaders zijn bepalend voor de wijze waarop de

instellingen hun kwaliteitszorg en borging inrichten.

In het beroepsonderwijs is tenslotte relevant dat de kwaliteit van het onderwijs en het toezicht

daarop op meerdere aspecten betrekking heeft:

Kwaliteit van het onderwijs zelf (gericht op de ontwikkeling van het ‘pedagogisch didactisch klimaat’ en de prestaties sec);

Kwaliteit van de inhouden (gericht op een optimale relatie tussen praktische vakinhouden en de inhoud van de opleidingen, waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van ‘paritaire

commissies’);

Kwaliteit van de producten (gericht op onder andere de kwaliteit van examens, de

genormeerde aantallen lesuren).

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 17

3.4 Witte vlekken in beeld

In de verkenning, die in opdracht van de Brandweeronderwijsraad door CINOP is uitgevoerd, is

onderzocht welke kwaliteitsaspecten in het brandweeronderwijs wel onderwerp vormen van

kwaliteitsonderzoek (‘plus’), en welke vanuit de vergelijking met andere stelsels worden gemist

(‘witte vlek’). Dat leverde het volgende overzicht op: Pluspunten Witte vlekken Visie en doelen

Er zijn visies en ideeën over kwaliteitsborging op stelselniveau aanwezig bij de verschillende centrale organisaties. Reeds aanwezige elementen van een visie op stelselniveau: • Verbeteren en leren (BA, NVBR, Nbbe). • Verantwoorden (Nbbe). • Keten benadering (Nbbe). • Transparantie en betrouwbaarheid

(Nbbe).

• Gezamenlijke visie op kwaliteit van het stelsel en een organisatie die daar de drager van is.

Visie op stelselniveau op: • Kwaliteitsborging in samenhang van

vakbekwaam worden en blijven brandweerpersoneel.

• Transparantie. • Samenhang met interne projecten (zoals

Cicero). • Opbouw KWZ ‘van boven naar beneden’. Decentraal: Ontbreken van een gezamenlijke visie op KWZ (bij de regionale organisaties).

Type Toezicht

• Ad-hoc zelfmonitoring (NVBR, BA,

regio’s). • Vormen van intern toezicht (Nbbe.

inspecteurs). • Extern toezicht op examinering (IOOV).

• Gestructureerde zelfmonitoring (centraal en

decentraal). • Intern toezicht (centraal en decentraal). • Extern toezicht (borging kwaliteit onderwijs;

examinering; organisatie; financieel. Centraal en decentraal).

PDCA Bij zelfmonitoring wordt de PDCA cyclus organisch en systematisch ingezet (bij BA, NVBR, Nbbe, in mindere mate de regio).

systematische inzet van de PDCA cyclus bij: • Intern toezicht. • Extern toezicht.

Standaarden en normen

(extern vastgelegd) • functiebeschrijvingen • kwalificatiedossiers • brandweer doctrines; andere wettelijke

kaders, zoals Arbo. (intern vastgelegd) • Examinering Nbbe. • bevoegdheidseisen aan docenten (BA). Decentraal: Verschillende rollen (hoofd opleidingen, docent en examinator) belegd bij verschillende personen.

(extern vastgelegd) • Vaste cyclus voor onderhoud van KD’s. • Europese kaders kwalificatieprofiel NLQF. • Europese kaders KWZ Eqave. • Wettelijke kaders en brandweerdoctrines. (intern vastgelegd) • Landelijke eisen of formele

bevoegdheidsregelingen aan alle opleiders, docenten, decanen, instructeurs, trainers enzovoort.

Decentraal: Bij ROI’s worden de verschillende rollen soms belegd bij dezelfde personen.

Kwaliteit opleidingen

• Cyclische zelfmonitoring bij implementatie opleidingsplannen en opleidingsmateriaal (0 meting en 1 meting). (NVBR).

• Cyclische zelfmonitoring alle opleidingen Brandweeracademie.

• accreditatie en kwaliteitscyclus opleidingen • handreiking en naleving studiebelasting • kwaliteitscyclus leidraad oefenen Decentraal: Bij de implementatie van de nieuwe materialen ontbreekt een monitoring van het HOE van de opleidingen.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 18

Kwaliteit examinering

• Intern toezicht cyclus uitvoering examens (Nbbe).

• Intern toezicht cyclus ontwikkeling examens (Nbbe).

• Kwaliteitseisen aan examinatoren • Extern toezicht IOOV.

• certificering examinatoren en controle hierop.

Kwaliteit opleiders

• bevordering mogelijkheid tot het behalen van pedagogisch didactische aantekening instructeurs.

• Mogelijkheid opleiding docenten.

• landelijke bevoegdheidseisen aan alle opleiders.

• certificeren en registreren opleiders. Decentraal: genormeerde prestaties van opleiders

Kwaliteit opleidings-instituten, trainingscentra, examen- locaties, werkplekken

Keurmerk leercontext: • Examenlocaties (Nbbe ; ISO 17024). • Keurmerk trainingscentra (in

ontwikkeling) ROI’s, Nbbe; BA.

Keurmerk leercontext: • Normering en erkenning

Opleidingsinstituten (ROI’s). • Normering en erkenning werkplekken als

leerplek.

• Meten en monitoren effectiviteit leercontext bij ROI’s, trainingscentra en werkplekken.

KWZ interne organisatie

• Bedrijfsprocessen: Nbbe (ISO 9001). • Veiligheid trainingscentra

(arbeidsinspectie).

• Bedrijfsprocessen en KWZ-personeelsbeleid bij NVBR, BA, ROI’s, trainingscentra.

• KWZ Management en sturing bij NVBR, BA, ROI’s, trainingscentra.

Organisatie van de KWZ

• Organisatie van kwaliteitszorg in de keten. • Toezichtkader (intern en extern toezicht). • Sturing vanuit de lijn op KWZ (centraal en

in de regio). • Bureau KWZ en KWZ-medewerker (centraal

en in de regio). • registratiesysteem om

kwaliteitsinstrumenten, metingen en dergelijke vast te leggen, te beheren, te onderhouden en er over de communiceren.

• Samenhangend kwaliteitskader officiersopleidingen en ‘lagere’ opleidingen.

• Samenhang met andere projecten (zoals Cicero).

Gevisualiseerd en samengevat levert deze analyse het volgende plaatje op (zie ook bijlage 5):

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 19

4 VISIE, KADER EN MODEL

De Brandweeronderwijsraad is van mening dat kwaliteitsborging in het brandweeronderwijs een effectief middel

dient te zijn om de ontwikkeling van ‘goed, naar beter, naar best’ in het brandweeronderwijs zo goed mogelijk

te ondersteunen. Dwingende standaarden, normen en procesprocedures zijn alleen functioneel in de

ontwikkeling van de kwaliteit van het totale stelsel als er aan de juiste knoppen wordt gedraaid tot deze de

juiste stand hebben bereikt. In dit hoofdstuk wordt deze visie verder uitgewerkt, resulterend in een kader en

model en een gedetailleerde toelichting op de wijze waarop het model geëffectueerd kan worden.

4.1 Witte vlekken in de juiste context

Knel- en drukpunten in de stelselsturing De Brandweeronderwijsraad is van mening dat volledige uitwerking van een systeem voor

kwaliteitszorg en –borging, zoals dat in andere sectoren gebruikelijk is, een te grote en onwenselijke stap zou zijn. De specifieke context van de brandweer (lokale organisaties in een

proces van schaalvergroting en regionalisering), de gegroeide situaties in het brandweeronderwijs

(van ranggericht naar functiegericht) en vooral de cultuur van de brandweer (met dominante

kenmerken van de vrijwilligersorganisatie) staan nu nog een volledig uitgewerkt kwaliteitssysteem in de weg.

Het grootste afbreukrisico is dat er daarmee knellende kaders worden aangebracht in een systeem dat van nature flexibel en kleinschalig georganiseerd is. Daarmee zouden initiatieven die vanuit de

basis ontstaan om dingen beter te doen eerder worden gefrustreerd dan bevorderd.

Daarbij zijn nuances ten opzichte van gedetailleerde kwaliteitszorg en -borging op zijn plaats. De systemen zoals deze aangetroffen worden in andere onderwijssectoren vormen geenszins een

garantie dat de kwaliteit van het primaire leerproces optimaal is.

Zelfs als de brandweer bestand zou zijn tegen een volledige invulling van alle gevonden witte

vlekken is het de vraag of daarmee de werkelijke knelpunten in het brandweeronderwijs zouden

worden opgelost. Deze hebben immers niet allemaal betrekking op zaken die via genormeerde kwaliteits of een sluitend kwaliteitssysteem te verbeteren zijn.

De Raad heeft de volgende lacunes in het brandweeronderwijsstelsel geïdentificeerd.

Onderhoud van kwalificaties en bijhouden van kwalificatiedossiers is niet belegd.

Een geaccepteerd model voor blijvende vakbekwaamheid moet worden ontwikkeld. Regie op en uitvoering van de ontwikkeling van les- en leerstof voor lagere functies is

nodig.

Docenten en instructeurs dienen te worden gecertificeerd en geregistreerd.

Regie op en uitvoering van accreditatie van opleidingsaanbieders/instituten moet worden ingericht.

Monitoring en evaluatie van inhoudelijke en methodisch/didactische processen voor vakbekwaamheid moeten worden ingericht.

Toezicht op het stelsel moet worden afgesproken, met name ten aanzien van de invulling

van rollen en verantwoordelijkheden en inzet van een kwaliteitssysteem.

Afspraken over het onderhoud van het stelsel als geheel moeten worden gemaakt.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 20

In het strategisch samenwerkingsplan, dat in maart 2011 is vastgesteld, hebben de RRC en de

Brandweeracademie van het NIFV een aantal strategische samenwerkingsdoelen geformuleerd die vanaf 2012 worden uitgewerkt.

Doel is om samen meer regie op en samenhang op brandweeronderwijs te organiseren met de

onderstaande visie als uitganspunt: Eén Brandweer Nederland in verscheidenheid (als een ‘huis met 25 kamers’·); ) versterking van ‘research en development’ voor de rode kolom; versterking van het continue proces van kenniscirculatie en vereenvoudiging van de

onderwijsinfrastructuur;

een brandweerveld dat steeds meer verantwoordelijkheid neemt voor kennis- en vakontwikkeling in een klimaat van kennisintensivering;

de Brandweeracademie als het kennis- en opleidingsinstituut voor de brandweer, de

centrale ingang voor kenniscirculatie en vakontwikkeling met een initiërende,

katalyserende en bindende rol; een RRC in een sturende positie –op zowel het wat als het hoe– om de collectieve ambitie

te kunnen realiseren.

In dat perspectief zijn zes strategische doelen benoemd, die de komende 5 jaar helpen de

kenniscirkel goed te laten draaien en goed draaiende houden.

(Bron: Versterkingsplan Brandweeronderwijs, conceptversie 2, november 2011)

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 21

In het voorjaar van 2011 is op basis van beslisdocumenten door de Programmaraad

Brandweerzorg en de RRC instemming gegeven aan de implementatie van deze zes strategische doelen.3

Vanuit de analyse dat er op stelselniveau een aantal essentiële functies, taken en

verantwoordelijkheden in het brandweeronderwijs niet of onduidelijk zijn belegd heeft de Brandweeronderwijsraad aangedrongen op een aanpak daarvan. Dit wordt begin 2012 via het

‘Versterkingsplan Brandweeronderwijs’, dat op initiatief van de Minister van V&J met alle, bij het brandweeronderwijs betrokken partijen wordt opgesteld, naar verwachting gerealiseerd. Wat de

Minister vooral beoogt met dit Versterkingsplan is een ‘resultaatgerichte, integrale aanpak, waarbij

geen sprake is van vrijblijvendheid’. Onderdeel van het plan is de opzet van een integraal systeem voor kwaliteitsborging, waarbij de eerdere overwegingen van de Brandweeronderwijsraad, als

verwoord in het preadvies kwaliteitsborging, als uitgangspunt worden genomen.

De Brandweeronderwijsraad gaat er van uit dat het Versterkingsplan daadwerkelijk leidt tot een structuur voor het brandweeronderwijs waarmee er gesproken kan worden van een samenhangend

stelsel, waarop regie kan worden gevoerd. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor de introductie en verdere vulling van een systeem van kwaliteitsborging, waarmee op de juiste wijze

op de juiste knoppen gedrukt wordt.

Inzet Brandweeronderwijsraad: functionele knoppen en toezicht De Brandweeronderwijsraad gaat er van uit dat de primaire inzet van kwaliteitsborging gericht is

op (interne) verbetering van het brandweeronderwijs, passend bij de inzet voor de verdere professionalisering van de brandweer zoals dat door de beroepsgroep en zijn vereniging, de NVBR,

wordt nagestreefd.

Tegelijk constateert de Raad dat er een belangrijke maatschappelijke druk bestaat, die een goed functionerend stelsel van ‘vakbekwaam worden’ en ‘vakbekwaam blijven’ verondersteld.

Onderzoeken van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid laten zien dat het lerend vermogen van de brandweer soms te kort schiet en dat het

onderwijs een aantal zwakke punten kent, waaronder versnippering. Het stelsel van

brandweeronderwijs vervult in deze een cruciale taak. Een gedegen verantwoording hoort daarbij;

zowel op het niveau van de bestuurlijk verantwoordelijke voor het korps, de Veiligheidsregio, als op het collectieve niveau van Veiligheidsberaad en VNG.

4.2 Handen aan de juiste knoppen

Vakbekwaam worden en blijven is het uitgangspunt van het Besluit personeel veiligheidsregio’s. Medewerkers van de brandweer worden opgeleid, geëxamineerd, geoefend, getraind en

bijgeschoold voor de functies en taken die zij daadwerkelijk uitoefenen. De praktijk, met de benodigde vaardigheden van medewerkers, is dus het uitgangspunt. Het gaat niet langer alleen om

vakbekwaam worden (opleiden en examineren), maar ook om vakbekwaam blijven (oefenen,

trainen en bijscholen). Het nieuwe brandweeronderwijs is functiegericht en activerend4.

3 NVBR-Brandweeracademie, Strategisch plan voor samenwerking, 24 februari 2011, versie 4.0 en NVBR-BA,

Beslisdocumenten voor strategisch plan voor samenwerking, 28 maart 2011 versie 4.0. Meningsvormig in de Programmaraad Brandweerzorg in januari 2011, RRC Themasessie in februari 2011 en besluit in RRC op 15 april 2011.

4 VNG en NVBR, Toolbox vakbekwaam worden en blijven, 2010

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 22

De essentie ervan is:

afwisseling van theorie en praktijk tijdens het leren; toepassing van theorie in de werkelijke en de gesimuleerde praktijk;

een koppeling van werken en leren om taken in een realistische context te leren;

precies die kennis en vaardigheden worden overgedragen waarmee de deelnemer een

goede start kan maken in zijn toekomstige functie bij de brandweer; meer hoeft niet, minder mag niet.

Om een leven lang leren proces, kennis en expertise op hoog peil te brengen en te houden is het

samenspel van alle partijen in het veld belangrijk. Samen kan innovatie, kwaliteit en

professionalisering van hulpverleningsorganisaties en hulpverleners in de fysieke veiligheid gestimuleerd worden, met ieders eigen bijdrage hierin. De expertise en ervaringen in de praktijk

zijn uitgangspunt voor het actueel houden van kennis en vaardigheden, hetgeen in een leven lang

leren cyclus vorm krijgt. Brandweeronderwijs gaat zogezegd om het stimuleren van uitwisseling,

het bieden van een klimaat waarin kennis en vaardigheden worden vergroot, met zowel lokale, regionale, nationale als internationale inzichten en ervaringen om vakbekwaam te worden en te

blijven.5

Een passend model voor kwaliteitsborging is in deze context functioneel, als de juiste drukpunten

benoemd en bijgehouden worden. De Brandweeronderwijsraad is van mening dat het dan gaat om

minimaal de volgende aspecten: (knop 1) Structureel beleggen van het ‘onderhoud’ van de kwalificatiestructuur;

(knop 2) Ontwikkelen van normen (‘professionaliseringsstandaarden’) voor het vakbekwaam blijven voor de repressieve functies.

(knop 3) Normeren en bewaken van de kwaliteit van opleiders;

(knop 4) Normeren en bewaken van de kwaliteit van instituten;

(knop 5) Vorm van intern toezicht.

4.3 Knoppen in de juiste stand

Knop 1: onderhoud kwalificatiestructuur

Dit aspect is benoemd en zal in de vorming van het IFV een specifieke plek krijgen. De Brandweeronderwijsraad bepleit dat deze functie prominent zichtbaar en merkbaar zal zijn, en dat

er een helder cyclisch proces wordt toegepast. Het onderhoud dient in een bepaalde frequentie plaatst te vinden en is de basis voor:

Aanpassingen in functie-eisen en kwalificatiedossiers;

Aanpassingen in de kwaliteitsinstrumenten;

Aanpassingen in het opleiden en oefenen; Bepalingen voor verplichte bijscholing.

Knop 2: normering vakbekwaamheid

Dit aspect is uitgewerkt in het advies van de Brandweeronderwijs inzake ‘vakbekwaam blijven’,

waarin een landelijk kader en model worden geïntroduceerd6. De binnen dat model ontwikkelde en

te ontwikkelen standaarden komen in het kader van kwaliteitsborging binnen het hier voorgestelde model voor kwaliteitsborging te vallen.

5 Versterkingsplan Brandweer i.o., versie november 2011 en IFV i.o, Ontwerp Inrichtingsplan IFV/Kenniscluster Totaalbeeld d.d. 14 mei 2011. 6 ‘De goede dingen; advies inzake de bepaling en aanpak van ‘vakbekwaam blijven’ bij de brandweer. Advies van de Brandweeronderwijsraad aan VNG en Veiligheidsberaad, december 2011.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 23

Knop 3 en 4: normering kwaliteit opleiders en instituten Deze aspecten maken onderdeel uit van dit advies. Om tot een normering en standaarden te

komen is de Brandweeronderwijsraad initiatiefnemer geweest van een A+O-fonds-project, dat in

het voorjaar van 2011 is gestart. Het project betreft onderzoek naar, vaststelling van en

implementatie van een set van normen en standaarden ten behoeve van het brandweeronderwijs, zowel met betrekking tot het vakbekwaam worden als tot het vakbekwaam blijven.

In het projectplan staat de inzet en beoogde meerwaarde als volgt omschreven:

‘Deze set van normen en standaarden zal zorgen voor een grotere eenduidigheid en controleerbare kwaliteit

van het stelsel voor vakbekwaam worden en vakbekwaam blijven. Daarmee zal het stelsel beter benut kunnen

worden als instrument voor het loopbaanbeleid van het (vrijwillige en beroeps)personeel:

Standaarden voor Vakbekwaam blijven zorgen er voor dat een gelijk niveau bereikt wordt met

betrekking tot processen en procedures, minimale inhouden van bijscholing en minimale eisen die

gesteld mogen worden aan de korpsen als ‘leerbedrijf’. Daardoor wordt de (intra- en intersectorale)

mobiliteit van het brandweerpersoneel verbeterd.

Normering van de kwaliteit van opleiders en van de kwaliteit van instituten draagt bij aan de wijze

waarop brandweermensen worden opgeleid en bijgeschoold, hetgeen direct van invloed is op het

niveau van kennis- en kunde (en daarmee de professionaliteit en veiligheid) van brandweerlieden en

op het civiel effect van de opleidings- en bijscholingsinspanningen van de korpsen;

Door het stellen van normen en criteria aan het brandweeronderwijs krijgen medewerkers een duidelijker

ontwikkelings- en kwalificatieprofiel. Daarmee zullen brandweerlieden zowel voor de ontwikkeling van de

loopbaan binnen de brandweer, als voor de ontwikkeling van een (nieuwe) loopbaan buiten de brandweer zich

kunnen positioneren op de in- en externe arbeidsmarkt.’

Het project is vervolgens ‘aangehaakt’ bij een lopend initiatief van NIFV, Nbbe en zes

opleidingsinstituten om een waarderingskader te ontwikkelen:

‘Het project Kwaliteit Aanbieders Brandweeropleidingen (PKAB) beoogt bij te dragen aan de verbetering en

borging van de kwaliteit van het brandweeronderwijs door zich te richten op de kwaliteit van de aanbieders van

brandweeropleidingen (instituten) ten behoeve van de deelnemer. In het traject om dit doel te bereiken werden

twee fases onderscheiden: Fase 1: het ontwikkelen van kwaliteitscriteria, een waarderingskader en een advies

voor implementatie en Fase 2: de implementatie van het gebruik van de in fase 1 ontwikkelde documenten en

systeemaspecten zoals audits, accreditatie en certificering’. Het waarderingskader is een instrument waarmee

de kwaliteit van de aanbieders van brandweeronderwijs kan worden ‘gewaardeerd’. Het kader bevat 6

onderwerpen. Ieder onderwerp is opgedeeld in subonderwerpen, Kritieke succesfactoren en Kritieke Prestatie-

indicatoren. Het kader bevat nu alleen nog het WAT (de norm voor de aanbieders). De projectgroep PKAB zal

vanaf half november een uitwerking maken van de manier waarop het waarderingskader kan worden toegepast

als instrument om de kwaliteit van de aanbieders te bevorderen en borgen’ (toelichting waarderingskader,

november 2011).

In gezamenlijkheid hebben beide projectactiviteiten geresulteerd in een Waarderingskader Kwaliteit

Aanbieders Brandweeropleidingen (KAB, versie 1.0). Dit Waarderingskader is opgenomen als

bijlage 1 en bevat succesfactoren en prestatie-indicatoren op de onderwerpen:

Kwaliteitszorg; Leeromgeving;

Personeel; Voorzieningen;

Administratie;

Communicatie.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 24

Het waarderingskader voorziet in de invulling van een set van normen en standaarden, waaraan de kwaliteit van aanbiedende opleidingsorganisaties en hun personeel kan worden afgemeten, kan

worden vergeleken en kan worden verantwoord.

Het waarderingskader is onderdeel van het groeimodel en dus nog in ontwikkeling. Om richting te

geven aan de verdere ontwikkeling is het resultaat kritisch bekeken in het licht van dit advies. Deze reflectie is opgenomen als bijlage 3.

Knop 5: intern toezicht

De brandweer kent al een externe toezichthoudende instantie, de inspectie VenJ. Een structurele

externe blik op het brandweeronderwijs is er echter niet en beperkt zich nu nog tot examinering. Om het proces van verdere professionalisering te bevorderen en goed te kunnen monitoren gaat de

Raad er van uit dat vormen van intern toezicht aanwezig zouden moeten zijn. Deze vormt tevens

de basis voor een, in samenwerking met Inspectie VenJ op te stellen toezichtkader

brandweeronderwijs.

4.4 Opleiders in de juiste modus

Opleiders

Kwaliteit van opleiden kan niet toenemen zonder een bepaalde aanwezige kwaliteit van de opleiders. Niet voor niets eisen opleidingsinstituten uit het reguliere (middelbare) beroepsonderwijs

dat er daartoe opgeleide leermeesters op de werkvloer zijn die de leerlingen begeleiden en in de praktijk opleiden. Daarnaast zijn er veel voorbeelden van branches die registers voeren voor

vakbekwaam blijven en eisen stellen aan de scholingsactiviteiten en opleiders die zich bezig

houden met vakbekwaam blijven. Motto daarbij: “wanneer men eisen stelt aan de

beroepsuitoefenaar en eist dat men tijd besteedt aan scholing om deze kwaliteit op peil te houden, dan is het niet meer dan logisch dat er ook kwaliteitseisen worden gesteld aan deze opleiders.” Het

Waarderingskader schrijft voor dat docenten en instructeurs tenminste op pedagogisch-didactische en vakinhoudelijke kwaliteiten wordt gecheckt. Een ‘stip op de horizon’ is wat betreft de

Brandweeronderwijsraad een vorm van persoonsgebonden certificering (‘licence to teach’ en/of

‘licence to instruct’).

In aanvulling hierop zal daarbij goed gebruikt gemaakt kunnen worden van het initiatief vanuit de

RRC om vanuit de brandweergeledingen vakspecialisten te selecteren, waar nodig bij te scholen en vrij te stellen voor landelijke inzet.

Opleidingsorganisaties

Naast de opleiders heeft ook de opleidende organisatie een belangrijke verantwoordelijkheid. In het middelbaar beroepsonderwijs bestaat sinds jaar en dag een stelsel van eisen aan organisaties

die stagiairs opleiden (Beroeps Opleidende Leerweg) en/of medewerkers hebben die een opleiding volgen in het kader van een beroepsbegeleidende leerweg. Deze organisaties dienen ingeschreven

te staan in een register van erkende leerbedrijven en worden als zodanig (op basis van

erkenningsreglementen) geaccrediteerd door de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

Deze regeling in het mbo beoogt de opleidingsomstandigheden optimaal te maken en te houden voor de leerlingen.

In het waarderingskader is nog niet voorzien in een vorm van accreditatie van korpsen als

leeromgeving, anders dat er richtlijnen zijn opgenomen ten behoeve van de opleidingsinstituten

om het leren op de werkplek zo goed mogelijk te volgen en te begeleiden.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 25

De Brandweeronderwijsraad is van mening dat met zo’n vorm van accreditatie geëxperimenteerd zou moeten worden. Dit kan worden ingezet op het kleinste niveau van de organisatie (het lokale

korps). De overweging daarbij is dat veel vormen van leren en ontwikkelen in de (oefen)praktijk

plaatsvinden, relatief ver van de opleidingsverantwoordelijke organisatie. Dat pleit om, zoals dat in

het reguliere bedrijfsleven gebruikelijk is, een set van eisen toe te passen.

Een basis daarvoor wordt gevormd door: Voorbeelden van reglementen voor de erkenning van leerbedrijven;

Proces-aanwijzingen zoals beschreven in het zogenoemde BPV-protocol

(beroepspraktijkvorming), dat in het beroepsonderwijs wordt gebruikt om het samenspel van opleidingsinstituten en bedrijven in het belang van het leerproces zo goed mogelijk te

organiseren;

Het referentiekader ‘werkend leren’ dat binnen de politie is ontwikkeld.

4.5 Ogen vanuit de juiste richting

De Brandweeronderwijsraad bepleit aan de hand van de hiervoor omschreven ‘knoppen’ en de

daarbij aangeleverde kaders, een model voor kwaliteitsborging in te voeren, en daarop centrale

regie te voeren.

Het model functioneert als een groeimodel, waarbinnen: De voornaamste knelpunten in het brandweeronderwijs kunnen worden opgelost;

Kwaliteit aan de hand van passende kritieke normen wordt beschreven en geborgd;

De omvang en reikwijdte van de borging meegroeit met de ontwikkeling van, door de

brandweer zelf gestelde normen en standaarden; Op cruciale punten de kwaliteit wordt bewaakt van het stelsel van vakbekwaam worden én

vakbekwaam blijven; Waarmee een concrete bijdrage wordt geleverd aan de invulling van het ambitiekader dat voor

het brandweeronderwijs gehanteerd wordt;

En waarmee een concrete bijdrage geleverd wordt aan de strategische doelen zoals die in het

brandweerveld zijn vastgesteld.

Het interne toezicht is daarbij bedoeld als een functionaliteit van, door en voor de brandweer, waarmee:

Het proces van goed, beter, best wordt gemonitord (als in: gemeten en beoordeeld);

Ondersteuning en advies kan worden verleend aan de regio’s (als in: spiegelen en helpen);

Een periodiek landelijk beeld kan worden opgesteld en gedeeld om de ontwikkeling te bevorderen (als in: duwen met enige dwang, helpen van elkaar met elkaar);

Analyse van alle informatie en ervaringen in het reguliere onderwijs leiden tot de onderstaande

uitgangspunten voor het toezicht op de onderwijskwaliteit bij de aanbieders:

a. Het toezicht moet de kwaliteit van het onderwijs borgen en tegelijkertijd de autonomie van

de onderwijsaanbieders zo min mogelijk aantasten. Het kader mag niet ‘knellen’: de opvattingen over kwaliteit die onderwijsaanbieders in het kader van hun eigen

kwaliteitsbeleid formuleren, dienen als input. b. Voor het beoordelen van de kwaliteit moet het toezicht betrouwbaar, uitvoerbaar en

transparant zijn.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 26

c. Voor het bevorderen van de kwaliteit van de afzonderlijke instituten moet het toezicht zo

ingericht zijn dat opleidingsaanbieders gestimuleerd worden om zelf (meer) verantwoording te nemen voor kwaliteitsontwikkeling en –borging.

Het toezicht moet zo zijn ingericht dat zowel positieve als minder positieve constateringen

ten aanzien van de kwaliteit naar voren komen.

d. Toezicht zou proportioneel moeten zijn (in navolging van lessons learned in MBO en HBO). Dat wil zeggen dat de ‘zwaarte’ van het toezicht bij de onderwijsaanbieder afneemt

naarmate de aanbieder meer aan kwaliteitszorg doet en betere kwaliteit levert. e. Het toezicht valt rechtstreeks onder het brandweermanagement en vindt plaats binnen de

kaders van Cicero, zodat uitvoering en toezicht van alle processen binnen dezelfde

structuren worden vormgegeven.

Een aansluiting kan plaatsvinden richting extern toezicht op basis van door de branche zelf

vastgestelde en nageleefde kwaliteitskaders. Hoe meer en hoe beter dit gebeurt en hoe meer

transparant en betrouwbaar het systeem is, hoe kleiner zal de belastbaarheid zijn vanuit het externe toezicht.

De INSPECTIE VENJ hanteert op basis van de wettelijke regelingen in het politieonderwijs een

toezichtkader, dat onder andere is afgeleid van het toezichtkader bve, dat jaarlijks door de

Inspectie van het Onderwijs wordt vastgesteld. Kort samengevat kijkt de INSPECTIE VENJ naar de

aspecten: Kwaliteitszorg;

Onderwijs (inhoud, leerproces en begeleiding); De aansluiting op de beroepspraktijk en het werkend leren in het korps;

Examinering;

Selectie, voorlichting en rendement.

Met de INSPECTIE VENJ is afgesproken dat er over de ontwikkeling van het toezichtkader

brandweeronderwijs overlegd zal worden, en andere afstemming zal plaatsvinden over het systeem van kwaliteitsborging zoals dat door de Brandweeronderwijsraad wordt voorgesteld.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 27

4.6 Kader in de juiste verhoudingen

De verkenningen naar vakbekwaamheid in andere branches en sectoren geven richting aan welke elementen in een systeem van kwaliteitsborging idealiter terug dienen te komen. Onderstaand

figuur helpt om het hoofdkader weer te geven. Dit kader bestaat uit vier bouwstenen/elementen van en dient als fundament onder het systeem:

Ad. Standaarden (WAT):

De basis voor kwaliteitsmetingen en ontwikkeling van de kwaliteit. Het betreft de standaarden die de onderwerpen zoals die in het KAB zijn opgenomen concretiseren, en die, in het kader van

verdere kwaliteitsontwikkeling, in samenspraak en samenwerking met het veld, van

gespecificeerde normen voorzien kunnen worden.

a. Kwaliteit opleidingen b. Kwaliteit opleiders meten/beoordelen/inschatten van bekwaamheid (bv centrale

afspraak dat iedere werknemer oefeningen op maat krijgt (passend bij zijn bekwaamheidsniveau)

c. Registreren van de kwaliteit

Ad. Methodes, instrumenten en processen (HOE): De Brandweeronderwijsraad bepleit een landelijke invoering en facilitering van de PDCA-cyclus

binnen alle knoppen.

Ad. Functionarissen (WIE):

Rol en taakverdeling op stelselniveau en vereisten voor de regio.

Ad. Organisatie: de organisatie vormt de vierde bouwsteen die organisatorisch borgt dat de

hiervoor genoemde zaken volgens afspraak worden uitgevoerd. De Brandweeronderwijsraad ziet daartoe een centrale rol weggelegd bij een in te stellen intern toezichthouder.

1.Standaarden (WAT)

2. metho/instr/proc (HOE) 3. Functionarissen (WIE)

4. Organisatie

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 28

4.7 Model met de juiste onderdelen

Het door de Brandweeronderwijsraad voorgestelde model ziet er schematisch in simpele vorm uit

als een eenvoudig toetsenbord:

De achterliggende ‘programmatuur’ van dit toetsenbord bestaat uit:

Knop 1: een in te stellen en structurele functionaliteit in de vorm van een ‘programmacommissie’

met officiële taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Deze commissie, ondersteund vanuit

het te vormen IFV, borgt dat de vakinhoudelijke ontwikkeling in de brandweerfuncties periodiek tegen het licht gehouden wordt. De input daarvan wordt tenminste gevormd door:

Onderzoeksgegevens vanuit evaluaties van het functiehuis; Specifiek onderzoek naar beroeps- en functieprofielen;

Signalen uit het veld;

Inzichten vanuit wetenschappelijk onderzoek;

Leerpunten vanuit incidentenonderzoek.

Deze werkzaamheden sluiten aan bij het gehele proces van kenniscirculatie en –onderzoek. De beoogde commissie heeft als formele taak om na te gaan of en welke consequenties vanuit de

input getrokken dienen te worden, in termen van:

Noodzakelijke wijzigingen in de opstelling van kennis en kunde voor het vervullen van

specifieke brandweerfuncties (kwalificatieprofielen en –dossiers), die aan de Minister van V&J worden voorgelegd ter beoordeling van verandering in de functie-eisen;

Noodzakelijke aanpassingen in het aanbod van opleidingen t.b.v. het vakbekwaam worden (waar dit centraal geregeld kan worden);

Noodzakelijke aanwijzingen aan de regio’s in het aanbod van opleidingen t.b.v. het

vakbekwaam worden en vakbekwaam blijven (waar dit regionaal geregeld is);

Noodzakelijke programmering van (verplichte en aanbevolen) bijscholing.

Voor wat betreft de positionering en formalisering van deze functionaliteit verwijst de Brandweeronderwijsraad naar de voorstellen in het Versterkingsplan Brandweeronderwijs, dat

begin 2012 zal zijn opgesteld, en waartoe zij eerder aanbevelingen heeft gedaan.

Knop 1: Onderhoud Kwalificatie Structuur (‘worden’)

Knop 2: Professionele standaarden (‘blijven’)

Knop 3: Kwaliteit opleiders

Knop 4: Kwaliteit instituten

KNOP 5: INTERN TOEZICHT

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 29

Knop 2: implementatie en toepassing van het model ‘vakbekwaam blijven’, waarover de

Brandweeronderwijsraad separaat een advies heeft opgesteld.

Knop 3: toepassing en uitwerking van het opgeleverde KAB met betrekking tot de eisen die gesteld

worden aan de opleiders. Op korte termijn zal invoering hiervan (als ware het een nulmeting)

leiden tot empirische informatie over de actuele professionaliteit van de opleiders en de ontwikkeling er van. Op middellange termijn (2015) kan een bevoegdheidsregeling worden

opgesteld of kan een vorm van persoonsgebonden certificering worden ingevoerd, waarmee de inzet van opleiders wordt gereguleerd.

Knop 4: toepassing en uitwerking van het opgeleverde KAB met betrekking tot de eisen die gesteld worden aan de opleidingsinstituten. Op korte termijn zal invoering hiervan (als ware het een nul-

meting) leiden tot empirische informatie over de actuele professionaliteit van de instituten en de

ontwikkeling er van. Op middellange termijn (2015) kan een accreditatieregeling worden

opgesteld, in directe relatie met een erkenningsregeling of keurmerk. Daarbij past een regeling die zich niet alleen richt op de specifieke kenmerken van de opleidingsorganisatie, maar ook de

randvoorwaardelijke aspecten benoemt (‘erkend opleidings- en oefenbedrijf’).

Knop 5: De in te stellen Interne Toezichthouder (IT) ziet toe op de ‘instellingen’ van de eerder

beschreven knoppen en ondersteunt en monitort het kwaliteitsproces7. De IT zal daartoe de

volgende taken vervullen: Procesbegeleiding van de afzonderlijke aanbieders bij de nulmeting;

Onderwijskundige ondersteuning van afzonderlijke aanbieders bij het doorvoeren van verbeteringen naar aanleiding van de nulmeting;

Het verzamelen en verspreiden van bruikbare tools, hulpmiddelen en ervaringen van de

afzonderlijke aanbieders (in het kader van effectiviteit en efficiëntie)

Het centraal ontwikkelen van tools die de aanbieders kunnen gebruiken bij het proces van het gaan voldoen aan het KAB;

Deskundigheidsbevordering van medewerkers van de aanbieders om hen beter toe te rusten voor het inrichten van goede kwaliteitsborging in het algemeen en audits in het

bijzonder;

Zorgdragen voor afstemming met het project Cicero van de NVBR. Binnen dit project wordt

een normenkader en toezichtskader ontwikkeld voor de bedrijfsprocessen binnen de brandweerregio’s;

Operationele contacten onderhouden met de externe toezichthouder (INSPECTIE VENJ).

7 Ter bepaling van de inrichtingseisen voor het Intern Toezicht is een analyse uitgevoerd. De resultaten daarvan vormen de basis voor deze functieomschrijving en zijn opgenomen in bijlage 4.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 30

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 31

5 AANDACHTSPUNTEN EN AANBEVELINGEN

Wat betekent het om uitvoering te geven aan de ontwikkeling van het beoogde systeem voor kwaliteitsborging?

Wat is ervoor nodig om een goede aanzet tot een systeem te maken, waardoor het improvement en

accountability verbeteren? We willen op weg naar een “best” systeem waarbinnen een PDCA cyclus functioneert

en er op de juiste manier op het juiste moment met het juiste effect op de juiste knoppen wordt gedrukt,

volgens het ontwerp als weergegeven in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk wordt een uitvoeringsprogramma

voorgesteld, waarmee tot invoering van het systeem voor kwaliteitsborging wordt gekomen. Daartoe wordt een

aantal aandachtspunten benoemd en worden ter afsluiting de besluitpunten aangegeven.

5.1 Aandachtspunten

De Brandweeronderwijsraad constateert dat er in het brandweeronderwijs grote inspanningen

worden geleverd om het personeel vakbekwaam te maken en te houden. Dat verbeteringen nodig en wenselijk zijn, blijkt uit eerdere analyses van de Raad, uit onderzoek en uit de initiatieven om

tot een Versterkingsplan Brandweeronderwijs te komen.

Een systematische aanpak om de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen en te borgen zal dat

gewenste proces van verbetering ondersteunen. Het maakt het enerzijds mogelijk om het proces van verbetering te meten en te volgen, en zorgt er anderzijds voor dat bestuurders en

management hun inspanningen beter kunnen verantwoorden.

Tussen de regio’s zijn er grote verschillen in dynamiek, cultuur, aanpak, ontwikkelingsfase en

ontwikkelingsambitie met betrekking tot kwaliteitsborging. De eigenheid van de regio’s is

belangrijk voor de brandweerorganisatie. Werken met een centraal kader is nieuw. Invoering zoals in dit advies bepleit kan tot grote weerstand leiden. Het voorgestelde model gaat uit van invoering

en graduele ontwikkeling in een passend tempo.

De Brandweeronderwijsraad adviseert in algemene zin om bij invoering rekening te houden met de

volgende aspecten:

‘eigen’ instituten en ‘derden’:

Uit onderzoek van Twijnstra Gudde/Capgemini blijkt dat de meerderheid van de ROI’s (75%) van mening is dat moet worden voldaan aan (zelfopgelegde) kwaliteitseisen om brandweeronderwijs

aan te bieden. De commerciële aanbieders zijn van mening dat zij niet hoeven te voldoen aan

kwaliteitseisen voor het aanbieden van de brandweeropleidingen. Wel aan voorgeschreven regelingen ten aanzien van het aanbod van brandweeropleidingen met een rijksdiploma. Dit kan

problemen opleveren indien het KAB uiteindelijk ‘wet’ wordt en op basis daarvan inkoopeisen

gehanteerd gaan worden. De juridische implicaties hier van dienen vooraf te worden onderzocht.

Hou rekening met nablijvers of afvallers:

Aanbieders voldoen mogelijk nog (lang) niet aan de eisen in het kader. Dat betekent mogelijk dat als je een afspraak maakt over wanneer het kader de vastgestelde norm wordt (bijvoorbeeld over

5 jaar), een uitkomst kan zijn dat een aantal aanbieders niet voor erkenning in aanmerking komt.

De sanctionele aspecten hier van dienen verdere te worden onderzocht.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 32

Kies voor invoering het juiste momentum:

Aanbieders hebben mogelijk niet de middelen (deskundigheid, tijd, geld) in huis om te kunnen gaan voldoen aan het kader en eventueel daarbij in te voeren kwaliteitseisen. Vandaar dat aan de

Intern Toezichthouder ook ondersteunende taken worden toebedacht.

Tenslotte constateert de Brandweeronderwijsraad dat voor invoering voldaan dient te zijn aan een aantal belangrijke randvoorwaarden:

Invoering op termijn:

Het (intern) toezicht in de vorm zoals in dit advies beschreven kan op korte termijn, parallel aan de

instelling van het IFV, worden ingevoerd. Er dient echter een meerjarenplan aan gekoppeld te worden, waarin de algemene actiepunten benoemd en geprogrammeerd worden.

Maak het veld onderdeel van de invoering en (door)ontwikkeling:

De (regionale) aanbieders dienen nauw betrokken te zijn bij het verder uitwerken van het kader met de kwaliteitseisen. Het is noodzakelijk dat de aanbieders, de werkgevers, de cursisten en de

maatschappij het kader en vertrouwen in de vorm/uitvoering van toezicht accepteren, en voldoende kunnen anticiperen op in te stellen bevoegdheidseisen en accreditatieregelingen.

Ondersteun de invoering:

Aanbieders zullen naast tijd, ook deskundigheid en begeleiding nodig hebben om aan de eisen te kunnen voldoen. Mogelijk heeft een aantal aanbieders te weinig deskundigheid en middelen

(tijd/geld) om positief uit een audit te komen. Daartoe zullen de onderstaande vragen per aanbieder moeten worden beantwoord:

1. Nulmeting: Aan welke delen van het KAB voldoet de aanbieder en aan en welke nog niet?

2. Welke deskundigheid en middelen (tijd/geld) zijn er nodig om de hiaten weg te werken?

3. Zijn deze deskundigheid en middelen aanwezig bij de aanbieder? 4. Welke aanvullende deskundigheid en middelen zijn nodig om aan het KAB te voldoen?

Gesprekken met betrokkenen wijzen er op dat er voor een aanzienlijk deel van de aanbieders nog

een lange weg te gaan is en dat deskundigheid en middelen niet voldoende aanwezig zullen zijn.

Dat pleit voor de inrichting van een afdeling/raad/stafdienst die de aanbieders hierbij helpt (zie

kader).

Ondersteuning bij het voldoen aan het waarderingskader: hoe gaat dat in het reguliere onderwijs?

In het reguliere beroepsonderwijs spannen mbo-raad en de hbo-raad zich, als belangenbehartiger van de

onderwijsinstellingen, in om het onderwijs te versterken. De raad ontwikkelt beleid, bereidt communicatie met

het ministerie voor en ontwikkelt tools die de onderwijsinstellingen helpen bij een ‘stabiele bedrijfsvoering’.

Dat doen zij met deskundigen op verschillende terreinen (onderwijskunde, bedrijfsvoering, kwaliteitszorg,

bekostiging et cetera). De raden fungeren verder als kennis- en informatiecentrum voor de leden en bieden

een platform waarin de onderwijsinstellingen samenwerken. De raden hebben overigens geen afdeling of

werkgroep die zich specifiek met kwaliteit(sborging) bezighoudt. De onderwijsinstellingen hebben zelf mensen

in huis, doorgaans in een stafdienst, die zich enkel bezighouden met kwaliteitsborging en dus ook met het

toezicht. Zij organiseren bijvoorbeeld zelfevaluaties, bereiden de audits voor, verzamelen data voor audits,

voeren gesprekken met auditoren en communiceren intern over de uitkomsten van de zelfevaluatie en de

audit.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 33

5.2 Aanbevelingen

Het kwaliteitssysteem voor brandweeronderwijs kan zoveel mogelijk worden afgestemd met het

algehele kwaliteitsbeleid bij de brandweer, op dit moment ondergebracht in het project Cicero.

De Raad voor Regionaal Commandanten bepaalt als klant/afnemer van het brandweeronderwijs de

kaders van het kwaliteitssysteem. Omdat kwaliteit van onderwijs zodanig specifiek is pleit de Brandweeronderwijsraad er echter voor

om het model kwaliteitsborging onderwijs niet onder te brengen bij het Ciceroproject, maar daartoe een aparte Interne Toezichthouder aan te stellen.

Bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het kwaliteitssysteem zal belegd moeten worden bij het Veiligheidsberaad, dat bestuurlijk verantwoordelijk is en blijft voor de geleverde kwaliteit en tevens

de bestuurlijke partner is die het voorgestelde Interne Toezicht dient in te stellen. Het

Veiligheidsberaad stelt daarom het waarderingskader vast. Omdat er een relatie is en blijft met

arbeidsvoorwaardelijke en rechtspositionele aspecten, is de VNG als werkgeversorganisatie een belangrijke stakeholder. De Brandweeronderwijsraad adviseert daarom het Veiligheidsberaad om

de instelling van de Interne Toezichthouder samen met VNG te realiseren en deze opdracht te geven de hiervoor beschreven actiepunten uit te voeren. Verder zal de Brandweeronderwijsraad

het Veiligheidsberaad en de VNG adviseren omtrent de verdere invulling van het kwaliteitsstelsel

en het monitoren van de toepassing van het waarderingskader.

De uitvoering van het interne toezicht dient van en voor de branche te zijn.

De Brandweeronderwijsraad adviseert daarbij het Veiligheidsberaad en VNG de volgende besluiten te nemen:

Besluit dat het onderhoud van beleidskaders en uitvoering van instrumentarium hierbij

facilitair belegd wordt bij het IFV, met een netwerk van opleiders als klankbord en voor

inhoudelijke input. Dit kan ingericht worden zoals nu de werkgroepen rondom het opstellen van het KAB is ingericht. Gezamenlijke vervulling van taken zoals in het vorige hoofdstuk

beschreven als ‘programmacommissie’ is hiermee belegd; Besluit dat de Brandweeronderwijsraad zorgt voor monitoring door met betrekking tot de

realisatie van het model voor kwaliteitsborging periodiek onafhankelijk inhoudelijk advies

te vragen;

Besluit dat de daadwerkelijke uitvoering van het Intern Toezicht belegd wordt bij personen die hiervoor specifiek toegerust zijn. Voor voldoende onafhankelijkheid en opbouw van

expertise is het nodig om dit te beleggen bij meerdere personen. Stel hiervoor een groep samen van 4 a 5 personen die worden aangesteld voor de daadwerkelijke uitvoering van

het toezicht;

Besluit om vanuit het netwerk van opleiders te voorzien in ondersteuning voor de

kwaliteitsontwikkeling; Besluit om de Veiligheidsregio’s te adviseren om in de verdere ontwikkeling en

schaalvergroting te voorzien in een staffunctie waar ‘kwaliteitszorg onderwijs’ belegd wordt.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 34

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 35

BIJLAGE 1: Waarderingskader (KAB)

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 36

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 37

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 38

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 39

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 40

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 41

BIJLAGE 2: Witte vlekken en plussen

In onderstaand overzicht staat per onderdeel van het overzicht ‘witte vlekken en plussen’ de conclusies zoals deze in februari 2011 zijn opgesteld. In de kolom daarachter is benoemd in

hoeverre de genoemde initiatieven 2011 (PKAB en functionaliteitenmatrix) in november 2011

nieuw licht werpen op deze conclusies.

8 Voor wat betreft de twee genoemde initiatieven: de functionaliteitenmatrix en het PKAB

Onderdeel Conclusie verkenning feb 2011 (uit rapport)

Aanvulling nov 20118

Visie en doelen KWZ

Conclusie: Bij het brandweeronderwijs verdient het aanbeveling een visie en doelen voor KWZ op stelselniveau vast te leggen gericht op verbeteren én intern en extern verantwoorden. Tevens verdient het aanbeveling dat de BOR een strategie ontwikkelt om decentrale opleidingsinstituten te verbinden aan deze visie en doelen.

Met de functionaliteitenmatrix ontstaat in potentie een overzicht van de verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot (onder meer) het formuleren van doelen van en visie op kwaliteitszorg. Met het KAB ontstaat een duidelijke en transparante formulering van de visie + doelen rondom kwaliteit en kwaliteitszorg op het niveau van de aanbieders van brandweeronderwijs. Tevens is dit kader en de toepassing ervan een bruikbaar instrument voor het verbinden van de decentrale opleidingsinstituten aan deze visie en doelen. In fase 2 van het PKAB kan nog meer worden aangesloten bij interne projecten zoals Cicero en initiatieven rondom het vakbekwaam blijven en het onderhoud van de KD’s. Er zijn al goede contacten tussen de projecten die benut kunnen worden bij het uitwerken van het HOE (kunnen we werken met het KAB). Bijvoorbeeld de inrichting van een pool van deskundige auditoren bij Cicero. De doelen van kwaliteitszorg (bijvoorbeeld improvement/accountability) op stelselniveau worden in het PKAB of de functionaliteitmatrix niet benoemd. Het ontwikkelen van het KAB geeft de betrokkenen een duidelijke impuls om dit beter te gaan benoemen en op korte termijn antwoord te geven op de vraag ‘wat willen we met elkaar bereiken met kwaliteitsborging’

Type Toezicht

Conclusie: Het verdient aanbeveling dat de BOR een aanpak ontwikkelt om zelfmonitoring, intern toezicht en extern toezicht op afgewogen wijze in te zetten bij KWZ op stelsel niveau. Gewenst is om op termijn te komen tot structureel intern en extern toezicht op brancheniveau. Dat vraagt betrokkenheid van actoren die als intern, dan wel als extern toezichthouder op zouden kunnen treden.

Met de functionaliteitenmatrix ontstaat in potentie een overzicht van de verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot (onder meer) toezicht op de kwaliteit van het brandweeronderwijs. Met het verder uitwerken van het KAB in fase 2 ontstaat een aanpak om intern toezicht op de kwaliteit van het onderwijs bij de aanbieders in te zetten. Hiermee zal een belangrijke stap gezet kunnen worden in de borging van de kwaliteit op uitvoerend niveau. Met het toepassen van het PKAB is het toezicht op een aantal andere zaken nog niet geregeld. Het gaat om toezicht op:

het ontwikkelen van les- en leerstof,

onderwijs in het kader van vakbekwaam blijven,

het onderhouden van de kwalificatiedossiers.

PDCA Conclusie: Als BOR een structurele aanpak van KWZ ontwikkelingen op stelselniveau met de PDCA als onderlegger voor zelfmonitoring, intern toezicht en extern toezicht. Bij het ontwikkelen van de KWZ integraal te werk gaan: alle opleidingsniveau en het bekwaam worden en bekwaam blijven in samenhang.

Zie opmerkingen bij ‘type toezicht’.

Standaarden en normen

Conclusie: Als BOR op stelselniveau standaarden en normen ontwikkelen voor

Met de functionaliteitenmatrix ontstaat in potentie een overzicht van de verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot (onder meer) het formuleren, onderhouden en naleven van standaarden en normen voor

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 42

de KWZ van opleidingen, examinering, opleiders, leeromgevingen en de interne organisatie van opleidingsinstituten in samenhang. De reeds beschikbare kwaliteitsinstrumenten op stelselniveau borgen en bijvoorbeeld voor de kwalificatieprofielen een onderhoudscyclus bepalen.

kwaliteitszorg. Het PKAB draagt bij aan het formuleren van standaarden en normen voor kwaliteitszorg voor de aanbieders. Kwaliteitszorg is één van de zes onderwerpen van het KAB. Met deze initiatieven wordt nog niet voorzien in het formuleren van extern en intern gelegitimeerde standaarden en normen voor kwaliteitszorg van het brandweeronderwijs:

• Vaste cyclus voor onderhoud van KD’s.

• Europese kaders kwalificatieprofiel NLQF.

• Europese kaders KWZ Eqavet.

• Wettelijke kaders en brandweerdoctrines.

• Landelijke eisen aan alle opleiders, docenten, decanen, instructeurs,

trainers enzovoort.

• Standaarden en normen in het kader van kwaliteitszorg van

vakbekwaam blijven.

KWZ opleidingen

Conclusie: Als BOR een samenhangende aanpak ontwikkelen voor systematische kwaliteitszorg van opleidingen. Daarbij zelfmonitoring, interntoezicht en extern toezicht op een transparante en werkbare manier combineren.

Met het PKAB wordt in fase 2 een samenhangende aanpak ontwikkeld voor systematische kwaliteitszorg van opleidingen. Daarbij worden in potentie zelfmonitoring, intern toezicht en extern toezicht op een transparante en werkbare manier gecombineerd. Met het KAB zoals dat er nu ligt kan ook worden voorzien in een Check op de implementatie van nieuwe materialen (les- en leerstof is een subonderwerp van het kader). Met deze initiatieven wordt (nog) niet voorzien in cyclische kwaliteitszorg van de leidraad oefenen. Dit wordt meegenomen in het advies van de BOR ten aanzien van vakbekwaam blijven.

KWZ examinering

Conclusie: Als BOR het voorbeeld van de KWZ bij examinering benutten bij het uitbouwen van een KWZ systeem voor de andere aspecten van het brandweeronderwijs (opleidingen, opleiders, leeromgeving en interne organisatie). De KWZ bij het brandweeronderwijs als keten inrichten waarbij de huidige aanpak bij de examinering een plaats krijgt in het geheel.

Met de functionaliteitenmatrix ontstaat in potentie een overzicht van de verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot (onder meer) de kwaliteitszorg van examinering. De initiatieven dragen verder niet expliciet bij aan het inbedden van de kwaliteitszorg van examinering in het geheel: onderwijs en examinering en de kwaliteitszorg van beide, zijn vooralsnog gescheiden.

KWZ opleiders De inventarisatie (4.7) laat zien dat het gebruikelijk is bij verwante organisaties en andere onderwijssectoren dat eisen gesteld worden aan de kwaliteit van opleiders. Bovendien dat in mbo en hbo sprake is van een cyclisch KWZ-proces om de kwaliteit van opleiders te volgen en op peil te houden. Dit is bij mbo- en hbo-instellingen ingebed in hun HRM-beleid. Bij het brandweeronderwijs zijn er op stelselniveau geen standaard eisen aan opleiders. Wel wordt bevorderd dat opleiders een didactische aantekening verwerven. Aan

Met de functionaliteitenmatrix ontstaat in potentie een overzicht van de verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot (onder meer) de kwaliteitszorg van de opleiders. Het KAB bevat het onderwerp ‘personeel’. De bijbehorende indicatoren hebben betrekking op de manier waarop de organisatie de kwaliteit van het personeel monitort en bevordert (HRM). Het KAB bevat in de toelichting op de KPI’s algemene inhoudelijke eisen aan de bevoegdheid of de prestaties van opleiders. Hiermee blijven de aanbieders veel ruimte houden om zelf te formuleren aan welke pedagogische, didactische en vakinhoudelijke eisen de docenten en instructeurs moeten voldoen. Dit is overigens in het toezichtskader voor het BVE-veld ook het geval, maar daar zijn de vereiste competenties van onderwijzend personeel en het onderhoud daarvan wettelijk vastgelegd in de wet BIO. Het strekt tot aanbeveling om naast of in het KAB eisen te formuleren aan de kwaliteit van de opleiders zonder dat dit te voorschrijvend of gedetailleerd wordt.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 43

examinatoren worden wel op landelijk niveau eisen gesteld. Conclusie: Als BOR een systematiek ontwikkelen om de kwaliteit van de opleiders te borgen en te volgen. Deze inbedden in het HRM-beleid van opleidingsinstituten.

KWZ opleidings-instituten, trainingscentra, examen- locaties, werkplekken

De inventarisatie (4.8) biedt summiere informatie over de KWZ van de leeromgevingen bij verwante organisaties en bij andere onderwijssectoren. Bij het brandweeronderwijs ziet de arbeidsinspectie toe op de leeromgeving in trainingscentra en is een keurmerk voor deze centra in ontwikkeling. Conclusie: Als BOR de ontwikkeling van een keurmerk voor trainingscentra inbedden in een brede KWZ-systematiek op stelselniveau.

Het KAB zoals dat er nu ligt betreft de aanbieders van initieel brandweeronderwijs en bevat het onderwerp ‘leeromgeving’. In het kader is niet specifiek aandacht voor leerwerkplekken en leeromgeving in het kader van vakbekwaam blijven.

KWZ interne organisatie

Conclusie: Als BOR als onderdeel van een te ontwikkelen systematiek bevorderen dat ook de KWZ van de interne organisatie van landelijke instellingen en decentrale instituten vorm krijgt zodat een samenhangende aanpak ontstaat.

Met de functionaliteitenmatrix ontstaat in potentie een overzicht van de verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot (onder meer) de kwaliteitszorg van de interne organisatie (bedrijfsprocessen, personeelsbeleid, management en sturing). De initiatieven hebben verder geen betrekking op de kwaliteitszorg van de interne organisatie.

Organisatie van de KWZ

De inventarisatie (4.10) laat zien dat de organisatie van de KWZ aandacht vereist om te garanderen dat doelen gehaald worden en procedures gevolgd worden. Bij de andere onderwijssectoren is het gebruikelijk om ter ondersteuning van het management en uitvoerende opleiders, de organisatie van KWZ te beleggen bij een aparte medewerker en bij een afdeling KWZ. Bij het brandweeronderwijs is de KWZ niet georganiseerd (met uitzondering van de Nbbe). Conclusie: Als BOR bevorderen dat er een aanpak ontwikkeld wordt om KWZ op alle niveaus van het brandweeronderwijs effectief en efficiënt te organiseren.

Met de functionaliteitenmatrix ontstaat in potentie een overzicht van de verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot (onder meer) de organisatie van kwaliteitszorg. Inhoudelijk is dit nog niet uitgewerkt en belegd.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 44

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 45

BIJLAGE 3: Reflectie op Waarderingskader

Reflectie op het PKAB Na analyse van het PKAB en gesprekken met betrokkenen (Marianne Heijndijk en Herry Ester)

constateert CINOP het volgende: In de stukken is niet terug te vinden wat nu precies de doelen zijn van het PKAB. Dat is

opvallend. Wat moet (werken met) het waarderingskader opleveren, en wat was de

aanleiding om het kader te ontwikkelen? Bij navraag blijkt dat hierover bij de

betrokkenen duidelijke ideeën leven die grotendeels overeenkomen. Momenteel is alleen het WAT (de norm voor de aanbieders) geformuleerd. De waarderingsprocedure,

dus de manier waarop het kader wordt toegepast, moet nog worden uitgewerkt. Hierbij is het van belang om eerst de doelen heel scherp te formuleren. De onderstaande

doelen zijn genoemd in de gesprekken:

- Kwaliteit van de aanbieders moet omhoog. Als onderdeel hiervan: een verdere impuls geven aan de kwaliteit van de docenten en instructeurs.

- Betere borging van de kwaliteit van het onderwijs door het rondmaken van de

PDCA-cyclus bij de aanbieders.

- Meer uniformiteit/gelijkwaardigheid in de kwaliteit van de verschillende aanbieders. - Stimuleren van meer en efficiëntere samenwerking tussen de aanbieders (door

meer standaardisering) - Meer intern en extern zicht op de kwaliteit van de aanbieders.

- Meer vertrouwen in de kwaliteit van het onderwijs: als iedereen (droom) voldoet

aan het kader kan gezegd worden dat het brandweeronderwijs goed in elkaar zit.

- Een gemeenschappelijke taal en gemeenschappelijke norm, waardoor het makkelijker wordt om samen te werken en zaken uit te wisselen. Dit verhoogt de

efficiëntie en de kwaliteit. Aanvullend op de genoemde doelen is ‘accountability’ belangrijk voor de borging van de

kwaliteit: er moet kunnen worden uitgelegd dat het brandweeronderwijs goed is. Het

toepassen van het PKAB kan hieraan bijdragen doordat de afzonderlijke aanbieders

rekenschap afleggen over hun eigen kwaliteit. Met het formuleren van de (sub)onderwerpen, Kritieke succesfactoren en Kritieke

Prestatie-indicatoren is een stevige basis gelegd voor een visie op stelselniveau ten aanzien van de vraag: ‘wat is een goede aanbieder van brandweeronderwijs?’, mits de

inhoud van het kader landelijk onderschreven (of opgelegd) wordt. Dit is een

belangrijke opbrengst in het kader van kwaliteitsborging van het onderwijs.

Het waarderingskader is een beknopt, weldoordacht en overzichtelijk kader. De 6 onderwerpen en de subonderwerpen zijn logisch en voor zover beoordeelbaar

volledig. De opzet en inhoud van het waarderingskader sluiten aan bij waarderingskaders uit het

reguliere onderwijs.

Bij het opstellen van het waarderingskader is (voor zover te beoordelen) rekening

gehouden met, en gebruik gemaakt van, bestaande initiatieven en producten binnen de brandweerorganisatie zoals de normen voor oefencentra.

Bij het opstellen van het waarderingskader is (voor zover te beoordelen) aansluiting gezocht bij andere lopende initiatieven om de kwaliteit van het brandweeronderwijs te

borgen. Denk aan Cicero, project vakbekwaam blijven en de initiatieven rondom het

borgen van de KD’s.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 46

Het waarderingskader is in ieder geval bruikbaar als reflectie-instrument waarmee

aanbieders kritisch kunnen kijken naar hun eigen kwaliteit (en mogelijk die van elkaar). Dit vergroot het kwaliteitsbewustzijn waardoor de kwaliteit omhoog gaat en de

kans groter wordt dat de PDCA-cyclus geheel wordt doorlopen.

Het waarderingskader is getest in een aantal pilots. De ervaringen met het werken met

het KAB zijn positief, dit is een goede start voor verdere uitbreiding van pilots. Het waarderingskader kan gebruikt worden om verbeterpunten te signaleren, maar

zeker ook om successen in kaart te brengen. De brandweeronderwijsorganisatie kan deze successen intern en extern delen waardoor transparantie over deze successen, en

mogelijk het vertrouwen in de kwaliteit, toeneemt. Ten tweede is het in kaart brengen

van successen en verbeterpunten een kans voor individuele aanbieders omdat zij gericht aan kwaliteit kunnen werken zich kunnen onderscheiden met successen.

Inhoudelijke suggestie: in het rapport ‘brandweeronderwijs in Nederland’ van Twijnstra

Gudde/CapGemini wordt een aantal uitspraken gedaan over de kwaliteitseisen die

volgens de opleiders gesteld zouden moeten worden aan de aanbieders (pagina 34). Deze zaken zijn niet herleidbaar terug te vinden in het huidige KAB. Voor de acceptatie

van het KAB door de aanbieders, is het raadzaam om deze zaken op te nemen. De in te richten waarderingsprocedure is afhankelijk van de doelen. In fase 2 van het

PKAB, na vaststelling van de doelen, zullen onder andere de volgende zaken moeten

worden uitgewerkt:

De eerste vraag is: Vormt het waarderingskader een ‘harde’ norm voor de aanbieders? Of alleen een instrument voor reflectie waarmee de aanbieders zicht krijgen op hun

kwaliteit en zich hiervan bewuster worden? In geval van ‘harde’ norm:

- Wie moet aan dit kader voldoen?

- Op welke termijn moet hieraan voldaan worden?

- Welke begeleiding krijgen aanbieders bij het gaan voldoen aan het kader? Door wie?

- Wat is de ‘cesuur’? Met andere woorden: wanneer ‘slaagt’ een aanbieder en wanneer zakt hij?

- Op basis waarvan komt het oordeel over al dan niet ‘slagen’ tot stand (bijv.

documenten, gesprekken of observaties? Welke documenten, gesprekken met wie,

observaties waarvan?) - Met welke frequentie worden de aanbieders getoetst aan het kader?

- Wie hanteert het instrument? Met andere woorden: wie spreekt het oordeel uit over het al dan niet ‘slagen’?

- Hoe is de deskundigheid van deze personen geborgd?

- Hoe is de onafhankelijkheid van deze personen geborgd?

- Op welke manier wordt er gerapporteerd over het resultaat? - Naar wie wordt er gerapporteerd over het resultaat? En waar worden de resultaten

geregistreerd en geadministreerd? - Zijn de resultaten openbaar?

- Wat zijn de consequenties van het resultaat (sancties/beloningen)? Denk

bijvoorbeeld aan het verlenen van een keurmerk (of intrekken ervan).

- Wie geeft gevolg aan de consequenties? - Wie zorgt ervoor dat het waarderingskader en de waarderingsprocedure

geëvalueerd en bijgesteld wordt? - Wie gaat de effecten van werken met het KAB monitoren?

- Hoe wordt het implementeren en uitvoeren van het KAB bekostigen?

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 47

BIJLAGE 4: elementen in ontwerp Intern Toezicht

Hoe moet het toezicht er uit zien (oplossingsrichting)?

Toelichting/onderbouwing

Er is een waarderingskader waarin staat WAAROP toezicht wordt gehouden. Het KAB is hiervoor in aanzet geschikt.

Zie bijlage 1 en 3.

Er is een beschrijving waarin staat op welke manier het toezicht wordt uitgevoerd (methode, mensen, wijze van rapportage, cesuur etc.).

Dit wordt in fase 2 van het PKAB uitgewerkt. Dit moet centraal worden vastgelegd vanwege de eenduidigheid en transparantie.

Het toezicht is uiteindelijk van toepassing op alle aanbieders van brandweeronderwijs

De kwaliteit van het onderwijs moet overal geborgd en gestimuleerd worden. Als er veel vrijblijvendheid is kan het toezicht best een stimulans zijn voor kwaliteitsverbetering, maar er kan dan geen sprake zijn van inzicht, sturing en borging op/van de kwaliteit van het onderwijs. Overigens is meerjarenplan én begeleiding van de aanbieders nodig. Zie volgende paragraaf.

Toezicht wordt uitgevoerd door een aan de brandweer gelieerde afdeling, met een redelijk onafhankelijke positie.

Het toezicht moet stimulerend en kwaliteitsverhogend werken. Daarom is betrokkenheid van de toezichthouder bij de aanbieders en een stabiele verhouding tussen beide belangrijk. Dit kan bereikt worden door het toezicht intern te houden, of met andere woorden, uit te laten voeren door een afdeling of commissie binnen de brandweerorganisatie. Tegelijkertijd heeft het toezicht ook een oordelende functie; hiervoor is onafhankelijkheid nodig zodat het oordeel zo objectief mogelijk en los van gemengde belangen tot stand komt. Dat betekent dat het toezicht niet alleen intercollegiaal kan plaatsvinden. Twijnstra Gudde /Capgemini geven in hun rapport aan dat het voor de hand ligt om het nieuw op te richten IFV de taak van toezichthouder te geven (zie rapport ‘Brandweeronderwijs in Nederland’). OP basis van hetgeen op papier staat over het IFV lijkt dit inderdaad logisch, omdat het om een nieuwe organisatie gaat met aantal wettelijke taken rondom het brandweeronderwijs. Analyse van de praktijk duidt er op dat het IFV geen logische toezichthouder zou zijn omdat het NIFV deel uit maakt van het IFV. Het NIFV is een van de aanbieders van opleidingen en daarmee niet onafhankelijk. De oprichting van een nieuwe toezichthoudende afdeling of commissie, los van het IFV, lijkt een goede optie.

Zelfevaluatie van de aanbieders is input voor het toezicht. Als deze zelfevaluatie

- alle elementen van het kader

bevat,

- verifieerbaar voldoende

betrouwbaar is en

- blijk geeft van een ‘voldoende’ is verder uitgebreid toezicht niet nodig.

- Dit doet recht aan de autonomie van de aanbieders

- Dit stimuleert de aanbieders om zelf verantwoordelijk

te zijn/blijven voor de kwaliteit(sborging)

- Dit ontlast aanbieders en toezichthouder Aanvulling: Indien de zelfevaluatie niet het hele toezichtkader van de inspectie dekt en/of als er twijfels zijn over de kwaliteit van de gegevens, verricht de toezichthouder aanvullend onderzoek.

De frequentie van toezicht moet zo laag mogelijk liggen. Als uit eerdere toetsing blijkt dat de kwaliteit zeer goed is, zal pas na een X-aantal jaren een nieuwe audit plaatsvinden. Indien de kwaliteit niet of niet geheel in orde bleek bij een audit zal een tweede audit eerder volgen.

Dit sluit aan bij de uitgangspunten ‘uitvoerbaar’ en ‘proportioneel’.

De resultaten van de audit moeten (even-tueel in beknopte vorm) openbaar zijn.

Transparantie met als voordelen: - Een aanbieder moet de mogelijkheid hebben om

positieve resultaten bij een audit te gebruiken bij

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 48

Hoe moet het toezicht er uit zien (oplossingsrichting)?

Toelichting/onderbouwing

bijvoorbeeld werving - Belanghebbenden moeten de mogelijkheid hebben om

op basis van deze informatie al dan niet te kiezen voor een aanbieder/opleider

- Belanghebbenden hebben het recht om te weten wat de kwaliteit is van het ‘product’ dat geleverd wordt

- Resultaten van audits zijn onderling vergelijkbaar waardoor samenwerking tussen de aanbieders kan worden gezocht (gezamenlijke aanpak van verbeterpunten)

De eerste twee voordelen zijn wellicht te nuanceren omdat de keuzevrijheid in de regio beperkt is.

Het toezicht heeft aanvankelijk alleen positieve consequenties voor de aanbieders: een aanbieder die voldoet aan het kader krijgt een kwaliteitserkenning, tot het moment van de volgende audit. Bij elke audit wordt opnieuw gekeken of de erkenning kan worden afgegeven.

Dit sluit aan bij het uitgangspunt dat het toezicht verhoging van kwaliteit moet stimuleren: de erkenning is een positieve bekrachtiging van bewezen kwaliteit. Het staat wettelijk iedereen vrij om brandweeronderwijs aan te bieden. Met een dergelijke erkenning wordt inzichtelijk welke aanbieders aan de kwaliteitseisen voldoen, zonder dat getornd wordt aan die vrijheid. Daarnaast kan de erkenning gebruikt worden om aan externen rekenschap af te leggen over de kwaliteit.

Optie: bij de vorming van ROI’s alleen aanbieders toelaten die erkend zijn.

De auditoren moeten deskundig zijn op het gebied van auditeren van onderwijskwaliteit. Daarnaast moeten zij onafhankelijk zijn van de aanbieders. Ook zullen zij bekend moeten zijn met de brandweerorganisatie en de inhoud van het brandweeronderwijs.

Hiermee wordt de betrouwbaarheid van de audit (deels) geborgd.

Er is een landelijke pool van deskundige auditoren.

Sluit aan bij uitgangspunt ‘uitvoerbaar’. Op dit punt kan (ook) worden aangesloten bij de inspanningen rondom auditoren van het project Cicero.

BRANDWEER Onderwijsraad

Advies ‘kwaliteitsborging’ eindversie 49

BIJLAGE 5: Overzicht ‘witte vlekken’

Kemperbergerweg 783

Postbus 7010

6801 AH Arnhem

+31(0)263552203+31(0)736800736

[email protected]

www.brandweeronderwijsraad.nl

Onderwijsraad