Getij- en stroom berekeningen in het kort Theorie/Getij en stroom... · Zet de HW-tijd van die dag...

1
Getij- en stroom berekeningen in het kort NB. Deze aanwijzingen zijn alleen bedoeld als samenvatting en geheugensteun voor mensen die al weten hoe het werkt. Er zitten steeds 7 dagen tussen springtij en doodtij : 1/7 de regel Springtij: elke 14 dagen (2 dagen naar NM, 2 dagen na VM) Doodtij: elke 14 dagen (2 dagen na EK, 2 dagen naar LK) Er zit steeds 6 uur tussen hoog en laag water : 1/12 de regel: Hoogwater (HW): 2x per dag Laagwater (LW) : 2x per dag Belangrijke termen: Reductievlak: Kaartdiepte t.o.v. LAT of LLWS (laagste theoretische - waterstand) Middenstandsvlak: gemiddelde waterstand tussen gemiddeld HW/LW Rijzing: Reductievlak + Getij (waterstand) Verval: Verschil tussen HW en LW stand Aanpak stroomsterkte bepalen: Uit de stroomatlas/almanak: pas 1/7 de regel toe voor stroomsterkte tussen doodtij en springtij Uit de kaart: zoek het passende paarse stroomwiebertje voor jouw positie op de kaart en lees richting en sterkte af (afh. van tijd t.o.v. HW en 1/7 de regel voor dood/sprintij correctie) Aanpak waterdiepte berekening (zonder getij kromme): 1. Bepaal HW/LW op een dag (tijd, waterstand, opzoeken in almanak, evt. 1/7 de regel toepassen) 2. Bereken het verval (= HW - LW) 3. Pas 1/12 de regel toe (Verval * 1/12 de +2/12 de +3/12 de +3/12 de +2/12 de +1/12 de , per uur) 4. Tel de rijzing op bij de kaartdiepte (kaartdiepte is dus altijd laagste waterstand; maar let op: bij sterke langdurige wind/stroming kan de stand lager of juist hoger zijn!) Aanpak waterdiepte met getij kromme in de almanak - standard ports: 1. Zoek de getij kromme in de Almanak op, behorend bij de plaats (standard port) 2. Zet de HW-tijd van die dag onder de kromme, incl HW+1, HW+2, HW-1, etcetera 1 3. Zet de LW-stand (linksonder) en de HW-stand (rechtsboven) van die dag uit in de grafiek links van de getij kromme en verbind deze punten met een lijn 4. Lees in de getij kromme de waterstand af door op een bepaald tijdstip het punt op de getij kromme horizontaal te verbinden met de HW/LW-lijn. Waar deze lijnen elkaar kruisen lees je op de horizontale as de waterstand af. Let op: de kromme verschilt voor spring/doodtij => evt. extrapoleren conform 1/7 de regel voor meer precizie. 5. Tel deze waterstand nog op bij de kaartdiepte! Wat te doen als jouw positie niet overeenkomt met een standard port - secondary ports: 1. Voor secondary ports, is altijd een standard port benoemd 2. Zoek de HW/LW-tijden en standen op van de genoemde standard port 3. Gebruik de omrekentabel om te bepalen hoeveel eerder/later de HW/LW-tijden zijn t.o.v. van de standard port en hoeveel hoger/lager de waterstanden zijn bij dood/springtij door: a. Zoek de dichtsbijzinde tijd/stand in de omrekentabel b. Kijk verticaal naar onder naar de verschillen voor jouw secondary port t.o.v. de standard port en bepaal zo de juiste HW/LW-tijden en waterstanden. c. Pas evt. extrapolatie en/of 1/7 de regel toe voor meer precizie d. Volg vervolgens de aanpak als voor standard ports. Let op: de tabel is puur een omrekentabel; het zegt niets over werkelijke tijden/standen. Let ook op de gebruikte tijden in de almanak (UTC+?). Deze zet aan het einde om naar je boordtijd! 1 Let op: er zijn uitzonderingen, waarbij het getij zo bijzonder verloopt dat LW als referentiepunt wordt gebruikt; zie bijvoorbeeld Cowes, Isle of Wight.

Transcript of Getij- en stroom berekeningen in het kort Theorie/Getij en stroom... · Zet de HW-tijd van die dag...

Page 1: Getij- en stroom berekeningen in het kort Theorie/Getij en stroom... · Zet de HW-tijd van die dag onder de kromme, incl HW+1, HW+2, HW-1, etcetera 1 3. Zet de LW-stand (linksonder)

Getij- en stroom berekeningen in het kort

NB. Deze aanwijzingen zijn alleen bedoeld als samenvatting en geheugensteun voor mensen die al weten hoe het werkt.

Er zitten steeds 7 dagen tussen springtij en doodtij: 1/7de regel Springtij: elke 14 dagen (2 dagen naar NM, 2 dagen na VM) Doodtij: elke 14 dagen (2 dagen na EK, 2 dagen naar LK)

Er zit steeds 6 uur tussen hoog en laag water: 1/12de regel: Hoogwater (HW): 2x per dag Laagwater (LW) : 2x per dag

Belangrijke termen: Reductievlak: Kaartdiepte t.o.v. LAT of LLWS (laagste theoretische - waterstand) Middenstandsvlak: gemiddelde waterstand tussen gemiddeld HW/LW Rijzing: Reductievlak + Getij (waterstand) Verval: Verschil tussen HW en LW stand

Aanpak stroomsterkte bepalen: Uit de stroomatlas/almanak: pas 1/7de regel toe voor stroomsterkte tussen doodtij en springtij Uit de kaart: zoek het passende paarse stroomwiebertje voor jouw positie op de kaart en lees richting en sterkte af (afh. van tijd t.o.v. HW en 1/7de regel voor dood/sprintij correctie)

Aanpak waterdiepte berekening (zonder getij kromme): 1. Bepaal HW/LW op een dag (tijd, waterstand, opzoeken in almanak, evt. 1/7de regel toepassen) 2. Bereken het verval (= HW - LW) 3. Pas 1/12de regel toe (Verval * 1/12de+2/12de+3/12de+3/12de+2/12de+1/12de, per uur) 4. Tel de rijzing op bij de kaartdiepte (kaartdiepte is dus altijd laagste waterstand; maar let

op: bij sterke langdurige wind/stroming kan de stand lager of juist hoger zijn!)

Aanpak waterdiepte met getij kromme in de almanak - standard ports: 1. Zoek de getij kromme in de Almanak op, behorend bij de plaats (standard port) 2. Zet de HW-tijd van die dag onder de kromme, incl HW+1, HW+2, HW-1, etcetera 1

3. Zet de LW-stand (linksonder) en de HW-stand (rechtsboven) van die dag uit in de grafiek links van de getij kromme en verbind deze punten met een lijn

4. Lees in de getij kromme de waterstand af door op een bepaald tijdstip het punt op de getij kromme horizontaal te verbinden met de HW/LW-lijn. Waar deze lijnen elkaar kruisen lees je op de horizontale as de waterstand af. Let op: de kromme verschilt voor spring/doodtij => evt. extrapoleren conform 1/7de regel voor meer precizie.

5. Tel deze waterstand nog op bij de kaartdiepte!

Wat te doen als jouw positie niet overeenkomt met een standard port - secondary ports: 1. Voor secondary ports, is altijd een standard port benoemd 2. Zoek de HW/LW-tijden en standen op van de genoemde standard port 3. Gebruik de omrekentabel om te bepalen hoeveel eerder/later de HW/LW-tijden zijn t.o.v.

van de standard port en hoeveel hoger/lager de waterstanden zijn bij dood/springtij door: a. Zoek de dichtsbijzinde tijd/stand in de omrekentabel b. Kijk verticaal naar onder naar de verschillen voor jouw secondary port t.o.v. de

standard port en bepaal zo de juiste HW/LW-tijden en waterstanden. c. Pas evt. extrapolatie en/of 1/7de regel toe voor meer precizie d. Volg vervolgens de aanpak als voor standard ports.

Let op: de tabel is puur een omrekentabel; het zegt niets over werkelijke tijden/standen. Let ook op de gebruikte tijden in de almanak (UTC+?). Deze zet aan het einde om naar je boordtijd!

1 Let op: er zijn uitzonderingen, waarbij het getij zo bijzonder verloopt dat LW als referentiepunt wordt gebruikt; zie

bijvoorbeeld Cowes, Isle of Wight.