GENT: CIRCUSSTAD - ajuinmarkt.be ajuinmarkt/lichtstoet 2011.pdf · affiches te laten ontwerpen en...
Transcript of GENT: CIRCUSSTAD - ajuinmarkt.be ajuinmarkt/lichtstoet 2011.pdf · affiches te laten ontwerpen en...
88e
LICHTSTOET
20/08/2011
THEMA
GENT: CIRCUSSTAD
1 Het Nieuwe Circus Ontwerp: Mark De Kerpel
Opbouw: O.V.S.
In maart 1894 werden de plannen bekend gemaakt voor een op te
richten renbaan en feestzaal gelegen tussen de Sint-
Pietersnieuwstraat, Lammerstraat en Kleine Huidevetterstraat.
Twee ingangen werden voorzien: de hoofdingang langs de St.-
Pietersnieuwstraat, voorbehouden voor de begoede burgers, met
ernaast een koffiehuis-hotel en pasteibakkerswinkel. De kleinere
ingang langs de Lammerstraat voor het publiek van tweede en
derde rang (galerij en paradijs) met ook daar een gasthof voor
minder begoede artiesten en personeel.
Op zondagmorgen 12 december 1920, om kwart na drie, werden
politie en brandweer gewaarschuwd dat brand was uitgebroken
in “den Nieuwen Cirk”. Toen de spuitgasten toesnelden stond
gans het gebouw in lichterlaaie. Om 7u30 stortte de koepel in.
Alles wat zich binnen bevond ging in de vlammen op, slechts de
muren bleven overeind. De schade werd op twee miljoen frank
geraamd.
In mei 1923 vatte men de heropbouw aan van het Nieuw Circus.
De bouwmeester had als opdracht een theater te scheppen dat
kon worden omgevormd in een circus met piste. Men slaagde in
het opzet en het resultaat was een polyvalente zaal met
prachtige versieringen en warme tinten, een podium op zijn
Italiaans en een uniek gietijzeren jugendstilkoepel met glas. De
zaal kon 3400 mensen bevatten en was uitgerust met de
nieuwste technische snufjes. Terwijl de hoofdingang werd
verplaatst naar de kant Lammerstraat.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het Nieuwe Circus omgebouwd
tot de vermaarde garage Mahy. De hoofdingang aan de
Lammerstraat werd een ruime showroom, terwijl de piste en
theaterruimte, bereikbaar via de Sint-Pietersnieuwstraat, in
gebruik werd genomen als herstel- en onderhoudswerkplaats.
In 1978 ging de garage op haar beurt dicht, maar het gebouw zou
nog jarenlang onderdak bieden aan Mahy‟s collectie oldtimers.
Deze unieke collectie was opgesteld op de balkons met de
publieksplaatsen, terwijl in de nok van het circus een oud
sportvliegtuigje was opgehangen.
Ondertussen staat het in 1978 beschermde gebouw als hart van
de Circuswijk te verloederen. Na jaren discussie zou het circus
met het nieuwe project Waalsekrook aan herbestemming toe zijn.
De ontwerper heeft gekozen voor de oude toegangspoort kant St.
Pietersnieuwstraat op de voorgrond, terwijl zij- en achterkant van
de wagen worden gedomineerd door de opengewerkte koepel en
publieksplaatsen, met in het midden een oldtimer.
Figuratie: 2 arbeiders voor restauratie old timer
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
2 Circus Demuynck Ontwerp: Willy Coppens
Opbouw: De PONKERS
Het “Circus Demuynck” heeft in de Belgische en Gentse
circusgeschiedenis een voorname rol gespeeld.
Gustaaf (1893 – 1982) en Lievin (1892 – 1969) werden geboren in
de buurt van de Brugse Poort. Toen later hun ouders een
viswinkel begonnen in de Lammerstraat, waren de broers niet
meer weg te slaan uit de omgeving van het Nieuwe Circus. Ze
raakten gefascineerd door de artiesten die ze er aan het werk
zagen en begonnen zichzelf in de circusdisciplines te bekwamen.
Met de foor van 1927 verscheen het Gentse “Circus Demuynck”
voor het eerst op het plein, rechtover de St.-Pietersnieuwstraat,
een stek die zij zouden behouden tot het trieste einde in 1961.
In 1958 verscheen Gustaaf Demuynck met een splinternieuwe
tent in dur-aluminium van 24,5m doorsnede en met 1300
zitplaatsen.
Vanaf 1924 maakte Gustaaf zich de kunst van het paarden
dresseren eigen en dit zou dan ook het handelsmerk worden van
zijn circus.
Qua afmeting bleef het bedrijf steeds bescheiden, maar qua
kwaliteit stond het bovenaan en dat heeft Gustaaf in 1961, toen
hij reeds jaren alleen de leiding over het circus had, gedeeltelijk
de das omgedaan. Demuynck wierf dikwijls te veel topattracties
aan en dat ging zijn budget te boven.
Voor Gustaaf Demuynck, die in 1959 nog werd gehuldigd voor zijn
vijftigjarig jubileum als artiest en veertig jaar als circusdirecteur,
waarbij hij het ereburgerschap van de stad Gent ontving, zou de
tournee van het seizoen 1961 in triestige omstandigheden
eindigen. Zijn zaak werd in Hasselt failliet verklaard en op 6
november 1961 werd het geheel in Zelzate openbaar verkocht. De
hele inboedel zou maar 300.000 frank hebben opgebracht en
werd Bobbejaan Schoepen de nieuwe eigenaar.
In 1978 kwam er nog een moment van glorie toen Gustaaf
Demuynck als eregenodigde van prins Rainier en prinses Grace
van Monaco op het 5e
Internationaal Circusfestival van Monte-
Carlo de medaille ontving voor “het voorstellen van de beste
circusprogramma‟s in Europa”.
Tot aan zijn dood in 1982 leidde Gustaaf een teruggetrokken
leven in Middelkerke.
Op de wagen zien wij in het voorste stuk de ingang van het circus
en de kassa‟s, terwijl in het midden de piste verwijst naar de
paardendressuur, de fond geeft een beeld van de nieuwe tent uit
1958.
Figuratie: 1 dame aan de kassa, stalmeester, circus directeur,
eventueel publiek
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
3 Cirque du Soleil Ontwerp: Jos Pattyn
Opbouw: Dekenij Ledeberg
Een buitenbeentje, maar misschien wel de toekomst van het
circus in de 21e
eeuw is “Cirque du Soleil”, een
samenwerkingsverband van groepen artiesten die wereldwijd
rondtrekken. Voor Europa is er een samenwerkingsverband met
het Zwitserse Circus Knie.
Het idee ontstond zeer kleinschalig, als een onderdeel van de
viering van 450 jaar stichting van Franstalig Canada in het kleine
plaatsje Caspé in Québec. De eerste blauw met gele circustent
had toen ongeveer 800 zitplaatsen.
“Cirque du Soleil” wordt momenteel gezien als de inspirator van
het circus-theater, een variant van circusacts gecombineerd met
muziek, zang en dans. Dit circus maakt geen gebruik van dieren,
doch de belangrijkste acts zijn jongleren, trapeze, acrobatiek en
clownerie. De voorstellingen zijn imposant door het gebruik van
veel kleur, licht en livemuziek.
Met de voorstelling van “La Magie continue” komt ook een
verhaallijn, geïnspireerd op Jules Verne, in de productie en
blijven de artiesten gedurende de volledige voorstelling in hun
rol. De verhaallijn zou een uitdrukkelijke plaats blijven krijgen in
de shows van “Cirque du Soleil”.
“Cirque du Soleil” kwam voor het eerst naar Europa in 1990 met
de voorstelling “We Reinvent the Circus”
In de hoogte wordt de wagen gedomineerd door een door de
ontwerpers van de Cirque du Soleil gecreëerd hoofddeksel, met
daaraan uitgewerkt de gordijnen voor de acrobatiek. Op ongeveer
1/3e
van de fond staat het embleem van het gezelschap, terwijl
het hoofddeksel naar achter toe uitloopt.
Figuratie: 3 acrobaten
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
4 Het Vlooiencircus Ontwerp: Willy Coppens
Opbouw: De DIVAS
Een vlooiencircus is een oude kermisattractie waar vlooien
voertuigjes als kleine koetsjes trekken, draaimolens in beweging
zetten of bijvoorbeeld ballen op doel schieten.
Het was vroeger een gemakkelijke manier om geld te verdienen.
Een vlooiencircus past door de geringe grootte van de dieren en
het toebehoren gemakkelijk in een koffer en de attractie vergde
geen grote investering.
Het is echter niet mogelijk om vlooien te dresseren. Voor het
rekruteren van vlooien voor het vlooiencircus komen de wijfjes
van de mensenvlo en de egelvlo in aanmerking. Door middel van
observatie onderscheidt men “springers” en “lopers”, die ieder
verschillende kunstjes kunnen verrichten.
Voor de voorstelling worden de vlooien “lopers” met een dunne
zilverdraad aan een koetsje gebonden ten einde het in beweging
te brengen. De “springers” lenen zich voor het op doel schieten.
Wanneer ze op de juiste manier op de bal worden geplaatst wordt
de bal gelanceerd bij de afsprong. De vlo meent gewoon te
springen, maar zijn lichaam zit vast en door zijn sprongbeweging
lanceert hij de bal.
Na afloop van de voorstelling krijgen de artiesten een bloedmaal
op de arm van de vlooienman.
Er bestonden ook vlooientheaters die het in meerdere of mindere
mate moesten hebben van de illusie. Door middel van
elektrische, mechanische of magnetische hulpmiddelen werd
het optreden attractiever gemaakt. In sommige theaters waren
de vlooien slechts voor de show aanwezig, in anderen ontbraken
ze geheel.
Het volledige vooraanzicht van de wagen is de opengeklapte
valies met het vlooiencircus en de noodzakelijke attributen, een
open gordijn geeft doorgang naar de achterzijde van de wagen
waar het fronton van een oud vlooiencircus wordt voorgesteld.
Figuratie: 1 vlooienman – 1 meisje van vlooiencircus
Klankdecor : te bespreken met ontwerper
5 De affiche Ontwerp: Mark De Kerpel
Opbouw: LUCKSKE I
Ongeveer een tiental dagen voor de eigenlijke aankomst van het
circus heeft de plakploeg het eerste contact met het publiek al
gelegd.
Circus affiches overdrijven vaak schromelijk (de geest van
Barnum). In de gouden jaren van het circus werden de affiches
besteld bij gespecialiseerde drukkerijen die een ploeg tekenaars
in dienst hadden met grote ervaring in het creëren van
circusafbeeldingen. De grote lithografie drukkerij uit die periode
was The Strobridge LithoCo. (Cincinnati Ohio). Deze firma maakte
meestal de affiches voor Barnum & Bailey die 71 op 107 cm
maten, maar soms bestonden uit meerdere vellen om volledige
muren te beplakken.
Een eigenaardige vaststelling is dat de circus affiches door de
vele tientallen jaren heen weinig geëvolueerd zijn qua stijl.
De tijd dat het circus een beroep deed op een reclamefirma om
grote panelen te huren, is voorbij: te duur!
De circussen beperken zich vandaag tot raambiljetten of het
gebruik van twee op een hardboard geplakte affiches die aan
verkeerspalen worden bevestigd door een ijzerdraad.
Kleinere circussen die niet de middelen hebben om eigen
affiches te laten ontwerpen en drukken kunnen gebruik maken
van passe-partout affiches waaraan ze een strook bevestigen
met hun naam, plaats en data van de voorstellingen.
Andere vormen van reclame waren het uitsturen van
radiowagens en vooral de parades, waarbij het “tableau de la
troupe” tijdens een rondgang door de stad aan het publiek werd
voorgesteld. Tot eind de jaren ‟70 en begin jaren ‟80 van vorige
eeuw hebben er nog circusparades door het centrum van Gent
getrokken.
Op de wagen zien wij op de voorgrond de verkeerspalen met de
affiche, terwijl achteraan grote muuraffiches worden
voorgesteld, centraal worden een paar dieren uit de affiche
geplukt, terwijl op de achtergrond een grote muur wordt beplakt.
Figuratie: 1 plakker, 1 clown
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
6 Het reizend circus Ontwerp: Pascal Deconinck
Opbouw: STROATLUPER
Rond een reizend circus dat acht tot tien maanden op tournee is,
hangt voor de buitenstaander een aparte sfeer van avontuur die
wordt benadrukt door het klapperende zeildoek, de kooiwagens
met roofdieren, de staltenten met paarden en olifanten en het
exotische van een deel van het personeel.
Tal van grote circussen verplaatsten zich in de eerste helft van
de 20e
eeuw per trein, honderd wagens op twee of meer extra
treinen.
Een dergelijke gebeurtenis die in Gent en omstreken nog lang zou
nazinderen was de komst in 1901 van “Barnum en Bailey” met
het “grootste schouwspel ter wereld”.
Het bezoek aan Gent was gepland voor 8 tot 10 november, met
twee voorstellingen daags.
Het gezelschap – bestaande uit 1000 artiesten, wondermensen
en personeel, 400 paarden, waarvan de helft trekpaarden en een
kolossale menagerie – kwam te Gent aan met vier speciale
treinen van elk 17 wagons. De eerste trein arriveerde aan de
Dampoort (Heirnis) op donderdagavond om 22u36 en de laatste
op vrijdagmorgen om 2u20.
Er waren veel kijklustigen, toen om 5 uur „s morgens de karavaan
zich verplaatste van het station, via de Dendermondsesteenweg,
naar het Oefenplein te Gentbrugge.
Daar was een nog grotere massa aanwezig om de opbouw mee te
maken. De tentenstad verrees ongelofelijk snel en reeds om 2u
„s namiddags kon de eerste voorstelling doorgaan.
Op de wagen zien wij een perron waar een treinwagon is
aangekomen met een afrijdende circuswagen.
Figuratie: 1 spoorwegarbeider / schouwer, 1 stalmeester
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
7 Buffalo Bill‟s Wild West Show
Ontwerp: Mark De Kerpel
Opbouw: BOTERLEKKERS
Een ander spraakmakend feit binnen het circusgebeuren in Gent
was de komst in september 1906 van de “Buffalo Bill‟s Wild West
Show”.
Na een Europese rondreis van vier jaar was Gent de laatste
etappe. Met drie speciale treinen van elk 140 meter lang, kwam
de groep bestaande uit 720 personen (waaronder 100 roodhuiden
en een troep Japanners) en 298 paarden naar het Oefenplein in
Gentbrugge, waar zij op 20 en 21 september 1906 optredens
zouden verzorgen.
Hier geen show met acrobaten, clowns, enz., ook geen dieren en
zelfs geen piste. Enkel een grote arena waarin ruiters en
indianen historische veldslagen en postkoetsovervallen
imiteerden. Het publiek zat onder zeil, maar de ruiters werkten in
openlucht.
De meest toegejuichte act was ongetwijfeld deze van Kolonel
Cody, de legendarische Buffalo Bill, die door het publiek werd
aangemoedigd met de kreet “Buffalo! Buffalo!”. Bij de volgende
thuiswedstrijd van de Gantoise was men het scanderen nog niet
verleerd en waren de uitroepen “Buffalo” niet uit de lucht en zo is
het gebleven. Vandaar dat tot op de dag van vandaag de spelers
van A. A. Gent de bijnaam “Buffalo” dragen.
Op de voorgrond wordt het spektakel met cowboys en indianen
voorgesteld, op ongeveer 1/3e
van de fond zien wij een aureool
met kolonel Cody, vandaar loopt het decor uit op het logo van A.
A. Gent en de tribunes.
Figuratie: 1 Kolonel Cody, 3 supporters, 1 cowboy, 1 indiaan
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
8 Clowns Ontwerp: Willy Coppens
Opbouw: LEUTE EN PLEZIER
De eerste echte clownfiguur in het circus was Billy Saunders
(GB), hij trad op als onhandige ruiter en bracht het publiek aan
het lachen door bijvoorbeeld achterstevoren op het paard te gaan
zitten of er af te vallen. Zijn latere collega Porter bleef met de
beide benen op de pistebodem en was daarmee de eerste
parterreclown.
Aanvankelijk waren de zogenaamde clownruiters boertig gekleed
en verschenen vaak als molenaar in de piste, het gezicht wit
gemaakt met bloem en vandaar ook de benaming witte clown.
Het woord clown dekt in de volksmond twee volkomen
tegengestelde figuren. Enerzijds is er de witte clown, een hautain
personage dat pronkt met zijn intelligentie en zijn prachtige
kostuum, met duizend lovertjes die schitteren in het licht van de
schijnwerpers. Hij is de grote mijnheer die neerkijkt op zijn
compagnon, de onhandige domme August in zijn slordige,
potsierlijke pak, het geschilderde gezicht met opvallende rode
neus en het stuntelige gedoe.
In de loop van de tijd evolueerde de clown acrobaat naar de
sprekende clown, die op zijn beurt werd verdrongen door de
muzikale clown en accessoire clown (goochelaar / jongleur /
koorddanser). Daartussen lopen de reprise clowns of manege
clowns om de gaten te vullen en het publiek bezig te houden als
de circusknechten materiaal in of uit de piste brengen.
Een echt icoon tussen de clowns van de vorige eeuw was GROCK
(1880 – 1959). Hij straalde zowel naïeve kinderlijkheid als
melancholie uit. Zijn entree waarbij hij in de ene hand een
buitensporig groot valies en in de andere hand een stoel
meesleept was gewoon uniek. Zijn act waarbij hij zittend op de
leuning van de stoel met zijn, uit de reusachtige koffer
opgediepte, kleine viool de introductie van “La Traviata” brengt
is een monument in de geschiedenis van de clownerie.
Nog zo een monument is clown Oleg POPOV die als een
onbeduidend mannetje de piste instapt gekleed in een zwart
fluwelen jasje over een rood vest, met op zijn schouder een
wandelstok. In het midden blijft hij haken aan de kabel van een
toestel voor draadlopers dat er blijkbaar is blijven staan.
Na wat aarzelen klimt hij op de slappe draad en hij schud heen en
weer onder de druk van zijn gewicht, doch hij weet
langzamerhand de kabel te overwinnen en de meest
onvoorstelbare kunstjes te brengen. Een onvoorstelbaar nummer
dat eveneens in de analen van de clowns is opgenomen.
Deze wagen wordt gedomineerd door een reusachtige, draaiende
clown in het midden. Vooraan wordt de act van Grock uitgebeeld
met valies en stoel, achteraan zien wij dan Popov aan het werk.
Figuratie: Grock, 1 witte clown, Popov
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
9 Paardendressuur Ontwerp: Rudy Vereecke
Opbouw: BUIT‟NLUUPERS
Paarden liggen aan de oorsprong van het circus en volgens
sommige bronnen is “een circus zonder paarden als een
wijnkelder zonder champagne”.
Er bestaan heel wat verschillende soorten paardennummers.
In de eerste plaats de vrijheidsdressuur waarbij de paarden in
vrijheid worden voorgebracht.
Dan is er het hogeschoolrijden, een dressuurvorm waarbij de
berijder of berijdster het paard – al dan niet op muziek –
kunstmatige stappen of bewegingen laat uitvoeren.
En verder zijn er allerhande rijvaardigheden en acrobatieën, zoals
voltige (sprongen op en over het paard), waarbij de rol van het
paard ondergeschikt is aan die van de artiesten die de nummers
uitvoeren.
Op de wagen zien wij een aantal paarden in verschillende
dressuurvormen. Dit is wel een wagen die zeer stilistisch moet
worden uitgevoerd om de paarden in een zo natuurlijk mogelijke
vorm weer te geven.
Figuratie: 1 dompteuze en/of iemand op paard
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
10 Handigheidsartiesten Ontwerp: Rudy Vereecke
Opbouw: LOCHTANDJUUNS
Binnen deze groep komen jongleurs het meest voor. Het zijn
artiesten die met handen, voeten, hoofd, benen… voorwerpen
omhoog gooien en weer opvangen. De meest gebruikte attributen
daarbij zijn kegels, ballen, ringen, borden en fakkels. Maar ook
soms zware voorwerpen en levende personen.
Krachtpatsers behoren eveneens tot de handigheidsartiesten en
komen reeds lang voor in het circus. De bekendste krachtatleet
bij ons was ongetwijfeld John Massis (1940 – 1988). Deze
stuntman, tandatleet, krachtpatser en fantast was een aparte
verschijning in de artiestenwereld.
De kunst van het messenwerpen deed zijn intrede in Europa via
de Chinese artiest Arr-Hee in 1855, ook goochelaars en
buiksprekers kennen een zeer lange geschiedenis.
En dan zijn er natuurlijk nog de boeienkoningen, fakirs en andere
handigheidsartiesten die allen een plaatsje veroverden in het
circus.
De oorspronkelijke maquette is vooral gefocust op John Massis
die een locomotief trekt en op de achtergrond een verdwijntruc
of boeienkoning.
Figuratie: 1 krachtpatser, 2 voor verdwijntruc, 1
trein/trambestuurder
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
Geen foto beschikbaar
11 Circus Krone Ontwerp: Jos Pattyn
Opbouw: DUTSENCLUB
Een hoogtepunt voor Gent vormde ongetwijfeld het bezoek van
Europa‟s grootste circus “KRONE” dat op alle vlakken hoog
scoorde, zowel qua omvang, kwaliteit, management als qua
bezoekersaantal. Er werd publiciteit gevoerd in een straal van 80
km en tussen 10 en 16 oktober 1989 passeerden meer dan 50.000
bezoekers langs de kassa.
Het grootste circus van Europa ging nochtans bescheiden van
start. Carl Krone Senior, vader van de grondlegger van het circus
Krone, was omstreeks 1850 eigenaar van een rondreizende
menagerie “Continental”. Hieruit ontstond in 1905 circus Krone.
De eerste voorstellingen werden gegeven op de Bremer
Freimarkt.
Carl Krone en zijn vrouw Ida creëerden het motto “Eure Gunst –
Unser Streben” (uw gunst – ons streven) en dit staat nog steeds
hoog in het vaandel. Carl Krone overleed in 1943.
Direct na de oorlog bouwden Frieda Sembach – Krone, dochter
van de grondlegger en haar man Carl Sembach het circus Krone
weer op.
Bij het optreden in Gent, was de leiding toevertrouwd aan hun
dochter Christel Sembach – Krone.
Zij brachten een show van de allerhoogste kwaliteit, artiesten,
clowns en dierentemmers uit drie continenten en tien landen
presenteren een mix van klassieke circuskunst en moderne
showbusiness.
De volledige voorzijde van de wagen geeft een beeld van het
embleem van het circus Krone en hun handelsmerk de
paardendressuur. Door de entree die moet worden open
gebouwd, loopt men naar de achterzijde, waar een goochelaar
zijn kunsten vertoont.
Figuratie: 1 Christel Sembach – Krone, 1 goochelaar
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
12 Bouglione Ontwerp: Pascal Deconinck
Opbouw: F.C. BLIJF JONG
Circuspatriarch Joseph Bouglione (1904-1987) stond aan het
hoofd van een grote onderneming die jaarlijks, tussen 1970 en
1977, aanwezig was op het Sint-Pietersplein.
Bij hun eerste bezoek, einde mei 1970, verscheen een pleiade
aan topartiesten in de ring, met leeuwen, luchtacrobaten en
dressuur met 16 paarden.
Gustaaf Demuynck, die in de belangstelling stond door het
toneelstuk “Circus te koop” van Romain De Coninck, was tijdens
de première eregast in “Circus Bouglione” en mocht voor één
keer weer de paarden voorstellen.
In het naseizoen van het daaropvolgende jaar kwamen de
gebroeders Bouglione terug met een programma voorgesteld in
een acht mastentent. Tegelijk met dit bezoek liep in de Sint-
Pietersabdij een eerste circustentoonstelling en aan de gevel van
het vroegere Nieuw Circus in de Lammerstraat werd een
gedenkplaat onthuld, een schenking van de Bouglione‟s.
Op de wagen staat de tent van het circus ontdaan van de zeilen,
maar met de letters die verwijzen naar het circus Bouglione.
Figuratie: te bespreken met ontwerper
Klankdecor: te bespreken met ontwerper
Bronnen
Belgische Circussen en Foortheaters
André De Poorter – Lannoo
Gent Circusstad – twee eeuwen circusbezoek
André De Poorter – uitgeverij Emiel Decock
Stad op wielen – de wereld van het circus
André Minne – Hadewijch
De geschiedenis van de Belgische circussen
André De Poorter
Omgaan met stedelijke ruimte, vandaag.
Waalsekrook – Oud Circus te Gent Eric Balliu arch.
Discussienota commissie Waalsekrook – Oud Cirkus
Gent
Persbureau circus Krone München
Programmheft des Circus Fliegenpilz Emmerthal
Jean – Pierre Moerman
6 mei 2011