Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb...

89

Transcript of Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb...

Page 1: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer
Page 2: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

2

Page 3: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

3

Gelegenheid maakt de dief?

Een onderzoek naar de factoren die mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof binnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Begeleiders:

Drs. W.M.E.H. Beijers Eerste corrector, Vrije UniversiteitDrs. J.J. van der Kemp Tweede corrector, Vrije UniversiteitDrs. A. Maandag Politie Amsterdam-Amstelland

Page 4: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

4

Page 5: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

5

Voor papa

Page 6: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

6

Page 7: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

7

Voorwoord

Bij het tot stand brengen van dit onderzoek zijn veel mensen betrokken geweest. Hierbij wil ik mijndank betuigen aan de mensen die aan dit onderzoek een belangrijke bijdrage hebben geleverd.

Allereerst wil ik alle medewerkers van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland bedanken die mijinformatie hebben verschaft die waardevol is geweest voor dit onderzoek. Ik bedoel hiermee zowel demensen van het programmamanagement (PGM) als alle projectleiders van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips enkennis over hun vakgebied waren een zeer nuttige bijdrage, die van belang is geweest voor het tot standbrengen van dit onderzoek. Juist deze informatie van de hedendaagse Amsterdamse politiepraktijk heefteen levendige blik geworpen op dit onderzoek.

Ten tweede wil ik mijn collega’s bedanken van de afdeling Managementinformatie en Onderzoek(MiO) op de Eenhoorn te Amsterdam. Ik heb mijn stageperiode als zeer positief ervaren. Met veelplezier heb ik op de ‘Vrouwenvleugel’ gezeten waar ook ruimte was voor aangename, sociale contacten.Annemarie Maandag wil ik in het bijzonder noemen. Na de sollicitatieprocedure heeft zij mij hetonderzoek in handen gegeven. Ik wil haar niet alleen bedanken voor het geduld en het vertrouwen, maarook voor het meelezen en haar positieve inbreng tijdens het schrijven van dit onderzoek.

Ten derde wil ik mijn vriendinnen Anne Hendriks, Anna Hulsebosch en Marja Kikkert bedanken.Hun opmerkingen ten aanzien van de leesbaarheid heb ik zeer gewaardeerd.

Tot slot wil ik mijn ouders bedanken. Ondanks onbekendheid met het vakgebied hebben zijbelangstelling getoond, die ik zeer op prijs heb gesteld. Tijdens mijn stageperiode kreeg ik vaakkrantenknipsels opgestuurd die met het onderzoek te maken hadden. Menig discussie hebben wij samengevoerd. Ik wil dit onderzoek dan ook opdragen aan hen, omdat ze mij altijd hebben gesteund en er inhebben geloofd dat ik mijn studie met goed gevolg zou afronden.

Utrecht, februari 2007 Trix van Hest

Page 8: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

8

Page 9: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

9

Inhoudsopgave

Samenvatting........................................................................................................................... 10Hoofdstuk 1 Inleiding ............................................................................................................. 11

1.1 Aanleiding............................................................................................................... 121.2 Doelstelling en onderzoeksvragen .......................................................................... 121.3 Nadere definiëring van de onderzoeksvragen......................................................... 13

Hoofdstuk 2 Methode ............................................................................................................. 152.1 Werkwijze............................................................................................................... 152.2 Kanttekeningen ....................................................................................................... 18

Hoofdstuk 3 Prevalentie.......................................................................................................... 223.1 Inleiding .................................................................................................................. 223.2 Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen ......................................................................... 223.3 Straatroof................................................................................................................. 23

Hoofdstuk 4 Theorieën ........................................................................................................... 264.1 Inleiding .................................................................................................................. 264.2 Straintheorie............................................................................................................ 274.3 Sociale desorganisatietheorie.................................................................................. 284.4 Routine Activiteitentheorie..................................................................................... 294.5 Samenvatting........................................................................................................... 29

Hoofdstuk 5 Resultaten uit de literatuur ................................................................................. 325.1 Inleiding .................................................................................................................. 325.2 Microniveau ............................................................................................................ 325.3 Mesoniveau ............................................................................................................. 355.4 Macroniveau ........................................................................................................... 395.5 Totaal overzicht ...................................................................................................... 45

Hoofdstuk 6 Resultaten uit de interviews ............................................................................... 476.1 Inleiding .................................................................................................................. 476.2 Microniveau ............................................................................................................ 476.3 Mesoniveau ............................................................................................................. 506.4 Macroniveau ........................................................................................................... 556.5 Totaal overzicht ...................................................................................................... 59

Hoofdstuk 7 Analyse, conclusie en aanbevelingen................................................................. 617.1 Inleiding ................................................................................................................. 617.2 Onderzoeksvragen.................................................................................................. 617.3 Conclusie ............................................................................................................... 657.4 Aanbevelingen ....................................................................................................... 667.5 Overzicht................................................................................................................ 68

Literatuurlijst .......................................................................................................................... 71

Bijlagen.....................................................................................................................................75Bijlage I..............................................................................................................................75Bijlage II-a..........................................................................................................................77Bijlage II-b..........................................................................................................................78Bijlage III-a.........................................................................................................................81Bijlaga III-b.........................................................................................................................82Bijlage IV............................................................................................................................83

Page 10: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

10

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van factoren die mogelijk van invloed zijn op diefstaluit/vanaf motorvoertuigen en straatroof binnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (RPAA). Tevenswordt gekeken of de factoren in een voorspellingsmodel geïmplementeerd kunnen worden. Driecriminologische theorieën staan centraal in dit onderzoek. Dit zijn: de straintheorie van Merton (1938),de sociale desorganisatietheorie van Shaw en McKay (1942 [1969]) en de routine activiteitentheorie vanCohen en Felson (1979). Er zijn twee type dataverzamelingsmethoden toegepast: literatuuronderzoek eninterviews gehouden met projectleiders van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Om defactoren op overzichtelijke wijze in kaart te brengen is de volgende indeling gebruikt: micro-, meso- enmacroniveau. De drie niveaus reflecteren de aanpak en de werkwijze van de RPAA. Het microniveausluit nauw aan bij de dadergerichte aanpak die het korps hanteert. Het mesoniveau komt overeen met hetwerk dat door de agenten uitgedragen wordt in de wijken van de RPAA. Het macroniveau spitst zich toeop maatschappelijk factoren die invloed hebben op de stad Amsterdam. In het onderzoek wordtvervolgens gekeken of de resultaten uit de literatuur en de interviews de theorieën bevestigen.

Page 11: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

11

Hoofdstuk 1 Inleiding

Donderdagavond. 23.30 uur. Een vrouw stapt uit de tram. Ze is op weg naar huis.Bij het oversteken van de weg denkt ze na over de leuke avond die ze gehad heeft.Nog even het viaduct onderdoor en dan is ze thuis. Heerlijk nagenieten met een kopthee op de bank. Maar... ze had nooit kunnen bedenken hoe anders de avond zougaan verlopen. Twee jongens komen de vrouw tegemoet lopen. De vrouw nadert hetviaduct en voelt zich plots op haar hoede. Stevig stapt ze door en passeert dejongens. Halverwege het viaduct hoort ze twee paar snelle voetstappen achter zich.Nog voordat ze wil gaan rennen, wordt ze vastgepakt. Eén van de jongens springtvoor haar neus, grijpt haar tas, laat een mes zien en roept met een buitenlandsaccent: “Geef je tas, geef je tas!”. Hevig geschrokken geeft ze haar tas af. In eenflits is het voorbij. Ze wordt losgelaten en de jongens rennen weg. Verdwaasd looptde vrouw onder het viaduct uit. Ze draait zich om en staart in de donkere nacht. Er isgeen spoor meer van haar belagers te bekennen...

Woensdagmiddag. 17.15 uur. Een zakenman parkeert zijn Audi langs de weg. Nogeven een paar boodschappen doen. Bij het verlaten van zijn auto realiseert hij zichhoe blij hij is met zijn nieuwe ingebouwde navigatiesysteem. Terwijl hij de wegoversteekt, ziet hij hoeveel mensen ook nog even snel een boodschap willen doen.Het is aardig druk. Twee jongens rijden op een scooter de straat in. Ze rijden vlaklangs de auto’s. Aan het eind van de weg draaien ze om. Langzaam rijden ze terug.De scooter stopt. De persoon, die achterop zit, springt er af, trekt zijn capuchon overzijn hoofd, tikt een autoruit in en grist een achtergelaten laptop van de achterbank.Hij springt achter op de scooter en ze scheuren weg. Dit alles gebeurt in nog geen 30seconden. Sommige mensen is het niet eens opgevallen in de drukte. De man looptmet zijn boodschappentas terug naar zijn auto. Een beetje verbaasd ziet hij dezwaailichten van een politieauto die vlakbij geparkeerd staat. Een agent merkt dezakenman op en loopt naar hem toe. “U heeft geluk gehad”, zegt deze, “die van uhebben ze deze keer gespaard”. ...

Straatroof en diefstal uit/vanaf motorvoertuigen. Een geweldsdelict en een vermogensdelict. Alhoewelhet twee totaal verschillende delicten zijn, brengen ze in beide gevallen erg veel narigheid met zich mee.Criminaliteit is een sociaal probleem van alle tijden en alle plaatsen. De twee hierboven beschrevenvormen van criminaliteit zijn binnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland aangeduid als prioritairedelicten. Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen is een prioritair delict, omdat het een volumedelict is. Ditbetekent dat het delict extreem vaak voorkomt binnen de regio. Straatroof is een prioritair delict, omdathet veel impact heeft op de maatschappij en op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers.

In 2006 zijn door de korpsleiding zeven prioritaire delicten aangewezen. Het gaat om de volgendedelicten: diefstal/inbraak woning, diefstal uit/vanaf motorvoertuigen, diefstal van motorvoertuigen,zakkenrollerij, straatroof, overval en fietsendiefstal. Al deze prioritaire delicten behoeven de nodigeaandacht binnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Het was onmogelijk, gezien het tijdsbestek vanzes maanden, om binnen dit onderzoek alle zeven prioritaire delicten te behandelen. Er is daarom eenkeuze gemaakt om twee van deze zeven prioritaire delicten verder te onderzoeken. De twee delictenwaarvoor gekozen is, zijn diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.

Page 12: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

12

1.1 AanleidingDe politie is een organisatie die zich al jaren bezighoudt met informatie en zich mede daardoor laatsturen. Door de focus op informatie en sturing binnen het politiewerk en het doorvoeren vanverbeteringen binnen alle lagen van de organisatie kunnen grote veranderingen in het resultaat van depolitie geboekt worden.

Er wordt van de politie steeds een meer professionele en meer proactieve houding verwacht. Hetgerichter handelen op basis van goede informatie en analyses zal hierbij noodzakelijk worden. Dezefilosofie wordt aangeduid met de term Informatie Gestuurde Politie (IGP). Het doel van IGP is een beterresultaat boeken door het verbeteren van de effectiviteit en de efficiëntie van de politie Amsterdam-Amstelland. Op deze manier draagt IGP bij aan het professionaliseren van de politie. Dezeprofessionalisering wordt vormgegeven door vernieuwingen op het gebied van informatieprocessen,ondersteuning van de organisatie en daarnaast de realisatie van informatieproducten en instrumenten.Deze verbeteringen in het informatieproces hebben mede als doel het korps te ondersteunen in haarstreven naar meer veiligheid. Hierbij spelen het signaleren van delicten op basis van cijfers uit hetverleden en het geven van de oorzaken een cruciale rol (DBI, 2005).

Bureau Managementinformatie en Onderzoek (MiO), dat onder Dienst Bedrijfsinformatie (DBI)valt, heeft gekeken naar de mogelijkheid van signaleren in de toekomst. Anders gezegd: vooruit kijkenop basis van historische cijfers, te weten aangiftecijfers. In maart 2005 is een project gestart om ditvorm te geven. Er is een model ontwikkeld, waarmee ‘voorspellingen’ zijn geautomatiseerd. Dit modelmoet echter continu geoptimaliseerd worden door het toevoegen van nieuwe, verklarende factoren.Door deze factoren toe te voegen aan het ontwikkelde model, kunnen de ‘voorspellingen’ aantoonbaarworden verbeterd binnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland (Bureau MiO, 2006).

Voor het signaleren van criminaliteit met betrekking tot heden en verleden is tevens begin 2005 eensysteem opgezet: het Early Warning systeem. Early Warning (EW) geeft per werkgebied1 wekelijks aanwelke delicten qua aantallen afwijken van een binnen grenzen verwacht aantal. Voor de zevenprioritaire delicten worden de aantallen altijd aangegeven ongeacht of ze afwijken van een verwachtaantal. Deze afwijking kan naar boven zijn, een ‘Early Warning’ in rood, of naar beneden, een ‘BrightLight’ in groen. Deze signalering geschiedt op basis van gegevens van de afgelopen vijf jaren. Voor demeeste delicten wordt het aantal opgenomen aangiften geteld. Voor een beperkt aantal delicten wordtechter de incidenten dan wel de misdrijven geteld (ibid.).

1.2 Doelstelling en onderzoeksvragenDe doelstelling van dit onderzoek is het in kaart brengen van factoren die mogelijk van invloed zijn opdiefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof binnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. In hetvervolg wordt voor de regiopolitie Amsterdam-Amstelland de afkorting RPAA gebruikt. Om dedoelstelling te realiseren is de volgende probleemstelling geformuleerd. De probleemstellingdie centraal staat in dit onderzoek is de volgende:

Welke factoren zijn mogelijk van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof binnen deregiopolitie Amsterdam-Amstelland?

1 Hiermee wordt bedoeld een wijkteam of een district binnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Page 13: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

13

Om de probleemstelling te beantwoorden, zijn enkele onderzoeksvragen opgesteld. Deze vragen dienenals ondersteunend kader voor de probleemstelling.

* Welke factoren kunnen tot stand komen op daderniveau (microniveau)?- Welke demografische gegevens (sekse, leeftijd, etniciteit) kenmerken de dadergroep?- In hoeverre kampt de dadergroep met psychische problemen en/of verslavingsproblematiek?- Welke andere factoren zijn mogelijk van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?- In hoeverre zijn deze factoren van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?

* Welke factoren kunnen tot stand komen op wijkniveau (mesoniveau)?- Welke demografische en (sociaal)-economische factoren zijn in een wijk mogelijk van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?- Welke ruimtelijke factoren zijn in een wijk (direct dan wel indirect) van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?- Welke andere factoren zijn mogelijk van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?- In hoeverre zijn alle factoren, direct dan wel indirect, van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?

* Welke factoren kunnen tot stand komen op stadsniveau (macroniveau)?- Welke demografische en (sociaal)-economische factoren zijn in een stad mogelijk van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?- Welke ruimtelijke factoren zijn in een stad (direct dan wel indirect) van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?- Welke andere factoren zijn mogelijk van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?- In hoeverre zijn deze factoren, direct dan wel indirect, van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?

1.3 Nadere definiëring van de onderzoeksvragenOm deze onderzoeksvragen te verduidelijken zijn hieronder enkele begrippen nader gedefinieerd. Uitlegover het verschil tussen de drie niveaus, zal in hoofdstuk 2 (Methode) worden toegelicht.

Diefstal uit/vanaf motorvoertuigenHet delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen bestaat uit twee aparte delicten. Dit zijn: diefstal uitmotorvoertuigen en diefstal vanaf motorvoertuigen. In beide gevallen gaat het om diefstal: hetopzettelijk wegnemen van een goed, dat aan een ander toebehoort, uit of vanaf een motorvoertuig.Onder motorvoertuigen worden alleen personenauto’s verstaan. Bij diefstal uit motorvoertuigen issprake van braak eventueel door geweld. De definitie van de delicten staat beschreven in de volgendewetsartikelen: art. 311 lid 1 sub 4 (in vereniging) j° 311 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafrecht.

StraatroofIn de literatuur worden andere benamingen gebruikt voor straatroof, zoals diefstal met geweld ofberoving met geweld. In dit onderzoek zal straatroof gedefinieerd worden zoals het omschreven staat inde artikelen 312 lid 1 j° 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht. Dit is: het met geweld of bedreigen metgeweld wegnemen of afpersen van enig goed, gepleegd tegen personen die zich op de openbare wegbevinden (De Haan, 2001).

Page 14: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

14

Regiopolitie Amsterdam-AmstellandDe regiopolitie Amsterdam-Amstelland bestaat uit vijf districten. Dit zijn: district 1 (Centrum), district2 (Noord), district 3 (Oost), district 4 (Zuid) en district 5 (West) (zie figuur 1.1). Deze 5 districtenhebben ieder een verschillend aantal wijkteams. Zo bestaat district 2 (Noord) uit drie wijkteams endistrict 5 (West) uit zeven wijkteams. In 2006 telde de regiopolitie Amsterdam-Amstelland 30wijkteams. De RPAA bestaat uit 6 gemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn.

Figuur 1.1 Regiopolitie Amsterdam-Amstelland verdeeld in vijf districten. (Bron: Bureau MiO, 2006)

Hoofdstuk 2 behandelt eerst de werkwijze van dit onderzoek. De keuzes die gemaakt zijn in ditonderzoek zullen worden toegelicht. Daarnaast zullen enkele begrippen nader verduidelijkt worden. Indit hoofdstuk worden verder enkele kanttekeningen besproken die het onderzoek met zich mee bracht.In hoofdstuk 3 zal een overzicht gepresenteerd worden van de prevalentie van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof binnen de RPAA. Vervolgens zullen in hoofdstuk 4 drie criminologischetheorieën aan de orde komen. De straintheorie (Merton, 1938), de sociale desorganisatietheorie (Shaw& McKay, 1942) en de routine activiteitentheorie (Cohen & Felson, 1979) dienen als wetenschappelijkkader voor dit onderzoek. In hoofdstuk 5 en 6 zullen de factoren besproken worden die mogelijk vaninvloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof, zoals deze in de gevonden literatuur enin de huidige Amsterdamse politiepraktijk naar voren zijn gekomen.In hoofdstuk 7 volgt allereerst de analyse van de onderzochte factoren uit de hoofdstukken 5 en 6. Erwordt nagegaan of de resultaten de theorieën bevestigen. Daarna volgt de conclusie en tot slot deaanbevelingen aan de regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Page 15: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

15

Hoofdstuk 2 Methode

2.1 WerkwijzeEr is in dit onderzoek een indeling gemaakt om de factoren die mogelijk van invloed zijn op diefstaluit/vanaf motorvoertuigen en straatroof op overzichtelijke wijze in kaart te brengen. Deze indeling is alsvolgt: micro-, meso- en macroniveau. In de onderzoeksvragen in het vorige hoofdstuk werd hiernaar alkort verwezen. Hieronder zal uitgelegd worden hoe deze indeling tot stand is gekomen, waaromgekozen is voor deze indeling, wat de indeling inhoudt en wat met de indeling getracht wordt tebereiken.

De indeling op de zojuist genoemde niveaus vindt haar oorsprong in wetenschappelijke literatuur.In de criminologische literatuur wordt deze indeling tevens aangehaald. Met het microniveau wordt indit onderzoek het individu, oftewel de dader, aangeduid. Met het mesoniveau (ook wel tussenniveau)wordt de buurt of wijk bedoeld. Ten slotte wordt met het macroniveau gedoeld op de stad Amsterdam.In figuur 2.1 wordt dit nogmaals verduidelijkt.

Figuur 2.1 Theorie versus praktijk

De reden om de factoren op deze wijze te categoriseren is omdat de indeling een goede afspiegeling isvan de politiepraktijk zelf. De drie niveaus reflecteren de aanpak en de werkwijze van de RPAA. Hetmicroniveau sluit nauw aan bij de dadergerichte aanpak die het korps hanteert. Het mesoniveau komtovereen met het werk dat door de agenten uitdragen wordt in de wijkteams van de RPAA. Hetmacroniveau spitst zich toe op maatschappelijk factoren die betrekking hebben op de stad Amsterdam.In het onderstaande zal een nadere verdieping van de drie niveaus volgen.

Het microniveau richt zich op de individuele kenmerken van een persoon. Hierbij kan gedachtworden aan biologische factoren, persoonlijkheidsfactoren zoals psychische problemen ofverslavingsproblematiek en gezinskenmerken, zoals de invloed van de ouders dan wel broers en/ofzussen. Niet alleen de dader als persoon, maar ook zijn directe omgeving behoort hiertoe.

Het mesoniveau focust op de omgeving of op een bepaalde wijk in Amsterdam. Daarbij kangedacht worden aan zowel de lokale omgeving, zoals de aanwezigheid van winkels, jeugdhonken enparken, als aan dynamische factoren, zoals de in- en uitstroom van (nieuwe) bewoners in een wijk.Daarnaast wordt de school ook gerekend tot het mesoniveau.

Tot slot richt het macroniveau zich op maatschappelijke factoren. Gedacht kan worden aaneconomische factoren, zoals welvaart en werkeloosheid, alsmede de invloed van ruimtelijke spreiding,het weer en vakantieperiodes.

Page 16: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

16

De indeling op micro-, meso- en macroniveau dient in de hoofdstukken 5 en 6 als kapstok om degevonden factoren die mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof inkaart te brengen.

Met behulp van deze indeling zal een overzicht gepresenteerd worden van alle factoren diemogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Op deze manier wordtgekeken welke factoren van betekenis zijn als aanvulling in de voorspellingsmodellen. Tevens zullenaanbevelingen gedaan worden welke factoren al dan niet bruikbaar zijn voor dit proces. Enkele factorenkunnen mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof, maar het gebruikin een voorspellingsmodel daarentegen kan niet mogelijk is. Dit kan komen doordat de kwaliteit van eenfactor dermate slecht is, dat het technisch gezien niet haalbaar is deze factor in een model op te nemen.Daarnaast is soms in de literatuur niet onomstotelijk vastgelegd wat de exacte invloed van een factor is.Dit onderzoek kan dan ook gezien worden als een eerste inventarisatie om dit wel vast te leggen. Meergedetailleerd onderzoek zal moeten uitwijzen of een factor daadwerkelijk van invloed is.

DataIn dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende dataverzamelingsmethoden. In het eerste deel iseen literatuuronderzoek uitgevoerd. Dit was nodig om een eerste indruk te krijgen hoeveel informatieover het onderwerp voorhanden was. Er is naar voren gekomen dat er veel literatuur over het onderwerpaanwezig is. De literatuur is afkomstig uit zowel Nederlandse als buitenlandse, met name Amerikaanseen Britse, onderzoeken. De onderzoeken lopen uiteen van stageverslagen en empirische bevindingen totaan theoretische studies. Deze resultaten zullen in hoofdstuk 5 worden weergegeven. Doorzoekopdrachten in te voeren in enkele online zoekbestanden is literatuur verzameld.2 Via demediatheek, die aangesloten is op het intranet van de politie Amsterdam-Amstelland, is met behulp vande zoekopdrachten gezocht naar relevante informatie. In dit zogehete TIPBASE bestand is gezocht naarachtergrond- en recente informatie van de Amsterdamse politiepraktijk. Enkele interne onderzoeken enstageverslagen zijn met behulp van dit bestand gevonden en gebruikt voor dit onderzoek. Behalve hetregionale zoekbestand is er ook gezocht in de landelijke catalogus van de politie(www.vubis.politieacademie.nl). Dit leverde enkele Nederlandse onderzoeken op die meer inzichtgaven in de achtergrond van de delicten die centraal staan in dit onderzoek. Deze gevonden literatuurkan gezien worden als de meer praktische informatie over de (huidige) politiepraktijk, die het besteaansluit bij de stad Amsterdam.

Daarnaast is gezocht naar meer wetenschappelijk georiënteerde literatuur. Hiervoor is de catalogusvan de VU geraadpleegd (www.ubvu.vu.nl). Met behulp van Engelse zoekopdrachten is gezocht in eenonline bestand dat toegang geeft tot de meest uiteenlopende tijdschriften (www.sagejournals.com).Zowel sociologische, psychologische, criminologische als juridische tijdschriften zijn aangesloten opdeze website. Op deze manier is gezocht in een uitgebreid scala van diverse wetenschappelijkedisciplines.

Het tweede deel van het onderzoek bestond uit het afnemen van interviews. In totaal zijn twintiginterviews gehouden. De interviews zijn afgenomen onder projectleiders van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof (N=16). Deze politiemensen hebben een goed zicht op de problematiekvan de delicten. Hun kennis van de huidige Amsterdamse politiepraktijk is van groot belang. Daarnaastzijn drie mensen van het programmamanagement (PGM) geinterviewd, dhr. B. van Tol, dhr. F. van deStreek en mevr. H. Hageman, en één commissaris uit district 5 (West), dhr. L. Schaap.

Bij de korpsleiding, die de strategische analyse verricht, ligt de focus op het richten van het sturenvan het beleid. Het PGM heeft de focus op het inrichten. Het PGM ondersteunt de korpsleiding en richtzich op de organisatie en analyse. De commissaris uit district 5 (West) heeft een uitgebreid beeldgeschetst van de problematiek in het gehele district. Dit district kampt met uiteenlopendecriminaliteitsproblemen die als zeer ernstig worden ervaren. De resultaten die uit de interviews naarvoren zijn gekomen zullen in hoofdstuk 6 aan de orde komen.

2 Zie bijlage I voor alle gebruikte Nederlandse en Engelse zoekopdrachten.

Page 17: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

17

InterviewsDe politie registreert de binnengekomen aangiften in een registratiesysteem genaamd Xpol. In ditonderzoek is er gebruik gemaakt van aangiftegegevens uit dit registratiesysteem. Op basis van dezeaangiftecijfers is gekeken naar de ernst van de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.Dit is gedaan op regionaal-, district- en wijkteamniveau. Zoals al eerder vermeld, telt Amsterdam vijf districten. De districten varieren in grootte en in hetaantal wijkteams. Amsterdam heeft in totaal 30 wijkteams. Deze wijkteams hebben ieder een eigenwerkgebied en verschillen in afmeting van elkaar.

In het systeem is gekeken naar welke wijkteams van de RPAA de hoogste aangiftecijfers in 2005van de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof geregistreerd hebben. Op deze manier isgetracht de ernst van de delicten vast te stellen. Door te kijken naar de wijkgebieden die de hoogsteaangiften van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof laten zien, wordt verondersteld dat dezewijkgebieden erg veel last ondervinden van de delicten. Juist deze gebieden zijn interessant voor hetonderzoek om inzicht te krijgen in welke factoren mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof. Hiervan is een top 10 samengesteld van de wijkteams met de hoogsteaangiftecijfers (zie bijlage II-a; bijlage II-b geeft de locatie weer van deze top 10). Er is gebleken dat dewijkteams allemaal binnen de gemeente Amsterdam vallen. In het vervolg zal de focus van hetonderzoek dan ook liggen op de gemeente Amsterdam. De overige gemeenten zullen verder buitenbeschouwing blijven.

Vervolgens zijn de projectleiders benaderd van deze wijkteams. Er zijn vijf interviews metprojectleiders van straatroof gehouden en zeven interviews met projectleiders van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen. Daarnaast zijn enkele projectleiders van andere wijkteams geinterviewd die doorcollega’s waren geadviseerd. Dit was één projectleider van straatroof en drie projectleiders van diefstaluit/vanaf motorvoertuigen.3 Helaas is het niet gelukt iedereen te benaderen in verband met devakantieperiode. Gezien de tijdslimiet van het onderzoek en het resultaat van de reeds afgenomeninterviews, werd het niet meer als noodzakelijk beschouwd de andere projectleiders te benaderen.

De interviews duurden gemiddeld één uur en bestonden uit open vragen (zie bijlage IV). In deinterviews werd indien nodig enige sturing aangebracht. Er werd allereerst gevraagd naar de politieachtergrond van de geïnterviewde. Vervolgens werd dieper ingegaan op het microniveau en dedaderproblematiek, daarna het mesoniveau om te eindigen met het macroniveau. Met behulp vanverschillende vragen werd inzicht verkregen in de factoren die mogelijk van invloed zijn op de tweedelicten in de politiepraktijk. Indien noodzakelijk was, zijn de begrippen micro-, meso- en macroniveautoegelicht. Alle interviews zijn, met toestemming van de geïnterviewden, in bijlage V opgenomen.4

3 Voor een overzicht in welke wijkteams de interviews zijn gehouden zie bijlage III-a; bijlage III-b geeft de exactelocatie weer op de kaart van Amsterdam.4 De interviews zijn eventueel op te vragen bij onderzoekster.

Page 18: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

18

2.2 KanttekeningenIn deze paragraaf komen enkele kanttekeningen van dit onderzoek aan bod. Allereerst worden enkeleopmerkingen geplaatst bij de verzamelde literatuur. Vervolgens worden de kanttekeningen besprokenmet betrekking tot de interviews.

2.2.1 Kanttekeningen bij de literatuur

Diefstal uit motorvoertuigen en straatroofDe meeste rapporten over straatroof betreffen het onderzoeksgebied Amsterdam (Vogel, 1991; DeHaan, 1994 en 2001). Tilburg wordt ook onder de loep genomen (Ferwerda, Van Wijk, Van Wijk &Jonkmans, 1998). Recentelijk is in een landelijk rapport aandacht besteed aan de omvang,achtergronden en praktijkervaringen van straatroof (Eijken, Ferwerda, Hakkert & Bottenberg, 2002).Amsterdam komt apart, net als andere grote steden, uitgebreid aan de orde. Uit onderzoek van diefstaluit/vanaf motorvoertuigen staat Amsterdam lang niet altijd centraal. Zo kijken Hesseling en Van Gemert(1991) naar Arnhem en worden door verschillende onderzoekers autokrakers in Rotterdam onder deloep genomen (Hesseling & Aron, 1995; Reyne, 1995). In 1999 is een landelijk rapport verschenen vanhet Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum van het Ministerie van Justitie (WODC)dat diefstal uit motorvoertuigen nader belicht. Er worden daarin enkele projecten genoemd die zichhebben gericht op de bestrijding van autokraak in de buurt van Amsterdam, zoals in Amstelveen, hetHaarlemse Schalkwijk en Zandvoort (Eijken & Hakkert, 1999).

Diefstal vanaf motorvoertuigenBinnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland zijn enkele onderzoeken die zich hebben toegespitst opdiefstal uit/vanaf motorvoertuigen (Verkade, 2001; De Vries, 2005). Slechts één onderzoek richt zichbinnen een wijk van de RPAA op kentekenplaat diefstal (Van Es, 2006).

FocusIn sommige onderzoeken zijn factoren onderzocht die een directe of een indirecte invloed opcriminaliteit hebben (Mayhew & Van Dijk, 1997; Van Dijk, 1998; Van der Torre & Van Tulder, 2001).In niet alle literatuuronderzoeken wordt een duidelijk onderscheid gemaakt van de invloed op dedelicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof. Er is meestal dan ook sprake van een algemeneindeling, zoals gewelds- of vermogenscriminaliteit, vernieling of drugsproblematiek. De delictendiefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof vallen dan in deze categorieën. Het is daarom niet altijdeven duidelijk wat de directe invloed is van een factor op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen ofstraatroof, waarop dit onderzoek zich focust.Uit de meeste literatuuronderzoeken komen risicofactoren naar voren. Dit betekent dat het gaat omfactoren die mogelijk van invloed zouden kunnen zijn op criminaliteit. Een één-op-één relatie kan somsniet worden vastgesteld. Het is meestal een opeenstapeling van factoren die van invloed zijn opcriminaliteit dan één bepaalde factor.

RecentheidEnkele andere onderzoeken zijn juist alleen gericht op de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen enstraatroof. Deze onderzoeken zijn niet (al te) recent meer (Hesseling & Van Gemert, 1991; Vogel, 1991;De Haan, 1994 en 2001; Hesseling & Aron, 1995; Reyne, 1995). Er moet dan ook gelet worden op hetfeit dat de situatie die geschetst wordt, kan afwijken van de huidige situatie.

Page 19: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

19

VergelijkbaarheidDit onderzoek richt zich op de RPAA. De gemeente Amsterdam, met de stad Amsterdam zelf, staatcentraal. Zoals hierboven blijkt, richten andere onderzoeken zich op andere (buitenlandse) gebieden ofsteden. De gevonden resultaten uit die onderzoeken zijn niet altijd te vergelijken met de stadAmsterdam zelf. Er wordt gekeken welke factoren mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof. In de ene stad kunnen andere factoren ten grondslag liggen die meer vaninvloed zijn dan in een andere stad. Steden in andere landen of steden in kleine gemeenten in Nederlandzoals Tilburg, zijn niet per definitie vergelijkbaar met een stad als Amsterdam. Niet alleen de groottevan de stad qua inwoneraantal speelt dan een rol, maar ook het feit dat Amsterdam veel meer toeristentrekt dan andere steden in Nederland. De diversiteit van mensen is zeer groot. Veel verschillendenationaliteiten leven bij elkaar in de stad.

Ten tweede is Amsterdam minder zo goed vergelijkbaar met andere steden vanwege het grotereaanbod van infrastructuur. Mensen bewegen zich voort per fiets, auto, bus, tram, metro of trein. Ditzorgt voor meer dynamische structuur in de stad ten opzichte van andere steden, die factoren met zichmee brengt die mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.

Rotterdam vormt hierop wellicht een uitzondering, omdat in deze stad, net als in Amsterdam,sprake is van een grote diversiteit aan mensen, een hoog inwoneraantal en een groot aanbod vaninfrastructuur.

2.2.2 Kanttekeningen bij de interviews

SelectiviteitDe projectleiders van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof zijn benaderd. Elke projectleideris verbonden aan een wijkteam. De projectleiders hebben specialistische kennis van de problematiekvan de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof in de wijk. Zij geven hun visie op dedelicten in het wijkgebied. Dit brengt met zich mee dat er sprake is van enige selectiviteit. Zij hebbenminder goed zicht op andere vormen van criminaliteit of op criminaliteit buiten hun wijk. Degeïnterviewden hebben ook aangegeven dat deze factoren eventueel van invloed zouden kunnen zijn.Het gaat dus niet om een direct verband. Vervolgonderzoek zou interessant zijn om te bepalen in welkemate al deze factoren van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof binnen deRPAA.

AangiftebereidheidIn de interviews is gevraagd naar de aangiftebereidheid van de delicten in het wijkgebied. Er kwamenwisselende antwoorden naar voren. Velen gaven aan dat de aangiftebereidheid redelijk is, maar dezegroter zou moeten zijn (Balistraat, Linnaeusstraat, Ganzenhoef, Ferd. Bolstraat, Rivierenbuurt, AugustAllebéplein). Sinds kort bestaat de mogelijkheid om aangifte te doen via het internet. Dit wordt gezienals een stap in de goede richting. Bijna elke projectleider ervaart dit als zeer positief. Eén projectleiderlaat zich vrij negatief uit over de internetaangiften. De kwaliteit is volgens hem zeer matig en niet alleswordt op een juiste wijze ingevuld.

Uit de interviews met de projectleiders van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen is gebleken datmensen in sommige gevallen aangifte doen van diefstal uit de auto, terwijl feitelijk sprake is vanvernieling aan de auto. De verzekering schijnt in geval van vernieling geen vergoeding te regelen.Alleen bij aantoonbare diefstal uit de auto kan beroep worden gedaan op de verzekering. Ditzelfde geldtvoor ‘slachtoffers’ van het delict straatroof. Uit de interviews met de projectleiders van straatroof bleekdat mensen in sommige gevallen aangifte doen van straatroof, terwijl dit helemaal niet het geval is. Er isdan sprake van vermissing of zakkenrollerij. De projectleiders lezen bijna allemaal de aangiften door enfilteren de aangiften eruit die niet officieel horen tot de delicten diefstal uit de auto of straatroof. Er kannatuurlijk nooit sprake zijn van een 100 procent controle. Er wordt niet verwacht dat de cijfers enormzullen verschillen, maar het werd toch belangrijk geacht dit gegeven genoemd te hebben.Zorgvuldigheid is dus op zijn plaats.

Page 20: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

20

Een andere verklaring die projectleiders van straatroof geven voor de lage aangiftebereidheid insommige wijkgebieden, zijn het type mensen. De projectleiders van wijkteams Ganzenhoef enFlierbosdreef geven aan dat in hun wijkgebied erg veel illegalen wonen. Indien zij slachtoffer van eenstraatroof zijn, durven deze mensen over het algemeen geen aangifte te doen. Wijkteam Flierbosdreefsignaleert dat mensen met de Afrikaanse nationaliteit weinig aangifte doen. Dit hangt, behalve dat velenvan hen illegaal zijn, samen met de culturele achtergrond en de leefstijl die ze erop nahouden. Deprojectleider van wijkteam Nieuwezijdse Voorburgwal geeft aan dat toeristen het doen van aangifte ookwel eens overslaan.

Wat betreft de aangiftecijfers moet het volgende worden op gemerkt. In dit onderzoek ligt de focusop aangiftecijfers. Aangiftecijfers zijn afhankelijk van de aangiftebereidheid van de burger. Verwachtwordt dat voor de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof, de aangiftebereidheid vrijhoog zal zijn. Het motief om aangifte te doen van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen is over hetalgemeen verzekeringstechnisch van aard. Ten aanzien van straatroof geldt bovendien dat deslachtoffers graag zouden willen dat de dader(s) daadwerkelijk opgepakt word(t)en. Er is gekeken naarde aangiftebereidheid op landelijk, regionaal en districtsniveau. Het gaat hier om autocriminaliteit (dusook diefstal van auto’s) en geweldsdelicten. In de Politiemonitor Bevolking (2006) waren geen aparteaangiftebereidheidcijfers bekend over de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.

Uit tabel 2.1 blijkt dat Amsterdam niet veel afwijkt van de landelijke aangiftebereidheid. Hetaangiftebereidheidcijfer voor Amsterdam is 26.8 procent; landelijk is het totale aangiftebereidheidcijfer29 procent (Politiemonitor Bevolking, 2006). De landelijke aangiftebereidheid voor autocriminaliteit isiets hoger dan in Amsterdam. Voor autocriminaliteit heeft district 1 (Centrum) de hoogsteaangiftebereidheid (28.2%) en district 2 (Noord) de laagste (25.6%).

Ten aanzien van straatroof geldt dat de landelijke aangiftebereidheid voor geweldsmisdrijven gelijkis aan Amsterdam. Geweldsmisdrijven omvatten weliswaar meerdere delicten dan alleen straatroof.District 3 (Oost) heeft het hoogste aangiftebereidheidcijfer (22.6%) en district 4 (Zuid) de laagste(11.2%).

Tabel 2.1 Aangiftebereidheid 2005 autocriminaliteit en geweldsdelictenAangiftebereidheid voor het jaar 2005autocriminaliteit

% Aangiftebereidheid voor het jaar 2005geweldsdelicten

%

Landelijk 29.0 Landelijk 17.0Amsterdam 26.8 Amsterdam 16.9

Districtsniveau: Districtsniveau:Centrum 28.2 Centrum 19.8Noord 25.6 Noord 15.8Oost 25.8 Oost 22.6Zuid 27.8 Zuid 11.2West 26.7 West 16.2

Bron: Politie Monitor Bevolking, 2006

Page 21: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

21

Page 22: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

22

Hoofdstuk 3 Prevalentie

3.1 InleidingIn dit hoofdstuk zal de prevalentie van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof wordenbehandeld. Dit hoofdstuk is in dit onderzoek opgenomen om de mate van voorkomen van de delictenweer te geven. De twee delicten zijn, zoals eerder al genoemd, prioritaire delicten. Diefstal uit/vanafmotorvoertuigen komt heel erg vaak voor. Straatroof is een delict dat de persoonlijke integriteit aantast.Beide delicten nemen in de politiepraktijk een prominente rol in. Om enig zicht te hebben op deproblematiek van beide delicten worden in dit hoofdstuk enkele cijfers gepresenteerd.Hoe vaak komen deze delicten voor binnen de RPAA? De cijfers die worden weergegeven zijngebaseerd op aangiften en zijn afkomstig uit het registratiesysteem Xpol van de politie. Het gaat in allegevallen om absolute aantallen. Er is zowel gekeken op regionaal niveau als op district- enwijkteamniveau. Er zal worden gekeken naar de jaren 2001 tot en met 2005. De aangiftecijfers opwijkteamniveau voor 2005 zijn in de bijlage opgenomen (zie bijlage II-a).

3.2 Diefstal uit/vanaf motorvoertuigenAlhoewel het delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen sinds 2001 een daling heeft gekend, stijgt hetaantal aangegeven delicten in 2005 weer licht (zie figuur 3.1). In 2001 waren de aangiftecijfers van hetdelict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen erg hoog. In 2001 waren er 23.447 aangiften van het delictdiefstal uit/vanaf motorvoertuigen; in 2005 waren dit er 17.783.

0

5000

10000

15000

20000

25000

2001 2002 2003 2004 2005Tijd (jaren)

Aan

gifte

cijfe

rs (a

bs a

ant)

Regiopolitie Amsterdam

Figuur 3.1 Regionale aangiftecijfers van het delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen in de periode2001-20055

Voor alle districten geldt dat er minder aangiften zijn binnengekomen in 2005 vergeleken met 2001,behalve voor district 2 (Noord). Dit district, alhoewel een lichte stijging in 2005 ten opzichte van 2001,heeft de laagste aangiftecijfers. Op districtsniveau springt district 5 (West) er uit met de hoogsteaangiftecijfers. In 2001 waren dit er 6.649, in 2005 is dat teruggelopen tot 5.225 (zie figuur 3.2). District1 (Centrum) laat de opmerkelijkste daling zien, ieder jaar zijn er minder aangiften en de daling is er danook het sterkst. In sommige weken worden meer dan 160 aangiften van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen gedaan. In de districten 3 en 4 zijn in bepaalde weken boven de 100 aangiften te zien.

5 Bron: Xpol; peildatum 11-10-2006

Page 23: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

23

0

10002000

3000

4000

50006000

7000

2001 2002 2003 2004 2005Tijd (jaren)

Aan

gifte

cijfe

rs (a

bs a

ant)

District 1 CentrumDistrict 2 NoordDistrict 3 OostDistrict 4 ZuidDistrict 5 West

Figuur 3.2 Aangiftecijfers van het delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen op districtsniveau in deperiode 2001-2005 (4)

Op wijkteamniveau valt te concluderen dat in elk wijkteam de aangiftecijfers sinds 2001 zijn gedaald.Toch zijn de 30 wijkteams in 2005 verantwoordelijk voor 17.783 aangiften voor het delict diefstaluit/vanaf motorvoertuigen. Uiteraard verschilt dit per wijkteam. Wijkteam Uithoorn was het wijkteammet de minste autokraken, te weten 126 aangiften in het jaar 2005. August Allebéplein was daarentegenhet wijkteam met de meeste aangifte van autokraken, te weten 1.566 in het jaar 2005.

Er is gekeken naar de top 10 van de 30 wijkteams. Hiertussen is een groot verschil in de aantallendiefstal uit/vanaf motorvoertuigen als gekeken wordt naar nummer 1 of nummer 10. De range is 1556-786 voor het jaar 2005. Nummer één, wijkteam August Allebéplein, heeft in 2005 1.566 aangiftenbehandeld. Voor nummer 10, wijkteam de Pijp/Ferd. Bolstraat waren dat in 2005 786 aangiften. Perwijkteam verschillen de aantallen per week. Er zijn wijkteams die meer dan 30 autokraken in de weekrapporteren (IJtunnel, Klimopweg, Linnaeusstraat, van Leijenberghlaan, August Allebéplein). Ditlaatste wijkteam, in district 5 (West), laat de meest extreme cijfers zien. In een bepaalde week in 2005was in dit wijkteam sprake van 80 aangiften van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen.

3.3 StraatroofHet delict straatroof kent sinds het jaar 2001 een daling in de RPAA. In 2001 waren er 3.995 aangiftenvan straatroof; in 2005 is dit teruggelopen naar 2.647 (zie figuur 3.3).

0500

10001500200025003000350040004500

2001 2002 2003 2004 2005Tijd (jaren)

Aan

gifte

cijfe

rs (a

bs a

ant)

Regiopolitie Amsterdam

Figuur 3.3 Regionale aangiftecijfers van het delict straatroof in de periode 2001-20056

6 Peildatum: 14 december 2006

Page 24: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

24

Op districtsniveau is ook een daling te zien, al geldt dit niet voor alle districten. In district 2 (Noord) isin 2005 een lichte stijging te zien ten opzichte van het jaar 2001. Toch blijft dit district de laagsteaangiftecijfers houden (zie figuur 3.4). District 1 (Centrum) laat vanaf het jaar 2002 een dalende trendzien. In 2002 kwamen 1.233 aangiften in dit district binnen; in 2005 704.

District 3 (Oost) heeft de hoogste aangiftecijfers, maar alleen voor de jaren 2001 (1.214) en 2005(880). In de jaren 2002, 2003 en 2004 spant district 1 (Centrum) de kroon. District 1 bereikt in 2002 methet aantal aangiftecijfers een piek (1.233). In sommige districten worden meer dan 15 straatroven in deweek gesignaleerd (districten 1, 3 en 5).

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

2001 2002 2003 2004 2005

Tijd (jaren)

Aan

gifte

cijfe

rs (a

bs a

ant)

District 1 Centrum

District 2 Noord

District 3 Oost

District 4 Zuid

District 5 West

Figuur 3.4 Aangiftecijfers van het delict straatroof op districtsniveau in de periode 2001-2005(4)

Op wijkteamniveau valt te concluderen dat de cijfers sinds 2001 zijn gedaald dan wel nagenoeg gelijkzijn gebleven. Toch zijn de 30 wijkteams in 2005 verantwoordelijk voor 2.647 aangiften van het delictstraatroof. Uiteraard verschilt dit per wijkteam. Wijkteam Uithoorn was het wijkteam met de minstestraatroven, te weten één aangifte in het jaar 2005. Wijkteam Ganzenhoef was daarentegen het wijkteammet de meeste aangifte van straatroven in 2005 (259).

Zoals al eerder genoemd is een overzicht gemaakt van de top 10 van de 30 wijkteams (bijlage II-a).Er is een groot verschil in het aantal straatroven als gekeken wordt naar de nummer één of nummer tien.Wijkteam Ganzenhoef staat op nummer één en heeft 259 aangiften van straatroof geregistreerd.Wijkteam Klimopweg staat op nummer 10, met 98 aangiften in het jaar 2005. Er worden in enkelewijkteams boven de 10 straatroven per week gesignaleerd (Ganzenhoef, Flierbosdreef, district 3).

Page 25: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

25

Page 26: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

26

Hoofdstuk 4 Theorieën

4.1 InleidingDe theorieën die in dit onderzoek centraal staan zijn de straintheorie van Merton (1938), de socialedesorganisatietheorie van Shaw en McKay (1942 [1969]) en de routine activiteitentheorie van Cohen enFelson (1979). In de onderzoeken, die in het volgende hoofdstuk gepresenteerd worden, zijn factoren,gebaseerd op deze theorieën, gebruikt om criminaliteit te verklaren (Rovers, 1997; Van Koppen &Jansen, 1999; Pauwels, 2003; Cahill, 2005; Andresen, 2006). Enkele mensen hebben de theorieënenigszins ‘vernieuwd’. Zo heeft Agnew (1992) de straintheorie van Merton uitgebreid en zijn Wilcox,Land en Hunt (2003) tot een integratieve theorie van de routine activiteitentheorie en de socialedesorganisatietheorie gekomen.

De keuze die in dit onderzoek is gemaakt voor deze theorieën is tweeledig. Ten eerste vinden detheorieën een goede aansluiting met de politiepraktijk, met name met het gedachtegoed van IGP. Detheorieën zijn praktijkgericht en geven een duidelijke visie op het mogelijk doen ontstaan en decontinuïteit van criminaliteit.

Ten tweede sluiten deze theorieën goed aan bij de indeling op micro-, meso-, en macroniveau zoalsin dit onderzoek gehanteerd wordt. In onderstaande tabel zijn de factoren van de drie theorieënweergegeven. De tabel laat het verband zien tussen de theorieën en de niveaus. Op deze manier is tezien hoe de factoren gecategoriseerd worden per niveau.

Tabel 4.1 Factoren van de drie theorieën op micro-, meso- en macroniveauTheorie / Niveau Micro Meso Macro

Straintheorie

Merton (1939); Agnew (1992)

Frustratie (strain)

Ontevredenheid over inkomen ofwerkloosheid

Sociaal EconomischeStatus (SES)

Etnische heterogeniteit

Sociale desorganisatietheorie

Shaw & McKay (1942 [1969])In- en uitstroom van mensen door een gebied

Routine activiteiten theorie

Cohen & Felson (1979)

Gemotiveerdedaders

Aanwezigheid van geschikte doelwitten

Afwezigheid van capabele toezichthouders

Een theorie die op verschillende niveaus criminaliteit kan verklaren is van grote waarde. Zo’n multilevel(of multicontextuele) theorie is getracht door verschillende onderzoekers tot stand te brengen. Wilcox etal. (2003) zijn tot een multicontextuele criminologische gelegenheidstheorie gekomen. Deze theorie,gebaseerd op uitgangspunten van zowel de sociale desorganisatietheorie als de routineactiviteitentheorie, kan criminaliteit op verschillende niveaus verklaren. Op deze manier wordtcriminaliteit niet alleen op één niveau (bijvoorbeeld het microniveau) maar op meerdere niveausverklaard (bijvoorbeeld ook op macroniveau). Er is gebleken dat deze multicontextuele theorie eengoede voorspelling geeft voor het verschijnen van criminaliteit (Wilcox et al., 2003).

Page 27: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

27

4.2 StraintheorieDe straintheorie focust zich op de vraag waaróm mensen in bepaalde situaties criminaliteit plegen. In dejaren ’30 van de vorige eeuw werd deze theorie door Merton (1938) uitgewerkt. Merton vroeg zich af,hoe het kwam dat met name de lagere klassen oververtegenwoordigd waren in de officiëlecriminaliteitsstatistieken. Hij stelde dat de Westerse samenleving overmatig veel nadruk legt op hetbereiken van materiële welvaart en op een hoge sociale status (Van Dijk, Sagel-Grande & Toornvliet,2002). De doeleinden die de cultuur ons voorhoudt, kunnen leiden tot sterke verlangens en/of aspiratiesvan mensen. Het probleem is echter dat individuen niet in gelijke mate de beschikking hebben over demiddelen (mogelijkheden) om deze doeleinden te realiseren. Stijging op de maatschappelijke ladder,waardoor meer status kan worden verkregen, is immers niet voor iedereen weggelegd. Materiëlewelvaart is gemakkelijker bereikbaar voor diegene die een groot inkomen hebben dan voor hen die vaneen uitkering moeten rondkomen (ibid.).

Een goed voorbeeld is het nastreven van ‘The American Dream’. Door er de nadruk op te leggenwordt vergeten dat dit lang niet voor iedereen haalbaar kan zijn. De ervaring dat men de gekozensuccesdoelen niet kan bereiken, veroorzaakt volgens Merton innerlijke spanning. Als gevolg vaneconomische veranderingen, in een stad zoals Amsterdam, kunnen spanningen ontstaan. Dezespanningen kunnen voortvloeien uit het feit dat men ontevreden is met het inkomen of omdat men de alsdoel gestelde materiële welvaart niet kan bereiken. Economische achterstand of deprivatie kan een tekenzijn dat mensen spanning kunnen ervaren (zie figuur 4.1). Deze spanning wordt aangeduid als strain. Inhet Nederlands wordt deze theorie daarom ook wel spanningstheorie genoemd. Als het niet haalbaar isom de doelen te bereiken met de voor handen zijnde legitieme middelen, kan de toevlucht eldersgezocht worden, bijvoorbeeld in de criminaliteit (Bookelman, Korf & de Haan, 2001).

Mensen reageren ieder op eigen wijze op spanning. Merton (1938) ontwikkelde enkelereactiepatronen hoe men zou kunnen reageren op deze strain of spanning. Het is niet het doel van ditonderzoek deze allemaal te behandelen. Belangrijk is echter om te beseffen, dat niet iedereen dieblootgesteld staat aan deze spanning, daadwerkelijk criminaliteit zal plegen. In het ene geval zal menvasthouden aan de gestelde doelen, óók als zij illegale middelen daarvoor moeten gebruiken. In hetandere geval zullen zowel de doelen als de middelen opgegeven worden. Deze categorie mensenplaatsen zichzelf als een soort outcast buiten de maatschappij (Van Dijk et al., 2002).

De straintheorie heeft zich toegepast op jongeren (met name jongens) en die delen in desamenleving die belangrijk zijn voor hen, zoals school, gezin en eventuele verenigingen. Voor jongerenis het van belang om in een groep van leeftijdsgenoten status te creëren. Het doel is dan hoofdzakelijkhet realiseren van deze statuspositie in de groep. De strain die hierbij komt kijken zijn de problemen diemen ondervindt van de status, de school of relaties (Miedema, 1997).

De straintheorie geeft een algemene verklaring voor criminaliteit. Toch verklaart de straintheorieniet alles. Er zijn enkele beperkingen. Zo kan er geen verklaring worden gegeven voor het feit dat nietalle minder- of slechtbedeelde mensen overgaan tot criminaliteit. Ten tweede wordt de situationelecontext (i.e. de invloed van de omgeving) grotendeels buiten beschouwing gelaten (Van Dijk et al.,2002). De theorieën die hieronder zullen volgen, richten zich juist wel op deze omgevingsaspecten.

De belangrijkste indicator voor economische deprivatie in onderzoek tussen samenlevingen inverschillende landen, is de mate van inkomensongelijkheid. Ongelijke verdeling van welvaart in eensamenleving leidt tot relatieve deprivatie onder minderbedeelden en tot een verhoogde crimineleactiviteit van deze groep (Van Wilsem, 2001).

De straintheorie van Merton biedt geen verklaring voor problemen die tot uiting komen opindividueel (micro)niveau.

Agnew (1992) breidde de theorie van Merton uit. Agnew betoogde dat ieder individu te makenkrijgt met strain. Iedereen gaat anders met deze strain om; het is niet alleen afhankelijk van de situatie.Strain kan volgens hem leiden tot crimineel gedrag, maar dit is afhankelijk van een opeenhoping vanfactoren zoals persoonlijkheid, aanpassingsvermogen en de invloed van leeftijdgenoten. Agnew geeft opdeze manier een uitbreiding van de theorie en begeeft zich dus meer richting het microniveau danMerton.

Page 28: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

28

4.3 Sociale desorganisatietheorieDe grondleggers van deze theorie zijn Shaw en McKay (1942 [1969]). Ze hebben onderzoek uitgevoerdnaar de geografische spreiding van jeugddelinquenten in de stad Chicago. Ze veronderstelden dat inbuurten met een lage economische status, veel immigranten en een snel veranderendebevolkingssamenstelling, weinig sociale samenhang is (Wittebrood, 2006). Ze kwamen tot de conclusiedat de meeste jongeren, die in aanraking komen met de politie, afkomstig zijn uit buurten rondom het(zaken)centrum (Rovers, 1997). Criminaliteit kwam het meest voor in het centrum van de stad en namgeleidelijk af naarmate een wijk meer in de periferie lag (Van Dijk et al., 2002). Zo vonden ze dat destructuur van een stad een belangrijke invloed had op criminaliteit. Het uitgangspunt van deze theorie isdat naarmate een gebied meer sociaal gedesorganiseerd is, meer criminaliteit plaatsvindt (Wittebrood,2006). Met de term sociaal gedesorganiseerd wordt aangegeven dat in bepaalde wijken met hogecriminaliteitscijfers een geringe stabiliteit en een lage sociale controle wordt waargenomen, veroorzaaktdoor snelle veranderingen in bevolkingssamenstelling. Deze sociale achteruitgang wordt vooralaangetroffen in min of meer verloederde wijken die grenzen aan het centrum van de stad (Van Dijk etal., 2002). Sociale controle kan niet alleen laag zijn in achterstandswijken, maar ook in gebieden diegekenmerkt worden door sterke sociale heterogeniteit en instabiliteit (Kleinhans, 2005).

In internationaal vergelijkende studies naar criminaliteit zijn uiteenlopende indicatoren gebruiktvoor de mate van sociale desorganisatie in een land. De drie ‘klassieke’ factoren zijn: sociaaleconomische status (SES), verhuismobiliteit en culturele of etnische heterogeniteit (Rovers, 1997). Dedrie factoren hangen sterk en positief samen met de kans op slachtofferschap van criminaliteit(Wittebrood, 2006). Buurten met een lage(re) economische status, zouden een lage(re) organisatiegraadhebben dan buurten met een hogere economische status. De betrokkenheid onderling is minder en ookde sociale controle is vrij gering.

Culturele of etnische heterogeniteit binnen een wijk speelt eveneens een rol bij het verklaren vancriminaliteit. De aanwezigheid van (etnische) bevolkingsgroepen werkt remmend op de sociale cohesiein een wijk, doordat mensen elkaars taal niet verstaan en spreken. De mechanismen van sociale controlein een buurt kunnen daardoor niet goed functioneren.

Verhuismobiliteit hangt tot slot ook samen met het verschijnen van criminaliteit. Wanneer in eenwijk sprake is van veel mensen die vaak verhuizen, komt dit de sociale binding van mensen in een wijkniet ten goede. Door de geringere sociale binding zal minder sociale controle zijn in een wijk. Socialecontrole wordt gezien als een mechanisme dat criminaliteit in een buurt zou kunnen tegengaan. Dezedrie factoren kunnen op hun beurt, zoals hierboven is gebleken, leiden tot sociale desorganisatie waarinde sociale controle mechanismen niet meer goed werken (zie figuur 4.1).

Er zijn nog andere factoren die men in onderzoeken gebruikt heeft om de mate van socialedesorganisatie te bepalen. Rovers gebruikte in zijn onderzoek nog drie andere kenmerken, namelijk: debewoningsdichtheid in een gebied, de aard van de bebouwing en de mate waarin gezinnen socialesamenhang vertonen. Van Wilsem (2001) gebruikte het echtscheidingspercentage voor de mate vansociale desorganisatie in een land.

De sociale desorganisatietheorie richt zich met name op het verklaren van criminaliteit op meso-(Rovers, 1997) en macroniveau (Van Wilsem, 2001). Waarom vinden in een bepaalde wijk meerslachtoffers van straatroof plaats dan in een andere wijk? Kan dit afhankelijk zijn van debuurtsamenstelling in een wijk? Of speelt juist de economische status van de buurtbewoners een rol?

Indien in een bepaalde buurt meer jongeren of juist ouderen wonen, zou dat aanleiding kunnengeven tot meer potentiële doelwitten. Uit onderzoek is gebleken dat jongeren en alleenstaanden, eenverhoogde kans hebben om slachtoffer te worden van criminaliteit (Wittebrood, 2006). Als in een buurtveel jongeren en alleenstaanden wonen, is het vrij logisch dat die buurt te maken krijgt met (gemiddeld)meer slachtoffers. Stel dat deze buurt ook nog eens te maken heeft met mensen die een lageeconomische status hebben; dan kan snel de conclusie getrokken worden, dat het de buurt is die eendirecte invloed uitoefent op het slachtofferschap en dus de criminaliteit. Eigenlijk is dit niet juist. Deoorzaak ligt bij de bewoners van de buurt en de samenstelling van de bewoners. De context van de buurtspeelt dan geen determinerende rol. Er kan alleen van een directe invloed van de buurt gesprokenworden, als er in een bepaalde wijk een verhoogde kans op slachtofferschap is, ongeacht de individuelelevensstijl en routine activiteiten van de bewoners (Wittebrood, 2006). In onderzoek op mesoniveaumoet dus in acht worden genomen of er daadwerkelijk sprake is van een buurteffect of dat het effectteweeg wordt gebracht door individuele kenmerken van de bewoners.

Page 29: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

29

4.4 Routine ActiviteitentheorieDe routine activiteitentheorie is een criminologische gelegenheidstheorie die zich focust op routineactiviteiten van het dagelijkse leven in een bepaald gebied (Cahill, 2005). Bij dagelijkse routineactiviteiten kan gedacht worden aan het verlaten van het huis om naar het werk of school te gaan,boodschappen te doen of naar feestjes te gaan. Structurele veranderingen in de routine activiteiten vanhet dagelijkse leven van mensen kunnen criminele gelegenheden dermate beïnvloeden dat ze bepaaldetrends in criminaliteit kunnen veroorzaken. Dit stelden Cohen en Felson (1979). Ze betoogden ook datdit veroorzaakt wordt door het samenvallen van tijd en plaats van drie elementen: de aanwezigheid vangemotiveerde daders, de aanwezigheid van beschikbare doelwitten en de afwezigheid van competentetoezichthouders (Cohen & Felson, 1979; Felson, 1998). Deze toezichthouders kunnen zowelgezinsleden, collega’s, vreemden op straat als politiemensen zijn. Indien deze drie elementen aanwezigzijn, neemt de waarschijnlijkheid toe dat criminaliteit plaats zal vinden (zie figuur 4.1).

Naarmate meer mensen activiteiten buitenshuis ondernemen, wordt de kans vergroot dat men eendader tegen het lijf loopt. Daarnaast is de kans groter om slachtoffer te worden van inbraak, omdatpersoonlijke eigendommen vaak thuis onbeheerd worden achtergelaten (Van Wilsem, 2001). Dezetheorie is, in tegenstelling tot de twee hierboven beschreven andere theorieën, gericht op potentiëleslachtoffers. De hoeveelheid daders is groter als er meer jongeren in een buurt aanwezig zijn. Op dezemanier neemt de kans voor doelwitten toe om in aanraking met de dader te komen (ibid.).

De bewoners van buurten kunnen verschillen in leeftijd, etniciteit en huwelijkse staat. Deze driekenmerken zijn, zo is uit een onderzoek gebleken, de belangrijkste voorspellers voor deze theorie(Andresen, 2006). In hoeverre kan deze samenstelling van bewoners in een buurt van invloed zijn opslachtofferschap? Andere indicatoren, die in veel onderzoeken zijn gebruikt, zijn het percentageouderen, allochtonen of het aantal jonge mannen in een bepaalde leeftijdscategorie (Cohen & Felson,1979; Rovers, 1997; Wittebrood & Nieuwbeerta, 2000; Van Wilsem, 2001). Het betreft dan met namedemografische gegevens.

Andere indicatoren die in onderzoeken naar voren komen, zijn meer gericht op de omgeving. Inbepaalde wijken zal meer doorstroom zijn van mensen dan in andere wijken. Het aantal mensen in eenbepaald gebied gedurende een bepaald tijdstip van de dag kan iets zeggen over deze doorstroom(Andresen, 2006). Ten tweede kunnen wijken verschillen van het aantal bewoners die zich thuis, in dewoningen, bevinden. In de ene wijk zijn misschien vaker gezinsleden thuis dan de bewoners in eenandere wijk. Op deze manier verschilt de sociale controle per wijk. De verscheidenheid van het wel ofniet aanwezig zijn van gezinsleden in de huishouding is een factor die Cohen en Felson (1979)onderzocht hebben. Ze vonden een significante, positieve relatie tussen het niveau van activiteiten in dehuishouding en criminaliteitscijfers. Deze resultaten lieten zien dat routine activiteiten inderdaad in eengelegenheid kunnen voorzien waarin vele illegale activiteiten kunnen gebeuren.

De beperking van deze theorie is, dat men er altijd van uitgaat dat een gemotiveerde daderaanwezig is. Er wordt dan ook geen aandacht besteed aan de onderliggende motivaties van eenindividuele dader. De theorie biedt dan ook hoofdzakelijk een macrosociologische verklaring voor hetverschijnen van criminaliteit en focust zich niet op de vraag waarom daders criminaliteit plegen.

4.5 SamenvattingHierboven zijn de drie theorieën beschreven die in dit onderzoek centraal staan. De factoren die in detheorieën worden uitgedragen zijn mogelijk van invloed op criminaliteit, in het bijzonder op de delictendiefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof in Amsterdam waarop dit onderzoek zich focust. Detheorieën en hun onderliggende factoren, zoals tabel 4.1 laat zien, vertonen samenhang met één ofmeerdere van de drie niveaus. Deze drie niveaus reflecteren de kijk op criminaliteit in een samenleving.Het microniveau richt zich op de dader, het mesoniveau kijkt naar de omgeving op buurtniveau en hetmacroniveau focust op wat er in de stad Amsterdam gebeurt.

Elk van de drie theorieën is waardevol voor dit onderzoek omdat ze elkaar goed aanvullen. De enetheorie geeft een verklaring waarom men criminaliteit pleegt (straintheorie) en de andere twee theorieënverklaren waar en wanneer criminaliteit kan ontstaan (sociale desorganisatietheorie en routineactiviteitentheorie).

Page 30: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

30

De straintheorie is een dadergerichte theorie. De theorie kijkt naar het individu en brengt naar vorenwelke factoren van invloed zijn waarom mensen criminaliteit plegen. Veroorzaakte spanningen, omdatdoelen niet verwezenlijkt kunnen worden, ziet de straintheorie als mogelijkheid om over te gaan tot hetplegen van criminaliteit. Als het niet haalbaar is om de doelen te bereiken met de voor handen zijndelegitieme middelen, kan de toevlucht elders gezocht worden, bijvoorbeeld in de criminaliteit(Bookelman et al., 2001). Naast deze spanning (strain) als factor, kunnen ontevredenheid over hetinkomen of werkloosheid factoren zijn die mogelijk van invloed zijn op criminaliteit. In hoeverre zijndeze factoren mogelijk van toepassing op Amsterdam? Gelden deze factoren ook voor daders inAmsterdam van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof? In de volgende hoofdstukken zalblijken of dit het geval is.

De sociale desorganisatietheorie en de routine activiteitentheorie zijn situationele theorieën. Ditbetekent dat meer belang wordt gehecht aan omgevingskenmerken. Dus hetgeen wat de straintheoriebuiten beschouwing laat, is het aandachtspunt van de sociale desorganisatietheorie en de routineactiviteitentheorie. Deze theorieën gaan er van uit dat criminaliteit sowieso plaatsvindt. De vraag isechter waar en wanneer. Verschillende factoren, zoals beschreven in tabel 4.1, liggen hieraan tengrondslag: etnische heterogeniteit, de in- en uitstroom van mensen door een gebied, aanwezigheid vangeschikte doelwitten en de afwezigheid van capabele toezichthouders. Garandeert de aanwezigheid (ofjuist afwezigheid) van deze factoren de plaats en het tijdstip van criminaliteit en dan in het bijzondervan de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof? Zijn bepaalde wijken in Amsterdammeer gevoelig voor deze factoren zodat in deze buurten vaker criminaliteit plaatsvindt? Kan op basisvan deze factoren een schatting worden gemaakt waar en wanneer criminaliteit zal plaatsvinden?

In het volgende hoofdstuk wordt door middel van de onderzochte literatuur en de gehouden interviewsduidelijk welke factoren mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.Dit wordt behandeld per niveau. Op microniveau worden de daderkenmerken van de delicten diefstaluit/vanaf motorvoertuigen en straatroof in beeld gebracht. Alleen de factoren worden genoemd die vannut zijn voor de voorspellingsmodellen. Op mesoniveau wordt gekeken welke factoren in buurten inAmsterdam mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Dit zijnbijvoorbeeld ruimtelijke factoren, zoals locatie van parkeergarages of sociaal-economische factoren,zoals de sociaal-economische status in een buurt. Op macroniveau zal voor de stad Amsterdam in zijngeheel worden bekeken wat de precieze invloed is van bijvoorbeeld demografische en economischeomstandigheden.

Page 31: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

31

Page 32: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

32

Hoofdstuk 5 Resultaten uit de literatuur

5.1 InleidingEr zijn enkele onderzoeken die een overzicht van factoren hebben gepresenteerd op micro-, meso- enmacroniveau (Bol, Terlouw, Verwers & Blees, 1998). Er zijn ook onderzoeken die zich puur hebbengericht op één van deze niveaus. Loeber en Farrington hebben gezocht naar verklaringen voor(jeugd)criminaliteit op microniveau (Loeber & Farrington, 1998; Loeber, Slot & Sergeant, 2001;Farrington, 2003). Op mesoniveau is onderzoek gedaan naar welke buurtfactoren een verklaring biedenvoor (bepaalde vormen van) criminaliteit. Verschillende buurten in bepaalde steden zowel in Amerika(Cahill & Mulligan, 2003) als in Vlaanderen (Pauwels, 2003) als in Nederland (Van Wilsem,Wittebrood & de Graaf, 2003) zijn nader bekeken. In Nederland worden onder andere debuurtkenmerken van de stad Rotterdam onder de loep genomen (Rovers, 1997). Tot slot is opmacroniveau onderzoek gedaan naar factoren die mogelijk van invloed zijn op criminaliteit (VanWilsem, 1997; Van der Torre & Van Tulder, 2001).

Al deze onderzoeken worden in dit hoofdstuk verder uiteengezet. Aan het einde van het hoofdstukworden de factoren die van invloed zijn in een overzicht in paragraaf 5.5 weergegeven.

5.2 MicroniveauVeel onderzoek op microniveau is gericht op het verklaren waarom (jeugdige) personen criminaliteitplegen. Er wordt gezocht naar oorzaken die ten grondslag liggen aan het ontstaan van criminaliteit. Depersoon en zijn directe omgeving staan centraal. Risicofactoren spelen hierin een grote rol. Er isgebleken uit onderzoek, dat hoe meer risicofactoren een persoon heeft, des te groter de kans is dat depersoon neigt naar crimineel gedrag (Hawkins, 1995; Farrington, 1997; Hermanns, 1997). Uit nieuwonderzoek blijkt dat niet zozeer het aantal risicofactoren bepalend is, maar dat het vooral gaat om hetsoort risicofactoren (Bol & van der Heiden-Attema, 2000).

Tegenover de risicofactoren staan de protectieve factoren. Deze factoren behoeden de persoon voorhet plegen van (meer) delinquent gedrag. Er blijkt slechts een geringe hoeveelheid aan protectievefactoren te bestaan tegenover een veelheid aan risicofactoren (ibid.). Bol et al. (1998) hebben eenuitgebreid overzicht gepresenteerd van risicofactoren die mogelijk van invloed zijn op microniveau.Deze factoren zijn: genetische, biologische, psychofarmacalogisch, biosociale factoren en factorengelegen in de persoonlijkheid. Deze factoren zijn opgenomen in tabel 5.1, omdat ze mogelijk vaninvloed zijn op criminaliteit. Echter, niet elke factor is bruikbaar om geïmplementeerd te worden in eenvoorspellingsmodel. Twee opmerkingen moeten worden gemaakt.

Ten eerste toont niet elke factor een eenduidig verband met criminaliteit. Een verklaring voor hetontstaan van criminaliteit kan niet direct worden gegeven. Zo hebben jongens met ADHD (attentiondeficit hyperactivity disorder) een verhoogd risico om criminaliteit te (gaan) plegen, maar niet allecriminele jongens hebben ADHD. Niet alle risicofactoren hebben aangetoond dat ze een één-op-éénrelatie met criminaliteit vertonen. Er is vaker sprake van een opeenstapeling van factoren. Demeerwaarde om sommige factoren in een voorspellingmodel op te nemen, wordt dan ook betwist.

Ten tweede is de kwaliteit van bepaalde risicofactoren dermate slecht dat implementatie in eenvoorspellingsmodel niet van nut is. Een goed voorbeeld is de factor “verslaving”. Dit is niet van elkepersoon bekend. Op deze manier kan geen gedegen onderzoek worden uitgevoerd of de factor nudaadwerkelijk van invloed is op criminaliteit. Door alleen te melden dat deze factor niet van invloed isomdat de kwaliteit te wensen overlaat, is te summier. Juist om de kwaliteit te verbeteren van dergelijkefactoren kan wellicht in toekomstig onderzoek worden bepaald of de conclusie nog steeds standhoudtdat de factor niet van invloed is.

Page 33: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

33

Er zal slechts worden volstaan met een opsomming van risicofactoren waarvan is aangetoond dat zeenige invloed hebben op het ontstaan van criminaliteit. Iedere factor moet kritisch worden bekeken. Detwee kanttekeningen, de niet aantoonbare één-op-één relatie en de matige kwaliteit van de factoren,zullen ertoe leiden dat misschien niet alle factoren bruikbaar zijn om geïmplementeerd te worden in eenvoorspellingsmodel.

Tabel 5.1 Risicofactoren op microniveauPersoonskenmerken Individuele (risico) factoren

- Genetisch Als een jongen geboren worden;Genafwijkingen;Delinquente ouders.

- Biologisch Zwangerschapscomplicaties, complicaties tijdens of vlak na debevalling;Invloed van alcohol/drugs;Trage motorische ontwikkeling voor 1e levensjaar.

- Psychologisch Laag non-verbaal IQ, impulsief temperament, grotespanningsbehoefte en extraversie;ADHD incl. psychomotorische impulsiviteit.

- Gedragsstoornissen ADHD i.c.m. antisociaal gedrag, agressiviteit en oneerlijkheid.

GezinskenmerkenRisicofactoren zoals tijdelijke gezinsproblemen of juist een hele voorgeschiedenis aan problemen,kunnen zorgen voor diverse gedragsproblemen in de adolescentie (Hawkins, 1995). Een jeugdigezwangerschap van de moeder kan ook een rol spelen (Tremblay, Zhou, Gagnon, Vitaro & Boileau,1991; Ferwerda, Jakobs & Beke, 1996). Tijdens de opvoeding is de opvoedingsstijl van belang. Gebrekaan toezicht, enige verwaarlozing, afwijzing of conflict kan bij het kind leiden tot allerleigedragsproblemen die op latere leeftijd zich zouden kunnen manifesteren in crimineel gedrag (Loeber &Stouthammer-Loeber, 1986; Farrington, 1992; CS&CPC, 1996). Enige vorm van ouderlijk geweld,mishandeling, verslavingsproblematiek of crimineel gedrag bij de ouders dan wel broers/zussen kanvoor de desbetreffende persoon leiden tot deviant gedrag (Hawkins, 1995; Ferwerda et al., 1996 en1998; Wolfe, Wekerle & Scott, 1997; Farrington, 2003). Verder is er een direct verband tussenkindermisbruik en toekomstig delinquent gedrag (CS&CPC, 1996).

Het onderstaande is een samenvatting van daderkenmerken van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen enstraatroof zoals gebleken uit de verzamelde literatuur. Inzicht in de dadergroep is van belang om hetdelict goed in kaart te brengen en eventuele verbeteringen in de aanpak te realiseren. Tevens komenfactoren aan bod die mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en/of straatroof.

Daderkenmerken van diefstal uit/vanaf motorvoertuigenDaders van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen zijn (bijna) altijd van het mannelijk geslacht (Eijken &Hakkert, 1999; Verkade, 2001; De Vries, 2005). De criminele carrière van een autokraker kan al vroegbeginnen, zo rond het 15e jaar, aldus Eijken en Hakkert (1999). Uit een criminaliteitsbeeldanalysetoegespitst op een wijk in Amsterdam West werd gevonden dat de meeste daders tussen de 12-24 jaaroud zijn (De Vries, 2005). In een ander onderzoek naar daders van autocriminaliteit in een andere wijkin Amsterdam West werd een gemiddelde leeftijd van 27 jaar gevonden (Verkade, 2001). Uit anderonderzoek blijkt de leeftijd wat hoger te liggen. Zo werd in Rotterdams onderzoek gevonden dat degemiddelde leeftijd 32 jaar bedroeg (Reyne, 1995). In een onderzoek naar specifiek het delict diefstalvanaf motorvoertuigen in Amsterdam West bleek dat de daders jong waren. De meeste daders warenniet ouder dan 24 jaar (Van Es, 2006).

Page 34: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

34

Veel autokrakers zijn van niet-Nederlandse afkomst. De meeste zijn van Surinaamse, Antilliaanseof Marokkaanse afkomst (Reyne, 1995; Eijken & Hakkert, 1999). Eijken en Hakkert vonden ook datSurinaamse daders relatief ouder waren dan de Marokkaanse daders. Verkade (2001) vond dat juist demeerderheid bestond uit Nederlandse daders (57%). In dit onderzoek werd ook melding gemaakt vandaders van diefstal van auto's. Er kan echter een andere verklaring voor de verschillen in etniciteitgevonden worden. De daders hebben weliswaar de Nederlandse nationaliteit, maar er moet niet vergetenworden dat er sprake is van 2e en 3e generatie allochtonen. In de onderzoeken komt naar voren dat uit depersonalia van de daders blijkt dat ze buitenlandse achternamen hebben (De Vries, 2005; Van Es, 2006).Van Es (2006) schetst in zijn onderzoek naar kentekenplaat diefstal dat één van de kenmerken van hetprofiel van de daders is dat ze van Noord Afrikaanse afkomst zijn.

Uit diverse onderzoeken blijkt dat de meeste autokrakers kampen met verslavingsproblematiek(Reyne, 1995; van den Broek, van Panhuis & Patty, 1998; Verkade, 2001). Drugsverslaafde autokrakerszijn over het algemeen wat ouder dan de niet-verslaafde autokrakers. Surinaamse autokrakers blijkenvaker drugsverslaafd te zijn dan Marokkaanse autokrakers (Eijken & Hakkert, 1999). Daarnaast zijnautokrakers te kenmerken als generalisten. Dit betekent dat ze verschillende typen delicten hebbengepleegd (Hesseling & Van Gemert, 1991; Eijken & Hakkert, 1999). Ze maken zich veelvuldig schuldigaan andere diefstallen (De Vries, 2005). Uit ander onderzoek blijkt dat daders van kentekenplaat diefstalrelatief veel geweldsincidenten als straatroof en openlijk geweld op naam hebben staan (Van Es, 2006).Bij deze daders zijn er ook aanwijzingen voor enige georganiseerdheid (ibid.).

Daderkenmerken van straatroofDaders van straatroof zijn bijna altijd mannen. De leeftijd van straatrovers is over het algemeen jong tenoemen, maar een eenduidig beeld is moeilijk te krijgen. De Haan (2001) constateert wel dat het aantalminderjarige straatrovers aan het toenemen is. Toch is het aandeel meerderjarigen nog altijd groter. InAmsterdam zijn er meer aangehouden meerderjarige daders. In 1999 was de gemiddelde leeftijd 24 jaar(Wiersema & Jagt, 2000). Ferwerda et al. (1998) vonden dat mannelijke daders een gemiddelde leeftijdvan 21 jaar hadden. Hun onderzoeksgebied betrof wel Tilburg en omgeving. Het valt op dat buitenlandse daders oververtegenwoordigd zijn (De Haan, 2001; Eijken et al., 2002)Er is verschil te zien tussen etniciteit en leeftijd. Onder de 18 jaar, zijn 10 procent meer verdachten vanNoord Afrikaanse afkomst dan bij meerderjarigen (De Haan, 1994). In 1997 bedroeg het aantal verslaafde straatrovers in Nederland 26 procent, in 1998 en 1999 was ditgedaald naar 21 procent en 16 procent (Eijken et al., 2002). De Haan (1994) vond juisttegenovergestelde resultaten. Dit kan mede afhankelijk zijn van de plaats van het onderzoek. De Haanonderzocht specifiek straatrovers in bepaalde wijken in Amsterdam: de Bijlmermeer. Uit het onderzoekbleek dat ruim driekwart (79%) van de meerderjarige straatrovers uit de Bijlmermeer verslaafd waren.Onder de minderjarigen schijnt de drugsproblematiek geen rol van betekenis te spelen. Dit vonden ookWiersema en Jagt (2000). 30 procent van de oudere verslaafde straatrovers (26-30 jaar) waren naareigen zeggen verslaafd, boven de 30 jaar was dit 40 procent.

Samenvattend zijn de gegevens, afkomstig uit bovenstaande genoemde onderzoeken, inonderstaande tabel weergegeven:

Tabel 5.1 Daderkenmerken van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroofDaderkenmerken diefstal uit/vanaf Daderkenmerken straatroof

99.5 % man, leeftijd variërend van 15-65 jaar,30 % Nederlands, verschillende typenantecedenten (geweldsdelicten,(winkel)diefstallen en overlast),(harddrugs)verslaving, werkloos, meestal niet inhet bezit van een afgemaakte opleiding

98 % mannen, 12-21 jaar, 20-40 %Nederlandse afkomst (onder minderjarigenminder van Nederlandse afkomst),verschillende typen antecedenten;drugsproblematiek speelt geen rol onderminderjarigen

Page 35: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

35

5.3 MesoniveauDeze paragraaf bespreekt factoren die in wijken in Amsterdam mogelijk van invloed zijn opcriminaliteit. Sommige onderzoeken hebben zich toegespitst op de delicten diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof. Er zal in de tekst nadrukkelijk worden aangegeven of dit zo is.

Demografische factorenIn, met name Amerikaans onderzoek, zijn allerlei verbanden gevonden tussen buurtkenmerken encriminaliteit. Deze samenhang doet blijken dat het de buurt is die veranderingen in criminaliteit totstand brengt. Maar, er kan ook iets anders aan de hand zijn. De verschillen in de buurt kunnenveroorzaakt worden doordat mensen met vergelijkbare achtergrondkenmerken in dezelfde buurt wonen.Deze individuele achtergrondkenmerken beïnvloeden het gedrag en veroorzaken op buurtniveausamenhang (Rovers, 1997). In onderzoek moet gelet worden dat niet al te snel conclusies wordengetrokken die toegeschreven worden aan de buurt zelf. Rovers (1997) vond in zijn onderzoek tussenbuurten in Rotterdam dat op zichzelf staande buurtkenmerken niet als zodanig leiden tot crimineelgedrag.

Het aantal jonge mannen in een buurt is een factor die in verschillende onderzoeken naar vorenkomt (Rovers, 1997; Van Wilsem et al., 2003). Deze factor laat (meestal) een positief verband zien metcriminaliteit. De vraag is echter of er sprake is van daders, slachtoffers of beiden.

Het aandeel jongeren in de buurt blijkt samen te hangen met de aanwezigheid vanjeugddelinquenten (Rovers, 1997). Verondersteld wordt dat de kans op slachtofferschap hoger isnaarmate zich in een buurt meer jongeren bevinden, vanwege de grotere nabijheid van daders (VanWilsem et al., 2003). Het percentage jongeren is dan ook positief gerelateerd aan de kans opslachtofferschap. In het onderzoek kwam naar voren dat leeftijd en opleiding samenhangen. Jongeren enhoger opgeleiden lopen een groter risico om slachtoffer te worden van diefstal, geweld en vandalismedan ouderen en lager opgeleiden. Mannen blijken een hoger risico te lopen op geweld dan vrouwen,maar juist een lager risico op diefstal (Van Wilsem et al., 2003).

Naast het aandeel jongeren in de samenleving wordt in verscheidene onderzoeken ook gekekennaar de bewoningsdichtheid. Rovers (1997) gebruikte de bewoningsdichtheid door te kijken naar hetpercentage huishoudens met meer dan vijf personen. Deze variabele bleek sterk samen te hangen methet aandeel jongeren in de samenleving. Het aandeel jongeren in de samenleving blijkt weer samen tehangen met de aanwezigheid van jeugddelinquenten.

De populatiedichtheid van een buurt bleek positief samen te hangen met auto gerelateerde diefstalmaar negatief als het ging om het aantal mensen in die buurt gedurende de dag (Andresen, 2006). Hoemeer auto's in een buurt aanwezig waren, des te groter de kans was op auto gerelateerde diefstal. Depopulatie doet het aantal doelwitten en dus ook de criminaliteit stijgen, maar aan de andere kant doet depopulatiedichtheid de informele sociale controle stijgen en verlaagt zodoende criminaliteit (ibid.).

Het dicht op elkaar wonen van veel mensen op vaak (te) klein woonoppervlak wordt door Sampson(1995) genoemd als bijkomende risicofactor indien een wijk aan het verloederen is, dan wel neigt teverloederen (Bol et al., 1998).

In verschillende onderzoeken worden allerlei indicatoren gebruikt voor culturele oftewel etnischeheterogeniteit. Zo meet Rovers deze factor, door te kijken naar de index van bevolkingsgroepen naaraantal en relatieve grootte. Van Wilsem et al. (2003) keken naar het percentage niet Westerseallochtonen. Culturele heterogeniteit bleek positief samen te hangen met de aanwezigheid vanjeugddelinquenten in een buurt (Rovers, 1997). Van Wilsem et al. (2003) vonden dat naarmate deetnische heterogeniteit in de buurt groter is, de kans op slachtofferschap voor zowel diefstal als geweldtoeneemt.

Onder allochtone groepen blijkt criminaliteit 3 tot 6 maal meer voor te komen dan onderautochtonen. Wanneer gecontroleerd wordt voor demografische en sociaal-economische factoren neemtdit met de helft af (Leuw, 1997). Dus in dezelfde demografische en sociaal-economischeomstandigheden zijn allochtonen nog steeds 1,5 tot 3 maal meer geneigd criminaliteit te plegen danautochtone jongeren.

Page 36: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

36

Allochtonen wonen geconcentreerd (dus gescheiden van autochtonen) met name in bepaaldewoonwijken van grote steden. Deze concentratiewijken, soms achterstandswijken, zijn vaak alsprobleemgebieden te beschouwen met onder andere veel jeugdcriminaliteit. De huizen waarin Turkenen Marokkanen wonen zijn, gerelateerd aan het aantal gezinsleden, kleiner en kwalitatief minder. Datbetekent dat het leven in huis juist problematischer is en jongeren de neiging zullen hebben het huis teontlopen. Ze zijn veel op straat, waar ze worden blootgesteld aan het straatleven (Angenent, 1997).

Economische factorenArmoede en werkloosheid in een buurt worden al jarenlang beschouwd als belangrijke factoren vancrimineel gedrag (Bol & van der Heiden-Attema, 2000). Het hebben van geen werk, dan wel ontevredenzijn met het werk of het salaris, zijn mogelijk factoren die spanningen kunnen opleveren (op de langeretermijn). In de literatuur komt dit naar voren als ‘strain’. Deze spanningen, strain of frustratie, kunneneen gehele woonwijk of buurt gaan beheersen. Als daar ook nog bijkomt dat het gebruik van geweld ineen wijk voor de meeste bewoners geen uitzondering is, kan het gevaar bestaan dat een wijk of buurtverloedert (Bol et al., 1998; Bol & van der Heiden-Attema, 2000).

In diverse onderzoeken worden andere indicatoren gebruikt voor economische deprivatie. Rovers(1997) gebruikt de volgende indicatoren voor economische deprivatie: het percentage werklozen in deberoepsbevolking (20-65 jaar); percentage uitkeringen in de beroepsbevolking en percentageberoepsbevolking met als hoogste opleiding lager onderwijs. Er werd een significant (positief) verbandgevonden met de aanwezigheid van jeugddelinquenten in een buurt (Rovers, 1997). In Nederland isgebleken dat in buurten waar zich een concentratie voordoet van lage-inkomensgroepen, de inwonersblootstaan aan een hoger slachtofferrisico (Wittebrood, 2000).

Sociaal-economische factorenEr is een duidelijke relatie tussen sociaal-economische achterstand en criminaliteit (Rovers, 1997). VanWilsem et al. (2003) hebben de volgende indicatoren gebruikt om sociaal-economische achterstand temeten: gemiddeld inkomen per inkomensontvanger, percentage inkomensontvanger met een laaginkomen, percentage inkomensontvangers van 15-64 jaar met een uitkering. Er blijkt uit de resultatendat in Nederlandse buurten, die verbeterd zijn in de periode 1994 en 1998, de kans op diefstal, gewelden vandalisme hoog is met name als er sprake was van een sterke verbetering. Inwoners vanverslechterde buurten liepen daarentegen geen hoger risico op slachtofferschap. Deze resultaten biedengeheel nieuw inzicht, want juist verbeterende buurten behoren over het algemeen niet totachterstandsbuurten, maar hebben desondanks te maken met veel criminaliteit.

De sociale controle tussen buurtbewoners hangt grotendeels met het voorgaande samen. Doordatveel mensen verhuizen naar andere buurten en andere mensen zich juist vestigen in die buurten, is ersprake van weinig sociale controle of betrokkenheid. Deze sociale betrokkenheid of cohesie blijkt eenverband te tonen met criminaliteit. Hoe geringer de sociale cohesie in een buurt, hoe groter de kans datcriminaliteit gebeurt. Rovers noemt in zijn onderzoek 'gezinscohesie' als zijnde de mate waarin gezinnensociale samenhang vertonen. Deze gebrekkige sociale cohesie meet hij door de volgende indicatoren tegebruiken: overlastmeldingen, meldingen van onenigheid op straat en meldingen van burengeruchten.Dit kenmerk bleek ook een positieve significant effect te hebben op de aanwezigheid vanjeugddelinquenten (Rovers, 1997).

In andere onderzoeken wordt geringe sociale binding samen met gebrekkige organisatie van delokale gemeenschap genoemd (Hawkins, 1995; CS&CPC, 1996). Hoe minder homogeen een buurt is,hoe moeilijker het zal zijn om met elkaar tot overeenstemmingen te komen over te behalen doelen ineen wijk. Jongeren die in zo'n wijk opgroeien zullen zich niet echt verbonden voelen met de buurt. Alsdit gepaard gaat met rondhangen op een bepaalde plek in een buurt of een neiging naar agressief gedrag,in combinatie met alcoholgebruik, dan kan dat crimineel gedrag in de hand werken (Bol et al., 1998).

Page 37: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

37

Ruimtelijke factorenIn het onderstaande komen onderzoeken aan de orde die zich specifiek hebben toegespitst op de delictendiefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Er wordt onderscheid gemaakt in statische endynamische ruimtelijke factoren. Met statische factoren worden factoren bedoeld die niet aanverandering onderhevig zijn. Dit zijn: de aanwezigheid van hoogbouw, begroeiing in een wijk, bepaaldetype parkeergelegenheden, aanwezigheid van (school)pleinen, winkels en parken. Onder dynamischefactoren worden factoren verstaan die constant in beweging zijn. Dit zijn: verhuismobiliteit enmigratieontwikkeling, de in- en uitstroom van mensen in een wijk, aantal auto’s die zich door een wijkverplaatsen en bouwprojecten.

Statische ruimtelijke factoren zijn schaars onderzocht. Rovers (1997) onderzocht hoogbouw als hetpercentage woningen op 4e of hogere woonlaag. Er werd een negatief verband met de aanwezigheid vanjeugddelinquenten geconstateerd.

In de stuurgroep criminaliteitspreventie uit 1999 bleek het Haarlemse Schalkwijk (Provincie NH)een geliefde locatie voor autokrakers, onder andere door de omgeving. Er zijn veel afgelegenparkeerterreinen, er is veel hoogbouw en weinig sociale controle. Er was contact met de gemeente overte veel begroeiing of gebrekkige verlichting. Na verbeteringen is de doelstelling gehaald, te weten eenreductie van autocriminaliteit met 30 procent. Het natuurlijk toezicht veranderen, zoals bossagesverwijderen, kan bijdragen aan een beter overzicht van parkeergelegenheden. Een goede verlichting, hetgebruik van 'open' hekwerk, en een inrichting die ook controle op de ruimte tussen de auto's toelaat,verbeteren het zicht op de locatie (Eijken & Hakkert, 1999). Op sommige plekken, meestal op plaatsendie aangeduid werden als hotspots, worden borden geplaatst met "Op slot buit eruit", zoals in hetAmstelveense project. Deze preventieve maatregelen zijn nodig omdat autokraak niet alleen inparkeergarages in de binnenstad voorkomt, maar ook in woonwijken. Vogel (1991) constateerde, nadathij interviews onder daders had afgenomen, dat bosjes, stille plekken en rustige straten uniekeschuilplaatsen kunnen zijn voor daders van straatroof. De kans dat straatgeweld plaatsvindt is groter opplaatsen die slecht verlicht en onoverzichtelijk zijn, zoals in steegjes of parken (Andresen, 2006).

Het aantal parken, speelpleinen en de aanwezigheid van winkels blijken de mate van individueleperceptie op buurtcriminaliteit te verhogen. Dit is de subjectieve onveiligheid van buurtbewoners.Hiermee wordt bedoeld dat buurtbewoners zich meer onveilig voelen en menen een groter risico telopen op slachtofferschap in de nabijheid van parken, speelpleinen en winkels. Daartegenover staat deobjectieve onveiligheid. Hiermee worden de geregistreerde cijfers van criminaliteit bedoeld. Toenbuurtcijfers gecontroleerd werden, bleek dat er geen sprake was van een reëel verhoogde kans opslachtofferschap (Wilcox et al., 2003). Het bleek puur een gevoel van buurtbewoners te zijn dat hetaantal parken, speelpleinen en de aanwezigheid van winkels een gevoel van onveiligheid opriep.

Behalve statische factoren, zijn er ook dynamische ruimtelijke factoren. Dit zijn: verhuismobiliteiten migratie ontwikkeling, de in- en uitstroom van het aantal en het type mensen in een buurt en hetaantal auto’s die zich in en door een wijk verplaatsen.

Er werd een positief verband gevonden tussen verhuismobiliteit en criminaliteit (Rovers, 1997; VanWilsem et al., 2003). De sterke instroom van nieuwe bewoners in verbeterende buurten blijkt juist eenvan de oorzaken van het hoger risico op slachtofferschap van diefstal, geweld en vandalisme, in dezebuurten (Van Wilsem et al., 2003). Dit is mogelijk omdat de hoge sociale instabiliteit, die voortvloeit uitde sterke instroom, de sociale cohesie tussen buurtbewoners beperkt. Sampson (1995) bevestigde ditook. Hij constateerde indien verhuismobiliteit toeneemt, de binding in een buurt compleet verdwijnt.Volgens hem waren enkele bijkomende risicofactoren aanwezig, die bepaalde vormen van criminaliteitin de hand konden werken. Deze risicofactoren zijn het dicht op elkaar wonen van veel mensen in (te)kleine woningen en de afwezigheid van de sociale cohesie.

Eén onderzoek dat zich heeft toegespitst op verhuizingen binnen de gemeente Amsterdam, is hetonderzoek naar migratie ontwikkeling in Amsterdam Noord (Van Es, 2005). Sinds de jaren negentigbleek dat dit deel van Amsterdam aan het verslechteren was. De verloedering nam toe. Deveronderstelling begon te leven dat mensen uit renovatiewijken elders in de stad juist in AmsterdamNoord vervangende woonruimte werd toegewezen. De verwachting was dat veel van deze mensen, dieverhuisden naar Amsterdam Noord, verantwoordelijk waren voor de verslechterde omstandigheden.

Page 38: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

38

Buurtregisseurs gaven aan dat zij geconfronteerd werden met problemen die veroorzaakt werdendoor voormalige inwoners van onder andere de Bijlmermeer. Door deze kennis is bij de politieleidingvan district 2 (Noord) het vermoeden ontstaan dat in dit stadsdeel in toenemende mate sprake is vancriminaliteit en overlast veroorzaakt door migratie van inwoners uit de Bijlmermeer naar AmsterdamNoord. De vraag is echter of de 'verplichte migratie' daadwerkelijk de geconstateerde problemenveroorzaakt. De conclusies die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn als volgt: migratie heeftwel degelijk een grote invloed op de omvang van de geregistreerde criminaliteit. Meer mensen betekentveelal minder sociale controle en daarmee ook meer criminaliteit. Wat niet hard gemaakt kan worden isdat de migranten uit de Bijlmermeer van invloed zijn op het huidige niveau van criminaliteit. Degrootste stromen van nieuwkomers naar Noord komen niet uit Amsterdam Zuidoost. Uit analyse blijktdat de nieuwe bewoners vooral afkomstig zijn uit stadsdelen Zeeburg, Oost, De Pijp en Oud West (VanEs, 2005).

Het aantal en type mensen dat zich door een wijk begeeft, blijkt van invloed te zijn op diefstaluit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Buettner & Spengler (2003) vond dat het aantal dagelijkseforenzen in een buurt gerelateerd was aan vermogenscriminaliteit. Zodra meer mensen zich in een wijkbegaven, nam deze vorm van criminaliteit toe. Dit hangt ook samen met het aantal auto’s. Het aantalauto’s in een bepaald gebied is afhankelijk van zowel de buurtbewoners als van de mensen van buitenafdie zich in dat bepaalde gebied begeven. Er wordt verwacht dat de bewoners van de buurt zélf,gedurende de dag, niet aanwezig zijn. Deze mensen verlaten hun huizen in de ochtend om naar hunwerk te gaan en keren pas begin van de avond weer terug. Daarom wordt de in- en uitstroom vanmensen in een buurt als een goede indicator beschouwd voor verschillende vormen van criminaliteit,waaronder dus auto gerelateerde criminaliteit (Andresen, 2006).

In het begin van de jaren negentig ontstond bij de Gemeente Amsterdam het inzicht dat doormonotone bouw en eenzijdige bevolkingsopbouw getto-achtige wijken aan het ontstaan waren. Eén vandeze wijken was de Bijlmermeer. De bevolking was zeer eenzijdig van samenstelling, laag geschoold envaak werkloos. In deze buurt werd zeer veel criminaliteit gepleegd en overlast veroorzaakt. In 1992 isde aanvang genomen met ‘vernieuwingsbouw’ waarbij de kenmerkende hoogbouw werd vervangendoor laagbouw (Van Es, 2005). Onderzoek zal moeten uitwijzen of deze verandering van hoogbouwnaar laagbouw de criminaliteit heeft verminderd.

Binnen de RPAA zijn enkele analyses gemaakt van het delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen.Het doel van een dergelijke analyse is een verklaring te vinden waarom een stijging heeftplaatsgevonden in een bepaalde tijd van het jaar of in een bepaald district. Dit wordt meestal in opdrachtvan de korpsleiding uitgevoerd. Het delict wordt in kaart gebracht met zicht op prevalentie, hotspots enenkele suggesties worden gedaan om eventuele kwetsbaarheden te verbeteren. Van Sambeek en Van derWeele (2005) brachten het delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen in kaart voor districten 4 (Zuid) en 5(West). In dat onderzoek kwamen zowel statische als dynamische ruimtelijk factoren aan de orde, dieinteressant zijn te noemen. Zij constateerden dat talrijke hotspots aanwezig zijn in deze districten en datdeze aan verandering onderhevig zijn. Slechte verlichting, goede vluchtroutes, gratis parkeren engebrekkige sociale controle zijn kwetsbare factoren die mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen.

SchoolfactorenFelson (1998) wijst op de locatie van scholen. Scholen met in de nabijheid een winkelcentrum, vertonenmeer problemen. De route naar school kan een hoop criminaliteit verklaren.

Ook heeft Felson (1998) de relatie tussen schooltijden en criminaliteit onderzocht. Het percentagevan geweldsmisdrijven waarbij jeugdige betrokken waren, is gerelateerd aan het tijdstip van de dag.Tussen half 3 's middags en half 8 's avonds kwamen de delicten het meeste voor. Tussen 3 en 4 uur 'smiddags werd er meer gerapporteerd en er was een piek te zien rond 3 uur ’s middags als de scholenuitgingen (Snyder, Sickmund & Poe-Yamagata, 1996).

Spijbelgedrag of vroegtijdig schoolverlaten kunnen signalen zijn die duiden op toekomstigcrimineel gedrag (Bol et al., 1998). Er wordt een verband verondersteld tussen vroegtijdigschoolverlaten en criminaliteit (Junger Tas, 2000).

Page 39: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

39

Slechte schoolprestaties of gebrek aan motivatie op school kunnen risicofactoren zijn (Hawkins,1995). Daarnaast zou omgang met delinquente vriendjes, rondhangen op straat en geen nuttigevrijetijdsbesteding een sterk negatief effect kunnen hebben op de persoon en kunnen leiden tot crimineelgedrag (oa. Farrington, 1990; Matsueda & Anderson, 1998). Dat ouders zelf niet of nauwelijks invloedhebben op het gedrag van het kind, veronderstelt Judtih Rich Harris (1998). Zij gaat ervan uit dat deontwikkeling van het gedrag van kinderen 100 procent bepaald wordt door leeftijdsgenoten en (bijna)niet door de ouders.

5.4 Macroniveau

Demografische factorenEen belangrijk rapport dat inzicht geeft in maatschappelijke factoren in Nederland die samenhangen metde ontwikkeling van criminaliteit is het onderzoek van Van der Torre en Van Tulder (2001).Criminaliteit wordt ingedeeld in verschillende type misdrijven. Straatroof is diefstal met geweld en valtonder de geweldsmisdrijven. Diefstal uit/vanaf auto valt onder gekwalificeerde diefstal.7 Er wordt welbenadrukt dat de relatie tussen criminaliteit en de factoren ook heel goed indirect kan zijn.

Ten eerste is er een positief verband tussen het aandeel ongehuwde mannen, in de leeftijd van 15-24 jaar, en eenvoudige diefstal (Van der Torre & Van Tulder, 2001). Uit ander onderzoek komt naarvoren dat het aantal jonge mannen (15-29 jaar) zowel positief gerelateerd was aan diefstal uit/vanafmotorvoertuigen als aan straatroof (Van Wilsem, 1997). Jonge mannen blijken vaker slachtoffer wordendan oudere vrouwen (Ferwerda et al., 1998; Eijken et al., 2002).

Dit resultaat blijkt ook in een ander onderzoek. Er is een verandering in het type slachtofferopgetreden. Er komt naar voren dat straatrovers minder vaak bejaarde vrouwen beroven (Hesseling &Van Gemert, 1991). De opkomst van de mobiele telefoon heeft gezorgd dat jonge mannen en vrouwensneller slachtoffer worden. De jeugd begeeft zich ook vaker op straat dan oudere vrouwen.Zakenmannen lijken nu meer in trek vanwege de laptop en andere dure spullen die ze bij zich dragen(Eijken et al., 2002).

Leeftijd en sekse lijkt ook samen te hangen. De Haan (1991) vond dat slachtoffers tot 18 jaar 90procent jongens waren en slachtoffers boven de 65 voor ¾ uit vrouwen bestonden.

Economische factorenDe relatie tussen criminaliteit en economische deprivatie (i.e. gebrek aan welvaart) is complex.Langdurig onderzoek is nodig voordat een mogelijke verklaring gevonden kan worden. Er zal een korteschets worden gegeven van de invloed van de economische factoren op criminaliteit.

Armoede en inkomensongelijkheid zijn klassieke criminogene factoren8 die een oorzaak voorcriminaliteit kunnen zijn. Armoede kan op verschillende manieren gemeten worden. In het onderzoekvan Van Dijk en De Waard (2000) wordt armoede gemeten als het relatieve en absolute inkomen in eenland. Armoede kan zich ook kenbaar maken door een combinatie van factoren. Gedacht kan worden aangebrekkige onderwijsmogelijkheden, een gebrek aan werkgelegenheid, slechte woonomstandigheden,gebrek aan hoop en vooroordelen ten aanzien van personen die in armoede leven (CS&CPC, 1996).

Armoede en werkloosheid worden al jarenlang als belangrijke oorzaken van crimineel gedragbeschouwd (Bol et al., 1998). Werkloosheid onder jongeren is twee keer zo hoog als onder de totalebevolking in Nederland (Van Dijk & De Waard, 2000). Van Tulder (1994) vond een significant positiefverband tussen werkloosheid en geweldsmisdrijven. Tevens vond hij een positief verband tussen degroei van het aandeel baanlozen en gekwalificeerde diefstal, waaronder auto gerelateerde criminaliteit.

7 Dit is diefstal onder verzwarende omstandigheden, bijvoorbeeld het tezamen plegen van het delict.8 Hiermee worden omstandigheden van mensen en hun omgeving bedoeld, die bijdragen aan het plegen vandelicten.

Page 40: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

40

Er worden verschillende indicatoren gebruikt om de relatie tussen welvaart en criminaliteit te metenin een land. Zo gebruiken Cantor en Land (1985) werkloosheidcijfers en anderen rekenen met het brutonationaal product per hoofd van de bevolking (BNP) in een land (Van Wilsem, 1997; Arvanites &Defina, 2006). Cantor en Land zijn begonnen met de relatie tussen criminaliteit en economie in kaart tebrengen. Ze deden dit op twee manieren: met behulp van criminele motivatie of criminelegelegenheden.

Van Dijk (1998) gebruikte als basis ook de theorie van Cantor en Land. Hij maakte een onderscheidin motivationele en situationele factoren. In het onderzoek worden landen besproken die een welvarendeeconomie hebben en landen die economisch minder welvarend zijn (Van Dijk, 1998). Zijn hypothese isdat in landen die economisch gezien minder welvarend zijn, meer frustratie wordt ervaren. Dezefrustratie wordt gemeten aan de hand van het aantal jonge mannen die ontevreden zijn met hun inkomenof die werkloos zijn. Er blijkt ook dat de motivatie om criminaliteit te plegen groter is in landen met eenminder stabiele economie. In dat soort landen zou meer vraag zijn onder mannelijke jeugdigen om extrainkomen te verkrijgen door illegale activiteiten. Er zijn dus meer gemotiveerde daders aanwezig.Overvallen komen meer voor in landen waar meer strain of frustratie ondervonden wordt door dejeugdige mannen.

Vervolgens legt Van Dijk (1998) uit in hoeverre een welvarende economie kan leiden tot eenstijging van de criminaliteit. Er is een toename van situationele factoren: de aanwezigheid van meergoederen op de markt, meer geld dat in omloop is en het hogere uitgavenpatroon. De mensen hebbenrelatief meer geld om uit te geven aan luxe, dure apparaten. Daarnaast wordt minder zuinig met spullenomgegaan, omdat men makkelijker die spullen kan vervangen. Er is ook sprake van een meer uitgaandelevensstijl en mensen vertoeven vaker buitenshuis zodat de kans een dader tegen het lijf te lopen groteris. Zo kan de stijgende welvaart, onder invloed van situationele factoren, leiden tot een toename ingelegenheidsdelicten (Van Dijk, 1998).

Andere onderzoeksresultaten bevestigen ook dat geweldsmisdrijven, waaronder straatroven, meervoorkomen in minder welvarende landen. De reden die gegeven wordt, is, omdat jonge mannen strainof frustratie ervaren en de alcoholconsumptie van sterke drank hoger is (Mayhew & Van Dijk, 1997).Van Wilsem (2001) vond een zeer sterke negatieve relatie tussen beroving en BNP per capita. Ditbetekent dat hoe lager de inkomens zijn in een stad, hoe eerder een beroving plaatsvindt. Er werd juisteen positief verband gevonden met inkomensongelijkheid en beroving. Dit kan ook verklaard worden;immers, als inkomens meer ongelijk verdeeld zijn, is de kloof tussen lage en hoge inkomens groter enzal meer behoefte ontstaan om berovingen te plegen (ibid.).

Tot slot is het aandeel autobezitters of het aantal motorvoertuigen per 100 inwoners een factor diemogelijk van invloed is op criminaliteit (Mayhew & Van Dijk, 1997; Van Dijk, 1998; Van der Torre &Van Tulder, 2001; Van Wilsem, 2001). Logischerwijs is autogerelateerde diefstal hoger in landen metmeer autobezitters. Als de auto ook nog het meest voorkomende vervoermiddel is in een land, kan datleiden tot meer diefstal gerelateerde criminaliteit van motorvoertuigen (Van Dijk, 1998).

Sociaal-economische factorenUit onderzoek blijkt dat toerisme bijdraagt aan een toename in criminaliteit (Brunt, Mawby & Hambly,2000). Toerisme heeft kwetsbare factoren ten aanzien van criminaliteit. Toeristen worden snellerslachtoffer van criminaliteit. De kwetsbaarheid zit hem in het feit dat toeristen zich blootstellen aanrisicovol gedrag. Te denken valt aan Engelse (meestal jongeren) toeristen, die met een flinke slok op hetnachtleven van Amsterdam gaan verkennen.

Overdag lopen toeristen echter ook risico. Ze zijn sneller doelwit, omdat verwacht wordt dat ze veelcashgeld of travellercheques op zak hebben (Oomens & Wijngaarden, 1993). Dit wordt ook bevestigd inonderzoek onder toeristen in Amsterdam (Schot, 2001). Amsterdam staat op de 4e plaats op de lijst vanEuropese steden met het hoogst aantal buitenlandse toeristen, die de stad per jaar een bezoek brengen.In Nederland trekt Amsterdam vergeleken met andere steden in het land verreweg de meeste toeristen.Toeristen zijn een aantrekkelijk doelwit omdat ze zichtbaar waardevolle spullen bij zich dragen zoals(digitale) camera’s. In laatstgenoemd onderzoek wordt ook gewezen op het feit dat concentraties vantoeristen criminelen aantrekt.

Page 41: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

41

Daarnaast is er niet of nauwelijks sociale controle. Toeristen kunnen niet terugvallen op vrienden offamilie. Ze zijn vaak slachtoffer van straatroof (39%), zoals uit dat onderzoek naar voren kwam.Ferwerda et al. (1998) stellen vast dat in Amsterdam onder de slachtoffers van straatroof een hoogpercentage toeristen is, terwijl dit bij andere steden nauwelijks het geval is. Diefstal uit auto´s ondertoeristen blijkt daarentegen veel minder vaak voor te komen ten opzichte van straatroof. In hetonderzoek van Schot (2001) bleek dat 2 procent van de toeristen slachtoffer van diefstal uit de auto wasgeworden. Oomens en Wijngaarden (1993) vonden in de enquête onder toeristen (n=89) de volgendepercentages voor slachtofferschap: 24 procent straatroof en 8 procent diefstal uit auto.

Tijdsgerelateerde factorenUit Brits onderzoek is gebleken dat zowel vermogens- als geweldsmisdrijven significant gerelateerd zijnaan langere vakantieperiodes (Cohn & Rotton, 2003). Tijdens kortere vakantieperiodes komen dezetwee vormen van criminaliteit minder vaak voor.

In de zomer (vakantie) maanden piekt criminaliteit. Dit kan bijvoorbeeld komen door de toenamevan toeristen in een stad. In Milaan echter, is in de zomer een duidelijke daling van de cijfers te zien vanvijf verschillende soorten criminaliteit, waaronder straatroof. Dit is te wijten aan het feit dat dedoelgroep, de Milanese criminelen, dan zelf op vakantie is (Zimring, Ceretti & Broli, 1996).

In hoeverre zijn bepaalde evenementen van invloed op criminaliteit? Dit is heel erg afhankelijk vanhet type delict. In een intern rapport van de RPAA in district 1 (Centrum) werden geen effectengevonden van een toename van aangiften tijdens evenementen op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen ofstraatroof (Lasschuit, 2005). Uit onderzoek van het WODC kwam naar voren, dat recreatiegebieden opdagen met evenementen een grote stroom auto's van bezoekers te verwerken hebben en dat daar nog weleens een toename te zien is van het delict diefstal uit/vanaf auto's (Eijken & Hakkert, 1999). Dit heeftdeels ook te maken met ruimtelijke factoren van het delict en dat zal hieronder ter sprake komen.

Ruimtelijke factorenNederland heeft, vergeleken met andere Europese landen, maar ook vergeleken met landen als Amerikaen Canada, de hoogste cijfers als het gaat om populatiedichtheid en mate van verstedelijking (Van Dijk& De Waard, 2000). De onderzoekers geven aan dat het hoge niveau van verstedelijking deelsverantwoordelijk is voor de grootschaligheid van criminaliteit in Nederland (ibid.).

Autogerelateerde diefstal blijkt sterk samen te hangen met de mate van populatiedichtheid (Felson,1998). Hoewel er minder auto's zijn per hoofd van de bevolking in dicht bevolkte steden, zijn ze juistgeparkeerd op diefstalgevoelige parkeerplaatsen (Clarke & Mayhew, 1998). Uit dit onderzoek blijkt dateen auto het minst diefstalgevoelig is als hij voor de deur geparkeerd staat, minder veilig indien hij voorhet werk staat en het minst veilig als men uitgaat en de auto ergens geparkeerd wordt. Indien de auto ineen parkeergarage wordt geparkeerd, is de kans 190 keer groter dat er iets uit gestolen wordt dan als deauto voor het huis wordt neergezet. Steden die dun bevolkt zijn, hebben meestal huizen met eigengarages, waarin de auto dan ook veilig geparkeerd staat. Indien men op het werk parkeert, kan dat indunbevolkte gebieden makkelijker voor de deur, zodat sprake is van sociaal toezicht (Felson, 1998).

In een onderzoek naar straatroof bleek ongelijke spreiding een rol te spelen in Amsterdam (Vogel,1991). De binnenstad van Amsterdam heeft een relatief hoog slachtofferpercentage. Dit kansamenhangen met het aantal toeristen of de grote concentratie aan voorzieningen en de recreatieve encommerciële functie die het centrum van Amsterdam met zich mee draagt. Naast de binnenstad kamptAmsterdam Zuidoost ook met veel straatroven. Dit zou kunnen samenhangen met de daar aanwezigeconcentratie van winkelcentra, kantoorgebouwen en metrostations (Vogel, 1991).

De ruimtelijke spreiding van diefstal uit auto’s hangt ook samen met de mate van verstedelijking(figuur 5.1). In grote steden is het risico beduidend hoger (Eijken & Hakkert, 1999).

Page 42: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

42

Figuur 5.1 Mate van verstedelijking en het delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen, 1999

Toeristengemeenten in Zeeland en Terschelling hebben een groter risico slachtoffer te worden vandiefstal uit auto's. Dat komt ook door het feit dat recreatiegebieden een grote stroom auto's vanbezoekers te verwerken krijgen. Verder blijkt dat ruimtelijke spreiding ook samenhangt met het aantal(publiekstrekkende) horecavoorzieningen. Ruimtelijk spreiding van diefstal uit motorvoertuigen hangtsterk samen met het aantal op een locatie te parkeren auto's. In de zomer wordt het centrum vaakaangeduid als een hotspot, omdat de parkeerplaatsen worden aangetrokken door de vele toeristen endoor de publiekstrekkende voorzieningen (Eijken & Hakkert, 1999). Buitenlandse auto’s en auto’s metzichtbaar veel buit lopen daarom een groter risico opengebroken te worden (Hesseling & Van Gemert,1991; Eijken & Hakkert, 1999).

Een geschikte locatie voor autokrakers kan een locatie zijn met veel auto's, zoals parkeerplaatsenbij openbare gelegenheden, maar aan de andere kant ook een locatie zijn die afgelegen, rustig en/ofoverzichtelijk is (Hesseling & Van Gemert, 1991). Daarnaast blijkt uit dit onderzoek dat parkeerplaatsenvoor flats eerder doelwit waren dan de parkeerplaatsen voor de woningen.

TrendfactorenDe beschikbaarheid van alcohol in de samenleving vormt een risicofactor met betrekking totgewelddadig gedrag. Onder invloed van alcohol kunnen er meer straatroven gepleegd worden. In deperioden 1992-1996 is de alcoholconsumptie van Nederlandse jongeren (vooral onder 14 en 15 jarigen)enorm gestegen (Kuipers, Stam en Zwart, 1997).

Nederland neemt ten opzichte van Europese landen een middenpositie in als het gaat om deconsumptie van het aantal liters bier, wijn en sterke drank (Van Dijk & De Waard, 2000). Er wordt doorhen ook gewezen op andere onderzoeken die laten zien dat alcoholmisbruik een sterke correlatie laatzien met agressie (Greenfeld, 1998; Deehan, 1999). Daders blijken over het algemeen vaker gedronkente hebben dan slachtoffers. Vooral leeftijdgenoten die geregeld teveel drinken plegen meer delicten danhun vrienden die niet uitbundig drinken.

De relatie tussen het weer en alcoholconsumptie is ook onderzocht. Warm weer brengt met zichmee dat de alcoholconsumptie stijgt en dit zou op zijn beurt weer kunnen leiden tot geweld onderpersonen (Field, 1990).

Uit onderzoek komt naar voren dat de invloed van televisie en andere multimedia op het gedragvan kinderen niet onderschat mag worden (CS&CPC, 1996). Geweld in de media, zoals veelvuldigeblootstelling aan beeldschermgeweld, kan agressie en geweld bevorderen (Bol et al., 1998). In hoeverreNederlandse televisie zenders van invloed zijn op het gedrag van jongeren kwam uit de geraadpleegdeliteratuur niet naar voren.

Page 43: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix

43

Externe factorenUit verschillende onderzoeken blijkt dat het weer van invloed is op criminaliteit.

Tijdens warm weer, zijn meer mensen geneigd zich buitenshuis te begeven. Dit heeft tweegevolgen: de kans op woninginbraken neemt toe, omdat minder mensen thuis zijn en er bestaat eengrotere kans om op straat daders tegen te komen zodat men meer kwetsbaar is voor zakkenrollerij enstraatroof (Cohn, 1990; Cohn & Rotton, 2000; Yan, 2004). Extreem warm weer kan ook nog eensongemak veroorzaken dat zou kunnen uitmonden in agressief gedrag (Michael & Zumpe, 1983;DeFronzo, 1984; Cohn, 1990; Cohn & Rotton, 1997).

Sutherland (1947) vond dat vermogenscriminaliteit in de wintermaanden een piek bereikte, terwijlgeweldscriminaliteit in de zomermaanden piekte. In verschillende onderzoeken is daar in de loop dertijd zowel ondersteunend als tegengesteld bewijs voor gevonden. Cohen (1941) vond dat in dewintermaanden een toename was in inbraken, overvallen, straatroven, kleine diefstallen enautocriminaliteit. Deze winterpieken werden ook in vele Europese landen en de Verenigde Statenverondersteld (Michael & Zumpe, 1983; DeFronzo, 1984; Field, 1992; Landau & Fridman, 1993; VanKoppen & Jansen, 1999). Andere onderzoeken vonden juist een toename in vermogenscriminaliteit inde zomermaanden (Anderson, 1987; Cohn & Rotton, 2000). Landau en Fridman (1993) wijzen erop datdeze inconsistente resultaten een oorzaak kunnen zijn door de variaties in het klimaat van de landen. Hetklimaat van de Verenigde Staten is niet hetzelfde als dat van het Verenigd Koninkrijk.

Er werd geen significante relatie gevonden met betrekking tot hoge temperaturen en straatroof(Michael & Zumpe, 1983; DeFronzo, 1984). Wel vond DeFronzo (1984) dat er een positief significanteffect was tussen het aantal dagen met een maximum temperatuur van 0 graden Celsius en overvallen.Tijdens de koude dagen in de winter waren er meer overvallen. Landau en Fridman (1993) gaven devolgende verklaringen waarom het aantal overvallen in de winter een piek kunnen bereiken: delevenskosten voor de levensstandaard in de winter zijn hoger dan in de zomer. Men heeft in de wintermeer en warmere kleding nodig en men heeft duurdere rekeningen voor gas, water en licht. Men zoudaarom (extra) geld nodig hebben. Het gure weer in de winter kan zorgen voor dat minder mensen opstraat zijn. De mensen die er wel lopen vormen een extra risico.

Van Koppen en Jansen (1999) geven inzicht in de dagelijkse, wekelijkse en seizoensveranderingenop het aantal commerciële overvallen in Nederland tussen 1988-1994. Het onderzoek laat zien dat ergeen reden is verder te zoeken naar complexe(re) en minder voor de hand liggende verklaringen voorwekelijkse, dagelijkse en seizoensveranderingen, zoals kasstroom in de commerciële doelwitten, hetlevensonderhoud in de winter, slecht weer of veranderingen in werkloosheidcijfer. De verklaring voorveranderingen in het aantal overvallen gedurende de dag, week of jaar is duidelijk: de aanwezigheid vangeschikte doelwitten en adequaat toezicht.

Een Amerikaans onderzoek dat niet onvermeld mag blijven is het onderzoek van Gorr,Olligschlaeger & Thompson (2000). Zij vonden overigens ook dat er een toename was ingeweldsdelicten in de zomer. Dit was volgens hen te verklaren door de toegenomen interactiebuitenshuis. Zij onderzochten tevens of het mogelijk was een voorspellende uitspraak te doen over decriminaliteit op districtsniveau. In gebieden waar veel criminaliteit plaatsvindt, gevenweersverwachtingen een bruikbaar inzicht voor de maandelijkse inzet van politie agenten tijdenspiekuren; voornamelijk geldt dit voor zichtbare criminaliteit zoals drugsdelicten, bedreigingen enovervallen.

Page 44: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer
Page 45: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

45

5.5 Totaal overzicht

* MicroniveauFactoren: Persoonsfactoren:

- Daderkenmerken diefstaluit/vanaf motorvoertuigen

Sekse, leeftijd, etniciteit, verslavings- en psychiatrische problematiek

- Daderkenmerken straatroof Sekse, leeftijd, etniciteit, verslavings- en psychiatrische problematiek- Gezinskenmerken Jeugdige zwangerschap van de moeder;

Opvoedingsstijl: gebrek aan toezicht, verwaarlozing, afwijzing of conflict;Ouderlijk geweld, mishandeling, verslavingsproblematiek of crimineel gedragbij de ouders of broers/zussen

* MesoniveauFactoren: Omgevingsfactoren:

- Demografische Aantal jonge mannen/jongeren in een buurt;Bewoningsdichtheid, populatiedichtheid, dicht op elkaar wonen;Etnische heterogeniteit.

- Economische Armoede en werkloosheid, verloederingEconomische deprivatie

- Sociaal-economische Sociale controle, sociale cohesie;Sociaal economische achterstand.

- Ruimtelijke Statische

Dynamische

De aanwezigheid van hoogbouw, begroeiing in een wijk, bepaalde typeparkeergelegenheden, aanwezigheid van (school)pleinen, winkels en parken.Verhuismobiliteit en migratieontwikkeling, de in- en uitstroom van mensen ineen wijk, aantal auto’s dat zich door een wijk verplaatsen en bouwterreinen.

- Schoolfactoren Locatie van scholen;Schooltijden;Omgang met delinquente vriendjes, rondhangen op straat;Spijbelgedrag, vroegtijdig schoolverlaten;Slechte schoolprestaties, gebrek aan motivatie om verder te leren.

* MacroniveauFactoren: Maatschappelijke factoren:

- Demografische Aantal ongehuwde mannen 15-24 jaar, leeftijd en geslacht.- Economische Armoede, werkloosheid (onder jongeren), gezinsinkomen, welvaart,

inkomens(on)gelijkheid, uitgaande levensstijl;BNP per capita;Strain als ontevredenheid over het inkomen;Aantal auto's/aantal autobezitters.

- Sociaal-economische Toerisme (buitenlandse auto’s; toeristen).- Tijdsgerelateerde Vakantieperiodes.- Ruimtelijke Parkeergelegenheden, (publiekstrekkende) horecavoorzieningen;

Metrostations, winkelcentra, kantoorgebouwen;Mate van verstedelijking, populatiedichtheid.

- Trend Beschikbaarheid van alcohol in de samenleving;Geweld in de media, blootstelling aan beeldscherm geweld.

- Externe Klimaat, seizoensinvloeden, temperatuur, aantal uren licht per dag.

Page 46: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

46

Page 47: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

47

Hoofdstuk 6 Resultaten uit de interviews

6.1 InleidingIn dit hoofdstuk worden de factoren gepresenteerd die mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof zoals die uit de interviews zijn gebleken. Aan het einde van hethoofdstuk wordt dit in een overzicht in paragraaf 6.5 weergegeven.

6.2 MicroniveauIn de interviews is expliciet gevraagd naar de daderkenmerken van diefstal uit/vanaf motorvoertuigenen straatroof. Alle resultaten zijn samengevoegd en hebben geleid tot een profielschets van de dadersvan autokraak en straatroof (zie tabellen 6.1 en 6.2). In eerste instantie zijn deze daderkenmerken nietrelevant voor implementatie in een voorspellingsmodel. Echter, inzicht in dadergroepen is van belangom de delicten goed in kaart te kunnen brengen en eventuele verbeteringen in de aanpak te kunnenrealiseren. Als vervolgonderzoek meer duidelijkheid verschaft over de invloed van bepaalde factorenkunnen de daderkenmerken eventueel geïmplementeerd worden. Veel informatie is uit de interviewsverkregen. Het onderstaande zal een overzicht zijn van de belangrijkste resultaten. 9

Daderkenmerken diefstal uit/vanaf motorvoertuigenDaders van diefstal uit motorvoertuigen zijn allemaal mannen. Uit één interview komt naar voren datin een hanggroep enkele meisjes gesignaleerd worden. Deze meisjes profiteren van het geld datillegaal verkregen is en in de groep circuleert. Zelf zullen ze niet zo snel autokraken plegen.

Uit de interviews blijkt dat er verschillende typen daders zijn. Het type dader is niet alleenafhankelijk van het wijkgebied, maar er zijn ook verschillen met betrekking tot leeftijd en anderekenmerken. Uit de interviews blijkt dat verschillende type daders aanwezig zijn in een wijk. Het komtook voor dat één type dader de meeste problemen geeft in een wijk.

Het eerste type dader wordt in de interviews aangeduid als de stelselmatige dader of deveelpleger. Dit een constante en kleine dadergroep (IJtunnel, Nieuwezijdse Voorburgwal, Beursstraat,Flierbosdreef). Vroeger was deze groep daders verslaafd aan heroïne. Tegenwoordig gebruiken zecocaïne. Tevens gebruiken ze methadon, dat wordt verstrekt door de GG&GD in district 1 en 3. Hetvoornaamste motief om autokraken te plegen is om aan geld te komen zodat in drugsbehoefte voorzienkan worden. De leeftijd van deze groep ligt tussen de 25-45 jaar (Flierbosdreef, Lod. vanDeysselstraat). De meesten zijn van Surinaamse of Antilliaanse afkomst. Een enkele verslaafde is vanNederlandse afkomst (Van Leijenberghlaan) of Marokkaanse afkomst (Lod. van Deysselstraat). Demeesten zijn dakloos (Flierbosdreef).

De afgelopen jaren blijkt in sommige wijken een verschuiving van het type dader te zijnopgetreden (IJtunnel en Balistraat). Vroeger was het voornamelijk de verslaafde veelpleger dieverantwoordelijk was voor autokraken. Tegenwoordig gaat het om een jonge groep jongens vanbuitenlandse afkomst (IJtunnel, Balistraat, August Allebéplein, Rivierenbuurt, Linnaeusstraat, VanLeijenberghlaan, Lod van Deysselstraat). De leeftijd die wordt genoemd varieert van 12 tot 20 en 16tot 25 jaar (IJtunnel, Balistraat, Linnaeusstraat, Ferd. Bolstraat, Van Leijenberghlaan, Rivierenbuurt,August Allebéplein). Enkele daders zijn jonger dan 12 jaar (Lod. van Deysselstraat). Ze blijken vanNoord Afrikaanse (specifieker: Marokkaanse) afkomst te zijn (IJtunnel, Balistraat, Linnaeusstraat,Van Leijenberghlaan, Ferd. Bolstraat, Rivierenbuurt, August Allebéplein, Lod. van Deysselstraat). Erwordt wel eens een Nederlander, Surinamer of Antilliaan herkend, maar dat is eerder uitzondering danregel (Balistraat).

De Marokkaanse jeugd heeft niet of nauwelijks te maken met verslaving (IJtunnel). Af en toeblowen ze of gebruiken ze een pilletje (Balistraat). Eén projectleider signaleert veel drankgebruikonder de jongeren (Rivierenbuurt). Het gaat dan met name om sterke drank gemixt met cola of RedBull in combinatie met veel blowen.

9 De overige informatie is terug te vinden in de interviews, die in bijlage V zijn opgenomen.

Page 48: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

48

Sommige daders van diefstal uit motorvoertuigen kampen met psychische problemen, zoals eencognitieve achterstand en gebrekkige sociale vaardigheden. Er wordt ook gemeld dat ze redelijk laagopgeleid zijn (Nieuwezijdse Voorburgwal, Rivierenbuurt, August Allebéplein, Meer en Vaart).

Eén projectleider geeft aan dat men aanwijzingen heeft dat er sprake is van een georganiseerdverband (Balistraat). Er werd altijd gedacht dat de daders niet in organisatorisch verband delictenpleegden. Het blijkt onlangs dat de daders elkaar goed op de hoogte houden en dat zelfs gesproken kanworden van een hiërarchische structuur binnen de jeugdige dadergroep.

Diefstal vanaf motorvoertuigen vormt in enkele wijkgebieden een zeer groot probleem(Nieuwezijdse Voorburgwal, Lod. van Deysselstraat, Flierbosdreef) of is dit geweest (VanLeijenberghlaan, August Allebéplein, Rivierenbuurt). Een voorbeeld van dit delict iskentekenplatendiefstal. De kentekenplaten worden van een auto gestolen en op de eigen autogemonteerd. Daarna wordt gratis getankt of in sommige gevallen een ramkraak gepleegd. Vervolgenswordt de eigen auto weer ontdaan van de gestolen kentekenplaten, zodat de eigen auto niet wordtherkend. Om te voorkomen dat kentekenplaten van de auto af worden gestolen, worden erpopnagelacties gehouden in de wijkteams. Op deze manier worden de kentekenplaten zo gemonteerd(=gepopnageld) op de auto dat het niet meer mogelijk is deze eraf te halen.

In één interview is gemeld dat sprake is van een totaal andere groep daders dan de daders van hetdelict diefstal uit motorvoertuigen (Van Leijenberghlaan). Uit de andere interviews is niet duidelijkgeworden of er sprake is van dezelfde daders die ook het delict diefstal uit motorvoertuigen plegen.

In onderstaande tabel worden de resultaten schematisch weergegeven.

Tabel 6.1 Daderkenmerken van het delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigenDiefstal uit/vanafmotorvoertuigen

District 1 District 3(Flierbosdreef;

Amsterdam Zuidoost)

District 2, 3(Linnaeusstraat),

4 en 5Geslacht ♂ ♂ ♂ ♂ (enkele ♀♀ in

hanggroep)Type Veelpleger Jeugd Veelpleger JeugdLeeftijd 25-45 jaar 14-23 jaar 25-45 jaar 12-25 jaar; enkele < 12

jaarAfkomst Surinaams/Antilliaans Marokkaans Surinaams/Antilliaans MarokkaansVerslaafd? Ja Nee Ja Nee (af en toe softdrugs

en alcohol)Psychischeproblemen?

Enkelen Onbekend Onbekend Niet sociaal vaardig, laagopgeleid

Alleen of ingroepsverband?

Alleen Met z’n 2en ofmeer

Alleen Met z’n 2en of meer

Georganiseerd? Nee Nee Specialisten Nee; Ja (Balistraat)Verschillende typeantecedenten?

Ja Ja Iedereen heeft zijn eigenspecialiteit en werkgebied

Ja

Motief? Om in drugsbehoeftete voorzien

Geldelijk belang;status

Om in drugsbehoefte tevoorzien

Geldelijk belang,aanzien, macht, stoerdoen, provoceren,verveling, om inlevensonderhoud tevoorzien.

Gelegenheid ofvoorbedachterade?

Gelegenheid enbuitafhankelijk

Gelegenheid enbuitafhankelijk

Onbekend Gelegenheid enbuitafhankelijk

Daderkenmerken straatroofHet delict straatroof wordt gepleegd door mannelijke daders. Uit één interview komt naar voren dat debetrokkenheid van enkele meisjes gesignaleerd wordt tijdens het beroven van enkele scholieren. Hetbetreft hier eerder het meelopen in de groep dan het daadwerkelijk plegen (Rivierenbuurt).

Page 49: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

49

Straatroof wordt als zeer ernstig beschouwd. Hoewel in sommige wijken de cijfers sinds enkelejaren flink zijn gedaald, wordt aangegeven dat elke straatroof één te veel is.

Uit de interviews komt naar voren dat sprake is van een heterogene dadergroep. In iedere wijk iseen ander type dader. Er worden verschillende kenmerken gesignaleerd per type dader. Enkele wijkenhebben te maken met verschillende type daders (Flierbosdreef, Ganzenhoef). De meeste daders plegenstraatroven in dezelfde buurt waar ze wonen (Beursstraat, Nieuwezijdse Voorburgwal, Flierbosdreef,Ganzenhoef, August Allebéplein). Eén projectleider meldt dat geen jonge (Marokkaanse) jongens uitOost en West overkomen om straatroven in de binnenstad te plegen (Nieuwezijdse Voorburgwal).

Het eerste type dader is de stelselmatige dader of veelpleger. De leeftijd ligt rond de 30 jaar(Beursstraat, Nieuwezijdse Voorburgwal, Flierbosdreef, Ganzenhoef). Deze groep kampt met zeerernstige verslavingsproblematiek. Ze zijn onder andere verslaafd aan cocaïne en methadon. Daarnaastkampen ze met psychische problemen (Beursstraat). Hoofdzakelijk blijkt dat deze groep daders vanSurinaamse of Antilliaanse afkomst is (Flierbosdreef, Ganzenhoef).

Het tweede type dader is van zeer jonge leeftijd. Driekwart van de daders zijn onder de 21 jaar(Flierbosdreef, Ganzenhoef). Uit een ander interview blijkt dat de leeftijd tussen de 14 en 18 jaar ligt(August Allebéplein). De verslavingsproblematiek is groot, maar verschilt per wijk. Dit type daderhandelt in drugs (Nieuwezijdse Voorburgwal, Flierbosdreef, Ganzenhoef). In district 5 (West)daarentegen speelt verslaving geen rol (August Allebéplein). In enkele interviews wordt hoofdzakelijkgenoemd dat de daders van Surinaamse of Antilliaanse afkomst zijn. Uit één interview komt naarvoren dat het gaat om (tweede of derde generatie) Marokkaanse daders (August Allebéplein). Uit deinterviews is naar voren gekomen dat de jeugdige daders op scholen zitten voor speciaal en bijzonderonderwijs. Ze kampen met leerachterstanden of concentratieproblemen waardoor het leren bemoeilijktwordt (Flierbosdreef).

Tevens worden nog een paar andere type berovingen genoemd. Allereerst beroven de eerste typedader elkaar onderling. Het gaat om de zogenaamde ripdeals. Dit zijn afrekeningen om verdovendemiddelen die gepaard gaan met geweld. Af en toe gaat het hierbij om steekpartijen (Flierbosdreef). Erworden ook berovingen bij scholieren onderling gemeld.

Ten tweede wordt gewezen op een geheel nieuwe trend (Flierbosdreef). Dit zijn bendes die jongescholieren beroven. Ze proberen de kinderen te beroven van hun giropasje en de pincode teontfutselen. Op deze manier zetten ze zwart geld op de rekeningen. Onder het mom van beloningenvragen de criminelen aan de kinderen geld op te nemen van hun eigen rekening (Flierbosdreef).

In onderstaande tabel worden deze resultaten in het kort weergegeven.

Tabel 6.2 Daderkenmerken van het delict straatroofStraatroof District 1 District 3

(Amsterdam Zuidoost)District 5

Geslacht ♂ ♂ ♂ (enkele ♀♀ in hanggroep)Type Jonge en oude dealers Junks; scholieren

onderling; 'dropouts'Jeugd; scholieren onderling

Leeftijd Rond 20, 30 jaar 25-45 jaar; 75% < 21 jaar 12-25 jaarAfkomst Surinaams/Antilliaans Surinaams/Antilliaans MarokkaansVerslaafd? Ja Ja en nee Niet of nauwelijks; softdrugsPsychische problemen? Enkelen Enkelen NeeAlleen of ingroepsverband?

Alleen Groepsverband; 4 a 5 man,maar hoe ouder zeworden> alleen

Groepsverband; 2 a 3 man

Georganiseerd? Nee Nee OnbekendVerschillende typeantecedenten?

Ja Ja Onbekend

Motief? Om in drugsbehoefte tevoorzien

Om in drugsbehoefte tevoorzien, een geldelijkbelang, machtspel.

Geldelijk belang, machtspel,aanzien verwerven, stoerdoen.

Gelegenheid ofvoorbedachte rade?

Gelegenheid Combinatie; spot-en-volgtechniek

Willekeur en gelegenheid;spot-en-volgtechniek

Page 50: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

50

GezinskenmerkenIn de interviews is gevraagd naar de samenhang tussen gezinskenmerken en criminaliteit. De invloedvan de ouders en de broers en/of zussen is belangrijk. De omstandigheden die voortvloeien uit eenbepaalde gezinssituatie zijn soms niet overeenkomstig met het ideale gezin, dat een beschermdeomgeving zou moeten bieden voor de/het kind(eren). Hieruit zou kunnen blijken dat de kinderenkunnen neigen (in de toekomst) naar deviant gedrag of gedragsproblemen. Daarnaast zou crimineelgedrag op de lange termijn ontwikkeld kunnen worden.

De daders van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof komen bijna allemaal uitprobleemgezinnen. Binnen het gezin worden de volgende factoren gesignaleerd die tot problemenzouden kunnen leiden: gescheiden ouders, het wonen met en/of opgevoed worden door één ouder,afwezigheid van de (biologische) vader, het niet of nauwelijks Nederlands spreken door de ouder(s),(te) grote gezinnen op (te) klein woonoppervlak, geweld in het gezin en (drank)verslaving(Flierbosdreef, Ganzenhoef, Rivierenbuurt, August Allebéplein, Lod. van Deysselstraat).

De invloed van oudere broers op hun jongere broers is groot. Er wordt gesignaleerd dat de jongerebroers hun oudere broers in de criminaliteit opvolgen. Dit fenomeen wordt door diverse projectleidersaangeduid met het 'Dalton effect' 10 (Rivierenbuurt, August Allebéplein, Meer en Vaart). De ouderebroers hebben soms al een (lang) justitieel verleden waardoor ze vaak al eerder in contact geweest zijnmet politie en/of justitie dan hun jongere broers. Enkele jaren later zijn het de jongere broers die incontact komen met de politie.

De opvoedingsstijl van de ouder(s) blijkt een belangrijke rol te spelen. Uit de interviews is naarvoren gekomen dat er weinig betrokkenheid heerst tussen de ouders en de kinderen. Weinig (toe)zichtop de kinderen zou een negatief effect teweeg kunnen brengen in het gedrag van de kinderen. Uit eeninterview komt naar voren dat de kinderen van huis uit geen correcties in het gedrag meekrijgen(Flierbosdreef). De ouders hebben de kinderen niet onder controle en weten vaak niet waar het kindzich bevindt (Ganzenhoef, Lod. van Deysselstraat). In de Marokkaanse cultuur voelen de ouders zichverantwoordelijk voor hun kroost binnen het gezin, maar daarbuiten leggen de ouders de opvoedtaakneer bij de overheid (i.e. politie, scholen, gemeenten).

6.3 MesoniveauIn deze paragraaf wordt op wijkniveau gekeken naar factoren die mogelijk van invloed zijn op diefstaluit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Doordat de wijken in Amsterdam op verschillende punten erguiteenlopend zijn, kunnen per wijk de factoren variëren.

Demografische factorenDe volgende factoren komen uit de interviews naar voren: de aanwezigheid van jongeren in een wijk,de aanwezigheid van toeristen, dagjesmensen, uitgaanspubliek en winkelende mensen in de wijken inAmsterdam en het percentage niet Westerse allochtonen in combinatie met bewoningsdichtheid.

Zoals blijkt uit de daderkenmerken, zijn er veel jeugdige daders van zowel diefstal uit/vanafmotorvoertuigen als straatroof. Vooral in de wijken in districten 2, 3 en 5 wordt dit gesignaleerd. Hetpercentage jongeren in een wijk hangt samen met de kans om een dader tegen het lijf te lopen. Eenandere projectleider meldt dat jongeren elkaar ook onderling beroven. Dit kan betekenen dat hetpercentage jongeren ook van invloed is om zélf slachtoffer te worden. Wijken, waarin veel jeugdwoont of aanwezig is, vormen een risicogebied. Het blijkt dat geen jonge (Marokkaanse) jongens uitOost en West overkomen om straatroven in de binnenstad te plegen (Nieuwezijdse Voorburgwal).

De aanwezigheid van bepaalde type mensen in een wijk is van invloed op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof. Met dit type mensen worden toeristen, dagjesmensen, uitgaanspublieken winkelende mensen bedoeld. Deze mensen lopen eerder risico slachtoffer te worden van diefstaluit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Deels komt dit door hun naïviteit en onoplettendheid, diegesignaleerd wordt door de projectleiders. De mensen zijn niet bekend met de problematiek in de stad

10 Afkomstig uit de strip Lucky Luke, waarin de gebroeders Dalton elkaar opvolgen in de criminaliteit.

Page 51: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

51

Amsterdam of ze zijn minder alert omdat ze onbezorgd op vakantie zijn. Aan de andere kant hangt ditsamen met waar dit type mensen zich begeven. Niet in elk gebied zijn deze mensen aanwezig en lopeneen even groot risico.

De demografische gegevens verschillen per wijk in Amsterdam. In wijken in district 1 (Centrum)wonen weinig mensen (Beursstraat, Nieuwezijdse Voorburgwal, IJtunnel). Dit gebied heeft doorgaansechter wel te maken met een enorme doorstroom van mensen, waaronder toeristen, dagjesmensen,uitgaanspubliek en winkelende mensen. De populatiedichtheid in dit district is zeer groot. Dit komtmede door het grote aanbod van winkels, horecagelegenheden, musea, publiekstrekkende openbaregebouwen en uitgaansgelegenheden.

In andere wijken in Amsterdam zijn dit type mensen veel minder vertegenwoordigd. Wijken inbijvoorbeeld district 4 (Zuid) trekken overdag ook wel veel winkelende mensen door de hoeveelheidwinkels. De auto’s die door deze mensen geparkeerd worden, vormen een aantrekkelijk doelwit voorautokrakers. Om de mensen erop te wijzen geen kostbaarheden (zichtbaar) achter te laten in hun autowordt de achterzijde van parkeerkaartjes bedrukt met waarschuwingsteksten.

De samenhang tussen etnische heterogeniteit en criminaliteit wordt niet bevestigd maar ook nietontkend in de interviews. Er wordt wel gesignaleerd dat het percentage niet-Westerse allochtonen insommige wijken erg groot is. In deze wijken, waar veel allochtonen geconcentreerd wonen, wordt veelcriminaliteit gesignaleerd. Enkele factoren hangen hiermee samen. Dit zijn de bewoningsdichtheid,grote gezinnen wonend op (te) klein woonoppervlak en de straatcultuur.

De bewoningsdichtheid is in deze buurten erg groot. Veel mensen wonen dicht op elkaar. Erworden ook gezinnen gesignaleerd, die veel gezinsleden tellen en die op een vrij klein woonoppervlakwonen met elkaar. Het is dan ook niet onlogisch dat het dicht op elkaar wonen kan leiden tot frustratieof het elders buitenshuis verblijven. In enkele wijken leven de mensen veel op straat en brengen ze eengroot deel van de tijd door in de buurt van cafés en sportcentra. Jongeren hangen op (school)pleinenrond of in winkelcentra. Deze ‘straatcultuur’ kan zorgen voor overlast bij de overige buurtbewoners.In verschillende wijken wordt dit gesignaleerd (Flierbosdreef, Ganzenhoef, August Allebéplein, Lod.van Deysselstraat).

Economische factorenEr is sprake van een zeer hoge werkloosheid onder jeugdigen (August Allebéplein, Lod. vanDeysselstraat).

Sommige omstandigheden in buurten, waarin diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof eenprobleem vormen, zijn niet goed te noemen. Enkele factoren die genoemd worden, zijn: het signalerenvan zwervend huisvuil, de lage waarde van de huizen, veel (sociale) huurwoningen, de slechtegesteldheid van de huizen, onhygiënische toestanden, het lang leeg staan van woningen en het kleinewoonoppervlak (Linnaeusstraat, Flierbosdreef, Ganzenhoef, August Allebéplein, Lod. vanDeysselstraat). Al deze factoren dragen niet bij aan een goede situatie in een buurt en kan criminaliteitin de hand werken. De buurt wordt op deze manier onaantrekkelijk om in te wonen of om er te gaanwonen. Het gevolg kan zijn dat de huidige buurtbewoners, indien dit financieel mogelijk is,wegtrekken. Sommige projectleiders signaleren in hun wijken veel woningen die te koop of te huurworden aangeboden en vrij lang leeg staan. Er verhuizen ook steeds minder mensen naar deze buurten.Uit de interviews blijkt echter niet dat in de buurten verloedering wordt geconstateerd. Mede omdat degemeente ervoor heeft gezorgd dat de woningen en de buurten worden opgeknapt (Flierbosdreef,Ganzenhoef, August Allebéplein, Lod. van Deysselstraat).

Uit andere interviews blijkt juist dat in sommige wijken dure huizen staan (Van Leijenberghlaan,Rivierenbuurt). De aanwezigheid van relatief dure huizen brengt met zich mee dat ook relatief dureauto's voor de deur staan. De aanwezigheid van dure auto's is een kwetsbare factor voor diefstaluit/vanaf motorvoertuigen.

Page 52: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

52

Sociaal-economische factorenEr heerst een geringe sociale controle in sommige wijken (Flierbosdreef, Ganzenhoef, AugustAllebéplein). Het geheel afwezig zijn (of het beperkt aanwezig zijn) van sociale controle is vaninvloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. De geringe sociale controle in sommigewijken komt doordat buurtbewoners elkaar niet of nauwelijks aanspreken op hun gedrag, de politieniet snel op de hoogte stellen van verdachte zaken en niet snel meewerken aan een buurtonderzoek. Depolitie stuit soms op grote weerstand rond het verlenen van medewerking (Ganzenhoef, AugustAllebéplein). Dit kan mede afhankelijk zijn door het gebrekkig Nederlands dat ze verstaan en spreken.

De afwezigheid van sociale controle kan de anonimiteit van de daders bevorderen. De anonimiteitkan zorgen dat daders (van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen) hun gang kunnen gaan. Het beleid isgericht op de daders uit de anonimiteit te halen. Dit betekent in de praktijk: het constant controlerenvan verzekeringspapieren van de brommers waarop ze rijden en ze aanspreken bij hun naam(Balistraat, Van Leijenberghlaan, August Allebéplein). Oplettendheid van buurtbewoners en meldingvan verdachte zaken aan de politie zouden kunnen leiden tot verbeteringen in de opsporing.

In andere interviews wordt melding gemaakt van een redelijk goede sociale controle(Linnaeusstraat, Van Leijenberghlaan). De sociale cohesie tussen buurtbewoners levert een positievebijdrage om diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof te voorkomen. Daarnaast blijkt datbuurtbewoners elkaar en de politie attenderen op verdachte zaken. Er is sprake van een goedeonderlinge betrokkenheid en goede contacten met de politie. Enkele factoren hangen samen met deaanwezigheid van een goede sociale controle. De eerste factor is het percentage ouderen in een wijk(Van Leijenberghlaan). Ouderen stellen sneller de politie op de hoogte van verdachte zaken. Detweede factor is de aanwezigheid van een ‘volksbuurt’ (Linnaeusstraat). De betrokkenheid die in eenvolksbuurt heerst, zorgt ervoor dat iedereen elkaar kent en veel van elkaar afweet. Om als daderanoniem te blijven zal niet makkelijk zijn. Dit zou een factor kunnen zijn die daders ervan kunnenweerhouden delicten te plegen. Tot slot wordt in een interview gemeld dat de joodse gemeenschap ooksnel de politie op de hoogte stelt van verdachte zaken (Van Leijenberghlaan).

Ruimtelijke factorenEr wordt onderscheid gemaakt in statische en dynamische factoren. Met statische factoren wordenfactoren bedoeld die niet aan verandering onderhevig zijn. Dit zijn: aanwezigheid van openbaregebouwen die veel publiek trekken, drie type parkeermogelijkheden, de aanwezigheid van scholen, debegroeiing in een wijk, verlichting en architectuur van een buurt. De dynamische factoren, die eenzekere beweging inhouden, zijn: infrastructuur van de Bijlmermeer, vluchtroutes van de daders, de in-en uitstroom van mensen in een wijk, het gratis parkeren, het openbaar vervoer en bouwterreinen.

De aanwezigheid van publiekstrekkende openbare gebouwen in sommige wijken is een factor, dievan invloed is op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Wijken in district 1 (Centrum)hebben te maken met een diversiteit van vermaakcentra. Hieronder wordt verstaan: winkels,restaurants, hotels, het Centraal Station, Dierentuin Artis, Theater Carré, het Wallengebied, deStopera, het Damrak en nog veel meer. Deze kunnen gelegenheden voor criminaliteit creëren. Hetcentrum wordt onder invloed van deze factoren een gebied waar criminaliteit eerder plaats kan vinden(Beursstraat, Nieuwezijdse Voorburgwal, IJtunnel).

In Amsterdam zijn diverse mogelijkheden om de auto te parkeren. Deze parkeergelegenhedenkunnen verschillende factoren met zich mee brengen die van invloed zijn op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen.

Ten eerste bestaat de mogelijkheid om de auto in een openbare parkeergarage te parkeren. In hetcentrum van Amsterdam zijn enkele parkeergarages evenals in district 3, die een probleem vormen. Deparkeergarages zijn een criminogene factor, omdat ze daders voorzien van een beschutte plaats om hetdoelwit uit te kiezen en om vervolgens over te gaan tot het plegen van het delict (Flierbosdreef). Inandere wijken van Amsterdam zijn ook parkeergarages, maar deze zijn niet van invloed op diefstaluit/vanaf motorvoertuigen. Borden met slogans als “Op slot, buit eruit” en “Niets erin, niets eruit”moeten mensen attent maken op het feit dat ze niets zichtbaars in de auto laten liggen.

Ten tweede is het mogelijk de auto te parkeren langs de openbare weg. Dit type parkeerplaats isaanwezig in alle wijken en zeer gevoelig voor het delict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen.

Page 53: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

53

Meestal bevinden deze parkeerplaatsen zich in winkelstraten. Auto’s worden hier niet voorlangere tijd geparkeerd, maar dat weerhoudt daders niet. Het is mogelijk dat het delict gepleegd wordtbinnen 30 seconden. De daders rijden op scooters op de openbare weg vlak langs de auto’s. Indien zebijvoorbeeld een laptop op de achterbank zien liggen, tikken ze een ruitje in, pakken de buit en gaan ervan door. Niet in alle wijken vormen deze parkeerplaatsen een probleem. Met name in wijken indistrict 5 is diefstal uit/vanaf motorvoertuigen een groot probleem.

Een specifieke parkeerplaats, dat een groot probleem was zoals uit een interview bleek, was eendagopvang op het Mulderplein (IJtunnel). De moeders komen hun kind(eren) ophalen van school,laten hun auto onbeheerd achter en vergeten de (kostbare) spullen uit de auto te halen. Ze zijn minderalert en van hun onoplettendheid willen autokrakers nog wel eens profiteren.

Het aanwezig zijn van parkeerbeheer die controleren of mensen wel betaald hebben, brengt eenpositief effect teweeg. Namelijk door het constante toezicht wordt de gelegenheid om toe te slaangereduceerd.

Ten derde kunnen auto’s op parkeerterreinen geparkeerd worden. Dit is meestal voor langere tijd.Een goed voorbeeld is congrescentrum RAI. Er worden hier veel auto's geparkeerd. Gezien hetkarakter van de buurt (veel zakenmensen door omliggende bedrijven, maar ook door hetcongrescentrum) is sprake van relatief dure buit in de auto’s, zoals computerapparatuur. Dit maakt dedoelwitten gevoelig voor diefstal. Een andere kwetsbare factor, die de parkeerterreinen met zichmeebrengen, is dat de meeste terreinen onbewaakt zijn. Er is weinig tot geen sociale controleaanwezig. Parkeerterreinen rond publieke gebouwen zijn zo ook een kwetsbare factor voor diefstaluit/vanaf motorvoertuigen (IJtunnel, Nieuwezijdse Voorburgwal, Balistraat, Rivierenbuurt, Lod. vanDeysselstraat, August Allebéplein). Vooral parkeerplaatsen bij restaurants en hotels (Balistraat) in hetbijzonder het Amstelhotel (IJtunnel) zijn gevoelig hiervoor. Sommige openbare parkeerterreinenondervinden geen last van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen. Een voorbeeld hiervan is eenparkeerterrein bij sportvelden in een wijk in district 5 (West). Hoewel dit een afgelegen gebied is,worden weinig delicten gepleegd. Dit zou kunnen komen door een groot spandoek dat boven de weghangt dat mensen erop wijst niets van waarde achter te laten in de auto. Tevens zou het kunnen komendoor de aanwezigheid van mensen die de auto's een parkeerplek toewijzen.

De aanwezigheid van jeugdaantrekkende plaatsen komt uit de interviews naar voren als eencriminogene factor. Onder jeugdaantrekkende plaatsen worden jeugdhonken, (school)pleinen envoetbalkooien verstaan. Rondom deze hangplekken wordt dan ook veel criminaliteit gesignaleerd(Rivierenbuurt, Ferd. Bolstraat). Met gemeente zijn afspraken gemaakt om de jeugd meer teontmoedigen op die plaatsen rond te hangen. Er is afgesproken dat bepaalde bankjes wordenverwijderd en dat daarvoor in de plaats prikstruiken komen (Lod van Deysselstraat). De aanwezigheidvan veel scholen in sommige wijken is van invloed op de aanwezigheid van veel jongeren in eenbuurt. De aanwezigheid van jongeren, zoals hierboven reeds is beschreven, brengt mogelijkgemotiveerde daders met zich mee. De aanwezigheid van gemotiveerde daders is een factor diemogelijk van invloed is op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof (August Allebéplein, Lod.van Deysselstraat).

De wijken in Amsterdam verschillen van elkaar in grootte, architectonische bouw, begroeiing enandere statische ruimtelijke factoren. Deze factoren worden in sommige wijken aangeduid alscriminogene factoren. Hoogbouw, donkere steegjes en onoverzichtelijke pleinen kunnen daders eenbepaalde beschutting geven om bijvoorbeeld straatroven te plegen. De gemeente heeft besloten ietshieraan te doen en is begonnen met het opknappen van buurten, zoals de Bijlmermeer. Er is daarsprake van veel hoogbouw. Bepaalde buurten worden gesloopt en laagbouw komt er voor in de plaats.Deze veranderingen blijken van invloed te zijn op de criminaliteitscijfers. De overlast is afgenomen enminder straatroven worden gesignaleerd (Flierbosdreef, Ganzenhoef). De buurt is op deze manier veeloverzichtelijker geworden. In overleg met de gemeente zijn deze bossages verwijderd en gesnoeid.Bossages worden wel gezien als plaatsen waar straatrovers zich mogelijk op kunnen houden. Deverlichting staat dag en nacht aan om goed zicht te houden op de (binnen)straten (Ganzenhoef).

In het onderstaande worden de dynamische factoren besproken die van invloed zijn op diefstaluit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.

Page 54: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

54

Ten eerste wordt de infrastructuur van de Bijlmermeer gezien als criminogene factor(Flierbosdreef, August Allebéplein). De Bijlmermeer is opgebouwd uit verschillende niveaus. Deverschillende verkeersstromen zijn gescheiden. Het autoverkeer rijdt op een hoger niveau en het fiets-en loopverkeer op een lager niveau. De parken en maaivelden zijn lager gebouwd dan de wegen waarde auto’s rijden. Het idee was om meer rust te creëren, maar dit heeft geleid tot een ongewenst effect.De structuur bleek een bron van criminaliteit te zijn. De maaivelden van de oude Bijlmer bleken eencriminogene factor in het gebied (met name voor straatroven), mede door de afwezigheid van socialecontrole (Flierbosdreef).

Een tweede factor, die deels ook te maken heeft met de infrastructuur, zijn de vluchtwegen van dedaders. Er bleek met name bij het winkelcentrum de Amsterdamse Poort goede vluchtroutes te zijn(Flierbosdreef). Op een gegeven moment werd een piek waargenomen van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen. Bepaalde loopwegen zijn toen veranderd door hekken te plaatsen, parkjes aan teleggen en de verlichting te verbeteren. Daarna werd een terugloop in de cijfers geconstateerd(Flierbosdreef). In meerdere interviews worden de uitvalswegen van de daders benadrukt (IJtunnel,Balistraat, Van Leijenberghlaan, Lod. van Deysselstraat). Hoe meer vluchtroutes in een wijkgebiedaanwezig zijn, hoe moeilijker het is om de daders daadwerkelijk te pakken.

Uit het interview in district 5 (West) komt naar voren dat de infrastructuur niet leidt tot meerstraatroven. Het zit niet in de stedelijke bebouwing of parken, maar in de bevolking (Schaap). Dithangt samen met de derde dynamische factor die van invloed is op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen:de doorstroom van het aantal verschillende mensen in een gebied.

Wijken in district 1 (Centrum) hebben te maken met de grootste doorstroom van mensen.Toeristen, dagjesmensen, uitgaanspubliek en winkelende mensen komen in dit gebied het meeste voor.In andere wijken verplaatsen veel buurtbewoners zich door de wijk. Dit is afhankelijk van dedagelijkse activiteiten. Weer andere wijken hebben te maken met forenzen die hun auto (gratis)parkeren en met het openbaar vervoer doorreizen naar het centrum van de stad. Uit de interviews blijktdat deze in- en uitstroom van invloed is op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.

Gratis parkeren blijkt, met name in district 5 (West), een factor te zijn die van invloed is opdiefstal uit/vanaf motorvoertuigen. In een groot deel van dit district kan gratis geparkeerd worden(Lod. van Deysselstraat, August Allebéplein). Dit gratis parkeren trekt enorm veel auto’s en dusgeschikte doelwitten aan. De aanwezigheid van veel auto's is een factor die van invloed is op diefstaluit/vanaf motorvoertuigen (August Allebéplein, Lod. van Deysselstraat, Meer en Vaart). De auto's zijnhoofdzakelijk afkomstig van mensen van buiten Amsterdam. Deze forenzen wonen buiten de stadmaar werken in Amsterdam zelf. Ze zijn minder alert en beseffen maar gedeeltelijk de ernstigeproblematiek. Vaak worden (kostbare) spullen achter in de auto gelaten. Dit maakt de doelwitten extrakwetsbaar voor diefstal uit/vanaf motorvoertuigen.

Terreinen, waar gebouwd wordt, zijn geen criminogene factor. De verbouwingen bij het CentraalStation en in de Ferd. Bolstraat ten behoeve van de Noord-Zuidlijn hebben geen invloed(Nieuwezijdse Voorburgwal, Ferd. Bolstraat). Er wordt aangegeven dat het niet aantrekkelijk is opdeze plaatsen delicten te plegen. Daarnaast zijn er geen goede vluchtwegen en het Stationsgebiedwordt goed bewaakt met diverse camera's.

Het openbaar vervoer oefent geen invloed uit op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.Daders blijken van het openbaar vervoer gebruik maken om slachtoffers te treffen. Er is sprake vaneen zekere techniek. Men spot eerst iemand in de metro met bijvoorbeeld een dure mobiele telefoon.Vervolgens als deze persoon uitstapt, wordt hij gevolgd richting huis. Op een rustige plaats tussen hetmetrostation en de plek van bestemming wordt de persoon beroofd. Deze spot-en-volgtechniek wordtdoor verschillende wijk gerapporteerd en is een factor die van invloed is om slachtoffer te worden vanstraatroof (Flierbosdreef, Ganzenhoef, August Allebéplein).

Page 55: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

55

SchoolfactorenUit een intern onderzoek bleek enige samenhang te zijn tussen autokraken en schooluren (IJtunnel). Erworden meerdere verklaringen gegeven. Ten eerste zouden de daders scholieren kunnen zijn, die naschooltijd enkele auto's openbreken. Dit betekent een toename van het aantal (gemotiveerde) daders.Ten tweede kan sprake zijn van een toename van het aantal doelwitten. Het aantal auto's in dat gebiedneemt toe omdat de ouders hun kind(eren) ophalen van school met de auto. Ze laten hun autoonbewaakt achter als ze uitstappen om hun kinderen op te halen. Zichtbare spullen op de achterbankworden dan niet meegenomen of gecamoufleerd, zodat het gemakkelijk voor de daders te zien is watzich in de auto bevindt. In een wijk in district 4 (Zuid) was opgevallen dat tijdens een diplomauitreiking op een school een stijging was van het aantal autokraken.

De invloed van schoolfactoren wordt als belangrijk beschouwd zo blijkt uit de interviews. Er isechter wel weinig contact met de scholen in de buurt. Er worden enkele schoolcontacten onderhoudenmet de buurtregisseur (Balistraat). Enkele type daders kampen met schoolproblematiek (Ganzenhoef).Deze groep is (al vroeg) gestopt met school. Ze hangen grotendeels rond op straat. Ze zijn niet totweinig gemotiveerd om verder te leren. Uit meerdere interviews blijkt dat hangen op straat doorgroepen jongeren voorkomt (Linnaeusstraat, Ferd. Bolstraat, Rivierenbuurt, August Allebéplein, Lod.van Deysselstraat).

Uit de interviews blijkt dat (vroegtijdige) schoolverlaters een risicogroep vormen voor hetverzeild raken in de criminaliteit. Hageman geeft aan dat onder de jeugd erg veel spijbelgedragvoorkomt en dat schoolverlaters zich niet betrokken voelen bij de maatschappij. Schaap signaleert indistrict 5 ook hoge schooluitvalcijfers.

Van Tol beschrijft het belang van groepsprocessen en groepspolarisatie. Hij ziet dit alsinvloedrijke factoren. Hiermee bedoelt hij het sterk conformeren in de groep aan meningen engedragingen. Onder de jeugdige daders zijn velen meelopers. Enkelen behoren tot de harde kernjongeren. Het probleem is dat deze jongeren anderen kunnen motiveren delicten te plegen. Enige drukvanuit de groep zou hieraan ten grondslag kunnen liggen. Grote groepen jongeren hangen rond in eenbuurt. Werken wordt niet gezien als iets stoers. Straatroven of autokraken plegen daarentegen wel. Opdie manier wordt geld binnengehaald.

De invloed van de jongeren onderling op elkaar mag niet onderschat worden. Indien mogelijk,zou vroegtijdig gesignaleerd moeten worden wat de invloed van deviante vrienden is. Het vroegtijdigsignaleren van (school)problematiek zou een goede oplossing zijn om te voorkomen dat jeugdigedaders nog verder in de criminaliteit verzeild raken (Nanninga, 2006). Er zijn op dit moment lijstenontwikkeld voor de politie die kunnen helpen met dit vroegtijdig signaleren. Om hulp aan dezejongeren te geven, moet in de toekomst voorkomen worden dat ze in aanraking komen met politieen/of justitie en verder vervallen in criminaliteit.

6.4 Macroniveau

Economische factorenUit een interview komt naar voren dat schommelingen in de economie criminogene factoren kunnenzijn. Deze schommeling kan een stijging of een daling in criminaliteit tot gevolg hebben. Indiensprake is van een welvarende economie in een land, kunnen een aantal factoren een stijging incriminaliteit veroorzaken. Deze factoren kunnen zijn: stijging van de welvaart, verandering vanlevensstijl van mensen, het in omloop zijn van meer geld in de maatschappij, stijging van deaanwezigheid van duurdere spullen en minder zorgvuldige omgang met produkten.

In datzelfde interview wordt gezegd dat stijging van de welvaart ook andere ongewenste effectenmet zich mee kan brengen. Er zullen altijd mensen zijn die zich bepaalde spullen niet kunnenveroorloven. Op de één of andere manier willen ze het gestelde doel bereiken. De frustratie ommensen met luxe goederen te zien en tegelijkertijd te weten dat men dit zelf niet kan bereiken, is defactor die men doet besluiten over te gaan op het plegen van delicten. De neiging om door criminelehandelingen toch een bepaalde status te verkrijgen kan aanlokken. Er wordt aangegeven dat dit eenmotief kan zijn voor jeugdige daders om straatroven te plegen. Op deze manier kan op een snelle

Page 56: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

56

(illegale) manier aan geld of andere kostbaarheden gekomen worden. Daarnaast creëren ze in degroep een bepaalde status (IJtunnel, Linnaeusstraat, Hageman, van de Streek).

Uit een ander interview met een projectleider van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen wordt eenslechte economische situatie in een stad of land genoemd als motief waarom men vervalt incriminaliteit (Flierbosdreef). Er wordt in datzelfde interview gerefereerd aan een onderzoek opCuraçao. De problematiek is daar anders dan in Nederland. Er is sprake van een zeer beperktewerkgelegenheid, kleinere woningen en grote gezinnen die vaak bestaan uit één ouder. Men heeft eentoekomstbeeld voor ogen waarin rijkdom een grote factor speelt. De jeugd wordt al vroeggeconfronteerd met de harde werkelijkheid waarin rijkdom vaak niet aanwezig is. Men wíl het graagbereiken, maar men kán het vaak niet. Ze zien foto's uit Nederland, dat een paradijs lijkt. Ze zien hetland als een nieuwe kans. Ze denken dat het dan allemaal wel goed komt. Vervolgens komen ze naarNederland. Vaak komen ze er dan bedrogen uit. Het paradijs dat ze op de foto's hadden gezien, blijktniet te bestaan. Ze worden gehuisvest in grijze en grauwe flats. De straatcultuur die ze gewend waren,is vanwege het regenachtige weer niet aantrekkelijk.11 Het leven dat ze zich zo mooi haddenvoorgesteld, valt prompt als een kaartenhuis in elkaar. Om toch het hoofd boven water te houden, zijner enkelen die hun toevlucht zoeken in de criminaliteit. Ze pakken het op de grovere manier aan doorstraatroven te plegen (Flierbosdreef).

Sociaal-economische factorenUit de interviews blijkt dat toerisme een kwetsbare factor is. Toeristen zijn een aantrekkelijk doelwitvoor straatrovers omdat ze veel buit bij zich dragen. Het seizoen speelt deels een rol hierin, aangezienin de zomermaanden veel dagjesmensen en toeristen in de stad (met name in district 1) zijn.

Toeristen in district 1 (Centrum) worden vaak slachtoffer van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen.De toeristen arriveren met eigen auto die voorzien is van een buitenlandse kentekenplaat. Dit wordt alskwetsbare factor gezien. Vaak hebben ze ook gewilde apparatuur in de auto liggen, zoals digitalecamera's. De naïviteit en onoplettendheid van toeristen wordt genoemd als bijkomende factor die vaninvloed is op het slachtoffer worden van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen (IJtunnel, NieuwezijdseVoorburgwal). De toeristen onderschatten de ernst van de problematiek. Van deze naïviteit enonoplettendheid maken autokrakers misbruik.

Uit de interviews komt naar voren dat toeristen niet alleen voor autokrakers, maar ook voorstraatrovers een gewild doelwit zijn (Beursstraat, Nieuwezijdse Voorburgwal en Ganzenhoef). Erwordt verondersteld dat ze veel cash geld op zak hebben en andere dure apparatuur zoals digitalecamera's. Met name uit de interviews gehouden in district 1 wordt melding gemaakt dat de meesteslachtoffers buitenlanders zijn. Dronken Engelsen worden vaak de dupe worden van een straatroof(Beursstraat). Ze zijn een gemakkelijk doelwit. Naïviteit en onoplettendheid komt ook in dezeinterviews naar voren als een bijkomende factor (Nieuwezijdse Voorburgwal). Straatrovers zijn zich ervan bewust en kunnen er misbruik van maken.

Tijdsgerelateerde factorenEnkele maanden van het jaar zijn van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen. Dit betekent datdeze maanden een piek of juist een dal laten zien. Daarnaast liggen andere factoren ten grondslag aande invloed van bepaalde maanden van het jaar. Daarbij moet gedacht worden aan het aantal uren lichtin de wintermaanden, de vakantieperiode, feestdagen en (grootschalige) evenementen in de zomer.Deze factoren gelden niet voor elk type dader en verschillen per wijk in de stad Amsterdam.

Uit de interviews, met name in de binnenstad, blijkt dat het aantal autokraken in de maandaugustus het hoogst is (IJtunnel, Nieuwezijdse Voorburgwal, Van Leijenberghlaan). Devakantieperiode en dan met name de zomervakantie schijnt een rol te spelen. De zomermaandentrekken veel toeristen naar de binnenstad. Zoals al eerder gezegd, zijn buitenlandse auto's een gewilddoelwit. Niet alleen door de dure spullen die erin liggen, maar ook omdat buitenlanders nu eenmaal 11 In zuidelijke mediterrane landen is de gewoonte meer op straat te leven. De straat is de ontmoetingsplaats.Deels ligt dit ook aan het betere weer met hogere temperatuur.

Page 57: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

57

minder alert zijn op hun spullen, als ze op vakantie zijn. Het aantal (dagjes)mensen dat zich in dezomermaanden in de binnenstad begeeft is zeer groot. Dit brengt voor autokrakers en straatroversgelegenheden met zich mee.

In sommige wijken in Amsterdam bereikt de criminaliteit in de zomermaanden (juli en augustus)een dieptepunt (Balistraat, Linnaeusstraat, Ferd Bolstraat, Rivierenbuurt, August Allebéplein, Lod. vanDeysselstraat). Als reden wordt gegeven dat de doelgroep dan zelf met vakantie is. Er wordt in deinterviews aangegeven dat het voornamelijk de (Marokkaanse) jeugdige daders zijn die voor langeretijd op vakantie zijn (naar Marokko). Opvallend is dat in Amsterdam Zuidoost in de maand augustusgéén dal wordt gesignaleerd (Flierbosdreef). De daders blijken in dit deel van Amsterdam niet massaalop vakantie te gaan.

Vlak voor of direct na de vakantie vindt een lichte stijging plaats (Flierbosdreef, Ferd Bolstraat,Lod. van Deysselstraat). De reden dat vóór de zomermaanden criminaliteit piekt, wordt verklaard doorhet feit dat de daders snel nog even geld nodig hebben voordat ze op vakantie gaan. Dit kan ookgezegd worden van de maanden na de zomervakantie; er zou dan juist weer geld nodig zijn.

Uit de interviews gehouden onder de projectleiders van straatroof kwamen de donkerewintermaanden naar voren die mogelijk van invloed zijn. Vanaf half november tot het einde van hetjaar komen straatroven het meeste voor. Tijdens vakantieperioden, zoals bijvoorbeeld dekrokusvakantie en enkele feestdagen wordt in sommige wijken ook een piek ervaren (Beursstraat,Ganzenhoef en Flierbosdreef, August Allebéplein). Opvallend is, dat uit één interview blijkt dattijdens Sint Maarten (11 november) meer kinderen beroofd worden (van hun snoep/geld) als ze langsde deuren gaan (Ganzenhoef).

Tegen de schemering, begin van de avond en 's nachts is de kans het grootst slachtoffer te wordenvan diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Dit blijken de meest kwetsbare tijdstippen te zijn.Over het algemeen gebeuren tussen 12 en 24 uur de meeste autokraken (Nieuwezijdse Voorburgwal,Balistraat, Flierbosdreef, Van Leijenberghlaan). In de ochtend gebeuren delicten het minst vaak. Alsverklaring wordt gegeven dat de daders slapen, omdat ze niet op hun werk hoeven te verschijnenomdat de meeste werkloos zijn.

In het weekend komen ook meer straatroven voor (Beursstraat, Van Leijenberghlaan,Rivierenbuurt, August Allebéplein). Dit komt door het uitgaanspubliek dat dan veelvuldig aanwezig ismet name in het centrum.

Tijdens de wisseling van de diensten van de agenten werd een piek gesignaleerd in het aantalautokraken (Lod van Deysselstraat). Dit was een opmerkelijke factor die werd genoemd. Tijdens dezewisseling vindt in het kort een evaluatie plaats. Op dat moment lopen minder capabele toezichthouders(politie) rond. De daders wisten kennelijk precies wanneer dit het geval was en profiteerden ervandoor autokraken te plegen.

TrendfactorenDe mode is van invloed op zowel diefstal uit/vanaf motorvoertuigen als straatroof. Hiermee wordt debuitaantrekkelijkheid bedoeld. Deze buitaantrekkelijkheid wordt bepaald door het modebeeld en isafhankelijk van enkele factoren. Behalve dat de aanwezigheid van de buit gegarandeerd moet zijn ende beschikbaarheid om de buit daadwerkelijk in bezit te krijgen, is de waarde van de buit en hetafzetgebied van het gestolen goed van belang. In het onderstaande zullen de vier genoemde factorenkort toegelicht worden.

De aanwezigheid van het item in de auto kan zowel zichtbaar als onzichtbaar door de autokrakerherkend worden. Dit maakt geen verschil voor de autokraker. Er bestaat een apparaatje (dezogenaamde wifi-tracer die in sommige mobiele telefoons ook is ingebouwd) die laptops kandetecteren. Op deze manier heeft het geen zin om een laptop (al is deze aan het blote oog onttrokken)achter te laten in de kofferbak van de auto. Deze kan met behulp van de wifi-tracer opgespoordworden. Daarnaast blijkt dat daders kijken naar een mogelijke afdruk van het zuignapje van eennavigatiesysteem. Mochten ze dit opmerken, dan nemen ze het risico de auto open te breken.

Page 58: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

58

Om aan het item te komen moet het motorvoertuig opengebroken worden. Autokrakers wetenmeestal welke auto's makkelijk toegankelijk zijn om in te breken, zoals de Volkswagen Golf. Bepaaldeleaseauto's (Peugeot 307) zijn een gewild doelwit, mede omdat zakenmensen erin rijden en van dezemensen wordt verondersteld dat ze een laptop bij zich dragen.

De waarde van de gestolen goederen is afhankelijk van het modebeeld. De afgelopen jaren heefteen verschuiving plaatsgevonden in de goederen die gestolen worden. Vroeger werden voornamelijkautoradio's gestolen (Balistraat, Rivierenbuurt). Sinds de opkomst van de navigatiesystemen, zoals deTom Tom Go, is te zien dat deze erg diefstalgevoelig zijn. Mobiele telefoons zijn minder hotitem enmet name worden laptops gestolen (IJtunnel, Nieuwezijdse Voorburgwal, Balistraat, Linnaeusstraat,Flierbosdreef, Van Leijenberghlaan, Ferd.. Bolstraat, Lod. van Deysselstraat en August Allebéplein).Daarnaast zijn mp3 spelers, zoals de iPod, ook zeer diefstalgevoelig. In sommige wijken wordt vanalles uit de auto’s gestolen, zoals zonnebrillen, cd's en kleding (IJtunnel, Lod. van Deysselstraat). Eénzeer waardevol item, de gehandicapte parkeerkaart, was zeer geliefd om uit auto’s te halen(Nieuwezijdse Voorburgwal). Nadat een kaartkluis was ontwikkeld, werd een lichte dalinggeconstateerd in het aantal diefstallen uit de auto. In sommige gevallen speelt de waarde van het itemgeen rol, maar worden delicten gepleegd als tijdverdrijf of om de politie dwars te zitten (AugustAllebéplein).

De gestolen goederen blijken gemakkelijk door verkocht te kunnen worden. Helers worden niet ofnauwelijks belemmerd. Uit de interviews komt naar voren dat weinig tot geen zicht is op deafzetmarkt (Ganzenhoef, Linnaeusstraat, Van Leijenberghlaan, Lod. van Deysselstraat, AugustAllebéplein). Er wordt dan ook aangegeven dat het in kaart brengen van het afzetgebied gewenst is.

Een geheel andere factor die wordt genoemd betreft de invloed van televisie. Er wordtgesignaleerd dat deze invloed op jeugdige daders erg groot is (Flierbosdreef, Ganzenhoef,Rivierenbuurt, Meer en Vaart). De invloed van videoclips, die op zenders zoals MTV wordenuitgezonden, mag niet onderschat worden. In een wijk wordt melding gemaakt van een gangstructuur(Ganzenhoef). Er wordt gesignaleerd dat ze zich identificeren met enkele Amerikaanse rappers zoals2Pac en Puff Daddy. Uit diverse interviews blijkt dat de jongeren gedrag uit de videoclips imiteren. Zepraten op dezelfde manier, gedragen zich zo en kleden zich hetzelfde. Ze vinden het normaal om opjonge leeftijd een dure auto te bezitten. Het beeld dat geschetst wordt in de videoclips wordt alsgewoon beschouwd. De aanwezigheid van dure, luxueuze spullen, tegenwoordig aangeduid met determ 'bling-bling', wordt veelvuldig gesignaleerd in de videoclips. De jongeren willen dat ook bezitten.Aangezien ze het zelf financieel niet zo breed hebben, kunnen ze neigen dit te bereiken doorcriminaliteit te plegen. De frustratie die men ontwikkelt, wordt bevestigd door het beeld dat in devideoclips op MTV uitgedragen wordt.

Externe factorenHet weer is van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Regen en vrieskou zijnfactoren die daders van de straat houden (IJtunnel, Beursstraat, Nieuwezijdse Voorburgwal,Linnaeusstraat, Van Leijenberghlaan, Rivierenbuurt, August Allebéplein). Daarnaast wordt in eeninterview gemeld dat doelwitten ook afnemen als het hard regent of als strenge vrieskou heerst(Nieuwezijdse Voorburgwal).

In een paar interviews met projectleiders, die te maken hebben met veel verslaafde verplegers inhun gebied, is gebleken dat veelplegers zich niet laten weerhouden door de invloed van het weer(Flierbosdreef, Ganzenhoef, Lod. van Deysselstraat). Hevige neerslag, kou en anderszins slecht weerweerhoudt dit type dader niet van delictpleging. De reden hiervoor is dat de meeste daders kampenmet dermate ernstige verslavingsproblemen dat ze in hun drugsbehoefte moeten voorzien. Ze zien hettype weer niet als belemmering om delicten te plegen.

Page 59: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

59

6.5 Totaal overzicht

* MicroniveauFactoren: Persoonsfactoren:

- Daderkenmerken diefstaluit/vanaf motorvoertuigen

Sekse, leeftijd, etniciteit, verslavings- en psychiatrische problematiek,antecedenten, modus operandi, motieven, in enige mate sprake van eengeorganiseerd verband;

- Daderkenmerken straatroof Sekse, leeftijd, etniciteit, verslavings- en psychiatrische problematiek,antecedenten, modus operandi, motieven;

- Gezinskenmerken Opvoedingsstijl: gebrek aan toezicht, weinig betrokkenheid, geen correctiesop het gedrag van kinderen, niet meegeven van normen en waarden;Gezinsgrootte op (te) klein woonoppervlak;Slechte beheersing Nederlandse taal in het gezin;Geweld in het gezin, (drank)verslaving of crimineel gedrag bij de ouders ofbroers/zussen.

* MesoniveauFactoren: Omgevingsfactoren:

- Demografische De aanwezigheid van jongeren;De aanwezigheid van toeristen, dagjesmensen, uitgaanspubliek enwinkelende mensen;Het percentage niet Westerse allochtonen in combinatie metbewoningsdichtheid.

- Economische (Lage) waarde van huizen, slechte staat van de woningen, lage inkomens;Werkloosheid (onder jeugdigen)

- Sociaal-economische Geringe of afwezige sociale controleAanwezigheid van sociale controle als protectieve factor;

- Ruimtelijke Statische

Dynamische

Aanwezigheid van openbare gebouwen die veel publiek trekken, drie typeparkeermogelijkheden, de aanwezigheid van scholen, de begroeiing in eenwijk, verlichting en architectuur van een buurt.Infrastructuur van de Bijlmermeer, vluchtroutes van de daders, de in- enuitstroom van mensen in een wijk, het gratis parkeren;

- Schoolfactoren Schooltijden;Hoge schooluitvalcijfers, spijbelgedrag;Groepspolarisatie en groepsprocessen, delinquente vrienden;Gebrek aan motivatie om verder te leren;

* MacroniveauFactoren: Maatschappelijke factoren:

- Economisch Schommelingen in de economie;Frustratie ten aanzien van slechte economische situatie

- Sociaal Toerisme (auto's en de toeristen zelf)- Tijdsgerelateerd Zomermaanden juli en augustus (stijging delicten) (district 1);

November en december (stijging straatroven);Augustus (daling delicten) (district 5);11 november tijdens Sint Maarten;Wisseling van de diensten van agenten (district 5).

- Trendfactoren Het modebeeld (i.e. buitaantrekkelijkheid: aanwezigheid van de buit, debeschikbaarheid om de buit in bezit te krijgen, de waarde van de buit en hetafzetgebied).Invloed van de televisie, bepaalde televisiezenders, zoals M.T.V.

- Externe factoren Hevige neerslag en vrieskou (geldt niet voor veelplegers)

Page 60: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

60

Page 61: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

61

Hoofdstuk 7 Analyse, conclusie en aanbevelingen

7.1 InleidingIn dit hoofdstuk staat de beantwoording van de probleemstelling en de onderzoeksvragen centraal. Deprobleemstelling is als volgt: “Welke factoren zijn mogelijk van invloed op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof binnen de regiopolitie Amsterdam-Amstelland?”. Het doel van hetonderzoek is het in kaart brengen van deze factoren. Tevens wordt gekeken of de factoren in eenvoorspellingsmodel geïmplementeerd kunnen worden.

Er volgt eerst een analyse van de onderzoeksresultaten. Deze analyse bestaat uit een kortebeschrijving van de samengevoegde resultaten uit de literatuur en uit de interviews. Tevens wordendeze resultaten teruggekoppeld aan de drie criminologische theorieën. Er wordt nagegaan of deresultaten de in dit onderzoek behandelde theorieën bevestigen. Dit wordt aan het eind van hethoofdstuk in een schematisch overzicht weergegeven. Tot slot volgen de aanbevelingen aan deregiopolitie Amsterdam-Amstelland.

7.2 Onderzoeksvragen

Uit zowel de literatuur als de interviews zijn enkele consistente daderkenmerken van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof naar voren gekomen. Deze zijn: sekse, leeftijd, etniciteit,verslavingsproblematiek en psychische problemen.

De volgende consistente resultaten zijn naar voren gekomen met betrekking tot de resultaten uitde literatuur en de interviews ten aanzien van gezinsinvloeden: de opvoedingsstijl die gehanteerdwordt door de ouders in combinatie met een gebrek aan toezicht en weinig betrokkenheid, geweld inhet gezin, verslavingsproblematiek of crimineel gedrag van de ouders of van de broers/zussen (Loeber& Stouthammer-Loeber, 1986; Farrington, 1992; Hawkins, 1995; Ferwerda et al., 1996 en 1998).

De risicofactoren, met betrekking tot de gezinskenmerken, kunnen in de adolescentie zorgen voordiverse gedragsproblemen. Er is meestal sprake van een opeenstapeling van factoren in plaats van éénfactor die instabiele gezinsproblemen veroorzaken. De invloed ten aanzien van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof is niet eenduidig uit de resultaten gebleken.

Van enkele factoren is weliswaar aangetoond dat ze enige invloed hebben op het ontstaan vancriminaliteit, maar de daadwerkelijke invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof blijktniet uit de resultaten van de literatuur. Deze zijn: genetische, biologische, psychofarmacalogisch,biosociale factoren en factoren gelegen in de persoonlijkheid (Bol et al.,1998).

Bovengenoemde factoren op microniveau vinden geen aansluiting met de in dit onderzoekgehanteerde theorieën.

Demografische factorenUit zowel de literatuur als uit de interviews zijn consistente resultaten naar voren gekomen. Dezefactoren blijken een samenhang te vertonen met criminaliteit in algemene zin of met diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof. Deze zijn: het percentage jongeren of jonge mannen en culturele ofetnische heterogeniteit in een wijk.

Het eerste resultaat bevestigt de routine activiteitentheorie. Demografische gegevens verschillenper wijk in Amsterdam. In sommige wijken in Amsterdam is veel jeugd aanwezig (met name indistricten 2, 3 en 5). Het aantal jonge mannen in een wijk vertoont een positief verband met

Welke factoren kunnen tot stand komen op daderniveau (microniveau)?

Welke factoren kunnen tot stand komen op wijkniveau (mesoniveau)?

Page 62: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

62

criminaliteit in algemene zin (Rovers, 1997; Van Wilsem et al., 2003). De vraag is echter, of sprake isvan de aanwezigheid van daders, slachtoffers of beiden.

Het aandeel jongeren in een wijk blijkt samen te hangen met de aanwezigheid vanjeugddelinquenten (Rovers, 1997). Het percentage jongeren in een wijk hangt dus samen met de kansom een dader tegen het lijf te lopen. Bovendien beroven jongeren elkaar ook onderling. Kans om alsjongere slachtoffer te worden is dus ook aanwezig (Van Wilsem et al., 2003). Door het hogepercentage jongeren in een wijk stijgt de aanwezigheid van daders én doelwitten. De kern van deroutine activiteitentheorie dat door de aanwezigheid van gemotiveerde daders, de aanwezigheid vanbeschikbare doelwitten en de afwezigheid van competente toezichthouders criminaliteit kan ontstaan,wordt hiermee onderschreven (Cohen & Felson, 1979; Felson, 1998).

Het tweede resultaat bevestigt de sociale desorganisatietheorie. Culturele heterogeniteit hangtpositief samen met de aanwezigheid van jeugddelinquenten in een buurt (Rovers, 1997). Hetpercentage niet-Westerse allochtonen is verschillend in wijken in Amsterdam. In sommige wijkenwaar veel allochtonen geconcentreerd wonen, wordt veel criminaliteit gesignaleerd. Enkele factorenhangen hiermee samen. Dit zijn de bewoningsdichtheid, grote gezinnen wonend op (te) kleinwoonoppervlak en de straatcultuur. Van Wilsem et al. (2003) vonden dat naarmate de etnischeheterogeniteit in de buurt groter is, de kans op slachtofferschap voor zowel diefstal als geweldtoeneemt. Etnische heterogeniteit binnen een wijk speelt een rol bij het verklaren van criminaliteit. Deaanwezigheid van diverse etnische bevolkingsgroepen werkt remmend op de sociale cohesie in eenwijk, doordat mensen elkaars taal niet verstaan en spreken. De mechanismen van sociale controle ineen buurt kunnen daardoor niet goed functioneren. De aanwezigheid van verschillendebevolkingsgroepen in een wijk, zou kunnen leiden tot meer criminaliteit in die wijken.

Economische factorenGebrek aan welvaart en werkloosheid (onder jeugdigen) zijn resultaten die zowel uit de literatuur alsuit de interviews naar voren zijn gekomen.

Deze resultaten bevestigen de straintheorie van Merton. Deze factoren kunnen spanningen metzich mee brengen in een wijk. De frustratie, spanningen of ‘strain’, die voortvloeien uit het hebben vangeen baan of ontevredenheid over het inkomen, kunnen als oorzaak gezien worden waarom mencriminaliteit gaat plegen.

Werk zorgt voor een band met de maatschappij. Het hebben van werk kan dan ook gezien wordenals protectieve factor. Dit betekent dat het hebben van een baan en tevreden zijn met het inkomen,wellicht kan voorkomen dat men in de criminaliteit verzeild raakt.

Sociaal-economische factorenUit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat de afwezigheid van sociale controle van invloed is opdiefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Dit bevestigt de routine activiteitentheorie.

In sommige wijken in Amsterdam is sociale controle niet of nauwelijks aanwezig. Naarmateverminderd toezicht aanwezig is of naarmate sprake is van een verminderde sociale cohesie tussenbuurtbewoners, is de kans op criminaliteit groter. Toezicht in de vorm van geschikte toezichthouders,zoals buurtbewoners, collega’s, vreemden op straat, camera’s en politieagenten, voorkomt dit wellicht.

De aanwezigheid van sociale controle is een protectieve factor die ervoor zorgt dat criminaliteitwordt voorkomen. In sommige wijken in Amsterdam wordt dit dan ook gesignaleerd. Buurtbewoners,met name ouderen, zijn meer oplettend naar elkaar toe of stellen de politie sneller op de hoogte vanverdachte zaken. De aanwezigheid van camera’s speelt hierbij ook een rol. Op de manier worden dedaders uit de anonimiteit gehaald.

Een opvallend resultaat dat uit het literatuuronderzoek naar voren is gekomen, is dat inNederlandse buurten, die verbeterd zijn in de periode 1994 en 1998, de kans op diefstal, geweld envandalisme toch nog hoog is. Deze resultaten bieden geheel nieuw inzicht, want juist verbeterdebuurten behoren over het algemeen niet tot achterstandsbuurten, maar hebben desondanks te makenmet veel criminaliteit (Wilsem et al., 2003).

Page 63: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

63

De resultaten uit dit onderzoek over sociaal-economische achterstand lijken op het eerste gezichtde sociale desorganisatietheorie niet te bevestigen. De theorie verklaart immers dat hoe lager desociaal-economische status in een buurt is, hoe meer waarschijnlijk het is dat criminaliteit plaatsvindt.

Toch kunnen de resultaten de sociale desorganisatietheorie wel bevestigen. Het uitgangspunt vande theorie is dat naarmate een gebied meer sociaal gedesorganiseerd is, meer criminaliteit plaatsvindt(Wittebrood, 2006). Met de term sociaal gedesorganiseerd wordt aangegeven dat in bepaalde wijkeneen geringe stabiliteit en een lage sociale controle wordt waargenomen, veroorzaakt door snelleveranderingen in bevolkingssamenstelling. Dit kan laag zijn in achterstandswijken, maar ook ingebieden die gekenmerkt worden door sterke sociale heterogeniteit en instabiliteit (Kleinhans, 2005).

Ruimtelijke factorenUit de onderzoeksresultaten zijn vele statische en dynamische ruimtelijke factoren gebleken die vaninvloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Statische ruimtelijke factoren zijnfactoren die niet onderhevig zijn aan verandering. Dit zijn: de aanwezigheid van (school)pleinen,winkels en parken, de aanwezigheid van openbare gebouwen die veel publiek trekken,parkeermogelijkheden en begroeiing in een wijk. De resultaten bevestigen routine activiteitentheorie.

De aanwezigheid van (school)pleinen, winkels, parken en jeugdhonken brengt veel mensen, metname jeugd, met zich mee. De aanwezigheid van jongeren zorgt voor een toename van zowel dadersals slachtoffers. Het aandeel jongeren in een wijk blijkt samen te hangen met de aanwezigheid vanjeugddelinquenten (Rovers, 1997). Door een stijging in het aantal gemotiveerde daders is sprake vaneen verhoogd risico op deze plaatsen.

De dynamische ruimtelijke factoren zijn: de in- en uitstroom van mensen in een wijk, het aantalauto’s dat zich door een wijk verplaatst en de aanwezigheid van bouwterreinen. Deze resultatenbevestigen de routine activiteitentheorie.

In sommige wijken in Amsterdam zijn veel toeristen en forenzen die zich door de wijk begeven.Dit is afhankelijk van onder andere de dagelijkse activiteiten. Bij dagelijkse routine activiteiten kangedacht worden aan het verlaten van het huis om naar het werk of school te gaan, boodschappen tedoen of naar feestjes te gaan. Structurele veranderingen in de routine activiteiten van het dagelijkseleven van mensen kunnen criminele gelegenheden dermate beïnvloeden dat ze bepaalde trends incriminaliteit kunnen veroorzaken.

De terreinen waar bouwprojecten worden gerealiseerd hebben een protectieve functie. Deaanwezigheid van camera’s verhoogt de sociale controle, zodat het minder aantrekkelijk wordtcriminaliteit te plegen. Aan de andere kant zullen op deze plaatsen ook minder mensen aanwezig zijn,zodat minder doelwitten aanwezig zijn.

SchoolfactorenUit beide onderzoeksresultaten komt naar voren dat bepaalde schoolfactoren van invloed zijn opdiefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Dit betreffen: de schooltijden ten opzichte van hetplegen van enkele delicten, het spijbelgedrag en de beperkte of geheel afwezige motivatie vanjongeren om (verder) te leren. Deze resultaten bevestigen de routine activiteitentheorie.

Rond 3 uur ’s middags, als de scholen uitgaan, is er een piek in het aantal delicten, met nameautokraken (Snyder, Sickmund & Poe-Yamagata, 1996). Deze samenhang kan verklaard worden dooreen stijging van het aantal gemotiveerde daders, die na schooltijd enkele auto's openbreken. Er kanook sprake zijn van een toename van het aantal doelwitten. Het aantal auto’s bij scholen neemt toe alsde ouders hun kind(eren) ophalen van school. Kostbare spullen die zich in de auto bevinden, die daneen gemakkelijk doelwit voor de daders.

De hoge schooluitvalcijfers door spijbelgedrag bevestigen ook de routine activiteitentheorie.Aangezien spijbelaars niet op school zijn, is de vraag waar zij zich dan wel bevinden. Degezinsfactoren in herinnering roepend, blijkt dat ouders vaak niet weten waar hun kinderen zijn.Hieruit blijkt dat de kinderen in ieder geval niet thuis zijn. Kennelijk begeven de spijbelaars zich dusvoornamelijk op straat. Er wordt rondgehangen op bepaalde plaatsen, zo blijkt uit de interviews.

Page 64: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

64

Vaak worden deze plaatsen aangeduid als ‘hangplekken’. Baldadigheid en overlast worden daarvaak gesignaleerd. Verveling of stoer gedrag onderling kunnen dan tot criminaliteit leiden.

Een toename van het aantal doelwitten en de aanwezigheid van gemotiveerde daders vergroot dekans dat criminaliteit plaatsvindt zoals de routine activiteitentheorie stelt.

Demografische factorenEr zijn geen consistente demografische factoren uit de resultaten naar voren gekomen op stadsniveaudie mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof.

Economische factorenSchommelingen in de economie zijn een factor, zo blijkt uit de onderzoeksresultaten. Deze factorbevestigt de straintheorie en de routine activiteitentheorie volledig.

Indien sprake is in een stad of land van een welvarende economie, is sprake van een toename vansituationele factoren. Deze kunnen zijn: stijging van de welvaart, verandering van levensstijl vanmensen, het in omloop zijn van meer geld in de maatschappij, stijging van de aanwezigheid vanduurdere spullen en een minder zorgvuldige omgang met producten. Zo kan de stijgende welvaart,onder invloed van enkele situationele factoren, leiden tot een toename van het aantalgelegenheidsdelicten. Deze resultaten bevestigen de routine activiteitentheorie.

Uit de interviews komt bovendien naar voren dat een stijging van welvaart een ongewenst effectte weeg brengt. Zo blijkt dat mensen een verhoogde interne motivatie om delicten te plegen kunnenervaren bij een hogere welvaart. Deze resultaten bevestigen de straintheorie. Het beeld dat wordtgeschetst is analoog aan het voorbeeld van ‘The American Dream’. Het ideale toekomstbeeld dat menvoor ogen heeft, is niet altijd bereikbaar. De ervaring dat men de gekozen succesdoelen niet kanbereiken, veroorzaakt volgens Merton innerlijke spanning. Als het niet haalbaar is om de doelen tebereiken met de voor handen zijnde legitieme middelen, kan de toevlucht elders gezocht worden,bijvoorbeeld in de criminaliteit.

Sociaal-economische factorenUit de onderzoeksresultaten is gebleken dat toerisme van invloed is op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof. Amsterdam trekt vele toeristen van allerlei nationaliteiten. De (auto’svan) toeristen zijn zeer gewilde doelwitten voor zowel autokrakers als straatrovers. Deels hangt ditsamen met de aantrekkelijke buit die ze bij zich dragen of in de auto achterlaten. Aan de andere kantblijkt dat toeristen vaak naïef en onoplettend zijn. Van deze naïviteit en onoplettendheid willen dadersnog wel eens profiteren. Deze resultaten bevestigen de routine activiteitentheorie. Deze theorie gaatervan uit dat criminaliteit plaatsvindt, indien geschikte doelwitten aanwezig zijn.

Ruimtelijke factorenUit de onderzoeksresultaten is naar voren gekomen dat sprake is van een ongelijke spreiding van hetdelict diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en, hetzij in mindere mate, van het delict straatroof inAmsterdam. Uit de resultaten in de literatuur blijkt dat ongelijke spreiding een rol speelt inAmsterdam. De praktijk wijst uit dat met name wijken in district 3 en 5 te maken hebben met diefstaluit/vanaf motorvoertuigen. In het centrum komt dit in mindere mate voor. Straatroof komt in debinnenstad weliswaar veel voor, maar er is geen sprake van een structurele afname naar debuitenwijken toe. Naast de binnenstad kampen Amsterdam Zuidoost en wijken in district 5, die meergelegen zijn in de periferie, ook met veel straatroven (Vogel, 1991). De sociale desorganisatietheoriestelt dat criminaliteit het meest voorkomt in het centrum van de stad en geleidelijk afneemt naarmateeen wijk meer in de periferie ligt (Van Dijk et al., 2002). Oftewel, de structuur van een stad heeft eenbelangrijke invloed op criminaliteit. De resultaten bevestigen de sociale desorganisatietheorie dus niet.

Welke factoren kunnen tot stand komen op stadsniveau (macroniveau)?

Page 65: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

65

Tijdsgerelateerde factorenDe maanden van het jaar blijken van invloed op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. In dezomermaanden is in het centrum een piek te zien. Dit komt door het hoge aantal toeristen endagjesmensen. Hierdoor zijn meer doelwitten aanwezig.

In wijken in district 5 is in de zomer een duidelijk daling te zien. Dit komt zowel uit de literatuur(Zimring et al., 1996) als uit de interviews naar voren. De gemotiveerde daders zijn dan met vakantie.In district 3 (met name de Bijlmermeer) blijkt juist geen sprake te zijn van een daling van het aantalgemotiveerde daders. Uit de interviews komt naar voren dat de gemotiveerde daders in dit deel van hetdistrict in de zomermaanden niet met vakantie gaan. Deze resultaten bevestigen de routineactiviteitentheorie.

Tot slot kwam een opmerkelijke factor uit de interviews naar voren. Dit was de wisseling van dediensten van de agenten. Tijdens deze wisseling was een lichte stijging te zien in het aantalautokraken. Dit resultaat bevestigt de routine activiteitentheorie volledig. Afwezigheid van capabeletoezichthouders, zoals politie, kan er voor zorgen dat criminaliteit eerder plaatsvindt.

TrendfactorenZowel uit de literatuur en de interviews komt naar voren dat de televisie en andere multimediainvloedrijke factoren zijn. Normen en waarden worden niet alleen door ouders overgebracht, maar ookvia de televisie. De invloed van videoclips, die op zenders zoals MTV en TMF worden uitgezonden, isniet te onderschatten. Uit diverse interviews blijkt dat de jongeren gedrag uit de videoclips imiteren.Ze praten op dezelfde manier, gedragen zich zo en kleden zich hetzelfde. Ze vinden het normaal omop jonge leeftijd een dure auto te bezitten. De aanwezigheid van dure, luxueuze spullen, tegenwoordigaangeduid met de term 'bling-bling', wordt veelvuldig uitgedragen in videoclips. Deze resultatenbevestigen de straintheorie; jongeren willen dure producten bezitten, maar het ontbreekt ze aanbeschikbare financiële middelen.

Externe factorenUit de resultaten komt naar voren dat bepaalde weersomstandigheden van invloed zijn op criminaliteit.Regen en vrieskou weerhouden daders van het plegen van delicten. Daarentegen storen veelplegerszich niet aan regen of vrieskou, zo blijkt uit de interviews.

Deze resultaten bevestigen de routine activiteitentheorie. Als het erg koud is, zijn individuen(zowel daders als slachtoffers) sneller geneigd thuis te blijven. Zo neemt zowel het aantal doelwittenals het aantal gemotiveerde daders af.

7.3 ConclusieUit de onderzoeksresultaten blijkt dat zeer veel factoren van invloed zijn op diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en straatroof. Tevens blijkt in grote mate sprake te zijn van consistentie ten aanzienvan de onderzoeksresultaten; zowel de resultaten uit de literatuur als uit de interviews zijn eenduidig.

Op microniveau zijn niet alle factoren te implementeren in een voorspellingsmodel. Dit isenerzijds te wijten aan de slechte kwaliteit van beschikbare gegevens. Anderzijds is er onduidelijkheidover de relatie tussen de gevonden factoren en de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen enstraatroof.

Uit de onderzoeksresultaten op mesoniveau zijn veel verschillende factoren naar voren gekomendie mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Deze betreffendemografische, economische, sociaal-economische, ruimtelijke en schoolfactoren.

Uit de onderzoeksresultaten op macroniveau zijn ook veel verschillende factoren naar vorengekomen die mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof. Dezefactoren betreffen economische, sociaal-economische, ruimtelijke, tijdsgerelateerde, trend en externefactoren.

De gevonden resultaten bevestigen de drie in dit onderzoek gehanteerde criminologischetheorieën. De factor ruimtelijke spreiding op macroniveau vormt hierop een uitzondering.

Page 66: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

66

Er kan geconcludeerd worden dat het vooral gaat om een accumulatie van invloedrijke factoren. Hetaanwezig zijn van risicofactoren op microniveau, bijvoorbeeld problemen in het gezin, in combinatiemet omgevingsfactoren op mesoniveau, bijvoorbeeld de afwezigheid van sociale cohesie in een wijkof de omgang met delinquente vrienden kan de kans vergroten op criminaliteit. Als daar nog bij komtdat op stadsniveau negatieve factoren aanwezig zijn, zoals schommelingen in de economie, wordthiermee de kans nog groter.

De in dit onderzoek gepresenteerde resultaten tonen aan dat de drie in dit onderzoek gehanteerdetheorieën niet achterhaald zijn en heden ten dage nog van grote waarde zijn.

Daarentegen lijkt een theorie, die meerdere niveaus aan elkaar koppelt, een zogenaamdemultileveltheorie, zeer bruikbaar.

7.4 Aanbevelingen

MicroniveauUit dit onderzoek is gebleken dat bepaalde factoren op microniveau niet bruikbaar zijn voor deimplementatie in de voorspellingsmodellen. Dit hangt mede samen met de matige kwaliteit van debeschikbare gegevens en een niet aantoonbare causaliteit. In hoofdstuk 5 werd als voorbeeld‘verslaving’ gebruikt. Van deze factor zijn de al weinig beschikbare gegevens van zeer matigekwaliteit. Een goede analyse is in dit geval niet mogelijk. Aan te bevelen is om nader onderzoek teverrichten naar een aantal factoren op daderniveau, zodat meer inzicht verkregen kan worden in derelatie tussen deze factoren en de hier onderzochte delicten.

Niet in iedere wijk blijken de daders even goed in kaart te zijn gebracht, zo komt uit de interviewsnaar voren. Er werd aangegeven dat in sommige wijken teveel daders zijn om een overzichtelijk beeldte krijgen. In sommige wijken was daarentegen wel een goed overzicht aanwezig van de daders. Indeze wijken is bijvoorbeeld een top-10 lijst aanwezig van veelplegers. Inzicht in de daderkenmerkenvan diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof is van belang om de delicten goed in kaart tekunnen brengen en eventuele verbeteringen in de aanpak te kunnen optimaliseren.

Daarnaast blijkt dat de pakkans ten aanzien van jeugdige daders op scooters niet echt groot is.Door het aantal motorrijdende politieagenten te verhogen kan de pakkans vergroot worden. Helaas (ditbleek al uit de interviews) zijn er vooralsnog weinig motorrijders beschikbaar.

MesoniveauDe aanpak van de politie in de bestudeerde wijken in Amsterdam is over het algemeen goed tenoemen. De (jeugdige) daders worden, zo komt uit de interviews naar voren, op de huid gezeten doorde politie en aangesproken op hun gedrag. Hierdoor verliezen ze hun anonimiteit.

Uit de routine activiteitentheorie komt naar voren dat criminaliteit een gevolg is van hetsamenvallen van gemotiveerde daders, de aanwezigheid van aantrekkelijke doelwitten en afwezigheidvan sociale controle. Aangezien het een lastige taak is om de interne motivatie van een dader teveranderen om hem te weerhouden van het plegen van delicten, kan beter worden geïnvesteerd inbijvoorbeeld een toename van toezicht. Door camera's te plaatsen op risicolocaties of door het gerichtinzetten van surveillanten, moet het plegen van delicten minder aantrekkelijk worden.

Het is van belang dat wijken niet alleen overzichtelijk zijn, maar ook blijven. Teveel begroeiingzou eventueel een beschutte plaats kunnen bieden voor autokrakers of straatrovers. Contact met degemeente is dan ook belangrijk om te zorgen dat (overtollige) begroeiing op tijd gesnoeid wordt. Nietalleen het snoeien, maar ook het onderhouden van de straten, kan bijdragen aan een overzichtelijkeresituatie. Herstructurering ten aanzien van het straatbeeld en het op tijd ophalen van huisvuil maken hetaanzicht van de wijk prettiger. Dit voorkomt op de langere termijn ook verloedering.

Het plaatsen van borden met slogans als “Op slot, buit eruit” en “Niets erin, niets eruit” wordt ookgeregeld door gemeente. Deze borden hebben een preventieve werking. Het moet mensen attentmaken op het feit dat er sprake is van een risicogebied en dat ze niets zichtbaars in de auto latenliggen.

Page 67: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

67

Uit de interviews bleek dat er niet of nauwelijks inzicht is op het afzetgebied van gestolen goederen.Dit blijkt een invloedrijke factor te zijn. Doordat gestolen goederen gemakkelijk doorverkocht kunnenworden, wordt het plegen in stand gehouden. Het is interessant om in vervolgonderzoek hetafzetgebied van gestolen goederen vast te stellen en te onderzoeken wat de kwetsbaarheden zijn vanhet afzetgebied. Vervolgonderzoek kan inzicht geven in de effecten en mogelijkheden van eenverstoring van het afzetgebied.

Buurtbewoners krijgen in sommige wijken flyers in de brievenbus of deze worden onder deruitenwissers van de auto's geplaatst. Het verspreiden van flyers zal voor wijken waarin veelbuurtbewoners slachtoffer worden van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen een preventieve werkingkunnen hebben.

Uit de interviews komt naar voren dat er weinig onderling contact is tussen buurtregisseurs enscholen. Het contact met scholen is juist van groot belang. Een goed onderling contact kan eenpreventieve werking hebben op jongeren die dreigen te ontsporen.

MacroniveauDe toeristen in de binnenstad van Amsterdam moeten op duidelijke wijze attent gemaakt worden op deproblematiek. Het plaatsen van borden in risicogebieden en het uitdelen van flyers in diverse talenzouden goede hulpmiddelen zijn die hieraan kunnen bijdragen. In hotels zouden flyers in het Engels enandere verschillende talen neergelegd kunnen worden. Op deze manier worden toeristen zich meerbewust van de vergrote kans die ze lopen om slachtoffer te worden van diefstal uit/vanafmotorvoertuigen en/of straatroof.

Dit geldt ook ten aanzien van forenzen, die in wijken waar men gratis kan parkeren, kostbarespullen achterlaten in de auto. Het plaatsen van risicoborden zou wellicht helpen. In één wijk isdergelijk bord al geplaatst. De spullen worden weliswaar aan het zicht onttrokken, maar zijn welaanwezig. Dit is tegenwoordig geen belemmering meer voor autokrakers. Met behulp van de wifi-tracer12 worden laptops gedetecteerd. Het is een optie voor de politie een soortgelijk apparaat in bezitte hebben. Op deze manier kan de politie de daders een stapje voor zijn.

'Gelegenheid maakt de dief?' is de titel van dit onderzoek. Uit dit onderzoek zijn vele factoren naarvoren gekomen die hiermee te maken hebben. De politie draagt bij aan het verminderen van diegelegenheid. Tegenwoordig is het echter ook aan de burger om hierin eigen verantwoordelijkheid tenemen. Door oplettend en alert te zijn en andere mensen te attenderen op hun naïviteit kan degelegenheid worden verminderd voor daders om toe te slaan.

Een dader weerhouden van criminaliteit is lastig, maar niet onmogelijk. Een delict voorkomen,dat waarschijnlijk ergens plaats gaat vinden onder invloed van bepaalde factoren, is een gemakkelijkerte realiseren taak. Op gelegenheid kan gestuurd worden. Het gaat met name om een meer gerichteaanpak. De doelstelling van IGP speelt hierbij een belangrijke rol: ‘door effectiviteit en efficiëntie depolitie te professionaliseren’.

Gelegenheid maakt weliswaar de dief, maar door het zoveel mogelijk reduceren van dezegelegenheid zou criminaliteit voor een groot deel voorkomen kunnen worden.

12 Zie pagina 55 van dit onderzoek.

Page 68: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief?

68

7.5 Overzicht

* MicroniveauFactoren: Persoonsfactoren: Theorie:

- Daderkenmerken diefstal uit/vanafmotorvoertuigen

Sekse, leeftijd, etniciteit, verslavings- enpsychiatrische problematiek

Nvt

- Daderkenmerken straatroof Sekse, leeftijd, etniciteit, verslavings- enpsychiatrische problematiek

Nvt

- Gezinskenmerken Opvoedingsstijl die gehanteerd wordt door deouders in combinatie met gebrek aan toezicht enweinig betrokkenheid, geweld in het gezin,verslavingsproblematiek of crimineel gedrag vande ouders of broers/zussen

Nvt

* MesoniveauFactoren: Omgevingsfactoren:

- Demografische Aantal jonge mannen/jongeren in een buurt;Etnische heterogeniteit

Routine activiteitentheorieSociale desorganisatietheorie

- Economische Werkloosheid onder jeugdigen Straintheorie- Sociaal-economische Sociale controle, sociale cohesie;

Sociaal economische achterstandRoutine activiteitentheorieSociale desorganisatietheorie

- Ruimtelijke Statische

Dynamische

De aanwezigheid van (school)pleinen, winkels enparken, aanwezigheid van openbare gebouwendie veel publiek trekken, drie typeparkeermogelijkheden en begroeiing in een wijk;

Verhuismobiliteit en migratieontwikkeling,de in- en uitstroom van mensen en auto’s in eenwijk en bouwterreinen.Infrastructuur van de Bijlmermeer, vluchtroutesvan de daders en het gratis parkeren

Routine activiteitentheorie

Sociale desorganisatietheorieRoutine activiteitentheorieRoutine activiteitentheorieSociale desorganisatietheorieRoutine activiteitentheorie

- Schoolfactoren Schooltijden;Spijbelgedrag

Routine activiteitentheorieRoutine activiteitentheorie

Page 69: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief?

69

* MacroniveauFactoren: Maatschappelijke factoren:

- Economische Strain als ontevredenheid over het inkomen;Schommelingen in de economie/welvaart

StraintheorieStraintheorie

- Sociaal-economische Toerisme (buitenlandse auto’s; toeristen) Routine activiteitentheorie- Tijdsgerelateerde Vakantieperiodes; zomer en wintermaanden Routine activiteitentheorie- Ruimtelijke Aanwezigheid van parkeergelegenheden,

(publiekstrekkende) horecavoorzieningen;metrostations, winkelcentra, kantoorgebouwen;Ongelijke spreiding

Routine activiteitentheorie

Sociale desorganisatietheorie NIET- Trend Het modebeeld en de invloed van televisie Straintheorie- Externe Seizoensinvloeden, temperatuur, hevige neerslag

en kou. (Geldt niet voor veelplegers)Routine activiteitentheorie

Page 70: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief?

70

Page 71: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Literatuurlijst

Agnew, R. (1992). Foundations for a general strain theory of crime and delinquency. Criminology, 30, pp 47–87.

Agnew, R. (2006). Storylines As a Neglected Cause of Crime. Journal of Research in Crime and Delinquency,43, (2), pp. 119-146.

Anderson, C. A. (1987). Temperature and aggression: Effects on quarterly, yearly and city rates of violent andnon-violent crimes. Journal of Personal Sociological Psychology, 52, (6), pp. 1161-1173.

Andresen, M.A. (2006). Crime Measures and the Spatial Analysis of Criminal Activity. British Journal ofCriminology, 46, pp. 258–285.

Angenent, H. (1997). Criminaliteit van allochtonen jongeren, Baarn: Intro BV.

Arvanites, T.M. en Defina, R.H. (2006). Business Cycles and Street crime. Criminology, 44, (1), pp. 139-164.

Bol, M.W., Terlouw, G.J., Verwers, C. en Blees, L.W. (1998). Jong en gewelddadig. Ontwikkeling enachtergronden van de geweldscriminaliteit onder jeugdigen. ’s-Gravenhage: Wetenschappelijk Onderzoek- enDocumentatiecentrum (WODC).

Bol, M.W. en Heiden-Attema, N. van der (2000). Moeilijke jeugd. Risico- en protectieve factoren en deontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. ’s-Gravenhage: Wetenschappelijk Onderzoek-en Documentatiecentrum (WODC).

Bookelman, G.W., Korf, D.J. en de Haan T. (2001). Diversiteit in criminaliteit. Allochtonen arrestanten in deAmsterdamse politiestatistiek. Tijdschrift voor Criminologie, 43, pp. 230-259.

Brennan, P.A., Mednick, S.A. en Volavka, J. (1995). ‘Biomedical factors in crime’, in: J.Q Wilson, J. Petersilia(red.), Crime, twenty-eight leading experts look at the most pressing problem of our time. San Fransisco (Cal.),Institute for Contemporary Studies.

Broek, J. van den, Panhuis, P. van en Patty, A. (1998). Criminele Kaart Regio Haaglanden; trendanalyse 1993-1997, Den Haag, Politie Haaglanden, Bureau Informatieknooppunt Haaglanden, Ploeg analyse en research.

Brunner, H.G, Nelen, M., Breakefield, X.O., Ropers, H.H en Oost, B.A. van (1993). Abnormal behaviorassociated with a point mutation in the structural gene for monoamine oxidase A. Science, ( 262), pp. 576-590.

Brunt, P., Mawby, R., Hambly, Z. (2000). Tourist victimisation and the fear of crime on holiday. TourismManagement, 21, (4), pp. 417-424.

Buettnerr, T. en Spengler, H. (2003, februari). Local Determinants of Crime: Distinguishing Between Residentand Non-resident Offenders. Mannheim: Centre for European Economic Research (ZEW) en MannheimUniversity.

Bureau Manangementinformatie en Onderzoek (MiO) (2006). Regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Cahill, M. E. en Mulligan, G. F. (2003). The Determinants of Crime in Tucson, Arizona. Urban Geography, 24,(7), pp. 582–610.

Cahill, M. E. (2005, maart). Geographies of Urban Crime: An Intraurban Study of Crime in Nashville, TN;Portland, OR; and Tucson, AZ.

Cantor, D. en Land, K. (1985). Unemployment and crime rates in the post World War II United States: Atheoretical and empirical analysis. American Sociological Review, 50, pp. 317–332.

Page 72: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

72

Caspi, A. Moffit, T. E., Silva, P.A., Stouthamer-Loeber, M. e.a. (1994). Are some people crime-prone?Replications of the personality-crime relationship across countries, genders, races and methods. Criminology, 32,(2), pp. 136-195.

Clarke, R.V. en Mayhew, P. (1998). Preventing crime in parking lots: what we know and what we need to know,in: M. Felson & R. B. Peiser (red.). Educing crime through real estate development and management.Washington, DC: Urban Land Institute, pp. 125-136.

Cohen, L.E. en Felson, M. (1979). Social change and crime rate trends: a routine activity approach. Americansociological review, 44, (4), pp. 588-608.

Cohn, E. G. (1990). Weather and crime. British Journal of Criminology, 30, pp. 51-64.

Cohn, E. G. (1996). The effect of weather and temporal variations on calls for police service. American Journalof Police, 15, pp. 23–43.

Cohn, E. G. en Rotton, J. (1997). Assault as a function of time and temperature: A moderator-variable time-series analysis. Journal of Personality and Social Psychology, 72, pp. 1322– 1334.

Cohn, E. G. en Rotton, J. (2000). Weather, seasonal trends, and property crimes in Minneapolis, 1987 –1988: Amoderator-variable time-series analysis of routine activities. Journal of Environmental Psychology, 20, pp. 257-272.

Cohn, E. G. en Rotton, J. (2003). Even criminals take a holiday: Instrumental and expressive crimes on majorand minor holidays. Journal of Criminal Justice, 31, pp. 351-360.

Deehan, A. (1999). Alcohol and crime: Taking stock. London: Home Office, Research, Development andStatistics Directorate.

DeFronzo, J. (1984). Climate and crime: tests of an FBI assumption. Environment and Behavior, 16, pp. 185-210.

Dijk, F. van en Waard, J. de (2000, juni). Legal infrastructure of the Netherlands in international perspectiveCrime control Directorate for Strategy Development Ministry of Justice.

Dijk, J.J.M van (1998). ‘Determinants of crime’, in: Kristiina Kangaspunta, Matti Joutsen and Natalia Ollus(red.), Crime and criminal justice in Europe and North America 1990–1994. Helsinki: HEUNI, pp. 32-54.

Dijk, J.J.M. van, Sagel-Grande, H.I. en Toornvliet, L.G. (2002). Actuele criminologie. Lelystad: KoninklijkeVermande.

Eijken, A.W.M. en Hakkert, A. (1999). Autokraak. Ministerie van Justitie, Directoraat -Generaal Preventie,Jeugd en Sancties (DG-PJS).

Eijken, T., Ferwerda, H.B., Hakkert, A. en Bottenberg, M. (2002). Straatroof: Omvang, achtergronden enpraktijkervaringen. ’s-Gravenhage: Ministerie van Justitie; Directie Jeugd en Criminaliteitspreventie.

Es, W. van (2005, maart). Migratie ontwikkeling in Amsterdam Noord 1977-2004. BureauManagementinformatie en Onderzoek, Regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Es, W. van (2006, maart). Kentekenplaat diefstal, district 5, fenomeenonderzoek. Bureau Managementinformatieen Onderzoek, Regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Eysenck, H.J. (1996). Personality and crime: where do we stand. Psychology, Crime and Law, 2, (3), pp. 143-152.

Page 73: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

73

Farrington, D.P., Loeber, R., Elliott, D.S. en Hawkins, D.J. e.a. (1990). Advancing knowlegde about the onset ofdelinquency and crime, in: B.B. Lahey en A.E. Kazdin (red.), Advances in Clinical Child Psychology, deel 13,New York: Plenum, pp. 283-342.

Farrington, D.P. (1992). Explainig the beginning, progress, and ending of antisocial behavior from birth toadulthood, in: J. McCord (red.), Advances in criminologival theory, deel 3. Facts, frameworks and forecasts.New Brunswick/Londen, Transaction Publishers.

Farrington, D.P. (1997). Early prediction of violent and non-violent youthful offending. European journal oncriminal policy and research, 5, (2), pp. 51-66.

Farrington, D.P. (2003). ‘Key Results from the first forty years of the Cambridge study in delinquentdevelopment’, in: T. Thornberry en M. Krohn (red.), Taking Stock of Delinquency. Kluwer, pp. 137-183.

Felson, M. (1998). Crime and everyday life. Londen: Sage Publications, 3e druk.

Ferwerda, H.B, Jakobs, J.P. en Beke, B.M.W.A. (1996). Signalen voor toekomstig crimineel gedrag. Eenonderzoek naar de signaalwaarde van kinderdelinquentie en probleemgedrag op basis van casestudies vanernstig criminele jongeren. Den Haag: Sdu.

Ferwerda, H.B., Wijk, A.H. van, Wijk, A.Ph. van en Jonkmans, H. (1998). Het fenomeen straatroof onder deloep. Verschillen in dader- en slachtofferprofielen zijn van belang voor de aanpak. Algemeen Politieblad derKoninklijken Nederlanden, 147, pp. 14-16.

Field, S. (1990). Trends in crime and their interpretation. A study of recorded crime in post war England andWales. Londen: HMSO.

Field, S. (1992). The effect of temperature on crime. British Journal of Criminology, 32, pp. 340-351.

Fishbein, D.H. (1990). Biological perspectives in criminology. Criminology, 28, (1), pp. 76-82.

Gorr, W., Olligschlaeger, A. en Thompson Y. (2000). Assessment of Crime Forecasting Accuracy forDeployment of Police H. John Heinz III School of Public Policy and Management Carnegie Mellon University,United States of America. U.S. Department of Justice.

Greenfeld, L.A. (1998). Alcohol and crime: an analysis of national data on the prevalence of alcoholinvolvement in crime. Washington, DC. Bureau of Justice Statistics.

Haan, W.J.M. de (1994). Berovers in de Bijlmer. Schattingen van groepen daders van diefstal met geweld inAmsterdam Zuidoost. Tijdschrift voor criminologie, 36, (3), pp. 168-183.

Haan, W.J.M. de (2001). Straatroof in Amsterdam. Aard, omvang en ontwikkelingen 1991-1998. SEC, 15, (1),pp. 11-14.

Harris, J. R. (1998). The nurture assumption. Why children turn out the way they do. New York: Free Press.

Hawkins, J.D. (1995, augustus). Controlling crime before it happens; risk-focused prevention. National Instituteof Justice Journal, pp. 10-18.

Hermanns, J. (1997, juni). Opvoedingsondersteuning en criminaliteitspreventie. Bijdrage aan de werkconferentieOpvoeding en criminaliteitspreventie, Amsterdam, Vermande Studiedagen.

Hesseling, R.B.P. en Aron, U. (1995). Autokraak verminderd of verplaatst? De effecten van een Rotterdamsproject tegen diefstal uit auto. Arnhem; Gouda Quint/WODC.

Page 74: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

74

Hesseling, R.B.P. en Gemert, F.H.M. van (1991). Autokraak onder de loep: Planning of gelegenheid?Justitiële Verkenningen, 17, pp. 38-57.

Hipp, J.R., Bauer, J.D., Curran, P.J. en Bollen, K.A. (2004). Crimes of Opportunity or Crimes of Emotion?Testing two explanations of seasonal change in crime. Social Forces, 82, (4), pp. 1333-1372.

Junger-Tas, J. (2000). Diploma's en goed gedrag: de maatschappelijke functie van het onderwijs vanuit justitieelperspectief. Den Haag: ministerie van Justitie.

Kleinhans, R.J. (2005). Sociale implicaties van herstructurering en herhuisvesting. Delft: University Press.

Koppen, P.J. van en Jansen, R.W.J. (1999). A time to rob. Variations in time of number of commercial robberies.Tijdschrift voor Criminologie, 38, pp. 410-416.

Kuipers, S.B.M., Stam, H., Zwart, W.M. de (1997). Jeugd en riskant gedrag. Roken, drinken,drugsgebruik en gokken onder scholieren vanaf tien jaar. Utrecht: Trimbos-instituut.

Land, K.C. en Cantor, D. (1983). Arima Models of Seasonal Variation in U.S. Birth and Death Rates.Demography 20, pp. 541-68.

Landau, S. F. en Fridman, D. (1993). The seasonality of violent crime: the case of robbery and homicide inIsrael. Journal of Research in Crime and Delinquency, 30, (2), pp. 163-191.

Lasschuit, R. (2005). Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen in district 1, wijkteam IJtunnel Interne rapportageRegiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Leuw, E. (1997). Criminaliteit en etnische minderheden. Een criminologische analyse.’s-Gravenhage:Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

Loeber, R., en Farrington, D.P (red.) (1998). Serious and violent offenders; Risk factors and succesfullinterventions. Thousand Oaks, Ca.:Sage.

Loeber, R., Slot, N.W., Sergeant, J.A. (red.) (2001). Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie. Omvang,oorzaken en interventies. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Loeber, R. en Stouthammer-Loeber, M. (1986). Family factors as correlates and predictors of juvenile conductproblems and delinquency, in: M. Tonry, N. Morris (red.). Crime and Justice, Chicago: University of ChicagoPress, pp. 29-149.

López, M.J.J. en Bijl, R.A.J. van der (1998). Drievoudig perspectief op woninginbraak. Literatuuronderzoeknaar de kansen en mogelijkheden voor vernieuwend politieel beleid. 's-Gravenhage: Expertisecentrumwoningcriminaliteit.

Marlet, G. en Woerkens, C. van, (2006). Atlas voor gemeenten. Utrecht: Stichting Atlas voor gemeenten.

Matsueda, R.L. en Anderson, K. (1998). The dynamics of delinquent peers and delinquent behavior.Criminology, 36, (2), pp. 269-305.

Mawby, R.I., Brunt P., en Hambly, Z. (2006). Fear of Crime among British Holidaymakers. British Journal ofCriminology, 46, pp. 258–285.

Mayhew, P. en Dijk, J.J.M. van (1997). Criminal victimisation in eleven industrialised countries Key findingsfrom the 1996 International Crime Victims Survey. 's-Gravenhage: Wetenschappelijk Onderzoek- enDocumentatiecentrum (WODC).

Merton, R. (1938). Social structure and anomie. American Sociological Review, 3, pp. 672–682.

Page 75: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

75

Michael, R.P. en Zumpe, D. (1983). Annual Rhytms in Human Violence and Sexual Aggression in the UnitedStates and the Role of Temperature. Social Biology, 30, pp. 263-278.

Miedema, S. (1997). Het peilen van de diepte: de relatie tussen werkloosheid en delinquentie bij jongvolwassenmannen. Rijksuniversiteit Groningen.

Nanninga, M. J. (2006). Prediagnostiek. Regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Oomens, H. en Wijngaarden, J. van (1993). Slachtofferschap onder toeristen. Tijdschrift voor Criminologie, 35,(1), pp. 45-54.

Pauwels, L. (2003). De ene buurt is de andere niet. Brussel: University Press.

Politiemonitor Bevolking 2006: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. 's-Gravenhage/Hilversum; Intomart 2005.

Raine A., Brennan, P., Mednick, B. en Mednick, S. (1996). High rates of violence, crime, academic problems,and behavior problems in males with both early neuromotor deficits and unstable family environments. Archiveof Genetic Psychiatry, 53, pp. 544-549.

Reyne, Z. (1995). Profiel van een autokraker. Wetenschappelijk onderzoek naar 81 Rotterdamse verdachten,Algemeen Politieblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 144, (15), pp. 4-6 en 20.

Rovers, G.B. (1997). De buurt een broeinest? Een onderzoek naar de invloed van woonomgeving opjeugdcriminaliteit. Nijmegen: Ars Aequi Libri Proefschrift Erasmus Universiteit, Rotterdam Nederland.

Rutter, M., Silberg, J., O’Connor, T. en Simonoff, E. (1999b). Genetics and child psychiatry: II – empiricalresearch findings. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 40, (1), pp. 19-55.

Sambeek, C. van en Weele, W. van der (2005, juli). Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen. BureauManagementinformatie en onderzoek, Regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Sampson, R. J. (1995). ‘The community’, in: J.Q Wilson, J. Petersilia (red.), Crime, twenty-eight leading expertslook at the most pressing problem of our time. San Fransisco (Cal.), Institute for Contemporary Studies.

Schot, V. (2001). Stageverslag Politieregio Amsterdam-Amstelland: toerisme en veiligheid.

Shaw, C. R. en MacKay, H. D. (1942). Juvenile Delinquency and Urban Areas: A Study of Rates of Delinquencyin Relation to Differential Characteristics of Local Communities in American Cities. Chicago, IL: University ofChicago Press.

Snyder, H., Sickmund, M. en Poe-Yamagata, E. (1996). Juvenile offenders and victims: 1996 update onviolence: Statistics summary. Pittburgh: National Center for Juvenile Justice.

Sutherland, E.H. (1947). Principles of Criminology. Philadelphia: Lippincott.

Torre, A.G.J. van der en Tulder, F.P. van (2001). Een model voor de strafrechtelijke keten. Den Haag: Sociaal enCultureel Planbureau.

Tremblay, R.E., Zhou, R.M, Gagnon, C., Vitaro, F. en Boileau, H. (1991). Violent boys : development andprevention. Forum on Corrections Research, 3, (3), pp. 29-35.

Tulder, F.P. van (1994). Van misdaad tot straf. Een economische benadering van de strafrechtelijke keten.Rijswijk: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Verkade, C. (2001). Onderzoek naar dadermobiliteit van bekende daders van autocriminaliteit binnen district 8van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Apeldoorn; Nederlandse Politie Academie (NPA) ScriptieNederlandse Politie Academie (NPA) Nederland.

Page 76: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

76

Vogel, G.H. (1991). Straatroof in Amsterdam. Enkele daders aan het woord over risico's lucrativiteit en prestige.Justitiële Verkenningen, 17, (8), pp. 58-75.

Vries, M. de (2005, januari). Criminaliteitsbeeldanalyse. Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen, district 5,toegespitst op het wijkteam August Allebéplein. Amsterdam; Afdeling informatieve ondersteuning.

Wiersema, J. en Jagt, M.A. (2000). Jaarverslag straatroof en overvallen 1999: politieregio Amsterdam-Amstelland. Amsterdam: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland.

Wilcox, P., Land, K. C. en Hunt, S.A. (2003). CriminalCircumstance: A Dynamic Multi-Contextual CriminalOpportunityTheory. New York: Aldine de Gruyter.

Wilsem, J. A. van (1997). 'Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens', in: K. Wittebrood, J. A. Michon & M. J.Ter Voert (red.), Nederlanders over criminaliteit en rechtshandhaving, Deventer: Gouda Quint, pp. 55-66.

Wilsem, J.A. van (2001). Verschillen in slachtofferschap van criminaliteit tussen 27 landen. Een toetsing vansociologische verklaringen op macroniveau. De internationale slachtofferenquêtes. Tijdschrift voorCriminologie, 43, (2), pp. 158-180.

Wilsem van J.A., Wittebrood K. A en Graaf J.D. de (2003). Buurtdynamiek en slachtofferschap vancriminaliteit, een studie naar de effecten van sociaal-economische stijging, daling en stabiliteit in Nederlandsebuurten. Mens en Maatschappij, 78, (1), pp. 4-28.

Wittebrood, K.A. en Nieuwbeerta, P. (2000). Criminal victimization during one's life course. The effects ofprevious victimization and patterns of routine activities. Journal of Research in Crime and Delinquency, 17, pp.91-122.

Wittebrood, K.A. (2000). Buurten en geweldscriminaliteit: een mulitlevel analyse. Mens en maatschappij, 75,pp. 92-109.

Wittebrood, K.A. (2006). Slachtoffers van criminaliteit. Feiten en achtergronden. Den Haag: Sociaal CultureelPlanbureau.

Wolfe, D.A., Wekerle, C. en Scott, K. (1997). Alternatives to violence; empowering youth to develop healthyrelationships. Newsbury Park: Sage.

Yan, Y.Y. (2006). Seasonality of Property Crime in Hong Kong. British Journal of Criminology, 46, pp. 258–285.

Zimring, F.E., Ceretti, A. en Broli, L. (1996). Crime Takes a Holiday in Milan. Crime & Delinquency, 42, ( 2),pp. 269-278.

Website:

http://www.preventingcrime.net/library/Causes_of_Crime.pdfCS&CPC, (1996). “The root causes of crime”.

Page 77: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

77

Bijlage I

Zoektermen en alle mogelijke combinaties

* Tipbase bestand: (politie)(risico)factoren, verklarende variabelen, indicatoren, criminogene factoren, invloed &criminaliteit(scijfers), factoren & criminaliteit(scijfers), invloed & indicatoren & criminaliteit, micro-meso- en macroniveau, daderproblematiek, omgevingsfactoren, ruimtelijke en geografische spreiding,maatschappelijke factoren, externe factoren & criminaliteit, socio economische factoren,criminologisch onderzoek Amsterdam, onderzoek effecten criminaliteit/factoren/invloedcriminaliteitscijfers, criminaliteitscijfers & verklaring, criminologisch onderzoek politie Amsterdam,criminologisch onderzoek delicten Amsterdam, toerisme & criminaliteit, aangiftecijfers, weer &criminaliteit, gelegenheidsfactoren, evenementen & criminaliteit, seizoensinvloeden, daderkenmerken.

* www.vubis.politieacademie.nl: (VU)auteurs: oa. Agnew, Cohen & Felson, Cohn, Elffers, Felson, Ferwerda, Merton, Rovers, Shaw andMcKay, Tulder, Vollaard, Wilcox.zoektermen: theorieen, criminaliteit als sociaal probleem, daderkenmerken, criminologisch onderzoekAmsterdam, onderzoek effecten criminaliteit/factoren/invloed criminaliteitscijfers, criminaliteitscijfers& verklaring, criminologisch onderzoek politie Amsterdam, criminologisch onderzoek delictenAmsterdam.

* www.sagejournals.com: (VU)risk-, environmental factors, indicators, variable, crime, influence, criminology, criminal factor*,criminality, datamining, spacial/temporal crimin*, crime rates, routine activities, research & crime,crime rates & influence.Tijdschriften: British Journal of Criminology, European Journal on Policy and Research, Journal ofCriminal Justice, Journal of Crime and Delinquency.

Page 78: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

78

Page 79: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

79

Bijlage II -a

Incidenten top 10 diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroofTop 10 Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen 2005

Districten Wijkteams Kleur Aantal aangiftes

1. District 5 August Allebéplein 1556

2. District 3 Linnaeusstraat 1190

3. District 1 IJtunnel 969

4. District 4 Van Leijenberghlaan 917

5. District 2 Balistraat 857

6. District 2 Klimopweg 845

7. District 5 Lod. van Deysselstraat 839

8. District 5 Surinameplein 791

9. District 4 De Pijp/Ferd. Bolstraat 790

10. District 3 's Gravesandeplein 786

Top 10 Straatroof 200513

Districten Wijkteams Kleur Aantal aangiftes

1. District 3 Ganzenhoef 259

2. District 3 Flierbosdreef 254

3. District 1 Beursstraat 158

4. District 1 Nieuwezijdse Voorburgwal 143

5. District 4 Lijnbaansgracht 139

6. District 3 Remmerderplein 136

7. District 5 August Allebéplein 128

8. District 1 IJtunnel 107

9. District 1 Raampoort 105

13 Update: 14 december 2006

Page 80: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

80

10. District 2 Klimopweg 98

Page 81: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief?

81

Bijlage II-b

Locatie incidenten top 10 wijkteams diefstal uit/vanaf motorvoertuigen

Page 82: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief?

82

Locatie incidenten top 10 wijkteams straatroof (Amsterdam Noord en Centrum)

Page 83: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief?

83

Locatie incidenten top 10 wijkteams straatroof (Amsterdam Zuidoost)

Page 84: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer
Page 85: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

85

Bijlage III-a

Interviews gehouden met projectleiders van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen in devolgende wijkteams:

Districten Wijkteams

District 5 August Allebéplein (rode auto)

District 3 Linnaeusstraat

District 1 IJtunnel

District 4 Van Leijenberghlaan

District 2 Balistraat

District 5 Lodewijk van Deysselstraat

District 4 De Pijp/Ferdinand Bolstraat

Extra

District 5 Meer en Vaart (groene auto)

District 3 Flierbosdreef

District 1 Nieuwezijdse Voorburgwal

District 4 Rivierenbuurt

Interviews gehouden met projectleiders van straatroof in de volgende wijkteams:

Districten Wijkteams

District 3 Ganzenhoef (rood mes)

District 3 Flierbosdreef

District 1 Beursstraat

District 1 Nieuwezijdse Voorburgwal

District 5 August Allebéplein

Extra

District 4 Koninginneweg (groen mes)

Page 86: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief?

86

Bijlage III-b

Locatie wijkteams waar de interviews met projectleiders van diefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof zijn afgenomen

Page 87: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

87

Bijlage IV

Voorbeeld Interview

Interview metDatum:

Deel IUitleg over mijn achtergrond; onderzoek + doel van het onderzoek; onderscheid gemaakt in 3onderzoeksgebieden om de factoren te classificeren: micro-, meso- en macroniveau. Deze weeronderverdeeld in onder ander demografische, sociaal-economische, milieu-, temporele enruimtelijke en trendfactoren.

Deel II1) Kunt u mij vertellen, in het kort, hoe uw carrière bij de politie gelopen is?1a) Met welke delicten kwam u vaak in aanraking? Welk district? Straatervaring (in jaren)?

2) Wat houden uw werkzaamheden op dit moment precies in? Wat is de huidige functie?

Deel IIIAlgemene vragen:

1) Op welk niveau denkt u dat het grootste probleem ligt? Of denkt u dat er sprake is van een combinatie van het micro, meso en macrofactoren?

2) In hoeverre heeft u ten tijde uw werk/tijdens de executieve dienst te maken gehad met deze deelgebieden? Meer met micro, meso of macro?

[3) Kunt u aangeven in hoeverre u denkt dat het plegen van criminaliteit te maken heeft met lange of korte termijn factoren?]

NB. Mijn focus in het onderzoek zal voornamelijk liggen op de korte termijn factoren

4) Kunt u in het kort de problematiek in kaart brengen? Wat zijn op dit moment de grootste problemen/knelpunten in het wijkteam (qua delicten) ?

Deel IVMicroniveau

1) In hoeverre denkt u dat persoonskenmerken een rol spelen met betrekking tot het plegen van criminaliteit?

2) Kunt u aangeven welke factoren meer belangrijk zijn volgens u? Is het meer een biologisch probleem of meer sociologisch?

3) Zijn er nog andere factoren waarvan u denkt dat die een belangrijke rol spelen met betrekking tot het microniveau en die kunnen leiden tot crimineel gedrag?

4) Kunt u aangeven met welke factoren op microgebied u het meeste te maken gehad heeft ten tijde van uw politiewerk (op straat)?

5) In hoeverre heeft dit wijkteam te maken met jeugdige daders/oudere daders? Zo ja, is er een goed beeld van dit type dader? Welke demografische gegevens (sekse, leeftijd, etniciteit) kenmerkt de dadergroep? In hoeverre kampt de dadergroep met psychische problemen en/of verslavingsproblematiek?

6) Wat is de invloed op de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof? Zijn er nog andere factoren die van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof?

Page 88: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

88

7) In hoeverre kampen de daders met gezinsproblematiek? Is er contact met de ouders? Welke factoren uit het gezin kunnen van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof?

Deel VMesoniveau

1) Welke factoren kunnen zich manifesteren op mesoniveau? In hoeverre denkt u dat buurtkenmerken een rol spelen met betrekking tot het plegen van criminaliteit? In hoeverre zitten daar verschillen tussen de districten?

2) Kunt u aangeven welke factoren meer belangrijk zijn volgens u met betrekking tot dit mesoniveau? Economisch, sociaal of ruimtelijk? Vriendjes op school, juist buiten school of buurtomgeving?

3) Welke andere factoren kunnen mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof op buurtniveau?

4) Kunt u aangeven welke factoren op mesoniveau u vaak bent tegengekomen ten tijde van uw politiewerk (op straat)?

5) Welke (demografische, (sociaal) economische) factoren kenmerkt de buurt?

Als we nader inzoomen op de factoren> welke (ruimtelijke) factoren kunnen in een buurt (directdan wel indirect) van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof?

5a) In hoeverre denkt u dat statische ruimtelijke factoren een rol spelen? Of een buurt: neem bijvoorbeeld Bijlmer tegenover Vondelparkbuurt?5b) Zou de ene buurt meer criminaliteitgevoelig kunnen zijn en zo ja waar ligt dat dan aan? Meer aan de personen die er wonen of meer aan de omgevingskenmerken?

Ik zelf denk dat gelegenheid een grote rol speelt zeker ten opzichte van enkele prioritaire delicten,zoals diefstal uit/vanaf en straatroof. Gelegenheidstheorie: motivatie dader, aanwezigheiddoelwitten en afwezigheid adequaat toezicht. Deze 3 elementen aanwezig? > Criminaliteit.

6) Bent u het hiermee eens? Heeft u dit tijdens uw politiewerk ook zo ervaren?

7) Gelegenheid heeft ook met het ultieme tijdstip te maken. In hoeverre denkt u wat het perfecte tijdstip is voor het plegen van een delict? Zit daar verschil in per delicttype?

8) Ten aanzien van de districten: denkt u dat sommige delicten een lokaal probleem vormen, dat die dus alleen in dat district voorkomen? Zo ja, welke delicten zijn dat dan per district volgens u? In hoeverre denkt u dat er sprake zijn van hotspots in bepaalde districten?

9) Kunt u aangegeven in hoeverre alle factoren, direct dan wel indirect, van invloed zijn op de delicten diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof?

Deel VIMacroniveau

1) Welke factoren kunnen zich manifesteren op macroniveau? In hoeverre denkt u dat maatschappelijke factoren een rol spelen die (kunnen) leiden tot het plegen van criminaliteit, diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof?

2) Kunt u aangeven welke factoren meer belangrijk zijn volgens u?2a) Zitten daar, volgens u, verschillen in per delict en of per district?2b) Wat is de invloed van demografische en (sociaal) economische factoren op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen of straatroof in een stad?

3) Welke andere factoren kunnen mogelijk van invloed zijn op diefstal uit/vanaf motorvoertuigen

Page 89: Gelegenheid maakt de dief? Trix€¦ · motorvoertuigen en straatroof met wie ik een interview heb gehouden. De praktische gegevens, tips en kennis over hun vakgebied waren een zeer

Gelegenheid maakt de dief? Trix van Hest

89

of straatroof? Zijn er nog andere factoren waarvan u denkt dat die een belangrijke rol spelen met betrekking tot het macroniveau en die kunnen leiden tot meer crimineel gedrag?

4) Kunt u aangeven welke factoren op macrogebied u vaak bent tegengekomen ten tijde van uw politiewerk (op straat)?

Als we nader inzoomen op de (ruimtelijke, temporele, milieu en trend) factoren>5) Welke (ruimtelijke) factoren kunnen in een stad (direct dan wel indirect) van invloed zijn opdiefstal uit/vanaf motorvoertuigen en straatroof?

6) In hoeverre denkt u dat temporele factoren een rol spelen?a> tijd van het jaar (seizoen; zomer, herfst, winter, lente)b> vakantieperiodes?c> maand van het jaar?d> dag van de week?e> tijd van de dag (’s ochtends, ’s middags, ’s avonds of ’s nachts)

7) Kunt u aangeven in hoeverre festivals/evenementen zoals SAIL, Koninginnedag etc van invloed zijn op criminaliteit? Welke delicten vinden er dan hoofdzakelijk plaats?

8) In hoeverre denkt u dat het weer een rol speelt met betrekking tot het plegen van criminaliteit? Zou het bepaalde criminelen/veelplegers kunnen weerhouden om geen criminaliteit te plegen?

[9) In hoeverre denkt u dat de politiek een rol speelt? Bijvoorbeeld tijdens verkiezingstijd < of > criminaliteit? Of vernieuwde wetgeving die van invloed kan zijn?]

Deel VIITot slot

Aangiftebereidheid is ook van invloed op de criminaliteitscijfers1) Hoe denkt u zelf over de aangiftebereidheid van de burger? Is deze (te) laag? Zo ja, waarom/hoe zou dat komen? Is er verschil te zien per type delict? Heeft u zicht op hoe de aangiftebereidheid is per district? Wat denkt u daar van? Welke factoren beïnvloeden dat?

2) Waar zou het beleid van de politie zich meer op moeten focussen? Is er iets dat overgeslagen wordt/niet meegenomen wordt?

3) Zijn er factoren waar beleidsmakers geen rekening mee houden terwijl dit heel erg belangrijk is voor de politie en waar ze mee te maken krijgen tijdens hun werk?

Tot slot4) Heeft u zelf tot slot nog aanvullingen? Heeft u nog aanbevelingen?

Hartelijke dank!

----------------------------------------------Einde---------------------------------------------------------