Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en...

62
BELEIDSNOTA ONROEREND ERFGOED 2009-2014 Geert Bourgeois Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Bestuurzaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand 1

Transcript of Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en...

Page 1: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

BELEIDSNOTA ONROEREND ERFGOED

2009-2014

Geert Bourgeois

Viceminister-president van de Vlaamse Regering en

Vlaams minister van Bestuurzaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand

1

Page 2: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Inhoudstafel

Inhoudstafel....................................................................................................................................................................2

Lijst van afkortingen.......................................................................................................................................................3

Managementsamenvatting..............................................................................................................................................4

I. Inleiding.............................................................................................................................................................6

II. Omgevingsanalyse.............................................................................................................................................7

III. Strategische en operationele doelstellingen......................................................................................................9

1. Naar een geïntegreerde beschermingsstrategie voor onroerend erfgoed 111.1. De inventarisatie als cruciaal beleidsinstrument op lokaal en Vlaams niveau 111.2. De erfgoed- en onderzoeksbalans als basis voor het onroerend erfgoedbeleid in Vlaanderen121.3. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium 13

2. Meerdere partners zorgen voor het Onroerend Erfgoed 162.1. Op zoek naar een breed draagvlak 162.2. Interne staatshervorming 182.3. Internationale samenwerking 18

3. De Vlaamse Overheid schept de noodzakelijke voorwaarden voor de onroerend erfgoedzorg21

3.1. Vernieuwde regelgeving als hefboom voor een adequaat onroerend erfgoedbeleid 21a) Het onroerend erfgoeddecreet.............................................................................................................21b) Een vernieuwd archeologiebeleid.........................................................................................................21c) Naar een effectieve handhaving............................................................................................................22

3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed 23a) Herdenken van het premiestelsel..........................................................................................................23b) Alternatieve financiering.......................................................................................................................24

3.3. De Vlaamse onroerend erfgoedzorg wordt zichtbaar en herkenbaar 25

4. De onroerend erfgoedzorg speelt in op de maatschappelijke dynamiek 274.1. Verdere focus op hergebruik en herbestemming 274.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen 28

a) Cultuur..................................................................................................................................................28b) Onderwijs..............................................................................................................................................29c) Ruimtelijke Ordening.............................................................................................................................29d) Natuur, leefmilieu en landbouw............................................................................................................30e) Toerisme...............................................................................................................................................32f) Patrimoniumbeleid en facilitair management.......................................................................................32

4.3. Aandacht voor maatschappelijke vraagstukken 33a) Economische crisis.................................................................................................................................33b) Energiebesparing en duurzaamheid......................................................................................................35c) Diversiteit..............................................................................................................................................36

Regelgevingsagenda.....................................................................................................................................................38

2

Page 3: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Lijst van afkortingen

Agentschap R-O Vlaanderen: Agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vlaanderen

BEWAERzones: BEkend Waardevol Archeologisch Erfgoed Zones

EPB: Energieprestatieregelgeving (vanuit het Engels: Energy Performance of Buildings)

EU: Europese Unie

LNE: Beleidsdomein leefmilieu, natuur en energie

MER: Milieueffectrapportage

OMD: Open Monumentendag

PDPO: Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling

PPS: Publiek-Private Samenwerking

RUP: Ruimtelijk uitvoeringsplan

RWO: Beleidsdomein ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed

UNESCO: United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

VIOE: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed

3

Page 4: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Managementsamenvatting

Een modern en krachtdadig onroerend erfgoedbeleid kan en mag zich niet beperken tot het klassieke beschermingsinstrumentarium. Samen met mijn administratie wil ik een langetermijnvisie ontwikkelen die inspeelt op de maatschappelijke en sociaaleconomische ontwikkelingen. Hiermee wil ik aan de belangrijkste trends, kansen, bedreigingen en uitdagingen voor Vlaanderen tegemoet komen. Tijdens de komende regeerperiode ga ik – op basis van vier strategische doelstellingen – twaalf uitdagingen (operationele doelstellingen) aan om een nieuwe dynamiek te creëren in de onroerend erfgoedzorg.

Tijdens de komende regeerperiode wil ik vernieuwing brengen in het beleid via een geïntegreerde beschermingsstrategie waarbij onderzoek, inventarisatie, bescherming en beheer op elkaar zijn afgestemd.

De geïntegreerde beschermingsstrategie kan enkel tot stand komen met behulp van een adequate beleidsomgeving. De nodige financiële middelen ontbreken vaak om ons onroerend erfgoed te onderhouden of te restaureren. Ik tref daarom de nodige maatregelen om het beschikbare budget zo efficiënt mogelijk te benutten en op zoek te gaan naar nieuwe en alternatieve financieringsmogelijkheden. Ook is het noodzakelijk de wetgeving betreffende onroerend erfgoed te moderniseren en beter af te stemmen. Ik zal onder meer werken aan een vernieuwd archeologiebeleid en een efficiënt handhavingsbeleid. Tenslotte werk ik tijdens deze regeerperiode aan de zichtbaarheid en herkenbaarheid van het beleidsveld onroerend erfgoed in Vlaanderen.

Een derde strategische doelstelling is de uitbouw van succesvolle partnerschappen en de ontwikkeling van een erfgoedreflex op alle bestuurlijke niveaus. Bij het grote publiek hoop ik het draagvlak te vergroten waarbij de steun van het middenveld van onschatbaar belang is. Ook wil ik de provinciale en lokale besturen nauwer betrekken bij de zorg voor zowel beschermde als niet-beschermde erfgoedwaarden. En ten slotte is het van cruciaal belang onze netwerken met Europese en niet-Europese partners verder uit te bouwen. Dankzij deze open houding kunnen wij het Vlaamse onroerend erfgoed verder op de internationale kaart plaatsen.

Mijn vierde strategische doelstelling is de moeilijkste maar tegelijkertijd ook de boeiendste. Ik wil de zorg voor het onroerend erfgoed volledig verankeren in de maatschappelijke dynamiek. Een eerste beleidskeuze hierin is de prioritaire behandeling van ontsluitings- en herbestemmingdossiers. Al te vaak vergeten we dat het erfgoed dat ons vandaag omringt het resultaat is van verschillende (discontinue) historische, maatschappelijk-culturele en economische lagen. Erfgoedwaarden zijn nooit absoluut. Wij moeten dynamisch en kwalitatief durven omgaan met ons onroerend erfgoed. Verankering in het maatschappelijke bestel is echter enkel mogelijk als er voldoende interactie is met andere beleidsvelden en -domeinen. Onroerend erfgoedzorg kan niet los worden gezien van beleidskeuzes inzake o.m. cultuur, onderwijs, ruimtelijke ordening, leefmilieu, natuur, landbouw en toerisme. Tenslotte wil ik krachtdadig reageren op de huidige maatschappelijke uitdagingen. Ruimtelijke en klimatologische veranderingen, de financiële crisis en demografische verschuivingen vragen immers om een doelmatig antwoord vanuit het onroerend erfgoedbeleid.

Doorheen deze vier strategische en twaalf operationele doelstellingen zal ik bijzondere aandacht schenken aan twee geografische gebieden. De Vlaamse Rand enerzijds en de Westhoek met zijn Wereldoorlog I relicten anderzijds. Voor beide gebieden realiseer ik een maximale invulling van de strategische en operationele doelstellingen.

De Vlaamse Rand, de gordel van Vlaamse gemeenten rond Brussel, herbergt heel wat waardevol onroerend erfgoed. Niet alleen wordt het groene karakter van de Vlaamse Rand mede gevormd door het rijke agrarische erfgoed, de verschillende beschermde landschappen en de authentieke streekhoeves. Ook staan er tal van pareltjes uit de modernistische Vlaamse architectuur. Het onroerend erfgoed in de Vlaamse Rand staat jammer genoeg onder toenemende druk. Door de groeiende verstedelijking wordt het steeds moeilijker om het groene karakter van de Rand – en het bijhorende erfgoed – te vrijwaren. Ook voelt de (voornamelijk de niet-Nederlandssprekende) bevolking zich te weinig betrokken bij het streekeigen erfgoed waardoor een gering draagvlak bestaat om er zorg voor te dragen. Vooral de modernistische architectuur is hier het slachtoffer van. Tegelijkertijd vertonen de inventarissen van de gemeenten in de

4

Page 5: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Vlaamse Rand vele hiaten doordat deze boekdelen al tijdens de jaren zeventig en met andere criteria zijn opgesteld. Met uitzondering van de recent geherinventariseerde gemeenten Vilvoorde, Asse, Machelen, Wemmel, Grimbergen, Sint-Pieters-Leeuw en Drogenbos is het waardevolle onroerend erfgoed van de Vlaamse Rand nog niet volledig in kaart gebracht. Hierdoor was er tot op heden geen coherent beschermingsbeleid mogelijk in deze gemeenten.

Daarom staat de herinventarisatie van de gemeenten in de Vlaamse Rand prioritair in mijn beleid. Deze herinventarisatie wil ik laten volgen door een gerichte beschermings- en beheerscampagne waardoor het waardevolle erfgoed veilig wordt gesteld. Voor de gemeente Sint-Pieters-Leeuw kan er meteen een thematisch pakket agrarisch erfgoed aan gekoppeld worden. Ik zal ook aandacht besteden aan een goede communicatie over en ontsluiting van deze campagne. Een mogelijk voorbeeld is de opmaak van een publicatie over de modernistische architectuur in de Vlaamse Rand. Ook ondersteun ik in samenwerking met vzw De Rand individuele projecten die de zorg en het draagvlak voor onroerend erfgoed in de Vlaamse Rand vergroten. Zoals bepaald in het regeerakkoord help ik in Drogenbos het Felix de Boeckmuseum uitbouwen tot een Felixsite waar een succesvolle integratie van kunsten, erfgoed en milieubeleid moet resulteren in een toeristisch centrum. Ook besteed ik aandacht aan de ontsluiting van de archeologische vindplaats van de hertogen van Brabant in Tervuren. Ik hoop met de prioritaire behandeling van de Vlaamse Rand het draagvlak te vergroten bij de lokale bevolking ten voordele van de onroerend erfgoedzorg. Ook wil ik hiermee de streekeigenheid die onder meer aan erfgoedwaarden wordt ontleend alsook het groene en Vlaamse karakter van de Vlaamse Rand behouden en zelfs versterken.

Ook de honderdjarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog is een ijkpunt in mijn beleid. Want met de vele relicten van deze oorlog op het Vlaamse grondgebied is de herdenking een uitgelezen kans om het Vlaamse onroerend erfgoed, en meer specifiek het erfgoed in de frontstreek, internationaal op de kaart te plaatsen. De Vlaamse overheid heeft zich enkele jaren geleden geëngageerd om de getuigen van de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek aan UNESCO voor te leggen met het oog op erkenning als werelderfgoed. Het noodzakelijke voorafgaande inventarisatie- en beschermingstraject is hiertoe gestart. Het project “100 jaar Groote Oorlog” zal het paradepaardje worden van de geïntegreerde beschermingsstrategie tijdens de komende jaren. Samen met mijn collega van ruimtelijke ordening hoop ik de frontzone als erfgoedlandschap te behouden en te beheren door middel van een gebiedsdekkend ruimtelijk uitvoeringsplan. Slagvelden en hun omgeving worden als één geheel beschouwd met zowel landschappen (vb. schootsvelden), monumenten (vb. bunkers) als archeologische resten (vb. loopgraven en ‘deep dug-outs’).

Ook wil ik – samen met mijn administratie, Monumentenwacht en de eigenaars of beheerders van historische relicten in de frontstreek – acute knelpunten in beheer en restauratie op korte termijn wegwerken. Een aantal monumenten in de frontstreek bevinden zich immers in slechte staat.

Door de realisatie van een ‘Herinneringspark 2014-2018’ in samenwerking met de Vlaams Bouwmeester wil ik de bezoeker aan de frontstreek ervarings- en belevingsgericht informeren in een didactische en multimediale regie. Ook zal een goede samenwerking met het beleidsveld toerisme een optimale ontsluiting van het onroerend erfgoed garanderen. Dit wervende project moet als een hefboom gebruikt worden voor toerisme, cultureel en onroerend erfgoed, wetenschappelijk onderzoek, internationaal beleid, onderwijs, vredeseducatie en herinneringseducatie.

5

Page 6: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

I. Inleiding

Vlaanderen mag trots zijn op zijn onroerend erfgoed. Naarmate de inventarissen verder aangevuld worden, beseffen wij des te meer onze rijkdom. De Centrale Archeologische Inventaris, de databank van de bekende archeologische vindplaatsen in Vlaanderen, bevatte eind 2008 28.068 vindplaatsen. Sinds de start van de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed in 1972 zijn al meer dan 75.000 panden en straatgehelen beschreven. Deze inventaris zal de komende jaren nog sterk aangroeien. Vanaf 2010 is hij immers gebiedsdekkend, waardoor elke gemeente er zal in opgenomen zijn. Ook heb ik aan mijn administratie de opdracht gegeven oudere boekdelen tijdens deze regeerperiode te herinventariseren. In het kader van het thematisch-typologische beschermingsbeleid zorgt mijn administratie – met behulp van externe partners – voor inhoudelijke aanvullingen. De landschapsatlas, die in 2001 is ontwikkeld, getuigt van onze waardevolle landschappen vanuit cultuurhistorische invalshoek.

Ik ben ervan overtuigd dat wij ons rijk aanbod aan onroerend erfgoed moeten koesteren.

De talrijke gebouwen, straatbeelden, cultuurlandschappen, archeologische sites en restanten van maritieme activiteiten weerspiegelen immers de activiteit en creativiteit van de vroegere bewoners. Ook zijn zij de ruimtelijke en materiële neerslag van uiteenlopende artistieke, culturele, religieuze, sociale en economische tradities in de steden en op het platteland. Doordat het onroerend erfgoed een stille getuige is van ons boeiend en soms woelig verleden, zijn vernietigde en ongedocumenteerde erfgoedwaarden een onherroepelijk verlies van onschatbare kennis over ons verleden.

Het onroerend erfgoed bepaalt in al zijn diversiteit ook de identiteit en herkenbaarheid van de verschillende regio’s. In vele gevallen maakt het zelfs een essentieel en onafscheidelijk onderdeel uit van de individuele leefwereld. Op de vijfde Europese Conferentie van Ministers verantwoordelijk voor het Culturele erfgoed te Slovenië in 2001, ging men nadrukkelijk uit van de identiteitsbepalende waarde van het erfgoed. Men bevestigde dat dit identiteitsgevoel het welzijn, de sociale cohesie en de onderlinge verstandhouding verhoogt. Wanneer je je verbonden wil blijven voelen met een bepaalde plek, is het van belang dat die plek haar eigenheid en authenticiteit behoudt.1

Ons onroerend erfgoed maakt deel uit van een dynamische leefwereld. Door zijn duurzaam – en vaak ook esthetisch – karakter draagt het bij tot een kwaliteitsvolle woon- en leefomgeving. In onze snel transformerende samenleving vormt het onroerend erfgoed een baken van zekerheid en rust. Duurzaam behoud en beheer van onroerend erfgoed moet een wezenlijk element worden van elke toekomstige en ruimtelijke ontwikkeling. Een modern onroerend erfgoedbeleid moet ervoor zorgen dat de kwaliteit, identiteit en herkenbaarheid van onze leefomgeving gewaarborgd is en verder wordt uitgebouwd.

Ons onroerend erfgoed heeft ook een belangrijk economisch potentieel. Het vormt een grote aantrekkingskracht voor toeristen en bezoekers. Ook hebben investeringen in renovatie en onderhoud een zeer gunstig economisch effect.

Meer en meer is Vlaanderen zich bewust van de kansen die onroerend erfgoed biedt in de verrijking van onze leefomgeving. Het is van groot belang dat wij doordacht en respectvol met ons onroerend erfgoed omspringen.

1 Zie ook Simon C.J.M., Ruimte voor identiteit. De productie en reproductie van streekidentiteiten in Nederland (Groningen, 2005).

6

Page 7: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

II. Omgevingsanalyse

Ons onroerend erfgoed blijft niet vanzelf bewaard. Het wordt bedreigd door spontane degradatie en vernietiging door mens en natuur. Vooral staat het onder toenemende druk van ruimtelijke en klimatologische veranderingen.

Elke wijziging van het ruimtegebruik in Vlaanderen betekent een mogelijk verlies van onroerend erfgoedwaarden. Cruciaal is vooral de druk op de open ruimte. Door de toename van bebouwde percelen komt het – voornamelijk archeologische en landschappelijke – erfgoed sterk in het gedrang.

Ook de sloop, verwaarlozing of drastische aanpassing van het bouwkundig erfgoed leidt tot verlies van erfgoedwaarden. De gevolgen voor het bouwkundig erfgoed zijn minder gemakkelijk in cijfers uit te drukken. Toch hebben wij aan de hand van de actualisatie van de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed, het aantal voorheen opgenomen items kunnen vergelijken met de niet meer opgenomen items ingevolge sloop of te grote aanpassing. De cijfers zijn verontrustend. Niet minder dan 10,5 procent van de items die in 1975 waren opgenomen, zijn gesloopt of dermate drastisch verbouwd dat het item niet meer als bouwkundig erfgoed geïnterpreteerd kan worden. Vlaanderen verliest op een snel tempo veel van zijn bouwkundige erfgoedwaarden.

Daarom is de recente vaststelling van de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed van belang aangezien een stedenbouwkundige vergunning nodig is voor de afbraak van gebouwen of constructies die er in zijn opgenomen.

Tabel 1: Aantal en percentage van gesloopt of verbouwd bouwkundig erfgoed in Vlaanderen2

Totaal aantal items geactualiseerd Bewaard Deels bewaard* Onbepaald** Gesloopt of verbouwd

TOTAAL (N) 29.892 26.070 274 420 3138

Percentage (%) 100 87,2 1 1,4 10,5

Ook het wijzigende klimaat heeft een impact op het onroerend erfgoed. De atmosferische concentraties van de broeikasgassen CO2, CH4 en N2O zijn opmerkelijk gestegen door tal van menselijke activiteiten. Meer concreet zijn de antropogene broeikasgasconcentraties tussen 1970 en 2004 toegenomen met 70%. Op basis van scenario-ontwikkeling besluit het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) dat de opwarming van de aarde het grootst is op het vasteland en op de hoogste noordelijke breedtegraden.

Het negatieve effect van het veranderende klimaat op het onroerend erfgoed is heel verscheiden en kan geïllustreerd worden door verschillende fenomenen.3 Kenmerkende en waardevolle landschappen verdwijnen door de gewijzigde milieucondities. Valleien en laaggelegen gebieden, zoals polders, staan onder druk door de stijging van het zeeniveau. Archeologische vindplaatsen degraderen doordat de archeologische sporen in de bodem wijzigen of worden aangetast door veranderende impulsen in de bodemvormingsprocessen. Ook de gevolgen voor de bewaringstoestand van het bouwkundig erfgoed zijn dramatisch. Wijzigingen in de luchtvochtigheid bemoeilijken het beheer en behoud van poreuze bouwmaterialen. En wijzigingen in de temperatuuramplitude geven aanleiding tot toenemende vorstschade aan het bouwkundig erfgoed.

Verschillende landen en regio’s beschikken al over een klimaatstrategie voor het onroerend erfgoed. Ook in Vlaanderen moeten inzichten over de kwetsbaarheid van het onroerend erfgoed voor klimaatverandering het beleid uitdagen en inspireren. Cruciale uitdagingen, waarbij innovatie centraal moet staan, zijn onder meer de zoektocht naar energiezuinige technieken bij onroerend erfgoed, het beheer

2 *Deels bewaard = één of meerdere gebouwen van een ensemble aan gebouwen is gesloopt; **Onbepaald = een item wordt niet teruggevonden op basis van de beschikbare gegevens. Dan kan niet bepaald worden of een gebouw al dan niet bewaard is. Bron: Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed3 UNESCO World Heritage Centre, Case Studies on Climate Change and World Heritage (Parijs, 2007); English Heritage, Adapting to Climate Change. Conservation Bulletin 57 (Londen, 2008); Cassar M. e.a., The Atlas of Climate Change Impact on European Cultural Heritage: Scientific Analysis and Management Strategies (2009).

7

Page 8: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

en de monitoring van het effect van de klimaatverandering op onroerend erfgoed, en het behoud van de waardevolle laag gelegen landschappen zonder visuele hinder van bedijking.

Ik besef dat een krachtdadig beleid vereist is om ons onroerend erfgoed aan de volgende generaties te kunnen doorgeven.

De meest waardevolle en uitzonderlijke erfgoedwaarden worden veilig gesteld door ze te beschermen. Eind 2008 telde Vlaanderen 11.617 definitief en 282 voorlopig beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten. In 2008 heeft de Vlaamse overheid twee archeologische monumenten voorlopig beschermd. Het aantal definitief beschermde archeologische monumenten steeg niet en bleef op drie behouden. In 2008 telde Vlaanderen twee definitief en twee voorlopig beschermde vaartuigen. Voor de bescherming van waardevolle landschappen lag de klemtoon van het Vlaamse beleid de voorbije jaren op de aanduiding van ankerplaatsen. Er zijn de laatste jaren geen nieuwe landschappen beschermd waardoor het aantal beschermde landschappen nog steeds 666 bedraagt. Wel zijn er eind 2008 zeven voorlopige en twaalf definitieve aanduidingen als ankerplaats.

Tabel 1 Totaal aantal definitief en voorlopig beschermde monumenten, dorps- en stadsgezichten, landschappen, varend erfgoed, op 31 december 2008. (Bron: Agentschap RO-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed.)

  Definitief beschermd Voorlopig beschermdMonumenten 10.107 246Stadsgezichten 337 4Dorpsgezichten 1.173 32Landschappen 666 0Ankerplaatsen 12 7Archeologische monumenten 3 2Varend erfgoed 2 2Totaal 12.300 293

Wij moeten ons erfgoed niet alleen behouden maar ook beheren. De fysieke toestand van ons beschermd erfgoed is moeilijk in kaart te brengen. Inzake de monitoring van het beschermd erfgoed bestaat er – ook internationaal – geen traditie. Voor monitoring en begeleiding kan de eigenaar, beheerder of administratie in Vlaanderen rekenen op de deskundigheid van Monumentenwacht vzw. Eind 2008 begeleidde de vzw 5280 onroerend erfgoedelementen bij 3004 abonnees. Ter ondersteuning van de beheerders van onroerend erfgoed werd in 2008 64,3 miljoen euro vastgelegd voor restauratiepremies en 7,3 miljoen euro voor onderhoudspremies.

8

Page 9: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

III. Strategische en operationele doelstellingen

Een modern en krachtdadig onroerend erfgoedbeleid kan en mag zich niet beperken tot het klassieke beschermingsinstrumentarium. Samen met mijn administratie wil ik een langetermijnvisie ontwikkelen die inspeelt op de maatschappelijke en sociaaleconomische ontwikkelingen. Hiermee wil ik aan de belangrijkste trends, kansen, bedreigingen en uitdagingen voor Vlaanderen tegemoet komen. Tijdens de komende regeerperiode ga ik – op basis van vier strategische doelstellingen – twaalf uitdagingen (operationele doelstellingen) aan om een nieuwe dynamiek te creëren in de onroerend erfgoedzorg.

Tijdens de komende regeerperiode wil ik vernieuwing brengen in het beleid via een geïntegreerde beschermingsstrategie waarbij onderzoek, inventarisatie, bescherming en beheer op elkaar zijn afgestemd.

De geïntegreerde beschermingsstrategie kan enkel tot stand komen met behulp van een adequate beleidsomgeving. De nodige financiële middelen ontbreken vaak om ons onroerend erfgoed te onderhouden of te restaureren. Ik tref daarom de nodige maatregelen om het beschikbare budget zo efficiënt mogelijk te benutten en op zoek te gaan naar nieuwe en alternatieve financieringsmogelijkheden. Ook is het noodzakelijk de wetgeving betreffende onroerend erfgoed te moderniseren en beter af te stemmen. Ik zal onder meer werken aan een vernieuwd archeologiebeleid en een efficiënt handhavingsbeleid. Tenslotte werk ik tijdens deze regeerperiode aan de zichtbaarheid en herkenbaarheid van het beleidsveld onroerend erfgoed in Vlaanderen.

Een derde strategische doelstelling is de uitbouw van succesvolle partnerschappen en de ontwikkeling van een erfgoedreflex op alle bestuurlijke niveaus. Bij het grote publiek hoop ik het draagvlak te vergroten waarbij de steun van het middenveld van onschatbaar belang is. Ook wil ik de provinciale en lokale besturen nauwer betrekken bij de zorg voor zowel beschermde als niet-beschermde erfgoedwaarden. En ten slotte is het van cruciaal belang onze netwerken met Europese en niet-Europese partners verder uit te bouwen. Dankzij deze open houding kunnen wij het Vlaamse onroerend erfgoed verder op de internationale kaart plaatsen.

Mijn vierde strategische doelstelling is de moeilijkste maar tegelijkertijd ook de boeiendste. Ik wil de zorg voor het onroerend erfgoed volledig verankeren in de maatschappelijke dynamiek. Een eerste beleidskeuze hierin is de prioritaire behandeling van ontsluitings- en herbestemmingdossiers. Al te vaak vergeten we dat het erfgoed dat ons vandaag omringt het resultaat is van verschillende (discontinue) historische, maatschappelijk-culturele en economische lagen. Erfgoedwaarden zijn nooit absoluut. Wij moeten dynamisch en kwalitatief durven omgaan met ons onroerend erfgoed. Verankering in het maatschappelijke bestel is echter enkel mogelijk als er voldoende interactie is met andere beleidsvelden en -domeinen. Onroerend erfgoedzorg kan niet los worden gezien van beleidskeuzes inzake o.m. cultuur, onderwijs, ruimtelijke ordening, leefmilieu, natuur, landbouw en toerisme. Tenslotte wil ik krachtdadig reageren op de huidige maatschappelijke uitdagingen. Ruimtelijke en klimatologische veranderingen, de financiële crisis en demografische verschuivingen vragen immers om een doelmatig antwoord vanuit het onroerend erfgoedbeleid.

Doorheen deze vier strategische en twaalf operationele doelstellingen zal ik bijzondere aandacht schenken aan twee geografische gebieden. De Vlaamse Rand enerzijds en de Westhoek met zijn Wereldoorlog I relicten anderzijds. Voor beide gebieden realiseer ik een maximale invulling van de strategische en operationele doelstellingen.

De Vlaamse Rand, de gordel van Vlaamse gemeenten rond Brussel, herbergt heel wat waardevol onroerend erfgoed. Niet alleen wordt het groene karakter van de Vlaamse Rand mede gevormd door het rijke agrarische erfgoed, de verschillende beschermde landschappen en de authentieke streekhoeves. Ook staan er tal van pareltjes uit de modernistische Vlaamse architectuur. Het onroerend erfgoed in de Vlaamse Rand staat jammer genoeg onder toenemende druk. Door de groeiende verstedelijking wordt het steeds moeilijker om het groene karakter van de Rand – en het bijhorende erfgoed – te vrijwaren. Ook voelt de (voornamelijk de niet-Nederlandssprekende) bevolking zich te weinig betrokken bij het streekeigen erfgoed waardoor een gering draagvlak bestaat om er zorg voor te dragen. Vooral de modernistische architectuur is hier het slachtoffer van. Tegelijkertijd vertonen de inventarissen van de gemeenten in de

9

Page 10: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Vlaamse Rand vele hiaten doordat deze boekdelen al tijdens de jaren zeventig en met andere criteria zijn opgesteld. Met uitzondering van de recent geherinventariseerde gemeenten Vilvoorde, Asse, Machelen, Wemmel, Grimbergen, Sint-Pieters-Leeuw en Drogenbos is het waardevolle onroerend erfgoed van de Vlaamse Rand nog niet volledig in kaart gebracht. Hierdoor was er tot op heden geen coherent beschermingsbeleid mogelijk in deze gemeenten.

Daarom staat de herinventarisatie van de gemeenten in de Vlaamse Rand prioritair in mijn beleid. Deze herinventarisatie wil ik laten volgen door een gerichte beschermings- en beheerscampagne waardoor het waardevolle erfgoed veilig wordt gesteld. Voor de gemeente Sint-Pieters-Leeuw kan er meteen een thematisch pakket agrarisch erfgoed aan gekoppeld worden. Ik zal ook aandacht besteden aan een goede communicatie over en ontsluiting van deze campagne. Een mogelijk voorbeeld is de opmaak van een publicatie over de modernistische architectuur in de Vlaamse Rand. Ook ondersteun ik in samenwerking met vzw De Rand individuele projecten die de zorg en het draagvlak voor onroerend erfgoed in de Vlaamse Rand vergroten. Zoals bepaald in het regeerakkoord help ik in Drogenbos het Felix de Boeckmuseum uitbouwen tot een Felixsite waar een succesvolle integratie van kunsten, erfgoed en milieubeleid moet resulteren in een toeristisch centrum. Ook besteed ik aandacht aan de ontsluiting van de archeologische vindplaats van de hertogen van Brabant in Tervuren. Ik hoop met de prioritaire behandeling van de Vlaamse Rand het draagvlak te vergroten bij de lokale bevolking ten voordele van de onroerend erfgoedzorg. Ook wil ik hiermee de streekeigenheid die onder meer aan erfgoedwaarden wordt ontleend alsook het groene en Vlaamse karakter van de Vlaamse Rand behouden en zelfs versterken.

Ook de honderdjarige herdenking van de Eerste Wereldoorlog is een ijkpunt in mijn beleid. Want met de vele relicten van deze oorlog op het Vlaamse grondgebied is de herdenking een uitgelezen kans om het Vlaamse onroerend erfgoed, en meer specifiek het erfgoed in de frontstreek, internationaal op de kaart te plaatsen. De Vlaamse overheid heeft zich enkele jaren geleden geëngageerd om de getuigen van de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek aan UNESCO voor te leggen met het oog op erkenning als werelderfgoed. Het noodzakelijke voorafgaande inventarisatie- en beschermingstraject is hiertoe gestart. Het project “100 jaar Groote Oorlog” zal het paradepaardje worden van de geïntegreerde beschermingsstrategie tijdens de komende jaren. Samen met mijn collega van ruimtelijke ordening hoop ik de frontzone als erfgoedlandschap te behouden en te beheren door middel van een gebiedsdekkend ruimtelijk uitvoeringsplan. Slagvelden en hun omgeving worden als één geheel beschouwd met zowel landschappen (vb. schootsvelden), monumenten (vb. bunkers) als archeologische resten (vb. loopgraven en ‘deep dug-outs’).

Ook wil ik – samen met mijn administratie, Monumentenwacht en de eigenaars of beheerders van historische relicten in de frontstreek – acute knelpunten in beheer en restauratie op korte termijn wegwerken. Een aantal monumenten in de frontstreek bevinden zich immers in slechte staat.

Door de realisatie van een ‘Herinneringspark 2014-2018’ in samenwerking met de Vlaams Bouwmeester wil ik de bezoeker aan de frontstreek ervarings- en belevingsgericht informeren in een didactische en multimediale regie. Ook zal een goede samenwerking met het beleidsveld toerisme een optimale ontsluiting van het onroerend erfgoed garanderen. Dit wervende project moet als een hefboom gebruikt worden voor toerisme, cultureel en onroerend erfgoed, wetenschappelijk onderzoek, internationaal beleid, onderwijs, vredeseducatie en herinneringseducatie.

Ik wens deze twaalf uitdagingen tot een goed einde te brengen. Ik heb het grote voordeel dat ons onroerend erfgoed bij vele Vlamingen liefde en zelfs passie oproept. Het succes van onroerend erfgoed blijkt uit de jaarlijkse bezoekersaantallen van de Open Monumentendag die steeds ongeveer een half miljoen belangstellenden lokt. De betrokkenheid van het grote publiek blijkt ook uit het gegegeven dat meer dan de helft van de Vlamingen in 2008 minstens één keer een bezienswaardig gebouw of monument heeft bezocht.4 Samen met zes miljoen ‘monumentenwachters’, de talrijke verenigingen, een efficiënt georganiseerde structuur van vzw’s en in goede verstandhouding samenwerkende administraties, wil ik met mijn beleid een sterke dynamiek creëren in de onroerend erfgoedzorg.

4 Vlaamse Overheid, Vrind 2009. Vlaamse Regionale Indicatoren (2009), p. 338.10

Page 11: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

1. Naar een geïntegreerde beschermingsstrategie voor onroerend erfgoed

Om een correct afwegingskader te scheppen over wat bewaard dient te worden voor de volgende generaties, is het essentieel de bestaande instrumenten op elkaar af te stemmen. Daarom streef ik naar een geïntegreerde beschermingsstrategie waarbij onderzoek, inventarisatie, bescherming, beheer en ontsluiting naadloos op elkaar aansluiten. Een langetermijnvisie over de onroerend erfgoedzorg is noodzakelijk om een maatschappelijk relevant, coherent en vernieuwend beleidskader uit te tekenen. Vooral omdat de impact van vele ontwikkelingen enkel op lange termijn waarneembaar en voelbaar is.

1.1. De inventarisatie als cruciaal beleidsinstrument op lokaal en Vlaams niveau

Een adequaat beleid en een langetermijnvisie zijn slechts mogelijk met een volledig en gebiedsdekkend overzicht van de erfgoedwaarden in Vlaanderen. De inventarisatie van het onroerend erfgoed is dan ook van groot belang voor de onroerend erfgoedzorg. De inventaris kan de basis zijn voor een lokaal erfgoedbeleid doordat hij fungeert als referentiekader voor adviesverlening, planning en regelgeving. Ook op Vlaams niveau is de inventaris een belangrijk beleidsinstrument, vooral bij de opmaak en herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. En ook is een gebiedsdekkende en geactualiseerde inventaris noodzakelijk om een verantwoorde selectie te maken van wat beschermingswaardig is op Vlaams niveau.

De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed is nog niet volledig gebiedsdekkend.5 Ook bevatten de oudste deelinventarissen nog grote hiaten doordat sinds de jaren zeventig de selectiecriteria sterk gewijzigd zijn. Bepaalde erfgoedthema’s, zoals industrieel en ruraal erfgoed, kwamen niet in alle deelinventarissen even sterk aan bod. En in de oudere inventarissen nam men enkel items op van vóór 1820. Daarom is de afwerking van de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed een beleidsprioriteit. De Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed zal volgend jaar gebiedsdekkend zijn. Ook heb ik mijn administratie de opdracht gegeven de herinventarisatie van Leuven, de Vlaamse Rand en de historische stadskernen van Antwerpen, Tienen en Gent tijdens deze regeerperiode te voltooien. Tenslotte zal in functie van de geïntegreerde beschermingstrategie een realistische kalender worden opgesteld. Via planning op korte, middellange en lange termijn moet duidelijk worden waar de focus ligt betreffende inventarisatie zodat de thematisch-typologische en gebiedsgerichte benaderingen geïntegreerd kunnen worden met het beschermingsbeleid.

De inventaris van landschappelijk waardevolle gebieden, de Landschapsatlas, is een decennium oud. Deze inventaris heeft zijn verdiensten bewezen, maar het Vlaamse landschap is ondertussen sterk geëvolueerd. Deze tien jaar oude ‘snel-inventarisatie’ vereist dan ook een actualisatie en verdere uitdieping. Vernieuwde inzichten en nieuwe gegevens – o.m. aangereikt vanuit de archeologie, stedenbouw en bouwhistorisch onderzoek – zullen worden ingevoegd. Een meer hedendaagse digitale ontsluiting van de gegevens, zowel voor de databank als voor de cartografie, dringt zich eveneens op.

De Centraal Archeologische Inventaris laat ik verder aanvullen met nieuwe archeologische vindplaatsen. Gezien de laattijdige start van de opmaak van deze inventaris in vergelijking met de buurlanden en de andere inventarissen, levert mijn administratie tijdens deze regeerperiode de nodige inspanningen om tot een betrouwbaar instrument te komen. De ontwikkeling en inzet van een performante online applicatie om meldingen vanuit het werkveld vlotter te laten instromen, moet in belangrijke mate een succesvol gebruik verzekeren. Voor archeologische zones laat ik een nieuwe inventaris uitwerken. Hiervoor zullen onderzoekers starten met het aanduiden van zones waar volgens de beschikbare kennis waardevol archeologisch erfgoed aanwezig is. In eerste instantie wordt gestart met de aanwezige kennis bij mijn administratie. Dat moet het toelaten een efficiënte methodologie te ontwikkelen voor het opmaken van deze BEWAERzones (BEkend Waardevol Archeologisch ERfgoed). Daarna zal ik de kennis van de archeologen in de sector aanspreken en de meldingen in de Centraal Archeologische Inventaris gebruiken voor een vertaalslag naar BEWAERzones. Op basis van deze inventaris zullen tegen het einde van de regeerperiode de bekende archeologische sites ruimtelijk gesitueerd en gewaardeerd zijn.

5 Voor de provincie Oost-Vlaanderen worden begin 2010 de inventarissen van de laatste gemeenten Dendermonde, Laarne en Wetteren opgeleverd. In West-Vlaanderen moeten de gemeenten Ardooie, Ichtegem, Pittem, Koekelare, Waregem en Zedelgem nog worden geïnventariseerd. De einddatum voor deze inventarisatie is voorzien in 2010.

11

Page 12: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Tijdens deze regeerperiode werkt mijn administratie ook verder aan andere inventarisatieprojecten die het onroerend erfgoed verder in kaart brengen. Ik denk hierbij aan de inventaris van het varend erfgoed, de inventaris van historische tuinen en parken en de inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde. In het kader van de toenemende internationale belangstelling voor onderwater erfgoed, zal ik ook speciale aandacht besteden aan de verdere aanvulling van de maritieme databank.

Voor het beheer en de actualisatie van de inventarissen streef ik naar samenwerking met particulieren, verenigingen en lokale besturen. Gebruiksvriendelijke handleidingen en wetenschappelijke begeleiding zijn hierbij belangrijke troeven. Volgend jaar start ik met een proefproject waarbij met geselecteerde partners een samenwerkingsprotocol wordt gesloten voor de herinventarisatie (onder begeleiding van mijn administratie) van bepaalde gebieden of erfgoedtypes. Op basis van de opgedane ervaring kan mijn administratie de handleiding optimaliseren en kan deze werkwijze navolging krijgen over het hele Vlaamse grondgebied. De door de partners aangeleverde informatie kan mijn administratie met het nodige toezicht verwerken in de inventarissen.

De inventarissen vormen ook een stevige basis voor de ontsluiting en beleving van het onroerend erfgoed in Vlaanderen. Het is mijn bedoeling om met proefprojecten te onderzoeken hoe de in databanken opgeslagen informatie, vlotter kan worden aangewend voor publiekswerking en erfgoededucatie. De digitale ontsluiting van de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed via de website van mijn administratie en het gebruik van de thesauri is een mooi voorbeeld van deze werkwijze.

1.2. De erfgoed- en onderzoeksbalans als basis voor het onroerend erfgoedbeleid in Vlaanderen

Voor het onderbouwen van een langetermijnvisie, is gedegen en wetenschappelijk onderbouwde kennis nodig over (de zorg voor) het onroerend erfgoed in Vlaanderen.

De eerste stap in het ontwikkelen van een geïntegreerde beschermingsstrategie is het identificeren en inventariseren van ons onroerend erfgoed. Even belangrijk is de kennis over de stand van zaken rond ons erfgoed. Daarom geef ik mijn administratie de opdracht een erfgoedbalans op te stellen met concrete en onderbouwde gegevens over het erfgoed, het erfgoedbeleid en de ontwikkeling daarvan. De erfgoedbalans kan als uitgangspunt dienen voor een evenwichtige evaluatie en toetsing van het gevoerde beleid, en voor het ontwikkelen van een aangepast of nieuw beleid.

Vooral kan de erfgoedbalans – die deze regeerperiode zal worden afgewerkt – antwoorden geven op tal van beleidsvragen. Wat is al beschermd? Wat is de fysieke toestand van deze beschermde monumenten, landschappen en archeologische vindplaatsen? Zijn deze beschermingen representatief voor het onroerend erfgoed in Vlaanderen? Wat zijn de toekomstige uitdagingen en kansen voor het onroerend erfgoed in Vlaanderen? Waarom moeten wij het onroerend erfgoed behouden en wat moeten wij behouden? Hoe moeten wij het onroerend erfgoed duurzaam behouden en beheren? Welke zijn de beleidsaanbevelingen en agendapunten (o.m. betreffende het instrumentarium) om een langetermijnvisie voor onroerend erfgoed vorm te geven? De erfgoedbalans omvat onder meer een onroerend erfgoedmonitor die ik samen met onze partners (o.m. Monumentenwacht, particuliere restauratiesector) wil opmaken om een goede toekomst voor ons onroerend erfgoed te verzekeren. Deze erfgoedmonitor kan relevante indicatoren aanbieden bij beleidsvragen. Uitgangspunt hierbij is niet ‘meten om te meten’, maar een functionele benadering in functie van sturing en bijsturing van het beleid. Met andere woorden: ‘meten om te weten’. De onroerend erfgoedmonitor bevat een bruikbaar instrument voor onder andere het meten van het draagvlak voor onroerend erfgoedbeleid, de sociaaleconomische betekenis van onroerend erfgoed, en het monitoren van de fysieke toestand van beschermd onroerend erfgoed aan de hand van thematische projecten.

Een derde belangrijk beleidsinstrument is de onderzoeksbalans. Zij is samengesteld door uiteenlopende vertegenwoordigers uit de sector en geeft de stand van zaken van het uitgevoerde onderzoek met betrekking tot onroerend erfgoed. Zij biedt een overzicht van lopende onderzoeksprojecten en geeft aan waar de hiaten en prioriteiten liggen. Dankzij deze onderzoeksbalans is een betere aansluiting mogelijk tussen wetenschappelijk onderzoek en erfgoedpraktijk. Tijdens deze regeerperiode werkt mijn administratie verder aan het optimaliseren van de onderzoeksbalans.

12

Page 13: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

De onderzoeksbalans vormt – samen met de inventarissen en de erfgoedbalans – een afwegingskader voor beleidskeuzes en wetenschappelijk onderzoek. Op basis van beleidsrelevantie en prioritaire onderzoeksnoden wordt een transparant onderzoeksprogramma vastgesteld. De communicatie over dit onderzoeksprogramma maakt het beleid en de werking inzake onroerend erfgoed overzichtelijk en bevordert de samenwerking met mogelijke partners. Het onderzoeksprogramma zet de bakens uit voor een toekomstig beleid en voor het wetenschappelijk onderzoek dat onder meer door mijn administratie wordt gevoerd. Een belangrijke doelstelling bij het opstellen van een transparant onderzoeksprogramma is het beter afstemmen van onderzoek op beheers- en behoudsvraagstukken binnen het beleidsveld.

1.3. Functioneel inzetten van het beschermings- en beheersinstrumentarium

Door continue verbreding en actualisering blijft het klassieke beschermingsinstrumentarium aangepast aan de maatschappelijke noden. Toch blijf ik verder streven naar een verhoging van de kwaliteit van het instrumentarium opdat de huidige beschermingen ook voor de volgende generaties en op Vlaams niveau relevant zijn. Niet alles wat erfgoedwaarde bezit, is immers beschermingswaardig op Vlaams niveau. Daarom is het belangrijk individuele beschermingsdossier met behulp van de gebiedsdekkende inventaris af te wegen tegen het totale Vlaamse aanbod. Ook moeten beschermingen gebeuren op basis van objectieve, expliciete en uniforme criteria.

Het beschermingsinstrument kan niet los worden gezien van onderzoek en inventarisatie. Enkel door een gebiedsdekkende inventaris en een erfgoedbalans, kan je oordelen welke erfgoedwaarden relevant zijn op Vlaams niveau. (Kunst)historisch, archeologisch en natuurwetenschappelijk onderzoek is eveneens noodzakelijk om te oordelen welke elementen uit het verleden wij willen behouden of beheren. In functie van de geïntegreerde beschermingsstrategie werkt mijn administratie een meerjarige beschermingskalender uit. Door planning op korte, middellange en lange termijn moet duidelijk worden waar de focus ligt in het beschermingsbeleid zodat de inventarisatie en het onderzoeksbeleid er op kunnen worden afgestemd. Omgekeerd is het beschermingsbeleid afhankelijk van het lopende inventarisatie- en onderzoeksproces.

Mijn administratie zal de recente geografische inventarissen van het bouwkundig erfgoed in een overgangsperiode koppelen aan gerichte beschermingscampagnes. Hierdoor zal voor alle Vlaamse gemeenten de koppeling tussen geografische inventarisatie en bescherming gebeurd zijn. Daarnaast dient de nodige aandacht besteed te worden aan het beschermen van archeologische zones. Ook de klassieke bescherming als landschap moet mogelijk blijven.

Daarna zal ik volop inzetten op de thematisch-typologische benadering. Hierdoor kan ik op gepaste wijze reageren op maatschappelijke ontwikkelingen. De thematische benadering van het beschermingsbeleid op basis van het beschikbare inventarismateriaal, is een bewuste beleidskeuze om de kwaliteit van beschermingen te waarborgen. Deze benadering garandeert een gelijkwaardige aanpak van gelijkaardige onroerend erfgoedvormen binnen een objectief en transparant kader. Thematisch-typologische beschermingen hebben het voordeel dat je op basis van wetenschappelijk onderzoek een weloverwogen selectie kan maken. Wel is het belangrijk dat de inventarissen gebiedsdekkend, geherinventariseerd en geactualiseerd zijn. Pas dan kan je een volledig overzicht krijgen van een bepaald type erfgoed in Vlaanderen.

Bovendien wordt het beschermingsbeleid afgestemd op gebiedsgerichte ontwikkelingen. Deze proactieve aanpak van het inventarisatie- en beschermingsbeleid en de maximale afstemming van het onroerend erfgoedbeleid op processen die een impact hebben op de ruimte, zijn een belangrijke innovatie in het onroerend erfgoedbeleid. Door deze proactieve benadering kunnen wij de ruimtelijke aspecten van onroerend erfgoed beter afstemmen met het instrumentarium van ruimtelijke ordening. Hierbij gaat de prioriteit naar de afstemming van lopende processen die kennelijk conflicterend zijn.

Indien de omstandigheden het verantwoorden (bijvoorbeeld naar aanleiding van een concrete dreiging) en onder duidelijke richtlijnen moeten de zogenaamde ad hoc-dossiers mogelijk blijven. Ook dergelijke beschermingsdossiers moeten beantwoorden aan kwalitatieve en objectieve normen.

13

Page 14: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Onroerend erfgoedzorg staat voor de permanente uitdaging het meeste waardevolle onroerende erfgoed voor de toekomst te vrijwaren. Onroerend erfgoedzorg wordt echter pas concreet als het beschermingsbeleid wordt vertaald in beheersmaatregelen. Alle geledingen van de maatschappij moeten hun verantwoordelijkheid nemen om het beschermde, maar ook niet-beschermde, onroerend erfgoed te onderhouden, te revaloriseren en te restaureren. Daarom zal ik binnen de geïntegreerde beschermingsstrategie het beschermingsbeleid laten koppelen aan een vooruitziende beheersstrategie. Omgekeerd kan ik enkel een goede beheersexpertise uitbouwen door een actuele inventaris, een uitgewerkte erfgoedbalans, een goede monitoring van de fysieke toestand van het onroerend erfgoed en de kennis over de recentste inzichten inzake onderhoud en beheer. Tijdens deze regeerperiode zal mijn administratie de nodige en mogelijke middelen inzetten om het onroerend erfgoedbeheer te begeleiden, te moderniseren en te stimuleren.

Mijn administratie bouwt de nodige expertise uit met betrekking tot onroerend erfgoedbeheer. Deze expertise betreft niet alleen de (vernieuwde) onderhouds- en restauratietechnieken, maar ook de mogelijkheden om onroerend erfgoedbehoud te verzoenen met hedendaagse behoeften en moderne renovatie- en revalorisatievereisten. Mijn administratie vertaalt deze expertise ten behoeve van personen en instanties die het onroerend erfgoedbeheer concreet vorm moeten geven. Zij ontwikkelt daarom beheerskaders waarin op thematische basis inhoudelijke en technische beheersvragen worden beantwoord met concrete oplijsting van de bestaande mogelijkheden en beperkingen. De beheerskaders geven objectief richting aan de adviezen van ambtenaren en aan de acties van erfgoedeigenaren en beheerders. Op een concreter niveau zullen beheerskaders resulteren in beheersovereenkomsten met betrokken beleidsdomeinen, studiedagen, handleidingen, boeken met goede praktijkervaringen, aangepaste projectcoördinatie en de realisatie van modelprojecten.

Naast beheerskaders zet ik ook in op beheersplanning. Onroerend erfgoedzorg is een permanent proces. Onroerend erfgoed heeft constant aandacht nodig, behoeft reguliere instandhoudings-, onderhouds- en herstellingswerkzaamheden, en heeft occasioneel nood aan ingrijpendere acties, renovatie, revalorisatie en restauratie. De noden zijn vaak voorspelbaar waardoor het mogelijk wordt om tot op zekere hoogte te anticiperen op toekomstige investeringsnoden. Dat maakt het zowel voor de onroerend erfgoedeigenaren en -beheerders als voor de begeleidende (premieverlenende) overheden mogelijk om de inspanningen te plannen.

De landschapszorg kent al een systeem van dergelijke beheersplanning. Deze beheersplannen leggen de krijtlijnen voor het beheer van beschermde landschappen voor een langere periode vast en vormen zo de beste garantie voor een coherente en gedragen aanpak. Voor beschermde stads- en dorpsgezichten zijn herwaarderingsplannen in het leven geroepen.

Ook de specifieke problematiek van een kwaliteitsvol beheer van archeologische sites wordt steeds meer actueel. Het is immers noodzakelijk om het aanwezige (meestal ondergrondse en niet zichtbare) archeologische bodemarchief in optimale omstandigheden te bewaren voor de toekomst. Het bestaande instrumentarium is slechts gedeeltelijk aangepast aan de actuele wijze van omgaan met deze problematiek. In die zin is het premiebesluit archeologie gedateerd omdat het te veel uitgaat van een ‘monumentenvisie’ en een één-op-één relatie van eigenaar en beschermd archeologisch monument. Door de schaalgrootte van archeologische sites in het algemeen en beschermde archeologische monumenten en zones in het bijzonder, lijkt een aangepaste beheersaanpak, gebaseerd op die van het landschappelijk erfgoed, meer geschikt.

Ik heb de ambitie om van het beheer van het onroerend erfgoed een belangrijke pijler van het onroerend erfgoedbeleid te maken. Daarom wil ik tijdens deze regeerperiode het instrument van beheersplanning verder operationaliseren en verruimen naar andere onroerend erfgoedvormen i.c. monumenten en erfgoedlandschappen. Mijn beleid wil beheersplanning maximaal stimuleren via het premiestelsel en eventueel het vrijstellen van machtigingen of advies bij vergunningen. Voor projecten waar de Vlaamse overheid een groot aandeel van investeringen of beheer voor haar rekening neemt of die van cyclische aard zijn, zal ik beheersplanning mogelijk verplichten. Ik laat onderzoeken hoe het premiebeleid kan worden bijgestuurd om innovatieve en exemplarische onderhouds-, restauratie-, ontsluitings- en herbestemmingsprojecten te stimuleren.

14

Page 15: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Ingrijpende en daardoor vaak nefaste restauraties kunnen voor de meeste gevallen vermeden worden door eigenaars aan te sporen hun pand op regelmatige basis te onderhouden. Ik hecht daarom veel belang aan het proactieve monitorings- en begeleidingswerk van Monumentenwacht. Met zijn monitoring- en begeleidingsrapporten krijgt de eigenaar immers een duidelijk beeld van de noodzakelijke en meest dringende onderhoudsmaatregelen. Het succes van Monumentenwacht toont aan dat het instrument werkt en dat er nood aan is. Voorlopig beperkt het werkterrein van Monumentenwacht zich tot het bouwkundig en het varend erfgoed. Momenteel onderzoekt Monumentenwacht Vlaanderen de eventuele oprichting van een team archeologisch onderzoek. Ook in landschappelijke context is het monitorings- en begeleidingswerk van Monumentenwacht nuttig en zou het aansluiting vinden bij het principe van landschapsbeheersplannen. Ik zal daarom de oprichting van een bomen- en landschapswacht laten onderzoeken.

Het systeem van stockaanbestedingen via de Vlaamse overheid heeft zijn nut al bewezen. Binnen de sector van het onroerend erfgoed wordt deze manier van werken bijvoorbeeld al gehanteerd op het vlak van (brand)beveiligingswerkzaamheden. Ik zal nu laten onderzoeken of stockaanbestedingen ook een mogelijke oplossing kunnen zijn voor het uitvoeren van beperkte dringende instandhoudingswerken (zoals het dichtleggen van lekkende daken en goten). Door snel in te grijpen kan nodeloos verval immers vermeden worden. De realiteit leert echter dat eigenaars het vaak moeilijk hebben om voor dergelijke kleine opdrachten een geschikte aannemer te vinden. Een stockaanbesteding kan hier mogelijk een uitkomst bieden.

Vanuit de beheersoptiek ontstaan er grote uitdagingen voor innovatief onderzoek, waarbij de verschillende aspecten van landschap, archeologie en bouwkundig erfgoed worden gebundeld. Eén van de uitdagingen is de grote druk op de alluviale gebieden vanuit de bekkenbeheersplannen en de klimaatveranderingsproblematiek in het algemeen. Mijn administratie voert innovatief en interdisciplinair onderzoek naar het opsporen, inventariseren, onderzoeken en beheren van erfgoedwaarden die door de gevolgen van het veranderende klimaat en geplande ruimtelijke ingrepen verloren dreigen te gaan. In navolging van onze buurlanden verkent en exploiteert Vlaanderen hiermee het grote potentieel van de draslanden als bron voor erfgoedonderzoek. Het doel is om via onderzoek kwalitatieve oplossingen te vinden voor noden van het beleid en beheer.

15

Page 16: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

2. Meerdere partners zorgen voor het Onroerend Erfgoed

Het succes van de geïntegreerde beschermingsstrategie is afhankelijk van de talloze partners die de onroerend erfgoedzorg op het terrein mogelijk maken. Daarom werk ik verder aan de uitbouw van partnerschappen. Ook stimuleer ik het overlegmodel waarin de verschillende partners zoveel mogelijk en op structurele wijze aan bod kunnen komen. Een concreet voorbeeld is de samenstelling van een klankbordgroep die mee kan nadenken over het nieuwe archeologiebeleid.

Vanuit deze positie kan het onroerend erfgoedbeleid met wisselende partnerschappen en invalshoeken de uitdagingen van de toekomst aangaan.

Door het groeiende aantal actoren binnen de erfgoedzorg, is er wel nood aan een duidelijke afbakening en afstemming van de kerntaken. Een transparante structuur kan de kwaliteit van de onroerend erfgoedzorg meer garanderen. Mijn administratie zal het beleidsgericht onderzoek, de inventarisatie en het beheer van onroerend erfgoed coördineren en er het toezicht op uitoefenen.

2.1. Op zoek naar een breed draagvlak

Ik zal tijdens deze regeerperiode werken aan het verbreden en verstevigen van het maatschappelijk draagvlak voor het onroerend erfgoed. Uiteindelijke betrachting is dat er in Vlaanderen 6 miljoen erfgoedliefhebbers zijn die vanuit een reële bekommernis voor het erfgoed initiatieven steunen en mee helpen uitwerken.

Ons onroerend erfgoed heeft het potentieel om mensen samen te brengen. Het Canvasprogramma Monumentenstrijd heeft in 2007 bewezen dat erfgoed een grote aantrekkingskracht heeft. Open Monumentendag lokt elk jaar honderdduizenden bezoekers. De Erfgoedwandeling op De Gordel dit jaar was met meer dan 4.000 wandelaars de drukst afgestapte wandeling. En het Forum voor Erfgoedverenigingen en Erfgoed Vlaanderen tellen respectievelijk 263 en 3792 leden. Toch vertaalt zich dat onvoldoende in een grote erfgoedbeweging. Vele mogelijkheden blijven nog onbenut en nog teveel wordt het effect beperkt tot één dag per jaar, namelijk Open Monumentendag.

Daarom zal ik aandacht besteden aan een goede communicatie. Enerzijds wil ik de bevolking voldoende informeren over het onroerend erfgoedbeleid. Vele Vlamingen stellen zich vragen bij de gevolgen van inventarisatie- en beschermingsprocessen. Er leeft nog een te grote weerstand – vaak door onwetendheid – tegenover individuele beschermingsdossiers. Anderzijds zet ik in op een goede communicatie over (de staat van) ons onroerend erfgoed. Ik wil bijvoorbeeld de burger meer informeren over werken die uitgevoerd worden met steun van de Vlaamse Overheid. Een infopaneel dat duiding geeft bij de restauratie of het landschapsherstel moet telkens aangeven waartoe de werken dienen. De restauratieprogrammatie, beschermingsdossiers en aanduidingsdossiers van ankerplaatsen moeten in de toekomst ook beter gecommuniceerd worden naar de burger.

Door de bevolking te sensibiliseren, hoop ik het beheer van beschermd en niet-beschermd erfgoed te stimuleren. Enkel door een gestructureerde communicatiestrategie kan men komen tot een in de tijd gespreide publiekswerking, met Open Monumentendag als hoogtepunt. Een belangrijke vereiste is een afstemming van en overleg over de communicatie-initiatieven van de verschillende actoren: wie doet wat, wie spreekt welke doelgroep aan, op welke manier en met welk doel.

Een crossmediale aanpak biedt veel mogelijkheden. Audiovisuele, virtuele, gedrukte en andere kanalen zijn bruikbaar als ze op elkaar afgestemd worden. Ik denk aan publicaties, tentoonstellingen, uitzendingen en dergelijke. Het is belangrijk, willen we het draagvlak uitbreiden, niet alleen de al overtuigde liefhebbers aan te spreken. Ik wil breder gaan en nieuwe doelgroepen overtuigen. In die zin zullen nieuwe voorkeurpartners gekozen moeten worden. Er zal gekozen moeten worden voor inhoudelijk laagdrempelige media in plaats van een wetenschappelijke benadering, en voor een brede community in plaats van een statische website. Dat houdt niet in dat bestaande kanalen en partnerships niet meer gebruikt moeten worden. Maar als we willen verbreden, moeten we de daarvoor meest geschikte kanalen inzetten. Zowel Erfgoed Vlaanderen als het Forum voor Erfgoedverenigingen heeft een brede achterban,

16

Page 17: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

die als vertrekbasis kan dienen. De bundeling van de krachten kan een impuls betekenen om de sector steviger op de kaart te zetten en bij het grote publiek steun te vergaren.

Vooral is er nood aan digitalisering, zeker als wij het jonge segment van de bevolking willen aanspreken. De erfgoedsector investeert sinds twee jaar in het onderzoeksproject Erfgoed 2.0, een samenwerkingsproject tussen het Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie (IBBT), Erfgoed Vlaanderen, het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), het Vlaams Steunpunt voor cultureel erfgoed (FARO) en Toerisme Vlaanderen. Het voorlopige resultaat is een proefopstelling op de Abdijsite Herkenrode in Hasselt. Om te voorkomen dat het bij deze ene proefopstelling blijft dient er dan ook een “trekker” te worden aangesteld met het oog op de realistische verderzetting van dit belangrijke project. Op deze wijze kan er voor gezorgd worden dat het vermelde samenwerkingsproject Erfgoed 2.0 kan uitgroeien tot een toekomstgerichte hefboom voor het aantrekken van nieuwe doelgroepen voor de erfgoedsector.

Nieuwe technologieën en dragers (pda’s, smartphones) worden gecombineerd met internet, GPS en draadloze verbindingen. Streefdoel is een interactief geheel van mogelijkheden te creëren voor een bezoek aan een site met een voor- en natraject. Dat project biedt heel wat mogelijkheden voor de openstelling en (toeristische) exploitatie van erfgoedsites. De beleving van een site wordt compleet nieuw en anders, herhaalbezoek wordt gestimuleerd, doorverwijsmogelijkheden en koppelingen met andere attracties bieden mogelijkheden om het bezoek en het verblijf te verlengen en de toegankelijkheid stijgt. Ook zijn er tal van mogelijkheden op het vlak van educatie omdat het recht op de leefwereld van jongeren mikt. De uitdaging is nu om deze proefopstelling verder uit te werken en de technologische mogelijkheden ingang te doen krijgen bij de sector. Daarnaast zijn er tal van andere mogelijkheden om ons onroerend erfgoed in de digitale eeuw binnen te brengen: via de zogenaamde ‘social network-sites’ (Facebook, Netlog, Flickr, Twitter), driedimensionale modellen, digitale erfgoedroutes, computerspellen (‘serious gaming’) en nog veel meer.

Ik wil de betrokkenheid van het publiek bij de onroerend erfgoedzorg ook vergroten door concrete projecten. Door deze projecten neemt de zichtbaarheid van de erfgoedzorg toe en kan een collectieve bewustwording groeien voor de kwaliteiten van ons onroerend erfgoed. Het meest evidente voorbeeld is de organisatie van de Open Monumentendag, die het grootste jaarlijks terugkerende culturele evenement is. Ook wil ik in overleg met de omroepen zoeken naar een vervolg – al dan niet in een gewijzigde vorm – van het programma ‘Monumentenstrijd’. Ik wil de (digitale) erfgoedroutes verder laten uitbouwen en steun zoveel mogelijk gedragen restauratieprojecten.

Ik denk eveneens aan een evenement – analoog met de uitreiking van diploma’s door de Vlaamse Heraldische Raad – voor eigenaars van recent beschermde goederen of eigenaars die recent een grote restauratie hebben uitgevoerd. Hiermee kan ik de waardevolle rol van deze specifieke doelgroep voor de onroerend erfgoedzorg ook naar de publieke opinie benadrukken.

Tenslotte laat ik op geregelde tijdstippen wetenschappelijk onderzoek voeren naar het draagvlak voor onroerend erfgoed. Hoe groot is het draagvlak, welke is het groeipotentieel, op welke manier willen mensen aangesproken worden, wat motiveert mensen om voor erfgoed op te komen en zijn ze ook bereid om dat financieel te steunen via giften,…? Een degelijk onderzoek bij het grote publiek kan waardevolle informatie verschaffen om de communicatie op af te stemmen. Opvolgonderzoek in de vorm van monitoring, is nodig om de evolutie te kunnen volgen en waar nodig bij te sturen.

Zoals bepaald in het regeerakkoord streef ik naar een participatief beleid met een grote betrokkenheid van het middenveld. Het middenveld realiseert immers de basiszorg voor ons beschermd en niet-beschermd erfgoed. Ook helpt het de erfgoedzorg integreren in de beleidsplannen van provinciale en lokale overheden. Ik wil de (lokale) erfgoedverenigingen en het vrijwilligerswerk verder ondersteunen. Het Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk in 2011 is een ideale gelegenheid om het vrijwilligerswerk in de onroerend erfgoedzorg in de kijker te zetten.

17

Page 18: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

2.2. Interne staatshervorming

Momenteel vervult de Vlaamse Overheid een centrale rol bij het inventariseren, beschermen en beheren van het onroerend erfgoed. De provinciale en lokale bestuursniveaus spelen een eerder volgende rol. In het kader van de interne staatshervorming en het subsidiariteitprincipe onderzoek ik – in samenspraak met de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) – hoe de kerntaken van de verschillende bestuursniveaus herschikt kunnen worden. Ook schaf ik de koppelsubsidies voor de restauratiepremies af. Ik laat onderzoeken hoe de verschuiving in kerntaken en bevoegdheden zich op financieel vlak kan vertalen.

Een vereenvoudiging van de interveniërende bestuurslagen per beleidssector is noodzakelijk om te komen tot een efficiënter en effectief onroerend erfgoedbeleid. Meer interbestuurlijke samenwerking kan de institutionele en inhoudelijke ‘verrommeling’ van het intern bestuur in Vlaanderen tegengaan. Ook wil ik door meer bevoegdheden te verlenen aan provincies en/of gemeenten, de onroerend erfgoedzorg dichter bij de burger brengen. Hierdoor ontwikkelt zich een erfgoedreflex op alle niveaus en wordt het provinciaal en lokaal erfgoed meer gewaardeerd. Terwijl bescherming enkel op Vlaams niveau kan, kunnen provincies en/of gemeenten zorg dragen voor het niet-beschermd maar waardevol erfgoed op hun grondgebied.

Tenslotte wil ik een sterk partnerschap op basis van gelijkwaardigheid uitbouwen tussen Vlaanderen enerzijds en de provincies en/of lokale besturen anderzijds. Met de afschaffing van de koppelsubsidies kan er een nieuwe taakverdeling komen tussen de provincies en de gemeenten. Een mogelijkheid is dat de provincies/gemeenten aandacht besteden aan het onderhoud van beschermd en niet-beschermd erfgoed (preventieve monumentenzorg), daar waar mijn administratie voornamelijk focust op restauratie en bescherming (curatieve monumentenzorg). Ook dient de verschuiving van de financiële middelen en de mogelijke input van andere geldstromen onderzocht te worden. De verschillende opties die inzake de interne staatshervorming kunnen genomen worden zullen verder bekeken en overlegd worden.

Een provinciaal/lokaal onroerend erfgoedbeleid biedt een meerwaarde door de regionale/lokale invalshoek en de aandacht voor regionale/lokale behoeften. Het provinciale/lokale bestuursniveau kan ook de samenwerking stimuleren van en een platformfunctie vervullen voor de actoren in een regio. .

Ik wil gemeentebesturen aanmoedigen om de bevoegdheid onroerend erfgoed expliciet aan een lid van het schepencollege op te dragen en om één of meer ambtenaren aan te stellen (eventueel in regionale samenwerkingsverbanden) die dossiers betreffende onroerend erfgoed behandelen. Gemeenten en steden met een bepaald aantal beschermde objecten op hun grondgebied, worden gestimuleerd tot het oprichten van een volwaardig uitgebouwde dienst onroerend erfgoed en het voeren van een erfgoedbeleid. Een mogelijk instrument is een erfgoedconvenant met provincies of gemeenten, al dan niet met delegatiebevoegdheid.

Ik besteed de nodige aandacht aan regionale en intergemeentelijke samenwerking, vooral, maar niet alleen, bij gemeentegrensoverschrijdende onroerend erfgoedentiteiten zoals landschappen en archeologische sites. Mijn administratie werkt verder aan de uitbouw van de Regionale Landschappen en de Intergemeentelijke Archeologische Diensten (IAD). Dit jaar start ik met een proefproject Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddienst in Zuid-Oost Limburg. Mijn administratie onderzoekt hoe deze intergemeentelijke en regionale samenwerkingsverbanden kunnen worden begeleid en beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

2.3. Internationale samenwerking

Het onroerend erfgoedbeleid biedt uitgelezen kansen om de internationale uitstraling van Vlaanderen te vergroten. Zowel door individuele monumenten als door grootschalige projecten die gedragen worden door de lokale, nationale en internationale gemeenschap. Ook de herdenking van de Eerste Wereldoorlog is een unieke kans om Vlaanderen internationaal op de kaart te zetten. Internationale uitstraling verkrijgt Vlaanderen eveneens door een actieve rol te spelen op het internationale forum inzake onroerend erfgoed.

18

Page 19: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

De onroerend erfgoedzorg wordt steeds meer beïnvloed door ontwikkelingen en beleidsbeslissingen op supranationaal niveau. Regelmatig treedt een conflict op tussen de internationale regelgeving en de specifieke erfgoedsituatie in Vlaanderen (vb. oude ambachten en technieken mogen niet meer worden uitgeoefend vanwege Europese veiligheidsvoorschriften). Door een actieve betrokkenheid bij de supranationale initiatieven en regelgeving kan de Vlaamse overheid kansen voor onroerend erfgoedzorg aangrijpen en mogelijke negatieve effecten beperken. Ik laat mijn administratie investeren in een proactieve opvolging van het Europese beleid en de regelgeving met een invloed op onroerend erfgoed. Mijn administratie maakt impactanalyses van ontwerpen van nieuwe Europese regelgeving en zorgt voor een correcte en snelle omzetting naar Vlaamse regelgeving.

Het EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2010 is een uitgelezen kans om het onroerend erfgoed op de Europese agenda te plaatsen. Ik laat mijn administratie deelnemen aan de voorbereidingen met betrekking tot het Europees voorzitterschap. Het voorzitterschap wordt aangegrepen om het onroerend erfgoed, dat op het niveau van de Europese Unie vaak een beperkte zichtbaarheid heeft, aan de hand van een Europese erfgoedconferentie te promoten. Hiermee streef ik onder meer naar een erfgoedvriendelijke Europese regelgeving, in samenwerking met mijn Europese collega’s. Ook kunnen we met het voorzitterschap tonen dat Vlaanderen een krachtdadig onroerend erfgoedbeleid kan voeren en kunnen wij het Vlaamse onroerend erfgoed op de Europese kaart plaatsen. Ik wil conferenties en activiteiten laten organiseren in belangrijke Vlaamse monumenten in onze historische steden. Ook grijp ik de gelegenheid aan om een meer structurele Europese ondersteuning uit te bouwen voor dossiers betreffende het Vlaams onroerend erfgoed.

Ook in andere internationale fora, zoals de Raad van Europa, zal Vlaanderen zich opstellen als een constructieve partner. Binnen de Raad van Europa wil ik Vlaanderen een trekkersrol laten opnemen in de stuurgroep voor monumenten- en landschapszorg (Comité pour le Patrimoine et le Paysage – CDPATEP). Ik zet in op de ondertekening en ratificatie van belangrijke internationale conventies zoals de Conventie van Valletta. Samen met mijn collega bevoegd voor cultureel erfgoed, maak ik werk van de onderschrijving en de toepassing ervan door Vlaanderen van de Conventie van Faro. Ik implementeer verder het Europese Landschapsverdrag (Firenze, 2000). Ook laat ik mijn administratie actief deelnemen aan internationale vergaderingen in het kader van de Europese landschapsconferentie en denk ik na over de organisatie van de Landschapsprijs voor de Raad van Europa. Ik zal - waar nodig - ook mee de visie bepalen op internationaal niveau door bij de buitenlandse partners de nodige draagkracht te creëren.

Ik zal een regulier en bilateraal overleg uitbouwen met onze buurlanden en -gewesten. Hierdoor kunnen ervaring en expertise over de bescherming en beheer van onroerend erfgoed worden uitgewisseld. Ook wil ik samen met onze buurlanden en -gewesten werken aan gemeenschappelijke beleidsstrategieën voor onroerend erfgoedzorg zodat er afstemming en eenheid is in het internationale optreden. Hierbij denk ik aan het opstarten van overleg met de Nederlandse en Luxemburgse administratie om te komen tot een BENELUX-samenwerking (Scheldelandschapspark) voor onroerend erfgoedzorg naar analogie met de Baltische landen. Ook zal ik met Catalonië expertise uitwisselen met betrekking tot landschapsbeheer en landschapsplanning. En ten slotte zal ik samenwerken met Wallonië en Frankrijk in het kader van het Unesco-Westhoek-dossier.

Samenwerking met het federale niveau in België is eveneens noodzakelijk. Ik zoek naar een oplossing voor de uitvoering van de Wrakkenwet en het probleem van de bevoegdheden m.b.t. de Noordzee. Ook de regelgeving inzake brandveiligheid vereist overleg met het federale niveau.

Ik wil ook ingaan op de kansen die UNESCO aanreikt. Vlaanderen moet een actieve rol spelen in de ondertekening van de UNESCO-conventies zoals de Conventie betreffende de bescherming van onderwater cultureel erfgoed. Tijdens deze regeerperiode bereidt mijn administratie samen met Frankrijk een dossier voor over de getuigen van de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek met het oog op erkenning als werelderfgoed. Ik ga ook overleggen met de stad Leuven en de Katholieke Universiteit Leuven om te bekijken of het indienen van een dossier van Leuven als universiteitsstad een haalbare en wenselijke kaart is.

Het Werelderfgoedcomité worstelt met ruimtelijke contexten die in aanzienlijke mate aan veranderingen onderworpen zijn (cf. recente schrapping van Dresden van de werelderfgoedlijst wegens de bouw van een

19

Page 20: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

nieuwe brug). De richtlijnen van de Werelderfgoedconventie voorzien wel in een begeleidings- of toezichtsprocedure, maar deze zijn zeer tijdrovend en weinig doorzichtig. Daar het UNESCO werelderfgoed in Vlaanderen zich zonder uitzondering situeert in een stedelijke en dus sterk evoluerende context, hebben wij nood aan een duidelijk kader over wat wel of niet kan in de omgeving van Werelderfgoed.6 Vlaanderen moet ervoor zorgen dat de discussie over ‘historische stadslandschappen’ en het omgaan met werelderfgoed in dynamische omgevingen, evolueert in een haalbare richting. Hiervoor zijn contacten op internationaal niveau onontbeerlijk, aangezien België momenteel geen lid is van het Werelderfgoedcomité. Hierbij wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de Belgische Permanente Vertegenwoordiging bij UNESCO, en de vertegenwoordiging van de Vlaamse Regering in Frankrijk. Ik geef mijn administratie de opdracht om deze taak gecoördineerd op te nemen.

6 Naast begijnhoven, belforten en de binnenstad van Brugge (december 2000) werd in de zomer van 2005 het Plantin-Moretushuis te Antwerpen aan de Unesco-lijst voor Werelderfgoed toegevoegd.

20

Page 21: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

3. De Vlaamse Overheid schept de noodzakelijke voorwaarden voor de onroerend erfgoedzorg

3.1. Vernieuwde regelgeving als hefboom voor een adequaat onroerend erfgoedbeleid

a) Het onroerend erfgoeddecreet

De huidige wet-, decreet- en regelgeving voor onroerend erfgoed is eerder organisch tot stand gekomen. Hierdoor is er niet altijd sprake van een optimale afstemming tussen de verschillende inventarissen, beschermingsstatuten, premiestelsel, procedures en handhavingsbepalingen. Er is nood aan een integrale en holistische benadering van het onroerend erfgoedbegrip waarbij alle onroerend erfgoedvormen gelijkwaardig worden behandeld.7 Ook dient het begrip ‘onroerend erfgoed’ – dat nergens wordt vermeld in een Vlaams decreet of besluit – decretaal te worden vastgelegd.

Tijdens deze regeerperiode wil ik werk maken van een nieuw onroerend erfgoeddecreet waarin de nodige afstemming wordt gerealiseerd tussen de verschillende vormen onroerend erfgoed. Het is een gelegenheid om een coherent, collectief en modern instrumentarium te ontwikkelen dat kan inspelen op de specifieke kenmerken en noden van de Vlaamse onroerend erfgoedzorg. De instrumenten en procedures worden beter op elkaar afgestemd. Ook de machtigingen en adviezen bij stedenbouwkundige vergunningen van Onroerend Erfgoed worden herbekeken. Hierdoor resulteert het decreet in een administratieve vereenvoudiging en een snellere behandeling van vergunningsaanvragen.

Ook wil ik werk maken van een decretale verankering van de handhavingsprocedures.

Het decreet moet eveneens zorgen voor eenheid en eenduidigheid zodat de integrale aanpak ook in de praktijk zichtbaar wordt. De eigenheid van de specifieke vormen onroerend erfgoed kan binnen dit geïntegreerde en integrale kader behouden blijven.

Ik geef mijn administratie de opdracht om het decreet in een ambtelijke werkgroep verder voor te bereiden. Deze werkgroep zal in overleg met de betrokken partners de krijtlijnen uittekenen voor de belangrijkste uitdagingen van het onroerend erfgoedbeleid: de financiering, het bestuurlijk landschap, het instrumentarium en de administratieve vereenvoudiging van de procedures. Mijn ambitie is om tijdens het tweede jaar van deze regeerperiode een ontwerpdecreet klaar te hebben.

b) Een vernieuwd archeologiebeleid

Vooraleer over te gaan tot het onroerend erfgoeddecreet, wil ik eerst werk maken van een vernieuwd archeologiebeleid. Ik zal mijn inzichten hierover op zo kort mogelijke termijn voorleggen aan de Vlaamse Regering.

Vooral moet de huidige regelgeving worden aangepast aan de normen die de Raad van Europa aanbeveelt. Zo streef ik naar een actualisatie van het archeologiebeleid conform de bepalingen in het Verdrag van Valletta. Op korte termijn onderneem ik de nodige stappen om het verdrag te laten ratificeren door het Vlaams Parlement. Hierna volgt de effectieve implementatie van de beginselen van het Verdrag in de Vlaamse regelgeving, onder meer met het nieuwe onroerend erfgoeddecreet. Ik streef naar een overlegmodel waarin alle betrokken partners in een klankbordgroep hun bijdrage kunnen leveren. Overleg is bijvoorbeeld nodig voor de wijze van financiering van het preventief archeologisch onderzoek. Er wordt gezocht naar een werkbaar financieringsmechanisme waar iedere initiatiefnemer en betrokkene zijn verantwoordelijkheid financieel zal opnemen ten aanzien van de zorg voor de bedreigde archeologische erfgoedwaarden. Ik bekijk ook het toekomstige beleid inzake metaaldetectie.

Het principe van het behoud van de archeologische erfgoedwaarden staat centraal. Het behoud van de archeologie site (met inbegrip van alle vondsten) op de plaats waar zij zich bevindt (behoud in situ) geniet de voorkeur. Opgraving impliceert immers meteen de fysieke vernieling van de archeologische vindplaats. In gevallen waar dat bodemarchief dreigt te verdwijnen, wordt het tijdig en grondig gedocumenteerd en 7 Bouwkundig erfgoed, landschap, archeologie, stads- en dorpsgezichten, varend en maritiem erfgoed en heraldiek.

21

Page 22: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

kwalitatief onderzocht (behoud ex situ). Dit onderzoek stopt niet bij het opgraven en het documenteren van het bodemarchief maar houdt ook de studie, interpretatie en publicatie van de opgegraven materiële cultuur in. Zonder het post-opgravingen onderzoek is verdere kennisvermeerdering onmogelijk en wordt het noodzakelijke draagvlak voor archeologische erfgoedzorg ondergraven. Dat geldt zowel voor de archeologische erfgoedwaarden te land als deze in het water.

Om proactief te kunnen inspelen bij processen met een ruimtelijke impact, streef ik naar een verdere samenwerking tussen ruimtelijke ordening en archeologie. Er kan ook gedacht worden aan het verder ontwikkelen en uitvoeren van niet-destructief geofysisch onderzoek om preventief archeologische sites op te zoeken.

In overeenstemming met de geest van het Verdrag van Valletta, maak ik werk van een verruiming van het maatschappelijk draagvlak. De verdere ontsluiting van archeologische vindplaatsen moet bijdragen aan een grotere publieke bewustwording voor de waarde van het archeologisch erfgoed en voor het belang van het voortbestaan van de archeologische overblijfselen. Enkel deze bewustwording garandeert op lange termijn een zorgzame omgang met dit bodemarchief.

c) Naar een effectieve handhaving

Het beleid inzake onroerend erfgoed is afhankelijk van plannings-, vergunnings- en beschermingsprocedures. Dat instrumentarium functioneert maar wanneer de voorschriften worden nageleefd. Een handhavingsbeleid moet voorkomen dat de voorschriften terzijde worden geschoven. Want een overtreding – zoals het verwaarlozen van het beschermde onroerend erfgoed of het niet naleven van vergunningen en machtigingen – leidt vaak tot het verval of de teloorgang van de erfgoedwaarden. Daarom is er nood aan een effectieve handhaving.

Het handhavingsbeleid moet gericht zijn op het voorkomen van inbreuken. Noodzakelijk zijn hiervoor een goede afstemming en communicatie van de beschermingsbesluiten, vergunningen en machtigingen. Ook moet de beheerszijde kennis hebben van uitgebrachte herstelvorderingen en rechterlijke herstelmaatregelen betreffende het beleidsveld onroerend erfgoed en het verwante beleidsveld ruimtelijke ordening. Via protocolakkoorden worden samenwerking en onmiddellijke gegevensuitwisseling verzekerd.

Door een handhavingsdeficit in het verleden kon vaak niet worden opgetreden tegen inbreuken. Ofwel omdat de inbreuken – bij gebrek aan actieve opsporing of de vereiste sensibiliteit – nooit gekend werden bij de handhavende overheid. Ofwel omdat de handhavingscapaciteit ontbrak om de gekende dossiers allemaal actief op te volgen. Een efficiënte en effectieve inzet van mijn administratie zal de historische achterstand kunnen wegwerken. Want een tijdige en actieve opsporing en een gepast optreden (zoals het uitvaardigen van stakingsbevelen) kan het reparatieve parcours nadien tot een minimum beperken. Een verdere uitbouw van de inspectie onroerend erfgoed is een investering in de toekomst van ons erfgoed.

Het is belangrijk een reparatief optreden te verzekeren binnen een zo kort mogelijk termijn. Want vaak wordt er geen gevolg gegeven aan herstelbevelen. De bestaande gerechtelijke procedures en hersteltermijnen zijn momenteel te lang, waardoor onherroepelijke schade kan ontstaan of de financiële inspanningen voor het verkrijgen van het herstel exponentieel toenemen. Via een onmiddellijk ingrijpende administratieve handhaving (bestuurlijke last onder dwangsom, bestuursdwang, stakingsbevelen) kan dat euvel worden voorkomen. De gemachtigde ambtenaren van inspectie hebben, naast de specifieke procedures in de bestaande decreten, met wisselend succes gebruik gemaakt van de versnelde procedures die in het gerechtelijk wetboek zijn geregeld: procedures in kort geding en zelfs op eenzijdig verzoekschrift, om sneller tot een herstel of minstens bevriezing van de toestand van het onroerend erfgoed te komen. Het optreden kan nog worden verbeterd door de decretale verankering van specifieke administratieve handhavingsprocedures zoals het opleggen van een last onder dwangsom en bestuursdwang.

22

Page 23: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

3.2. Samen investeren in ons onroerend erfgoed

In het beheren en restaureren van onroerend erfgoed investeren wij veel financiële middelen. Daarenboven groeit het aantal wettelijk beschermde items waardoor er steeds meer premies worden aangevraagd. Ook nemen de behoeften toe doordat de regelgeving wordt bijgestuurd en verruimd. Meer bepaald de implementatie van het verdrag van Valletta in het Vlaamse archeologiebeleid zal een impact hebben op de financieringsnoden in de onroerend erfgoedsector. Daardoor zijn de huidige middelen ontoereikend en komen bijvoorbeeld vele aanvragen voor restauratiepremies – vooral in de sector eredienst – op een wachtlijst terecht.

Een vernieuwd premiestelsel en alternatieve vormen van financiering dringen zich dan ook steeds meer op.

Zoals bepaald in het regeerakkoord, schaf ik deze regeerperiode de koppelsubsidies in de onroerend erfgoedzorg af.8 Tegelijkertijd zal ik het debat aangaan over de herverdeling van de kerntaken tussen de bestuursniveaus in het kader van interne staatshervorming.

De Vlaamse overheid stimuleert de onroerend erfgoedzorg door het toekennen van premies. Maar hiermee wordt slechts een gedeelte van de effectieve beheersnood gelenigd. De Vlaamse premies moeten een hefboomfunctie vervullen voor verdere investeringen vanuit andere bestuursniveaus en de privésector. Het huidige financieringstelsel in zijn piramidale structuur, waarbij middelen van de Vlaamse overheid na zware procedures doorstromen naar lokale overheidspartners en particulieren, wil ik hervormen tot een partnerschapmodel met gedeelde verantwoordelijkheden. Vooral de interesse van de privésector voor de investeringen in de onroerend erfgoedzorg is momenteel een onzekere factor, onder meer omdat het beleidsveld een sterke ad-hoc-benadering vertoont. Een veralgemeende aanpak wordt ook bemoeilijkt doordat de machtigings- en premietoekenningsprocedures te traag verlopen. Er is dus niet alleen nood aan een vernieuwd financieel instrumentarium, maar ook aan administratieve vereenvoudiging.

Ten slotte wil ik het huidige premiestelsel afstemmen op de veranderde visie over de onroerend erfgoedzorg. Het zwaartepunt van de financieringen moet verplaatst worden van restauratie naar onderhoud, beheer en herbestemming.

Zoals bepaald in het regeerakkoord, zoekt mijn administratie naar maatregelen om de kostprijs van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden te beheersen. Maar ook en vooral tref ik maatregelen om het beschikbare budget zo efficiënt mogelijk te benutten, en peil ik naar nieuwe bijkomende en alternatieve financieringsmogelijkheden.

a) Herdenken van het premiestelsel

Het opstellen van het nieuwe onroerend erfgoeddecreet is een gelegenheid om het restauratiepremiebesluit uit 2001 te evalueren en zo nodig aan te passen. Ik laat mijn administratie werken aan één decretaal verankerd premiestelsel waarbij de verschillende bestaande subsidiesystemen beter op elkaar worden afgestemd. Dit leidt tot een administratieve vereenvoudiging voor de aanvrager van de premies.

Het vernieuwde premiestelsel moet meer aandacht besteden aan de verankering van de preventieve onroerend erfgoedzorg. Internationaal groeit de tendens om het zwaartepunt te verplaatsen van restauratie naar preventie, onderhoud en goed beheer. Door deze minder dure investeringen kan men immers dure en ingrijpende restauraties uitstellen of zelfs helemaal vermijden. Hierdoor liggen de kosten voor de betrokkenen opmerkelijk lager. Ook grijpt elke restauratie, hoe zacht en respectvol ook, in op de authenticiteit van een monument. Restauratie wordt enkel aanbevolen als normaal onderhoud niet meer volstaat. Ook wil ik de beheersplanning maximaal stimuleren met behulp van onder meer het premiestelsel. Tegelijkertijd erken ik dat de bestaande en aanzienlijke wachtlijsten voor restauratiepremies die in het verleden zijn opgebouwd, een bijkomende inspanning zullen vergen.

Het vernieuwde premiestelsel moet ook de uitdrukking zijn van het belang van ontsluiting en herbestemming. Ik wil daarom de criteria die de rangorde op de wachtlijsten voor restauratiepremies

8 De verplichte bijdrage van provincies en gemeenten in de restauratiepremies, toegekend door het Vlaamse gewest.23

Page 24: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

bepalen, aanvullen. Momenteel wordt rekening gehouden met de toestand van het monument, de wachttijd die het dossier al doorlopen heeft, de complexiteit van het dossier en de aard van de werkzaamheden. Ik wil ook het bestaan van een gedragen beheervisie honoreren. Wanneer het restauratieproject steunt op financiële engagementen van derden, die gebonden zijn aan specifieke termijnen, dan moet hier in de mate van het mogelijke rekening mee worden gehouden. Ten slotte wil ik herbestemmingdossiers en dossiers met een onderbouwd ontsluitings-, voorlichtings- of toegankelijkheidsluik stimuleren door aangepaste criteria.

Eigenaars en beheerders van beschermde goederen geven aan dat de wachttijd, die verbonden is aan de toekenning van een restauratiepremie, problemen oplevert. Voor een aantal projecten is het sneller van start gaan een doorslaggevende factor, zelfs indien zij dan een groter bedrag moeten voorschieten. De huidige wetgeving laat dit echter slechts in heel beperkte mate toe. Nochtans zijn er ook voor de Vlaamse Overheid voordelen aan verbonden omdat door het verkorten van de wachttijd onnodige prijsverhogingen kunnen worden vermeden. Ik laat daarom onderzoeken op welke wijze deze situatie kan worden aangepast.

Deze regeerperiode blijf ik veertien langlopende restauratieprojecten verder ondersteunen via meerjarige enveloppefinanciering.9 Dit jaar sluit ik ook een convenant rond de projecten van de Boekentoren te Gent en de Abdij van Park te Heverlee . Over dit laatste project zal ik, voor de volledige uitvoering ervan, gesprekken organiseren met mijn collega’s van de Vlaamse Regering. Dit biedt deze projecten de mogelijkheid de financiële middelen beter te spreiden en heeft hen een grotere rechtszekerheid qua financiering. De projecten die nog werken met een enveloppefinanciering laat ik vastleggen in protocolovereenkomsten. Hierin zal een maatschappelijke return worden gevraagd in de vorm van publiekswerking, ontsluiting, toegankelijkheid en het opstellen van een beheersplan. Mijn administratie zal een beleidskader creëren zodat de selectie van toekomstige projecten op objectieve wijze kan gebeuren.

Momenteel bestaat er nog geen uitgewerkte reglementaire basis voor meerjarige onderhoudsenveloppen. Er loopt momenteel wel een pilootproject bij de Vooruit in Gent. Op basis van de evaluatie van dit project, ga ik na hoe er kan verder gewerkt worden met meerjarige onderhoudsenveloppen voor grote en complexe monumenten en sites. Desgevallend wordt dit instrument geïntegreerd in het onroerend erfgoeddecreet.

b) Alternatieve financiering

Het onroerend erfgoedbeleid heeft nood aan financiële stimuli en alternatieve financieringen. Het beleidsdomein Onroerend Erfgoed heeft daarom in 2006 een studie ‘alternatieve financiering voor onroerend erfgoedzorg’ uitgevoerd.10 Om publiek-private samenwerking (PPS) en private participatie beter te faciliteren, werkte het Vlaamse kenniscentrum Publiek-Private Samenwerking met mijn administratie diverse voorstellen betreffende stimulansen voor het privaat initiatief uit om daadwerkelijk tot praktisch realiseerbare acties in dit beleidsdomein te kunnen komen.11

De voorstellen voor het stimuleren van privaat initiatief inzake restauratie en onderhoud van het onroerend erfgoed lopen uiteen: vermindering of vrijstelling van de onroerende voorheffing op beschermd erfgoed, de oprichting van een begrotingsfonds, het uitwerken van een systeem van goedkope leningen of de oprichting van een rechtspersoon bevoegd voor het beheer en de valorisatie van onroerend erfgoed12. Ook

9 De lopende projecten zijn Brugge, Sint-Salvatorkathedraal; Brugge, Onze-Lieve-Vrouwkerk; Sint-Truiden, Onze-Lieve-Vrouwkerk; Tongeren, Onze-Lieve-Vrouw Geboortebasiliek; Gent, Sint-Baafskathedraal; Aalst, Sint-Martinusbasiliek; Lier, Sint-Gummaruskerk; Leuven, Sint-Pieterskerk; Halle, Sint-Martinusbasiliek; Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwkathedraal; Zwevegem, Electriciteitscentrale; Brugge, Europacollege  (protocolovereenkomst Vlaamse Regering); Oostende, voormalige postgebouw  (protocolovereenkomst Vlaamse Regering); Beringen, B-mine (Mijnwereld)  (protocolovereenkomst Vlaamse Regering)10 Vlaams Gewest – AROHM Afdeling Monumenten & Landschappen, Alternatieve financiering voor onroerend erfgoedzorg (2006).11 Vlaams Kenniscentrum Publiek-Private Samenwerking, Juridische studie inzake het verbeteren van de mogelijkheden voor privé-participatie en PPS in de sector van het onroerend erfgoed (2008).12 De studie vermeldt Monumentinvest NV, maar het kan even goed gaan over een tot een vorm van ‘National Trust’ omgebouwd Erfgoed Vlaanderen

24

Page 25: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

worden verschillende mogelijkheden van alternatieve financiering en publiek-private samenwerking voorgesteld en geëvalueerd.

Ten slotte is ook nagedacht over andere instrumenten zoals hefboomfondsen, de tax shelter, het aanmoedigen van legaten of het inschakelen van middelen van de Nationale Loterij naar het voorbeeld van het Britse ‘Heritage Lottery Fund’.

Na jaren van studies en analyses, wil ik deze regeerperiode één of meerdere denksporen concreet uitwerken. Afhankelijk van de ervaringen kunnen deze maatregelen decretaal verankerd worden.

Zoals bepaald in het regeerakkoord wil ik voor grote projecten het gegeven van projectgroepen en projectcoördinatoren aanmoedigen. Deze projectgroepen hebben een duidelijke opdracht en een duidelijk mandaat om de doorgang van het project tot een goed einde te brengen. Zij zullen bestaan uit ambtenaren van de diverse betrokken entiteiten en staan onder leiding van een projectleider die de Vlaamse Regering heeft aangewezen. Zij moeten continu de afweging maken tussen erfgoedwaarden, inzet van mensen en middelen, kostprijs van de investering, en haalbaarheid van latere beheer en exploitatie. Ik wil in dergelijke projecten de samenwerking tussen verschillende partners – die vaak de vorm van een PPS kan aannemen – zoveel mogelijk stimuleren.

3.3. De Vlaamse onroerend erfgoedzorg wordt zichtbaar en herkenbaar

Onroerend Erfgoed moet zich meer profileren als een zichtbare en herkenbare entiteit. Dat komt de onroerend erfgoedzorg ten goede doordat de sector hierdoor sterker kan staan in onderhandelingen. Ook heeft de burger nood aan duidelijkere aanspreekpunten zodat hij weet tot wie hij zich moet richten bij eventuele vragen. Tijdens deze regeerperiode wil ik er werk van maken om, met alle actoren in het beleidsveld, een dynamiek en elan op te bouwen zodat de positie van het onroerend erfgoed binnen de Vlaamse overheid een duidelijk profiel krijgt. Hiervoor ontwikkel ik een beleid gericht op drie pijlers.

De eerste pijler is de zichtbaarheid en aansturing van de onroerend erfgoedadministraties. Bij het afsluiten van de nieuwe beheersovereenkomsten, zal ik – rekening houdend met de principes van Beter Bestuurlijk Beleid – aandacht besteden aan de herkenbaarheid en zichtbaarheid van het onroerend erfgoed in de Vlaamse administratie, onder meer door een uniforme en duidelijke afspraak over de naamgeving van de entiteiten. De afkortingen in de huidige naamgeving wekken vaak de perceptie dat het onroerend erfgoed verdwenen is. Een treffend voorbeeld is de naamgeving ‘Agentschap R-O Vlaanderen’ waar vaak – ook binnen de sector – naar wordt verwezen als Ruimtelijke Ordening in plaats van Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed. Ook in het Departement RWO kan men onroerend erfgoed enkel terugvinden in de letter ‘O’. Een concreet voorstel is het wijzigen van de naam ‘Agentschap R-O Vlaanderen’ tot ‘Agentschap Ruimte en Erfgoed’.

Met zorg voor de synergieën tussen ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed, streef ik ook naar een aangepaste en adequate structuur van het Agentschap R-O Vlaanderen zodat er een betere en eenduidige aansturing is naar de erfgoedconsulenten.

De tweede pijler is het streven naar een eenheid van optreden. Sinds de hervormingen van Beter Bestuurlijk Beleid is de onroerend erfgoedadministratie verdeeld over verschillende entiteiten: beleidsvoorbereiding (Departement RWO), beheer en bescherming (Agentschap R-O Vlaanderen), inventarisatie, ontsluiting en wetenschappelijk onderzoek (VIOE) en handhaving (Inspectie RWO). Tussen deze entiteiten bestaat er nog te weinig interactie en wisselwerking. Ik heb de ambitie om via een nauwere en geïntegreerde samenwerking tussen de verschillende entiteiten de eenheid van optreden inzake onroerend erfgoed te verhogen. Hierbij streef ik naar een transparante structuur waarin duidelijk is wat de bevoegdheid is van de verschillende administratieve entiteiten. Ook zal de integratie en samenwerking ertoe leiden dat de middelen efficiënter worden ingezet.

Vooral is er nood aan eenheid in de communicatie. Ik wil vermijden dat de burger en het middenveld vanuit verschillende ambtelijke organisaties geconfronteerd worden met uiteenlopende communicatie-initiatieven. Samen met mijn administratie ga ik na of één erfgoedportaal voor de verschillende

25

Page 26: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

administraties mogelijk is. Dat portaal kan als uniek loket fungeren voor dossierbehandeling (premieaanvraag, publiek maken van inventarissen, …). Een ander mogelijk denkspoor is het uitwerken van één huisstijl voor de verschillende onroerend erfgoed websites van de administratieve entiteiten.

Ik zal het managementscomité van het beleidsdomein RWO vragen om op basis van de hierboven vermelde principes voorstellen uit te werken met het oog op de aangewezen organigrammen, coördinatiemechanismen en communicatiestrategie. Ik zal de voorstellen evalueren en aansluitend de zich opdringende aanpassingen aan de bestaande structuren doorvoeren.

De zichtbaarheid en herkenbaarheid van het onroerend erfgoedbeleid worden niet alleen bepaald door de overheidsstructuren. Als derde pijler streef ik naar een efficiëntere structuur van de zogenaamde gewestelijke partnerverenigingen in het Erfgoedhuis Den Wolsack te Antwerpen: Monumentenwacht, het Forum voor Erfgoedverenigingen en Erfgoed Vlaanderen (waaronder Open Monumentendag). Onder meer wegens historisch gegroeide situaties is de wisselwerking niet optimaal en is er nood aan bijkomende synergie. Ik streef naar integratie, afstemming en samenwerking aan de hand van een duidelijke en transparante taakverdeling. Een belangrijke inspiratiebron is de ‘Doorlichting van de gewestelijke partnerverenigingen onroerend erfgoed’ uit 2006. Na deze audit is al gestart met een begeleidingstraject dat moet leiden tot een verbeterde organisatiestructuur. Momenteel is dat traject beperkt tot het werkterrein ‘Algemene Zaken en Financiën’. Er is echter nood aan een visie die verder gaat.

De reorganisatie van deze verenigingen zal onmiskenbaar bijdragen aan een verbeterde zichtbaarheid en herkenbaarheid van de onroerend erfgoedzorg. Vooral wil ik de krachten en expertise die binnen Erfgoed Vlaanderen en het Forum voor Erfgoedverenigingen aanwezig zijn, bundelen in één sterke en slagkrachtige organisatie. Uit de audit blijkt dat veel elementen aanwezig zijn om deze organisaties op termijn te laten uitgroeien tot een ruime erfgoedbeweging, deels naar het model van National Trust in het Verenigd Koninkrijk.

Het gezamenlijk inzetten van de kennis en expertise versterkt de dienstverlening aan en ondersteuning van andere erfgoedbeheerders (lokale en provinciale besturen, verenigingen, particulieren, studiebureaus) wat een nieuwe dynamiek creëert in de Vlaamse erfgoedzorg. Een sterke en goed georganiseerde structuur met een goede publiekswerking vergroot ten slotte de draagdracht van het middenveld en de aantrekkelijkheid van het onroerend erfgoed bij het grote publiek.

26

Page 27: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

4. De onroerend erfgoedzorg speelt in op de maatschappelijke dynamiek

Veel aandacht gaat uit naar bescherming en behoud. Te weinig investeren we in ontsluiting, maatschappelijke inbedding en optimale marktpositionering van ons onroerend erfgoed. De zorg voor het onroerend erfgoed kent echter een meerwaarde door het te integreren in de moderne samenleving. Erfgoed sluit immers rechtstreeks of onrechtstreeks aan bij uiteenlopende maatschappelijke thema’s. Ik onderzoek hoe erfgoed op een dynamische wijze kan worden ingepast in de onze maatschappij, en hoe het kan inspelen op de ontwikkelingsdynamiek in de steden en op het platteland.

4.1. Verdere focus op hergebruik en herbestemming

De geïntegreerde beschermingsstrategie kan je niet los zien van hergebruik en herbestemming. Onroerend erfgoed en onroerend erfgoedzorg zijn in vele gevallen niet gebaat bij een museale benadering. Ook leidt leegstand alleen maar tot verwaarlozing en tot verval op korte termijn. De sleutel tot een succesvolle onroerend erfgoedzorg ligt precies in de mate waarin het onroerend erfgoed een functie en bestemming heeft. Het dagelijkse gebruik (vb. transformatie van een oude industriële site naar woningen) resulteert in een beter behoud en beheer. Ook versterkt het de beleving van de erfgoedwaarden en creëert het een ruimer draagvlak en een grotere collectieve bewustwording. En ten slotte kunnen herbestemmingsprojecten belangrijke impulsen geven aan een kleinere gemeente of wijk. Zij kunnen bijdragen aan de aantrekkelijkheid en de leefbaarheid. En in vele gevallen leveren zij nieuwe economische effecten op.

Vele onroerend erfgoeditems hebben een utilitaire oorsprong en lenen zich tot (her)gebruik. In vele andere gevallen botst de bouwheer op de beperkte mogelijkheden van het onroerend erfgoeditem en is er nood aan een herbestemming. Daarom wil ik de herbestemming van het onroerend erfgoed zoveel mogelijk stimuleren. Ik streef naar een prioritaire behandeling van herbestemmingdossiers. Ook wil ik herbestemmingen aanmoedigen door het project ‘Monument Onder Dak’, ontwikkeld door de Vlaamse Bouwmeester. Het doel van dat project is samen met alle betrokken actoren te zoeken naar een nieuwe toekomst voor leegstaande beschermde monumenten, door ontwerpmatig na te gaan welke interventies mogelijk zijn met respect voor het erfgoed en zijn omgeving zonder de marktconformiteit uit het oog te verliezen. Het eindresultaat is een reeks voorbeeldprojecten die op termijn stimulerend kan werken voor andere initiatieven.

We evolueren van een behoudsgezinde naar een ontwikkelingsgerichte houding, en streven naar ‘behoud door ontwikkeling’. Wij moeten beseffen dat de erfgoedwaarden zelf ook het gevolg zijn van evolutie en dynamisch gebruik. In plaats van de materiële aspecten die staan voor bepaalde intrinsieke waarden passief te bewaren, moeten wij durven kiezen voor een dynamisch en hedendaags gebruik dat toch de authenticiteit van het onroerend erfgoed respecteert. Wij bewegen mee met de ontwikkelingen in de maatschappij.

Mijn administratie denkt na over hoe beschermingen geen belemmerende erfdienstbaarheden opleggen vanuit een absoluut gestelde erfgoedwaarde. Zij zoekt naar de mogelijkheid tot een ontwikkelingsgerichte bescherming waarbij een compromis wordt gezocht tussen het behoud van de erfgoedwaarden en de mogelijkheid tot een gepaste en hedendaagse bestemming. Ook gaat zij na of er mogelijkheden bestaan om aan beschermd erfgoed een gepaste nieuwbouw toe te voegen.

Een grote uitdaging is het debat over de openstelling en herbestemming van het kerkelijk erfgoed. In overleg met de kerkelijke overheid, zoek ik naar oplossingen om – met respect voor de kerkelijke context – de groeiende leegstand van kerken op een zinvolle wijze te benaderen. Een belangrijke leidraad is hiervoor de publicatie van mijn administratie ‘In ander licht’ (2009) over de herbestemming van het religieus erfgoed.13

13 Agentschap R-O Vlaanderen, In ander licht. Herbestemming van religieus erfgoed (2009).27

Page 28: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Concrete vraagstukken van hergebruik en herbestemming vereisen oplossingen op maat. Daarom is het niet mogelijk om een overal toepasbaar, kant-en-klaarmodel aan te bieden. Wel streef ik naar een beleidskader waarin een geïntegreerde visie wordt geformuleerd en begeleidende instrumenten worden ontwikkeld. Hiervoor is het essentieel om de bestaande hergebruik- en herbestemmingsmogelijkheden te monitoren en prognoses te maken over toekomstig vrijkomende ruimte. De herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vormt hierbij een opportuniteit. Uit deze geïntegreerde visie zal vervolgens een praktisch hanteerbaar toetsingskader worden afgeleid. Dat biedt de mogelijkheid om de haalbaarheid van ontwerpen van herbestemming te evalueren. Het dient diverse aspecten die essentieel zijn om herbestemming te belichten, zoals stedenbouwkundige bepalingen, de mogelijkheid van nieuwe functies, draagkracht, erfgoedwaarden, bouwtechnische en woontechnische evoluties. Het voordeel van een dergelijk toetsingskader is dat knelpunten tijdig kunnen worden geregistreerd zodat er met een proactief beleid op ingespeeld kan worden. Het toetsingskader biedt een eerste analyse van de bestaande structuren op vlak van hergebruik en herbestemming van gebouwen.

Ik laat de expertise over het beheer van hergebruikte en herbestemde panden (vb. inzake toegankelijkheid, verwarming, isolatie, beveiliging tegen brand en diefstal) bij mijn administratie verder uitbouwen. Inzonderheid door de ontwikkeling van specifieke en thematische beheerskaders. Tijdens deze regeerperiode werkt mijn administratie verder aan de beheerskaders van het religieuze en industrieel-archeologische erfgoed. Ook wordt het thema ‘ruraal erfgoed’ aangesneden. Daarbij werkt mijn administratie vanzelfsprekend samen met betrokken of gespecialiseerde instanties en belangengroepen.

4.2. Het raakvlak met andere beleidsvelden biedt kansen

De geïntegreerde beschermingsstrategie dankt haar succes ook aan de wisselwerking met en afstemming op andere beleidsdomeinen. Een efficiënt beleid is immers enkel mogelijk als alle beleidsdomeinen constructief samenwerken en vanuit een gemeenschappelijk streven aandacht hebben voor de onroerend erfgoedwaarden. Vooral zoek ik naar samenwerking en vermijd ik beleidsconflicten met onderwijs, ruimtelijke ordening, natuur, leefmilieu, landbouw en toerisme.

a) Cultuur

De opdeling van de beleidsdomeinen onroerend erfgoed (als gewestmaterie) en cultuur erfgoed (als gemeenschapsmaterie) creëert enkele ‘grijze zones’.

De opdeling leidt tot onduidelijkheden over de verdeling van de bevoegdheden. Ik wil met mijn collega bevoegd voor cultureel erfgoed verder overleggen over het lot van het roerend patrimonium (vb. collecties van huismusea) in het beschermd onroerend erfgoed. Het is belangrijk expliciet te vermelden welke roerende goederen worden opgenomen in het betreffende beschermingsbesluit, onder meer om de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen te garanderen. Uiteraard maken niet alle roerende goederen die zich in een beschermd monument bevinden, deel uit van dat monument. Enkel die goederen waarvan een onverbreekbare band met het gebouw kan worden aangetoond, laat ik expliciet mee beschermen. Dat geldt in het bijzonder voor die roerende goederen die specifiek voor het gebouw werden ontworpen. Ik zal ook nagaan of de opname van roerende goederen binnen een bescherming als onroerend goed kan gekoppeld worden aan extra financiële voordelen.

Ook wil ik samen met mijn collega bevoegd voor cultureel erfgoed nadenken over de wet- en regelgeving betreffende andere mobiele erfgoedvormen dan het varend erfgoed. De bevindingen uit een onderzoek van het Forum voor Erfgoedverenigingen tonen aan dat de noden, behoeften en uitdagingen voor het rollend, rijdend en vliegend erfgoed vergelijkbaar zijn met het varend erfgoed, zeker voor objecten die functionerend behouden blijven.14 Ik wil de wenselijkheid nagaan van de uitbreiding van het varend erfgoeddecreet naar alle mobiele erfgoedvormen. Wisselwerking is mogelijk met het topstukkendecreet.

Het regeerakkoord ondersteunt de gedachte van een geïntegreerd erfgoedbeleid in het kader van het religieus erfgoed. De Vlaamse Overheid wil het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRKC),

14 VCM, Rollend, rijdend en vliegend erfgoed(verenigingen) in Vlaanderen en Brussel (Antwerpen, 2006).28

Page 29: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Vlaams expertisecentrum voor het religieuze erfgoed, ook voor het onroerend erfgoed erkennen. Zo kan het alle betrokkenen optimaal begeleiden bij behoud, beheer en herbestemming.

De opdeling tussen onroerend en cultuur erfgoed leidt tot heel wat concrete moeilijkheden op het terrein. Deze opdeling wordt immers niet gemaakt op provinciaal of lokaal niveau. Er is bijvoorbeeld nog weinig afstemming inzake het depotbeleid waardoor integrale erfgoed-depotprojecten niet voldoende worden ondersteund. Voor wat betreft de opslag van archeologische objecten en de tijdelijke opslag van onderdelen van monumenten, zal ik onderzoeken op welke manier die het best worden bewaard. In samenspraak met mijn collega bevoegd voor cultuur erfgoed zoek ik naar een geschikte oplossing voor de depotproblematiek. In dezelfde context is afstemming en samenwerking noodzakelijk voor intergemeentelijke samenwerkingsverbanden inzake het integrale erfgoed. Ook onderzoek ik inhoudelijke en organisatorische afstemming tussen Open Monumentendag en Erfgoeddag en dit samen met de minister bevoegd voor Cultuur.

b) Onderwijs

Jongeren leren de eigen samenleving, geschiedenis en cultuur door het onroerend erfgoed beter kennen. Erfgoededucatie zorgt er ook voor dat het onroerend erfgoed beter bekend en hierdoor ook meer gewaardeerd wordt. Hierdoor kan ook bij jongeren het draagvlak groeien. De school is de aangewezen plaats waar ze met de rijkdom van ons erfgoed in aanraking kunnen komen. Door het vakoverschrijdende karakter van onroerend erfgoed komt het echter nauwelijks aan bod in het onderwijs. Daarom wil ik deze regeerperiode nagaan hoe (de zorg voor het) onroerend erfgoed beter in de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplannen van het onderwijs opgenomen kunnen worden. Bestaande initiatieven zoals Erfgoed Leeft en de OMD-juniorwerking wil ik in samenspraak met mijn collega’s bevoegd voor Onderwijs en Cultuur bestendigen en verder uitbouwen. Eveneens beoog ik een goede samenwerking met jeugdverenigingen en jongerenwerkingen.

Ik wil voldoende aandacht besteden aan het instandhouden van technische expertise en vakmanschap. Hoewel zij noodzakelijk zijn voor de onroerend erfgoedzorg, dreigen heel wat vaardigheden op korte termijn verloren te gaan. Daarom wil ik jongeren – vooral uit het technisch secundair, beroepssecundair en voortgezet onderwijs – op een goede en aangename manier kennis laten maken met onroerend erfgoed en de specifieke problemen voor de instandhouding ervan. Ook wil ik de nodige aandacht besteden aan gespecialiseerde opleidingen (vb. restauratieambachten). Mijn administratie werkt verder aan de publicatie van praktische handleidingen en richtlijnen m.b.t. restauratie en conservatie, alsook aan de ontwikkeling van uniforme programma’s en lespakketten voor bijscholingsmodules.

Het onroerend erfgoedbeleid kan zijn bijdrage leveren aan de internationale concurrentiepositie van Vlaanderen via innovatief wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Door de samenwerking tussen de academische wereld en het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (o.m. door gezamenlijke onderzoeksprojecten), kunnen methodologische kennis en synthesegegevens worden uitgewisseld. Er bestaat een behoefte aan een betere aansluiting tussen het wetenschappelijk onderzoek en de erfgoedpraktijk, een kwaliteitsgarantie inzake wetenschappelijk onderzoek en een transparanter beleid ter zake. Hiervoor dienen de Vlaamse wetenschappelijke instellingen verder uit te groeien tot innovatiespeerpunten met ondernemende onderzoekers. Het aansluiten bij buitenlandse concepten inzake innovatief onderzoek en het inzetten van moderne technologie in erfgoedonderzoek biedt enorme kansen op efficiënte toepassingen.

c) Ruimtelijke Ordening

Hoewel ruimtelijke kwaliteit niet onder één noemer te vatten is, is het duidelijk dat een kwalitatieve ruimte een sterke identiteit heeft en een specifieke eigenheid en herkenbaarheid uitstraalt. De kwaliteit van de ruimte drukt zich uit in de beleving van haar gebruikers. Zij dichten een subjectieve betekenis toe aan hun omgeving vanuit een specifiek waarden- en normenkader. Vanuit de intersubjectiviteit van die ervaring zijn er gemeenschappelijke kwaliteitsdoelstellingen voor onze leefomgeving.

Het streven naar ruimtelijke kwaliteit is een gedeelde opdracht die een geïntegreerde aanpak vergt. Omgevingskwaliteit is pas haalbaar als de ruimte vanuit verschillende invalshoeken benaderd wordt. Het

29

Page 30: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

landschap als bron van cultuurhistorische informatie, het landschap als relationeel netwerk tussen biotische, abiotische en antropogene factoren, het landschap als zintuiglijk te ervaren ruimte (de psychologische betekenis) en het landschap als ruimte die wordt benut voor sociale en economische doeleinden. De regelgeving ruimtelijke ordening gaat dan ook uit van het principe dat de afweging van de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten rekening houdt met de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen. Immateriële waarden – zoals cultuurhistorische, ecologische of belevingsaspecten – zijn evenwaardig aan waarden met een economisch nut.

Onroerend erfgoed is één van de elementen die bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit, niet enkel als drager van identiteit maar evenzeer als kader voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De ruimtelijke kwaliteit heeft nood aan een onroerend erfgoedreflex bij het plannen, inrichten en beheren. Het is noodzakelijk om de intrinsieke erfgoedwaarden van bij de aanvang mee te nemen in planningsprocessen voor bestemming, inrichting of beheer. Het beleidsveld onroerend erfgoed moet deel uitmaken van de projectteams die voor grootschalige projecten worden opgestart.

In het ruimtelijk planningsproces moeten de ruimtelijke kenmerken van landschappen (inclusief stads- en dorpsgezichten) en archeologisch erfgoed – indien ze na afweging als relevant worden beschouwd – bewaard en ruimtelijk verankerd worden door middel van aangepaste stedenbouwkundige voorschriften in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Deze werkwijze en methode van bescherming komt tegemoet aan de door Vlaanderen geratificeerde onroerend erfgoedconventies, die een afstemming tussen onroerend erfgoed en ruimtelijke ordening voorstaan. Ook andere sporen om het erfgoed te beschermen en/of te vrijwaren, zoals beheerovereenkomsten of convenanten, zullen worden onderzocht en toegepast.

Omgekeerd is het belangrijk dat mijn administratie procedures en instrumenten uit de ruimtelijke ordening aanwendt wanneer dat in het voordeel speelt van (ruimtelijke aspecten van) het onroerend erfgoed. De voorbije jaren zijn nieuwe en ruimtelijk georiënteerde beschermingsinstrumenten ontwikkeld die complementair zijn aan de ‘klassieke’ beschermingen. Deze alternatieve instrumenten streven een ‘zachte’ vorm van bescherming na door een ruimtelijke verankering via de RUP’s De methodologie van ankerplaatsen en erfgoedplaatsen, die afgestemd zijn met de ruimtelijke planning, zagen in deze context het licht.15 Tijdens deze regeerperiode wil ik deze instrumenten evalueren. Ook ga ik de wenselijkheid na om deze instrumenten uit te breiden naar andere aspecten van het onroerend erfgoed. Ten slotte wil ik laten onderzoeken of de ruimtelijk georiënteerde beschermingsinstrumenten voldoende garantie bieden op het behoud van de onroerend erfgoedwaarden. Indien nodig wordt het beschermingsinstrumentarium voor landschappelijke erfgoedelementen aangepast of verfijnd.

d) Natuur, leefmilieu en landbouw

Het Europese Landschapsverdrag (Firenze, 2000) introduceerde het concept ‘landschapsplanning’ om het landschap niet alleen te beschermen, maar ook en vooral in te richten, te beheren en zo nodig te restaureren. Het beheer van natuur- en bosgebieden kan in vele gevallen niet los worden gezien van het onroerend erfgoedbeheer. Dat getuigt onder meer het samenwerkingsverband rond de archeologische, historische, landschappelijke en natuurlijke waarden van het Meerdaalwoud en het Heverleebos.

De cultuurhistorische component draagt zelfs bij tot de waardering voor en ontwikkeling van het landschap. Omgekeerd versterkt een natuurlijke omgeving de beleving van de aanwezige erfgoedwaarden. Natuur- en bosgebieden bevatten veel erfgoedrelicten, maar die zijn onvoldoende bekend en worden slechts in beperkte mate behandeld bij de opmaak van beheersvisies en –plannen. Toch draagt de kennis van de landschapsgeschiedenis van een gebied bij tot het vergroten van het draagvlak voor zowel natuur als erfgoed en tot het verduidelijken van de identiteit van het gebied. Een goede erfgoedwerking biedt de terreinbeheerders nieuwe mogelijkheden om een gebied te ontsluiten en maakt de landschapsgeschiedenis van een natuurgebied aanschouwelijk. Bezoekerscentra en ecomusea zijn een belangrijke factor bij de integratie van erfgoed en natuur. Maar de echte relicten liggen in situ en moeten daar beleefd worden. Aan de hand van een aantal testgebieden wordt een antwoord gezocht op de vraag hoe klein landschappelijk

15 Ankerplaatsen (gebieden met een hoge concentratie aan erfgoedwaarden) in de landschapsatlas. Via een RUP of een ander plan van aanleg kan de ruimtelijke visie en doelstellingen m.b.t. deze ankerplaats worden omgezet in een erfgoedlandschap.

30

Page 31: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

erfgoed in natuurgebieden ontsloten kan worden voor bezoekers. Uiteraard dient hier een grondige inventarisatie en studie van de relicten in de testgebieden aan vooraf te gaan.

Vanuit deze gemeenschappelijk versterkende doelstellingen geef ik mijn administratie de opdracht om door gebiedsgerichte inventarisatie en aanduiding van ankerplaatsen in te spelen op de gebiedsgerichte werking van het beleidsveld natuur. Samen met mijn collega bevoegd voor Leefmilieu onderzoek ik de mogelijkheid om te komen tot één gebiedsgerichte beheersplanning voor landschap, bos en natuur. Deze beheersplanning kan de verschillende beheersdoelstellingen omvatten. Een dergelijke benadering betekent voor de terreinbeherende overheden en verenigingen een substantiële administratieve vereenvoudiging. In vele gevallen versterken de beheersdoelstellingen elkaar. Soms is er nood aan het afstemmen van tegenstrijdige beheersdoelstellingen. Veel historische parken en tuinen (behorend tot kastelen, landhuizen, abdijen en kloosters) liggen bijvoorbeeld in valleigebieden die als Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) zijn aangeduid. De beheersdoelstellingen van natuur en bos zijn soms in conflict met deze van monumenten en landschappen en archeologie. Een betere samenwerking tussen het Agentschap R-O Vlaanderen en het Agentschap Natuur en Bos is noodzakelijk.

Samen met het beleidsdomein leefmilieu wil ik onderzoeken in welke mate er behoefte is aan de valorisatie van natuursteensoorten in het kader van restauratiewerken aan gebouwen en monumenten in Vlaanderen. Desgevallend ontwikkelen we een beleid om de Vlaamse natuursteensoorten te valoriseren door bijvoorbeeld natuursteengroeven beperkt te heropenen en het juridische kader hiervoor mogelijk te maken. Een goede samenwerking tussen de beleidsdomeinen RWO en LNE is hiervoor van groot belang.

De Vlaamse traditionele landschappen en hun onroerend erfgoedwaarden zijn haast volledig aanwezig op het platteland. Ook worden de herkenbaarheid en identiteit van het Vlaamse platteland bepaald door het ruraal erfgoed. Rurale erfgoedelementen zoals hoppestaanders, veldkruisen en hoogstamboomgaarden waren voor de bewoners van het platteland een belangrijk deel van het dagelijkse leven. Sinds de jaren 1950 is het platteland en het landschap in Vlaanderen ingrijpend veranderd. Door het terugdringen van de onbebouwde oppervlakte zijn veel erfgoedelementen uit hun context losgerukt. Ze hebben hun functie en gebruik verloren (ijskelder, bakhuisje, …), de gespecialiseerde kennis over deze erfgoedelementen en hun onderhoud is verdwenen en hun eigendomsstatuut is onduidelijk. Hierdoor worden veel van de rurale erfgoedelementen verwaarloosd. Ook herbergt het Vlaamse platteland nog tal van erfgoedwaardige streekhoeven.

Ik besef dat een stevig uitgebouwd doelgroepenbeleid noodzakelijk is om de zorg voor het onroerend erfgoed op het platteland te verbeteren. De oorspronkelijke groep bewoners en gebruikers, voornamelijk landbouwers, pleiten voor een dynamisch plattelandsbeleid dat ten goede komt aan hun landbouwactiviteiten. De steeds grotere groep nieuwkomers, zoals pendelaars, eigenaars van tweede woningen en toeristen, willen veeleer ontwikkelingen op het platteland afremmen. Enerzijds omdat zij redeneren vanuit een idyllisch beeld over het platteland en zijn natuur. Anderzijds omdat zij er niet economisch van afhankelijk zijn. Omdat ik ervan overtuigd ben dat alle actoren op het platteland elkaar kunnen versterken, wil ik met alle betrokken partners, zoals de natuur- en landbouwsector, in een constructieve dialoog treden. Ik stimuleer de aanwezigheid van mijn administratie in bestaande overlegplatformen zoals het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg (IPO), een sector- en beleidsdomein overschrijdend overlegorgaan dat werkt aan de duurzame ontwikkeling van het Vlaamse platteland. Net zoals in het huidige moet in het toekomstige Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO III, 2014-2021) het onroerend erfgoed een belangrijke partner zijn.

Op basis van het Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling 2007-2013 (PDPO II) geef ik uitvoering aan de maatregel beheerovereenkomsten onroerend erfgoed. Indien Vlaanderen de diversiteit aan traditionele landschappen, archeologische vindplaatsen en rurale erfgoedelementen wil behouden, is het creëren van beheerovereenkomsten onroerend erfgoed noodzakelijk. De beheerovereenkomsten worden aangeboden aan landbouwers en particulieren die eigenaar zijn van een erfgoedelement of die gedurende de looptijd van de overeenkomst het gebruiksrecht hebben van het perceel waartoe het erfgoedelement behoort. Zo kunnen zij worden ingeschakeld bij de zorg en het beheer van de typische rurale erfgoedelementen. Namelijk kleine landschappelijke structuren en reliëfvormen, het klein bouwkundig erfgoed en het houtig erfgoed. Al deze initiatieven dienen de landbouwers en de sector te respecteren.

31

Page 32: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

e) Toerisme

Onroerend erfgoed en toerisme zijn belangrijke partners in het verwezenlijken van hun doelstellingen. De toenemende toeristische belangstelling bevordert het behoud van en het onderzoek naar onroerend erfgoed. Omgekeerd draagt de maximale ontsluiting van onroerend erfgoed ook bij aan de toeristische aantrekkingskracht van Vlaanderen.

Erfgoed wordt al lang uitgespeeld als een toeristisch product. Het erfgoedtoerisme vormt een aanzienlijk aandeel van het toerisme in Vlaanderen. De vijf kunststeden en Brussel zijn verantwoordelijk voor 41% van de 23.293.473 geregistreerde overnachtingen in Vlaanderen in 2008. 55% van deze overnachtingen in de kunststeden heeft betrekking op ontspanning en vakantie en is dus niet voor beroepsdoeleinden. Voor Brugge is zelfs 91% van de 1,4 miljoen overnachtingen gericht op ontspanning en vakantie.16 70% van de recreatieve verblijfstoeristen in de kunststeden heeft tijdens het verblijf monumenten en historische gebouwen bezocht, 15% geeft aan dat het verblijf als (veel) beter dan verwacht werd beschouwd omwille van de interessante en goed onderhouden architectuur.17 Ook de andere steden en het platteland beschikken over toeristische en recreatieve erfgoedtroeven. Erfgoededucatie kan bovendien deel uitmaken van een aangename vrijetijdsbesteding – zonder verblijf – waarin de recreant het erfgoed actief ontdekt en waardeert.

Graag wil ik de brug slaan met onze rijke eet- en tafelcultuur. Ik denk hierbij aan restaurants in monumenten met aandacht voor streekgebonden gerechten en producten, aan brouwerijen met streekbieren, aan historische tuinen en parken met hoogstamboomgaarden, bijenkweek en kruidentuin,…

Ik wil de samenwerking tussen toerisme en onroerend erfgoed zo veel mogelijk promoten. Zowel op Vlaams niveau (o.m. tussen agentschappen), op lokaal niveau en in de publieke en private sfeer. Ik zal toeristische projecten, die de ontsluiting en promotie van het onroerend erfgoed tot doel hebben, ondersteunen. Ik denk hierbij aan het herdenkingsproject rond de Eerste Wereldoorlog, de ontwikkelingen rond Oostende-Oosteroever met het daar aanwezige militair en maritiem erfgoed, de ontwikkeling van een Felix De Boecksite te Drogenbos en de verdere uitbouw van erfgoedroutes en erfgoedlogies.

Het commerciële karakter van toerisme staat soms op gespannen voet met de beheersdoelstellingen van de onroerend erfgoedzorg. Het cultuurhistorisch erfgoed is immers niet gecreëerd om als toeristische attractie dienst te doen. Een doordachte en publieksgerichte ontsluiting met respect voor de belevingswaarde en de karakteristieken van het cultuurhistorisch erfgoed, komen het maatschappelijke en economische belang ten goede. Het verder uitbouwen van het erfgoedtoerisme op een duurzame manier en met respect voor de aanwezige erfgoedwaarden, vormt dan ook een speerpunt van mijn beleid.

f) Patrimoniumbeleid en facilitair management

De Vlaamse Overheid is zelf ook eigenaar van gebouwen en sites die beschermd zijn en/of voorkomen op de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Ik vind het noodzakelijk dat de overheid zijn waardevol patrimonium, dat vaak een nationale of zelfs internationale uitstraling heeft, als een goede huisvader beheert en dat zij een voorbeeldfunctie heeft in de onroerend erfgoedzorg.

Er is nog geen duidelijk overzicht van het erfgoedpatrimonium van de Vlaamse Overheid. Daarom geef ik mijn administratie de opdracht om de eigendommen van de Vlaamse overheid met erfgoedwaarde te inventariseren. Dit is mogelijk door de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed te koppelen met de inventaris van de Vlaamse overheidsgebouwen, opgemaakt door het Agentschap voor Facilitair Management.

Ook de bouwfysische toestand van het erfgoedpatrimonium van de Vlaamse Overheid laat ik onderzoeken en evalueren. Het is noodzakelijk gebouwen en sites die dringend onderhouds- of restauratiewerken behoeven, zoals de maagdentoren in Zichem en het kasteel Ter Rijst te Pepingen, prioritair aan te pakken. Mijn bijzondere aandacht gaat ook naar onderhouds- en restauratiewerken aan Wereldoorlog I-relicten in de Westhoek die in het bezit zijn van of beheerd worden door Vlaamse overheidsdiensten. Het opzetten

16 Toerisme Vlaanderen, Aantal overnachtingen naar verblijfsmotief, in: Toerisme in Cijfers XL (Brussel, 2009).17 Toerisme Vlaanderen, De Vlaanderen Vakantieganger 2005 (Brussel, 2006).

32

Page 33: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

van beheersplannen voor het eigen erfgoedpatrimonium – zoals momenteel gebeurt voor De Notelaer in Hingene – vormt hierbij een belangrijke uitdaging.

In het verleden heeft de Vlaamse Overheid verschillende sites met succes gerestaureerd en (deels of volledig) herbestemd. Ik denk bijvoorbeeld aan het kasteel van Gaasbeek en de Landcommanderij van Alden Biesen. Ook de lopende restauratiewerken aan het Koninklijk Paleis in Antwerpen zijn in dit kader vermeldenswaardig. Geslaagde voorbeelden van herbestemming zijn onder meer de villa Maritza te Oostende dat herbestemd werd tot kantoren en restaurant, en het zomer- en jachtpaviljoen De Notelaer te Hingene dat nu fungeert als Scheldecentrum voor toeristen en recreanten.

Door het uitvoeren van deze projecten heeft de Vlaamse Overheid kennis en deskundigheid met betrekking tot restauratie, herbestemming en ontsluiting kunnen opbouwen. Dat moet een aanzet zijn om gebouwen met erfgoedwaarde die zij in beheer heeft, verder te durven herbestemmen en ontsluiten. Ik wil mijn collega’s dan ook aanmoedigen hun diensten onder te brengen in (beschermde) monumenten met uitstraling en deze op een voorbeeldige wijze te onderhouden, te restaureren en aan te passen aan eigentijdse noden.

Om de voorbeeldfunctie van de Vlaamse Overheid verder vorm te geven, wil ik de samenwerking tussen de Vlaams Bouwmeester, het Agentschap voor Facilitair Management en mijn administratie verder uitbouwen.

4.3. Aandacht voor maatschappelijke vraagstukken

Ik wil met het onroerend erfgoedbeleid op een adequate wijze inspelen op de huidige maatschappelijke uitdagingen. Onroerend erfgoedzorg kan een constructieve bijdrage leveren aan het relanceplan in het kader van de economische crisis. Ook streef ik naar een grotere duurzaamheid en rationeel energieverbruik – met respect voor de erfgoedwaarden – als antwoord op de wijzigende klimatologische omstandigheden. En ten slotte wil ik een bijdrage leveren aan het respectvol omgaan met de diverse bevolkingsgroepen.

De maatschappelijke uitdagingen vragen een doordachte en vernieuwde omgang met het onroerend erfgoed. Ik onderzoek en promoot voorbeelden hoe het beheer van het onroerend erfgoed kan ingepast worden in de hedendaagse context. Ik denk onder meer aan de publicatie van voorbeeldboeken en de organisatie van studiedagen.

Hoewel ik deze beleidspunten in een aparte operationele doelstelling beschrijf, ga ik ook hier de dialoog aan met andere beleidsdomeinen zoals economie, werk, energie, leefmilieu, welzijn en inburgering.

a) Economische crisis

In deze tijden van economische crisis en budgettaire krapte, wordt soms kritiek gegeven op investeringen in onroerend erfgoed. Op het eerste gezicht lijkt de wereld van onroerend erfgoed haaks te staan op de harde economische realiteit. Het financiële kostenplaatje van het beheer van onroerend erfgoed is goed gekend. De economische baten en het maatschappelijk en bestuurlijk terugverdieneffect blijken daarentegen vaak onbekende of onmeetbare begrippen. Het beleidsveld onroerend erfgoed beschikt immers niet over een methode om de onroerend erfgoedwaarden te integreren binnen een maatschappelijke kosten-batenanalyse. In functie van de wenselijkheid om erfgoedwaarden gelijktijdig af te wegen met ecologische en economische waarden, is er nood aan een financiële en socio-economische waardering van het onroerend erfgoed. Dit kan door middel van gekende methoden, zoals de Contingent Valuation Method, waarbij de sociaaleconomische en financiële waarde van het onroerend erfgoed wordt

33

Page 34: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

geschat.18 Een recente Nederlandse studie maakt gebruikt van het FEBO-model (Financieel Economisch Besluitvormings Ondersteunend model) om de economische baten van het cultuurhistorische erfgoed in kaart te brengen.19

Maar zelfs zonder deze methoden is het duidelijk dat de kritieken over de zinloosheid van investeringen in onroerend erfgoed onterecht zijn, daar deze investeringen zich relatief snel terug verdienen.

Erfgoed is belangrijk voor het toerisme. Studies ramen de tewerkstelling in de Europese Unie in de toeristische sector, die direct of indirect het gevolg zijn van onroerend erfgoed, op 8 miljoen banen. Het belang van cultuurhistorisch erfgoed voor de economische groei van het toerisme blijkt onder meer uit Britse20 en Nederlandse21 rapporten en is de basis van de Vlaamse nota ‘Cultuur en erfgoedtoerisme’.22

De herwaardering en herbestemming van ons erfgoed kan de ontwikkeling van een regio stimuleren. Niet alleen heeft investeren in erfgoed onmiddellijke effecten op de aantrekkingskracht van een regio voor toeristen, ook verbetert zij de kwaliteit van de leefomgeving. De schoonheid van onroerend erfgoed nodigt uit tot een bezoek aan een waardevol landschap of een cultuurhistorische binnenstad, en deze bezoeken leiden tot aanzienlijke bestedingen en bijgevolg een grotere omzet voor de horeca, winkeliers en andere ondernemers. We zien ook dat mensen graag wonen in oude panden of in een beschermd stads- of dorpsgezicht en daar geld voor over hebben. Nederlandse studies tonen aan dat de gemiddelde woningwaarde in een wijk met veel erfgoedwaarden opvallend hoger ligt dan in andere wijken. Dit levert zowel voor de eigenaar als voor de overheid financiële voordelen op.23

Cijfermateriaal uit verschillende EU-landen duidt ten slotte op het gunstige effect van investeringen in onderhoud en restauratie van onroerend erfgoed voor de tewerkstelling in de bouw- en restauratiesector. Door het uiterst arbeidsintensieve karakter van restauratie en renovatie hebben zij het hoogste tewerkstellingseffect van alle mogelijke investeringen. Zij creëren gemiddeld 26,7 indirecte jobs voor elke directe job binnen de onroerend erfgoedzorg. Hiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw.24

Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden dan nieuwbouw (o.m. via belastingen, BTW, sociale zekerheid).25 Door de uitzonderlijke levensduur van onroerend erfgoed zijn investeringen in onderhoud en restauratie ook duurzame investeringen.

Omdat in het regeerakkoord in het kader van het relanceplan wordt gepleit voor duurzame investeringen en omdat investeren in onroerend erfgoedzorg directe en indirecte werkgelegenheid genereert, wil ik maximaal inzetten op een gunstig investeringsklimaat voor onroerend erfgoedzorg.

Structurele investeringen in de onroerend erfgoedzorg zijn ook noodzakelijk om de (restauratie)ambachten levendig te houden. Het ‘meesterlijke’ en waardevolle vakmanschap, dat mede leeft dankzij de onroerend erfgoedzorg, heeft immers nood aan bestaanszekerheid. Het voorbestaan van de ambachtelijke expertise is hierdoor afhankelijk van een gunstig investeringsklimaat.

18 De Contingent valuation-methode is een surveymethode waarbij respondenten gevraagd wordt hoeveel zij bereid zijn te betalen voor het gebruik of de bescherming van bepaalde maatschappelijke functies of waarden, die onder normale omstandigheden niet worden vermarkt.19 Bade T. en Smid G., Eigen haard is goud waard. Over de economische baten van cultuurhistorisch erfgoed (Arnhem, 2008)20 Eftec, Valuation of the Historic Environment - the scope for using results of valuation studies in the appraisal and assessment of heritage-related projects and programmes. Executive Summary. Report to English Heritage, the Heritage Lottery Fund, the Department for Culture, Media and Sport and the Department for Transport (Londen, 2005).21 Ruijgrok, E.C.M. (2005). Economische waardering van cultuurhistorie. Case-studie Tieler- en Culemborgerwaard. (http://www.belvedere.nu/downloadfile.php?bestand=download/1131635071Economische waardering, Tieler- en Culemborgerwaard.pdf)22 Toerisme Vlaanderen, Nota Cultuur- en erfgoedtoerisme (Brussel, 2007)23 Bade T. en Smid G , o.c.; Engelsing Makelaars et al., Monument en rendement. De invloed van de monumentenstatus op de waarde van de woning (2004); Projectbureau Belverdere. Provincie Gelderland, Economische waardering van cultuurhistorie: case studie Tieler- en Culemborgerwaard (Rotterdam, 2004).24 Greffe X. , La valorisation économique du patrimoine (Paris, 2003).25 New Jersey Historic Trust, Economic Impact of Historic Preservation: Partners in Prosperity, (New Jersey, 1998).

34

Page 35: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

b) Energiebesparing en duurzaamheid

In Europa nemen de huishoudelijke en tertiaire sector meer dan 40% van het energieverbruik voor hun rekening. Zowel het aantal gebouwen in deze sectoren als het energieverbruik per gebouw blijven stijgen. Daarom werden dwingende en specifieke maatregelen vastgelegd in een Europese richtlijn betreffende het verbeteren van de energieprestaties van gebouwen (EPBD of Energy Performance of Buildings Directive).

Artikel 7 van het EPB-decreet van 22 december 2006 stelt dat de Vlaamse Regering vrijstellingen of afwijkingen op de door haar vastgestelde EPB-eisen kan toestaan voor beschermde monumenten of gebouwen die deel uitmaken van een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht alsook voor gebouwen die opgenomen zijn in de Inventaris van het Bouwkundige Erfgoed. Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005 voorziet in het kader van de energieprestatieregelgeving uitzonderingen en afwijkingen voor gebouwen die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Gebouwen uit de lijst mogen afwijken van de geldende normen op het gebied van energieprestatie en binnenklimaat voor zover die afwijking nodig is om de erfgoedwaarde van het pand in stand te houden.

Deze uitzonderingen en afwijkingen zijn voorzien omdat eventuele maatregelen om aan de EPB-eisen te voldoen, kunnen leiden tot de verandering van het uitzicht of het karakter van het (beschermde) gebouw. Energiebesparende maatregelen kunnen zelfs leiden tot verlies van authentieke materialen. Overdreven isolatie leidt tot een verslechterd binnenmilieu en gebrek aan ventilatie waardoor houtrot, schimmel en stof ontstaan. Daarenboven degradeert het bouwmateriaal door onvermijdelijke vochttransmissie en inwendige condensatie. Ook verkeerd verwarmen kan schade toebrengen aan het gebouw.26

Toch staat de onroerend erfgoedzorg niet haaks op het streven naar rationeel energiegebruik en duurzaamheid.27

Oude gebouwen hebben vaak een constructieve logica inzake energie. Zo zijn oude gebouwen met beperkte glasoppervlakten inert: zij warmen trager op en blijven langer koel, wat uitspaart op het gebruik van airco en ventilatoren. De potenties van historische bouwmethodes, zoals het natuurlijke thermische en hygrisch bufferend vermogen van dikke metselwerkmuren moeten niet onbenut worden gelaten.

Energiebesparing moet ook in een ruimer kader van duurzaam handelen geplaatst worden. De onroerend erfgoedzorg getuigt immers van een grote milieuvriendelijkheid en duurzaamheid. Recyclage van materialen en hergebruik van constructies of volledige gebouwen zijn handelskenmerken van de monumentenzorg. Hierdoor verkleint de afvalberg en minimaliseert de ontginning van nieuwe grondstoffen. Volgens een Noors rapport genereren restauratie en renovatie van monumenten 1243 keer minder afval dan nieuwbouw.28 Monumenten zijn ook duurzaam aangezien ze gemiddeld langer meegaan dan nieuwbouw. Men kan zich afvragen hoe groot de verschillen in duurzaamheid zijn, wanneer we een historisch gebouw bewaren en hergebruiken in plaats van een nieuwe constructie te bouwen voor het zelfde doel die aan alle hedendaagse normen voldoet.29

Tegelijkertijd streef ik naar de verbetering van energieprestaties van monumenten, waarbij de erfgoedwaarden zo veel mogelijk worden gerespecteerd. Ik laat mijn administratie de nodige kennis verzamelen over innovatieve en erfgoedvriendelijke maatregelen inzake onder meer dak- en raamisolatie, verwarmingsinstallaties en het plaatsen van zonnepanelen. Waar mogelijk begunstig ik het onderzoek naar en de toepassing van innovatieve en energiebesparende technieken die compatibel zijn met het behoud van het patrimonium. Ook wil ik onderzoeken hoe energiebesparende ingrepen in het kader van het verlenen van onderhouds- of restauratiepremies kunnen betoelaagd worden om de eigenaars aan te moedigen werken uit te voeren die energiebesparend zijn en tegelijkertijd respect opbrengen voor het patrimonium.

26 Camuffo D. e.a., Church heating and preservation of the cultural heritage: a practical guide to the pros and cons of various heating systems (Milaan, 2007).27 De Clercq E. en Nathalie V. (ed.), Energieprestaties en monumentale constructies (Brussel, 2008).28 Norwegian Building institute 09901/0129 Een ruwe schatting leert dat, wanneer alle Rijksmonumenten in Nederland door maximale isolatie en slimme installatietechniek optimaal worden aangepakt, er een landelijke energiebesparing van hooguit ongeveer 1 procent kan behaald worden. Weegt dit op tegen het onherstelbare verlies van erfgoedwaarden?. Zie ook Haas M., Nusselder J. e.a., Handboek Duurzame Monumentenzorg (2008).

35

Page 36: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

In het kader van een kwaliteitsvol landschapsbeheer werkt mijn administratie ook mee aan het beleidskader voor de landschappelijke inpassing van windturbines.

c) Diversiteit

Door een gerichte ontsluiting van onroerend erfgoed, wil ik alle inwoners in Vlaanderen bereiken en het erfgoed laten beleven.

De Vlaamse Overheid draagt de verantwoordelijkheid om haar patrimonium toegankelijk te maken voor mensen met een functionele beperking. Onder meer door de toenemende vergrijzing zal de vraag naar een betere toegankelijkheid zich steeds meer stellen. Aanpassingen aan het onroerend erfgoed in functie van een betere toegankelijkheid zijn niet altijd evident en kunnen schade toebrengen aan de onroerend erfgoedwaarden. Daarom laat ik mijn administratie verder ervaring en expertise uitbouwen om een compromis te vinden tussen onroerend erfgoedwaarden en toegankelijkheid. In 2007 screende mijn administratie verschillende monumenten, landschappen en archeologische sites op hun toegankelijkheid en bruikbaarheid. Deze screening resulteerde reeds in de brochure ‘aandachtspunten en voorstellen betreffende toegankelijkheid van onroerend erfgoedsites’. Ook denkt mijn administratie na over de publicatie van voorbeeldboeken en de organisatie van studiedagen over dit onderwerp.

Ook en vooral wil ik de erfgoedparticipatie bevorderen bij de diverse sociale en culturele bevolkingsgroepen. Voornamelijk een grote betrokkenheid van de nieuwe Vlamingen bij ons onroerend erfgoed vormt een grote maar niettemin boeiende uitdaging. Deze zijn soms relatief moeilijk te bereiken door de culturele achtergrond, het opleidingsniveau en/of de beperkte financiële middelen.

Nochtans kan onroerend erfgoed een hefboom zijn voor integratie en armoedebestrijding. Erfgoededucatie en –beleving zijn, net zoals taalonderwijs en cultuureducatie, belangrijk bij het integratieproces in de Vlaamse samenleving. Nieuwkomers leren via erfgoededucatie en –beleving de Vlaamse samenleving, geschiedenis en cultuur beter kennen. Ook heeft onroerend erfgoed de potentie om sociale cohesie en identiteitsgevoel te stimuleren. Investeren in erfgoed kan eveneens een motor zijn voor de herwaardering en opleving van een (achtergestelde) buurt, wijk of stadsdeel. De Archeologische Dienst van de Franse stad Saint-Denis – partner van het VIOE in het Europese Archeology in Contemporary Europe project – slaagt er bijvoorbeeld in met een publieksgerichte werking de diverse en multiculturele bevolking aan te spreken en te betrekken.30

Daarom wil ik onroerend erfgoed inzetten als verbindende factor in projecten van sociale cohesie en interculturele dialoog. Ik laat mijn administratie concrete projecten uitwerken die de nieuwe Vlamingen kan aanzetten tot een grotere erfgoedparticipatie.

Ik wil hen bijvoorbeeld nauwer betrekken bij de herdenkingen rond Wereldoorlog I. Deze was immers een multiculturele oorlog. Behalve de talrijke soldaten uit Europa, de Verenigde Staten, Canada, Australië, Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland, namen ook veel koloniale troepen (verplicht) deel aan de strijd. De Fransen zetten van bij het begin Marokkanen, Algerijnen, Tunesiërs en Senegalezen in. Later kwamen daar infanteristen uit Guyana, Madagascar en Oceanië bij, evenals arbeiders uit Vietnam. De Britten deden beroep op hun kolonies zoals India (dat ook Pakistan, Bangladesh, Birma en Nepal omvatte), Egypte, Brits West-Indië (Jamaica, Barbados, Bermuda, Fiji, Trinidad en Tobago) en Rhodesië. Daarnaast waren er ook Chinese en Russische arbeiderskorpsen onder Brits bevel. Er liggen gesneuvelden van over heel de wereld op Britse en Franse begraafplaatsen (vb. begraafplaatsen van moslims op de Franse militaire begraafplaats Charles de Potyze te Ieper). Een vermeldenswaardig beschermd monument is ook de Frans-Arabische bunker achter de Belgische frontlinie in Diksmuide.31

Ook wil ik de diverse erfgoedverenigingen aanmoedigen het draagvlak bij de allochtone bevolkingsgroepen te vergroten. Eveneens wil ik benadrukken dat de energie en inzet van de nieuwe Vlamingen een meerwaarde kunnen bieden voor het vrijwilligerswerk in de onroerend erfgoedzorg.

30 http://www.saint-denis.culture.fr31 Dendooven D., Wereldoorlog I. Vijf continenten in Vlaanderen (Tielt, 2008).

36

Page 37: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Ten slotte voert mijn administratie het nodige denkwerk rond het gebruik van onroerend erfgoed als hefboom voor integratie en armoedebestrijding. In 2011 organiseert mijn administratie een colloquium rond het thema ‘Cultural and social dimensions of early medieval (5th -8th century) migration and colonisation: the very beginning of Europe.’ Hiermee wil ik binnen het onroerend erfgoedkader het verband laten leggen tussen de vroeg-middeleeuwse en de huidige problematiek van migratie en de uitdagingen van een multiculturele samenleving.

Geert Bourgeois

Viceminister-president van de Vlaamse regering

Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Beleid, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand

37

Page 38: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Regelgevingsagenda

Toelichting per kolom:

1. Geef de titel van het initiatief.

2. Geef aan welke bestaande regelgeving “betrokken” is bij het regelgevingsinitiatief, bijvoorbeeld te wijzigen en/of ter uitvoering ervan. Dit kan ook Europese regelgeving zijn.

3. Indien het regelgevings- of beleidsinitiatief juridisch gezien binnen een bepaalde periode moet uitgevoerd worden (bijvoorbeeld de omzetting van een Europese richtlijn), geef dit dan duidelijk aan.

4. Vat de beleidsdoelstellingen of de beoogde effecten van het beleidsinitiatief kort samen, zoals beschreven in de beleidsnota.

5. Beschrijf kort de te doorlopen fases en hun timing (bv. geplande agenderingen op de ministerraad).

6. Geef aan of het initiatief een vereenvoudiging betekent.

7. Geef aan of een RIA voor dit beleidsinitiatief wordt opgesteld. Indien dit niet het geval is, geef dan aan waarom niet (uitzonderingsgronden).

Titel van het initiatief Betrokken regelgeving Eventuele wettelijke deadline

Korte samenvatting van beleidsdoelstellingen

Te doorlopen fases en hun timing

Vereenvoudiging? RIA?

Ontwerp van decreet houdende instemming met het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch patrimonium (herzien), opgemaakt in Valletta op 16 januari 1992

Europese conventie betreffende de bescherming van het archeologisch patrimonium (herzien) (Valletta, 16 januari 1992)

Regeerakkoord Nog te ondernemen stappen:- principiële goedkeuring VR- advies van de SARO en SARIF- advies van de Raad van State- definitieve goedkeuring VR- indien in het Vlaams parlement

Nee. Regelgeving ter goedkeuring van internationale verdragen is vrijgesteld van een RIA (Omzendbrief VR 2004/13, 3°).

Decreet Onroerend Erfgoed

- Decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten

- Decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium

Initiëren van alternatieve financiering betreffende monumentenzorgUitekenen van hernieuwd archeologisch beleid op basis van de conventie van

Coördinatie en administratieve vereenvoudiging betreffende de beleidsuitvoering bij onroerend

Ja

38

Page 39: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

- Decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg

- Conventie betreffende de bescherming van het architecturaal patrimonium (Granada, 3 oktober 1985)

- Europese conventie betreffende de bescherming van het archeologisch patrimonium (herzien) (Valletta, 16 januari 1992)

- Europese Landschapsconventie (Firenze, 20 oktober 2000)

VallettaKaderen van de taken en opdrachten tussen overheden en verenigingen

erfgoed

Beheerovereenkomsten onroerend erfgoed

Als maatregel opgenomen in Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007-2013, goedgekeurdVlaamse regering (10/11/2006) ingediend bij Europese Commissie (20/11/2006)

Beheerovereenkomst en onroerend erfgoed beogen het behoud van de diversiteit aan traditionele landschappen; het behoud van archeologische vindplaatsen en historische erfgoedelementen en de versterking van de identiteit van een leefbaar Vlaams landschap. In tegenstelling tot de vergelijkbare agro-milieumaatregelen worden deze beheerovereenkomsten vanuit de overheid aangeboden.- beheerovereenkomsten worden aangeboden aan landbouwers en particulieren, die eigenaar zijn van een erfgoedelement of die gedurende de looptijd van de overeenkomst, het gebruiksrecht hebben van het perceel waartoe het erfgoedelement behoort.

- decretale verankering- opmaken van en Besluit van de Vlaamse Regering om uitvoering te geven aan dit voorstel.

Ja

Landschapsprijs van de Europese Landschapsconventie - decretale verankering Nee

39

Page 40: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

Raad van Europa (Firenze, 20 oktober 2000) - opmaken van en Besluit van de Vlaamse Regering om uitvoering te geven aan dit voorstel.

Besluit Vlaamse Regering Onroerend Erfgoedtoets

Art. 12/2 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten

Uitvoeringsbesluit van decretale bepaling

Besluit Vlaamse Regering tot bepaling van de voorwaarden en de procedure voor de subsidiëring van voorlopig en definitief erkende Regionale Landschappen

Art. 39 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg

Uitvoeringsbesluit van decretale bepaling

Besluit Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regelen voor de erkenning, werking, organisatie, subsidiëring en opheffing  van intergemeentelijke archeologische diensten"

Artikel 34bis van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium

Uitvoeringsbesluit van decretale bepaling

- Decretale verankering- opmaken van en Besluit van de Vlaamse Regering om uitvoering te geven aan dit voorstel.

Restauratiepremiebesluit Decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten

Uitvoeringsbesluit van decretale bepaling

Versoepeling en transparantie van de beheer- en restauratiepremies

Besluit Vlaamse Regering betreffende organsiatie van de Vlaamse Monumentenprijs

Decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten

Vereenvoudiging van bestaand besluit in gevolge evaluatie.

40

Page 41: Geert Bourgeois · Web viewHiermee creëren zij 16% meer jobs dan in de nieuwbouw. Restauratie en renovatie geven ook 13% meer ‘terugverdieneffect’ voor de verschillende overheden

41