GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15....

50
0 GEDICHTEN Naam : ………………………………………………. Nummer : ………………………………………………. Schooljaar : ……………………………………………….

Transcript of GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15....

Page 1: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

0

GEDICHTEN

Naam : ……………………………………………….

Nummer : ……………………………………………….

Schooljaar : ……………………………………………….

Page 2: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

1

WAT VIND IK ALLEMAAL IN DIT BOEKJE?

1. De heksenschool 2

2. Een makkelijke taal 4

3. ABC 5

4. De ballade van Arie Hop 6

5. Om gezond te blijven 8

6. Een spreekwoordensprookje 12

7. Mijn neusje 16

8. Johnnie and the prumes 17

9. Twee voordrachten tegelijk 18

10. Jantje en de pruimenboom 20

11. Brevet 22

12. Aan haar 23

13. De ridder 24

14. Als de hazen 25

15. De slaapwandelende slager 26

16. De koe 27

17. Weerberichten 28

18. Barlemanje 29

19. Roodkapje en de wolf 30

20. Rommelkamer 32

21. De blauwbilgorgel 33

22. De knork 33

23. Bij de slager 34

24. Avondliedekens 35

25. De onderbroek 36

26. Weeusnitje en de dweven zergjes 37

27. Tien jongens uit de vijfde klas 38

28. Judoles 39

29. Geschiedenis 40

30. Toekomstdromen 42

31. Hoekje 43

32. Feminisme 44

33. Hendrik Haan 45

34. Pas op schat een bus 47

35. Grauwe donderwolken 48

36. Spek met eieren 48

37. Julius en Ambiorix 49

Page 3: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

2

1. DE HEKSENSCHOOL

Marga Van Bosch Drakenstein

De tovenaar van Balkenbrij

geeft lessen in de toverij.

Zo zie je massa's toverkollen

om negen uur naar school toe hollen.

Voor toveren moet je steeds reusachtig

studeren hoor, al word je tachtig,

dus loopt het schooltje boordevol

met bezemsteel en pruikenbol.

't Is een verschrikkelijk gedrang.

De meeste neuzen zijn te lang,

en oorverdovend is het kabaal

van oorgeflap en heksentaal.

Van Balkenbrij roept eindelijk: "Kom

vlug dames, zit eens netjes krom!

Nu uitscheiden met wratten tellen

en modepraat en rupsen pellen.

Jij, Kaatje, kijk niet aldoor rond,

en doe die kikker uit je mond!

Hee, Krakkemietje, zeg eens even,

bij welke les zijn we gebleven,"

"Bij het verhaal," zegt Krakkemietje,

"over de heks van Hans en Grietje,"

"Juist!" zegt nu meester Balkenbrij,

"Een heel beroemde heks was zij."

Door Hans en Grietje, 't slecht gespuis,

werd zij gestopt in een fornuis.

Eens toverde die knappe vrouw

maar één twee drie een heel gebouw

van pannenkoek en suikergoed.

Page 4: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

3

"Ze, wie van jullie die dat doet?"

Nu schreeuwt en tiert de hele klas,

van Hokus, Pokus, Pikus Pas!

De een al harder dan de ander

roept toverspreuken door elkander,

en regent het uit alle hoeken nu bolussen

en pannenkoeken, meest aangebrand of halfgaar.

"Hou op, hou op, uitscheiden daar,"

roept Balkenbrij, wanneer een taart

zich vastgezet heeft in zijn baard.

Een laatste oliebol vliegt dan

nog in de mond van d'arme man.

Gelukkig wordt de bel geluid,

"Mooie twee aan twee de schooldeur uit,"

roept Balkenbrij. "En wie er stout is,

of 't ie ook negentig jaar oud is,

die schrijft mij twintigmaal voor straf

de les van Hans en Grietje af!"

Daar gaat de kakelende troep

naar huis toe, voor de kikkersoep.

Een diepe zucht slaakt Balkenbrij.

"'t Is gauw vakantie," mompelt hij.

Page 5: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

4

2. EEN MAKKELIJKE TAAL

Het meervoud van slot is sloten

maar toch is het meervoud van pot geen poten.

Evenzo zegt men altijd: één vat, twee vaten

maar zal men zeggen: één kat, twee katen?

Wie gisteren ging vliegen, zegt heden ik vloog,

dus zegt u misschien van wiegen, ik woog?

Nee, want ik woog is afkomstig van wegen.

Wordt voor dan een vervoeging van vegen?

Het woord zoeken vervoegt men tot zocht,

dus wordt vloeken misschien ik vlocht?

Mis, dit laatste woord komt van vlechten,

toch is ik hocht een verkeerde vervoeging van hechten.

Bij roepen hoort riep,

maar bij snoepen geen sniep;

bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep,

evenmin hoort bij slopen geen sliep,

want dit laatste komt van het veel voorkomend slapen.

Zeg nu niet meer ‘ik riep’ bij het rapen,

want dit woord komt van roepen,

u ziet het terstond,

wij draaien vrolijk in een kringetje rond.

Ik hoop dat u het ziet van baden geen bied

wanten dit komt van bieden,

wat zelf vervoegd tot bood,

maar van wieden komt geen wood.

Page 6: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

5

U ziet, de verwarring is akelig groot

want gaf hoort bij geven, maar laf niet bij leven

men spreekt van drinken “wij hebben gedronken”

maar van hinken maakt men geen gehonken.

Het wordt te bont: bij slaan hoort ik sloeg,

maar bij gaan geen ik goeg, wel ik ging.

Een mannetjesrat noemt men geen rater,

toch wordt het mannetje van de kat een kater.

Jaja, ‘t is nu geweten:

Ik weet en ik wist komt van weten,

maar zeg niet bij vergeten ‘vergist’.

Haalt men de woorden misschien

gewoon uit een grabbelkist.

3. A B C

1 Een kleine bedeesde jongen

2 Een politiek debat (twee personen)

3 Een predikant

4 Een roddeltante

5 Een ongure kerel

Page 7: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

6

4. DE BALLADE VAN ARIE HOP

John O’Mill

Aanhoort het noodlot, fel en wreed

van een kind, dat op z’n nagels beet.

Een kind dat met zijn eigen tanden

tot zijn schade en zijn schande

Stukjes van zichzelf op at

en in zijn onverstand vergat,

dat als die eerste hapjes smaken

men aan zichzelf verslaafd kan raken.

Zo vergaat het menig kind,

dat zichzelf zo lekker vindt.

Ook het kind uit dit verhaal

genoot zo van zijn eigen maal,

dat het verder alle dagen

in extase door bleef knagen.

Reeds was het kwaad niet meer te stoppen

reeds kloof ie aan zijn vingertoppen

en zette weldra ook zijn tanden

in de stompjes van zijn handen.

En tot ontzetting van zijn ouders

in zijn bovenarm en schouders.

Page 8: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

7

Voldaan keek hij toen in het rond

en sprak met overvolle mond:

“Ik vind mezelf, als u ‘t wil weten,

gewoon een kind om op te vreten.”

En hief al weer een been omhoog

en knabbeld’ aan zijn eksteroog.

Men hoorde hem vraatzuchtig smakken

op de pezen van zijn hakken,

zag hem zalig d’ogen sluiten

toen hij beet kreeg aan z’n kuiten,

reikhalzend happen naar zijn dij

helaas - hij kon er niet meer bij

en is - zienderogen afgenomen -

van de honger omgekomen.

Heel duidelijk is hier de moraal:

wordt nooit uw eigen kannibaal!

Page 9: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

8

5. OM GEZOND TE BLIJVEN

Acteurs: Een jongen (=zoon) van nu

Zijn vader van de 20e eeuw

Zijn vader van de 19e eeuw

Zijn vader van de 18e eeuw

Zijn vader van de 17e eeuw

Zijn vader van de 16e eeuw

Zijn vader van de 15e eeuw

Zoon: Dag lieve mensen allemaal. Sjonge! Sjonge!

Waarom trekken zoveel mensen nu plots zo’n zuur

gezicht?

Ogenblik, ik snap het al.

Weten jullie wat je moet doen om kerngezond te

blijven en dus lang te leven?

Nee? Welnu, je moet elke dag één glaasje melk

drinken (drinkt een glaasje op) en eens hartelijk lachen

(hihihihi).

(na een poosje)

Aha, jullie geloven me niet?

Wacht, ik zal het eens aan mijn vader vragen!

Vader!

Vader 20e: (35 jaar - komt op vanachter het doek)

Ja jongen, wat nieuws?

Zoon: Vader, wat moeten al deze mensen hier doen om

gezond te blijven en lang te leven? Zeg jij dat eens?

Vader 20e: Da’s eenvoudig! Elke dag een glaasje melk drinken

(haalt glas melk vanachter de rug en drinkt het op) en ...

eens hartelijk lachen (hihihihihi).

(kijkt verwonderd de zaal in)

Aha, jullie geloven me niet? (wijst met de vinger)

Page 10: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

9

Wacht, ik zal het eens aan MIJN vader vragen.

Vader! Vader!

Vader 19e: (komt op) Ja jongen, riep je mij?

Vader 20e: Vader, wat moeten al deze mensen hier doen om

gezond te blijven en lang te leven?

Vader 19e: Verdikke, da’s zo simpel als twee en twee... acht is!

Elke dan een glas melk naar binnen gieten en eens

vreselijk lachen (lacht uitbundig).

(kijkt verwonderd de zaal in)

Aha, jullie geloven me niet? (wijst met de vinger)

Wacht, sé. Ik zal het eens aan MIJN vader vragen.

Vader! Papa! Piepa!

Vader 18e: (komt zeer langzaam op)

Oeioeioeioeioei! Mijn rug... Wat is er nu weer?

Vader 19e: Vadertje, wat moeten al deze mensen hier doen om

gezond te blijven en dus lang te leven?

Vader 18e: (bijziend) Zijn dat... mensen?

Vader 19e: Euh, natuurlijk, vader!

Vader 18e: Elke dan een fles melk in hun keelgat kappen en

vooral eens... (proest het uit) lachen, nondedjie!

(kijkt vies in het publiek)

Aha, jullie geloven mij niet? Echt niet? Ah, gij

stouterikken!

Wacht, ik zal het eens aan MIJN vader vragen.

Vader... vader... vader!

Ja, een momentje, hij zit nog in de hemel.

Vader!

Page 11: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

10

Vader 17e: (lange, grijze baard, voorovergebogen)

Wat een wereld. Ik ben moe... oh zo moe... wat

nieuws?

Vader 18e: Vader, wat moeten de mensen van deze wereld

doen om gezond te blijven en lang te leven?

Vader 17e: Euh! Veel melk drinken en nooit groen... maar echt

gezond lachen (hihihihihi).

(kijkt geërgerd in de zaal)

Aha, jullie geloven mij niet? Ah, gij sloebers!

Wacht, ik zal het eens aan MIJN vader vragen.

Vader... vader? Ah, hij is daar!

Godallemachtig, hij is daar op zijn sloefen!

Vader 16e: (nog langere baard, grijzer, strompelend)

Ikke... hoorde iets... van ver?

Vader 17e: (roepen) Vader, wat moeten zij (wijst) doen om

gezond te blijven en lang te leven?

Vader 16e: Zitten zij te beven?

Vader 17e: Om lang te leven!

Vader 16e: Ajaa! (denkt diep na)

Melk! Melk! Melk!

(doet beweging na van een boer die een koe melkt) en

lachen (rolt bijna in de grond van het lachen)

Aha! Nee! Niet waar?

Wacht! Ik... ja... MIJN vader weet het!

Vader... vader!

Page 12: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

11

Vader 15e: (stokoud mannetje, baard tot op de grond, diep

voorovergebogen, zeer hardhorig)

Hé, wablieft?

Vader 16e: (schreeuwt aan het oor) Vadertje...

Vader 15e: Wie?

Vader 16e: Vader, wat moeten de mensen doen om gezond te

blijven en zo oud te worden als gij?

Vader 15e: (=pointé! na veel getreuzel)

Aja... een goeie whisky.. o nee, een glas melk

drinken veel lachen.

Aha, jullie geloven mij niet? (meewarig hoofd

schuddend) Jullie geloven me nog niet?

Wacht... hewel... ontploft!!!

(gaat strompelend boos in de rij vaders staan)

Page 13: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

12

6. EEN SPREEKWOORDENSPROOKJE

1ste bedrijf: De mooie prins

Heel lang geleden woonde er in een prachtig kasteel een brave koning

die Bolleke heette en gehuwd was met een lieve koningin. In zijn land,

leefde iedereen gelukkig, want de koning hield van de mensen.

Er was ook een knappe prins, die De Beuckelaer heette. Hij was zeer

geliefd bij het volk en geducht in alle tornooien uit de omgeving. In de

hele streek was hij bekend om zijn sterkte en wilskracht. Waarlijk, de

spieren lagen hem als koorden op de armen. Om zo sterk en groot te

blijven moest de prins flink eten, en dat deed hij ook. Hij at de koning

de oren van het hoofd. Maar de koning nam het hem niet kwalijk: het

was immers zijn eigen zoon! Ja, ze waren echt twee handen op één

buik!

Zoals elke goede prins was ook hij verliefd op een mooie prinses. Echt

waar! Hij had zijn hart verloren aan de mooie prinses Margriet. Die

prinses was zo knap dat men van de andere kant van de wereld

kwam om haar te zien. Haar goudblonde haren hingen als gordijnen

tot op haar schouders. Ze had ogen als sterren en tanden als parels. Je

kunt begrijpen dat de prins en de prinses echt goed bij elkaar pasten.

Echt, als de prins de prinses zag, was hij totaal ondersteboven.

2de bedrijf: De boodschap

Het is nog vroeg in de morgen en het belooft een mooie dag te

worden. In de tuinen van het kasteel fluiten vogeltjes (akelig geluid) en

blaast er een zacht windje (geluid windje). Vanuit het venster van zijn

slaapkamer ziet de prins al dat moois.

Hij zucht en denkt aan zijn mooie prinses Margriet, die hij vandaag

zal zien. Fijn, straks zullen ze samen in de tuin wandelen.

Plots schrikt de prins echter op uit zijn gelukzalig gepeins: daar wordt

op de deur geklopt! (geluid deurbel)

"Binnen!", roept de prins.

Page 14: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

13

Een klein vrouwtje komt binnenstrompelen. Ze is geweldig

opgewonden (opwindsleutel op de rug) en beeft over heel haar lichaam.

De prins wordt er zelf zenuwachtig van. Hij komt overeind, want hij

ruikt narigheid.

"Komaan, vertel op! Wat is er gaande?" vraagt de prins.

"Goed, ik zal maar met de deur in huis vallen, edele heer".

"Vertel op!"

"De prinses is ontvoerd!" bibbert het vrouwtje.

"Wat!?" riep de prins.

Wat de prins dan doet is vreselijk. Bijna ging hij de meid te lijf. Maar

die poetst de plaat. Nu zinkt de prins de moed in de schoenen. Hij

gaat bij de pakken neerzitten. Ten einde raad laat hij de koning

roepen. De prins vertelt het verhaal met horten en stoten aan zijn

vader. Deze probeert hem een hart onder de riem te steken, maar de

prins wil er niet van weten.

"Wie kan haar toch ontvoerd hebben?" tobt hij.

Ook de koning pijnigt zijn hersens. (met hamer op hoofd slaan)

"Misschien Kregel, de bostovenaar, of heks Sproetentoet, misschien

zelfs de rovers van het Bokkenbos of de zwarte...". Maar die naam kon

hij niet afmaken. "De Zwarte Ridder!!" brult de prins. "Die lelijke

duivel heeft al lang een oogje op mijn geliefde prinses!" Er is de prins

een lichtje opgegaan: hij herinnert zich hoe die ruwe kerel zijn

Margriet had bekeken. Had hij maar beter over haar gewaakt.

3de bedrijf: De gevaarvolle tocht

Zo komt het dat de koning en de prins op hun woeste strijdrossen

(speelgoedpaardjes) door het dichte woud rijden. Ze zoeken het kasteel

van de Zwarte Ridder om de jonkvrouw te ontzetten. Ze stappen af

aan de beek en lopen er een houthakker tegen het lijf. Ze voelen hem

even aan de tand om te weten te komen waar de Zwarte Ridder zijn

somber kasteel staan had. De sluwerd probeert ze wat stroop om de

mond te smeren en ze wat op de mouw te spelden. Maar de koene

prins laat zich niet voor de gek houden en legt de houthakker het

vuur aan de schenen. Hij heeft met hem immers nog een eitje te

Page 15: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

14

pellen. De houthakker moet tenslotte toegeven en wijst ze de weg.

Daarna scheert hij zich snel weg.

Weer bestijgen de koning en zijn zoon hun edele rijdieren en rijden

nog twee uur lang door het duistere woud. Eindelijk krijgen ze het

kasteel van de vermaledijde ridder in het gezicht. Ze houden halt. De

koning beduidt dat hij mee wil binnengaan, maar de prins snoert hem

de mond. Hij zal dit karweitje wel alleen opknappen. Vader koning

gaat ondertussen een uiltje vangen.

4de bedrijf: Het vreselijke gevecht

De prins heeft geluk dat de valbrug neergelaten is. Als de bliksem

staat hij op het middenplein. Hij werpt een blik in het rond, maar hij

ontwaart geen levende ziel, zelfs ... geen dode!

Plots hoort hij stappen achter zich (geluid voertuig). Hij is omsingeld.

De prins kookt van woede. Hij denkt: "Nu loopt de maat over; dat is

hier geen zuivere koffie!".

In het midden van dat plein staat die afgrijselijke Zwarte Ridder voor

hem te grijnzen. Hij neemt eerst het woord. "Zo, prinsje, kom je je

geliefde zoeken? Nu is ze van mij, begrijp je dat?". Maar de jonge

prins neemt geen blad voor de mond. "Wie denk je dat je bent?" zegt

hij honend.

Dat is meteen het begin van de strijd. De prins vat de koe bij de

horens. Dan geeft hij een eerste krijgsknecht een veeg uit de pan. Die

is al uitgeschakeld. De tweede soldenier probeert hem om de tuin te

leiden, maar deze krijgt van hetzelfde laken een broek.

De derde droogt hij gewoon af en de vierde begaat een vuile

overtreding. De scheidsrechter, die het strijdtoneel van op de voet

volgde, grijpt in en trekt onmiddellijk de rode kaart. Bij het verlaten

van het strijdtoneel geeft de ridder met zijn zwaard de genadeslag.

Weer een handlanger om zeep. Alleen de Zwarte Ridder blijft nog

over. De bullebak draait nog wat rond de pot en probeert prins De

Beuckelaer wat in de weg te leggen. Hij krijgt echter steeds weer het

deksel op de neus. Het is een uitputtende strijd. Het doel is de

tegenstrever op de grond te krijgen. Beide strijders zijn bijna even

Page 16: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

15

sterk. De kamp duurt erg lang. Prins De Beuckelaer is net gered door

de bel (gong van boksring; verzorgers komen even op met verzorging). Toch

moet de Zwarte Ridder in het zand bijten en komt tenslotte onzacht

op de grond terecht.

"Geef je over!" brult prins De Beuckelaer. De Zwarte Ridder geeft het

op en laat een dienstknecht de ontvoerde prinses halen. En ja, daar

verschijnt prinses Margriet. Ze is springlevend. Even blijft prins De

Beuckelaer aan de grond genageld staan. Vlug lopen ze daarna naar

elkaar toe. De prins drukt de geliefde aan zijn hart (prins verschijnt met

lippenstift). Iedereen is gelukkig, behalve de Zwarte Ridder. Hij

wordt opgesloten in zijn eigen kasteel.

Daarna komt het varkentje met een lange snuit…

Page 17: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

16

7. MIJN NEUSJE

Mijn neusje moet ik gebruiken

Om bloemetjes te ruiken.

Dat mag ik wel doen.

Maar... als grote mensen spreken

Mijn neusje daar tussen steken.

Foei... dat mag ik niet doen.

1 Bedeest ventje met plankenkoorts

2 Struikrover

3 Militair

4 Stamelaar (loopt midden het gedicht weg)

5 Tweede versie

Mijn bloemetje moet ik gebruiken

Om neusjes te ruiken.

Dat mag ik niet doen.

Maar... als grote neuzen spreken

Daar mijn bloemetje tussen steken.

Ja, dat zal, dat zal ik doen.

Page 18: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

17

8. JOHNNIE AND THE PRUMES

Jhonnie saw once prumpies hanging

Oh, as chikkeneggs zo groat,

't seemt that Jhonnie would go plucking,

while his father thim ferbood.

Wenn I will be very clever,

then my father sees it not,

on this tree so full of prumpies

he does not have it in the mot.

So he clautered in the prumetree,

stak his pockets full of fruit,

but he mistrapped on a tackkie

and falled down, flack on his nose.

All the prumpies were in spice now,

and the spice ran out his brook,

it dripped softly in his coases,

Johnnie did not darf to look.

And again he was not lucky,

Caus his father came there on,

and he gave him such a rammling,

he could fourteen days not goan.

That's how ends the silly story

of little Johnnie the prumenthief,

Even with a lot of goesting,

he did'nt it more opnief.

Page 19: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

18

9. TWEE VOORDRACHTEN TEGELIJK

Ik heb de eer u een korte voordracht te houden over de middelen die de vrouw

moet gebruiken om steeds de liefde van haar echtgenoot te behouden. Voor

alles moet ze hem de zorg overlaten van …

de keuken. En daarom geef ik je een paar goede recepten. Voor de

bereiding van bloemkool neem je bijvoorbeeld een …

man, beste mensen. Ja, een man is het hoofd van het gezin. Een man kan je

best vergelijken met …

een konijn, dat kan bereid worden op verschillende manieren. Eerst

moet je het dier pijnloos doden …

Dankbaar dat je hem zo behandelt, zal jouw echtgenoot je met alle zorgen

omringen en zal hij ook de vreugde beleven dat je …

het beest met de achterpoten aan een nagel ophangt en het daarna

met zorg ontvelt. Wanneer dat gedaan is…

dan zal je man zeggen: ‘dank’. Dit is het gepaste ogenblik om …

het dier in stukjes te snijden. Pas op dat je de beenderen niet breekt.

Daarna steek je alles in een ruime ketel en …

verwonderd over je manier van handelen, zal je echtgenoot heel tevreden zijn.

Ja, hij zal je zelfs betitelen als zijn …

kalkoen. Dit gerecht verschilt helemaal van het vorige. Hier volgt het

recept: het dier opensnijden, daarna …

zeer lief je hand in de zijne leggen. Wees maar zeker, beste mensen, dat zijn

hart boordevol geraakt is met …

Page 20: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

19

citroensap, liefst van twee of drie rijpe vruchten. Wees niet bang dat

de smaak sterk zal zijn, want …

blij over zoveel liefde, zal je echtgenoot je de liefste namen noemen. En jij,

dames, zorg er voor hem …

vooraf de kop af te snijden, wat echter niet gebeurt bij patrijs. Dit

verschil is ook te merken, wanneer het er op aan komt ...

te laten zien dat hij jou echt bemint. Laat hem zijn hart openen, zijn warm en

kloppend hart. En jij, liefdevolle echtgenote …

doe er flink wat zout en peper op, zet vervolgens in de oven op een

matig vuur …

en om hem nog meer plezier te doen …

steek je er enkele gaatjes in met de punt van een scherp mes. Daarna

vul je het op met stukjes spek. Ik verzeker je …

niets kan prettiger aandoen. Bewijs dan hoe je zulke dingen op prijs stelt …

Bind het dier stevig vast met een fijn touwtje, laat daarna braden

gedurende twintig minuten, en op dat ogenblik …

zal je man begrijpen, hoeveel je hem bemint. Waarom elkaar niet voortdurend

toespreken als twee liefdevolle zielen, die elkaar niets liever toewensen dan …

enkele ajuinen, die je in de ketel legt, om het gerecht af te werken.

Geloof me, beste mensen, zo kan een man niets anders worden dan …

een heerlijk gerecht om duimen en vingers af te likken.

Ik heb gezegd. Ik dank u voor uw aandacht!

Page 21: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

20

10. JANTJE EN DE PRUIMENBOOM

Kleding: Sober en een grote strik van opvallende kleur, telkens op

een andere manier gedragen.

Tekst: Jantje zag eens pruimen hangen

O, als eieren zo groot

‘t scheen dat Jantje wou gaan plukken

schoon zijn vader ‘t hem verbood

De spelleider kondigt telkens aan wie er zal optreden.

1 Een schoolkind

Strik boven op het hoofd, verlegen, 2-3-maal buigen, haperen,

opnieuw beginnen, naar de grond kijken, diepe buiging met

een zucht van opluchting als slot.

2 Een onderwijzer

Heeft strik in dasvorm geknoopt en komt keurig op. Fijne

buiging.

Jantje en de pruimenboom punt

Jantje zag eens pruimen hangen komma

O, als eieren zo groot punt

‘t Scheen dat Jantje wou gaan plukken komma

Schoon zijn vader ‘t hem verbood. Foei !

3 Een kunstschilder

Strik geknoopt als een grote vlinderdas. Met kunstige vormen

aanduiden.

Jantje en de pruimenboom.

Page 22: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

21

Jantje zag eens pruimen hangen – blauwe pruimen

O, als eieren – als witte eieren – zo groot

‘t Scheen dat Jantje wou gaan plukken – die blauwe pruimen

Schoon zijn vader ‘t hem – met een streng gezicht – verbood.

4 Een operadeclamateur

Strik in de lenden, zeer theatraal voordragen.

5 Een professor (of agent)

Strik los in de handen, trekt hem helemaal los en leest af.

(Wij zijn op zoek naar …)

Jantje : niet Jan, niet Jean, niet John. Jantje. 8 jaar, 5 maanden en

7 dagen. Kort broekje in geribd fluweel, rood sportbloesje in

nylon, plastic sandalen, blozend rond gezichtje, blonde haren,

kuiltjes in de wangen, wipneusje en zomersproeten.

Zag : hij hoorde niet, hij voelde niet, hij zag, hij had zijn ogen

open, hij droeg geen bril.

Eens : geen twee keren, geen drie keren, geen vier keren, geen

tien keren, éne keer.

Pruimen : geen appelen, geen citroenen, geen appelsienen, geen

aardbeien, geen fruitmacedoine, pruimen zag hij. Pruimen, zo

van die langwerpige, ovale, blauwe, sappige pruimen.

Hangen : ze stonden niet, ze zweefden niet ze lagen niet, ze

vliegen niet, ze hangen, ze hangen aan een tak, met een klein

takske aan een grote tak vast

O : niet aa, niet uu, niet ee, niet ie, niet ij : ooo !

Page 23: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

22

Als eieren zo groot : als eieren, geen duiveneieren, geen

miereneieren, geen koekoekseieren, maar echte kippeneieren,

sommige wel als ganzeneieren.

‘t scheen : wat scheen ? er was hier toch geen spraak van de zon

of de maan… wat komt hier schijnen ? Hét scheen !

dat Jantje : dat moet ik toch niet nog eens uitleggen, zeker !

wou gaan : niet kruipen, niet liggen, niet staan, Jantje wou

gaan. Waarheen ? Hij wou gaan.

Plukken : wat is dat plukken ? Hoe gebeurt dat ? Men neemt

zijn hand, linker- of rechterhand volgens men links- of

rechtsgezind is. Men sluit voorzichtig de vingers rond de

vrucht, men kijkt er begerig naar en ‘t is gebeurd.

Buiging : we zullen Jantje maar verder laten plukken.

11. BREVET

Geert De Kockere

Vandaag,

verdomme,

wordt op school

brevet gezwommen.

Maar ik

ik lig in bed…

Langzaam te genezen

op weg

naar mijn brevet

van honderd meter boeken lezen.

Page 24: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

23

12. AAN HAAR

Hij treurde, kwijnde van verdriet,

Niemand kon hem vertroosting schenken,

Sprak men van troost, het hielp toch niet,

Aan haar steeds bleef hij denken.

Aan haar, die hem verliet,

Voor haar wilde hij alles geven,

Zuchtend staarde hij in 't verschiet:

Neen, zonder haar kon hij niet leven.

Hij weende tranen dag en nacht,

Die voren groeven op zijn wangen;

Hij liet ze vloeien met de macht,

Liet moedeloos de armen hangen.

En dat om haar, om haar alleen,

Tot wanhoop werd hij gedreven.

En steeds snikte hij in droef geween:

Neen, zonder haar kon hij niet leven.

Doch alles slijt en krijgt zijn tijd.

Dat is zowat de gang van 't leven.

Hij had niet langer spijt,

Begon eensklaps weer hoop te geven.

Hij fleurde op, 't was wonderbaar.

Wat kon hem uit die toestand redden?

Hij kocht een pruik; nu had hij haar

Om zijn kale kop te bedekken.

Page 25: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

24

13. DE RIDDER

Jan De Cler

Er was eens in vervlogen tijden,

Een ridder, moedig als geen twijde,

Hij was zo krachtig als een beul,

En woonde op een groot kasteul.

Met 80 strijders, hele ruwe

En zocht een vrouw, om mee te truwen.

Hij was verzot op steektornooien

Van ’s morgens vroeg tot bij ’t hanekrooien

Tot ’s avonds laat toog hij ten strijde

Hij had het land aan pais en vrijde,

Nu wilde het dat in die dagen,

Veel ridders naar de bergen tagen,

Omdat daar vervolgens de berichten

Een maagd in ene kerker zichtte.

Die daar bewaakt werd door een draak,

De ridder riep: “Dan ga ik aak!

Wilt goed op mijn kasteel passen

Want ik ga deze maagd verlassen.”

Dus bij ’t krieken van de morgen,

Toog deze ridder naar de borgen,

En plotseling stond hij voor de draak

Maar dat bracht hem niet van de kaak.

Hij greep zijn zwaard, wou ’t ondier doden

Maar plotseling kreeg hij medeloden,

Page 26: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

25

De draak was hierdoor zeer ontroerd

Nam met verstikte stem het woerd,

En sprak met tranen in zijn baard:

“Doe maar een wens, hij wordt verhaard.”

De ridder sprak daarom verheugd:

“Ik wens de vrijheid van de meugd,

die gij hier opgesloten houdt.”

De draak zei: “Goed, maar luister goud;

Maak eerst een vers op jullie samen.”

Hij kreeg haar nooit. Hij kon niet ramen!

14. ALS DE HAZEN

Almut en Robert Gemhardt

Als de hazen die verdwalen

naar de groene dalen dalen

en de meeste pluimveeberen

op hun eigen veren veren

als de zwarte druipsteenraven

in Romeinse graven graven

en de witte witkopwallen

in de watervallen vallen…

is de winter weer voorbij

en is ’t vijfentachtig mei.

Zeg nou niet, dat jij die dag

nooit op de kalender zag!

Page 27: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

26

15. DE SLAAPWANDELENDE SLAGER

Bert De Bois

De slaapwandelende slager

sliep slaapdronken,

slaapmuts boven de slaapogen,

in zijn slaapzak,

op een slaapstede

in de slaapcoupé

van de slaapwagen.

Had hij de slaapziekte?

Was het maar slaapzucht?

Of nam de slaapkop een slaapmiddel?

Als hij maar niet gaat slaapwandelen

en met een slaghout

een slome slag gaat slaan

als een slungelig slamier?

Maar neen,

de slimme slaapkameraad

sloot tersluiks en sluw,

het deurslot met de sleutel.

Nu mislukt het slaapwandelen.

Page 28: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

27

16. DE KOE

Roald Dahl

Luister goed, dan hoor je hier

het verhaal van een fantastisch dier.

Een mooie koe, die Keetje heette.

Een half jaar oud (en nog 'n beetje)

kwam koetje Keetje naar ons toe.

Ze leek een doodgewone koe;

alleen had zij, dat zag je al vlug,

twee kleine buitjes op haar rug.

Vaak hangt bij koeien er wel iets onder

maar een buit eróp is heel bijzonder.

In 'n maand of drie zijn die twee bollen dagelijks verder

opgezwollen.

Toen barstten zij open op een dag.

Ik wist gewoon niet wat ik zag!

Glanzend van zilver en van goud

hebben zich twee grote vleugels ontvouwd. Totaal verbijsterd keek

ik toe.

een gevleugelde koe, een vliegende koe! "Kun je echt vliegen?" riep

ik luid.

Meteen sloeg zij haar vleugels uit.

Je had moeten zien hoe goed ze vloog,

hoe snel en sierlijk zij zich bewoog.

Ze steeg en daalde, zwenkte en dook,

en zelfs loopings deed ze ook.

's Avonds zagen wij allemaal

Keetje op het VRT-journaal.

Dagelijks kwamen miljoenen sindsdien

om onze Keetjes luchtshow te zien.

Ze schreeuwden "Joepie!" en "Jemineetje!" "Wat kan die vliegen! Die

knappe Keetje!"

Page 29: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

28

Ze klapten en juichten en maakten kabaal, maar gedroegen zich

keurig allemaal.

Op één na: een heel vervelende man afkomstig uit Afghanistan.

Die kerel die gilde zo vreselijk luid,

zijn stem klonk boven alles uit.

Hij schreeuwde met zijn grote bek:

"Zeg malle koe, je lijkt wel gek!"

Jammer voor hem, maar ieder woord

had Keetje duidelijk gehoord.

"Nee maar!" riep ze woedend. "Dat is sterk!" "ik zál hem, die

hondsbrutale vlerk!"

In de snelste duikvlucht uit haar carrière

ging ze bijna door de geluidsbarrière. "Bommen los!" riep ze, en daar

viel flop een dampende koeienvlaai op zijn kop.

17. WEERBERICHTEN

Riet Wille

Graag wil ik u inlichten

over de weerberichten

bij ons thuis.

Door een druppelende kraan

in de badkamer

is er overstroming.

Door een defecte dampkap

in de keuken

is de zichtbaarheid beperkt.

Ik krijg op mijn donderdag

omdat ik warm loop

voor Noor.

Daarom wil ik er nu

als de bliksem

vandoor.

Page 30: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

29

18. BARLEMANJE

Marten Toonder

’t Was grol en gloei

en slomig broei

in lure, slore stirren.

Het was sar stomig in mijn krol,

Daar stonk een kwalm van sprit en brol,

Er sloomden glome knirren.

Ik trok geen moen

En zoog geen droen,

’t Was grollig, daar mijn kleddel

De valse walm had ingewigd

En norsig drielde naar de schicht,

Die wijlde in de peddel.

Nu dralleboort

Een vuurgaljoort

En knapsert door de klijven.

’t Is of er stolen glomen gaan

En moenen in de krolle slaan

En stoffe stekkels stijven.

Nu gaar ik was

En werp ik stras

Nu is de moen gevangen,

Ik trek een loederige sproet

(Als kwalmerige peddel doet)

en droen dralt door de prangen.

Page 31: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

30

19. ROODKAPJE EN DE WOLF

Roald Dahl

Op één der eerste lentedagen

voelde Wolf de honger knagen,

dus klopte hij bij grootmoe aan.

Zij deed open, zag hem staan

met scherpe tanden, valse lach.

Hij gromde grijnzend: ‘Goedendag’.

De arme grootmoe schrok zich naar:

Straks eet hij me op met huid en haar.

Ze sloeg de spijker op de kop,

want hij vrat haar in één hap op.

Maar grootmoe was taai en schriel,

hetgeen de wolf maar slecht beviel.

‘Ze is te weinig,’ klaagde hij,

‘dat is toch geen heel maal voor mij.

Na zo’n schriel scharminkel moet je

als wolf minstens nog een toetje.’

Terwijl hij heel boosaardig lachte,

zei hij: ‘Ik denk dat ik zal wachten

tot Roodkapje, ’t mals jong ding,

terugkomt van haar wandeling.’

Grootmoe’s kleren, moet je weten,

die hij natuurlijk niet had gegeten,

heeft hij opgeraapt en aangetrokken;

haar jas, haar muts en ook haar sokken.

Hij kamde en krulde zelfs zijn haar.

In grootmoe’s stoel zat Wolf toen klaar.

Het kleine meisje kwam al gauw

en vroeg aan Wolf traditiegetrouw:

‘O grootmoe, wat heb je toch ’n grote oren.’

Page 32: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

31

‘Dan kan ik je beter horen.’

‘Wat ’n grote ogen!’ zei ze zoet.

‘Dan kan ik beter zien wat je doet,’

zei Wolf, terwijl hij naar haar staarde,

en watertandde en likkebaardde.

‘Na dat karkas, vol bot en haar,’

dacht hij, ‘smaakt zij als kaviaar.’

Maar Roodkapje knipoogde en zei:

‘O, wat een mooie bontjas heb jij!’

‘Fout!’ riep Wolf haar nijdig toe.

‘Wat heb je een grote tanden, grootmoe,

dat moet je zeggen, ezelskop.

Nou ja, dan eet ik je zo maar op.’

’t Kind lacht en trekt in een wipje

een revolver uit haar slipje.

Ze richt hem op ’t grote beest

en beng beng… die is er geweest!

Een week of wat later, ik weet ’t nog goed,

heb ik in ’t bos Roodkapje ontmoet.

Ik herkende haar bijna niet, dat snap je,

zo zonder cape en zonder rood kapje.

‘Hallo,’ riep ze vrolijk. ‘Zie je wel

mijn prachtige bontjas van WOLVENVEL!’

Page 33: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

32

20. ROMMELKAMER

Shel Silverstein

Wie hier woont, die moest zich schamen.

Zijn onderbroek hangt aan de lamp,

een schoolboek slingert langs de ramen,

zijn stoel vol spullen is een ramp.

Zijn regenjas ligt op de schommel,

over de wekker hangt een pet,

zijn hemd ligt in de koekjestrommel,

een hagedis ligt in zijn bed.

Zijn grote sokken langs de muren

verspreiden een onfrisse geur

tot in de huizen van de buren.

Zijn broek hangt doelloos aan de deur.

Wie hier toch woont, die moest zich schamen,

niet soms, maar ieder ogenblik.

Wie woont er dan? Ik noem geen namen.

Wie woont er dan? Nou ja. Dus ik!

Page 34: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

33

21. DE BLAUWBILGORGEL

Cees Buddingh

Ik ben de blauwbilgorgel, Ik ben de blauwbilgorgel,

Mijn vader was een porgel. Als ik niet wok en worgel,

Mijn moeder was een porulan, Dan lig ik languit in de zon

Daar komen rare kinderen van. En knoester ik mijn knezidopn.

Raban! Raban! Raban! Rabon! Rabon! Rabon!

Ik ben de blauwbilgorgel, Ik ben de blauwbilgorgel,

Ik lust alleen maar korgel, Eens sterf ik aan de schorgel,

Behalve als de nachtuil krijst, En schrompel als een kriks ineen

Dan eet ik riep en rimmelrijst. En word een blauwe kiezelsteen.

Rabijst! Rabijst! Rabijst! Ga heen! Ga heen! Ga heen!

22. DE KNORK

Cees Buddingh

De knork zat op een middag

te kwiedelen met zijn fras.

En het was nog wel biddag

biddag voor het gewas.

In heel de wijde omtrek

Neeg iedereen kop of hoofd,

En ’t lied: “Maak toch uw come-back,

O, zon!” klonk overal op.

Alleen de knors zat lustig

te kwiedelen met zijn fras,

En legde daarna rustig

zijn vrouw vast waterpas.

Page 35: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

34

23. BIJ DE SLAGER

Goedemiddag, wat mag ik voor u doen?

Geeft u maar een ons zin.

Een ons zin...?

Ja, en een kilo meter.

Dat hebben wij hier niet.

Zo, zo! En een pond sterling?

Ik denk niet dat ik u daaraan kan helpen.

Nou, laat u dan maar. Dan alleen een gram schap, graag.

Neemt u me niet kwalijk, maar ik heb nu genoeg van die onzin.

Oh, nu toch wel? Maar pas zei u, dat u 't niet had.

Wat?!

Een ons zin!

Toe mevrouw, alstublieft! Dit begint me mijlen de strot uit te komen!

Nee, nee, een kilo meter is meer dan genoeg. Ik heb maar een klein

hondje.

Anders nog iets?

Nee, zo ben ik er wel, dacht ik. Wat krijgt u van me?

Pardon?

Dat schenk ik u. Dag, mevrouw.

Page 36: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

35

24. AVONDLIEDEKENS

't Is goed in 't eigen hert te kijken

Nog even vóór het slapen gaan,

Of ik van dageraad tot avond

Geen enkel hert heb zeer gedaan

Of ik geen ogen heb doen schreien,

Geen weemoed op een wezen lei;

Of ik aan liefdeloze mensen

Een woordeke van liefde zei.

En vind ik in het huis mijns herten,

Dat ik één droefenis genas,

Dat ik mijn armen heb gewonden

Rondom één hoofd, dat eenzaam was...;

Dan voel ik op mijn jonge lippen,

Die goedheid lijk een avondzoen...

't Is goed in 't eigen hert te kijken

En zó z'n ogen toe te doen.

Page 37: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

36

25. DE ONDERBROEK

Je staat er lang niet altijd bij stil

hetgeen je billen aan het oog ontrekt.

Of het nu gaat om de linker of rechter bil,

het houdt je achterste mooi bedekt.

Zo'n stukje stof, soms minimaal

heeft naar onze maatstaf 't niet zo simpel:

een bilpartij spreekt vaak een eigen taal,

soms gromt het, of veroorzaakt in de stof een rimpel.

Soms zit het verpakt in nog een broek,

of verdwijnt het in hopen vuile kleren,

dan weer ligt ie eenzaam in een hoek

en een beetje bruin kan 'm niet deren.

Een beetje zweet doet 'm ook niet veel,

of íe nu van dames is of van heren.

Maar uiteindelijk verdwijnt íe oud en geel,

in de belt om tenslotte te verteren.

Page 38: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

37

26. WEESNITJE EN DE DWEVEN ZERGJES

Er leefde eens, veel her weg in een krachtig pasteel, een hoon meisje

en dat scheel hoon meisje heette Weesnitje. Maar in dat krachtig

pasteel woonde nog iemand, de biefstoeder, de moze biefstoeder van

Weesnitje. En iedere dat trok zij haar kloonste scheetje aan en ging ze

voor het wiegeltje staan en dan zei ze: "Wiegeltje, wiegeltje aan de

spand, wie is de vroomstE schouw van lans het gand?" En dan

antwoordde dat wiegeltje: "Biefstoeder, je schent heel boon, maar

Weesnitje is nog muizend schaal domer dan jij." En dan werd de

moze biefstoeder beeds stozer. En op dekere zag, zing gij vrogens

smoeg naar de joze bager.

"Joze bager", zei ze, "gij jaat Weesnitje hidnappen, en haar

achterlaten in het wonkere doud". De joze bager sprong op zijn perk

staard, pakte zijn wietgescheer en smeet Weesnitje in het

wuikgestras. En Weesnitje, och arme, zat daar te schruilen van de

hik, het zat vaar dol met woute stolven. En toen kwamen daar uit het

heupelkrout de dweven, de dweven zergjes die ergens wiep in het

doud in een hartig schuisje woonden.

Zij zagen Weesnitje in het wuifgestras liggen en brachten zij

Weesnitje naar een haddenstoelen puisje. Toen kwam daar

opeens de prone schins voorbij, ook al pezeten op een gerk staard,

eigenlijk een pimmelschaard. Hij zag Weesnitje ligge, want zij lag

daar in een klaren gist, zij had zich immers verslikt in een frut suik

van de houde eks. En de prone schins, die werd natuurlijk zapelstot

op Weesnitje. Hij nam haar mee, zij trouwden veel en hadden lange

kinderen en gaven een groot kannepoekenfeest.

Page 39: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

38

27. TIEN JONGENS UIT DE VIJFDE KLAS

Han G. Hoekstra

Tien jongens uit de vijfde klas kwamen een circus tegen.

Eén trad in dienst als tentenknecht, toen waren er nog negen.

Negen jongens uit de vijfde klas slenterden langs de gracht.

Eén sprong in een rondvaartboot, toen waren er nog acht.

Acht jongens uit de vijfde klas liepen door Kalforts' dreven.

Een bleef werken bij een boer, toen waren er nog zeven.

Zeven jongens uit de vijfde klas zaten op rekenles.

Een liep gewoon de schooldeur uit, toen waren er nog zes.

Zes jongens uit de vijfde klas waren van kou gans stijf.

Een vluchtte naar een tropisch eiland, toen waren er nog vijf.

Vijf jongens uit de vijfde klas wandelden op de pier.

Een dook pardoes in de Noordzee, toen waren er nog vier.

Vier jongens uit de vijfde klas trokken naar Walibi.

Een raakte in de speeltuin zoek, toen waren er nog drie.

Drie jongens uit de vijfde klas fietsten naar Santa Fé.

Een kroop daar op een olifant, toen waren er nog twee.

Twee jongens uit de vijfde klas, die zaten op een steen.

Eén zei: "Ik loop een straatje om", toen was er nog maar één.

Wat deed die ene jongen toen? Hij kwam op tv.

Hij riep: "'k Ben vreselijk alleen, wie doet er met me mee?"

't Klinkt gek, maar alle anderen die hebben hem gezien.

Ze vlogen naar de studio, toen waren er weer tien.

Ze zochten er een elfde bij, toen waren er genoeg.

En met z'n elven stichtten ze een Super Voetbalploeg.

Die jongens uit de vijfde klas zijn nu pas in hun sas.

Ze hebben maar één reisdoel, en dat is de zesde klas.

Page 40: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

39

28. JUDOLES

Nannie Kuiper

Ik ga zaterdag altijd naar de judoles

Dan oefen ik van vijf tot kwart voor zes.

Onze leraar is de beste van het land,

want hij heef al jarenlang de zwarte band.

En hij is bovendien nog ‘vierde dan’,

daarom weet ik dat hij alle grepen kan.

O-goshi, Tai otoshi, een beetje losjes want ik stik.

Uchi mata, Uki waza, maar de winnaar, dat ben ik.

Aisatsu, ik groet u!

Kijk, mijn tegenstander staat al voor me klaar.

het is een goeie, dus die wedstrijd wordt wel zwaar

Ik ben lenig, want ik doe aan gymnastiek,

maar bij judo gaat het toch om de techniek.

We beginnen zoals altijd met de groet

en dan kijk ik maar eens even wat hij doet...

O-goshi, Tai otoshi, een beetje losjes want ik stik.

Uchi mata, Uki waza, maar de winnaar, dat ben ik.

Aisatsu, ik groet u!

In mijn judopak voel ik me reuzenfijn.

Als ik val heb ik ook echt geen centje pijn.

Want ik sla mijn beide armen op de mat.

Au, ik viel geloof ik toch een beetje plat.

Maar dan roept mijn judoleraar: “Kwart voor zes,

jongens, dit was weer het einde van de les.”

O-goshi, Tai otoshi, een beetje losjes want ik stik.

Uchi mata, Uki waza, maar de winnaar, dat ben ik.

Aisatsu, ik groet u!

Page 41: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

40

29. GESCHIEDENIS

Jan Boerstoel

Sjonge, jonge, jonge, wat een kou was dat in de IJstijd lang gelee!

Toen je midden in de zomer zelfs nog wintertenen had

en de allerdikste ijsbeer nog te klappertanden zat

en je elke dag naar school ging met de slee.

Hatsjee, hatsjee,

en de meester, nou, die liep niet maar die glee.

Ja, dat waren mooie tijden, maar die tijden zijn geweest,

ook al zit je nog te bibberen als je erover leest.

En zoiets waar je het koud van krijgt, maar dat er niet meer is,

nou, dat noemen ze historie of te wel geschiedenis.

Geschiedenis, geschiedenis, dat is het wat we willen,

geschiedenis, geschiedenis, om lekker van te rillen.

Sjonge, jonge, jonge, wat een angst was dat voor zo'n mammoet lang

gelee.

En je was toch gauw zo'n twintig dagen op het jagerspad,

voordat je zo'n beest dan eind'lijk aan je speer geregen had

en dan moest je nog goed weten wat je dee.

O wee, o wee, anders stampte hij je mooi in de puree.

Ja, dat waren barre tijden, maar die tijden zijn geweest,

ook al zit je nog te bibberen als je erover leest.

En zoiets waar je het koud van krijgt, maar dat er niet meer is, nou,

dat noemen ze historie of te wel geschiedenis.

Geschiedenis, geschiedenis, dat is het wat we willen,

geschiedenis, geschiedenis, om lekker van te rillen.

Page 42: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

41

Sjonge, jonge, jonge, wat een schrik was dat met die Vikings lang

gelee.

Steeds wanneer zo'n drakenschip weer voor de kust gevaren had,

ging die boodschap als een lopend vuurtje door de hele stad

en dan riepen alle mensen ach en wee.

Ach nee, ach nee,

en dan sloten ze zich op op de WC.

Ja, dat waren woeste tijden, maar die tijden zijn geweest,

ook al zit je nog te bibberen als je erover leest.

En zoiets waar je het koud van krijgt, maar dat er niet meer is,

nou, dat noemen ze historie of te wel geschiedenis.

Dus, iets waar je het koud van krijgt, maar dat er niet meer is, dat

noemen ze historie, dat heet geschiedenis.

Page 43: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

42

30. TOEKOMSTDROMEN

Vera Witte

Ik weet niet hoe het volgend jaar en later nog zal zijn.

Geen mens die dat vertellen kan en dat is juist zo fijn.

Misschien wordt ik wel mannequin in Holland of Parijs

of ga ik als kwieke hulp mee op ontdekkingsreis.

Dan zwoeg ik de woestijnen door en spring van rots tot rots.

We dringen diep het oerwoud in, dan lijkt me toch zo knots.

Ik voel ook veel voor het toneel, dat zit me in het bloed.

Misschien word ik filmster, nog wel in Hollywood.

Dan wordt mijn naam misschien al gauw door iedereen genoemd.

Ik schitter op het witte doek. Wie weet word ik beroemd...

Natuurlijk blijf ik niet alleen. Maar och, dat heeft de tijd.

Ik weet niet wie ik trouwen zal. Da's juist de aardigheid.

Misschien krijg ik een fabrikant, een machtig, rijk man,

een filmster, dokter of coureur... misschien een edelman!

Wie weet zeg wat de toekomst brengt. De tijd duurt nog zo lang.

Misschien ook gaat mijn leventje maar heel gewoon zijn gang.

Gelukkig maar dat niemand weet hoe 't later eens zal zijn.

Geen mens die dat vertellen kan. En dat is juist zo fijn!

Page 44: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

43

31. HOEKJE

Ik wou dat ik een hoekje had

heel donker en met bomen

waar niemand wist waar of het was

en niemand bij kon komen.

Ik wou dat ik daar wonen kon

en stilletjes wat dromen

en lezen en ik weet niet wat

als er maar niemand bij kan komen.

Ik heb genoeg van "is er wat"

"je bent toch wel gezond"

van "heb je wel gegeten, kind"

"steek je tong eens uit je mond".

Van "wees nu toch eens vriendelijk"

of "zeg netjes gedag"

van "doe toch niet zo kinderlijk"

"je weet dat dat niet mag".

Ik wou dat ik alleen kon zijn

al was het maar voor even

dat ik een uurtje stil mocht zijn

niet hoefde pootjes geven.

Ik wou dat ik dan weg kon gaan

gewoon voor een hele tijd

en niet zo aardig hoefde te zijn

voor de gezelligheid.

Ik wou dat ik een hoekje had

heel donker en met bomen

waar niemand wist waar of het was

en niemand bij kon komen.

Page 45: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

44

32. FEMINISME

Geachte heer, het is beslist:

ik word een echte feminist.

Ik ben het beu! Mijn broer, die vlerk,

die noemt nou alles "meidenwerk":

tafeldekken, stof afnemen,

koffiezetten, ramen zemen,

schoenen poetsen en de vaat...

Als hij moet helpen, wordt hij kwaad

en zegt hij: "Hé, ik ben een man."

Of zegt hij dat hij niet kan

of zit weer op 't toilet

of hij is moe en wil naar bed.

Hij doet als papa. Helpt die één keer,

dan is hij reuzenmoe, meneer!

Maar het is uit, ik ga nu vechten

voor mijn eigen meisjesrechten.

Ik ben al urenlang in touw

voor de optocht van de vrouw.

Uit mijn broer zijn beddenlaken

ben ik een spandoek aan het maken.

Straks lopen we de kamer rond,

mijn zus voorop, dan Bons, mijn hond,

en ik roep hard: "Meisjes gaan voor!

want ik... ik schrijf in 't Ezelsoor!"

P.S. Geachte Heer, op uw kantoor,

Waar dienen daar de meisjes voor?

Zou u er voortaan niet op letten

dat de mannen koffie zetten?

Page 46: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

45

33. HENDRIK HAAN

Annie M.G. Schmidt

Mevr. Roddelaer:

Dag, mevrouw Van Voort, hebt u 't al gehoord?

Hendrik Haan uit Koog aan de Zaan

heeft de kraan open laten staan.

Uren, uren stond ie open.

Heel de keuken is ondergelopen.

Denkt u toch eens even!

En 't zeil was net gewreven.

Mevr. Van Voort:

Dag, mevrouw Van Doren. moet u nou eens horen

Hendrik Haan uit Koog aan de Zaan

heeft de kraan open laten staan.

Zeven dagen stond ie open.

Heel het huis is ondergelopen.

Denkt u toch eens even:

alle meubels dreven.

Mevr. Van Doren:

Dag, mevrouw Van Wal, weet u 't nieuwtje al?

Hendrik Haan uit Koog aan de Zaan

heeft de kraan open laten staan.

Zeven weken stond ie open.

Heel de straat is ondergelopen.

Denkt u toch es even!

Alle auto's dreven.

Mevr. Van Wal:

Dag, mevrouw Verkamp, weet u 't van de ramp?

Hendrik Haan uit Koog aan de Zaan

heeft de kraan open laten staan.

Zeven maanden stond ie open.

Page 47: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

46

Heel de stad is ondergelopen.

Denkt u toch es even!

Niemand meer in leven.

Tsss, tsss, tsss.

Kijk, wie komt daar aan?

Hendrik Haan uit Koog aan de Zaan.

Hendrik, hoe is 't gegaan?

Had je de kraan open laten staan?

Hendrik Haan:

O, zei Hendrik, 't was maar even

en 't verhaal is overdreven.

De keukenmat een tikje nat,

onverwijld opgedweild,

zo gebeurd, zo gedaan,

Verteller:

zei Hendrik Haan.

Alle dames gingen vlug

teleurgesteld naar huis terug.

Page 48: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

47

34. PAS OP, SCHAT, EEN BUS!

Annie M.G. Schmidt

Er was eens een vrouw, en die zat naast haar man

zo knus in de auto. Daar reden ze dan.

En als ze zo reden, dan sprak zij aldus:

"Daar komt weer iets aan, schat! Pas op, 't is een bus!

Kijk uit, een auto! Een kind op de weg!

Nou, dat was op het nippertje, zeg!

Een vent achter ons! En hij wil je passeren!

Nee, toch niet - ja, toch - nee, hij gaat hier parkeren."

Maar toen ze tienmaal aan zijn mouw had getrokken,

waarbij ze dan hoorbaar de adem liet stokken,

en nog vijftigmaal had gezegd aan haar man:

"Pas op, schat, pas op, daar komt weer iets aan,"

toen werd hij zo woedend en grauwde en snauwde

en vroeg of ze voortaan haar mond wilde houden!

Nu zegt ze dus niets meer. Ze zwijgt als graniet,

ook als ze op 't kruispunt een olifant ziet.

En als er voor hen een bromfiets passeert,

dan zwijgt ze als een graf,

want ze heeft het geleerd.

En zo zitten dagelijks tien miljoen vrouwen

woedend naast hun eega hun mond te houwen.

En gaat er werkelijk iets mis in 't verkeer

dan zien ze het wel maar zeggen niets meer.

Ze houden halsstarrig hun mond, ook al stopt er

precies voor hun bumper een vrachthelikopter.

En als er een truck uit een zijstraatje schiet,

dan kan het gebeuren dat hij dat niet ziet...!

En dan zegt zij vlak voor de hemelpoort fel:

"'k Mocht immers niets zeggen, maar 'k zag hem wel!!!"

Page 49: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

48

35. GRAUWE DONDERWOLKEN

Zeer tragisch.

Langzaam spanning opbouwen.

Grauwe donderwolken rolden door ‘t gebergte...

Winden huilden om de hoge toppen...

‘n Bergkluis stond daarboven te schudden in de wind.

In die hut brandde een weifelend licht.

Grauwe donderwolken rolden door ‘t gebergte...

Winden huilden om de hoge toppen...

Om de lamp was er stilte en kou...

In een hoek stonden kreunende kinderen...

Voor hen: ‘n groot en ruw man...

De man had een scherp mes in zijn rechterhand...

Groter en groter werden de smekende ogen der kleinen...

De man echter zou zijn werk doen! (ruw, bevestigend)...

Met een snel gebaar... sneed hij (volle spanning)...

Sneed hij... ‘n boterham voor iedereen... (opluchting)

36. SPEK MET EIEREN

1 Heb je vanmorgen spek met eieren gegeten?

2 Ik heb vanmorgen spek met eieren gegeten.

1 Dan hebben wij beiden vanmorgen spek met eieren gegeten.

1 Heel gewoon

2 Grieks treurspel, met grote gebaren

3 Romantisch toneel

4 Opera, de zinnen worden gezongen

5 In de gangsterwereld

Page 50: GEDICHTEN - Twinkel5€¦ · 11. Brevet 22 12. Aan haar 23 13. De ridder 24 14. Als de hazen 25 15. De slaapwandelende slager 26 16. De koe 27 17. Weerberichten 28 ... Hé, wablieft?

49

37. JULIUS EN AMBIORIX

Toen Julius nog een jongen was,

liep hij in tunica rond.

Hij was de slimste van de klas

maar met de grootste mond.

Later, als ik groot zal zijn,

vertelde hij overal,

Word ik de dapperste Romein

met ’t mooiste paard op stal!

Juuls ouders waren vreselijk trots,

Hun zoon kwam niets tekort.

Ze spijkerden zelfs Juuls rapport

Op Romes hoogste rots.

De jonge Julius trof het wel,

Van huis uit was hij rijk.

Hij zocht zich een Romeins model

En liep ermee te kijk.

Op achttien werd hij generaal

van een Romeins legioen.

Er wachtte hem een warm

onthaal,

Juul werd de kampioen.

Morinen en Trevieren

versloeg hij allemaal.

De Britten en de Ieren

verdronk hij in ’t Kanaal.

Maar tegen de Eburonen

had hij minder geluk.

Wel zesduizend personen

verloor hij in één ruk.

Doch Julius was een kille;

Hij vloekte in ’t Latijn.

De Eburonen liet hij villen

En hakte ze allemaal fijn.

Ambiorix kon ontsnappen,

men zegt achter de Rijn.

hij leefde van pinten tappen

En de jacht op everzwijn.

Hij ging er samenwonen

- wie had dat ooit verwacht -

met een mevrouw uit Rome

in Gallo-Romeinse pracht!