Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende...

68
04/2016 Art.Nr. 12 105 398 Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON S2.5-1 Originele handleiding www.elco.net nl

Transcript of Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende...

Page 1: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

1 04/2016 Art.Nr. 12 105 398

Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON S2.5-1

Originele handleiding www.elco.net nl

Page 2: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

2

Inhoud

Inhoudsopgave ................................................................ 3 Overzicht ................................................................ 3 Richtlijnen, normen en voorschriften ................................................................ 4 Produktbeschrijving Solarsysteem SOLATRON ...................... 6 Collector SOLATRON S2.5-1 .................. 7 Aansluitset ............................................... 8 Toebehoren ............................................. 9 Montagesysteem ................................... 10 Ontwerp en dimensionering Collectoren en opslag ............................ 11 Leidingen ............................................... 12 Expansievat ........................................... 13 Hydraulische installatie Zonnecircuit ........................................... 14 Collectorveld .......................................... 15 Montage van de collectoren Bevestigingssysteem ............................. 18 Collectormontage .................................. 22 Montagerek - tegeldak .......................... 25 Montagerek - speciaal dak ................... 25 Montagerek - plat dak ............................ 32 Montageraam ........................................ 33 Montage in het dak (geintegreerd) ........ 34 Hydraulische aansluiting........................ 48 Hydraulische aansluitvarianten .............. 52 Inbedrijfstelling .............................................................. 54 Inbedrijfstellingsprotocol .............................................................. 56 Bedrijf van de installatie .............................................................. 58 Storingen - Oorzaken - Oplossing .............................................................. 59 Onderhoudsprotocol .............................................................. 60 EU-veiligheidsdatablad Antifrogen SOL HT ........................................................ 61

Planning van de installatie

Dimensionering van het collectorveld, warmteopslag, pompengroep, leidingen en expansievat

Beslissing van de montageplaats en het leidingentracé

Bepalen toestand dak

Installatie

De installatie van het SOLATRON zonnesysteem moet in deze volgorde worden uitgevoerd:

Installatie van het zonnecircuit zoals voorgeschreven in de gebruikshandleidingen

Installatie van warmteopslag; pompeenheden en expansievat

Aanleggen van de leidingen tot aan de montageplaats van de collector

Montage van de zonneregelaar

Montage van de collectoren

Montage van het bevestigingssysteem aan het gebouw

Voorbereiden van de collectoren

Montage van de collectoren

Aansluiting van de collectoren

Vullen, spoelen en ontluchten

Druktest

Inbedrijfstelling

Inbedrijfstelling volgens het inbedrijfstellingsprotocol

Kennisoverdracht naar de gebruiker

Page 3: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

3

Richtlijnen Normen en voorschriften

Bestemmingen Voor een veilig, milieuvriendelijk en energiebesparend bedrijf moet u alle geldende normen, regels en richtlijnen navolgen. Let vooral op de volgende punten

EN 12975 - 1 en 2

Algemene eisen en testmethode collectoren

EN 12976 - 1 en 2

Algemene eisen en testmethode geprefabriceerde installaties

EN 12977 1-3

Thermische zonne-energiesystemen en hun onderdelen - klantspecifiek vervaardigde installaties

EN 1991-2-3-4

Grondslagen planning structuur en invloed op structuren – sneeuw- en windbelasting

EN 516

Inrichtingen voor het betreden van het dak

EN 517

Veiligheidshaken dak

EN 62305-3

Bliksembeveiliging Extra voorschriften voor Duitsland

EnEV - Isolatie van leidingen

DampfKV - Verordening

stoomketelinstallaties

DIN 1055 - Belastingaanname voor

bouw deel 1 - 5

DIN 18338 - Dabedekkings- en

afdichtingswerk

DIN 18339 - Loodgieterwerk

DIN 18451 - Steigerconstructies

DIN VDE 0185 – Bliksembeveiliging

Extra voorschriften Zwitserland:

Windbelastingsberekening voor

dakbelasting en bevestiging (volgens SIA 260 + 261)

Richtlijnen SVGW

Kanton- en plaatselijke voorschriften

brandweer

Brandveiligheidsvoorschriften van de

VKF

Richtlijnen SWKI 93-1

"Veiligheidstechnische faciliteiten voor verwarmingsinstallaties

Extra voorschriften voor Oostenrijk

ÖNORM B 3800-1 tot 4 brandgedrag

van bouwstoffen en -delen

ÖNORM B 8131 Gesloten

waterverwarmers - veiligheids-, uitvoerings - en testspecificaties

ÖNORM H 5150-1 Planning van cent­

rale verwarmingsinstallaties - Bemeting

ÖNORM H 5195-1 Voorkomen van

schade door corrosie en verkalking in gesloten waterverwarmingsinstallaties met bedrijfstemperatur tot max. 100°C

ÖNORM M 7700 Zonne-energie ­

benamingen en definities

ÖNORM M 7701 VORNORM

Zontechnische installaties - Harmonisatie voor meten van vlakke collectoren in warmwaterinstallaties

ÖNORM M 7710 Vlakke collectoren

voor benutting zonne-energie -techni­sche eisen en testspecificaties

ÖNORM M 7826 Solderen van koper­

leidingen voor installatiedoeleinden

BGBI.Nr. 57/1965 Electrotechniekwet

- ETG in de destijds geldende versie

ÖNORM B 4013

Belastingsaannamen in de bouw - Sneeuw- en ijsbelasting

ÖNORM B 4014 - 1

Belastingsaannamen in de bouw - Statische winddruk

ÖNORM M 7510-1 Richtlijnen voor

het testen van verwarmingsinstallaties - grondbeginselen

ÖNORM M 7580 Warmteisolatie van

verwarmingsinstallaties - eisen, bewijzen, rekenmethoden

Page 4: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

4

Voorschriften

Transport / opslag

Collectoren niet met de glaszijde naar

onderen neerleggen en vervoeren

Collectoren niet op de hoge kant

neerleggen of vervoeren

Collectoren moeten ter voorkoming

van schade tot het laatste moment, tot bij de montageplaats, in de verpakking blijven

Draag de collectoren tijdens vervoer

niet aan de collectorbeugels

Draag de collectoren tijdens vervoer

niet aan het EPDM raamwerk

Leg de achterkant van de collector

niet op een ongelijke ondergrond

Collectoren op stofvrije en

droge plaatsen opslaan

Collectoren tot aan inbedrijfstelling

altijd aan de glaszijde afdekken Aarding en bliksembeveiliging De metalen leidingen van het zonnecircuit moeten met een groen/gele geleider van minstens 16mm² Cu (H07 V-U of R) met de hoofd-potentiaalvereffeningsrail worden verbonden. Is er een bliksemafleidersysteem aanwezig, dan kunnen de collectoren daarop worden aangesloten. De aarding kan anders ook met een diepe aardelectrode worden uitgevoerd. De aardgeleider moet buitenshuis worden gelegd. De aardleiding moet verder ook via een geleider met dezelfde doorsnede met de hoofdpotentiaalvereffeningsrail worden verbonden.

Montage De montage en de eerste inbedrijfstelling mag uitsluitend door een erkende vakkundige worden uitgevoerd. Deze neemt de verantwoordelijkheid voor de juiste installatie en inbedrijfstelling. De Montagesystemen werden tot sneeuwbelastingzone III, 700m boven NN en windbelastingszone II beproefd. Bij hogere belastingen moet een nieuwe berekening en eventueel een versteviging van het systeem met extra componenten worden uitgevoerd. Bedrijf

Schakel de installatie bij

zonneinstraling niet uit!

De zonneregelaar moet altijd

ingeschakeld blijven!

Controleer de installatie regelmatig

Terugname Na het gebruik kunnen de collectoren aan ELCO teruggegeven worden. Alle materialen van de collector zijn gemaakt voor recycling en worden volgens de regels verwerkt. De hiermee ontstane kosten voor demontage en transport zijn voor uw eigen rekening.

Toelichtingen bij onze garantievoorwaarden Voor schade, die onder de volgende omstandigheden worden veroorzaakt, moeten we onze garantie uitsluiten:

Oneigenlijk of onjuist gebruik

verkeerde montage of inbedrijfstelling

door de koper of derden, het aanbrengen van onderdelen van andere herkomst

inbedrijfstelling van de installatie of de

collector in niet gevulde toestand

het handhaven van de niet gevulde

toestand gedurende verscheidene dagen

gebruik van de installatie met te hoge

druk

als een ander antivorstmiddel wordt

gebruikt dan Antifrogen SOL HT Voorwaarden voor de garantie zijn:

bediening op de juiste manier

het bedrijf van de installatie binnen de

gegeven bedrijfsparameters

geen grove dimensioneringsfouten

geen toepassing van ongeschikte

leidingen

Page 5: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

5

Productbeschrijving Zonnesysteem SOLATRON S2.5-1

Het zonnesysteem SOLATRON voor warmwaterbereiding bestaat uit de volgende componenten:

Zonnecollectoren

Bevestigingssysteem

Warmtedragende vloeistof

Expansievat

Zonneboiler (opslagvat)

Zonnepomp met

doorstroombegrenzer

Zonneregelaar met

temperatuursensoren voor de collector en opslag

Luchtafscheider, ontluchter,

veiligheidsklep en andere kleine onderdelen

Het SOLATRON zonnesysteem kan met een geschikte boiler en zonneregelaar ook gebruikt worden voor ondersteuning van de centrale verwarming.

De zonnecollectoren zetten directe en diffuse stralingsenergie van de zon in warmte om. Daartoe wordt het zonnelicht door de zwart-blauwe laag geabsorbeerd. Deze is op een uniforme manier van een leidingstelsel voorzien, waardoor de warmte wordt afgevoerd. De speciale bouw van de collector verhindert ongewenst warmteverlies aan de omgeving. De zonneregelaar bestuurt de gehele installatie. Zodra de collectoren door de zon warmer worden dan het onderste deel van de opslag, zal de pomp worden ingeschakeld, zodat de warmte naar de boiler wordt afgevoerd. Als de collectortemperatuur lager is dan die van de opslag, zal de pomp weer worden uitgeschakeld. Om oververhitting van de opslag te voorkomen zal de pomp ook worden uitgeschakeld als de opslag tot de maximale temperatuur is opgewarmd. Dit werkt volautomatisch.

Luchtafscheider en handontluchter dienen ervoor, om het zonnecircuit vrij te houden van hinderlijke luchtbellen. Alleen zo kan de zonnepomp zonder problemen blijven werken. In de zonneopslag blijft het warme water zitten totdat het gebruikt wordt. De opslag moet zo groot worden gedimensioneerd, dat een korte periode van slecht weer kan worden overbrugd. Het bovenste gedeelte van de opslag kan zonodig met een andere warmtebron worden verwarmd, zodat er ook bij slecht weer voldoende warm water beschikbaar is. Het onderste deel van de opslag wordt uitsluitend met zonneenergie verwarmd. Met het expansievat worden de temperaturafhankelijke uitzettingen van de warmtedragende vloeistof opgevangen. Hij is voldoende groot gedimensioneerd, dat er geen warmtedragende vloeistof door de veiligheidsklep wegdampt, ook als deze vloeistof bij collectorstilstand vanwege uitblijvende warmteafname in de collector gasvormig wordt.

Het bevestigingssysteem dient om de montage van de collectoren te vereenvoudigen. Voor verschillende soorten daken zijn er geschikte soorten dakbevestigingen beschikbaar. De warmtedragende vloeistof wordt met behulp van de zonnepomp door het zonnecircuit gepompt, waardoor de warmte van de collectoren naar de opslag wordt gebracht. Daar wordt de warmte door een warmtewisselaar aan het tapwater afgegeven. De warmtedragende vloeistof is voorzien van antivries, zodat de installatie tijdens de winter niet kan bevriezen en daardoor schade zou kunnen oplopen. De ongiftige en physiologisch onschadelijke warmtedragende vloeistof kan zonder problemen werken tussen –30°C en ruim 200°C.

Page 6: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

6

Productbeschrijving Vlakke collector SOLATRON S2.5-1

Collector SOLATRON S 2.5-1 V

SOLATRON S 2.5-1 H

Maten (L x B x D) mm 2240 x 1125 x 99 1125 x 2240 x 99

Collectoroppervlak brutto m² 2,52

Openingsoppervlak m² 2,26

Oppervlak absorber m² 2,24

Gewicht kg 46 46

Vloeistofinhoud l 2,1 2,5

Max. toelaatbare bedrijfsdruk bar 6

Aansluitgrootte x aantal aansluitingen Steekaansluitingen dubbele O Ring x 4

Aanbevolen doorstroomhoeveelheid per collector l/h 35 - 100

Minimale hellingshoek op het dak 15°

Minimale hellingshoek in het dak Dakopbouw (dakpannen + lat) < 40 mm = 15° Dakopbouw (dakpannen + lat) > 40 mm = 30°

75° Maximale hellingshoek op het dak en in het dak

Prestatie-coefficienten volgens EN 12975 voor berekening volgens DIN V 4701-10 (m.b.t. openingsoppervlak)

η0 % 80,8 81,2

k1 W/m²K 3,131 3,105

k2 W/m²K² 0,016 0,017

Warmtecapaciteit C kJ/m²K 6.78 7.96

Stilstandstemperatuur °C 198 193

IAM 50° 0,95 0,95

UV licht bestendige kunststofhoeken met metaal versterkt. Weerbestendig glas, dat met siliconen op het aluminiumraam gelijmd is. Geisoleerde leidingdoorvoer. Isolatie Hoogwaardige, temperatuurbestendige steenwolisolatie, 50 mm, die geen gas afgeeft. Veiligheids-zonneglas 3,2 mm dik veiligheids-zonneglas (hoogste) beschermingsklasse tegen hagel: 3. Absorber Aluminium-absorber met zeer selectieve laag, daarmee verkrijgt men een energieopname van 95% terwijl de uitstralingsverliezen bij 100°C slechts 5% zijn. 10 mm dikke absorberbuizen zijn me­andervormig vastgelast in de laserpunt-lasprocedure. Daardoor verkrijgt men een goed thermisch contact, optimale warmteafvoer en uitstekend gedrag bij vloeistofstilstand. De hoeveelheid vloeistof is beperkt, daardoor is de collector snel op bedrijfstemperatuur. Hydraulica Vier zij-aansluitingen, daardoor kunnen verschillende collectoren gemakkelijk naast elkaar worden geschakeld.

1 Veiligheids-zonneglas 2 Kunststofhoeken, 2 delen 3 Aluminium ramen 4 Vier aansluitingen (steekverbindingen met dubbele O-ring en veiligheidsklemmen) 5 Ultrasoon gelaste absorberende leidingen (zigzag)

6 Verzamelbuis 18 mm met uitlopende aansluiting 7 Leidingdoorvoer 8 Steenwolisolatie 9 Bodemplaat

Beschrijving Zonnecollector, getest volgens EN 12975

Collectorbehuizing Zelfdragende, weerbestendige collectorbehuizing van met een aluminiumraam en afgedichte metaalbodem.

1

5 6

8 9

7 4

3 3

2

2

Page 7: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

7

Productbeschrijving Aansluitset

Aansluitset voor een collector De aansluitset bestaat uit 2 aansluitellebogen, 2 ontluchtings-doppen, 5 veiligheidsklemmen (1 daarvan als vervanging), hoge temperatuur-smeervet, 2 vervangings O-ringen en een PG-schroefaansluiting. De aansluitingen aan de leidingen zijn uitgevoerd met 22 mm klemringschroefdraden. Ze bieden als metaalafsluitingen de hoogste zekerheid in het zonnecircuit. De blinddoppen voor de beide niet benodigde collectoraansluitingen zijn uitgevoerd als ontluchtingskleppen, om de niet doorstroomde buiseinden van het collectorveld te kunnen ontluchten.

Uitbreidingset voor een (extra) collector De collectoren worden met behulp van twee compensatoren met elkaar verbonden. De compensatoren vangen thermische spanningen op. Ze kunnen zonder gereedschap worden gemonteerd. Ze verzekeren daardoor een lange levensduur van de collectoren.

T-stuk set (aansluittoebehoren) Voor het boven elkaar monteren van collectoren is er een T-stuk (22 mm klemring) beschikbaar.

Page 8: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

8

Productbeschrijving Toebehoren, warmtedragende vloeistof

Set van ontluchtingsdoppen (aansluittoebehoren) Voor het boven elkaar monteren van collectoren is er een set van ontluchtingsdoppen beschikbaar. Set ellebogen (aansluittoebehoren) Voor het boven elkaar monteren van collectoren bij grote velden is er een set van ellebogen (22 mm klemring) beschikbaar. Aansluitset met sensorhuls voor de meting van de aanvoertemperatuur in de vloeistof, bv. bij rendementsmeting Bestaande uit: aansluitkruisstuk, senso­rhuls, PG-schroefverbinding, afsluitkap, isolatie, smeervet, bevestigingsklem.

Luchtafscheider/luchtpot Voor een storingsvrij bedrijf moet het zonnecircuit volledig luchtvrij zijn. De bij hogere temperatuur ontstane luchtbelletjes (ook bij luchtvrij gespoelde installatie komen ze vrij) worden in de luchtafscheider verwijderd. De luchtafscheider kan op het hoogste punt van de installatie of in de heengaande leiding even vóór de boiler in de kelder worden gemonteerd. Bij installaties zonder luchtafscheider verzamelt de lucht zich op het hoogste punt in een luchtpot en kan daar met een handontluchter verwijderd worden.

Warmtedragende vloeistof De warmtedragende vloeistof Antifro­gen SOL HT is niet giftig en bovendien physiologisch onschadelijk. Met zijn extreem hoge temperatuurbestendig-heid en goede vorstvaste eigenschap-pen is dit product ideaal voor het gebruik in collectoren met hoge prestaties. Om de levensduur van de warmtedragende vloeistof te verhogen moet men het zonnecircuit vóór het vullen daarmee goed spoelen. Reinigingsmiddel Het reinigingsmiddel Antifrogen SOL Clean wordt gebruikt voor de reiniging van zonneleidingen. Zie ook het hoofdstuk "Werking van de installatie / onderhoud".

Isolatie-onderdelen Voor alle aansluitingsonderdelen zijn er geschikte isolatiedelen beschikbaar, gemaakt van temperatuur- en UV bestendige EPDM materialen, die met vulcaniserende kleefband helemaal sluitend aangebracht kunnen worden.

Afdichtingen De aansluitingen aan de collectoren zijn uitgevoerd met speciale zonnebestendige O-ring afdichtingen.

Dakdoorvoer Voor een eenvoudige montage zijn er dakdoorvoeren (voorgeisoleerde leidingen) beschikbaar, speciaal afgestemd op het zonnesysteem.

Set ontluchtingspluggen Set bochten

Luchtafscheider/luchtpan Aansluitset met sensorhuls

Antifrogen SOL HT- Klaar voor gebruik

Vorstbescherming tot –28°C

Samenstelling Glycolen met hoog kookpunt

Viscositeit bij 20°C Ca. 7,4 mm²/s

Dichtheid bij 20°C Ca. 1,082 g/cm³

Dampdruk bij 20°C 1 mbar

Let goed op de aanwijzingen op het veiligheidsdatablad!

Page 9: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

9

Montagesysteem

Montagesysteem Bovenop dak (geen integratie in het dak) en op vlak dak Voor de montage buiten de dakhuid is een zeer flexibel montagesysteem beschikbaar. Dakankers

Voor pannendaken zijn dakhaken

beschikbaar. De dakhaak wordt direct op de dakbalk geschroefd, hierdoor verkrijgt men een zeer goede stevigheid.

Op het vlakke of enigszins hellende

dak wordt een flexibel montageraam gebruikt; de hoek van dit raam kan men aan de plaatselijke toestand aanpassen. Standaardinstelling 45°.

Voor metaalplaat en eternitdaken zijn

speciale dakbevestigingselementen beschikbaar, zoals stokschroeven, blikvouwklemmen en haken voor een leien dak.

Voor beverstaartdaken en oneffen

daken/speciale dakpannen is er altijd een geschikte dakhaak.

Montagesysteem in het dak (dakintegratie) Speciaal ontwikkeld voor montage geintegreerd in het dak, is het indaksysteem bij talrijke typen daken met dakpannen eenvoudig en snel te monteren. Hiermee krijgt men een mooi en tevens weerbestendig collectorenveld. Het is alleen geschikt voor daken met een helling van minstens .. 15°.

Page 10: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

10

Ontwerp en dimensionering Collectoren en opslagvat

Ontwerptabel Met deze tabellen kan men het benodigde collectoroppervlak en opslaggrootte schatten, als het tenminste om een gewone toepassing bij een woning gaat. Voor een precieze dimensionering moet men ontwerp- en rekeninstrumenten gebruiken. Bij afwijkingen van de hier voorgestelde ontwerpmethode moet men de berekening bij het protocol van de inbedrijfstelling bijsluiten. Bij grove dimensioneringsfouten verliest men de garantie.

Tabel voor grove schatting van de dimensionering van collectoren en boiler

* Het aantal collectoren is afhankelijk van de behoefte aan warm water of aan warmte, van de dakhoek en -orientatie, en ook van het stralingsaanbod van de zon. ** De opslaginhoud is afhankelijk van de zonne-opbrengst en van de warmtebehoefte.

Grootte van het collectoroppervlak Voor een lang en probleemloos bedrijf van de zonne-installatie is de juiste dimensionering van het collectoroppervlak van doorslaggevend belang. In verband met de verschillende situaties voor wat betreft de warmtevraag, de dakhelling en -orientatie en de hoeveelheid instraling moet de berekening van het collectoroppervlak in elk geval weer apart worden uitgevoerd.

Dimensionering van de zonneopslag. Het gebruik van de zonnecollector is uitsluitend toegestaan met een voldoende grote zonneopslag. Te kleine zonneopslagvaten leiden tot voortdurende oververhitting van de collector en kunnen daarmee tot een kortere levensduur daarvan leiden.

Warmwaterverwarming Warmwaterverwarming

+ verwarmingsondersteuning

personen

Warmwaterbe­hoefte (45°C)

in liters

Oppervlak vlakcollectoren

in m² (absorber)*

Aantal vlak­collectoren*

Minimaal volume zonne-

energieopslagunit in liters **

Oppervlak vlakcollectoren

in m² (absorber)*

Aantal vlakcol­lectoren*

Minimaal volume zonne-

energieopslagunit in liters **

~ 30 tot 80 liter

per persoon ~ 1,4 m² per 50

liter ww-behoefte ~ 2 x min. warmwa­

terbehoefte

~ 1,8 tot 2,5 x oppervlak

warmwaterinstal­latie

~ 50 tot 70 liter opslagvolume per m²

collectoroppervlak

van tot van tot van tot van tot van tot

2 150 4,5 2 300 9,0 4 750

3 150 200 4,5 6,7 2 3 300 9,0 15,7 4 7 750

4 150 200 4,5 6,7 2 3 300 9,0 15,7 4 7 750

4 200 300 6,7 9,0 3 4 400 15,7 20,2 7 9 1000

5 150 200 4,5 6,7 2 3 300 9,0 15,7 4 7 750

5 200 300 6,7 9,0 3 4 400 15,7 20,2 7 9 750

5 250 350 6,7 9,0 3 4 500 15,7 20,2 7 9 1000

6 200 300 6,7 9,0 3 4 400 15,7 20,2 7 9 1000

6 250 350 6,7 9,0 3 4 500 15,7 20,2 7 9 1500

7 200 300 6,7 9,0 3 4 400 15,7 20,2 7 9 1000

7 250 350 6,7 9,0 3 4 500 15,7 20,2 7 9 1000

7 350 550 9,0 15,7 4 7 750 20,2 33,6 9 15 1500

8 250 350 6,7 9,0 3 4 500 15,7 20,2 7 9 1000

8 350 550 9,0 15,7 4 7 750 20,2 33,6 9 15 1500

9 350 550 9,0 15,7 4 7 750 20,2 33,6 9 15 1500

9 500 700 13,4 20,2 6 9 1000 29,1 44,8 13 20 2000

10 350 550 9,0 15,7 4 7 750 20,2 33,6 9 15 1500

10 500 700 13,4 20,2 6 9 1000 29,1 44,8 13 20 2000

Page 11: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

11

Ontwerp en dimensionering Leidingen

Materiaal De leidingen van het zonnecircuit moeten volgens EN 12975 uit een voor zonneinstallaties toegelaten materiaal zijn gemaakt. Aanbevolen wordt de toepassing van koper of roestvrijstalen leidingen met metaal-afdichtende aansluitingen. Soldeeraansluitingen moeten met hardsoldeer gemaakt worden. Voor de gebruikte materialen en aansluitingen moet een temperatuurbestendigheid tot tenminste 200 °C gegarandeerd zijn, alsook de bestendigheid tegen de warmtedragende vloeistof erin en de weersinvloeden erbuiten. Bij beschadiging van de collectoren door ongeschikte leidingen vervalt elke aansprakelijkheid op de garantie. Dimensionering De vereiste diameter van de leidingen kan met de tabel hiernaast worden bepaald. De tabel geldt voor de zonne­pompgroep 65. Bij grotere installaties of totale lengte van de leidingen > 30 m moeten de dimensies en weerstanden van de leidingen berekend en met de circulatiepomp afgestemd worden.

x = voorziene toepassingsbereik

x = grensbereik

Koper Edelstaal-golfbuis

Aantal collectoren bij buislengte 15 dubbele meter

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

DN 13 DN 16 x x x x x x

DN 16 DN 20 x x x x x

DN 20 DN 25 x x x

Koper Edelstaal-golfbuis

Aantal collectoren bij buislengte 25 dubbele meter

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

DN 16 DN 20 x x x x x

DN 20 DN 25 x x x x x

DN 25 x x x x

Page 12: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

12

Ontwerp en dimensionering Expansievat

Expansievolume in liter

Installatiehoogte in meter

3–10 m 11 m 12 m 13 m 14 m 15 m

5 14 14 14 15 15 16

6 15 16 16 16 17 17

7 17 17 18 18 19 19

8 19 19 20 20 21 21

9 20 21 21 22 22 23

10 22 22 23 24 24 25

11 23 24 25 25 26 27

12 25 26 26 27 28 29

13 27 27 28 29 30 31

14 28 29 30 31 32 32

15 30 31 32 32 33 34

16 32 32 33 34 35 36

17 33 34 35 36 37 38

18 35 36 37 38 39 40

19 37 38 39 40 41 42

20 38 39 40 41 43 44

21 40 41 42 43 44 46

22 42 43 44 45 46 48

23 43 44 45 47 48 49

24 45 46 47 48 50 51

25 46 48 49 50 52 53

26 48 49 51 52 54 55

27 50 51 52 54 55 57

28 51 53 54 56 57 59

29 53 54 56 57 59 61

30 55 56 58 59 61 63

31 56 58 59 61 63 64

32 58 59 61 63 64 66

33 60 61 63 64 66 68

34 61 63 64 66 68 70

35 63 64 66 68 70 72

36 64 66 68 70 72 74

37 66 68 70 72 74 76

38 68 70 71 73 75 78

39 69 71 73 75 77 80

40 71 73 75 77 79 81

41 73 75 77 79 81 83

42 74 76 78 80 83 85

43 76 78 80 82 85 87

44 78 80 82 84 86 89

45 79 81 84 86 88 91

46 81 83 85 88 90 93

47 83 85 87 89 92 95

48 84 86 89 91 94 96

49 86 88 90 93 96 98

50 87 90 92 95 97 100

Collector Inhoud in liter SOLATRON® S2.5-1 V 2,1

SOLATRON® S2.5-1 H 2,5

VISTRON Inh. liter

FS 300 9,6

FS 400 11,8

FS 500 15,2

FS 750 21,9

FS 1000 28,4

VISTRON Inh. liter

FSX 300 9,2

FSX 500 13,7

FSX 750 22,7

BS 300 9,7

BS 500 12,3

BS 750 15,6

BS 1000 19,3

Benaming Binnen-Ø mm Inhoud (l/m)

Cu 10 x 1 8 0,05

Cu 12 x 1 10 0,079

Cu 15 x 1 13 0,133

Cu 18 x 1 16 0,201

Cu 22 x 1 20 0,314

Cu 28 x 1 26 0,531

Cu 28 x 1,5 25 0,491

VISTRON Inh. liter

HS 500 10,4

HS 750 14,4

HS 1000 22,3

THS 800/300 17,5

THS 1000/300 20,0

De tabel is gebaseerd op een veiligheidsklep met een drempeldruk van 6 bar, een installatiedruk van pstat + 0,5 bar en het expansievolume van de geïnstalleerde zonne-installatie. Het expansievolume (Vd) is het resultaat van het collectorvolume (Vkoll), het volume van de aansluitleiding (Vr) en het installatievolume (Va) vermenigvuldigd met de expansiecoëfficiënten (e) van de collectorvloeistof. Ontwerp tussenvat (voorschakel-vat) Tussenvaten moeten gebruikt worden bij alle installaties met zeer korte leidingtrajecten en/of zeer kleine leidingdoorsneden, of bij grote collec­toroppervlakken c.q. collectoren met grote inhoud (inhoud retourleiding < 50% van de minimuminhoud van een correct ontworpen expansievat VEXP). VZG = VEXP min. x 0,5

Vkoll = collectorvolume VA = installatievolume Vr = volume aansluitleiding VD = expansievolume VV = vloeistofvat MAG (0,5% van het installatievolume, echter minstens 3 l) VZG = volume tussenvat (voorschakel-vat - optioneel) VEXPmin = minimaal volume expansievat e = expansiecoëfficiënt van de collectorvloeistof

pstat = installatiehoogte in m * 0,1 bar/m pa = installatievuldruk (0,5 bar + pstat) pe = installatiedruk (drempeldruk SV – 10%) Om de volgende tabel te kunnen gebruiken, moet het expansievolume VD berekend worden: VD = Vkoll + Vr + (e * VA) Basis voor de berekening van de tabel is:

VMAGmin = (VD+VV) * (pe+1) / (pe – pa)

Voorbeeld: 10 m2 collectoroppervlak met SOLATRON® S2.5-1 V Collectorinhoud = Vkoll: 2,1 l/module = 4 x 2,1 = 8,4 l Inhoud aansluitleiding = Vr aan beide zijden 1m, DN 22 = 2 x 0,314 = 0,628 l Systeeminhoud: 30 m buisleiding DN 22 = 30 x 0,314 = 9,42 l Inhoud warmtewisselaar van de boiler bv. 15,2 l Systeeminhoud = Va = 33,02 l VD = Vkoll + Vr + Va * e VD = 8,41 l + 0,628 l + 33,02 l * 0,085 Expansievolume (VD) = 11,8 l Een installatiehoogte van 12 meter heeft als resultaat een expansievatgrootte van minstens VEXPmin = 26 l. Hier dient een expansievat 35 l gebruikt te worden. Tussenvat: VZG = VEXP min. x 0,5 = 26 l * 0,5 = 13 l Hier dient een tussenvat 18 l gebruikt te worden.

Page 13: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

13

Hydraulische eigenschappen van het zonnecircuit

B6 Collectorsensor

B3 Tapwatersensor boven

B31 Tapwatersensor onder

Q5 Zonnecircuitpomp

MAG Expansievat

Page 14: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

14

Hydraulische eigenschappen van het collectorveld

Collectorveld met één rij Installaties (A) van 1 tot maximaal 5 collectoren kunnen aan een kant aan worden gesloten. Installaties (A) van 1 tot maximaal 10 collectoren worden diagonaal aangesloten. Collectorveld met twee rijen Installaties (C) van 1 tot maximaal 5 collectoren in een rij kunnen serieel op de daarboven liggende rij worden aangesloten (totaal max. 2 x 5 collectoren). Let hierbij op de som van de drukverliezen en van de temperatuurverhogingen Collectorvelden met meerdere rijen Installaties van 1 tot maximaal 10 collectoren in een rij moeten volgens Tichelmann parallel worden aangesloten

C

A B

Page 15: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

15

Hydraulische eigenschappen van het collectorveld

Drukverlies Het optredende drukverlies in het collectorveld is afhankelijk van de doorstroomsnelheid en de temperatuur van de warmtedragende vloeistof. Drukverlies en volumestroom bij een collectorveld met één rij. De nominale volumestroom per collector bedraagt 35 – 100 l/h of 0,6 tot 1,7 l/min. Worden collectoren serieel aangesloten, dan zal de benodigde volumestroom volgens het aantal collectoren in slechts één rij opgeteld worden.

Drukverlies en volumestroom bij collectorvelden met twee rijen en seriele aansluiting en boven elkaar liggende rijen (mogelijk tot 5 collectoren per rij). De nominale volumestroom per collector bedraagt 35 – 100 l/h of 0,6 tot 1,7 l/min. Worden collectoren serieel in twee rijen aangesloten, dan zal slechts de benodigde volumestroom volgens het aantal collectoren in één rij worden opgeteld. Let hierbij ook op de resulterende extra temperatuurverhogingen.

Drukverlies en volumestroom bij een collectorveld met één rij. De nominale volumestroom per collector bedraagt 35 – 100 l/h of 0,6 tot 1,7 l/min. Worden meerdere collectorenrijen parallel aangesloten, dan wordt de benodigde volumestroom volgens het aantal collectoren opgeteld. Het drukverlies wordt bepaald uit het drukverlies van een rij plus dat van de aansluitleidingen volgens Tichelmann.

Collectorveld met één rij Collectorveld met twee rijen

Veldgrootte Aansluiting diagonaal Aansluiting aan één kant Veldgrootte Aansluiting diagonaal

Aantal collect.

Stuks

Bruto- oppervla

k

Minimale door-

stroom- hoeveelhei

d l/h

Nominale

door- stroom- hoeveel

heid l/h

Maximale door-

stroom- hoeveelhei

d l/h

Minimale door-

stroom- hoeveelhe

id l/h

Nominale

door- stroom- hoeveel

heid l/h

Maximale door-

stroom- hoeveelhei

d l/h

Aantal collect.

Stuks

Bruto- oppervla

k

Minimale door-

stroom- hoeveelhe

id l/h

Nominale

door- stroom- hoeveel

heid l/h

Maximale door-

stroom- hoeveelhei

d l/h

1 2,5 35 70 100 35 70 100 2 x 1 5 35 70 100

2 5,0 70 140 200 70 140 200 2 x 2 10 70 140 200

3 7,6 105 210 300 105 210 300 2 x 3 15 105 210 300

4 10,1 140 280 400 140 280 400 2 x 4 20 140 280 400

5 12,6 175 350 500 175 350 500 2 x 5 25 175 350 500

6 15,1 210 420 600

maximaal 5 collectoren toelaatbaar

maximaal 2x5 collectoren toelaatbaar

7 17,6 245 490 700

8 20,2 280 560 800

9 22,7 315 630 900

10 25,2 350 700 1000

Minimale doorstroomhoeveelheid 35 l/coll h

Nominale doorstroomhoeveelheid 70 l/coll h

Maximale doorstroomhoeveelheid 100 l/coll h

Page 16: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

16

Hydraulische eigenschappen van het collectorveld

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000

Gesamtdurchfluss [l/h]

Dru

ckverl

ust

im K

ollekto

rfeld

[m

bar]

Anzahl

Kollektoren

[St.]

1 2 543 7 1086

Druckverlust

SOLATRON S 2.5

Parallelschaltung

einreihigbezogen auf Wasser 20°C

entspricht Tyfocor 60°C

9

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500

Gesamtdurchfluss [l/h]

Dru

ckverl

ust

im K

ollekto

rfeld

[m

bar]

2 x 1 2 x 2 2 x 52 x 42 x 3

Anzahl

Kollektoren

[St.]

Druckverlust

SOLATRON S 2.5

Reihenschaltung

zweireihigbezogen auf Wasser 20°C

entspricht Tyfocor 60°C

Drukverliesdiagram SOLATRON S 2.5-1 V (verticaal) en S 2.5-1 H (horizontaal)

Drukverliesdiagram SOLATRON S 2.5-1 V (verticaal) en S 2.5-1 H (horizontaal)

Dru

kve

rlie

s i

n h

et

co

lle

cto

rve

ld (

mb

ar)

D

ruk

ve

rlie

s i

n h

et

co

lle

cto

rve

ld (

mb

ar)

Totale doorstroming (l/h)

Totale doorstroming (l/h)

Aantal collectoren [st.]

Aantal collectoren [st.]

Drukverlies SOLATRON S 2.5-1 Parallelschakeling betrekking op water 20°C

- komt overeen met Antifrogen SOL HT 60°C

Drukverlies SOLATRON S 2.5-1 Parallelschakeling betrekking op water 20°C

- komt overeen met Antifrogen SOL HT 60°C

Page 17: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

17

Bevestigingssystemen Op het dak, vlakdak en speciaal dak

Montagerails Collectorklemmen

Pos.3 Antiglijbeveiliging Dakhaken pannendak

Railverbinder

Dakhaak leisteen

Hangerschroef

Blikvouwklem KalZip-dakklem

Aansluitschroef Torx 50 Adapter (gereedschap) Handgrepen

Dakhaak tegeldak flexibel

Dakhaak beverstaart

Page 18: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

18

Materialenlijst Bevestigingssystemen Verticale collectormontage (op het dak)

Collector Beschrijving Stuks

Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1V 1 coll. Basis, verticaal, op het dak 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar

1 1 2 2

Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1V 2 coll. Basis, verticaal, op het dak 2 collectoren Montagerail 2405 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar

1 2 4 3

Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1V 3 coll. Basis, verticaal, op het dak 3 collectoren Montagerail 1810 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar

2 3 6 1 4

Bev.uitbr.-set Z SOLATRON S 2.5-1V Uitbreiding, verticaal, op het dak, 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar

1 1 2 1 1

Bev.basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1V 1 coll. Basis, verticaal, speciaal dak, 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging

1 1 2

Bev.basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1V 2 coll. Basis, verticaal, speciaal dak, 2 collectoren Montagerail 2405 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging

1 2 4

Bev.basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1V 3 coll. Basis, verticaal, speciaal dak, 3 collectoren Montagerail 1810 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar

2 3 6 1

Bev.uitbr.-set SD-Z SOLATRON S 2.5-1V Uitbreiding, verticaal, speciaal dak, 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar

1 1 2 1

Pa

nn

end

ak (

met

dakh

ake

n)

Sp

ecia

al d

ak (

zo

nd

er

dakh

aken

)

Page 19: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

19

Materialenlijst Bevestigingssystemen Horizontale collectormontage (op het dak)

Collector Beschrijving Stuks

Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1H 1 coll. Basis, horizontaal, op het dak, 1 Kollektor Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar

1

1 2

2

Bev.Basis-set Z SOLATRON S2.5-1H 2 coll. Basis, horizontaal, op het dak, 2 collectoren Montagerail 1185 mm/1paar Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar

2

1

2

4

2 3

Bev.uitbr.-set Z SOLATRON S 2.5-1H Basis, horizontaal, op het dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Dakhaken fix 40/8 v.pannendaken / paar

1

1 2

1

1

Bev.Basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1H 1 coll. Basis, horizontaal, speciaal dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging

1

1 2

Bev.Basis-set SD-Z SOLATRON S2.5-1H 2 coll. Basis, horizontaal, speciaal dak, 2 collectoren Montagerail 1185 mm/1paar Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar

2

1 2

4

2

Bev.uitbr.-set SD-Z SOLATRON S 2.5-1H Uitbreiding, horizontaal, speciaal dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar

1

1 2

1

Pa

nn

end

ak (

met

dakh

ake

n)

Sp

ecia

al d

ak (

zo

nd

er

dakh

aken

)

Page 20: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

20

Materialenlijst Bevestigingssysteem vlak dak

Collector Beschrijving Stuks

Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1V 1 coll. Basis, verticaal, vlak dak 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Vlakdakpootje lang m. dwarsverb.

1 1 2 2

Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1V 2 coll. Basis, verticaal, vlak dak 2 collector Montagerail 2405 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Vlakdakpootje lang m. dwarsverb.

1 2 4 3

Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1V 3 coll. Basis, verticaal, vlak dak 3 collectoren Montagerail 1810 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Vlakdakpootje lang m. dwarsverb.

2 3 6 1 4

Bev.uitbr.-set FD SOLATRON S 2.5-1V Uitbreiding, verticaal, vlak dak, 1 collector Montagerail 1215 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Vlakdakpootje lang m. dwarsverb.

1 1 2 1 1

Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1H v.1 coll. Basis, horizontaal, vlak dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Vlakdakpootje kort m.dwarsverb.

1 1 2 2

Bev.Basis-set FD SOLATRON S2.5-1H v.2 coll. Basis, horizontaal, vlak dak, 2 collectoren Montagerail 1185 mm/1paar Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Vlakdakpootje kort m.dwarsverb.

2 1 2 4 2 3

Bev.uitbr.-set FD SOLATRON S 2.5-1H Uitbreiding, horizontaal, vlak dak, 1 collector Montagerail 2340 mm/1paar Bevestiging set 4 st Antiglijbeveiliging Verbindingsstukken montagerails/1paar Vlakdakpootje kort m.dwarsverb.

1 1 2 1 1

Co

llecto

r ve

rtic

aa

l C

olle

cto

r ho

rizo

nta

al

Page 21: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

21

Collectormontage (verticaal)

Maten collectorveld De grootte van het collectorveld wordt bepaald door het aantal collectoren naast en boven elkaar. De hoogte van de collector bedraagt A = 2235 mm; breedte van de collector bedraagt B = 1110 mm. Bij de montage naast elkaar krijgt men een afstand tussen de collectoren van E=84 mm en een afstand van de montagerail tot de rand van het collectorveld van C = 45 mm. De maat E wordt door de aanslag van de beide collectorklemmen gegeven. Deze heeft betrekking op het raam aan de onderkant van de collector. Bij het boven elkaar monteren kan de afstand tussen de rijen vrij gekozen worden, waarbij de maat E = F = 84 mm vanwege optische gronden wordt aanbevolen De breedtemaat van het collectorveld D wordt bepaald door de collectorbreedte B, het aantal afstanden E en de afstand C aan de rand van het veld.

Verticaal Horizontaal

Collectorvelden met slechts één collector per rij

a = 1215 mm d = 2340 mm

Collectorvelden met twee collectoren per rij

b = 2405 mm 2 x e = 1185 mm

d = 2340 mm

Collectorvelden met drie collectoren per rij

2 x c = 1810 mm 2 x e = 1185 mm 2 x d = 2340 mm

Collectorvelden met meer dan drie collectoren per rij (4 collectoren) voor elke extra + eenmaal a (verticaal) of d (horizontaal)

2 x c = 1810 mm a = 1215 mm

2 x e = 1185 mm 3 x d = 2340 mm

Raillengte Voor de bevestiging van de collectoren zijn er 5 verschillende lengten a, b, c, d en e montagerails beschikbaar. Bij collectorvelden met meer dan een rail zijn er railverbinders nodig.

De verlenging met rails a (verticaal) en d (horizontaal) moet altijd in het midden van het collectorveld worden uitgevoerd. De rails mogen niet doorgezaagd worden.

Page 22: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

22

Collectormontage

Bereik [cm] Beschrijving

verticaal horizontaal

A 223 Hoogte van de collector (achterkant/oplegkant)

B 111,5 Breedte van de collector; afstand van de collectorklemmen

C 140-190 60-80 Afstand montagerails = afstand van de dakhaak

D 21 Afstand rail (onder) tot onderkant collector

E 8-25 15-45 Afstand collectorrand tot antiglijbeveiliging

F 75-95 135-195 Afstand tussen de antiglijbeveiligingen van een collector

G 40-100 100-210 Afstand tussen de dakhaken (basis collector)

H 10-35 10-60 Afstand tussen collectorrand en dakhaken

I* 50-130 100-240 Afstand tussen de dakhaken (extra collector)

K 212,4 101 Afstand tussen de aansluitingspunten

Montagerail collectorklemmen dakhaken railverbinder

Antiglijbeveiliging

* Maat I geldt voor daksparbreedte < 60 cm Bij daksparbreedtes > 70 cm moeten evt. meer dakhaken gebruikt worden. De afstand tussen twee dakhaken mag niet groter worden dan 130 cm bij verticale en 240 cm bij horizontale montage.

Page 23: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

23

Collectormontage

Bij het plaatsen van de dakhaken moet men erop letten, dat de bevestigingselementen of de railverbinders de dakhaken niet kruisen.

Om er zeker van te zijn dat er door de dakhakenmontage geen kruising optreedt, moet een proefrail worden gebouwd. Hiertoe schroeft men de benodigde rails aan de railverbinders en plaatst de collectorklemmen en de antiglijbeveiligingen op de juiste plaatsen. Daarna kan men de daartussen liggende dakhaakbereiken bepalen, door de proefrails mee op het dak te nemen. Bovendien vallen er op deze manier van monteren geen onderdelen van het dak.

ho

rizo

nta

al

ve

rtic

aa

l

Montagebereik v.d. dakhaken

Page 24: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

24

Aanbrengen van het montagestel Pannendak

Voorbereiden en controleren van het dak. Controleer het dak op de volgende punten

Lekdichtheid en noodzaak sanering:

Daksanering moet niet voor de nabije toekomst gepland zijn. Vervang kapotte dakpannen op de plaats van de montage, aangezien ze na montage van de collector niet meer bereikbaar zijn.

Draagkracht van het dak

Controleer of het dak een extra vlakke

belasting van 25 kg/m² kan verdragen. Goede staat der daksparren

Controleer of de daksparren in een

goede staat verkeren, zodat de dakhaken hier stevig op bevestigd kunnen worden. Eventueel moeten de sparren worden vervangen, een andere plaats voor de collector worden gezocht, of extra bevestigingspunten worden gevonden, in ieder geval moeten de dakhaken bij storm goed in de daksparren blijven zitten.

Veiligheidsmaatregelen Bij de montage op een schuin dak moet men de van kracht zijnde voorschriften ter voorkoming van ongevallen van de beroepsverenigingen en de DIN-VDE-Normen navolgen. Veiligheidsvoorzieningen tegen vallen zijn noodzakelijk vanaf een valhoogte van 3 m op schuine daken van meer dan 20°. Aanbevolen wordt om een veiligheidsdakhaak (toebehoor) op een geschikte plaats te bevestigen. Tegen het afglijden moet men gebruik maken van vangtuig en muurtjes op het dak.

Bereik [mm] Beschrijving

verticaal horizontaal

C 140-190 60-80 Afstand montagerails = afstand van de dakhaak

G 40-100 100-210 Afstand tussen de dakhaken (basis collector)

I 50-60 110-120 Afstand tussen de dakhaken (extra collector)

min. 1 m

min. 1 m

Plaatsing: verticaal

Plaatsing: horizontaal

Bevestigingspunten bepalen, maar houd daarbij rekening met de volgende punten:

Collectorveld zo goed mogelijk schaduwvrij.

De leidingen moeten zo kort mogelijk zijn en direct naar de pompgroep en de warmteopslag worden gelegd. Om bij stilstand

stoom er eenvoudig uit te kunnen drukken, de buisleiding indien mogelijk ononderbroken met verval leggen

De opstelling moet niet te dicht bij de dakrand zijn, om de windlast zo gering mogelijk te houden en voor een goede

bereikbaarheid rondom het collectorveld. Minimale afstand: 1,0 m; bij hogere gebouwen en blootgestelde zones: groter.

Afstand tot daknok bedraagt minstens twee rijen dakpannen.

korte rails altijd in het midden

korte rails altijd buitenkant

* Maat I geldt voor daksparbreedte < 60 cm Bij daksparbreedtes > 70 cm moeten evt. meer dakhaken gebruikt worden. De afstand tussen twee dakhaken mag niet groter worden dan 130 cm bij verticale en 240 cm bij horizontale montage.

Page 25: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

25

Aanbrengen van het montagerek Pannendak

Bevestiging van de dakhaken Benodigde gereedschappen

Palhandvat ("Ratelaar")

Moerstukje met verlengstuk min. 120

mm

SW 17 Moersleutel of moerstukje

Bevestig de grondplaat met 2 sparrenschroeven direct op de sparren, let daarbij op de volgende punten:

De grondplaat ligt over de gehele

breedte op de spar en de beugels moeten aan de rand van een dal in de dakpan liggen.

Montage parallel aan de dakpannen.

Met de materialen worden ook houtplaatjes (2 x 3 mm, 2 x 5 mm) geleverd, die kan men naar behoefte eronder leggen. Als de dakpannen dan toch nog te hoog liggen dan kan men een houten plaat onder de grondplaat leggen.

De gaten in de sparren moet men

met 6 mm houtboren voorboren.

Alle dakhaken moeten parallel en met gelijke afstanden tot de daklatten en dakpannen gemonteerd worden! Aanwijzing: Hiertoe kan men de eerste en laatste dakhaak van een rij in de vastgestelde bereiken vastschroeven en met een draadje verbinden. Dit gespannen draadje dient dan alleen als referentielijn voor het plaatsen van de resterende dakhaken, die daartussen komen te liggen.

Pannen bewerken en erin leggen

Storende uitsteeksels op de

dakpannen moeten met een slijpschijf worden verwijderd.

Het kan zijn dat de dakpannen aan de

onder- en bovenkant moeten worden bewerkt.

Leg de dakpannen weer erop en zorg

dat ze goed passen

Page 26: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

26

Aanbrengen van het montagestel Pannendak

Railverbinders Benodigde gereedschappen:

Torx (T50) voor zelftappende

schroeven (toebehoren)

Rails aan elkaar monteren

Bevestig de railverbinders telkens

aan een railuiteinde, hierbij moet deze tot de helft in de rail worden geschoven en door de zelftappende schroef aan de bovenkant worden gestopt.

Stel de rails in en draai ze vast op de

verbinders Breng de rails aan op de dakhaken

Nadat alle dakhaken gemonteerd zijn,

kan de montagerail op de dakhaken worden vastgeschroefd.

De rails wordt op de voorkant van het

oplegvlakje van een dakhaak gelegd en met de zelftappende schroef (Torx T50) hierop vastgeschroeft.

Draai de schroeven pas definitief vast

als men het montagerek goed heeft geplaatst.

De rails moeten in een lijn en parallel

aan elkaar (boven- en onderrij) worden gemonteerd.

Bij het plaatsen van de dakhaken moet men erop letten, dat er geen kruising optreedt tussen de bevestigingselementen of railverbinders met de dakhaken.

Montage van de antiglijbeveiliging. De antiglijbeveiliging wordt zonder gereedschap van bovenaf in de rail gezet. Hiermee voorkomt men dat de collector tijdens montage naar beneden glijdt. De collector wordt van boven in de antiglijbeveiligingen geschoven. Elke collector moet één (verticaal) of twee (horizontaal) antiglijbeveiligingen hebben.

Page 27: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

27

Aanbrengen van het montagerek

Functie en onderhoud van de collectorklem De collectorklem is verschuifbaar op de montagerail om deze op de juiste plek te kunnen brengen. De verschuifbaar-heid is afhankelijk van de inschroef-diepte van de blokkeerschroef. Monteer het bevestigingselement op de montagerail: hierbij moet men het klemblokje 90° gedraaid erin steken, op de montagerail leggen en door drukken op de schroef in de montagerail laten klikken.

Serienummer (1) lezen Voor de montage van de collector-velden moet men het serienummer aflezen en dat in het inbedrijfstellings-protocol noteren. Draaghulp Met de handgreep (2), die aan de zijkant van de collectorhoeken gemonteerd kunnen worden, kan men de collector dragen. De handgrepen zijn als toebehoor verkrijgbaar. Let op de sensorpositie De sensorhuls (3), zichtbaar op de absorberplaat, moet zich altijd boven links bevinden (verticaal en horizontaal).

Benodigd gereedschap:

SW 13 steeksleutel

Noot met verlengstuk min. 120 mm

"Ratelaar" (handvat)

Begin aan een kant van het veld met de montage van de buitenste twee collectorklemmen en zet deze in de juiste positie. Breng de antiglijbeveiliging (verticaal) of de twee daarvan (horizontaal) in positie en hang de beide andere collectorklemmen in de rail. De afstand tot de reeds gepositioneerde collectorklemmen moet groter zijn dan 111 cm bij verticale montage of groter dan 223,5 bij horizontale montage, om het inhangen van de collector probleemloos te laten verlopen.

Controleer dat alle schroeven op de collectorklemmen los genoeg zitten dat deze nog in de rails verschoven kunnen worden. De collector wordt in de antiglijbeveiligingen gehangen en tot aan de buitenste collectorklemmen verschoven. De beide andere collectorklemmen kunnen nu ook ertegen aan worden verschoven.

1

2 3

2

2 2

2

Page 28: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

28

Aanbrengen van het montagerek

Na het nogmaals controleren van de positionering kunnen alle vier collectorklemmen op de collector worden vastgedraaid. Om nog meer collectoren te monteren, moeten de collectorklemmen van de volgende collector aan de voorkant tegen de reeds vastgezette klem worden geschoven. Voordat de volgende collector erin wordt gehangen en met de collectorklemmen wordt vastgezet, kan men nu eerst de compensatoren met temperatuurbestendig glijmiddel in de hydraulische aansluitingen van de reeds vastgezette collector steken. Het is echter ook mogelijk om de compensatoren na de montage van alle collectoren in te bouwen. (Voor preciezere montageaanwijzingen wordt verwezen naar het hoofdstuk over de hydraulische aansluiting)

Page 29: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

29

Aanbrengen van het montagerek Speciaal dak

Draagkracht van het dak:

Controleer of het dak een extra vlakke belasting van 25 kg/m² kan verdragen.

Voldoende stevigheid van de

dakelementen, waaraan het montagesysteem verankerd wordt: Controle van de sparren (voor hangerschroeven en haken voor een leien dak metaalplaat vast verankerd; voor blikvouwklemmen onder andere)

Afstand van de bevestigingspunten SOLATRON S 2.5-1 V (verticaal)

SOLATRON S 2.5-1 H

(horizontaal)

B boven elkaar exact 140-190 cm 60-80 cm

horizontaal

Afstand afhankelijk van de vooraf gegeven roostermaat

E Uitsteking railrand 10 – 35 cm 10 – 60 cm

A Afstand van de bevestigingspunten

50 – 130 cm * 100 – 240 cm *

bij metaaldaken met staande naad in iedere vouw een klem

Aantal collectoren

Aantal bevestigingspunten

horizontaal (per collector)

D raillengte in m

1 2 (4)* 1,2 2,3

2 4 (8)* 2,4 4,7

3 6 (12)* 3,6 7,1

4 8 (16)* 4,8 9,4

5 10 (20)* 6,1 11,7

6 12 (24)* 7,3 14,1

7 14 (28)* 8,5 16,4

8 16 (32)* 9,7 18,8

9 18 (36)* 10,9 21,1

10 20 (40)* 12,1 23,4

Voorbereiden en beproeven van het dak Controleer het dak op de volgende punten

Lekdichtheid en noodzaak sanering:

Controleer of het dak dicht en in goede toestand is. Daksanering moet niet voor de nabije toekomst gepland zijn. Vervang eventueel kapotte dakbedekkingen op de plaats van de montage, aangezien ze na montage van de collectoren niet meer bereikbaar zijn

Bevestigingspunten bepalen maar houd daarbij rekening met de volgende punten:

Collectorveld zo goed mogelijk

schaduwvrij.

De leidingen moeten zo kort mogelijk

zijn en direct naar de pompgroep en de warmteopslag worden gelegd. Om bij stilstand stoom er eenvoudig uit te kunnen drukken, de buisleiding indien mogelijk ononderbroken met verval leggen.

De opstelling moet niet te dicht bij de

dakrand zijn, om de windlast zo gering mogelijk te houden en voor een goede bereikbaarheid rondom het collectorveld: minimale afstand: 1,0 m; bij hogere gebouwen en blootgestelde zones: groter.

Afstand tot daknok bedraagt minstens

0,5m

Kies de bevestigingspunten

horizontaal, zodat ze zo gelijkmatig mogelijk verdeeld zijn (zie tabel).

* bij grotere afstanden extra bevestigingspunten aanbrengen

Page 30: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

30

Aanbrengen van het montagerek Speciaal dak

Bij het aanbrengen van het montagerek moet men de montageinstructies en de maatinformatie op blz 21-24 in aanmerking nemen. Haken voor een leien dak

Haken voor een leien dak met

geschikte schroeven (zelf aanschaf-fen), goed aan het onderdak te bevestigen.

Dak weer dekken.

Hangerschroef

Gat (14 mm) boren in de dakhuid,

maar nooit in een watervoerende geul, altijd in een hoger liggend deel.

Bevestigingsgat in de sparren (8,5

mm).

hangerschroef min. 80 – 100mm diep

in de sparren inschroeven

Voor de afdichting moet men het

rubber onderdeel helemaal naar onder schuiven en met de flensmoer zacht tegen de dakhuid aan laten drukken.

Blikdak-klemmen

Vanwege de geringe draagkracht

moet in horizontale zin op elke blikvouw een klem worden gezet.

De klemmen worden op de vouw

gezet en losjes bevestigd. De positionering vindt plaats bij het bevestigen van de montagerails.

Schuif de klem in ieder geval zo ver

mogelijk op de vouw.

Draaimoment voor de klemschroeven

van de blikvouwklem: ca. 25Nm (met het korte palhandvat krachtig aandraaien)

Rail bevestigen aan het dakanker

Rail met opening naar boven aan het

dakanker schroeven.

Met behulp van het lange gat

positioneren.

Page 31: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

31

Aanbrengen van het montagerek Speciaal dak

2

1

Dakhaak beverstaart

Met een houtboor 6 mm-gaten in de

dakspar voorboren.

Elke dakhaak met 2

daksparschroeven stevig aan het onderdak bevestigen.

Beverstaartpan (1) met schijfslijper

aan dakhaak aanpassen (2).

De rail vanaf de voorkant op het

oplegvlak van een dakhaak leggen en hieraan vastschroeven.

Schroeven pas na het opnieuw

positioneren van het montageframe vastdraaien.

Flexibele dakhaak Bevestigen van de grondplaat met twee daksparschroeven direct op de daksparren, met inachtneming van de volgende punten:

Positie (pos. 1, pos. 2, pos. 3) van de

bij de dakpan passende beugel kiezen.

Met een houtboor 6 mm-gaten in de

dakspar voorboren.

Passende hoogte voor de dakpannen

instellen.

Alle dakhaken parallel en op dezelfde

afstand tot de daklat resp. tot de dakpan monteren.

Storende overlappingen/neuzen op

de dakpan met een schijfslijper verwijderen.

De rail vanaf de voorkant op het

oplegvlak van een dakhaak leggen en aan de dakhaak vastschroeven.

Schroeven pas na het opnieuw

positioneren van het montageframe vastdraaien.

Page 32: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

32

Aanbrengen van het montagerek Plat dak

Voorbereiden en controleren van het dak. Controleer het dak op de volgende punten:

Lekdichtheid en noodzaak sanering.

Controleer of het dak dicht en in goede toestand is. Daksanering moet niet voor de nabije toekomst gepland zijn.

Draagkracht van het dak. Afhankelijk van

de belastbaarheid van het dak wordt de bevestiging van het montage-raam gekozen. Daarvoor kan in het bepaalde gevallen nodig zijn om de hulp van een deskundige in te roepen, die dan ook de sneeuw- en windbelastingen in de berekening meeneemt.

Bij bevestiging van het montageraam aan betongewichten moet het dak een extra draaglast kunnen hebben van 350 kg/m²

verticaal en 180 kg/m² horizontaal. Per vierkante meter collectoroppervlakte moeten betonnen gewichten van minstens 300 kg (verticaal) en 100 kg (horizontaal) ter verzwaring worden gebruikt. Daarvoor kan in het bepaalde gevallen nodig zijn om de hulp van een deskundige in te roepen, die dan ook de windbelastingen in de berekening meeneemt. Ter bescherming van de dakhuid moet men een onderlaag van schuimrubber of iets dergelijks gebruiken.

Bij kleine gewichten moet men ook nog

tuidraden gebruiken en die aan vaste punten bevestigen.

Als alternatief kan men het montage-

raam op dragers schroeven, die de last op stevige muren overbrengen.

Een collector weegt inclusief de

montageonderdelen ong. 65 kg

Bij de bevestiging van het montageraam

op schuine daken kan men de bijgeleverde dakhaken gebruiken - het aantal is afhankelijk van de belastingen - maar in ieder geval 2 per raam. De montageramen moeten onder elkaar extra worden samengebonden.

Aanwijzing: evt. kan het vlakdakframe met extra diagonaalstangen verstevigd worden (gestippeld weergegeven). Hierbij aan ieder uiteinde van het collectorveld (zie afbeelding) of bij iedere tussenruimte een diagonaal-stang plaatsen.

SOLATRON S 2.5-1 V(verticaal) SOLATRON S 2.5-1 H(horizontaal)

Aantal collectoren

Aantal driehoek

en

Raillengte (totaal) m

Afstand driehoek

maatA (cm)

Railoverlapping maat E (cm)

Raillengte (totaal) m

Afstand driehoek

maatA (cm)

Railoverlapping maat E (cm)

1 2 1,2 70 - 90 10 - 35 2,3 150 - 175 10 - 60

2 3 2,4 85 - 115 10 - 35 4,7 180 - 210 10 - 60

3 4 3,6 90 - 120 10 - 35 7,1 195 - 225 10 - 60

4 5 4,8 95 - 125 10 - 35 9,4 200 - 230 10 - 60

5 6 6,1 95 - 125 10 - 35 11,7 203 - 233 10 - 60

6 7 7,3 100 - 130 10 - 35 14,1 205 - 235 10 - 60

7 8 8,5 100 - 130 10 - 35 16,4 207 - 237 10 - 60

8 9 9,7 100 - 130 10 - 35 18,8 210 - 240 10 - 60

9 10 10,9 100 - 130 10 - 35 21,1 210 - 240 10 - 60

10 11 12,1 100 - 130 10 - 35 23,4 210 - 240 10 - 60

B (rails-lengte driehoek) 140 82

C (tussen de oplegrails) 140 - 190 60-80

Afstand tot de dakrand minstens 120 minstens 120

Bevestigingspunten vastleggen met speciale aandacht voor de volgende punten:

Het collectorveld moet naar het zuiden

gericht zijn. Kleine afwijkingen vanuit de zuidelijke richting naar het oosten of westen leiden tot een klein verlies aan opbrengst.

Collectorveld zo goed mogelijk

schaduwvrij kiezen.

De leidingen moeten zo mogelijk kort

zijn en direct naar de pomp en warmteopslag lopen. Om bij stilstand stoom er eenvoudig uit te kunnen drukken, de buisleiding indien mogelijk ononderbroken met verval leggen

Zet de collector niet te dicht bij de

dakrand, om de windbelasting gering te houden Minimale afstand: 1,2 m; bij hogere gebouwen en blootgestelde zones: groter.

Afstand tot de bevestigingspunten: zie

tabel hierboven

Page 33: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

33

Opstellen van het montageraam

Rails verbinden

Bevestig de railverbinders telkens

aan een railuiteinde, hierbij moet deze tot de helft in de rail worden geschoven en door de zelftappende schroef aan de bovenkant worden gestopt.

Daarna schuift men de tweede rail op

de verbinder en maakt deze met de schroef vast.

Positioneer de rails nauwkeurig en

schroef ze vast (zie hoofdstuk over montage boven op het dak)

* Opgelijnd met raileinde ** Aanslag Maten in cm

Rails met dwarsverbindingen aan het montageraam bevestigen.

De rails worden met behulp van de

dwarsverbinders op het montageraam gemonteerd en exact loodrecht gepositioneerd.

Hoge kant Dwars

Hoek L M H L M H

60° 2* 92 198,5 2* 59 122

55° 2* 70,5 187 4 45,5 115

50° 2* 52 175,5 9** 35 108

45° 2* 34 161,5 2* 26,5 100

40° 42 34 148,5 29,5 28 91

35° 55,5 34 132,5 2* 9,5 82

30° 63,5 34 114 9,5 8 72,5

Bedenk tijdens het kiezen van het

bevestigingsmateriaal, dat door de windkracht een hoge trekbelasting optreedt. Het montageraam moet aan alle druk– en trekpunten voldoende stevig bevestigd worden.

De montageramen moeten exact in

een lijn staan. Bij montage op losse betongewichten kan de nauwkeurige positionering tijdens de montage van de rails worden uitgevoerd.

Opstellen van het montageraam

Het montageraam uitklappen en in de

juiste hoek instellen, hierbij moet men de glijdende moer op de juiste positie schuiven. Optimale hoek voor gebruik over het hele jaar: 45° = loodrechte stand bij railuiteinde

Montageraam vastschroeven op de

betongewichten of de dragers. Daarbij is het langste been schuin boven in het collectorvlak.

Page 34: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

34

Montage in het dak, overzicht

Montage in het dak, basis 2 collectoren

Montage in het dak, uitbreiding verticaal 1 collector

Kleine onderdelen Montage in het dak, basis 1 collector

Montage in het dak, uitbreiding horizontaal 1 collector

Montage in het dak, uitbreiding verticaal 2 collectoren

Page 35: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

35

Montage in het dak, overzicht

Pos. Benaming Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal

1 Dekplaat boven links 1

2 Dekplaat boven rechts 1

3 Dekplaat zijkant links 1 1

4 Dekplaat zijkant rechts 1 1

5 Dekplaat onder links met loodschort 1

6 Dekplaat onder rechts met loodschort 1

7 Tussenplaat basis 1 1

8 Fineermetaalblad links 1

9 Fineermetaalblad rechts 1

10 Fineermetaalblad kap 1 1

11 Steun voor kap 2 1

12 Dekplaat boven, uitbreiding 1

13 Dekplaat onder, uitbreiding met loodschort 1

14 Afwerkingsplaat uitbreiding 1

15 Verbindingsplaat links 1.+2. Rij 1

16 Verbindingsplaat rechts 1.+2. Rij 1

17 Afwerkingsplaat uitbreiding 1.+2. Rij 1

18 Dekplaat boven voor 1 collector 1

19 Dekplaat onder voor 1 collector 1

20 Afwerkingsplaat voor 1 collector 1

21 Collectorveiligheidshaak V2A lang 4 2 2 4 2

21a bevestigingsplaat 4 2 2 4 2

22 Collectorhouder V2A 4 2 4 4

23 Collectorafstandshouder V2A 2 2 1 1 2 2

24 Loodgieterschroef 1 1

25 Bevestigerszak (10 St. Bevestigers, 11St. spijkers) 2 1 2 1 2

26 Boorschroef 4,0 x 10 BS WM 2151 9 2 3 7

Boorschroef 4,8 x 19 9 2 3 7

27 Houtschroef 4 x 35mm 19 11 17 9 12 20 14

Bit -TX20 1 1 1 28

Bit -TX25 1 1 1

29 Afdekkap voor collectorsensor 1 1 1

30 Collectorveiligheidshaken V2A kort 1.+2. Rij 4 2

31 Collectorafstandshouder V2 A (90°-bocht) 1 1

32 Collector tussenplaat Solatron S2.5-1 1 1 1

33 Schuimstof zelfklevende band 2 2

34 Houtschroef 4 x 60mm 16 7

35 Collectorhouder V2 A (90°-bocht) 2

36 Dekplaat zijkant boven links

37 Dekplaat zijkant boven rechts

38 Buthylkoord 2,5m 1

39 Schuimstof zelfklevende band 1,3m 2 1

40 Hout- onderlaag (97 x 14 cm) 2 1

41 Daklat (60 x 5 x 3 cm) 3 1

Mo

nta

ge

in

he

t da

k, b

asis

2

co

llecto

ren

Mo

nta

ge

in

he

t da

k, u

itb

reid

ing

Ho

rizo

nta

al 1

co

llecto

r M

onta

ge

in

he

t da

k, u

itb

reid

ing

Ve

rtic

aa

l 2

co

llecto

ren

Mo

nta

ge

in

he

t da

k, u

itb

reid

ing

Ve

rtic

aa

l 1

co

llecto

r M

onta

ge

in

he

t da

k, b

asis

1

co

llecto

r C

olle

cto

r tu

sse

np

laa

t S

OL

AT

RO

N S

2.5

-1

Mo

nta

ge

in

he

t da

k, b

asis

2

co

llecto

ren

zo

nd

er

meta

alp

laat

Mo

nta

ge

in

he

t da

k, u

itb

reid

ing

Ho

rizo

nta

al 1

co

ll. z

on

de

r m

eta

alp

laat

Page 36: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

36

Montage in het dak Voorbereiding van het dakvlak

Voorbereiding van het dakvlak

Voor de zekerheid moet er onder de

collector een waterdichte laag zijn, bijv. bitumenpapier, gewapende folie of ander geschikt materiaal, om bij eventueel lekken het binnendringen van vochtigheid in het gebouw te verhinderen. Deze moet in de dakgoot uitlopen.

Draagkracht van het dak

Controleer of het dak een extra

vlakke belasting van 25 kg/m² kan verdragen.

Hoekbegrenzing, in het dak: dakopbouw (dakpannen + lat) < 40 mm minimumhoek van 15°; bij dakopbouw > 40 mm dient een minimumhoek van 30° in acht te worden genomen. Collectorveldmaten, dakpanbedekking

De maten van het collectorveld zijn

beschreven in het hoofdstuk Collectormontage

Voor de montage van de dekplaten

moet men, afhankelijk van het type dakpan, 1-2 rijen extra afdekken

Men moet een afstand tot de daknok

houden van minstens 2 pannenrijen.

Goede staat der daksparren en -latten

Controleer dat de daksparren en -

latten in een goed staat verkeren, zodat de collectorhouder V2A op een betrouwbare manier op de latten bevestigd kan worden. Eventueel moeten de sparren en latten worden vervangen, een andere plaats voor de collector worden gezocht, of extra bevestigingspunten worden gevonden, in ieder geval moeten de collectorhouders ook bij storm goed in de daksparren blijven zitten.

De montage is alleen toegelaten voor

daken met een helling van minstens 15°.

Ca. 170 cm (1 collector / ca. 290 cm (2 collectoren)

Dwarsdoorsnede verticaal (van boven naar onder)

Dwarsdoorsnede horizontaal (van links naar rechts)

Collector links Collector rechts

Hulpdaklatten (al aanwezig op bouwplaats)

Hulpdaklatten (al aanwezig op bouwplaats)

Collector boven Collector onder

Waterdicht onderdak (al op bouwplaats aanwezig)

Page 37: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

37

Montage set-collector in dak Basis voor 2 collectoren

Benodigde gereedschappen

Hamer

Accuschroevendraaier

Bit TX20 (meegeleverd)

Meetlint

Benodigd materiaal (zelf aan te schaffen) Hulpdaklatten met dikte:

Bij montage in één rij, 3 latten per

collector (collectorbreedte ca. 1,25 m)

Bij montage in twee rijen, 2 latten per

collector (collectorbreedte ca. 1,25 m)

Als alternatief kan men de aanwezige

daklatten in het bereik van het collectorveld verplaatsen

Montage

De inbouw wordt altijd onder links in

het collectorveld begonnen

Bouw eerst de dekplaat onder links

met loodschort in (pos. 5)

10 cm vanaf de linker pannenrij

aftrekken (fig. 1) 10 cm

2 hulplatten monteren voor

ondersteuning, daarbij de onderste lat samen laten vallen met de onderkant en de bovenste lat met de bovenkant van de dekplaat onder links (pos. 5)

Afstand van 15 cm handhaven tot

aanwezige daklat (met eerste pannenrij) bij de onderste hulpdaklat (fig. 2).

Aanwijzing: Openingshoek van de dekplaat onder bedraagt 20°. In het geval van daken met een helling van 15° moet de hoek ter plaatse tot 15° teruggedrukt worden.

Fig. 1

Fig. 2

Pos. 5

15 cm

20°

Hulpdaklatten

Page 38: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

38

Montage in het dak Basis voor 2 collectoren

Collector-veiligheidshaken V2A

(Pos.21) monteren. Hiervoor moet men de bijgeleverde houtschroeven gebruiken. 2 schroeven per veiligheidshaak

Monteer de bevestigingsplaat

(pos. 22) aan de veiligheidshaken van de collector. Gebruik daartoe de meegeleverde houten schroeven. 3 schroeven per bevestigingsplaat.

11 cm

Pos.5 Pos.6

26 cm Pos.5

De linker collector moet men in de

collectorveiligheidshaak V2A (pos.21) schuiven en daarbij 26 cm afstand tot de dekplaat onder links (pos.5) aanhouden

Klik de afdekplaat (pos. 7) aan de

collectorrand vast en draai de schroeven (pos. 8) in de vooraf geboorde gaten in de bevestigingsplaat (pos. 22) om ze te bevestigen.

De dekplaat onder rechts met

loodschort (pos.6) moet met 11 cm overlapping op de dekplaat onder links (pos.5) worden gemonteerd.

40 cm 70 cm

Pos.21 Pos.21

Pos.22

Pos.22 Pos.21

Pos.7

Pos.7

Pos.8

Page 39: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

39

Montage in het dak Basis voor 2 collectoren

Fig. 7

Fig. 8

Fig. 9

Fig. 10

Bevestig de linker collector op de

linker kant met 2 collectorhouders V2A (Pos.22) (fig. 7). Hiertoe moet men houtschroeven (Pos.27) gebruiken.

Dan monteert men de twee collector-

afstandshouders (pos.23) op de rechterkant van de linker collector. Daarbij moet men de houtschroeven (Pos.27) nog niet vast aandraaien, zodat de rechter collector eronder geschoven worden kan (fig. 8).

zet de rechter collector erop en schuif

deze naar links tot aan de afstands-houder (Pos.23). Nu beide houtschroeven (Pos.27) aandraaien (Fig. 9)

bevestig nu de rechter buitenkant van

de collector net zoals de linker met 2 collectorhouders (pos.22), zie fig. 7

Voor de montage van de tussenplaat van de basis (pos.7) en de dekplaat van de linker en rechterkant (pos.8/9) moet men de hydraulische aansluitingen monteren. Gegevens over de montage vd hydraulische aansluitingen vindt men in het hoofdstuk "Hydraulische aansluiting"

tussenplaat van basis (Pos.7) van

onder naar boven inschuiven en 2. erin haken (fig. 10)

Afwerkingsplaat links 3. en rechts 4.

(Pos.8 + 9) onder de tussenplaat van de basis (Pos.7) schuiven en in het collectorraam drukken.

Pos. 22 Pos. 23

Pos. 27

Pos. 27

Pos. 23

Pos. 8

Pos. 7

Pos. 9

1.

2.

3.

4.

Page 40: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

40

Montage in het dak Basis voor 2 collectoren

Fig. 11

Fig. 13

1: Dekplaat linkerkant (pos.3)

monteren zoals in fig. 11. Daarbij erop letten, dat 2. het lipje (Pos.1) door 3. het gat (Pos.2) in de afwerkingsplaat (Pos.4) wordt gestoken en omgebogen wordt

De montage van de dekplaat aan de

rechterkant moet op dezelfde manier worden uitgevoerd.

Buig ter bevestiging de tussenplaat

van de basis (pos.7) boven om (fig.13)

1.

2.

3.

Pos. 3

Pos. 4

Pos. 1 Pos. 2

Pos. 2 Pos. 1

Pos.7

Ter bescherming tegen het indrukken

door hoge belastingen door sneeuw extra de schroeven (pos. 26) mon­teren.

Pos.26

Fig 12

Page 41: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

41

Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar

Fig. 14 Fig. 15

Fig. 16

Vanaf hier alleen geldig voor verticale (naar boven) uitbreiding, niet voor het basispakket met horizontale uitbreiding. Wordt slechts een rij geinstalleerd, kan men verder lezen op pag. 45.

Monteer de hulplat (fig 14) en houd

een afstand van 5,5 cm aan tot het collectorraam (onderkant)

Schroef de houtonderlaag (Pos.40)

met 4 houtschroeven 4x60 op de hulpdaklat. De houtonderlagen moeten daarbij op de onderste collectoren liggen (fig.15).

5,5 cm

Collectorveiligheidshaken V2A

(Pos.30) (twee gaten) met elk 2 houtschroeven 4 x 35 op de houten plank schroeven. Daarbij moet men bedenken, dat de collectorveiligheids-haken helemaal tegen de onderste collector staan (fig.16); houd een afstand van 15 cm aan tot de collectorrand. 15 cm 15 cm

hulplat

Pos. 40

Pos. 30 Pos. 40 Pos. 30

Page 42: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

42

Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar

Fig. 17

Fig. 18

Fig. 19

Butyl-afdichtband (Pos.38) over de

totale breedte incl. dekplaat links en rechts (pos.3+4) en tussenplaat basis (pos.7) opplakken. Daarna de witte folie verwijderen. Afstand tot de collectorrand = 4 cm (fig. 17 + 18)

Verbindingsplaat (Pos.15) eerst links,

dan rechts erop zetten (fig. 19)

Pos. 4 Pos. 7 Pos. 38

Pos. 38

4 cm

Pos. 15

Pos.39

Pos.15

Bild 20

Afdichtingsband van schuimstof (pos. 39) zelfklevend op verbindingsplaat (pos. 15) vastplakken (afbeelding 20).

Page 43: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

43

Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar

Fig. 20

Fig. 21

de linkse collector op de onderste rij

schuiven. Daarbij moet de onderste kant van de collector in de collectorveiligheidshaken V2A (pos.30) worden gezet (fig. 20)

Let op dat de bovenste collector op

de juiste manier zit (fig. 21)

Bevestig de daklat 60 cm (pos. 41)

links naast de collector (fig. 21)

Pos. 30

Pos. 30

Pos. 41

Page 44: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

44

Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar

Fig. 22

Fig. 24 Fig. 23 Fig. 25

Daklat 60 cm (pos.41) rechts naast

de linker collector aanschroeven (fig. 22)

Daarna moet men de collector rechts

boven, net als die links boven, erop zetten

De collector links boven in het

onderste bereik moet men met de collectorhouder V2A 90° bocht (pos. 35) op de daklat 60 cm (pos. 41) schroeven (fig.23)

Tussen de linker en rechter collector

met de collectorafstandshouder 90° bocht (pos. 31) op de daklat (pos. 41) vastschroeven (fig. 24)

De collector rechts boven in het

onderste bereik moet men met de collectorhouder V2A 90° bocht (pos. 35) op de daklat 60 cm (pos. 41) schroeven (fig.25)

Fig. 26

bovenste deel van de collectoren

bevestigen (fig. 26). Hiertoe moet men zoals bij de montage van het basispakket de collectorafstands-houder V2A en de collectorhouder V2A (Pos.22) op de aanwezige daklatten vastschroeven.

Pos. 41

Pos. 35

Pos. 41 Pos. 31 Pos. 41

Pos. 35

Pos. 41

Pos. 22

Page 45: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

45

Montage in het dak voor 2 (of meer) collectorrijen boven elkaar

collectortussenplaat (Pos.32) tussen de beide collectoren van onder naar boven erin schuiven en het boveneinde ombuigen. (fig. 27) Aanwijzing: De collectortussenplaat SOLATRON S 2.5-1 is als toebehoor ook alleen als decoratie voor montage op het dak verkrijgbaar.

Dekplaat boven links (pos.36) en

rechts (pos.37) monteren (fig. 28)

Dekplaat boven links (Pos.36) en

rechts (Pos.37) met de boorschroef (Pos.26) aan de verbindingsplaat links en rechts (Pos.15) en de dekplaat links en rechts (Pos.3) vastschroeven. (Fig.29)

Pos. 32

Fig. 27

Fig. 28

Fig. 29

Pos. 37

Pos. 36

Pos. 26

Pos. 36 Pos. 3

Pos. 15

Inspectieopening voor collectorsensor met dekseltje (Pos.29)

Page 46: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

46

Montage in het dak Basis en uitbreiding verticaal / horizontaal voor 2 collectoren

Fig. 31 Fig. 32

Vanaf hier zijn de aanwijzingen weer geldig voor het basispakket met uitbreiding horizontaal en verticaal.

Steun (Pos.11) voor kap links en

rechts en eventueel hulplat monteren. Hiertoe moet men de houtschroeven (pos.27) gebruiken. Houd een afstand van 20 cm tot de tussenplaat basis (pos.7) aan (fig.30)

Dekplaat boven links en rechts

(Pos.1) op de collectoren zetten (fig. 31) De bovenste dekplaat (Pos.1) moet boven de dekplaat links en rechts (Pos.3) gemonteerd worden, zodat het water eraf kan lopen.

Dekplaat boven links en rechts

(pos.1) met de boorschroef (pos.26) bevestigen

Daarna alle dekramenonderdelen van

het hele collectorveld met lippen en spijkers (pos.25) op de daklatten bevestigen (fig.32)

Fig. 34 Fig. 33

Plak schuimafdichtband (pos.33) op

de verbindingsplaat van de kap (pos.10, fig.33)

Verbindingsplaat van de kap

monteren en vastschroeven (fig. 34)

Pos. 1 Pos. 3

Pos. 26

Pos. 25

Pos. 33

Pos. 10

Pos. 10

Fig. 30

hulplat

Pos.11 Pos.7

Pos.27

Pos.27

Ter bescherming tegen het indrukken

door hoge belastingen door sneeuw extra de schroeven (pos. 26) mon­teren.

Pos.26

2 cm

Fig.30.1

Page 47: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

47

Montage in het dak Basis en uitbreiding verticaal / horizontaal voor 2 collectoren

Na afloop worden de dakpannen er weer opgelegd. Hierbij moet men ervoor zorgen dat de pannen altijd boven de schuimdriehoeken en afwateringsgoot staan, dus zo dichtbij als mogelijk bij het raamwerk, zonder deze aan te raken. Zonodig moet men dakpannen met de slijpschijf aanpassen

Page 48: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

48

Hydraulische aansluiting van de collectoren Montage van de compensatoren

Aansluitingen aanbrengen Bevestig alle aansluitingen op de collectoren. Volg daarbij de aansluitvarianten op de volgende bladzijden. De hydraulische aansluiting op de collector wordt met een insteeksysteem met twee temperatuurbestendige O-ringen gerealiseerd.

Klemmen

Montage van de compensatoren

Smeer temperatuurbestendig vet op

alle O-ringen. Voor 2 O-ringen een slangetje van ca. 1 cm uit de tube drukken. Een tube is genoeg voor minstens 10 O-ringen.

Steek de compensator met lichte

draaibewegingen op de aansluiting (koperleiding) van de eerste collector.

De O-ringen mogen bij het inbouwen niet verschuiven of eruit draaien! Men moet geen scherpe gereedschappen gebruiken!

Schuif de compensator tot aan de

aanslag (verdikking) op de aansluiting van de collector.

1. Schuif de tweede collector tot bij de

eerste aan en bevestig hem (precieze beschrijving in het hoofdstuk over montage op het dak, vlakdak- en indakmontage). De compensator raakt de aansluiting van de tweede collector wel, maar steekt er nog niet in.

2. Steek de compensator met lichte

draaibewegingen op de aansluiting (koperleiding) van de tweede collector.

1.

2.

Page 49: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

49

Montage van de compensatoren

Compensator midden tussen de

beide collectoraansluitingen plaatsen. Eventueel moet men de verzamellei-dingen van de collector hiervoor een beetje bewegen. De absorbeerder en dus ook de verzamelleidingen zijn drijvend gelagerd en kunnen daarmee onder belasting wat verschuiven.

De veiligheidsklemmen (1) worden nu

over de collectoraansluitingen (2) en de compensatoren geschoven (grotere diameter (3) op de collector, kleinere diameter (4) op de compensator)

Let hierbij op een stevige inval (mechanisch klikgeluid) en de juiste positie van de veiligheidsklem.

Zijn beide veiligheidsklemmen

gemonteerd, dan kan men na de druksensor (zie hoofdstuk inbedrijf-stelling) de isolatie van de compensa-toren ter hand nemen. De veiligheidsklemmen hoeven niet te worden geisoleerd.

3 4 1 2

Page 50: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

50

Hydraulische aansluiting van de collectoren

De SOLATRON S2.5-1 heeft een ontluchtingspot, deze is ook nuttig voor het eenvoudig afdichten van niet benodigde hydraulische aansluitingen. Indien er in de kelder geen luchtaf-scheider wordt gemonteerd, dan moet men op het hoogste punt van de installatie een ontluchtingsmoge-lijkheid inbouwen.

De montage van de schroefaansluitingen wordt als volgt uitgevoerd

Met temperatuurbestendig smeervet

alle O-ringen insmeren. Voor 2 O-ringen een slangetje van ca. 1 cm uit de tube drukken. (Een tube is genoeg voor minstens 10 O-ringen).

De aansluiting met lichte draaibewe-

gingen in de collectoraansluiting inschuiven. Hierbij mag u de O-ringen niet verschuiven!

Aansluitend wordt de veiligheidsklem

over de collector- en de messingaan-sluiting geschoven (grote diameter op de collector, de kleinere op het aansluitdeel).

Aansluiting van het collectorveld Sluit het collectorveld met de slangen aan op de voorbereide leidingen. aansluitingen isoleren Isoleer alle aansluitingen na een succesvolle drukproef met de bijgeleverde onderdelen. Sluit de isolatiestukken met de isolatieband.

De afbeelding geldt niet voor Isiclick-koppeling ELCO Zwitserland.

Page 51: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

51

Montage collectorsensor

Montage van de collectorsensor Na de montage van de collectoren en de hydraulische aansluitingen moet men op een van de collectoren in het collectorveld de sensor voor de collectortemperatuur monteren. Hiertoe moet men altijd de collector nemen, van waaruit de leiding naar de opslag (boiler) loopt. De sensorhuls van koperleiding (1) zit in de collector en is direct op de absorbeerder gerivetteerd. De twee rivetten zijn zichtbaar door de glasafdekking van de collector en moeten bij de gemonteerde collector altijd boven links zitten. Bij de oplevering is de boring voor de doorvoer van de sensorkabel met een kunststof kapje (2) afgesloten. Deze moet met een mes of schroevendraaier verwijderd worden. De in de hydraulische aansluitset bij een collector meegeleverde zwarte, UV bestendige schroefaansluiting (3) kan nu in de boring in worden gedrukt. Deze klikt er dan in, en kan er daarna niet meer uit.

De kap (4) van de PG schroefaansluiting (5) eraf schroeven en over de sensorkabel steken. Daarna sensor (6) tot aan aanslag (ca. 14 cm) er inschuiven. Dan weer de kap van de PG schroef-aansluiting erop schroeven. Daardoor wordt de sensorkabel afgedicht en tegen trekkrachten beschermd.

Hydraulische verbinding en plaatsing sensor door gebruik van de aansluitset met sensorhuls (toebehoren) Voor de meting van de aanvoertemper­atuur in de vloeistof, bv. bij rendementsmeting of voor de aansluit­ing van een handmatige ontluchter of een ontluchtingsleiding die van het dak in het gebouw loopt. Montage van de PG-schroefverbinding (edelstaal), daarna sensor in senso­rhuls tot de aanslag inschuiven en PG-schroefverbinding vastdraaien.

1

5

4

2

3

6

Als optie kan er een handmatige ontluchter (1/2“) gemonteerd worden.

Aansluitset op één van de twee bovenste collectoraansluitingen aan het einde van het collectorveld monteren.

PG-schroefverbinding

Sensor

Handmatige ontluchter

Page 52: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

52

Hydraulische aansluitvarianten

Aansluiting aan één kant bij collectorvelden met één rij (1 tot max. 5 collectoren) Afbeelding: 2 collectoren

Diagonale aansluiting bij collectorvelden (1 tot max. 10 collectoren) Afbeelding: 2 collectoren

afgebeeld is: SOLATRON S2.5-1 V, geldt echter ook voor SOLATRON S2.5-1 H

afgebeeld is: SOLATRON S2.5-1 V, geldt echter ook voor SOLATRON S2.5-1 H

Page 53: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

53

Hydraulische aansluitvarianten

Aansluiting (serieel = achter elkaar) bij collectorvelden (1 tot max. 5 collectoren per rij) Totale installatie max. 2 x 5 = 10 collectoren Afbeelding: 2 x 2 = 4 collectoren

Aansluiting (parallel volgens Tichelmann) bij collectorvelden met twee rijen (1 tot max.10 collectoren per rij) Afbeelding: 2 x 2 = 4 collectoren

Aansluiting (parallel) Complete installatie van 1 tot max. 10 collectoren op een rij.

afgebeeld is: SOLATRON S2.5-1 V, geldt echter ook voor SOLATRON S2.5-1 H

afgebeeld is: SOLATRON S2.5-1 H, geldt echter ook voor SOLATRON S2.5-1 V

Page 54: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

54

Inbedrijfstelling

Tot aan de inbedrijfstelling moeten de collectoren met afdekfolie (zelf aan te schaffen) afgedekt blijven, om oververhitting maar ook brandwon-den te vermijden. De installatie mag pas gevuld en in bedrijf genomen worden als de warmteafvoer gewaarborgd is. Voordruk expansievat instellen. Het volume bedraagt 3 ltr. Men moet de voordruk van het expansievat in ieder geval voor het vullen van de installatie meten en instellen (zie tabel). Drukproef Meteen na het monteren van de collectoren en de leidingen moet een drukproef worden uitgevoerd.

Vul de installatie met Antifrogen SOL

HT en ontlucht

Druk verhogen tot 90% van de

aanspreekdruk van de veiligheidsklep (voorbeeld: bij een klep van 6 bar moet men een proefdruk van 5,4 bar instellen). Het expansievat en de veiligheidsklep blijven tijdens de drukproef geintegreerd. Controleer dat de installatie en alle aansluitele-menten niet lekken. Eventueel kan men schroefaansluitingen wat beter aandraaien.

Vullen en spoelen van de installatie De installatie mag pas gevuld en in bedrijf genomen worden als de warmteafvoer gewaarborgd is. Aanwijzing Als de buisleidingen van een oude zonne-installatie gebruikt worden, en deze zeer sterk vervuild zijn, dienen deze eerst gespoeld te worden met het reinigingsmiddel Antifrogen SOL Clean. Voor het beste reinigingseffect wordt aanbevolen om Antifrogen SOL Clean onverdund te gebruiken.

Open alle afsluitingen en ontluchtin-

gen; vooral de ontluchters op de collectoren en eventueel op de luchtpot.

Als warmtevloeistof mag uitsluitend

Antifrogen SOL HT gebruikt worden. Ook al is er geen kans op vorst, mag men toch geen water gebruiken, omdat er dan corrosie kan optreden.

Antifrogen SOL HT is al klaar voor

gebruik en mag niet met water of andere warmtedragervloeistoffen worden vermengd. Let hierbij op de aanwijzingen op het gegevensblad voor de veiligheid.

Laat de warmtedragervloeistof met

een drukpomp door de vul- en looskraan in de installatie lopen, daarbij moeten de afsluitings- en ontluchtingskleppen na elkaar geslo-ten worden, zodra er vloeistof uitkomt.

De installatie moet met 3,5 bar

gespoeld worden, tot het systeem helemaal vrij is van lucht en verontreinigingen (minstens 30 min.)

Voordat men de vulprocedure afsluit

moet men de installatiedruk instellen en de kleppen langzaam afsluiten.

Installatiedruk: 0,5 bar statische hoogte (maar min. 1,5 bar, zie tabel hier onder).

Druk controleren en eventueel door

openen van kleppen en drukregelaars naregelen; bij het bereiken van de vuldruk moet men de vul- en looskraan afsluiten.

Door het openen van de

handontluchter op het hoogste punt van de installatie controleren, of de installatie werkelijk helemaal vrij van lucht is. Eventueel moet men de spoelprocedure opnieuw uitvoeren.

Let er bij gebruik van op afstand

bediende ontluchters op, dat tenminste de vulhoeveelheid van het ontluchterbuisje moet worden afgevoerd: 0,03 l per meter ontluchterbuisje met 6 mm doorsnede.

Automatische ontluchters, die niet

verder dan 3m leiding van de collector liggen en niet verder dan 1 m onder de onderste collectoruitgang zijn, moeten nu door het sluiten van de kraan van het systeem worden afgesloten.

Installatiehoogte Installatievuldruk in bar

Voordruk van de MAG in bar

18l 25l 35l 50-100l

3 – 10m 1,5 1,3 1,3 1,4 1,4

11m 1,6 1,3 1,4 1,5 1,5

12m 1,7 1,4 1,5 1,6 1,6

13m 1,8 1,5 1,6 1,6 1,7

14m 1,9 1,6 1,7 1,7 1,8

15m 2,0 1,7 1,8 1,8 1,9

Page 55: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

55

Inbedrijfstelling

Daarna:

Afdekfolie van de collectoren

verwijderen

De goede werking van de installatie

controleren

Protocol inbedrijfstelling invullen

Aanwijzingen geven aan de gebruiker

Inbedrijfstelling van zonnepomp en zonneregelaar, volg hierbij de bijbehorende gebruikshandleidingen

bij de inbedrijfstelling moet men

controleren of de aangegeven temperaturen geloofwaardig zijn

Controleer de functie van pompen en

regelaars in het zonnecircuit

Configureer eventueel de regelaars,

pompen en doorstroombegrenzer op de installatie

Doorstroomhoeveelheid instellen De doorstroomhoeveelheid moet op de hydraulische eigenschappen van de installatie ingesteld worden. De doorstroomhoeveelheid per collector moet tussen 0,6 en 1,7 l/min liggen. Volg hiervoor de aanwijzingen in het hoofdstuk Hydrauliek van het collectorveld (blz 15-16). De doorstroomhoeveelheid is afhankelijk van de manier waarop men de collectoren laat werken:

Bij een lage doorstroomhoeveelheid

verkrijgt men het grootste temperatuurverschil tussen heenvoer en retourleiding. Dit is zinvol bij het gebruik van een grote boiler met laagvorming.

Bij een grote doorstroomhoeveelheid

wordt de grootst mogelijke warmteopbrengst bereikt. Dat is het beste bij een drinkwateropslag met twee warmtewisselaars (onderste voor zonne-energie).

Doorstroomhoeveelheid

Aantal collectoren parallel Minimale doorstroomhoeveelheid

in l/min

Nominaal - doorstroomhoeveelheid

in l/min

Maximale doorstroomhoeveelheid

in l/min

1 0,6 1,2 1,7

2 1,2 2,3 3,4

3 1,8 3,5 5,1

4 2,4 4,6 6,8

5 3 5,8 8,5

6 3,6 6.9 10,2

7 4,2 8 12

8 4,8 9,2 13,6

9 5,4 10,4 15,3

10 6 11,5 17

Page 56: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

56

Inbedrijfstellingprotocol

De SOLATRON zonneinstallatie van

op locatie:

(Naam, adres, tel. van de gebruiker)

werd op:

geinstalleerd en op: in bedrijf genomen

Beschrijving installatie

Type collector: Aantal collectoren:

Serie-Nr.:

Montage In het dak Op het dak Vlak dak Muur

Orientering Hellingshoek:

Afwijking van het zuiden:_________°

Opslag Type: Inhoud opslag: Liter

Verbruikers Tapwater Ruimteverwarming Zwembad Overig

Leidingen Totale lengte: m Doorsnede leidingen: mm

Materiaal:

Installatiehoogte: m Installatiedruk: bar

Expansievat Inhoud: l Voordruk: bar

Pomp:

Doorstroombegrenzer Doorstroom ingesteld op: l/min

Zonneregelaar: (Regelaarinstellingen bijvoegen)

1 opslag 2 tot 3 opslagen met

Omschakelklep

1 opslag 2 opslagen 2 opslagen

3 opslagen 3 opslagen

Installatie-schema 1 collector of 2 collectoren serieel

2 collectoren parallel

Leidingenschema

Aansluiting aan één kant, max. 5 collectoren)

diagonale aansluiting max. 10 collectoren

Schema volgens gebruiksaanwijzing

S.________ Nr.___________

Overig

(Schema schetsen en bijsluiten)

Schematische tekeningen van de installatieopbouw

Page 57: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

57

Inbedrijfstelling

Controle van de montage O.K. Opmerking

Alle installatiecomponenten juist gedimensioneerd

Collectoren goed geinstalleerd i.v.m. storm- en sneeuwbelasting

Zonneleiding / collectoren op potentiaalcompensatie/bliksembeveiliging aangesloten

Veiligheidsdakhaken aangebracht

Zonneleidingen en aansluitingen temperatuur- en UV-bestendig geisoleerd

Onluchtingsmogelijkheid zonnecircuit continue in beschikbaar en zeker i.v.m. stoomvorming

Afblaasleiding op veiligheidsklep van het zonnecircuit geinstalleerd

Leeg opvangvat (temp.bestendig) onder afblaasleiding geplaatst

Thermisch mengventiel geinstalleerd

Vullen en inbedrijfstelling installatie

Voordruk in het expansievat ingesteld

Zonnecircuit met water gespoeld en nu zonder residu

Zonnecircuit gedicht incl. lekcontrole van schroefaansluitingen en soldeerplaatsen, controle aan de veiligheidsklep, afdichtingsbussen aan afsluitkleppen en KFE-kranen beproefd

Installatie gevuld met zonnevloeistof Antifrogen SOL HT

Installatie luchtvrij gespoeld

Pomp, opslagwarmtewisselaar, tapwateropslag en collectoren ontlucht

Ontluchter gesloten

Installatiedruk gecontroleerd

KFE-klepkapjes aangeschroefd

Anode parasitaire stroom of magnesiumanode van de boiler getest

Sticker aangebracht op de vulinrichting "Warmtedragervloeistof"

Installatiebeschrijving ingevuld en eventueel schematische tekeningen bijgevoegd

Test van de regelsystemen

Temperatuursensoren geven realistische waarden aan

De pomp loopt en het water stroomt (volumestroommeting)

Doorstroomhoeveelheid:

Zonnecircuit en opslag worden warm

Temperatuurverschil tussen heen– en retourleiding: °C

Zonnepomp wordt afgeschakeld bij: °C

Zonneregelaarinstellingen getest en geprotocolleerd (als bijlage toevoegen)

Kennismaking van de gebruiker

Voornaamste funkties en bediening van de zonneregelaar incl. circulatiepomp

Functie en bediening van de naverwarming

Bediening van de ontluchter

Informatie over de warmtedragende vloeistof / afgave van de overblijvende Antifrogen SOL HT

Functie van de parasitaire anode van de opslag

Controle van de installatie door de gebruiker

Testinterval door vakkundige / service-overeenkomst

Afgave van de documentatie van het product

Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Handtekening:

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Installateur / ELCO Klantendienst Gebruiker installatie

Page 58: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

58

Bedrijf van de installatie

Onderhoud van de installatie op regelmatige intervallen Zonneinstallaties moeten - afgezien van de controle van het bedrijf door de gebruiker - regelmatig door een bevoegde vakkundige worden getest, volgens een onderhoudsprotocol:

Eenvoudige drinkwaterinstallaties in

één- en tweefamiliewoningen moeten na max. 5 jaar voor de eerste keer en daarna elke 2 jaar door een vakkun-dige worden getest.

Hydraulisch complexere en grotere

installaties moeten tenminste elke 2 jaar door een vakkundige worden getest.

Grote installaties moeten elk jaar door

een vakkundige worden getest. De noodzakelijke onderhoudsinterval-len moeten bij de inbedrijfstelling wor-den vastgelegd. De volgende componenten moeten bij de regelmatige onderhoudsbeurten op hun normale bedrijf worden gecontro-leerd:

Zonne-collectoren

Zonnecircuit

Warmtedragende vloeistof

Zonneboiler

Zonneregelaar incl. Circulatie

Naverwarming

Verder moet men dezelfde punten controleren, zoals tevoren na de eerste 2 tot 3 weken bedrijf.

Test van de zonne-installatie door de bevoegde vakkundige: Test binnen de eerste twee tot drie weken bedrijf:

Zonnecircuit ontluchten

Installatiedruk controleren

Doorstroom controleren

Ph waarde warmtedragervloeistof

vergelijken met uitgangswaarde

Eventueel pomp aanzetten om geluid

ervan te beoordelen (lucht)

Zwaartekrachtrem openen en sluiten

Controleren of er in het vat onder de

afblaasopening in de veiligheidsklep vloeistof zit

Vragen aan de gebruiker of alles

normaal functioneert

Aanwijzingen voor het bedrijf van de installatie De zonneinstallatie SOLATRON regelt zichzelf en heeft weinig onderhoud nodig. Voor een probleemloos bedrijf van de installatie en hoge opbrengst, moet men rekening houden met het volgende:

Installatie nooit uitschakelen

(zonneregelaar nooit uit)

Als de pomp of regelaar defect raakt

of als de druk te hoog oploopt moet men meteen de Klantendienst bellen. Anders kan de collector schade ondervinden.

Controle van de installatie door de gebruiker In het begin moet men het juiste bedrijf van de installatie regelmatig controleren, daarna hoeft dat pas elk half jaar te gebeuren:

Systeemdruk in toelaatbare bereik

Zonneboiler wordt bij zonnestraling

warm

Collectoren moeten 's nachts koud

zijn

Kijk of de aangegeven temperatuur

realistisch is

De warmtedragervloeistof moet

helder zijn in het kijkglaasje van de doorstroombegrenzer.

* Beslist op letten: De test van de vorstbeveiliging moet bij 20°C worden uitgevoerd, om de juiste waarde te verkrijgen. Aanbevolen wordt om een refractometer te gebruiken (antivorsttester).

Warmtedragervloeistof Antifrogen SOL HT

OK erg verouderd: vervangen

Kleur helder/geelachtig bruin

Aanzien helder troebel

reuk gering scherp

Ph-waarde > 7,5 < 7

Vorstbeveiliging* -28° C minder dan -25° C

Waarde antivorsttester * -23° C minder dan -20° C

Opmerking Mocht de warmtedragende vloeistof zeer sterk verouderd zijn en vervangen moeten worden, dan dient er eerst met het reinigingsmiddel Antifrogen SOL Clean gespoeld te worden. Voor het beste reinigingseffect wordt aanbevolen om Antifrogen SOL Clean onverdund te gebruiken.

Page 59: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

59

Storingen - Oorzaken - Oplossing

Storing Oorzaken Oplossing door de bevoegde vakkundige

Systeemdruk is gezakt Systeem lekt

Lucht in de installatie

Voordruk in het expansievat te hoog

Lekke onderdelen zoeken en afdichten, met Antifro­

gen SOL HT bijvullen en ontluchten

Installatie ontluchten, luchtvrij spoelen,

installatiedruk instellen

Voordruk van het expansievat corrigeren, daartoe

moet men het expansievat demonteren, de voordruk meten en instellen op de statische installatiedruk; installatie opnieuw vullen en ontluchten.

Zonneboiler wordt bij zonneschijn niet warm

Pomp defect

Temperatuursensor defect of fout

aangebracht

Zonneregelaar defect

Lucht in de installatie

Vervangen

Vervangen of juist aanbrengen

Vervangen

Installatie ontluchten, doorstroom controleren

Collector 's nachts warm Terugslagklep defect of verkeerd

ingesteld

Zonneregelaar defect

Temperatuursensor defect of fout

aangebracht

Indien beschikbaar: Zonnesensor

defect

In zeer warme nachten:

„Maneschijneffect“

Vervangen

Vervangen

Vervangen of juist aanbrengen

Vervangen

Geen storing bij bedrijf zonder zonnesensor, tijdens

koude nachten treedt het niet op

Temperatuuraanduiding onzinnig of geen temperaturaanduiding op de regelaar

Temperatuursensor defect of fout

aangebracht

Zonneregelaar defect

Vervangen of juist aanbrengen

Vervangen

Warmtedragervloeistof sterk verouderd (zie p.58)

Bij slechts korte bedrijfsduur is het een

aanwijzing dat er installatiefouten zijn, zoals

verkeerde dimensionering van

componenten

te geringe warmteafname

verkeerde leidingen

verkeerde montagerichting van de

collectoren (90° gedraaid)

Zonneregelaar defect

Resten in de zonneleidingen

Bij meer dan 5 jaar bedrijf is er

normaal slijtage

Installatiefouten uitsluiten of corrigeren

Oude warmtedragervloeistof helemaal eruit laten

lopen en op milieuvriendelijke wijze laten verwerken, installatie goed met water doorspoelen; installatie vullen met nieuw Antifrogen SOL HT en ontluchten

Page 60: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

60

Onderhoudsprotocol SOLATRON S 2.5-1 Zonneinstallatie van: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

(Naam, adres, tel. van de gebruiker)

op locatie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Inbedrijfstelling op: . . . . . . . . . . . . . . Laatste onderhoud op: . . . . . . . . . . . .

O.K. Gebrek Verholpen op

Navraag bij de gebruiker over het normale bedrijf van de installatie

Opslag wordt bij zonnestraling warm

Collectoren 's nachts koud

Zonnecircuit

Installatie ontluchten

Afgeblazen vloeistof in opvangvat

Installatiedruk: . . . . . . . bar bij . . . . . . . . °C

Lucht in de installatie? Ruizen in de pomp?

Rondgepompte hoeveelheid in het zonnecircuit . . . . . . . . . . . . l/min

Circulatiepomp loopt in alle vermogensbereiken

Controle met het oog van leidingen en armaturen (lekke plaatsen)

Controle met het oog van de warmteisolatie

Zwaartekrachtrem testen: openen en sluiten

Warmtedragende vloeistof

Controle met het oog en reuktest Typisch voor product scherp

helder sterk donker geelachtig bruin nieuw ok defect

Zonneboiler

Corrosiebescherming intact

Zonneregelaar

Functie van de zonnecircuitpomp: AAN (Automatisch) / Handbedrijf / UIT

Temperatuurwaarde alle sensoren

Instelling regelaar testen

Circulatie: Pompfunctie, instelling

Naverwarming door ketel: Bereiken van de gewenste BW-temp.

Zonne-collector

Beoordeling collector met het oog

Collectorbevestiging stevig en stormveilig / in het dak: Plaatbekleding dicht

Visuele controle op afwijkingen, schade, defecten

lekkende plaatsen op de collector

O.K. Sterk verouderd - vernieuwen-

Kleur helder/geelachtig bruin

Uiterlijk helder troebel

Reuk gering stekend

Waarden

Ph-waarde > 7,5 < 7 . . . . . . . . . .

Vorstbeveiliging -28°C minder dan -20° C . . . . . . . . .

Uitlezing vorstbeveiligingstester

-23℃ minder dan -20° C . . . . . . . . .

Men moet de volgende maatregelen treffen:

Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . .

Handtekening:

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Service-technicus

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gebruiker installatie

Page 61: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

61

Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010 Antifrogen SOL HT Stofcode: 000000324944 Versie: 3 - 2 / D, 21-11-2012

SECTIE 1: Identificatie van de stof of het mengsel en van de vennootschap/onderneming

1.1. Produktidentificatie handelsnaam Antifrogen SOL HT 1.2. Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel industrietak: functionele vloeistoffen, gebruikstype:

warmteoverbrenger 1.3. Details betreffende de verstrekker van het veiligheidsinformatieblad Handelsnaam Clariant Produkte (Deutschland) GmbH 65926 Frankfurt am Main Telefoonnr. : +49 69 305 18000 Inlichtingen over de stof/het mengsel Div. Functional Chemicals/PRODUCT SAFETY Corp Product Stewardship E-mail: [email protected] 1.4. Telefoonnummer voor noodgevallen 00800-5121 5121 (24 h) SECTIE 2: Mogelijke gevaren

2.1. Indeling van de stof of het mengsel Indeling volgens EG-richtlijn (67/548/EWG of 1999/45/EG, actuele versie) Het product is niet ingedeeld volgens EG-richtlijnen/de relevante nationale wetten.

2.2. Etiketteringselementen Markering volgens EG-richtlijnen (67/548/EWG of 1999/45/EG, actuele versie) De indeling is uitgevoerd volgens de berekeningsprocedure van de richtlijn betreffende preparaten (1999/45/EG). Markering van het product is volgens EG-richtlijnen niet verplicht. 2.3. Andere gevaren Op grond van de huidige kennis van zaken en bij onvakkundige omgang levert het product geen gevaar op voor mens en milieu.

SECTIE 3: Samenstelling/informatie over de bestanddelen

3.2. Mengsels Chemische karakterisering Mengsel van glycolen met hoog kookpunt met corrosievertragers

SECTIE 4: Eerstehulpmaatregelen 4.1. Beschrijving van de Eerstehulpmaatregelen Algemene aanwijzingen Verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken. Bij aanhoudende klachten dient u een arts om raad te vragen. Na inademing - Na inademing in de frisse lucht brengen en een arts om raad vragen. Na huidcontact - Na contact met de huid meteen afwassen met water en zeep. Na contact met de ogen - Na aanraking met de ogen grondig met veel water afspoelen en een arts raadplegen. Na inslikken - - Meteen de hulp van een arts inroepen. 4.2. Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten Symptomen - Tot nu toe geen symptomen bekend. Gevaren - Tot nu toe geen gevaren bekend. 4.3. Vermelding van de vereiste onmiddellijke medische verzorging en speciale behandeling Behandeling - Symptomatisch behandelen. SECTIE 5: Brandbestrijdingsmaatregelen 5.1. Blusmiddelen Geschikte blusmiddelen Het product zelf brandt niet; blusmaatregelen op omgevingsbrand afstemmen. 5.2. Speciale gevaren die door de stof of het mengsel worden veroorzaakt Bij brand zijn rookgassen die een gevaar vormen: koolmonoxide (CO) kooldioxide (CO2) stikstofoxide (NOx) 5.3. Advies voor brandweerlieden Speciale veiligheidsuitrusting bij de brandbestrijding Niet van circulatielucht afhankelijk ademhalingsbeschermingsmiddel dragen.

SECTIE 6: Maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel 6.1. Persoonlijke voorzorgsmaatregelen, veiligheidsuitrustingen en noodprocedures Geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. Voor voldoende ventilatie zorgen. 6.2. Milieuvoorzorgsmaatregelen Niet in de riolering, het aquatisch milieu en de grond laten geraken. 6.3. Insluitings- en reinigingsmethoden en -materiaal Met vloeistofbindend materiaal (bv. zand, diatomiet, universeel bindmiddel) opnemen. Het opgenomen materiaal volgens het hoofdstuk Verwijdering behandelen. 6.4. Verwijzing naar andere secties (Extra aanwijzingen Informatie over de veilige hantering zie hoofdstuk 7).

Page 62: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

62

PNEC-waarden triethyleenglycol EG-nummer: 203-953-2 CAS-nummer : 112-27-6

Milieucompartiment Waarde

Water (zoetwater) 10 mg/l

Water (zeewater) 1 mg/l

Water (intermitterend vrijkomen) 10 mg/l

Sediment 46 mg/kg sediment dw

Bodem 3,32 mg/kg bodem dw

STP 10 mg/l

Personengroep Blootstellingsduur/effect Waarde Opmerkingen

Huid Arbeider Lange termijn/systemische effecten 40 mg/kg KG/Tag DNEL

Inademen Arbeider Lange termijn/lokale effecten 50 mg/m3 DNEL

Huid Algemeen publiek Lange termijn/systemische effecten 20 mg/kg KG/Tag DNEL

Inademen Algemeen publiek Lange termijn/lokale effecten 25 mg/m3 DNEL

Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010 Antifrogen SOL HT

SECTIE 7: Hantering en opslag 7.1. Voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel Aanwijzingen voor de veilige omgang Bij opslag en hantering volgens de voorschriften zijn geen bijzondere voorzorgsmaatregelen vereist. Hygiënische maatregelen: Voor de pauzes en aan het einde van het werk de handen wassen. Preventieve huidbescherming door huidbeschermende zalf. Verontreinigde en/of doordrenkte kleding onmiddellijk uittrekken en pas na grondige reiniging opnieuw gebruiken.

Aanwijzingen voor de brand- en explosiebeveiliging

7.2. Voorwaarden voor een veilige opslag, met inbegrip van incompatibele producten Eis inzake opslagruimten en houders Geen zinken houders gebruiken. Verdere gegevens over de opslagcondities:

houders goed gesloten houden, op een koele, goed geventileerde plaats bewaren, voorzichtig openen en hanteren. Opslagklasse: 12 Niet-brandbare vloeistoffen

7.3. Specifiek eindgebruik Geen verdere aanbevelingen. SECTIE 8: Maatregelen ter beheersing van blootstelling/persoonlijke beschermingsmiddelen 8.1. Controleparameters Blootstellingsgrenswaarden 2,2'-(Ethylendioxy)diethanol EG Nummer: 203-953-2 CAS-Nummer : 112-27-6

Juridische grondslag / Wettelijke lijst Revisiestatus Soort grenswaarde Waarden Opmerking

TRGS 900 - grenswaarden met betrekking tot de arbeidsplaats Duitsland. Luchtgrenswaarden op de arbeidsplaats - TRGS900 (MAK)

2007-03-30 Arbeidsplaatsgrenswaar­de inadembare fractie

1.000 mg/m3 2(II)

DNEL/DMEL-Werte Triethylenglykol EG Nummer: 203-953-2 CAS-Nummer : 112-27-6

Page 63: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

63

Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010 Antifrogen SOL HT

8.2. Maatregelen ter beheersing van de blootstelling Algemene beschermingsmaatregelen De bij de omgang met chemicaliën gebruikelijke voorzorgsmaatregelen moeten in acht worden genomen. Hygiënemaatregelen

Verontreinigde en/of doordrenkte kleding onmiddellijk uittrekken en pas na grondige reiniging opnieuw gebruiken.

Adembescherming: adembescherming bij onvoldoende afzuiging of langere inwerking. Compleet masker volgens DIN EN 136 filter A (organische gassen en dampen) volgens DIN EN 141 Voorwaarde voor het gebruik van filtertoestellen is dat de omgevingsatmosfeer ten minste 17 vol.-% zuurstof bevat en de maximaal toelaatbare gasconcentratie, normaal gesproken 0,5 vol.-%, niet overschrijdt. Geldende regelgevingen moeten in acht worden genomen, bv. EN 136 / 141 / 143 / 371 / 372 en andere nationale regelingen.

Geldende nationale regelgevingen moeten in acht worden genomen, bv. TRGS 900, BGR 190.

van ademhalingsbeschermingsmiddelen.

Handbescherming: Voor langdurige belasting: Handschoenen uit butylrubber. Minimum-doorbraaktijd/handschoen: 480 min. Minimum-laagdikte/handschoen: 0,7 mm Voor kortdurige belasting (spatbescherming): Handschoenen uit nitrilrubber. Minimum-doorbraaktijd/handschoen: 30 min. Minimum-laagdikte/handschoen: 0,4 mm Dergelijke beschermende handschoenen worden door verschillende fabrikanten aangeboden. Neem de informatie van de handschoenenfabrikant in acht, met name wat betreft minimum laagdiktes en minimum doorbraaktijden en houd rekening met speciale voorwaarden op de werkplek.

Oogbescherming: Veiligheidsbril SECTIE 9: Fysische en chemische eigenschappen 9.1. Informatie over de fysische en chemische basiseigenschappen Aggregaatoestand : vloeibaar Vorm : vloeibaar Deeltjesgrootte : niet toepasbaar Kleur : lichtelijk geelachtig Geur : licht waarneembaar Geurdrempel : niet bepaald pH-waarde : ca. 10 (20°C) Methode : DIN 19268 Is onverdund bepaald. Smeltpunt : ca. -28°C Methode : DIN 51583 Stolpunt : ca. -23℃ Methode: ASTM D 1177 Kooktemperatuur : ca. 104°C Methode : ASTM D 1120 Ontvlammingspunt : Niet ontvlambaar (op waterbasis) Verdampingssnelheid: niet bepaald Ontvlambaarheid Onderste explosiegrens : niet bepaald Bovenste explosiegrens : niet bepaald Brandgetal : niet toepasbaar

niet bepaald Dampdruk : < 0,1 kPa (20°C) Methode : Berekend volgens Syracuse. De informatie heeft betrekking op de hoofdcomponenten. Relatieve dampdichtheid met betrekking op lucht : niet bepaald Oplosbaarheid in water : (20°C) oplosbaar Mengbaarheid met water : Oplosbaar in ... : vet niet bepaald n-octanol/water.verde- lingscoëfficiënt (log Pow) : niet toepasbaar Ontstekingstemperatuur : ca. 420°C Methode : DIN 51794 Zelfontbrandings- temperatuur : niet toepasbaar Thermische decompositie : > 200°C Methode : DSC meting onder stikstof Viscositeit (dynamisch) : ca. 8 mPa.s Methode : berekend Viscositeit (kinematisch) : ca. 7,4 mm2/s Methode : DIN 51562 Explosieve eigenschappen : Explosief volgens omgangsregelgeving EU : geen informatie Brandbevorderende eigenschappen: niet toepasbaar 9.2. Overige informatie Dichtheid : ca. 1,08 g/cm3 (20°C) Methode : DIN 51757 Schijnbare dichtheid : niet toepasbaar

Page 64: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

64

Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010 Antifrogen SOL HT

SECTIE 10: Stabiliteit en reactiviteit

10.1. Reactiviteit zie sectie 10.3. "Mogelijke gevaarlijke reacties" 10.2. Chemische stabiliteit: Stabiel 10.3. Mogelijke gevaarlijke reacties Reacties met zuren. Incompatibel met oxiderende stoffen. 10.4. Te vermijden condities: Niet bekend. 10.5. Incompatibele materialen: Niet bekend 10.6. Gevaarlijke decompositieproducten Bij vakkundige hantering en opslag zijn ons geen gevaarlijke decompositieproducten bekend.

SECTIE 11: Toxicologische informatie 11.1. Informatie over toxicologische effecten Acute orale toxiciteit: LD50 > 5.000 mg/kg (rat) Bron : IUCLID-informatie heeft betrekking op de hoofdcomponenten. Acute orale toxiciteit : niet bepaald Acute inhalatieve toxiciteit : niet bepaald Huidirritatie : niet irriterend De informatie heeft betrekking op de hoofdcomponenten. Oogirritatie : niet irriterend De informatie heeft betrekking op de hoofdcomponenten. Huidirritatie : niet bepaald Oogirritatie : niet bepaald Sensibilisatie: niet bepaald Toxititeit bij herhaalde toediening: niet bepaald Beoordeling mutageniteit : niet bepaald Beoordeling carcinogeniteit : niet bepaald Beoordeling voortplantingstoxiciteit : niet bepaald Beoordeling teratogeniteit : niet bepaald Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) - eenmalige blootstelling : Opmerkingen : niet bepaald Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) - herhaalde blootstelling : Opmerkingen : niet bepaald Opmerkingen : De indeling is uitgevoerd volgens de berekeningsprocedure van de richtlijn

betreffende preparaten (1999/45/EG).

SECTIE 12: Ecologische informatie

12.1. Toxiciteit Vistoxiciteit: LC50 > 10 g/l (96 h, Lepomis macrochirus) Bron: IUCLID De informatie heeft betrekking op het hoofdbestanddeel. Daphniatoxiciteit : niet bepaald Algentoxiciteit : niet bepaald Bacteriëntoxiciteit : niet bepaald 12.2. Persistentie en afbreekbaarheid Biologische afbreekbaarheid : 95 % (14 d) Methode : OECD 302 B De informatie heeft betrekking op het hoofdbestanddeel. 12.3. Bioaccumulatiepotentieel Bioaccumulatie: niet bepaald 12.4. Mobiliteit in de bodem Transport en distributie tussen de milieucompartimenten : niet bepaald Gedrag in milieucompartimenten: geen gegevens bekend. 12.5. Resultaten van de PBT- en zPzB-beoordeling: Geen gegevens beschikbaar. 12.6. Andere schadelijke effecten Overige ecotoxicologische aanwijzingen De indeling is uitgevoerd volgens de berekeningsprocedure van de richtlijn betreffende preparaten (1999/45/EG).

SECTIE 13: Instructies voor de verwijdering 13.1. Afvalverwerkingsmethoden Product Met inachtneming van de plaatselijke officiële voorschriften bij een speciale afvalverbranding bezorgen. Ongereinigde verpakking Verpakkingen die niet gereinigd kunnen worden, moeten net als de stof verwijderd worden.

Page 65: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

65

Veiligheidsinformatieblad conform verordening (EU) nr. 453/2010 Antifrogen SOL HT

SECTIE 14: Informatie met betrekking tot het vervoer Sectie 14.1. tot 14.5. ADR Geen gevaarlijke goederen ADNR Geen gevaarlijke goederen RID Geen gevaarlijke goederen IATA Geen gevaarlijke goederen IMDG Geen gevaarlijke goederen 14.6. Bijzondere voorzorgsmaatregelen voor de gebruiker Zie dit veiligheidsinformatieblad, sectie 6 tot 8. 14.7. Vervoer in bulk overeenkomstig bijlage II van de MARPOL-overeenkomst 73/78 en de IBC-code Geen vervoer als bulk volgens de IBC - code.

SECTIE 15: Rechtsvoorschriften

15.1. Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel

Gevaarklasse voor water : 1 laag risico voor water (indeling volgens VwVwS, bijlage 4) Overige voorschriften Behalve de in dit hoofdstuk genoemde gegevens / voorschriften beschikken wij niet over andere informatie m.b.t.

veiligheids-, gezondheids- en milieubescherming. 15.2. Beoordeling chemische veiligheid Voor één/meerdere ingrediënten van het hier beschreven preparaat zijn beoordelingen van de chemische veiligheid

(CSA) beschikbaar.

SECTIE 16: Overige informatie

De nationale en lokale wettelijke voorschriften moeten in acht worden genomen. Legenda: ADN Europese overeenkomst betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren ADR Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg AOX Absorbeerbare organisch gebonden halogenen CAS Chemical Abstracts Service DMEL Afgeleid niveau met minimaal effect (Genotoxische stoffen) DNEL Afgeleid niveau met nuleffect EC50 Gemiddelde concentratie met effect GHS Wereldwijd Geharmoniseerd Systeem IATA Internationale Luchtvaartorganisatie IMDG Internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over zee LC50 Dodelijke concentratie, 50% LD50 Dodelijke dosis, 50% MARPOL Internationale overeenkomst ter voorkoming van zeeverontreiniging door schepen NOAEC Hoogste concentratie waarbij geen significant verhoogd schadelijk effect is waargenomen NOAEL Hoogste dosis waarbij geen significant verhoogd schadelijk effect is waargenomen NOEC Hoogste concentratie waarbij geen statistisch significant effect is waargenomen OEL Maximale werkplekconcentratie PBT Persistent, bio-accumulatief, giftig PEC Voorspelde concentratie in het milieu PNEC Voorspelde concentratie zonder effect op het milieu REACH Registratie, beoordeling, goedkeuring en beperking van chemicaliën RID Internationale regeling voor het transport van gevaarlijke goederen per spoor SVHC Zeer zorgwekkende stoffen vPvB Zeer persistent en zeer bio-accumulatief Deze informatie geeft een beeld van onze actuele kennis van zaken en is enkel bedoeld als een algemene beschrijving van onze producten en mogelijke toepassingen. Clariant gaat geen aansprakelijkheid aan voor de volledigheid, juistheid, foutloosheid en de geschiktheid van deze informatie en het gebruik ervan. De beoordeling van de geschiktheid van een Clariant-product voor een bepaalde toepassing valt onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Indien er geen andersoortige schriftelijke overeenkomst is afgesloten, zijn de Algemene Verkoopvoorwaarden van Clariant geldig, die door deze informatie niet gewijzigd of buiten werking gesteld kunnen worden. De rechten van derden moeten in acht genomen worden. De wijziging van deze informatie alsmede van de productinformatie, met name op grond van veranderingen van wettelijke bepalingen blijft op ieder willekeurig moment voorbehouden. Veiligheidsinformatiebladen, waarin de bij de opslag of hantering van Clariants-producten in acht te nemen veiligheidsmaatregelen zijn opgenomen, worden bij de levering ter bes­chikking gesteld. Voor extra informatie kunt u contact opnemen met Clariant.

Page 66: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

66

Page 67: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

67

Page 68: Gebruiksaanwijzing voor de bevoegde vakkundige SOLATRON … · navolgen. Let vooral op de volgende punten EN 12975 - 1 en 2 Algemene eisen en testmethode collectoren EN 12976 - 1

68

Service:

www.elco.net

ELCO GmbH D - 72379 Hechingen

ELCO Austria GmbH A - 2544 Leobersdorf

ELCOTHERM AG CH - 7324 Vilters

ELCO Netherlands NL - 6465 AG Kerkrade

ELCO Belgium SA B - 1070 Brussel

ELCO Italia S.p.A. I - 31023 Resana

ELCO United Kingdom UK - Basildon, Essex, SS15 6SJ

ELCO France / Chaffoteaux SAS F - 93521 Saint-Denis Cedex

Gastech-Energi A/S DK - 8240 Risskov