FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 ›...

89
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2008-2009 FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS: de effectiviteit van de promotie van fysieke activiteit Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Gezondheidsvoorlichting en –bevordering Door: Wendy Van Seymortier Prof. Dr. G. Cardon

Transcript of FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 ›...

Page 1: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2008-2009

FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS:

de effectiviteit van de promotie van fysieke activiteit

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Gezondheidsvoorlichting en –bevordering

Door: Wendy Van Seymortier

Prof. Dr. G. Cardon

Page 2: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren
Page 3: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2008-2009

FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS:

de effectiviteit van de promotie van fysieke activiteit

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Gezondheidsvoorlichting en –bevordering

Door: Wendy Van Seymortier

Prof. Dr. G. Cardon

Page 4: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Abstract

Van Seymortier Wendy 2008-2009

I

ABSTRACT

Doelstelling: Nagaan of een interventie die zich richt op het promoten van fysieke

activiteit bij kleuters uit de derde kleuterklas via de thuisomgeving door een folder

effectief is en of er een verschil is tussen een autonomie ondersteunende interventie en

een controlerende interventie. Verder werd nagegaan of de appreciatie van de

autonomie ondersteunende folder verschillend is van de appreciatie van de

controlerende folder.

Design: Experimenteel interventiedesign

Setting: Van dertien Oost-Vlaamse kleuterscholen werden de kleuters uit de derde

kleuterklas geselecteerd

Doelgroep: De participerende kleuters uit de tien kleuterklassen werden at random

toegewezen aan de intrinsiek- autonome conditie (N= 24), de intrinsiek- controlerende

conditie (N= 26) en de controlegroep (N= 31). Vóór en drie weken na de interventie

werd bij alle kleuters de hoeveelheid fysieke activiteit bepaald met behulp van een

pedometer. De kleuters uit de drie andere kleuterscholen werden at random toegewezen aan

de intrinsiek- autonome conditie (N=19) en aan de intrinsiek- controlerende conditie

(N=15). De ouders van deze kleuters ontvingen een vragenlijst die peilde naar de

appreciatie van de folder.

Resultaten: Het overhandigen van een folder aan de ouders leidde niet tot een toename

van de hoeveelheid fysieke activiteit bij de kleuter. Er werden wel significante

verschillen gevonden met betrekking tot de appreciatie tussen de intrinsiek- autonome

folder en de intrinsiek- controlerende folder. De autonomie ondersteunende folder werd

gezien als minder directief dan de controlerende folder. De ouders uit de controlerende

interventiegroep waren meer tevreden over de inhoud dan de ouders uit de autonomie

ondersteunende interventiegroep. De resultaten voor de duidelijkheid van de folder; de

geloofwaardigheid van de folder; de effectiviteit van de folder; de lengte van de folder

en de lay-out van de folder waren niet verschillend tussen de beide condities.

Conclusie: Binnen deze studie kon geen evidentie geleverd worden voor het gebruik

van een “family based” interventie door middel van een folder. De formulering binnen

de folder had geen invloed op het effect van de folder, maar werd door de ouders wel op

een andere manier geapprecieerd.

Page 5: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Inhoudstafel

Van Seymortier Wendy 2008-2009

II

INHOUDSTAFEL

ABSTRACT…………………………………………………………………………... .0Ι

INHOUDSTAFEL……………………………………………………………………..0ΙΙ

WOORD VOORAF………………………………………………………………….... VΙ

INLEIDING…………………………………………………………………………… 01

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE…………………………………………………... 03

1 BELANG VAN FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS…………………… 03

1.1 GEZONDHEIDSPROBLEMEN………………………………………………. 04

1.1.1 Gezondheidsproblemen op korte termijn…………………………. 04

1.1.2 Gezondheidsproblemen op lange termijn…………………………. 05

1.2 PSYCHOLOGISCHE EN SOCIALE PROBLEMEN…………………………. 06

1.3 ECONOMISCHE GEVOLGEN……………………………………………….. 07

2 FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ DE KLEUTER…………………………………… 07

2.1 HOEVEELHEID FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS…………………. 07

2.1.1 Fysieke activiteit van de kleuter: internationaal………………….. 08

2.1.2 Fysieke activiteit van de kleuter: Vlaanderen…………………….. 08

2.2 VERSCHIL NAARGELANG GESLACHT………………………………….. 09

3 DETERMINANTEN VAN FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS………. 10

3.1 SOCIALE STEUN……………………………………………………………... 11

3.1.1 Sociale steun binnen de thuisomgeving……………………………. 11

3.1.2 Sociale steun buiten de thuisomgeving…………………………….. 12

3.2 DEMOGRAFISCHE DETERMINANTEN…………………………………… 12

3.3 FYSIEKE OMGEVINGSFACTOREN………………………………………... 13

3.4 HOEVEELHEID TELEVISIE KIJKEN……………………………………….. 14

Page 6: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Inhoudstafel

Van Seymortier Wendy 2008-2009

III

4 DE PROMOTIE VAN FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS…………… 15

4.1 AANDACHTSPUNTEN BIJ DE PROMOTIE VAN FYSIEKE

ACTIVITEIT………………………………………………………………………….. 15

4.2 SETTING VAN DE INTERVENTIE………………………………………….. 15

4.3 EFFECTIFITEIT VAN INTERVENTIES……………………………………. 16

4.3.1 Interventies gericht op educatie.…………………………………… 17

4.3.2 Interventie gericht op aanpassen van de omgevingsfactoren…… 17

4.3.3 Interventies toegepast op specifieke doelgroep…………………... 18

4.3.4 Interventies binnen de thuisomgeving: IDEFICS studie………… 19

5 “MESSAGE FRAMING”………………………………………………………… 20

5.1 “MESSAGE FRAMING”: HET OPSTELLEN VAN DOELSTELLINGEN…. 20

5.2 “MESSAGE FRAMING”: AUTONOMIE ONDERSTEUNENDE

OMGEVING VERSUS CONTROLERENDE OMGEVING………………… 22

5.2 “MESSAGE FRAMING”: BESLUIT…………………………………………. 22

6 ONDERZOEKSVRAGEN……………………………………………………… 23

DEEL 2: METHODOLOGIE……………………………………………………….. 25

1.1 INLEIDING……………………………………………………………………. 25

1.2 PROCEDURE EN PROEFGROEP……………………………………………. 25

1.2.1 Effectiviteitstudie…………………………………………………… 25

1.2.2 Peiling naar folderappreciatie…………………………………….. 28

1.3 MEETMETHODE……………………………………………………………... 29

1.3.1 Effectiviteitstudie…………………………………………………… 29

1.3.2 Peiling naar folderappreciatie…………………………………….. 31

1.4 OMSCHRIJVING VAN DE INTERVENTIE…………………………………. 31

1.4.1 Doel van de interventie……………………………………………... 32

1.4.2 Intrinsiek- autonome folder versus intrinsiek- controlerende

folder………………………………………………………………… 32

1.5 STATISTISCHE ANALYSE…………………………………………………. 33

Page 7: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Inhoudstafel

Van Seymortier Wendy 2008-2009

IV

DEEL 3: RESULTATEN……………………………………………………………. 34

1 ANALYSE VAN DE INTERVENTIESTUDIE………………………………… 34

1.1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK…………………………………………….. 34

1.2 EVALUATIE VAN DE INTERVENTIE……………………………………… 38

1.2.1 Verschil in evolutie van het aantal stappen tussen de

controlegroep en de interventiegroep……………………………… 39

1.2.2 .. Verschil in evolutie van het aantal stappen tussen de

intrinsiek- autonome interventiegroep en de intrinsiek-

………………..controlerende interventiegroep……………………………………. 41

2 EVALUATIE VAN DE FOLDERAPPRECIATIE……………………………... 42

2.1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK……………………………………………. 42

2.2 ANALYSE VAN DE FOLDERAPPRECIATIE………………………………. 44

2.2.1 Analyse: grondig lezen van de folder……………………………... 44

2.2.2 Analyse: duidelijkheid van de folder……………………………… 44

2.2.3 Analyse: inhoud van de folder……………………………………... 45

2.2.4 Analyse: geloofwaardigheid van de folder………………………... 46

2.2.5 Analyse: effectiviteit van de folder………………………………… 47

2.2.6 Analyse: directheid van de folder…………………………………. 48

2.2.7 Analyse: lengte van de folder en lay-out van de folder…………... 49

DEEL 4: DISCUSSIE………………………………………………………………... 50

LITERATUURLIJST

BIJLAGEN

LIJST VAN FIGUREN/TABELLEN

Figuur 1: Proportie kinderen met verhoogde systolische en diastolische bloeddruk,

………… voorgesteld bij verschillende BMI- condities……………………………… 04

Figuur 2: Flowchart van groep 1……………………………………………………… 26

Page 8: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Inhoudstafel

Van Seymortier Wendy 2008-2009

V

Figuur 3: Flowchart van de proefgroep voor de appreciatie van de folder………… 28

Tabel 1: Leeftijd en geslacht voor de 3 verschillende condities en de totale groep….. 27

Tabel 2: Resultaten voor fysieke activiteit, op de pretest, verschil tussen

……….. interventiegroep en controlegroep………………………………………...... 35

Tabel 3: Resultaten voor fysieke activiteit, op de pretest, verschil naargelang

………….interventiegroep……………………………………………………………. 36

Tabel 4: Resultaten voor fysieke activiteit, bij aanvang van de studie, verschil

…………naargelang geslacht…………………………………………………………. 37

Tabel 5: Resultaten voor fysieke activiteit, bij aanvang van de studie, verschil tussen

……….. weekdagen en weekenddagen………………………………………………. 38

Tabel 6: Appreciatie van de pedometer door de kleuter…………………………….. 38

Tabel 7: Gemiddelden en analyses van de gegevens voor het gemiddelde van vier

…………meetdagen, weekenddagen en weekdagen………………………………….. 40

Tabel 8: Effect van covariaten “school” en “leeftijd”…………………………...... 41

Tabel 9: Evolutie van de hoeveelheid fysieke activiteit naargelang interventiegroep. 42

Tabel 10: Resultaten van de factoranalyse……………………………………………. 43

Tabel 11: Verdeling van de component: grondig gelezen……………………………. 44

Tabel 12: t- test voor de stelling over inhoud van de folder…………………………. 46

Tabel 13: t- test over de stellingen over geloofwaardigheid van de folder…………... 47

Tabel 14: Overzicht antwoorden effectiviteit van de folder…………...……………... 48

Tabel 15: Vergelijking intrinsiek- autonome groep versus intrinsiek- controlerende

………….groep……………………………………………………………………… 48

LIJST VAN BIJLAGEN

Bijlage 1: Informed consent en informatiebrief

Bijlage 2: Registratieformulier

Bijlage 3: Vragenlijst over de appreciatie van de

folder

Bijlage 4: Interventie binnen de intrinsiek- controlerende conditie

Bijlage 5: Interventie binnen de intrinsiek- autonome folder

Page 9: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Woord vooraf

Van Seymortier Wendy 2008-2009

VI

WOORD VOORAF

Met deze masterproef sluit ik mijn opleiding tot master in de gezondheidsvoorlichting

en bevordering af. Om deze opleiding tot een goed einde te brengen, kreeg ik heel wat

hulp en steun van verschillende personen die ik graag wens te bedanken.

Eerst en vooral gaat mijn dank uit naar de professoren van de Universiteit Gent voor het

delen van de kennis en ervaring gedurende deze opleiding.

In het bijzonder gaat een woord van dank uit naar de promotor van deze masterproef die

mij gedurende de hele periode heeft bijgestaan en mij heeft geholpen om de masterproef

tot een goed einde te brengen. Ik kon steeds bij Prof. Dr. Cardon terecht voor

professionele feedback en opmerkingen. Verder bedank ik ook de kleuterscholen die de

toestemming gaven om mee te werken aan deze masterproef, de leerkrachten uit deze

kleuterscholen, de ouders voor hun bereidwillige medewerking en de kleuters voor het

dragen van de pedometer.

Daarnaast wil ik ook nog mijn ouders, zussen en alle andere personen bedanken die het

rechtstreeks of onrechtstreeks mogelijk maakten deze masterproef tot een goed einde te

brengen.

Page 10: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Inleiding

Van Seymortier Wendy 2008-2009

1

INLEIDING

In de media wordt steeds meer aandacht besteed aan de beweging bij kinderen. In

februari 2008 verscheen in de Vlaamse kranten het artikel “Kleuters zijn passief”.

Binnen dit artikel werd een studie over de lage bewegingsgraad bij kleuters van de

vakgroep bewegings- en sportwetenschappen van de Universiteit Gent in samenwerking

met de Ehsal hogeschool besproken. Ook binnen de schoolomgeving is de beweging bij

kleuters een thema dat vaker aangehaald wordt. Het tijdschrift Klasse, uitgegeven door

het Vlaams Ministerie van Onderwijs, bracht ook een artikel rond de Vlaamse studie

over de beweging bij kleuters.

Voldoende fysieke activiteit is een belangrijke pijler binnen een gezond leefpatroon.

Ook bij kleuters is voldoende fysieke activiteit van belang. Onvoldoende beweging

brengt gezondheidsproblemen op korte termijn (bijvoorbeeld slaapproblemen,

concentratiestoornissen, problemen met de botopbouw, …) en gezondheidsproblemen

op lange termijn (bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, diabetes type 2, hyperlipidemie,

osteoporose, verhoogde bloeddruk, …) met zich mee. Bovendien leidt onvoldoende

fysieke activiteit tot psychologische en sociale problemen en brengt het ook

economische gevolgen met zich mee. Overgewicht op jonge leeftijd is een belangrijke

voorspeller voor overgewicht en obesitas op latere leeftijd.

Studies, uitgevoerd in Vlaanderen, tonen aan dat kleuters onvoldoende bewegen. De

internationale norm van één uur matige tot zware lichaamsbeweging per dag wordt

slechts door een heel kleine groep van de kleuters gehaald. Zowel binnen de

schoolomgeving als thuis is er onvoldoende beweging.

De “Identification and prevention of Dietary- and lifestyle- induced health EFfects In

Children and infants” (IDEFICS)- studie bestaat uit zes verschillende folders. Twee

van deze folders zijn gericht op de promotie van fysieke activiteit bij kleuters. De ene

folder richt zich op het aanmoedigen van de fysieke activiteit bij kleuters binnen de

thuisomgeving en de andere folder richt zich op het verminderen van het televisie kijken

door dit te vervangen door andere activiteiten

Page 11: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Inleiding

Van Seymortier Wendy 2008-2009

2

Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren van de

hoeveelheid fysieke activiteit vóór en na het uitdelen van de folders.

Informatie die gegeven wordt aan een doelgroep, in het kader van de promotie van

gezond gedrag wordt niet steeds op de juiste manier ontvangen. De theorie van

“message framing” stelt dat personen andere beslissingen nemen afhankelijk van hoe de

informatie gepresenteerd wordt. Om dit binnen deze masterproef te testen werden de

proefpersonen uit de interventieconditie verdeeld in twee verschillende condities: de

intrinsiek- autonome conditie en de intinsiek- controlerende conditie.

Deel 1: de literatuurstudie bestaat uit zes verschillende hoofdstukken. In het eerste

hoofdstuk “Belang van fysieke activiteit bij kleuters” wordt dieper ingegaan op de

specifieke problemen die onvoldoende fysieke activiteit bij kleuters met zich

meebrengt. Dit zijn de gezondheidsproblemen op korte en lange termijn, de

psychologische en sociale problemen en de economische problemen. Het tweede

hoofdstuk “Fysieke activiteit van de kleuter” gaat verder in op de hoeveelheid fysieke

activiteit van de kleuter. In dit hoofdstuk wordt ook aandacht besteed aan de verschillen

in fysieke activiteit naargelang geslacht. Het derde hoofdstuk “Determinanten van

fysieke activiteit” beschrijft de verschillende factoren die een rol spelen in de

hoeveelheid fysieke activiteit bij kleuters. Het vierde hoofdstuk “De promotie van

fysieke activiteit” behandelt een aantal aandachtspunten bij de promotie van fysieke

activiteit. Tevens worden de resultaten van eerdere interventies geëvalueerd en als

laatste wordt in dit hoofdstuk dieper ingegaan op de Identification and prevention of

Dietay –and lifestyle- induced health EFfects In Children and infantS.(IDEFICS)-

studie. Binnen het vijfde hoofdstuk wordt de theorie van “message framing” uitgewerkt

en aangevuld met voorbeelden vanuit andere vakgebieden en voorbeelden vanuit de

gezondheidspromotie. Hoofdstuk zes “Onderzoeksvragen” formuleert de

onderzoeksvragen die binnen deze studie zullen behandeld worden. In deel 2:

Methodologie wordt uitgewerkt op welke manier de gegevens verzameld werden. De

resultaten worden weergegeven in deel 3: resultaten. In deel 4, discussie, worden de

bekomen resultaten op een kritische manier besproken.

Page 12: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

3

LITERATUURSTUDIE

1 BELANG VAN FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS

Het is belangrijk een goed beeld te krijgen over de hoeveelheid fysieke activiteit bij

kinderen en de gevolgen van onvoldoende fysieke activiteit bij deze kinderen. Dit maakt

het mogelijk om op een doeltreffende manier te werken aan de preventie van de

problemen die het gebrek aan fysieke activiteit met zich meebrengt (Sallis, Prochaska &

Taylor, 2000).

Onvoldoende fysieke activiteit leidt in vele gevallen tot een toename in gewicht, wat bij

kleuters aanleiding kan geven tot het ontwikkelen van overgewicht en obesitas. Studies

tonen aan dat kinderen met een hoger lichaamsgewicht vaak in een vicieuze cirkel

terecht komen, omdat zij door hun hoger lichaamsgewicht nog minder gaan bewegen en

op deze manier nog sneller in gewicht toenemen dan hun leeftijdsgenoten met een

gezond lichaamsgewicht. In de lagere school presteren kinderen met overgewicht

minder goed tijdens de lessen lichamelijke opvoeding. Deze kinderen zijn minder goed

bij verspringen, sit- ups, snelheidsoefeningen en uithoudingsoefeningen. De kinderen

met overgewicht en obesitas voelen deze verschillen aan en gaan minder graag

bewegen. Onvoldoende fysieke activiteit kan echter niet gezien worden als de enige

factor die een rol speelt bij het ontwikkelen van overgewicht en obesitas. Andere

factoren die hierin een rol spelen, zijn de eetpatronen van de kinderen (De

Bourdeaudhuij, 2009; Trost, Sirad, Dowda, Pfeiffer & Pate, 2003).

Overgewicht en obesitas zijn niet de enige gevolgen van onvoldoende fysieke activiteit,

ook de ontwikkeling van motorische vaardigheden verloopt moeizamer wanneer

kinderen onvoldoende bewegen. Onvoldoende fysieke activiteit bij kinderen verhoogt

de kans op gezondheidsproblemen, psychologische en sociale problemen. Daarenboven

brengt het ook economische gevolgen met zich mee (De Bourdeaudhuij, 2009; Trost et

al, 2003).

Page 13: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

4

1.1 GEZONDHEIDSPROBLEMEN

1.1.1 Gezondheidsproblemen op korte termijn

Onvoldoende fysieke activiteit kan aanleiding geven tot overgewicht en obesitas. Op

korte termijn ontstaan er bij kinderen met overgewicht en obesitas gezondheids-

problemen. Studies tonen aan dat kinderen met overgewicht meer kans hebben op het

ontwikkelen van slaapproblemen door problemen met de ademhaling tijdens de slaap.

Deze slaapproblemen kunnen op zich dan aanleiding geven tot concentratiestoornissen.

Ook de kans op astma is verhoogd bij kinderen met overgewicht (De Bourdeaudhuij,

2009; Lobstein, Baur & Uauy, 2004; Reilly et al, 2003).

De laatste jaren is er een alarmerende stijging waarneembaar in het aantal jonge

patiënten met diabetes type 2. Ook bij jonge kinderen is er, zoals bij volwassenen, een

duidelijke link tussen overgewicht en de ontwikkeling van diabetes type 2. Zoals de

kans op het ontwikkelen van diabetes type 2 verhoogt, stijgt de kans op het ontwikkelen

van cardiovasculaire risicofactoren bij kleuters met overgewicht. Risicofactoren die

ontstaan zijn hypertensie, verminderde high density lipoproteïne (HDL) en gestegen low

density lipoproteïne (LDL). Diabetes type 2 en cardiovasculaire aandoeningen zijn dus

niet enkel problemen die zich kunnen voordoen op lange termijn, maar ook op korte

termijn komen deze problemen steeds vaker voor.

Figuur 1: proportie kinderen met verhoogde systolische en diastolisch bloeddruk,

voorgesteld bij verschillende BMI- condities, Freedman et al., 2002

Bovenstaande grafiek geeft de stijging in diastolische en systolische bloeddruk weer,

ingedeeld aan de hand van percentielen. Hoe hoger het percentiel, hoe hoger het

Page 14: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

5

percentage kinderen met een verhoogde bloeddruk. Naarmate een stijging optreedt in

het percentiel, duikt er reeds op kinderleeftijd, een verhoging op van de systolische en

de diastolische bloeddruk (Freedman, Bereneson & Srinivasa, 2002; Lobstein et al,

2004; Reilly et al, 2003).

Op jonge leeftijd is tevens de botopbouw belangrijk. Ook hierop heeft het gewicht van

het kind een effect. Kinderen met een hoge vetmassa hebben een kleinere toename in

botmassa dan leeftijdgenoten met een lagere vetmassa. Niet enkel de factor gewicht

heeft hier een effect op. Kinderen die veel uren televisie kijken hebben een minder

goede botopbouw dan zij die minder uren voor de televisie doorbrengen (Wosje et al,

2009).

Recente studies wijzen uit dat kinderen met obesitas over minder motorische

vaardigheden beschikken dan leeftijdsgenoten met overgewicht en een normaal gewicht.

Kinderen met obesitas haalden een lagere score op evenwicht en balvaardigheden.

Interventies die de hoeveelheid fysieke activiteit bij kinderen aanmoedigen en verhogen

tonen aan dat kinderen na het doorlopen van intensieve trainingsprogramma’s over

betere motorische vaardigheden beschikken (D'Hondt, Deforche, De Bourdeaudhuij &

Lenoir, 2009; Reilly et al, 2006).

Kinderen die gedurende hun kindertijd meer fysiek actief zijn, halen daar ook voordelen

uit op adolescentenleeftijd. Studies tonen namelijk aan dat deze kinderen minder vatbaar

zijn voor het ontwikkelen van lage rugpijn in de vroege adolescentie. Een andere

retrospectieve studie die een link legt tussen depressie op volwassen leeftijd en fysieke

activiteit op kinderleeftijd toont aan dat volwassenen die op kinderleeftijd minder fysiek

actief zijn een grotere kans hebben op het ontwikkelen van depressies, en dus vaker op

volwassen leeftijd een depressieve periode doormaken (Jacka et al, 2008; Wedderkopp,

Kjaer, Hestbaek, Korsholm & Leboeuf-Yde, 2009)

1.1.2 Gezondheidsproblemen op lange termijn

Op lange termijn zorgt overgewicht bij kleuters voor belangrijke gezondheids-

problemen. Overgewicht op jonge leeftijd is namelijk een belangrijke voorspeller voor

Page 15: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

6

overgewicht en obesitas op latere leeftijd. Een belangrijke periode hierbij is de

“adiposity rebound”. De “adiposity rebound” periode wordt afgelezen aan de hand van

de curve waarop de BMI uitgezet wordt ten opzichte van de leeftijd van het kind.

Gedurende het eerste levensjaar is er een stijging waarneembaar in de curve. Na het

eerste levensjaar daalt de curve tot een minimum. Dit minimum wordt ook de “adiposity

rebound” genoemd. De “adiposity rebound” periode is dus de periode waarop de BMI

voor de tweede maal in het leven een dieptepunt bereikt. Het tijdstip waarop dit

dieptepunt optreedt in het leven van het kind is belangrijk. De adiposity rebound

perionde doet zich, in normale omstandigheden, voor tussen de leeftijd van vijf en

zeven jaar. Hoe eerder de adiposity rebound periode zich voordoet bij een kind, hoe

groter de kans op een hoog vetpercentage op volwassen leeftijd. Bij volwassenen met

een hoger gewicht, startte de adiposity rebound periode gemiddeld op een jongere

leeftijd dan bij volwassenen met een lichter gewicht. Dit verhoogd lichaamsgewicht op

volwassen leeftijd geeft ook tal van gezondheidsproblemen. Volwassenen met

overgewicht hebben veel meer kans voor het ontwikkelen van hart- en vaatziekten,

diabetes type 2, hyperlipidemie, osteoporose, verhoogde bloeddruk, … dan volwassenen

met een normaal lichaamsgewicht. De gevolgen van onvoldoende fysieke activiteit bij

kinderen zijn dus tot aan de volwassen leeftijd waarneembaar (Cameron & Demerath,

2002; Janz et al, 2002; Mamun, Hayatbakhsh, O'Callaghan, Williams & Najman, 2009;

Sallis et al, 2000; Trost et al, 2003).

Op de leeftijd van de adolescentie zijn er ook belangrijke gezondheidsproblemen waar

te nemen. Studies tonen aan dat obesiteit op kinderleeftijd aanleiding geeft tot een

daling in vruchtbaarheid. Anderzijds zorgt een hoger gewicht op kinderleeftijd ervoor

dat meisjes op jongere leeftijd gaan menstrueren. Op zich is dit geen probleem, maar

een vroege menstruatie brengt wel andere gezondheidsproblemen met zich mee, zo

stijgt de kans op borstkanker, depressie, eetstoornissen en middelenmisbruik (Lobstein

et al, 2004; Stice, Presnell & Bearman, 2001).

1.2 PSYCHOLOGISCHE EN SOCIALE PROBLEMEN

Problemen zoals een laag zelfbeeld en gedragsproblemen komen vaker voor bij obese

kinderen dan bij niet obese kinderen. Het risico bij meisjes is groter dan bij jongens.

Page 16: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

7

Met zekerheid kan nog niet gezegd worden of kinderen op vijf- jarige leeftijd al dan niet

last hebben van deze psychologische problemen, aangezien verschillende studies

tegenstrijdigheden aantonen. Naarmate de kinderen ouder worden stelt dit probleem

zich zeker (Latner & Stunkard, 2001; Reilly et al, 2003).

1.3 ECONOMISCHE GEVOLGEN

De kosten die onvoldoende fysieke activiteit op jonge leeftijd met zich meebrengen zijn

moeilijk te bepalen. Zowel de directe kosten als de indirecte kosten moeten in rekening

gebracht worden. Directe kosten zijn de kosten aan het gezondheidszorgsysteem,

veroorzaakt door de medische problemen die optreden bij overgewicht door een gebrek

aan fysieke activiteit. De indirecte kosten zijn moeilijker te bepalen. De standaarden die

gebruikt worden voor het meten van indirecte kosten, zoals absenteïsme, kunnen niet

gebruikt worden bij kinderen. Daarom worden de indirecte kosten bepaald door andere

factoren, bijvoorbeeld absenteïsme bij ouders door ziekte van het obese kind, aantal

dagen afwezigheid op school, specifieke kosten voor het onderwijsnet en kosten door

werkloosheid bij volwassenen veroorzaakt door overgewicht/obesitas op jonge leeftijd

(Lobstein et al, 2004; World Health Organization, 2000).

2 FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ DE KLEUTER

2.1 HOEVEELHEID FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS

2.1.1 Fysieke activiteit van de kleuter: internationaal

Internationaal zijn er al een aantal onderzoeken uitgevoerd die erop wezen dat ook

jonge kinderen onvoldoende fysiek actief zijn. Heel wat kleuters haalden de

internationale norm van één uur matige tot zware lichaamsbeweging per dag niet.

Het onderzoek van Pate et al (2005) bij drie- tot vijfjarigen, bevestigde het tekort aan

fysieke activiteit bij deze leeftijdsgroep. Drie- tot vijfjarigen bleken slechts heel licht

Page 17: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

8

fysiek actief of sedentair gedurende de meeste tijd die zij in de kleuterschool

doorbrengen. Verschillen bestaan naargelang de kleuterschool of het centrum waar de

kleuter opgevangen wordt; maar in het algemeen kan gesteld worden dat de fysieke

activiteit in de kleuterschool laag is. In de studie van Pate et al waren de kinderen in de

kleuterschool slechts 2.6 procent van de tijd matig tot intens fysiek actief. De kleuters

vertoonden voor 85 procent van de tijd heel lichte fysieke activiteit tot sedentair gedrag.

Gemiddeld brengen de kleuters dertig uur door in de kleuterschool, 25 uur van deze tijd

brengen zij dus door met sedentair gedrag en minder dan één uur brengen zij door in

matige tot intensieve fysieke activiteit (Benham & Deal, 2005; Pate, Mclver, Dowda,

Brown & Addy, 2008). Binnen de studie van Jackson et al (2003) werd de fysieke

activiteit van drie tot vierjarige kleuters gemeten met behulp van een accelerometer.

Gemiddeld haalden de kinderen binnen deze studie 669 ± 165 counts/ minuut. Één jaar

later werd deze meting herhaald en haalden de kinderen significant hogere resultaten

(849 ± 252 counts / minuut). Het gemiddeld aantal uren dat de kleuters bewogen binnen

deze drie dagen durende meetperiode was 29 ± 5 uur. Binnen deze studie kon geen

significant verschil terug gevonden worden tussen de hoeveelheid fysieke activiteit op

weekdagen en de hoeveelheid fysieke activiteit op weekenddagen (Jackson et al, 2003).

Binnen de studie van Pate et al (2004) werd de fysieke activiteit bij de kleuters

ingedeeld in sedentaire activiteit, lichte fysieke activiteit, matige fysieke activiteit en

intensieve fysieke activiteit. De vijfjarige kleuter spendeerde per uur gemiddeld 43.1 ±

1.4 minuten in sedentaire activiteit; 9.5 ± 0.8 minuten in lichte fysieke activiteit; 7.4 ±

0.8 minuten in matige fysieke activiteit en 2.1 ± 0.3 minuten in intensieve fysieke

activiteit. Kinderen van vier en vijf jaar spendeerden significant meer tijd in sedentaire

activiteit en minder tijd aan lichte fysieke activiteit dan kinderen van drie jaar (Pate,

Pfeiffer, Trost, Ziegler & Dowda, 2004)

2.1.2 Fysieke activiteit van de kleuter: Vlaanderen

In Vlaanderen werden soortgelijke studies uitgevoerd. Een studie van de vakgroep

sport- en bewegingswetenschappen, in samenwerking met Europese hogeschool Brussel

(EHSAL), uitgevoerd in 2008 peilde naar de hoeveelheid fysieke activiteit bij kleuters

Page 18: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

9

in Vlaanderen. Amper acht procent van de vier- en vijfjarige kleuters haalde de

international norm van één uur matige tot zware lichaamsbeweging per dag, wat

overeenkomt met 13,874 stappen per dag. Wanneer de fysieke activiteit van de Vlaamse

kleuters ingedeeld wordt, zien we dat tien procent van de tijd besteed werd aan lichte

activiteit; amper zes procent van de tijd dat de kleuters wakker waren, besteedden zij

aan matige tot intense fysieke activiteit; de overige vierentachtig procent van de tijd

brachten de kleuters op een sedentaire, inactieve manier door. Gemiddeld haalden

vijfjarige kleuters een aantal van 9980 ± 2605 stappen per dag (Cardon & De

Bourdeaudhuij, 2008).

In België is het onderwijsnet zo gestructureerd dat het grootste deel van de kleuters

vanaf de leeftijd van twee en een half jaar naar school gaat. Een groot deel van de tijd

brengen de kleuters dus in de kleuterklas door. Op deze manier is de school een

belangrijk kanaal voor de promotie van fysieke activiteit bij de kleuters. Via de school

kunnen de meeste ouders van de kleuters bereikt worden. Ook binnen de thuisomgeving

speelt de fysieke activiteit een rol. Studies tonen aan dat kinderen op de dagen dat zij

thuis zijn, weekenddagen, minder bewegen dan op weekdagen. De internationale norm

van één uur matige tot zware lichaamsbeweging per dag werd door kleuters vaker

gehaald op weekdagen dan op weekenddagen. De promotie van fysieke activiteit in de

schoolomgeving is dus belangrijk, maar ook de promotie van fysieke activiteit in de

thuisomgeving is een belangrijk punt (Cardon & De Bourdeaudhuij, 2007; Cardon & De

Bourdeaudhuij, 2008).

2.2 VERSCHIL NAARGELANG GESLACHT

Voor de factor geslacht geven de studies verschillende resultaten weer. De studie van

Cardon & De Bourdeaudhuij (2007) toonde geen significant verschil tussen de

hoeveelheid fysieke activiteit bij Vlaamse jongens en meisjes. De kinderen in deze

studie hadden de leeftijd van 4 tot 5.9 jaar. Een studie, uitgevoerd door Cardon & De

Bourdeaudhuij in 2008, toonde dat sedentair gedrag vaker voorkomt bij meisjes op

weekdagen en op weekenddagen, terwijl de jongens meer tijd spendeerden aan lichte

Page 19: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

10

fysieke activiteit gedurende het weekend en aan matige fysieke activiteit in het weekend

en op weekdagen. De matige tot intensieve fysieke activiteit binnen deze studie was

hoger bij jongens dan bij meisjes gedurende de weekdagen (Cardon & De

Bourdeaudhuij, 2007; Cardon & De Bourdeaudhuij, 2008).

Het onderzoek van Jackson et al (2003) uitgevoerd in Schotland, toonde een significant

verschil aan tussen de hoeveelheid fysieke activiteit bij meisjes en de hoeveelheid

fysieke activiteit bij drie- tot vierjarige jongens. De studie gaf aan dat de jongens

significant meer stappen zetten dan meisjes van éénzelfde leeftijd. Jongens haalden een

gemiddelde van 777 ± 207 counts /minuut, terwijl meisjes een gemiddelde van 657 ±

172 counts/minuut haalden. De verschillen tussen jongens en meisjes zijn reeds

aanwezig op een heel jonge leeftijd. Bij kinderen van 3 tot 4 jaar oud zijn deze

verschillen reeds duidelijk zichtbaar. De review, uitgevoerd door Hinkley et al (2008)

concludeert dat 80% van de studies aangaven dat er een significant verschil is tussen

jongens en meisjes (Hinkley, Crawford, Salmon, Okely & Hesketh, 2008; Jackson et al,

2003; Reilly et al, 2006).

3 DETERMINANTEN VAN FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS

De fysieke activiteit van kleuters wordt bepaald door verschillende factoren. Het is

belangrijk om een goed beeld te krijgen van deze factoren van fysieke activiteit bij

kleuters, ook determinanten genoemd. Door een goed beeld te krijgen van deze

determinanten kunnen interventies op een efficiënte manier uitgewerkt worden.. De

verschillende determinanten zijn moeilijk binnen één determinantenmodel te plaatsen.

Een belangrijke determinant bij de fysieke activiteit van de kleuter is de sociale

invloed. Deze determinant kan geplaatst worden binnen het ASE-model (Conner &

Norman, 2005). Toch kon over de andere determinanten uit dit model, attitude en eigen

effectiviteit, geen informatie gevonden worden bij kleuters. Andere determinanten die

een rol spelen bij de fysieke activiteit van kleuters zijn de demografische en

biologische variabelen waaronder leeftijd, body mass index, geslacht en de

omgevingsfactoren (Hinkley et al, 2008).

Page 20: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

11

Een factor die vaak bestudeerd wordt bij de promotie van fysieke activiteit is televisie

kijken. Deze factor kan niet aanzien worden als determinant van fysieke activiteit, maar

heeft wel een invloed op het totale gedrag van de kleuters en zou op deze manier de

hoeveelheid fysieke activiteit in de hand kunnen werken (Conner & Norman, 2005;

Finn, Johannsen & Specker, 2002; Hinkley et al, 2008).

3.1 SOCIALE STEUN

3.1.1 Sociale steun binnen de thuisomgeving

Gebruik makend van de theorie van Bandura wordt gesteld dat kinderen beïnvloed

worden door anderen. Volgens Gustafson & Rhodes (2006) zijn ouders de grootste

sociale beïnvloedende factor bij kleuters. Het gedrag van de ouders is dan ook een

sterke determinant van de hoeveelheid fysieke activiteit bij de kleuter. Binnen de review

van Hinkely et al (2008) gaven alle studies aan dat de fysieke activiteit van ouders een

positieve invloed heeft op de hoeveelheid fysieke activiteit van de kleuters. De ouders

worden door de kleuters niet enkel gezien als voorbeeldfiguren, maar het zijn ook de

ouders die de kinderen aanzetten tot fysieke activiteit en die de fysieke activiteit van

hun kinderen ondersteunen. Fysieke activiteit van de ouders of interactie van de ouders

gedurende de fysieke activiteit van de kleuters, verhoogde de hoeveelheid fysieke

activiteit bij de kleuters. Enkel het aanmoedigen van de kleuter om fysiek actief te zijn,

zonder participatie of eigen fysieke activiteit door de ouder, had geen invloed op de

hoeveelheid fysieke activiteit van de kleuters. Een studie van Sallis et al (1988) toonde

aan dat de BMI van de vader een invloed heeft op de fysieke activiteit van de kleuter.

De studie toonde een significante relatie aan tussen de BMI van de vader en de fysieke

activiteit van de ouders. De hoeveelheid fysieke activiteit bij de ouders, zou op deze

manier de fysieke activiteit van kleuters in de hand werken. De studie van Gustafson &

Rhodes (2006) toonde dan weer aan dat er verschillen zijn tussen eenoudergezinnen en

twee- oudergezinnen. Kinderen met twee actieve ouders zijn meer fysiek actief dan

kinderen met één actieve ouder. Toch zijn kinderen met één actieve ouder nog actiever

Page 21: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

12

dan kinderen uit een niet- actief twee- oudergezin (Conner & Norman, 2005; Finn et al,

2002; Gustafson & Rhodes, 2006; Hinkley et al, 2008; Sallis et al, 1988).

3.1.2 Sociale steun buiten de thuisomgeving

Een andere sociaal beïnvloedende factor bij kleuters is de leerkracht in de kleuterklas.

Studies tonen aan dat de kleuterschool waar de kleuter ingeschreven is, een effect heeft

op de hoeveelheid fysieke activiteit van de kleuter. Één van de verklarende factoren

hiervoor is volgens de studie van Dowda et al (2004) de opleiding van de leerkrachten.

De studie werd uitgevoerd bij kleuters van drie tot vijf jaar uit South Carolina. Uit de

studie bleek dat kleuters binnen scholen met een groter aantal hoger opgeleide

leerkrachten meer tijd in matige tot intensieve fysieke activiteit spendeerden gedurende

de speeltijd dan de kleuters in scholen met minder hoog opgeleide leerkrachten (Dowda,

Pate, Trost, Almeida & Sirad, 2004; Hinkley et al, 2008; Pate et al, 2008).

Ook de studie van Cardon et al (2008) toonde aan dat leerkrachten een effect kunnen

hebben op de hoeveelheid fysieke activiteit bij kleuters. Uit de studie bij vijfjarige

kleuters bleek dat het aantal leerkrachten die toezicht uitoefenden tijdens de speeltijd

een invloed had op de hoeveelheid fysieke activiteit bij de kleuters. Een lager aantal

leerkrachten, ging gepaard met een hogere hoeveelheid fysieke activiteit bij meisjes

(Cardon, Van Cauwenberghe, Labarque, Haerens & De Bourdeaudhuij, 2008).

3.2 DEMOGRAFISCHE DETERMINANTEN

Bij hoofdstuk 2, de fysieke activiteit van de kleuters, werd reeds aangetoond dat studies

verschillende resultaten weergeven voor de determinant geslacht.

Binnen de review van Hinkley et al (2008), werd herhaaldelijk gevonden dat de leeftijd

en de body mass index van de kleuters geen invloed heeft op de hoeveelheid fysieke

activiteit. Toch zijn er studies waaruit het tegendeel kan geconcludeerd worden. De

studie van Klesges et al (1990), onderzocht een groep van 222 kleuters tussen drie en

zes jaar. De onderzoekers vonden dat de body mass index een invloed had op de

Page 22: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

13

hoeveelheid fysieke activiteit bij de kleuter. Verschillende studies peilden ook naar de

invloed van de socio- economische status van de ouders van de kleuter op de

hoeveelheid fysieke activiteit van de kleuter. De review van Hinkley et al (2008),

concludeerde dat de hoeveelheid fysieke activiteit van de kleuter geen invloed had op de

hoeveelheid fysieke activiteit van de kleuter. Ook het onderzoek van Fisher et al, 2006,

uitgevoerd bij Schotse kinderen met een gemiddelde leeftijd van 4.2 jaar, ondersteunt de

hypothese dat kinderen met een lagere socio-economische status minder bewegen niet

(Finn et al, 2002; Hinkely et al, 2008; Jackson et al, 2003; Kelly et al, 2006; Klesges,

Eck, Hanson, Haddock & Klesges, 1990).

3.3 FYSIEKE OMGEVINGSFACTOREN

Niet enkel de demografische factoren spelen een rol, maar ook de fysieke

omgevingsfactoren zijn van belang. Binnen het socio- ecologisch model wordt ook

aandacht besteed aan de omgevingsfactoren. Een aantal fysieke omgevingsfactoren

hebben een invloed op de hoeveelheid fysieke activiteit bij kleuters. Studies geven

tegenstrijdige resultaten aan voor wat de beschikbaarheid van speelterreinen en het

hebben van een eigen tuin betreft. De meeste studies uit de review van Hinkley et al

(2008) toonden aan dat de hoeveelheid tijd die de kleuters spendeerden buiten of op

speelterreinen, een effect had op de fysieke activiteit van de kleuter. Anderzijds

speelden de kinderen op weekenddagen meer op speelterreinen en in de tuin en toch

bleek uit de studie van Cardon & De Bourdeaudhuij (2008) dat de hoeveelheid fysieke

activiteit in het weekend ook veel te laag was en dat de kinderen op weekenddagen

significant minder bewogen dan op weekdagen. Het hebben van een eigen tuin en

speelterreinen in de buurt is dus niet voldoende. Kinderen moeten ook nog

aangemoedigd worden, onder andere door de ouders, om op een actieve manier in deze

tuin te spelen.

Uit het onderzoek van Cardon et al (2008), bleek dat de organisatie van de speelplaats

op school een invloed had op de hoeveelheid fysieke activiteit. De studie werd

uitgevoerd bij kinderen met een gemiddelde leeftijd van 5.3 jaar oud. Bij jongens was

de hoeveelheid fysieke activiteit hoger bij een lager aantal kinderen per vierkante meter

Page 23: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

14

en een hardere ondergrond. Bij meisjes was de hoeveelheid fysieke activiteit hoger bij

een lager aantal kinderen per vierkante meter en een lager aantal leerkrachten die

zorgden voor het toezicht gedurende de speeltijd. De hoeveelheid speelmateriaal, het

aantal markeringen op de speelplaats, het aanbrengen van hoogteverschillen, beplanting

en de toegankelijkheid tot speelgoed hadden geen invloed op de fysieke activiteit van de

kleuters binnen de school (Cardon & De Bourdeaudhuij, 2008; Cardon et al, 2008;

Gustafson & Rhodes, 2006; Hinkley et al, 2008).

3.4 HOEVEELHEID TELEVISIE KIJKEN

Een factor die vaak bestudeerd wordt bij de promotie van fysieke activiteit is televisie

kijken. Over deze factor bestaan geen eenduidige conclusies. De uitgevoerde studies

spreken elkaar tegen. Een aantal studies tonen aan dat er geen associatie is tussen

televisie kijken en fysieke activiteit, uit andere studies wordt het tegenovergestelde

geconcludeerd.

Een studie van Cardon & De Bourdeaudhuij (2008) uitgevoerd bij 129 vier- en

vijfjarige kleuters, toonde aan dat weinig beweging in vele gevallen samenhing met

grote hoeveelheden televisie kijken. De onderzochte kleuters keken op weekdagen

gemiddeld 74 minuten, op weekenddagen liep dat op tot 140 minuten.

Uit een onderzoek, uitgevoerd door Mendoza et al (2007) bleek dat grote hoeveelheden

televisie kijken bij kinderen de kans op obesitas verhoogde. Kinderen die meer dan

twee uur per dag televisie keken, hadden een verhoogd risico op het ontwikkelen van

obesitas en hadden een hoger vetpercentage. Naast de televisie speelden andere factoren

een rol, zoals computer en andere multimedia. Kinderen die tijd spendeerden voor de

computer, hadden in de studie ook een verhoogd vetpercentage.

Uit de studie van Burdette et al (2008) in de Verenigde Staten, bleek dat de perceptie

van de veiligheid van de thuisomgeving door de moeder een belangrijke rol speelde in

het aantal uur dat televisie werd gekeken door de kleuter. Kinderen waarvan de moeder

een lage perceptie van veiligheid had in de buurt, keken meer televisie dan hun

Page 24: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

15

leeftijdsgenoten (Burdette & Whitaker; 2005; Cardon & De Bourdeaudhuij, 2008;

Hinkley et al 2008; Mendoza, Zimmerman & Christakis, 2007).

4 DE PROMOTIE VAN FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS

4.1 AANDACHTSPUNTEN BIJ DE PROMOTIE VAN FYSIEKE ACTIVITEIT

Het doel van de promotie van fysieke activiteit is de hoeveelheid beweging bij de

kleuters te doen stijgen. Het is belangrijk dat de ouders en leerkrachten zich bewust

worden van de voordelen van voldoende fysieke activiteit. Een probleem bij de

promotie van fysieke activiteit is de visie die de leerkrachten en ouders hebben over de

fysieke activiteit bij hun kleuter. Ouders denken vaak dat hun kind hoog fysiek actief is

en dat het meer dan voldoende beweging heeft, ook al is dit niet het geval. Dit leidt

ertoe dat ouders er minder snel voor te vinden zijn om fysieke activiteit bij hun kleuter

aan te moedigen (Irwin, He, Bouck, Tucker & Pollett, 2005; Pate et al, 2008).

Uit de review van Van Sluijs et al (2008) bleek dat bij kinderen minder snel een

significant effect gevonden wordt dan bij adolescenten. Kinderen zijn namelijk actiever

dan adolescenten. Op deze manier zal een stijging in de hoeveelheid fysieke activiteit

bij adolescenten sneller merkbaar zijn dan bij kinderen (Irwin et al, 2005; Pate et al,

2008; Van Sluijs, McMinn & Griffin, 2008).

4.2 SETTING VAN DE INTERVENTIE

De setting voor het uitvoeren van interventies is verschillend. De meeste interventies

worden uitgevoerd binnen de schoolomgeving. Minder voorkomend zijn de “family

based” en “community based” interventies. Niet alle interventies richten zich op één

component, sommige interventies werken via de school maar hebben ook aandacht voor

het gezin en de maatschappij. Zo krijgen de kinderen bijvoorbeeld huiswerk mee naar

huis dat zij samen met de ouders kunnen maken. Op deze manier wordt via de school

gewerkt, maar wordt de thuisomgeving ook bij de interventie betrokken.

Page 25: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

16

De review van Van Sluijs et al (2008) die zich richt op kinderen en niet specifiek op

kleuters, kon geen evidentie vinden voor het gebruik van “family based” interventies.

Een studie van Sääkslahti (2004) uitgevoerd in Finland evalueerde een interventie,

uitgevoerd bij kinderen met een gemiddelde leeftijd van 4,5 jaar. De interventie duurde

drie jaar lang en startte met een informatiesessie waarbij het belang van fysieke

activiteit voor de ouders geschetst werd. Daarenboven ontvingen de ouders van de

kleuters twee maal per jaar schriftelijk informatiemateriaal, bijvoorbeeld posters, een

activiteitenbord en artikels omtrent fysieke activiteit. De kinderen uit de

interventiegroep speelden langere tijd buiten dan de kinderen uit de controlegroep en de

hoeveelheid intense fysieke activiteit nam in de interventiegroep toe met de leeftijd

terwijl er in de controlegroep geen stijging waarneembaar was (Sääkslahti, 2005; Van

Sluijs et al, 2008).

4.3 EFFECTIFITEIT VAN INTERVENTIES

Volgens de review van Reilly & McDowell (2003) richten de interventies voor de

preventie van overgewicht bij kinderen zich op het aanmoedigen van de fysieke

activiteit bij kinderen. De laatste jaren komt hier een tweede factor bij: het doen dalen

van het sedentaire gedrag bij kinderen. De evidentie dat een stijging van de hoeveelheid

fysieke activiteit en een daling van de sedentaire momenten een positieve invloed heeft

op de preventie van overgewicht bij kinderen stijgt. Toch blijven er nog twijfels omtrent

de generaliseerbaarheid van bestaande interventies, bovendien is de klinische relevantie

van de bestaande interventies nog onduidelijk (Reilly & McDowell, 2003).

De interventies kunnen ingedeeld worden in twee verschillende types. Allereerst zijn er

de interventies die gericht zijn op “educatie”, deze interventies trachten zoveel mogelijk

kennis over te brengen omtrent fysieke activiteit. De tweede groep zijn deze interventies

die veranderingen aanbrengen in de omgevingsfactoren op de school van de kleuter.

Door het veranderen van omgevingsfactoren tracht men de kinderen aan te zetten om

meer te gaan bewegen, bijvoorbeeld spelen, klimmen, … (Van Sluijs et al, 2008).

Page 26: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

17

4.3.1 Interventies gericht op educatie

In de studie van Reilly et al (2006) werd nagegaan of een interventie de hoeveelheid

fysieke activiteit bij kinderen met een gemiddelde leeftijd van 4.2 jaar kan doen stijgen.

De interventie bestond uit drie bewegingslessen van 30 minuten per week, en dit 24

weken lang, daarenboven werd ervoor gezorgd dat de kinderen thuis materiaal ter

beschikking hadden zodat zij ook thuis de mogelijkheid hadden om actief te zijn. Samen

met alle gezinsleden werd gezocht hoe de tijd voor de televisie kon beperkt worden.

Deze interventie bleek geen significant effect te hebben wat de hoeveelheid fysieke

activiteit betreft. Kinderen uit de interventiegroep bewogen niet significant meer dan de

kinderen uit de controlegroep, maar de motorische vaardigheden van de kinderen uit de

interventiegroep waren na het doorlopen van de interventie hoger dan de motorische

vaardigheden van de kinderen uit de controlegroep.

De studie van Manios et al (2006) werd uitgevoerd in Griekenland met 579 kinderen

met een gemiddelde leeftijd van 6.3 jaar aan de start van de interventie. De interventie

duurde zes jaar lang. Aan de kinderen werden lessen gegevens omtrent gezondheid,

voeding, fysieke fitheid en fysieke activiteit. De ouders werden ook bij deze interventie

betrokken, zij ontvingen informatie omtrent voeding en fysieke activiteit. Bij deze

studie werd een significante stijging gevonden van de matige en intense fysieke

activiteit bij jongens. Veel meer jongens haalden de internationale norm voor fysieke

activiteit bij de posttest en bij de follow up. Bij de meisjes werd geen enkel effect

waargenomen. Uit de review van Van Sluijs et al (2008) werd geconcludeerd dat er

geen algemene evidentie kon gevonden worden voor de effectiviteit van interventies die

enkel gericht zijn op het bijbrengen van kennis (Manios, Kafatos & Kafatos, 2006;

Reilly et al, 2006; Van Sluijs et al, 2008).

4.3.2 Interventie gericht op aanpassen van de omgevingsfactoren

In de studie van Ridgers et al (2007) in Engeland, werd nagegaan of het aanpassen van

de speelplaats op scholen een effect had op de hoeveelheid fysieke activiteit bij

kinderen. De gemiddelde leeftijd van deze kinderen was 8.1 jaar. De fysieke activiteit

Page 27: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

18

werd gemeten met behulp van een hartmeter en een accelerometer. Bij deze interventie

werd de speelplaats ingedeeld in verschillende zones: de rode sportzone, de blauwe

multi- actieve zone en de gele rustige zone. Bovendien werden voetbaldoelen en

basketbalringen geplaatst en werd de rode sportzone duidelijk afgescheiden van de

andere zones door het plaatsen van een omheining. Op de gele zone werden zitplaatsen

ter beschikking gesteld. De hoeveelheid matige tot intense fysieke activiteit was bij de

kinderen uit de interventiescholen significant hoger dan bij de kinderen uit de

controlescholen.

Uit de studie van Stratton & Leonard (2002) bleek dat de kinderen meer energie

verbruiken tijdens de speeltijd waneer er fluorescerende markeringen aangebracht

worden op de speelplaats, ook de duur van de fysieke activiteit verhoogde significant bij

het aanbrengen van deze markeringen. Het tegendeel bleek uit de studie van Cardon et

al (2008), uitgevoerd in Vlaanderen. Uit deze studie bleek dat de hoeveelheid

speelmateriaal, het aantal markeringen op de speelplaats en de toegankelijkheid tot

speelgoed geen invloed heeft op de fysieke activiteit van de kleuter binnen de school

(Cardon et al, 2008; Ridgers, Stratton, Fairclough, & Twisk, 2007, Stratton & Leonard

2002).

4.3.3 Interventies toegepast op specifieke doelgroep

In de review van Van Sluijs et al (2008) werd geconcludeerd dat er geen evidentie kan

gevonden voor interventies die specifiek werden uitgevoerd bij meisjes. Uit de vijf

studies die zich specifiek richtten op meisjes vertoonde slechts één studie een

significant positief effect. Dit geldt ook voor etnische minderheidsgroepen. Uit de tien

studies die zich specifiek richtten op deze doelgroep vertoonde slechts één studie een

significant positief effect. Ook uit de studie van Bradley et al (2000) blijkt dat er geen

duidelijke link kan aangetoond worden tussen etniciteit en de hoeveelheid fysieke

activiteit.

Wel werd er in de review van Van Sluijs et al (2008) enige evidentie gevonden bij het

uitoefenen van interventies die zich specifiek richtten op kinderen uit gezinnen met een

lage socio- economische status. Bij de drie studies uit de review die onderzoek doen

Page 28: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

19

naar de effectiviteit van interventies bij deze doelgroep werd een significant positief

effect gevonden (Bradley, McMurray, Harrell & Deng, 2000; Van Sluijs et al, 2008).

4.3.4 Interventies binnen de thuisomgeving: IDEFICS studie

Vele interventies richten zich op de schoolomgeving van de kleuter en op het

veranderen van de omgevingsfactoren binnen deze schoolomgeving. Studies over de

effectiviteit van interventies die zich enkel richten op de thuisomgeving zijn schaars. De

folders binnen de IDEFICS studie richten zich op de thuisomgeving van de kleuters. De

IDEFICS studie is een lopende studie die gestart is in 2006 en gedurende vijf jaar loopt.

Resultaten van deze studie zijn nog niet beschikbaar. De afkorting IDEFICS staat voor

Identification and prevention of Dietay –and lifestyle- induced health EFfects In

Children and infantS. De IDEFICS studie is een grootschalig Europees project. Het

project richt zich specifiek op de domeinen: voeding, sociale leefomstandigheden en

gezondheidsgedrag van 2 tot 8-jarige kinderen. Ook het aspect fysieke activiteit komt

aan bod binnen dit project. Het onderzoek wordt door het Bremen Institute for

Prevention Research and Social Medicine, van de universiteit van Bremen uit Duitsland

gecoördineerd en wordt gesubsidieerd door de Europese Commissie. In totaal nemen

117 onderzoeksinstellingen en 6 kleine en middelgrote ondernemingen uit 12

verschillende landen in Europa, waaronder België, deel (IDEFICS, 2008).

In de eerste plaats is het doel van IDEFICS het in kaart brengen van de risicofactoren

van overgewicht en obesitas bij jonge kinderen en het in kaart brengen van de huidige

voedings- en leefgewoonten van deze doelgroep. Een tweede punt binnen IDEFICS is

de ontwikkeling van een interventieprogramma ter preventie van overgewicht en

obesitas bij jonge kinderen. Binnen het interventieprogramma staan zes verschillende

gezondheidsboodschappen centraal. Twee boodschappen behandelen het thema

voeding: “het stimuleren van dagelijkse waterconsumptie” en “het stimuleren van

dagelijkse consumptie van groenten en fruit”. Een ander thema dat behandeld wordt is

fysieke activiteit: “het TV- kijken verminderen” en “het stimuleren van dagelijkse

fysieke activiteit” Het laatste thema waar belang aan gehecht wordt is stress en

Page 29: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

20

relaxatie: “meer tijd spenderen met de gezinsleden” en “de aangepaste slaapduur

stimuleren” (Haerens et al, 2008; IDEFICS, 2008).

5 “MESSAGE FRAMING”

Gezondheidsboodschappen worden verspreid via tal van bronnen, bijvoorbeeld via

informatieavonden, het internet, folders, brochures, informatie geleverd door medici en

informatie geleverd door paramedici. De informatie die gegeven wordt aan de

doelgroep, wordt niet steeds op een juiste manier ontvangen. Het geven van informatie

is dus onvoldoende om te komen tot het stellen van gezondheidsgedrag. Vele

campagnes richtten zich in het verleden reeds op het stoppen met roken, toch haalden

deze interventies niet bij elke doelgroep hetzelfde maximale effect. De theorie van

“message framing” stelt dat personen andere beslissingen nemen afhankelijk van hoe de

informatie gepresenteerd wordt. Message framing wordt behandeld binnen

verschillende vakgebieden, waaronder ook de gezondheidsvoorlichting (Conner &

Norman, 2005; Schneider, 2006).

5.1 “MESSAGE FRAMING”: HET OPSTELLEN VAN DOELSTELLINGEN

De studie van Vansteenkiste et al (2004) testte de hypothese of het stellen van

intrinsieke doelen betere resultaten geeft dan wanneer er extrinsieke doelen gesteld

worden. De studie richtte zich op Belgische studenten met een leeftijd tussen de

negentien en twintig jaar. Uit deze studie bleek dat het stellen van intrinsieke doelen

betere resultaten gaf in vergelijking met het stellen van extrinsieke doelen. Intrinsieke

doelen voor een persoon zijn bijvoorbeeld: goede relaties met vrienden,

maatschappelijke voordelen en gezondheid. Onder extrinsieke voordelen wordt rijkdom,

een goed imago en bekendheid verstaan (Ryan & Deci, 2000; Salovev, Williams-

Piehota, 2004; Sheldon, Elliot, Kim & Kasser, 2001; Vansteenkiste, Simons, Lens &

Sheldon, 2004).

Uit de studie van Tversky en Kahneman (1981) ging men na op welke manier personen

keuzes maken. Uit de studie bleek dat afhankelijk van de formulering van de doelen,

Page 30: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

21

voor een andere optie gekozen wordt. Binnen de studie waren er twee verschillende

formuleringen. In de studie werd aan de proefpersonen de vraag gesteld wat zij zouden

doen wanneer een groep van 600 personen in gevaar was. Bij de eerste formulering kon

men kiezen tussen twee verschillende opties. Bij de eerste optie zouden zeker 200

personen gered worden, bij de andere optie was er twee derde kans dat niemand zou

gered worden en één derde kans dat iedereen zou gered worden. Binnen deze eerste

formulering; die geformuleerd is als winstgevend (overleven), koos de meerderheid

voor de zekere optie: het zeker overleven van 200 personen.

Bij de omgekeerde formulering, die de kosten benadrukt, het sterven van personen,

wordt niet gekozen voor zekerheid (zeker sterven van 400 personen) maar kiest men

voor de probalistische stelling (grote kans dat iedereen sterft en kleine kans dat iedereen

overleeft). Dit wijst erop dat de informatie op een andere manier wordt opgenomen en

verwerkt wanneer deze op een andere manier geformuleerd wordt. Binnen de

gezondheidsvoorlichting kunnen we ook verschil maken in interventies die zekerheid

bieden dat de gezondheidstoestand zal verbeteren (bijvoorbeeld gebruik van

zonnecrème, rookstop, gezonde voeding, gebruik van autogordel, …) en de interventies

die deze garantie niet bieden (bijvoorbeeld pap- test, mammografie, HIV- test, …).

Deze laatste testen kunnen juist een ziekte aan het licht brengen en onzekerheid brengen

voor de patiënt. Afhankelijk van het soort interventie wordt het best gekozen voor de

juiste formulering (Schneider, 2006).

In de studie van Banks et al (1995) werd nagegaan welke formulering het meeste

vrouwen aanzet tot het uitvoeren van een mammografie. Een mammografisch

onderzoek biedt geen zekerheid dat de gezondheidstoestand zal verbeteren aangezien de

ziekte hier juist mee kan ontdekt worden. Binnen de studie waren er twee verschillende

condities. De eerste conditie gaat in op de voordelen, de winst, die vrouwen hebben bij

een mammografie. De andere conditie gaan in op de risico’s die kunnen optreden

wanneer de vrouwen geen mammografie laten uitvoeren. Bij de conditie die zich richt

op de risico’s lieten significant meer vrouwen een mammografie uitvoeren (Banks et al,

1995; Schneider, 2006).

Page 31: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurstudie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

22

5.2 MESSAGE FRAMING: AUTONOMIE ONDERSTEUNENDE OMGEVING

.VERSUS CONTROLERENDE OMGEVING

De studie van Vansteenkiste et al (2004) testte de hypothese of het leren in een

autonomie ondersteunende leeromgeving betere resultaten heeft dan het leren op een

controlerende manier. Uit de studie bleek dat studenten beter presteerden in een

autonomie ondersteunende omgeving dan in een controlerende omgeving. Een

controlerende omgeving biedt de student geen vrijheid door het vooropstellen van

deadlines, straffen, aansporingen of door het vastleggen van regels. Deze controlerende

omgeving beperkt de autonome motivatie van de student. Een autonomie

ondersteunende omgeving zal in tegendeel, de autonome motivatie van de student

verhogen. Binnen een autonomie ondersteunende omgeving worden aansporingen en

bestraffingen beperkt. Tevens wordt ook het gebruik van controlerende taal vermeden

(Ryan & Deci, 2000; Salovev & Williams-Piehota, 2004; Sheldon et al, 2001;

Vansteenkiste et al, 2004).

In de studie van Vansteenkiste et al (2004) werd onderscheid gemaakt tussen de

autonomie ondersteunende omgeving en de controlerende omgeving door een verschil

in taalgebruik. In de autonomie ondersteunende conditie werden volgende zinnen

gebruikt:“je kan”; “je zou kunnen”; “ als je kiest voor, …”; “ wij vragen jou om …”.

Deze formulering zorgt ervoor dat de lezer het gevoel heeft een eigen keuze en een

eigen inbreng te hebben, in tegenstelling tot de formulering: “je zou moeten”; “je moet”;

“je zou beter”. Binnen de studie haalden de studenten uit de autonomie ondersteunende

omgeving betere resultaten dan de studenten uit de controlerende omgeving

(Vansteenkiste et al, 2004).

5.3 “MESSAGE FRAMING”: BESLUIT

Message framing wordt gebruikt binnen verschillende vakgebieden, waaronder ook de

gezondheidsvoorlichting. Over het gebruik van message framing binnen de promotie

van fysieke activiteit bij kleuters kon geen literatuur terug gevonden worden.

Page 32: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Onderzoeksvragen

Van Seymortier Wendy 2008-2009

23

6 ONDERZOEKSVRAGEN

Onvoldoende fysieke activiteit bij kleuters verhoogt het risico op gezondheids-

problemen op lange termijn, gezondheidsproblemen op korte termijn, psychologische

problemen, sociale problemen en economische gevolgen (Trost et al, 2003).

Studies op internationaal niveau wijzen er echter op dat heel wat jonge kinderen

onvoldoende fysiek actief zijn. Heel wat kleuters halen de internationale norm van één

uur matige tot zware lichaamsbeweging per dag niet. In Vlaanderen worden soortgelijke

resultaten waargenomen. Uit een Vlaamse studie van Cardon & De Bourdeaudhuij

(2008) bleek dat slechts acht procent van de vier- en vijfjarige kleuters de internationale

norm van één uur matige tot zware lichaamsbeweging per dag haalt. In België gaat het

grootste deel van de kleuters vanaf de leeftijd van twee en een half jaar naar school. De

school is dus een belangrijk kanaal voor de promotie van fysieke activiteit bij kleuters.

Via de school kunnen tevens de meeste ouders en hun kleuters bereikt worden (Cardon

& De Bourdeaudhuij, 2008; Pate et al, 2008).

Toch is niet enkel de hoeveelheid fysieke activiteit op school belangrijk, ook de

hoeveelheid fysieke activiteit binnen de thuisomgeving moet aangemoedigd worden.

Uit onderzoek bleek dat de Vlaams kleuters op weekenddagen minder bewegen dan op

weekdagen. Interventies die zich richten op de fysieke activiteit thuis zijn dus

noodzakelijk. Twee van de folders, die ontwikkeld zijn binnen het IDEFICS- project,

promoten de fysieke activiteit bij kinderen van twee tot acht jaar. De ene folder promoot

de dagelijkse fysieke activiteit, terwijl de andere folder zich richt op het beperken van

de tijd die kleuters voor de televisie doorbrengen. Het eerste doel van deze masterproef

is nagaan of de interventie gericht naar de thuisomgeving van de kleuters een effect

heeft op de hoeveelheid fysieke activiteit bij kleuters. Binnen de eerste

onderzoeksvraag wordt nagegaan of de kleuters waarvan de ouders een folder met

informatie ontvingen ter promotie van fysieke activiteit binnen de thuisomgeving

en een folder ter verlaging van het aantal uur televisie kijken, drie weken later een

hoger aantal stappen zetten dan de kleuters waarvan de ouders deze folders niet

ontvingen.

Page 33: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Onderzoeksvragen

Van Seymortier Wendy 2008-2009

24

Aanvullend wordt er binnen deze masterproef nagegaan of er een verschil is tussen de

hoeveelheid fysieke activiteit bij jongens en meisjes en of er een verschil is tussen de

hoeveelheid fysieke activiteit op weekdagen en de hoeveelheid fysieke activiteit op

weekenddagen. Ook wordt gepeild naar de appreciatie van de pedometer door de

kleuters.

Binnen verschillende vakgebieden werd onderzoek gedaan naar “message framing”.

Binnen de studie van Vansteenkiste et al (2004) bleek dat studenten beter bijleren

wanneer zij zich bevinden in een autonomie ondersteunende omgeving (Vansteenkiste

et al, 2004). Over het gebruik van message framing binnen de promotie van fysieke

activiteit bij kleuters kon geen literatuur terug gevonden worden. Om na te gaan of de

bevindingen uit andere vakgebieden ook zouden kunnen gelden bij de promotie van

fysieke activiteit bij kleuters werden er binnen deze masterproef twee verschillende

versies gemaakt van de folders: een intrinsiek- autonome folder en een intrinsiek-

controlerende folder. Binnen de tweede onderzoeksvraag wordt nagegaan of er een

verschil is in effectiviteit van de interventie ter promotie van fysieke activiteit

binnen de thuisomgeving en ter verlaging van het aantal uur televisie kijken,

tussen de kleuters waarvan de ouders de intrinsiek- autonome folders ontvingen en

de kleuters waarvan de ouders een intrinsiek- controlerende folders ontvingen.

Om na te gaan of er een verschil is in appreciatie van de folders naargelang de conditie

werd aan de ouders gevraagd de verschillende folders te evalueren. Verwacht wordt dat

de folders uit de autonoom- controlerende conditie op een andere manier zullen

geapprecieerd worden door de ouders dan de folders uit de intrinsiek- controlerende

conditie.

Page 34: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

25

METHODOLOGIE

1.1 INLEIDING

De interventie van deze masterproef werd gerealiseerd in samenwerking met de

vakgroep sport- en bewegingswetenschappen van de Universiteit Gent. Dit onderzoek

bouwt verder op een voorgaand onderzoek van de vakgroep sport- en

bewegingswetenschappen van de Universiteit Gent in samenwerking met de Ehsal

hogeschool.

1.2 PROCEDURE EN PROEFGROEP

Bij de verzameling van de gegevens werd een indeling gemaakt in twee verschillende

groepen. Bij de eerste groep werd nagegaan of een interventie aan de hand van een

folder de hoeveelheid fysieke activiteit bij kinderen doet toenemen. Binnen deze eerste

groep werd de fysieke activiteit van de kleuters gedurende twee verschillende perioden

gemeten met behulp van een pedometer. Aan de ouders van de kleuters uit de

interventiegroep werd ook gevraagd een vragenlijst in te vullen die peilt naar de

appreciatie van de interventie. Binnen de tweede groep werd enkel de appreciatie van de

folder nagevraagd aan de hand van een vragenlijst. Binnen deze groep werd de

hoeveelheid fysieke activiteit niet gemeten.

1.2.1 Effectiviteitstudie

Voor het verzamelen van de gegevens met betrekking tot het stappenaantal werden de

directies van tien verschillende scholen persoonlijk gecontacteerd. De flowchart wordt

weergegeven in figuur 2. Alle directies van de tien scholen waren bereid om mee te

werken aan deze studie. Vervolgens werd contact opgenomen met de kleuterleidsters,

Page 35: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

26

die bereid waren om mee te werken. De geselecteerde scholen zijn gelegen in de

provincie Oost- Vlaanderen1.

Aantal deelnemende scholen:10 Aantal gecontacteerde ouders: 172

Weigeren deelname / geen antwoord ouders: 81

Aantal deelnemende kleuters pretest : 91

Onvolledige gegevens pretest: 4

Onvolledige gegevens posttest / weigering deelname posttest: 6

Figuur 2: Flowchart van groep 1

1 Gemeentelijke basisschool “De start”, Berchem; Gemeentelijke basisschool “De start”, Ruien;

Gesubsidieerde Vrije Basisschool, Etikhove; Gesubsidieerde Vrije Basisschool, Schorisse;

Gesubsidieerde Vrije Basisschool, Nukerke; Gemeentelijke basisschool De kouter, Wortegem-

Petegem; Vrije basisschool, Berchem; Vrije basisschool Ruien, Kluisbergen; Vrije basisschool, Wortegem- Petegem; Basisschool Omer Wattez, Maarkedal

Aantal deelnemende kleuters posttest: 87

Interventie 2:

Intrinsiek –controlerende

conditie (N=26)

- pretest - interventie met behulp …van folder - posttest - vragenlijst appreciatie …folder

Interventie 1:

Intrinsiek – autonome

conditie (N=24)

- pretest - interventie met behulp …van folder - posttest - vragenlijst appreciatie ...folder

Controlegroep (N=31) - pretest - posttest

Page 36: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

27

Alle kleuters uit de derde kleuterklas ontvingen een brief met informatie over het

onderzoek en een informed consent. Dit informed consent bevindt zich samen met de

informatiebrief in bijlage 1. De informatiebrief gaf de belangrijkste data mee waarop

getest zou worden en gaf de ouders ook het nut en het doel van het onderzoek mee.

In het totaal werden er 172 ouders van kleuters gecontacteerd. Een groep van 81 ouders

gaf geen antwoord en stuurde geen informed consent terug, bij hun kleuter kon dus geen

interventie uitgevoerd worden. In totaal namen er 91 kleuters deel aan de pretest. Vier

kleuters hadden gegevens op de pretest die onvolledig waren doordat de ouders het

registratieformulier niet volledig hadden ingevuld, door een lege batterij in de

stappenteller of door verlies van de stappenteller. De kleuters werden at random

toegewezen aan één van de drie condities: de controleconditie, de eerste

interventiegroep en de tweede interventiegroep. Bij de controlegroep (N=31) werd een

premeting en een postmeting uitgevoerd, zonder dat er een interventie werd uitgevoerd.

Bij de interventiegroepen (N=50) werd een premeting gedaan, hierop volgde een

informatieverspreiding via twee folders aan de ouders, met daaropvolgend een

postmeting. Zes kleuters hadden gegevens op de posttest die onvolledig waren doordat

de ouders het registratieformulier niet hadden ingevuld of door verlies van de

stappenteller. Het verschil tussen de folder bij de intrinsiek-autonome conditie en de

folder bij de intrinsiek-controlerende conditie wordt onder hoofdstuk 1.4, omschrijving

van de interventie verder uitgewerkt. Het registratieformulier bevindt zich in bijlage 2.

In tabel 1 zijn de gegevens voor leeftijd en geslacht van de steekproef die getest werd

met behulp van een pedometer weergegeven.

Tabel 1: Leeftijd en geslacht voor de 3 verschillende condities en de totale groep

Controle-

groep

intrinsiek –

autonome conditie

intrinsiek –

controlerende

conditie

Totaal

Leeftijd (jaren)

5.4 ± 0.3

5.5 ± 0.3

5.5 ± 0.3

5.5 ± 0.3

Totaal aantal

31

24

26

81

Aantal jongens / aantal meisjes

16 15

13 11

12 14

41 40

Page 37: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

28

1.2.2 Peiling naar folderappreciatie

Voor het verzamelen van de gegevens over de appreciatie van de folder werden twaalf

scholen gecontacteerd, waarvan drie scholen hun deelname bevestigden. Alle

geselecteerde scholen zijn gelegen in de provincie Oost–Vlaanderen2. Alle leerlingen uit

de derde kleuterklas van deze scholen werden ingedeeld in twee verschillende condities.

De intrinsiek–autonome conditie en de intrinsiek- controlerende conditie Alle kleuters

kregen de twee folders, eigen aan de conditie waarin ze zich bevonden, mee naar huis

samen met een vragenlijst die peilt naar de appreciatie van de folder. Bij deze kleuters

werden geen metingen met behulp van een pedometer uitgevoerd. De gegevens over de

appreciatie van de folder uit de interventiegroepen van de eerste groep worden ook

gevoegd bij de analyses over de appreciatie van de folder (zie figuur 3).

weigeren deelname:1 geen reactie: 8

Aantal deelnemende scholen: 3 Aantal gecontacteerde kleuters:76

Figuur 3: Flowchart van de proefgroep voor de appreciatie van de folder

2 Katholiek Basisonderwijs Oudenaarde Sint-Pieter, Bevere; Katholiek Basisonderwijs Oudenaarde, Nederename; Katholiek Basisonderwijs Oudenaarde, Mater

Aantal gecontacteerde scholen, groep 1 : 12

Aantal deelnemende kleuters: 34

Intrinsiek – controlerende

conditie (N= 15) vragenlijst appreciatie folder

Intrinsiek – autonome

conditie (N= 19) vragenlijst appreciatie folder

Page 38: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

29

1.3 MEETMETHODE

1.3.1 Effectiviteitstudie

Verschillende manieren kunnen aangewend worden voor het meten van fysieke

activiteit bij kleuters waaronder het gebruik van vragenlijsten, directe observatie, het

gebruik van pedometers en het gebruik van accelerometers. De keuze van de

meetmethode is afhankelijk van het doel van het onderzoek (Bassett, Mahar, Rowe &

Morrow, 2008).

Een eerste mogelijkheid voor het meten van fysieke activiteit bij kleuters is het afnemen

van een vragenlijst die peilt naar de hoeveelheid, duur en de intensiteit van fysieke

activiteit. Bij kleuters biedt het afnemen van deze vragenlijst een extra beperking,

aangezien de kleuter onmogelijk zelf de vragenlijst kan invullen, is het de taak van de

ouders of de voogd om deze opdracht te vervullen. Een probleem dat hierbij optreedt, is

dat vragenlijsten subjectief zijn en dat de ouder weinig juiste informatie kan verschaffen

over de hoeveelheid fysieke activiteit van de kleuter op school, bij de grootouders, in de

sportclub, … Aangezien deze studie juist het doel heeft de fysieke activiteit van de

kleuter te meten gedurende de volledige dag, en niet enkel thuis, is de vragenlijst een

minder geschikte meetmethode (Altschuler et al, 2009; Bassett et al, 2008; Eisenmann

& Wickel, 2005).

Een tweede mogelijkheid voor het meten van fysieke activiteit bij kleuters is de directe

observatie. Binnen deze studie is directe observatie minder geschikt aangezien het een

arbeidsintensieve methode is. Bovendien is directe observatie niet haalbaar omdat

binnen deze studie de fysieke activiteit van vier volledige dagen wordt bepaald. Directe

observatie is meer geschikt voor korte metingen van fysieke activiteit (Pate et al, 2008).

Omwille van de beperkingen die de directe observatie en het gebruik van vragenlijsten

met zich mee brengen, wordt vaak geopteerd voor het gebruik van elektronische

toestellen. Toestellen die hiervoor in aanmerking komen zijn de pedometer en de

accelerometer. De pedometer en de accelerometer zijn populaire meetinstrumenten die

Page 39: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

30

in een groot aantal studies werden gebruikt om de hoeveelheid fysieke activiteit bij

kleuters te meten. In vergelijking tot de accelerometer wordt de pedometer vaker

gebruikt omdat deze een lagere kost met zich meebrengt, eenvoudig is in gebruik, maar

toch betrouwbare en valide resultaten geeft. Recente studies tonen aan dat er een hoge

correlatie is tussen de hoeveelheid fysieke activiteit, gemeten met een pedometer en de

hoeveelheid fysieke activiteit, gemeten met een accelerometer (Bassett et al, 2008;

Cardon & De Bourdeaudhuij, 2007; Eisenmann & Wickel, 2005).

In deze studie werd de fysieke activiteit bij de kleuters gedurende vier opeenvolgende

dagen bepaald met behulp van een pedometer. De pedometer, ook stappenteller

genoemd, is een klein toestel dat gedragen wordt ter hoogte van de heup. De

stappenteller telt het aantal stappen dat een persoon zet. Binnenin bevindt zich een veer

die op en neer beweegt, naargelang de beweging van de heup. Deze beweging opent en

sluit een elektronisch circuit. Bij de sluiting van het circuit wordt telkens één stap

geregistreerd. Om correcte meetresultaten te bekomen is het belangrijk de pedometer

vertikaal op de heup te plaatsen, loodrecht met de grond (Bassett et al, 2008; Crouter,

Schneider & Bassett, 2005).

De ouders ontvingen een registratieformulier om elke avond het juiste aantal stappen te

noteren, voor het slapen gaan. De stappentellers werden op donderdag correct, vertikaal

op de heup en loodrecht met de grond, aangebracht bij de kleuters. Donderdag telde nog

niet mee als een meetdag, dit om de invloed van mogelijke gedragsveranderingen te

minimaliseren. De meting startte vanaf vrijdag tot en met maandag. Op deze manier

werden de gegevens verzameld van twee weekdagen (vrijdag, maandag) en twee

weekenddagen (zaterdag, zondag). Het meten van het aantal stappen gedurende vier

dagen geeft voldoende informatie om een beeld te vormen van de hoeveelheid fysieke

activiteit die kleuters gemiddeld uitvoeren (Reilly et al, 2008) Na de pretest werd aan de

proefpersonen uit de intrinsiek–autonome conditie en aan de proefpersonen uit de

intrinsiek-controlerende conditie een folder meegegeven afhankelijk van de groep

waarin deze zich bevonden. Drie weken na het uitdelen van de folder werd een posttest

uitgevoerd. De hoeveelheid fysieke activiteit werd opnieuw vier dagen lang (vrijdag,

zaterdag, zondag, maandag) gemeten met behulp van een pedometer.

Page 40: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

31

1.3.2 Peiling naar folderappreciatie

Bij het tweede deel van deze studie werd er gebruik gemaakt van een vragenlijst. De

intrinsiek-autonome folders werden geëvalueerd door de ouders in de intrinsiek-

autonome conditie en de intrinsiek- controlerende folders werden geëvalueerd door de

ouders in de intrinsiek-controlerende conditie. Binnen de vragenlijst kwamen zeventien

verschillende items aan bod. Voor elk item waren er vijf verschillende antwoord-

mogelijkheden, gaande van helemaal niet akkoord tot helemaal akkoord. De items die

aan bod kwamen binnen de vragenlijst zijn de formulering van de informatie; de inhoud

van de folder; de duidelijkheid van de folder; de lay-out van de folder, het effect van de

folder en de evaluatie van het taalgebruik binnen de folder.

Vragen die gesteld werden zijn: “Ik vond de folder gemakkelijk te begrijpen; ik vond de

formulering in de folder goed; ik vond de folder interessant; ik vond de folder leerrijk;

ik vond de folder geloofwaardig; ik vond de informatie in de folder volledig; ik vond de

folder verwarrend; ik vond de folder correct; ik vond de folder inhoudelijk goed

opgesteld; ik vond de folder goed opgemaakt qua lay-out; ik heb de folder grondig

gelezen; ik heb de folder diagonaal gelezen; de informatie in de folder heeft mij

aangezet om mijn kind(eren) te stimuleren om meer te bewegen; ik zal de tips in de

folder gebruiken om mijn kind(eren) aan te zetten om meer te bewegen; ik vond de

folder een leuke manier om meer te weten te komen over het onderwerp; ik vond de

folder te directief; ik vond de lengte van de folder te lang” .

Aan de hand van deze verzamelde gegevens kan de appreciatie van de folder vergeleken

worden tussen de verschillende condities. De vragenlijst bevindt zich in bijlage 3. De

folders die binnen deze vragenlijst geëvalueerd worden bevinden zich in bijlage 4 en 5.

1.4 OMSCHRIJVING VAN DE INTERVENTIE

1.4.1 Doel van de interventie

Het doel van deze interventie is de hoeveelheid fysieke activiteit bij kleuters doen

stijgen, door het verlenen van informatie aan de ouders van deze kleuters. De interventie

Page 41: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

32

bestaat uit twee folders. De eerste folder behandelt het onderwerp “tv, computer en

andere multimedia”, de tweede folder geeft meer informatie over fysieke activiteit. In de

eerste folder worden er concrete tips aangereikt om de kleuter minder tv te laten kijken

en de tijd voor de computer en andere multimedia te beperken. Dit gebeurt omdat te

veel tijd voor tv, computer en andere multimedia ervoor zorgt dat er minder tijd

beschikbaar is om in de tuin te spelen, te fietsen, te lopen en andere fysieke activiteiten

uit te voeren. De tweede folder geeft meer informatie over de fysieke activiteit op zich

en geeft concrete tips om meer fysieke activiteit in te passen in het dagelijkse leven van

de kleuter.

Elke folder heeft twee belangrijke functies. Enerzijds worden de ouders bewust gemaakt

van het probleem van een tekort aan fysieke activiteit, bijvoorbeeld: “Wist je dat voor

kinderen tussen 3 en 5 jaar de tijd die ze voor TV, computer, video, DVD, … moet

beperkt worden tot minder dan 1 uur per dag?” Anderzijds worden er concrete tips

aangereikt die de ouders in staat stellen hun kind meer te laten bewegen en minder tv te

laten kijken. Voorbeelden van een aantal concrete tips zijn: “Maak een TV-schema op;

wees samen met je kind actief; moedig de actieve keuzes van je kind aan”.

1.4.2 Intrinsiek- autonome folder versus intrinsiek- controlerende folder

Binnen elke conditie zijn er twee folders opgesteld. Deze folders zijn vertalingen uit de

IDEFICS studie (Haerens et al, 2008). Binnen beide condities wordt dezelfde informatie

en dezelfde tips gegeven aan de hand van dezelfde lay out en tekeningen. De enige

parameter die verschillend is tussen de twee condities is het taalgebruik. De hoofdtitels

bij de intrinsiek-autonome conditie zijn: “Je kan kiezen om tijd met je gezin door te

brengen in plaats van met multimedia!” en “Als ouder kan je je kind helpen om meer te

bewegen!”. Deze hoofdtitels zijn inhoudelijk hetzelfde bij de intrinsiek-controlerende

conditie, maar zijn taalkundig wel anders geformuleerd: “ Breng tijd door met je gezin

in plaats van met multimedia!” en “Help je kind om meer te bewegen!” Binnen de

intrinsiek- controlerende conditie worden de ouders op een directere manier

aangesproken in tegenstelling tot de intrinsiek-autonome conditie waar de ouders meer

vrijheid krijgen in hun keuze om hun kind aan te zetten tot meer fysieke activiteit en tot

Page 42: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Methodologie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

33

minder televisie kijken. De keuze van deze twee verschillende condities is gebaseerd op

het principe van “message framing” dat eerder uitgewerkt werd in de literatuurstudie

(Vansteenkiste et al, 2004)

1.5 STATISTISCHE ANALYSE

Na het verzamelen van de gegevens werden deze ingegeven in het statistisch

programma SPSS16.0. Via repeated measures werd getracht na te gaan of er een

evolutie is tussen de gegevens verzameld op de pretest en de gegevens verzameld op de

posttest, afhankelijk van de conditie. Op deze manier kan achterhaald worden of de

interventie effectief is. Indien de interventie effectief is, kan ook nagegaan worden of er

een verschil is tussen evolutie in de intrinsiek- autonome groep en de evolutie in de

intrinsiek- controlerende groep.

Voor elke variabele werden de uitschieters bepaald. Deze werden gecodeerd als missing

en worden dus niet verwerkt in de analyse.

Aan de hand van de gegevens, verzameld op de pretest en de posttest werden nieuwe

variabelen berekend. Het totaal van de weekdagen werd gemaakt voor de pretest en de

posttest. Ook de gegevens voor de weekenddagen werden opgeteld voor de pretest en

voor de posttest. Verder werd ook het gemiddelde genomen voor de weekdagen en de

weekenddagen. Dit werd gedaan voor de pretest en voor de posttest. Wanneer er slechts

gegevens beschikbaar waren voor één van de twee weekdagen of weekenddagen werden

deze gegevens gebruikt als gemiddelde waarde.

De gegevens die peilen naar de appreciatie van de folder, verzameld via de vragenlijst,

worden verwerkt aan de hand van beschrijvende statistiek.

Page 43: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

34

RESULTATEN

1 ANALYSE VAN DE INTERVENTIESTUDIE

1.1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK

In tabel 2 worden de beschrijvende gegevens (gemiddelden en de standaarddeviaties)

van de onderzoeksvariabelen: leeftijd (in jaren); gemiddeld aantal stappen voor de vier

dagen (weekdagen en weekenddagen samen); gemiddeld aantal stappen voor de

weekenddagen en het gemiddeld aantal stappen voor de weekdagen weergegeven bij de

aanvang van het onderzoek. De analyses werden uitgevoerd met de gegevens die

verzameld werden op de pretest. Uit de analyses blijkt dat er bij de aanvang van de

studie geen significante verschillen waren tussen de controlegroep en de

interventiegroep. De gemiddelde leeftijd van de proefgroep bedroeg 5.47 ± 0.30 jaar. Er

werd geen significant verschil gevonden in leeftijd tussen de controlegroep en de

interventiegroep. Ook het gemiddeld aantal stappen voor de vier dagen (weekdagen en

weekenddagen samen); het gemiddeld aantal stappen voor de weekenddagen en het

gemiddeld aantal stappen voor de weekdagen waren niet significant verschillend tussen

de controlegroep en de interventiegroep bij de pretest. In tabel 3 worden dezelfde

analyses als in tabel 2 weergegeven, maar de analyses binnen tabel 3 spitsen zich

specifiek toe op de verschillen tussen de intrinsiek- autonome conditie en de intrinsiek-

controlerende conditie.

Voor geen enkele onderzochte variabele werd een significant verschil gevonden tussen

de gegevens van de controlegroep en de gegevens van de interventiegroep bij de pretest.

Ook bij de analyse van de gegevens van de intrinsiek- autonome interventiegroep en de

gegevens van de intrinsiek- controlerende interventiegroep werden geen significante

verschillen gevonden. De gegevens bij de aanvang van de studie waren dus voldoende

homogeen om er verdere analyses op uit te voeren.

Page 44: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

35

Tabel 2: Resultaten voor fysieke activiteit, op de pretest, verschil tussen interventiegroep en controlegroep

M= gemiddelde; SD= standaarddeviatie

Volledige

proefgroep

Controlegroep

Interventie

groep

Controlegroep

versus

interventie

groep

Controlegroep versus

interventie

groep

M ± SD M ± SD M ± SD t Significantie

Leeftijd

5.47 ± 0.30

5.43 ± 0.30

5.50 ± 0.29

-0.865

0.391

niet significant

Gemiddeld aantal stappen / dag

4 dagen

10024 ± 3116

10150 ± 3089

9934 ± 3170

0.285

0.777

niet significant

Gemiddeld aantal stappen / dag

weekend

9229 ± 3543

9033 ± 3433

9368 ± 3655

-0.391

0.454

niet significant

Gemiddeld aantal stappen / dag

week

10861 ± 3549

11267 ± 3804

10620 ± 3407

0.754

0.697

niet significant

Page 45: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

36

Tabel 3: Resultaten voor fysieke activiteit, op de pretest, verschil naargelang interventiegroep

M= gemiddelde; SD= standaarddeviatie

Volledige

interventie-

groep

Intrinsiek –

autonome

interventiegroep

Intrinsiek-

controlerende

interventiegroep

Verschil

naargelang

interventie-

groep

Intrinsiek- autonome

versus intrinsiek-

controlerende

interventiegroep

M ± SD M ± SD M ± SD t Significantie

Leeftijd

5.50 ± 0.29

5.52 ± 0.28

5.47 ± 0.31

0.604

0.549

niet significant

Gemiddeld aantal stappen / dag

4 dagen

9934 ± 3170

9638 ± 3313

10246 ± 3066

-0.610

0.546

niet significant

Gemiddeld aantal stappen / dag

weekend

9368 ± 3655

8871 ± 4063

9890 ± 3190

-0.895

0.377

niet significant

Gemiddeld aantal stappen / dag

week

10620 ± 3407

10547 ± 3350

10685 ± 3522

-0.141

0.889

niet significant

Page 46: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

37

Uit de resultaten van tabel 4 kan geconcludeerd worden dat er geen significante

verschillen waren voor de meetresultaten bij de pretest naargelang geslacht. De

hoeveelheid fysieke activiteit, gemeten bij de aanvang van deze studie, was dus niet

significant verschillend bij jongens dan bij meisjes. Dit geldt zowel voor de weekdagen

als voor de weekenddagen.

Tabel 4: Resultaten voor fysieke activiteit, bij aanvang van de studie, verschil naar

geslacht

Jongens Meisjes Jongens versus

meisjes

M ± SD M ± SD t / significantie

Gemiddeld aantal stappen / dag

(4 dagen)

10077 ±

3472

9970 ±

2764

t= 0.142

p- waarde= 0.887

niet significant

Gemiddeld aantal stappen / dag

(weekend)

9148 ±

3726

9310 ±

3402

t= -0.19

p- waarde= 0.850

niet significant

Gemiddeld aantal stappen / dag

(week)

11239 ±

3940

10483 ±

3116

t= 0.940

p- waarde= 0.350

niet significant

M= gemiddelde; SD= standaarddeviatie

De gemiddelden en de standaarddeviaties voor een gemiddelde dag worden

weergegeven in tabel 5. Uit de resultaten blijkt dat het aantal stappen op weekdagen

significant verschillend was van het aantal stappen op weekenddagen. Op een

gemiddelde weekdag bedroeg het gemiddeld aantal stappen 10818 ± 3583, terwijl dit op

een gemiddelde weekenddag 9229 ± 3543 bedroeg.

Page 47: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

38

Tabel 5: Resultaten voor fysieke activiteit, bij aanvang van de studie, verschil tussen

weekdagen en weekenddagen

weekdag weekenddag Paired sample t-test

M ± SD M ± SD t / significantie

Gemiddeld aantal stappen

per dag

10818 ± 3583 9229 ± 3543 t= 3.845 /

<0.001= significant

M= gemiddelde; SD= standaarddeviatie

In tabel 6 wordt een overzicht gegeven van de mening van de kleuter over het dragen

van de pedometer. Aan de ouders werd gevraagd hoe hun kind het vond om de

pedometer te dragen. De resultaten verschilden niet erg op de pretest en de posttest. Het

grootste deel van de kinderen vond het dragen van de pedometer leuk tot zeer leuk. Op

de pretest gaf 86% van de ouders aan dat hun kind het dragen van een pedometer leuk

tot zeer leuk vond. Bij de posttest was dit gedaald tot 82 %. Slechts 4.5 % van de ouders

gaf bij de pretest aan dat hun kind het dragen van de pedometer vervelend tot zeer

vervelend vond. Bij de posttest daalde dit aantal tot 1.5 %.

Tabel 6: Appreciatie van de pedometer door de kleuter op de pretest en op de posttest

1.2 EVALUATIE VAN DE INTERVENTIE

Het doel binnen dit onderzoek was nagaan of de kleuters waarvan de ouders een folder

met informatie ontvingen ter promotie van fysieke activiteit binnen de thuisomgeving

Pretest (N= 76) Posttest (N= 66)

zeer vervelend 1 /

vervelend 2 1

niet leuk en niet vervelend 8 11

Leuk 36 33

zeer leuk 29 21

Page 48: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

39

en ter verlaging van het aantal uur televisie kijken, drie weken later een hoger aantal

stappen zetten dan de kleuters waarvan de ouders deze folder niet ontvingen

1.2.1 Verschil in evolutie van het aantal stappen tussen de controlegroep en de

interventiegroep

Het verschil in evolutie van het aantal stappen tussen de controlegroep en de

interventiegroep wordt in volgende tabel weergegeven. In tabel 7 worden de gegevens

weergegeven voor het gemiddeld aantal stappen voor de vier dagen; het gemiddeld

aantal stappen voor de weekenddagen en het gemiddeld aantal stappen voor de

weekdagen.

Er werd geen significant verschil gevonden tussen de hoeveelheid fysieke activiteit op

de pretest en de hoeveelheid fysieke activiteit op de posttest voor het gemiddelde van de

vier meetdagen en voor het gemiddelde van de weekenddagen. Voor de gemiddelden

van de weekdagen werd wel een significant verschil gevonden tussen de hoeveelheid

fysieke activiteit op de pretest en de hoeveelheid fysieke activiteit op de posttest.

De hoeveelheid fysieke activiteit was significant hoger op de posttest dan op de prestest.

De evolutie in de hoeveelheid fysieke activiteit was niet afhankelijk van de groep

waarin de kleuter zich bevond. Zowel voor het gemiddelde van de vier meetdagen, het

gemiddelde van de weekdagen als het gemiddelde van de weekenddagen evolueerden

de kleuters uit de interventiegroep op dezelfde manier als de kleuters uit de

controlegroep.

De hoeveelheid fysieke activiteit van de kleuters bij deze studie was dus niet gestegen

na het doorlopen van de interventie wanneer de resultaten bekeken werden voor het

gemiddelde van de vier dagen, voor het gemiddelde van de weekdagen en voor het

gemiddelde van de weekenddagen.

Page 49: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

40

Tabel 7: gemiddelden en analyses van de gegevens voor het gemiddelde van 4 meetdagen, weekenddagen en weekdagen

PRETEST POSTTEST

controle

groep

interventie

groep

totaal controle

groep

interventie

groep

totaal F- waarde /

p- waarde

M ± SD M ± SD M ± SD M ± SD M ± SD M ± SD

Hoofdeffect: tijd 9949 ±

3027

10196 ±

2943

F= 0.634 /

0.429, niet significant

Gemiddeld

aantal stappen /

dag

4 dagen

Interactie-effect: tijd x

groep

10086 ±

3125

9841 ±

2988

11061 ±

2989

9523 ±

2763

F= 2.462 /

0.122, niet significant

Hoofdeffect van tijd 9198 ±

3487

8974±

3006

F= 0.094 /

0.760, niet significant

Gemiddeld

aantal stappen /

dag

weekend

Interactie-effect: tijd x

groep

9007 ±

3493

9347 ±

3525

9431 ±

3250

8618 ±

2796

F= 1.352 /

0.249, niet significant

Hoofdeffect van tijd 10739 ±

3548

11589 ±

3909

F= 4.074 /

0.048, significant

Gemiddeld

aantal stappen /

dag

week

Interactie-effect: tijd x

groep

11167 ±

3835

10454 ±

3361

12691 ±

3550

10854 ±

4004

F= 1.389 /

0.243, niet significant

Page 50: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

41

Het invoeren van een covariaat had geen effect op de resultaten. Zowel de covariaat

“school” als de covariaat “leeftijd” werd ingevoerd als covariaat. In tabel 8 worden de

resultaten weergegeven van het effect van de verschillende covariaten voor het

gemiddeld aantal stappen per dag; het gemiddeld aantal stappen tijdens het weekend en

het gemiddeld aantal stappen tijdens de week.

Tabel 8: effect van covariaten “school” en “leeftijd”

covariaat F- waarde p- waarde

school

0.698 0.407, niet significant Gemiddeld aantal stappen / dag

4 dagen leeftijd

0.074 0.787, niet significant

school

0.134 0.715, niet significant Gemiddeld aantal stappen / dag

weekend leeftijd

0.197 0.659, niet significant

school

0.734 0.394, niet significant Gemiddeld aantal stappen / dag

week leeftijd

0.002 0.962, niet significant

1.2.2 ….. Verschil in evolutie van het aantal stappen tussen de intrinsiek-

autonome interventiegroep en de intrinsiek- controlerende interventiegroep

In tabel 9 worden de resultaten weergegeven van de analyses die uitgevoerd werden om

na te gaan of er een verschil is tussen de twee interventiegroepen, namelijk de

intrinsiek- autonome en de intrinsiek- controlerende interventiegroep.

Uit voorgaande analyses bleek reeds dat er in deze studie geen significant verschil was

tussen de controlegroep en de interventiegroep. Uit tabel 9 kan geconcludeerd worden

dat er binnen deze interventiestudie geen verschil werd gevonden tussen de gegevens

van de kleuters uit de intrinsiek– autonome interventiegroep en de kleuters uit de

intrinsiek– controlerende interventiegroep. Beide groepen evolueerden op éénzelfde

manier en het effect was niet afhankelijk van de groep waarin de kleuter zich bevond.

Page 51: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

42

Tabel 9: evolutie van de hoeveelheid fysieke activiteit naargelang interventiegroep

PRETEST

POSTTEST

intrinsiek-

autonome

interventie

intrinsiek

controlerende

interventie

intrinsiek

autonome

interventie

intrinsiek

controlerende

interventie

F- waarde /

significantie

Gemiddeld

aantal

stappen / dag

4 dagen

9638 ±

3313

10245 ±

3066

9627 ±

2773

9613 ±

3012

F= 0.436 /

0.514, niet

significant

Gemiddeld

aantal

stappen / dag

weekend

8871 ±

4063

9890 ±

3190

8115 ±

2861

9098 ±

3179

F= 0.045 /

0.833, niet

significant

Gemiddeld

aantal

stappen / dag

week

10547 ±

3350

10685 ±

3522

11148 ±

3668

10684 ±

4318

F= 1.019 /

0.319, niet

significant

2 EVALUATIE VAN DE FOLDERAPPRECIATIE

2.1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK

Bij de peiling naar de folderappreciatie werden zestien verschillende vragen gesteld aan

de ouders. Aan de hand van een factoranalyse werd nagegaan welke vragen samen één

item kunnen vormen. De resultaten van de factoranalyse worden in tabel 10

weergegeven. De enquêtes werden hoofdzakelijk ingevuld door de moeders van de

kleuter. In totaal vulden 63 vrouwen de enquête in tegenover 8 mannen.

Page 52: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

43

Tabel 10: resultaten van de factoranalyse met betrekking tot de appreciatie van de folder

Component

1 2 3 4 5

Ik vond de folder verwarrend

-0.785

Ik vond de folder geloofwaardig

0.740 0.342

Ik vond de formulering in de folder goed

0.714 0.401

Ik vond de informatie in de folder volledig

0.695 0.412

Ik vond de folder correct

0.687 0.516

Ik vond de folder inhoudelijk goed

opgesteld

0.631 0.325 0.511

Ik vond de folder interessant

0.561 0.383 0.505

De informatie in de folder heeft mij

aangezet om mijn kind(eren) te stimuleren

om meer te bewegen

0.871

Ik zal de tips in de folder gebruiken om

mijn kind(eren) aan te zetten om meer te

bewegen

0.353 0.794

Ik vond folder goed opgemaakt qua lay-out

0.850

Ik vond de folder een leuke manier om meer

te weten te komen over het onderwerp

0.526 0.689

Ik vond de folder leerrijk

0.453 0.523 0.546

Ik heb de folder grondig gelezen

0.861

Ik heb de folder diagonaal gelezen

-0.815

Ik vond de folder te directief

-0.867

Ik vond de folder gemakkelijk te begrijpen

0.479 0.539

Page 53: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

44

2.2 ANALYSE VAN DE FOLDERAPPRECIATIE

2.2.1 Analyse: grondig lezen van de folder

Na het omscoren van de score op “ik heb de folder diagonaal gelezen” werd deze

samengeteld met de stelling “ ik heb de folder grondig gelezen”. De chronbach Alpha

coëfficiënt van deze component bedroeg 0.59. Aangezien er slechts twee vragen

opgenomen zijn binnen deze component is een waarde van 0.59 zeker voldoende.

Uit de analyses blijkt dat ouders van de kleuters uit de intrinsiek- autonome groep

dezelfde score haalden als de ouders van de kleuters uit de intrinsiek – controlerende

groep. Er kon dus geen verschil waargenomen worden tussen de twee verschillende

groepen. De Levene’s test was niet significant (F=0.394; p- waarde= 0.533) en de t-

waarde bleek ook niet significant (t= -1.614; p- waarde= 0.112).

De verdeling van de scores voor de component “grondig gelezen” wordt weergegeven

in onderstaande tabel.

Tabel 11: verdeling van de component: grondig gelezen

2.2.2 Analyse: duidelijkheid van de folder

De vragen “ik vond de formulering in de folder goed” en “ik vond de folder

gemakkelijk te begrijpen” vormen samen de component “duidelijkheid van de folder”.

De chronbach Alpha coëfficiënt bedroeg 0.66. Aangezien er slechts twee vragen

opgenomen zijn binnen deze component is een waarde van 0.66 goed.

De resultaten voor de twee interventiegroepen waren niet verschillend van elkaar. De

Levene’ s test was niet significant (F= 0.926; p waarde=0.340) en de t- waarde was ook

niet significant (t- waarde= 0.105; p- waarde= 0.917).

aantal percentage

Niet akkoord tot helemaal niet akkoord (score: 1 tot 4) 3 5.1%

Soms akkoord, soms niet akkoord (score: 5 tot 7) 27 45.8%

Akkoord tot helemaal akkoord (score 8 tot 10) 29 49.1%

Page 54: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

45

Het grootste deel van de ouders vond de folder duidelijk opgesteld. Slechts drie

personen gaven aan dat zij soms akkoord, soms niet akkoord gingen over de stelling: “ik

vond de folder gemakkelijk te begrijpen”. De overige 63 ouders vonden de folder

gemakkelijk te begrijpen.

Bij de stelling “ik vond de formulering in de folder goed” ging één ouder helemaal niet

akkoord met de stelling, een andere ouder ging niet akkoord en zes ouders gaven aan

soms akkoord, soms niet akkoord te gaan met de stelling. Het grootste deel van de

ouders, 89 %, gaf aan dat zij geen problemen ondervonden met de formulering van de

folder. Er waren geen verschillen waarneembaar tussen de intrinsiek- autonome groep

en de intrinsiek- controlerende groep.

2.2.3 Analyse: inhoud van de folder

De vragen “ik vond de informatie in de folder volledig”, “ ik vond de folder inhoudelijk

goed opgesteld”, “ik vond de folder interessant”, “ik vond de folder een leuke manier

om meer te weten te komen over het onderwerp” en “ ik vond de folder leerrijk” vormen

samen de component “inhoud van de folder” Deze vragen kunnen zeker samen

genomen worden, aangezien zij een Chronbach Alpha coëfficiënt van 0.90 scoren.

De score op de component “inhoud van de folder” was significant verschillend tussen

de intrinsiek- controlerende conditie en de intrinsiek- autonome conditie. De Levene’s

test was niet significant (F= 0.598; p- waarde= 0.442). De t –waarde was significant (t=

-2.614; p– waarde= 0.011). De intrinsiek- controlerende interventie (20.50 ± 2.83)

scoorde hoger op deze component dan de intrinsiek- autonome interventie (18.33 ±

3.77). De ouders uit de controlerende interventiegroep zijn dus beter tevreden over de

inhoud dan de ouders uit de autonome interventiegroep. Bij elke stelling werd er een

significant verschil of een trend tot significantie waargenomen. De resultaten per

stelling worden samen met de gemiddelden weergegeven in tabel 12.

Page 55: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

46

Tabel 12: t –test voor de stelling over inhoud van de folder

t-test for Equality of

Means

Intrinsiek-

autonome

interventie

Intrinsiek-

controlerende

interventie

t significantie

ik vond de informatie in

de folder volledig

3.79 ± 0.143

4.12 ± 0.133

-1.757

0.089= trend tot

significantie

ik vond de folder

inhoudelijk goed

opgesteld

3.76 ± 0.157

4.16 ± 0.111

-2.061

0.043

significant

ik vond de folder

interessant

3.67 ± 0.161

4.12 ± 0.117

-2.295

0.025

significant

ik vond de folder een

leuke manier om meer te

weten te komen over het

onderwerp

3.55 ± 0.163

4.12 ± 0.117

-2.872

0.006

significant

ik vond de folder leerrijk

3.58 ± 0.151

3.94 ± 0.137

-1.783

0.079= trend tot

significantie

2.2.4 Analyse: geloofwaardigheid van de folder

De vraag “ik vond de folder verwarrend” werd omgescoord en vormt samen met de

vraag “ik vond de folder geloofwaardig”en “ik vond de folder correct” de component

“geloofwaardigheid van de folder”. De Chronbach Alpha coëfficiënt bedroeg 0.75, de

vragen kunnen dus zonder problemen samen worden gevoegd tot één item.

De Levene’s test was niet significant (F=1.456; significantie= 0.232) en de independent

samples t- test bleek niet significant maar vertoonde wel een trend tot significantie (t= -

1.817; significantie= 0.074). Opnieuw scoorde de intrinsiek- controlerende conditie

Page 56: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

47

(12.72 ± 1.57) beter dan de intrinsiek- autonome conditie (11.85 ± 2.22). De resultaten

per stelling worden samen met de gemiddelden weergegeven in tabel 13.

Tabel 13: t- test over de stellingen over geloofwaardigheid van de folder

t-test for Equality of Means

Intrinsiek-

autonome

interventie

Intrinsiek-

controlerende

interventie

t significantie

Omgescoord: ik

vond de folder

verwarrend

4.06 ± 1.16

4.38 ± 0.75 1.793 0.079; trend tot

significantie

Ik vond de folder

geloofwaardig

4.03 ± 0.637 -0.783 0.437, niet significant

Ik vond de folder

correct

3.88 ±0.14

4.19 ± 0.11 -1.735 0.088, trend tot

significant

Het grootste deel van de ondervraagden, namelijk 89%, vond de folder geloofwaardig.

Slecht één ondervraagde (1.5%) vond de folder niet geloofwaardig. Een minderheid van

7.7% vond de folder verwarrend, 83.1% daarentegen vond de folder niet verwarrend. De

meeste ondervraagden (86.2%) vonden de informatie in de folder correct. Een

minderheid (3.1%) was niet akkoord tot helemaal niet akkoord met de stelling “ik vond

de folder correct”.

2.2.5 Analyse: effectiviteit van de folder

Bij de stellingen“De informatie in de folder heeft mij aangezet om mijn kind(eren) te

stimuleren om meer te bewegen” en “Ik zal de tips in de folder gebruiken om mijn

kind(eren) aan te zetten om meer te bewegen” werd geen significant verschil gevonden

tussen de verschillende condities. Een overzicht van de antwoorden wordt weergegeven

in tabel 14.

Page 57: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

48

Tabel 14: overzicht antwoorden effectiviteit van de folder

De informatie in de folder heeft

mij aangezet om mijn kind(eren)

te stimuleren om meer te

bewegen

Ik zal de tips in de folder

gebruiken om mijn

kind(eren) aan te zetten

om meer te bewegen

helemaal niet akkoord 8 2

niet akkoord 9 6

soms akkoord, soms

niet akkoord

26 18

akkoord 19 31

helemaal akkoord 4 8

2.2.6 Analyse: directheid van de folder

De scores bij de stelling “ik vond de folder te directief” tonen een significant verschil

tussen de intrinsiek- controlerende groep en de intrinsiek- autonome groep. De Levene’s

test was niet significant (F= 3.493; p- waarde= 0.066) en de t- waarde bleek significant

(t- waarde= -2.163; p- waarde= 0.034).

Tabel 13: vergelijking intrinsiek- autonome groep versus intrinsiek- controlerende groep

Intrinsiek-

autonoom

Intrinsiek -

controlerend

Totale

interventiegroep

helemaal niet akkoord 10 6 16

niet akkoord 10 8 18

soms akkoord, soms niet

akkoord

7 6 13

akkoord 5 5 10

helemaal akkoord / 6 6

Een groot deel van de ouders uit de intrinsiek- autonome groep, namelijk 62.5%, was

helemaal niet akkoord tot niet akkoord met de stelling “ik vond de folder te directief”.

Page 58: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Resultaten

Van Seymortier Wendy 2008-2009

49

Bij de intrinsiek- controlerende groep was dit slechts 45.2%. Bij de intrinsiek-

controlerende interventiegroep vond 35.5% van de ondervraagden de folder te directief

tegenover 15.6% in de intrinsiek- autonome interventiegroep. De autonome folder werd

dus door de ouders gezien als minder directief. Onderstaande tabel geeft de verdeling

weer tussen de beide groepen.

2.2.7 Analyse: lengte van de folder en lay-out van de folder

De lengte van de folders was binnen beide condities dezelfde. De lengte van de folder

wordt door de meeste ouders van de kinderen, namelijk 88.5%, gezien als juist lang

genoeg. Slechts 4.9% van de ouders gaven aan dat zij de folder te kort vinden,

daarentegen vond 6.6% van de ondervraagden de folder te lang.

Ook de lay-out was binnen de beide interventies hetzelfde. Een groep van 4.6% van de

ouders ging niet akkoord met de stelling “ik vond de folder goed opgemaakt qua lay-

out. Het grootste deel van de ondervraagden, 78.5%, ging akkoord tot helemaal akkoord

met de stelling.

Page 59: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 50

DISCUSSIE

Binnen deze masterproef werd de effectiviteit van een interventie, die zich richt op het

promoten van fysieke activiteit bij kleuters uit de derde kleuterklas via de

thuisomgeving nagegaan. De interventie bestond uit het meegeven van twee

verschillende folders voor de ouders: een folder ter verhoging van de hoeveelheid

fysieke activiteit bij de kleuters en een folder ter verlaging van het aantal uren dat door

de kleuters voor de televisie of andere multimedia werd doorgebracht. Deze folders zijn

ontworpen voor de “Identification and prevention of Dietay –and lifestyle- induced

health EFfects In Children and infantS”- studie. De hoeveelheid fysieke activiteit werd

bij de aanvang van de studie, op de pretest, bepaald met behulp van een pedometer en

vervolgens ook drie weken na het uitvoeren van de interventie, op de posttest. Er werd

verwacht dat de evolutie van het aantal stappen verschillend zou zijn tussen de kleuters

waarvan de ouders de folders hadden meegekregen en de kleuters waarvan de ouders

geen folders hadden meegekregen.

Uit de analyses blijkt echter dat de evolutie bij de kinderen waarvan de ouders folders

hadden meegekregen niet significant verschillend was van de evolutie bij de kinderen

waarvan de ouders geen folders hadden meegekregen. De kleuters waarvan de ouders de

folders ontvingen, evolueerden dus op éénzelfde manier als de kleuters waarvan de

ouders geen folders ontvingen. Dit geldt voor het gemiddelde van de vier meetdagen,

voor het gemiddelde van de weekdagen en voor het gemiddelde van de weekenddagen.

Er kon dus geen effect van de interventie waargenomen worden bij deze studie.

Deze masterproef richtte zich op de thuisomgeving van de kleuters. Vele interventies

richten zich op de schoolomgeving van de kleuters en op het veranderen van de

omgevingsfactoren binnen deze schoolomgeving. Studies over de effectiviteit van

interventies die zich enkel richten op de thuisomgeving zijn schaars. Bij de studie van

Sääkslahti (2005), uitgevoerd in Finland bleek dat een “family based” interventie een

significant effect had op de hoeveelheid intense fysieke activiteit bij de kinderen. De

hoeveelheid intense fysieke activiteit nam in de interventiegroep toe met de leeftijd

terwijl er in de controlegroep geen stijging waarneembaar was. Bovendien speelden de

kinderen na het doorlopen van de interventie meer buiten. De kinderen binnen deze

studie hadden een gemiddelde leeftijd van 4.5 jaar. De interventie duurde drie jaar lang

Page 60: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 51

en startte met een informatiesessie waarbij het belang van fysieke activiteit voor de

ouders geschetst werd. Daarenboven ontvingen de ouders van de kleuters twee maal per

jaar schriftelijk informatiemateriaal, bijvoorbeeld posters, een activiteitenbord en

artikels omtrent fysieke activiteit (Sääkslahti, 2005). Binnen de review van Van Sluijs et

al (2008), die zich richt op kinderen en niet specifiek op kleuters, bleek echter dat er

geen evidentie kon gevonden worden voor het gebruik van “family based” interventies

(Van Sluijs et al, 2008). De resultaten uit deze studie sluiten zich aan bij de bevindingen

van Van Sluijs et al (2008) aangezien er geen significant verschil gevonden werd tussen

de kinderen waarvan de ouders de folders ontvingen en de kinderen waarvan de ouders

geen folders ontvingen. De bevindingen van deze studie zijn tegenovergesteld aan de

bevindingen van Sääkslahti (2005). Uit een vergelijking tussen de interventie binnen

deze studie en de interventie van Sääkslahti (2005) blijkt dat laatstgenoemde interventie

veel uitgebreider is: de interventie liep gedurende drie jaar terwijl het effect van de

interventie binnen deze studie reeds drie weken na het uitdelen van de folders gemeten

werd. De ouders werden binnen de studie van Sääkslahti meermaals aangesproken:

tweejaarlijks ontvingen zij informatie terwijl de ouders binnen deze studie slechts één

maal informatiefolders ontvingen. De resultaten binnen deze studie konden geen

evidentie leveren voor het gebruik van “family based” interventies. Toch moet binnen

verder onderzoek nagegaan worden of er toch geen effect kan bereikt worden met deze

interventie in een andere vorm (bijvoorbeeld aangevuld met een informatieavond) of

een andere duur (bijvoorbeeld een langere tijdsperiode).

De hoeveelheid fysieke activiteit op de pretest was niet significant verschillend van de

hoeveelheid fysieke activiteit op de posttest wat betreft het gemiddelde van de vier

meetdagen en het gemiddelde van de weekenddagen. Het aantal stappen gedurende

weekdagen op de pretest was echter wel significant lager dan het aantal stappen

gedurende weekdagen op de posttest. De meeste tijd brengen de kleuters op school door

gedurende de weekdagen. Dit wijst erop dat de hoeveelheid fysieke activiteit binnen de

schoolomgeving hoger was op de posttest dan op de pretest. Aangezien deze interventie

zich richt naar de thuisomgeving van de kleuter, en er geen verschil werd waargenomen

tussen de controlegroep en de interventiegroep kan deze stijging niet toegeschreven

worden aan de interventie. Een mogelijke verklaring voor deze verschillen tussen de

Page 61: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 52

hoeveelheid fysieke activiteit op de pretest en de posttest is de setting van de studie. De

proefpersonen werden verzameld in tien verschillende Oost- Vlaamse scholen. In een

aantal scholen liep op het moment van de posttest een projectweek, waardoor er minder

sedentaire activiteiten waren binnen de schoolomgeving. Aangezien de proefpersonen

slechts uit tien verschillende Oost-Vlaamse scholen gerekruteerd werden, hebben

wijzigingen in de hoeveelheid fysieke activiteit in enkele scholen onmiddellijk een

groot effect op de resultaten. Om dit te vermijden zouden meer kleuterscholen moeten

betrokken zijn in deze studie. Op deze manier zullen veranderingen binnen één school,

bijvoorbeeld een projectweek, minder effect hebben op de totale resultaten. Het werken

via meerdere scholen is echter praktisch moeilijker haalbaar binnen een masterproef

omdat dit meer tijd vergt, maar zou binnen verder onderzoek aangewezen zijn.

Binnen de interventiegroep werden de twee verschillende condities met elkaar

vergeleken. De ouders uit de eerste interventiegroep ontvingen de folders met zinnen

als: “je kan kiezen”; “Waarom zou je ervoor kiezen”; “5 tips die je kunnen helpen om

…”; “je kan je kind belonen”; … Op deze manier worden de ouders op een autonomie

ondersteunende manier benaderd. De ouders binnen de tweede interventiegroep

ontvingen de folders met zinnen als: “Breng tijd door met je gezin”; “Gebruik volgende

5 tips om…”; “Je zou je kind moeten belonen”; … Deze folders benaderen de ouders op

een controlerende manier. Uit de analyses over de appreciatie van de folder blijkt dat

ouders de controlerende folders, zoals verwacht, ervaren als directer dan de autonomie

ondersteunende folders. De activiteitsgraad van de kleuters waarvan de ouders de

controlerende folders ontvingen was echter niet significant verschillend van de

activiteitsgraad van de kleuters waarvan de ouders de autonomie ondersteunende folders

ontvingen. Zowel voor het gemiddeld aantal stappen van de vier meetdagen; het

gemiddeld aantal stappen van de weekdagen als voor het gemiddeld aantal stappen van

de weekenddagen kon geen verschil waargenomen worden.

In de literatuur konden ook geen andere studies gevonden worden die zich specifiek

richten op “message framing” binnen de promotie van fysieke activiteit bij kleuters. Een

vergelijking met andere studies binnen éénzelfde vakgebied was hier dus niet mogelijk.

Uit de studie van Vansteenkiste et al (2004) bleek dat studenten tussen negentien en

twintig jaar beter presteerden in een autonomie ondersteunende omgeving. Toegepast

Page 62: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 53

op deze masterproef werd verwacht dat kleuters van wie de ouders de autonomie

ondersteunende folders ontvingen een hoger aantal stappen zouden zetten op de posttest

dan de kleuters die de controlerende folders ontvingen. De studie toonde echter geen

verschil in het aantal stappen tussen de beide condities. Verder onderzoek is echter

nodig om zekerheid te bieden. Binnen verder onderzoek is het aangewezen een grotere

doelgroep te betrekken, zodanig dat de studie een grotere power heeft.

In verder onderzoek moet ook worden nagegaan wat de ideale tijdsperiode is tussen het

uitdelen van de folders aan de ouders en het meten van de fysieke activiteit bij de

kleuters om een effect waar te nemen. Enerzijds mag de periode tussen het uitdelen van

de informatie en het meten van de hoeveelheid fysieke activiteit niet te lang zijn, zodat

een eventueel effect van deze interventie nog niet verloren gegaan is. Anderzijds mag de

periode tussen het uitdelen van de informatie en het meten van de hoeveelheid fysieke

activiteit niet te kort zijn, zodat de ouder voldoende tijd heeft om de informatie te

verwerken en deze te gebruiken. Bovendien is het doel van deze interventie tips geven

die de hoeveelheid fysieke activiteit bij de kleuter doen toenemen op een langere

termijn. Een mogelijk effect zou dus ook op langere termijn moeten kunnen nagegaan

worden. Bovendien werd de fysieke activiteit van de kleuters binnen deze studie

gemeten met behulp van een pedometer. De intensiteit van de fysieke activiteit kan aan

de hand van een meting met een pedometer niet achterhaald worden. In deze studie

kunnen dus enkel besluiten genomen worden met betrekking tot de hoeveelheid fysieke

activiteit, namelijk het aantal stappen per dag.

Het gemiddeld aantal stappen per dag bij de aanvang van deze studie bedroeg 10,024 ±

3,116. Uit een studie van Cardon & De Bourdeaudhuij (2008) bleek dat het aantal

stappen van de Vlaamse vijfjarige kleuters 9,980 ± 2,605 stappen per dag was. De

resultaten van deze studie bevestigen dus de gegevens die eerder gevonden werden in

Vlaamse studies. Uit de resultaten van deze masterproef blijkt tevens dat de

internationale norm van één uur matige tot intense fysieke activiteit die overeenkomt

met 13,874 stappen per dag door het grootste deel van de kleuters niet werd gehaald.

Amper 23 % van de kleuters haalde de internationale norm van 13,874 stappen per dag.

Dit was wel een stuk hoger dan de 8% binnen de studie van Cardon & De

Page 63: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 54

Bourdeaudhuij. Het verzamelen van de gegevens in slechts tien verschillende scholen is

een mogelijke verklaring voor dit verschil. Het betrekken van een groter aantal scholen

zou zorgen voor een grotere spreiding binnen de gegevens. Wanneer de fysieke

activiteit, bijvoorbeeld tijdens de les lichamelijke opvoeding in deze scholen juist hoog

is, wordt er automatisch een hoger aantal stappen gehaald door de kleuters. Het

betrekken van een groter aantal scholen zou zorgen voor meer spreiding tussen de

gegevens (Cardon & De Bourdeaudhuij, 2008).

De interventie binnen deze masterproef richtte zich op de thuisomgeving van de

kleuters. Aangezien uit studies binnen Vlaanderen reeds gebleken is dat de hoeveelheid

fysieke activiteit op weekenddagen lager is dan de hoeveelheid fysieke activiteit op

weekdagen, zou een interventie die zich richt op de thuisomgeving wel effectief kunnen

zijn. Niet alle uitgevoerde studies tonen echter een verschil aan tussen de hoeveelheid

fysieke activiteit op weekdagen en de hoeveelheid fysieke activiteit op weekenddagen.

Zo werd in de studie van Jackson et al (2003) geen significant verschil gevonden tussen

de hoeveelheid fysieke activiteit op weekdagen en de hoeveelheid fysieke activiteit op

weekenddagen (Jackson et al, 2003). De resultaten uit deze masterproef ondersteunen

de resultaten die reeds eerder werden gevonden bij Vlaamse studies, namelijk dat de

hoeveelheid fysieke activiteit op weekdagen significant hoger is dan de hoeveelheid

fysieke activiteit op weekenddagen. De kleuters haalden binnen deze studie een

gemiddelde van 10,818 ± 3,583 stappen per dag op weekdagen en een gemiddelde van

9,229 ± 3,543 stappen per dag op weekenddagen (Cardon & De Bourdeaudhuij, 2008).

Ook voor het verschil in hoeveelheid fysieke activiteit naargelang geslacht geven

studies verschillende resultaten weer. De studie van Cardon & De Bourdeaudhuij

(2007) toonde geen significant verschil tussen de hoeveelheid fysieke activiteit bij

Vlaamse jongens en Vlaamse meisjes. De studie van Cardon & De Bourdeaudhuij

(2008) toonde dat sedentair gedrag vaker voorkomt bij meisjes op weekdagen en op

weekenddagen, terwijl de jongens meer tijd spendeerden aan lichte fysieke activiteit

gedurende het weekend en aan matige fysieke activiteit in het weekend en op

weekdagen. De matige tot intensieve fysieke activiteit binnen de studie van Cardon &

De Bourdeaudhuij (2008) was echter wel hoger bij jongens dan bij meisjes gedurende

Page 64: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 55

de weekdagen. Uit de studie van Jackson et al (2003) bleek dat de hoeveelheid fysieke

activiteit bij jongens hoger is dan de hoeveelheid fysieke activiteit bij meisjes. De

review van Hinkley et al (2008) concludeert dat 80% van de studies aangaven dat er een

significant verschil is tussen jongens en meisjes. Binnen deze masterproef werd er geen

verschil gevonden voor het gemiddeld aantal stappen van de vier meetdagen; het

gemiddeld aantal stappen van de weekdagen en het gemiddeld aantal stappen van de

weekenddagen tussen jongens en meisjes. Deze studie bevestigt de resultaten gevonden

bij de studie van Cardon & De Bourdeaudhuij (2007) en geeft het tegengestelde weer

van de studie van Jackson et al (2003) en de review van Hinkley et al (2008). Aangezien

de fysieke activiteit enkel met een pedometer werd bepaald kunnen binnen deze studie

geen uitspraken gedaan worden over de intensiteit van de fysieke activiteit. De

resultaten kunnen dus niet vergeleken worden met de studie van Cardon & De

Bourdeaudhuij (2008).

Binnen deze masterproef werd gepeild naar de appreciatie van de folder en werd

nagegaan of er verschillen zijn in appreciatie tussen de autonomie ondersteunende

folders en de controlerende folders. In de literatuur konden geen andere studies

gevonden worden die zich specifiek richten op het verschil in appreciatie tussen de

autonomie ondersteunende folders en de controlerende folders. Een vergelijking met

andere studies is dus niet mogelijk.

Uit de analyses binnen deze studie blijkt dat bepaalde onderwerpen op een andere

manier geapprecieerd werden afhankelijk van de conditie waarin de ouders zich

bevonden. De directheid van de folders en de inhoud van de folders werd, afhankelijk

van de interventiegroep waarin men zich bevond, op een andere manier geapprecieerd.

De autonomie ondersteunende folders werden door de ouders gezien als minder

directief dan de controlerende folders. Binnen de controlerende interventiegroep vond

36% van de ouders de folders te directief tegenover 16% van de ouders uit de

autonomie ondersteunende interventiegroep. Deze verschillen kunnen verklaard worden

door het verschil in taalgebruik. Binnen de controlerende folders worden zinnen

gebruikt als: “Breng tijd door met je gezin in plaats van met multimedia!” en “Help je

kind om meer te bewegen!”. Deze zinsconstructies zijn dwingender dan de

Page 65: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 56

zinsconstructies binnen de autonomie ondersteunende folders: “Je kan kiezen om tijd

door te brengen met je gezin in plaats van met multimedia”en “Als ouder kan je je kind

helpen om meer te bewegen!”.

De ouders uit de controlerende interventiegroep waren meer tevreden over de inhoud

van de folders dan de ouders uit de autonomie ondersteunende interventiegroep. De

inhoud binnen de beide folders was dezelfde, toch blijkt dat de inhoud op een andere

manier werd opgenomen afhankelijk van de interventieconditie. Een mogelijke

verklaring hiervoor kan zijn dat de ouders uit de controlerende interventiegroep zich

meer aangesproken voelen door het taalgebruik binnen de folders en zo de folders

aandachtiger lezen dan de ouders uit de autonome interventiegroep. Toch gaven de

ouders binnen beide interventiegroepen aan dat zij de folders grondig gelezen hebben en

kon hier geen verschil gevonden worden tussen de verschillende interventiegroepen.

De resultaten voor de duidelijkheid van de folders; de geloofwaardigheid van de folders

en de effectiviteit van de folders waren niet verschillend tussen de beide condities. Het

grootste deel van de ouders vond de folders duidelijk opgesteld: zij vonden de folders

gemakkelijk te begrijpen en ondervonden geen problemen met de formulering in de

folders. Het grootste deel van de ondervraagden vond de folders geloofwaardig (89%)

en correct (86%). Slechts een minderheid van de ondervraagden (8%) gaf aan de folders

verwarrend te vinden. De effectiviteit van de folders werd onderzocht op twee

verschillende manieren. Enerzijds werd nagegaan of de ouders reeds iets hadden

aangevangen met de informatie en de tips die zij ontvingen, anderzijds werd nagegaan

of de ouders van plan waren om in de toekomst iets aan te vangen met de informatie en

de tips. Een groep van 35% gaf aan dat de informatie in de folders hen had aangezet om

hun kind(eren) te stimuleren om meer te bewegen. Een groter aantal ouders, namelijk

60%, gaf aan dat zij van plan waren om de tips uit de folders te gebruiken om hun

kind(eren) aan te zetten om meer te bewegen. Dit toont aan dat ouders na het

doornemen van de folders wel inzien dat fysieke activiteit bij kleuters belangrijk is, en

dat zij van plan zijn om er iets aan te doen. De ouders zien dus het nut in van een

gedragsverandering, maar slagen er nog niet in om tot deze gedragsverandering te

komen aangezien 60% van de ouders aangaf dat zij van plan zijn de tips die zij

Page 66: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 57

ontvangen hebben later te gebruiken. Hierbij kan de vraag gesteld worden of het geven

van informatie wel voldoende is om tot een gedragsverandering te komen. Om na te

gaan of de ouders die van plan zijn de tips te gebruiken uit de folders dit ook effectief

zouden doen, kan binnen verder onderzoek gewerkt worden met een follow up meting.

De lay-out van de folders en de lengte van de folders waren binnen beide interventies

hetzelfde. Er werd dus niet gezocht naar verschillen tussen de beide condities. Het

grootste deel van de ondervraagden (79%) ging akkoord tot helemaal akkoord met de

lay-out van de folders. De meeste ouders vonden de lengte van de folders goed. Slechts

5% van de ouders gaf aan dat zij de folders te kort vonden, daarentegen vond 7% van de

ondervraagden de folders te lang.

ALGEMENE CONCLUSSIE EN BEPERKINGEN

Binnen deze studie kon geen evidentie geleverd worden voor het gebruik van een

interventie die zich richt op het promoten van fysieke activiteit bij kleuters uit de derde

kleuterklas via de thuisomgeving door een folder. De formulering binnen de folders had

geen invloed op het effect van de folders, maar werd door de ouders wel op een andere

manier geapprecieerd. Zoals verwacht werden de controlerende folders ervaren als meer

directief dan de autonomie ondersteunende folders. Tegen de verwachtingen in waren

de ouders uit de controlerende interventiegroep meer tevreden over de inhoud dan de

ouders uit de autonomie ondersteunende interventiegroep. Uit deze studie kan dus niet

geconcludeerd worden dat een autonomie ondersteunende interventie betere resultaten

oplevert dan de controlerende interventie.

Een beperking binnen deze studie is het lage aantal kleuters dat participeerde aan deze

studie. Een hoger aantal participanten zou zorgen voor een hogere power binnen deze

studie. Bovendien is het belangrijk om meer scholen te betrekken binnen deze studie.

Aangezien de resultaten verzameld werden bij kleuters uit tien verschillende scholen

heeft een toename of een afname van de hoeveelheid fysieke activiteit in enkele scholen

een grote invloed op de resultaten. Indien meer kleuters uit verschillende scholen

Page 67: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Discussie 58

zouden deelnemen aan de studie zouden wijzigingen binnen één school slechts een

lichte invloed hebben op de resultaten.

Verder onderzoek is aangewezen om meer duidelijkheid te geven over het gebruik van

“family based” interventies ter promotie van fysieke activiteit bij de kleuter. Binnen

verder onderzoek moet ook aandacht besteed worden aan het belang van “message

framing” binnen de promotie van fysieke activiteit bij kleuters.

Naar verder onderzoek toe is het belangrijk om te kiezen voor een grotere proefgroep en

gebruik te maken van multi-level analyses. Als laatste is het ook belangrijk om na te

gaan of de tijd tussen het uitvoeren van de interventie en het meten van het effect van

deze interventie wel correct is of als deze periode moet ingekort of verlengd worden.

Dit kan nagegaan worden door het gebruik van een follow up meting.

Page 68: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurlijst

Van Seymortier Wendy 2008-2009

LITERATUURLIJST

Altschuler, A., Hart, J. , Nelson, M., Picchi, T., Rogers, JD., & Sternefeld, B. (Feb

…..2009). Physical Activity Questionnaire Comprehension Lessons from Cognitive

.....Interviews. Medicine and science in sports and exercise, 41(2), 336-343.

Banks, SM., Salovey, P., Greener, S., Rothman,.AJ., Moyer, A., Beauvais, J. & Epel, E.

…..(1995). The effects of message framing on mamoography utilization. Health

…..psychology, 14(2), 178-184.

Bassett, DR., Mahar, MT., Rowe, DA. & Morrow, JR. (Jul 2008). Walking and

…..measurement. Medicine and science in sports and exercise, 40(7), S529-S536.

Benham, T.& Deal, T. (2005). Preschool children’s accumulated and sustained physical

…..activity. Perceptual and motor skills, 100(2), 443-450.

Bradley, CB., McMurray, RG., Harrell, JS.& Deng, SB. (2000). Changes in common

…..activities of 3rd through 10th grades: the CHIC Study. Medicine and science in

…..sports and exercise, 32(12), 2071-2078.

Burdette, HL. & Whitaker, RC. (2005). A national study of neighborhood safety,

…..outdoor play, television viewing, and obesity in preschool children. Pediatrics,

…..116(3), 657- 662.

Cameron, N. & Demerath, EW. (2002). Critical periods in human growth and their

…..relationship to diseases of aging. Yearbook of Physical anthropology, 45, 159-184.

Cardon, G., Van Cauwenberghe, E., Labarque, V., Haerens, L. & De Bourdeaudhuij, I.

…..(2008). The contribution of preschool playground factors in explaining children's

…..physical activity during recess. International journal of behavioural nutrition and

…...physical activity, 5(11).

Cardon, G. & De Bourdeaudhuij, I.(2008). Are preschool children active enough?

…..Objectively measured physical activity levels. Research quarterly for exercise and

…..sport, 79(3), 326-332.

Cardon, G. & De Bourdeaudhuij, I. (2007). Comparison of Pedometer and

…..Accelerometer. Measures of Physical Activity in Preschool Children. Pediatric

…..Exercise Science, 19, 93- 102.

Conner, M. & Norman, P. (2005). Predicting Health Behaviour. Berkshire, Engeland:

…..Open University Press.

Page 69: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurlijst

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Crouter, SE., Schneider, PL. & Bassett, DR. (Oct 2005). Spring-levered versus Piezo-

…..Electric Pedometer Accuracy in Overweight and Obese adults. Medicine and

…..science in sports and exercise, 37(10), 1673-1679.

De Bourdeaudhuij (2009). Individu- en groepsgerichte methoden voor gedrags-

…..verandering. Cursus, Gent, Universiteit Gent, 116p.

Deci, EL. & Benware, C. (1984). The quality of learning with an active versus passive

…..motivational set. American Educational Research Journal, 21, 755-766.

D'Hondt, E., Deforche, B., De Bourdeaudhuij, I. & Lenoir, M. (Jan 2009). Relationship

…..between motor skill and body mass index in 5-to 10- year-old children. Adapted

…..physical activity quarterly, 26(1), 21-37.

Dowda, M., Pate, RR., Trost, SG., Almeida, MJCA & Sirad, JR. (2004). Influences of

…..preschool policies and practices on children's physical activity. Journal of

…..community health, 29 (3), 183-196.

Eisenmann, JC. & Wickel, EE. (Jan 2005). Moving on land: an explanation of

…..pedometer counts in children. European journal of applied physiology, 93(4), 440-

…..446.

Finn, K., Johannsen, N. & Specker, B. (2002). Factors associated with physical activity

…..in preschool children. Journal of pediatrics, 140(1), 81-85.

Freedman, DS., Bereneson, GS. & Srinivasan, SR. (2002). Risk of Cardiovascular

…..complications. Child and Adolescent Obesity; 221-239.

Gustafson, S.L. & Rhodes, R.E. (2006). Parental Correlates of Physical Activity in

…..Children and Early Adolescents. Sports medicine, 36(1), 79-97.

Haerens, L., De Bourdeaudhuij, I., Barba, G., Eiben,G., Fernandez, J., Hebestreit, A.,

…..Kovács, É., Lasn, S., Regber, M., Shiakou, S. & De Henauw, S. (Jul 2008).

…..Developing the IDEFICS community based intervention program to enhance eating

…..behaviors in 2-8 year old children: findings from focus groups with children and

…..parents. Health education Research, 1-13.

Hinkley, T., Crawford, D., Salmon, J., Okely, AD. & Hesketh, K. (2008). Preschool

…..children and physical activity - A review of correlates. American journal of

…..preventive medicine, 34(5), 435-441.

Page 70: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurlijst

Van Seymortier Wendy 2008-2009

IDEFICS (2008). Identificatie en preventie van voedings- en levensstijlgeïnduceerde

…..gezondheidseffecten bij kleuters en kinderen. Opgehaald op 3 februari, 2009, van

…..http://www.ideficsstudy.eu/Idefics/

Irwin, JD., He, MZ., Bouck, LMS., Tucker, P.& Pollett, GL. (2005). Preschoolers'

…..physical activity behaviours - Parents' perspectives. Canadian journal of public

…..health, 96(4). 299-303.

Jacka, FN., Pasco, JA., Dodd, S., Williams, LJ., Nicholson, GC. & Berk, M. ( 2008).

…..Lower levels of physical activity in childhood predict adult depression. Journal of

…..affective disorders, 107(1), 58-59.

Janz, K.F., Levy, S.M., Burns, T.L., Torner, J.C., Willing, M.C. & Warren, J.J. (2002).

.….Fatness, Physical Activity, and Television Viewing in Children during the adiposity

…..Rebound Period: The lowa Bone Development Study. Prev. Medicine, 35,563-571

Jackson, D.M., Reilly, J.J., Kelly, L.A., Montgomery, C., Grant, S. & Paton, J.Y.

…..(2003). Objectively Measured Physical Activity in a Representative Sample of 3- to

…..4- Year- Old Children. Obesity research, 11(3), 420-425

Kelly, LA., Reilly, JJ., Fisher, A., Montgomery, C., Williamson, A., McColl, JH.,

…..Paton, Y. & Grant, S. (2006). Effect of socioeconomic status on objectively

…..measured physical activity. Archives of disease in childhood, 91, 35-38.

Klesges, RC., Eck, LH., Hanson, CL., Haddock, CK. & Klesges, LM. (1990). Effects of

…..obesity, social interactions, and physical environment on physical activity in

…..preschoolers. Health Psychology, 9(4), 1990, 435-449.

Latner, J. & Stunkard, A. (2001). Schoolchildren, stigma, and obesity. Obesity research,

…..9; 94S.

Lobstein, T., Baur, L. & Uauy, R. (2004). Obesity in children and young people: a crisis

…..in publich health. Obesity reviews.

Mamun, AA., Hayatbakhsh, MR., O'Callaghan, M., Williams, G. & Najman, J. (2009).

…..Early overweight and puberal maturation-pathways of association with young

…..adults’overweight: a longitudinal study. International journal of obesity, 33(1), 14-

…..20.

Manios, Y., Kafatos, I & Kafatos A. ( 2006). Ten-year follow-up of the Cretan Health

…..and Nutrition Education Program on children’s physical activity levels. Preventive

…..medicine, 43(6), 442-446.

Page 71: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurlijst

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Mendoza, J.A., Zimmerman, F.J. & Christakis, D.A. (2007). Television viewing,

….computer use, obesity, and adiposity in US preschool children. International

…..journal of behavioral nutrition and physical activity,4(44).

Pate, RR., Mclver, K., Dowda, M., Brown, WH.& Addy, C. (2008). Directly observed

…..physical activity levels in preschool children. Journal of school health, 78(8), 438-

…..444.

Pate, RR., Pfeiffer, KA., Trost, SG., Ziegler, P. & Dowda, M. (2004). Physical activity

…..among children attending preschools. Pediatrics, 114(5), 1258-1263.

Reilly, JJ. & McDowell, ZC. (2003). Physical activity interventions in the prevention

…..and treatment of paediatric obesity: systematic review and critical appraisal,

…..Proceedings of the nutrition society, 62 (3), 611-619.

Reilly, JJ., Kelly, L., Montgomery, C., Williamson, A., Fisher, A., McColl, JH., Lo

…..Conte, R., Paton, JY. & Grant, S. (Nov 2006). Physical activity to prevent obesity in

…..young children: cluster randomised controlled trial. British medical journal, 333

…..(7577), 1041-1043.

Reilly, JJ., Methven, E., McDowell, ZC., Hacking, B., Alexander, D., Stewart, L. &

…..Kelnar, CJH. (2003). Health consequences of obesity. Archives of disease in

.....childhood, 88(9), 748-752.

Reilly, JJ., Paton, JY., Hislop, J., Davies, G., Grant, S. & Penpraze, V. (2008).

…..Objective measurement of physical activity and sedentary behaviour: review with

…..new data. Archives of Disease in Childhood, 93(7), 614-619.

Ridgers, ND., Stratton, G., Fairclough, SJ. & Twisk, JWR.(2007). Long-term effects of

…..a playground markings and physical structures on children's recess physical activity

…..levels. Preventive medicine, 44(5), 393-397.

Rolland-Cachera MF., Deheeger, M., Maillot, M. & Bellisle, F. (2006). Early adiposity

…..rebound: causes and consequences for obesity in children and adults. International

…..journal of obesity, 30(4), S11-S17.

Ryan, RM. & Deci, EL. (2000). Self-determination theory and the facilitation of

…..intrinsic motivation, social development, and well-being. American psychologist,

…..55(1), 68- 78.

Page 72: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurlijst

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Sääkslahti, A. (2005). Effect of Physical Intervention on Physical Activity and Motor

…..Skills and Relationships between Physical Activity and Coronary Heart Disease

…..Risk Factors in 3-7-Year- old Children. Jyväskylä: University of Jyväskylä, 153p.

Sallis, JF., Patterson, TL. McKenzie, TL. & Nader, PR. (1988). Family variables and

…..physical activity in preschool children. Journal of developmental and behavioral

…..pediatrics, 9, 57-61.

Sallis, JF, Prochaska, JJ. & Taylor, WC. (May 2000). A review of correlates of physical

…..activity of children and adolescents. Medicine and science in sports and exercise,

…..32(5), 963-975.

Salovev, P. & Williams-Piehota, P.(2004). Field experiments in social psychology -

…..Message framing and the promotion of health protective behaviours, American

…..behaviour scientist, 47(5), 488-505.

Schneider, TR. (Feb 2006). Getting the biggest bang for your health education buck -

…..Message framing and reducing health disparities. American behavioural scientist,

…..49(6), 812-822.

Sheldon, KM., Elliot, AJ., Kim, Y. & Kasser, T. (2001). What is satisfying about

…..satisfying events? Testing 10 candidate psychological needs. Journal of personality

…..and social psychology, 80(2), 325-339.

Stice, E., Presnell, K. & Bearman, SK. (2001). Relation of early menarche to

…..depression, eating disorders, substance abuse, and comorbid psychopathology

…..among adolescent girls. Dev Psychol, 37, 608-619.

Stratton, G. & Leonard, J. (2002). The effects of playground markings on the energy

…..expenditure of 5-7-year-old school children. Pediatric exercise science, 14(2), 170-

…..180.

Trost, SG., Sirad, JR., Dowda, M., Pfeiffer, KA. & Pate, RR. (2003). Physical activity

…..in overweight and non- overweight preschool children. International Journal of

…..Obesity, 27, 834-839.

Van Sluijs, EMF., McMinn, AM. & Griffin, SJ., (2008). Effectiveness of interventions

…..to promote physical activity in children and adolescents: systematic review of

…..controlled trials. British journal of sports medicine, 42(8), 653-657.

Vansteenkiste, M., Simons, J., Lens, W. & Sheldon, K.M. (2004). Personality

…..processes and individual differences: Motivating Learning, Performance, and

Page 73: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Literatuurlijst

Van Seymortier Wendy 2008-2009

…..Persistence: The Synergistic Effects of Intrinsic Goal Contents and Autonomy-

…..Supportive Contexts. Journal of Personality and Social Psychology, 87(2), 246-260.

Wosje, KS., Khoury, PR., Claytor, RP, Copeland; KA., Kalkwarf, HJ. & Daniels, SR.

…..(2009). Adiposity and TV Viewing Are Related to Less Bone Accrual in Young

…..Children. Journal of pediatrics, 154(1), 79-85.

World Health Organization. Obesity: preventing and Managing the Global Epidemic.

…..Report of a WHO consultation. Technical report Series no. 894. WHO: Geneva,

…..2000.

Wedderkopp, N., Kjaer, P., Hestbaek, L., Korsholm, L. & Leboeuf-Yde, C. (2009).

…..High- level physical activity in childhood seems to protect against low back pain in

…..early adolescence. Spine journal, 9(2), 134-141.

Page 74: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 1: Informed consent en informatiebrief

Van Seymortier Wendy 2008-2009

BIJLAGE 1: INFORMED CONSENT EN INFORMATIEBRIEF

Wendy Van Seymortier Studente master gezondheidsvoorlichting en bevordering Tel: 0499 / 41.91.97 e-mail : [email protected] (in opdracht van Prof. G. Cardon)

Toestemmingformulier

Ik, …………………………………………………………….(naam van de ouder),

ouder van ………………………………….(naam van het kind), uit klas…….,

geef hierbij de toestemming om mijn kind te laten deelnemen aan het onderzoek

naar het effect van de promotie van fysieke activiteit bij kleuters. Hiervoor zal

mijn kind 2 maal gedurende een periode van 5 dagen een pedometer dragen en zal

ik een kort vragenlijstje invullen.

Het dragen van een pedometer is onschadelijk en ik heb op elk moment van de

studie het recht de deelname van mijn kind te onderbreken.

Ik kan niet aansprakelijk worden gesteld voor verlies of schade van de meters.

Handtekening ouder(s),

Datum … ./ … ./ …

Page 75: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 1: Informed consent en informatiebrief

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Geachte Ouder, De vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen van Universiteit Gent bestudeert al jaren

het bewegingsgedrag van kinderen. Eerder werd al een studie uitgevoerd om meer te weten

te komen over het bewegingsgedrag van Vlaamse kleuters. Momenteel voeren wij echter

een studie uit die zich richt op het effect van de promotie van fysieke activiteit bij kleuters.

Deze studie gebeurt aan de hand van een korte vragenlijst en een pedometer. Een pedometer

is een klein toestelletje, dat ter hoogte van de heup gedragen wordt en alle bewegingen

registreert. Met deze studie willen we het effect van de promotie van fysieke activiteit

testen.

Ook op de school van uw kind nemen kleuters deel aan deze studie. Wij zullen in de

periode oktober – december de kinderen, die deelnemen, voorzien van een metertje en de

nodige informatie. Het is de bedoeling dat het metertje twee maal gedurende een periode

van 4 volledige dagen gedragen wordt, waarna wij ze nadien terug ophalen op school. Bij

de pedometer wordt er een korte vragenlijst gevoegd met vragen gericht op het niet dragen

van de pedometer, bijvoorbeeld bij het zwemmen. Alle gegevens van de studie worden

naamloos verwerkt en de data worden niet verspreid voor andere doeleinden. Met dit

schrijven willen we de toestemming vragen om uw kind te laten deelnemen aan deze studie.

Het al dan niet deelnemen aan deze studie heeft geen enkele consequentie voor uw kind.

Indien u akkoord gaat met de deelname, willen wij u vragen bijgevoegd formulier morgen

ingevuld en ondertekend met uw kind mee te geven.

Als wij merken dat uw kind op de startdag van de studie weigerachtig staat ten opzichte van

het metertje, zullen wij uw kind uiteraard niet forceren om het metertje toch te dragen en u

hebt ook gedurende de meetperiode steeds het recht de deelname van uw kind zonder enige

verantwoording te staken.

Indien u bijkomende informatie wenst over deze studie, kan u mij contacteren op

bovenstaand nummer. Wij danken u alvast voor uw tijd om deze informatie te lezen en

hopen dat veel kleuters zullen deelnemen.

Vriendelijke groeten, Wendy Van Seymortier

Page 76: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 2: Registratieformulier

Van Seymortier Wendy 2008-2009

BIJLAGE 2: REGISTRATIEFORMULIER

Beste ouder, Vandaag werd bij u kind een pedometer aangebracht in het kader van de studie: het effect van de promotie van fysieke activiteit. Het aantal stappen leest u af op het schermpje van de stappenteller. De stappenteller wordt gedragen ter hoogte van de heup, ongeveer boven de knie en wordt vastgemaakt aan de kledij (broekband, rokband of broeksriem). Het beveiligingsriempje met het metalen pinnetje wordt ook vastgemaakt aan de kledij. De stappenteller mag niet ondergedompeld worden in water, dus neemt u deze af om te douchen, een bad te nemen of te zwemmen. Vandaag, donderdag, telt nog niet als een meetdag. Het aantal stappen moet dus pas vanaf vrijdag genoteerd worden. Vergeet echter niet de pedometer donderdagavond, via RESET, op 0 te zetten. Noteer elke avond (vrijdag, zaterdag, zondag en maandag) het aantal stappen op de volgende pagina. Druk vervolgens op “RESET”, zodat je de volgende dag op 0 start. Op het formulier verder in deze bundel noteert u de gegevens in verband met het niet dragen van de pedometer, bv. bij het zwemmen, … Wanneer de pedometer wordt uitgedaan om te slapen, te douchen of een dutje te doen hoeft dit niet genoteerd te worden.. Aan het einde van het registratieformulier vindt U nog een korte vragenlijst. Gelieve deze op maandagavond in te vullen. We vragen U om dit registratieformulier samen met de meter in de bijgevoegde envelop te steken en deze dinsdag op school af te geven. Wij komen alles ophalen op school. Indien u vragen heeft of bijkomende informatie wenst, kan u contact opnemen via mail ([email protected]) of via telefoon (0499/41.91.97). Vriendelijke groeten, Wendy Van Seymortier

Page 77: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 2: Registratieformulier

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Voornaam en naam van de kleuter:…………………………………………

Geslacht: O Jongen

O Meisje

Geboortedatum …… / …… / ……

Registratie van het aantal stappen per dag

Noteer elke avond het aantal stappen in het kadertje. Dit lees je af op het schermpje van de stappenteller. Druk vervolgens op “RESET”, zodat je de volgende dag op 0 start.

Vrijdag ……oktober / november Stand stappenteller voor het slapen gaan: __________

Wanneer was uw kleuter vandaag op school? Van ….… u tot …..…..u

Zaterdag ….. oktober / november Stand stappenteller voor het slapen gaan: __________

Zondag ….. oktober / november Stand stappenteller voor het slapen gaan: __________

Maandag …… oktober / november Stand stappenteller voor het slapen gaan: __________

Wanneer was uw kleuter vandaag op school? Van ….… u tot …..…..u

Gegevens in verband met het niet dragen van de pedometer

Op dit formulier noteer je telkens de gegevens in verband met het NIET dragen van de meter omwille van activiteiten, die dit niet toelaten, bijvoorbeeld zwemmen, …

Wanneer de pedometer wordt uitgedaan om te slapen, te douchen of een dutje te doen hoeft dit niet te worden genoteerd.

- afnemen meter:

Datum: ../.. Dag:……………… Uur: …

Omwille van welke activiteit: ………………………..

Opnieuw aandoen meter: uur: .. ..

Page 78: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 2: Registratieformulier

Van Seymortier Wendy 2008-2009

- afnemen meter:

Datum: .. /.. Dag: …………. Uur: …

Omwille van welke activiteit: ………………………...

Opnieuw aandoen meter: uur: .. ..

- afnemen meter:

Datum: .. /.. Dag: ………… Uur: …

Omwille van welke activiteit: ………………………...

Opnieuw aandoen meter: uur: ..

Enkele vraagjes in te vullen op maandagavond …. Oktober/november:

1. Hoe vond jouw kind het om de meter te dragen

O zeer leuk O leuk O niet leuk en niet vervelend O vervelend O zeer vervelend

2. Heeft je kind de meter elke dag gedragen (met uitzondering van activiteiten

zoals bad nemen, zwemmen, slapen,..)?

O ja O nee Indien nee: welke dagen niet?.............................................................

3. Heb je nog een opmerking voor ons?

…………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………

We danken je heel hartelijk voor je medewerking! Deze gegevens zijn zeer waardevol

en zullen bijdragen tot de gezondheid van vele kinderen!

Wendy Van Seymortier

Page 79: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 3: Vragenlijst over de appreciatie van de folder

Van Seymortier Wendy 2008-2009

BIJLAGE 3: VRAGENLIJST OVER DE APPRECIATIE VAN DE FOLDER Beste ouder, Als studente gezondheidsvoorlichting en bevordering werk ik mee aan een studie omtrent fysieke activiteit bij kleuters.

Hieronder vindt U een korte vragenlijst met vragen over de folder die u van ons heeft ontvangen. Gelieve deze in te vullen. We vragen U om deze vragenlijst in de bijgevoegde envelop te steken en deze op school af te geven. Wij komen de vragenlijst ophalen op school. Met de verzamelde gegevens van de vragenlijst, kunnen wij de folder evalueren. Alvast bedankt voor Uw medewerking. Indien u vragen heeft of bijkomende informatie wenst, kan u contact opnemen via mail ([email protected]) of via telefoon (0499/41.91.97). Vriendelijke groeten, Wendy Van Seymortier

Vragenlijst over de folder 1. Mijn geboortedatum is ……../……./…….. 2. Ik ben een � man � vrouw 3. Ik heb de folder gelezen

� ja � nee Indien u de folder gelezen hebt, ga dan verder met vraag 4. Indien u de folder niet gelezen hebt, zou u ons helpen indien u deze zou willen lezen alvorens de overige vragen te beantwoorden. 4. Duid het antwoord aan dat het best bij u past

1= helemaal niet akkoord 2= niet akkoord 3= soms akkoord, soms niet akkoord 4= akkoord 5= helemaal akkoord

Page 80: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 3: Vragenlijst over de appreciatie van de folder

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Ik vond de folder gemakkelijk te begrijpen Ik vond de formulering in de folder goed Ik vond de folder interessant Ik vond de folder leerrijk Ik vond de folder geloofwaardig Ik vond de informatie in de folder volledig Ik vond de folder verwarrend Ik vond de folder correct Ik vond de folder inhoudelijk goed opgesteld Ik vond de folder goed opgemaakt qua lay-out Ik heb de folder grondig gelezen Ik heb de folder diagonaal gelezen De informatie in de folder heeft mij aangezet om mijn kind(eren) te stimuleren om meer te bewegen Ik zal de tips in de folder gebruiken om mijn kind(eren) aan te zetten om meer te bewegen Ik vond de folder een leuke manier om meer te weten te komen over het onderwerp Ik vond de folder te directief

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

3

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

4

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

5

Ik vond de lengte van de folder � Veel te kort � Te kort � Juist lang genoeg � Te lang � Veel te lang

Page 81: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 3: Vragenlijst over de appreciatie van de folder

Van Seymortier Wendy 2008-2009

5. Heb je suggesties of opmerkingen in verband met de folder die u gelezen hebt? ……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

We danken je heel hartelijk voor je medewerking! Deze gegevens zijn zeer waardevol

en zullen bijdragen tot de gezondheid van vele kinderen!

Wendy Van Seymortier

Page 82: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 4: Interventie binnen de intrinsiek- controlerende conditie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Wist je dat … …voor kinderen tussen 3 en 5 jaar de tijd

die ze voor TV, computer, video, DVD, …

moet beperkt worden tot minder dan 1 uur

per dag?

… voor kinderen tussen 6 en 9 jaar de tijd

die ze voor TV, computer, video, DVD, …

doorbrengen beperkt moet worden tot

minder dan 2 uur per dag?

Waarom moet je de tijd

voor de computer, TV,

video, DVD, …

beperken tot 1-2 uur per

dag?

Je moet de tijd voor computer, TV, video,

DVD …beperken tot 1-2 uur per dag omdat

kinderen dan meer tijd zullen hebben om

actief te zijn en om met vrienden te spelen.

Kinderen zullen bovendien meer opgewekt

en minder agressief zijn.

Het IDEFICS project verschaft 5 folders ter promotie van een gezonde omgeving bij kinderen en adolescenten: Refresh your child with water! Enjoy family time instead of media time! Help your child to get enough sleep! Fruits vegetables taste delicious! Encourage your child to be more active! Deze folders en ander materiaal kan gedownload worden via de website www.ideficsstudy.eu

2008 © Published by Prof. Wolfgang Ahrens, BIPS.

Breng tijd door

met je gezin in

plaats van met

multimedia!

www.ideficsstudy.eu learning healthy living Bremer Institut für Präventionsforschung und Sozialmedizin BiPS Linzer Str.10, D-28359 Bremen

Page 83: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 4: Interventie binnen de intrinsiek- controlerende conditie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Gebruik volgende 5

tips om de tijd die uw

kind voor de TV,

computer, video, DVD,

… spendeert te

beperken en bij te

dragen tot een

gezondere levensstijl

1. Maak een TV- schema

op Je zou in regels moeten vastleggen wanneer en hoe lang de kinderen TV kunnen kijken, bijvoorbeeld nooit TV kijken voor school of tijdens het maken van huiswerk. Je moet TV kijken plannen met de kinderen: neem samen de TV-gids door, kies er een aantal programma’s uit en behoud deze planning.

2. Je zou samen met de kinderen leuke

bewegingsactiviteiten

moeten doen in plaats

van TV te kijken. Je dient een lijst op te stellen met leuke bewegingsalternatieven voor TV kijken zoals zwemmen, buiten spelen, …motiveer je kind om ter compensatie van het TV kijken één of meerdere van deze activiteiten uit te voeren (bv. 30 minuten buiten spelen om 30 minuten TV te kijken).

3. Laat enkel gezonde

voeding toe voor de

TV, computer, video,

DVD, …

Je moet vermijden dat kinderen ongezonde voeding voor de TV, computer, video, DVD, … eten door enkel groenten, fruit en/of water toe te laten. Je moet eveneens de maaltijden voor de TV verbieden en van de maaltijd een gezellig eetmoment met het gezin te maken.

4. Je moet het aantal

TV’s en computers in

huis beperken

Je dient het aantal TV’s en/of computers in huis beperken zodat het gemakkelijker wordt om het TV-schema te volgen. Vermijd ook TV’s en computers in de slaapkamer van de kinderen omdat het dan moeilijk wordt om de inhoud en de duur van het TV kijken in de gaten te houden. Bovendien bevordert dit het isolement.

5. Je zou je kind

moeten belonen met leuke activiteiten in

plaats van met extra

passieve activiteiten

zoals TV kijken of op

de computer spelen

Als je kind iets goed heeft gedaan, bijvoorbeeld het opruimen van zijn/haar speelgoed, mag u dit gedrag NIET te belonen met TV kijken, op de computer spelen, … Dit maakt deze activiteiten alleen nog maar aantrekkelijker voor de kinderen.

Page 84: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 4: Interventie binnen de intrinsiek- controlerende conditie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Wist je dat…

…kinderen die nog niet naar school gaan minstens 2 uur per dag moeten bewegen om gezondheidsvoordelen te verkrijgen? …kinderen uit de lagere school minstens 1 uur per dag moeten bewegen zijn om gezondheidsvoordelen te verkrijgen? Het gaat hierbij om activiteiten waarvan je hart sneller gaat kloppen en waardoor je sneller gaat ademen. Voor jonge kinderen gaat het bijvoorbeeld om spelen in de tuin, zwemmen of voetballen.

Help

je kind

om

meer te bewegen!

Waarom is beweging

zo belangrijk?

Om gezond te worden en te blijven moeten kinderen actief zijn en gezond eten. Enkele andere voordelen zijn: het ontwikkelen van sterke beenderen, spieren en longen; het verbeteren van de lenigheid, het evenwicht en de coördinatie; het ontmoeten van nieuwe vrienden, het beleven van plezier waardoor kinderen opgewekt zijn en meer energie hebben.

Deze folders en ander materiaal kan gedownload worden via de website www.ideficsstudy.eu

Refresh your child with water! Enjoy family time instead of media time! Help your child to get enough sleep! Fruits vegetables taste delicious! Encourage your child to be more active!

2008 © Published by Prof. Wolfgang Ahrens, BIPS.

Het IDEFICS project verschaft 5 folders ter promotie van een gezonde omgeving bij kinderen en adolescenten:

Page 85: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 4: Interventie binnen de intrinsiek- controlerende conditie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Gebruik volgende 5

tips om je kind meer

te laten bewegen en

een gezondere

levensstijl te

hanteren.

1. Breng meer tijd door met je kind en wees een actieve ouder

Als de kinderen zien dat jij geniet van lichaamsbeweging en er plezier in hebt, dan zal het hen motiveren om actiever te zijn: speel samen buiten, ga zwemmen, ga samen fietsen, …

2. Wees samen met je

kind actief op

verschillende manieren Je moet als ouder samen met je kinderen

spelen. Kinderen houden ervan dat ouders

meedoen met hun spelletjes. Je zou als ouder

ook een aantal bewegingsactiviteiten in het

dagelijkse leven moeten opnemen: wandel

naar school of naar de winkel en moedig je

kinderen aan om te helpen met huishoudelijk

taken zoals met de hond gaan wandelen of het

wassen van de auto.

3. Je zou je kind

moeten stimuleren en

steunen om te

bewegen Je dient je kinderen te stimuleren om meer te bewegen door hen aan te moedigen om deel te nemen aan sporten in clubverband, naschoolse sportactiviteiten, jeugdbewegingen of gewoon door buiten spelletjes te spelen met vrienden en familieleden.

4. Je dient passieve

momenten te vervangen

door bewegingsactiviteiten

Bied je kinderen andere mogelijkheden

aan dan tv kijken of video spelletjes

spelen. Moedig hen aan om buiten te

spelen, voorzie actief speelgoed,

zoals een bal, een frisbee, springtouw

of trampoline.

5. Je moet de actieve

keuzes van je kinderen aanmoedigen en

steunen Sommige kinderen vinden teamsporten leuk maar andere kinderen geven de voorkeur aan andere activiteiten zoals fietsen. Welke activiteiten ze ook leuk vinden, je moet de kinderen belonen voor hun inzet en inspanningen die ze leveren om te bewegen. Als de kinderen iets goed hebben gedaan, bijvoorbeeld het opruimen van hun speelgoed, dien je hen te belonen met een leuke activiteit zoals zwemmen, …

Page 86: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 5: Interventie binnen de intrinsiek- autonome conditie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Bij kinderen tussen 3 en 5 jaar, kan je

ervoor kiezen om de tijd die ze voor de TV,

computer, video, DVD, … doorbrengen te

beperken tot minder dan 1 uur per dag.

Bij kinderen tussen 6 en 9 jaar , kan je

ervoor kiezen om de tijd die ze voor de TV,

computer, video, DVD, … doorbrengen te

beperken tot minder dan 2 uur per dag.

Waarom zou je ervoor

kiezen om de tijd voor

de computer, TV, video,

DVD, … te beperken tot 1-2 uur per dag?

Je kan kiezen om de tijd voor computer, TV,

video, DVD, … te beperken tot 1-2 uur per

dag, omdat kinderen dan meer tijd zullen

hebben om actief te zijn en om met vrienden

te spelen. Kinderen zullen bovendien meer

opgewekt en minder agressief zijn.

Het IDEFICS project verschaft 5 folders ter promotie van een gezonde omgeving bij kinderen en adolescenten: Refresh your child with water! Enjoy family time instead of media time! Help your child to get enough sleep! Fruits vegetables taste delicious! Encourage your child to be more active! Deze folders en ander materiaal kan gedownload worden via de website www.ideficsstudy.eu

2008 © Published by Prof. Wolfgang Ahrens, BIPS.

Je kan kiezen om tijd met je

gezin door te

brengen in

plaats van met

multimedia!

www.ideficsstudy.eu learning healthy living Bremer Institut für Präventionsforschung und Sozialmedizin BiPS Linzer Str.10, D-28359 Bremen

Page 87: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 5: Interventie binnen de intrinsiek- autonome conditie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

5 tips die je kunnen

helpen om de tijd die

je kind voor TV,

computer, video,

DVD, … spendeert te

beperken en te kiezen

voor een gezondere

levensstijl

1. Je kan een TV- schema

maken Je kan in regels vastleggen wanneer en hoe lang je kinderen TV kunnen kijken: bijvoorbeeld nooit TV kijken voor school of tijdens het maken van huiswerk. Je kan TV kijken samen met je kinderen plannen: je kan samen de TV-gids doornemen, er een aantal programma’s uitkiezen en vervolgens deze planning strikt behouden.

2. Je kan samen met

je kinderen leuke

bewegingsactiviteiten

doen in plaats van TV te

kijken, spelletjes op de

computer te spelen, … Je kan een lijst opstellen met leuke bewegingsalternatieven voor TV kijken zoals zwemmen, buiten spelen, …je kan ervoor kiezen om je kind te motiveren om ter compensatie van het TV kijken één of meerdere van deze activiteiten uit te voeren (bv. 30 minuten buiten spelen om 30 minuten TV te kijken).

3. Je kan ervoor kiezen om enkel gezonde

voeding toe te laten

voor de TV computer,

video, DVD, … Je kan vermijden dat kinderen ongezonde voeding voor de TV, computer, video, DVD, … eten door enkel groenten, fruit en/of water toe te laten. Je kan kiezen om maaltijden voor TV te verbieden en van de maaltijd een gezellig eetmoment met het gezin te maken.

4. Je kan het aantal

TV’s en computers in

huis beperken

Je kan kiezen om het aantal TV’s en/of computers in huis te beperken zodat het gemakkelijker wordt om het TV-schema te volgen. We vragen je ook om TV’s en computers in de slaapkamer van de kinderen te vermijden omdat het dan moeilijk wordt om de inhoud en de duur van het TV kijken in de gaten te houden. Bovendien bevordert dit het isolement.

5. Je kan je kind

belonen met leuke activiteiten in plaats

van met extra passieve

activiteiten zoals TV

kijken of op de

computer spelen.

Als je kind iets goed heeft gedaan, bijvoorbeeld het opruimen van zijn/haar speelgoed, vragen wij u dit gedrag NIET te belonen met TV kijken, op de computer spelen, … Dit maakt deze activiteiten alleen nog maar aantrekkelijker voor de kinderen.

Page 88: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 5: Interventie binnen de intrinsiek- autonome conditie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

Wist je dat…

…kinderen die nog niet naar school gaan nood hebben aan minstens 2 uur beweging per dag om gezondheidsvoordelen te verkrijgen? …kinderen uit de lagere school nood hebben aan minstens 1 uur beweging per dag om gezondheidsvoordelen te verkrijgen? Het gaat hierbij om activiteiten waarvan je hart sneller gaat kloppen en waardoor je sneller gaat ademen. Voor jonge kinderen kan het bijvoorbeeld gaan om spelen in de tuin, zwemmen of voetballen.

Als ouder

kan je

je kind

helpen

om

meer te bewegen!

Waarom is beweging

zo belangrijk?

Actief zijn, in combinatie met gezonde voeding is een goede manier voor kinderen om gezond te worden en te blijven. Enkele andere voordelen zijn: het ontwikkelen van sterke beenderen, spieren en longen; het verbeteren van de lenigheid, het evenwicht en de coördinatie; het ontmoeten van nieuwe vrienden, het beleven van plezier waardoor kinderen opgewekt zijn en meer energie hebben.

Deze folders en ander materiaal kan gedownload worden via de website www.ideficsstudy.eu

Refresh your child with water! Enjoy family time instead of media time! Help your child to get enough sleep! Fruits vegetables taste delicious! Encourage your child to be more active!

2008 © Published by Prof. Wolfgang Ahrens, BIPS.

Het IDEFICS project verschaft 5 folders ter promotie van een gezonde omgeving bij kinderen en adolescenten:

Page 89: FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ KLEUTERS - lib.ugent.be › fulltxt › RUG01 › 001 › 392 › 044 › RUG... · Deze masterproef gaat de effectiviteit na van deze folders door het evalueren

Bijlage 5: Interventie binnen de intrinsiek- autonome conditie

Van Seymortier Wendy 2008-2009

5 tips om je kind te

helpen om meer te

bewegen en een

gezondere levensstijl

te hanteren

1. Je kan kiezen om meer tijd samen met je kind door te brengen en een actieve ouder zijn Als de kinderen zien dat jij geniet van lichaamsbeweging en er plezier in hebt, dan zal het hen motiveren om actiever te zijn: je kan buiten spelen, gaan zwemmen, samen gaan fietsen, …

2. Je kan proberen om

samen met je kind

actief te zijn op

verschillende manieren

Kinderen vinden het leuk om samen met hun

ouders te spelen maar je kan ook proberen

een aantal bewegingsactiviteiten in het

dagelijkse leven op te nemen: je kan naar

school of naar de winkel wandelen of fietsen

en je kan je kinderen aanmoedigen om jou te

helpen met huishoudelijk taken zoals met de

hond gaan wandelen of het wassen van de

auto.

3. Je kan je kind

stimuleren om te

bewegen Je kan je kinderen stimuleren om te bewegen door hen aan te moedigen om deel te nemen aan sporten in clubverband, naschoolse sportactiviteiten, jeugdbeweging of gewoon door buiten spelletjes te spelen met vrienden en familieleden.

4. Je kan passieve

momenten vervangen door

bewegingsactiviteiten Je kan ervoor kiezen om je kinderen

andere mogelijkheden aan te bieden dan

tv kijken of video spelletjes spelen. Je kan

je kinderen aanmoedigen om buiten te

spelen, je kan hen stimuleren door actief

speelgoed te voorzien,

zoals een bal, een frisbee, springtouw

of trampoline.

5. Je kan de actieve

keuzes van je kinderen aanmoedigen en

steunen Sommige kinderen vinden teamsporten leuk maar andere kinderen geven de voorkeur aan andere activiteiten zoals fietsen. Welke activiteiten je kinderen ook leuk vinden, je kan hen belonen voor hun inzet en inspanningen die ze leveren om te bewegen. Als de kinderen iets goed hebben gedaan, bijvoorbeeld het opruimen van hun speelgoed, kan je hen belonen met een leuke activiteit zoals zwemmen, …