fundamentele wijsbegeerte
Click here to load reader
-
Upload
benjamin-laridon -
Category
Documents
-
view
159 -
download
1
Transcript of fundamentele wijsbegeerte
FUNDAMENTELE WIJSBEGEERTE
0. Inleiding*wijsgerige/metafysische behoefte grond/fundament/zin zoeken
Van de Wiele: -fondement qui porte: mogelijkheidsvoorwaarde, inzicht (HOE?) -fondement qui justifie: zin (WAAROM?)
*specificiteit :-epistemologie: onderzoek rationaliteit = kritische zelfreflectie
wet.: rat. vanzelfsprekend-rede autonoom, neutraal (interesse voor zichzelf)
niet-autonoom (ideaal, openbaring)-object: metafysische triniteit (<Christian Wolff)
Verwondering
*Theoretische : ZIJN: -God (wijsgerige theologie)-mens/Ik (wijsgerige antropologie)-wereld (wijsgerige kosmologie)
Geluk *Praktische : MOETEN: Moraal, ethiek
Gesch.: invulling/gebruik rationaliteit metafysische triniteitFundamentele (grond van het gehele ZIJN) kunst (grond van de kunst), cultuur
*Korte gesch.:
1)Klassiek CC (KO+ME): mens = redelijk wezen:
-vraag naar ZIJN van mens: psychologie (zichzelf kennen)-vraag naar PLICHTEN van mens: ethiek (handelen in gemeenschap)
: rekenschap geven ultieme : goddelijke, laatste oorzaak-microkosmos binnen macrokosmos-niet-autonoom; afhankelijk van / scheppende God
: werkelijkheid = organisme: één geordend geheel: macro- + microkosmos> doelgericht: waarom-vraag kwalitatieve wet. (vb. steen valt)
J-Chr.: God = en ; kosmos + mens (Natureingang!)
:Gri.: -Plato: -demiurg-Hoogste Idee: Goede
-Aristoteles: Onbewogen Beweger doel waarop alles gericht isJ-Chr.: Schepende God + Openbaringsgod
“Credo ut intelligam” (godsbewijzen Anselmus, Thomas)
2)Nominalisme (16 e E) Gri./ME : wijsgerig realisme (geloof in ideële grondstructuur < God) 14e E: William van Ockham: nominalisme
-God van Abraham, Isaäk en Jakob ( God ) = almachtig, schepping 100% zeker-werkelijkheid niet kenbaar: nomina = lege hulzen; + contingente wereld-kleinheid, machteloosheid mens
mens op zichzelf teruggeworpen moderne wet. (Keppler, Copernicus, Newton)hypothese > experiment > natuurwet
p. 1
-autonome mens-wereld=voorwerp wet. zekerheid (natuurwetten opstellen)-deïsme: onpersoonlijke god (-> agnosticisme, atheïsme)
3)Moderne CC: [kwalitatieve natuurverkl.: waarom? doel? (streefdoelen: vallende steen!)]
kwantitatieve natuurverkl.: hoe? Analysewereld = kwantitatief mechanisme: voorspellen + manipuleren (via analyse)
<experimenteel kenbaar<postulaat van het determinisme: oorzaak+gevolg
: [verwondering, bewondering] (Descartes) twijfel zekerheid (macht!)mens = autonoom, machtig subject, los van/tegenover wereldKant: mens = slechts kennis-centrumWerkelijkheidsbeleving (Ding-an-Sich) onmogelijk
: 17e E: geloof + rede (Descartes, Spinoza, Leibniz + fys. + math.)18e E: piëtisme (Kant): godsbestaan niet kenbaar; moet wel gedacht worden voor ethiek
deïsme, agnosticisme (, atheïsme)19e E : wantrouwen
-Karl Marx : opium van het volk-Sigmund Freud: religie = neurose-Friedrich Nietzsche: God = dood (wet. (hoe) >rel. (waarom)(- ludwig Wittgenstein: woorden verloren)
4)Hedendaagse CCsciëntisme : wet. geen woorden voor transcendente grenzen wet.: -autonomie/niet-autonomie
-mechanistisch-deterministisch/organisch-God weer ter sprake
1. Oudheid*mythe + :mythe: alledaagse ervaringen in verhaal (verhaal waarin men leeft)mythologie: goddelijke oorzaak/verkl. mythe Paul Ricoeur, “Le symbole donne à penser” :
mythe=symbool-beleving ( blijft bestaan naast wet./rat. verkl.!!!)mythologie=symbool-verhaal hermeneutische cirkel:
( blijft geboren worden uit mythe/mythologie)
mythe :[sacrale] afstandname (theoretische beschouwing > ervaring)[mythologie] rationele logos !
p. 2
Inzicht (emancipatie rationeel, eigen verstand)Zingeving theoretisch vacuüm 6e E v.C., school v. Milete: kosmologie
theoretisch, immanent inzicht in wereld(filo-sofie: wijsheid/kennis als waardevol op zichzelf!)natuur.: -Thales van Milete: 4 elementen
-Anaximander v. Milete: lucht -Anaximenes v. Milete:
= kosmologisch inzicht metafysische verkl.:-Herakleitos v. Efese: WORDEN/VERANDEREN: ‘eenheid der tegenstellingen’
--
-Parmenides van Elea: Absolute ZIJN (niet ontstaan, eeuwig, onveranderlijk)( ontologie!)
InzichtZingeving ethisch (praktisch) vacuüm 5e/4e E v.C., Athene: ethiek (dé mens, IK)
-sofisten: Protagoras van Abdera (490-420): homo-mensura relativisme ( absulte maatstaf)*kentheoretisch (Gorgias van Leontini)*axiologisch (waarden)*religieus agnosticisme
!! retoriek: mening > kennis (inzicht = schijn) rede = overtuigingsmiddel
-Socrates (470-399)1.Methode: dialogisch/dialektiek: inductie + def. essenties
absolute kennis, algemene maatstaven (via maieutiek)!! meestal aporie: enkele foute mening weerleggen (Socratische ironie!)
2.Moraal: (~)-deugd=inzicht (in het goed; !!aporie) = praktisch ( theoretisch)-niemand doet wetens willens kwaad = Socratisch intellectualisme/determinisme
*Atheense systeembouwers:1.Plato (428-348):
ontologie: dualisme (allegorie v/d grot)-Ideeënwereld: realiteit, stabiel, blijvend participatie
oerbeelden, -vormen < het Goede-Zintuiglijke wereld: verandering, worden
afschaduwing, afbeelding afbeeldingtegenwoordigheid van de ideeën
p. 3
epistemologie-kennis/ (<Ideeën:oorzaak+doel) leren sterven (via wis., zint.)-mening/ (<waarneming) anamnese
-ware mening zonder meer: gebaseerd op zint.-op vaste grond gebouwde ware mening: gebaseerd op universele (wis.)
deductie: algemene idee/essentie particulier geval (=Platoonse Dialectiek)
: zint. wereld= materie uit 4 elementen, kwantiteit/geometrisch= teleologisch ( mechanisme atomisten)
demiurg: vormen in materie naar vb. v/d Ideeën (orde>chaos) vervolmaking, vereniging met de Ideeën/het Goede
: dualisme (allegorie van de wagenmenner)
-lichaam: materie, vergankelijk (-)-ziel: vorm, onvergankelijk; 3 delen: 1. redelijke deel ( orde) [onsterfelijk]
motor mens (doet leven) 2. driftmatige deel [sterfelijk]3. begerende deel ( chaos) [ “ “ ]
:-astrale theologie: het Goede volmaaktheid hemellichamnIdeeën = goddelijk: transcendent (boven zint., zuiver intelligibel)
-demiurg = ordener! Chaos Ideeën als vb. kosmos schepper
Ideeën (object) > Ik, redelijk deel v/d ziel (subject)
2.Aristoteles (384-322): 4 soorten metafysica: aitiologie > ontologie > ousiologie > theologieaitiologie: 4 oorzakenleer: materiële oorzaak, formele oorzaak, bewerkende/efficiënte
oorzaak, finale/doeloorzaak
ontologie: object wet. = universele/permanente ( individuele/veranderlijke) = immanent ( transcendentie Plato)
-statisch : stof (veelheid) vorm (essentie) hylèmorfisme-dynamisch: potentie act wording, beweging monismevorm = 1e doeloorzaak, aantrekkingskracht = liefde
epistemologie: kennis < ervaring-waarneming: accidentia echte, bijkomstige kennis-intellect: vorm/essentie echte, wezenlijke kennis
= abstractieleer: pass. intellect: waarneming (concreet, particulier) act. Intellect: kennis (essentie, abstract)
3 graden abstractie: -materiële objecten: fysica-wiskundige objecten: mathematica-begrippen: metafysica
oordelen: volgens 10 categorieën: -vorm substantie op zich.-accidentie 9 andere categorieën (kwaliteit, kwantiteit, actie, passie,
ruimte, tijd, situs, habitus, relatie)= metafysisch intellectualisme (intellect ~ werkelijkheid)
logica = deductief (syllogisme);
p. 4
reële wet. = inductief = Aristotelische dialectiek
: -finalisme (potentie act; mechanisme)-geocentrisme -ondermaanse (4 elem., vergankelijk)
-bovenmaanse (quintessentia, onvergankelijk)-kwalitatief finalisme ( kwantitatief finalisme Plato)
: monisme: microkosmos binnen macrokosmos-lichaam = potentie / stof-ziel = act/vorm: -vegetatief: leven
-zintuiglijk: contact werkelijkheid-motorisch: beweging-verstandelijk: intellect (=specifiek menselijk!)
inzicht (essentie) = doelmatig (‘alle mensen streven naar kennis’)
: Ad extra: -Onbewogen Beweger (Schepper)-finale oorzaak
Ad intra: -zuivere act/vorm (immaterieel!)-autarkisch: enkel zichzelf denken
2. ME*Chr. en :mythe OToer-gebeuren geloofservaringtijd-/ruimteloosverkl. uitdrukking verbond (door heilsgesch.)
NTverzinsels realiteit, historische figuur
+ mythische elemnten: verpakking geloofsboodschap
mytholigie (verpakking) + historiek (geloofsboodschap) Entmythologisierung (R. Bulmann, Jezus Christus en de mythe)
= mythologie uitleggen Paul Ricoeur:
-demythologiseren: onvermijdelijk (zin zit ook in de vorm!)-demythiseren: onmogelijk
vs Chr.? afwijzing (Tertullianus)verzoening + Chr. (Justinus)
logos = rationeel: rekenschap gevenChr. logos = religieus: zingeving, heild (logos = Jezus)
zoeken naar vereniging (fides quaerens intellectum; Anselmus)motief = liefde voor God (vera philosophia) ( liefde voor wijsheid(philosophia))
Patristiek (2e – 7e/8e E): Augustinus: “crede ut intelligas” ( fideïsme)bijbelse ~Griekse neoplatonisme= -goddelijke voorzienigheid orde in kosmos
-macro- + microkosmos moraal-eenheid, volmaaktheid Gods bezorgdheid voor schpping
-theocentrische religiositeit kosmocentrische rel. (<Ambrosius van Milaan) desacralisatie kosmos <
p. 5
Schepper ordenaar
*Scholastiek:-vroeg-sch. (11e E:geloof~rede): rationalisme (Berengarius v. Tours) fideïsme (Petrus Damiani)
vereniging Anselmus van Canterbury (1033-1109): godsbewijs IQM1)gebedscontext2)a priori-bewijs (idee IQM/God particuliere existentie)3)redenering: -essentie God = IQM (Id Quo Maius cogitari nequit)
-IQM in rede/verstand-IQM slechts in verstand IQM in werkelijkheid nog groter-IQM = verstand(idee/essentie) + realiteit(existentie)-iets groter denkbaar dan IQM geen IQM meer
IQM bestaat (contradictio in terminis)4)neoplatonisme (hoogste idee hoogste realiteit)5)wijsgerige IQM religieuze God (barmhartig: effect + niet-barmhartig: geen affect)
-Aristotelisme (12e E: Corpus Aristotelicum) 13e E: synthese Arist. + Chr.
-centrale sch. (13e E:geloof//rede): Thomas van Aquino (1224-1274, Summa Theologiae)rede: verstandgeloof: openbaring, onbevatbaar; maar (!):
-natuurlijk-redelijke waarheden (praeambula fidei) < zint.vb. godsbestaan, onsterfelijke zien
-bovennatuurlijke kennis < openbaringvb. verrijzenis, erfzonde
epistemologie:-Prima Intelligibilia: -1e begrippen (het goede, essentie/existentie,…)(<God) -1e denkprincipes (niet-
contradictiebeginsel)-zint. waarneming: particularia (via prima intelligibilia) universalia
ontologie: -hylemorfisme: stof – vorm (=onlosmakelijke eenheid)-dynamisme: potentie – act
-substantie (onveranderlijk) [streven naar actualisering-accidentia (veranderlijk) = veranderen accidentia]
= ESSENTIE (Kunnen zijn) EXISTENTIE (Zijn)= wil Scheppingsgod
probleem: eenheid ‘zijn’ verscheidenheid (‘zijn steen’, ‘zijn mens’, ‘zijn God’) analogie: -ontologisch niveau: proportionaliteitsanalogie (analogie in wereld)
God/goddelijk zijn = mens/menselijk zijn = ens/esse-epistemologisch niveau: proportie-/distributieanalogie (analogie in
termen)vb. gezond lichaam (prim. analogatum) analogie: oorzaak = voedselzijn goddelijk zijn analogie: gevolg = schepsel zijn
p. 6
: godsbegrip:‘ipsum esse subsistens’: hoogste zijnsniveau: essentie = existentiemens: afh. essentie (stof + vorm) + existentie van Godengel: essentie (vorm) + existentie
creator ex nihilo: zijnsvolkomenheid God hiërarchisch geordend universum(essentie existentie!)
godsbewijs: -a posteriori: ervaring-quinque viae-kosmologisch godsbewijs: zint. werkelijkheid
1)beweging/groei Eerste Beweger2)reeks efficiënte oorzaken Eerste niet-veroorzaakte Oorzaak3)iets mogelijks (contingents) reeks noodzakelijkheden
Eerste Noodzaklijkheid4)verschillen/hiërarchie in zijnsvolkomenheid Oneindige Volmaaktheid5)finaliteit Ordenend Verstand
Chr. God? Natuurlijke kennis (bewijs)~Bovennatuurlijke kennis (openbaringsrel) Gri.: godheid intrinsiek vervat in wereldbeeld fideïsme: Chr. naast rede! scepticisme: 5 wegen kennis wel mogelijk over God
-late sch. (14e E:geloof rede ): William van Ockham:theorie: -zuivere rede (géén geloofsgeg.; = scheermes van Ockham)
-waarneming & experiment-mening auctoritates
!! nominalisme: ‘universalia’ (Pl., Arist., Thomas) = extramentale realiteit, louter constructies denken/spreken
: God God Abraham, Isaäk en Jakob Almachtig, vrij-willend subject inzicht in Schepping/Gods wil onmogelijk betrouwbare orde-ongrijpbare, mysterievolle grootheid Gods-kleinheid mens-oninzichtelijke contingentie wereld
mens op zichzelf teruggeworpen contingente wereld onderwerpen d.m.v. natuurwetten
[Eco, De Naam van de Roos] (God nog onbereikbaarder)
3. MT*wet. en :overgang ME-MT:-externe factoren: -humanistische Ren.
-boekdrukkunst (abdijscholen)-geogr. ontdekkingen
menscentrum -wet. ontdekkingen (Copernicaanse revolutie!)(-onderbewustzijn)
p. 7
-interne factoren: nieuwe natuurwet. (~neo-platonisme)mathematisch karakter Plato ( kwalitatieve begrippen Arist.) Galilei: mechanica (dynamica, fysica): -: onder- + bovenmaanse
-mechanistisch wereldbeeld-enkel nog efficiënte oorzaak
WORDEN > zijn Newton, Philosophiae naturalis principia mathematica: verhouding tss. existenties!
spot: Erasmus, Rabelais, Montaigne (~Oudheid) scepticisme tolerantie (=praktische bescheidenheid & intellectuele vrijheid)
<grenzen menselijke rationaliteitUtopie (Thomas Morus)
verwarring: John Donne, Blaise Pascal: mens verscheurd tss. nieuwe wet. – trad. geloof(ergernis) Pensées, 693: fideïsme
kenproblematiek: probleem van de brug:-pref: naïef realisme: voorstelling = voorgestelde-kritiek: voorstelling voorgestelde ( kennis = vgl. voorstellingen met elkaar) Subject (intellect) – Object voorstellingen in bewustzijn buiten bewustzijn (voorgestelde, wereld)
ontstaan kennis? -rationalisme: rede-empirisme: zint.-Kant: rede + zint.
*rationalisme:-René Descartes (1596-1650): Discours de la Méthode; Meditationes de prima Philosophia;
Principia Philosophiae-Baruch de Spinoza : Ethica, ordine geometrico demonstrata-G.W. von Leibniz: Essais de Théodicée (God kwaad??); Monadologie (atomen) géén doelgerichtheid
-Descartes > geometrie Euclides wiskunde natuurmathematica: absolute zekerheid beginprincipe(=Discours: 1. absoluut zeker uitgangspunt op zichzelf; ideaal v/d zélfzekerheid
2. deductie uit 1)
Methode: methodische & universele twijfel1)natuurlijke twijfel: zint. zekerheid?2)hyperbolische twijfel: hele wereld?3)metafysische twijfel: rede, verstand? (theorie malin génie)
zekerheid: IK!! dubito, cogito, sum: idée claire et distincte (= norm zekerheden)claire: intuïtief zeker, on-middelijkdistincte: radicaal onderscheiden andere bewustzijnsinh.
: dualistisch -res cogitans (denkend ding, cogito) = immaterieel, abstract-res extensa (lichaam)
: uitwendige wereld correspondentieprobleem (d.m.v godsbewijs)
p. 8
: 1)idee allervolmaakste wezen2)causaliteitsbeginsel: oorzaak = min. even volmaakt3)Ik oorzaak (te onvolmaakt, twijfel, eindig) God = oorzaak = allervolmaakste wezen ( malin génie)
(bewijs a posteriori)waarachtige God correspondentieprobleem opgelegd: kennis werkelijkheid!
Vgl. MT KO/ME:-epistemologisch: kennis < cogito wereld (d.m.v. waarachtige God)-ontologisch: God = ens a se ens ab alio
God = causa sui oorzak alles zijnsgrond voor élke eindige essentie
: -niet-ruimtevullende dingen: cogito, ik + God-ruimtevullende dingen: res extensa, hele wereld
-essentie prim. kwaliteiten < meetkundig denken-existentie sec. kwaliteiten < zint. ervaring ( claire et distincte)
door God gegarandeerd garanderen bestaan wereld
-Spinoza: metafysica ethisch kader/doelgeometrische methode: def. God – substantie – natuur bestaat op zichzelf
(= pantheïsme)eindige begrippen = modificaties God
Spinoza-monisme: spirituele + materiële : in één God-geometrische wijze
Descartes-dualisme : res cogitans – res extensa-mathesis universalis
*Empirisme, scepticisme, utilitarismeEmpirie
-Waarneming-Gewaarwording zintuiglijkheid-Ervaring
Via experimenten, vaststellingen: positief
VK:Hume
Rationalisme
denken
Via cogito + ratio: reflexieve zelfbewustzijn
Fr, De: Descartes Kant
16e-17e E: Francis Bacon, John Locke, Thomas Hobbes:begrip < associaties zint. indrukken (metafysisch ingeboren ideeën)
= representatie (vb. sinaasappel) God: ondoorgrondelijk
18e E: David Hume:(1711-1776; A Treatise of Human Nature, An Enquiry concerning the Human Understanding)oordelen: subject + predikaat
-analytische oordelen: De cirkel is rond (tautologieën)- kennisvermeerderend-a priori
-synthetische oordelen: De tafel is wit-nieuwe informatie < empirie-a posteriori
p. 9
!!wet.: synthetische (<empirie), a priori (universeel-noodzakelijk!)-oordelen:Water kookt op 100°C
‘custom and habit’ scepticisme ! (grenzen rede < geloof) naturalisme + theoretisch scepticisme
ethiek: Gri, ME: ethiek besloten in kosmos MT : geen basis meer voor ethiekHume: IS OUGHT: mens ethiek (irrationele willekeur)
fundering wet. + ethiek verdwijnt!
*Immanuel Kant (1724-1804)universele geest Copernicaanse revolutie :subject > object
-voor-kritische periode: …-1770-stille periode: 1770-1781-kritische periode: 1781-…
*methode:-transcendentaal: mogelijkheidsvoorwaarden v/h oordeelsvermogen
(theorie, moraal, est.) a priori (< structurele formatteringen)a posteriori (<ervaring)
ME: predikaten totaliteit-kritisch: rechter, grens waarheid-schijn
*3 doelstellingen:-Wat kan ik kennen? kennis, wet.: theoretische domein-Wat moet ik doen? ethiek, moreel goed handelen: praktisch domein-Wat mag ik hopen? uiteindelijke menselijke hoop : godsdienst (~esthetiek)
(“op het einde van mijn leven als ik doelmatig heb geleefd”)
*Kritik der reinen Vernunftvoorwaarden synthetische a priori-oordelen(analytisch: geen nieuwe informatie, a posteriori: ervaring, niet universeel)
kennisvermeerderend, universeel + noodzakelijk (: custom and habit)vb.: -wis.: 2+5=7
-fys.: E=mc²-metafys.: God bestaat; de ziel is onsterfelijk
kennis < zint. + begrippen1.Anschauung (waarneming) = Empfindungen (gewaarwordingen) + tijd/ruimte
(=subsumeren)T/R: structuur van de zintuiglijkheid (transcendentaal, a priori; niet in wereld!)
2.begrippen, kenobjecten=waarneming + 12 categorieën ( oordelen)-kwantiteit (eenheid, veelheid, totaliteit)-kwaliteit (realiteit, negatie, limitatie)-relatie:
substantie/accident: Tulpen zijn geelcausaliteit: De zon verwarmt het strandwisselwerking: Europeanen zijn of Belg of Noor of Fransman …
-modaliteit ((on)mogelijkheid, feitelijkheid, toevalligheid/noodzakelijkheid)=structuur van het verstand (transcendentaal, a priori)
werkelijkheid < subject: inhoud waarnemingen < a priori-foramtteringen zint./verstandmogelijkheidsvwden objecten v/d ervaring = mogelijkheidsvwden ervaring zelf
p. 10
*transcendentaal: subject centraal zint/verstandelijke vermogens*kritisch: rat. Begriffe + emp. Anschauung illusie
3 gevolgen :1.dualisme:
Fenomenen ervaringsobjectenKENNEN (oordelen verstand)
Noumenale wereldDing an SichDENKEN (kennis=transcendentale schijn)
2. metafysica nutteloos : noumenale wereld, boven-zintuiglijke3. 3 ideeën (noumenaal + transcendent) < Vernunft (rede)
-IK ( fenom.)-wereld ( fenom.)-God (fenom. überhaupt) regulatieve ideeën louter denkvoorwaarden subject (geen kennis
mogelijk; transcendentale schijn
: -logische orde (v/h theoretisch denken/kennen)-waarnemingssubj.: zint. (T/R)-logische ken-subj.: verstand (12 categ.)-noumenale idee ‘IK’ = X (denkbaar: regulatief voor eenheid -wet.)
-ontologische orde: niet kenbaar, enkel geopenbaard in morele ordeander als doel op zich behandelen, eerbiedigen (middel)
: -logische orde: 3e, grootste idee v/d noumenale ideeën=hoogste regulatieve principe v/d eenheid
-ontologische orde:-X, unbekanntes-moraal Hoogste Goed (Deugd + Geluk)
1/3 postulaten (móét gedacht worden)
*Naadloze kleed v/d redeVernunft = metafysisch vermogen -denken
-morele imperatief*Kritik der praktischen Vernunft inhoud denkobjecten gepostuleerd (kenbaar, bewezen)
moreel/wil “sollen”: Hoogste Goed (Deugd + Geluk)3 voorwaarden (postulaten): -onsterfelijkheid ziel (ik)
-vrijheid mens/wil (wereld)-bestaan God
‘Kant heeft de metafysica langs de morele weg gered’ (=grote poort!)
19e-20e E: dualisme, naadloze kleed scheidingreductie: stoffelijke wereld menselijke bewustzijn goddelijke : idealisme
(monisme Hegel)goddelijke mens stoff. : atheïsme, materialisme, naturalisme
(Nietzsche, Freud, Marx)
p. 11
*G.W.F. Hegel (1770-1831)stoff. mensgoddelijke : ‘Absolute Geist’ = MONISME ( dualisme Hegel)
-Kunst: bewustzijn God-Religie: zelfpresentatie God-Filosofie: zelfbewustzijn Absolute Geest
speculatief denken (theorie + praktische rede; fenom. + noum. wereld)-dialectisch: methode v/d triade:
These (gesteldheid, werkelijkheid) Antithese
Synthese (waarheid) dynamisch, synthetisch, dialectisch denken
-historisch: gesch. Rationaliseren: dialectische greep op héle gesch. (econ, cult, pol,…)(cfr )
-systematisch: alles wat gekend is > één systeem (= holistisch)
*Meesters v/h wantrouwen (19e E)-Contingente-Historische-Eindige-Concrete-Irrationeel-chaotisch veelheid v/h DIESSEITIGE(Karl Marx, Friedrich Nietzsche)
-noodzakelijke-boventijdelijke-oneindige-absolute-rede, structuur eenheid v/h JENSEITIGE
Friedrich Nietzsche (1844-1900; ‘filosoof met de hamer’)Universele waardebegrip decadente cultuur :
-Griekse metafysica: theoretische waarden (Platonismus, Aegyptizismus, vb. redelijkheid, zelfbewustzijn) Götzerdämmerung
-traditionele moraal: slavenmoraal Zur Genealogie der Moral
-J-Chr. Religie Der Antichrist
wil tot macht : creatief dynamisme-gezond: liefde aarde, leven binnen chaos beamen (<Uebermensch)-ongezond: ressentiment, ingehouden wrok verbeelding andere wereld
leeuw: sterke; lam: zwakke: andere wereld : God = hoogste waarde metafys., moraal, rel.= niets! Verbeelding dood van God = NIHILISME (ontmaskerend + creatief)
zin leven ? *omwaardering alle waarden:trad. waarden waarden UebermenschGod levensbeamende zin wereldDecadente machtswil gezonde, creatieve machtswil
*eeuwige terugkeer v/h gelijkeeeuwige hergeboorte doel-, zinloos amor fati : levensbeaming, aanvaarden doelloosheid
p. 12
4. HT*mod. postmod.MT: rationalisme: Descartes Spinoza Leibniz Kant (dual.) Hegel (mon.)
empirismemoderne rationaliteit:
-natuurwet. = techniek natuur/mens kapot-menswet.(, soc., econ.)(kennen kunnen)
Sciëntisme: alle waarheid < slechts wet. Positivisme: alle waarheid < pos. Wet. (wis.)
Auguste Comte Idealen, waarden, doeleinden verdwijnen!!
onbehagen, ontevredenheid postmodernisme: verbrokkeling, versplintering
-het Ware (wet.)-het Goede (ethiek)-het Schone (esthetiek) grenzen rationaliteit (<Hume: scepticisme; Kant: noumenale wereld)
*Taal: Ludwig Wittgenstein (1889-1951)mogelijkheidsvoorwaarden zinvol spreken: ‘picture theory’ (Tractatus logico-philosophicus)
TaalAtomaire proposities
-analytisch-empirisch
afbeelding(picture)
Werkelijkheid stand van zaken
-mogelijk-feitelijk
-geldig & zinvol: empirisch verifieerbaar (feitelijke standen van zaken)De kat ligt op de mat.
-geldig & zinledig: analytisch-tautologie: álle mogelijke standen van zaken: Een cirkel is rond.-contradictie: géén mogelijke standen van zaken: Een cirkel is vierkant.
-ongeldig = onzin: God is goed.
Wittgenstein I (<Wiener Kreis, Moritz Schlick)-cognitieve uitspraken:
-logisch-in overeenstemming met het verificatiebeginsel
meaning is verification begrenzen!-niet-cognitieve uitspraken: rel., moraal, kunst zingeving (‘Mystische’) tonen (=deiktische metafysica): Nicht wie die Welt ist, ist das Mystische, sondern
daß sie ist. = therapeutisch: ontmaskering schijnproblemen d.m.v. taalanalyse = kritisch: grenzen zinvol uitspreekbare onzegbare tonen: Wovon man nicht sprechen
kann, darüber muß man schweigen.
Wittgenstein II: meaning is use: context belangrijk! taalspelen: feitelijk gebruik taal -wet.: water is H2O
-poëzie: water is het zilte nat
p. 13
*Fenomenologie: HeideggerEdmund Husserl, Martin Heidegger (1889-1976)
Crisis 19e/20e E: wet.: heel veel theorieën: -zingeving -oorspr. relatie/omgang mens – wereld
fenomenologie: fenomeen (mens) beschrijven verhouding mens – wereldHeidegger: de mens ín de wereld (Da-sein = in der Welt sein)Sein und Zeit
-kritiek wet. MT:1.mens = exclusieve (enige!) subject drager van kennis en waarheid2.wereld = object voorstelling mens wet. onderzoek
voorstellende denken verarming wereld:-kwantificeerbare is van tel: rekenende denken-wereld = ‘voorhanden’, bruikbaar beschikbaar en manipuleerbaar-betekenis < natuurontwerp, wereldbeeld
3.relatie mens – wereld: kennen > kunnen, logos > pathos wet.: waarheidsbegrip in oordeel
< logica< overeenstemming oordeelswaarheid – beoordeelde (ding zelf)
fenom.: waarheid in dingen zelf:-zelf begrip v. intelligibiliteit-geven zich te kennen oordeel
-kritiek trad. metafys. Arist. Hegel:denken: -wet. + trad. metafys.: rekenende, berekenende denken Gedankenlosigkeit
-eigenlijke denken: ‘aandenkende denken’, bezinnend nadenken, aandacht
‘zijn’ oorspr. metafys. ‘zijnden’: Seinsvergessenheit: heerszucht over manipuleerbare hoogtepunt = ontotheologie!
nieuw project: fundamentele ontologie-voorstellend denken bezinnend nadenken-aandacht Zijn (ontologische Differenz Zijn zijnden; “[al wat] is”) zijnsvraag, zin v. zijnsvraag
1.de(con)structie gesch. Metafys. ( Seinsvergessenheit, ontotheologie)2.nieuwe interpretatie zin v/h Zijn
< ontologische analytica v/h Dasein (= analyse mens-zijn)
: Dasein: openheid/ontslotenheid -vraag naar zin v/h Zijn-voorkennis ‘Zijn’
existentiale constitutie Da-sein:-fundamentele affectiviteit: (aangedaan worden, passiviteit)
geworpen in het bestaan!-oorspronkelijke begrijpen: kennis wereld in totaliteit (actief, logos)-taal: betekenis wereld angst: totaliteit Dasein ontsloten
: onverborgenheid: onthult zich aan de mens: God in ontologische differentie ontotheologie
p. 14
*Moraal: Emmanuel Levinas (1906-1995)Totalité et infini. Essais sur l’extériorité.
-ware oneindigheid = gelaat Andere ego-logieën: totalitaire : universele subject: le même (cogito) > Ik-Ander-relatie
3 zijnsniveaus v/h ‘ik’ :-volstrekt onbepaalde zijn (‘Il y a’, bestaan zonder meer)-zijn v/d zijnden bepaalde zijnde bij uitstek: menselijke subject (=concreet, uniek)
zoekt identificatie; genieting: wereld tot zichzelf reduceren-sociale relatie:
-asymmetrie: andere = absolute alteriteit ( identiteit; volstrekt anders)(inwendige zelf uitwendige Ander)Ander fenomeen in bewustzijn (on-middellijkheid)
-heteronomie: gelaat v/d Andere zelf = aangesprokene ‘zelf’ die dingen aanspreekt
autonomieAnder = naakt, kwetsbaar
-ethische imperatief “Gij zult niet doden”-: verbod moord (=reductie tot het ‘zelf’)+: alteriteit erkennen en respecteren substitutionele verantwoordelijkheid IK i.p.v. Ander
-God: je < Il (illeïteit) > turadicale exterioriteit & alteriteit v/d Ander = oneindig, transcendentethische verantwoordelijkheid in relatie ik-jij spoor van Derde, Hij (illeïteit) = God
1. m.b.t. Gelaat Andere: transcendentie = spoor v. God ( directe relatie God)2. m.b.t. subjectiviteit IK: verantwoordelijkheid, opgeroepen worden (pass.!)
= spoor God
p. 15