Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling...

9
Vermilion Oil&Gas Netherlands B.V. De heerS. Tummers Postbus 71 8860 AB HARLINGEN Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675 .. FU Fryske Utf ieringstsjinst Miljeu en Omjouwing Betreft : Ontwerpbesluit ontheffing artikel 10.63 Wm, toepassen afvalstoffen in de bodem, aardgastransportleiding Oppenhuizen-Bozum 1. Geachte heer Tummers, Onderwerp Op 11 september 2015 hebben wij uw aanvraag ontvangen om een ontheffing voor het storten van afvalstoffen buiten inrichtingen, zoals bedoeld in artikel10.2, lid 1 en artikel10.63, lid 3 van de Wet milieubeheer, hierna te noemen de Wm-ontheffing. Uit telefonisch contact met de adviseur van de aanvrager is gebleken dat dit moet zijn artikel 10.63, lid 2. Postbus 3347, 8901 DH Leeuwarden • J.W. de Visserwel 10, 9001 ZEGrou • 0566 750 300 [email protected]www .fumo.nl • Nl93 RABO 0135 5152 38 • BTW nr NL 8526.08.263. B.01 • KvK nr 5749 9470

Transcript of Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling...

Page 1: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

Vermilion Oil&Gas Netherlands B.V. De heerS. Tummers Postbus 71 8860 AB HARLINGEN

Grou, 1 februari 2016

Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk

: 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675 ..

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

Betreft : Ontwerpbesluit ontheffing artikel 10.63 Wm, toepassen afvalstoffen in de bodem, aardgastransportleiding Oppenhuizen-Bozum 1.

Geachte heer Tummers,

Onderwerp Op 11 september 2015 hebben wij uw aanvraag ontvangen om een ontheffing voor het storten van afvalstoffen buiten inrichtingen, zoals bedoeld in artikel10.2, lid 1 en artikel10.63, lid 3 van de Wet milieubeheer, hierna te noemen de Wm-ontheffing. Uit telefonisch contact met de adviseur van de aanvrager is gebleken dat dit moet zijn artikel 1 0.63, lid 2.

Postbus 3347, 8901 DH Leeuwarden • J.W. de Visserwel 10, 9001 ZEGrou • 0566 750 300

[email protected] • www.fumo.nl • Nl93 RABO 0135 5152 38 • BTW nr NL 8526.08.263.B.01 • KvK nr 5749 9470

bernardinam
Getypte tekst
OB11
Page 2: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze ontheffing:

• de ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel1 0.2, lid 1 en artikel 1 0.63, lid 2, van de Wet milieubeheer, voor het tracé Oppenhuizen-Bozum1, voor de periode van 3 jaar, gerekend vanaf het onherroepelijk worden van dit besluit;

• dat de volgende stukken onderdeel uitmaken van deze ontheffing: aanbiedingsbrief, Aanvraag om ontheffing, kenmerk 122/NW/2015, d.d. 11 september 2015 aanvraag, projectnr. 11191-401454, d.d. 11 september inclusief 5 bijlagen;

• aan deze ontheffing voorschriften te verbinden.

Namens het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslän,

M. van der Wal Directeur

Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij : Bureau Energieprojecten Inspraakpunt Gaswinning Oppenhuizen Postbus 248 2250 AE Voorschoten

-2/9- Ons kenmerk : 2015-FUM0-0116

Page 3: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

Voorschriften

Milieu

Toepassing afvalstoffen

Voor de toepassing van boomschors, houtsnippers of veen dient u minimaal twee weken voorafgaand aan de toepassing, aan het bevoegd gezag schriftelijk gegevens over te leggen waaruit blijkt dat minimaal wordt voldaan aan de getalswaarden u it bijlage 11 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet De hoeveelheden zware metalen in een partij boomschors, houtsnippers of veen worden vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende partij volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes genomen representatief monster. De analyse van het monster geschiedt door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISOIIEC 17025.

2 Op de locaties van het leidingtracé waar boomschors, houtsnippers of veen worden toegepast, dient monstername plaats te vinden van het materiaal waarmee de tijdelijke rijbaan is aangelegd. Deze monstername moet plaatsvinden voordat het materiaal in de bodem wordt gebracht. De verkregen monsters moeten worden geanalyseerd op:

- minerale olie - humus gehalte -lutum gehalte.

De monstername van het materiaal moet plaatsvinden volgens de strategie van 50 grepen per kilometer. De monsters moeten worden voorbereid overeenkomstig NE 7310, en de analyse moet plaatsvinden overeenkomstig NEN 7330.

-3 /9 - Ons kenmerk: 2015-FUM0-0116

Page 4: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

PROCEDURELE OVERWEGINGEN

L Procedurele overwegingen

Gegevens aanvrager Op 11 september 2015 hebben wij uw aanvraag ontvangen om een ontheffing voor het storten van afvalstoffen buiten inrichtingen, zoals bedoeld in artikel10.2, lid 1 en artikel10.63, lid 2 van de Wet milieubeheer.

Het betreft een verzoek van: Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V.. Postbus 71 , 8860 AB in Harlingen.

Projectbeschrijving Het project waarvoor ontheffing wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: het in de bodem brengen van boomschors buiten een inrichting ten behoeve van een aan te leggen 12 inch aardgastransportleiding tussen de Vermilion-locaties Oppenhuizen en Ried2. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om ontheffing.

Omschrijving van de aanvraag De aanvraag bestaat uit de volgende delen: • AanbiedingsbriefVermilion, kenmerk 122/NW/2015, d.d. 11 september2015; • Aanvraag ontheffing Wm, projector. 11191-401454, 11 september 2015; • Bijlage 1 tlm 5.

Bevoegd gezag Wij zijn op basis van artikel10.63, lid 2 van de Wet milieubeheer bevoegd op de aanvraag te beslissen.

Volledigheid aanvraag en opschorting procedure Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen.

Procedurebeschri jving/Rijkscoördinatieregeling In artikel141a, eerste lid, aanhef en onder a en onder c, van de Mijnbouwwet is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project Gaswinning Oppenhuizen gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van Economische Zaken (EZ). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31 . derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31 , derde lid, in samenhang met artikel3.35, vierde lid, van de Wro.

-4 /9 - Ons kenmerk : 2015-FUM0-0116

Page 5: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project Gaswinning Oppenhuizen. Daarom is ook op dit besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing. De minister van EZ heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Gaswinning Oppenhuizen bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het inpassingsplan en andere besluiten als volgt voorbereid:

op 30 oktober 2015 is op grond van artikel 141c, tweede lid, Mijnbouwwet het onderhavige besluit aangewezen als besluit dat ook gecoördineerd wordt voorbereid en bekend gemaakt; op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen: op [datum] is door de minister van EZ een ontwerp van het besluit aan Vermilion Oil & Gas Netherlands B.V. gezonden; het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij [locatie]; er zijn [aantal] informatieavonden georganiseerd, op [data], waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen.

Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de minister van EZ bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EZ daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden apart geïnformeerd.

2. lnhoudeli!ke overwegingen

Milieu

Inleiding De aanvraag heeft betrekking op een ontheffing voor het storten van afvalstoffen buiten inrichtingen als bedoeld in artikel 10.63 Wm.

Provinciaal beleid t.a.v. het storten van afvalstoffen buiten inrichtingen Op 10 januari 2006 hebben Gedeputeerde Staten het beleid vastgesteld voor het storten/op of in de bodem brengen van afval buiten inrichtingen. Op grond van de Wet milieubeheer (artikel 1 0.2, lid 1) is het verboden buiten een inrichting afvalstoffen te storten of anderszins op of in de bodem te brengen. In artikel 1 0.2, lid 2, van de Wet milieubeheer is geregeld dat bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur voor aangegeven categorieên - indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet­vrijstelling kan worden verleend van het in artikel 1 0.2, lid 1, genoemde verbod .

Het beleid Uitgangspunt bij het verlenen van ontheffingen moet ingevolge de Wet milieubeheer, artikel10.63, lid 2, zijn dat het belang van de bescherming van het milieu zich daar niet tegen verzet. Dit betekent dat o.a. de bodemkwaliteit ter plaatse bepalend is voor het al dan niet verlenen van een ontheffing.

Een aanvraag om ontheffing zullen wij daarom beoordelen op de volgende onderdelen: het doel (oogmerk) van de stort of het anderszins op of in de bodem brengen van de afvalstoffen; de doelmatigheid van de beoogde toepassing; het milieueffect van de handeling.

Handhaving Op grond van de Wet verbetering handhavingsbevoegdheden (WVB, Staatsblad 2001, nr 517) zijn verscheidene instanties gelijktijdig bevoegd om bij een aantal overtredingen van verbodsbepalingen

-5/9- Ons kenmerk : 2015-FUM0-0116

Page 6: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

van de Wet milieubeheer, waaronder artikel10.2, handhavend op te treden. Bij nota van wijziging is artikel 18.3 van de Wet milieubeheer aangevuld met de verplichting om afspraken te maken over de onderlinge afstemming van de uitoefening van toezicht door toezichthouders.

In artikel 1 0.63, lid 1, is geregeld dat burgemeester en wethouders - indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet - ontheffing kunnen verlenen van het in artikel 1 0.2, lid 1, gestelde verbod om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te verbranden, voor zover dit geen gevaarlijk afval betreft.

In artikel10.63, lid 2, is geregeld dat gedeputeerde staten - indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet- ontheffing kunnen geven van het in artikel10.2, lid 1, gestelde verbod om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen, voor zover dit geen gevaarlijk afval betreft.

In Fryslän zijn in het Fries Milieu Overleg (FMO) in maart 2003 nadere afspraken gemaakt ter uitwerking van deze wet. Daarbij is met betrekking tot het uitoefenen van toezicht bij overtredingen van artikel 1 0.2 van de Wet milieubeheer afgesproken dat bij het illegaal storten van afvalstoffen buiten inrichtingen Burgemeester en Wethouders primair het bevoegd gezag zijn.

Bestaande toestand van het milieu Het tracé van de leiding ligt geheel in het landelijk gebied. De percelen bestaan grotendeels uit grasland. Op een enkele plaats worden wegen of kanalen gekruist.

Ontwikkelingen De uitvoering van de werkzaamheden is gepland van 1 mei 2016 tot 1 december 2016. Het kan echter zijn dat door weersomstandigheden of terreinomstandigheden de werkzaamheden uitlopen. De ontheffing wordt daarom tot en met 1 juli 2017 aangevraagd. Veel rijkscoördinatieregelingen hebben een rechtsgang bij de Raad van State, waarbij het kan voorkomen dat de Raad van State enkele besluiten vernietigt en de andere in stand laat. Wij hebben er daarom voor gekozen om, in afwijking van tot de aanvraag een vervaltermijn op te nemen van 3 jaar.

De milieuaspecten Bij de beoordeling van de aanvraag hebben wij de volgende aspecten betrokken:

Landschap en ecologie De ruimtelijke inpassing gebeurt via een inpassingplan; dit wordt door de betrokken ministeries opgesteld. Tevens is er een natuurtoets opgesteld. De conclusie van de toets is dat geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk is.

-6 / 9- Ons kenmerk : 2015-FUM0-0116

Page 7: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

Bodem

Herstellen bodemfunctie (aanvullen grondtekort) Voor het zo goed mogelijk herstellen van de bodemfunctie is doorgaans meer grond nodig dan beschikbaar is gekomen door het ontgraven van de leidingsleuf. Dit grondtekort wordt veroorzaakt door: • irreversibele samendrukking van de ondergrond op het tracé, onder de grondberging en onder de

rijbaan; • indroging van uit de leidingleidingsleuf ontgraven waterverzadigde grond (rijping). Het

volumeverlies van slappe klei en veen kan gemakkelijk 50% bedragen; • oxidatie van veen en humus; • verwaaiing van droge grond; • het grondtekort kan zelfs zo groot worden dat er meer materiaal moet worden aangevoerd dan in

de rijbaan aanwezig is.

Het maximale (grond)tekort wordt voor het traject geschat op maximaal17.500 ton boomschors. Dat zal in een nog op te stellen cultuurtechnisch rapport nader worden uitgewerkt. In de aanvraag wordt de mogelijkheid open gehouden om ook alternatieve materialen toe te passen, zoals houtsnippers en veen.

In het kader van het herstellen van de bodemfunctie dienen tevens de bodemvruchtbaarheid, het vochtleverende vermogen van de bodem en de draagkracht zo goed mogelijk te worden hersteld. Het bodemprofiel in de leidingsleuf wordt zo veel mogelijk in de oorspronkelijke positie teruggeplaatst. Zoals eerder beschreven, worden de grondtekorten in de leidingsleuf aangevuld met het materiaal uit de rijbaan. Dit dient te worden verwerkt beneden 0,7 m-mv en beneden de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG). Door deze diepte aan te houden, wordt de waterbeweging in het profiel niet verstoord. De hoeveelheid beschikbaar vocht voor het gewas op de leidingsleuf verandert vrijwel niet ten opzichte van de situatie buiten de leidingsleuf.

Toetsing Met betrekking tot de toetsing merken wij het volgende op:

Kwaliteit boomschors De aan te voeren boomschors moet schoon zijn, dat wil zeggen: het materiaal mag geen afval of verontreiniging bevatten. De kwaliteit moet voorts voldoen aan de getalswaarden uit bijlage 11 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet Wel zijn wij van mening dat per tracédeel van een kilometer, er tevens een toetsing op de aanwezigheid van minerale olie dient plaats te vinden. Dit vanwege mogelijke verontreiniging door de werkzaamheden. Wij hebben dit vastgelegd in een voorschrift.

Kwaliteit houtsnippers Indien er houtsnippers worden toegepast in plaats van boomschors moet het aan te voeren materiaal schoon zijn. Dat wil zeggen dat het materiaal geen afval of verontreiniging mag bevatten. De houtsnippers mogen alleen afkomstig zijn van versnipperd snoei- en dunningshout of versnipperde gerooide bomen en struiken uit groenvoorzieningen en moeten voldoen aan de getalswaarden uit bijlage 11 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet Houtsnippers afkomstig van sloophout mogen niet geaccepteerd worden.

Andere (alternatieve) afvalstoffen anders dan houtsnippers zijn niet getoetst en kunnen derhalve binnen deze ontheffing niet worden toegepast. Veen beschouwen wij niet als afvalstof zodat dit toegepast kan worden op delen van het traject waar de bodem venig is.

-7/9- Ons kenmerk : 2015-FUM0-0116

Page 8: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

Toepassing van afvalstoffen als opvulling in de bodem (storten van afvalstoffen buiten inrichtingen)

Doel Het doel van het in de bodem brengen van afvalstoffen mag niet zijn dat men zich uitsluitend (op een goedkope wijze) wil ontdoen van een afvalstof. Dit houdt in dat het materiaal bijvoorbeeld mag worden toegepast vanwege opvulling, ophoging als gevolg van grondtekort ter plaatse. Wanneer de afvalstof niet voorhanden zou zijn geweest, zou een ander materiaal zijn gebruikt. Ook verbetering van de bodemkwaliteit en/of verbetering van de ecologische kwaliteit zijn in dit verband legitieme doelstellingen.

Zoals eerder is beschreven, zullen er door het graven van een leidingsleuf grondtekorten ontstaan om de bodem mee op te vullen nadat de aardgasleiding is aangelegd. Dit tekort wordt aangevuld met boomschors (houtsnippers of veen}. Voor de toepassing van boomschors ( houtsnippers of veen) moet ontheffing worden aangevraagd, omdat het gaat om afvalstoffen. Het doel van de toepassing van boomschors (houtsnippers of veen) is een zo goed mogelijk herstel van de bodem en zijn functionele eigenschappen op het tracé.

Doelmatig De voorgestelde oplossing moet doelmatig zijn. Bij de toetsing van ontheffingsaanvragen zullen wij in ieder geval gebruik maken van de minimumstandaard, genoemd in het Landelijk Afvalbeheerplan {LAP2) voor toepassing binnen een inrichting. Dat betekent dat de afvalstof niet laagwaardiger mag worden toegepast dan de minimumstandaard die voor de betreffende afvalstof is aangegeven.

Het in de bodem brengen van boomschors (houtsnippers of veen) heeft een nuttige toepassing, het opvullen van een grondtekort. Bovendien heeft de toepassing van boomschors, houtsnippers of veen een meerwaarde, omdat het de nazakking van de bodem zoveel mogelijk zal voorkomen op zettingsgevoelige gronden.

Toepassing houtsnippers en boomschors Houtsnippers vallen binnen sectorplan 8, gescheiden ingezameld groenafval, van het Landelijk afvalbeheerplan {LAP2). De minimumstandaard voor het verwerken van gescheiden ingezameld groenafval is 'andere nuttige toepassing' in de vorm van

• composteren met het oog op recycl ing, • vergisten met gebruik van het gevormde biogas als brandstof gevolgd door

aêrobedroging/narijping met het oog op recycling van het digestaat, of • verbranden als hoofdgebruik brandstof en externe levering van elektriciteit en/of warmte.

Daarnaast kunnen vormen van directe toepassing als bodemverbeteraar, inzet bij de inrichting van ecoducten of gebruik voor het dempen van sloten in veenweidegebieden worden toegestaan wanneer ze voldoen aan hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer en passen in het beleid van het bevoegde gezag. De voorgestelde toepassing voldoet aan het bovenstaande.

Boomschors valt binnen sectorplan 36, hout, van het LAP2. De minimumstandaard voor het verwerken van A- en B-hout is 'andere nuttige toepassing' (bijvoorbeeld hoofdgebruik als brandstof). Deze toepassing komt overeen met die van de hierboven genoemde houtsnippers van dunningshout. Toepassing van boomschors als bodemverbeteraar voldoet daarmee aan de minimum standaard. Het opvullen van de bodem met boomschors wordt gezien als een nuttige toepassing van materiaalhergebruik en past binnen het beleid van het LAP. Bovenstaande geldt ook voor de mogelijke toepassing van houtsnippers afkomstig van versnipperd snoei- en dunningshout en versnipperde gerooide bomen en struiken uit groenvoorzieningen.

- 8/9- Ons kenmerk: 2015-FUM0-0116

Page 9: Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing · Grou, 1 februari 2016 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk : 2015-FUM0-0116 : Toetsing en Vergunningverlening :- /+3156675

FU Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing

Milieueffect De toepassing van de afvalstoffen mag geen (of slechts een verwaarloosbaar) negatief milieueffect hebben.

Bij het afgeven van ontheffingen kunnen voorwaarden worden gesteld, onder andere met betrekking tot de hoeveelheden toe te passen materialen.

Conclusie Wij concluderen dat met de toepassing van deze afvalstoffen voldaan wordt aan ons beleid met betrekking tot het doel, de doelmatigheid en het milieueffect Wij wijzen u erop dat u verantwoordelijk blijft voor eventuele gevolgen van het in de bodem brengen van de afvalstoffen.

-9/9- Ons kenmerk : 2015-FUM0-0116