Frans Verhagen - The American Way

141

Click here to load reader

description

Boek over Nederlandse immigratiebeleid, vergeleken met dat van de Verenigde Staten. Geschreven door Amerikakenner en journalist Frans Verhagen.

Transcript of Frans Verhagen - The American Way

Page 1: Frans Verhagen - The American Way

THE AMERICAN WAY

Page 2: Frans Verhagen - The American Way

FRANS VERHAGEN

THE AMERICAN WAY

WAT NEDERLAND KAN LEREN VAN

HET MEEST SUCCESVOLLE IMMIGRATIELAND

Nieuw Amsterdam Uitgevers

Page 3: Frans Verhagen - The American Way

Inhoud

Voorwoord 7

Proloog 9

Deel 1 De oude immigranten 20

Deel 2 De nieuwe immigranten 80

Deel 3 De immigratiestop en de oorlog 153

Deel 4 Moderne immigratie 174

Deel 5 Integreren doen we zo! 218

Epiloog 251

Nawoord 255

Literatuur 257

Illustratieverantwoording 265

Register 268

Dit boek werd mede mogelijk gemaakt door het Fonds voor Bijzondere

Journalistieke Projecten en de Stichting Democratie en Media.

Nieuw Amsterdam Uitgevers

Postbus 15511

1001 NA Amsterdam

Copyright © 2006 Big Sky Productions BV

Alle rechten voorbehouden

Omslagontwerp Studio Paul Pollmann

Typografie binnenwerk werkbeeld, eloy bruins

Omslagfoto Muslim Day Parade op Fifth Avenue, New York, 29 septem-

ber 2002 © Chris Steele-Perkins / Magnum Photos / Hollandse Hoogte

Foto auteur © Herman Wouters

NUR 686

ISBN-10 90-468-0101-2

ISBN-13 978-90-468-0101-7

www.nieuwamsterdam.nl

Page 4: Frans Verhagen - The American Way

Voorwoord

Dit boek begint met een eenvoudige vraag: wat kunnen we in Euro-

pa leren van de tweehonderd jaar ervaring die de Verenigde Staten

hebben met immigratie en integratie?

Sinds de zeventiende eeuw kwamen tientallen miljoenen men-

sen naar Amerika, uit alle delen van de wereld. Mensen van alle

rassen en etnische groepen, en met allerlei geloofsovertuigingen.

Ze kwamen in golven en ze kwamen druppelsgewijs. Velen waren

van plan om weer terug te gaan. Soms waren de nieuwkomers wel-

kom, vaker reageerden de Amerikanen sceptisch of ronduit vijan-

dig.

Natuurlijk zijn de ervaringen van nogal van elkaar verschillende

emigrantengroepen in verschillende perioden van de geschiedenis

niet dezelfde. En de Amerikaanse samenleving is de Nederlandse

niet. Maar er is veel gemeenschappelijks. Het sociale proces van

integratie of assimilatie, om de helaas in onbruik geraakte socio-

logische term te gebruiken, is van alle tijden. Dit soort processen

kan in de praktijk van alledag heel verschillend verlopen. Tegelijk

bestaan er veel overeenkomsten tussen de problemen waarmee

immigranten en ontvangende samenlevingen te maken kregen. Zo

veroorzaakte de komst van miljoenen straatarme, slecht opgeleide

en uitgemergelde katholieke Ieren rond 1850 het soort discussies

dat nu in Nederland regelmatig wordt gevoerd. Eigenlijk gebeurde

dat steeds als er grote groepen Amerika binnenkwamen, zoals Itali-

anen, Russische joden en tegenwoordig Hispanics en Aziaten.

Dit boek neemt u mee door de geschiedenis van de Amerikaanse

immigratie en integratie, waarbij we steeds onze eigen samenle-

ving in het achterhoofd houden. In die geschiedenis herkennen we

genoeg om te kunnen stellen dat wat wij in Nederland meemaken

allemaal al eens is gebeurd. Onze ervaring is niet uniek, al denken

we dat soms. De ‘analyses’ zijn bekend: wij kregen plattelanders uit

7

Page 5: Frans Verhagen - The American Way

Proloog

Leon Czolgosz valt niet op. Met honderden anderen staat hij in een

lange rij mensen die al uren wachten om straks de president van

Amerika een hand te kunnen geven. Een magere, keurig geklede en

geschoren man, rustig wachtend op zijn beurt. ‘Een monteur die

een dagje uit is,’ denken de veiligheidsagenten. Zij hebben meer

aandacht voor de man achter Czolgosz, vanwege diens ‘donkere

huidskleur en zwarte snor’. Agent George Foster zal zich later ver-

wijten maken. Hij kijkt Leon Czolgosz recht in de ogen, seconden

voordat de schoten klinken. Maar het zijn de handen, niet de ogen.

In zijn met een zakdoek omwikkelde hand heeft Czolgosz een pis-

tool verborgen. Het is zo warm dat de agenten de vaste regel gene-

geerd hebben dat handen altijd zichtbaar moeten zijn.

Het is inderdaad warm, die zesde september 1901 in Buffalo, een

stad in het noorden van de staat New York. Bloedheet. The Temple

of Music, de mooiste hal op het terrein van de Pan-American Expo-

sition, trilt in de hitte als president William McKinley aankomt. Het

is iets voor vieren als de landauer voorrijdt en McKinley uitstapt,

minzaam zwaaiend. Een jaar geleden is de Republikein gekozen

voor een tweede termijn. Het stemt de diepgelovige McKinley tege-

lijkertijd dankbaar en bescheiden. Algemeen wordt de president

gezien als een beminnelijke maar weinig krachtdadige figuur, de

gevangene van de grote financiële belangen en van zijn eigen

gebrekkige verbeeldingskracht. Tijdens de campagne heeft zijn

running mate, Theodore Roosevelt, de jonge en energieke gouver-

neur van New York, heel wat meer enthousiasme losgemaakt.

Theodore is een ervaren handenschudder, een virtuoze bespeler

van het publiek, zijn chef heeft daar moeite mee. McKinley pro-

beert het wel. Hij wil graag overkomen als een toegankelijke man,

een president van het volk dat hem zo glorieus heeft herkozen.

Vandaar dat hij zich laat overhalen tot dit soort ontvangsten. Een

9

de meest achtergebleven gebieden. Wij kregen moslims. Onze

immigranten en hun kinderen zouden niet-integreerbaar, te arm,

te achterlijk, te dit en te dat zijn. Maar wat wij meemaken met

Marokkanen, Turken, Antilianen en met welke etnische groep

nieuwkomers dan ook, wijkt in grote lijnen helemaal niet af van

wat de Amerikanen al enige malen hebben ervaren, met de Ieren,

de Italianen uit Sicilië of de Chinezen.

Kunnen we daar wat van opsteken? Ik denk het wel. Bijvoorbeeld

dat heel veel ontwikkelingen een eigen dynamiek hebben, of we

dat nu leuk vinden of niet. De geschiedenis van de Verenigde Sta-

ten laat zien dat immigranten en hun kinderen hun eigen weg wel

vinden. Dat zij veranderen en mét hen de samenleving waar ze deel

van uitmaken. Dat er een nieuw evenwicht tot stand komt. Zo zal

het in Nederland ook gaan. Nederland zal over twintig jaar anders

zijn dan nu, zoals het nu anders is dan twintig jaar geleden, dat is

een natuurlijk proces. Gelukkig maar. Het is onverstandig natuurlij-

ke processen te sturen, dat werkt altijd averechts.

Het is leerzaam om goed naar Amerika te kijken. Dan realiseren

we ons dat sommige vermeende verschillen dat helemaal niet zijn

en dat de ervaringen van Amerika heel goed bruikbaar zijn. We

kunnen ook vaststellen dat er belangrijke verschillen zijn die er wel

degelijk toe doen. Hoe belangrijk is het dat wij een uitgebreide ver-

zorgingsstaat hebben? Weten we eigenlijk wel wat onze Nederland-

se identiteit is? En zo ja, is die exclusief? Hoe belangrijk is het dat

Nederland klein en dichtbevolkt is en Amerika groot en ruim? Kun-

nen we als samenleving wat doen? Moeten we wat doen? En vooral:

wat moeten we niet doen? Allemaal interessante vragen die in dit

boek aan de orde zullen komen. Pasklare antwoorden heb ik niet,

maar ik hoop dat u wordt uitgedaagd mee te denken over wat veel

mensen in Nederland, terecht of niet, het belangrijkste onderwerp

van deze tijd vinden.

8

Page 6: Frans Verhagen - The American Way

witgesteven overhemd om zijn forse postuur bloemt een vlekje

bloed. ‘Pak hem niet te hard aan, jongens,’ stamelt McKinley als hij

ziet hoe Leon Czolgosz hardhandig naar het midden van de zaal

wordt gesleurd. Vanuit de kluwen mensen weet zijn aanvaller nog

te roepen: ‘Ik heb mijn plicht gedaan.’

De president wordt snel afgevoerd naar de eerste hulp op het

tentoonstellingsterrein. De beste artsen uit de buurt worden opge-

trommeld. Eén kogel vinden ze terug in McKinleys kleding. Een

schampschot. Het probleem is de andere kogel. Die is in McKinleys

buikstreek terechtgekomen. Er moet snel geopereerd worden, maar

in de haast en bij slecht licht lukt het niet de kogel te vinden. Rönt-

genapparatuur die op de tentoonstelling staat, een van de trotse

producten van de nieuwe eeuw, wordt niet gebruikt. Doktoren

wimpelen de diensten af van uitvinder Thomas Edison die aanbiedt

de kogel te traceren. Alles is onder controle, vinden de doktoren. Ze

kunnen het zelf wel af.

De volgende paar dagen lijkt de president inderdaad snel te her-

stellen, maar inmiddels heeft het gangreen ingezet. ‘Het is nutte-

loos heren,’ zegt de president op 14 september tegen de doktoren.

‘Ik denk dat we moeten bidden.’ Een week na zijn ontmoeting met

Leon Czolgosz sterft McKinley, voor het nageslacht treffend vereeu-

wigd als diepgelovig man, met op de lippen zijn laatste, zacht

gezongen woorden: ‘Nearer, my God to Thee, Nearer to Thee.’

Niemand heeft het gedaan De oproep van de president ten

spijt is Leon Czolgosz met harde hand naar het politiebureau van

Buffalo gebracht. Hij zegt ‘Fred C. Nieman’ te heten. Czolgosz moet

het spellen: ‘N-i-e-m-a-n.’ Het is Pools-Duits, voegt hij er behulp-

zaam aan toe. Hij zegt 28 jaar oud te zijn en geeft als zijn adres een

nummer op Broadway in Buffalo. Waarom heeft hij de president

neergeschoten, wil de rechercheur weten. ‘Ik heb enkel mijn plicht

gedaan,’ zegt Nieman. Ben je een anarchist? vraagt de detective.

‘Yes, sir,’ zegt Nieman.

Die avond wordt Fred Nobody, zoals de politie hem noemt, ver-

der verhoord. Buiten klinkt het geluid van woedende demonstran-

ten. Twee keer staan de potentiële lynchers op het punt om door

11

hoge prioriteit heeft het niet: McKinley heeft gisteren de tentoon-

stelling al gezien en de ontvangst is al een keer uit het schema

gehaald, voordat een ijverige assistent hem er weer had ingezet.

De president schrijdt de hal door, stelt zich op tussen twee gepot-

te palmen voor een grote Amerikaanse vlag en doet wat hij moet

doen: handen schudden en een vriendelijk woord uiten. Hoewel de

rij nog lang is krijgt de Secret Service al na tien minuten te horen

dat de president snel weer gaat vertrekken. Leon Czolgosz staat

inmiddels vooraan. Agent Foster kijkt hem een moment aan en ver-

legt zijn blik naar de volgende man. Czolgosz stapt naar voren.

McKinley steekt zijn hand uit. Er klinkt een schot. De doek in Czol-

gosz’ hand begint te schroeien als hij de trekker nogmaals over-

haalt. Twee seconden, twee schoten. Dan slaat de donkere man ach-

ter Czolgosz diens arm omlaag en stort zich samen met de agenten

op de schutter.

Even wankelt McKinley tussen de palmen. Verbaasd kijkend zijgt

de president ineen. Assistenten helpen hem te gaan zitten. Op het

10

In 1905 maakte T. Dart Williams een schilderij van de moord op

McKinley. Jim Parker, de zwarte man die achter Czolgosz stond, wordt

hier afgebeeld als degene die als eerste de schutter overmeestert; de

Secret Service probeerde hem later in diskrediet te brengen.

Page 7: Frans Verhagen - The American Way

roristen eigen is. Czolgosz had zich voorgenomen geen verzet te

plegen na zijn daad, ten volle bereid zichzelf op te offeren als mar-

telaar voor de zaak van de arbeider.

Amerikanen rond de eeuwwisseling wisten weinig van anarchis-

me, behalve dat ze het automatisch koppelden aan terrorisme en

geweld. En aan immigranten. Krantenlezende New Yorkers waren

bekend met de beruchte uitgever en activist Johann Most, een Duit-

se immigrant die inmiddels een van de bekendste anarchisten van

Amerika was geworden. In 1885 had Most een pamflet gepubli-

ceerd dat nogal wat stof deed opwaaien. The Science of Revolutio-

nary Warfare. A Handbook on the Use and Production of Nitrogly-

cerine, Dynamite, Gun Cotton, Mercury Fulminate, Bombs, Fuses,

Poisons, etc., etc. heette het en het was een koele en praktische

handleiding voor bommengooiers.

De angst voor anarchisten was zo groot dat een New Yorks

gerechtshof in 1891 besloot dat enkel het jezelf in het openbaar

anarchist noemen al strafbaar was. Vooral sinds de moord op de

Russische tsaar, in 1881, stond anarchisme in de beeldvorming

gelijk aan geweld en het promoten van terreur. In de jaren negen-

tig van de negentiende eeuw vermoordden anarchisten de premier

van Spanje, de president van Frankrijk, de Habsburgse keizerin Eli-

zabeth en de Italiaanse koning Umberto I. Bommengooiers hadden

in Parijs enige tientallen doden op hun conto staan en in de Ver-

enigde Staten associeerden mensen de bom die in 1886 ontplofte

op Haymarket Square in Chicago direct met anarchisme. Het brute

geweld paste in een denkwijze die door Emile Henry na het opbla-

zen van een café in Parijs werd samengevat als: ‘Er zijn geen

onschuldigen.’

Demonisering Onmiddellijk na het eerste verhoor van Czolgosz

vaardigt de politie arrestatiebevelen uit voor Abe Isaak en Emma

Goldman, wegens een ‘samenzwering om de president te vermoor-

den’. Ook elders worden anarchisten of vermeende anarchisten

opgepakt en vastgezet. Emma Goldman blijft een paar dagen uit

handen van de politie, maar wordt uiteindelijk in Chicago gearres-

teerd. De kranten spelen gretig in op de anarchistische dreiging.

13

het kordon te breken dat de chef van politie heeft opgeworpen. Het

houdt maar net stand. Tijdens het verhoor erkent de schutter dat

hij niet Nieman heet maar Czolgosz. Hij geeft een helder verslag

van de schietpartij. Ook vertelt Czolgosz dat hij al zeven jaar anar-

chistische geschriften bestudeert en dat hij geregeld anarchistische

bijeenkomsten bezoekt. Hij noemt Free Society, de krant van Abe

Isaak, een anarchist in Chicago, en vertelt dat hij de charismatische

Emma Goldman, een Russisch-Amerikaanse anarchiste, heeft horen

spreken.

Desgevraagd stelt Czolgosz een verklaring op voor de pers, al is

hij te zenuwachtig om die zelf op te schrijven. ‘Ik heb president

McKinley gedood om mijn plicht te doen. Ik geloof niet dat het juist

is dat één man zo veel macht heeft en een ander helemaal geen,’

dicteert Czolgosz. Hij lijkt volkomen bij zijn verstand, een koelbloe-

dige moordenaar, die zichzelf rechtvaardigt met de logica die ter-

12

Politiedossier van Leon Czolgosz.

Page 8: Frans Verhagen - The American Way

Nonsens, zegt Czolgosz. Hoezo gek? Ik weet precies wat ik wilde.

Ik ben maar van één ‘absurditeit’ overtuigd: de Republikeinen

gebruiken de politiek om hun zakken te vullen. Een psycholoog die

hem heeft onderzocht, stelt dat als Czolgosz gek is er nog heel wat

andere gekken rondlopen. Veel mensen denken dat Czolgosz sim-

pelweg is mislukt in Amerika en dat hij daarom vatbaar was voor

deze verleidelijke, anti-Amerikaanse ideologie, dat hij daarom is

bezweken voor de aantrekkingskracht van het anarchisme. Verlei-

ding is sowieso een aantrekkelijk thema voor pers en politici, waar-

bij Emma Goldman dient als exotisch element. Een politieman in

Buffalo weet het precies: het ging allemaal om seks. Een collega in

Chicago heeft hem verteld dat ‘Czolgosz Emma Goldman had

betrapt in bed met drie anderen’ en dat hij daarom de president

heeft vermoord. Hoewel Goldman met haar knotje en haar breed

vallende bloemetjesjurken niet ieders idee is van een verleidster, is

het een aantrekkelijke gedachte voor mensen die het onvoorstel-

baar vinden dat iemand de Amerikaanse droom niet deelt.

De nieuwe president, Theodore Roosevelt, is niet zo simplistisch.

Hij ziet wel degelijk hoe verleidelijk anarchisme is voor de zwakken

in de samenleving als ze geen andere manier hebben ‘om hun eer

te behouden’. Drie maanden na McKinleys dood oordeelt Roosevelt

harder, in zijn boodschap aan het Congres. Anarchisme is puur

‘evil’, zegt de president. De anarchist, vindt Roosevelt, ‘is een boos-

doener en niets anders dan dat’. Hij is op geen enkele manier een

‘product van sociale omstandigheden’. De president kondigt zelfs

een ‘oorlog (…) tegen anarchisten’ af. In later jaren zal Roosevelt bij

iedere gelegenheid Democraten en socialisten koppelen aan de

anarchisten.

Het Congres gaat daar gedeeltelijk in mee. Op de achtergrond

borrelt het potje van anti-immigratiewetgeving en politici mogen

er graag in roeren. Het oproepen tot een verbod op radicale groe-

peringen kost geen stemmen. Politici gebruiken anarchisme en

niet-integreerbare buitenlanders graag en veel, meestal in één

adem. Zo wordt de immigratiewet in 1903 uitgebreid met een ver-

bod op immigratie of naturalisatie van ‘anarchisten, of mensen die

geloven in of pleitbezorgers zijn van het gewelddadig omverwer-

15

Ook William Randolph Hearst, de krantenmagnaat en allesbehal-

ve een anarchist, krijgt ervanlangs in de media. Hearst heeft in zijn

kranten campagne gevoerd tegen McKinley, die hij beschouwt als

vertegenwoordiger van het grootkapitaal. In een ongelukkige for-

mulering heeft Hearst bij voorbaat lof toegezwaaid aan degene die

McKinley zal omleggen. Volgens zijn tegenstanders maakt hem dat

medeverantwoordelijk voor de moord. Demonisering van de anar-

chisten én van de populistische anti-Republikeinse pers zijn aan de

orde van de dag.

Tijdens het korte proces, dat een week na de dood van McKinley

begint, stelt de aanklager, zelf een immigrant, dat het hier gaat om

‘een vreselijke klasse van mensen die hierheen zijn gekomen’. Men-

sen die de Amerikaanse wetten, instituties en regels niet kennen,

zich er niet aan willen houden; ze moeten voortaan buitengesloten

worden, vindt hij. Het is een betoog dat naadloos aansluit bij de

onderbuikgevoelens van veel Amerikanen. Vooral de meest recente

stromen van Italianen, Oost-Europeanen en Russische joden worden

‘onintegreerbaar’ geacht. Ze worden gezien als een ander ras dat

‘de Amerikaanse stam zal ondermijnen’. Voor het gemak worden ze

ook allemaal in het anarchistische kamp gezet, als gevaarlijke revo-

lutionairen.

De naam Czolgosz identificeert de moordenaar als zo’n vreemd

element in de samenleving. Dat is een hele opluchting. Gelukkig,

een buitenlander, niet een van ons! In de week na de aanslag schrijft

een inwoner van Buffalo in de lokale krant dat ‘we blij [zijn] te

weten dat de Moordenaar geen Amerikaan is’. Zo denken veel men-

sen erover. In werkelijkheid is Czolgosz in Amerika geboren en geto-

gen. Volgens de Grondwet kan hij president worden. Maar het is niet

moeilijk hem neer te zetten als Amerika-vreemd, als een van die

‘buitenlandse elementen’ die de samenleving willen ondermijnen.

De verdediging betoogt dat Czolgosz niet goed bij zijn hoofd is.

Hij is de kluts kwijt, een slachtoffer van de uitbuiting door de indus-

triëlen die president McKinley in het zadel hadden geholpen. Czol-

gosz is een ontheemde man, zeggen ze, en dat komt door de discri-

minatie die hij vanwege zijn etnische afkomst en katholieke geloof

heeft ervaren.

14

Page 9: Frans Verhagen - The American Way

later volgde zijn vrouw Mary Nowak, en niet lang daarna werd

Leon geboren. Mary baarde iedere twee jaar een kind, maar over-

leed in haar vijfde kraambed. Daarmee leefde en stierf Czolgosz’

moeder volgens de statistieken: bij bevallingen overleden twee

maal zo veel immigranten als Amerikaanse vrouwen.

Anderhalf jaar later hertrouwde vader Paul met een andere

Pools-Duitse, met wie Leon niet kon opschieten. Zoals veel immi-

grantengezinnen woonden ze her en der, altijd zoekend naar de

vervulling van hun droom, naar wat beters dan ze hadden achter-

gelaten. In Cleveland woonden de Czolgosz in Newburgh, een dorp

rondom de staalfabriek waar alle bewoners werkten. Oorspronke-

lijk waren de arbeiders in Newburgh immigranten uit Wales

geweest, na 1882 waren het voornamelijk Poolse en Tsjechische

nieuwkomers. In eerste instantie waren ze gebruikt als stakingsbre-

kers, waarna ze mochten blijven.

Leon was de slimste van de kinderen Czolgosz. Hij bleef tot zijn

zestiende op school, wat bepaald niet gebruikelijk was in immi-

grantengezinnen. Niet dat hij er veel aan had. Voor een immigran-

tenkind was de fabriek de enig mogelijke werkplek. Na een staking

werd Czolgosz ontslagen en op een zwarte lijst gezet. Hij nam de

naam Fred Nieman aan en bleef die verder gebruiken. De depressie

van 1893, de diepste die Amerika tot dan toe had gekend, was een

schok voor Czolgosz. Hij begreep niet hoe je in Amerika buiten de

boot kon vallen als je toch alles goed deed. Hij verdiepte zich in de

bijbel. Toen hij daar geen baat bij vond, was de stap naar een ande-

re heilsleer snel gezet. Volgens een van de gerechtspsychiaters was

Czolgosz suïcidaal en was het neerschieten van McKinley een soort

uitgestelde zelfmoord. Volgens anderen was hij een losgeslagen,

onzekere, verwarde man, die zijn bestaan zin gaf door de Ameri-

kaanse president te vermoorden. Volgens weer anderen was Leon

Czolgosz een gevaarlijke politieke activist, die deel uitmaakte van

een uitgebreide samenzwering tegen de bestaande politieke en

sociale orde.

De journalist Vernon Briggs die onderzoek deed naar Czolgosz’

achtergronden ervoer dat voor deze mensen de industriebazen gol-

den als het equivalent van de Poolse prinsen die hen altijd al had-

17

pen van regeringen of alle soorten wetten, of de moord op publieke

officials’. Voor het eerst sinds de Burgeroorlog wordt een loyaliteits-

eed verplicht gesteld. Het Congres stelt die zelf op en definieert de

vereiste loyaliteit in termen die het Amerikaan-zijn zo ongeveer tot

geloof verheffen.

Anarchisten zijn niet onder de indruk van Czolgosz. Als activist

had hij nauwelijks meer gedaan dan wat grasduinen in Free Socie-

ty. Hij had nooit de opgedragen literatuur gelezen. Czolgosz zelf

heeft gezegd niet veel te weten van het anarchisme, althans niet

veel meer dan wat hij heeft gehoord bij een toespraak van Gold-

man. Veel anarchisten zien niet wat er anarchistisch is aan de

moord op McKinley. Dat geldt overigens niet voor Emma Goldman,

die zelf anarchist is geworden na het Haymarket-proces in 1887,

waarbij waarschijnlijk onschuldige anarchisten werden opgehan-

gen. Zij is een van de weinigen die geweld rechtvaardigen. In 1892

heeft Goldmans geliefde, Alexander Berkman, nog geprobeerd om

staalbaas Henry Clay Frick te vermoorden.

Hoewel Goldman nooit aandacht heeft besteed aan Czolgosz’

pogingen contact met haar te leggen, spreekt ze nu over ‘poor

Leon’. Of hij een echte anarchist is, maakt haar niet uit. Als hij er

zelf zo over denkt en als hij vanuit die inspiratie zijn daad pleegde,

‘dan kan men hem niet het recht ontzeggen zich Anarchist te noe-

men’. Daarover zijn Theodore Roosevelt en Emma Goldman het

eens: beiden vinden het opportuun om Czolgosz een anarchist te

noemen en niet een gestoorde zwerver. De jury van de rechtbank

verdiept zich niet in dit soort details en heeft maar kort overleg

nodig om hem ter dood te veroordelen. Op 29 oktober 1901 wordt

Leon Czolgosz geëxecuteerd.

Een typisch verhaal Het korte leven van Leon Czolgosz was

typisch dat van een immigrantenkind. Hij groeide op in Cleveland,

in de jaren dat deze stad in het middenwesten een geweldige indus-

triële groei doormaakte. Zoals de meeste steden in die jaren had

Cleveland verscheidene Duitstalige kranten. Op de markten en in

de kantoren klonk meer Duits dan Engels. Vader Paul Czolgosz

kwam in 1872 vanuit Pruisen naar Michigan. Een paar maanden

16

Page 10: Frans Verhagen - The American Way

Nederland in een kramp is geraakt na de moord op Theo van Gogh,

zo raakte Amerika van slag door de moord op McKinley. Zoals Czol-

gosz, teleurgesteld in Amerika, zijn heil zocht bij de anarchistische

heilsleer, zo zoeken sommige Nederlandse immigrantenkinderen

het in de radicale islam. Zoals de zaak-Leon Czolgosz een scharnier-

punt vormde in de immigratiegeschiedenis van de Verenigde Sta-

ten, zo hebben we in Nederland een omslag meegemaakt na de

moord op Van Gogh. Het zijn immigratiegeschiedenissen die wel

meer overeenkomsten vertonen, al zullen beide mannen uiteinde-

lijk maar een klein schakeltje blijken te zijn in een veel groter

geheel.

19

den uitgebuit. In die zin hadden ze hun geschiedenis meegeno-

men. Briggs stelde vast dat Leon Czolgosz na zijn dood een soort

held was geworden: familieleden droegen een button met zijn foto.

Voor hen was Leon Czolgosz iemand die boven de massa uitstak. Hij

durfde zijn frustratie en woede om te zetten in actie. Verzet tegen

de onderdrukker, niets was normaler.

Leon Czolgosz en de reactie van een samenleving Voor

een Nederlander in 2006 heeft de treurige geschiedenis van Leon

Czolgosz veel herkenbaars. Het leven van een immigrantenkind,

een daad van terreur, de reactie van de Amerikaanse samenleving.

Het verhaal van een politieke moord. De dreiging van een radicaal

die deel zou uitmaken van een grote groep. Infiltratie door buiten-

landers. De moordenaar is zelf een buitenlander. Of nee, eigenlijk

niet. Toch een Amerikaan. Geboren en getogen in het middenwes-

ten. Maar wel degelijk afkomstig uit een milieu van recente immi-

granten die door de meeste Amerikanen als hopeloos ‘onintegreer-

baar’ gezien worden. Een groep met een totaal vreemde cultuur,

met andere praktijken en een ander geloof. Inferieure types, te

arm, te dom en te achterlijk om ooit te kunnen integreren. Met hun

vijandigheid tegen de gevestigde orde vormen ze een bedreiging

voor de samenleving die hen zo welwillend heeft opgenomen.

Na de moord op McKinley verhardt het klimaat in de Amerikaan-

se samenleving. Steeds luider klinkt de roep om harde actie, steeds

vaker sluipt een toon van morele superioriteit in de publieke dis-

cussie, een toon van onvrede met al die nieuwkomers. Hoewel de

woede over de moord op McKinley vrij snel wegebt, ontstaan er ini-

tiatieven tot ‘amerikanisering’ van immigranten en hun kinderen

(een soort superinburgering), worden de toegangseisen voor nieuw-

komers aangescherpt en groeit het wantrouwen tegen politieke

activisten. Het klimaat tegenover nieuwe Amerikanen wordt vijan-

diger en zal uiteindelijk uitlopen op een heksenjacht op linkse

Amerikanen. In 1924 gooit een immigratiewet het land op slot.

In het grote verhaal van de Amerikaanse immigratiegeschiede-

nis is Leon Czolgosz voor mij een soort Mohammed B. Ik wil het

niet overdrijven, maar u kunt zelf de parallellen trekken. Zoals

18

Page 11: Frans Verhagen - The American Way

olielampen, stank, herrie, hitte. Het museum doet zijn best, maar

de foto’s die de Deense Amerikaan Jacob Riis rond 1890 in deze

buurt maakte zijn heftiger dan de kale kamers.

Toegegeven, ook het schoongepoetste Ellis Island oogt niet

direct authentiek. De rijen weldoorvoede, veelkleurige en luidruch-

tige toeristen zijn letterlijk een paar generaties verwijderd van de

immigranten die hier aankwamen. Niettemin vertelt Ellis Island,

als doorgangscentrum en symbool van de Amerikaanse immigra-

tie, het fascinerende verhaal van mensen die van de ene in de ande-

re wereld stapten. De gesproken getuigenissen, de herinneringen,

de foto’s van zorgelijk kijkende mensen: ze krassen op je ziel.

Een van de populairste attracties van het Ellis Island Museum is

het computerprogramma waarmee je kunt uitzoeken wanneer

jouw familie – grootmoeder, overgrootvader of wie dan ook – voet

op Amerikaanse bodem zette. Tenminste, als ze via New York in

Amerika aankwamen in de periode dat Ellis Island het ontvangst-

centrum was, zoals dat gold voor de grootmoeder van mijn Ameri-

kaanse dikzak. Ik zie hem later met de computer in de weer. De rest

van het gezin is verdwenen.

Aan de voet van het Vrijheidsbeeld Na Ellis Island gaan de

meeste bezoekers naar het Vrijheidsbeeld op het naastgelegen

eiland. Tegenwoordig staat de dame met de toorts niet alleen sym-

bool voor de vrijheid maar vooral voor de massa’s die Amerika

heeft opgenomen. Ik vermoed echter dat degenen die hier arriveer-

den meer onder de indruk waren van de skyline van New York.

Beide hielden een belofte in: de belofte van vrijheid, maar vooral

de belofte van een nieuw leven. Al zullen de meeste nieuwkomers

ook met angst en onzekerheid naar deze nieuwe wereld hebben

gekeken.

Sinds 11 september 2001 mag je het Vrijheidsbeeld niet meer op.

Dat is niet erg. Je moet het van buiten zien en liefst van enige afstand.

Zo aan de voet van de dame kijk je juist van haar weg, de baai over. Je

kijkt naar Manhattan, waar je onwillekeurig iets mist. Het blijft raar

om op je netvlies te zien wat er niet meer is. Toen ik in New York

woonde was ik niet zo gecharmeerd van de Twin Towers, maar ik

21

Deel 1

De oude immigranten

Ik zie ze op de boot naar Ellis Island. Vader, moeder en twee kinde-

ren. Pa voldoet aan alle clichébeelden van de moddervette Ameri-

kaan, gestoken in vormeloze vrijetijdskleding. Een ongezonde der-

tiger. Hij staat aan de reling en gebaart naar het Vrijheidsbeeld.

‘Dit is de plek waar oma in Amerika aankwam,’ zegt hij tegen nie-

mand in het bijzonder. ‘Ongelooflijk, hè?’ Zijn kinderen, een tiener-

dochter en een punkige puistenkop van een zoon, kijken verveeld

in de aangegeven richting. Who cares? Ze zeggen het niet, maar

stralen het wel uit. Ma, een fragiele Filippijnse, doet er het zwijgen

toe. De etnische herkomst van de man is niet onmiddellijk zicht-

baar, de kinderen hebben duidelijk Aziatische trekken. Met zijn

vieren zijn ze zo Amerikaans als wat.

Met honderden andere toeristen is deze happy family op weg

naar het voormalige opvangcentrum voor immigranten in de

haven van New York, nu ingericht als museum van de Amerikaanse

immigratiegeschiedenis. Op de boot zie ik toeristen uit China en

Rusland, maar vooral veel Amerikanen. Amerikanen van allerlei

etnische herkomst. Voor me probeert een schooljuffrouw dapper

haar klas van zeven- en achtjarigen in toom te houden; een

gemengde club Hispanics en Aziaten, met een enkel zwart kind. De

juf spreekt Spaans en Engels, de Chinese en Koreaanse kinderen

hoor ik alleen maar Engels praten. Hun Pokémonrugzakjes zijn

voorzien van Chinese karakters.

Een bezoek aan Ellis Island is indringend en emotioneel. Meer

dan het Lower East Side Settlement Museum waar ik gisteren was.

Daar zijn in een van de oorspronkelijke immigrantenwijken van

Manhattan drie appartementsgebouwen uit verschillende periodes

in hun originele staat teruggebracht. Indrukwekkend, maar het

blijft moeilijk je voor te stellen hoe het was om in die hokken te

leven. Al die mensen die boven op elkaar woonden, de walmende

20

Page 12: Frans Verhagen - The American Way

historicus Russell Shorto een mooi beeld van Manhattan. Hoe de

Nederlandse kolonie op dat stuk land tussen de Zuidrivier en de

Noordrivier werd bevolkt door een mengeling van kolonialen en han-

delaars, dronkenlappen en soldaten. Hoe het een vrijhaven werd van

handel, hoererij en vrijzinnigheid, heel anders dan de wereld van de

Puriteinen in Boston, heel anders dan die van de plantagehouders in

Virginia. Vanaf het begin waren variatie en verscheidenheid de ken-

merken van de Nieuwe Wereld.

Links ligt de Hudson, de rivier die is genoemd naar Henry Hudson,

de door de Hollanders gesponsorde zeeman. Hij claimde in 1609 het

gebied aan de rivier voor de Hollanders. Het was Hudson die het grote

Staten Island vernoemde naar de Staten-Generaal. Nu is het een van

de vijf boroughs van New York City. De bruggen her en der over de

baai zijn van later datum, maar ook in hun namen ligt de immigran-

tengeschiedenis besloten. De Verrazano-Narrows Bridge in de verte

verbindt Brooklyn en Staten Island en dankt zijn naam aan Giovanni

da Verrazano, de eerste Europeaan die deze baai binnenvoer, in 1524.

In de verte cirkelen vliegtuigen boven LaGuardia Airport, vernoemd

naar de Fiorello LaGuardia, zoon van een Italiaanse immigrant die in

de jaren dertig New Yorks visionaire burgemeester werd.

New York is bij uitstek de stad van immigranten, met zijn veel-

heid aan culturen, zijn dynamiek en dramatiek. Het is een stad die

symbool staat voor een heel land. ‘A nation of nations’, zoals Walt

Whitman dichtte. Bij het schrijven van dit boek hield ik steeds de

woorden van historicus Oscar Handlin in het achterhoofd: ‘Ik was

van plan een geschiedenis te schrijven van de Amerikaanse immi-

gratie. Ik schreef de geschiedenis van Amerika.’ Handlin rondde

zijn geschiedenis in 1951 af en kon toen denken dat de grote immi-

gratiegolven voorbij waren. Maar de immigranten komen nog

steeds. Want Amerika blijft lokken. Achter me, op de sokkel van het

Vrijheidsbeeld staat het beroemde gedicht van Emma Lazarus.

Daarvan kennen we slechts een paar regels, maar de essentie ervan

geldt onverminderd: geef de armen en verworpenen der aarde de

kans en ze komen naar Amerika. Het verhaal van de Amerikaanse

immigratie is zeker nog niet afgesloten. Jaarlijks worden er hoofd-

stukken aan toegevoegd.

23

moet toegeven dat ze minstens zo gezichtsbepalend waren als Lady

Liberty. Wat symboliek betreft vertegenwoordigden ze voor Bin Laden

en zijn bende hetzelfde als het Vrijheidsbeeld. En ze waren een stuk

gemakkelijker te raken.

De baai van New York leent zich goed voor historische overpeinzin-

gen. Op het eiland hiernaast, Governor’s Island, graasden rond 1620

de koeien van de eerste Nederlandse kolonisten. Al snel zwermden

deze ondernemende avonturiers uit over Manhattan, New Jersey,

Brooklyn en dat gigantisch lange eiland helemaal rechts, het Lange

Eiland. In Nieuw Amsterdam. Eiland in het hart van de wereld schetst

Het Vrijheidsbeeld in de haven van New York werd pas in de jaren der-

tig het symbool van het nieuwe, vrije leven in de Verenigde Staten.

Deze foto dateert van vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Page 13: Frans Verhagen - The American Way

nen de verbasterde namen, Brooklyn, Harlem, de Bronx, maar

ook Amerikaanse uitdrukkingen als ‘going dutch’, ‘double dutch’

en ‘dutch treat’. Ze vertellen iets over onze reputatie: het zijn

allemaal uitdrukkingen met een licht negatieve ondertoon en

meestal hebben ze betrekking op zuinigheid en gierigheid.

Van oudsher woonden de Hollanders in Amerika nogal op een

kluitje. Vooral langs de Hudson bleven hele dorpen en stadjes

Hollands. Zo werd Martin van Buren, president van 1837 tot 1841,

geboren in het plaatsje Kinderhook, waar zijn ouders een taveer-

ne runden. Van Burens voorvader, Cornelius Maessen, was in

1631 uit Holland gekomen en kwam in de boeken terecht als

Buren Malens, omdat hij uit Buurmalsen afkomstig was. Zijn kin-

deren gebruikten de naam Van Buren. Eind achttiende eeuw

werd bij de Van Burens thuis nog Nederlands gesproken. Van de

president werd gezegd dat zijn accent sterker werd naarmate hij

zich meer opwond.

In 1821 nog schreef de reizigster Frances Wright bewonderend

over de taaie Nederlandse boeren: ‘Een primitief ras, dat genera-

ties lang zijn karakter houdt, de gewoonten en vaak ook de taal

van zijn oude land.’ Ze gaf commentaar op hun geslotenheid en

hun onwil om hun eigen cultuur op te geven. In de context van

onze huidige discussies over integratie is het aardig om te zien

dat van alle etnische groepen de Hollanders nog wel het sterkst

clangedrag vertoonden. Ze bleven stug bij elkaar zitten, hun

eigen taal sprekend, en niet van zins daar ook maar iets van op te

geven. Niet dat ze de enigen waren: we zullen zien dat de Duit-

sers hetzelfde deden, net als de Italianen, Polen, Russische joden,

Chinezen en eigenlijk alle etnische groepen. In eerste instantie

bleven ze allemaal bij elkaar zitten, de kat uit de boom kijkend.

Maar de Hollanders spanden de kroon.

De grootste dommeriken Geklaag over buitenlanders of

onaangepaste nieuwkomers is van alle tijden. Zo hief Benjamin

Franklin, een van de Founding Fathers, in 1750 een klaagzang

aan over de Duitsers in zijn staat. Volgens de ruimdenkende

drukker,, uitvinder, schrijver, politicus en diplomaat waren deze

25

Een duik in het diepe Het verhaal begon met Engelsen, Fran-

sen, Nederlanders en Zweden die aan de Amerikaanse oostkust

de eerste kolonies opzetten. Vanaf 1620 kunnen we spreken van

Europeanen die naar Amerika vertrekken. Deze mensen zagen

zichzelf als pioniers, avonturiers, entrepreneurs en kolonisten. Ze

wisten nauwelijks waar ze aan begonnen, en nog steeds bindt dat

immigranten uit de hele wereld: de duik in het diepe. De bereid-

heid om huis en haard te verlaten om ergens anders opnieuw te

beginnen, hopend op een beter, op een vrijer leven. Als het niet

voor henzelf is, dan toch voor de kinderen. Niemand doet dat

zomaar even.

Een nieuw begin, daarvoor kwamen de Engelse Puriteinen in

1620 naar Amerika. Ze zouden als de Pilgrim Fathers de geschie-

denis in gaan. Ze kwamen uit Leiden, waarheen ze gevlucht

waren in hun strijd met de kerkelijke en wereldlijke autoriteiten

in Engeland. Niet veel later kwamen de eerste Hollanders op Sta-

ten Island aan. Hoewel de Engelsen vanaf 1664 New York, en de

Nieuwe Wereld, overnamen, bleef de Hollandse invloed in Ameri-

ka nog lange tijd groot, met name in de staat New York. We ken-

24

De Puriteinen kwamen naar Amerika om in alle vrijheid hun geloof te

kunnen beleven. Ze bleken weinig tolerant tegenover nieuwkomers

die hun strenge regime wat te veel van het goede vonden.

Page 14: Frans Verhagen - The American Way

was de emigratie naar Amerika behoorlijk omvangrijk, al was het

bepaald geen massabeweging. Daarvoor was de overtocht te ris-

kant, waren de vooruitzichten te onzeker en was de push om te ver-

trekken niet groot genoeg, terwijl ook de pull, de aantrekkings-

kracht van Amerika, nog niet sterk genoeg was. In deze tijd hebben

we het trouwens niet over ‘immigranten’ – dat woord wordt pas in

de negentiende eeuw gangbaar – maar eigenlijk alleen over ‘kolo-

nisten’, soms over ‘pioniers’. Het lijkt een marginaal verschil maar

dat is het niet. Pionieren in een onontgonnen land is toch wat

anders dan je invoegen in een al bestaande samenleving.

We zien vrijwel steeds dat zodra een groep zich heeft gevestigd,

alle nieuwkomers bedreigend zijn, zeker als ze anders denken. De

Puriteinen zijn daarvan het mooiste voorbeeld. Zij kwamen met de

uitgesproken bedoeling in alle vrijheid hun eigen geloofsgemeen-

schap op te zetten en waren daarbij zo ijverig dat andersdenkenden

een goed heenkomen zochten naar andere kolonies, zoals Rhode

Island en Pennsylvania.

Iedereen welkom Toen Amerika zich in 1776 onafhankelijk ver-

klaarde, woonden er 3 miljoen mensen. De Verenigde Staten wer-

den gevormd door de dertien staten aan de oostkust, maar de ver-

wachting was toen al dat het gebied zich naar het westen zou uit-

breiden. De mannen die aan het einde van de achttiende eeuw de

grondslagen legden voor de Verenigde Staten, collectief bekend als

de Founding Fathers, wisten dat hun uitgestrekte en dunbevolkte

land zich alleen kon ontwikkelen als er meer mensen naar Amerika

zouden komen. Immigratie werd het levensbloed van de nieuwe

natie.

Dat blijkt bijvoorbeeld uit de Onafhankelijkheidsverklaring, een

van de geboortedocumenten van de Verenigde Staten. Op Onafhan-

kelijkheidsdag, 4 juli, wordt er vaak een gedeelte uit voorgelezen,

zoals de passages: ‘Wij houden deze feiten als vanzelfsprekend…’

en het onvervreemdbare recht op ‘leven, vrijheid en het nastreven

van geluk’. Meestal wordt de lijst met klachten over Engeland en de

koning overgeslagen. Eén zo’n belangrijke grief was dat in 1773 de

naturalisatie van bewoners van de Engelse koloniën was stopgezet.

27

nieuwkomers het uitschot van hun land. ‘De grootste dommeriken

van hun eigen natie,’ zei Franklin. Hij verdacht hen van ‘schurken-

streken’ en ‘domheid’, al moest Franklin toegeven dat ze slim

genoeg waren om in verkiezingstijd ‘in grote aantallen op te

komen en alles te winnen’. Het meest irriteerde het hem dat de

Duitsers vasthielden aan hun eigen taal en cultuur. ‘Hoe is het

mogelijk dat we in de straten van Philadelphia tweetalige naambor-

den hebben?’ mopperde Franklin. ‘Waarom moeten wij die Duitse

Dommeriken accepteren in onze nederzettingen’ als ze door alle-

maal bij elkaar te gaan zitten ‘hun taal en gewoontes behouden en

die van ons uitsluiten?’ ‘Waarom zou Pennsylvania, gesticht door

de Engelsen, een kolonie worden van de Vreemdelingen, die bin-

nenkort zo talrijk zullen zijn dat ze ons zullen germaniseren in

plaats van dat wij hen “anglofiseren”, en die nooit onze Taal of

onze Gewoontes zullen overnemen, net zomin als ze in staat zijn

onze huidskleur te verwerven?’

Met een mengeling van nativisme, racisme en vooringenomen-

heid zette Franklin de toon voor vele generaties immigranten-bas-

hers. Alleen ging deze Founding Father er in de praktijk soepel mee

om. Hij leerde Duits lezen, want hij wilde weten wat er te koop was

in de Duitse gemeenschap. Altijd kien om wat te verdienen en mis-

schien ook om politieke invloed uit te oefenen, begon Franklin een

Duitstalige krant, de Philadelphische Zeitung. Hij stopte er al snel

weer mee, om vervolgens de Engelstalige Pennsylvania Gazette te

starten, die succesvoller zou blijken, zoals uiteindelijk ook het

Engels het Duits zou verdringen als volkstaal.

Wat de aantallen betreft had Franklin gelijk. In Pennsylvania

woonden nogal wat Duitsers: een derde deel van alle inwoners. De

eerste families waren in 1683 aangekomen, de voorhoede van een

groep immigranten die tussen 1710 en 1750 naar Amerika kwam.

Deze groep Duitsers bleef hangen in het stadje Germantown, vlak

bij Philadelphia. De latere groepen trokken door naar de vruchtba-

re landbouwstreken. In Lancaster County wonen nog de nazaten

van de Amish en Mennonieten, die nog steeds manhaftig pogen de

moderne wereld buiten de deur te houden.

Duitsers waren niet de enige nieuwkomers. Tussen 1650 en 1700

26

Page 15: Frans Verhagen - The American Way

voorzagen niet de bonte verzameling mensen die naar Amerika

zou komen. Leidende politici dachten vooral in Anglo-Saksische ter-

men. Zoals John Jay het formuleerde in The Federalist Papers, de

serie artikelen die de Grondwet uitlegde aan de Amerikaanse bevol-

king: ‘De Voorzienigheid is zo goed geweest dit ene verenigde land

te geven aan één verenigd volk, een volk dat afstamt van dezelfde

stamvaders, dat dezelfde taal spreekt, hetzelfde geloof belijdt,

dezelfde principes van bestuur aanhangt en heel gelijkgezind is in

zijn gebruiken en gewoontes.’

Een paar mensen hadden meteen door dat er iets bijzonders

gaande was. Zo schreef de revolutionaire onruststoker Thomas

Paine in 1776 in zijn boek Common Sense dat ‘Europa en niet Enge-

land het moederland van Amerika [is]’. Paine stelde zich een Ameri-

ka voor dat het beste uit Europa in zich verenigde en dat een nieu-

we samenleving inrichtte die fundamenteel anders van aard was

dan de samenstellende delen.

Tegenwoordig denken we in termen van een smeltkroes, als we

ons tenminste niet laten muilkorven door politieke correctheid.

Deze metafoor voor een nieuwe samenleving – smeltkroes, meng-

vat – dateert niet van vandaag of gisteren, al werd hij pas vanaf

1908 echt populair. Zo stelde Jean St. John de Crèvecoeur, een

herenboer die zich in Amerika Hector St. John noemde, in zijn Let-

ters from an American Farmer (1782) al de beroemde vraag: ‘Wat is

dan die Amerikaan, deze nieuwe mens?’ Hij was nogal lyrisch in

zijn beschrijving van de Amerikaanse kolonies, die dan ook bedoeld

was om potentiële immigranten lekker te maken.

‘De rijken blijven in Europa,’ schreef Crèvecoeur. ‘Het zijn alleen

de middengroepen die emigreren. (…) Alles werkt eraan mee hen te

regenereren: nieuwe wetten, een nieuwe manier van leven, een

nieuw sociaal systeem; hier worden ze mensen, in Europa waren ze

niet meer dan vele nutteloze planten, die mest nodig hadden en

verfrissende buien; ze verschrompelden en werden neergemaaid

door nooddruft, honger en oorlog; maar nu, door de kracht van

transplantatie, hebben ze, als alle andere planten, wortel kunnen

schieten en kunnen ze bloeien!’ In hun eigen land telden ze niet

mee, stelde Crèvecoeur, maar in Amerika waren ze burgers, verkre-

29

Het jaar daarop legde Londen zware lasten op aan emigranten en

beboette kapiteins die de wet overtraden. Het Engelse beleid om

emigratie tegen te gaan was een van de belangrijkste redenen voor

het streven naar onafhankelijkheid.

Toen de Amerikanen elf jaar later, augustus 1787, in Philadelphia

bijeenkwamen om een grondwet op te stellen, bogen de afgevaar-

digden zich uiteraard ook over immigratie. Vrijwel iedereen was

welkom, daarover waren de heren het snel eens. Maar mocht ieder-

een, nieuw of niet, ook alle ambten bekleden? Alexander Hamilton,

de latere minister van Financiën, vond van wel. Hij wilde geen

beperkingen opleggen. Hamilton vond het zelfs niet nodig dat kan-

didaten enige tijd in de Verenigde Staten hadden doorgebracht: ze

konden zo van de boot president worden. Zijn geëmotioneerde

betoog was niet zonder eigenbelang. Hamilton zelf was een import-

Amerikaan die tien jaar tevoren nog op een Caribisch eiland had

gewoond.

Amerika was buitengewoon aantrekkelijk voor buitenlanders,

hield Hamilton de conventie voor. In het verstikkende systeem van

klasse en status dat Europa in zijn greep hield, telden zelfs succes-

volle en vermogende mensen niet mee, terwijl ze in Amerika

onmiddellijk tot de leidende elite zouden behoren. Als buitenechte-

lijke zoon van een verarmde Schotse koopman en een Franse moe-

der sprak Hamilton met een zekere levenswijsheid. Hij had het

gemaakt op basis van hard werken en kwaliteit. Dat moest iedereen

kunnen. Waarom zouden dat soort ambitieuze mensen geen toe-

gang mogen hebben tot alle ambten?

Hamilton verloor het debat. In de Grondwet werden allerlei

beperkingen opgenomen. Men moest een minimale periode in

Amerika wonen en de president (en natuurlijk ook de vicepresi-

dent) diende in elk geval native born te zijn. Een president Hamil-

ton zou er dus niet komen. De discussie over dit onderwerp laaide

onlangs weer op bij de politieke doorbraak van Arnold Schwarzen-

egger, die in Oostenrijk is geboren. Er waren mensen die hem de

mogelijkheid wilden geven ook president te worden – het enthousi-

asme lijkt inmiddels danig bekoeld.

De Founding Fathers mochten dan hopen op meer instroom, ze

28

Page 16: Frans Verhagen - The American Way

met de slavernij, en later de segregatie, een totaal andere ontwikke-

ling hebben doorgemaakt dan de immigranten.

Hordes wilde Ieren De hoogdravende woorden van de Foun-

ding Fathers konden de vooroordelen van de Amerikanen niet ver-

hullen. Zo wilden de Federalisten van de presidenten Washington

(1789-1797) en Adams (1797-1801) de Ieren het liefst buiten de deur

houden. Daarvoor hadden ze puur binnenlands-politieke motieven.

Er dreigde een oorlog met Frankrijk en de heren vermoedden dat

Ieren zo anti-Engels waren dat ze van de weeromstuit de meer pro-

Franse lijn van oppositieleider Thomas Jefferson zouden steunen.

Afgevaardigde Harrison Gray uit Boston was de eerste in een

lange rij politici, reikend tot op de dag van vandaag, die de anti-

immigrantenkaart speelde. Volgens Gray zou Amerika niet langer

open moeten staan voor ‘die hordes wilde Ieren’. Hij had geen

behoefte aan ‘het turbulente en ordeloze deel van de wereld dat

hier enkel en alleen komt om onze rust te verstoren nadat ze zelf

hun regering omvergeworpen hebben’. Zelfs Alexander Hamilton

maakte zich zorgen over een ‘vijfde colonne’. Hij vond dat de grote

massa vreemdelingen maar gewoon het land uit gezet moest wor-

den. Deze retoriek is van alle tijden, gemakkelijk herkenbaar. Immi-

granten waren domme, slechtopgeleide en onbeschaafde lieden,

die door hun moederland vrolijk uitgezwaaid werden. In één

woord: ‘onintegreerbaar’.

Ook een deel van de Duitse Amerikanen leek aan dat beeld te

voldoen. Als vluchtelingen uit een chaotische regio stonden de

Duitsers nogal sceptisch tegenover een sterke centrale overheid. Op

zichzelf paste dat bij de Amerikaanse mentaliteit, maar het botste

met de pogingen van de regering om de overheid handen en voe-

ten te geven. Van federale belastingen moesten de Duitsers niets

hebben. Ze stuurden de belastinginners regelmatig in pek en veren

naar huis. De allereerste binnenlandse opstand, de Whiskey Rebel-

lion in 1794, gericht tegen een belasting op whisky, vond plaats in

het westen van Pennsylvania, waar de Duitse boeren niet genegen

waren belasting te betalen over hun enige exportproduct.

De invloed van de Duitsers moeten we zeker niet onderschatten.

31

gen ze grond, brood en bescherming. Hij was van mening dat de

Amerikanen elementen in zich hadden van veel Europese culturen,

maar op basis daarvan een ander nationaal karakter ontwikkelden.

‘Hier worden de individuen uit alle landen gemengd tot een nieuw

soort mensen, wiens werken en nalatenschap op een dag de wereld

zullen veranderen.’

De dominante cultuur was onmiskenbaar Angelsaksisch, zeker

wat de politieke instellingen betreft. Dat was logisch, Amerika was

immers een Engelse kolonie. Maar het waren de niet-Engelse immi-

granten die een democratische component inbrachten, terwijl het

land natuurlijk ook sterk werd beïnvloed door de ontwikkeling die

koloniaal-Amerika had doorgemaakt. Tolerantie van verschillende

geloofsvormen was altijd een kenmerk was geweest, al legden de

Puriteinen in Massachusetts dat nogal beperkt uit. Maar ook zij

konden de praktijk niet tegenhouden van een open samenleving

waarin verschillende kerkgenootschappen vochten om de gunst

van de gelovige. Zolang het ging om protestantse varianten, was

dat niet zo’n probleem. We zullen zien dat het accepteren van

katholieken een heel ander verhaal was.

In We Who Built America, een verbazingwekkend volledig werk

dat Carl Wittke in 1939 publiceerde, betoogt deze historicus dat

Amerika heel wat minder Engels was dan John Jay dacht. Ook de

latere president John Adams, die in 1775 verklaarde dat 98 procent

van de Amerikanen Engels was, zat er compleet naast. Volgens

Wittke was New York in 1770 gevarieerder van bevolkingssamen-

stelling dan welke Europese stad ook. In de loop van de achttiende

eeuw werd de bevolking van Amerika alleen maar diverser. Er kwa-

men minder Engelsen, meer Duitsers en ook veel Ieren (protestant-

se Noord-Ieren, meestal Scotch Irish genoemd). Het aantal inwoners

van Pennsylvania steeg van 18.000 in 1700 naar 120.000 in 1750. De

grootste groep nieuwkomers bestond echter uit onvrijwillige immi-

granten: zwarte slaven, hetzij direct uit Afrika, hetzij uit het Cari-

bisch gebied geïmporteerd.

Dit is misschien de plek om te verklaren waarom ik in dit boek

de ervaringen van zwarte Amerikanen niet zal bespreken. Ik ben

ervan overtuigd dat ze door hun gedwongen komst, gecombineerd

30

Page 17: Frans Verhagen - The American Way

de argumenten voor en tegen komen bekend voor. Ze waren al in

1790 te horen. Overigens kwam het Supreme Court eraan te pas om

uit te spreken dat ‘English only’-wetten in strijd waren met de

Grondwet. Met andere woorden, ook al was Engels de enige officië-

le taal, je kon niet worden verplicht om op straat of in de kerk

Engels te spreken.

Extreme reacties Dat Amerika zichzelf altijd zag als een immi-

gratieland betekende niet dat er geen angst was voor buitenlanders

of dat er nooit van anti-immigrantenstemmingen sprake was. Inte-

gendeel, de Amerikaanse geschiedenis toont een beschamende

variatie van extreme reacties. Als angst opspeelde had dat meestal

te maken met externe ontwikkelingen of binnenlandse problemen,

niet met principiële kwesties. Aan het einde van de achttiende

eeuw kwam er weer zo’n oprisping. In de partijstrijd van die jaren

bakkeleiden de politici over de vraag of Amerika zich met de Engel-

sen of met de Fransen moest liëren. Om het ‘nakende gevaar’ te

keren, nam het Congres in 1798 vier wetten aan ‘om de federale

overheid te versterken’. In werkelijkheid waren het schaamteloze

politieke manoeuvres, bedoeld om Thomas Jefferson de pas af te

snijden.

Gezamenlijk staan deze wetten bekend als de Alien and Sedition

Acts, waarin we voor het eerst deze vorm van Amerikaanse politie-

ke paranoia kunnen constateren. De Naturalisation Act verlengde

de vereiste verblijfsduur voor naturalisatie van vijf tot veertien jaar.

Verder mochten buitenlanders die ‘gevaarlijk waren voor de vrede

en de veiligheid van de Verenigde Staten’ te allen tijde gedepor-

teerd worden. In geval van oorlog kon iedere onderdaan van een

vijandige macht worden opgepakt en gedeporteerd. Bovendien

voerden de Federalisten van John Adams de Sedition Act in, die het

publiceren van ‘valse, schandalige of slechtgezinde artikelen’ tot

verraad bestempelde. Op basis hiervan werden redacteuren van

oppositiebladen gearresteerd, inclusief de kleinzoon van Benjamin

Franklin. Het leverde niet eens het gewenste resultaat op. Thomas

Jefferson werd wel degelijk president (1801-1809) en draaide de

omstreden wetten onmiddellijk terug, maar ze tonen nog steeds

33

We zullen het nog hebben over de hamburger, het bier en de Duit-

se namen in de regering-Bush, maar wat te denken van de mythe

dat Amerika een Duitssprekende en ook in cultureel opzicht een

Duitse natie had kunnen worden? Regelmatig kom je het verhaal

tegen dat er ooit is gestemd om Duits de officiële taal van Amerika

te maken. In de negentiende eeuw werd dit verhaal uitentreuren

gereproduceerd door lieden die de Duitse erfenis en invloed nog

groter wilden neerzetten dan die al was. Anderen gebruikten het

als ze in het kader van het oprukkende Spaans wilden wijzen op de

gevaren van tweetaligheid. Volgens de mythe zou de wet om Duits

de taal van Amerika te maken zijn verworpen omdat één enkele

afgevaardigde even naar het toilet was.

Het is een onzinverhaal. Feit is wel dat in januari 1795 het Con-

gres stemde over een voorstel om de federale wetten zowel in het

Duits als in het Engels te drukken, wat op zich al veel vertelt over

het belang van de Duitse Amerikanen. De mythe zal wel zijn ont-

staan toen een motie om het debat op te schorten met één stem

werd verworpen. Een maand later werd de hele wet afgewezen.

Niettemin maakte Afgevaardigde Thomas Hartley uit Pennsylvania

een heel praktische kanttekening. ‘Het zou misschien wel goed zijn

als Duitsers Engels zouden leren,’ zei Hartley, ‘maar als het de

bedoeling is nuttige informatie te verschaffen, dan moeten we dat

doen in een taal die wordt begrepen. Oudere Duitsers kunnen onze

taal niet in één dag leren. Het zou goed zijn als de overheid deze

mensen ook van informatie zou kunnen voorzien.’ Hij wees erop

dat veel mensen ten tijde van de Whiskey Rebellion geen idee had-

den wat de officiële regels waren. Kortom, aan de orde was de

vraag of je ter wille van de effectiviteit overheidsbrochures niet in

meerdere talen zou moeten publiceren – een verrassend actueel

probleem.

In sommige delen van het middenwesten werden op lokaal

niveau wel degelijk twee talen gesproken. De Duitse Amerikanen

probeerden het Duits via hun scholen levend te houden, net zoals

de Hollanders dat probeerden met het Nederlands. Pas tijdens de

Eerste Wereldoorlog raakte het Duits als taal definitief zijn promi-

nente positie kwijt. Tegenwoordig is Spaans de grote boeman, maar

32

Page 18: Frans Verhagen - The American Way

ducten had direct invloed op concurrerende industrieën in Europa.

De sterke groei van de Europese bevolking leidde tot nieuwe pro-

blemen. In regio’s waar de grond volgens het traditionele erfrecht

onder alle kinderen werd verdeeld, werden de boerenbedrijfjes veel

te klein. Daar waar alles naar de oudste zoon ging, verpauperde de

rest van de familie. Thuiswerkers, zoals de klokkenmakers in het

Zwarte Woud, gingen kopje-onder. In 1817 was er hongersnood.

Veel Auswanderer gingen naar Amsterdam, in de hoop van daar-

uit de oversteek naar Amerika te maken. Gratis vervoer bleek

meestal een loze belofte. Veel mensen strandden onder deplorabe-

le omstandigheden in Nederland. Toen in 1819 in Zuidwest-Duits-

land de emigratiekoorts opnieuw opstak, waarschuwde de Neder-

landse regering dat de grenzen gesloten waren voor Duitsers die

zichzelf niet konden bedruipen.

In de jaren twintig werden mensen terughoudender. Toch was

de basis toen al gelegd voor de volgende grote golf, die rond 1840

zou beginnen. Door het intensieve briefverkeer kwam er steeds

meer informatie over Amerika beschikbaar. De historicus Walker

Mack vertelt over een emigrant uit Baden, ene Chrisotomus Weis,

die met zijn vrouw en vijf kinderen naar Baltimore reisde. Twee van

de kinderen stierven onderweg en om de reis te betalen moest hij

twee andere kinderen laten werken. Zelf werd hij net als veel

nieuwkomers indentured laborer, losjes te vertalen als ‘contractar-

beider’. Deze mensen waren gedwongen om als lijfeigene te wer-

ken totdat hun schulden waren afbetaald. De behandeling die Weis

onderging was zo slecht dat de German-American Philantropic

Society hem vrijkocht. Toch schreef hij een enthousiaste brief naar

huis.

Dit is een terugkerend verhaal. Emigranten bleven graag posi-

tief. Ze wilden de achterblijvers niet bezorgd maken en ze wilden

vooral zelf in hun avontuur geloven. De brieven waren meestal

optimistischer van toon dan de werkelijkheid rechtvaardigde. Een

Zweedse immigrant schreef in 1850 uit Louisville: ‘Vaak komen we

erachter dat iemand die vertelt dat hij een zaagfabriek bezit,

slechts beschikt over een zaag en een zaagbok, en wie het heeft

over zijn mooie wagen, de eigenaar is van een kruiwagen’.

35

hoe overspannen reacties kunnen leiden tot het ondermijnen van

de burgerrechten.

Toen in 1790 de eerste volkstelling werd gehouden, trof men in

de Verenigde Staten bijna 4 miljoen bewoners aan. Driekwart van

hen waren Engelsen, Schotten en Ieren, acht procent was Duits en

de rest was een mengeling van Nederlanders, Fransen, Zweden en

Spanjaarden. De census telde ook 750.000 zwarten, voortgekomen

uit de 350.000 Afrikaanse slaven. In 1810 was de bevolking zo goed

als verdubbeld en in 1840 waren er al ruim 17 miljoen Amerikanen.

Toch arriveerden er tussen 1790 en 1820 slechts 250.000 immigran-

ten. Dat was niet zo vreemd, gezien de onrust in Europa, veroor-

zaakt door de Franse Revolutie en Napoleon. Het betekent dat de

groei vooral tot stand kwam door hoge geboortecijfers.

Tijdens de Amerikaanse Revolutie was grootschalige immigratie

uit Duitse gebieden vrijwel tot stilstand gekomen. Toen de volgende

golf zich aandiende, zo rond 1820, waren de Duitsers rondom

Philadelphia vrijwel volledig geassimileerd. Ze spraken Engels,

trouwden met mensen uit andere etnische groepen en verengel-

sten hun namen. Kortom: Benjamin Franklin had zich geen zorgen

hoeven te maken.

Dat lag anders in het westen van Pennsylvania waar de Duitsers

iets lieten zien van hun insulaire karakter. Geleidelijk schoven hun

gemeenschappen naar het westen van Pennsylvania op, naar het

achterland van staten als Maryland en Virginia en verder zuid-

waarts, naar North en South Carolina. Meestal verhuisden Duitsers

als één culturele en religieuze groep naar een nieuwe nederzet-

ting, zoals ze later in de negentiende eeuw met hele dorpen tege-

lijk uit Duitsland zouden komen. Hoewel Duitsers echte pioniers

waren en vaak als eerste blanken aan de frontier arriveerden,

kwam juist daar vermenging met andere groepen tot stand, waar-

door hun Duitsheid onvermijdelijk verwaterde.

Sterke bevolkingsgroei Nieuwe emigratie uit Europa kwam

pas op gang nadat Napoleon definitief bij Waterloo was verslagen.

Zoals altijd na een oorlog heerste er onrust en instabiliteit. De ope-

ning van de Europese markt voor goedkope Engelse industriepro-

34

Page 19: Frans Verhagen - The American Way

rika terug naar een supergroen Emerald Island dat in weinig leek

op het land dat ze hadden achtergelaten. Ze vergaten liever waar-

om ze waren weggegaan: de honger, de armoede, de ellende. Want

dat was de realiteit van Ierland rond 1845.

Het klimaat in het westen van Ierland leent zich bij uitstek voor de

teelt van aardappelen: mistig, nat en gelijkmatig van temperatuur.

Helaas zijn dat ook ideale omstandigheden voor de groei van Phy-

tophtera infestans, de aardappelrot, een aardappelziekte die via

sporen wordt overgedragen. Deze rot die heel Europa zou treffen,

dook voor het eerst op rond 1830. De Ieren hadden ruime ervaring

met mislukte oogsten, maar het werd pas echt een probleem toen

slechte jaren elkaar opvolgden en wanhopige mensen hun poot-

aardappelen opaten of voor hun ogen zagen verschrompelen.

De rot was een mysterie. De ene dag ‘stond de oogst er fantastisch

bij’, de volgende dag was ‘de lucht zwanger van de ziekelijke geur

van verval’. Van het ene op het andere moment konden de bladeren

zwart worden en verkruimelen als je ze aanraakte. Net geoogste,

gezond ogende aardappelen konden zomaar veranderen in zwarte

37

Nog voor de grote immigratiegolven van de negentiende eeuw

reisde de Fransman Alexis de Tocqueville door Amerika, in 1831 en

1832. Drie jaar later kwam het eerste deel uit van zijn beroemde

boek De la démocratie en Amérique (Democratie in Amerika). Hoe-

wel de aantallen immigranten nog niet zo hoog waren, was Tocque-

ville het fenomeen niet ontgaan. Hij vroeg zich af hoe al deze

nieuwkomers Amerikaan werden. Dat gebeurde, dacht hij, doordat

ze hun politieke rechten uitoefenden en als burgers de verantwoor-

delijkheid namen die hun toekwam krachtens de Onafhankelijk-

heidsverklaring en de Grondwet. Tocqueville schetste wat latere

schrijvers ‘het Amerikaanse credo’ zouden noemen.

Massa-immigratie Rond 1830 kwam een nieuwe immigratie-

golf op gang, die tot 1855 duurde. Vanaf deze tijd spreken we van

‘massa-immigratie’. In het oostelijk deel van Amerika kwamen de

meeste immigranten uit Duitsland en Ierland. We zullen het ook

hebben over de geschiedenis van de Nederlandse immigranten,

niet vanwege hun aantallen, maar omdat ze iets zeggen over onze

eigen samenleving. In het westen vonden de Chinezen hun weg

naar Californië.

De belangrijkste reden voor de volksbewegingen uit Europa was

de bevolkingsgroei. In de loop van de negentiende eeuw verdubbel-

de de bevolking van Europa van zo’n 200 miljoen naar meer dan

400 miljoen mensen, en dan waren er ook nog eens 70 miljoen

mensen vertrokken. Een andere reden om weg te gaan was de

industrialisering. Kleine boeren en handwerkslieden verloren hun

bron van inkomsten of waren bang af te zakken tot de echte onder-

klasse. Mensen wilden niet zozeer iets nieuws beginnen maar juist

iets bewaren: een manier van leven die in Europa gedoemd leek te

verdwijnen. Van dat bewaren in Amerika kwam weinig terecht,

maar dat doet niet ter zake. Het was wel een bron van inspiratie.

Walker Mack noemt hen ‘conservatieve mensen die radicale actie

ondernamen’.

Veel immigranten koesterden sterke nostalgische gevoelens over

het land dat ze hadden verlaten. Hun beeld was altijd mooier dan

de werkelijkheid. Zo verlangden de Ieren in hun verstedelijkte Ame-

36

Duits gezin voor hun plaggenhut in het middenwesten. Hoewel immi-

granten vaak goede redenen hadden om hun thuisland te verlaten,

gingen ze er niet altijd op vooruit. In elk geval niet onmiddellijk.

Page 20: Frans Verhagen - The American Way

houding. In de jaren vijftig was zo’n tachtig procent van alle huis-

houdelijke hulpen in New York Iers. Hoewel ze hard werkten, wer-

den Ieren met dedain behandeld door Amerikanen én door andere

immigranten. Ze hadden een slechte reputatie. Ze zouden crimi-

neel, drankzuchtig en onbetrouwbaar zijn.

Gevaar voor de volksgezondheid De toestroom van immi-

granten leidde onvermijdelijk tot een reactie. Al in mei 1836 meld-

de de New Yorkse koopman Philip Hone in zijn dagboek dat in die

maand 15.825 immigranten in New York waren aangekomen. Hij

was er niet gelukkig mee: ‘Het lijkt alsof heel Europa de oceaan

oversteekt; dat deel tenminste dat het in eigen land niet kan red-

den; en wat moeten we met hen aan? Ze zorgen voor hogere belas-

tingen, eten ons brood en vullen onze straten, en nog niet een op

de twintig is in staat zichzelf te onderhouden.’ En toen was de

grote golf nog niet eens begonnen.

In 1845 nog stelde de stad Boston dat ‘er geen verdere stijging

van het inwonertal mogelijk was’. Toch kwamen er in de tien jaar

daarna nog eens 230.000 mensen bij, waardoor een dichtbevolkte

stad veranderde in een overbevolkte stad. De onvoorstelbare sme-

righeid, de wijken vol krottige eenkamerwoningen en de volgestop-

te kelders waren een gevaar voor de volksgezondheid. Was Boston

voor 1845 een relatief gezonde stad waar de pokken niet meer voor-

kwamen, nu brak er zowat ieder jaar een besmettelijke ziekte uit. In

1849 verspreidde de cholera zich van Philadelphia naar New York

en vandaar naar Boston. Op de achtergrond vormde tuberculose

een ernstige dreiging voor de volksgezondheid. De geïmmigreerde

Ieren hadden een lage levensverwachting: ze overleefden hun over-

tocht met gemiddeld zes jaar.

Een serieus probleem was het katholieke geloof van de Ieren en

de vermeende onverenigbaarheid daarvan met het Amerikaanse

leven. De Verenigde Staten waren een door en door protestants

land, vonden ze zelf. De Pilgrim Fathers, de Puriteinen: Amerika’s

geboorte droeg een protestants stempel. De eerste kolonisten en

veel pioniers na hen kwamen om hun geloof in vrijheid te beleven –

en ze namen uit Engeland een fel antikatholicisme mee. De Ameri-

39

prut. In 1845 ging zo’n dertig tot veertig procent van de oogst

eraan, in 1846 vrijwel honderd procent. Het jaar daarop was relatief

droog maar omdat de boeren geen pootaardappelen hadden werd

er nauwelijks geplant. In 1848 zorgde de natte zomer voor een com-

plete misoogst.

De gevolgen waren rampzalig. De lijken lagen langs de kant van

de weg. Niet zomaar een paar, maar honderden. In maart en april

1847 stierf tien procent van het tweeduizend inwoners tellende

dorp Skibbereen. En zo ging dat overal in Ierland. Al die lijken ver-

oorzaakten weer ziektes waartegen de verzwakte bevolking geen

weerstand had.

Ierland was toch al geen gelukkig eiland, latere nostalgie ten

spijt. Decennia van bloedig wanbeleid en uitbuiting door de Engelse

adel hadden het land verzwakt. De Engelse onderdrukkers waren

verantwoordelijk voor een dodelijke cocktail van incompetentie,

onverschilligheid en pure kwaadwilligheid. Nog generaties lang

zouden Ierse Amerikanen de Engelsen haten.

Miljoenen Ieren probeerden weg te komen via Liverpool en ande-

re Engelse havens, van waaruit de schepen naar Amerika vertrok-

ken. Anderen vertrokken vanuit Ierland zelf, met lege houtschepen

die terugvoeren naar de Canadese St. Lawrence-rivier. Deze route

was populair: korter en goedkoper, terwijl er banen in de houtkap

lagen te wachten. Vanuit Canada zakten veel Ieren af naar het zui-

den. Ze vonden werk in New England, waar ze vooral de baantjes

kregen waar de zonen van de lokale boeren voor bedankten. Die

zonen trokken weg, naar de steden of naar het westen. Tegen 1853

werkten in de landbouwgebieden van Massachusetts voornamelijk

buitenlandse dagarbeiders. Een vriendelijke omgeving was het niet.

Eigenlijk moesten de boeren niets hebben van de Ieren.

Ongeschoolde arbeid was het enige perspectief voor de arme en

slechtopgeleide nieuwkomers. Ze vonden werk op het land en bij

infrastructurele projecten. Ieren groeven de kanalen in het noord-

oosten, bouwden de National Road van Philadelphia naar St. Louis

en legden spoorwegen aan. Onder de Ierse immigranten bevonden

zich onevenredig veel vrouwen. Ook zij voorzagen in de grote

behoefte aan arbeiders, vooral in de textielindustrie en in de huis-

38

Page 21: Frans Verhagen - The American Way

ezel en de olifant als symbolen van de Democratische en Republi-

keinse Partij. Zijn prent The American River Ganges geeft een

prachtig beeld van dat bange Amerika, doodsangsten uitstaand

over de invasie van de katholieke horden.

We zien een rivier, met een strandje aan de voet van het klif

waarop bange burgers bij elkaar klonteren. Op het klif staan politi-

ci. Een van hen is herkenbaar als de corrupte stadsbestuurder Boss

Tweed, die kinderen de rivier in gooit. In de rivier zwemmen bis-

schoppen, als krokodillen, hun mijters voorzien van scherpe tan-

den. Hun gezichten hebben een teruggetrokken kin, wat algemeen

werd gezien als typisch Iers. Op de achtergrond staat het Capitool

kaanse cultuur en het Amerikaanse politieke systeem waren door-

desemd met protestantse ideeën: de scheiding van kerk en staat,

het republikeinse gedachtegoed, het concept van eigen verant-

woordelijkheid, de afkeer van centraal gezag.

Het katholicisme stond voor alles wat daartegenin ging. De

rooms-katholieke kerk was allesbehalve flexibel, maar juist

gebouwd op dogma’s. De katholieke kerk was niet gebaseerd op

individuele verantwoordelijkheid maar op centraal gezag en hië-

rarchie. De paus was de baas, niet een gekozen president. De katho-

lieke kerk was niet modern, niet nieuw, niet democratisch. De

katholieke kerk, kortom, was een vijand van alles waar Amerika

voor stond.

De toen nog beperkte immigratie van Ieren en Duitsers had in

1841 al geleid tot antikatholieke retoriek. Toen eiste Samuel Morse,

de uitvinder van de telegraaf, een totale stop op immigratie van

katholieken. Hij zag een katholieke samenzwering met het doel de

Amerikaanse democratie te ondermijnen en te onderwerpen aan

Rome. Volgens Morse werd een leger jezuïeten aangevoerd door

prins Metternich van Oostenrijk. ‘Sta op! Sta op! Ik smeek u!’

schreef Morse. ‘Word wakker! Neem de stellingen in! Sluit de open

poorten! Uw vijanden, verkleed als vrienden, komen met duizen-

den tegelijk uw ruïne binnenstromen door de open poorten van

naturalisatie.’

Morse was niet de enige bangmaker, wel de bekendste. Andere

samenzweringsadepten wisten heel zeker dat president Washing-

ton op de paus doelde toen hij in 1797, bij zijn afscheid als presi-

dent, Amerika had opgeroepen zich niet te verbinden met buiten-

landse mogendheden. Anderen meenden dat de Mississippi door de

paus geclaimd werd. Ze hadden gehoord dat de vallei van de rivier

al was opgemeten en in kaart was gebracht door jezuïeten. Met zo

veel onderhuidse angst en de Amerikaanse voorliefde voor samen-

zweringen was het niet vreemd dat de explosie van katholieke

immigranten een heftige reactie teweegbracht.

Alle elementen van Amerika’s antikatholieke nachtmerrie zijn

verwerkt in een van de mooiste prenten van Thomas Nast, de beste

politiek tekenaar die Amerika heeft gekend en de bedenker van de

40 41

Thomas Nast drukte de gevoelens uit van de nativisten, de Amerika-

nen die zich bedreigd voelden door de komst van miljoenen katholie-

ke Ierse immigranten. Ze waren bang dat katholieken, onder leiding

van hun bisschoppen en in opdracht van het Vaticaan, de Amerikaan-

se samenleving en het politieke systeem zouden ondermijnen.

Page 22: Frans Verhagen - The American Way

eed afleggen waarin ze beloofden de opdrachten van de Order zon-

der vragen uit te voeren. Veel stelde het niet voor. Het schijnt dat

de Order in 1850 43 leden had. Maar het rommelde in de samenle-

ving. Er was meer dan alleen de immigrantenproblematiek, er was

sprake van algemene onvrede.

Het land maakte een recessie door, terwijl de overvloed van

immigranten de lonen drukte. De goudvondsten in Californië zorg-

den voor inflatie. In de grote steden overheerste een gevoel van

onveiligheid. De nieuwe spoorwegen en de toenemende industriali-

satie ondermijnden de sociale samenhang van het land. De landelij-

ke politiek werd gedomineerd door niet al te snuggere middelmati-

ge politici, op lokaal niveau door corrupte demagogen. Immigran-

ten lieten zich organiseren als stemvee.

Geleidelijk aan werd de Order een politieke partij en ging ze offi-

cieel door het leven als de American Party. Maar hun meer spreken-

de bijnaam dankten de nativisten aan hun geheimzinnigheid. Als

iemand vroeg naar de activiteiten van de Order antwoordden

leden: ‘I know nothing’, en maakten ze een ‘geheim teken’. De New

Yorkse krantenuitgever Horace Greeley doopte hen de ‘Know Not-

hings’, een naam die beklijfde.

Tot ieders verrassing boekten de Know Nothings in 1854 enorme

successen. Ze wonnen diverse staats- en lokale verkiezingen. Het

was puur een reactie op de onrust, want hun programma was heel

mager en de kandidatenlijst was soms geheim. Niettemin rolden ze

in Massachusetts het hele politieke systeem op. De Know Nothings

haalden het gouverneurschap binnen, wonnen alle senaatszetels

en op twee na alle zetels in het Huis van Afgevaardigden van deze

staat. In Pennsylvania haalden de Know Nothings 40 en in de staat

New York 25 procent van de stemmen. Op nationaal niveau ver-

klaarden bijna honderd leden van het Huis van Afgevaardigden dat

ze de Know Nothing-beginselen waren toegedaan.

Eenmaal aan de macht lieten de Know Nothings er geen gras

over groeien. Ze joegen er voorstellen door die jaren waren tegen-

gehouden. Maar ze probeerden ook hun stokpaardjes te berijden.

Zo werden in Massachusetts ‘alle buitenlandse militia’s’ ontman-

teld en de brandweerkazernes ‘gereorganiseerd’. In de praktijk

43

in Washington, voorzien van vlaggen van het Vaticaan en een kruis

op de koepel. Voor wie het nog niet heeft begrepen staat op de

fries: Political Church. Op het klif zien we Lady Liberty die wordt

weggevoerd naar de galg. De openbare scholen zijn ruïnes gewor-

den, met een vlaggenmast waaraan de Amerikaanse vlag op zijn

kop hangt, het noodsignaal. Door de rivier de Ganges te noemen,

suggereert Nast bizar en exotisch on-Amerikanisme en verbindt hij

katholicisme aan hindoeïsme, een geloof dat Amerikanen in die

tijd primitief en fanatiek vonden. Een mooiere samenvatting van

de angsten van protestantse Amerikanen voor Rome heb ik nooit

gezien.

Natuurlijk woonden er ook vóór 1845 al katholieken in Amerika,

maar die waren in hun cultuur vrij protestants. Ze runden eigen

parochies en huurden eigen priesters in. Toch leidde diepgeworteld

ongenoegen af en toe tot een uitbarsting. In 1834 stak een opge-

wonden menigte een katholiek klooster aan de rand van Boston in

brand. Drie jaar later ontstond de Broad Street Riot toen de brand-

weer, op de terugweg van een brand, vastliep in een Ierse begrafe-

nisstoet. Zo’n 15.000 mensen raakten betrokken bij de gevechten.

Velen raakten gewond en de Ierse wijk werd in puin gelegd. De voe-

dingsbodem was er dus al lang, maar pas toen eind jaren veertig de

katholieken met tienduizenden tegelijk de oostkust overspoelden

ontstond een sterke antikatholieke beweging.

Amerika’s beste clubtradities De Order of the Star Spangled

Banner was een geheime club, opgericht in 1849 door protestantse

werklieden in New York. In eerste instantie was het een niet-politie-

ke organisatie, vergelijkbaar met de American Bible Society en de

American Tract Society (tract is het woord voor ‘religieuze moraal’).

Deze clubs deelden een ongerustheid over de toenemende invloed

van katholieken en dat leidde tot verzet tegen immigratie. Ze

noemden zichzelf ‘nativisten’, mensen die vonden dat Amerika

voor de bestaande bevolking, de natives, behouden moest worden.

De Order was een club in de beste Amerikaanse traditie. Om lid

te worden moest je protestant zijn, minstens 21 jaar oud en natuur-

lijk geboren en getogen Amerikaan. Aspirant-leden moesten een

42

Page 23: Frans Verhagen - The American Way

aangejaagd, en alle meisjes bang gemaakt, hun rozenkransen

betast, aan hun krullen getrokken’. Het publiek ontdekte al snel dat

deze nieuwelingen weinig te bieden hadden. Hun belangrijkste

claim was dat ze beter waren dan de beroepspolitici en de teleur-

stelling was voorspelbaar. Besturen levert nu eenmaal vuile handen

op, compromissen zijn noodzakelijk. Het vergeven van baantjes aan

vrienden en bekenden is deel van het politieke handwerk. Het nieu-

we was er snel vanaf.

In 1856 kwam de American Party met een eigen presidentskandi-

daat in de persoon van ex-president Millard Fillmore (1850-1853).

De verwachtingen waren hooggespannen. Het partijprogramma

riep op een einde te maken aan ‘pauper and criminal immigrati-

on’. De partij was tegen de ‘agressieve politiek en corrumperende

neigingen’ van de katholieke kerk. Ze wilde voor openbare ambten

alleen Amerikanen ‘door geboorte, onderwijs en training’. Op de

openbare school moest de bijbel verplicht worden onderwezen.

Niet-genaturaliseerde buitenlanders zouden niet meer mogen

stemmen en evenmin mochten ze profiteren van de programma’s

van landverschaffing. Bovendien zou een nieuwkomer 21 jaar moe-

ten wachten voordat hij Amerikaan kon worden.

De grote splijtzwam bleek echter de slavernij, die als probleem

toch belangrijker was dan immigratie. Om stemmen in het zuiden

te trekken riep de partij op de wetten op gevluchte slaven strikt te

handhaven. De uitlevering van slaven die hun lot waren ontvlucht

was uiterst impopulair in Boston. Om noorderlingen te lijmen ver-

klaarde de partij zich tegen de Kansas-Nebraska Act die nieuwe sta-

ten de optie gaf om slavernij in te voeren of niet – een regeling die

zuiderlingen niet beviel. Het verging de Know Nothings als zo veel

‘antipartijen’. Ze waren eensgezind tegen één issue, maar bitter

verdeeld over alle andere onderwerpen. Persoonlijke ambities bots-

ten, naakte machtswellust speelde op, de resultaten vielen tegen en

het land verloor zijn interesse. Kandidaat Fillmore was niet meer dan

een opportunistische buitenstaander. Een vergadering van de partij

had hij nooit bijgewoond. Als miskend ex-president zag hij zichzelf

als redder van de natie – niet door immigranten tegen te houden

maar door een oorlog over slavernij te voorkomen. Het werd niets.

45

betekende dat ontslag voor Ieren en Duitsers. Geen detail werd over

het hoofd gezien: zelfs straatorgels met een aapje werden verbo-

den. Maar ze ontdekten al snel dat op het terrein van immigratie-

wetgeving de federale overheid de regels maakte.

Op lokaal niveau wisten de Know Nothings geen maat te hou-

den. Extreme nativisten waren ervan overtuigd dat in de kloosters

jonge vrouwen werden vastgehouden en misbruikt, en dat er

wapens en ander oorlogstuig werden opgeslagen. De wetgevers in

Boston stelden een onderzoekscommissie in. Helaas bleken de poli-

tici weinig fijngevoelig en haalden ze vooral de pers wegens mis-

dragingen. In een klooster in Roxbury hadden ze ‘de vrouwen angst

44

De Know Nothings beschuldigden de Ierse en de Duitse immigranten

van het stelen van de Amerikaanse verkiezingen. Door manipulatie

van het dronken en domme kiezersvolk konden de politieke bazen

met name de grote steden corrumperen.

Page 24: Frans Verhagen - The American Way

kolossale geldverspilling, zeker in een tijd waarin veel Ieren afhan-

kelijk waren van charitatieve instellingen en publieke bijstand. Het

was erger dan verspilling, vond de protestantse elite. De kathedraal

was lelijk, smakeloos, een provocatie richting establishment.

Inderdaad: Hughes provoceerde. Niet alleen wreef hij de Ameri-

kanen onder de neus dat de katholieke kerk definitief een plaats in

Amerika had veroverd, hij onderstreepte ook de institutionele en

de politieke macht van de kerk én van de Ieren. De kathedraal

kreeg de bijnaam ‘Hughes folly’, de ‘gekkigheid van Hughes’, en

het zou nog tot 1879 duren voor het gebouw klaar was. Maar Hug-

hes was allesbehalve gek. De locatie van de kathedraal, ver buiten

het stadscentrum, werd in de jaren na de Burgeroorlog de dynami-

sche en dure Fifth Avenue. Nog steeds domineert St. Patrick’s

Cathedral een heel blok, midden in het hart van wat nu de duurste

en drukste buurt van New York is.

De bouw van de kathedraal zette een stevige punt achter twintig

jaar agressief antikatholicisme. Aartsbisschop Hughes was een

representant van een nieuwe katholieke kerk, anders in stijl en

anders van toon. Vooral anders wat betreft het zelfbewustzijn. In

Ierland was de kerk voor veel mensen het enige aanknopingspunt

geweest in hun miserabele bestaan. In het katholicisme weerspie-

gelde zich de haat tegen de Engelsen. Het wás de Ierse nationale

identiteit. De Ierse kerk had de ‘morele missie van het Ierse ras’ op

zich genomen en ging daarmee door in Amerika. Met de Ierse

immigranten kwam een stroom van Ierse priesters mee. In de jaren

na de hongersnood was de geloofsbeleving in Ierland zelf enorm

toegenomen, met een sterke groei van het aantal roepingen. De

honderden priesters die naar Amerika werden gestuurd brachten

deze nieuwe Ierse devotie mee. Het strikte, autoritaire karakter van

de Ierse kerk ging de Amerikaanse katholieke kerk domineren.

Een nieuw type bisschoppen legde orde en discipline op aan de

Amerikaanse gelovigen. Ze bouwden een netwerk van instellingen

om de katholieke identiteit te versterken tegen het Amerikaanse

virus van vrijdenkerij. Daarbij werden ze geholpen door de politieke

macht. We zullen zien hoe de Ieren ook hun enorme aantallen

inzetten. Want hoewel de bisschoppen weinig ophadden met demo-

47

Fillmore won alleen in Maryland. In Know Nothing-bolwerk Massa-

chusetts bleek de opkomst desastreus, zo teleurgesteld waren de kie-

zers. Een jaar later was het tij voor de Know Nothing-beweging defi-

nitief verlopen. De Amerikanen waren gedoemd tot een grote klad-

deradatsch en die ging over slavernij, niet over immigratie of geloof.

De geschiedenis van de Know Nothings doet denken aan de LPF en

Pim Fortuyn. Ook zo’n politieke achtbaan. Ook lokaal sterker dan lan-

delijk. Ook een ‘antipartij’ die uiteenviel toen de macht was bereikt.

Ook een komeet aan het politieke firmament die in duizend stukjes

uiteenspatte. Populistisch inspelen op breed ongenoegen, maar niet

in staat iets te doen na het winnen van de verkiezingen. Hopeloos

verdeeld.

De Know Nothings speelden een overgangsrol in de hervorming

van het Amerikaanse partijsysteem. Daaruit zouden uiteindelijk de

Republikeinen van president Lincoln (1861-1865) voortkomen. Maar

de nativistische oprispingen van de Amerikanen zouden een terug-

kerend fenomeen blijken. Zolang er immigratie is, zal er een anti-

immigratiebeweging opkomen. Dat geldt in 2006 net zo goed als in

1854, 1880 of 1924. De huidige voorstellen om illegale Hispanics aan

te pakken, de ‘burgerinitiatieven’ aan de grens, de retoriek over niet-

integreerbare nieuwkomers, het voeren van verkiezingsstrijd over

immigratie: het heeft een lange voorgeschiedenis.

Lange neus naar de elite In augustus van 1858 verzamelde

zich in New York de grootste menigte die de stad ooit had gezien.

Zeker honderdduizend mensen, voornamelijk Ieren, kwamen samen

op de hoek van de 50th Street en Fifth Avenue, waar aartsbisschop

John Hughes de eerste steen zou leggen voor de ambitieuze St.

Patrick’s Cathedral. Amerikaanse en Ierse vlaggen sierden het ter-

rein, toen nog een plek aan de rand van de stad, volgens sommigen

‘in de wildernis’.

Aartsbisschop Hughes, een ijdele en invloedrijke man, hield een

licht opruiende toespraak, een appèl aan het gevoel van trots en

eenheid van de Ierse gemeenschap. Eigenlijk maakte hij een lange

neus naar de protestanten, de anti-immigratiepolitici en The New

York Times. Volgens die krant was de bouw van de kathedraal een

46

Page 25: Frans Verhagen - The American Way

kelijk was dit katholieke nationalisme, als je het zo mag noemen, zo

erg nog niet. Het verschafte zekerheid in een wereld waarin Ieren

onder vuur lagen. Later, toen de tweede generatie haar eigen kinde-

ren grootbracht, werden de muren van de parochie echter een

obstakel om de maatschappij te begrijpen. De parochie en het

katholiek separatisme leidden tot een verwrongen, paranoïde beeld

van de buitenwereld, wat het isolement van de in hun beperkte

wereldje opgesloten Amerikaanse Ieren alleen maar versterkte.

Toch bleek zelfs dat op lange termijn niet voldoende om de gelo-

vigen van de tweede en derde generatie binnenboord te houden. De

verlokkingen van de Amerikaanse manier van leven bleken sterker

dan wat Rome te bieden had, en aan het einde van de negentiende

eeuw waren de rollen omgedraaid. Toen ging er voor de kerk zo’n

sterke dreiging uit van een seculiere, door individualistische waar-

den gedreven samenleving dat paus Leo XIII het nodig achtte een

‘pauselijke brief’ te schrijven aan de Amerikaanse kardinaal Gib-

bons, waarin hij de valse doctrine van ‘Amerikanisme’ veroordeelde.

Bisschop Hughes had gelijk met zijn investering in de kathedraal,

maar ook de critici hadden een punt. De leefomstandigheden van

de Ieren waren abominabel. Ze mochten een spookachtig Ierland

ontvlucht zijn, wie de verhalen over New York leest, krijgt niet de

indruk dat ze er daar veel op vooruit waren gegaan. Gezinnen en

families vielen uiteen, kinderen kwamen aan zonder ouders, ouders

zonder kinderen. Alcohol, geweld en criminaliteit vormden een ster-

ke drie-eenheid. Kinderbendes zwierven als roofdieren door de stra-

ten. Ze overleefden met stelen, bedelen, het tegen beloning doden

van loslopende honden: alles wat hen in staat stelde de volgende

dag te halen. Meisjes verdwenen in de prostitutie, zichzelf verko-

pend in de stegen, doodlopende hofjes en dranklokalen.

Ze klonterden samen in de armste delen van de stad: de verval-

len wijken aan de East River. Five Points werd de beruchtste slop-

penbuurt ter wereld. Zijn naam dankte de buurt aan de drie slecht

bestrate, smerige wegen die elkaar kruisten aan de Lower East Side.

Hier kwamen de nieuwkomers terecht. Huisjesmelkers verdeelden de

bestaande huizen in steeds kleinere eenheden en stopten er steeds

meer mensen in. In de tuinen zetten ze schuren neer, shacks, die

49

cratie, ze maakten er graag gebruik van. Op hun beurt leerden de

politici veel van de autoritaire manier van optreden van de bis-

schoppen.

Je zou kunnen zeggen dat de nativistische reactie in de jaren vijf-

tig de katholieken juist kerkser maakte. Vóór de hongersnood kwam

hoogstens veertig procent regelmatig in de kerk, nu zamelden ze

dubbeltjes en centen in om nieuwe kerken te bouwen. Maar zelfs de

romaanse stijl waarin ze die kerken bouwden irriteerde critici die

vonden dat alleen semi-klassieke bouwwerken acceptabel waren. Ze

vonden de katholieken buitenstaanders die hun plicht als Ameri-

kaan niet konden doen ‘omdat ze van de kerkleiders hun verstand

op nul moesten zetten’. ‘Wie weet niet,’ riep de Chicago Tribune in

1855, ‘dat de meest verworpen, waardeloze en onverbeterlijke dron-

kenlappen en idioten die een vloek betekenen voor de samenleving,

Ierse katholieken zijn?’

De belangrijkste onderwerpen op de katholieke agenda waren de

status van de clerus, katholieke scholen en andere katholieke orga-

nisaties. De Amerikanen maakten zich zorgen over deze aparte insti-

tuten. Ondertussen bevestigde Rome de ergste vooroordelen. De

paus en de kerk waren uiterst conservatieve bolwerken, die het libe-

ralisme als het grootste kwaad in de wereld beschouwden. Dat bleek

bijvoorbeeld in de officiële documenten, zoals de door het Vaticaan

opgestelde Syllabus of Errors, die in 1864 het licht zag. In die Sylla-

bus, zo genoemd omdat hij aan een encycliek was toegevoegd, wer-

den zo’n tachtig dwalingen opgesomd waarvoor katholieken wer-

den gewaarschuwd. De boodschap was dat vrijheid van geloofskeu-

ze niet was toegestaan en dat scheiding van kerk en staat voor de

katholieke kerk onbespreekbaar was. De onfeilbaarheid van de

paus, uitgesproken op het Eerste Vaticaans Concilie in 1869, was olie

op het vuur voor Amerikaanse protestanten. Een kerkleider die zich-

zelf boven de mensen stelt, daar deden ze in Amerika niet aan.

Bij Ieren vormde de parochie het centrum van de gemeenschap,

misschien vergelijkbaar met de moskee bij moslims. De parochie

was een veilige plek in een vijandige cultuur met andere gewoontes.

In de parochiekerk werd getrouwd, gedoopt, gestorven en geregi-

streerd. De liturgische kalender bepaalde het levensritme. Aanvan-

48

Page 26: Frans Verhagen - The American Way

genoemd. Tussen 1860 en 1880 zou Five Points het toneel worden

van permanente veldslagen tussen bendes met namen als Fly Boys,

Bowery Boys, Plug Uglies, Roach Guards en de Dead Rabbits.

In de ergste huurkazernes, vaak genoemd naar hun eigenaars –

Butcher Burke’s of Sweeney’s Shambles – woonden mensen op

elkaar gepakt. Vijf of meer mensen in kamers van krap vier bij vier,

de meeste zonder ramen, stinkend en rokerig. Een journalist die

een van Sweeneys optrekjes bezocht, trof een open toilet in de kel-

der, waar doorsijpelend grondwater zich vermengde met fecaliën,

een decimeter hoog. Boven de smurrie hingen houten vlonders

waarop met gele verf slaapplaatsen waren aangegeven van twee bij

een meter. De prijs voor zo’n plek was vijftien cent per nacht. Cho-

lera, tyfus en tuberculose waren aan de orde van de dag. In de stra-

ten lagen karkassen van honden, katten en paarden te rotten. De

inhoud van nachtpotten werd op straat gekieperd, afval lag op de

stoepen. De stank was onontkoombaar.

We hebben geen foto’s van deze helleholen, de ontwikkeling van

de fotografie stond nog in de kinderschoenen. We weten van het

werk van de Deens-Amerikaanse Jacob Riis hoe erg het was rond

1890. Het is nauwelijks voor te stellen wat het geweest moet zijn om

vóór de Burgeroorlog in New York te wonen. Het enige positieve

was dat er een hoop werk was. Een metselaar kon meer dan vijf dol-

lar per dag verdienen. De grote publieke werken die New York zou-

den veranderen waren net begonnen. Maar totdat de metro was

aangelegd en de Brooklyn Bridge was gebouwd moest iedereen op

Manhattan woonruimte zien te vinden.

Ierse confetti Toen in 1861 de Burgeroorlog begon smolten alle

anti-immigratiesentimenten weg. Mensen hadden wel wat beters te

doen. De Ieren liepen niet voorop in de strijd tegen de slavernij. De

moralistische Duitsers wel en ze haalden zich daarmee de haat van

de zuiderlingen op de nek. In die jaren waren de Ieren vooral actief

als Democraten, maar dat was niet de reden dat ze zo’n hekel had-

den aan zwarten. De animositeit was vooral een gevolg van het feit

dat de Ieren aan de onderkant van de samenleving overal tegen

zwarten aan botsten. Ze woonden in dezelfde verloederde buurten.

apart verhuurd werden. Toen alles vol zat begonnen ze met de bouw

van de eerste tenement buildings: grote, snel neergezette apparte-

mentsgebouwen voor zo veel mogelijk mensen. Eén berucht gebouw

aan Goerck Street, The Barracks, huisde elfhonderd mensen.

Ook andere immigranten, zoals de Duitsers, kwamen hier

terecht. Ze gingen wonen in een wijk ten noorden van Five Points

die Klein Deutschland werd genoemd. Binnen dertig jaar strekten

de arme wijken zich uit over een afstand van bijna twee kilometer,

van Five Points tot 14th Street, in zijn geheel de Lower East Side

51

Een straat in New York met zogenoemde tenement buildings. De toe-

vloed van immigranten maakte het aantrekkelijk om zo snel mogelijk

zo veel mogelijk nieuwe appartementen te bouwen, meestal met

minimale voorzieningen.

Page 27: Frans Verhagen - The American Way

Ze probeerden dezelfde banen te krijgen. Ook zal er een element in

hebben gezeten van omlaag trappen naar de enige groep die nog

minder aanzien genoot dan zijzelf. De nativisten vergeleken de

Ieren voortdurend met zwarten en uiteraard zetten de Ieren zich

daar graag tegen af. Geregeld kwam het tot rellen, waarbij bakste-

nen een geliefd Iers wapen waren – in New York werden bakstenen

‘Irish confetti’ genoemd. In later jaren zouden Ieren en zwarten

elkaar tegenkomen als stakingsbrekers. Overigens zegt het iets over

de status van Ieren dat slavenhouders hen soms inhuurden om

werk te doen dat ‘te gevaarlijk’ was voor hun slaven. Liever dan hun

bezit, hun kapitaal, in de waagschaal te stellen, gooiden ze er een

paar Ieren tegenaan.

Het sprak dus allerminst vanzelf dat de Ierse Amerikanen in de

Burgeroorlog aan de ‘goede’ kant opdoken. De katholieke kerk had

zich nooit ingelaten met de antislavernijbeweging. De clerus had

het niet zo op verzet tegen de bestaande orde. Als Ieren vochten in

de Burgeroorlog dan was het omdat ze werden opgeroepen of

omdat ze zich lieten betalen als plaatsvervanger. In 1863 braken in

New York rellen uit omdat de Ieren het gevoel hadden dat degenen

die beslisten over de dienstplicht bewust mensen opriepen in

Democratische wijken. Maar de rellen pasten ook in het patroon

van Ierse haat tegen zwarten. Waarom zou je je familie in armoede

achterlaten en vechten voor de bevrijding van de niggers, als die

daarna je baan inpikten?

De Duitse invasie Tussen 1840 en 1880 kwamen bijna 3 mil-

joen Duitsers naar Amerika, meer dan een kwart van alle nieuwko-

mers. De meeste historici zijn het erover eens dat de Duitsers vooral

kwamen om economische redenen, niet per se vanwege de armoe-

de maar vooral vanwege de veranderde economie in hun thuislan-

den. Een minderheid emigreerde om godsdienstige redenen. Som-

mige lutheranen bijvoorbeeld werden in hun thuisland gediscrimi-

neerd. Anderen hadden politieke redenen, zoals de kleine maar

zeer actieve groep die vluchtte na de mislukte revoluties van 1848.

Er vertrokken zo veel Duitsers uit Bremen dat de havenstad ‘Der

Vorort New Yorks’ werd genoemd. Na Berlijn en Wenen was New

52 53

Anti-immigratieactivisten vergeleken de Ieren graag met zwarten, als

tweederangsburgers. De Ieren van hun kant wilden graag zo veel

mogelijk afstand nemen van de enige groep die nog minder aanzien

genoot dan zij. Deze prent spot met de vrees van naïeve Ierse nieuw-

komers, die nog nooit een zwarte hadden gezien, dat ze binnen drie

maanden zelf ook zwart zouden worden.

Page 28: Frans Verhagen - The American Way

ren in het westen. Zo ontstond er een German Belt, die zich uit-

strekte over achttien staten van het noordoosten tot het midden-

westen.

Hoewel minder kwetsbaar dan de Ieren, ontsnapten ook de Duit-

sers niet aan raciale stereotypering. In 1855 publiceerde de Franse

rassentheoreticus Joseph Arthur Comte de Gobineau zijn Essai sur

l’inégalité des races humaines, een boek dat in Amerika populair

was bij intellectuelen. De Italianen en de Ieren maar ook de Duit-

sers kwalificeerde hij als het ‘menselijke wrakhout van alle tijden’.

Overigens waren de Duitsers zelf ook niet te beroerd om raciale

theorieën te omarmen. Zo werd het een populair academisch tijd-

verdrijf om de wortels van de Anglo-Saksische samenleving te zoe-

ken in de Teutoonse wouden van Europa. In een Amerika waar het

opstellen van rassenhiërarchieën populair was, plaatsten Duitse

immigranten zich zonder aarzelen boven in de boom.

Het Duitse verenigingsleven was beter ontwikkeld dan dat van

andere immigranten. Al sinds de koloniale tijd was er een Duitse

pers. Duitse toneelstukken en muziekvoorstellingen waren een vast

onderdeel van het programma in noordoostelijke steden. Duitse

immigranten zetten fraternal organisations op, mutal aid societies

en verenigingen op alle niveaus van de samenleving. Ook op ande-

re manieren veroverden ze snel toegang tot de Amerikaanse

samenleving. Tijdens de Burgeroorlog werden alleen al in New York

tien regimenten van Duitse immigranten samengesteld.

De Duitsers die na de politieke onrust van 1848 kwamen, werden

wel de Groenen genoemd, hun voorgangers de Grauen, de Grijzen.

De Groenen hadden onmiskenbaar de invloed ondergaan van de

revolutiesfeer: ze kwamen naar de Verenigde Staten om de wereld

te veranderen en wilden daar in Amerika mee beginnen. Ze had-

den weinig geduld met wat de eerdere immigranten bereikt had-

den maar begonnen meteen te ageren tegen Amerikaans puriteins

denken, tegen de zondagsrust en tegen de ‘Methodisten’ – een

soort universeel scheldwoord. Natuurlijk leverde het voornamelijk

teleurstelling op. Ze schrokken van de diepgewortelde steun voor

de slavernij en van de anti-immigratiestemming. Veel te veel ker-

ken, vonden ze, en een verstikkend puriteins denken. In plaats van

York in bevolking de derde Duitstalige stad in de wereld. De Duit-

sers hadden minder last van etnische stigma’s dan de Ieren. Mede

daardoor konden ze sneller profiteren van de Amerikaanse ontwik-

keling. Duitsers waren goed opgeleid, voornamelijk protestants en

kwamen van het platteland. Ze konden gemakkelijk aan werk

komen. Zo werkte in 1850 bijna de helft van de Duitse immigranten

in Chicago als handwerkslieden; vaak hadden ze een eigen bedrijf.

Joodse Duitsers in New York waren actief in de handel en als ban-

kiers. Duitse vrouwen werkten in de dienstensector, van de huis-

houding en de ziekenverzorging tot de detailhandel. De meeste

Duitsers bleven echter niet in de steden hangen maar gingen boe-

5554

In grote delen van het middenwesten werd Duits gesproken. Deze

landverkoper in North Dakota hield daar rekening mee. Pas na de

Eerste Wereldoorlog verdween het Duits als voertaal.

Page 29: Frans Verhagen - The American Way

Maar Olmsted merkte ook op dat de Duitsers zo vrijdenkend en

rationeel waren dat het haast onredelijk werd. Dat ze ruwe manie-

ren hadden en vreselijk jaloers waren. Samenwerken viel niet mee,

volgens Olmsted ‘een oude Duitse kwaal, die de Atlantische Oceaan

niet schoon kon wassen’. De Duitsers zelf maakten zich vaak boos

over de ongeïnteresseerdheid en de kortetermijnvisie van hun niet-

Duitse buren. Die waren bereid hun land aan de meest biedende te

verkopen en verder naar het westen te trekken. De Duitsers wilden

er juist wortelen en hun eigen kleine koninkrijkjes bouwen.

Assimilatie werkt twee kanten op Onopgemerkt bleven de

Duitsers zeker niet. Ze kwamen niet alleen in grote aantallen, ze

brachten ook een manier van leven mee die in het puriteinse en

bekrompen Amerika niet lekker viel. Zo weigerden de Duitsers de

zondagse antidrankregels te respecteren. Ook vonden ze het geen

probleem met zwarten om te gaan. Natuurlijk wonden de nativis-

ten zich behoorlijk op over deze Duitsers, die hun eigen cultuur

niet wilden opgeven. Van hun kant maakten ook de Duitsers zich

zorgen over integratie, maar dan toch vooral omdat ze het als een

verarming, een verslechtering zagen. Om Amerikaan te worden,

Duits-Amerikaan, moesten ze in feite afzakken naar een lager cultu-

reel niveau. Zo voelde het tenminste.

Vooralsnog konden de Duitsers dankzij hun aantallen hun eigen-

heid behouden. Zo schreef de Finse feministe Frederika Bremer in

1853 in The Homes of the New World. Impressions of America,

waarin ze vertelt over haar ervaringen in Cincinnati, dat de grote

Duitse wijk vooral op zondag bruiste van de activiteiten. Niet alleen

zat iedereen gemütlich bij elkaar, dronk bier en maakte muziek,

men mocht er ook graag ‘de wereldgeschiedenis bediscussiëren’.

Een Italiaan die in 1840 in Cincinnati kwam, had het gevoel dat de

stad zo overgeplaatst was uit Duitsland, met Duitse uithangbor-

den, Duits bier en overal gesproken Duits. Toch kun je zeggen dat

ze uiteindelijk betrekkelijk pijnloos opgingen in Amerika.

Het Duitse verhaal laat mooi zien hoe assimilatie twee kanten

op werkt. De Duitsers hadden een enorme invloed op de Ameri-

kaanse samenleving en brachten permanente verandering. De

57

in utopia kwamen ze in de barbarij terecht. Een aantal van hen

ging al snel weer terug naar Duitsland, hopend dat de revolutie

daar echt zou uitbreken. De meesten bleven en pasten zich aan.

Voorzover ze politiek actief waren, was het in de beweging tegen

slavernij.

Een verslag uit de eerste hand van de Duitse gemeenschap in

Texas hebben we van Frederick Law Olmsted, de latere ontwerper

van Central Park. Olmsted reisde in de jaren vijftig door Amerika

en schreef daarover in Journey Through Texas. Hij bezocht Duitse

nederzettingen in West-Texas, waar veel nieuwkomers naartoe gin-

gen. Nog steeds herinneren daaraan plaatsnamen als New Braun-

fels, Fredericksburg, Bergheim en Luckenbach (tegenwoordig een

centrum van countrypop). In Fredericksburg houden ze nog altijd

die erfenis in ere, zij het vooral voor toeristen.

Fredericksburg werd in 1846 gesticht door Otfried Hans baron

van Meusebach, de Commissioner General van de Gemeenschap ter

Bescherming van Duitse Immigranten in Texas, in Duitsland

bekend als de Mainzer Adelsverein. De vereniging hielp met onder-

handelingen over grond en vestigingsrechten in Texas. Het was een

hechte en gesloten gemeenschap. Ze spraken er nog lang Texas

German, het dialect van de bewoners die weigerden Engels te

leren. Ook in cultureel opzicht lieten ze hun sporen na: het waren

Duitsers die de wals, de polka en de accordeon introduceerden in

de Amerikaans-Mexicaanse muziek.

In Texas trof Olmsted relatief kleine boerderijen aan, met een

variëteit aan producten, onder andere katoen die werd verbouwd

zonder hulp van slaven. Olmsted was onder de indruk van de brede

Main Street van New Braunfels, met zijn huizen, winkels en keurig

geschilderde werkplaatsen, zijn veranda’s en tuinen. Bovenal

genoot Olmsted van de goed opgeleide en cultureel onderlegde

mensen die hij er tegenkwam. ‘Je wordt verwelkomd door een per-

soon in een blauw flanellen shirt en met een enorme baard, die

Tacitus kan citeren, met in zijn ene hand een lange pijp, in de ande-

re een slagersmes. Aan de muren van de blokhutten hangen

madonna’s. Je hoort een Beethovensymfonie op de piano. Een boe-

kenkast half gevuld met klassieke werken, half met sweet potatoes.’

56

Page 30: Frans Verhagen - The American Way

slavenhouders, hoe moeilijker het was hen af te schilderen als zwar-

ten, zoals de nativisten probeerden. Van haar kant had de Demo-

cratische Partij de immigranten nodig om een electorale basis in

het noorden te ontwikkelen. De partijmachine die zo ontstond

werd een serviceorganisatie voor immigranten. Er werd onderling

advies en hulp gegeven, en tienduizenden baantjes op lokaal

niveau kwamen in Ierse handen. Op basis van grote getallen en een

coherent groepsbelang legden ze vanaf eind jaren vijftig echt

gewicht in de schaal.

Dat ging razendsnel. In elke grote havenstad stond een regiment

goed getrainde Ierse Amerikanen klaar om nieuwkomers in te

schrijven zodra ze van de boot kwamen. De Ieren hielden van poli-

tiek en klommen al snel op van wijkorganisatoren tot vertegen-

woordigers van stad en staat. Ze maakten de campagnes ook een

stuk levendiger en leuker. Bij arme sloebers waren de politici popu-

lair door een combinatie van stemmen kopen en het uitdelen van

banen en vergunningen. Tegenstanders koppelden dit soort corrup-

tie automatisch aan immigranten.

Landelijk lieten de immigranten zich vooralsnog alleen via hun

stemmen gelden. Ze hadden nog geen eigen kandidaten. In de

negentiende eeuw was bij de presidentsverkiezingen de staat New

York altijd doorslaggevend vanwege zijn grote aantal inwoners en

het corresponderende aantal kiesmannen. Bij zwaarbevochten ver-

kiezingen maakte het nogal wat verschil of je vijf- of tienduizend

Ieren ter beschikking had. De presidentsverkiezingen van 1852

waren de eerste systematische poging van beide partijen om Duitse

en Ierse immigranten te winnen. Vooral de Democratische kandi-

daat, generaal Winfield Scott, had een probleem. Voordat hij de

politiek in ging, had hij blijk gegeven van sympathie voor de nati-

visten. Om het goed te maken, en alle opties open te houden, ging

Scott tijdens de campagne op zondagmorgen naar de katholieke

mis en ’s middags naar een protestantse dienst. Hij verloor.

Tammany Hall en Boss Tweed De bekendste politieke orga-

nisatie die ambten en banen verdeelde was Tammany Hall – de

ultieme machine, zoals de Amerikanen het noemen. Onder deze

59

Duitse losheid, hun interesse in opera, muziekmaken, theater en

simpelweg to have a good time, gooide Amerika open. Zoals

iemand in 1883 opmerkte: ‘De Duitse notie dat het goed is om ple-

zier te hebben, heeft een plek gevonden in de Amerikaanse geest.’

En dan hebben we het nog niet eens over de hamburgers, de frank-

furters, het bier en de andere alledaagse zaken die inmiddels hon-

derd procent Amerikaans geacht worden. De nieuwkomers veran-

derden de ontvangende samenleving minstens net zoveel als de

samenleving hen veranderde. Assimilatie was geen eenrichtings-

verkeer.

Na 1855 liep het aantal Duitse immigranten sterk terug, waar-

schijnlijk vanwege de negatieve berichten uit Amerika. Wisconsin

verbood onderwijs in elke andere taal dan het Engels. De Know Not-

hings hadden de verkiezingen gewonnen. Immigranten werden in

elkaar geslagen. De Burgeroorlog dreigde. Even was het minder

aantrekkelijk om naar Amerika te gaan.

Iers stemvee De overgrote meerderheid van de Ieren bleef in

de grote steden hangen. Slimme politici zagen dat hier stemmen

vielen te behalen en de Ieren ontdekten dat ze hun stemmen kon-

den ruilen voor diensten en banen. Ze werden zo een onmisbaar

onderdeel van de machtsbasis die de Democratische Partij probeer-

de op te bouwen in de noordoostelijke steden. De Democratische

Partij was niet alleen de partij voor de slavenhouders, maar traditi-

oneel ook die voor de gewone mensen, voor de kleine man. Vooral

was het de partij van de spoils, het uitdelen van baantjes door de

winnaar van de verkiezingen. Eerste oprispingen van politieke

invloed kregen de Ieren onder president Jackson (1829-1837), die

het kiesrecht uitbreidde en tegelijkertijd van patronage een geac-

cepteerde praktijk maakte. De boss maakte zijn opwachting, de

politieke organisator die zijn partij runde als een machine. In de

jaren veertig maakten zowel de Whigs als de Democraten actief

werk van het werven van Ierse stemmen.

De Democraten waren daar beter in. Behalve baantjes, vonden

de Ieren bij die partij ook een manier om hun blank-zijn te onder-

strepen. Hoe belangrijker ze immers waren in de partij van blanke

58

Page 31: Frans Verhagen - The American Way

altijd nauw verbonden gebleven met de immigranten. Toch is het

beeld van deze organisaties niet helemaal negatief. Zo meent de jour-

nalist Michael Barone dat de Ierse politieke machines ervoor zorgden

dat de instroom van al die honderdduizenden arme immigranten

relatief vredig verliep. De grote steden in Europa kenden revoluties,

zegt Barone, de grote steden in Amerika politieke machines. Later, in

de twintigste eeuw, beschreven sociologen als Robert Merton het sys-

61

naam domineerden de Democraten de stadspolitiek van New York tot

1934, toen Fiorello LaGuardia werd gekozen. Van een sociale club in

1790 ontwikkelde de Tammany Society zich rond 1845 tot een Demo-

cratische belangenbehartigingsorganisatie. In die jaren tekenden

door Tammany benoemde rechters zonder vragen naturalisatiefor-

mulieren, mits die waren ingediend door de juiste bazen. Men zei wel

dat gevangenen op verkiezingsdagen naar de stembussen werden

gedirigeerd. Kleine baantjes in de publieke sfeer hielden de kiezers

trouw aan de wijkbazen. Zoals historicus Wittke fijntjes opmerkt, wer-

den kiezersvergaderingen meestal in de kroeg gehouden, ‘want dat

waren de enige clubs waar de arme immigranten toegang hadden’.

In 1854 slaagden ze erin hun eerste burgemeester op het pluche te

hijsen.

De beruchtste baas was Boss Tweed. Hoewel Tweed zelf niet Iers

was, wist hij de steun te verwerven van de Ierse nieuwkomers. Tweed

en zijn bende stonden bekend als de Tweed Ring. Hij controleerde alle

baantjes, zelfs wie senator werd en wie rechter. In ruil voor de

gewenste wetgeving maakten de spoorwegbazen Tweed bestuurslid

van de Erie Railroad. Pas toen de corruptie in de jaren zeventig echt

uit de hand liep en de Tweedbende miljoenen wegsluisde, werd er

officieel actie ondernomen. Vooral de tekeningen die Thomas Nast

(zelf een immigrant uit Duitsland) bijna wekelijks in Harper’s publi-

ceerde kostten hem uiteindelijk de kop. ‘Stop die verrekte plaatjes,’

riep Tweed. ‘Ik geef er niets om wat de kranten over me schrijven.

Mijn kiezers kunnen niet lezen. Maar, goddomme, ze kunnen wel

plaatjes kijken.’ In 1873 verdween Tweed in de gevangenis. De machi-

ne bleef echter bestaan, overgenomen door Ierse leiders.

Thomas Nast nam vaak de politieke macht van de Ieren op de kor-

rel. In een van zijn prenten beeldt hij een gorilla-achtige Ierse boss af

(gorilla = zwart), die samen met een grijpgrage priester de gouden

gans aan stukken snijdt. Op de gans staat Democratic Party, het veron-

derstelde slachtoffer van deze machtsgreep. Aan de muur hangt een

kaart van Manhattan, waarop ‘Onroerend Goed voor de Rooms Katho-

lieken’ staat. Het is een verwijzing naar de grond die de kerk zou heb-

ben ingepikt voor St. Patrick’s Cathedral.

Vanwege Tammany Hall en de Ieren is het begrip machine-politiek

60

Tammany Hall was de politieke organisatie van de Democratische Par-

tij die feitelijk de stad New York runde. De leider van de organisatie,

Boss Tweed, verdeelde de baantjes in ruil voor stemmen en macht.

Voor politiek activisten werd Tammany Hall synoniem met de door de

immigranten meegebrachte corruptie.

Page 32: Frans Verhagen - The American Way

Omstreeks 1845 begon dominee Van Raalte, die de leidsman zou

worden van de Nederlandse kolonisten, emigratie te propageren. De

would be-kolonisten richtten een organisatie op: de Vereeniging van

Christenen voor de Nederlandsche Landverhuizing naar de Vereenig-

de Staten van Noord-Amerika. Het idee was om in Amerika de men-

sen bijeen te houden door samen land te kopen en te bebouwen. Ze

stuurden verkenners op pad die na verloop van tijd meldden dat het

eten er goedkoop was en dat ze drie keer per dag vlees aten. ‘De

armen zijn hier net zo goed af als de rijken; niemand hoeft zijn pet af

te nemen voor een ander, zoals in Nederland,’ schreef een van hen.

Van Raalte maakte blijkbaar iets wakker want zijn pamflet moest

drie keer worden herdrukt. In september 1846 vertrok hij zelf. Vanaf

het midden van de jaren veertig gingen zo’n vijfduizend Afgeschei-

denen naar Amerika. Ze vormden de kern van de nederzettingen

Holland in de staat Michigan en Pella in Iowa. In hun mate van

orthodoxie, individuele geloofsbeleving en cultureel conservatisme

vormden ze een zeer gesloten gemeenschap.

Met brieven hielden ze de achterblijvers op de hoogte. Niet altijd

berichtten ze positief, veel mensen viel het leven danig tegen. Ande-

ren schreven dat de lonen in Amerika hoog waren, dat er land in

overvloed was, voor betaalbare prijzen. Als je ‘oppassend en vlijtig’

was, viel de overkomst aan te raden. Maar je moest wel hard werken.

Wie dacht dat het op een dienblaadje werd aangereikt, kon maar

beter thuisblijven. Het paradijs was het zeker niet. Zo schreef de tie-

ner Anne de Vree teleurgesteld dat ‘het Westen’ geen grote stad was

maar ‘niets anders dan hier en daar een blokhut’.

Het is tegelijkertijd onthutsend en ontroerend om te lezen hoe die

Hollanders uit een land zonder bossen, zonder wilde dieren, zonder

diepvrieswinter en zonder wildernis zich er die eerste jaren door-

heen sloegen. Soms ook vermakelijk. Ze wisten zo weinig van de

houtkap dat ze er in slaagden een boom te laten neerkomen op hun

net gebouwde hut. Het moeten moeilijke jaren zijn geweest.

Een weinig aantrekkelijke reis Bij deze grote immigratiestro-

men verlies je al snel het zicht op de individuele mensen die deze

enorme stap maakten. Al het vertrouwde lieten ze achter. Afscheid

63

teem van de machines als een soort verzorgingsstaat avant la lettre.

Natuurlijk bracht de machine corruptie en inefficiëntie, zei Merton,

maar hij zorgde ook voor baantjes en hulp in het omgaan met de

bureaucratie, en zelfs voor een mate van bemiddeling tussen verschil-

lende groepen. Tegelijkertijd verschafte hij een vorm van culturele

erkenning, die het meest zichtbaar was in het nomineren van etni-

sche kandidaten.

De Iers-Amerikaanse socioloog en politicus Daniel Moynihan merk-

te in deze context op dat het patronagesysteem de Ieren juist remde.

Na de Burgeroorlog stroomden tienduizenden mensen binnen op de

laagste niveaus van de ambtenarij. Maar dat waren banen zonder

vooruitzicht op verbetering van de ene op de andere generatie. Daar-

door ontwikkelden Ieren niet de drang naar zelfverbetering die veel

andere immigranten en hun kinderen kenmerkte. ‘De economische

successen in Amerika in de negentiende eeuw waren de entrepre-

neurs,’ zegt Moynihan, ‘niet de fonctionnaires, de ambtenaren, en

daarom ook niet de Ieren in New York.’

Van Raalte en zijn volgelingen Uit Nederland emigreerden

tot 1840 weinig mensen. Daarna vond een inhaalslag plaats: tussen

1840 en 1920 vertrokken bijna 340.000 Nederlanders naar de Verenig-

de Staten, vijf procent van de bevolking. Net als elders in Europa was

het meestal een combinatie van redenen die mensen daartoe dreef,

maar je mag wel zeggen dat voor veel Nederlanders het geloof een

hoofdrol speelde. In 1834 begon een reeks van afscheidingen binnen

de hervormde kerk. De details zijn voor theologische fijnproevers,

maar het resultaat was een hoop heibel. Daarnaast speelde een agra-

rische crisis mee, want ook in Nederland sloeg de aardappelrot toe.

Aardappelen vormden een onmisbaar onderdeel van het dagelijkse

menu van veel arme Nederlanders, aangevuld met kool, knollen en

wortels. Toen de rot toesloeg had dat verwoestende effecten. Volgens

de filantroop Otto Heldring, die de hongersnood en armoede van die

jaren beschreef, hing er in de zomer van 1845 een ziekmakende

stank over de aardappelvelden in Nederland. In september van dat

jaar liet de overheid weten dat meer dan tachtig procent van de

oogst was mislukt, en de daaropvolgende jaren waren niet veel beter.

62

Page 33: Frans Verhagen - The American Way

Een hamer en spijkers of schroeven om kazen, worsten, hammen,

haring, uien en laarzen op te hangen. Wie genoeg geld had, kocht

vers stro voor de bedden, zeep die je in zout water kon gebruiken

en brood dat hard genoeg was gebakken om weken mee te kunnen.

De schepen die emigranten vervoerden waren niet groot. Ze

boden weinig ruimte voor de honderden passagiers. Vaak waren

het katoen-, tabak- en houtschepen die anders leeg terug moesten

naar Amerika. Bagage en kisten werden in het onderste deel

gestouwd, de passagiers zaten op het dek daarboven. Die ruimte

was misschien twee meter hoog, alleen te betreden via een ladder

die in een gat in het dek stak. Aan de zijkanten bevonden zich twee

lagen met stapelbedden, brede planken waarop vijf mensen moes-

ten slapen. Koken gebeurde op een open grill, of een halfronde

kookplek met stenen aan de binnenkant. Sommige schepen hadden

een soort huisje aan dek waarin om de beurt gekookt kon worden –

nog niet zo eenvoudig voor vierhonderd reizigers. Meestal probeer-

de men de reizigers in groepen van mensen uit hetzelfde dorp

samen te brengen.

De reis kon tussen de vier en acht weken duren, en kende talloze

problemen. Aan boord stierven mensen en werden kinderen gebo-

ren. Besmettelijke ziekten lagen altijd op de loer. Er was geen

inspectie voor de afvaart en desinfectie bestond hoogstens uit het

sprenkelen van azijn. Deze coffin ships, doodskistschepen, deden

hun naam eer aan.

Voor mensen die gewend waren aan een actief buitenleven was

verveling niet het minste probleem. De sociale verhoudingen aan

boord zijn moeilijk voor te stellen, maar zo veel weken boven op

elkaar leven schiep zo zijn problemen. De omstandigheden waren

dermate onacceptabel dat het Amerikaanse Congres in 1860 een

wet aannam ‘ter betere bescherming van vrouwelijke passagiers’.

Om de verveling te verdrijven probeerden de reizigers van alles,

van het houden van bijbellezingen tot dobbelen, van muziek

maken tot het leren van Engels. Voor de kinderen werd al snel een

schooltje georganiseerd. Politiek was een favoriet gespreksonder-

werp, maar dat was niet ongevaarlijk: menige discussie eindigde in

vuistgevechten. Door ervaring wijs geworden kapiteins legden

65

in de negentiende eeuw was meestal voorgoed. Het oorspronkelijke

materiaal dat de historicus Lucas Henry van Nederlandse emigran-

ten verzamelde, geeft een aardig idee hoe dat in zijn werk ging.

Om te beginnen moesten de reizigers hun weg zien te vinden

naar een havenplaats, in Nederland meestal Rotterdam. De reis per

trekschuit was op zich al een avontuur. Eenmaal in de havenplaats

moest je wachten tot het schip gereed was. Kinderen raakte men

nog wel eens kwijt in het rommelige Rotterdam, vertelden de

Nederlanders jaren later. Menigeen werd hier al van zijn spaargeld

ontdaan. Soms hadden ze nauwelijks de tijd om inkopen te doen,

maar meestal moesten ze een tot vier weken rondhangen. De beno-

digde materialen werden daar aangeschaft. Een rattenveilige voed-

selkist. Bestek, een emmer, een theeketel, tinnen borden en bekers.

64

In de tijd van de zeilschepen kon de reis soms zes tot tien weken

duren en hadden de schepen de bijnaam coffin ships. In de loop van

de negentiende eeuw maakte het stoomschip de overtocht comforta-

beler en minder gevaarlijk.

Page 34: Frans Verhagen - The American Way

bleven bij elkaar zitten] zelfs in de vijfde en zesde generatie. (…) Ze

probeerden zich zo te organiseren dat ze hun etnische en geloofs-

banden konden behouden.’ En: ‘Ook in de snelgroeiende steden

was de Nederlandse gezamenlijkheid sterk.’ Vrijwel elk geschiede-

nisboek vermeldt dat de Nederlanders hun geloofsconflicten en tra-

dities meenamen naar de Nieuwe Wereld.

Scherp gesteld: geen immigrantengroep integreerde zo lang-

zaam als de Nederlanders. Ook in de steden, waar het mengvat

beter werkte dan op het platteland, hielden Nederlanders hun

relatieve isolement lang vol. Swierenga, die veel onderzoek deed

in Chicago, stelt dat de Nederlanders die in de stad terechtkwa-

men meer ontworteld raakten dan degenen die naar het platte-

67

strenge regels op. ‘Tirannen’, ‘bruten’ en ‘despoten’ waren nog

maar de minste kwalificaties voor deze schippers.

De meeste reizigers dachten na aankomst liever niet terug aan

hun reis. Het begin van het avontuur was smerig, hongerig en ver-

velend. Noodzakelijk om in Amerika te komen. Dat was dan ook de

enige reden om eraan te beginnen. Eenmaal in New York was het

nog niet voorbij. Met de boot en later met de trein moesten de men-

sen naar Buffalo, om vandaar hun weg te zoeken naar de kolonies

in het middenwesten, de toenmalige frontier.

Een theocratie in Michigan De Nederlanders kropen ook in

Amerika graag bij elkaar. Holland, de centrale stad van de kolonie

in Michigan werd in 1847 gesticht door mensen uit Gelderland en

Overijssel. Binnen twee jaar stichtten nieuwkomers er een cirkel

van stadjes omheen met namen als Zeeland, Vriesland, Groningen,

Overisel, North Holland, Drenthe en Geldersche Buurt, of namen

als Zutphen, Nordeloos, Hellendoorn, Harderwijk en Staphorst. De

bewoners van Pella, in Iowa, kwamen uit Utrecht en Amsterdam.

Nederlanders uit Zuid-Holland gingen naar Chicago.

Volgens de Amerikaanse historicus Robert Swierenga kenmerkte

de Nederlandse emigratie zich door de rationele manier waarop

die plaatsvond. Geloofscongregaties en families organiseerden de

gehele reis. Meestal kozen Nederlanders voor hun vertrek al een

plaats waar ze terecht wilden komen. Ook hier gold dat het niet de

allerarmsten waren die vertrokken. Minder dan een op de vijf emi-

granten werd als behoeftig bestempeld, vrijwel niemand verkeerde

op de rand van verhongering.

Swierenga stelde vast dat tussen 1820 en 1880 bijna driekwart

van de Nederlandse emigranten afkomstig was uit slechts 134

gemeenten (Nederland had er meer dan 1.100); 22 gemeenten

waren goed voor een derde deel van de emigranten. Geen wonder

dat ze ook aan de overkant weer bij elkaar gingen zitten. In zijn

geschiedenis van de immigratie schrijft Carl Wittke dat het haast

een theocratie was, daar in Michigan. Van integratie was geen

sprake. De Harvard Encyclopedia of Ethnic Groups schrijft zelfs:

‘Hollanders in Amerika stonden bekend om hun clannishness [ze

66

Vanwege de weinig florissante vooruitzichten in Nederland waagden

deze vrouwen de sprong naar de Nieuwe Wereld. In de negentiende

eeuw kwamen de meeste Nederlandse immigranten echter om hun

geloof in vrijheid – en in isolement – te beleven. Dominee Van Raalte

was hun leider.

Page 35: Frans Verhagen - The American Way

waren overstromingen, er was droogte. Boerenopstanden maak-

ten het leven op het platteland gevaarlijk. In 1851 begon een der-

tien jaar durende opstand tegen de Manchu’s, de corrupte dynas-

tie die het land sinds het midden van de zeventiende eeuw had

gecontroleerd. Volgens historici zouden bij deze Taipingopstand

minstens twintig en mogelijk 50 miljoen doden zijn gevallen.

De redenen voor de Chinezen om te emigreren verschilden dus

niet veel van die van de meeste Europeanen: kans op verbetering

van een armzalig leven. In Amerika hoopten ze in korte tijd veel

geld te verdienen. De nieuwkomers waren bijna allemaal man-

nen, kien op snel succes. Ze wilden goud vinden en waren vast

van plan daarna terug te gaan. In China werd Californië omschre-

ven als Gum Sham, het land van de Gouden Berg. Het beeld van

San Francisco voldeed in elk geval niet aan die omschrijving. Het

was een tamelijk desolaat stadje op een winderige, weinig aan-

trekkelijke plek. De Spanjaarden die er in 1769 een missiepost

stichtten, verkasten met gezwinde spoed naar de andere kant van

de baai, hopend op meer succes. Toch dijde dit dorp van vijfhon-

derd inwoners tussen 1848 en 1850 uit tot een boomtown van

30.000 mensen. Toen de Chinezen massaal begonnen te komen,

was San Francisco al een van de grootste steden van de Verenigde

Staten geworden: een opwindende, smerige, gevaarlijke en over-

bevolkte frontier-stad.

Aanvankelijk waren de Chinezen maar al te welkom. Er was

genoeg werk in de goudsector en Chinezen waren harde werkers,

die bovendien een stuk gezonder leefden dan andere goudzoe-

kers. Mark Twain schreef vol bewondering dat je nooit dronken

Chinezen zag, dat ze altijd rustig en ordelijk waren. Ze maakten

indruk door de enorme lading die ze droegen, hangend aan lange

palen op hun schouders.

Net als alle Californiërs haastten de Chinezen zich naar de

goudvelden. Niet alleen werkten ze harder, ze waren ook bereid

samen te werken. Ze bouwden dammen, groeven sloten en deden

wat nodig was om het goud te vinden. ’s Avonds maakten ze, niet

tot ieders genoegen, muziek. Iemand schreef klagend dat het

lokale Chinese orkest leek op het ‘huilen van duizend eenzame

69

land gingen. In de grote steden waren kerken en scholen de

ankers voor buurtgemeenschappen, die mensen bij elkaar hiel-

den. Als een buurt verhuisde dan deden ze dat met z’n allen.

Vooral in Chicago is dat patroon duidelijk te zien. Niettemin assi-

mileerden de Nederlanders in de grote steden sneller dan die op

het platteland, waar het gemakkelijker was om het isolement op

te zoeken.

Na 1848 liep het aantal immigranten uit Nederland geleidelijk

aan terug, tot slechts 185 in 1858. De toestand in Nederland ver-

beterde, maar het had ook te maken met de Burgeroorlog die zijn

schaduw vooruitwierp. We zullen zien dat rond 1880 een nieuwe

stroom op gang kwam. De reis werd gemakkelijker: sinds 1873

voer de Holland Amerika Lijn met stoomschepen tussen Rotter-

dam en New York. De overtocht kostte maar twaalf dollar. De

Nederlanders in die jaren reisden door naar nieuwe gebieden

zoals die in Montana en verder in het westen.

Hoe de goudkoorts Californië veranderde In februari

1848 arriveerden in San Francisco drie Chinezen: twee mannen en

een vrouw. Ze kwamen met het schip de American Eagle. We

weten dat zo precies omdat deze gebeurtenis blijkbaar indruk-

wekkend genoeg was voor het berichtje in de San Francisco Star

dat ‘two or three celestials’ werk hadden gevonden in de stad. In

haar geschiedenis van de Chinezen in Amerika vermoedt Iris

Chang dat het hier gaat om de eerste Chinezen in San Francisco.

In elk geval trokken ze de aandacht in het stadje van vijfhonderd

inwoners. Een maand eerder was bij Sutter’s Mill in Californië

goud gevonden, al had dat nieuws China nog niet bereikt. Een

jaar later kwamen er 349 Chinezen aan, in 1850 450. Daarna scho-

ten de aantallen omhoog. Twee jaar later waren er in Californië al

ruim 20.000 Chinezen, de volkstelling van 1870 trof er 63.000 aan

en nog tien later waren het er 105.000.

Er was reden genoeg om China te verlaten. In 1839 was de eer-

ste Opiumoorlog begonnen, tegen Engeland. Na de nederlaag

werd China gedwongen handel te drijven met het Westen. De Chi-

nese textielproductie bijvoorbeeld kreeg zo meer concurrentie. Er

68

Page 36: Frans Verhagen - The American Way

elke buitenlandse passagier. Omdat de borg kon worden afgekocht

voor een bedrag tussen de vijf en de vijftig dollar, werd de prijs voor

een overtocht met dat bedrag verhoogd. De Foreign Miners-belas-

ting was specifiek voor Chinezen bedoeld, zij bleven immers altijd

buitenlanders. Ook moesten ze een jaarlijks vast te stellen bedrag

in goudstof betalen voor een zoekvergunning.

Onder de goudzoekers was weinig sympathie voor de Chinezen.

Ze moesten niets hebben van hun concurrentie. Op posters in hun

kampen bedreigden ze de Chinezen met de dood als die hun claims

niet opgaven. Als Chinezen een nieuw gebied probeerden te explo-

reren, werden ze in elkaar geslagen, beroofd en soms gedood. De

uitdrukking ‘Not a Chinaman’s chance’ spreekt voor zich.

Een populair liedje van de goudzoekers schetst het beeld van

racisme tijdens de Gold Rush:

John Chinaman, John Chinaman,

but five short years ago,

I welcomed you from Canton, John,

but I wish I hadn’t though.

I imagined that the truth, John,

you’d speak while under oath.

But I find you lie and steal and cheat.

Yes, John, you’re up to both.

I thought of rats and puppies, John,

you’d eaten your last fill;

But on such slimy pot pies

I’m told you dinner still.

Yes, John, I’ve been deceived by you,

and all your thieving clan,

for our gold is all you’re after, John,

to get it as you can.

71

katten, het schreeuwen, gorgelen, balken en blaffen van net zo

veel pauwen, kalkoenen, ezels en honden’.

Zoals zo veel goudzoekers kwamen de Chinezen erachter dat er

in de dienstverlenende sector meer geld viel te verdienen. Zo ver-

gaarde de Duitse immigrant Levi Strauss zijn kapitaal met de ver-

koop van met nagels versterkte broeken, anderen met het tegen

woekerprijzen bevoorraden van afgelegen kampen. Chinezen

zochten het in restaurants en wasserijen, bedrijfjes die je zonder

veel startkapitaal of opleiding kon opzetten.

De Chinezen brachten hun eigen keuken mee en hun voedsel

vormde een scherp contrast met het menu van gezouten vlees en

bonen dat in de kampen gebruikelijk was. Al snel waren Chinese

restaurants de populairste in de stad. Volgens de overlevering ont-

stond Chop Suey toen een groep dronken blanke goudzoekers ’s

avonds laat een restaurant binnenstommelde en eten eiste. De

Chinese eigenaar had net willen sluiten maar om problemen te

voorkomen gooide hij alle restjes in een wok, bakte het op en

noemde het gerecht Chop Suey. De goudzoekers waren laaiend

enthousiast, en voilà, het populairste gerecht in de Chinees-Ame-

rikaanse keuken was geboren.

In die tijd werd wasgoed, je mag aannemen dat het echt vuil

was, naar Hong Kong verscheept om te worden schoongemaakt.

Het hele proces duurde vier maanden en kostte een klein kapi-

taal, twaalf dollar voor twaalf overhemden. In eerste instantie ver-

overden wasserijen in Honolulu de markt met tarieven van acht

dollar, maar al snel zagen de Chinezen in San Francisco een

markt. De eerste Chinese wasserij zou die van Wah Lee zijn

geweest. Hij waste overhemden voor vijf dollar per dozijn en hij

adverteerde in 1851 met een uithangbord dat zei: ‘Wash’ng and

iron’ng’.

Racisme en angst in Californië Al snel stak xenofobie de kop

op. In 1852 pleitte de gouverneur van Californië, John Bigler, voor

stevige belastingen op Chinese coolies om de ‘vloedstroom van Azi-

atische immigratie’ te stoppen. Hij werd op zijn wenken bediend.

Kapiteins moesten voortaan vijfhonderd dollar borg storten voor

70

Page 37: Frans Verhagen - The American Way

Het gele gevaar Zo gehaat als Chinezen waren bij de gemiddel-

de Californische burger, zo gewaardeerd werden ze door de spoor-

wegbazen. Chinezen werkten hard, dronken niet, verzorgden zich-

zelf goed en zeurden nooit. Met hun kleine postuur en hun niet zo

grove handen waren ze goed in het leggen van explosieven, vanuit

mandjes die langs de rotswanden werden neergelaten. Door de

Ierse arbeiders werden ze celestial monkeys genoemd, half uit

bewondering, half uit afkeer. De Ierse arbeiders zagen met toene-

mend ongenoegen dat de Chinezen iedere dag weer meer meters

spoor bleken te leggen dan hun eigen ploegen.

Ook elders bleken Chinezen vaak bruikbaarder dan Ieren en

andere immigranten. Zo liet Charlie Crocker, de uitvoerder van de

Central Pacific, een van de spoorwegondernemingen, in de winter

van 1865-1866 mijnwerkers optrommelen die afkomstig waren uit

Cornwall. Hij betaalde hoge lonen, maar gaf hun niet het hele werk

73

Racisme en angst voor de Chinezen groeiden evenredig met hun

aantallen. Gouverneur Bigler wilde de immigratie helemaal stop-

zetten. Daar moest de federale overheid niets van hebben, maar in

eerste instantie trokken Californiërs zich daar niets van aan. Mid-

den jaren vijftig waren er ook voldoende Congresleden in de ban

van de Know Nothings om een wet te eisen die Chinezen uitsloot

van burgerschap. ‘Hoe lang, Sir, zal het duren voor een miljoen

Pagans, met hun afgrijselijke afgoden, het recht zullen claimen te

stemmen op Amerikaanse christenen, of tegen Amerikaanse chris-

tenen?’ vroeg een opgewonden afgevaardigde zich af.

Het was een typisch probleem van de westkust. Een rassenpro-

bleem. Californië kende geen slavernij maar het racisme was er niet

minder door. In 1853 verbood een Californische rechter een Chine-

se man om tegen blanken te getuigen. Volgens de rechter behoor-

den deze gele mensen tot hetzelfde ras als indianen en zwarten.

Dan moest je ze ook op dezelfde manier behandelen. In 1858 nam

de Californische wetgever een wet aan die zeevarende Chinezen

verbood aan land te komen, tenzij ze door een storm daartoe

gedwongen waren. In 1862 voerde men een belasting in op Chine-

zen, een zogenoemde head tax. Beide wetten werden door het

Hooggerechtshof in Washington ongrondwettig verklaard – wat

veelvuldig gebeurde met de wetgeving die Californiërs in elkaar

timmerden.

Voorbeelden van pure plagerij waren het verbod om goederen te

transporteren met palen op je schouders, een verbod om een gong

te gebruiken bij theatervoorstellingen, de Laundry Ordinance waar-

mee wasserijen werden uitgemolken, de Queue Ordinance – een

wet die het toestond om onmiddellijk de staart af te knippen van

een gearresteerde Chinees. Beide laatste regels werden door de

federale rechter ongeldig verklaard. In 1875 maakte de Page Law

het moeilijker voor vrouwen het land binnen te komen, vanuit de

gedachte dat ze in de praktijk allemaal prostituee waren. In 1880

nam Californië een anti-miscegenation-wet aan die verschillende

rassen verbood met elkaar te trouwen.

72

In de jaren van de Gold Rush groeide het aantal Chinezen in Califor-

nië. Ze hadden te lijden onder ongebreideld racisme. Niet alleen

werden ze regelmatig vervolgd en zelfs vermoord, de staat probeer-

de ook allerlei discriminerende wetgeving in te voeren. Op het huisje

staat geschreven: ‘Gerechtshoven gesloten voor Chinezen’.

Page 38: Frans Verhagen - The American Way

voorjaar van 1869 zouden ontmoeten. In de haast om het trefpunt

te bereiken, Promontory Summit in Utah, verwedde Crocker tien-

duizend dollar dat zijn ploegen op één dag tien mijl spoor konden

aanleggen. Op 28 april vestigden ze dit wereldrecord spoorlijnleg-

gen. Crockers ploeg bestond uit Chinezen, geleid door acht Ierse

voorlieden. Typerend genoeg, schrijft Iris Chang verontwaardigd,

kennen we die acht Ieren bij naam terwijl het legertje Chinezen col-

lectief werd weggezet als John Chinaman.

Anti-immigratiesentimenten worden vaak sterker als de econo-

mische problemen toenemen. Zolang er werk in overvloed is, mag

iedereen het land binnenkomen. Zodra de arbeidsmarkt instort,

ziet men ze liever weer gaan. De economie van Californië zakte in

1873 in, toen de mijnbouw en de spoorwegbouw op hun eind lie-

pen en duizenden arbeiders zonder werk kwamen. De twaalfdui-

zend Chinese arbeiders hadden geen moeite een nieuwe baan te

vinden. Land- en tuinbouwbedrijven namen de goedkope en hard-

werkende Chinezen graag in dienst. Ook andere werkgevers zagen

hun kans.

Maar blanke Californiërs vonden dat ze de markt verpestten. Het

zinde hun ook niet dat Chinezen ondernemend bleken te zijn en

eigen bedrijfjes opzetten. Ze waren goed als vissers, als boer, ze

runden wasserijen en waren in trek als house boys. Naarmate de

depressie erger werd, nam het geroep over het ‘gele gevaar’ toe.

Bangmakerij was aan de orde van de dag. Er verschenen boeken die

dreigend vertelden over de overname van Californië en Oregon

door Chinezen. Zij werden daarin afgeschilderd als dom, vies,

immoreel, ziek, als kidnappers, pooiers en wat al niet. Overal in het

westen werden Chinezen in elkaar geslagen en vermoord en wer-

den hun bezittingen in brand gestoken. Voorzover ze al niet bij

elkaar woonden, vluchtten de bedreigde arbeiders naar de getto’s

van de Chinatowns.

Nog afgezien van deze economische dreiging werden Chinezen

vrijwel niet-integreerbaar geacht. Ze kwamen uit een land dat wei-

nig mensen kenden maar waarvan ze wisten, of dachten te weten,

dat het in verval was. De chaos van de oorlogen was bekend genoeg

om over China te kunnen denken als een krakende en achterlijke

75

aan de tunnel in handen. Aan de andere kant van de berg zette

Crocker zijn Chinese arbeiders in. Die bleken van week tot week

meer rots weg te werken. Dat zat de Cornishmen niet lekker, maar

in plaats van direct de competitie aan te gaan, vertrokken ze. Ze

bezwoeren dat ze sowieso niet met Chinamen wilden werken,

schreef Crocker later. Tussen 1865 en 1869 schakelde de Central

Pacific zo’n twaalfduizend Chinezen in.

Het was de bedoeling dat de twee concurrerende spoorwegbou-

wers, een vanuit het westen en een vanuit het oosten, elkaar in het

De Amerikaanse spoorwegen, die in 1869 beide kusten verbonden,

werden vooral door Chinese arbeiders aangelegd. Het ‘wereldrecord

spoorwegleggen’ werd op 28 april 1869 gevestigd door een ploeg

Chinese arbeiders onder leiding van acht Ierse voormannen.

Page 39: Frans Verhagen - The American Way

77

samenleving. De moderne wereld dacht weinig te kunnen leren

van de kunst van openbaar bestuur of van de civil society in het

oude keizerrijk. En natuurlijk waren ze van een ander ras.

In het oosten van het land bereikte de crisis in 1875 haar diepte-

punt, maar in Californië ijlde die nog een poos na. In 1876 liepen er

zo’n dertigduizend werklozen rond in San Francisco, waar ze moes-

ten zien te overleven met hulp van de bedeling en een paar publie-

ke werken. Een zondebok was snel gevonden.

Op de arbeidsmarkt concurreerden de Chinezen vooral met de

Ieren. In 1877 werd de Workingmen’s Party of California opgericht,

onder leiding van Denis Kearny. Deze politieke agitator was in 1847

geboren in de Ierse stad Cork. Hij was in San Francisco terechtgeko-

men als matroos en blijven hangen als havenwerker. Op het diepte-

punt van de Californische depressie, in 1877, begon Kearny arbei-

ders en werklozen toe te spreken op een braakliggend stuk grond

in San Francisco. Zo kwam de Workingmen’s Party of California

aan zijn bijnaam de Sand-Lotters. Als goede antikapitalist ging

Kearny tekeer tegen de spoorwegen, tegen politieke en economi-

sche uitbuiting, maar succes was verzekerd met zijn uitsmijter: ‘The

Chinese must go!’ Eenmaal opgejut maakten de Sand-Lotters daar

meteen werk van. Kearny zelf leidde bendes die Chinezen uit

bedrijven verjoegen, hun wasserijen in brand staken en met geweld

dreigden tegen ondernemers die Chinezen durfden in te huren.

Hoewel dit zich allemaal in het westen afspeelde, had de anti-

Chinese agitatie van Kearny wel invloed op de anti-immigratiesfeer

in het Congres. In 1879 nam dat Congres zijn eerste wet aan die

immigratie uit China beperkte. President Rutherford Hayes (1877-

1881) sprak er zijn veto over uit maar opende wel onderhandelin-

gen met de Chinese regering over vrijwillige beperking. Dat leverde

een verdrag op waarbij de Verenigde Staten de bevoegdheid kregen

de immigratie van arbeiders te stoppen. Het Congres vond dat niet

genoeg en ging een stap verder door immigratie uit China voor

twintig jaar te verbieden. President Chester Arthur (1881-1885)

kwam opnieuw met een veto, maar het tij kon niet meer gekeerd

worden. Een jaar later moest Arthur akkoord gaan met een verbods-

periode van tien jaar. Zo kwam de eerste echte anti-immigratiewet

76

Na voltooiing van de aanleg van het spoorwegnet werden Chinezen

regelmatiger bedreigd en opgejaagd door blanke arbeiders die hen

verantwoordelijk hielden voor hun problemen. Bendes werkeloze

arbeiders mochten graag de staart afknippen van Chinese mannen –

een grote belediging – maar ook lynchpartijen kwamen geregeld voor.

Page 40: Frans Verhagen - The American Way

gende samenleving tamelijk herkenbaar. Honderdvijftig jaar later

maken wij ons druk over gelijksoortige problemen, zoals de veron-

derstelde achterstand van nieuwkomers, de etnische segregatie, de

gebrekkig kennis van de taal en vooral de bedreiging die uitgaat van

mensen met een ander geloof. De reactie van een anti-immigratie-

partij, van populisten en meepratende politici, de bangmakerij. Niet-

integreerbaar, vijandig aan de bestaande samenleving. Dat klinkt

bekend.

Ten tweede zie je dat de Ieren en Duitsers, zeker de kinderen en

kleinkinderen, zich met meer of minder moeite inpassen en tegelij-

kertijd de Amerikaanse samenleving blijvend veranderen. Bij gebrek

aan onderzoek in die tijd kunnen we niet categorisch zeggen dat kin-

deren het beter deden dan hun ouders, maar waarschijnlijk is dat

wel, vooropgesteld dat ze hun brute kinderjaren in de sloppenwijken

overleefden.

Discriminatie was onderdeel van het dagelijks leven, zeker voor

Ieren en Chinezen. Tegelijkertijd kun je vaststellen dat de immigran-

tengroepen, zeker na de Burgeroorlog, hun eigen plek vonden en

begonnen aan een proces van assimilatie. Dat ging niet voor iedere

groep even snel, maar het kwam wel op gang. Het beste bewijs daar-

van is dat deze ‘oude immigranten’ tijdens de volgende grote immi-

gratieperiode zich zorgen gingen maken en begonnen te klagen over

nieuwkomers uit andere gebieden.

79

tot stand, een wet die onmiskenbaar racistisch was: de Chinese Exclu-

sion Act van 1882. De bottomline was dat Aziaten niet genaturali-

seerd konden worden.

Herkenbare reacties In deze eerste periode van massa-immi-

gratie hebben we gezien dat er drie grote etnische groepen naar

Amerika kwamen: Ieren, Duitsers en Chinezen, plus talloze mensen

uit kleinere landen, zoals Scandinaviërs en Nederlanders. We hebben

gezien dat een flink deel van de Duitsers en vrijwel alle Ieren een

ander geloof hadden dan de meeste Amerikanen. Als katholieken

kwamen ze terecht in een nogal protestants land. Dat ging niet zon-

der horten of stoten, het leidde tot antikatholieke rellen en zelfs tot

een protestpartij.

Hoe het precies ging met Ieren, Duitsers en Nederlanders van de

tweede en derde generatie weten we niet zo goed, althans niet in de

vorm van uitgebreid sociologisch onderzoek zoals dat in de twintig-

ste eeuw is gedaan. In essentie zal het niet zo heel veel anders zijn

gegaan dan honderd jaar later. Misschien leende de negentiende-

eeuwse samenleving zich wat minder voor zelfreflectie en ging het

meer om overleven. Maar we zien heel herkenbare processen: ouders

leerden de nieuwe taal niet of heel slecht, kinderen vielen tussen

twee culturen (en twee talen) in en etnische groepen bleven bij

elkaar wonen. Er waren meer of minder criminele bendes van ont-

spoorde jongeren. Er was armoede, ellende en ziekte. De sloppenwij-

ken in de grote steden waren mensonterend, maar de stille armoede

en honger op het platteland zullen minstens zo erg geweest zijn.

We hebben gezien dat de Chinezen op basis van hun ras werden

gediscrimineerd en tot tweederangsburgers werden gedegradeerd.

De combinatie van racisme, antikatholicisme en ongenoegen over zo

veel nieuwkomers leidde tot nativistische reacties, inclusief de kort

opflakkerende American Party die met haar populistisch appèl kort-

stondig succes boekte. Vooral de Ieren wisten de politiek in hun voor-

deel te gebruiken door hun stemkracht te mobiliseren. In ruil daar-

voor maakten ze gebruik van het systeem dat hen op die manier

incorporeerde.

Twee dingen vallen op. Ten eerste was de reactie van de ontvan-

78

Page 41: Frans Verhagen - The American Way

het dat die pas begon in 1877, na de economische recessie die was

gevolgd op de naoorlogse boom. Deze derde en laatste Duitse

massa-immigratie zou duren tot het begin van de volgende grote

economische crisis, in 1893. De situatie in Duitsland was nogal ver-

anderd. Bismarck had een eenheidsstaat tot stand gebracht en de

industriële groei was flink op gang gekomen. De ontwrichting door

de trek naar de steden was groot. Emigratie bleef een aantrekkelij-

ke optie – de grote oversteek was niet eens zo veel avontuurlijker

dan het gedwongen opgaan in het industriële grotestadsleven.

Door de enthousiaste briefwisselingen wisten mensen ook wat ze in

Amerika konden verwachten, en dat klonk vaak aantrekkelijker dan

in Duitsland blijven.

Het piekjaar was 1881, met een kwart miljoen Duitse nieuwko-

mers. Amerika was veranderd, maar dat waren de Duitsers ook. Als

ze uit de nieuwe industriegebieden kwamen, hadden ze ervaring

met socialistische partijen en vakbewegingen. Voor de mensen op

het platteland bleef de motivatie om te vertrekken dezelfde: ver-

minderde kansen op een acceptabel leven als landbouwer. In eerste

instantie droomden veel van deze Duitsers ervan om later terug te

keren. Ze gingen als gastarbeiders.

De ontvangende Duits-Amerikaanse gemeenschap had twee

gezichten. Voor alle Duitse Amerikanen gold dat ze trots waren op

hun afkomst, maar terwijl sommigen helemaal geïntegreerd

waren, probeerden anderen, vooral op het geïsoleerde platteland,

de Duitse taal en cultuur overeind te houden. Dat vereiste Duitstali-

ge scholen of gewone lokale scholen die bereid waren Duits als

extra vak te onderwijzen. Maar zoals alle immigranten ervoeren

werd het steeds moeilijker om die tweede taal in stand te houden.

Het land waarin die Duitsers arriveerden was niet meer het puri-

teinse Amerika van voor de Burgeroorlog. De nieuwkomers troffen

een levendige zondagscultuur van bier, opera en theater aan en

zagen dat allemaal niet meer als typisch Duits, maar gewoon, als

Amerikaans.

Meer dan tevoren bleven Duitse immigranten in de steden hangen,

waar hun cultuur sneller verwaterde dan op het platteland. Zolang er

nog aanwas uit Europa kwam en zolang de eerste generatie van de

81

Deel 2

De nieuwe immigranten

Na de Burgeroorlog kwam de immigratie weer op gang. Ondanks

de chaos in het land brak een periode van economische groei aan,

zowel in de industriële als in de landbouwsector. Alle nieuwe arbei-

ders waren welkom. Voor immigranten was het nu ook een stuk

gemakkelijker om de oceaan over te steken: stoomschepen hadden

de plaats ingenomen van zeilschepen. In plaats van zes tot tien

weken duurde de reis vanuit Europa nog maar twee weken.

In eerste instantie kwamen mensen van dezelfde nationaliteiten

als voor de oorlog: Ieren, Duitsers, Engelsen, Nederlanders en Scan-

dinaviërs. Maar hun aandeel nam geleidelijk af. Steeds meer immi-

granten kwamen uit Rusland, Pruisen, Polen en andere delen van

Oost-Europa. Vanaf de jaren tachtig kwamen veel Italianen uit het

zuiden van Italië, de mezzogiorno. In Amerika werden deze groe-

pen de ‘nieuwe immigranten’ genoemd. Opmerkelijk genoeg zul-

len de ‘oude immigranten’ juist grote bedenkingen hebben tegen

deze nieuwkomers.

De Ieren waren eigenlijk steeds blijven komen, ook tijdens de

Burgeroorlog. In de jaren zestig kwamen 700.000 Ieren naar Ameri-

ka, daarna tot 1910 iedere tien jaar zo’n 450.000. Daarna liep hun

aantal terug, tot de Ierse onafhankelijkheid in 1921 er vrijwel een

eind aan maakte. De discriminatie tegen de Ieren was enorm: over-

al doken bordjes op met ‘Irish need not apply’. De Ieren hadden

een slechte reputatie opgebouwd. Ze zouden stijfkoppig zijn, snel

ruziemaken en te veel drinken. Ondertussen liep hun politieke

machine gesmeerd. Tammany Hall werd feitelijk een Iers arbeids-

bureau dat rond de eeuwwisseling alleen al in New York zestigdui-

zend banen te vergeven had. Van die tijd dateren de woorden van

Tammany-baas George Washington Plunkitt, die zijn bezigheden

omschreef als ‘honest graft’, oftewel ‘eerlijke diefstal’.

Ook uit Duitsland kwam een nieuwe emigratiegolf op gang, zij

80

Page 42: Frans Verhagen - The American Way

financier Marcus Goldman, Charles Bloomingdale (van het waren-

huis), de gebroeders Lehman (grondleggers van het financierings-

huis) en Joseph Seligman, die begon als marskramer maar later als

bankier het noorden hielp de Burgeroorlog te financieren.

Na de oorlog kwam echter een proces op gang dat de Ameri-

kaanse samenleving van zijn slechtste kant liet zien. Met het stijgen

van de sociale en economische status van Amerikaanse joden stak

een krachtig antisemitisme de kop op. In 1877 ontstond opschud-

ding toen het grootste hotel in Saratoga Springs Joseph Seligman

onderdak weigerde omdat hij joods was. Seligman, zo gerespec-

teerd dat president Grant (1869-1877) hem had gevraagd als minis-

ter van Financiën, besloot er een zaak van te maken door de publi-

citeit te zoeken. Tot zijn verrassing werkte dat averechts en doken

er overal bordjes op met ‘No Jews admitted’.

Tegelijkertijd leidden de grote aantallen nieuwkomers en hun

concentratie in de grote steden wel degelijk tot nieuwe anti-immi-

gratiegevoelens. De klacht klonk maar al te bekend: deze nieuwe

immigranten waren te achterlijk, te raar en te dom om Amerikaan

te worden. In de repeterende echo van Ben Franklins woorden uit

1753 riepen tegenstanders dat deze immigranten de domste boe-

ren waren, van de meest ‘degraded races’. Ze hadden niet de intelli-

gentie, de vaardigheden of de eigenschappen die nodig waren voor

succes op eigen kracht. Bovendien waren het vaak politieke lastpak-

ken. Geen wonder dat hun regeringen hen maar al te graag naar

Amerika zagen vertrekken!

In 1887 werd een nieuwe antikatholieke club opgericht, de Ame-

rican Protective Association. In haar geheimzinnigheid en club-

geest, en ook in programmatische zin, leek de APA wel wat op de

Know Nothings. De doelstellingen waren het beperken van katho-

lieke immigratie, het verplicht Engels leren voor immigranten, het

verwijderen van katholieke onderwijzers en het verbannen van

katholieken uit openbare ambten. Deze keer zou het niet aanslaan.

Op haar hoogtepunt, in het midden van de jaren negentig, claimde

de Association 2,5 miljoen leden, maar haar invloed zou gering blij-

ken. Vijf jaar later was de APA zo goed als verdwenen.

Een andere club, de Immigration Restriction League, werd opge-

83

jaren veertig en vijftig nog in leven was, behielden de Duitse organi-

saties hun eigen cultuur. Maar die eigenheid was een aflopende zaak.

Waren er in 1893 nog zo’n achthonderd Duitstalige kranten in de Ver-

enigde Staten, in 1900 was dat aantal gedaald tot 613 en in 1910

waren het er nog maar 554. De gymnastiekclubs, Duitse organisaties

bij uitstek, begonnen zich af te vragen of de commando’s nog wel in

het Duits gegeven moesten worden. Verzet tegen Duitstalige scholen

groeide.

Al met al werden de Duitsers tamelijk gemakkelijk in Amerika

opgenomen. De overgrote meerderheid realiseerde zich snel dat ze

zouden blijven. Hun manier van leven, die steeds minder Duits werd,

weerspiegelde dat. Konden sommige Duitsers aanvankelijk – aan het

begin van de negentiende eeuw – nog wel de hoop koesteren ergens

een ‘New Germany’ te stichten, dat ideaal overleefde de massa-immi-

gratie niet. De namen geven dat weer. Voor iedere Rumsfeld die is

gebleven, zijn er talloze Schmidts die Smith werden, Webers die zich

Weaver noemden, Müllers die Miller werden. Tegenwoordig zijn de

meeste Amerikanen van Duitse afkomst zich niet eens meer bewust

van hun etnische achtergrond.

Ondanks de pogingen hun eigen cultuur overeind te houden, inte-

greerden de Duitsers dus sneller en vollediger dan veel andere groe-

pen. Dat had ook te maken met de sociale samenstelling van de Duit-

se gemeenschap. Die was gevarieerd en week in grote lijnen niet veel

af van de Amerikaanse bevolking. Het waren niet alleen boeren en

arme sloebers, Duitsers kwamen uit alle delen van de samenleving en

beoefenden allerlei beroepen, waardoor ze op alle niveaus in Ameri-

ka konden instappen. Ook spoorden de waarden van de Duitsers heel

goed met die van de Amerikanen, de vermeende losbandigheid van

de Duitsers ten spijt. Zo zie je dat op de lange termijn zelfs zo’n sterke

en zelfbewuste groep zich niet apart kon blijven opstellen.

Amerika van zijn slechtste kant Al sinds 1830 kwamen uit

Duitsland joodse immigranten. Ze behoorden tot de Duitse midden-

klasse en waren actief in de handel en het bankwezen. Ze bleven

meer dan gemiddeld in New York hangen. Een paar grote namen

arriveerden in de jaren veertig en vijftig en boekten snel succes: de

82

Page 43: Frans Verhagen - The American Way

richt in 1893. Haar leden wilden immigratie beperken door literacy

te eisen: konden de nieuwkomers wel lezen en schrijven? Ze boek-

ten in zoverre succes dat het Congres deze eis overnam, zij het dat

Grover Cleveland (1885-1889;1893-1897) er in de nadagen van zijn

presidentschap zijn veto over uitsprak. De roep om dit soort testen

zou echter niet verdwijnen. Later zou de League nog invloed heb-

ben op de eisen die het Congres in 1912 en 1917 stelde en die door

de toenmalige presidenten Howard Taft (1909-1913) en Woodrow

Wilson (1913-1921) opnieuw van een veto werden voorzien. In 1921

bereikten ze eindelijk hun doel, in de aanloop naar de wet van 1924

die alle immigratie stopzette.

Het leven van de andere helft De omstandigheden waaron-

der de immigranten moesten leven waren mensonterend, met

name in de steden. Meer dan honderd jaar later voelen de beroem-

de foto’s die Jacob Riis maakte in de New Yorkse sloppen, nog

steeds als een klap in je gezicht. Riis was zelf een immigrant. Hij

had in 1870 Denemarken als timmergezel vaarwel gezegd en had

de problemen van een nieuwkomer aan den lijve ondervonden. Hij

deed alles om aan de kost te komen, hij liep zelfs van New York

naar Philadelphia om werk te krijgen bij een Deense familie die hij

kende. Het duurde even maar uiteindelijk had Riis in 1877 zijn

draai gevonden als politieverslaggever voor de The New York Tribu-

ne.

Zijn beat was de omgeving van het politiebureau aan Mulberry

Street, midden in de sloppenwijken van de Lower East Side. Hij zag

hoe huisjesmelkers de opeenvolgende stromen immigranten uit-

buitten. Eerst Ieren, daarna Duitsers, joden en Italianen, allemaal

ondergebracht in donkere, niet-geventileerde en ongezonde appar-

tementen. Hartverscheurender nog waren de Street Arabs, de

straatkinderen die overleefden door voedsel te jatten en, als ze hun

miserabele jeugd overleefden, het uitdijende leger van dieven en

oplichters versterkten.

Riis schreef er iedere dag verhalen over en dat leidde in 1884 tot

zijn benoeming in de Tenement House Commission. Als journalist

had Riis gezien wat de kracht van foto’s kon zijn – zeker nadat

84 85

Anti-immigratieprent uit de jaren tachtig van de negentiende eeuw.

De enorme hoeveelheid nieuwe immigranten maakt van de echte

Yankee bijna een bedreigde diersoort.

Page 44: Frans Verhagen - The American Way

langs de kant van de weg. Het hologige gezin in hun eenkamerap-

partement. De sigarenmakers. De naaisters.

Riis’ boek werd gepubliceerd in 1890. Het boek was geschreven

in oprechte verontwaardiging, gelardeerd met onloochenbare fei-

ten en die indringende beelden. De invloed ervan was enorm. Het

was voldoende om de jonge Theodore Roosevelt wakker te schud-

den. Als politiecommissaris zou Roosevelt met Riis mee de wijken in

gaan. Roosevelts ervaringen bepaalden diens progressieve beleid,

eerst als gouverneur van New York en later als president (1901-

1909). Wie de foto’s nu bekijkt, wordt vooral getroffen door de ver-

lepte uitstraling van deze moegebeukte mensen. De Amerikaanse

droom mocht een mooi ideaalbeeld zijn voor deze mensen die alles

hadden moeten achterlaten, in de praktijk had het meer weg van

een nachtmerrie.

Het boek van Riis shockeerde des te meer omdat dat ideaalbeeld

van de Amerikaanse droom inmiddels stevig in de samenleving was

verankerd. Dat was mede te danken aan de schrijver Horatio Alger,

de man die meer dan wie ook wordt geassocieerd met succesverha-

len. Als iemand in Amerika het ver schopt vanuit een weinig belo-

vende uitgangspositie, van krantenjongen tot miljonair, van rags to

riches, dan spreekt men nog steeds van een ‘Horatio Alger Story’.

In de jaren na de Burgeroorlog schreef Alger een reeks brave

boekjes over jongens die door hard werken het lot gunstig stemden

en vervolgens succes hadden. In deze, volgens een vaste formule

geschreven boeken gaat het vrijwel altijd om een dakloos en goud-

eerlijk jongetje, gevangen in bittere armoede. Wanneer hij even,

door toeval, van dichtbij meemaakt hoe een beter leven eruitziet,

stelt hij zichzelf een beter lot ten doel. Met toewijding en hard wer-

ken en de hulp van uit het niets opduikende rijke weldoeners boekt

hij vooruitgang. Hoewel ze tegenwoordig nauwelijks meer worden

gelezen, kennen veel Amerikanen nog titels als Ragged Dick, Mark

the Match Boy, Strife and Succeed, Strong and Steady en Struggling

Upward. Alger verwoordde wat veel Amerikanen van hun land

dachten. Dat ondernemingsdrang, hard werken, zuinigheid, toewij-

ding en een voorbeeldig leven de sleutel waren voor succes. Ieder-

een kon slagen in Amerika, je had het zelf in de hand. Nog afgezien

87

Kodak een gemakkelijk hanteerbare camera had ontwikkeld. Door

zijn foto’s werd het welvarende deel van de samenleving geconfron-

teerd met het dagelijks leven in New York (zoals wij in 2005 na de

orkaan Katrina ineens de achterkant van Amerika op televisie

zagen, live and in colour). De beelden van verweesd ogende men-

sen, van hun smerige en bedompte appartementen, van de straten

vol vuilnis, van zwerfkinderen, prostituees, dronkelappen en volle

politiecellen, behoren tot de meest schrijnende beelden die ooit in

Amerika zijn gemaakt. En de bekendste. Ook als u zijn boek How

the Other Half Lives nooit in handen hebt gehad, kent u de foto’s

van Riis waarschijnlijk wel. De drie jongetjes die slapen in een put

86

Street Arabs uit How The Other Half Lives. Veel kinderen brachten

hun jonge jaren op straat door. Ze overleefden – als ze overleefden –

met straatroof, verkoop van lucifers of schoenenpoetsen.

Page 45: Frans Verhagen - The American Way

Onderzoek van onder meer dagboeken en brieven laat zien dat veel

mensen hun verblijf wel degelijk als tijdelijk zagen. Ze kwamen om

in een paar jaar veel geld te verdienen en dan weer naar huis te

gaan. Sojourners was de term daarvoor, of birds of passage. Er

waren er zelfs die als seizoenarbeider regelmatig op en neer voe-

ren naar de Verenigde Staten.

Uiteindelijk gingen de meesten niet meer weg. Althans niet

voorgoed. Hoe serieus hun plannen waren is moeilijk vast te stel-

len, maar veel immigranten bleven de illusie koesteren terug te

gaan – vooral toen de overtocht zoveel gemakkelijker was gewor-

van de domineestoon, was het een intens protestants verhaal. Zo

zag Amerika zichzelf.

Jacob Riis zette de Amerikaanse burgers weer met beide benen

op de grond. In de volgende vijfentwintig jaar hield Riis lezingen

met lichtbeelden, schreef artikelen en boeken. Iemand schreef over

zijn voorstellingen dat ‘de toeschouwers kreunden, rilden, flauw-

vielen en zelfs tegen de foto’s praatten wanneer ze op de muur ver-

schenen, op de beelden reagerend als een virtuele werkelijkheid

die de sloppen van New York direct in de zaal voelbaar maakte’.

Mede door zijn werk verbeterden de omstandigheden.

Een tijdelijk verblijf? Van Amerikaanse immigranten wordt

vaak gezegd dat ze kwamen om te blijven, heel anders dan bijvoor-

beeld onze gastarbeiders. Dat geldt echter niet voor iedereen.

88

Kamers in een tenement building in New York, 1910. De ‘verbeterin-

gen’ die waren afgedwongen dankzij de onthutsende foto’s van

Jacob Riis hielden onder meer in dat elke kamer minstens één raam

moest hebben. De kamer op de achtergrond kreeg zo een beetje

daglicht.

Achterzijde van een oud appartementsgebouw aan Roosevelt Street

in New York, gemaakt door Jacob Riis voor zijn boek How The Other

Half Lives.

Page 46: Frans Verhagen - The American Way

Benito Mussolini waren in de jaren dertig maar weinig Amerika-

nen geïnteresseerd om tegen Abessinië te velde te trekken. Wel

deed zich een ander interessant fenomeen voor: de Italiaanse

Amerikanen waren fanatieker en patriottischer dan de Italianen

thuis. Waren de inwoners van Zuid-Italië nauwelijks geïnteres-

seerd in Mussolini’s avonturen, in New York had hij een fanclub.

Je zou kunnen zeggen dat veel immigrantengroepen pas in

Amerika een nationale identiteit kregen. Voordat ze vertrokken,

stelt de historicus Oscar Handlin, hadden veel immigrantengroe-

pen geen goed ontwikkelde groepsidentiteit. De Ieren werden

onderdrukt door de Engelsen, de Duitsers kenden Duitsland niet of

nauwelijks als eenheidsstaat. De Italianen uit het zuiden haatten

Rome en Italië. Nederlanders waren meer geïnteresseerd in hun

kerkafsplitsingen. Pas in Amerika werden zij zich bewust van hun

nationale afkomst. Handlin noemt dat ‘sentimenteel nationalis-

me’, zich uitend in het vieren van nationale feestdagen en in ande-

re symboliek. Daarmee loopt hij vooruit op wat Herbert Gans later

‘symbolische etniciteit’ zou noemen, de etnische claim die indivi-

duen in een grote, kleurloze samenleving hun identiteit geeft.

Amerikakoorts De emigratie van miljoenen Italianen in de

tweede helft van de negentiende eeuw was een van de grootste

volksbewegingen in de geschiedenis. Zo omschrijven Daniel Moy-

nihan en Nathan Glazer het tenminste in hun Beyond the Melting

Pot. Amerika was zeker niet hun enige land van bestemming: tus-

sen 1857 en 1926 was de helft van alle immigranten in Argentinië

van Italiaanse afkomst. Vanwege de lagere kosten en de betere

kansen ging de stroom vanaf 1880 voornamelijk richting Amerika.

Je weet bij emigratiedrift nooit precies wat de trigger is, maar op

een gegeven moment was er in Zuid-Italië sprake van een ‘Amerika-

koorts’. ‘Vertrek naar Amerika is onlangs zo populair geworden,’

schreef een prefetto van de provincie Cosenza in 1894, ‘dat jonge-

mannen zich er bijna voor schamen als ze niet minstens één keer

overzee geweest zijn. Tien jaar geleden riep Amerika beelden op

van gevaar en afstand. Nu gaan mensen gemakkelijker naar New

York dan naar Rome.’ De burgemeester van een stadje in het zui-

91

den. Pas nadat vrouwen en kinderen waren overgekomen, reali-

seerden ze zich dat ze echt in Amerika zouden blijven. Dat patroon

kennen we ook van onze gastarbeiders, van de Italianen en Span-

jaarden in de jaren vijftig tot de Turken en Marokkanen in deze

tijd. Van de Amerikaanse Italianen ging volgens sommige historici

meer dan de helft terug naar Italië. Een deel bleef daar, maar

meestal waren ze binnen zes maanden terug, niet zelden verge-

zeld van een vrouw, en met het plan om voorgoed te blijven.

Immigranten hielden nauw contact met familie en vrienden in

het thuisland. Voorlopig bleven ze deel van de gemeenschap, ook

als ze veel langer wegbleven dan het plan was. Er was een levendig

briefverkeer tussen Amerika en Europa. Je kunt zeggen dat er spra-

ke was van een ‘transnationaal’ systeem van communicatie, socia-

le controle en hulp. ‘Transnationaal’ is de moderne, modieuze

term voor mensen die heen en weer reizen, voor wie grenzen

eigenlijk niet zo belangrijk meer zijn. Ook al is ‘transnationaal’

een laat-twintigste-eeuwse term, hij beschrijft heel aardig wat toen

al de praktijk was. Net als alle immigranten stonden deze mensen

met één been in twee gemeenschappen. Aan de ene kant hunker-

den ze in nostalgie naar hun verloren land. Aan de andere kant

waren ze pleitbezorgers van Amerika. Ze vertelden hoe goed het

leven er was en hoeveel succes je er kon hebben. Dit soort informa-

tie was belangrijk. Het haalde emigranten over. Mensen die al in

Amerika waren, hielpen potentiële nieuwkomers de reis te finan-

cieren en gaven praktische tips. Zeker in het begin stuurden de

nieuwkomers geld en goederen naar huis. Het thuisfront was trou-

wens niet te beroerd om de immigranten voor het karretje te span-

nen. Zo waren er arme, slovende immigranten met twee banen,

die in Italië, Bohemen of Polen een hele familie onderhielden en

steeds maar weer verzoeken om extra geld kregen.

Er was ook officieel verkeer. Zo financierde de Italiaanse rege-

ring scholen in Amerika, in ruil voor ‘bilaterale’ invloed. Polen

stuurde leraren Pools en geschiedenis. Zodra landen in een oorlog

verzeild raakten, probeerden hun regeringen overzeese landgeno-

ten het leger in te lokken. Vaak hadden die hun oude nationaliteit

behouden, meestal ongevraagd. Helaas voor de Italiaanse leider

90

Page 47: Frans Verhagen - The American Way

den begroette hoogwaardigheidsbekleders zo: ‘Ik heet u welkom in

naam van de vijfduizend bewoners van deze stad, van wie er drie-

duizend in Amerika wonen en de andere tweeduizend bezig zijn

om daarheen te vertrekken.’

De redenen voor vertrek volgden het geijkte patroon: sterke

bevolkingsgroei in Italië, gekoppeld aan economische teruggang.

De eenheid van Italië leidde tot economische groei in het noorden,

maar veranderde niets in het zuiden. Verervingen maakten boeren-

bedrijfjes kleiner en kleiner, kwetsbaar voor elke tegenslag. De prij-

zen van citrusvruchten en graan op de wereldmarkt daalden door

concurrentie van Amerika en Argentinië. Push-factoren te over.

Aan de pull-kant waren er de mogelijkheden die Amerika bood,

zowel in de brede zin van de Amerikaanse droom als in de enge zin

van concrete kansen. Zo kwam de wijnindustrie in Californië van

de grond toen de Italianen zich ermee gingen bemoeien. Ook naar

de citrusindustrie in Florida namen Italianen kennis en ervaring

mee.

Tussen 1850 en 1880 kwamen zo’n 75.000 Italianen naar Ameri-

ka, toen nog voornamelijk uit het noorden. Daarna liepen de aan-

tallen snel op en kwamen de immigranten voor negentig procent

uit het zuiden. Tussen 1881 en 1890 arriveerden er 308.000, tussen

1891 en 1900 652.000. Tussen 1901 en 1914 gingen de sluizen open,

met ruim 3 miljoen nieuwkomers. Toen in 1924 de grenzen werden

gesloten waren 5 miljoen Italianen naar Amerika verhuisd. Aanvan-

kelijk kwamen vooral mannen, na 1905 steeds meer complete

gezinnen.

Go West, Young Italian Italianen uit het zuiden vormden een

speciaal volk, als je dat zo mag zeggen. Ze hadden een bloedhekel

aan overheden, aan de kerk, eigenlijk aan alles wat uit Rome kwam

en autoriteit oplegde. Hun horizon was beperkt tot hun eigen dorp,

daarbuiten was alles vreemd en was iedereen een vreemdeling.

Afgezien van bloedverwanten vertrouwden ze niemand, wat door

sommige historici is aangevoerd als verklaring voor hun gebrekki-

ge ondernemingslust en hun moeizame inpassing in Amerika. Ze

waren bijgelovig en beschouwden natuurrampen als een vanzelf-

92 93

Aankomst Italiaans gezin in New York. Ze hebben de ontvangst op

Ellis Island al achter de rug en zijn op weg naar Manhattan. De foto is

gemaakt door Lewis Hine, in 1905.

Page 48: Frans Verhagen - The American Way

De combinatie van een maffiose reputatie met het algemene idee

dat Italianen ‘gevoelig waren voor misdaden uit passie en uit

wraak’, plus hun voorkeur voor de stiletto, leidden tot het bekende

stereotiepe beeld. Onterecht, zoals de cijfers tonen. Italianen waren

niet crimineler dan andere groepen. Dat blijkt ook bij een studie

van de onderwereld in Chicago, die meestal wordt vereenzelvigd

met Al Capone. In werkelijkheid bestond de onderwereld in 1930

voor dertig procent uit Italianen, voor dertig procent uit Ieren en

voor zo’n twintig procent uit joodse zware jongens.

De ironie is dat de Italianen, althans sommige Italianen, in de

jaren zeventig deze reputatie zijn gaan cultiveren. De Godfather-

films en de televisieserie The Sopranos hebben waarschijnlijk meer

gedaan om dit beeld erin te heien dan de werkelijkheid rechtvaar-

digt. Soms met vervelende gevolgen. In 1984 leidde de keuze van

Geraldine Ferraro tot vicepresidentskandidaat van de Democraten

direct tot vragen over de zakelijke contacten van haar echtgenoot,

een onroerendgoedhandelaar in New York. De veronderstelling was

dat je in die business nooit clean kon zijn. Toen Mario Cuomo gou-

verneur was van New York (1983-1995) kon hij maar niet besluiten

of hij nog kandidaat wilde zijn voor het presidentschap. Wij journa-

listen hadden het over ‘Hamlet on the Hudson’. De man was

gewoon een twijfelaar, maar ondertussen werd er danig gespecu-

leerd over lijken in de kast. Hij was immers Italiaan. Uiteindelijk

durfde hij gewoon niet en had Bill Clinton in 1992 het rijk alleen.

Ook Frank Sinatra werd verdacht van het onderhouden van banden

met de maffia, waarvoor gezien zijn Las Vegas-connecties mis-

schien wél reden was.

Een amusant voorbeeld van zachte discriminatie vind ik nog

altijd het idiote Italiaanse accent van Chico Marx in de films van de

Marx Brothers. Hij praat het soort pigeon English (gebroken Engels)

dat Amerikanen met Italianen associeerden: ‘maka da moosic’, ‘no

speaka da Eng’. Het werkte, al had Chico helemaal niets Italiaans.

Integendeel, de familie Marx kwam uit Duitsland en de vier broers

groeiden op aan de Upper East Side van New York in een kleine

joodse buurt, ingeklemd tussen een Iers-Duitse en een Italiaanse

wijk. Chico zei altijd dat hij het Italiaanse accent gebruikte om

95

sprekend deel van het leven. Zo’n tachtig procent was landarbeider.

Het ontbrak hun aan vaardigheden die van pas kwamen in een ste-

delijke, industriële omgeving. Gezien de vooruitzichten in Zuid-Ita-

lië zou je kunnen zeggen dat emigratie een van de weinige manie-

ren was om opwaartse mobiliteit te genereren. Go West, Young Man

gold ook voor een ambitieuze tiener in de hiel van Italië.

Amerikanen zagen Italianen als de meest achterlijke van de Euro-

pese nieuwkomers. Ze hadden een donkere huid, konden niet lezen

of schrijven en kwamen uit een onderontwikkelde regio, met rare

gewoontes. Italianen kwamen terecht in de eenvoudigste banen,

waaraan overigens geen gebrek was. In discussies hoor ik vaak dat

de immigranten die naar Nederland kwamen, een kleine honderd

jaar later, onvergelijkbaar zouden zijn met de mensen die naar Ame-

rika gingen. Die van ons zouden veel armer, onontwikkelder en

‘onintegreerbaarder’ zijn. Wie goed kijkt naar de Italianen in deze

periode, en trouwens ook naar de Russische joden en andere Oost-

Europeanen, ziet wat een onzinnige gedachte dat is. Ze zijn juist

heel goed vergelijkbaar.

Amerikanen waren behoorlijk sceptisch. De nieuwkomers werden

weggezet als ‘de Chinezen van Europa’ of ‘net zo erg als negers’. Een

aantal keren kwam ik de volgende conversatie tegen, door sommi-

gen toegeschreven aan een getuige voor de senaat, door anderen

aan een aannemer of een plantagehouder. Laten we het er maar op

houden dat het uitgesproken sentiment tamelijk breed werd

gedeeld. ‘U zou een Italiaan geen blanke noemen,’ zo luidt de vraag

steeds. ‘Nee, mijnheer,’ is het antwoord altijd, ‘een Italiaan is een

Dago.’ Hoewel dago als beschrijving van een zuidelijk type heel

gangbaar was, werd het gebruik ervan in de loop van de tijd onac-

ceptabel, zoals alleen Nederlanders in Amerika nog over negroes

praten. Andere scheldwoorden voor Italianen waren wops, voor

‘without papers’ (volgens anderen komt het van guappo). Italiaanse

kinderen reageerden op dit soort termen met hun eigen rijmpje: ‘If

I’m a Dago and I’m a Wop, I eat spaghetti and you eat slop!’ Slop

verwijst naar de soep die andere immigranten slobberden. Als Italia-

nen ergens trots op waren, dan was het op hun eten.

Al snel kregen de Italianen naam als bloeddorstige criminelen.

94

Page 49: Frans Verhagen - The American Way

Italiaanse kinderen werden nog decennialang gepest met het zeu-

rende ‘Who kill da the chief?’.

Complete gezinnen De meeste Italianen kwamen terecht in

het noordoosten, bij de spoorwegen en in de bouw. Als ongeschool-

de, plooibare arbeiders namen ze de plaats in van de Ieren. Die

moesten uiteraard niets hebben van de nieuwkomers, bang hun

banen, huizen en invloed kwijt te raken. De Italianen op hun beurt

ontdekten dat de Ieren niet alleen hun kerk runden, maar ook de

stad. Ze zouden met elkaar overhoop blijven liggen totdat de Ieren

naar de suburbs vertrokken.

Veel Italianen kwamen als contractarbeiders. Ze werkten vrijwel

in slavernij onder padroni die hun overtocht betaalden, onderdak

regelden, hun loon inden en hun een miezerige vergoeding uitbe-

taalden. De padroni functioneerden als tussenpersonen: ze zorgden

voor banen bij de spoorwegen of in de bouw, ze hielpen brieven

naar huis te sturen en geld over te maken. In 1900 viel naar schat-

ting tweederde deel van alle Italiaanse arbeiders onder dit systeem.

Het was een steen des aanstoots voor politici, die immigratiefuncti-

onarissen opdracht gaven de arriverende Italianen sluw te onder-

vragen om uit te vinden of ze onder contract stonden. Tot nie-

mands verrassing bezwoeren nieuwkomers bij alle heiligen dat het

niet zo was.

De Italianen hadden voornamelijk succes met hard werken in

ongeschoolde banen. Dat was wat Amerika te bieden had. Ambiti-

euzere lieden begonnen eigen bedrijfjes voor hun landgenoten:

fruitwinkels, drogisterijen, kapperszaken, werkplaatsen voor schoe-

nenreparatie en restaurants – ondernemingen die weinig kapitaal

vereisten, die vanuit of vlak bij huis gerund konden worden en

waarvoor de hele familie kon worden ingezet. Bijna honderd jaar

later doen de Koreanen het ook zo, net als mijn Turkse groenteman

om de hoek.

De katholieke kerk was voor de immigranten niet zo belangrijk.

Ze kwamen uit een anticlericale traditie waarin de kerk alleen werd

bezocht voor dopen, trouwen en begraven. De Italianen hielden

niet van de saaie, grimmige Ierse priesters die de Amerikaanse

97

street toughs ervan te overtuigen dat hij niet joods was. Goed

mogelijk, maar in de vaudeville van de jaren dertig was het heel

gebruikelijk om etnische typetjes neer te zetten, inclusief dialect of

raciale kenmerken. Denk maar aan de Black and White Minstrels.

Dodelijk racisme De Amerikanen ontvingen de Italianen op

zijn best wantrouwend en onvriendelijk, op zijn slechtst discrimine-

rend en dodelijk vooringenomen. Neem het geval van een lynch-

partij in 1891 in New Orleans. Een van mijn Italiaans-Amerikaanse

vrienden bracht het zonder aarzelen naar voren als deel van zijn

cultural heritage. We associëren lynchings meestal met zwarten die

worden opgeknoopt door een racistische menigte. Maar zo kieskeu-

rig zijn racisten niet. Ook Italianen waren het slachtoffer, net als

menig joodse Amerikaan.

In New Orleans waren eind negentiende eeuw nogal wat immi-

granten neergestreken. Ook veel Italianen, voornamelijk afkomstig

van Sicilië. Oorspronkelijk waren ze gekomen om seizoenarbeid op

de suikerrietplantages te verrichten en stonden ze bekend als zuc-

carata’s. In New Orleans was de spanning tussen de diverse groe-

pen immigranten te snijden. Vooral de Sicilianen werden gewan-

trouwd en veracht. Ze woonden in de French Quarter, waar een

stuk van Decatur Street bekend stond als ‘Vendetta Alley’.

Politiecommissaris David Hennessy wilde de maffia aanpakken.

Hij maakte een lijst van te arresteren lieden en zag zichzelf als

belangrijke getuige bij de aanstaande processen. In oktober 1890

werd Hennessy in een hinderlaag gelokt en vermoord. Volgens de

krant waren zijn laatste woorden ‘Dagoes did it’. In een sfeer van

opgeklopte hysterie werden vervolgens tientallen Italianen gearres-

teerd. ‘We moeten deze mensen een les leren die ze nooit zullen

vergeten,’ vond de burgemeester. De gemeenteraad benoemde

maar vast een commissie om de instroom van ‘Europese crimine-

len’ aan banden te leggen. Toen de jury in februari 1891 de Italia-

nen niet veroordeelde, werd dat toegeschreven aan omkoping en

bedreiging. Een woedende volksmeute overmeesterde daarop de

gevangenis, die op mysterieuze wijze onbewaakt was, en herstelde

‘dit falen van de rechtspraak’. Elf verdachten werden opgeknoopt.

96

Page 50: Frans Verhagen - The American Way

ze gemeen met veel immigranten van het platteland. Scholen wer-

den gewantrouwd als instituten die onder controle van kerk of

staat stonden. Bovendien waren de kinderen nodig voor extra

inkomsten. Alles draaide om hard werken en familiesolidariteit. In

de praktijk betekende het dat onderwijs als middel om vooruit te

komen geen belangrijke rol speelde.

De socioloog Nathan Glazer beschouwt deze afkeer van onder-

wijs als de belangrijkste vertragingsfactor voor de Italianen. Hij

noemt het de traditie van het platteland: educatie is niet voor pae-

sani. ‘Maak je kind niet beter dan jij bent,’ citeert Glazer een zegs-

wijze die wel heel on-Amerikaanse klinkt. Het waren de ‘slechte

zonen’ en ‘slechte dochters’ die zich buiten de familie om wilden

verbeteren. Ze werden min of meer verstoten. Door deze desinteres-

se van de ouders kampten ook de New Yorkse openbare scholen in

die jaren met een ‘Italiaans probleem’: gebrekkige taalbeheersing,

minachting voor onderwijzers, machogedrag. Michael Corleone, de

enige zoon van de Godfather die naar college gaat, geldt in zijn

familie als een raar buitenbeentje.

Het grootste probleem was dat de Italianen de invloed van de

Amerikaanse cultuur op hun kinderen moeilijk konden accepteren.

Ze werden er alleen maar opstandig, wereldwijs en oncontroleer-

baar van. School verpestte je kinderen. Natuurlijk leidde dat tot

conflicten met de slimmeriken die hogerop wilden en al voldoende

Amerikaans waren om het concept van zelfverbetering te begrij-

pen. Ze zagen hun ouders, die vaak analfabeet waren en nooit goed

Engels leerden, als hopeloos ouderwets.

Wetenschappers zeggen dat tweedegeneratie-Italianen de ‘psy-

chische kosten’ van immigratie ervoeren – dit lijkt mij iets dat ook

tweedegeneratiebuitenlanders in Nederland hebben meegemaakt.

Ze zagen hun ouders losgetrokken uit hun vertrouwde omgeving,

onzeker en soms vernederd. Ouders die afhankelijk waren van hun

kinderen bij het overleven in een samenleving waarvan ze de taal

niet spraken. De eerste generatie ging het vooral om economische

veiligheid, de rest interesseerde haar niet.

Onderwijs bleef nog lang een stiefkindje. Tot na de Tweede

Wereldoorlog, toen de GI Bill voor veteranen – waarmee soldaten

99

katholieke kerk in hun greep hadden. De Ieren op hun beurt keken

meewarig en zelfs geschokt naar het volkse Italiaanse geloof, een

mengeling van lokale heiligenverering, processies en festivals. De

Amerikaanse kerk vond de Italianen maar problematisch: ze had-

den te weinig priesters, die bovendien van onvoldoende niveau

waren, de gelovigen vertoonden weinig toewijding en er waren

veel afvalligen. Pas in de jaren vijftig van de twintigste eeuw zou

dat veranderen, toen het geloof in heel Amerika een belangrijkere

rol ging spelen. Je zou kunnen zeggen dat de Italianen van de twee-

de en derde generatie hun geloof pas serieus gingen nemen in de

suburbs. Toen werd rooms-katholiek-zijn een symbool van een nieu-

we middenklassestatus, iets dat zich onder meer uitte in de trotse

vaststelling dat parochiescholen stukken beter waren dan het open-

baar onderwijs en dat andere Amerikanen er graag hun kinderen

heen stuurden.

School verpestte je kinderen In eerste instantie moesten Ita-

lianen weinig hebben van het Amerikaanse onderwijs. Dat hadden

98

Aan het begin van de twintigste eeuw kende Manhattan wel vier Little

Italy’s. Italianen woonden graag bij elkaar, vaak verdeeld naar dorp of

regio in Italië. Ze spraken tientallen dialecten.

Page 51: Frans Verhagen - The American Way

Stadse dorpsleven De wonderlijke collectie dorpen en stadjes

die destijds New York vormden laat dat mooi zien. Rond 1900 was

het een van de drukste steden ter wereld, dichter bevolkt dan Mum-

bai (Bombay). We hebben het dan over Manhattan. Na de eeuwwis-

seling gingen steeds meer joden en Italianen naar de andere wijken

van New York, naar Harlem, Brooklyn en de Bronx. Ook in die bui-

tenwijken bleef echter het dorpsverband bestaan. Italianen verhuis-

den met z’n allen, naar Queens bijvoorbeeld, waar ze de uitgewoon-

de wijken van de Ieren overnamen. Dit soort doorstroming is van

alle tijden. De wijken waar de joden en Italianen naartoe verhuis-

den, zouden vanaf 1950 worden overgenomen door zwarten uit het

zuiden en door Puerto Ricanen. Aan het einde van de twintigste

eeuw bliezen de Russen nieuw leven in een zieltogend Brighton

Beach. Hetzelfde gebeurde ook in Los Angeles, waar Aziaten de wij-

ken overnamen van de Hispanics. Dichter bij huis zie je dat Turken

en Marokkanen terechtkwamen in de arbeiderswijken waaruit

Nederlanders bezig waren te vertrekken – een proces dat daardoor

versnelde. Net als Manhattan heeft Nederland het voordeel dat die

wijken redelijk aaneengesloten liggen. Daardoor is isolement en

verloedering minder onontkoombaar dan in Detroit of Indianapo-

lis, waar je soms een hele schil van vervallen wijken hebt, afgesne-

den van zowel het onbewoonde zakencentrum als van de betere

wijken. Dat voordeel is groter dan we denken. Het is altijd leerzaam

en amusant Amerikaanse onderzoekers onze ‘getto’s’ te laten zien.

Meestal vragen ze verbaasd waar we het over hebben.

De eerste generatie Italianen vond dat stadse dorpsleven vanzelf-

sprekend, hun kinderen namen er geleidelijk aan afstand van. Ze

vormden hun eigen groepen met eigen waarden, codes en morali-

teit, clubjes met namen als de ‘boys’, ‘fellows’ of ‘the club’. Hangjon-

geren noemen we ze nu. De socioloog W.F. Whyte beschreef het in de

jaren vijftig in The Street Corner Society, een van de klassiekers uit de

sociologie: ‘(…) jongens kwamen samen bij de winkel op de hoek, bui-

ten de overbevolkte appartementsgebouwen, en hingen daar rond,

praatten en floten naar de meisjes.’

Een déjà vu overvalt je als je leest over deze jongeren en de macho-

cultuur van de Italiaanse gemeenschap, de verheerlijking van de

101

konden gaan studeren – zijn uitwerking begon te krijgen, gingen

maar weinig Italianen naar college. In de jaren zeventig lag dat

percentage nog steeds achter bij het Amerikaanse gemiddelde.

Een van de toonaangevende wetenschappers op het terrein van

integratie, de socioloog Richard Alba, meent dat Italianen nog

steeds achtergesteld worden op topuniversiteiten. Ik kan niet

beoordelen of hij gelijk heeft, en al helemaal niet of het om discri-

minatie gaat, maar uit de toon van zijn essay spreekt de frustratie

van een hele etnische groep.

Over sociologie gesproken, in de twintigste eeuw vindt deze

nieuwe wetenschap in de immigrantengemeenschap dankbare

onderzoeksobjecten. De sociologen van de Chicago School doen

als eersten systematisch onderzoek naar de relatie tussen de immi-

grant en de Amerikaanse samenleving. Hun werk bepaalt het his-

torische en sociologische immigratieonderzoek voor de daaropvol-

gende veertig jaar. Over geen enkele groep immigranten zijn zo

veel studies verschenen als over de Italianen.

Voor ons is dat plezierig, want mijn indruk is dat de ervaringen

van Turken en Marokkanen in Nederland nog het meest lijken op

die van de Italianen in Amerika. Ik zeg dat met de nodige slagen

om de arm. Hoewel we het over een andere periode hebben, ben ik

ervan overtuigd dat de fundamentele processen die deze van oor-

sprong heel verschillende immigrantengroepen doormaakten,

zich goed laten vergelijken.

Een van de bekendste boeken is Urban Villagers van Herbert

Gans, over het Italiaanse ‘dorpsleven’ in New York. Gans stelde vast

dat Italianen met hetzelfde dialect bij elkaar in de buurt gingen

wonen, al was het maar omdat ze elkaar anders niet verstonden.

Zo woonden Napolitani op Mott Street tussen East Houston en Prin-

ce, Bascilicati aan de overkant. De Sicilianen woonden aan Prince

Street, de Calabresi op Mott tussen Broome en Grant. In de Itali-

aanse First Ward van Newark kwamen immigranten terecht uit de

provincies Avellino, Salerno en Potenza. Nieuwkomers gaan graag

bij elkaar zitten en ik denk dat immigranten dat overal en altijd

doen.

100

Page 52: Frans Verhagen - The American Way

vrouw en tegelijkertijd de vergoelijking van het gedrag van mannen.

Een van de mooiste boeken daarover is het literaire Mount Allegro. A

Memoir of Italian American Life door Jerry Mangione. Hij vertelt hoe

de vrouwen weigeren Engels te leren en hun kinderen verplichten om

thuis Italiaans te spreken. Hoe kinderen dat proberen te ondermijnen.

Hoe de jongens rondhangen op straat, in groepjes. Als ze trouwen vor-

men ze groepen van kaartspelende en koffiedrinkende mannen. De

vrouwen hebben hun eigen circuit. Alles draait om het gezin. Op een

gegeven moment wordt een eigen huis belangrijk maar pas in de

derde generatie begint men wat om statussymbolen te geven.

Dit waren gemeenschappen, stelt Nathan Glazer, die in eerste

instantie niet erg goed voor zichzelf konden opkomen. Ze hadden

geen traditie van zelfhulp en verwachtten niet dat de dingen beter

zouden worden. Ze waren gevoelig voor bosses, voor mensen die de

dingen voor hen regelden. In The Godfather II, waarin regisseur Cop-

pola flashbacks heeft opgenomen van de opkomst van Vito Corleone,

zie je mooi hoe de jongeman zijn onzekere omgeving gaat domineren

en de Godfather wordt.

Sociologen die onderzoek deden in Zuid-Italië beschreven de

karakteristieke kijk op het leven in de dorpen als ‘amoreel familiecen-

trisme’. Italianen waren gericht op kortetermijnbelangen voor kleine

groepen. Burgerzin in de brede betekenis hadden ze niet, ze dachten

niet na over de lange termijn en niet over een grotere groep. Op basis

van zijn onderzoek in Zuid-Italië betoogde de politicoloog Edward

Banfield dat de Italiaanse Amerikanen een ander soort burgerbewust-

zijn hadden meegebracht. Volgens hem hadden ze er daardoor langer

over gedaan om hun weg te vinden in de Amerikaanse samenleving.

Dat klonk als een aardige verklaring, maar het werd pas echt inte-

ressant toen Humbert Nelli, die de Italianen in Chicago onder-

zocht, tot een heel andere conclusie kwam. Hoe kon het toch, vroeg

Nelli zich af, dat al die studies uit Italië over wantrouwen en dorps-

geest spraken, terwijl de Italiaans-Amerikaanse leiders de eenheid

en warmte die hen in Amerika kenmerkte juist toeschreven aan

hun wortels in Zuid-Italië. Nelli concludeerde dat wat Banfield in

Italië had geconstateerd niet zomaar geldig was voor Amerika. Hij

betoogde dat de Italianen in Amerika zich wel degelijk hadden aan-

102 103

De Lower East Side was een aaneenschakeling van immigrantenwij-

ken. Deze foto van de typerende chaos in de straten is gemaakt in

Hester Street, in 1900.

Page 53: Frans Verhagen - The American Way

vrouw wacht een jaar, misschien twee, en gaat dan andere relaties

aan of blijft een onbestorven weduwe. Het gevolg is veel onwettige

kinderen en een door vrouwen gedomineerde samenleving. Het

dorpje Gagliano waarover hij schrijft, heeft twaalfhonderd inwo-

ners, maar tweeduizend mannen uit Gagliano wonen in Amerika.

Later verblijft Levi in Grassano, dat nog vijfduizend inwoners telt

nadat eenzelfde aantal is geëmigreerd.

De Americani die hij ontmoet zijn teruggevallen in hun oude

leven. Ze zijn verbitterd. In eerste instantie genieten ze aanzien als

mannen van de wereld, maar hun in Amerika opgedane onderne-

mingszin blijkt in Zuid-Italië nutteloos. Als ze met hun spaargeld

een kleermakers- of een kapperszaak openen, komen ze erachter

dat Italianen aan dat soort frivole zaken geen geld uitgeven. De

contacten met Amerika blijven intens. Allerlei spullen worden

opgestuurd. Levi noteert dat de mensen het hadden over pounds en

inches in plaats van kilo’s en centimeters. De boeren accepteerden

alles wat ze kregen, zegt Levi, of het nou kwam uit New York, Chica-

go of Rome. Alleen kwam er nooit wat uit Rome, wel uit Amerika.

Hup, de grote smeltkroes in Ik heb in het vorige deel al een

paar keer het begrip melting pot gebruikt, vertaald als ‘smeltkroes’

of ‘mengvat’. Deze term associëren mensen haast automatisch met

het proces waarbij immigranten worden opgenomen in de Ameri-

kaanse samenleving en op de een of andere manier veranderen in

Amerikanen. Die smeltkroes beschrijft dat proces heel aardig, denk

ik, al is het mengen van groepen de afgelopen veertig jaar minder

populair geworden. Hoe komen we eigenlijk aan dat begrip?

Breed gebruik van de term melting pot dateert van 1908. Het is

de titel van een toneelstuk van Israel Zangwill. De hoofdpersoon van

The Melting-Pot is een joodse immigrant uit Rusland, David Quixa-

no, een ambitieuze componist die zich heeft voorgenomen een

grote ‘Amerikaanse’ symfonie te schrijven waarin hij zijn diepste

gevoelens neerlegt over zijn nieuwe land. Voor hem is Amerika een

goddelijk geïnspireerd mengvat waarin etnische verschillen tussen

mensen loskomen van oude emoties en animositeit, en in elkaar

schuiven als één groep die de brotherhood of man weerspiegelt. Tij-

105

gepast. Amerika zat zo anders in elkaar, was zoveel meer gebaseerd

op vertrouwen, op verandering en mobiliteit, dat ze het model uit

Zuid-Italië helemaal niet meer konden gebruiken. ‘De ironie,’

schreef Nelli, ‘was dat de intimiteit en gemeenschapszin, die de Ita-

lianen in Amerika zich zo nostalgisch herinnerden uit de oude

wereld, ontstonden in de nieuwe wereld, als reactie op de stedelijke

omgeving.’

Twee conclusies trek ik daaruit, als ik mag generaliseren. Immi-

granten herinneren zich vaak dingen verkeerd of gekleurd, zwel-

gend in een vaak onterechte nostalgie. Verder hebben ze de nei-

ging hun huidige gedrag te verklaren uit diepgewortelde gebrui-

ken uit hun oude wereld, terwijl dat gedrag juist in hun nieuwe

vaderland is ontstaan.

Invloed op de achterblijvers Immigranten die teruggingen,

waren meestal teleurgesteld. Ze meenden dat er veel was veran-

derd in de jaren sinds hun emigratie, ook al was er helemaal niets

gebeurd. Ze waren zelf veranderd. In Italië werden ze Americani

genoemd, mannen met duidelijk nieuwe eigenschappen en ideeën.

Dat leverde hun vaak problemen met de autoriteiten op: die moes-

ten niets hebben van Amerikaanse mondigheid of nieuwerwetse

fratsen. Meestal gingen ze snel weer terug naar de Verenigde Sta-

ten, voorgoed genezen van het idee te remigreren.

Natuurlijk had dit soort emigratie enorme invloed op de achter-

blijvende gemeenschap. Dat is mooi beschreven door Carlo Levi in

zijn boek Christus kwam niet verder dan Eboli, waarvan ook een

prachtige film is gemaakt. Levi was een politiek actieve arts die in

1929 door Mussolini naar het zuiden van Italië werd verbannen. Hij

beschrijft zijn leven in ballingschap in de buurt van Potenza, een

jaar of vijf nadat de massa-emigratie is geëindigd. Maar de gevol-

gen zijn dagelijks te merken. Volgens Levi zijn alle clichés over het

Zuiden veranderd door de emigratie – vooral de clichés over de

starre moraal, jaloezie, eergevoel, passie en wraak. Eenvoudig

samengevat: ‘De mannen zijn vertrokken en de vrouwen hebben

hun leven in eigen hand genomen.’ De vertrokken mannen schrij-

ven de eerste twee jaar brieven en verdwijnen dan uit het zicht. De

104

Page 54: Frans Verhagen - The American Way

die al vier of vijf jaar in de Verenigde Staten woonden nauwelijks

meer onderscheiden van Amerikanen. Zoals Humbert Nelli het for-

muleert op basis van zijn onderzoek in Chicago: ‘Gewoon dagelijks

leven leidt tot aanpassingen.’ Dat proces begint in de etnische

gemeenschap, voegt hij eraan toe. Dat is de plek waar de overgang

van de ene naar de andere samenleving gemaakt wordt, een soort

buffer, een overgangsgebied. Een onmisbaar eiland van wat bekend

is in een zee van nieuwigheid. Nelli stelt vast dat individuele nieuw-

komers, ‘al of niet tegen hun zin’, onmiddellijk beginnen met het

proces van assimilatie, vanaf het moment dat ze aankomen in een

stedelijke omgeving. Het is een autonoom en automatisch proces.

Nelli is ervan overtuigd dat immigrantenkolonies niet simpel-

weg plekken zijn waar oude gewoonten en patronen in stand

gehouden worden. Ze zijn juist een effectieve eerste stap naar assi-

milatie. Via openbare scholen en andere instellingen komen immi-

granten in aanraking met Amerikaanse en middenklasse-ideeën.

Tweedegeneratiekinderen zijn de vernieuwers. Vanuit de veilige

etnische wijk maken zij de overstap. In deze visie zijn de Italiaanse

woonwijken een belangrijke stap uit de oude wereld. Integratie

vindt juist plaats in de etnische gemeenschappen van de grote ste-

den, niet verspreid over het platteland, zoals veel Amerikanen den-

ken. Juist in de stad is isolement moeilijker vol te houden, en de

gemeenschap is Italiaans noch Amerikaans. De etnische enclaves

zijn, met andere woorden, een belangrijke fase in de assimilatie. Ze

verzachten wat een schrijver eens formuleerde als de ‘harde over-

gang naar de moderniteit’.

Een historisch jaar 1893 was een belangrijk jaar voor Amerika.

Om te beginnen stortte de economie in. De directe aanleiding was

het opraken van Amerika’s goudvoorraad, waarop de regering

besloot om papiergeld niet meer inwisselbaar te maken. Het leidde

tot een enorme geldkrapte, die duizenden faillissementen veroor-

zaakte, onder meer van een aantal grote spoorwegondernemingen.

De crisis zou tot 1896 duren, toen de eindeloze reeks faillissemen-

ten ook de landbouw en detailhandel had verwoest. Het was op dat

moment de ergste crisis die Amerika ooit had gekend. Op het diep-

107

dens het componeren raakt hij verliefd op een niet-joods meisje. Het

toneelstuk eindigt met de uitvoering van de symfonie en, na vele

avonturen en tegenstand, het huwelijk met zijn geliefde.

Voor het zover komt, legt Quixano in de gezwollen retoriek van

zijn tijd de nodige liefdesverklaringen af, vooral aan Amerika. ‘Ame-

rika is Gods Smeltkroes,’ roept Quixano uit, ‘het grote Mengvat

waarin al de gezichten van Europa worden gesmolten en hervormd!

(…) Duitsers en Fransen, Ieren en Engelsen, Joden en Russen – hup,

de grote Smeltkroes in, allemaal! Zo maakt God de Amerikaan!’

Zangwill verwoordde gedachten die ouder waren dan zijn stuk.

Sterker, het idee van een nieuwe natie, een nieuw nationaal karak-

ter en een nieuwe nationaliteit was al zo oud als Amerika. The Mel-

ting-Pot beleefde zijn première op 5 oktober 1908 in Washington.

Een van de eerste bezoekers was president Theodore Roosevelt. Hij

vond het een ‘buitengewoon kundig en treffend stuk’. ‘Ik kan me

niet herinneren dat ik een stuk gezien heb dat me zo heeft getrof-

fen,’ schreef de president aan Zangwill. Toen The Melting-Pot in

september 1909 opende op Broadway, kreeg het landelijke aan-

dacht. Hoewel de kritieken niet geweldig waren beleefde het stuk

135 voorstellingen. Zangwills beeld bleef hangen.

In de tweede helft van de twintigste eeuw is het beeld van de

smeltkroes impopulair geworden, geslachtofferd op het altaar van

de politieke correctheid. Culturele verschillen mogen niet zomaar

wegsmelten om één grote stroperige massa te worden, luidt het nu.

Sinds de jaren zestig buitelen de alternatieven over elkaar heen:

mosaic, transmuting pot, stewing pot, crucible, symphonic orches-

tration en zo nog wel wat. Zonde. Zelf blijf ik het een mooi beeld

vinden, die smeltkroes. Op het vuur van een samenleving pruttelt

een pot waarin verschillende culturen een nieuwe eenheid vinden.

Ze borrelen, botsen, smelten, geven smaak af, nemen smaak op en

uiteindelijk ontstaat er een gerecht waarin alle smaken vertegen-

woordigd zijn maar dat toch nieuw en anders is. Er is een eenheid,

niet overal maar wel op de terreinen waar het om gaat. Niets mis

mee, lijkt me.

In de praktijk ging het proces van assimilatie, razendsnel, hoe

het ook werd genoemd. Nieuwkomers konden hun ex-landgenoten

106

Page 55: Frans Verhagen - The American Way

109

tepunt was bijna twintig procent van alle Amerikanen werkloos,

wat gezien de telmethodes in die tijd een lage inschatting zal zijn

geweest. Immigranten zoals de familie van Leon Czolgosz merkten

het meteen.

Hier lagen de wortels van de populistische beweging die het laat-

ste decennium van de negentiende eeuw kleur zou geven. Haar

voorman was een retorisch begaafde politicus uit de landbouwstaat

Nebraska, William Jennings Bryan. Het was vooral een plattelands-

beweging van ontevreden boeren die zich verenigden op het

thema zilver. Vanwege de krapte op de geldmarkt waar goud het

dekkingsmiddel was, pleitten ze ervoor ook zilver te gebruiken.

Zoals Bryan het fameus formuleerde op de Democratische Conven-

tie van 1896: ‘Spijker ons niet vast op dit kruis van goud!’ Bryan was

een fantastisch spreker die kon bogen op een paar van de meer

prozaïsche bijnamen in de presidentiële geschiedenis: de ‘silver

tongued orator’ en de ‘boy wonder of the Prairie’. Helaas voor

Bryan en de Democraten hadden de arbeiders niet echt iets met de

populisten. Anarchisme en socialisme hadden er meer invloed dan

de bijbelse retoriek van Bryan. Zilver interesseerde de arbeiders

niet.

De presidentscampagne van 1896 was een historische strijd tus-

sen de vertegenwoordiger van de kleine man, Bryan, en de stro-

108

Het aantal immigranten in Chicago groeide tussen 1870 en 1900 met

tachtig procent. Getto’s in alle steden leken op elkaar. Chicago is her-

kenbaar aan de bouwstijl.

William Jennings Bryan was de leider van de populistische beweging

die zich verzette tegen de dominante rol van industriëlen en bankiers.

Bryan was een geweldig spreker, maar slaagde er niet in om in 1896

de presidentsverkiezingen van William McKinley te winnen. Bryan wist

de immigranten in de grote steden niet achter zijn beweging te krij-

gen. Ook in 1900 en 1908 was Bryan Democratisch presidentskandi-

daat, maar toen was de beweging al over haar hoogtepunt heen.

Page 56: Frans Verhagen - The American Way

110 111

man van het grootkapitaal, gouverneur William McKinley van

Ohio. Ex-afgevaardigde McKinley stond bekend als indiener van

wetten die de importtarieven opschroefden ter bescherming van

de Amerikaanse industrie (en zo de binnenlandse prijzen hoog-

hielden). Met hulp van de politieke operator Mark Hanna kwam

McKinley in het Witte Huis terecht. Hij dankte zijn winst mede aan

de in het buitenland geboren kiezers. Immigranten bleken in de

praktijk een stuk behoudender dan men dacht. Of beter gezegd, de

belangen van de plattelanders liepen niet direct parallel met die

van de stedelingen. En dat hadden de immigranten helemaal niet

slecht gezien: het populisme had nadrukkelijk anti-immigratie-,

antikatholieke en anti-joodse ondertonen.

Dit waren van die verkiezingen die, als ze anders hadden uitge-

pakt, het land fundamenteel hadden veranderd. Maar dat gebeur-

de niet. Pas na de moord op McKinley en het aantreden van Theo-

dore Roosevelt, in 1901, werden er grenzen afgebakend voor de

grijpgrage kapitalisten. Met enig overdrijven kun je zeggen dat

Leon Czolgosz met zijn aanslag op McKinley uiteindelijk meer

heeft bereikt dan de hele populistische beweging.

Een onrustige stad Aan het einde van de negentiende eeuw

was Chicago dé immigrantenstad van Amerika geworden. In die

jaren was maar liefst tachtig procent van de inwoners afkomstig

uit andere landen. In 1871 was de stad voor een groot deel afge-

brand, maar na de wederopbouw groeide zij uit tot het hart van

het middenwesten. De eerste stalen wolkenkrabbers zijn hier ver-

schenen. De stad werd een knooppunt van spoorwegen, van over-

slag en overstap, van vleesverwerking en industrie, en was het

financiële centrum van het land.

‘The City with the Big Shoulders,’ dichtte Carl Sandburg over Chi-

cago. Brede schouders had Chicago zeker, het was een werkstad.

Maar het was ook een smerige, gevaarlijke en een puur op materia-

lisme gerichte stad; een stad van ongeëvenaarde economische

mogelijkheden, van optimisme, opportunisme, mobiliteit, corrup-

tie, vuiligheid en van geweld. De bekende onderzoeksjournalist Lin-

coln Steffens karakteriseerde Chicago zo: ‘Eerste in geweld, voorlo-

per in vuiligheid; luidruchtig, zonder regels, lelijk, stinkend,

nieuw; een uit zijn krachten gegroeid dorp, de hardste onder de

steden, een spektakel voor de natie.’

Het verbaast dan ook niet dat Chicago ook een onrustige stad

was. In de zomer van 1877 vonden er rellen plaats, georganiseerd

door arbeiders, meest immigranten en veelal socialisten. De politie

leverde complete veldslagen met de arbeidersmilitie. Het was de

bedoeling om met deze Great Uprising een achturige werkdag af te

dwingen en te protesteren tegen de verlaagde lonen (lagere lonen

die waren veroorzaakt door de nieuwkomers). Deze roerige jaren

culmineerden in een geweldsorgie die de geschiedenisboeken zou

ingaan als de Haymarket Riot. Op 1 mei 1886 begon een staking bij

de McCormick-machinefabriek. Na twee dagen doodde de politie

twee arbeiders. De volgende dag, 4 mei, was er een demonstratie

op Haymarket Square. Toen die bijna was afgelopen, kwam de poli-

tie opeens het plein op. Iemand gooide een bom, wat zeven politie-

mannen het leven kostte.

De ‘anarchisten’ kregen de schuld. In juni werden acht mannen

veroordeeld, maar het is nooit duidelijk geworden wie die bom nu

eigenlijk had gegooid, laat staan of het een anarchist was. Vijf van

de acht veroordeelden waren Duitse immigranten, vier van de ver-

oordeelden werden opgehangen, een vijfde pleegde zelfmoord. De

verontwaardiging was groot. De Haymarket-affaire zou nog jaren

een rol spelen in de politieke agitatie. Tot in lengte van jaren werd

de door de politie verkondigde ‘mythe van de bommengooiende

anarchist’ door activisten gebruikt als voorbeeld van de perfide

autoriteiten. Haymarket was wat we tegenwoordig een hot button

issue noemen: één woord en iedereen weet waar je het over hebt.

Anarchisten en activisten begeesterden er bijeenkomsten mee, pre-

cies zoals die keer dat Leon Czolgosz aan de lippen hing van Emma

Goldman.

Geïdealiseerd verleden In 1890 had Chicago een miljoen

inwoners; bijna een verdubbeling in tien jaar. De meeste nieuwko-

mers waren immigranten die terechtkwamen in de etnische slop-

penwijken. Als laatkomers in de immigratiecarrousel moesten de

Page 57: Frans Verhagen - The American Way

Italianen belabberde omstandigheden accepteren. Volgens Hum-

bert Nelli was dat een van de redenen dat immigranten ‘een

geïdealiseerd verleden schiepen, meestal gelokaliseerd in het dorp

van origine’. Maar ze zaten niet in een dorp, ze woonden in de slop-

penwijken van Chicago. Dit was het Chicago dat de activiste Jane

Addams inspireerde tot sociaal werk onder immigranten.

Jane Addams was de eigengereide dochter van een Republikein-

se bankier. Ze probeerde te ontkomen aan een voorspelbare toe-

komst als huisvrouw, ging naar college en kwam terecht in de

enige professie die openstond voor vrouwen van haar klasse: soci-

aal werk. Tijdens een reis door Engeland bezocht Addams settle-

ment houses, een soort buurthuizen die onderwijs, sport, kunst en

cultuur boden. ‘Opvangtehuis’ of inderdaad ‘buurthuis’ is mis-

schien de meest passende vertaling. Ze raakte geïnspireerd. Op 8

september 1889 opende ze Hull House, aan Halsted Street, midden

in de ergste wijk van Chicago. Addams en haar vrienden dachten

dat ze de problemen van de armen beter konden begrijpen als ze

tussen hen in woonden. Ze fungeerden in de meest letterlijke zin

als straathoekwerkers: zij waren de straathoek.

Ze kreeg veel geld los. Binnen een paar jaar was Hull House een

centrum voor medische hulp, kinderzorg en juridische bijstand.

Het bood ook Engelse les, vakopleidingen, muziek, kunst en drama.

Al in het tweede jaar kwamen zo’n tweeduizend mensen per week

naar Hull House. ’s Ochtends was er een kleuterschool, ’s middags

waren er clubbijeenkomsten voor oudere kinderen en ’s avonds

konden volwassenen een avondschool volgen. De eerste toevoeging

aan Hull House was een kunstgalerie, vervolgens een openbare keu-

ken; er kwam een sportzaal, een zwembad, een boekbinderij, een stu-

dio voor kunst, een muziekschool, een dramagroep, een bibliotheek

en een arbeidsbureau.

Addams meende dat de desoriëntatie in de immigrantenwijken kon

worden beperkt door ruimte te scheppen voor traditionele gebruiken

uit de oude wereld. Ze ontwikkelde projecten voor het behoud van

feestdagen, gewoonten, liederen en de taal van de verschillende groe-

pen in deze buurten. Ook liet ze vrouwen uit verschillende immigran-

tengemeenschappen hun technieken van textielbewerking vergelij-

112 113

Deze tweetalige poster riep op tot een demonstratie op 4 mei 1886,

op de Haymarket in Chicago. Aan het einde van de bijeenkomst gooi-

de een onbekend gebleven terrorist (of mogelijk een provocateur)

een bom in de menigte. De kloppartij die volgde staat bekend als de

Haymarket Riot.

Page 58: Frans Verhagen - The American Way

behorende ondermijning van het ouderlijk gezag. De slecht opgeleide

en arme ouders werden vaak neergezet als ‘Hunkies’, ‘Sheenies’ of

‘Dagoes’. Dit zou etnische zelfhaat veroorzaken met als gevolg psycho-

logische problemen, het uiteenvallen van gezinnen en jeugdcriminali-

teit. Een opmerkelijk moderne diagnose, vooruitlopend op wat eind

twintigste eeuw gebrek aan self esteem genoemd zou worden. Een

van de grootste problemen, vond Addams, was de neerbuigende hou-

ding die kinderen tegen hun ouders aannamen. Het gaf de ouders een

gevoel van nutteloosheid en ontheemdheid en maakte de kinderen

arrogant.

Door de depressie van 1893 realiseerde Addams zich dat armoede

bij de wortel aangepakt moest worden. In de jaren negentig lobbyde

ze bij de staat Illinois om de wetten voor kinderarbeid te herzien,

fabrieken te inspecteren en jeugdgevangenissen te hervormen. Ook

stonden maximumwerktijden voor vrouwen, leerplicht voor kinderen,

erkenning van vakbonden en veiligheid op de werkplek op haar agen-

da. Als activiste in de beweging voor vrouwenkiesrecht voerde ze in

1912 campagne voor de progressieve partij van Theodore Roosevelt.

Door middel van krantenartikelen en lezingen haalde Addams geld

binnen voor Hull House. Ze schreef verscheidene boeken, waarvan

haar autobiografie Twenty Years at Hull House een beststeller werd.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Addams, een verklaard tegen-

stander van Amerikaanse deelname, beschuldigd van socialisme,

anarchisme en communisme – allemaal tegelijk. Maar Hull House

bleef in bedrijf en Jane Addams bleef actief. In 1931 kreeg ze de Nobel-

prijs voor de vrede.

In dat Chicago van Jane Addams vond in 1893 de World Fair plaats,

een gigantische tentoonstelling waar Amerika zijn visitekaartje aan

de wereld toonde en zichzelf stevig op de borst klopte. De fair vierde

dat Columbus vierhonderd jaar eerder Amerika had bereikt. Tegelij-

kertijd markeerde de stad Chicago zijn eigen comeback na de grote

brand van 1871. Ruim 28 miljoen mensen kwamen kijken, bijna de

helft van het totale aantal inwoners van Amerika. Elektriciteit was een

van de thema’s, maar ook op het gebied van architectuur, kunst en

industrieel optimisme zette de fair een beeld neer van eindeloze voor-

uitgang.

115

ken. Het idee was dat door het beste in de eigen traditie te bewaren,

de verschillende groepen een serieuze bijdrage konden leveren aan de

Amerikaanse cultuur. Jane Addams geloofde oprecht dat een meer

kosmopolitische samenleving kon ontstaan uit het samengaan van het

oude en het nieuwe.

De settlement-beweging – ze werd een hele cult onder de progres-

sieven – had een tamelijk liberale aanpak, je zou haar bijna multicul-

tureel kunnen noemen. Ze stond sympathiek tegenover de oorspron-

kelijke cultuur van de nieuwkomers en had begrip voor hun etnische

organisatie. Belangrijk was Addams vaststelling dat de snelle amerika-

nisering de kinderen vervreemdde van hun ouders, met de daarbij

114

Jane Addams raakte in Engeland geïnspireerd om sociaal werk te ver-

richten in de immigrantenwijken. In 1889 startte ze Hull House, waar

immigranten en hun kinderen allerlei lessen konden volgen, vaardig-

heden konden leren, maar waar ze ook hun eigen achtergrond kon-

den cultiveren.

Page 59: Frans Verhagen - The American Way

geleend van Europa, vond men. Turners medestudenten schreven

proefschriften over de Teutoonse wortels van de stadjes in New Eng-

land en de Anglo-Saksische erfenis in de koloniale raden. Ze stelden

dat de Germaanse stammendemocratie zijn weg had gevonden naar

Amerika. Turner was echter opgegroeid in Wisconsin, in het midden-

westen, en wist wel beter: Amerika was een unieke creatie, een amal-

gaam.

Toen Turner afsloot was het al laat. De historici hadden geen zin

meer in discussie. Er waren die avond al vier andere papers voorgele-

zen en deze jonge nieuwkomer kon nog niet bogen op een grote

reputatie. Pas later, na publicatie van Turners essay, onderkende de

historische gemeenschap het belang van zijn gedachte. Die ging een

eigen leven leiden. Turner en zijn leerlingen werkten het idee uit en

in de twintigste eeuw werd de frontier-theorie standaardonderdeel

van elke geschiedenisles in Amerika. Er vielen nog wel een paar kant-

tekeningen bij te plaatsen en dat gebeurde ook. Zo moest Turner toe-

geven dat voor fabrieksarbeiders in de steden al dat land in het wes-

ten helemaal geen ‘veiligheidsklep’ was. Ook het idee dat de mensen

aan de frontier vrijer, individualistischer en nationalistischer waren

dan anderen, bleek overdreven. Maar de frontier-gedachte ging een

eigen leven leiden, losgezongen van Turners oorspronkelijke these.

In de reductie die het dagelijks gebruik veroorzaakte, werd de fron-

tier synoniem met nieuwe mogelijkheden, met ondernemingszin.

Dat was bijvoorbeeld de vlag waaronder John F. Kennedy in 1961 zijn

belofte verkocht om een man op de maan te zetten. Noem het fron-

tier en iedereen weet waar je het over hebt.

De sluiting van de frontier hield de gemiddelde burger nu niet

direct uit zijn slaap, maar deze ontwikkeling had toch wel invloed.

Want naarmate de crisis zich verdiepte, de steden overbevolkter

raakten en de armoede groeide, namen nativisme en onrustgevoe-

lens over immigranten toe. In New Orleans vonden opnieuw anti-

Italiaanse rellen plaats, aan de westkust waren de Chinezen het

mikpunt. Populistische haat tegen bankiers mengde zich met

samenzweringsdenken en antisemitisme. De antikatholieke clubs

groeiden. Patriciërs als de gebroeders Adams en de elite in het

noordoosten onder leiding van senator Henry Cabot Lodge conclu-

117

De sluiting van de frontier In verband met de World Fair had

de gerespecteerde American Historical Association besloten er in 1893

haar jaarvergadering te houden: een combinatie van het nuttige en

het aangename. Op de avond van 12 juli hield de jonge historicus Fre-

derick Jackson Turner een voordracht, onder de weinig opwindende

titel The Significance of the Frontier in American History. Turner boog

zich over een fundamentele vraag: wat maakte Amerika nu zo anders

dan Europa? Hij gaf zelf het antwoord: de aanwezigheid van onont-

gonnen land. Aan de steeds opschuivende grens van de bewoonde

wereld werden de idealen van democratie werkelijkheid, werd de

Amerikaanse samenleving als het ware steeds opnieuw uitgevonden.

Daar was democratie en daar was land. Wie vastliep, wie genoeg had

van zijn omgeving of gewoon rusteloos werd, trok verder. Verder naar

de frontier, die inmiddels alweer een eind was opgeschoven. Het was

een uitlaatklep voor een dynamische samenleving: ondernemende

Amerikanen schoven problemen letterlijk voor zich uit.

Een ander effect van de frontier, zei Turner, was het verwateren

van allerlei nationale erfenissen bij de verschillende groepen. ‘De

frontier bevorderde de vorming van een samengestelde nationaliteit

van het Amerikaanse volk,’ stelde Turner. ‘In het mengvat van de fron-

tier werden de immigranten geamerikaniseerd, bevrijd en aan elkaar

gesmeed tot een gemengd ras, Engels noch in zijn nationaliteit noch

in zijn karakteristieken.’ De specifieke aard van de democratie van het

middenwesten bevorderde dat mengen, vond Turner, niet alleen bio-

logisch maar ook cultureel. Daar regenereerde Amerika zichzelf, tel-

kens weer.

‘Op het moment dat ik hier spreek,’ zei Turner vervolgens provoce-

rend, ‘is die frontier echter gesloten.’ Het vrije land was op. Hij con-

cludeerde dat op basis van de cijfers van de volkstelling van 1890.

Daarmee kwam dus ook een einde aan het proces dat het Amerikaan-

se karakter had vormgegeven. Veel schokkender voor de toehoorders

was dat Turner met zijn verhaal ook de aanval opende op het geves-

tigde idee dat Amerika voortkwam uit Europa. De gangbare opvat-

ting in het geschiedenisonderwijs was dat je moest kijken naar de

voorafgaande eeuwen in Europa om te begrijpen hoe Amerika in

elkaar zat. Amerika had niets nieuws geschapen maar van alles

116

Page 60: Frans Verhagen - The American Way

deerden dat de immigrant een grote dreiging vormde voor de

samenleving. De immigrant was de ideale zondebok. Dat is hij

altijd.

Frontier gesloten of niet, de boodschap luidde toen niet anders

dan nu: Amerika was vol. Amerika kon geen nieuwkomers meer

gebruiken. Ze vormden een last, konden niet voor zichzelf zorgen

en ondermijnden de ‘Amerikaanse stam’. Scheepslijnen en spoor-

wegen maakten de overtocht te gemakkelijk. In hun winstbejag, zo

luidde een redenering, haalden die allerlei rif raf, immigranten

van het laagste allooi, naar Amerika. Volk dat Europa graag loost,

dat Amerika niet wil, niet zou moeten willen. Zelfs een gematigde

krant als The New York Times klaagde over ‘de invasie van de fysie-

ke, morele en mentale wrakken’ van Europa. De roep om immigra-

tiebeperking nam toe.

Ellis Island Voor 1854 was er geen specifieke plek in New York

waar de immigranten voet aan wal zetten. De 319.000 immigran-

ten die dat jaar op de pieren van South Street arriveerden, stroom-

den zo Manhattan in. In 1855 werd Castle Garden, een fort aan de

zuidpunt van Manhattan, het ontvangstcentrum. Tegen het einde

van de jaren tachtig voldeed het steeds minder. Men begon met de

bouw van een heel nieuw centrum, op Ellis Island.

Vanaf 1 januari 1892 zou dat eiland in de baai van New York de

plek zijn waar immigranten voet op Amerikaanse bodem zetten.

Van de opening werd een feest gemaakt. De immigratiefunctiona-

rissen hadden Annie Moore, een vijftienjarig meisje uit Ierland, uit-

gekozen om als eerste via het ‘processing center’ voor immigranten

aan te komen. Volgens de The New York Times was Annie Moore

een ‘rosy-cheeked Irish girl’ uit County Cork, aangekomen met de

Nevada. Volgens het verslag werd Moore, samen met haar twee

broers, begroet door een stralende John J. Weber, de immigration

commissioner van de haven van New York.

In hoog tempo onderzochten doktoren van de U.S. Marine Hospi-

tal Service de drie kinderen. Daarna moesten ze de vragen van het

Immigration Bureau beantwoorden en ten slotte werden ze offici-

eel toegelaten: Annie was moreel en fysiek geschikt om Amerika

118 119

Dit soort posters riep immigranten op naar Californië te komen. Daar

was ruimte in overvloed, ‘voor miljoenen immigranten’, terwijl de

overheid de ontwikkeling van de landbouw stimuleerde. Geleidelijk

aan groeide de reputatie van Californië als een soort paradijs op

aarde.

Page 61: Frans Verhagen - The American Way

binnen te gaan. Nadat Moores naam in het grote registratieboek

was geschreven, overhandigde Weber het meisje een tiendollar-

munt, als herinnering.

Het leverde mooie stukken in de krant op, maar Annie Moores

verhaal was zeker niet krnmerkend voor dat van de meeste immi-

granten. Reizigers van de eerste en tweede klasse kregen inderdaad

zo’n kort medisch onderzoekje, vergelijkbaar met dat van Annie.

Een paar vragen en een oppervlakkige beoordeling door een dokter

die de passagiers onderzocht in hun cabines. Daarna konden ze

aan land gaan. Maar de mensen die reisden in de buik van het

schip werden met kleine, volgeladen bootjes naar Ellis Island ver-

voerd. Hoewel de meeste immigranten minder dan vijf uur op Ellis

Island doorbrachten, ervoeren ze die uren als het meest traumati-

sche deel van hun reis.

120 121

Stoomboten maakten de reis van Europa naar Amerika aanzienlijk

korter en daarmee ook veel comfortabeler. De immigranten kwamen

nu met tienduizenden tegelijk in de haven van New York aan.

Op de drukste dagen verwerkte Ellis Island wel vijfduizend immigran-

ten per dag. Dat gebeurde zo efficiënt dat de gemiddelde immigrant

vijf uur op het eiland verbleef. Deze foto uit 1921 toont twee schepen

met nieuwkomers aan de steiger van Island No. 1. Op Island No. 3,

het onderste eiland, werden mensen met besmettelijke ziekten in

quarantaine gehouden.

Page 62: Frans Verhagen - The American Way

Relatief weinig immigranten werden geweigerd. Dat kwam

omdat de reders van de stoomschepen verantwoordelijk waren

voor afgewezen passagiers. Zij maakten daarom voor vertrek een

eerste selectie. In 1907 alleen al stuurden toezichthouders in de Ita-

liaanse havenplaatsen meer dan 35.000 potentiële emigranten

terug om medische of andere redenen, veel meer dan de 4707 Itali-

anen die in 1904 en 1905 op Ellis Island werden geweigerd. In al

die jaren dat Ellis Island functioneerde, werd nooit meer dan twee

procent van de nieuwkomers teruggestuurd.

123

Op de drukste dagen verwerkte het opvangcentrum vijfduizend

immigranten. Iedereen kreeg door een geüniformeerde immigra-

tieofficial een identiteitslabel op zijn kleding gespeld. Daarop

stond een identificatienummer dat overeenkwam met de passa-

gierslijst. Voorzien van dit label en wat handbagage moesten de

nieuw aangekomenen de trappen opklimmen naar de grote hal, de

registratiekamer. Zonder dat ze het zich bewust waren, vond op dat

moment de eerste medische inspectie plaats. Boven aan de trappen

keek een dokter hoe de nieuwkomers zich hielden. Het vertelde iets

over hart en ogen, maar ook de loop werd geobserveerd: was dit

een manke immigrant die mogelijk niet voor zichzelf zou kunnen

zorgen?

Met behulp van een kaart met letters moesten de nieuwkomers

laten zien dat hun gezichtsvermogen in orde was. De inspecteur

draaide vervolgens het ooglid naar buiten om te kijken of er zweren

op zaten, wat zou wijzen op de besmettelijke oogziekte trachoma.

Daarna werd de hoofdhuid gecontroleerd op luizen en op tekenen

van favus, een besmettelijke dermatologische aandoening. Soms

vroegen ze de immigrant het hoofd te draaien zodat de gezichtsuit-

drukking bestudeerd kon worden – zo meende men iets te kunnen

zeggen over geestesziekten.

Daarna gingen de nieuwkomers naar de Great Hall, een enorme

ruimte met een hoog gewelfd plafond. Sommige immigranten kwa-

men daar met een krijtteken op hun rechterschouder of hun kle-

ding. Dat betekende dat ze nader onderzocht moesten worden. De

letters stonden voor ziekten die een verbod op binnenkomst kon-

den betekenen. De L voor verlammingen, de K voor hernia, de G

voor goiter (krop), de X voor geestesziekte en zo verder. Toen in de

jaren negentig nieuwe wetgeving in werking trad, moesten immi-

granten ook een reeks vragen beantwoorden. Die gingen onder

meer over gezondheid en geestelijke toestand, lees- en schrijfvaar-

digheid. Verder moesten ze minstens dertig dollar op zak hebben.

Ook werd er gevraagd naar de wurgcontracten met padroni. Erg

rigoureus was het allemaal niet. Die dollars bijvoorbeeld hoefde je

niet echt te laten zien en natuurlijk ontkende iedereen een con-

tract.

122

De oogcontrole werd door de immigranten als het meest intimideren-

de deel van het verblijf op Ellis Island ervaren.

Page 63: Frans Verhagen - The American Way

was zo geschokt door nieuws over pogroms in Rusland dat ze een

gedicht inzond, onder de titel The New Colossus. Het bevatte onder

meer deze regels:

Give me your tired, your poor,

Your huddled masses yearning to be free,

The wretched refuse of your teeming shore.

Send these, the homeless, tempest-tost to me,

I lift my lamp beside the golden door.

Samen met andere inzendingen werd het voorgelezen bij de ope-

ning van de tentoonstelling, waarna het gedicht en mevrouw Laza-

rus grotendeels werden vergeten.

In 1903 kreeg een vriend van Emma Lazarus toestemming een

bronzen plakkaat met het gedicht te plaatsen op de binnenwand

van het voetstuk. Ook op dat moment besteedde niemand er aan-

dacht aan. Pas later ontstond de welkomst- en asielmythologie

rondom de toorts, precies de interpretatie die Lazarus aan het

monument had willen geven. Voor de meeste Amerikanen was het

een lokale curiositeit of een trots statement over de Amerikaanse

vrijheid als lichtend voorbeeld.

In de jaren dertig veranderde dat. Journalisten en schrijvers van

geschiedenisboeken begonnen het monument behalve aan vrijheid

ook aan immigratie te koppelen – en zoals we zagen ook aan de

opvang van door Hitler vervolgde joden. Ook president Franklin

Roosevelt legde dat verband bij de verjaardag van het eiland in

1936, zonder dat hij overigens de Europese vluchtelingen kon hel-

pen.

Pogroms en armoede We zagen al dat behalve Italianen ook

Russische joden een favoriet doelwit werden van tegenstanders van

immigratie. Bewoners van New York keken daar niet van op: New

York bestond voor een derde uit Italianen en joden. Met honderd-

duizenden tegelijk hadden ze de stad overspoeld. Zeker in het

begin was dat behoorlijk confronterend, want ze behielden hun

eigen taal, hun eigen cultuur en voldeden geheel aan de geldende

125

Een anekdote over Ellis Island doet direct denken aan de soms

ridicule vragen in onze eigen inburgeringstest. Een meisje werd

gevraagd hoe je een trap schoonmaakt: van boven naar beneden of

van beneden naar boven? ‘Ik ben niet naar Amerika gekomen om

trappen schoon te maken,’ was haar gevatte antwoord. Ze had in

elk geval de juiste instelling. Wat er van haar terecht is gekomen,

vertelt het verhaal niet.

Geef me uw armen Het Vrijheidsbeeld is misschien wel het

krachtigste welkomstsymbool voor immigranten en vluchtelingen.

In de film The Godfather zien we de gezichten van de nieuwkomers

oplichten als ze langs het beeld varen. Dat is Hollywood-flauwekul

en niet alleen omdat de opvarenden er niet uitzien alsof ze twee

weken aan boord hebben gekampeerd. Lady Liberty als symbool

van de vrijheid is pas ontstaan in de jaren dertig, toen het werd

gebruikt door joodse etnische groepen die vergeefs pleitten voor

het toelaten van vluchtelingen uit Duitsland.

Het Vrijheidsbeeld was een geschenk van het Franse volk aan

Amerika, een cadeautje bij de honderdste verjaardag van de onaf-

hankelijkheid in 1876. Haar naam was ‘Liberty Enlightening the

World’ en zo is ze de geschiedenis in gegaan. De meeste Amerika-

nen hebben er overigens geen idee van dat het beeld een cadeau

was van de Fransen (anders hadden de politici het aan het begin

van de oorlog in Irak misschien terug kunnen geven in plaats van

kinderlijk hun French Fries om te dopen in Freedom Fries). Met

immigranten heeft het beeld sowieso weinig te maken. Er was een

plan, rond 1889, om het nieuwe federaal inspectiecentrum op

Liberty Island te bouwen. Een storm van protest stak op. ‘De Godin

van de Vrijheid zou haar jurk op moeten trekken in afkeer,’ schreef

een tegenstander. Het beeld zou ‘vervuild raken’ door de linea

recta van de boot komende immigranten. Daarop werd het cen-

trum een eiland verderop geplaatst.

Frankrijk had geen voetstuk bij het standbeeld geleverd. Om

daarvoor geld in te zamelen organiseerde New York in 1883 een tij-

delijke kunst- en literatuurtentoonstelling. Emma Lazarus, een

joodse jongedame uit een goed geassimileerde New Yorkse familie,

124

Page 64: Frans Verhagen - The American Way

Duitse overheid was hen liever kwijt dan rijk en hielp bij het ver-

trek, meestal naar Amerika. De cijfers zijn duidelijk: tussen 1905 en

1914 kwamen ongeveer 700.000 joden naar Duitsland en toch

waren er in 1914 maar 70.000 over.

Waarom verlieten ze Rusland? Allereerst vanwege de redenen

die we ook bij andere immigrantengroepen hebben gezien: ont-

worteling door de industrialisatie en overbevolking. Daarnaast

speelden politieke repressie en geloofsvervolging, specifiek gericht

op joden, een rol. Gedurende de hele negentiende eeuw werden

joden gediscrimineerd en zelfs opgejaagd. Omdat ze buiten de ste-

den geen land mochten kopen of huren, werkten ze als kooplieden

en handwerkslieden. Dat leverde steeds meer problemen op, zeker

toen in 1863 de Russische slaven hun vrijheid kregen en met de

joden moesten concurreren.

De bevolkingsdruk was enorm. Het aantal joden in Rusland was

tussen 1825 en 1880 gegroeid van 1,6 miljoen naar 4 miljoen. De

Russische joden waren al verbannen naar de Pale of Settlement,

een regio die zich uitstrekte van de Baltische Zee tot de Zwarte Zee,

in wat nu Polen, Litouwen en Oekraïne is. Na de moord op Alexan-

der II in 1881 legden de Mei-wetten verdere beperkingen op. Revo-

lutionaire ontwikkelingen werden steevast toegeschreven aan jood-

se agitatoren. Joden moesten in de steden wonen, mochten geen

grond bezitten. Steeds vaker werden hele groepen joden simpelweg

verjaagd.

De eerste pogroms, tussen 1881 en 1884, brachten al migratie op

gang naar het westen, onder meer naar Duitsland. In 1903 kwam

het regime met nieuwe maatregelen. Na drie jaar van pogroms, tus-

sen 1903 en 1906, waren honderdduizenden mensen op de vlucht

gejaagd. President Roosevelt deed over deze vervolgingen zijn

beklag bij de tsaar, zonder veel effect. De joden kozen met hun voe-

ten en vertrokken. Uiteindelijk kwamen tussen 1890 en 1924

2,4 miljoen joden naar Amerika.

De joden in Oost-Europa stonden er wel bijzonder slecht voor,

maar ze waren niet de enigen die vertrokken. De economische en

politieke argumenten golden voor alle Slavische volken. Zo kwa-

men Oekraïeners, Polen, Bohemen, Slowaken, Slovenen en Kroaten

127

stereotypen. De ‘donkere Italianen’ leefden ‘alsof ze in een varkens-

stal wonen’, joden ‘met hun bekende lichaamsbouw’ vereerden

geld als hun afgod.

De eerste joodse immigranten waren in hun land van herkomst

niet de allerarmsten. Veel van hen waren handwerkslieden, meer

dan welke andere Oost- of Zuid-Europese groep dan ook. ‘Wie ver-

trekt naar Amerika?’ luidde een gezegde onder Russische joden.

‘De kleermakers, de schoenmakers en de paardendieven.’ Zeker

tweederde deel van de joodse nieuwkomers waren geschoolde vak-

lui. De grootste groep bestond uit kleermakers, daarna kwamen

timmerlieden en schoenmakers. Je mag aannemen dat de paarden-

dieven een ander beroep opgaven.

Naarmate de stroom toenam, groeide ook het aantal armen.

Aanvankelijk gingen velen eerst naar Duitsland, in de hoop van

daaruit hun weg naar de Verenigde Staten te vinden. Deze arme,

premoderne joden uit Rusland schokten de Duitse joden, die daar

trots deel uitmaakten van de professionele middenklasse. Ook de

126

In de appartementen van de immigranten werd niet alleen gewoond

en geslapen maar ook gewerkt. Deze joodse familie maakt kleding.

Page 65: Frans Verhagen - The American Way

129

naar de Verenigde Staten. Tussen 1871 en 1890 verlieten veel Polen

Pruisen omdat ze na de Duitse eenwording onder kanselier Bis-

marck gedwongen werden Duits te worden. Het waren veelal onge-

schoolde arbeiders of landwerkers, en bijna allemaal mannen. Het

percentage dat terugkeerde was tamelijk hoog. De Russische joden

daarentegen vertrokken meestal met hun gezin en wilden niet

meer terug.

De miljoenen Oost-Europeanen, de familie van Leon Czolgosz

onder hen, vervulden in de Amerikaanse economie de laagste en

slechtst betaalde arbeidsplaatsen. De industriëlen speelden hen uit

tegen eerdere groepen die nu een hoger loon eisten, of gebruikten

hen als stakingsbrekers. Rond de eeuwwisseling werkten bij de Car-

negie-staalfabrieken in Pittsburgh ongeveer 14.000 arbeiders, van

wie er 11.000 uit Zuid- en Oost-Europa afkomstig waren. Dat leverde

de nodige problemen op. Deze immigranten namen maar lang-

zaam afstand van hun oude cultuur. Werkgevers klaagden steen en

been over arbeiders die zomaar vrij namen op religieuze feestda-

gen en voor feestelijke gelegenheden. De grieks-orthodoxe kerk

had liefst tachtig feestdagen per jaar en een Poolse bruiloft kon

zomaar drie dagen duren. Ze behielden hun oude gebruiken: er

werden religieuze eden afgelegd, boerenparades gehouden en er

vonden voedselrellen plaats, net als thuis. Soms staakten ze, zoals

Czolgosz en zijn vader deden, maar vaker werden ze gebruikt om

stakingen te breken.

Zoals de journalist Vernon Briggs vaststelde in zijn onderzoek

naar de Czolgosz-familie: ze zagen de industriële bazen als de prin-

sen in Pruisen. Van de vakbonden hadden deze nieuwkomers ook

niets te verwachten. Die hielden hen liever buiten de deur. Ze

bedreigden immers de zwaarbevochten posities van Ieren en Duit-

sers. Klassensolidariteit had zo zijn grenzen. Wie echt revolutie

wilde, dwarrelde de anarchistische kant op. Zoals Leon Czolgosz.

Dit is Rusland niet De ervaringen van de joden in Amerika

zijn mooi beschreven door Abraham Cahan in zijn The Rise of

David Levinsky. Als zijn held van de boot afkomt, vraagt hij een

New Yorker waar hij heen moet. ‘Loop gewoon rechtdoor,’ zegt de

128

Een van de mooiste en bekendste foto’s die Lewis Hine op Ellis Island

maakte. Dit Russisch-joodse meisje kwam in 1905 aan. Op de achter-

grond zien we de ramen van de Great Hall.

Page 66: Frans Verhagen - The American Way

teit – verworven in eeuwen van onderdrukking. Behalve Cahan

heeft ook Bernard Malamud hier mooi over geschreven. Hun groep

keek neer op joden die zich bekeerden en moest weinig hebben van

de rijke Duitse of progressieve joden die hun identiteit vooral cultu-

reel interpreteerden en niet religieus.

Rond de eeuwwisseling was New York de immigrantenstad bij

uitstek. De Ierse en Duitse wijken waren overgenomen door de

nieuwe immigranten. De Lower East Side werd nu Jewtown

genoemd en ten zuiden van 14th Street lagen minstens drie Little

Italy’s. Volgens de volkstelling van 1920 was meer dan veertig pro-

cent van de inwoners van New York geboren in het buitenland. Als

je de eerste en tweede generatie optelt, woonden er 800.000 Italia-

nen en 1,6 miljoen joden (dertig procent van de bevolking). En dan

hebben we het nog niet over de immigranten uit de andere landen.

Zoals men in 1910 zei: je kunt Manhattan doorkruisen van de East

River naar de Hudson of van Battery North naar 34th street zonder

een woord Engels te horen.

Een geluk bij een ongeluk Inmiddels vond aan de westkust de

belangrijkste gebeurtenis plaats in de geschiedenis van de Ameri-

kaanse Chinezen. Hij duurde precies 48 seconden. Zo lang beefde

op 18 april 1906 de aarde, met het epicentrum vlakbij San Francis-

co. De Grote Aardbeving, 8,2 op de schaal van Richter, had desas-

treuze gevolgen. Een deel van de stad was gebouwd op landfills,

slappe grond die door de schok haast vloeibaar werd. Drie uur later

volgde een naschok die de nekslag gaf aan een aantal beschadigde

gebouwen. Het grootste probleem was echter de brand die onmid-

dellijk uitbrak en die vier dagen bleef woeden. Meer dan de helft

van de stad werd vernietigd, de helft van de 450.000 bewoners

raakte dakloos. Overlevenden staken de baai over naar Oakland of

bivakkeerden in Golden Gate Park en op de stranden. Met driedui-

zend officiële doden viel het aantal slachtoffers mee. De 75.000

Chinezen in San Francisco werden hard getroffen. Niet alleen was

hun wijk grotendeels verwoest, ze werden ook het slachtoffer van

plunderende soldaten.

Toch zou de aardbeving de Chinezen een onverwacht voordeel

131

man. ‘Blijf lopen tot je een hoop joodse mensen ziet.’ Het zegt iets

over de grote aantallen joden in New York. Cahans klassieke boek

werd uitgegeven in 1917, maar zijn verhaal van de overgang van

een ouderwetse, door de Talmoed gedomineerde en met pogroms

bedreigde samenleving naar de vleespotten van New York, speelt

in de jaren tachtig van de negentiende eeuw.

De gevleugelde woorden in het boek zijn: ‘Dit is Amerika. Het is

Rusland niet.’ Levinsky hoort dat voortdurend, van de vrouw van

zijn orthodoxe collega die volgens haar zijn tijd verdoet met het

studeren in de Talmoed, zoals hij in Rusland gewend was. En van

zijn zakenpartners. Zo heb je in Amerika nooit succes. Als je in

Amerika bent, moet je je als Amerikaan gedragen.

De joden in de Verenigde Staten maakten zelf onderscheid naar

etnische en klassenherkomst van andere joden. Zo gebruikten de

Duitse joden vaak het woord ‘Hebrew’ in de naam van hun organi-

saties om zich te onderscheiden van de arme en als achterlijk

beschouwde joden uit Oost-Europa en Rusland. Een sterke stro-

ming benadrukte joods nationalisme, de wens om een Palestijns

thuisland te stichten. Ze vermoedden dat antisemitisme onderdeel

was van de Amerikaanse samenleving, wat in die tijd heel reëel

leek. De orthodoxe joden wilden zich evenzeer afzonderen. Tot op

de dag van vandaag slagen zij erin ook in een kosmopolitische

stad als New York een zeker sociaal isolement vol te houden. De

beelden die we nu van hen zien, waren aan het einde van de

negentiende eeuw al gemeengoed: lange zwarte jassen, pijpen-

krullen, wilde baarden, bizar ogende rituelen en Jiddisch als

spreektaal. De oudere, rijke Duitse joden moesten niets hebben

van deze nieuwkomers.

Hun achterstand en de discriminatie verklaren waarom joodse

Amerikanen maar langzaam opklommen op de sociale ladder. Ook

hier was de immigrantengeneratie ambivalent over Amerika: ze

wilden hun kinderen wel laten slagen, maar niet ten koste van een

breuk met de eigen groep. Zoals altijd bleken de tweede en derde

generatie zich daar weinig van aan te trekken. Ze assimileerden

gewoon. Maar van alle immigrantengroepen waren de Russische

joden degenen die zich het meest zorgen maakten over hun identi-

130

Page 67: Frans Verhagen - The American Way

opleveren. Het vuur dat door de stad raasde, vernietigde ook de

archieven van de burgerlijke stand. Dat bood een uitgelezen moge-

lijkheid voor tienduizenden Chinezen om met vervalste geboorte-

certificaten hun status legaal te maken, zichzelf een staatsburger-

schap toe te kennen dat ze na de wet van 1882 nooit hadden kun-

nen krijgen. De gevolgen waren enorm. Ze konden nu hun kinde-

ren laten overkomen, want officieel waren de kinderen van staats-

burgers Amerikanen, ongeacht hun geboorteplaats.

Tot niemands verrassing bleken de Chinezen uiterst vruchtbaar.

Elke trip naar het thuisland leverde wel een kind op. Of een reiziger

rapporteerde de geboorte in China van een kind dat helemaal niet

bestond – controleer het maar eens. Zo’n geboortebewijs was een

slot, een immigratiemogelijkheid die kon worden verhandeld. Een

toevloed van ‘paper sons’ gaf nieuw leven aan het herbouwde Chi-

natown (nadat een poging van onroerendgoedmagnaten om na de

aardbeving de hele wijk over te nemen was afgeslagen). Het viel de

autoriteiten op dat er sprake was van een interessant biologisch

fenomeen: voor elke dochter werden wel vierhonderd zonen gebo-

ren. In 1910 opende de immigratiedienst een nieuw kantoor op

Angel Island, in een poging deze groepen te schiften door middel

van langdurige interviews. Op hun beurt hadden de nieuwkomers

zich goed voorbereid op alle mogelijke vragen.

De Chinezen moesten hun toevlucht wel nemen tot deze trucs.

Sinds de wet van 1882 werden Chinezen immers niet meer toegela-

ten en het was altijd een probleem om genaturaliseerd te worden,

ook als je voor die tijd al was aangekomen. De wet van 1882 werd

aangevochten maar in 1889 gaf het Supreme Court er zijn zegen

aan. Volgens rechter J. Field was het tegenhouden van Chinezen

gerechtvaardigd omdat ze van een ander ras waren, omdat het

‘onmogelijk [schijnt] hen te assimileren’ en dat ze ‘vreemdelingen

[blijven] in het land, apart wonend en vasthoudend aan gewoonten

en gebruiken uit hun eigen land’. Als deze ‘Oriëntaalse invasie’ niet

werd ingedamd, vond de rechter, dan kon dat leiden tot een

‘bedreiging van onze beschaving’. Waarmee Field een mening uit-

sprak die de meeste Amerikanen deelden.

132 133

Een detentiecentrum voor Aziaten Angel Island, het

opvangcentrum in de baai van San Francisco, gold als het Ellis

Island van het westen, maar de verschillen waren groter dan de

overeenkomsten. Terwijl bij Ellis Island het zo snel mogelijk ‘ver-

werken’ van grote hoeveelheden mensen vooropstond, was Angel

Island vooral een detentiecentrum. De locatie, in de baai vlak bij

het gevangeniseiland Alcatraz, werd gekozen omdat ontsnapping

vrijwel onmogelijk en het isolement volledig was. Een van de recht-

vaardigingen was dat ‘vreemdelingen uit oriental countries vaak

gemene ziekten met zich dragen en quarantaine dus noodzakelijk

is’. In de praktijk werden mensen er gewoon lange tijd vastgehou-

den. Driekwart van de Chinezen werd geïnterneerd tot officieel was

vastgesteld ‘wie ze waren’. Sommigen moesten maanden op Angel

Angel Island was het opvangcentrum aan de Amerikaanse westkust.

Volgens nieuwkomers had het meer weg van een gevangenis dan van

een ontvangstcentrum. Veel mensen werden voor langere tijd vastge-

houden.

Page 68: Frans Verhagen - The American Way

Island blijven. Zo’n twintig procent van de nieuwkomers werd

teruggestuurd.

Van Angel Island kennen we dan ook aanzienlijk meer verhalen

over slechte behandeling dan van Ellis Island. Volgens de Chinezen

die er werden vastgehouden leek Angel Island op een gevangenis,

zonder veel lucht of licht. Ze mochten geen contact opnemen met

de buitenwereld. Soms was er niet genoeg te eten, onder meer

omdat de leiding meende dat Chinezen maar twee keer per dag

aten. In 1919 ontstond er een rel van voldoende omvang om troe-

pen naar Angel Island te sturen. De gedetineerden schreven

gedichten op de muren, nu nog te zien in het National Historic

Center dat Angel Island is geworden. Deze poëzie vertelde over de

zorg, de frustratie en de woede van de immigranten. Veel later wer-

den ze overgeschreven door een student die in 1926 aankwam, Yu-

shan Han, en er lange tijd werd opgesloten.

Hoewel ze behoren tot de oudste groepen immigranten, maak-

ten de Chinezen een unieke ontwikkeling door. Veel meer dan de

andere immigranten werden ze op zichzelf teruggeworpen, een

kleine gemeenschap zonder aanwas van buiten, maar ook zonder

de mogelijkheid deel uit te maken van de Amerikaanse samenle-

ving. Er is een prachtige foto van San Francisco’s Chinatown in

1899. Een straat vol met mannen in zwarte pakken, met ronde

zwarte hoeden op. Het zou zo een Chinese stad kunnen zijn. Van-

wege de discriminatie op basis van ras liepen ze tegen heel bijzon-

dere problemen aan. Zo werd de wet die Chinezen verbood om met

niet-Aziaten te trouwen pas in 1948 opgeheven, hetzelfde jaar dat

de wet werd afgeschaft die Chinezen verbood om huizen te bezit-

ten buiten Chinatown.

Landarbeiders in Hawaii De eerste Japanse immigranten

waren landarbeiders. Ze kwamen eind negentiende eeuw naar Cali-

fornië, vaak met Hawaii als tussenstop. In 1900 woonden er aan de

westkust zo’n 25.000 Japanners. Liefst wilden Amerikanen hen op

dezelfde manier behandelen als de Chinezen, maar dat ging

zomaar niet. De status van Japan als wereldmacht was een stuk

hoger: het land had in 1905 de Russen verslagen. Theodore Roose-

134 135

Door de discriminatie die hun in Californië ten deel viel, was het Chi-

natown van San Francisco een heel geïsoleerde gemeenschap. Deze

foto werd in 1898 genomen, toen de komst van Chinezen naar Ameri-

ka al zestien jaar volledig was verboden.

Page 69: Frans Verhagen - The American Way

ervaringen van mensen die er toch hun geluk probeerden te vin-

den, zijn beschreven door Jonathan Raban in Bad Land. In de jaren

tachtig van de twintigste eeuw deed de Amsterdamse hoogleraar

Rob Kroes onderzoek in een aantal van deze Nederlandse gemeen-

schappen. Honderd jaar na aankomst van de eerste kolonisten trof

hij er een gemeenschap aan die zich nog altijd probeerde af te zon-

deren van de boze buitenwereld.

Ze waren Amerikaans geworden maar tegelijk heel Hollands

gebleven. De meeste nieuwkomers in die jaren dienden een aan-

vraag in voor een homestead, het gratisgrondprogramma. Daarbij

hoorde een aanvraag voor naturalisatie. De papieren die het na vijf

jaar mogelijk maakten om staatsburger te worden, hielden onder

meer in dat de Nederlandse koningin moest worden afgezworen.

Zoals Kroes opmerkt deden onze immigranten dat zonder moeite:

‘Ons koninkrijk voor een homestead.’

Tot ver in de twintigste eeuw werd hier Nederlands gesproken.

Toch moest men al in 1909 besluiten dat alleen nog het eerste

schooljaar volledig in het Nederlands gegeven zou worden. Daarna

bleef het bij een halve dag per week voor Nederlandse taalles, en

natuurlijk bleven de godsdienstlessen in het Nederlands. Er ont-

stond een ratjetoe van Engels en Nederlands, vol Engelse woorden

voor zaken die in het Nederlands niet bestonden. Dat gebeurt vaak

met een immigrantentaal. Ik herinner me nog hoe bizar het Chi-

nees van mijn schoonouders klonk, doorspekt met Engelse woorden

waarvoor geen Chinees equivalent was, zoals dishwasher en garage

door opener. Ik ben ervan overtuigd dat het Marokkaanse dialect

van Amsterdamse families net zo veel rare woorden bevat.

Progressieve nieuwkomers Nederlanders bleven sterk

hangen aan oude gewoonten en geloof. Kroes vertelt over een

onderzoek dat ene Meinte Schuurman in 1941 deed. Deze socioloog

ondervroeg de mensen in de gemeenschap waarin hij was opge-

groeid. Het geloof in bovennatuurlijke krachten bleek onvermin-

derd aanwezig. Niet de economie veroorzaakte depressies maar

‘God’s vengeance upon a sinful mankind’. De oplossing was uiter-

aard een terugkeer naar het ware geloof.

137

velt, die zijn Nobelprijs in 1906 dankte aan zijn bemiddeling in de

Japans-Russische oorlog, wilde de goede verhoudingen niet riske-

ren met een totaal verbod op immigratie. Dat zou een belediging

zijn voor de Japanse regering. De uitweg was een regeling die

bekend is geworden als het Gentleman’s Agreement. Afgesproken

werd dat Japanse werkers buiten de deur gehouden konden worden

als ze ‘schade’ toebrachten aan de arbeidsomstandigheden in de

Verenigde Staten. Voor vrouwen gold dat niet en Japans-Ameri-

kaanse mannen zetten een levendige handel op in picture brides.

Zo bleef de Japans-Amerikaanse gemeenschap groeien.

Na de immigratiestop zochten werkgevers eerst hun heil bij Filip-

pino’s. Sinds 1898 vielen de Filippijnen onder Amerikaans gezag,

waardoor ze onder andere voorwaarden naar de Verenigde Staten

konden komen. De eerste grote golf arriveerde tussen 1909 en 1934

voor werk op de suikerrietplantages van Hawaii, dat toen nog geen

Amerikaanse staat was. In 1934 maakte het Congres een einde aan

de stroom Filippino’s, met de belofte van onafhankelijkheid voor

haar enige kolonie. Die kwam op 4 juli 1946. Dat die belofte in het

jaar 1934 werd gegeven was geen toeval. Door de depressie was het

tekort aan landarbeiders verdwenen. Californië zat vol met Oakies,

vluchtelingen uit Oklahoma en andere dust bowl-staten.

Een koninkrijk voor een homestead Tussen 1882 en

1924 vertrokken er nog behoorlijk wat Nederlanders naar Amerika.

De landbouwcrisis in Noord-Nederland gaf in de jaren tachtig van

de negentiende eeuw een nieuwe impuls aan de emigratie. Zo’n

75.000 mensen waagden de sprong. Tussen 1900 en 1914 arriveer-

de nog eens zo’n aantal. Geen geweldige aantallen vergeleken met

al die Italianen en Russen, maar ze waren goed voor een gestadige

aanwas van de Nederlandse gemeenschap. Ze gingen naar de

Nederlandse kolonies in Michigan en Iowa, maar stichtten ook

nieuwe nederzettingen verder westwaarts, in Montana bijvoor-

beeld.

Door de natuurlijke omstandigheden was die regio notoir moei-

lijk te bebouwen, zeker met de hulpmiddelen die de kleine boeren

in de negentiende eeuw ten dienste stonden. De hartverscheurende

136

Page 70: Frans Verhagen - The American Way

De beweging voor amerikanisering Tot pakweg 1900 maak-

ten Amerikanen zich niet erg druk over het proces van assimilatie.

Natuurlijk waren er anti-immigratiegevoelens, maar Amerikanen

namen eigenlijk voetstoots aan dat nieuwkomers vanzelf net zo

zouden worden als zij. Vooral onderwijs werd gezien als een middel

tot integratie. Toen de aantallen toenamen en ze bovendien uit

nieuwe, minder bekende landen kwamen, begon men zich zorgen

te maken. Er kwam een beweging op die streefde naar ‘amerikani-

sering’: de gedachte dat er actief gewerkt moest worden aan het

integreren van al die nieuwkomers. De impuls daarvoor kwam uit

twee hoeken. Enerzijds waren er sociaal werkers als Jane Addams

en haar vrienden. Zij wilden de mensen in hun vertrouwde omge-

ving helpen en, zouden we tegenwoordig zeggen, met behoud van

de basiselementen van hun eigen cultuur.

Daarnaast waren er actieve groepen met een patriottische, ‘hup

Amerika’-houding. Zo organiseerden de Daughters of the American

Revolution lessen in Amerikaanse geschiedenis en politiek ‘om aan-

staande kiezers op hun burgerplicht voor te bereiden’. Ze waren

overigens wel zo praktisch die lessen in diverse talen aan te bieden.

Iets dergelijks deed de even keurige Society of Colonial Dames in

1904. Na de moord op president McKinley hadden ook de Sons of

the Revolution zich op deze taak gestort.

De doelstelling was in alle gevallen welgemeend: goede burgers

maken van buitenlanders. Dat betekende dat ze zo snel mogelijk

Amerikaan moesten worden. Maar na de moord op McKinley zat er

ook een politieke motivatie achter. Deze Amerikanen waren bang.

Bang voor radicalen, bang voor on-Amerikaanse heethoofden,

bang voor geweld, bang voor de revolutie. Het was dit soort angst

dat leidde tot meer militant nationalisme, met nativistische onder-

tonen en later, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog, tot verregaan-

de intolerantie.

President Theodore Roosevelt was niet tegen immigratie. Maar

biografen weten niet zo zeker of Roosevelts enthousiasme zich ook

uitstrekte tot de nieuwe immigranten uit Oost-en Zuid-Europa. In

elk geval vond hij dat de nieuwkomers moesten amerikaniseren.

Wat betekende dat? Wel, zei Theodore, ‘we moeten ze helemaal

139

Na de Tweede Wereldoorlog vond een interessant proces plaats

met nieuwe nieuwkomers. De immigranten die toen uit Nederland

kwamen, een beperkt aantal, bleken veel ondernemender en opener

dan de Nederlandse Amerikanen. Die waren in de loop van de tijd in

alle opzichten enorm conservatief geworden. Bovendien lieten de

nieuwkomers zich niet veel gelegen liggen aan de starre hiërarchie

in de Nederlandse gemeenschap. Kroes stelt vast dat het aanleiding

gaf tot verstoorde verhoudingen, roddel, achterklap en afgunst.

Zoals een Nederlandse Amerikaan het tegen Kroes zei: ‘Het Ame-

rikaanse meltingpot-syndroom eist zijn tol, mensen zijn minder

geïnteresseerd in hun cultuur.’ Hij voegde eraan toe dat de antithe-

se, een Kuyperiaans begrip uit de negentiende eeuw, daardoor aan

scherpte verloor. Het was simpelweg niet vol te houden om je vol-

strekt af te sluiten van de Amerikaanse samenleving.

Ten slotte hebben we nog de Scandinaviërs, die belangrijk waren

zowel vanwege hun aantallen als hun politieke invloed. Ze kwamen

om dezelfde redenen als alle andere immigranten. Hun landen ken-

den een overlevingseconomie, uitzonderlijk kwetsbaar door de

schrale grond en het korte groeiseizoen. In 1864 en 1865 werden ze

getroffen door ‘De Grote Hongersnood’. Meer dan 2 miljoen honge-

rende armoedzaaiers uit Noorwegen, Zweden en Denemarken sta-

ken over naar Amerika.

Scandinaviërs kwamen vooral terecht in het middenwesten, in

staten als Minnesota, Wisconsin en Iowa, met vergelijkbare klimato-

logische omstandigheden als in de landen waar ze vandaan kwa-

men. Ze richtten een samenleving in die veel weg had van hun land

van herkomst, terwijl ze toch gewoon Amerikaan werden. In deze

staten bestaat nog steeds een vorm van sociaal-democratie die in de

rest van Amerika onbekend is of voor ongewenst wordt gehouden.

Dit ‘prairiesocialisme’ leverde een samenleving op die toch behoor-

lijk anders was dan de rest van Amerika. Deze progressieve traditie

werd voortgezet door politici als Hubert Humphrey, Eugene McCart-

hy en Walter Mondale. In Minnesota hebben ze sinds jaar en dag

een andere naam voor de Democratische Partij: de Democratic Far-

mer-Labor Party – een laatste herinnering aan de populisten van

1896.

138

Page 71: Frans Verhagen - The American Way

Duitse Amerikanen op af, maar ook Roosevelt zelf. Hij klauterde

zelfs het podium op, zwaaide de massa toe en wuifde naar de voor-

bijtrekkende wagens. Toen een boze demonstrant riep: ‘Wo ist der

Roosevelt?’ antwoordde hij: ‘Hier bin ich!’ De menigte amuseerde

zich kostelijk. Roosevelt zocht vaak contact met de onderkant van

de New Yorkse samenleving. Hij voelde het sociale onrecht, ook al

leefde hij zelf in luxueuze omstandigheden. Dat was ‘hoe ik een

progessief werd’, zei hij er later over. Jacob Riis vond bij de toenma-

lige politiecommissaris een gewillig oor.

Overigens zag Roosevelt er geen been in om het over ras te heb-

ben. Ras is, zoals correcte wetenschappers dat tegenwoordig zou-

den zeggen, een ‘sociale en culturele constructie’. Dat bleek. Het

woord ‘ras’ werd aan het begin van de twintigste eeuw nogal losjes

gebruikt. Zo mocht Roosevelt graag oreren over het ‘Amerikaanse

ras’. Een eeuw geleden dacht men serieus dat joden en Italianen tot

een ander ras behoorden dan de mensen uit Noord- en Midden-

Europa. Maar de Amerikaanse wetgever kon er niet helemaal uit

komen: deze mensen mochten wel Amerikaan worden, maar Chine-

zen nog altijd niet. Al waren die joden en Italianen inferieur, ze

waren in elk geval beter dan zwarten en Aziaten.

‘Blank’ werd hier verward met Anglo-Saxon en het waren die

blanke Amerikanen, waartoe inmiddels ook de Ieren en de Duitsers

behoorden, die moeite hadden nieuwkomers te accepteren. Theo-

rieën over rassen en hun onderlinge rangschikking waren in die

jaren bon ton in de New Yorkse samenleving. Madison Grant, de

grondlegger van de New York Zoological Society, wijdde er een

invloedrijk boek aan, The Passing of the Great Race. Volgens hem

waren mensen uit Zuid- en Oost-Europa van inferior breeding en

zouden ze de noordelijke volksstam vervuilen. Ze dreven Amerika

naar de racial abyss, de rassenafgrond. Toekomstig president Cal-

vin Coolidge schreef in 1921 in een populair tijdschrift: ‘Amerika

moet Amerikaans gehouden worden. Biologische wetten tonen (… )

dat Nordics verarmen als ze mengen met andere rassen.’

In een studie van schoolboeken ontdekte Micheline Fedyck in

1979 dat de oudere immigranten nog wel redelijk werden beschre-

ven, maar dat latere immigranten vaak te boek stonden als inferi-

141

amerikaniseren, in spraak, in politieke ideeën en principes, en in

hun manier van kijken naar de verhouding tussen kerk en staat’.

Roosevelt draaide er niet omheen. Hij vond dat een immigrant zijn

Oude Wereld-ideeën over geloof, ras en nationalisme maar snel

achter zich moest laten. Deze sentimenten moest hij omzetten in

liefde voor ons ‘gezamenlijke land’ en trots op de dingen ‘waar we

allemaal trots op kunnen zijn’. Dat betekende volgens Roosevelt res-

pect voor de vlag, het vieren van de geboortedag van Washington

en niet de verjaardag van de keizer, en de Fourth of July in plaats

van St. Patrick’s Day. ‘Bovenal moet de immigrant leren te praten

en te denken en te zijn als Amerikaan,’ stelde de president.

Teddy was populair bij immigranten. Hij zorgde er altijd voor het

Amerikaanse burgerschap op een inclusieve manier te formuleren.

Toen hij als politiecommissaris in New York de Zondagswetten

handhaafde – hoewel hij geen antialcoholactivist was, zag hij kroe-

gen als bronnen van politieke corruptie –, organiseerden zijn

tegenstanders een anti-Roosevelt-bijeenkomst. Er kwamen veel

140

In het kader van de amerikaniseringscampagne die vanaf 1905 op

gang kwam, werden inburgeringscursussen voor nieuwkomers gege-

ven. Dit klasje kwam in 1911 in de Bronx bijeen.

Page 72: Frans Verhagen - The American Way

New Dealer avant la lettre Onder Theodore Roosevelt werden

de eerste stappen gezet naar nieuwe immigratiewetgeving. Hij

scherpte de eisen aan voor naturalisatie. Je moest minstens vijf ach-

tereenvolgende jaren in Amerika hebben gewoond om daartoe een

verzoek in te kunnen dienen. Verder moest je bewijzen goed Engels

te spreken, geen anarchist te zijn en voor de goede orde moest je je

ook beperken tot één vrouw. Ook steunde de president wetgeving

die nieuwe immigranten dwong naar bepaalde delen van het land

te gaan, vooral het zuiden en het westen. ‘Spreiding’ zouden wij het

noemen. Het idee erachter zal bekend voorkomen: de regering

wilde nieuwe aanwas van etnische gemeenschappen in het oosten

en middenwesten voorkomen. Dat mag allemaal nogal interventio-

nistisch klinken, het was precies de reden waarom Roosevelt

behoorlijk goed lag bij de sociaal-progessieve Amerikanen die veel

met immigranten werkten.

Een van hen was Frances Kellor, de vrouw achter de ideeën over

amerikanisering. Haar carrière laat beide facetten daarvan zien, ze

was deels hervormer en deels nationalist. Kellor studeerde rechten

aan Cornell University en sociologie en sociaal werk in Chicago.

Rond de eeuwwisseling stortte ze zich in het sociaal werk in de

sloppenwijken van New York. In 1904 schreef ze Out of Work, een

onthullend onderzoek naar de manier waarop arbeidsbureaus

vrouwen en immigranten uitbuitten.

Kellors bemoeienis met amerikanisering als programma begon

in 1908 toen gouverneur Charles Evan Hughes van New York (die

in 1916 presidentskandidaat zou zijn) haar onderzoek liet doen

naar de werkomstandigheden van immigranten en dagarbeiders.

Ze kwam met de eerste goed gedocumenteerde studie van immi-

granten, waarna Hughes haar benoemde tot directeur van het

Bureau of Industries and Immigration, dat zou gaan toezien op de

ontvangst van nieuwkomers. Het luisterde naar klachten, voor-

kwam fraude, gaf advies, en verrichtte permanent onderzoek. Zo

kwam het tot wetgeving op het terrein van behuizing, banken, en

scheepsagenten.

Rond die tijd lanceerde een groep zakenlui uit New England in

Boston de North American Civic League for Immigrants. De stich-

143

eur. Zo stelde een boek uit 1921 dat de meeste immigranten sinds

de Burgeroorlog afkomstig waren uit ‘de lagere klassen (…) en een

hoop problemen’ opleverden. Volgens de auteur kwamen ze uit een

samenleving die hen graag kwijt wilde, waren ze ongeletterd en

onopgeleid, zonder respect voor de wet en de overheid. Erger nog,

er zaten revolutionairen bij die de overheid van de Verenigde Sta-

ten graag vernietigd wilden zien! ‘Zou het mogelijk zijn,’ vroeg een

ander handboek zich af, ‘om de miljoenen olijfkleurige Italianen,

de donkere, zwartharige Slaven en de bruinogige Hebreeuwen in

de massa van het Amerikaanse volk te absorberen?’

142

President Theodore Roosevelt (1901-1909) was bijzonder populair

onder immigranten. Hij droeg hun een warm hart toe, ondanks zijn

geprivilegieerde afkomst. Roosevelt was de eerste president die de

excessen van de groeieconomie rond de eeuwwisseling aan banden

legde.

Page 73: Frans Verhagen - The American Way

dag, 4 juli, worden omgedoopt in ‘Americanization Day’. Kellor

slaagde erin medewerking te krijgen van burgemeesters, scholen,

kerken en burgers, en op 4 juli dat jaar vond in 107 steden een

Americanization Day plaats onder de slogan ‘Many Peoples, But

One Nation’. In de loop van 1915 werden zaken als loyaliteit, breken

met de oude wereld en onderwijs in de Amerikaanse cultuur gelei-

delijk aan belangrijker dan de sociale onderwerpen. Loyaliteit werd

145

ters hadden hun eigen belangen: ze wilden zeker geen immigra-

tiestop, daarvoor hadden ze de arbeiders te hard nodig. Maar die

lastige en domme buitenlanders moesten wel een handje gehol-

pen worden. De League combineerde hulp met propaganda. Ze

zorgde ervoor dat nieuwkomers advies kregen over banen, behui-

zing en transport, en sponsorde patriottische lezingen op de

avondscholen. Met steun van een groep rijke New Yorkers zette

Kellor eind 1909 een New Yorkse afdeling op.

Kellor had hogere ambities. Ze probeerde onderwijs voor immi-

granten te bevorderen en eiste van wetgevers beschermende wet-

geving. Dat was wat al te sociaal voor de afdeling Boston, die een

reactionaire richting insloeg. In 1914 scheidde de New Yorkse

afdeling van Frances Kellor zich af en richtte een nieuwe club op,

het Committee for Immigrants in America, met Kellor als leider.

Andere staten aan de oostkust volgden haar voorbeeld, net als

Californië. Daar leidde onderzoek naar de Wheatland Hop Fields

Riot van 1913 tot strengere regels voor de kampen waarin landar-

beiders werden ondergebracht, invoering van een programma van

onderwijs aan huis en betere woningen. Overal in de grote steden

waren inmiddels avondscholen opgericht waar men Engels kon

leren. Frances Kellor wilde verder. Het was allemaal te ongecoördi-

neerd. Ze wilde actie van de federale overheid. Zonder nationaal

doel zou amerikanisering niets opleveren, vreesde Kellor.

Ceremonies voor naturalisatie Het begin van de Eerste

Wereldoorlog bood zo’n nationaal doel. Er sloop een patriottische

geest in de amerikaniseringsbeweging. Het begon ermee dat de

naturalisatiebijeenkomsten wat meer cachet kregen. In een soort

publicrelationscampagne organiseerde men op 10 mei 1915 een

publieke ontvangst voor de net genaturaliseerde burgers. President

Wilson kwam er speciaal voor naar Philadelphia. Hij hield een

belangrijke toespraak over neutraliteit, maar onderstreepte ook de

bijdragen van al die immigranten aan de Amerikaanse samenleving.

Het inspireerde Frances Kellor tot de oprichting van het National

Americanization Day Committee, dat dit soort ontvangsten in het

hele land wilde organiseren. Daartoe moest Onafhankelijkheids-

144

Frances Kellor begon met de beste bedoelingen aan een programma

om immigranten te helpen hun weg te vinden in de Amerikaanse

samenleving. Ze maakte van de naturalisatieceremonie een symboli-

sche bijeenkomst. Toen de Eerste Wereldoorlog losbarstte kreeg haar

beweging steeds meer nationalistische kantjes.

Page 74: Frans Verhagen - The American Way

Logisch dat de Duitse Amerikanen zich gedeisd hielden. De

bekende journalist H.L. Mencken uit Baltimore, die onbeschaamd

pro-Duitsland was en anti-Engeland, stopte tijdelijk met publiceren.

Op straat viel opeens weinig Duits meer te horen. Het had langeter-

mijnconsequenties: Duits verdween als tweede taal. De gevolgen

waren ook indirect: het gaf de antialcoholliga extra argumenten

voor de drooglegging. Opmerkelijk genoeg bleek bij de volkstelling

van 1920 het aantal Duitse Amerikanen gedaald met 25 procent.

Die daling valt niet te verklaren uit immigratie en mortaliteit. Het

werd gewoon een stuk minder aantrekkelijk om je Duits-Amerikaan

te noemen. Door de Eerste Wereldoorlog bleven ook veel Italianen

en Slavische immigranten, die anders misschien teruggegaan

waren, in Amerika.

Waren de anti-immigratieoprispingen tot dan toe nogal lauw

geweest, nu waren een paar eenvoudige cijfers al voldoende voor

paniek. Een schatting van het Censusbureau in 1917 – de volgende

echte telling was gepland voor 1920 – stelde dat er in Amerika

maar liefst 4,7 miljoen mensen woonden die waren geboren in de

landen van de Centrale Mogendheden. De helft van hen was Duits,

de andere helft afkomstig uit landen als Turkije tot Bulgarije. Een

flink deel van deze mensen had nog niet de Amerikaanse nationali-

teit toen Amerika in 1917 de oorlog verklaarde. De vijand bevond

zich in Amerika. De paniek groeide toen men zich realiseerde

hoeveel van deze mensen in strategische industrieën werkten.

Een positief gevolg was dat andere etnische groepen ineens

een stuk vriendelijker werden bejegend. Hoewel de logica van

‘honderd procent amerikanisme’ zich ook tegen hen zou kunnen

keren, hield de oorlog de gemoederen in toom, zij het niet zon-

der moeite. Neem het geval in Cleveland, waar een ‘buitenlands

ogende’ man, die geen Engels sprak, een Liberty Loan-poster van

de tramwagen rukte. De inzittenden van de tram reageerden

geschoffeerd en als de politie de man niet in bescherming had

genomen zou hij aan een lantarenpaal zijn geëindigd. Wat

bleek? De ongeletterde Pool was in woede ontstoken vanwege het

gezicht van de keizer op de poster, die bedoeld was om Amerika-

nen obligaties te laten kopen ter ondersteuning van de oorlog.

147

nu gecontrasteerd met ‘dual citizenship’, Amerikanen met twee loy-

aliteiten. De nieuwe slogan werd ‘America First’. Ondertussen klonk

Kellor steeds schriller, vooral in haar boek uit 1916, Straight

America. Daarin pleitte ze voor militaire voorbereidingen, industri-

ele mobilisering, algemene dienstplicht en amerikanisering ten

behoeve van een sterker en vitaler nationalisme. Dat zagen zakenlui

ook zitten, maar toch vooral om de productiviteit en de moraal te

verhogen. Niet alleen Kellor klonk schriller, heel Amerika bereidde

zich op oorlog voor. Drie dagen na de torpedering van de Lusitania

in april 1915 had president Wilson al gesteld dat je nooit een com-

plete Amerikaan kon worden als je in groepen bleef denken.

In de publieke opinie stonden de Duitsers geboekstaafd als de

meest geassimileerde en meest keurige van alle immigranten. Nog

in 1903 verklaarde een socioloog in Boston dat Duitsers het beste

etnische type in de stad waren. Vijf jaar later stelde een onderzoeks-

groep vast dat als je de eigenschappen van etnische groepen verge-

leek, de Duitsers ‘ver uitstaken’ boven de rest en soms ‘zelfs beter’

waren dan autochtone Amerikanen. Hun sociale status was aanmer-

kelijk hoger dan die van andere immigranten.

Al die pluimstrijkerij maakte de Duits-Amerikaanse leiders wat

arrogant. Bescheidenheid kwam hun niet aanwaaien, dat was iets

voor immigrantengroepen die meer op de huid werden gezeten.

Voor de Duitsers sprak het dan ook voor zich dat ze invloed probeer-

den uit te oefenen op het Amerikaanse buitenlandse beleid. Waar-

om ook niet? Ze wilden bovenal neutraliteit en daarom geen Ameri-

kaanse wapenleveranties aan Europa. Maar omdat neutraliteit voor-

al Duitsland ten goede zou komen, leverde dat onmiddellijk een pro-

bleem op.

Toen in 1915 de duikbotenoorlog losbarstte, ontstond een anti-

Duitse hysterie. Sabotage door agenten van de Duitse ambassade in

Washington en pogingen om bommen het land in te smokkelen

maakten het alleen maar erger. Binnen een paar maanden dacht de

gemiddelde burger dat de Duitsers stiekem juichten als Amerikaan-

se burgers werden getorpedeerd. Alles wat de Duitsers tot zo’n voor-

beeldige en goed georganiseerde immigrantengroep had gemaakt,

werkte nu tegen hen. Alles was verdacht en niets was te dol.

146

Page 75: Frans Verhagen - The American Way

149

Zowel Woodrow Wilson als ex-president Roosevelt voerde nu

campagne voor ‘unhyphenated Americanism’, de ‘streepjesloze’

Amerikaan. Het was even niet verstandig om een etnische Ameri-

kaan te zijn. Iedere vorm van onvolmaakte loyaliteit gold ineens

als ‘moreel verraad’. De patriottische urgentie die het land had

bevangen, klinkt door in een ongetwijfeld apocrief verhaal dat

de ronde deed in Washington. Een groep dames van de amerika-

niseringsbeweging klopte aan de deur bij een tenement-bewoner

van Boheemse afkomst. Kunt u niet wachten en volgende week

terugkomen, vroeg de vrouw. ‘Wat?’ protesteerden de dames. ‘U

bedoelt dat u uw entree in het Amerikaanse leven wilt uitstel-

len?’ ‘Nee, nee,’ riep de Boheemse vrouw. ‘We zijn best bereid om

te worden geamerikaniseerd. We sturen nooit iemand weg die

dat niet wil. Maar er is niemand thuis behalve ik. De jongens zijn

vrijwilliger in het leger, mijn man werkt in de munitiefabriek en

de rest is op pad om Liberty Bonds te verkopen. Ik wil jullie niet

boos maken, maar kunnen jullie niet volgende week terugko-

men?’

Eng nationalisme De beweging was uit de hand gelopen.

Ook Frances Kellor en haar commissie waren op hol geslagen. In

1917 omarmden ze de ‘honderdprocentfilosofie’ en steeds meer

werden ze een club ter eliminatie van anti-Amerikaanse ideeën,

een gevaarlijke overstap. Bij Kellor was het vertrouwen in van-

zelfsprekende integratie verdwenen. Gelukkig bleven de meeste

extreme ideeën van particulieren niet meer dan oprispingen. En

vooralsnog hield ook de overheid zich in – die zou pas na de oor-

log overreageren met de beruchte Red Scare, een heksenjacht op

linkse Amerikanen.

Wat er nog over was aan kosmopolitisch denken in de amerika-

niseringsbeweging, sloeg nu om in eng nationalisme. Amerikanise-

ring werd een wapen voor het in toom houden van de socialistische

massa’s. Via haar zakencontacten hield Frances Kellor zich vooral

bezig met propagandacampagnes om de ‘nationalistische, radicale

groepen te ondermijnen door hun leden voor Amerika te bekeren’.

De Russische Revolutie in 1917 en de politieke onrust in Duitsland

148

na de oorlog versterkten de angst voor slechte invloeden uit Euro-

pa. In Amerika werd meer en meer dwingende wetgeving afgekon-

digd. Engels moest de primaire taal worden, onderwijzers moesten

staatsburgers zijn, op openbare bijeenkomsten moest Engels wor-

den gesproken, behalve op religieuze en clubbijeenkomsten.

In zo’n opgefokte sfeer verraste het niet dat her en der relletjes

losbarstten tegen buitenlanders. Californië kreeg een aanval van

De sociale onrust in de Verenigde Staten, gecombineerd met de Rus-

sische Revolutie en de problemen in Duitsland in 1919, leidde tot een

paniekaanval van de Amerikaanse overheid. Immigranten werden

steeds vaker geassocieerd met politieke onrust, in deze prent ver-

woord met de termen Bolsjevisme, Roden en Anarchie. De bebaarde

agitator werd vaak gebruikt om het dreigende gevaar te verbeelden.

Page 76: Frans Verhagen - The American Way

gingen die het vroeger gemakkelijk maakten om met immigratie

om te gaan. Deze lieden konden niet voor zichzelf zorgen en niet

zichzelf besturen – dat hadden ze nog nooit gedaan. Ze leken in

niets op de ‘nazaten van de stammen die bijeenkwamen onder

eikenbomen van Oud Duitsland om wetten te maken en leiders te

kiezen.’ Deze Atlantic-schrijver was duidelijk nog van het oude

stempel, van voor Frederick Jackson Turner.

Een nieuwe immigratiewet In 1924 was het dan zover. Na een

aantal mislukte pogingen wisten de tegenstanders van immigratie

er eindelijk een wet door te drukken die het aantal nieuwkomers

serieus aan banden legde. De politici deden er niet moeilijk over: ze

wilden voorkomen dat de echte Amerikaanse trekken nog verder

verwaterden door de komst van nieuwe, moeilijk of niet integreer-

bare mensen uit obscure landen. Deze logica leidde tot het idee van

quota; een van tevoren vastgesteld aantal mensen per land dat jaar-

lijks Amerika zou mogen betreden. De hoogte van de quota was

gebaseerd op de bevolkingssamenstelling – die zou dus ongeveer

gelijk blijven.

De opstellers van de wet speelden vals, want ze gebruikten de

bevolkingssamenstelling van de telling van 1890. Die zag er nogal

anders uit. Maar de wet van 1924 had hoe dan ook vergaande

gevolgen en betekende in feite een totale immigratiestop. Verderop

in dit boek zullen we daar de gevolgen van zien. Veel Amerikanen

dachten dat ze hiermee het hoofdstuk van massa-immigratie had-

den afgesloten. Ze hadden echter geen rekening gehouden met de

push- en pull-factoren, die van Amerika onverminderd een aantrek-

kelijke bestemming maakten. Aan het einde van de twintigste eeuw

was het zelfs weer een topbestemming.

Wat mij het meest opvalt als we deze tweede lange periode van

immigratie overzien, is dat de immigranten uit de eerste helft van

de negentiende eeuw de tegenstanders zijn geworden van latere

nieuwkomers. Je ziet ook het proces waarbij tweede en derde gene-

raties assimileren en de eerste generatie zich daartegen verzet.

Hun verhalen zijn niet zo mooi uitgewerkt als die van immigranten

in de twintigste eeuw, toen sociologen zich suf onderzochten, maar

151

anti-Japanse hysterie: via een volksinitiatief werd een wet aangeno-

men die Japanners verbood grond te bezitten. Tijdens de verkiezin-

gen van 1920 bereikte de onrust zijn hoogtepunt. Voor het eerst

had dit ook effect op de rest van het land. In Georgia en Alabama

dook de Ku Klux Klan weer op met zijn antikatholicisme en in het

middenwesten lanceerde Henry Ford een anti-joodse campagne.

Achteraf gezien was het niet zo verwonderlijk dat in de naweeën

van de Red Scare een nieuwe golf nativisme opkwam. Ideologische

strijd werd omgezet in puur racisme. Waarom mensen binnenlaten

die inferieur zijn? Ging amerikanisering in haar vele vormen toch

nog altijd uit van hulpbehoevende nieuwkomers, nu waren die sim-

pelweg niet meer welkom. Waarom, zo vroeg het populaire tijd-

schrift The Saturday Evening Post, zouden we proberen Amerika-

nen te maken uit mensen die altijd Americanski zullen blijven?

De argumenten tegen immigratie werden krachtiger aangezet.

Waar was immigratie eigenlijk voor nodig? Om voldoende aanwas

te krijgen? Nee, betoogden de tegenstanders, tussen 1790 en 1830

groeide de Amerikaanse bevolking met 270 procent, zonder erg

veel immigratie. Om het werk te doen dat Amerikanen weigerden?

Nee, helemaal niet, riepen ze. Amerikanen waren gestopt met dat

soort werk, juist omdat er immigranten waren. Ook de gesloten

frontier van Turner dook al snel op. Amerika was vol.

Een ander argument dat opgeld deed, was ‘de afgenomen kwali-

teit van de immigranten’. Vijftig jaar geleden moest je ten minste

nog wat initiatief en ondernemingszucht tonen, verzuchtte een

schrijver in The Atlantic in 1896. ‘Nu is het zo gemakkelijk dat we

iedere gek op ons dak krijgen die de weg naar de boot kan vinden.

‘Zo breed en gladjes is de weg,’ schreef The Atlantic, ‘dat er geen

reden is waarom niet iedere smerige en stilstaande bevolkingspoel

in Europa, al eeuwen zonder enig intellectueel of industrieel leven,

niet op ons grondgebied omgekieperd kan worden.’

Immigranten uit Italië, Hongarije, Oostenrijk en Rusland maak-

ten nu het merendeel uit van de nieuwkomers. Een dergelijke grote

groep boeren, ‘van lager niveau dan we ons ooit konden voorstel-

len’, kon niet worden opgenomen door Amerika. Ze hadden, zo

meenden tegenstanders, niet de overgeleverde instincten en nei-

150

Page 77: Frans Verhagen - The American Way

Deel 3

De immigratiestop en de oorlogDe immigratiewet van 1924 maakte een einde aan de discussie over

immigratie. Amerikanen hadden nu een duidelijk standpunt ingeno-

men: nieuwe mensen waren niet meer welkom. Daarmee werd een

periode afgesloten. Toen Carl Wittke in 1939 zijn geschiedenis van de

immigratie publiceerde, stelde hij zelfverzekerd dat ‘het verhaal van

Amerikaanse immigratie hiermee wel [is] verteld’.

In de praktijk leverde de immigratiestop een interessant experi-

ment op. Zou het volledig tegenhouden van immigranten invloed heb-

ben op de assimilatie van eerdere immigranten? Dat bleek inderdaad

het geval. De meeste onderzoekers zijn tot de conclusie gekomen dat

integratie van etnische gemeenschappen sneller en vergaander plaats-

vindt als er niet voortdurend nieuwe immigranten bij komen. Dat was

ook de mening van Pim Fortuyn in 2001. Het is dweilen met de kraan

open, betoogde Fortuyn toen, als je probeert integratie te bevorderen

terwijl er voortdurend nieuwe mensen bij komen. De ervaring van

Amerika na 1924 lijkt die visie te ondersteunen – lijkt, want je weet

natuurlijk nooit wat er zonder wet gebeurd zou zijn.

Een ander gevolg van de rust aan het immigratiefront was dat Ame-

rika een meer ontspannen houding aannam tegenover immigranten

in het algemeen. Nativisten en anti-immigratieactivisten hadden even

niets te doen, tweede en derde generaties konden relatief rustig hun

plek zoeken. Zoals we zullen zien garandeerde dit niet dat etnische dis-

criminatie en vooroordelen achterwege bleven. Het meest vervelende

gevolg van de restricties was nog wel dat de deur stevig op slot zat toen

in de jaren dertig joodse vluchtelingen naar Amerika probeerden te

ontkomen.

Sacco en Vanzetti Natuurlijk waren de ingebakken sentimen-

ten niet zomaar uit de samenleving verdwenen. Dat bleek toen de

153

in wezen ging het om hetzelfde proces.

We hebben gezien dat de afkomst van de immigranten verander-

de en dat dit van invloed was op de reacties van de Amerikanen.

Elke nieuwe groep was ‘onintegreerbaar’, gevaarlijk, dom, anders,

crimineel. Laten we maar zeggen dat er geen enkele immigranten-

groep was die deze kwalificaties niet ten deel vielen. Ook de reac-

ties zullen bekend voorkomen. Steeds meer eisen aan nieuwkomers,

daarna pogingen om ze snel te laten inburgeren – als ik in dit ver-

band die term mag gebruiken. ‘Amerikanisering’ was niets anders

dan onze inburgering, al denk ik dat de Amerikanen hun nieuwe

burgers een wat interessanter pakket te bieden hadden.

152

Page 78: Frans Verhagen - The American Way

In 1921 had de angst ook wortel geschoten in het rechtssysteem.

Rechter Webster Thayer omschreef Sacco en Vanzetti als ‘anarchist

bastards’. De burgerrechten van de verdachten werden met voeten

getreden en toen ontlastend bewijsmateriaal opdook kregen ze

geen nieuw proces. Ondertussen had de linkse gemeenschap, intel-

lectuelen voorop, Sacco en Vanzetti in het hart gesloten en regende

het protesten. Toen ze op 19 april 1927 werden geëxecuteerd, leid-

de dat tot rellen in Engeland, Frankrijk en Duitsland. Net als de

Haymarket Affaire werd ‘Sacco en Vanzetti’ synoniem met de hypo-

crisie van de Amerikaanse rechtsstaat. Later onderzoek heeft nooit

volledig uitsluitsel gegeven over de roofmoord, maar algemeen is

aanvaard dat Sacco inderdaad op de geldloper heeft geschoten en

Vanzetti niet. Eigenlijk deed dat er niet meer toe, de vooroordelen

tijdens het proces waren inderdaad klip en klaar. Daar werd wel

heel erg gemakkelijk gestrooid met stereotypen als ‘de Italianen’,

‘de buitenlanders’ of ‘de anarchisten’. Tegelijkertijd leidde het tot

ongemakkelijk gedraai in de Italiaans-Amerikaanse gemeenschap.

Sacco en Vanzetti wáren uiteindelijk schuldig aan roof en waar-

schijnlijk aan moord. De reflex van beschuldiging is bijna net zo

sterk als de reflex van verdediging. Beide zijden zaten in een

kramp: de reactie van een overgevoelige samenleving.

Ieren in de politiek Kramp heerste er ook bij de presidentsver-

kiezingen van 1928. Voorspelbare vooroordelen over katholieken

en Ieren speelden mee bij de nederlaag van Al Smith, de kandidaat

van de Democraten. Hij identificeerde zich met de Ierse katholie-

ken, maar zijn grootouders waren Iers, Italiaans, Duits en Engels –

op zichzelf al een aardig voorbeeld van assimilatie. Smith groeide

op in een appartement vlak bij de Brooklyn Bridge die toen werd

gebouwd. Als jongen zag Smith van nabij hoeveel doden er vielen

bij het aanleggen van de brug – Ierse, Italiaanse en Poolse arbei-

ders. Zijn vader stierf toen hij veertien was, waarna Smith aan het

werk moest op de Fulton Fish Market. Smith claimde dat hij alles

wat je over mensen moet weten op de vismarkt had geleerd.

In 1928 was Al Smith succesvol gouverneur van New York. Het

was logisch dat hij de Democratische presidentskandidaat werd,

155

emoties overkookten bij het beruchte proces tegen Sacco en Vanzet-

ti en vooral bij hun terechtstelling. Nicola Sacco en Bartelomeo

Vanzetti werden in 1921 ter dood veroordeeld voor de roofmoord

op een geldloper. Zij claimden echter het slachtoffer te zijn van

sociaal en politiek vooroordeel: als Italianen en anarchisten zouden

ze in Amerika geen gerechtigheid kunnen verwachten.

Het proces vond plaats in de nadagen van de Red Scare, de angst

voor radicalen die Amerika tussen 1919 en 1922 in zijn greep had.

Periodiek rolde dit soort angstgolven over het land, vooral wanneer

vermeende ‘buitenlandse’ activisten negatief in het nieuws kwa-

men – of ze nu katholiek, anarchistisch, socialistisch of wat dan ook

waren. Bij de moord op McKinley, in 1901, was Amerika al in een tij-

delijke kramp geschoten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog reageerde

de regering-Wilson spastisch op pacifisten en tegenstanders van de

oorlog – zo werd de keurige socialist Eugene Debs, die verscheidene

malen presidentskandidaat was geweest, gevangengezet (vanuit de

gevangenis haalde Debs in 1920 3,4 procent van de stemmen). Na

de Russische Revolutie in 1917 begon een absurde jacht op de rooi-

en. Opportunistische politici gebruikten en gebruiken dit soort

angsten met een zekere gretigheid, van senator Joe McCarthy in de

jaren vijftig tot aan de regering-Bush toe.

154

Nicola Sacco en Bartelomeo Vanzetti (links) pleegden in 1921 een

overval op een geldloper. Ze vonden dat ze als anarchisten en Itali-

aanse immigranten geen eerlijk proces konden krijgen. Hun zaak

werd door intellectuelen bepleit en nog vele jaren werd hun executie

in 1927 aangevoerd als een groot onrecht begaan door de Ameri-

kaanse overheid tegen linkse immigranten.

Page 79: Frans Verhagen - The American Way

nieuwing op zijn agenda. Zoals de historicus Douglas Brinkley

schreef: ‘De waarheid is dat de gemiddelde arbeider tevreden was

en de gemiddelde zakenman goed boerde. Waarom zou je dan iets

veranderen?’

De grote depressie van de jaren dertig, gecombineerd met de

immigratiestop, maakte van etnische achtergrond een bijzaak.

Iedereen had last van de economische ellende. Als er al stemming

gemaakt werd dan was het tegen binnenlandse migranten, de

Oakies (uit Oklahoma), die de armoede en de dustbowl ontvlucht-

ten en in Californië neerstreken – en daar net zo gediscrimineerd

werden als immigranten. Niet voor niets zei de Iers-Amerikaanse

filmregisseur John Ford dat hij The Grapes of Wrath (naar het boek

van John Steinbeck) had gemaakt omdat het verhaal van de Oakies

hem deed denken aan het verhaal van zijn eigen familie.

Opkomst sociale wetenschappen In de twintigste eeuw

kwam de sociologie als wetenschap op. Onderzoekers scherpten

hun tanden – en hun theorieën – op de tweede- en derdegeneratie-

immigranten. In zekere zin profiteerden ze van de immigratiestop

omdat ze nu hun onderzoeksgroep nauwkeuriger konden bestude-

ren. In deze jaren werden concepten als assimilatie, acculturatie en

integratie ontwikkeld.

De eerste grote man van de Amerikaanse sociologie was Robert

Park. Aan zijn jonge jaren als journalist had Park een heilig respect

voor de feiten overgehouden, en ergernis over beleid dat geen reke-

ning hield met de werkelijkheid. Nadat hij zijn proefschrift had vol-

tooid dook Park terug de praktijk in, nu als medewerker van de

zwarte voorman Booker T. Washington. Met hem reisde hij door

Europa en door het Diepe Zuiden. Pas als vijftiger koos Park defini-

tief voor het academische werk, en gaf hij aan de University of Chi-

cago een reeks colleges over ‘De neger in Amerika’. Hij bouwde de

faculteit uit tot de Chicago School of Sociology, nu een begrip in de

academische wereld. Park was daarbij geen theoriebouwer maar

primair onderzoeker. Zijn interesse lag vooral bij sociale processen,

en immigratie was in deze jaren een hot topic. Hoe zouden de

nieuwkomers en hun kinderen zich inpassen? Park onderscheidde

157

waarmee Smith de eerste etnische Amerikaan en de eerste arbei-

derszoon was die het zover schopte. Toen hij verloor, geloofden veel

Democraten dat Smith werd afgerekend op zijn katholieke en Ierse

achtergrond. Natuurlijk speelde die een rol. Zo verwierp de legen-

darische journalist William Allen White de Democratische kandi-

daat als een gevaar voor ‘de hele puriteinse beschaving, die een

ordelijke, keurige natie heeft opgebouwd’. Niet alleen klonk hier

het impliciete antikatholicisme in door, er sprak ook een vrees uit

over de chaotische, byzantijnse aard van de Democratische Partij.

Dat laatste was niet geheel ten onrechte. De partij was altijd al

een coalitie van heel divers pluimage geweest: racisten uit het zui-

den zaten naast etnische vakbondsleiders uit het noorden, platte-

landspopulisten naast stedelijke vernieuwers, antialcoholactivisten

naast Ieren. Maar Smith was nog niet genomineerd of het ging al

over de betrouwbaarheid van katholieke Amerikanen. Ging Rome

niet de scepter zwaaien met een katholiek in het Witte Huis? Hoe

kon Al Smith zijn geloof verenigen met de Amerikaanse Grondwet,

vroeg het maandblad The Atlantic, dat meende dat je niet tegelij-

kertijd een goed katholiek en een Amerikaans staatsman kon zijn.

Maar al was Smith een gelovig man, hij was bovenal praktisch en

niet geneigd tot diepe gedachten over katholieke leerstellingen. De

overlevering wil dat hij op het artikel in The Atlantic reageerde met

de onsterfelijke woorden: ‘Will someone tell me what the hell a

Papal Encyclycical is?’

Het antikatholicisme bleef dominant aanwezig. Ruim dertig jaar

later zou John F. Kennedy dezelfde twijfels moeten wegnemen en

zelfs in de campagne van 2004 sloop er een element van antikatho-

licisme in de kritiek op John Kerry. Zo kreeg hij het verwijt dat libe-

rale denkbeelden niet door de bisschoppen zouden worden

gesteund, terwijl Kerry zichzelf toch praktiserend katholiek noem-

de. Wat in 2004 echter nauwelijks relevant was, speelde een hoofd-

rol in 1928.

Toch was dat niet de reden dat Smith verloor van Herbert Hoo-

ver, 1928 was gewoon geen Democratisch jaar. De tijd was niet rijp

voor een veldslag tussen de protestantse, pro-business-Republikei-

nen en een katholieke Democraat met grootscheepse stedelijke ver-

156

Page 80: Frans Verhagen - The American Way

heeft, dat hebben groepen gewoon. Waar het om gaat is hoe die

culturen op elkaar reageren als ze bij elkaar komen. Hoe kun je

daar greep op krijgen? Het antwoord is interactie. In het proces

van met elkaar omgaan ontstaat een gemeenschappelijke super-

structuur.

Daarmee nam Park een voorschotje op het pluralisme. Voor ons

was dat heel herkenbaar: onze Nederlandse verzuilde samenleving

had zo’n pluralistische structuur waarbinnen groepen hun eigen

gemeenschap organiseerden en emancipeerden, onder een top-

laag die de zaken met elkaar regelde – tot de scheidingen als van-

zelf wegvielen, in de jaren zestig. Deze gedachte past ook goed bij

het idee van de in het vorige deel genoemde Humbert Nelli dat

voor nieuwkomers het gaan wonen in etnische wijken de manier is

om met een onbekende, dreigende wereld om te gaan. Park was

een optimist. Hij geloofde dat assimilatie een natuurlijk proces is,

dat min of meer vanzelf gaat.

Rebellen en aanpassers Een heel nieuwe invalshoek bood de

studie die de psycholoog Irvin Child in 1943 publiceerde: Italian or

American? The Second Generation in Conflict. Childs beschrijving

en analyse van de cultuurbotsing tussen enerzijds de immigranten

en de tweede generatie, en anderzijds de tweede generatie en

Amerika is nog steeds interessant. Hij onderzocht de Italiaanse

gemeenschap in New Haven, Connecticut, waar Italianen een

kwart van de bevolking uitmaakten.

Child schetste een beeld van een gemeenschap met dagelijkse

botsingen tussen de oude immigrantencultuur, conservatief en tra-

ditioneel, en de tweede generatie met haar Amerikaanse vrijpo-

stigheid. Hij onderscheidde drie reacties van die tweede generatie:

rebel, in group en apathic. De rebellen zetten zich af tegen hun

Italiaanse afkomst en kozen voor het Amerikaan-zijn. Degenen die

binnen de groep bleven, in group, deden het omgekeerde. Beide

keuzes brachten kosten met zich mee. De rebellen moesten span-

ningen met het thuisfront accepteren, degenen die binnen de

groep bleven, blokkeerden hun carrièrepad in Amerika. De derde

groep noemde Child apathisch omdat ze niet actief kozen. Ze

159

vier opeenvolgende fasen die alle interetnische verhoudingen ken-

merken: competitie, conflict, accommodatie en assimilatie. Com-

petitie is een universeel fenomeen, vond Park. Het is er altijd en

bepaalt de positie van individuen in de natuurlijke orde. De con-

flicten waartoe dat leidt, bepalen de plaats van individuen in de

sociale orde. Met accommodatie komt een einde aan het conflict:

het systeem en de relaties daarbinnen liggen tijdelijk vast in wet-

ten en normen. Accommodatie betekent aanpassing, maar dat is

een instabiele situatie. Assimilatie gaat veel verder. Zo komt Park

tot de eerste definitie van dit begrip assimilatie: ‘Een proces van

wederzijds doordringen (interpenetration) en van vermenging

waarin personen en groepen de herinneringen, sentimenten, en

attitudes verwerven van andere groepen of personen, en door hun

ervaring en geschiedenis te delen, met hen worden geïncorpo-

reerd in een gemeenschappelijk cultureel leven.’ Een mondvol,

maar de essentie is dat het gaat om een proces waarbij verschillen-

de groepen elkáár beïnvloeden om tot een gezamenlijk leven te

komen. Er is voldoende ‘eenheid van ervaring’ en genoeg geza-

menlijkheid dat een ‘gemeenschap van doelstellingen (purpose) en

de uitvoering ervan (action)’ kan ontstaan.

Zo rond 1930 was Park sceptischer geworden over culturele

cohesie. Hij kwam tot een bredere omschrijving. ‘De brede visie op

deze zaak is,’ schreef Park, ‘dat een immigrant geassimileerd is

zodra hij heeft laten zien dat hij “can get on in the country”’. Het

probleem is dat je met zo’n omschrijving alle kanten op kunt,

waarmee Park de reputatie van sociologen, die waarheden als

koeien zouden formuleren, bevestigde. Aan de andere kant, toen

ik aan Amerikaanse studenten, inclusief tweedegeneratie-Ameri-

kanen en immigranten, vroeg hun Amerikaan-zijn te definiëren,

kwamen ze verrassend vaak met ‘je thuisvoelen’. Misschien ís dat

de essentie wel.

We zien hier aanzetten voor de analyse van tweede- en derdege-

neratieprocessen. Veel van de theorievorming is later bestreden of

verworpen (soms ten onrechte), maar Park had wel de discussie

geopend. Na de Tweede Wereldoorlog relativeerde Park nog ver-

der: het is niet zo belangrijk dat iedere groep een eigen cultuur

158

Page 81: Frans Verhagen - The American Way

Het helpt als je samen overleeft op de stranden, in de bossen en in

de steden. Voor de meeste etnische groepen was het een bevesti-

ging van hun Amerikaan-zijn. Alleen zwarte Amerikanen hadden

het omgekeerde gevoel. Zij waren blijkbaar wel goed genoeg om te

sterven voor hun land maar thuis mochten ze niet eens stemmen.

Voor hen was de oorlog de eerste stap in de aanloop naar de strijd

om de burgerrechten.

Oorlogen brengen echter ook excessen en wantrouwen. We heb-

ben al gezien dat de Italiaanse Amerikanen aanvankelijk wel

161

zaten in een ‘straddling position’, in een spagaat tussen twee cul-

turen, die ze allebei te vriend wilden houden.

Deze analyse van de tweede generatie sloot aan bij de ontwikke-

ling naar een meer multicultureel idee over assimilatie. Als één ding

vaststaat, dan is het dat de tweede generatie meer conflicterende cul-

turele normen tegenkomt dan de eerste. De kinderen zijn degenen

die moeten laveren. Child riep Amerikanen op hun Amerikaan-zijn te

delen met kinderen van immigranten – oftewel, niet te discrimine-

ren – zodat zij een brug konden slaan tussen de twee culturen. Een

boodschap die niets aan actualiteit heeft verloren.

Park en Child gaven al aan in welke richting de inzichten zich ont-

wikkelden. Terwijl in de jaren vijftig iedereen zich nog concentreer-

de op assimilatie, begon men geleidelijk aan te denken over immi-

granten en hun groepsvorming als de redding van de Amerikaanse

samenleving. Het debat in sociologische kring veranderde – en zoals

we zullen zien, ook daarbuiten. Er kwam een discussie op gang over

cultureel pluralisme dat zich afspeelde in de context van een ‘afge-

rond’ proces van assimilatie. Om die discussie in haar context te

plaatsen is de Tweede Wereldoorlog als integrerende ervaring van

cruciaal belang.

Gevarieerd gezelschap In het algemeen zijn oorlogen goed

voor het saamhorigheidsgevoel van een land. Samen ergens voor

vechten versterkt het onderlinge vertrouwen, vooropgesteld dat de

doelstelling breed wordt gedeeld. De Tweede Wereldoorlog is daar

zo’n voorbeeld van. Het was duidelijk wie de vijand was en na Pearl

Harbor was de oppositie tegen de oorlog beperkt. Mede dankzij een

dienstplicht die de lasten van het vechten eerlijk verdeelde, was het

Amerikaanse leger een gevarieerd gezelschap, voor het nageslacht

vereeuwigd in de boeken van Norman Mailer en anderen. Nog steeds

is het vaste Hollywood-recept voor een groep soldaten een mix van

etnische varianten. Allemaal Amerikaans, maar met specifieke eigen-

schappen – soms op een tamelijk banaal niveau van stereotypering.

Let eens op de samenstelling van de groep militairen in Saving Priva-

te Ryan. Geheel correct, volgens de Tweede Wereldoorlog-standaard.

Oorlog verbroedert, in elk geval deed de Tweede Wereldoorlog dat.

160

Mariniers veroverden in november 1943 het eiland Tarawa, ten koste

van 1.026 doden en 2.557 gewonden aan Amerikaanse zijde. De

Tweede Wereldoorlog werkte als een grote integrator. Niet alleen

dienden honderdduizenden Amerikanen met verschillende etnische

achtergronden in het Amerikaanse leger, de ervaring van de oorlog

en het goede gevoel over de overwinning droegen bij aan het zelfver-

trouwen van Amerika en aan het gevoel van het bijzondere van de

Amerikaanse missie.

Page 82: Frans Verhagen - The American Way

belangrijker was dan de bescherming van de rechten van de

Japans-Amerikaanse burger. De ‘oorlogsnoodzaak’ stond zelfs op

ras gebaseerde internering toe, zeiden de rechters, ook al was dat

‘grondwettelijk dubieus’.

De bereidheid van het Supreme Court om zich door de uitvoe-

rende macht te laten leiden, vertoont parallellen met nu. Zo

schreef de toenmalige klager, Fred Korematsu, in 2004 een amicus

curiae-memo toen een van de Guantanamo Bay-zaken voor de rech-

ter kwam, stellend dat de Amerikaanse regering ‘opnieuw de bur-

gerrechten slachtofferde’ op basis van al te brede claims van mili-

163

bewondering hadden voor Mussolini en zich toch wel verbonden

voelden met Italië. Toen Amerika echter in de oorlog verzeild raak-

te, was het enthousiasme voor de Italiaanse operetteleider snel ver-

dwenen. Aardig en typerend was de Italiaans-Amerikaanse veront-

waardiging toen president Roosevelt in 1940 over Mussolini’s inter-

ventie in Frankrijk zei dat ‘de hand die de dolk vasthield hem in de

rug van zijn buur heeft gestoken’. Italianen wonden zich geweldig

op over deze woorden. Niet over de inhoud van de opmerking,

maar over het beeld van de dolk. Dat vonden Italiaanse voorman-

nen een ongepaste referentie aan hun reputatie als messentrekkers.

Niemand die daar aan dacht, maar ja, nu de Italianen zelf daar de

aandacht op vestigden…

Oorlog was oorlog en dus werden in 1941 alle 600.000 in Ameri-

ka verblijvende Italiaanse staatsburgers verplicht zich te registre-

ren als ‘aliens of enemy nationality’. Anderhalf jaar later, op

Columbus Day 1942, werden alle beperkingen weer opgeheven. Er

was niets gebleken van spionnen of zelfs maar van steun voor het

officiële Italië (wel een sterk gevoel dat dit Italië niet het ‘echte Ita-

lië’ was).

Schending van de burgerrechten De Japanners aan de west-

kust verging het minder voorspoedig. Op 7 december 1941 vernie-

tigde Japan een groot deel van de Amerikaanse vloot in Pearl Har-

bor. In de algehele paniek groeide de angst dat Japan de Ameri-

kaanse westkust zou aanvallen. Op 19 februari 1942 beval Franklin

Roosevelt, in een order gebaseerd op zijn gezag als Commander in

Chief – Bush heeft het niet van vreemden – dat alle Japanners en

Amerikanen van Japanse afkomst verbannen moesten worden uit

‘militaire gebieden’. Dit nogal ruime begrip omvatte eenderde deel

van de Verenigde Staten. Zo’n 120.000 etnische Japanners, van wie

tweederde deel Amerikaans staatsburger was, werden geïnterneerd

in haastig gebouwde kampementen in afgelegen gebieden.

Achteraf is duidelijk dat deze order van Roosevelt een grove

schending was van de burgerrechten, maar de president kreeg het

Supreme Court aan zijn zijde. De opperrechters redeneerden in

december 1944 dat de noodzaak om Amerika te beschermen

162

Na Pearl Harbor, de Japanse aanval op 7 december 1941, werd er

getwijfeld aan de loyaliteit van Japanse Amerikanen. Deze kruidenier

in Oakland, Californië, probeerde zijn klanten te behouden en te

voorkomen dat zijn winkel vernield werd. Het zou niet baten: alle

Japanse Amerikanen, ook staatsburgers, werden vanaf februari 1942

in kampen opgesloten. Ze ontvingen nooit compensatie voor hun ver-

loren eigendommen.

Page 83: Frans Verhagen - The American Way

taire noodzaak. Wat je ook vindt van Guantanamo Bay, de inmid-

dels overleden Korematsu had recht van spreken. Misschien met dit

in gedachten nam het Supreme Court in juni 2006 wel zijn verant-

woordelijkheid toen het de regering Bush op de vingers tikte over

haar nogal vergaande interpretatie van de macht van de president.

Indertijd werden de Japanners niet gecompenseerd en pas vele

tientallen jaren later werd toegegeven dat de Amerikaanse rege-

ring compleet fout had gezeten.

Het bleef bij incidenten. Belangrijker was dat de oorlog het den-

ken bepaalde over de toekomstige rol van Amerika op het wereldto-

neel. Er ontstond een collectief bewustzijn van wat Amerika precies

was en voor welke idealen het stond. De oorlog maakte waarden als

democratie, vrijheid, gelijkheid en respect voor individuele waar-

digheid actueel. Dit waren universele waarden, niet verbonden met

de ene of de andere groep. Iedereen kon ze steunen, Italianen,

Ieren, Polen of wie dan ook. Iedereen kon Amerikaan zijn. Sterker

nog, Amerikanen dachten vaak dat iedereen ook Amerikaan zou

wíllen zijn als hij de kans kreeg.

Verzacht klimaat De Amerikaanse Chinezen kwamen beter uit

de oorlog dan ze erin gingen. De moorddadige ondernemingen

van Japan in China, met als dieptepunt de massamoord door Japan-

se soldaten in Mantsjoerije, verzachtten het klimaat in Amerika ten

opzichte van China. In 1943 werd de Chinese Exclusion Act inge-

trokken. China was nu een bondgenoot tegen Japan en onder bond-

genoten paste zo’n racistische wet niet. Er werd een quotum voor

de toelating van Chinezen vastgesteld dat niet hoog was: 105 per

jaar.

In 1945 nam het Congres de War Brides Act aan, die Chinese

vrouwen toestond over te komen als echtgenotes van Chinees-Ame-

rikaanse militairen – los van het quotum. Omdat er in de Verenigde

Staten nog steeds te weinig huwbare Chinese vrouwen beschikbaar

waren, maakten veel veteranen van deze mogelijkheid gebruik. In

drie jaar arriveerden zesduizend vrouwen (de regeling liep af in

1949). De War Brides Act leidde niet alleen tot haastige trouwpartij-

en maar ook tot een Chinees-Amerikaanse babyboom, in San Fran-

164 165

De Japanse Amerikanen waren niet onbekend met discriminatie.

Deze familie, voorzien van labels, staat gelaten klaar om te vertrekken

naar Manzana, een van de kampen in de woestijn van Californië.

Disciminatie van Aziaten was al voor de oorlog heel gebruikelijk. Maar

na Pearl Harbor had iedere blanke buurt een patriottisch excuus om

Aziaten te weren.

Page 84: Frans Verhagen - The American Way

rikanen of Italiaans-Amerikanen) gewoon bezig met Amerikaan-

zijn. Ze profiteerden van de naoorlogse welvaart, de onderwijskan-

sen, de nieuwe suburbs en ze trouwden steeds meer buiten hun

etnische groep; een fase van het assimilatieproces die geheel voor-

spelbaar is (sociologisch gezien). Natuurlijk was niet alles koek en

ei, en ik zal de laatste zijn om de racistische aspecten van de Ameri-

kaanse samenleving weg te poetsen. De problemen van de zwarten

zijn bekend en mijn schoonouders hebben me genoeg verteld over

de discriminatie van Chinezen in Californië. De meeste etnische

groepen, Polen, Italianen, Russische joden, Grieken en anderen,

vonden echter een min of meer comfortabele plaats in de Ameri-

kaanse samenleving. De taart groeide en iedereen profiteerde.

De tweede en derde generatie gebruikten hun verhoogde sociale

mobiliteit, namen de waarden van de middenklasse over, volgden

opleidingen, verhuisden naar de suburbs, al of niet in een etnische

gemeenschap, en consumeerden erop los. Fabrieksarbeiders waren

goed georganiseerd en machtig, en dwongen luxueuze arbeids-

voorwaarden af. Dankzij de immigratiestop konden ook de laagste

groepen hun inkomen op peil houden – zij hadden macht op de

arbeidsmarkt. Zwarte Amerikanen migreerden van het gesegre-

geerde zuiden van Amerika naar het middenwesten en pikten hun

graantje mee.

Cultureel pluralisme De term ‘pluralisme’ werd in de jaren

vijftig populair als beschrijving van een situatie waarin diversiteit

bleef bestaan zonder dat die de eenheid van een samenleving

ondermijnde. De term kwam op als alternatief voor het begrip assi-

milatie, dat steeds meer een negatieve klank kreeg. In de jaren zes-

tig kwamen beide begrippen zelfs tegenover elkaar te staan: plura-

lisme werd steeds meer gepresenteerd als het tegendeel van assimi-

latie.

Dat was vreemd, want beide begrippen leken nogal op elkaar.

We zagen dat assimilatie aan het begin van de eeuw haar eerste

‘dwingende’ invulling had gekregen, toen anti-immigratieactivis-

ten ‘volledige assimilatie’ eisten en geen misverstand lieten

bestaan over wat dat betekende. Daarop formuleerden progressie-

167

cisco ten minste. In 1952 werden veel Chinese immigranten die al

langere tijd in de Verenigde Staten woonden, genaturaliseerd,

onder wie veel studenten die na de Chinese Revolutie van 1949 in

Amerika waren blijven hangen.

Een verdere groei van de Chinese gemeenschap kwam van bin-

nenuit, met een kleine aanvulling van immigranten uit Hongkong

en Taiwan. Een beperkt aantal vluchtelingen uit China dat naar

Hong Kong wist te ontkomen, viel onder vluchtelingenregelingen

en kon zonder belemmeringen worden toegelaten. Ook waren er

scholieren en studenten die door private instellingen werden

gesponsord – vaak door kerken. Volgens de census woonden er in

1960 236.000 etnische Chinezen in Amerika.

Openbreken van het onderwijs In 1944 werd de GI Bill, offi-

cieel de Servicemen’s Readjustment Act aangenomen. Dit ingrij-

pende en uitzonderlijk succesvolle stukje social engineering bood

een opleiding aan terugkerende veteranen – college- of beroepson-

derwijs. Daarnaast kregen veteranen zo nodig een jaar lang een

werkloosheidsuitkering en konden ze goedkoop leningen afsluiten

om een huis te kopen of een eigen bedrijf te beginnen. De wet was

bedoeld om de onrust en ontwrichting die na de Eerste Wereldoor-

log waren ontstaan te voorkomen, maar het bleek ook een manier

om het onderwijs open te breken voor nieuwe groepen, inclusief

zwarten en vrouwen. Omdat het een universele regeling was, ver-

sterkte zij ook nog eens de Amerikaanse droom.

In de jaren vijftig leken de meeste etnische groepen, in meerder-

heid tweede en derde generatie, zonder al te veel problemen te ver-

smelten. Natuurlijk heerste er in die jaren een nogal conformisti-

sche sfeer, al heeft de periode vooral achteraf dat stempel gekre-

gen. Inderdaad lieten mensen zich in die tijd in de Amerikaanse

mal duwen, maar ze deden dat zonder erg tegen te spartelen. De

etnische identiteit, de beleving ervan of de problemen ermee,

speelde gewoon niet zo’n belangrijke rol. Natuurlijk was er wel

bewustzijn van etnische afkomst, maar afgezien van de raciaal

gediscrimineerde zwarten en Aziaten, waren de streepjes-Amerika-

nen (mensen die zichzelf ook etnisch definieerden, zoals Iers-Ame-

166

Page 85: Frans Verhagen - The American Way

can Life zeven meetbare stappen van assimilatie. Het gaat te ver om

er hier diep op in te gaan, maar wie wil meten hoe het staat met de

assimilatie als proces kan dat met behulp van de meetbare aspec-

ten uitstekend vaststellen. Het begint met het overnemen van taal

en dagelijkse gewoonten en gaat via toegang tot groepen, trouwen

buiten de etnische gemeenschap en het verdwijnen van vooroorde-

len naar totale assimilatie, dat wil zeggen het verdwijnen van nor-

matieve verschillen. Dat is het eindpunt van een sociologisch pro-

ces waarin het goed mogelijk is om geheel geassimileerd te zijn en

toch een eigen culturele identiteit te koesteren – iets wat geldt voor

tientallen miljoenen Amerikanen.

De eerste etnische president Je zou kunnen zeggen dat de

jaren vijftig in stijl werden afgesloten met de verkiezing tot presi-

dent van een vierdegeneratie-Ierse Amerikaan. John F. Kennedy

was behoorlijk atypisch, als immens rijke patriciër. Maar hij was wel

degelijk een Ier. En katholiek. De eerste streepjes-Amerikaan die

president werd.

Gemakkelijk ging het niet, in 1960. Niet Kennedy’s Ierse afkomst

maar zijn katholicisme bleek het grootste probleem. In de voorver-

kiezingen, die toen nog niet zo veelvuldig werden gehouden als nu

maar wel degelijk belangrijk waren, moest hij afrekenen met Lyn-

don B. Johnson en Hubert Humphrey. Zoals Theodore White vertelt

in The Making of the President 1960, leek het katholieke geloof van

Kennedy een obstakel voor de nominatie te worden. Kon een katho-

liek wel niet-katholieke kiezers winnen? De Kennedy-campagne

besloot dat te bewijzen in West Virginia, een staat met weinig

katholieke kiezers.

Allereerst stelt White vast dat Kennedy voor een moeilijke

opdracht stond. Hij citeert een paar kiezers. Een van hen zei: ‘Ik

heb geen vooroordelen. Iemands geloof zou er niets mee te maken

moeten hebben. Maar als iemand katholiek is dan moet hij een

goede katholiek zijn. En die geloven niet in scheiding van kerk en

staat en ik wel.’ Een andere kiezer, een klein oud dametje onder

een paraplu, was stelliger: ‘We hebben nog nooit een katholieke

president gehad en ik hoop dat het ook nooit zal gebeuren. Onze

169

ven een reactie die verwoordde wat Jane Addams in Chicago al in

praktijk had gebracht. Ze meenden dat immigranten juist via hun

etnische groepen een rol konden spelen. Die assimilatie kwam wel,

‘net zo onvermijdelijk als zij wenselijk was’. Assimilatie was de nor-

male uitkomst van sociale interactie en leidde ertoe dat immigran-

ten volledig gingen participeren in de democratische sociale orde.

Laat in de jaren dertig kwam er meer aandacht voor de ‘kosten’

van assimilatie. Het ging dan vooral over de marginalisering van

tweedegeneratiejongeren, vooral in psychologische termen – zoals

Child liet zien. Op de achtergrond speelde het gevoel mee dat er

wel erg veel verloren ging in de toenemende homogenisering van

de Amerikaanse samenleving. Met de opkomst van de antropologie

werd het concept cultuur belangrijk. Dat leidde tot het gebruik van

de term ‘acculturatie’ als deel van het aanpassingsproces: het over-

nemen van aspecten van culturen als die met elkaar in aanraking

komen. De volgende stap was de introductie van cultural pluralism,

niet als alternatief voor assimilatie maar als een verlicht en liberaal

systeem om het doel te bereiken, namelijk een harmonieus verenig-

de maar zeer gevarieerde samenleving. Dit paste in het naoorlogse

denken waarin diversiteit verheven was tot onderdeel van de demo-

cratische ideologie. Dat was toch waar de Amerikanen voor hadden

gevochten? Zorg over het uiteenvallen van Amerika was er niet.

Het land was eensgezind in zijn basiswaarden en de verschillen tus-

sen groepen waren vooral oppervlakkig. Die verschillen kon je

gemakkelijk tolereren in een systeem met een sterk fundament.

De sociale wetenschappen marcheerden verder en in het midden

van de jaren vijftig kwam de psycholoog Erik Erikson met zijn iden-

titeitstheorie. Ook dit paste in het tijdsbeeld, dit keer van de Koude

Oorlog. Het was gevaarlijk als je geen wortels had want dan kon je

gemakkelijk gerekruteerd worden door de communisten. Pluralis-

me werd een ‘levensnoodzaak’. In een democratie van belangen-

groepen organiseerden mensen zich en juist de verschuivingen van

invloed tussen groepen en het bouwen van allianties zorgden voor

sociale stabiliteit. Zo werd pluralisme synoniem met de democrati-

sche politieke en sociale orde.

In 1964 beschreef Milton Gordon in zijn Assimiliation in Ameri-

168

Page 86: Frans Verhagen - The American Way

vragen door Franklin D. Roosevelt Jr., de zoon van de vroegere presi-

dent en iemand van gewicht in de Democratische Partij. De uitzen-

ding van een halfuur was nog geen vier minuten bezig toen Roose-

velt met de vraag kwam die Kennedy de ruimte gaf voor het gewens-

te antwoord. Later in de campagne zouden de formuleringen nogal

voorspelbaar en taai worden, schrijft White, maar op dat moment

klonken ze echt alsof Kennedy ze diep voelde en ter plekke bedacht.

Kennedy weidde uit over de scheiding van kerk en staat. Hij sprak

recht in de camera, direct tegen de kiezers. Als een president de eed

aflegt op de trappen van het Capitool, zei Kennedy, dan belooft hij

de scheiding van kerk en staat te handhaven. Hij legt een eed af, met

zijn hand op de bijbel. Als hij die eed breekt, dan is dat niet alleen

een misdaad tegen de Grondwet, waarvoor het Congres hem kan

afzetten – zou moeten afzetten – maar dan begaat hij ook een zonde

tegenover God. Kennedy had goed geoefend. Bij deze laatste woor-

den lichtte hij zijn hand op, alsof hij die van de bijbel lichtte, en her-

haalde nog eens, op zachte toon: ‘Een zonde tegen God, want hij

heeft op de bijbel gezworen.’

Het werkte, volgens White meer door Kennedy’s uitstraling dan

door wat hij zei. Zijn optreden toonde een aantrekkelijke en open

ogende kandidaat, die in levenden lijve liet zien dat katholieken

geen duivels waren. Kennedy won in West Virginia en was daarmee

op weg naar de nominatie. Natuurlijk liet zijn Republikeinse tegen-

stander, Richard Nixon, het onderwerp niet zomaar rusten. Zo vroeg

Nixon aan Kennedy of hij de aanbeveling van scheiding van kerk en

staat wilde overbrengen aan het Vaticaan, via kardinaal Cushing van

Boston. Kennedy reageerde scherp, dankbaar voor zo’n buitenkansje.

Ik accepteer niet, zei hij fel, dat kerkofficials zich met publieke zaken

bemoeien. Dan spreekt het ook voor zich, waarschuwde hij, dat een

politicus zijn wensen niet overbrengt aan kerkofficials. Zou Kennedy,

vroeg Nixon, ‘leiding’ accepteren van de kerk? Natuurlijk niet, ant-

woordde Kennedy. Als er ooit een conflict was tussen zijn geweten en

zijn verantwoordelijkheid als president, dan zou hij ontslag nemen.

Dat zou Nixon ook moeten doen, suggereerde hij.

De overwinning van Kennedy als nadrukkelijk katholieke en

nadrukkelijk etnische kandidaat was een doorbraak. De betekenis

171170

John F. Kennedy was de eerste, en tot nu toe enige katholieke presi-

dent van de Verenigde Staten (1961-1963). Tijdens de campagne

moest hij honderd jaar wantrouwen van protestantse Amerikanen

tegen de perfide invloed van het Vaticaan wegnemen.

mensen hebben dit land opgebouwd. Als ze gewild hadden dat een

katholiek president kon worden, dan zouden ze het wel in de

Grondwet gezet hebben.’

Kennedy besloot in de aanval te gaan. In een door hemzelf betaal-

de televisie-uitzending van een halfuur liet de kandidaat zich onder-

Page 87: Frans Verhagen - The American Way

logen lieten wel heel mooi zien wat er allemaal gebeurde binnen

de tweede en derde generaties. Bovendien toonden ze aan dat dit

heel universele processen zijn, niet speciaal geldend voor de ene of

de andere groep.

De ruwweg veertig jaar tussen de immigratiewetten van 1924

en die van 1965 zetten de toon voor wat ging komen. Toen de assi-

milatie van de nieuwe immigranten was voltooid, kwam er weer

ruimte voor het omgekeerde: een identiteit uitdragen die nauw

verweven was met iemands etniciteit. Niet een eenheidsworst

maar een veelheid van culturen binnen het Amerikaanzijn werd

het motto. In de periode na 1965 zullen we weer tegen de uitersten

dáárvan opbotsen.

173

daarvan ging veel verder dan alleen voor de Ieren in Amerika. Ik

herinner me, jong als ik was, dat mijn vader en mijn grootvader

helemaal lyrisch werden van het feit dat een katholiek president

van Amerika kon worden. Het was een soort overwinning. Zoals de

Nederlandse katholieke emancipatie in 1919 werd voltooid met

Ruijs de Beerenbrouck als eerste katholieke premier, zo gold dat

voor Amerika met John F. Kennedy.

Sindsdien hebben we op het hoogste niveau flink wat kandida-

ten gehad die in meerdere of mindere mate hun etnische kaart

speelden, met meer of minder succes. Nixons vicepresident Spiro

Agnew was Grieks, net als de Democratische kandidaat in 1988,

Michael Dukakis. Walter Mondale, vicepresident en kandidaat in

1984, was Scandinavisch. Zijn running mate, Geraldine Ferraro,

was de eerste Italiaan (en de eerste vrouw) op een landelijk ticket.

Ronald Reagan was trots op zijn Ierse achtergrond: zijn overgroot-

vader vertrok rond 1865 uit Ierland.

Je mag wel zeggen dat etniciteit op dit moment niet meer de

doorslag geeft, al blijft ras nog steeds een grote rol spelen. De eer-

ste zwarte of Aziatische kandidaat zal nog op zich laten wachten –

ik zie de volgende Italiaan trouwens ook nog niet opdoemen. Op

staats- en lokaal niveau zijn de meest barrières wel geslecht. Wa-

shington State had tussen 1996 en 2004 een Chinees-Amerikaanse

gouverneur en in Los Angeles is een Hispanic tot burgemeester

gekozen. Het is een kwestie van tijd voordat deze politieke carriè-

res doorsijpelen naar het niveau van de senaat en het president-

schap.

Sinds John F. Kennedy is etniciteit steeds minder een hinderpaal

geworden. In het algemeen speelde etniciteit een beperkte rol. Dat

is wel de belangrijkste vaststelling na deze tussenperiode waarin

Amerika immigranten buiten de deur probeerde te houden. Ook

dringt de conclusie zich op dat het wel degelijk hielp om de gren-

zen te sluiten. We hebben gezien dat het proces van assimilatie

versterkt doorging, geholpen door de Depressie en de Tweede

Wereldoorlog. De opkomende sociale wetenschappen probeerden

het allemaal te verklaren en soms om te zetten in beleidsvoorstel-

len. Over dat laatste kon je soms je twijfels hebben, maar de socio-

172

Page 88: Frans Verhagen - The American Way

Azië weinig interesse voor immigratie was. In werkelijkheid had-

den Aziaten op grond van hun ervaringen onder het oude systeem

geconcludeerd dat het geen zin had in de rij te staan. Volgens histo-

ricus David Reimers dachten politici dat Aziaten door de geringe

immigratie in het verleden niet de noodzakelijke netwerken had-

den. Wat niemand zich realiseerde was dat ook familienetwerken

stromen immigranten genereerden.

Hoe werkt zo’n familieketting? Een Aziatische student komt naar

de Verenigde Staten, studeert er af, blijft werken met een Labor

Department Certification en wordt immigrant. Hij gebruikt de

zogenoemde Second Preference Employment Based Immigration

om vrouw en kinderen over te laten komen. Een paar jaar later wor-

den de nieuwe immigrant en zijn vrouw staatsburgers en kunnen

ze onder de Fifth Preference hun broers en zussen laten overkomen

of hun ouders. De broers en zussen kunnen later als immigrant hún

Second Preference gebruiken. De wet van 1965 werd later bekend

als de ‘broeders- en zusterswet’.

Volgens Reimers was het naïef om de signalen te negeren. De

levensstandaard in Amerika was duidelijk hoger dan elders en de

vraag naar hoger opgeleiden was enorm. Bovendien wisten mensen

175

Deel 4

Moderne immigratie

In 1965 nam het Amerikaanse Congres een heel pakket nieuwe wet-

ten aan. De burgerrechtenwetgeving gaf zwarten eindelijk hun

kiesrecht en verbood discriminatie. De nieuwe immigratiewet, offi-

cieel de Hart-Cellar Reform Act, was een logisch vervolg. Discrimi-

neren op basis van nationaliteit en etnische afkomst mocht niet

meer. De nieuwe wet bepaalde dat het systeem van quota in een

periode van drie jaar zou worden afgeschaft. Daarna zouden per

jaar 170.000 immigranten worden toegelaten van buiten het weste-

lijk halfrond (Noord- en Zuid-Amerika), met een maximum van

20.000 per land. Uit het westelijk halfrond zelf waren 120.000

immigranten welkom, zonder maximum per land. Veel belangrij-

ker was een voorkeursysteem waarbij gezins- en familiehereniging

niet meetelden voor deze maxima, waardoor de getallen feitelijk

weinig betekenis hadden. Bovendien kwam er een aparte regeling

voor mensen met beroepen waar in de Verenigde Staten behoefte

aan was. Men verwachtte meer mensen uit de traditionele immi-

gratielanden in Europa, familieleden van keurig geassimileerde

staatsburgers.

In hetzelfde jaar werd ook de Medicaid- en Medicare-wetgeving

aangenomen, die respectievelijk bijstandtrekkers en bejaarden

medische zorg verschafte en die de armoede enorm zou terugdrin-

gen. Een van de gevolgen was een exploderende vraag naar verple-

gend personeel. Terwijl India en de Filippijnen doktoren leverden,

kwamen verplegers uit Jamaica, de Filippijnen en Korea.

Al snel bleek dat de politici zich met deze nieuwe wet totaal had-

den verkeken. Ze rekenden niet op een toename van de Aziatische

of Hispanic-immigranten. Achteraf is het gemakkelijk te zien waar-

om het Congres ernaast zat. Bij de ambassades in Azië stonden

geen rijen terwijl het bij de ambassades in Italië en Griekenland

juist heel druk was. De politici maakten daaruit op dat er vanuit

174

De segregatie in het zuiden van Amerika (de scheiding tussen zwart

en blank) werd in de jaren vijftig steeds meer een dagelijkse onder-

mijning van alles waar Amerika voor stond, of voor wilde staan.

Page 89: Frans Verhagen - The American Way

consumptiemaatschappij’, en een weinig kostende schop tegen de

dominante cultuur. De sociologie werd overspoeld door politiek

activisme. De zucht naar een meer militant pluralisme werd ver-

woord in de ‘verwerping’ van ‘op assimilatie gerichte waarden, met

hun koppeling aan elitisme en een monoculturele samenleving’.

Assimilatie was heel politiek incorrect geworden.

Het was een vreemde ontwikkeling. Honderdvijftig jaar lang had

de Amerikaanse samenleving zich afgevraagd of die immigranten

177

inmiddels veel meer van Amerika dan honderd jaar tevoren. Toen

kregen ze hun informatie via brieven en verhalen, nu zagen poten-

tiële immigranten op televisie waar de honingpotten stonden.

Doordat mensen veel preciezer wisten wat hun in de Verenigde Sta-

ten te wachten stond, werd het land alleen maar aantrekkelijker.

Tegelijkertijd voltrok zich in Amerika zelf een revolutie in de bele-

ving van etniciteit.

Etnische borstklopperij Een revolutie mag je het wel noe-

men. Na de als saai en eenvormig ervaren jaren vijftig werd het tijd

je te onderscheiden. Dat uitte zich in verzet tegen de gevestigde

orde en de politisering van de academische wereld. Een van de

ideeën die eraan moesten geloven was het concept van ‘assimila-

tie’. Het werd nu als helemaal fout beschouwd om op te gaan in een

dominante cultuur. Veertig jaar later is het amusant de gespierde

taal te lezen over de ‘koloniale uitbuiting’ van de eigen burgers.

Assimileren stond zowat gelijk met culturele genocide!

Een van de redenen voor deze omslag was een opbloeiend

etnisch bewustzijn. De strijd om de burgerrechten maakte niet

alleen zwarten zelfbewust, maar schudde ook andere groepen wak-

ker. Wat heet wakker. Bij de Olympische Spelen van 1968 in Mexico,

staken de zwarte winnaars hun in handschoenen gebalde vuisten

omhoog tijdens het spelen van het Amerikaanse volkslied (het

teken van de Black Panters, de militante zwarte beweging). Deze

daad van symbolisch verzet schokte de Amerikaanse huiskamer –

trouwens ook de Nederlandse, herinner ik me. De eerste reactie was

afgrijzen. De tweede: als zij hun identiteit zo benadrukken, waarom

zouden wij dat dan niet doen? Daarmee maakte de streepjesidenti-

teit een comeback. Iemand was niet gewoon Amerikaan. Hij was

Iers-Amerikaan of Pools-Amerikaan, en hij was er trots op! You bet!

De eigenheid binnen het Amerikaan-zijn werd onderstreept, etnici-

teit werd identiteit.

Volgens Marilyn Halter, die een boek schreef over dit ‘shoppen’

naar identiteit, ging het inderdaad om een zoektocht naar alterna-

tieven voor assimilatie. Ze noemde het laten rollen van etnische

spierballen een weerwoord tegen het ‘koele individualisme van de

176

De etnische revival werd ingeleid door het zwarte bewustzijn in de

jaren zestig. Na de succesvolle strijd om de burgerrechten gingen

zwarten nog een stapje verder: ze waren niet alleen Amerikanen, maar

African Americans. Etniciteit werd iets om trots op te zijn. Soullegen-

de James Brown zette de toon.

Page 90: Frans Verhagen - The American Way

len. Niet alleen kon je je onderscheiden, je kon zelfs meerwaarde

claimen. Een streepjes-Amerikaan was zo veel interessanter dan een

saaie niets-Amerikaan. Pas echt zielig waren mensen zonder roots,

zonder wortels. Niet voor niets was Roots de titel van een populaire

televisieserie over slavernij. Van de weeromstuit begonnen achtste-

en negendegeneratie-Amerikanen te babbelen over hun wortels in

de Amerikaanse revolutie of, beter nog, over hun directe afstam-

ming van de Pilgrim Fathers.

Dat etnisch bewustzijn, stelde Marilyn Halter, schiep ook een

nieuwe markt. Ze citeerde een marketingspecialist uit de jaren

negentig: ‘Assimilatie is een mythe. Mensen zijn niet geassimileerd.

Ze zullen niet gaan assimileren. Dat is alsof je mensen in de mixer

179

wel konden assimileren, of ze wel echt Amerikaan konden worden.

Nu gebeurde het omgekeerde. Ze moesten juist niet assimileren,

juist niet hun culturele eigenheid wegstoppen. Ze moesten die juist

uitdragen. Wie etnisch niet aan zijn trekken kon komen vanwege

een te blank of een gemengd voorkomen, werd feminist of marxist

of alles tegelijk. Universiteiten boden speciale studies aan en boe-

kenkasten kwamen vol te staan met kloeke werken over de Italiaan-

se/Ierse/joodse ervaring.

Er ontstond een nieuwe visie op immigranten. Onder invloed van

de radicalisering op de campus en de herontdekking van Marx, kre-

gen we nu een Amerikaanse geschiedenis voorgeschoteld van con-

flict en onderdrukking. De smeltkroes was helemaal geen automa-

tisch en autonoom proces, maar regelrechte terreur van de domi-

nante cultuur. Hoe hebben we ooit kunnen denken dat immigran-

ten naar Amerika kwamen voor Amerika? Ze kwamen enkel voor

een baan. Ze wilden helemaal geen Amerikaan worden. Dat bleek

wel uit het feit dat ze hun etnische cultuur meebrachten en in ere

hielden – dat het met die onderdrukking dus wel meeviel negeerden

onze theoretici.

Anderen beschuldigden Amerika van een nieuwe vorm van kolo-

nialisme. In plaats van mensen te koloniseren in hun thuislanden,

zo luidde het, importeerden de Verenigde Staten hen, om ze in Ame-

rika zelf uit te buiten. Moesten immigranten niet hun eigen, oor-

spronkelijke cultuur opgeven? Werden ze niet verplicht zichzelf

opnieuw te definiëren als Amerikaan? Volgens deze critici was dat

een valstrik. Eenmaal ontdaan van hun eigen cultuur, hun eigen

identiteit, zou blijken dat Amerika de immigranten helemaal niet

wilde accepteren als gelijken. Immigranten konden assimileren wat

ze wilden, de samenleving plaatste hen even vrolijk in een etnisch

hokje.

Alles ging nu op zijn kop. Immigranten moesten juist trots zijn op

hun achtergrond en cultuur. De samenleving mocht proberen hen

in het hokje van de aangepaste Amerikaan te duwen, immigranten

moesten gewoon hun eigen hokje maken. Hun streepjesidentiteit in

ere houden. Joods is cool, Italiaans is hot, trots om Duits te zijn, kijk

mij eens Iers wezen. Opeens bood etnische identiteit louter voorde-

178

Etnische identificatie nam soms rare vormen aan. Het was een kosten-

loze manier geworden om je een identiteit aan te meten. Wat hon-

derd jaar geleden een probleem was, namelijk een Ierse identiteit,

werd nu iets waarmee je koketteerde.

Page 91: Frans Verhagen - The American Way

die, in de woorden van Herbert Gans, vooral ‘symbolisch’ is. Je gaat

naar festivals, naar etnische restaurants, loopt op St. Patricks Day

met een Shamrock-klaverblaadje, je drinkt te veel, zingt luidruchtig

‘When Irish Eyes Are Smiling’, maar verder heeft het weinig te bete-

kenen. Identificatie met een groep is een thuisbasis geworden, een

oriëntatiepunt. In hulpverlenerslingo: het verschaft ‘gedeelde zin-

geving’ en ‘gedeeld belang’. Of in de even gedateerde termen van

de in de jaren tachtig populaire socioloog Robert Bellah: etniciteit

voorziet veel mensen van ‘een tweede taal van gemeenschapssoli-

dariteit’ waarmee ze hun ‘eerste taal van het moderne individu’

kunnen compenseren. De cruciale verandering was dat etnische

profilering nu meestal voortkwam uit een vrije keuze, niet het

gevolg was van uitsluiting of isolement.

Zo werd na decennia gelaten lijden onder het anti-joods gedrag

van de Amerikaanse elites het uitdragen van de joodse identiteit

ineens populair. De Zesdaagse Oorlog in 1967 was het omslagpunt.

Daarna zette de joods-Amerikaanse gemeenschap zich steeds meer

in voor Israël, en voor het helpen van joden in de Sovjet-Unie. Zelfs

de voortgang in de onderhandelingen met de Sovjet-Unie over

kernwapens werd daaraan gekoppeld, tot grote woede van Henry

Kissinger en Richard Nixon. De SALT-verdragen zouden alleen wor-

den geratificeerd, zo dreigden senatoren, als Russische joden

mochten emigreren naar Israël. Joodse Amerikanen die voordien

niet te koop liepen met hun identiteit, begonnen die nu bijna

agressief uit te dragen. De holocaust werd hoog op de onderwijs- en

bewustzijnsagenda gezet. Sterker, het begrip holocaust werd einde-

loos opgerekt. Het is niet toevallig, zegt Halter, dat de Ieren in Bos-

ton het bij de onthulling van een monument ter herinnering aan

de hongersnood hadden over ‘our holocaust’. Historici sputterden

toen nog wat tegen, maar inmiddels hebben veel etnische groepen

hun geschiedenis in dit soort termen gegoten. De Armenen hebben

‘1915’, de Chinezen de ‘verkrachting van Nan King’, de Cambodja-

nen de ‘Killing Fields’ van de Rode Khmer, radicale feministen wij-

zen op doden bij illegale abortussen en parallel daaraan hebben

pro lifers de ‘moord op foetussen’ tot holocaust gepromoveerd.

Voor veel Amerikaanse jongeren is de Tweede Wereldoorlog bijna

181

stopt en op de knop drukt. Niemand wil verpapt worden.’ Natuur-

lijk wilde niemand dat. Maar de ironie was dat etnische trots nu

zelf onderdeel werd van het proces van amerikanisering. Je zou

kunnen zeggen dat niets zo Amerikaans is als etnische identificatie.

Je zag het bij benoemingen voor het Supreme Court, in de regering,

in commissies: overal moesten verschillende etnische variaties ver-

tegenwoordigd zijn. Zoals Reagans reactionaire minister van Bin-

nenlandse Zaken zei toen hij een commissie benoemde, ‘We have

every mixture you can have. I have a black, a woman, two Jews and

a cripple. And we have talent.’ De regering-Clinton zocht in alle

hoeken en gaten naar etnische ministers.

Kosteloze identiteit De paradox van de prominente etnische

identiteit is dat die vrijwel niets kost juist omdát immigranten zo

goed geassimileerd zijn. Zonder de nadelen die daar ooit aan ver-

bonden waren, kun je nu een etnische identiteit koesteren omdat

180

Holland, Michigan, had zijn Hollandse etniciteit nooit onder stoelen

of banken gestoken, maar het werd steeds meer een commercieel

product. Het Tulip Festival in de stad, ooit opgezet om de eigen

geschiedenis levend te houden, werd een enorme toeristische trek-

pleister.

Page 92: Frans Verhagen - The American Way

onder meer op Michael Novaks boek The Rise of the Unmeltable

Ethnics uit 1972. Volgens Novak had tot dan toe een WASP-idee

gedomineerd over wie ‘echt’ Amerikaans was. WASP stond voor

White Anglo-Saxon Protestant: de blanke, protestantse, Yankee-

elite. Het aantrekkelijke ervan was natuurlijk dat het exclusief was.

Wat je ook probeerde, WASP kon je niet worden. Je was het of je

was het niet. Dat merkten talloze Amerikanen: ook al nam je de

levenswijze, de waarden, de gewoonten en de overtuigingen van de

WASPS over, je werd toch nooit geaccepteerd. Je kon assimileren

wat je wilde, schrijft Novak, maar de beloning kwam nooit. Daar-

mee nam de tamelijk conservatieve Novak, verbonden aan het Ame-

rican Enterprise Institute, in feite de jaren-60-analyse over.

Volgens Novak waaide er nu een nieuwe wind. WASP was niet

meer de enige variant. Echt Amerikaans kon een streepje hebben.

Wie niet wilde versmelten hoefde dat niet te doen. Sterker, de Ame-

rikaanse samenleving bood bij uitstek de mogelijkheid om je eigen

groepen te organiseren. Deze subculturen, zei Novak in typerende

bewoordingen (hoewel hij zelf aan de rechterkant van het politieke

spectrum was te vinden), weigerden simpelweg de legitimiteit te

accepteren van één supercultuur, de WASP-variant. Novak noemde

het de ‘decade of the ethnics’.

Novaks observaties kwamen niet uit de lucht vallen. Vroeg in de

jaren zestig zagen we de eerste tekenen van een kentering, opge-

merkt door de briljante socioloog en latere senator Daniel Patrick

Moynihan – die als Ierse veteraan zelf had geprofiteerd van de GI

Bill. Samen met Nathan Glazer schreef hij Beyond the Melting Pot

(1963). Ze wilden een punt maken en deden dat, in goed Ameri-

kaanse stijl, zo uitdagend mogelijk. Volgens hen bestond de mel-

ting pot helemaal niet. Dat veelbezongen kenmerk van de Ameri-

kaanse samenleving was een mythe. Ze onderkenden dat specifieke

nationale aspecten, zoals taal, gewoontes en dergelijke, binnen

twee à drie generaties erodeerden. Maar daarmee waren de etni-

sche verschillen nog niet verdwenen. Integendeel, zeiden ze, etni-

sche groepen bleven juist voortbestaan, ook al hadden ze al veel

van hun culturele erfenis opgegeven, simpelweg omdat mensen er

belang bij hadden.

183

synoniem met de holocaust. Niet alleen in Amerika trouwens, een

recent rapport in Nederland stelde dat de geschiedenis van de

Tweede Wereldoorlog helemaal door de holocaust is overwoekerd.

Maar etnische trots is geen joods fenomeen. Overal in het land

werden etnische festivals big business. Neem het Tulip Festival in

Holland, Michigan. Het bestond al sinds 1929 en werd ooit opgezet

om de Nederlandse wortels van de gemeenschap te vieren. Tegen-

woordig is het gewoon een populair festival annex braderie, goed

voor een half miljoen bezoekers. Een ander voorbeeld van etnische

marketing zijn de Big Onion Walking Tours in New York. Daar kun

je eclectische routes volgen als ‘Van Napels naar Vladivostok naar

Beijing’ of de ‘multi-etnische eettour’.

Hoezo melting pot? Voor de meeste wetenschappers kwam de

comeback van raciale, religieuze en nationalistische sentimenten

als een verrassing. Op zichzelf is dat al interessant. Hoe konden ze

deze ontwikkeling hebben gemist? De Encyclopedia of American

Ethnic Groups vermoedt dat de tot dan gebruikte theorieën vooral

politieke stellingnamen waren of reacties daarop, en niet de resul-

tanten van een serieus wetenschappelijk proces. Oftewel, analyse

van de integratieprocessen had altijd meer te maken met politiek

dan met wetenschap.

Het concept van assimilatie werd bijgesteld. Het was geen een-

richtingsverkeer, dat hebben we al gezien. Evenmin was het een

lineair proces, dat maar doordieselde. Zelfs Robert Park had onder-

kend dat assimilatie maar ‘een van de mogelijke uitkomsten’ was.

Marcus Hansen interpreteerde assimilatie als een cyclisch proces,

waarbij grote verschillen optraden tussen ouders, kinderen en

kleinkinderen. De sterke banden binnen de eerste generatie ston-

den acculturatie niet in de weg. De tweede generatie probeerde

tussen twee culturen te balanceren: ze wilde haar buitenlandse

afkomst kwijt maar niet breken met thuis. Hansen constateert dat

de derde generatie juist weer geïnteresseerd was in haar etnische

herkomst.

Bruce Schulman schreef later dat de tekenen van een etnische

wederopleving in de jaren zeventig ‘overal te zien’ waren. Hij wees

182

Page 93: Frans Verhagen - The American Way

vatten. Maar ook Grieken doen mee, recent nog My Big Fat Greek

Wedding. Of neem Mystic River van Clint Eastwood, spelend in een

Boston van etnische wijken. In de literatuur speelde etniciteit altijd

al een grote rol, vooral in de joodse en Chinese tradities. Denk aan

Saul Bellow, Philip Roth en Amy Tan.

Het is de vraag wat dit allemaal betekent. Ik wil de identiteitsge-

voelens van mensen niet bagatelliseren, maar er zit wel iets van

een modieus etnisch bewustzijn in. Vooral marketeers spelen daar

graag op in. Het is een luxe item: niet noodzakelijk, leuk extraatje,

lage kosten, goed gevoel. Etniciteit is alleen nog van invloed als

mensen er zelf voor kiezen. Het wordt hun niet opgedrongen in de

vorm van uitsluiting, verwerping of discriminatie. Het is een soort

sieraad, cooler dan een tatoeage.

Op Ellis Island zoeken bezoekers enthousiast naar gegevens over

hun familie. Ik hoorde daarvoor de mooie omschrijving ‘Ellis Island

Whiteness’: mensen zoeken iets dat hen niet ‘zomaar’ Amerikanen

maakt. Ze willen meer, ze willen onderdeel zijn van het episch ver-

haal van Amerika. Of ze daarin Iers, Italiaans of Pools zijn, is niet zo

belangrijk, als ze maar meespelen. Een etnische geschiedenis geeft

identiteit in een samenleving die ontworteld is. Terwijl immigran-

ten en hun kinderen steeds weer proberen zo onopvallend mogelijk

Amerikaan te worden, hunkeren hun kleinkinderen naar een ver-

haal over Poolse boeren of joodse marskramers in hun verleden.

Het bevestigt het beroemde dictum van de historicus Marcus Han-

sen: ‘Wat de zoon liever vergeet, wil de kleinzoon zich juist herin-

neren.’ In Nederland hebben we iets dergelijks gezien bij de Moluk-

kers en je kunt voorspellen dat zoiets zal gebeuren bij Turken en

Marokkanen.

Ik gebruik de term ‘episch verhaal’ niet zonder reden: het is

modieus om het over narratives te hebben. Je wilt een verhaal ver-

tellen, luisteraars trekken, ook als dat onbewust gaat. In de jaren

zeventig sprak men van een revised narrative. Tot dan toe ging het

verhaal over de melting pot, over assimilatie, met een ondertoon

van verlies. Nu komt er een nieuw immigrantenverhaal. Het gaat

vaker over de blijvende en zelfs onontkoombare erfenis van je etni-

sche afkomst. The Godfather was behalve een superieure film ook

185

Vergeet die smeltkroes, zeiden Moynihan en Glazer. Etniciteit

zou belangrijk blijven. Omdat er grote belangen op het spel ston-

den, zouden sociale en politieke instellingen op basis van etniciteit

blijven voortbestaan. Een soort verzuiling, maar dan op etnische

basis. Met een luide plons kwam deze baksteen terecht in de geza-

pige jaren-50-vijver, kringen veroorzakend die nog lang nawerkten.

Bijna tien jaar later, toen president Nixon in 1972 zijn handteke-

ning zette onder de Ethnic Heritage Studies Programs Act, was het

begrip smeltkroes nadrukkelijk niet meer in de mode. Niemand

wilde meer de verdenking op zich laden dat hij groepen ten onder

zou laten gaan in de dominante cultuur, zeker niet de opinion lea-

ders en de activisten op de universiteiten. Begonnen de jaren zestig

nog met assimilatie als hoogste goed en was dat in veel opzichten

de dagelijkse praktijk, aan het einde van het decennium was het

een gebrandmerkt woord. Typisch jaren zestig: we zwaaiden van

het ene uiterste naar het andere. Zoals met zo veel van de erfenis

van de jaren zestig, proberen we veertig jaar later nog steeds een

balans te vinden waar je wel wat aan hebt.

Nixons wet was zeker niet zijn hartenkind maar hij speelde er

sluw mee in op de mode van de dag. De wet verschafte overheids-

steun voor studies naar etnische verscheidenheid. De wet legde vast

wat toen al was geaccepteerd: respect voor ieders etnische achter-

grond en geschiedenis. Bijna iedere zichzelf serieus nemende uni-

versiteit stelde wel een studie- en onderzoekscentrum in voor de

een of andere etnische of raciale groep. Inmiddels zijn het gevestig-

de onderzoeksterreinen geworden. Neem Irish Studies. Dat is nu

een echte academische discipline met programma’s aan Boston

College, Catholic University, College of St. Thomas, NYU en Notre

Dame. Er is zelfs een American Conference for Irish Studies. Het

barst van de Hispanic Studies, Asian Studies en dergelijke.

Ook op andere terreinen is etniciteit een vaste waarde gewor-

den. Zoals zo vaak gaven televisie en Hollywood de richting aan.

Denk maar aan de Italiaanse Amerikanen die opdoken in The God-

father, Rocky, Rambo, Ragin’ Bull, Goodfellas, Moonstruck en Satur-

day Night Fever. Italianen zijn Hollywoods favoriete etnische

groep, ik vermoed omdat ze zo gemakkelijk in clichébeelden zijn te

184

Page 94: Frans Verhagen - The American Way

wie in Boston woont, Kerry heet en katholiek is, moet wel Iers zijn –

bleek zijn grootvader een joodse vluchteling uit Oostenrijk, die in

1901 zijn naam had veranderd van Kohn in Kerry. Op zichzelf een

mooi immigrantenverhaal, zeker in vergelijking met de Bush-histo-

rie, maar zijn politieke tegenstanders wisten Kerry diens rijke fami-

lie van moederszijde, zijn kostschoolopvoeding in Zwitserland en

zijn vermeende Fransheid om de nek te hangen.

Multiculturalisme en haar vijanden Zo werd in de jaren

zeventig en tachtig het ideale beeld heel anders dan in de decennia

daarvoor. Het behoud van culturele verschillen, samengevat in cul-

tural pluralism, werd populair – bij ons heet dat multiculturalisme.

Etnische groepen moesten een permanente plaats hebben in het

Amerikaanse leven. Zo konden nieuwkomers hun achtergrond

behouden en tegelijk een bijdrage aan de Amerikaanse cultuur

leveren.

In de jaren negentig kwam de onvermijdelijke tegenbeweging

op gang, vooral tegen de excessen. De bekende hoogleraar Arthur

Schlesinger publiceerde een boekje, The Disuniting of America,

waarin hij waarschuwde dat Amerika uiteen dreigde te vallen in

etnische eilanden. Schlesinger wond zich niet alleen op over multi-

culturalisme maar ook over de ermee gepaard gaande politieke cor-

rectheid en dan vooral de manier waarop die het universitaire

milieu veroverde. Daar vond een grootscheepse aanval plaats op de

traditionele canon van de westerse cultuur. ‘Death white males’

zoals Plato, Augustinus, Jefferson en dergelijke moesten op de lees-

lijst plaatsmaken voor etnische en raciale publicisten van soms

dubieuze kwaliteit. Wat dat betreft had Schlesinger zonder meer

gelijk. Onder het mom van multiculturalisme werd een hoop onzin

serieus genomen.

Het succes van Amerika, vond Schlesinger, was nu juist dat men-

sen zich bonden, zichzelf gingen zien als burger van dezelfde natie.

Haal dat weg en het land valt uiteen. Schlesinger betreurde de

‘eruptie van etniciteit’. Hij stelde vast dat het goed is geweest dat

men in de jaren zestig aandacht heeft gevraagd voor de bijdragen

van minderheden aan de Amerikaanse cultuur, maar hij vond dat

187

een project waarin deze nieuwe trends mooi samenkwamen. Om te

beginnen zag regisseur Francis Ford Coppola de markt voor een

dergelijke film. Coppola had het beeld dat hij wilde neerzetten

scherp op zijn netvlies, want hij verzette zich hardnekkig tegen de

wens van de producers om Robert Redford te nemen voor de rol

van Michael Corleone. Hij wilde Al Pacino, die, zo stelde Coppola,

‘het brandmerk van Sicilië op zijn gezicht droeg’. Ik denk dat Cop-

pola gelijk had. Is Pacino aan het begin keurig ingepast, met zijn

verloofde winkelend en een Amerikaans uniform dragend, aan het

einde is hij gedeassimileerd. Niets, zeker niet de pruttelende mel-

ting pot, kan de banden verbreken tussen vader en zoon, de ban-

den met je etnische wereld en je oude land.

Barbara Mikulski, een Pools-Amerikaanse sociaal werkster uit

Baltimore die sinds 1986 Democratisch senator is voor Maryland,

juichte de nieuwe aandacht toe. Ze vond dat de bijdragen van de

etnische Amerikanen altijd ondergewaardeerd waren. ‘Amerikaan-

se instituties deden nooit een poging om kinderen te helpen die

Colstiani, Slukowski of Klim heetten,’ stelde Mikulski. Nu blanke

etnische groepen zichzelf en hun verleden hadden ontdekt, konden

de levensverhalen van deze mensen naar voren komen. Niet langer

zouden ze ‘Yankee-patriciërs’ of ‘blanke namaakprogressieven’

naar de mond praten. Ik heb een zwak voor Mikulski, maar het is

wel een typisch jaren-70-verhaal, met de opgefokte retoriek van de

jaren zestig er gratis bij.

Na verloop van tijd heeft het ietwat absurde vormen aangeno-

men. Zo ontdekte Madeleine Albright toen ze minister van Buiten-

landse Zaken werd ineens haar joodse voorouders. Critici vonden

dat een rare zaak. Was de Korbel-familie in 1939 niet naar Enge-

land gevlucht om aan de nazi’s te ontkomen (Korbel was haar meis-

jesnaam)? En was de kleine Madeleine niet katholiek opgevoed

juist omdat haar ouders zich hadden bekeerd na de jodenvervol-

ging in Oost-Europa? Hadden ze daar thuis nooit over gepraat? Niet

volgens Albrights biografie. Gek hoor. Maar wat deed het er eigen-

lijk toe?

Ook John Kerry, de Democratische kandidaat in 2004, had een

mooi verhaal. Hoewel de meeste mensen dachten dat hij Iers was –

186

Page 95: Frans Verhagen - The American Way

verkeerd gelovigen, die kunnen niet Amerikaan zijn, vindt Hun-

tington. Ik chargeer zijn stelling, maar niet zo heel veel.

Maar Huntingtons boek gaat niet over God of over Amerikaan-

zijn. Het gaat over Hispanics en hoe die Amerika ondermijnen.

Samuel Huntington meent dat Hispanics – met name Mexicanen –

zich niet in het door hem geschetste Amerikaanse patroon kunnen

en willen inpassen. Ze zijn niet Anglo-Saxon Protestant en willen

dat ook niet worden. Ze blijven Spaans spreken, wonen te dicht bij

hun oude cultuur om er echt afstand van te nemen en zijn met

zovelen dat ze zich gemakkelijk kunnen isoleren. Hij tamboereert

zelfs op het idee dat de Mexicanen het door Amerika gestolen land

zouden willen herveroveren – een favoriete bangmaker van activis-

ten tegen immigratie.

We zijn met Huntington weer op bekend terrein. ‘Onintegreer-

bare’ buitenlanders, onwillig om Engels te leren en de protestantse

waarden van Amerika te aanvaarden. Bijgelovige, volkse katholie-

ken, en nog eens gevaarlijk politiek actief ook – dat hebben we alle-

maal al vaker gehoord. Huntington past in een lange traditie van

bangmakers. Er is echter niets mis met de politieke neus van Hun-

tington: veel Amerikanen maken zich inderdaad zorgen over de

toename van Hispanics. Dat vertaalt zich in de opwinding die in de

loop van 2006 ontstond over de illegale immigranten, en dat zijn

bijna allemaal Hispanics.

Hispanics: aanwezig maar onopgemerkt Uit Midden- en

Zuid-Amerika kwamen altijd al immigranten naar de Verenigde

Staten. Sterker, ze waren er altijd al. Een flink deel van Amerika is

uiteindelijk van Mexico gepikt na de oorlog van 1845. Hispanics als

immigranten kwamen niet in enorme aantallen, maar wel gesta-

dig. Het ontbreekt hun aan een Ellis Island, aan dramatische verha-

len over Pilgrims en kolonisten. Misschien is dat de reden dat hun

geschiedenis onderbelicht is. Het kan ook een zeker dedain zijn van

de traditionele immigrantengroepen waarmee zij hun Spaanstalige

landgenoten negeren. Maar waarschijnlijk komt het omdat Hispa-

nics, met name die uit Mexico, al eeuwenlang heen en weer bewe-

gen over het continent. Ongeveer zoals de miljoenen migranten die

189

het was doorgeslagen. ‘Het nieuwe etnische evangelie verwerpt de

samenbindende visie van individuen van alle naties, versmolten tot

een nieuw ras,’ klaagde Schlesinger.

Wat Schlesinger buitengewoon irriteerde, was juist die Ethnic

Heritage Studies Program Act, de wet van Nixon, de bij uitstek niet-

etnische president. Die wet was het hoogtepunt van idioterie, vond

Schlesinger, want het betekende dat iedereen zo’n beetje zijn eigen

etniciteit kon bepalen. Tot het uiterste doorgevoerd, klaagde hij,

betekende dat blijkbaar dat er geen niet-etnische Amerikanen meer

waren.

Schlesinger overdreef. De wet was niet meer dan een vaststelling

dat het onderwijs rekening moest houden met etnische geschiede-

nis – als onderdeel van de Amerikaanse geschiedenis. Wel had hij

gelijk dat de slinger te ver naar de andere kant was doorgeslagen.

Verschillen werden aangezet en overdreven, factoren die de een-

heid van een land bepalen, werden genegeerd. Crackpot theories

werden serieus genomen omdat ze de weerspiegeling waren van de

ene of de andere cultuur. Academici met een gevestigd belang op

een bepaald onderwijsterrein pushten hun waren.

Ook Harvard-hoogleraar Samuel Huntington schrijft graag pole-

mische boeken. In zijn Who Are We? uit 2004 toont Huntington

zich bezorgd. De politicoloog, die met zijn The Clash of Civilizati-

ons ook al opschudding had veroorzaakt, vreest niet zozeer etni-

sche versplintering maar een verzwakking van datgene wat Ameri-

ka sterk maakte. De Hispanics zijn volgens hem de boosdoeners,

maar hij omwikkelde die stellingname met fascinerende, aan het

nativisme grenzende argumenten.

Huntington acht de Amerikaanse samenleving uniek omdat zij

God veronderstelt als grondslag. Geen ‘protestantse god maar een

christelijke god,’ zegt Huntington, als resultaat van het in elkaar

schuiven van protestantisme en katholicisme. Volgens Huntington

is de Amerikaanse civil religion die daaruit is voortgevloeid onver-

enigbaar met atheïsme, omdat het op zichzelf een geloof is ‘dat

een transcendentaal wezen aanroept dat losstaat van de menselijke

wereld’. Als je niet in de Amerikaanse God gelooft, zegt Huntington

eigenlijk, dan kun je ook niet in Amerika geloven. Niet-gelovigen of

188

Page 96: Frans Verhagen - The American Way

juist daardoor was het niet zo’n grote stap om ook de grens over te

gaan. Bovendien was er de traditionele zuigende kracht van de Ver-

enigde Staten en waren de leefomstandigheden er ontegenzegge-

lijk beter dan op de meeste plaatsen in Mexico. De grens was

poreus. Het netwerk van Hispanics in de Verenigde Staten maakte

het relatief gemakkelijk om er je weg te vinden.

Mexicanen deden altijd al veel gastarbeiderswerk. Eind jaren

vijftig, de piekjaren van het zogenoemde bracero-programma (een

regeling van tijdelijke gastarbeid in de landbouw), kwamen jaar-

lijks 430.000 Mexicanen naar de landbouwbedrijven in Californië

en Texas. Bijna allemaal gingen ze terug. Geen wonder dat de poli-

tici hen over het hoofd zagen. Er waren wel periodes geweest van

grotere immigratie, maar die vielen meestal samen met binnen-

landse problemen in Mexico. Zo kwamen tussen 1910 en 1930, een

tijd van revolutie en politieke onrust, 713.000 Mexicanen naar

Amerika. Eenderde deel daarvan ging weer terug toen de rust was

weergekeerd.

191

binnen Europa seizoensarbeid deden en al of niet bleven hangen.

Aanwezig maar onopgemerkt.

Dat kun je nu niet meer zeggen. De afgelopen dertig jaar zijn

Hispanics de grootste en snelst groeiende groep immigranten

geworden. In staten als Californië, Arizona, New Mexico en in min-

dere mate Texas, zijn ze nadrukkelijk aanwezig. De helft van alle

Hispanics woont in Californië en Texas, in New Mexico is 43 pro-

cent van bevolking Hispanic. Landelijk gezien vormen Hispanics

inmiddels de grootste minderheid, met 14,1 procent van de bevol-

king. Vanwege de lage gemiddelde leeftijd en de hoge geboortecij-

fers zijn er voorspellingen dat ze in 2050 een kwart van de bevol-

king zullen uitmaken. Verder vormen Hispanics de grootste groep

illegalen in Amerika en zijn alleen al daarom onderwerp van voort-

durende discussie. Vanwege hun aantallen moeten politici steeds

een balans zoeken tussen het uitspreken van hun zorg daarover en

de noodzaak om hun stemmen te winnen.

Hispanics komen voor zestig procent uit Mexico. In het midden

van de twintigste eeuw leek Mexico stabiel en op weg naar wel-

vaart. Veel mensen waren naar de grote steden getrokken, maar

190

Hispanics zijn de oudste etnische groep in Amerika. New Mexico was

ooit onderdeel van Mexico. Een stadje als Taos, hier gefotografeerd

in de jaren dertig, heeft die erfenis altijd in ere gehouden.

Mexicaanse gastarbeiders waren altijd al onmisbaar in de agrarische

economie van Californië. Hispanics deden werk dat andere Amerikanen

niet wilden of konden doen. Nog steeds is Central Valley, de groente-

en fruitschuur van Amerika, afhankelijk van goedkope illegalen.

Page 97: Frans Verhagen - The American Way

De Cubanen en Puerto Ricanen waren er al toen de wet in 1965

werd veranderd. Sindsdien is het aantal nieuwkomers uit Latijns-

Amerika verveelvoudigd. Zeker 10 miljoen Hispanics kwamen over,

waarschijnlijk veel meer, maar hoeveel precies is vanwege de illega-

le immigratie moeilijk te meten. Dat ligt niet aan het opheffen van

de quota, want die waren er voor 1965 niet. Wel hebben amnestie-

regelingen in 1986 en 1995 het aantal Hispanic-Amerikanen flink

opgevoerd.

Duizenden groepsmigraties De Mexicanen die aan het einde

van de twintigste eeuw de Amerikaanse grenzen overspoelden,

kwamen zowel van het platteland als uit de overbevolkte steden. In

de Verenigde Staten gingen ze vooral naar de grootstedelijke gebie-

den – met name Los Angeles, New York, Houston, Miami en Chica-

go. De laatste jaren is meer spreiding te zien. Ook in het midden-

westen zijn nu Hispanics te vinden, aan de oostkust, in het noord-

westen, eigenlijk overal waar het moeilijk is personeel te vinden dat

laaggeschoold werk wil doen.

Een groot verschil met andere groepen is dat er bij de Hispanics

nooit sprake is geweest van één enkele stroom, maar van een com-

binatie van duizenden groepsmigraties. Het is in veel opzichten

een gevarieerde groep. Bij de census van 2000 werden 35 miljoen

Hispanics geteld, een stijging van bijna zestig procent vergeleken

met 1990. De term ‘Hispanics’ is zo breed dat je daar niet veel wij-

zer van wordt. Behalve de Spaanse taal hebben Hispanics vaak wei-

nig gemeen. Aan de andere kant zorgt die taal wel voor een band.

Anders dan bij de Italianen honderd jaar eerder zijn de verschillen

tussen de diverse dialecten niet zo groot. Daardoor is het netwerk

waarop ze kunnen bouwen veel groter.

Ik moet hier iets zeggen over de terminologie, want in politiek

correcte kringen levert die nog wel eens problemen op. ‘Hispanics’

is de term die het Censusbureau sinds de jaren zeventig gebruikt

voor iedereen die voorouders heeft of zelf komt uit een Spaanstalig

land. Ook de term ‘Latino’ is gangbaar, waaronder min of meer

iedereen uit Latijns-Amerika wordt begrepen, dat wil zeggen, alles

ten zuiden van de Verenigde Staten. Op de censusformulieren wor-

193

Caribische eilanden Na de Mexicanen vormen Puerto Ricanen

de grootste groep Hispanics, zo’n tien procent. Zij zijn een geval

apart omdat zij officieel Amerikaanse staatsburgers zijn – sinds

1917. Als zodanig mogen ze zich vrij bewegen binnen de Verenigde

Staten. Vanaf de jaren veertig tot eind jaren zestig kwamen ze in

vrij groten getale naar Amerika, vooral naar New York. In die stad

steeg het aantal in Puerto Rico geboren bewoners van 70.000 in

1940 tot 613.000 in 1960.

De Cubaanse leider Fidel Castro is verantwoordelijk voor het

grote aantal Hispanics in Florida. Na Castro’s machtsovername in

1959 kwam een grote groep Cubanen naar Amerika, actief gehol-

pen door de Amerikaanse regering. Tussen 1959 en 1970 kwamen

meer dan een half miljoen Cubanen. Het ging om een bijzondere

groep want deze Cubanen waren rijk, politiek actief en ze vestig-

den zich allemaal in Zuid-Florida, vooral in Miami. Ze kregen met-

een een verblijfsstatus als vluchteling en konden zonder moeite

naturaliseren. De tweede en de derde groep, die respectievelijk

eind jaren zestig en rond 1980 het land binnenkwamen, waren

stukken minder welvarend. Zij kwamen in Miami terecht in een

gevestigde, welvarende gemeenschap, overigens wel een met een

sterk gelaagde klassenstructuur.

Geen stad in Amerika is meer door de immigratiegolven veran-

derd dan Miami, dat de hoofdstad is geworden van Zuid-Amerika in

de Verenigde Staten. De Cubanen, maar ook rijke Venezolanen en

inwoners van allerlei Caribische eilanden, hebben er een uiterst

welvarende gemeenschap geschapen. Ze hebben er tienduizenden

kleine bedrijven, het hart van een grote etnische enclave. Al rond

1990 was het gemiddelde inkomen van een Cubaans gezin bijna

gelijk aan dat van een Amerikaans gezin. De Cubaanse gemeen-

schap heeft er ook een eigen schoolsysteem opgezet dat zijn waar-

den en politieke doelstellingen promoot. Toen er in 1999 een rel

ontstond rondom Élian Gonzales, een gevlucht Cubaans jongetje

dat terug moest omdat zijn vader in Cuba dat wilde (zijn moeder

verdronk bij de vluchtpoging), bleek de politieke macht van deze

kiezers. Alle politici kwamen hun reukspoor leggen. De Cubaanse

stem kon het verschil maken.

192

Page 98: Frans Verhagen - The American Way

195

den beide termen gebruikt en worden Hispanics en Latino’s

gewoon bij elkaar opgeteld.

Politieke activisten gebruiken graag de term ‘Chicano’ – met de

toelichting dat Chicano’s ‘vijandig staan tegenover de Anglo-

samenleving’. Die term zou een assertieve, trotse houding moeten

weergeven. Het zal best en in universitaire kringen mag de term

populair zijn, maar als ik er de Mexicaanse zwembadbeheerder van

mijn schoonouders naar vraag, heeft hij geen idee. Een prominente

Hispanic vertelde dat hij nooit van ‘Chicano’ had gehoord tot zijn

dochter in Berkeley ging studeren. Het dient volgens mij geen prak-

tisch doel om over deze woorden te steggelen. Ik gebruik gewoon

het woord ‘Hispanics’.

Hispanics werken vaak in de private sector, volgens sommigen

omdat ze van nature erg sceptisch staan tegenover het functione-

ren van de overheid. Daarom doen ze waarschijnlijk ook niet vaak

een beroep op uitkeringen en andere overheidsdiensten. Hun soci-

aal conservatisme zou hen eigenlijk in het Republikeinse kamp

plaatsen, maar deze partij heeft politiek gezien nogal wat steken

laten vallen. Vooral de pogingen in de jaren negentig om kinderen

van illegalen te weren uit het onderwijs en de gezondheidszorg

hebben kwaad bloed gezet. Ook nu weer zijn het conservatieve

Republikeinen die een muur willen bouwen op de Mexicaanse

grens.

Ondanks de strijd die de activist César Chavez in de jaren zestig

voerde om landarbeiders te organiseren, zijn Hispanics niet geïnte-

resseerd in vakbonden. Hun sociale mobiliteit is gemiddeld, maar

door de voortdurende aanwas leeft een hoog percentage in armoe-

de. Meer dan in het verleden beginnen Hispanics eigen bedrijven,

daarmee de trend volgend van andere immigrantengroepen. Ze

zijn bij uitstek op het gezin georiënteerd.

Hoewel de meeste Hispanics katholiek zijn, geven zij daar een

heel eigen invulling aan. Ook bij de Hispanics bestaat een traditie

van wantrouwen tegen de kerkhiërarchie die in het verleden maar

al te vaak met de dominante elites samenspande. Overigens maken

de personalistische kanten van het evangelisch protestantisme

deze religie voor Hispanics steeds aantrekkelijker. Evangelische

194

César Chavez probeerde in de jaren zestig de landarbeiders in een

vakbond te organiseren. Hij ondervond veel tegenwerking maar

slaagde erin de werkomstandigheden behoorlijk te verbeteren.

Page 99: Frans Verhagen - The American Way

maat zijn. Wie met achterstand binnenkomt is haast gedoemd om

slecht te presteren en af te haken – en zo de vooroordelen te beves-

tigen. In Californië werden in 1996 de regels van positieve discrimi-

natie weer afgeschaft voor universiteiten (in de praktijk waren het

quota: je moest zo veel mensen van die en die groep aannemen).

Dat heeft ertoe geleid dat de hogescholen en universiteiten van de

tweede garnituur (maar zeker niet slecht) nu veel meer Hispanics

binnenkrijgen en meer en beter gekwalificeerde studenten afleve-

ren. Geduld lijkt hier de belangrijkste deugd. Ze bereiken vanzelf

wel de elite-instellingen.

Er wordt relatief veel onderzoek gedaan naar tweede- en derde-

generatie-Hispanics. Voor sociologen vormen zij de onderzoeks-

groep die de Italianen in de eerste helft van de twintigste eeuw

waren. Ze worden ook vaak met hen vergeleken. Vooral het werk

van Rubén Rumbaut en Alejandro Portes en de door hen geredi-

geerde serie essays gebaseerd op hun Children of Immigrants Lon-

gitudinal Study (CILS), is een ware schatkist. Niet alles wat ze

beschrijven is universeel toepasbaar maar als lezer denk je regelma-

tig: hé, waar heb ik dat vaker gehoord?

Het moderne Chinatown Aziaten vormen de andere groep

immigranten die na 1965 in groten getale naar Amerika kwamen.

De gevolgen daarvan heb ik van nabij kunnen volgen in het deel

van Los Angeles waar Donald en Jenny Kao wonen, de ouders van

mijn vrouw. In de ruim twintig jaar dat ik er nu kom heb ik San

Gabriel Valley en vooral de aanliggende suburbs grondig zien ver-

anderen. Van een cluster gemengde middenklassesuburbs, onop-

vallend in hun etniciteit of karakter, is de hele regio Aziatisch

geworden. Er wonen vooral Chinezen, maar ook veel Koreanen,

Vietnamezen en Filippino’s.

San Gabriel Valley ligt ten oosten van downtown-Los Angeles,

tussen Interstate 10 en Pomona Freeway. Het is de verzamelnaam

voor steden met namen als Monterey Park, Alhambra, San Gabriel

en Rosemead. Qua uiterlijk verschillen ze niet veel van wat je elders

in Zuid-Californië aantreft: dezelfde, niet al te grote, vrijstaande

huizen, lage appartementsgebouwen, mini malls en banken. Het

197

groepen boeken aardig wat bekeringen, zowel bij immigranten als

buiten de Verenigde Staten.

Wie nog zou willen pleiten voor tweetalig onderwijs, vindt bij

Hispanics bewijsmateriaal hoe onverstandig dat is. In de jaren zes-

tig werd onderwijs in het Spaans gezien als deel van de burgerrech-

ten. Dat even goedbedoelde als misplaatste idealisme werd in later

jaren gewoon belangenpolitiek: vakbonden van Spaanstalige

docenten en academici deden alles om te bewijzen dat kinderen zo

beter konden leren. De praktijk leerde dat tweetalige opleidingen

juist slechte resultaten opleverden. In de jaren tachtig zat zeker

eenderde deel van de Hispanic kinderen in klaslokalen waar alleen

maar Spaans werd gesproken. Het resultaat was desastreus: een

generatie groeide op met weinig Engelse taalvaardigheden. Terwijl

alle andere immigrantengroepen met gezwinde spoed Engels leer-

den om zo snel mogelijk mee te kunnen doen, werden deze kinde-

ren teruggehouden. Hun ouders zagen het liever anders, maar had-

den nauwelijks invloed. Pas toen de gevestigde onderwijsbelangen

via nogal polariserende referenda werden afgetroefd (de referenda

waren een initiatief van de English Only-beweging), kon het sys-

teem worden veranderd.

Volgens Samuel Huntington begint het Spaans sluipenderwijs

het Engels als voertaal te ondermijnen, maar de censusgegevens

van 2000 tonen aan dat dat onzin is. Volgens de analyse van de cen-

susgegevens spreekt driekwart van de derdegeneratie-Hispanics

alleen maar Engels, een percentage dat vergelijkbaar is met dat van

eerdere immigranten uit Europa – en ook van eerdere immigran-

ten uit Spaanssprekende landen. Logisch, zegt Richard Alba, een

immigratiespecialist van de University of New York at Albany, we

hebben de neiging om de assimilatiedruk op tweede en derde

generaties stelselmatig te onderschatten. Hij meent dat immigran-

ten en hun nazaten onverminderd in de richting van het Engels

worden gedreven.

Ook de ervaring van Hispanics om met ‘hulp’ van positieve dis-

criminatie de universiteiten te bestormen pakte averechts uit. Zoals

ook veel zwarten hebben ondervonden, is het een bijzonder slecht

idee om mensen binnen te halen terwijl hun resultaten onder de

196

Page 100: Frans Verhagen - The American Way

199

verschil is dat hier de reclameborden Chinese karakters dragen.

Wie de supermarkten in loopt, vindt er naast de standaardartikelen

een keur van ongebruikelijke producten en minstens vijftig soorten

sojasaus.

Dit is het moderne Chinatown en het lijkt wel heel weinig op de

Chinatowns in veel grote steden van de wereld. Hier geen drukbe-

volkte trottoirs vol groente- en viswinkels, met de geuren en gelui-

den van een andere cultuur, zoals je in New York ziet. Nee, dit zijn

gewone suburbs met vooral veel Mercedessen, BMW’s, Chinese Slur-

pie-winkels, videozaken met vechtfilms en hippe jongeren die met

elkaar kwebbelen in het Chinees en het Engels.

Toen ik hier voor het eerst kwam, in de jaren tachtig, beperkte

de Chinese regio zich tot San Gabriel Valley. Nu is die uitgedijd

naar het oosten, naar Rowland Heights, Hacienda Heights, West

Covina, Walnut, Industry, Diamond Bar, Arcadia en Temple City.

Ook upper class South Pasadena en San Marino, meer naar het

noorden, horen erbij. Hier vind je de grootste concentratie Chine-

zen in de Verenigde Staten. Het zijn voornamelijk suburbs voor de

middenklasse. Zoals in alle suburbs stikt het er van de commerciële

winkelstraten en mini malls. De Safeways, Albertsons en Wal Marts

ogen hetzelfde, zij het met een aangepast assortiment.

San Gabriel Valley werd niet zomaar China Valley. Toen de pro-

jectontwikkelaar Frederic Hsieh in 1972 zijn eerste onroerend goed

kocht in Monterey Park, was de bevolking voor de helft Caucasian

(blank), 34 procent Hispanic en 15 procent Aziatisch. Monterey

Park gold als een gemeenschap voor mensen die redelijk succesvol

waren. Je kon er een net eengezinshuis kopen, redelijk dicht bij de

snelwegen en niet te ver van het centrum. Hsieh had iets anders in

gedachten. Hij kocht en kocht en kocht, en in 1977 vertelde hij de

Kamer van Koophandel: ‘Jullie weten het misschien nog niet, maar

Monterey Park zal een mekka worden voor Chinese zakenlui.’

Deze steden in de San Gabriel Valley – aparte juridische eenhe-

den maar politiek gezien onderdeel van metropolitan Los Angeles –

waren in de jaren vijftig en zestig grotendeels Hispanic. In die tijd

was dit de enige plek waar Aziaten huizen konden kopen, toen dat

tenminste officieel voor hen was toegestaan. Zo kwamen mijn

198

Aziaten zijn nadrukkelijk aanwezig in een groot aantal suburbs van Los

Angeles. Hier zoeken etnische groepen geheel vrijwillig elkaars nabij-

heid op, in nieuwbouwwijken met alle voorzieningen waar ze als

groep behoefte aan hebben. De verwachting is dat deze etnische

enclaves niet meer zullen verdwijnen, zoals eerder het geval was met

de Italiaanse, Poolse, Ierse en Duitse wijken in Amerika.

Page 101: Frans Verhagen - The American Way

nië. De rijkste Chinese Amerikanen zijn inmiddels verhuisd naar

een wijk die echt op Beverly Hills lijkt of naar een dure stad als

Pasadena, maar in hun kielzog zijn deze middle class-suburbs com-

pleet veranderd.

Meer nog dan banken domineren restaurants het stadsbeeld.

Langs de straten, in de malls, in de mini malls: eten is een belang-

rijke bezigheid voor de Chinese Amerikanen. In het weekend staan

er grote groepen voor de restaurants, wachtend tot hun nummer

voor dimsum wordt afgeroepen en ze terecht kunnen in de giganti-

sche eetzalen met de oorverdovende herrie die bij een Chinees res-

taurant hoort. Voedsel smeert de gemeenschap. Als we bij onze

familie in Hacienda Heights aankomen, is eten het eerste wat we

doen en tijdens het eten praten we over de restaurants waar we de

volgende dagen heen gaan. Zo veel concurrentie zorgt voor lage

prijzen en je kunt in LA voor weinig geld fantastisch Chinees eten.

Voor iemand die geen Chinees spreekt kan het problematisch zijn:

in sommige restaurants is het moeilijk een Engelssprekend persoon

te vinden en de menu’s zijn vaak niet vertaald, als je al wat zou heb-

ben aan vertalingen als ‘noodle in gray soup’.

Men zegt wel dat Los Angeles meer Chinees is dan China. Dat

zou best kunnen. Ik weet het niet uit eigen ervaring, maar buiten

de grote steden schijnt het eten in China maar matig te zijn. Dia-

sporagemeenschappen hebben de neiging hun cultuur in onver-

dunde vorm te bewaren – zeker als het oude land grote veranderin-

gen ondergaat. Taiwan heeft iets dergelijks: in 1949 kwamen zo

veel Chinezen uit zo veel verschillende regio’s naar dat eiland, dat

er sprake was van een soort China-in-het-klein. Alle tradities zijn er

bewaard, terwijl op het vasteland de eetcultuur ten onder ging in

de revolutionaire vernietigingsdrang. Die enorme variatie is ook te

vinden in Los Angeles.

Toen ik voor het eerst in Montebello kwam, was die Aziatische

beweging nog maar net gaande. We gingen ongeveer even vaak

naar Chinatown, downtown-Los Angeles, als naar Alhambra of

Monterey Park. Ik herinner me uit die tijd niet de dominante aan-

wezigheid van Aziaten. Eind jaren tachtig verhuisden Donald en

Jenny naar Hacienda Heights, een paar mijl naar het oosten. Ze

201

schoonouders in Montebello terecht, een stadje aan het zuidelijke

uiteinde van San Gabriel Valley. Waarom konden ze elders niets

kopen? Puur racisme. Ook al was de wet in 1948 veranderd, huisei-

genaren hadden afspraken gemaakt over verkoopprocedures: ze

wilden voorkomen dat niet-blanken de huizenprijzen zouden ver-

pesten. Dus als ze ergens kwamen kijken was het altijd: ‘Jammer,

jammer. Net verkocht.’ In Montebello, San Gabriel en in andere His-

panic suburbs konden Chinezen wel terecht. Zo groeide mijn vrouw

op in een buurt waar haar familie het enige Aziatische gezin was,

omringd door lagemiddenklasseblanken en Hispanics. Montebello

was, en is, een wijk met eenvoudige vrijstaande huizen met kleine

tuintjes, starters op de huizenmarkt Californische stijl. Zo’n wijk

waar met Kerstmis de huizen vol lichtjes hangen.

Wat Hsieh goed had gezien was dat er in diverse landen Chine-

zen rondliepen die hun kapitaal in Amerika wilden investeren – en

er hun thuisbasis wilden vestigen. Na 1965 kon dat weer. Hsieh

richtte zijn marketing vooral op Taiwan. Hoewel het eiland voor de

kust van China sinds 1949 aardig welvarend was geworden, voelden

veel Taiwanezen zich bedreigd door de onzekere politieke en inter-

nationale situatie. Lange tijd had Taiwan geprobeerd zijn bewoners

vast te pinnen met strenge emigratieregels, maar in 1982 verander-

de dat, terwijl de Verenigde Staten Taiwan een eigen quotum

gaven.

Hsieh wilde hen naar Los Angeles krijgen. Hij vertaalde Monte-

rey Park in het Chinees als Mengtelu Gongyuan, oftewel ‘Weelde-

rig, heel erg groen park’ en verkondigde aan iedereen die het wilde

horen dat dit het Chinese Beverly Hills was. Dit beeld kwam niet

helemaal met de werkelijkheid overeen maar als marketingplan

werkte het. Honderdduizenden Chinezen, vooral goed in de slappe

was zittende Taiwanezen, kwamen naar Monterey Park. Nu is meer

dan zestig procent van de bevolking Chinees en zijn de aanliggen-

de suburbs ook Chinees geworden, de een na de ander.

De eerste zichtbare verandering was de toename van het aantal

banken. Metropolitan Los Angeles is nu het grootste Chinese zaken-

centrum in Noord-Amerika. Niet alleen Taiwan maar ook Hong-

kong en in toenemende mate China investeren in of vanuit Califor-

200

Page 102: Frans Verhagen - The American Way

Snel assimilerende groep De laatste vijftien, twintig jaar is er

een ander soort Chinezen gekomen, klaagt Jenny weleens. Er sche-

mert iets van afgunst door, of in elk geval ongenoegen over het feit

dat de moeilijke tijden die zij in de jaren vijftig en zestig hadden

voor de nieuwkomers niet gelden. Nu komen mensen met veel geld,

ietwat arrogante manieren, verwende kinderen en vaak met een

transnationale baan die hun een basis toestaat in Los Angeles én in

Taiwan. Meer dan vroeger hoor ik Chinees in de winkels en op

straat. De supermarkten verkopen nu in grote aquariumbakken de

verse vis waarvoor Jenny vroeger naar Monterey Park moest, en

dáárvoor naar Chinatown.

Er komen nog steeds veel nieuwe mensen aan. Mijn schoonmoe-

der moppert dan wel, maar ze kan nu beschikken over iemand die

voor hen kookt – een nieuwbakken Chinese (‘straight of the boat’,

zoals dat heet) die werkt als serveerster in een restaurant maar

graag wat bijverdient. Ze vormt een opmerkelijk duo met de Hispa-

nic tuinmannen die eens in de veertien dagen met een noodgang

door de tuin racen – zonder veel kennis van zaken als u het mij

vraagt. Deze mannen kennen genoeg Engels om hun business te

runnen, meer dan de oudere man die het zwembad onderhoudt.

Hij is van een generatie die alles in het Spaans deed en doet.

Voor zover ik kan overzien is de Chinese gemeenschap (for what

it is worth, want die groeit wel heel snel) een snel assimilerende

groep. Snel is een relatief begrip, maar laten we zeggen dat het de

laatste dertig jaar snel gaat. Amerika is minder racistisch geworden

tegenover Aziaten of misschien zijn er nu gewoon zo veel van hen

dat racisme niet meer lonend is. Tekenen te over van snelle assimi-

latie, meestal in minder dan de twee generaties die daarvoor staan.

De meeste tweedegeneratie-Chinezen die ik ken hebben een goede

opleiding, een goede baan, en een grote meerderheid is getrouwd

met niet-Chinezen. Mijn schoonouders, verstandige, goed opgelei-

de en ruimdenkende mensen, zouden niettemin graag hebben

gezien dat minstens één van hun drie kinderen met een Chinees was

getrouwd. No such luck. Een dochter die in Nederland woont, een

zoon die getrouwd is met een born again christian en zelf ook de

Here heeft gevonden, en zoon nummer twee die inmiddels is

203

hadden nu de vrijheid om te kopen wat ze wilden, zonder discri-

minatie. Hun nieuwe huis lag in een suburb boven op een heuvel,

zo’n typisch Amerikaanse wijk, mét een gezamenlijk zwembad en

later een hek plus doorman, maar zonder winkels of voorzienin-

gen. Enkel keurige middle class-huizen. De eerste keer dat ik er

kwam waren Donald en Jenny zo ongeveer de enige Chinezen.

Maar alles gaat razendsnel in Zuid-Californië. Ik schat dat nu zes-

tig procent van hun wijk Chinees is, in de omliggende wijken en

steden zal het tussen de veertig en de vijftig procent zijn. Volgens

Donald was dat geen opzet. Het was simpelweg zo dat de Chinese

makelaar een goede wijk zag voor zijn clientèle. In de snelle door-

stroming die Amerika kenmerkt kwamen er steeds meer Chine-

zen.

De Puente Hills-shopping mall is een tijdje dicht geweest maar

is geheel gerenoveerd en heeft nu iets betere anchorshops en heel

andere waren, een AMC-multibioscoop voor de vele jongeren die

hier nu wonen, een Borders, COMPUSA en de betere fastfoodres-

taurants. De kleinere malls langs de doorgaande wegen zijn soms

compleet Aziatisch, de borden op de aanwezige winkels en restau-

rants vol Koreaanse en Chinese tekens. In Chinatown komen we

nooit meer. Een expeditie naar Alhambra of Monterey Park vindt

alleen plaats omdat Naboe er woont (de overgrootmoeder van

mijn kinderen) of voor een heel speciaal goed restaurant.

Inmiddels staat achter een heuvel naast Donald en Jenny’s wijk

de grootste boeddhistische tempel van Noord-Amerika. Vanuit de

tuin kunnen we net het topje zien. Niet meer dan dat gelukkig,

want in goed Amerikaanse traditie procedeerden de bewoners

tegen de oorspronkelijke planning van het geval. Van heinde en

verre komen de mensen. Vroeger ging ik er met de kinderen wel-

eens kijken, als een soort exotisch uitstapje. De tempel verwierf

enige faam toen Al Gore er in 2000 een campagnebezoekje bracht

en met een zak vol cheques van de monniken naar huis ging. Het

bleek een nogal transparante poging de campagnewetten te over-

treden, maar het feit dat die moeite werd genomen geeft aan hoe

belangrijk deze groep kiezers is geworden.

202

Page 103: Frans Verhagen - The American Way

kunde gedoceerd op een high school in Montebello. Het is er niet

beter op geworden, zegt ze. Bedreigingen en poortjes om wapens

buiten de school te houden verpesten de sfeer. Problematisch?

Natuurlijk, maar het zijn niet alleen etnische wijken die daar last

van hebben. Wel geldt: hoe meer van dit soort omgevingsfactoren

hoe slechter de kansen voor de tweede en derde generatie. De ver-

leidingen voor jongeren om zich aan te sluiten bij bendes, om aca-

demische prestaties te minachten en het risico om in een neerwaart-

se spiraal te komen, zijn het grootst in wijken waar de omstandighe-

den slecht zijn. Sociaal-economische omstandigheden zijn daarvoor

bepalender dan etnische samenstelling.

Etnische wijken in Amerika barsten van de ondernemers. In Los

Angeles zitten talloze bedrijven in San Gabriel Valley, maar we ken-

nen er ook Koreatown, Little Phnom Phen (in Long Beach), Little Sai-

gon (in Garden Grove) en een levendige Indiase gemeenschap in

Artesia. Deze ondernemende etnische gemeenschappen vind je in

veel Amerikaanse steden. Ze beginnen meestal met onderlinge acti-

viteiten. Dit soort buurten met de geconcentreerde ondernemerszin

van immigranten en hun families noemen Alejandro Portes en Ken-

neth Wilson ‘etnische enclaves’. Ze ontstaan onder drie voorwaar-

den. Er moeten voldoende immigranten zijn met voldoende zakelij-

ke wijsheid en ervaring, meestal opgedaan in hun thuisland, er

moet kapitaal zijn en er moet arbeid beschikbaar zijn.

De eerste voorwaarde is cruciaal. Zonder entrepreneurs is er sim-

pelweg niet die noodzakelijke ondernemersdrift. Ambitieuze onder-

nemers zijn zo belangrijk omdat ze de deur openen voor hun eigen

generatie en een snelweg ontwikkelen van economische mobiliteit

voor degenen die na hen komen. Ze bieden veel nieuwe werkgele-

genheid omdat ze vooral werknemers zoeken in hun eigen groep.

Dat hoor ik ook van Nederlandse etnische ondernemers, maar die

zeggen er meteen achteraan dat ze weinig jongeren bereid vinden

er de vereiste energie in te stoppen of zelfs maar op tijd op te staan.

Het is niet altijd zo dat succesvolle ondernemers hun etnische

gemeenschap verlaten. Volgens de klassieke assimilatietheorie zou

spatial mobility, spreiding in fysieke zin, een van de ontwikkelings-

stadia zijn. Dat lijkt in Zuid-Californië maar beperkt op te gaan. Eer-

205

gescheiden maar van plan is opnieuw te trouwen, weer met een

niet-Chinese. De in Amerika geboren generatie hoeft niet zonodig

binnen de gemeenschap te blijven. De meesten doen dat wel, als ik

mag afgaan op de gezinnen in de restaurants – maar daar ben ik al

lang niet meer de enige round eye of white face.

Mijn beeld is vertekend, ik zal het niet ontkennen. Vertekend

doordat ik meer mensen ken in de middenklasse dan onder de werk-

bijen. Vertekend omdat het de westkust is. In New Yorks Chinatown,

een veel geslotener en veel geïsoleerder gemeenschap, vindt nog

steeds een soort lijfeigene-uitbuiting plaats van recente nieuwko-

mers, arriverend zonder vaardigheden en zonder kennis van het

Engels. De moeder van Vivian Louie, hoofddocent aan Harvard en

schrijfster van een vergelijkend boek over werkhouding van tweede-

generatie-Aziaten en -Hispanics, was haar hele leven strijkster in een

kledingbedrijf. Haar vader werkte in een restaurant. Louies sociale

mobiliteit, van dochter van een strijkster tot hoogleraar aan Har-

vard, is tamelijk uniek. De discipline en werkhouding van Chinezen

mag voorbeeldig zijn, lang niet iedereen gaat zo snel – ook de twee

broers van Louie niet; zij kregen niet de kansen die haar de moge-

lijkheid gaven uit te breken.

Etnische enclaves Ik ken geen onderzoek dat vertelt of de Azi-

aten in de Californische suburbs – een dwarsdoorsnede van de Ame-

rikaanse samenleving wat betreft inkomen en status – het vervelend

vinden om allemaal bij elkaar te zitten. Voor zover ik er iets van heb

gezien en voor zover ik het kan inschatten, geldt het tegendeel: ze

vinden dat prima. Sterker, ze zoeken het op. Etnische wijken zijn er

om te blijven. Ook andere Amerikanen hebben geen moeite met

deze vrijwillige segregatie – ik houd niet van dat woord en zijn con-

notaties met het racistische Diepe Zuiden, maar vooruit.

Natuurlijk, het is niet overal een paradijs. Sommige wijken kam-

pen met problemen: bendes, wapens, drugs en tienerzwangerschap-

pen. Dit laatste was overigens al zo toen mijn vrouw opgroeide en

de helft van de meisjes van de katholieke school voortijdig afhaakte.

Scholen verschillen in kwaliteit, zoals overal, maar ook in gradaties

van gevaar. Jenny, mijn schoonmoeder, heeft dertig jaar lang wis-

204

Page 104: Frans Verhagen - The American Way

heden: veel Amerikanen veronderstelden dat ze uit het prostitutie-

circuit kwamen. Dat is overigens een vooronderstelling die een

impliciet racisme weergeeft: waarom zou een Amerikaan in vredes-

naam een Koreaanse trouwen? Het moet wel een prostituee zijn

geweest. Er was ook een levendige handel in adoptiebaby’s uit

Korea, minstens 100.000 sinds de oorlog.

Sinds de jaren zestig zijn bijna een miljoen Koreanen naar de

Verenigde Staten gekomen. Een groot aantal van hen kwam oor-

spronkelijk om te werken in de verzorgende sector, maar de meeste

Koreanen gebruiken de mogelijkheden die de wet van 1965 heeft

geboden aan familieleden. Een aardige anekdote vertelt iets over

het onvoorspelbare collectieve element in emigratiedrift. In de

jaren zeventig, toen Korea nog semi-autoritair was, waren de

machthebbers er niet erg blij mee dat hun beste mensen vertrok-

ken. Om dat nog eens dik aan te zetten publiceerde de Zuid-Kore-

207

der gebeurt het omgekeerde. Terwijl Donald en Jenny naar de

suburbs gingen, weg van de etnische groep, haalde die hen weer in.

In weerwil van de klassieke ontwikkeling van assimilatie, denk ik

dat de meest recente etnische gemeenschappen langdurig etnisch

zullen blijven, althans grotendeels, misschien ook wel bij ons.

Portes noemt het een etnische enclave, onderzoeker Leland Saito

gaat nog een stapje verder. Hij deed onderzoek naar de politieke en

economische besluitvorming in San Gabriel Valley. Volgens hem is

deze regio een voorbeeld van een transnational business enclave.

Hij bedoelt daarmee een etnische gemeenschap die is verbonden

met de landen van herkomst van de immigranten én de Chinese

gemeenschappen in andere steden zoals Sydney en Vancouver en

die zijn eigen globale dynamiek heeft. Dat kun je toch niet meer

‘segregatie’ blijven noemen?

Andere Aziaten Veel later dan de Japanners en de Chinezen

kwamen de Koreanen, Vietnamezen, Cambodjanen en een nieuwe

groep: de techneuten uit India. De Japanners waren een interessan-

te groep, maar niet erg doorsnee. Sinds de Tweede Wereldoorlog

was de immigratie uit Japan zeer beperkt. Het aantal zichzelf

Japans-Amerikaans noemende burgers was in 2000 opnieuw lager

dan in 1990. Misschien zegt het iets over hun verregaande assimila-

tie: Japanners hebben het hoogste percentage huwelijken buiten de

etnische groep. Steeds minder nazaten zullen zich Japans noemen.

De grootste groep sinds 1945 waren de ‘bezettingsbruidjes’, Japan-

se vrouwen die getrouwd waren met Amerikaanse bezetters. Tegen

de tijd dat emigratie voor gewone Japanners een optie werd, na

1952 en in kleine aantallen, was de push-factor in Japan zelf een

stuk kleiner geworden.

De Koreanen zijn juist steeds meer gekomen. Tot aan de oorlog

in Korea (1950-1953) was er simpelweg geen grote Koreaanse

gemeenschap in de Verenigde Staten. In 1952 werd de raciale dis-

criminatie tegen immigrerende Koreanen opgeheven. Ook bij hen

bestond de eerste lichting uit oorlogsbruidjes. In de loop der jaren

kwamen tussen de 50.000 en de 100.000 vrouwen op deze basis

naar Amerika. Dat gebeurde niet altijd onder gelukkige omstandig-

206

Sinds 1965 is het aantal immigranten sterk gestegen. Daarmee is ook

het verzet tegen immigranten toegenomen. Meestal richt dat verzet

zich op illegalen, maar vaak gaat het om een algemene afkeer van

vreemdelingen. Sinds de jaren tachtig is er herhaaldelijk legalise-

ringswetgeving doorgevoerd.

Page 105: Frans Verhagen - The American Way

kwart van de 1200 winkels in de regio New York bezaten. Dat beves-

tigt de indruk die ik kreeg toen ik begin jaren tachtig in New York

ging studeren. De 24-uursminimarktjes aan Upper Broadway, rond-

om Columbia University, werden stuk voor stuk gerund door

Koreanen.

Een aardig detail dat ik toen niet kende is dat de eerste Korea-

nen in deze bedrijfstak afkomstig waren uit Zuid-Amerika, waar ze

als entrepreneurs actief waren totdat daar de economische proble-

men begonnen. Eenmaal gevestigd in New York, trokken deze pio-

niers snel anderen aan. Voor hun komst werd de fruit- en groente-

business gerund door joden en Italianen. Maar die deden het niet

goed (lees: ze werkten niet hard genoeg) en hun bedrijfjes konden

zo voor relatief weinig geld gekocht worden door de Koreanen. Die

slaagden er wel in te concurreren, door middel van betere produc-

ten en langere openingstijden. Om de kosten laag te houden

gebruikten ze de arbeid van het hele gezin of van net gearriveerde

Koreanen die nauwelijks Engels spraken. In veel grote steden zijn

kleine kruidenierswinkels nu in handen van de Koreanen, waar ze

vaak de slechter gerunde winkels van zwarten wegdrukken. De

animositeit tussen zwarten en Koreanen is groot – dat bleek toen

de brandstichtende bendes bij de rellen in Los Angeles, in 1992,

het vooral op Koreatown voorzien hadden. De Koreanen bleken

vrij snel te assimileren, een beetje volgens het patroon van de Chi-

nezen. De meest welgestelde Amerikaanse Koreanen zijn degenen

die in de jaren zestig kwamen om in de gezondheidssector te wer-

ken.

Filippino’s en Vietnamezen De Filippijnen hebben een heel

ander verhaal. Als virtueel deel van Amerika, tussen 1898 en 1946,

konden Filippino’s naar de Verenigde Staten reizen, maar omdat

hun land een protectoraat was, konden ze geen Amerikaan wor-

den. Veel landarbeiders werkten in Hawaii, vooral nadat in 1924

de weg voor andere Aziatische immigranten was afgesloten. Ook

in Californië waren ze tot aan de Grote Depressie aanwezig. Na

1965 nam de immigratie sterk toe. Censuscijfers voor Filippijnse

Amerikanen verdubbelen bijna iedere tien jaar, van 337.000 in

209

aanse krant Choson Ilbo in 1976 een reeks artikelen over het dage-

lijks leven van Koreaanse Amerikanen. De schrijver wilde belichten

welke moeilijkheden Koreaanse families in de Verenigde Staten

wachtten. De artikelen werkten echter averechts: hele hordes

Koreanen besloten dat zij ook wel wilden vertrekken. De nieuwsar-

tikelen werden vervolgens gepubliceerd als een boek, Day and

Night of Komericans. A Visit to Korea in the United States. Het werd

een bestseller. Zoals een wetenschapper schreef: ‘Het werd een

handboek voor aanstaande immigranten omdat het een juridische

handleiding bood over hoe te emigreren en hoe overzeese contac-

ten te gebruiken.’

Als vrij recente nieuwkomers zijn Koreanen niet zo goed verte-

genwoordigd in de Amerikaanse politiek. Lange tijd waren ze voor-

al bezig met Koreaanse politiek, daartoe aangezet door hun organi-

saties die werden gerund door Koreaanse autoriteiten. Een onder-

zoeker noemde de Koreaanse gemeenschap in New York een ‘kolo-

nie onder toezicht’, nauwkeurig in de gaten gehouden door de

regering van Zuid-Korea, die immigranten zag als een belangrijk

verlengstuk van hun land in Amerika. Die regering vond het soms

zelfs nodig om hun expatriats in Amerika ‘corrective guidance and

education’ te geven – een vorm van overzeese betutteling en intimi-

datie die ook Mussolini toepaste. Uit patriottisme, nationalisme en

activisme voor de eenheid van de Korea’s vond de eerste generatie

dat niet zo’n probleem, maar naarmate de tweede en derde genera-

tie zichzelf meer als Amerikanen beschouwden, verwaterde deze

nationale loyaliteit.

Koreanen belichamen de filosofie dat immigrantengroepen

vooral moeten doen waar ze goed in zijn en daar dan massaal in

moeten stappen. Zo zijn de Koreanen sterk vertegenwoordigd in de

detailhandel, vooral in grocery stores, kleine supermarktjes die

door de hele familie bemand worden. Dit past bij hun wens om een

eigen bedrijf te runnen: maar liefst de helft van de volwassen

Koreanen werkt voor eigen rekening.

Een onderzoek dateert de entree van Koreaanse groenteboeren

in New York in 1971 en schat dat ze zeven jaar later al 350 fruit- en

groentewinkels runden. Een journalist schreef in 1982 dat ze drie-

208

Page 106: Frans Verhagen - The American Way

in een bekend patroon. Ouders zien hun kinderen Amerikaans wor-

den en dat bevalt helemaal niet. Veel Aziatische culturen hebben

moeite met de vrijere normen in Amerika. Indiase Amerikanen wil-

len niet af van hun gearrangeerde huwelijken, Vietnamezen en

Koreanen maken zich zorgen over de vrijheid van hun kinderen. De

kinderen zelf meten hun vooruitgang af aan Amerikaanse normen,

niet aan wat hun ouders gewend waren.

Tot voor kort woonden vrijwel alle Aziaten aan de westkust. Dat

is nu snel aan het veranderen. De gesettelde Aziaten zijn zich aan

het verspreiden, mede door het hoge percentage huwelijken buiten

hun etnische groep. Verscheidene vluchtelingenprogramma’s heb-

ben wel tot spreiding geleid (soms tijdelijk), maar meer dan negen-

tig procent van alle Aziaten woont in stedelijke gebieden. Aziaten

trouwen aanmerkelijk sneller dan andere groepen buiten hun

gemeenschap: veertig procent van de in Amerika geboren Aziaten

heeft een partner uit een andere etnische groep. Ze zijn hoog opge-

leid – hoger dan de gemiddelde Amerikaan – en hebben goede

banen. Dit gemiddelde wordt enerzijds gedrukt door vluchtelingen,

anderzijds omhooggehaald door Chinezen die na 1980 zijn geko-

men. Het geeft maar aan dat binnen de groep Aziaten enorme ver-

schillen bestaan.

Gesegmenteerde assimilatie In de jaren negentig ontstond

er onder Amerikaanse wetenschappers een geweldig pessimisme

over de ontwikkeling van immigranten en hun kinderen. Het

begon met de waarschuwing dat deze groep immigranten ‘steeds

lager van niveau’ was, dat ze op de onderste sporten van de econo-

mische ladder begonnen en weinig vooruitzicht hadden om hoger-

op te komen. Er werd zelfs gewaarschuwd dat de tweede generatie

het wel eens slechter zou kunnen gaan doen dan hun ouders, hele-

maal in tegenspraak met de geschiedenis van eerdere immigran-

ten. Termen als ‘tweedegeneratieneergang’ en ‘gesegmenteerde

assimilatie’ deden opgeld. Er waren weinig harde gegevens, vooral

omdat de tweede generatie nog niet lang genoeg aanwezig was. De

waarschuwingen waren vaak gebaseerd op dezelfde indicatoren:

een hoog percentage Vietnamese gezinnen in de bijstand, veel een-

211

1970 tot ruim 2,4 miljoen in 2000. Ze vormen een van de grootste

Aziatische groepen in de Verenigde Staten, al hoor je weinig van

hen. Filippino’s zijn oververtegenwoordigd in de gezondheidszorg.

Immigratie uit Vietnam is van recente datum. Sinds 1975 om

precies te zijn, toen de Verenigde Staten zich helemaal terugtrok-

ken uit het land waar ze tien jaar oorlog hadden gevoerd. De eerste

grote groep vertrok samen met de Amerikanen: we herinneren ons

de beelden van mensen die vochten om in hun legerhelikopters en

-vliegtuigen te komen. Deze vluchtelingen waren over het geheel

genomen hoogopgeleid, ze vormden het kader van Vietnam. Ze

kwamen terecht in vluchtelingenkampen op de Filippijnen en

Guam, waarna ze vrij snel naar Amerika mochten doorreizen. Door

de Indochina Migration and Refugee Act van 1975 kregen ze een

speciale status. In een poging etnisch samenklonteren te voorko-

men, probeerde de federale regering hen over het hele land te

spreiden. Veel maakte dat niet uit: binnen een paar jaar kwamen

de meesten van hen terecht in grote Vietnamese gemeenschapen

in Zuid-Californië (Orange County), Texas en Virginia (vlak bij Wa-

shington).

In 1978 kwam een tweede golf vluchtelingen op gang, mensen

die onder de allerberoerdste omstandigheden het communistisch

regime ontvluchtten. Deze ‘bootvluchtelingen’ waren over het

geheel genomen slechter opgeleid en minder goed voorbereid op

een leven in de Verenigde Staten dan hun voorgangers – en ze had-

den zichzelf in de oorlogsjaren minder verrijkt. Bovendien moesten

ze afgrijselijke ontberingen doorstaan, als ze de aanvallen van pira-

ten al overleefden. Ze kwamen terecht in omliggende landen en

pas toen het Congres de Refugee Act van 1980 aannam, mochten ze

naar de Verenigde Staten komen. Tussen 1981 en 2000 liep hun

aantal op tot boven het half miljoen. Als eerste- en tweedegenera-

tie-immigranten valt er nog weinig te zeggen over hoe ze zich zul-

len ontwikkelen. Wel zie je al typische tweedegeneratieproblemen,

zoals bendevorming onder onthechte jongeren, versterkt door de

effecten van de nogal traumatische oorlogservaringen. De klachten

over het Amerikaanse schoolsysteem met zijn vrijheid, zijn kritische

instelling, de onduidelijke autoriteitslijnen en vrije normen, passen

210

Page 107: Frans Verhagen - The American Way

buurten met misdaad, drugs, bendes, eenoudergezinnen en armoe-

de. Na tien jaar onderzoek onder nieuwkomers in New Orleans en

Los Angeles heeft Min Zhou er geen twijfel over hoe moeilijk het is

om een school af te maken: ‘Het is een dagelijks gevecht om er te

komen, om maar niet te spreken van succes te boeken.’

Peer pressure is een groot probleem. Derde- en vierdegeneratie-

Hispanic-kinderen beschuldigen immigrantenkinderen van ‘acting

white’ en noemen hen wannabees. Zwarte werknemers helpen hun

West-Indische collega’s om alles te zien in termen van racisme. Ze

komen zelden of nooit succesvolle, goed opgeleide Amerikanen

tegen. ‘De enige gewone middenklasseblanken die ze kennen, zijn

de mensen die ze op televisie zien,’ zegt John Mollenkopf van New

Yorks City University. Een van de reacties is dat tweede- en derde-

generatie-kinderen een ‘oppositiepatroon’ aannemen. Ze identifi-

ceren zichzelf niet als Amerikanen met een streepje, maar steeds

meer als Mexicanen, Filippino’s en Vietnamezen. Ik heb er geen

onderzoek naar gezien, maar uit eigen ervaring weet ik dat na 11

september 2001 ook in Nederland een aantal Turken en Marokka-

nen het streepje hebben laten vallen – althans zeiden dat het zo

voelde. Met andere woorden, onder druk gingen ze zich toch iden-

tificeren als puur etnisch, als Marokkaans of Turks, niet meer als

Nederlands. Het lijkt me een tijdelijke en niet-structurele reactie,

maar er zullen vast een paar mensen doorslaan.

Inmiddels kunnen we wel weer zeggen dat de zorgen van de

jaren negentig overdreven waren. Het beeld is zeker niet onver-

deeld pessimistisch. Er zijn groepen die het beter doen dan andere:

Chinezen, Koreanen en Indiase immigranten staan overal boven-

aan, Hispanics en dan vooral Mexicanen, bijna overal onderaan. Je

moet ook oppassen met je oordelen. Zo waarschuwt een van de

onderzoekers dat de simpele vaststelling dat veel immigranten en

hun kinderen in kleding en vermaak ‘typisch Amerikaans’ worden

nog niet wil zeggen dat ze in een ‘culture of poverty’ zijn beland.

‘Het eten van junkfood, televisiekijken, weinig huiswerk maken, het

opbreken van gezinnen, dat is niet het “getto”,’ zegt Philip Kasinitz

van de Russel Sage Foundation, ‘dat is Amerika en met al zijn pro-

blemen is Amerika nog steeds een sterke, bruisende samenleving.

213

oudergezinnen onder Dominicaanse families, hoge drop-outcijfers

van Mexicaanse Amerikanen. Er werd gespeculeerd over een per-

manente immigrantenonderklasse.

Tien, vijftien jaar later is het beeld nog steeds niet helemaal dui-

delijk, al zijn de geluiden inmiddels een stuk minder paniekerig.

Volgens de meest vergaande schattingen leven er nu zestig miljoen

immigranten en hun kinderen in de Verenigde Staten, een vijfde

deel van de bevolking. De ontwikkeling van met name de tweede

generatie zal bepalen hoe Amerika er straks uitziet. De variatie bin-

nen deze groep is enorm. Aan de ene kant de kinderen van succes-

volle Indiase entrepreneurs in Silicon Valley en van rijke Chinezen

in Alhambra, aan de andere kant de kinderen van ongeletterde

Nicaraguaanse landarbeiders in de Central Valley en van Vietname-

se vissers in Texas. Alejandro Portes, een van de wetenschappers die

in de jaren negentig de alarmbel luidde, voorspelt nu dat ze een

middenkoers zullen volgen. Ze zullen niet zo snel of gemakkelijk

het pad omhoog vinden, denkt hij, als eerdere Europese immigran-

ten, al zagen we dat ook daar het patroon allesbehalve duidelijk

was. Maar ze zullen het ook niet zo moeilijk hebben als zwarten en

Puerto Ricanen die vanaf de jaren vijftig de middenklasse betraden.

Er loopt een aantal langetermijnstudies. Een daarvan volgt zo’n

vijfduizend jongeren. Andere studies concentreren zich op specifie-

ke gemeenschappen. Volgens Min Zhou, een van de meer bezorgde

auteurs, loopt ‘zorg dat de volwassen kinderen van de immigranten

van vandaag het niet zullen maken’ als een rode draad door het

huidige wetenschappelijke werk. De uitgangsposities zijn niet

zoveel anders dan die van immigranten honderd jaar geleden.

Slecht opgeleide ouders, in steden waar de banen beperkt zijn en

de scholen slecht. Een combinatie van wat wetenschappers

omschrijven als zwak ‘human capital’ en ‘structurele omstandighe-

den’ lijkt het bijna onmogelijk te maken dat kinderen succes heb-

ben. In de praktijk blijkt dat altijd weer mee te vallen.

Het grootste probleem voor Amerikaanse immigrantengezinnen

is de buurt waarin ze terechtkomen. Die buurten vallen nauwelijks

te vergelijken met wat we in Nederland kennen, al zou ik dat niet

durven zeggen voor de Franse voorsteden. In Amerika zijn dit de

212

Page 108: Frans Verhagen - The American Way

tegen voorgestelde wetgeving van het Congres om harde maatrege-

len te nemen tegen illegale vreemdelingen. De demonstranten

begonnen op de kruising van Olympic Boulevard en Broadway.

Tegen de tijd dat de laatsten City Hall bereikten, het bekendste

gebouw van Los Angeles, was het de grootste demonstratie gewor-

den in de geschiedenis van Californië.

Wat een aantal mensen opviel was dat een gemarginaliseerde

groep haar stem vond. Jarenlang ging het immigratiedebat altijd

over schoonmakers, bordenwasser, tuinmannen, babysitters, koks,

zwembadpersoneel en fruitplukkers die het werk doen dat Ameri-

kaanse burgers weigeren – althans tegen het loon dat ervoor gege-

ven wordt. Ze waren nooit zichtbaar, maar hier stonden ze ineens

in het volle licht. De voorgestelde wetgeving maakt het een misdrijf

om illegaal in de Verenigde Staten te verblijven en voorziet in

zware straffen voor werkgevers die illegale vreemdelingen aan het

werk houden. Het ministerie van Binnenlandse Veiligheid kreeg

opdracht een groot hek langs de grens met Mexico te bouwen. Een

Iers dagblad zag in de demonstraties ‘het gezicht van een vrolijk

multicultureel Amerika’ maar een station als Fox News, de stem van

de meer nativistische kant in het debat over immigratie, beschul-

digde de demonstranten van intimidatie, wat nogal onheus klinkt

van juist deze bangmakers. Op talkradio was de onversneden kant

van dit argument te horen: de demonstranten waren ‘anti-Ameri-

kaans’, waarbij de reporters wezen op buitenlandse vlaggen en

spandoeken in het Spaans. In werkelijkheid waren de meeste vlag-

gen Amerikaans, soms met een foto erop van een familielid dat

vecht in de Amerikaanse krijgsmacht (wat een korte weg is om

genaturaliseerd te worden).

Een paar dagen later volgden demonstraties in andere steden.

Het Congres nam daarop een aangepaste wet aan (die daarna weer

op sterk water is gezet), die illegalen de gelegenheid bood om visa,

werkvergunningen en uiteindelijk het staatsburgerschap aan te

vragen. Ook zou er een gastarbeidersprogramma komen waarmee

jaarlijks 400.000 nieuwe mensen het land kunnen binnenkomen.

Onder het huidige systeem komen jaarlijks 800.000 mensen legaal

het land binnen, een half miljoen illegaal.

215

Ik zou niet zeggen dat je gedoemd bent enkel omdat veel immi-

grantenkinderen meer op ons lijken dan hun ouders.’

De enige relevante vraag is, stellen anderen, of de kinderen het

beter doen dan hun ouders, niet of ze het niveau van gemiddelde

Amerikanen hebben bereikt. Met andere woorden, je moet niet kij-

ken hoeveel kinderen een college afmaken en dat vergelijken met

het gemiddelde, maar kijken hoeveel kinderen van niet-college-

opgeleide ouders dat doen – ongeacht hun achtergrond. Dan zien

de cijfers er heel anders uit.

Het is zeker zo dat de kinderen van hoger opgeleide ouders

hoger scoren. Maar dat geldt zowel voor immigranten als voor

mensen die al zes generaties in Amerika wonen. Dit is een van de

redenen dat Aziaten het zo goed doen en dat Hispanics zo ver lijken

achter te blijven. Tegelijkertijd verklaren klassen- en opleidingsver-

schillen niet alles. Cubaanse kinderen in Miami scoren bijzonder

slecht, ook al komen ze uit meer geprivilegieerde milieus dan de

meeste kinderen. De meest zorgwekkende groep zijn de Mexica-

nen, waar nog geen traditie van zelfverbetering lijkt te zijn ont-

staan. Met name de interesse van de ouders in het lot van hun kin-

deren (of het gebrek daaraan) lijkt cruciaal.

Gezien de Nederlandse zorg over segregatie is het interessant

dat Portes en Zhou ervan overtuigd zijn dat etnische gemeenschap-

pen de doorslaggevende factor vormen. Waar veel initiatief is bin-

nen de eigen groep, ontstaan vanzelf instellingen en organisaties

die de overgang gemakkelijker maken door bepaald gedrag te

bevorderen en de nadruk op onderwijs te vergroten. De Aziatische

gemeenschappen wijzen ook hier de weg. Mexicaanse immigran-

ten denken nog vaak in termen van een tijdelijk verblijf en grijpen

daardoor de mogelijkheden niet aan. In andere gemeenschappen,

zoals de Cubaanse, wordt de etnische gemeenschap juist een obsta-

kel, een systeem met zo veel veiligheid dat veel tweedegeneratie-

immigranten erin blijven hangen.

Illegale werkers Voorjaar 2006 gebeurde er iets bijzonders in

Los Angeles. Een spontane demonstratie bracht een half miljoen

mensen de straat op, bijna allemaal Hispanics. Ze protesteerden

214

Page 109: Frans Verhagen - The American Way

De hele wereld is in beweging De periode van de moderne

immigratie is zeker niet afgesloten. Integendeel, zowel in Amerika

als in Europa staan arme sloebers aan de grenzen, op zoek naar ver-

betering van hun miserabel bestaan. Ze zullen daarmee niet

ophouden zolang de redenen om te komen (en om weg te gaan) zo

overweldigend blijven. Reden voor ons om de Amerikaanse ervarin-

gen met hun Hispanics goed in de gaten te houden, zou ik zeggen.

Maar deze wereld in beweging gaat veel verder. Saai werk voor

laag opgeleiden verdwijnt naar andere landen – wij hebben er geen

werknemers voor. Werk voor hoger opgeleiden zou wel eens kun-

nen gaan verdwijnen door ons gebrek aan hoger technisch perso-

neel. Als Indiase ingenieurs en technici, en straks Chinezen, de

gaten moeten dichten die in onze westerse opleidingen zijn geval-

len, zullen ze dan naar Europa komen of naar Amerika gaan? Laat

ik voorzichtig suggereren dat de dynamiek van een immigranten-

samenleving, gecombineerd met de andere kenmerken van Ameri-

ka, Europa op een achterstand zet.

We hebben gezien hoe in deze periode immigratiepatronen

onverwachte wendingen vertonen. Nog steeds, of alweer, is meer

dan tien procent van alle Amerikanen in het buitenland geboren –

aanzienlijk meer dan Europese landen gewend zijn. We zien dat de

Ierse, de Italiaanse, de Duitse tweede- en derdegeneratie-ervarin-

gen opnieuw worden beleefd, nu in de context van de eenentwin-

tigste eeuw. Opnieuw moet je vaststellen dat de patronen in de

immigrantenervaring steeds terugkeren. Je kunt er de klok op ge-

lijkzetten. In veel opzichten weten we waar we aan toe zijn. Nu

moeten we alleen bedenken hoe we omgaan met die onvermijdelij-

ke, moeilijk te beïnvloeden processen.

217

De debatten hebben een bekende toon en je hoort bekende argu-

menten, zoals prijsdruk op de lonen van gewone Amerikanen,

maar ook dat veel van die Amerikanen dit werk niet willen doen en

dat deze mensen dus nodig zijn. De waarschuwing dat ze in een

permanente onderklasse terechtkomen, wordt weersproken door

het feit dat er hele wijken met illegale middenklassevreemdelingen

zijn in Los Angeles. Onderzoek laat zien dat de kinderen van immi-

granten het nog steeds beter doen dan hun ouders en vaak beter

dan de kinderen van niet-immigranten.

216

De anti-immigratiegevoelens spitsen zich sinds 1990 vooral toe op de

grote aantallen Mexicanen die illegaal naar de Verenigde Staten

komen. De grens met Mexico is moeilijk tegen illegalen te bescher-

men, maar politiek gezien is het aantrekkelijk om te roepen om nog

sterkere controle aan de grens. In de praktijk kan Amerika de Hispa-

nics niet missen voor het werk dat anders niet gedaan zou worden.

Page 110: Frans Verhagen - The American Way

om het bij ons allemaal zo anders te vinden. We denken graag

dat onze problemen specifiek Hollands zijn. Ik ben daar niet van

overtuigd.

Laten we beginnen met het idee dat immigranten heel bewust

naar Amerika kwamen, dat ze er goed over hadden nagedacht en

dat ze pas na lang wikken en wegen voor de Verenigde Staten

kozen. Dat ze allemaal optimistisch en positief gestemd waren,

klaar om de Amerikaanse droom te beleven.

De werkelijkheid is minder prozaïsch. Miljoenen mensen kwa-

men naar Amerika vanuit de meest negatieve motivaties die

maar mogelijk zijn. Ze vluchtten voor hongersnood, geweld, uit-

buiting, pogroms, moord en doodslag, isolement en armoede. De

meeste immigranten kwamen om te overleven. Ze gingen niet

aan boord van coffin ships, ze werden geen bootvluchtelingen en

kropen niet onder hekken door omdat ze zo graag ergens héén

wilden. Ze wilden ergens van weg. Ze liepen niet met verende,

zelfverzekerde tred van de loopplank dat dreigende Manhattan

in. Voor de emigranten die naar Amerika gingen geldt hetzelfde

als voor onze nieuwkomers: de meesten waren liever thuisgeble-

ven.

De stelling dat de immigranten die Amerika binnenkwamen

geen gastarbeiders waren, zoals de mensen die naar Nederland

kwamen, is een misvatting. Veel van de Amerikaanse immigran-

ten, van Chinezen tot Duitsers, van Italianen tot Hispanics, ver-

wachtten tijdelijk te blijven, snel geld te verdienen en dan weer

terug te gaan. Een behoorlijk aantal ging daadwerkelijk terug en

ontdekte dat ze van hun geboorteland vervreemd waren geraakt.

Zodra immigranten kinderen kregen, werd het boek ‘teruggaan’

meestal gesloten en werd er hoogstens nog over gedroomd. Ik zie

weinig verschil met onze eigen gastarbeiders.

Ook wordt vaak als verschil aangevoerd dat mensen naar Ame-

rika kwamen om Amerikaan te worden, vanwege de vrijheid, de

dynamiek en het individualisme. Ook dat is niet waar. Maar al te

vaak gold het tegendeel. Ze kwamen om een geïsoleerde geloofs-

gemeenschap te stichten, of om het verloren paradijs van het

Europese platteland terug te vinden. Natuurlijk lukte dat meestal

219

Deel 5

Integreren doen we zo!

Welke conclusies kunnen we trekken uit deze walkabout door de

Amerikaanse immigratiegeschiedenis? In de eerste plaats kun-

nen we vaststellen dat het niet altijd een mooi verhaal was; er is

sprake geweest van racisme, discriminatie, geweld en xenofobie.

Tegenover die lelijke kanten staat wel dat Amerika zich heeft ont-

wikkeld tot een multiculturele samenleving, in de meest letterlij-

ke zin. Onder de grote koepel van het Amerikaan-zijn beleven

mensen zo veel als ze willen hun geloofsovertuiging en hun etni-

sche identiteit.

Ik krijg vaak de tegenwerping dat Amerika zó anders is dat we

er niets van kunnen leren, maar ik geloof dat niet. Als ik kijk

naar de Amerikaanse immigratiegeschiedenis dan zie ik proces-

sen die tamelijk universeel zijn. De Ieren, Duitsers, Polen, Italia-

nen en Aziaten in Amerika ontwikkelden en ontwikkelen zich

niet fundamenteel anders dan de Marokkanen, Turken, Ghane-

zen en andere immigranten in Nederland. Mensen reageren op

vergelijkbare manieren op vergelijkbare omstandigheden. Wel

verschillen de omstandigheden soms, en daar moeten we dus

naar kijken.

Grofweg zie ik drie grote verschillen tussen Amerika en Neder-

land: vermeende verschillen die ons zicht vertroebelen, een echt

verschil dat er niet toe doet en echte verschillen waarover we

moeten nadenken. Ik zal ze op een rijtje zetten om daarna, mede

op basis van die verschillen, een aantal aspecten van onze eigen

discussie over immigratie en integratie onder de loep te nemen.

1 De vermeende verschillen Waarom praten over verschillen

die dat niet echt zijn? Ze zijn belangrijk omdat ze vaak ons den-

ken over de Amerikaanse ervaringen bepalen. Ik ruim deze mis-

verstanden graag uit de weg zodat we geen excuus meer hebben

218

Page 111: Frans Verhagen - The American Way

instellingen en het Amerikaanse leven en dat zij hun kinderen zo

veel mogelijk alleen binnen de familiesfeer probeerden op te voe-

den. Vaders wakkerden in hun zonen een gevoel van wantrouwen en

cynisme tegenover de buitenwereld aan. Moeders probeerden hun

kinderen aan huis te binden door mogelijk vertrek als disloyaal en

beschamend af te schilderen.

Gambino vertelt over zijn grootouders die uit Italië kwamen. In de

veertig jaar dat ze in de Verenigde Staten woonden, leerden ze nooit

Engels. Als het nodig was vertaalden de kinderen. Toen Gambino’s

grootvader studeerde voor zijn naturalisatie-examen, deed hij dat

met in het Italiaans vertaald materiaal. De rechter accepteerde dat

de kinderen voor hun ouders tolkten – het ging om de spirit. ‘Zo kon

mijn grootvader uitgebreid vertellen over George Washington,’ zegt

Gambino, ‘maar alleen in Siciliaans dialect.’ Niet goed ingeburgerd?

Het boek dat Annerieke Goudappel schreef over een Koerdische

familie in Nederland, De gebroeders Kaygun, bevestigt deze over-

eenkomsten. Voortdurend zijn er geschillen tussen ouders en kinde-

ren. Ouders die hun wil opleggen en kinderen die op heel verschil-

lende manieren hun tweedegeneratiespagaat oplossen. En dat alles

in een Nederlandse samenleving die, onzeker over haar eigen ver-

houding met nieuwkomers, van het ene naar het andere uiterste

zwiept.

Een van de drie broers is sociaal werker, de ander heeft een res-

taurant. De meest ambitieuze (intellectueel gezien) kan niet hele-

maal verwezenlijken wat hij wil, onder meer door een taalachter-

stand. Hij trouwt buiten de Koerdische gemeenschap en scheidt,

zoals veel Nederlanders dat doen. Als Koerdische Nederlander krijgt

hij direct te maken met de gevolgen van de moord op Theo van

Gogh. Inmiddels zit de derde generatie, zijn dochter, op het Her-

vormd Lyceum en hockeyt bij Bloemendaal. Een klassiek verhaal, zou

ik zeggen. In Nederland.

Het religieuze verschil Het meest hoor ik echter: ja, maar wij

hebben ‘de islam’. Onze immigranten zijn moslims. Een heel ander

geloof dan onze christelijke stromingen, met een heel andere cultu-

rele uitwerking. Niet te integreren, niet te combineren. Volgens

221

niet en joegen ze een droom na. Daarbij kwam een nieuw compro-

mis tot stand waarbij de Amerikaanse ervaring werd gemengd met

wat men dácht te hebben meegenomen uit de oude samenleving.

Ook al hadden immigranten niet de bedoeling Amerikaan te wor-

den, ze werden het toch. En hun kinderen waren het gewoon. Onze

immigranten kwamen zeker niet om Nederlander te worden. En

toch zijn hun kinderen het.

Wedstrijd in ‘onintegreerbaarheid’ Ik krijg vaak tegenge-

worpen dat onze immigranten, onze Turken en vooral onze Marok-

kanen, echt de bottom of the barrel waren. Dat Nederland relatief

laat was met het aantrekken van gastarbeiders en de slechtst opge-

leide, minst ontwikkelde en ietwat achtergebleven bergvolken kreeg

die nog over waren. Geen wonder dat ze dom, achterlijk en, jazeker,

vrijwel niet te integreren waren. Dan kregen de Amerikanen heel

wat beter materiaal!

Deze litanie, met haar onaangenaam superieure toon over de

‘kwaliteit’ van mensen, zal u bekend voorkomen. In Amerika hoorde

je dit over iedere nieuwe groep immigranten. Telkens weer leek het

nieuwe onverenigbaar met het bestaande. Benjamin Franklin wist

het al van de Duitsers. Chinezen werden genadeloos gediscrimi-

neerd. De Ieren stonden in een kwade reuk en laten we het over de

Italianen en Russische joden maar helemaal niet hebben. De ene

groep was nog minder integreerbaar dan de andere, zei men. En tel-

kens weer bleek dat niet waar.

Onze immigranten laten zich wat betreft afkomst, achtergrond,

opleiding en ontwikkelingsstadium heel aardig vergelijken met de

Italianen die tussen 1890 en 1920 naar Amerika kwamen. Wie denkt

dat wij iets nieuws meemaken in onze botsing met een mediterrane

cultuur, moet vooral kennisnemen van het boek Blood of my Blood.

The Dilemma of the Italian-Americans van Richard Gambino. Hij

beschrijft hoe de eerste generatie immigranten bewust het isole-

ment opzocht en hoe hun kinderen dat doorbraken. Konden hun

ouders zich nog isoleren van de rest van de samenleving, de kinde-

ren hadden geen andere keuze dan in twee werelden te leven.

Gambino beschrijft hoe ouders de spot dreven met Amerikaanse

220

Page 112: Frans Verhagen - The American Way

ten met de protestantse buren, lid waren van de katholieke voetbal-

club en harmonie, van de KRO en de KVP, en dat ik als misdienaar

dagelijks opdraafde om Latijn te brabbelen, dan ontmoet ik vragen-

de blikken. Op mijn beurt realiseer ik me dat boeken van Jan Siebe-

link en Maarten ’t Hart gaan over een wereld die mij, letterlijk,

vreemd is. Maar het gaat wel over Nederland. Anders gezegd, met

andere geloven valt best te leven.

Het is waar dat in het leven van immigranten het geloof vaak

een belangrijke plaats inneemt. Volgens Will Herberg, die de Ame-

rikaanse geloofsopleving in de jaren vijftig bestudeerde, vinden

immigranten in hun geloof iets terug dat hen verenigt in een

onvriendelijke samenleving. In de Verenigde Staten van de jaren

vijftig viel dat samen met een algemene heropleving van religie.

Zitten wij ook in een geloofsrevival? Ik weet het niet, maar ik denk

dat de aantrekkelijkheid, de verleiding zo u wilt, van de westerse

samenleving voor de tweede en derde generatie zo groot is dat er

over twintig, dertig jaar heel veel geseculariseerde moslims zullen

zijn. De eerste onderzoeken over de ontwikkeling van de geloofsbe-

leving van tweede en derde generaties laten dat al zien. En laten

we wat perspectief houden. Lang niet alle Turken en Marokkanen

zijn moslim. Lang niet alle kinderen van moslims zijn moslim. Lang

niet alle moslims komen in de moskee. En het aantal radicalen is

verdraaid klein. Gevaarlijke gekken, maar er zijn er niet zo veel van.

Moslimradicalisme onder Nederlandse jongeren zal van voorbij-

gaande aard blijken te zijn. Niet voor iedereen is het spielerei, maar

wel is het uiterst aantrekkelijk iets te hebben waarmee de goege-

meente geshockeerd kan worden – daar wisten wij in de jaren zes-

tig ook wel weg mee. Dit fenomeen (such as it is) is bovendien nauw

verbonden met de tweede generatie: de in Nederland geboren

immigrantenkinderen. Hun cultuurspagaat dwingt hen een strate-

gie te bepalen in deze ongemakkelijke positie. In de studie van

Irvin Child zagen we dat Italiaanse jongeren in New Haven grofweg

in drie groepen onderverdeeld konden worden, waaronder één

type jongere dat ‘rebel’ werd genoemd. Veel van deze jongeren rea-

geren net als Marlon Brando in The Wild One toen hem werd

gevraagd waartegen hij rebelleerde. Ze stellen de wedervraag:

223

sommigen zelfs vijandig tegenover onze samenleving. Integratie in

Amerika was een makkie vergeleken bij wat wij meemaken. Bij ons

is het heel anders!

Ik geloof er niets van. Zoals u heeft gezien maakte het katholicis-

me – een veel compactere, autoritairdere en homogenere geloofs-

gemeenschap dan ‘de’ islam – in het Amerika van de negentiende

eeuw behoorlijk wat angsten los. Het is moeilijk in te schatten van

zo’n historische afstand, maar ik krijg de indruk dat de paus, met

zijn door jezuïeten geleide leger willoze volgelingen, voor Amerika-

nen in 1840 heel wat bedreigender overkwam dan de islam voor

ons. Eerlijk gezegd kan ik me dat ook beter voorstellen.

Maar, wordt dan tegengeworpen, wij hebben moslimterrorisme!

Dat is waar, al vallen de uitingen daarvan nogal mee. Ik vergelijk

de ontwikkeling op zich echter graag met het even poreuze, even

dodelijke en even weinig succesvolle anarchistische terrorisme aan

het einde van de negentiende eeuw. Een flink aantal regeringslei-

ders werd vermoord, een paar ondernemers en duizenden burgers.

De reacties waren vaak paniekerig, vergelijkbaar met onze reacties

op radicale moslims. Maar zoals de anarchisten verdwenen, zo zal

ook de dreiging bij ons verdampen – als we tenminste in onze

kramp de samenleving niet ruïneren. Gewone moslims, mensen die

op hun manier hun geloof beleven, zullen zonder twijfel een vari-

ant van hun geloof vinden die past in de West-Europese samenle-

ving. Ik kan niet bewijzen dát dit zal gebeuren, niemand kan dat.

Maar evenmin kan een bataljon van bangmakers en onheilsprofe-

ten bewijzen dat het tegendeel het geval zal zijn. Wel kan ik vast-

stellen dat ik de Amerikaanse ervaring, zowel met het opnemen

van katholieken als met het verlopen van de anarchistische drei-

ging, aan mijn zijde heb om optimistisch te zijn over hoe dit uitein-

delijk zal uitpakken. Daar zal de volgende aanslag, die vast zal

komen, niets aan veranderen. Niet Mohammed B. of Leon C., maar

de honderdduizenden gewone mensen geven de doorslag.

Als kind van de verzuiling kan ik alleen maar zeggen dat de

schijnbare onverenigbaarheid van religies in de jaren vijftig min-

stens zo groot leek. Toch is dat hele idee in één generatie verdwe-

nen. Als ik middelbare scholieren vertel dat wij indertijd niet praat-

222

Page 113: Frans Verhagen - The American Way

ker, zeker voor boeren en voor groepsemigranten, zoals de Neder-

landers en de Duitsers. En ik zal niet ontkennen dat het de Ameri-

kaanse aard heeft beïnvloed. Maar tegenwoordig is die ruimte

niet meer relevant.

Misschien was dat ook vroeger al minder belangrijk dan we

denken, want het mag waar zijn dat je meer ruimte had om immi-

granten in Amerika te spreiden, dat wil niet zeggen dat het ook

gebeurde. De immigranten werkten niet mee. Naarmate de ne-

gentiende eeuw vorderde bleef nieuwkomers meer en meer bij

elkaar zitten in de grote steden. Je kunt vaststellen dat de etnische

enclave een onderdeel is geworden van de Amerikaanse samenle-

ving, net zoals die weidse ruimte dat ooit was. Het wonen met

bergen in je achtertuin, natuurparken op een paar uur rijden, dat

beeld wordt tegenwoordig alleen gebruikt om telecommuters en

hightech-werkers naar een aantrekkelijke leefomgeving te trek-

ken.

Bovendien moeten we de nadelen van de relatieve maagdelijk-

heid van Amerika niet onderschatten. Als ze buiten de grote ste-

den opdoken, kwamen nieuwkomers terecht in dorpen, stadjes of

lege gebieden waar nauwelijks sprake was van een sociale struc-

tuur. Ze moesten alles zelf uitzoeken. Een overheid was nauwelijks

aanwezig, het klimaat was onvriendelijk – in vele opzichten. Zon-

der van een verschil dat geen rol meer speelt toch een verschil

van belang te maken stel ik vast dat onze immigranten terecht-

kwamen in een samenleving die veel coherenter was – Nederland

kende een grotere sociale samenhang dan Amerika, al was het

maar omdat de overheid, en in het algemeen de collectiviteit, een

grotere rol speelde in ons dagelijks leven. Veel sneller dan veel

Amerikaanse nieuwkomers maakten ze daadwerkelijk deel uit van

ons systeem, ook al voelden ze het misschien niet zo. Onze immi-

granten zijn bovendien stukken minder mobiel dan de altijd

dolende Amerikanen. Ze wonen vaak al langer in Amsterdam dan

ik. Met enige aarzeling, want ik weet niet of het valt te meten,

kun je zeggen dat in Nederland de nieuwkomers waarschijnlijk

diepere wortels in hun directe omgeving hebben dan Amerikaan-

se immigranten en hun kinderen ooit hadden.

225

‘What have you got?’ Waarmee kan ik u shockeren? Als radicale

moslimpraat en zo nu en dan een actie het ticket is naar identi-

teit, dan zullen ze daarvoor kiezen. Gevaarlijk, maar laten we niet

overdrijven.

Een variant hierop biedt de Franse onderzoeker Olivier Roy. Hij

meent dat deze jongeren worden aangetrokken door een strak,

simpel en ouderwets geloof, veel kaler dan in het land van hun

ouders gebruikelijk was. De reden is, zegt Roy, dat door het proces

van assimilatie de traditionele cultuur en de familiebanden uit-

eengerukt worden. Geloof biedt een brug, schijnbaar. Zo vertaalt

de tweede-generatiecultuurclash zich in een radicaal gelovig con-

servatisme waarvan zelfs de ouders, de oorspronkelijke immigran-

ten, weinig begrijpen. Als hij gelijk heeft is het een tijdelijk feno-

meen. Typisch tweede generatie.

2 Een verschil dat er niet (meer) toe doet Het zou onzin

zijn te zeggen dat de Verenigde Staten erg lijken op Nederland.

Maar er zijn echte verschillen die in de discussies over immigratie

en integratie wel een rol spelen maar welbeschouwd niet meer

relevant zijn. Dat Amerika meer ruimte bood en een frontier

kende is absoluut waar, maar dat is een afgesloten hoofdstuk.

Ik hoor het nog vaak, zij het vooral van vakantiegangers die

eindeloos door woestijnen met rode rotsen hebben gereden: die

ruimte in Amerika! Dat geeft toch een heel ander gevoel. Neder-

land zit bomvol, we wonen boven op elkaar en we hebben geen

grote natuurgebieden. Ben je het in Amerika ergens zat, dan ga je

gewoon een stukje verderop.

Was het maar zo simpel, zou een jongetje zeggen dat opgroeit

in het zwarte getto van Chicago. Of een hillbillie uit de Appala-

chen. Ooit was die ruimte belangrijk, zeker. Ruimte om te gaan

boeren, om de wereld min of meer te ontvluchten, ruimte in je

hoofd: onmiskenbaar zijn het onderdelen van de Amerikaanse

ervaring – niet enkel van immigranten. Maar als die ervaring

bestond in de fysieke ruimte, de open stukken land, de mogelijk-

heid om ergens een leeg gebied te vinden, dan is die allang voor-

bij. Natuurlijk was het in de negentiende eeuw een enorme trek-

224

Page 114: Frans Verhagen - The American Way

ka al tweehonderd jaar. We kunnen ondernemerschap niet sterk

genoeg bevorderen en dan beperk ik me niet tot etnische entrepre-

neurs. Alleen liever niet met subsidies. Bij mij om de hoek is een

winkelpand waar nu al vier ondernemers geprobeerd hebben iets

op te zetten. Het duurt altijd een jaar, want dan is de subsidie op.

Als er geen subsidie was geweest, dan waren ze er niet aan begon-

nen. Zo werkt het dus niet. Wat we nodig hebben zijn stimulansen

die mensen uitdagen hun beste kwaliteiten aan te spreken. Geen

cadeautjes. Ze pakken de kansen echt wel.

In de Verenigde Staten bestond altijd een enorme vraag naar

ongeschoolde arbeiders. Nog steeds. Tegenwoordig gaat het vooral

om banen in de dienstensector, zoals huishoudelijk werk, tuinieren

en schoonmaken; door journalist Wim Roefs ooit de ‘kaboutereco-

nomie’ genoemd. Onveranderd is het aanbod van seizoensarbeid in

de velden van Central Valley in Californië – aardbeien moeten nog

steeds worden geplukt. Genoeg werk in de slachthuizen in Iowa, de

kippenboerderijen in de Carolina’s en de restaurants in het hele

land. De miljoenen illegale Hispanics voorzien in de behoefte aan

ongeschoolde, slecht betaalde arbeiders die werk doen waarvoor

227

3 Verschillen die ons aan het denken moeten zetten Een

cruciaal verschil is de dynamiek van Amerika. Zeker in economisch

opzicht was en is de Amerikaanse samenleving dynamischer dan de

rest van de wereld. Een recent artikel in The Economist levert daar-

voor mooie cijfers. De afgelopen vijftien jaar zijn er in de Verenigde

Staten 60 miljoen banen geschapen, terwijl er 45 miljoen zijn ver-

nietigd. Europa schiep in dezelfde periode 15 miljoen banen, ter-

wijl er 12 miljoen verdwenen. Dit is niet de plek om de voor- en

nadelen van beide economische modellen op een rijtje te zetten,

maar dat Amerika dynamischer is valt moeilijk te ontkennen.

Een dynamische samenleving creëert dynamische mensen. Ame-

rikaanse ondernemingszin werkt aanstekelijk. Toen ik na acht jaar

uit Amerika terugkwam om bij een groot Nederlands bedrijf te wer-

ken, grepen de sloomheid en de initiatiefloosheid me meteen bij de

keel. Ho, nee, geen risico, wat denk je wel? Vijftigers rekenden pre-

cies uit hoeveel dagen ze nog ‘moesten’ tot de VUT. Bij reorganisa-

ties raakte je nooit die onproductieve veteranen kwijt. Wilde je een

eigen bedrijf beginnen, dan moest je allerlei hordes nemen. Toen ik

er zelf een begon, nam ik me dan ook heilig voor om nooit iemand

in dienst te nemen. Het is wel iets veranderd, maar we blijven een

voorzichtig en behoudend volk.

De Amerikaanse samenleving stimuleert ondernemerschap.

Eigen verantwoordelijkheid wordt gewaardeerd, zowel door de bur-

gers als door de samenleving als geheel. Het percentage mensen

dat voor zichzelf begint is stukken hoger dan bij ons, en iedereen

speelt wel eens met het idee. Het zit in hun systeem. Voor immi-

granten zijn eigen bedrijfjes dé manier om uit te breken. NRC Han-

delsblad kwam in 2005 met het verhaal van een Nederlandse Soma-

liër die gefrustreerd naar Engeland was vertrokken. Als vluchteling

werd hij bij ons vriendelijk behandeld en kreeg hij een uitkering,

maar werken mocht hij niet. Hij werd er gek van. Nu heeft hij een

goedlopend bedrijf in het Londense East End.

Gelukkig zien we ook bij ons steeds vaker etnische ondernemers.

Het begint met zaken die voorzien in de behoeften van de eigen

gemeenschap, maar geleidelijk aan komen er ook bedrijven die

werknemers uit eigen kring emplooi bieden. Zo gaat het in Ameri-

226

Op de zaterdagmarkt in Bos en Lommer, een stadsdeel in Amster-

dam, krijg je een aardig beeld van hoever de assimilatie van nieuwko-

mers in Nederland is gevorderd. Letterlijk alle soorten etnische

Nederlanders lopen er rond. Waarom zou de ontwikkeling in Neder-

land zo veel anders zijn dan die in Amerika?

Page 115: Frans Verhagen - The American Way

absoluut niet kunnen. Hier ligt de sleutel voor de dynamiek van

Amerika, een dynamiek waar iedereen van profiteert.

In de Verenigde Staten moeten burgers, nieuw en oud, hun beste

kwaliteiten aanboren en uitbuiten. In Nederland onderschatten we

de verleiding die daarvan uitgaat, de stimulans die dat meebrengt.

Ik zeg niet dat we Amerikaanse armoedeniveaus moeten aanvaar-

den, maar ik accepteer net zomin ons gebrek aan ondernemingszin

en ons lage ambitieniveau. ‘Amerikaanse toestanden’ worden al te

vaak gebruikt als excuus om niets te doen. Ik constateer alleen dat

er in Amerika altijd een reden is om aan de weg te timmeren. En dat

de kans op succes, bescheiden of gigantisch, veel groter is dan bij

ons. Bij succes hoort ook geen succes hebben. Bij succes horen ook

verschillen. Daar zit nou net de stimulans.

De New Yorkse socioloog John Mollenkopf vroeg zich in 1998 in

zijn Wibautlezing af of de verzorgingsstaat niet het grootste pro-

bleem van Nederland was. In principe, zei hij, waren de omstandig-

heden voor de tweede generatie in Nederland beter dan waar dan

ook. Toch viel het resultaat danig tegen. Mollenkopf signaleerde een

aantal problemen. Vroege selectie in het onderwijs in Nederland

leidt tot dode sporen waar mensen niet meer vanaf komen. Zoals

alleen een buitenstaander dat kan constateren zag Mollenkopf ook

dat een middenklasse in lokale besturen en welzijnsorganisaties

afhankelijkheidsrelaties creëert en bureaucratische macht opbouwt.

In de woorden van Mollenkopf: ‘De omvang van de verzorgingsstaat

en zijn eigenbelang, zowel als bron van werkgelegenheid voor goed

opgeleide blanke mensen maar ook als bron van elementair levens-

onderhoud voor een minderheid van arme immigranten, kan op

zichzelf een bedreiging voor de maatschappij gaan vormen.’

Mollenkopf constateerde dat Amsterdam geen traditie heeft van

immigranten die deel uitmaken van de middenklasse. Dat de sterke

regulering van de arbeidsmarkt immigranten verhindert niches op

te zetten. Zijn oordeel was hard: ‘(…) we moeten erkennen dat de

verzorgingsstaat een belangrijk instrument kan zijn om ongelijk-

heid te bestendigen, zelfs terwijl hij bepaalde vormen van gelijk-

heid propageert.’ Anders gezegd en cru samengevat: de verzor-

gingsstaat is een bureaucratisch monster dat zichzelf in stand

229

veel Amerikanen hun neus ophalen of waartoe ze niet in staat zijn

omdat ze te lui, te vet of te slap zijn.

Er zitten twee kanten aan dit verhaal. Enerzijds zijn er in Ameri-

ka veel banen die de mogelijkheid bieden om in het arbeidsproces

in te stappen, ervaring op te doen en een begin te maken met het

verbeteren van de sociaal-economische positie. Anderzijds zijn het

inderdaad niet de meest hoogstaande banen. Amerikanen vinden

dat niet erg, wij wel. Zij zien het als mogelijkheden om je eerste

stap te zetten op de arbeidsmarkt. Wij doen er denigrerend over,

noemen het McBurger-banen. Het is een ontkenning van de dyna-

miek die ermee samengaat. Ik denk dat de Amerikanen gelijk heb-

ben. Meer dynamiek is van levensbelang.

Weg met de verzorgingsstaat Voor ons onderwerp is het

grootste verschil met Amerika ook het belangrijkste: onze verzor-

gingsstaat. Geleidelijk aan ben ik tot de overtuiging gekomen dat

onze sociale arrangementen een rem zijn op de ontwikkeling van

álle Nederlanders, ook en vooral van immigranten en hun kinderen.

Ze nemen de stimuli weg die mensen uitdagen het beste uit zichzelf

te halen. In 2003 maakte Haci Karacaer, toen de Amsterdamse leider

van de Turkse organisatie Milli Görüs, een rondreis door de Verenig-

de Staten. Hij deed daar veel verstandige observaties en een daarvan

was dat er bij de moskee in Cincinnatti opmerkelijk weinig mannen

in en om het gebouw hingen – vergeleken met Nederland. Karacaer

zei het niet met zo veel woorden, maar in feite constateerde hij sim-

pelweg dat de Amerikaanse mannen aan het werk waren. Ze moes-

ten voor hun eigen kostje zorgen. Ze hadden het te druk om rond te

hangen.

Ik vrees dat ik hier een doos van Pandora open, want over de ver-

zorgingsstaat kunnen we lang discussiëren. Maar laat ik mijn over-

tuiging uitspreken dat we in Nederland gebaat zouden zijn bij wat

meer Amerikaanse toestanden. Ik denk dat het goed is dat mensen

gestimuleerd worden, dat ze uitgedaagd worden, dat het ze niet te

gemakkelijk gemaakt wordt om uit de samenleving te stappen.

Spoor liever aan tot zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid

en geef mensen alleen hulp om zichzelf te helpen – tenzij ze dat

228

Page 116: Frans Verhagen - The American Way

deel van ons collectief bewustzijn, van ons Nederlander-zijn.

Het lijkt welhaast een blinde vlek. Politicologe Saskia Sassen wijst

er voortdurend op dat West-Europa een lange geschiedenis heeft

van assimilatie van miljoenen immigranten. Na vijf eeuwen intra-

Europese migratie heeft veertig procent van de inwoners van

Wenen een buitenlandse ouder of grootouder. In Frankrijk geldt

dat voor een kwart van alle bewoners – mogelijk zit daar in 2007

een president Sarkozy. Toen Amsterdam in de achttiende eeuw zijn

polders aanlegde en de moerassen droogmaakte, gebeurde dat

door Duitse arbeiders. De Fransen legden hun wijngaarden aan met

Spanjaarden. Londen zat vol Ieren toen de infrastructuur werd aan-

gelegd. Toen Haussman Parijs herbouwde, kwamen Duitsers en Bel-

gen het werk doen. Toen Duitsland zijn spoorwegen en staalfabrie-

ken bouwde, gebeurde dat met Italianen en Polen. Tussen 1876 en

1976 was voor de Italiaanse emigranten niet Amerika de belangrijk-

ste bestemming: ongeveer 12,6 miljoen Italianen gingen naar ande-

re Europese landen. In 2006 startte de Giro, de Ronde van Italië, in

Waals-België, mede omdat er in de loop van de twintigste eeuw

zo’n 200.000 Italianen in België terecht zijn gekomen, als mijnwer-

kers.

Amerikanen zijn zich veel meer bewust van hun geschiedenis als

immigratieland. De melting pot en de streepjes-Amerikaan zijn

fundamentele Amerikaanse concepten. De sterke invloed van de

protestantse, Anglo-Saksische erfenis zal ik niet onderschatten. Het

denken over de rechten en plichten van burgers, politieke partici-

patie, individualisme, vrijheid en persoonlijke verantwoordelijk-

heid zijn onmiskenbaar met die traditie binnengekomen. Maar

deze concepten hebben allemaal vorm gekregen in wisselwerking

met de nieuwkomers. Zelfs als deze Amerikaanse idealen niet opti-

maal uit de verf komen, fungeren ze als belangrijke symbolen voor

immigrantengroepen. Dát is de Amerikaanse droom, veel meer dan

de verwachting rijk te worden. Dat maakt Amerika nog steeds het

gidsland voor immigranten.

Als Nederlanders zouden we wel wat meer over onze eigen wor-

tels mogen nadenken. We zijn helemaal niet zo’n homogeen volkje

als we soms denken. Gelukkig maar. Als ik om me heen kijk, krijg ik

231

houdt en zijn eigen doelstellingen tegenwerkt.

Gelukkig staat de verzorgingsstaat ook in Nederland ter discus-

sie, zij het meestal niet in deze context. Dat ons stelsel onder vuur

ligt, ligt niet aan de nieuwkomers, al krijgen ze er vaak de schuld

van. Het is een probleem van alle Nederlanders. Een aardig bijef-

fect van de komst van veel nieuwe Nederlanders is dat dit belangrij-

ke onderwerp veel hoger op de agenda terecht is gekomen dan

anders het geval zou zijn geweest. Zoveel te beter.

Uiteindelijk zijn het individuen zelf die hun eigen succes creë-

ren. De onderzoekers Dagevos en Veenman hebben laten zien dat

tachtig procent van de succesvolle allochtonen een HBO- of acade-

misch diploma heeft. Ze hebben gebruikgemaakt van de onderwijs-

kansen die Nederland biedt. Deze succesvolle tweedegeneratie-

Nederlanders zijn overwegend afkomstig uit lage sociaal-economi-

sche milieus, maar wel milieus waarin een sterke stimulans bestaat

om te presteren. De onderzoekers concluderen voorzichtig dat

vooral individuele factoren, zoals intelligentie, talent, ambitie en

doorzettingsvermogen, de doorslag geven in de succesvolle positie-

verwerving van allochtonen.

Zo is het en we moeten daarom ook weer niet al te vergaande

conclusies trekken. Uiteindelijk is de verzorgingsstaat natuurlijk

helemaal geen probleem voor mensen die het pad naar succes

weten te vinden. Maar hij zou wel degelijk een sta-in-de-weg kun-

nen zijn voor de minder gemotiveerde mensen, die zichzelf aan de

gang moeten houden, die als ware Von Münchhausens zichzelf

omhoog moeten trekken. Als je de noodzaak wegneemt om daar

zelf wat voor te doen, dan gebeurt er niets.

Nederland is een immigratieland Een heel belangrijk ver-

schil is dat Amerikanen zich ervan bewust zijn dat hun land een

immigratieland is. Nederland heeft dat besef niet, terwijl het toch

een feit is dat wij in de loop der eeuwen heel wat immigranten heb-

ben geabsorbeerd. Erika Kuijpers schreef daarover het prachtige

proefschrift Migrantenstad. Immigratie en de sociale verhoudin-

gen in 17e-eeuws Amsterdam. Als we erover nadenken dan realise-

ren we ons die buitenlandse input wel, maar het vormt geen onder-

230

Page 117: Frans Verhagen - The American Way

de. Het betekent dat iedereen Amerikaan kan worden. Sterker nog,

Amerikanen denken wel eens dat iedereen Amerikaan wíl worden.

In elk geval denken ze dat ieder mens potentieel een Amerikaan is.

Ik vertelde al over de Amerikaanse Fulbright-studenten die met

mij meegingen op een lezingentour voor middelbare scholen. Ter-

wijl zij hun Amerikaan-zijn gemakkelijk konden verwoorden, had-

233

het gevoel dat jongeren zich al veel meer bewust zijn van de multi-

culturele wortels van hun leeftijdsgenoten. Of misschien is ‘bewust’

een verkeerd woord, ze realiseren zich het niet eens. Assimilatie is

in volle gang, zou ik zeggen. Misschien is het wel goed dat we ons

daar niet steeds bewust van zijn, maar laten we de mythe dat we

geen land van immigranten zijn voorgoed achter ons laten. We

moeten veel meer aandacht besteden aan de geschiedenis die onze

samenleving heeft gemaakt zoals zij is – zeker in het onderwijs.

Wat betekent het om Nederlander te zijn? Ten slotte een

van de grote verschillen tussen Nederland en Amerika: de Ameri-

kaanse identiteit. Of beter gezegd, het feit dat Amerika een identi-

teit heeft terwijl Nederland daarnaar hunkert. In de meeste landen

is burgerschap gebaseerd op geboorte. In het land van geboorte

ontleen je je identiteit aan een gemeenschappelijke cultuur en een

gezamenlijke geschiedenis. Voor de meeste Amerikanen geldt dat

natuurlijk ook.

Het verschil is dat je je ook tot Amerikaan kunt ‘bekeren’, als je

dat zo mag noemen. De schrijver Ralph Waldo Emerson noemde

het een ‘geloofservaring’. In een geval van indirect anti-Amerika-

nisme drukte president Jacques Chirac van Frankrijk het eens zo

uit: Amerikaan kun je worden, Fransman ben je – of niet. Dat is het

soort exclusief snobisme dat tweede generaties in de suburbs voor-

goed buiten Chiracs wereld plaatst. Er zijn voldoende redenen om

Chirac af te voeren naar wat Ronald Reagan het ‘vuilnisvat van de

geschiedenis’ noemde, maar deze spant wat mij betreft de kroon.

De Engelse schrijver G.K. Chesterton zei het zo: ‘Amerika is de

enige natie in de wereld die is gesticht op basis van een credo, een

geloofsbelijdenis.’ De historicus Richard Hofstadter ging nog een

stapje verder: ‘Het is ons lot geweest als natie om niet ideologieën

te hebben maar een ideologie te zijn.’ Dat credo is niettemin verba-

zend moeilijk te definiëren, al kun je er wel elementen uit lichten

die iedereen erin terugvindt. Ik denk aan vrijheid, gelijkheid, indi-

vidualisme, beperkte bemoeienis van de overheid. Amerikanen

hebben de neiging om datgene waar zij in geloven als iets univer-

seels te beschouwen. Op zichzelf is dat een plezierige open attitu-

232

De meeste Amerikanen hebben een goed idee over wat hen Ameri-

kaan maakt. Het gevoel dat ze ergens bij gaan horen als ze de Ameri-

kaanse nationaliteit verwerven, helpt daarbij. Ook het feit dat ieder-

een die in Amerika wordt geboren automatisch Amerikaan is, ver-

sterkt het gevoel dat je deel gaat uitmaken van iets bijzonders.

Page 118: Frans Verhagen - The American Way

schillen al behoorlijk klein geworden. Volgens mij is er geen reden

te veronderstellen dat tweede, derde en verdere generaties in

Nederland zich fundamenteel anders zullen gedragen dan de

immigratiekinderen in Amerika gedurende de afgelopen tweehon-

derd jaar. Dat betekent dat assimilatie gewoon plaatsvindt, of je er

nu beleid voor maakt of het gewoon laat gebeuren. Ik heb een voor-

keur voor het laatste.

Nederland zal er over twee, drie en vier generaties anders uit-

zien, daar helpt geen moedertjelief aan. De etnische Nederlanders

zullen anders zijn, de minder etnische Nederlanders zullen anders

zijn en Nederland zal anders zijn. Wat je ziet in Amerika is dat het

proces van assimilatie ook de opnemende samenleving verandert.

Er zijn mensen die dat niet leuk vinden, maar het zal toch gebeu-

ren. Als de overheid al iets moet doen – liever niet – dan is het dat

leidende politici de onvermijdelijke veranderingen uitleggen, ver-

kopen, en angsten wegnemen in plaats van ze vergroten.

Kijk liever naar de vooruitgang Pas de tweede generatie

bezit de taalvaardigheid en de ambitie om zich los te maken van

haar etnische wortels. De Amerikaanse onderzoeker Hirschman

constateert daarbij dat vooruitgang vaak moeilijk valt te herkennen

omdat de achterblijvers in een etnische wijk het (negatieve) beeld

bepalen en bevestigen. Met andere woorden: kijk liever naar de

vooruitgang dan naar de stagnatie. Als twintig procent een pro-

bleem heeft, dan is er ook tachtig procent waarmee het wél goed

gaat. Het was staatssecretaris Karin Adelmund die eens volschoot

toen ze zich in de Kamer verweerde tegen het onophoudelijke

negativisme over onze etnische Nederlanders. Ze had gelijk.

In Nederland hoor ik vaak bezorgdheid over het bij elkaar klitten

van etnische groepen. Meestal wordt dat samengevat in de negatie-

ve associaties oproepende term ‘segregatie’. Op basis van de erva-

ringen in Amerika lijkt het me geen onderwerp waar we heel veel

aandacht aan moeten besteden – politici die dat wel doen mogen

wat mij betreft rekenen op een stevig wantrouwen. Groepen krui-

pen graag bij elkaar. Dat geldt voor etnische groepen, maar ook

voor groepen gevormd op basis van inkomen en vermogen, of op

235

den Nederlandse kinderen met hun Nederlander-zijn de grootste

moeite. Ze wisten eenvoudigweg niet goed wat hen nu Nederlander

maakte, wat het betekende. Eerlijk gezegd keek ik daar toch van op,

zeker in het gelukkig zeldzame geval dat ze desalniettemin vonden

dat dat Nederlanderschap iets exclusiefs was. Dat vond ik een rare

redenering: het stelt niet veel voor, dat Nederlanderschap, maar

het is van ons, en dus blijf jij ervan af. Meestal kreeg ik op mijn

vraag of zoiets ongedefinieerds dan niet voor iedereen toegankelijk

is en iedereen dus moeiteloos Nederlander kan worden, slechts

zwijgen tot antwoord. Wat betekent het om Nederlander te zijn?

Laten we daar eens een behoorlijke discussie over voeren.

Wat doen we ermee? Tot zover de verschillen en de overeen-

komsten. Laten we nu eens kijken wat daar de consequenties van

zijn. Voor ons is de ontwikkeling van de tweede, derde en volgende

generaties in Amerika het meest interessant. Bij hen spelen zich

processen af die naar mijn smaak tamelijk universeel zijn. Met

name de botsing tussen immigranten en hun in een andere cultuur

opgroeiende kinderen, roept veel herkenning op. Voor de ontvan-

gende samenleving is niet de ervaring van de immigranten cruci-

aal maar die van hun kinderen en kleinkinderen. Natuurlijk zetten

de leefpatronen van de eerste generatie de toon en bepalen de

ouders de grote lijnen, maar als het gaat over de dominante taal, de

groei (of niet) van een uitkeringsafhankelijke populatie, de kleve-

righeid (of juist niet) van etnische enclaves, en de opkomst of het

achterwege blijven van etnisch gemengde huwelijken, dan worden

die bepaald door de volgende generaties.

Dit lijkt een open deur maar het is goed om de betekenis ervan

tot u door te laten dringen. De consequentie is dat het lot van die

oorspronkelijke immigranten er niet zo veel toe doet. Over hen

moet je je niet al te druk maken. Italiaanse vrouwen in de Little Ita-

ly’s van Amerika leerden nooit Engels. Hoefde ook niet. Ze hadden

hun eigen leven. Ik ben er geen voorstander van om oudere immi-

granten er met de haren bij te slepen.

De sleutelverschuivingen, in taal en culturele omgang, vinden

plaats bij de kinderen. Bij de derde generatie zijn de etnische ver-

234

Page 119: Frans Verhagen - The American Way

mers, Limburgers, voor mijn part katholieken of andere gelovigen,

op basis van zo’n kenmerk vlak bij elkaar gaan wonen? Voor Amerika

geldt in elk geval dat brede etnische gemeenschappen immigranten

en hun kroost een keuze bieden aan instappunten. Ze verzachten de

invloed van culturele verandering en discriminatie, en van de eerste

economische problemen. Persoonlijke contacten en vriendennetwer-

ken zijn een bron van informatie over banen, zowel binnen als buiten

de gemeenschap en een bron van krediet, werk en klanten voor nieu-

we ondernemingen. De kracht van grote aantallen geeft organisaties

politieke macht. Samen wonen houdt etnische banden levend, het is

een potentiële bron voor steun voor etnische socialisering. Ben je

dan minder Amerikaan of minder Nederlander? Ik geloof er niets

van.

Bij elkaar wonen kan een vrije keuze zijn, ingegeven door alle

bovenstaande argumenten of gewoon door de aantrekkelijkheid van

zo’n wijk, stad of regio. Ik heb het zien gebeuren in de stadjes rond-

om San Gabriel Valley en ik kan niet zeggen dat er veel onvrede over

bestaat. Sterker, je ziet daar dat de etnische enclave een nieuw

niveau bereikt. Het zijn niet meer simpel overgangszones, plaatsen

waar nieuwkomers tijdelijk verblijven om waarden en gedragspatro-

nen van de nieuwe samenleving aan te leren. Inmiddels kun je vast-

stellen dat etnische steden hun bestaansrecht hebben en dat ze waar-

schijnlijk een blijvend onderdeel van de samenleving zullen zijn. Met

andere woorden, veranderden vroeger de etnische wijken van

samenstelling als de bewoners meer gingen verdienen en naar elders

verhuisden, nu blijven ze langer hun etnische aard houden. Ze zijn

ook niet meer per definitie in het armste deel van de stad gevestigd,

maar even vaak in middenklassesuburbs.

Een etnische wijk creëert zijn eigen dynamiek. Ik zie die in

Amsterdam rondom het Bos en Lommerplein, in Utrecht in Lombok

waar in de Kanaalstraat meer concurrerende groentewinkels zijn

dan ik ooit bij elkaar heb gezien – behalve op de Albert Cuypmarkt in

Amsterdam. Als toerist in Amerika bezoeken duizenden Nederlan-

ders Little Italy, Little Saigon, Chinatown, Little Phnom Phen en wat

al niet. We laven ons aan de exotische sfeer, het eten, de snuisterijen

die er te koop zijn. Ik wacht hier in Amsterdam nog steeds op iets

237

basis van sociale kenmerken. Primair omdat het efficiënt en handig

is: zo’n groep heeft vaak dezelfde interesses en belangen. En omdat

wonen samenhangt met inkomen, zien we dat ook de huizenvoorraad

gegroepeerd ligt. Secundair omdat het gezellig is, om het ultieme

Nederlandse woord van stal te halen.

De keuze voor een etnische wijk, zo hebben veel onderzoekers

opgemerkt, past in de behoefte van nieuwkomers om de wereld die ze

wél kunnen beïnvloeden onder controle te houden – een behoefte die

niet alleen voor nieuwkomers geldt. Het is al moeilijk genoeg om huis

en haard en een vertrouwde cultuur te verlaten, waarom zou je dat

moeilijker maken door bewust de vertrouwde omgeving van landge-

noten te mijden? Als je vertrekt, vernietig je sociaal kapitaal, zegt

Robert Putnam, schrijver van Bowling Alone. Immigranten moeten

dat weer helemaal opbouwen in een nieuw land. Ze hebben geen con-

tacten, kennen de gewoontes en de manier van met elkaar omgaan

niet. De slimste manier om dat kapitaal snel weer op te bouwen is via

de contacten die je het gemakkelijkst kunt leggen, dus via je etnische

groep. Om uit je groep te springen heb je bridging contacts nodig,

zoals Putnam het noemt. Misschien dat de immigranten daar nooit

aan toe zullen komen, maar hun primaire impuls om de bonding con-

tacts te gebruiken spreekt haast voor zich. De rest komt vanzelf.

Zoals we hebben gezien aan de hand van de Chinezen in Zuid-Cali-

fornië en de etnische wijken in Queens (New York) en Chicago – voor-

beelden die moeiteloos zijn uit te breiden – zitten etnische groepen in

Amerika graag bij elkaar. Het is een natuurlijk proces. Vraag het maar

aan de Nederlanders die naar Amerika emigreerden. Vraag het aan

de Nederlandse club in Washington of New York: geen groep die

meer op een kluitje zit dan Hollanders in Amerika. Volgens mij is etni-

sche segregatie dan ook een non-probleem. Voor de goede orde, ik

heb het niet over vervallen sloppenwijken met een hoge mate van

sociale disfunctie, zoals de Bronx in de jaren tachtig, East Los Angeles

of andere vervallen wijken rondom Amerikaanse binnensteden. Dat

zijn getto’s, armoedevallen. In Nederland kennen we die gelukkig

niet, waarmee ik niet wil zeggen dat we geen probleemwijken heb-

ben.

Maar wat is er tegen dat Marokkanen, Turken, Koerden, Surina-

236

Page 120: Frans Verhagen - The American Way

beginnen kun je vaststellen dat dit verschijnsel in Amerika aanzien-

lijk ernstiger is dan in Nederland. Hier zijn alle scholen ten minste

gelijk gefinancierd, in Amerika wordt de kwaliteit van het onder-

wijs en de hoeveelheid beschikbaar geld bepaald door de belasting-

basis van de wijk waarin de school staat. Het laat zich raden dat in

rijke wijken de scholen stukken beter zijn dan in arme wijken.

Vooropgesteld dat de kwaliteit van het onderwijs goed wordt

gecontroleerd, hoeft het geen probleem te zijn dat onderwijs op de

basisschool etnisch verdeeld is – ‘gesegregeerd’ zeggen anderen.

Honderden, duizenden scholen in Nederland maken dat al mee.

Toen ik voor mijn kinderen in Amsterdam een school zocht, ben ik

gaan kijken bij de Montessori School aan de Apollolaan in Oud-

Zuid. Zal vast een goede school zijn, maar net zo keurig en saai als

de buurt waarin hij staat. Zo waren er nog een paar in Oud-Zuid. De

andere kant op, richting de Baarsjes en Bos en Lommer, vormde de

samenstelling van de klassen van de Zevende Montessori School

een betere afspiegeling van de bevolkingssamenstelling van

Amsterdam. Deze school trekt kinderen aan uit de etnische buurten

én uit Zuid, én uit West. Het is een verrijkende ervaring en ik zeg

dat niet uit politieke correctheid. Laat ik het scherper formuleren.

Mijn indruk is dat er veel scholieren in Nederland zijn die nooit een

kind van etnische afkomst zien. Dat is zielig voor hen. Ze missen

iets belangrijks. De kans dat etnische kinderen in aanraking komen

met niet-etnische leeftijdsgenoten is groter dan de kans dat die

Nederlandse kinderen hun etnische collega’s ontmoeten. Het zijn

niet de nieuwkomers die zich isoleren maar de niet-etnische Neder-

landers.

Maar verplicht spreiden? Alstublieft, kijk naar de Amerikaanse

ervaring met busing, met het heen en weer schuiven van schoolkin-

deren om maar te zorgen dat ze door elkaar komen te zitten. Een

faliekante mislukking. Kostte bakken met geld en versterkte het

racisme. We moeten er niet aan beginnen. Goed onderwijs voor

iedereen is een veel betere doelstelling. Laten we dat eerst eens

proberen te realiseren, door daar geld en energie in te stoppen. Dat

is al moeilijk genoeg.

239

vergelijkbaars: een Istanbul aan de A-10, een Marrakesh in West of

klein-Tanger in de Baarsjes.

De tegenwerping is dat de huizen in deze wijken vaak minder

goed zijn, want achtergelaten door mensen die naar Almere of

andere slaapsteden zijn getrokken. In Amerika zie je wijken die

iedere twintig, dertig jaar zo’n nieuwe golf immigranten uit een

ander deel van de wereld hebben opgenomen. Op het moment dat

de immigranten zich economisch hebben verbeterd, verhuizen ze

naar de suburbs, waar ze vaak bij elkaar gaan zitten, zij het in bete-

re huizen met een tuintje. In New Yorks Little Italy wonen geen Ita-

lianen. Die zijn allang verhuisd naar Queens. De Koreanen die in

Manhattan de groentewinkels runnen, wonen ook in Queens of in

Brooklyn. Met andere woorden, als de etnische wijk, met zijn even-

tueel inferieure woningen, zijn doel heeft gediend, dan verhuizen

mensen vanzelf – al dan niet naar etnische middenklassewijken. En

ook het omgekeerde proces vindt plaats: niet-etnische Nederlan-

ders die in de etnische wijken komen wonen. Wie als starter in

Amsterdam een huis wil kopen kijkt in Bos en Lommer, Oud-West

en de Baarsjes. De rest van de stad is te duur. Daardoor mengt de

wijk zichzelf, er komen immers vanzelf appartementen vrij van

etnische Nederlanders die de middenklassestatus hebben bereikt

en naar Almere verhuizen.

Een bijkomend voordeel in Nederland is dat we geen uitgestrekte

wastelands kennen, de vervallen en uitgewoonde gebieden die wij-

ken in Amerika ook fysiek van elkaar scheiden. We zitten hier met

z’n allen op een kluitje, wat een enorm voordeel is. Het is niet

gemakkelijk om je in Nederland als groep te isoleren of als groep in

een isolement gedrongen te worden. Dat wil niet zeggen dat de

contacten tussen verschillende groepen intensief zijn, maar dat

lijkt me een normaal sociologisch verschijnsel. Mensen zoeken con-

tact met gelijkgestemden en gelijkopgeleiden, die vergelijkbare

inkomens hebben en op een vergelijkbare manier leven.

Etnische scholen Een veelgehoord bezwaar tegen etnische

samenklontering is dat scholen hierdoor een (eenzijdige) etnische

samenstelling krijgen – in Nederland ‘zwart’ genoemd. Om te

238

Page 121: Frans Verhagen - The American Way

plichte Marokkaanse paspoort van nieuwgeborenen, ook als ze in

Nederland zijn geboren en getogen. Vanuit de gezonde stelregel

dat je je niet druk moet maken over dingen die je niet kunt veran-

deren, lijkt het me een zinloze discussie. Who cares? Veel belangrij-

ker is het dat we naar onze eigen naturalisatieprocessen kijken.

Waarom wordt een kind van Marokkaanse ouders die al vijftien

jaar in Nederland wonen niet onmiddellijk Nederlander? Het is

absurd dat wij deze tweede generatie op hun Nederlanderschap

aanspreken, terwijl we ze niet aanbieden om meteen bij hun

geboorte Nederlander te worden.

‘Allochtonen’ en andere scheldwoorden Interessant is de

terminologie waarvoor mensen een voorkeur ontwikkelen. We heb-

ben in Nederland ‘zwarte scholen’, hoewel daar vooral veel kinde-

ren op zitten met een Turkse en Marokkaanse etnische achter-

grond. Ik weet niet precies waarom en wanneer die term in ons

taalgebruik is geslopen. Misschien toen we ons dertig jaar geleden

vooral druk maakten over de Surinamers die na de onafhankelijk-

heid naar ons land kwamen. Of misschien omdat, zoals Will Tinne-

mans suggereert, intellectuelen de terminologie overnamen van de

Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Maar het effect is, lijkt me,

heel goed te vergelijken met wat de Amerikanen deden met Ieren,

Italianen en Russische joden. Door het woord ‘zwart’ te gebruiken

voerden we bewust of onbewust een raciale component in, die wel

degelijk het effect heeft dat we onmiddellijk weten welke school

‘goed’ is of niet. Het is begrijpelijk dat Turken en Marokkanen zich

ergeren aan dit taalgebruik van politici en andere goedbedoelen-

de bedillers.

Fascinerender en verontrustender is de term ‘allochtonen’. In

geen enkel immigratieland wordt een dergelijke brede term

gebruikt. En breed is hij. Volgens de officiële definitie is iedereen

met ten minste één ouder die in het buitenland is geboren een

allochtoon. Dat geldt dus voor koningin Beatrix, Ruud Lubbers,

mijn kinderen en hun schoolgenootjes in de Baarsjes. Om de cate-

gorie toch enige inhoud te geven heeft het Centraal Bureau voor

Statistiek de term ‘niet-westerse allochtonen’ ingevoerd. Dan

241

Versterkte nationale identiteit Het is interessant om te zien

hoe in Amerika immigrantengroepen hun nationale identiteit ster-

ker beleven dan in de landen van herkomst. Vaak wordt gezegd dat

Italianen pas Italianen werden en ophielden met Napolitanen of

Sicilianen te zijn toen ze in Amerika waren. Polen gingen zich pas

in Amerika Polen voelen. Duitsers waren eerder verenigd in Ameri-

ka dan in Duitsland. Met andere woorden, ze ontwikkelden pas een

nationaal bewustzijn toen ze een etnische minderheid werden in

een ander land. Zou dat ook voor Turken gelden of, met name, voor

Marokkanen? Is het niet zo dat de laatsten zichzelf in hun geboor-

teland als Berbers zagen? Dat ze zich pas in Nederland als Marokka-

nen begonnen te profileren? En als dat zo is, wat betekent dat dan?

Sommige Nederlanders winden zich vreselijk op over het ver-

240

Nederlandse assimilatie in de praktijk. Het verjaardagsfeestje van

Mark Verhagen (derde van links) geeft een aardig beeld van hoe geva-

rieerd de bevolking van Amsterdam inmiddels is, met een Surinaamse

Nederlander, een Marokkaanse Nederlander, een Chinees-Amerikaan-

se Nederlander, een Portugese Nederlander, twee niet-etnische jon-

gens en nog een Chinees-Amerikaanse Nederlander (Paul Verhagen).

Page 122: Frans Verhagen - The American Way

243

beperken we het begrip ‘allochtoon’ tenminste tot die immigran-

ten die uit de rimboe van Turkije, Marokko en diverse Afrikaanse

landen komen. Maar ondertussen gooit het woord ‘allochtoon’,

zoals het dagelijks door iedereen wordt gebruikt, alle etnische

groepen en meerdere generaties op één hoop. In één klap creëert

het ook een scheiding die, al of niet zo bedoeld, een ‘ons tegen

hen’-effect heeft.

Van dit woord weten we wel wanneer het in zwang kwam. Het

werd in 1989 gebruikt in het WRR-rapport Allochtonenbeleid. Het

netto-effect is enerzijds absurd – er vallen zo veel groepen onder

dat je er niets aan hebt –, anderzijds gemeen discriminerend,

omdat het wel duidelijk maakt dat er ook zoiets bestaat als

autochtonen – ‘eigen volk’. In Amerika zouden de nativisten het

bedacht kunnen hebben, in Nederland is het zomaar officieel

beleid. Eerder in dit boek hadden we het over ‘ras’ als sociale con-

structie. Zo is ook het woord ‘allochtoon’ een constructie, bedacht

door overheid en sociale wetenschappers om een heel grote, heel

verscheiden groep te duiden. We moeten er zo snel mogelijk

vanaf.

Als ik opinievormers hoor over ‘de’ islam en ‘de’ moslims dan

kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat daarmee precies het-

zelfde aan de hand is. Meestal bedoelen ze alle immigranten en

hun kinderen. Het is een woord zonder enige onderscheidende

waarde. Gemakzuchtig worden grote categorieën gebruikt die,

omdat ze een licht negatieve ondertoon hebben, meteen de rand-

voorwaarden van het debat bepalen. Er zit zelfs iets kwaadaardigs

in. In Amerikaanse literatuur over debat en communicatie noe-

men ze dat framing. Als je erin slaagt de termen van het debat te

bepalen (letterlijk) dan heb je het gevecht al half gewonnen. Beste

voorbeeld is natuurlijk de elegante coup die de antiabortusbewe-

ging pleegde door zich ‘pro life’ te gaan noemen. You get the

idea.

In Nederland zijn we niet gewend aan het idee van een streep-

jes-Nederlander. Misschien zullen we er nooit aan wennen, maar

mij lijkt het de meest eenvoudige manier om te onderkennen dat

je op heel veel manieren Nederlander kunt zijn. Als ongelovige,

242

Volgens sommige controversiële auteurs vormen Hispanics de groot-

ste bedreiging voor de Amerikaanse identiteit. In de praktijk ontwik-

kelen Hispanics zich net als iedere andere groep nieuwkomers tot een

volledig opgenomen groep die zich wel degelijk bewust is van zijn

etnische identiteit. De onderwerpen van Latingirl onderscheiden zich

niet van wat andere meisjestijdschriften te bieden hebben. Een voor-

beeld van voltooide assimilatie?

Page 123: Frans Verhagen - The American Way

gebruik weten te maken van de geboden onderwijsmogelijkheden

als middel om zich van een verstikkende omgeving los te maken. Ze

worden vaak gestimuleerd door hun moeders die al dan niet lijd-

zaam hebben ervaren dat zij die kansen niet kregen.

We zijn te ongeduldig. In plaats van die vooruitgang vast te stel-

len, te bezingen en erop voort te borduren, kijken we liever naar

een ander probleem. Ja, inderdaad, die tweede generatie doet het

minder goed dan leeftijdgenoten die geen immigratieachtergrond

hebben. Daar hebben opinieleiders die dit constateren, gelijk in.

Maar ik zeg: wat dan nog? Kijk naar de voortuitgang. Achterstand

wordt niet in één generatie goedgemaakt. Dat lijkt me logisch,

maar vaak wordt het als een probleem gepresenteerd.

Dat het tijd kost hebben we ook gezien in de Verenigde Staten,

hoewel Aziaten daarop misschien een uitzondering vormen. Maar

niet alle Aziaten (Chinezen gaan sneller dan Vietnamezen) en niet

alle mensen binnen één groep. Niet iedereen komt op de universi-

teit terecht – allicht niet, zou ik zeggen. We hebben ook gezien dat

geforceerde processen niet werken. Laat zwarten en Hispanics die

in vergelijkende examens niet zouden zijn geaccepteerd toe op uni-

versiteiten en hogescholen, en ze blijken te falen. De negatieve

gevolgen daarvan, in de vorm van stigmatisering en ondermijning

van zelfvertrouwen, zijn ernstiger dan welk voordeel je ook maar

kunt bedenken.

Biculturele jongeren Het is wat gemakkelijk om te zeggen

dat er niets nieuws onder de zon is, maar het was toch echt de his-

toricus Marcus Lee Hansen die in 1938 schreef dat het probleem

van de tweede generatie bestond uit ‘hoe je tegelijkertijd in twee

werelden kon wonen’. Natuurlijk heeft de tweede generatie pro-

blemen. Bendevorming door onze ‘kut-Marokkanen’ – even heel

grof gesteld – hangt samen met het zoeken naar identiteit. Ik wil

het niet bagatelliseren, maar ook niet problematiseren en het al

helemaal niet van toepassing verklaren op iedereen.

De werkloosheid onder tweedegeneratie-immigranten is hoger

dan gemiddeld en dat is een probleem. Enige verklarende facto-

ren: het ontbreekt hun aan voldoende sociaal, cultureel en infor-

245

opgegroeid in een katholiek milieu blijf ik cultureel gezien altijd

een katholieke jongen, maar vooral ben ik Nederlander. Wat is er

eigenlijk op tegen dat Turken, Marokkanen, Ghanezen, Surinamers

of welke etnische groep hun culturele component benadrukken?

Dus: Turks-Nederlands, Marokkaans-Nederlands, Ghanees-Neder-

lands en Surinaams-Nederlands.

De filosoof Michael Walzer heeft betoogd dat je eigenlijk alleen

maar Amerikaan kunt zijn als streepjes-Amerikaan. Met andere

woorden, iedere Amerikaan heeft een gelaagde identiteit waarvan

zijn Amerikaan-zijn maar een deel is – al is dat wel het deel dat

gemeenschappelijk wordt beleefd. Walzers punt is dat Amerika-

nen hebben gekozen voor politiek pluralisme én voor politieke

eenheid. ‘Als burgers hebben ze een mate van gelijkheid gevonden

die de realiteit van culturele verscheidenheid niet ter discussie

stelt,’ zegt Walzer. Hij meent dat dit alleen kon met streepjes. De

Ierse immigrant is tegelijk Iers en Amerikaan. Dat is anders dan

een Ier in Ierland en anders dan een niet-Ierse Amerikaan. Mij

dunkt dat we ook die kant op moeten voor etnische Nederlanders.

Koudwatervrees voor wat we ‘multiculturalisme’ zijn gaan noemen

en wat nu een negatieve bijklank heeft, mag niet verhinderen dat

mensen zowel hun Nederlanderschap als hun Turksheid, hun

zwartekousenaard, hun Fries-zijn of wat dan ook kunnen beleven.

Relax, het gaat vanzelf Door de Amerikaanse geschiedenis

heen zie je dat de tweede generatie het beter doet dan hun geïm-

migreerde ouders, en de derde generatie nog beter. Met andere

woorden, immigranten bereiken hun doel: een beter leven voor

hun kinderen en kleinkinderen. Dat is geen gegarandeerde uit-

komst, verre van dat, maar het leven in een hoger ontwikkelde

samenleving met beter en meer toegankelijk onderwijs, een flexi-

beler, opener en vooral sterker groeiende economie, biedt moge-

lijkheden te over om uit te breken. We zien ook dat dit tijd kost. De

zaak opjagen met positieve discriminatie of ‘hulp’ werkt averechts.

In Nederland gaat het ook zo. De tweede generatie immigranten

in Nederland doet het beter dan hun ouders. Soms spectaculair veel

beter. Net als in Amerika zijn het met name vrouwen die goed

244

Page 124: Frans Verhagen - The American Way

wel willen gebruiken, puur als sociologische term, om te meten en

te begrijpen wat er gaande is. Wie twijfelt aan het nut daarvan en

niet opziet tegen een beetje sociologische theorie, kan ik het boek

van Richard Alba en Victor Nee aanbevelen, The Remaking of the

American Mainstream. Als je de stadia van assimilatie bekijkt, dan

krijg je een veel geruster gevoel over de mate waarin etnische groe-

pen de Nederlandse samenleving in schuiven.

Zo is trouwen buiten de etnische groep een indicatie dat de assi-

milatie ver is gevorderd. De hele Amerikaanse geschiedenis laat dat

zien. Ik ben zelf getrouwd met een Chinees-Amerikaanse. Mijn

Amerikaanse vrienden en vriendinnen vormen, etnisch gezien, de

meest gevarieerde stellen. Maar ik heb ook vriendenkoppels die

graag binnen de warme Armeense, Oekraïense of joodse gemeen-

schap blijven. Ieder zijn meug. Kijk gewoon naar onze eigen ver-

zuilde samenleving – dat is sowieso goed om te zien hoe snel din-

gen kunnen gaan. Was het veertig jaar geleden nog ongebruikelijk

om met een niet-geloofsgenoot te trouwen – twee geloven op één

kussen daar slaapt de duivel tussen –, ik heb niet de indruk dat het

tegenwoordig nog een grote rol speelt.

Alle ervaringen wijzen erop dat intermarriage, zoals het officieel

heet, zal toenemen. Mijn eigen kinderen zijn half Chinees, half

blank, als je het in raciale termen uit wilt drukken. En ja, in Zuid-

Californië, bij grandpa en grandma in de Chinese voorsteden, zijn

ze zich daar meer van bewust dan in Amsterdam. Maar ze zijn er

zich vooral níét van bewust. Het interesseert ze geen lor. Ik zie

Marokkaanse en Turkse Nederlanders niet heel snel in grote aantal-

len met niet-etnische Nederlanders trouwen – of met elkaar – maar

het zal ooit gebeuren. Het is onontkoombaar, vraag maar aan mijn

schoonouders.

Politieke integratie in sneltreinvaart Ten slotte een ter-

rein waarop Nederland het beter doet dan Amerika: de politiek.

Door ons politieke systeem, meer gebaseerd op partijen en intern

nomineren dan op het verwerven van een persoonlijke achterban,

zijn etnische Nederlanders razendsnel in de politiek doorgedron-

gen. We hebben een opmerkelijk hoog aantal etnische Nederlan-

247

matiekapitaal – om te spreken in de termen van Robert Putnam. Er

wordt vast gediscrimineerd. Maar niemand weet of er structurele

achterstand en werkloosheid is. Daarvoor is het simpelweg te

vroeg.

Amerikanen hebben al heel wat tweede en derde generaties

hun weg zien zoeken én vinden in hun samenleving. Mij lijkt het

cruciaal te voorkomen dat tieners die slechte beslissingen nemen

in een vicieuze cirkel terechtkomen. De remedie daartegen is het

bieden van tweede, derde, vierde en vijfde kansen. Je moet altijd

weer kunnen terugstappen in het dagonderwijs, in de vakopleidin-

gen. Nooit geven we iemand op.

Als assimilatie grote risico’s oplevert of als je de prijs ervoor

heel hoog maakt, doordat een nieuwkomer veel moet opofferen,

dan is het onwaarschijnlijk dat veel mensen die stap zullen maken.

Ook niet in de tweede generatie. Met andere woorden, als je het

onaantrekkelijk maakt om in te stappen, dan zal het niet gebeu-

ren. Gemeten over een langere periode zal assimilatie altijd aan-

trekkelijk zijn vanwege de mogelijkheden die in de maatschappij

beschikbaar zijn. Maar dan moeten de immigranten en hun naza-

ten wel het idee hebben dát die mogelijkheden er voor hen zijn –

ze mogen niet te gemakkelijk zeggen of kunnen zeggen dat ze

tegengewerkt worden. Dat excuus moet niet mogelijk zijn. Verstan-

dig en niet-stigmatiserend beleid is dus nog steeds het reduceren

van barrières. Het bieden van kansen.

Multicultureel? Maar natuurlijk! We moeten ophouden van

het ingeburgerde begrip ‘multiculturele samenleving’ een gepoliti-

seerde beleidsterm te maken. Nederland ís multicultureel. Ieder

immigratieland is dat en zelfs als we geen immigranten hadden, zo

heb ik betoogd, dan zou Nederland behoorlijk multicultureel zijn.

Een samenleving kan heel goed functioneren met al die culturen

naast elkaar. Er is meer wat ons bindt dan wat ons scheidt. Dat is de

belangrijkste les die ik trek uit wat ik in Amerika in alle etnische

gemeenschappen zie gebeuren.

Ook vind ik het jammer dat de politiek-correcte scherpslijpers

het begrip ‘assimilatie’ in de ban hebben gedaan. Ik zou het juist

246

Page 125: Frans Verhagen - The American Way

tamelijk geserreerd en doordacht de balans opgemaakt van veertig

jaar immigratie in Nederland en geconcludeerd dat het zo gek nog

niet ging. Dat dit niet de boodschap was die de politiek wilde horen,

doet niets af aan de feitelijke vaststellingen.

Het rapport is veel interessanter dan het in media is gekenschetst

en geeft een heel aardig beeld van de situatie in Nederland. Zo stel-

de een inwoner uit Amsterdam die door de commissie werd gehoord

dat het integratiebeleid van de afgelopen dertig jaar alleen is mis-

lukt als je het bekijkt door de maakbaarheidsbril. Het is waar dat het

beleid niet de verwachte of gewenste resultaten heeft opgeleverd.

Maar, zo vervolgde hij, de werkelijke integratie is in de afgelopen

dertig jaar helemaal niet zo slecht verlopen. De tweede generatie

doet het op school best goed. Deze man had gelijk. Vergeet die

maakbaarheid. De samenleving maakt zichzelf.

De Nederlandse politicoloog Ruud Koopmans heeft vergelijkend

onderzoek gedaan naar de sociaal-economische positie van migran-

ten in Duitsland en Nederland. ‘Helemaal niets doen was misschien

beter geweest,’ concludeert hij. Op alle punten waarop hij Duitsland

vergelijkt met Nederland, blijkt ons land slechter te scoren, ondanks

het feit dat we veel meer geld uitgeven en veel meer beleid maken.

Koopmans was er geschokt over, vertelt hij in De Groene Amster-

dammer. ‘Ook ik had verwacht dat wij het goed zouden doen,

omdat ons systeem een schoolvoorbeeld leek van de beste weg tot

integratie: wij kennen zowel de groep als het individu maximale

eigen rechten toe. Het idee is dat als je politiek-culturele integratie

van de groep faciliteert, dat vanzelf leidt tot sociaal-economische

integratie. (…) Het model van een eigen zuil werkte vroeger wel

voor minderheidsgroeperingen maar is voor integratie van immi-

granten totaal ongeschikt gebleken.’

Heeft de Nederlandse verzorgingsstaat juist geleid tot segrega-

tie en uitsluiting? Volgens Koopmans heeft het systeem elke zelf-

redzaamheid en zelfwerkzaamheid eruit weggenomen, met

enthousiaste hulp van de welzijnswerkers. Niets hoefde, de sociale

zekerheid werd op een presenteerblaadje aangeboden. ‘Goed

bedoeld maar betuttelend en beteugelend,’ stelt hij vast.

Ik zeg het hem na. De Amerikaanse immigratiegeschiedenis

249

ders van de eerste generatie – geboren in het buitenland – in de

Tweede Kamer, zoals Ayaan Hirsi Ali (tot mei 2006), Fatma Koser

Kaya, Nebahat Albayrak, Khadija Arib, Naïma Azough, Fadime Örgü,

Farah Karimi, Coskun Çörüz en Nihat Eski – en dan laat ik Surinaam-

se Nederlanders maar even buiten beschouwing. Zou het toeval zijn

dat zeven van de negen vrouw zijn, of bevestigt het mijn stelling dat

vrouwen goed zijn in het gebruiken van geboden kansen?

Het Nederlandse politieke systeem maakt het relatief gemakkelijk

om een voorkeursbeleid te voeren. Politieke partijen zijn weliswaar

gesloten voor outsiders, maar zijn die eenmaal doorgedrongen, dan

kan een partij veel gemakkelijker een bepaald aantal of een bepaald

percentage van een gewenste groep op een verkiesbare plaats zet-

ten. Daardoor krijgt mogelijke discriminatie door het brede publiek

geen kans. Je stemt immers op een lijst, niet op individuele perso-

nen. In de Verenigde Staten waar de persoon direct zijn of haar zaak

moet verkopen, is het voor kiezers veel gemakkelijker om op etni-

sche of raciale gronden mensen te verwerpen. Het duurde dan ook

veel langer voor etnische en raciale groepen om zelfs maar evenre-

dig vertegenwoordigd te zijn. Sinds de gemeenteraadsverkiezingen

in 2006 heeft in Nederland ook op plaatselijk niveau een doorbraak

plaatsgevonden. Er wordt nooit op getamboereerd, maar ik denk

eigenlijk dat we behoorlijk trots mogen zijn op deze mate van verte-

genwoordiging.

We hebben gezien dat in Amerika met name de Ieren snel hun

stemmen konden gebruiken en dat ook deden. Dat leverde vooral

baantjes op en niet zozeer politieke vertegenwoordiging. In het

algemeen kun je wel zeggen, denk ik, dat ook in Nederland de over-

heid als werkgever voor nieuwkomers het gemakkelijkst is te pene-

treren. Maar het proces is heel anders dan wat Tammany Hall prakti-

seerde. Het is geen cliëntelisme – dat praktiseren we in Nederland

alleen op het hoogste niveau van baantjes verdelen.

Niets doen was misschien beter geweest Deze conclu-

sies zijn niet revolutionair. Ik zou haast zeggen dat iedereen die het

onderwerp bestudeert tot dezelfde vaststellingen zal komen. Dat is

ook gebeurd in het rapport van de commissie-Blok. Daarin werd

248

Page 126: Frans Verhagen - The American Way

Epiloog

Geduld:het komt vanzelf wel goed

Laten we ten slotte onze openingsvraag nog eens tegen het licht

houden: wat kunnen we van deze Amerikaanse ervaringen opste-

ken? Heel wat, zou ik zeggen. Vooral dat ons bescheidenheid past.

In vele opzichten. Amerika laat zien dat immigratie en integratie

een complex en langdurig proces is. Hoe het precies verloopt kan

niemand voorspellen. Weliswaar is er een aantal grote lijnen te ont-

dekken, maar daaruit zijn geen pasklare lessen te trekken. De enige

echte les is eenvoudig: we moeten geduld hebben.

Het is een leerzame geschiedenis, al was het alleen maar omdat

de ervaring van deze ‘nation of nations’, het immigratieland bij uit-

stek, niet zonder meer een hoeraverhaal is. Amerika heeft vele gol-

ven immigranten opgenomen. Maar vanzelf ging dat niet. Iedere

nieuwe groep heeft ervoor moeten vechten. Soms letterlijk, met de

autochtonen, soms met zichzelf, soms tegen officiële discriminatie,

soms tegen de zachte maar onmiskenbare weerzin tegen buitenlan-

ders.

Bescheidenheid past ons, en vooral politici. Een pasklaar en

effectief overheidsbeleid is onmogelijk vanwege ons gebrekkige

inzicht in immigratie- en integratieprocessen. Het is net een water-

bed: als je ergens linksonder drukt gaat er rechtsboven wat

omhoog, druk je dat weer terug dan komt er onderaan een uitstul-

ping. Elk beleid heeft onvoorziene gevolgen, maar integratiebeleid

spant de kroon. Dat zou politici en beleidsmakers (ook de adviseurs

in hun ivoren torens) tot bescheidenheid moeten nopen. Wie aan-

kondigt op dit terrein in vier jaar of minder een welomschreven

resultaat te gaan bereiken is een leugenaar of een gevaarlijke dom-

merik.

Verder past ons bescheidenheid omdat we de menselijke natuur

251

brengt mij tot de conclusie dat beleid nauwelijks van invloed is op

de integratie en assimilatie van de tweede en derde generatie.

Niet dat de overheid zich helemaal afzijdig moet houden, maar

altijd moeten twee vragen gesteld worden: heeft dit zin en werkt

het niet averechts? Duidelijke en strakke normhandhaving voor

alle Nederlanders helpt. Natuurlijk. Maar verder verdient generiek

beleid, zoals goed onderwijs, een flexibele en open arbeidsmarkt,

veel derde, vierde kansen, en in het algemeen het verbeteren van

de randvoorwaarden in de samenleving, de voorkeur boven speci-

fieke etnische projecten. En altijd moet de overheid zich afvragen

of géén beleid maken niet verstandiger is. Het is niet de meest

voor de hand liggende vraag die politici zich stellen, wel een heel

belangrijke.

Want de allerbelangrijkste vaststelling is dat processen vanzelf

gaan. Dat mensen echt de kansen grijpen die zich voordoen. Dat

goedbedoelde hulp vooral veel schade aanricht. Laten we integra-

tiebeleid afschaffen. Laten we vooral beleid voeren op sociaal-eco-

nomisch terrein, investeren in onderwijs en in ander beleid dat de

randvoorwaarden verbetert. Integreren, dat gaat vanzelf.

250

Page 127: Frans Verhagen - The American Way

Na een moeizame start zijn we in Nederland druk bezig met de

herziening van de verzorgingsstaat. Aan de orde is hier de vraag of

we het onze eigen immigranten en hun kinderen met onze veelge-

prezen verzorgingsstaat niet vreselijk moeilijk hebben gemaakt om

hier hun draai te vinden. Immigranten met bestemming Amerika

komen in een land zonder veel voorzieningen (hoewel het niveau

daarvan reuze meevalt) en toch komen ze met miljoenen tegelijk.

Ze werken hard, voelen zich verantwoordelijk voor zichzelf en zijn

trots op het resultaat – of intens teleurgesteld, want vanzelf spreekt

er niets. Op zijn minst kunnen we vaststellen dat immigranten en

hun kinderen er niet gehinderd worden door het ontbreken van

een verzorgingsstaat, maar ik zou wel verder willen gaan en con-

cluderen dat dit een positieve factor is in hun ontwikkeling.

Leve de opschudding De Amerikaanse geschiedenis is een

feest der herkenning. Bijna alles wat we in Nederland tegenkomen,

hebben Amerikanen wel eens zien passeren. Of zelfs herhaaldelijk

zien passeren.

Dat geldt ook voor het refrein van Geert Wilders en de zijnen.

Nieuwkomers zijn altijd en per definitie onruststokers, simpelweg

omdat ze de status quo veranderen. Ik denk dat het goed is dat de

bestaande orde zo nu en dan wordt opgeschud. Het lied van Wil-

ders was al te horen in 1753, bij de eerbiedwaardige Benjamin

Franklin, die beter had moeten weten. Bij John Adams die partijpo-

litiek bedreef. Bij de antikatholieke activisten in de jaren vijftig van

de negentiende eeuw. Bij de bezorgde lieden die aan het einde van

die eeuw meenden dat ongeletterde en arme Oost-Europeanen en

Italianen de kwaliteit van Amerika zouden bezoedelen. We hoor-

den het in de jaren zestig en zeventig toen Aziaten uit diverse lan-

den Amerika kwamen verrijken. We horen het de afgelopen vijftien

jaar over de Latino’s. De Amerikaanse geschiedenis biedt ons tallo-

ze voorbeelden van onze-cultuur-wordt-bedreigd-verhalen. Maar

gelukkig leert die geschiedenis ons ook dat het altijd indianenver-

halen waren. Wat ik ervan leer, en ik hoop daarvan iets te hebben

overgedragen, is dat we vooral geduld moeten hebben. In de loop

van de tijd lossen de meeste sociale problemen die met immigratie

253

zo weinig kunnen doorgronden. Sociale processen, oké, daar zit in

elk geval een lijn in, maar hoe mensen omgaan met de hand die zij

gedeeld krijgen: niemand die het weet. Wel concludeer ik dat de

verzorgingsstaat die we na de Tweede Wereldoorlog hebben ont-

wikkeld eerder een hindernis dan een hulp was voor de immigran-

ten en hun kinderen die naar Nederland kwamen. Voor mijzelf

geldt dat ik krachtig de in de jaren tachtig in Amerika gemeengoed

geworden gedachte omarm dat mensen prikkels nodig hebben om

goed te functioneren, dat ze uitgedaagd en opgepord moeten wor-

den om het optimale uit zichzelf te halen. Begin jaren tachtig

schreef ik een artikel voor Intermagazine over de nieuwe denkers,

die waarschuwden voor overheden die alles maakbaar achtten en

optraden onder de naam neoconservatieven. De werkelijkheid was

weerbarstiger, riepen ze. Sterker, het gevoerde beleid leverde vaak

een onbedoeld en vaak ongewenst resultaat op. Zoals een van de

voormannen van deze groep het toen stelde: neoconservatieven

zijn liberals (progressieven) wier zakken zijn gerold door de werke-

lijkheid. Oftewel, goede bedoelingen zijn niet voldoende. Wat mij

betreft zouden álle Nederlanders sceptisch moeten zijn ten aanzien

van de verzorgingsstaat. Veel te snel bieden we hulp, nemen we

prikkels weg, geven we subsidie en proberen we de levens van men-

sen te sturen. Regeling zus, loopbaanplanning zo, levensloop, pen-

sioenregeling, uitkering – het is allemaal zo ontmoedigend. Goed-

bedoeld gerommel met desastreuze gevolgen.

Ons halfzachte beleid heeft er ook toe geleid dat etnische Neder-

landers gemankeerd inspelen op onze economie. Zo komt het voor

dat ze vasthouden aan looneisen die hun kansen op werk bemoeilij-

ken – vanuit de gedachte dat ze evenveel moeten verdienen als hun

leeftijdgenoten, ook al zijn ze minder gekwalificeerd. Ik noem dit

maar de ‘respectfactor’, ter ere van voetballers die afgezien van

hun vaardigheid aan de bal geen enkele reden hebben om respect

te verdienen en dat toch eisen. Een restaurant beginnen zonder

ooit ergens gewerkt te hebben: een mooi ideaal, maar volstrekt

onrealistisch. Bij sollicitatiegesprekken je pet of je capuchon afzet-

ten, rechtop zitten, met twee woorden spreken: het blijkt vaak

moeilijk te zijn. Daar moeten we niet al te veel begrip voor hebben.

252

Page 128: Frans Verhagen - The American Way

Nawoord

Dit boek is het product van een kwart eeuw omgang met Amerika

in de breedste zin. Iedereen zou een tijd in het buitenland moeten

wonen, dat scherpt de kijk op de eigen samenleving. Laat ik daar-

om een verlaat dankwoord richten tot de Fulbright Commission die

mij indertijd in staat stelde om in Amerika te gaan studeren. Ik kan

het iedereen van harte aanraden. De socioloog Alan Silver van

Columbia University deed me realiseren dat political sociology mijn

‘ding’ is. Nog steeds ben ik schatplichtig aan de hoofdredacteuren

die mij de kans gaven Amerika te ontdekken en erover te schrijven:

Flip Vuijsje, Bert Vuijsje en Hendrik Jan Schoo.

Het zetje om met dit onderwerp aan de slag te gaan werd gege-

ven door een uitnodiging van de Mozes en Aäronkerk in Amster-

dam om een lezing over immigratie te houden. De reacties op het

lange artikel dat vervolgens in Trouw werd geplaatst, gaven me de

stimulans om door te gaan. Monique Knapen, destijds directeur van

het John Adams Institute, stelde me in staat om eind 2005 mijn

ideeën te testen in lezingen en discussiebijeenkomsten voor mid-

delbare scholen onder de vlag van de Quincy Club, de scholierenaf-

deling van het John Adams Institute. De discussies met leerlingen,

docenten en Amerikaanse uitwisselingsstudenten waren niet alleen

aangenaam maar vooral ook bijzonder verhelderend.

In het kader van dit boek waren en zijn mijn Amerikaanse fami-

lie, vrienden en gesprekspartners de belangrijkste bron van infor-

matie en inspiratie. Een ereplaats komt daarin toe aan Donald en

Jenny Kao, en mijn vrouw Karen Kao, die me lieten kennismaken

met de Chinees-Amerikaanse wereld. Mijn ‘allochtone’ kinderen,

Paul en Mark, hebben met hun multiculturele ervaring op de uitste-

kende Zevende Montessori School bijgedragen aan mijn verlich-

ting. Verjaardagspartijtjes en voetbalelftallen van jongens met

255

gepaard gaan, zichzelf op. Je kunt er verdraaid weinig aan doen. De

overheid moet niet te actief zijn en vooral de oude vuistregel voor

artsen in het achterhoofd houden: richt geen schade aan. En laten

we bovenal geduld hebben. Het komt vanzelf wel goed.

254

Page 129: Frans Verhagen - The American Way

Literatuur

Achtergrondinformatie over specifieke onderwerpen in dit boek,

zoals uitgebreide biografische artikelen en historische verhalen, is

te vinden op www.amerika.nl/immigratieboek.

Alba, Richards en Victor Nee, Remaking of the American Main-

stream. Assimilation and Contemporary Immigration. Cam-

bridge, 2003.

Ambrose, Stephen, Eisenhower. Solider, General of the Army, Presi-

dent-Elect. 1890-1952. New York, 1983.

Ambrose, Stephen, Nothing Like It. The Men Who Built the

Transcontinental Railroad 1863-1869. New York, 2000.

Anderson, Benedict, Imagined Communities. Reflections on the

Origin and Spread of Nationalism. London, 1983.

Angrist, Joshua en Adriana Kugler, ‘Protective or Counter-Produc-

tive? Labour Market Institutions and the Effect of Immigration

on EU Natives’ in: Economic Journal, juni 2003.

Banfield, Edward C., The Moral Basis of a Backward Society. New

York, 1958.

Barone, Michael, The New Americans. How the Melting Pot Can

Work Again. Washington, 2001.

Bayor, Ronald (red.), Race and Ethnicity in America, New York,

2003.

Bell, Daniel, The End of Ideology. New York, 1965.

Bodnar, John, The Transplanted. A History of Immigrants in Urban

America. Bloomington, 1985.

Brink, Gabriel van den, Tekst, traditie of terreur? Naar een mod-

erne visie op de islam in Nederland. Utrecht, 2004.

Brooks, David, On Paradise Drive. How We Live Now (And Always

Have) in the Future Tense. New York, 2004.

257

namen als Casper, Mohammed, Amir, Ward, Jan, Jahid, Kerim, Rik

en Benjamin maakten me bewust van onze eigen immigratiesa-

menleving – als de zwemles in het Sportfondsenbad Amsterdam-

West dat al niet had gedaan.

Dit boek is de weerslag van jaren lezen en studeren, maar dat ik

er meer dan een halfjaar fulltime mee bezig kon zijn is te danken

aan de financiële steun van het Fonds voor Bijzondere Journalistie-

ke Projecten en de Stichting Democratie en Media. Dankzij hun bij-

drage kon ik mijn activiteiten als mediatrainer en communicatiead-

viseur bij BDRP tijdelijk op een laag pitje zetten. Will Tinnemans,

met wie ik samenwerkte bij Intermediair en die nu weer collega is

bij BRDP, was zo vriendelijk om mee te lezen en commentaar te

geven. Dat deden ook Marc van Gestel, Marko Cortel, Alfons Lam-

mers en bij Nieuw Amsterdam Uitgevers Kees Noorda, Henk ter

Borg en de onvermoeibare Ton van Luin. Dank aan allen.

Ten slotte wil ik dit boek opdragen aan ons moeder. Als Brabant-

se jongen uit een katholiek verzuild nest heb ik de sociologie van

Nederland van jongs af aan meegekregen – al was dat zeker niet zo

bedoeld. Hoewel ik niet gelovig ben, blijf ik altijd een katholieke

jongen. Juist ja, een streepjes-Nederlander.

256

Page 130: Frans Verhagen - The American Way

Gabaccia, Donna, Immigration and American Diversity. A Social

and Cultural History. Malden, 2002.

Gambino, Richard, Blood of my Blood. The Dilemma of the Italian-

Americans. New York, 1974.

Gerstle, Gary, American Crucible. Race and Nation in the Twentieth

Century. Princeton, 2002.

Gestle, Gary en John Mollenkopf (red.), E Pluribus Unum, Contem-

porary and Historical Perspectives on Immigrant Political Incor-

poration. New York, 2001.

Glazer, Nathan (red.), Clamor at the Gates. The New American

Immigration. San Francisco, 1985.

Glazer, Nathan en Daniel Patrick Moynihan, Beyond the Melting

Pot. The Negroes, Puerto Ricans, Jews, Italians, and Irish of New

York City. (2e editie), New York, 1970.

Glazer, Nathan en Daniel Patrick Moynihan, Beyond the Melting

Pot. The Negroes, Puerto Ricans, Jews, Italians, and Irish of New

York City. Cambridge, 1963.

Glazer, Nathan, Ethnic Dilemmas 1964-1982. Cambridge, 1983.

Glazer, Nathan, We are all Multiculturalist Now. Cambridge, 1997.

Gleason, Philip, Speaking of Diversity. Language and Ethnicity in

Twentieth-Century America. Baltimore, 1992.

Gordon, Milton, Assimilation in American Life. The Role of Race,

Religion and National Origins. New York, 1964.

Goudappel, Annerieke, De gebroeders Kaygun. Omzwervingen van

een Koerdische familie. Amsterdam, 2005.

Gowricharn, Ruben (red.), Binnen de grenzen. Immigratie,

etniciteit en integratie in Nederland. Utrecht, 1993.

Greeley, Andrew, That Most Distressful Nation. The Taming of the

American Irish. Chicago, 1972.

Halter, Marilyn, Shopping for Identity. The Marketing of Identity.

New York, 2000.

Handlin, Oscar, Boston’s Immigrants. A Study in Acculturation.

Cambridge, 1959.

Handlin, Oscar, The Uprooted. The Epic Story of the Great Migra-

tions That Made the American People. (2e editie) New Jersey,

2002.

259

Bruns, Ric en James Sanders, New York. An Illustrated History. New

York, 1999.

Buenker, John D. en Lorman A. Ratner (red.), Multiculturalism in

the United States. A Comparative Guide to Acculturation and

Ethnicity. New York, 2005.

Bukowczyk, John, And My Children Did Not Know Me, Blooming-

ton, 1987.

Cahan, Abraham, The Rise of David Levinksy. New York, 1917.

Charles H. Mindel, Robert W. Habenstein en Roosevelt Wright Jr.,

Ethnic Families in America. Patterns and Variations. New Jersey,

1988.

Child, Irvin. Italian or American? The Second Generation in Con-

flict. New Haven, 1943.

Coffey, Michael (red.), The Irish in America. New York, 1997.

Coser, Lewis, Masters of Sociological Thought. Ideas in Historical

and Social Context. New York, 1971.

Dalrymple, Theodore, Leven aan de onderkant. Het systeem dat de

onderklasse instandhoudt. Utrecht, 2004.

Daniels, Roger en Otis L. Graham, Debating American Immigration,

1882-present. New York, 2001.

Daniels, Roger, Coming to America. A History of Immigration and

Ethnicity in American Life. New York, 1991.

Daniels, Roger, Guarding the Golden Door. American Immigration

Policy and Immigrants since 1882. New York, 2004.

Delanty, Gerard en Chris Rumford, Rethinking Europe. Social Theo-

ry and the implications of Europeanization. London, 2005.

Dinnerstein, Leonard, Roger Nichols en David Reimers, Natives and

Strangers. A Multicultural History of Americans. Oxford, 1996.

Dirda, Michael, Readings. Essays and Literary Entertainments. New

York, 2000.

Farrell, James T., Studs Lonigan. A Triology. Boston, 1938.

Feldstein, Stanley en Lawrence Costello (red.), The Ordeal of Assimi-

lation. A Documentary History of the White Working Class

1830’s to the 1970’s. New York, 1974.

Foner, Nancy, From Ellis Island to JFK. New York’s Two Great Waves

of Immigration. New York, 2000.

258

Page 131: Frans Verhagen - The American Way

verlening. Amsterdam, 2002.

Kuijpers, Erika, Migrantenstad. Immigratie en de sociale ver-

houdingen in 17e-eeuws Amsterdam. Hilversum, 2005.

Kymlicka, Will, Multicultural Citizenship. A Liberal Theory of

Minority Rights. Oxford, 1995.

Lavender, David, California. Land of New Beginnings. New York,

1972.

Levi, Carlo, Christ stopped at Eboli. Londen, 1949, (vert. Christus

kwam niet verder dan Eboli, Utrecht, 2000).Lewis, Ethan, How

Did the Miami Labour Market Absorb the Mariel Immigrants?

Leyburn, James, The Scotch Irish. A Social History. Chapel Hill,

1962.

Loewen, James, The Mississippi Chinese. Between Black and White.

Cambridge, 1971.

Louie, Vivian S., Compelled to Excel. Immigration, Education, and

Opportunity among Chinese Americans. Stanford, 2004.

Lowy, Jonathan, The Temple of Music. A Novel. New York, 2004.

Lucas, Henry, Dutch Immigrant Memoirs and Related Writings.

(2 dln.) Assen, 1955.

Lucas, Henry, Netherlanders in America. Dutch Immigration to the

United States and Canada, 1789-1950. Londen, 1955.

Lucassen, Leo (red.), Amsterdammer worden. Migranten, hun

organisaties en inburgering, 1600-2000. Amsterdam, 2004.

Mangione, Jerre, Mount Allegro. A Memoir of Italian American Life.

New York, 1942.

Mau Dicker, Laverne, The Chinese in San Francisco. New York, 1979.

Min, Pyong Gap en Mehdi, ‘United States. The Entrepreneurial Cut-

ting Edge’ in: Robert Kloosterman en Jan Rath (red.), Immigrant

Entrepreneurs. Venturing Abroad in the Age of Globalization.

New York, 2003

Morris, Charles, American Catholic. The Saints and Sinners who

Built America’s Most Powerful Church. New York, 1997.

O’Connor, Joseph, Star of the Sea. Farewell to Old Ireland. (Roman.)

Londen, 2003.

O’Grady, Joseph, How the Irish Became Americans. New York, 1973.

Obdeijn, Herman en Paolo De Mas, De Marokkaanse uitdaging. De

261

Hansen, Jonathan M., The Lost Promise of Patriotism, Debating

American Identity, 1890-1920. Chicago, 2003.

Hansen, Marcus Lee, The Immigrant in American History. Cam-

bridge, 1942.

Herberg, Will, Protestant, Catholic, Jew. An Essay in American Reli-

gious Sociology. (Revised edition.) New York, 1960.

Higham, John, Strangers in the Land. Patterns of American

Nativism, 1860-1925. (2nd edition.) New York, 1988.

Hine, Lewis, America & Lewis Hine. Photographs, 1904-1940. New

York, 1977.

Hirschman, C., P. Kasinitz en J. DeWind (red.), The Handbook of

International Migration. The American Experience. New York,

1999.

Hoe nu verder? 42 visies op de toekomst van Nederland na de

moord op Theo van Gogh. Utrecht, 2005.

Huntington, Samuel, Who Are We? The Challenges to America’s

National Identity. New York, 2004.

Ignatieff, Michael, Blood & Belonging. Journeys into the New

Nationalism. New York, 1993.

Ireland, Patrick, Becoming Europe. Immigration, Integration and

the Welfare State. Pittsburgh, 2004.

Jacoby, Tamara (red.) Reinventing the Melting Pot. The New Immi-

grants and What It Means to be American. New York, 2004.

King, Desmond, Making Americans. Immigration, Race, and the

Origins of the Diverse Democracy. Cambridge, 2000.

Kraut, Alan M., Silent Travelers. Germs, Genes, and the ‘immigrant

menace’. New York, 1994.

Krickus, Richard, Pursuing the American Dream. White Ethnics and

the New Populism. New York,1976.

Kroes, Rob, Naar het beeld van de vrijheid. Immigranten en Ameri-

ka. Amsterdam, 1986.

Kroes, Rob, Nederlandse pioniers in het Amerikaanse westen. De

geschiedenis van Amsterdam, Montana. Amsterdam, 1989

Kroes, Rob, The Persistence of Ethnicity. Dutch Calvinist Pionieers

in Amsterdam, Montana. Chicago, 1992.

Kromhout, Mariska, Marokkaanse jongeren in de residentiële hulp-

260

Page 132: Frans Verhagen - The American Way

Shorto, Russel, Nieuw Amsterdam. Eiland in het Hart van de

Wereld. Amsterdam, 2004.

Sollors, Werner, Theories of Ethnicity. A Classical Reader. New York,

1996.

Sowell, Thomas, Ethnic America. A History. New York, 1981.

Starr, Kevin, Americans and the California Dream, 1850-1915. New

York, 1973.

Swierenga, Robert P. (red.), The Dutch in America. Immigration,

Settlement, and Cultural Change. New Brunswick, 1985.

Swierenga, Robert P., Donald Sinnema en Hans Krabbendam (red.),

The Dutch in Urban America. The Association for the Advance-

ment of Dutch-American Studies, Fourteenth Biennial Confer-

ence Papers. Holland, 2004.

Takaki, Ronald, Strangers from a Different Shore. A History of Asian

Americans. (Updated and Revised Edition.) New York, 1998.

Taylor, Alan, American Colonies. The Settling of North America.

New York, 2001.

Taylor, Philip, The Distant Magnet. European Emigration to the

USA. Londen, 1971.

Teachout, Terry, The Skeptic. A Life of H.L. Mencken. New York,

2002.

Thernstrom, Stephan (red.), Harvard Encyclopedia of American

Ethnic Groups. Cambridge, 1980.

Tinnemans, Will, Een gouden armband. Een geschiedenis van

mediterrane immigranten in Nederland (1945-1994). Utrecht,

1994.

Turner, Fredrick Jackson, The Frontier in American History. New

York, 1921.

US Department of State, Society & Values Journal. The United States

in 2005. Who We Are Today. US State Department, Washington,

2005.

Veenman, J. (red.), Keren de kansen? De tweede-generatie allochto-

nen in Nederland. Assen, 1996.

Walker, Mack, Germany and the Emigration. 1816-1885. Cam-

bridge, 1964.

White, Theodore, The Making of the President 1960. New York, 1961.

263

tweede generatie in een veranderend Nederland. Utrecht, 2001.

Park, Robert E. en Herbert A. Miller, Our World Traits Transplanted.

New York, 1921.

Pitkin, Thomas, Keepers of the Gate. A History of Ellis Island. New

York, 1975.

Portes, Alejandro en Rubin Rumbaut, Immigrant America. A Por-

trait. New York, 1996.

Potter, David, The Impending Crisis. 1848-1961. New York, 1976.

Prestowitz, Clyde, Rogue Nation, American Unilateralism and the

Failure of Good Intentions. New York, 2003.

Putnam, Robert, Bowling Alone. The Collapse and Revival of Ameri-

can Community. New York, 2001.

Quan, Robert Seto, Lotus Among the Magnolias. The Mississippi

Chinese. Jackson, 1982.

Raban, Jonathan, Bad Land. An American Romance. New York,

1996.

Rauchway, Eric, Murdering McKinley. The Making of Theodore Roo-

sevelt’s America. New York, 2003.

Rauschenbush, Winifred, Robert E. Parker. Biography of a Sociolo-

gist. Durham, 1979.

Reimers, David M., Other Immigrants. The Global Origins of the

American People. New York, 2005.

Reimers, David M., Still the Golden Door. The Third World Comes to

America. New York, 1985.

Rumbaut, Ruben en Alejandro Portes, Ethnicities. Children of

American Immigrants in America. New York, 2001.

Rumbaut, Ruben en Alejandro Portes, Legacies. The Story of the

Immigrant Second Generation. New York, 2000.

Sassen, Saskia, Guests and Aliens. New York, 1999.

Schlesinger Jr., Arthur M., The Disuniting of America. New York,

1992.

Schulman, Bruce J., The Seventies, The Great Shift in American Cul-

ture, Society and Politics. New York, 2002.

SCP/WODC/CBS, Jaarrapport Integratie 2005. Den Haag, 2005.

Shipler, David K., The Working Poor. Invisible in America. New

York, 2004.

262

Page 133: Frans Verhagen - The American Way

Illustratieverantwoording

10 Library of Congress, Murdering McKinley. The Making of

Theodore Roosevelt’s America, Eric Rauchway, Hill and Wang

2003.

12 Massachusetts Historical Society, idem.

22 The New York Times, Naar het beeld van de vrijheid. Migran-

ten en Amerika, De Bataafsche Leeuw 1986.

44 The American Past. A History of the United States from Con-

cord to Hiroshima, 1775-1945, Simon and Schuster 1947.

50 How We Lived. A Documentary History of Immigrants Jews in

America 1880-1930, Richard Marek Publishers 1979.

64 New York Public Library, Local History & Genealogy Division,

Strangers at the Door, The Chatham Press 1971.

67 Immigration History Research Center, Dutch Immigrant

Women in the United States, 1880-1920, University of Illinois

Press 2002.

73 Naar het beeld van de vrijheid. Migranten en Amerika, De

Bataafsche Leeuw 1986.

74 Southern Pacific Transportation Company, The Chinese in

San Francisco. A Pictorial History, Laverne Mau Dicker, Dover

Publications Inc. 1979.

77 The American Past. A History of the United States from Con-

cord to Hiroshima, 1775-1945, Simon and Schuster 1947.

84 New York Public Library, Local History & Genealogy Division,

Strangers at the Door, The Chatham Press 1971.

86 How the Other Half Lives, Jacob A. Riis, Dover Publications

1971.

88 How the Other Half Lives, Jacob A. Riis, Dover Publications

1971.

89 How the Other Half Lives, Jacob A. Riis, Dover Publications

1971.

265

Whyte, William Foote, Street Corner Society. The Social Structure of

an Italian Slum. (Fourth Edition.) Chicago, 1993.

Wittke, Carl, We Who Built America. The Saga of the Immigrant.

New York, 1939.

Wolfe, Alan, ‘Native Son. Samuel Huntington Defends the Home-

land’ in: Foreign Affairs, mei/juni 2004, p. 120-128.

Wolfe, Alan, One Nation After All. What Middle Class Americans

Really Think. New York, 1999.

264

Page 134: Frans Verhagen - The American Way

and Politics: An Illustrated History, Jonathan Cape/Pimlico

1998.

227 Frans Verhagen.

240 Frans Verhagen.

267

92 Naar het beeld van de vrijheid. Migranten en Amerika, De

Bataafsche Leeuw 1986.

102 National Archives, Naar het beeld van de vrijheid. Migranten

en Amerika, De Bataafsche Leeuw 1986.

112 The Story of America. Freedom and Crisis from Settlement to

Superpower. DK Publishing 2002.

118 New York Public Library, Local History & Genealogy Division,

Strangers at the Door, The Chatham Press 1971.

120 Library of Congress, Naar het beeld van de vrijheid. Migran-

ten en Amerika, De Bataafsche Leeuw 1986.

121 New York Public Library, Local History & Genealogy Division,

Strangers at the Door, The Chatham Press 1971.

126 How the Other Half Lives, Jacob A. Riis, Dover Publications

1971.

129 New York Public Library, Local History & Genealogy Division,

Strangers at the Door, The Chatham Press 1971.

133 California Historical Society, The Chinese in San Francisco. A

Pictorial History, Laverne Mau Dicker, Dover Publications Inc.

1979.

135 California Historical Society, The Chinese in San Francisco. A

Pictorial History, Laverne Mau Dicker, Dover Publications Inc.

1979.

149 The American Past. A History of the United States from Con-

cord to Hiroshima, 1775-1945, Simon and Schuster 1947.

154 Trustees of the Boston Public Library, The American Century.

People, Power and Politics: An Illustrated History, Jonathan

Cape/Pimlico 1998.

161 The U.S.A. at War. U.S. Camera 1945. A U.S. Camera

Book/Duell, Sloan & Pearce 1944.

163 National Archives, Nisei. The Quiet Americans, William Mor-

row and Company, Inc. 1969.

164 Naar het beeld van de vrijheid. Migranten en Amerika, De

Bataafsche Leeuw 1986.

174 Eyes on the Prize. America’s Civil Rights Years 1954-1965, A

Robert Lavelle Book/Viking 1987.

233 Alon Reiniger-Contact, The American Century. People, Power

266

Page 135: Frans Verhagen - The American Way

-beweging 42-46-gevoelens 56, 83-84-sfeer 76-wet 76

antikatholicisme 117, 150, 155-157anti-miscegenation-wet 72antisemitisme 83, 119, 130antislavernij 56

-beweging 51, 53armoede 108-109, 115, 175Arthur, Chester 76assimilatie 58, 68, 107, 131, 139, 152, 153, 158, 159, 160, 167-169, 176-178, 179,182, 184, 205, 207, 232, 235, 240, 246, 247

-proces 139Azough, Naïma 248

Banfield, Edward 103Barone, Michael 62Bellah, Robert 181Belli, Humbert 107Bellow, Saul 185Bigler, John 70-72Black Panters 176Bloomingdale, Charles 83bootvluchtelingen 210bracero-programma 191Bremer, Frederika 57Briggs, Vernon 17-18, 128 Brighton Beach 101Brinkley, Douglas 157Broad Street Riot (1837) 42Bronx, New York 25Brooklyn, New York 23, 25Bryan, William Jennings 108-109, 110Buren, Martin van 25Burgeroorlog 51, 53, 55, 62burgerrechten 162

-strijd 161Bush, George W. 155, 162, 165

Cahan, Abraham 128Castro, Fidel 192Chang, Iris 68, 75Chavez, César 194, 195Chesterton, G.K. 232Child, Irvin 159-160, 168, 223

269

Register

aardappelziekte 37, 62acculturatie 168Adams, John 30, 31, 33, 253Addams, Jane 112, 114-116, 139, 168Afgescheidenen 62Agnew, Spiro 171Alba, Richard 100, 196, 247Albright, Madeleine 186Alger, Horatio 87-88Ali, Ayaan Hirsi 248Alien and Sedition Act (1798) 33, 34allochtonen 242

niet-westerse 242American Dream 87, 93American Party 43-45American Protective Association (APA,1887) 83, 85Americani 104-105Amerikaanse Revolutie 34Amerikanen

Armeense 181Cambodjaanse 181Chinese 181, 201, 203-206Filippijnse 210Griekse 185Ierse 181, 185Indiase 211Italiaanse 185Japanse 162-165, 206joodse 95, 124, 131, 181Koreaanse 206-209Poolse 185, 186zwarte 161

amerikanisering 115, 116, 139-146, 180amerikanisme 148Amish 26anarchisme 10, 12, 13, 15, 154Angel Island 133-135anti-immigratie

-activisten 52

268

Page 136: Frans Verhagen - The American Way

Ethnic Heritage Studies Programs Act (1972) 184, 188etniciteit 171, 185

symbolische 91etnisch bewustzijn 176-180, 185etnische achtergrond 184etnische cultuur 177-180etnische discriminatie 153etnische enclaves 204-206, 225etnische festivals 182etnische gemeenschappen 214etnische groepen 148, 184, 190, 236-237etnische identiteit 177-181etnische Nederlanders 227, 235, 244, 250etnische ondernemers 205

Nederland 205, 226-227etnische scholen, Nederland 239-240etnische verschillen 235etnische wederopleving 183etnische wijken 204-206, 236-238etnische zelfhaat 115

Fedyck, Micheline 141-143Ferraro, Geraldine 95, 171Fillmore, Millard 45-46Five Points 49-51Ford, Henry 150Ford, John 157Foreign Miners-belasting 71Fortuyn, Pim 46, 153Founding Fathers 25, 26, 28Franklin, Benjamin 25, 33, 83, 220, 253frontier-theorie 116-118, 150

Gambino, Richard 220Gans, Herbert 91, 100, 181gastarbeiders Nederland 89, 90, 219-220

Italiaanse 90Marokkaanse 90Spaanse 90Turkse 90

‘gele gevaar’ 75geloof 40-42, 98-99, 137, 138, 189

Nederland 62tolerantie 30vervolging 127

Gentleman’s Agreement 136

271

Chinatown, moderne 198Chinese Exclusion Act

(1882) 78(1943) 165

Chinese Revolutie (1949) 166Chirac, Jacques 232cholera 39, 51citrusindustrie 93Cleveland, Grover 85Clinton, Bill 95, 180coffin ships 64, 65Committee for Immigrants in America 144contractarbeiders 97Coolidge, Calvin 142Coppola, Francis Ford 103, 186Corleone, Michael 99Crèvecoeur, Jean St. John de 29-30Crocker, Charlie 73-74cultural pluralism 187cultureel pluralisme 168-169Cuomo, Mario 95Cushing, kardinaal 171Czolgosz, Leon 9-19, 110, 129

Daughters of the American Revolution 139Debs, Eugene 154Democratische Partij 58-61demonisering 13-14depressie 108

(1893) 17, 115(jaren dertig) 157

discriminatie 80, 131, 157, 162-165, 167, 174, 242etnische 153positieve 197, 245zachte 95

Duitsland 231, 249Dukakis, Michael 171

Eastwood, Clint 185Edison, Thomas 11Eerste Wereldoorlog 146-149, 154Ellis Island 20-21, 119-124, 185Emerson, Ralph Waldo 232emigrantenschepen 64, 65-66English Only-beweging 196Erikson, Erik 168

270

Page 137: Frans Verhagen - The American Way

Hughes, Charles Evan 143Hughes, John 46-47Humphrey, Hubert 138, 169Huntington, Samuel 188-189, 196

identiteit 224, 232-234, 246etnische 177-181Ierse 179joodse 181nationale 241Nederlandse zie Nederlanderschaptheorie 168

Ierland, onafhankelijkheid (1921) 80immigranten 211-214

Aziatische 141, 175, 197, 200, 211, 214, 253Boheemse 128Cambodjaanse 206Chinese 36, 68-78, 119, 131-135, 141, 165, 167, 198-202, 212, 213, 216, 220,236, Cubaanse 192-193, 214Dominicaanse 212Duitse 26-27, 31-33, 34, 37, 40, 44, 50, 51, 53-57, 59, 81- 82, 83, 91, 125, 130,131, 141, 146-147, 220, 240Engelse 24, 28Europese 35, 36-37, 151, 212Filippijnse 136, 197, 209-210, 213Franse 24Griekse 167Hispanics 188-197, 213, 214, 215, 216, 243 Hongaarse 150Ierse 30-31, 36, 38-40, 44, 46-53, 55, 58-62, 73, 76, 80, 91, 95, 97, 98, 101, 121,130, 141, 155, 169, 220, 241Indiase 212, 213, 217Italiaanse 14, 55, 91-107, 112, 119, 126, 131, 141, 147, 151, 155, 159, 162, 167,197, 220, 231, 235, 238, 240, 242Japanse 134, 150, 162-165Koreaanse 98. 197, 206-209, 213, 238Kroatische 127Latino’s 194, 253Mexicaanse 189, 193, 212, 213, 214, 216Midden-Amerikaanse 189Nederlandse 23, 24, 91, 136-138, 237Nicaraguaanse 212Oekraïense 127Oostenrijkse 150Oost-Europese 14, 94, 128, 130, 253

273

German Belt 55Gibbons, kardinaal 49Glazer, Nathan 91, 99, 103, 183-184Gobineau, Joseph Arthur Comte de 55Godfather, The, film 103, 124, 185, 186Gogh, Theo van 19, 221Goldman, Emma 12, 13, 15, 16, 111Goldman, Marcus 83Gonzales, Élian 192Gordon, Milton 168Gore, Al 202Goudappel, Annerieke 221goudkoorts, Californië 69-70, 71Grant, Madison 83, 141Gray, Harrison 31Great Uprising 111Greeley, Horace 43Grote Aardbeving (1906) 131Guam 210Guantanamo Bay 163, 165

Halter, Marilyn 176, 179-181Hamilton, Alexander 28, 31Han, Yushan 135Handlin, Oscar 23, 91hangjongeren 103Hanna, Mark 110Hansen, Marcus Lee 182, 185, 245Hart-Cellar Reform Act (1965) 174Hartley, Thomas 32Hayes, Rutherford 76Haymarket Riot 111, 113

proces (1887) 16Hearst, William Randolph 14Hennessy, David 96Henry, Lucas 63Herberg, Will 223Hine, Lewis 92, 129Hofstadter, Richard 232Holland, Michigan 66, 180holocaust 181-182homestead 137‘honderdprocentfilosofie’ 148Hoover, Herbert 156Hsieh, Frederic 198, 200Hudson, Henry 23

272

Page 138: Frans Verhagen - The American Way

Immigration Restriction League (1893) 83Indochina Migration and Refugee Act (1975) 210integratie 68, 82, 100, 107, 153

Nederland 220-221intermarriage 247internering Japanse Amerikanen 162-165Isaak, Abe 12, 13

Jackson, Andrew 58Jay, John 29Jefferson, Thomas 31, 33, 34Johnson, Lyndon B. 169

Kansas-Nebraska Act 45Karacaer, Haci 228-229Kasinitz, Philip 213katholicisme 40-42, 169, 194katholieke kerk 46-49, 98-99Kearny, Dennis 76Kellor, Frances 143-146, 148, 149, 150Kennedy, John F. 117, 156, 169-172Kerry, John 156, 186-187kiesrecht 174kinderarbeid 115Klein Deutschland 51Know Nothings 43-45kolonisten zie immigrantenKoopmans, Ruud 249-250Korematsu, Fred 163, 165Kroes, Rob 137, 138Ku Klux Klan 150Kuijpers, Erika 230

LaGuardia, Fiorello 23, 60Laundry Ordinance 72Lazarus, Emma 23, 124Leo XIII 49Levi, Carlo 104-105Lincoln, Abraham 46Lodge, Henry Cabot 117Los Angeles 101, 193, 209, 215-216

Chinatown 197, 200-204Louis, Vivian 204Lower East Side, New York 50-51, 85, 102

machine-politiek 58, 60-62

275

Poolse 17, 90, 127, 167, 240Puerto Ricaanse 192, 193, 212Russische 14, 94, 101, 126-127, 129, 131, 150, 167, 241Scandinavische 78, 138-139Sloveense 127Slowaakse 127Spaanse 69Surinaamse 241Taiwanese 200Tsjechische 17Venezolaanse 192Vietnamese 197, 206, 211, 212West-Europese 231Zuid-Amerikaanse 189Zweedse 24, 36

immigrantenaankomst 119-124beroepen 126-127, 128illegale 189, 190, 191, 193, 207, 215-216joodse 14, 82, 94, 101, 126-134, 141, 153, 167, 181, 242katholieke 40, 83, 85kinderen 211-216, 235, 245kolonies 107levensomstandigheden 85-88medisch onderzoek 121-124nieuwe 80-152oude 20-79, 219, 221ouders-kinderen 220-221, 234-235taal 137terugkeer 104-105

immigranten Nederland 225, 226-227, 231-232, 249Ghanese 218-221Koerdische 221Marokkaanse 100, 101, 213, 220, 223, 241Turkse 98, 100, 101, 213, 220, 223, 240-241geloof 222-224kinderen 224

immigratie-beperking 119-golven 35-42moderne 174-217Nederland 94-stop 152, 153-173-wet (1903) 15-wet (1924) 18, 151-152, 153-wetgeving 143

274

Page 139: Frans Verhagen - The American Way

Naturalisation Act 33Nederland 100, 101

gastarbeiders 89, 90immigratieland 231-232Marokkaanse immigranten 100, 101, 213, 220, 223, 241Turkse immigranten 98, 100, 101, 213, 220, 223, 241

Nederlanders 61-68etnische 227, 235, 244, 250Marokkaanse 185streepjes- 244Turkse 185

Nederlanderschap 234Nee, Victor 247neger 157; zie ook zwartenNelli, Humbert 103, 112, 159New Orleans 96, 117Nieman, Fred zie Czolgas, Leonnieuwkomers zie immigrantenNixon, Richard 171, 181, 184, 188North American Civic League for Immigrants 144Novak, Michael 183

Olmsted, Frederick Law 56-57Olympische Spelen, Mexico (1968) 176Onafhankelijkheidsverklaring 27ondernemerschap 208-209, 226-227oorlogsbruidjes 207Opiumoorlog (1839) 69Order of the Star Spangled Banner 42-43; zie ook American Party; Know Noth-ings

Pacino, Al 186padroni 97Page Law (1875) 72Paine, Thomas 29Park, Robert 157-159, 182Parker, Jim 9-11patriottisme 148Pilgrim Fathers 25, 39Plunkitt, George Washington 80pluralisme 159, 167

cultureel 160-165militanter 177

pogroms 127populisme 108-109Portes, Alejandro 197, 205, 212

277

Mack, Walker 36, 37Maessen, Cornelius 25maffia 95, 96Mainzer Adelsverein 56Malamud, Bernard 131Mangione, Jerry 103Manhattan, New York 21-23, 101Mantsjoerije 165Marx, Chico 95-96McCarthy, Eugene 138McCarthy, Joe 154McKinley, William 9-11, 110, 139, 154Medicaid en Medicare-wetgeving 175melting pot 105-106, 186Mencken, H.L. 147Mennonieten 26Merton, Robert 62Metternich, prins 40Meusebach, Otfried Hans baron van 56Mexico 190, 191-192Miami 192, 193Mikulski, Barbara 186Mollenkopf, John 213, 229-230Molukkers 185Mondale, Walter 138, 171Morse, Samuel 40moslims 48, 242

Nederland 222 radicalisme 223terrorisme 222

Moynihan, Daniel Patrick 62, 91, 183-184multiculturalisme 187, 244multiculturele samenleving 246Mussolini, Benito 91, 162

Napoleon 34, 35Nast, Thomas 41-42, 60National Americanization Day Committee 146nationalisme 150

joods 130‘sentimenteel’ 91

nationaliteit, samengestelde 116nativisme 42, 119, 150naturalisatie 143

-ceremonie 145-148-processen 241

276

Page 140: Frans Verhagen - The American Way

smeltkroes zie melting potSmith, Al 155sociale orde 158socialisme 109Society of Colonial Dames (1904) 139sociologie als wetenschap 157-160Sons of the Revolution 139spoorwegbouw 73-75Staten Island 23Steffens, Lincoln 111Steinbeck, John 157Strauss, Levi 70Swierenga, Robert 66, 67Syllabus of Errors (8164) 48

Taft, Howard 85Taipingopstand (1851) 69Tammany Hall 59-61, 80, 248Tan, Amy 185televisie 184tenement building 50, 88Thayer, Webster 155Tinnemans, Will 241Tocqueville, Alexis de 36‘transnationaal’ systeem 90Turner, Frederick Jackson 116-117, 150, 151Twain, Mark 69Tweed, Boss 59-60tyfus 51

Vanzetti, Bartelomeo 153-155Verrazano, Giovanni da 23verzorgingsstaat, Nederlandse 228-230, 250, 252-253Vrijheidsbeeld, New York 21-23, 124-125vrouwenkiesrecht 115

Walzer, Michael 244War Brides Act (1945) 165Washington, Booker T. 157Washington, George 31WASPs 183Weber, John J. 119Weis, Chrisotomus 35Wheatland Hop Fields Riot (1913) 144Whiskey Rebellion (1794) 31White Anglo-Saxon Protestant zie WASPS

279

‘prairiesocialisme’ 139protestantisme 40Puriteinen 24, 25, 27, 30, 40Putnam, Robert 236, 246

Queue ordinance 72

Raalte, dominee van 62, 63Raban, Jonathan 137racisme 71-72, 96, 150, 203, 240ras 141-143

-hiërarchieën 55Reagan, Ronald 171, 180Red Scare 149, 154Refugee Act (1980) 210Reimers, David 175-176Riis, Jacob 21, 51, 85-87, 88, 141Roosevelt, Franklin 162Roosevelt Jr., Franklin D. 171Roosevelt, Theodore 9, 15, 16, 87, 106, 110, 125, 127, 136, 1439-143, 148Roth, Philip 185Roy, Olivier 224Ruijs de Beerenbrouck, Charles 172Rumbaut, Rubén 197Russische Revolutie (1917) 150, 154

Sacco, Nicola 153-155Saito, Leland 206SALT-verdragen 181San Francisco 68, 76, 131

Chinatown 132, 133, 135San Gabriel Valley 197-202, 237Sandburg, Carl 110Sassen, Saskia 231Schlesinger, Arthur 187-188Schuurman, Meinte 137Schwarzenegger, Arnold 28Scott, Winfield 59segregatie 174, 249

Nederland 235Seligman, Joseph 83Servicemen’s Readjustment Act (1944) 166settlement houses 112Sinatra, Frank 95slavernij 31, 45, 53sloppenwijken 49, 85

278

Page 141: Frans Verhagen - The American Way

White, Theodore 169, 171White, William Allen 156Whitman, Walt 23Whyte, W.F. 101Wilders, Geert 253Wilson, Kenneth 205Wilson, Woodrow 85, 144, 148Wisconsin 138Wittke, Carl 30, 60, 66, 153Workingmen’s Party of Calidornia (1877) 76World Fair (1893) 115-116Wright, Frances 25

Zangwill, Israel 105Zesdaagse Oorlog (1967) 181Zhou, Min 212, 213zuccarata’s 96‘zwarte’ scholen 239, 241zwarten 141, 166, 167, 174, 197, 209, 212, 213

280