Financiering kleinschalige woonvormen

54
Auteur(s) Frank Terpstra Caroline Coumans dr. Patrick Jansen Opdrachtgever Ministerie van VWS Kenmerk FT/20/0823/fklwv Publicatiedatum 11 juni 2020 © Bureau HHM Financiering kleinschalige woonvormen Inzicht in bundeling van pgb’s

Transcript of Financiering kleinschalige woonvormen

Page 1: Financiering kleinschalige woonvormen

Auteur(s) Frank Terpstra

Caroline Coumans

dr. Patrick Jansen

Opdrachtgever Ministerie van VWS

Kenmerk FT/20/0823/fklwv

Publicatiedatum 11 juni 2020

© Bureau HHM

Financiering kleinschalige woonvormen Inzicht in bundeling van pgb’s

Page 2: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 2

Inhoud

Samenvatting ....................................................................................... 3

1. Aanleiding en vraagstelling ......................................................... 5

2. Aanpak ........................................................................................ 7

3. Resultaten ................................................................................. 11

3.1 Vormen van bundeling pgb’s in de praktijk ................................ 11

3.2 Redenen om pgb’s te bundelen .................................................. 13

3.3 Verschillen in zorgbehoeften en gemeenschappelijke ruimten .. 15

3.4 Individuele regie versus collectieve regie .................................. 16

3.5 Effect bundelen pgb’s op aard en omvang geboden zorg ...........21

3.6 Effect van bundelen pgb’s op administratieve lasten ................ 25

3.7 Effect bundelen pgb’s op controleren rechtmatigheid .............. 28

3.8 Controle op rechtmatigheid door verstrekkers .......................... 29

3.9 Wet- en regelgeving bij bundelen pgb’s ..................................... 31

4. Conclusies .................................................................................. 33

Bijlage 1. Gehanteerde definities .................................................. 36

Bijlage 2. Administratieve eisen pgb Wlz en Wmo ........................ 38

Bijlage 3. Overzicht casestudies .................................................... 40

Bijlage 4. Pgb-artikelen Wmo 2015, Wlz, Blz en Rlz .......................41

Dit rapport is geoptimaliseerd voor lezen op een beeldscherm. Navigeer tussen de hoofd-

stukken met de cijfers in de kantlijn. Met de pijl daaronder komt u terug bij de inhouds-

opgave.

Page 3: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 3

Samenvatting

Aanleiding en aanpak

Mensen met een indicatie voor zorg kunnen kiezen om te gaan wonen in

een kleinschalige woonvorm. Kleinschalige woonvormen die worden

gefinancierd met een persoonsgebonden budget (pgb) verschillen van

elkaar in de wijze waarop de zorg wordt georganiseerd en hoe de zorg

wordt ingekocht: inkoop vanuit individuele pgb’s of gebundelde pgb’s.

Het ministerie van VWS wil meer inzicht in de implicaties van het

bundelen van pgb’s om een visie te kunnen ontwikkelen op de

bekostiging van kleinschalige woonvormen met pgb’s.

Om een kwalitatief beeld te krijgen van de bestaande diversiteit hebben

we 16 kleinschalige woonvormen onderzocht, verspreid over het land

(het onderzoek was niet bedoeld om een kwantitatief representatief

beeld te schetsen). Deze varieerden in aantal plekken (3 – 26), in mate

van bundeling van pgb’s, in financieringskader (vanuit de Wlz, Wmo of

beide), in problematiek van cliënten en in soort initiatiefnemers. Bij

deze kleinschalige woonvormen hebben we gesproken met initiatief-

nemers, locatie-verantwoordelijken en cliënten. Ook hebben we

gesproken met gemeenten en zorgkantoren. We hebben een analyse

uitgevoerd waarbij we overeenkomsten en verschillen in kaart hebben

gebracht en op zoek zijn gegaan naar verklaringen hiervoor.

We hebben onderzocht welke vormen van bundeling in de praktijk zijn

te onderscheiden en wat de redenen zijn om pgb’s te bundelen. Ook

hebben we onderzocht wat de effecten zijn van bundeling op onder

meer het gebruik van gemeenschappelijke ruimten, de mate van regie

die mensen ervaren, de ervaren aard en omvang en kwaliteit van de

geboden zorg. Ook hebben we gekeken naar effecten van bundeling

voor de administratieve lasten en mogelijkheden van controle van

rechtmatige besteding. Tot slot hebben we geanalyseerd hoe bundeling

van pgb’s zich verhoudt tot wet- en regelgeving.

Resultaten en conclusies

• Alle door ons bezochte woonvormen passen een vorm van

bundeling van pgb’s toe. In de ouderenzorg betreft dat altijd het

gehele pgb, in de VG-sector wordt de zorg binnen de woonvorm

gebundeld, maar de dagbesteding meestal individueel (extern)

ingekocht.

• Individuele regie wordt geborgd door het opstellen van persoonlijke

budget-/zorgplannen en het dagelijks monitoren van de vraag. De

cliënten/familie die wij spraken zijn tevreden hierover.

• Als reden voor bundeling wordt aangegeven dat die noodzakelijk is

om deze vorm van wonen en zorg mogelijk te maken. Ook maakt

het bundelen van pgb’s het mogelijk voor zowel zorgondernemers

als ouderinitiatieven om meer invloed te hebben op het zorgteam.

• Alle woonvormen hebben minimaal één gemeenschappelijke

ruimte.

• Bij alle Wlz-gefinancierde woonvormen hebben cliënten de toeslag

wooninitiatief (WI-toeslag) gekregen voor de bekostiging van de

gemeenschappelijke ruimten. Bij de Wmo-gefinancierde

woonvormen verschilt het beeld: er zijn gemeenten die de WI-

toeslag afzonderlijk toekennen, gemeenten waarbij de WI-toeslag

onderdeel is van het integrale tarief, gemeenten die subsidies

toekennen voor de bekostiging van de gemeenschappelijke ruimtes

en gemeenten die hiervoor geen middelen beschikbaar stellen.

• Het effect van bundeling op de aard en omvang van de zorg en de

kwantiteit wordt als neutraal of positief aangegeven. De woon-

Page 4: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 4

vormen die hierover positief zijn noemen dat meer mogelijk is zoals

groepszorg en 24-uurs bereikbaarheid of meer uren zorg. De

kwaliteit wordt als hoog aangemerkt.

• Zowel vanuit de woonvorm als vanuit de pgb-houder heerst

tevredenheid over de lage administratieve lasten bij bundeling,

vooral als het pgb eenmaal is ingeregeld. Als men ervoor kiest om

individueel uren bij te houden stijgt de administratieve last

aanzienlijk.

• Er is geen verschil in controle op de rechtmatigheid als het pgb

individueel of gebundeld wordt besteed. Zowel gemeenten als

zorgkantoren staan neutraal tegenover bundeling. Zorgkantoren en

gemeenten merken op dat bundeling het zicht op daadwerkelijke

geleverde individuele zorg en begeleiding moeilijker maakt.

• De regelgeving in de Wmo 2015, de Wlz, het Besluit langdurige zorg

en de Regeling langdurige zorg vormen geen belemmering voor het

bundelen van pgb’s.

Page 5: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 5

1. Aanleiding en vraagstelling

Het ministerie van VWS wil meer inzicht in de implicaties van het

bundelen van pgb’s om een visie te kunnen ontwikkelen op de

bekostiging van kleinschalige woonvormen in relatie tot het

bundelen van pgb’s.

1.1 Aanleiding

De afgelopen jaren zijn uiteenlopende soorten kleinschalige woon-

vormen ontstaan waar de zorg wordt betaald met een persoons-

gebonden budget (pgb). Mensen die wonen in een kleinschalige

woonvorm hebben een indicatie voor zorg. Het gaat om mensen die op

de één of andere manier kwetsbaar zijn en vanuit deze kwetsbaarheid

behoefte hebben aan een combinatie van zorg en verblijf. Deze

kwetsbaarheid hangt vaak samen met een bepaalde aandoening en

bijbehorende beperkingen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met een

lichtverstandelijke beperking of mensen met psychiatrische

problematiek. Ook kan het gaan om ouderen met somatische of

psychogeriatrische problematiek. Naast deze aandoeningen ervaren

deze mensen beperkingen op meerdere levensdomeinen. Mensen die

kiezen voor een kleinschalige woonvorm kunnen meestal binnen het

meer grootschalig georganiseerde intramurale aanbod geen passend

aanbod vinden.

Voor veel van deze mensen bieden kleinschalige woonvormen een

passende oplossing. Het gaat dan bijvoorbeeld om kleinschalige woon-

vormen waar mensen gezamenlijk wonen en zelf betalen voor

1 Zie de kamerbrief met de Agenda pgb van 18 december 2018.

huisvesting en daaraan verbonden aspecten, vanuit het principe van het

scheiden van wonen en zorg. Bewoners betalen de zorg vanuit de Wlz of

Wmo. Deze woonvormen verschillen van elkaar in de wijze waarop de

zorg wordt georganiseerd en hoe de zorg wordt ingekocht: inkoop

vanuit individuele pgb’s of gebundelde pgb’s.

Voor cliënten in kleinschalige woonvormen die pgb-gefinancierd zijn is

een bepaalde mate van eigen regie over de zorg veelal belangrijk. Dit is

in beginsel voor veel mensen een belangrijke reden om te kiezen voor

het pgb als leveringsvorm voor de te leveren zorg.

De afgelopen jaren is gebleken dat kleinschalige wooninitiatieven

voorzien in een behoefte. Tegelijkertijd leiden deze nieuwe initiatieven

ook tot nieuwe vraagstukken1. Het ministerie wil meer zicht hierop.

Eén van de vraagstukken betreft de implicaties van het bundelen van

pgb’s. Het ministerie van VWS wil meer inzicht hierin om een visie te

kunnen ontwikkelen op de bekostiging van kleinschalige woonvormen

in relatie tot het bundelen van pgb’s.

Een ander vraagstuk betreft de variëteit aan leveringsvormen (pgb, vpt,

mpt, zorg in natura met verblijf) binnen de Wet langdurige zorg (Wlz),

ook in kleinschalige woonvormen. Het ministerie van VWS wil ook meer

inzicht in het scala aan kleinschalige woonvormen binnen de Wlz en de

wijze van bekostiging om te kunnen beoordelen of een meer eenduidige

wijze van bekostiging nodig en/of mogelijk is.

Page 6: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 6

Het ministerie heeft ons bureau gevraagd onderzoek te doen naar beide

vraagstukken. In deze rapportage doen we verslag van het onderzoek

naar het eerstgenoemde vraagstuk. Over het tweede vraagstuk

rapporteren we separaat2.

1.2 Vraagstelling

De vragen die we in het voorliggend onderzoek beantwoorden:

1. Welke vormen van bundeling van pgb’s kunnen in de praktijk

worden onderscheiden?

2. Wat zijn redenen om bij het inkopen van zorg bij een kleinschalige

woonvorm pgb’s deels of geheel te bundelen? Wie maakt deze

keuze en wat zijn onderliggende redenen hiervoor?

3. Welke verschillen bestaan op het gebied van onder meer zorg-

behoeften en gemeenschappelijke ruimten tussen kleinschalige

woonvormen waarbij zorg individueel wordt ingekocht en

kleinschalige woonvormen waarbij pgb’s worden gebundeld?

4. Hoe verhoudt de ervaren individuele regie van mensen met een pgb

zich tot de ervaren collectieve regie bij een bundeling van pgb’s?

5. Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de aard en omvang van

de geboden zorg? Welk verschil in ervaren kwaliteit is er tussen

pgb-houders die zorg individueel of gezamenlijk inkopen?

Welke verschillen in omvang van geboden zorg zijn er bij vergelijk-

bare pgb’s?

6. Wat is het effect van bundelen van pgb’s op de administratieve

lasten van pgb-houders en zorgaanbieders?

7. Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de mogelijkheden van

de verstrekker om de besteding van het pgb te controleren op

rechtmatigheid?

2 Zie de rapportage Financiering kleinschalige woonvormen – wlz leveringsvormen, Bureau HHM, juni 2020, kenmerk FT/20/0821

8. Hoe verhoudt het bundelen van pgb’s zich tot wet- en regelgeving

rond pgb’s in de Wmo en Wlz?

Het doel van het onderzoek is om aan de hand van deze onderzoeks-

vragen inzicht te krijgen in de praktijk. Om een kwalitatief beeld te

krijgen van de bestaande diversiteit en niet om een kwantitatief

representatief beeld te schetsen. Zodat VWS deze inzichten kan

gebruiken om een visie te ontwikkelen op de bekostiging van

kleinschalige woonvormen.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 beschrijven we de aanpak en samenhang daarin met het

andere onderzoek. Hoofdstuk drie beschrijft de resultaten van dit

onderzoek en hoofdstuk vier bevat de conclusies per onderzoeksvraag.

Page 7: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 7

2. Aanpak

In dit hoofdstuk beschrijven de we gevolgde aanpak.

Zoals aangegeven, hebben we dit onderzoek gelijktijdig uitgevoerd met

een onderzoek dat inzicht geeft in de keuze voor de verschillende Wlz-

leveringsvormen (pgb, vpt, mpt, zorg in natura met verblijf) bij de

financiering van kleinschalige woonvormen. We hebben gekozen voor

samenhang tussen beide onderzoeken (zie de groen gearceerde delen

in het schema hiernaast).

Het vaststellen van definities en de beschrijving van het administratieve

proces was voor beide onderzoeken gelijk. We hebben ervoor gezorgd dat

bij de selectie van de casestudies vijf Wlz-pgb-gefinancierde woonvormen

deelnamen aan beide onderzoeken om onnodige belasting van de woon-

vormen zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast is de samenhang tot

uiting gekomen in de wijze waarop we de casestudies voor beide

onderzoeken hebben uitgevoerd. Voor de overige stappen kende elk

onderzoek zijn eigen proces. Hierna beschrijven we een overzicht van de

verschillende stappen in dit onderzoek.

We zijn gestart met het samenstellen van een klankbordgroep om te

reageren op de voorgestelde onderzoeksaanpak, het aanleveren van

voorbeelden over de praktijk, het aandragen van contactpersonen en

het geven van feedback op de concept- en eindrapportage.

De klankbordgroep bestond uit vertegenwoordigers van organisaties

die betrokken zijn bij de financiering en invulling van kleinschalige

woonvormen: ZN, VNG, SVB, Per Saldo, BVKZ,

Spot, KenniZ, en NZa. De klankbordgroep is

drie keer bijeen gekomen.

Stap A. Bepalen definities en scope

Ter voorbereiding op beide onderzoeken

hebben we de definities, scope en rand-

voorwaarden bepaald. Hiervoor hebben we

deskresearch gedaan naar de landelijke wet- en

regelgeving over (de financiering van)

kleinschalige woonvormen. Daarbij hebben we

ons primair gericht op de Wet langdurige zorg

(Wlz) en de Wet maatschappelijke

ondersteuning (Wmo). Hierbij hebben we ook

gekeken naar de diverse mogelijkheden van

financiering waaronder de toeslag Woon-

initiatief (WI-toeslag). Op basis van dit

deskresearch hebben we definities uitgewerkt

voor het vaststellen van de scope van het

onderzoek. Met de klankbordgroep hebben we

overeenstemming gekregen over de definities

en de categorieën binnen de definitie (zie

bijlage 1). Ook heeft de deskresearch geholpen

om meer zicht te krijgen op de achtergrond van

knelpunten die zich voordoen rondom de pgb-

financiering van kleinschalige woonvormen.

Stap B. Administratieve proces in kaart

Vervolgens hebben we, om inzicht te krijgen in de administratieve eisen,

het gehele administratieve proces rondom het pgb in beeld gebracht,

Page 8: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 8

zowel voor de Wlz als voor de Wmo. We hebben gekeken naar het proces

dat woonvormen en cliënten doorlopen vanaf het moment dat de

indicatie is afgegeven (door het CIZ of een gemeente) tot het moment

van verantwoording van de geleverde zorg. Per processtap hebben we

antwoord gegeven op de volgende vragen:

• Welke partijen stellen eisen in het administratieve proces rondom

de leveringsvorm?

• Wat zijn de verantwoordingseisen die worden gesteld per partij, en

welke administratieve lasten komen hierbij kijken?

• Wie is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de administratieve

eisen (zorgaanbieder of pgb-houder?)

Het overzicht is gemaakt aan de hand van alle openbare informatie over

het administratieve proces en onze bureau-ervaring met de Wlz en Wmo.

De uitkomsten van deze inventarisatie hebben we getoetst bij partijen die

betrokken zijn bij de uitvoering, zoals de SVB, IGJ, zorgkantoren,

gemeenten, BVKZ en Per Saldo. Via e-mail en telefonisch overleg zijn de

uitkomsten van deze inventarisatie aan hen voorgelegd en op basis van

de opmerkingen zijn we gekomen tot een definitief overzicht (zie hiervoor

bijlage 2).

Stap 1.1 Vaststellen vormen van bundeling pgb’s

Om de implicaties van het bundelen van pgb’s te kunnen onderzoeken

hebben we via deskresearch eerst in kaart gebracht welke vormen van

bundeling in de praktijk worden onderscheiden. Bronnen die we hierbij

hebben gebruikt zijn eerdere onderzoeken van bureau HHM naar

3 Kleinschalige wooninitiatieven en het pgb (2011); Meerwaarde van woonvoorzieningen met zorg voor ouderen (2019) 4 via www.svb.nl meerder pagina’s geraadpleegd over voorwaarden en proces pgb 5 Deze handreiking beschrijft meerdere soorten ouderinitiatieven en verschillende manieren waarop ouderinitiatieven georganiseerd zijn. 6 www.pgb.nl

kleinschalige woonvormen3, informatie van de SVB4, de handreiking

Initiatieven Kleinschalig Wonen met Zorg voor particuliere initiatief-

nemers (LKNG/ BOSK, 2004), de handreiking pgb Beschermd Wonen

(VNG, 2017) en de handreiking Wet zorg en dwang voor ouder-

initiatieven (Naar Keuze, 2019)5 en Pgb.nl waar 4 modellen voor ouder-

initiatieven zijn beschreven6.

Stap 1.2 Vaststellen criteria selectie casestudies

Voor de uitvoering van het onderzoek hebben we gezorgd voor variatie

in casuïstiek. Deze variatie betrof niet alleen de mate van bundeling van

pgb’s, maar ook andere relevante aspecten:

• Wettelijk kader: financiering van kleinschalige woonvormen uit de

Wlz, Wmo of beide.

• Problematiek van cliënten of grondslag: somatische problematiek,

psychogeriatrische problematiek, psychiatrische problematiek,

verstandelijke of lichamelijke beperking.

• Initiatiefnemers van kleinschalige woonvormen: particulier initiatief

of zorgondernemer.

• Geografische spreiding: stedelijk, platteland en regio.

Met de leden van de klankbordgroep hebben we deze criteria vastgesteld.

Stap 1.3 Uitvraag brancheverenigingen

Vervolgens hebben we de brancheverenigingen (BVKZ, Per Saldo,

Kenniz en SPOT) gevraagd om aan de hand van de hiervoor beschreven

criteria met een voorstel te komen van woonvormen die we konden

benaderen voor deelname aan de casestudy. Omdat een aantal woon-

Page 9: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 9

vormen die door de branches waren voorgesteld niet in de gelegenheid

was om deel te nemen, hebben de branches nog enkele malen

aanvullende voorstellen gedaan van te benaderen woonvormen en

hebben we vanuit bureau HHM ook zelf woonvormen benaderd met het

verzoek om deelname.

Stap 1.4 Selecteren casestudies

Het kostte veel inspanning om woonvormen te selecteren. De periode

waarin de casestudies werden uitgevoerd (december 2019 – februari

2020) bleek geen gunstige periode om deel te nemen aan het

onderzoek, omdat men druk was met het administratief afsluiten van

het jaar. Uiteindelijk hebben 16 kleinschalige, pgb-gefinancierde

woonvormen deelgenomen aan het onderzoek: zes woonvormen in de

ouderenzorg (allen met een zorgondernemer), zeven woonvormen in de

VG (waarvan twee zorgondernemers en vijf ouderinitiatieven), twee

woonvormen in de GGZ (beide ouderinitiatief) en één woonvorm met

zowel VG als GGZ (ouderinitiatief). Zie bijlage 3 voor een overzicht van

de casestudies met de verschillende kenmerken. Met dit aantal hebben

we een beeld kunnen geven van de meest7 voorkomende variaties in

wooninitiatieven die we in de deskresearch hebben vastgesteld.

Stap 1.5 Uitvoeren casestudies

Voor het uitvoeren van het casestudieonderzoek hebben we per casus

de volgende stappen doorlopen:

• We voerden een quickscan uit, waarbij we openbaar beschikbare

informatie bestudeerden, zoals een website, jaarverslagen,

oprichtingsstukken en cliëntervaringsonderzoek. Ook vroegen we

de contactpersoon van de woonvorm om beschikbare informatie

7 Met dit aantal is het niet mogelijk om een landelijk kwantitatief representatief beeld te geven van alle variaties in woonvormen

aan te dragen om ons een eerste beeld te vormen van de klein-

schalige woonvorm.

• Daarna stuurden we hen een vragenlijst met het verzoek deze in te

(laten) vullen en vervolgens aan ons te retourneren. Hierin vroegen

we naar feitelijke informatie:

— Aantal cliënten

— Omvang van de indicaties

— Omvang van de geleverde zorg en/of de formatie

— Kenmerken van de locatie (individuele ruimtes/ gemeen-

schappelijke ruimtes)

— Eventuele afspraken over de bundeling van pgb’s

• Hiermee was ons eerste beeld compleet met feitelijke informatie

over de kleinschalige woonvorm voordat we op locatie gesprekken

gingen voeren.

— Op alle locaties namen we interviews af met betrokkenen bij de

kleinschalige woonvorm. Minimaal één van de gesprekspartners

was de initiatiefnemer of verantwoordelijke voor de locatie.

Daarnaast spraken we met een vertegenwoordiging van

cliënten (cliënten en/of naasten). In enkele gevallen viel dit

samen, omdat bij ouderinitiatieven de ouders zowel vertegen-

woordiger zijn van de cliënt als initiatiefnemer van het ouder-

initiatief.

• De gesprekken voerden we gestructureerd aan de hand van een

gespreksleidraad die we vooraf ter toetsing voor hebben gelegd aan

de opdrachtgever en de brancheverenigingen. We zijn ingegaan op

redenen om pgb’s wel of niet te bundelen, de beoogde en ervaren

mate van regie en de ervaren kwaliteit van de geleverde zorg. Ook

zijn we nagegaan of ons beeld van de verschillen in administratieve

Page 10: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 10

lasten bij het wel of niet bundelen van pgb’s klopt met de

uitvoeringspraktijk.

• De gespreksleidraad vormde ook de basis voor verslaglegging van

de interviews. We hebben op bijna alle locaties de gesprekken op

één dag afgenomen. De respondenten hebben we afzonderlijk

gesproken, zodat betrokkenen vrijuit konden spreken.

• In aanvulling op de gesprekken met de kleinschalige woonvormen

hebben we gesproken met zes gemeenten en vijf Wlz-concessie-

houders. Via een telefonisch interview zijn we ingegaan op de vraag

welk effect het bundelen van pgb’s heeft op hun mogelijkheden als

verstrekker de besteding van het pgb te controleren op rechtmatig-

heid.

Stap 1.6 Uitvoeren analyse

Per kleinschalige woonvorm hebben we een samenvattend overzicht

opgesteld met de uitkomsten op de voor de vraagstelling van het

onderzoek belangrijke variabelen. Aansluitend hebben we een

zogeheten crosscase-analyse uitgevoerd. Daarvoor hebben we alle

samenvattende overzichten samengevoegd in één totaaloverzicht.

Vervolgens hebben we de overeenkomsten en verschillen tussen de

onderzochte kleinschalige woonvormen in kaart gebracht op de

relevante variabelen in relatie tot het al dan niet bundelen van pgb’s.

Daarbij zijn we met name op zoek gegaan naar verklaringen voor

geconstateerde overeenkomsten en verschillen.

De eerste uitkomsten van onze analyse hebben we in een reflectie-

bijeenkomst besproken met de klankbordgroep. Het beeld dat uit het

onderzoek naar voren is gekomen hebben we getoetst. Op basis van de

uitkomsten van deze bijeenkomst hebben we het beeld aangescherpt.

Vanuit dit overzicht hebben we voorliggende rapportage opgesteld die

inzicht geeft in de implicaties van het wel of niet bundelen van pgb’s in

de Wmo en Wlz.

Page 11: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 11

3. Resultaten

In dit hoofdstuk beschrijven we aan de hand van de onderzoeks-

vragen de resultaten van het onderzoek.

De verschillende onderzoeksvragen zijn gericht op het in beeld brengen

van de verschillen tussen woonvormen die pgb’s bundelen en

woonvormen die pgb’s niet bundelen. Uit de casestudies is echter

gebleken dat alle woonvormen een mate van bundeling hanteren. Het is

dus niet mogelijk antwoord te geven op de vraag wat de invloed is van

het wel of niet bundelen op verschillende relevante aspecten. Wel

kunnen we een beeld geven van de implicaties van verschillende

vormen van bundeling die we hebben aangetroffen.

Verder is vooraf het volgende van belang. In de casestudies hebben we

zowel woonvormen bezocht die alleen op basis van de Wlz of de Wmo

worden gefinancierd als woonvormen die cliënten hebben met pgb’s uit

beide domeinen. Over het algemeen zijn de resultaten voor Wmo en

Wlz in grote mate vergelijkbaar. Daarom maken we bij de beschrijving

van de resultaten geen onderscheid naar de Wmo en Wlz, tenzij sprake

is van een duidelijk verschil.

Tot slot maken we bij de beschrijving van de resultaten onderscheid

tussen de ouderenzorg enerzijds en de VG/GGZ anderzijds. De reden

hiervoor is dat we een aantal duidelijke verschillen zagen tussen deze

twee (groepen van) sectoren. We hebben hierbij de VG/GGZ samen-

gevoegd om een aantal redenen. Allereerst ging het zowel bij GGZ- als

bij de VG-wooninitiatieven met name om ouderinitiatieven. Motieven

en ervaringen bleken vergelijkbaar. Daarnaast hebben slechts twee

woonvormen deelgenomen die zich alleen op de GGZ richten.

Afzonderlijke presentatie van deze twee woonvormen kan ertoe leiden

dat de resultaten herleidbaar zijn naar de betreffende woonvorm,

waardoor we de anonimiteit van de respondenten niet kunnen

garanderen. In de volgende paragrafen beantwoorden we succes-

sievelijk de onderzoeksvragen. Om een overzichtelijk beeld te geven

van de verdeling van type antwoorden, hebben we gebruikgemaakt van

cirkeldiagrammen.

3.1 Vormen van bundeling pgb’s in de praktijk

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Welke vormen van bundeling van pgb’s kunnen we in de praktijk

onderscheiden?

Op basis van de interviews en onze analyse, hebben we vastgesteld dat

verschillende vormen van bundeling kunnen worden onderscheiden. We

beschrijven hier de soorten bundeling die we in de praktijk hebben

geconstateerd. Vervolgens laten we zien hoe vaak we de verschillende

vormen van bundeling hebben aangetroffen uitgesplitst naar sector.

1. Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning

Wanneer sprake is van bundeling van alle zorg en ondersteuning, dan

betaalt de budgethouder het volledige pgb (inclusief eventuele toe-

slagen, zoals een WI-toeslag en toeslag van kwaliteitsgelden) aan de

kleinschalige woonvorm. Voor het leveren van de zorg heeft de budget-

houder één contract met de eigenaar van het wooninitiatief. Alle woon-

vormen in de ouderenzorg en een enkele woonvorm in de VG-sector

hebben deze vorm van bundeling.

Page 12: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 12

2. Inkoop zorg gezamenlijk, dagbesteding apart

De tweede vorm van bundeling die we hebben aangetroffen is dat de

pgb-houders de zorg in de woonvorm gezamenlijk inkopen, maar dat

iedere cliënt de dagbesteding zelf extern inkoopt (met het bedrag dat

binnen het pgb beschikbaar is voor dagbesteding, ook kan het zijn dat

een aantal cliënten betaald werk heeft). Dit kwamen we met name

tegen in de VG-sector. Als reden werd aangegeven dat de behoefte aan

dagbesteding zo verschillend is per persoon dat de woonvorm dit niet

gebundeld kan aanbieden.

3. Inkoop grootste deel (80%) van de zorg gezamenlijk, rest

individueel

Deze vorm van bundeling zijn we eenmaal tegengekomen in de VG-

sector. Bij dit initiatief is ervoor gekozen om niet alle zorg gezamenlijk

in te kopen, maar ook een deel individueel. Over dit individuele deel

maakt de pgb-houder zelf apart afspraken met deze of een andere

(zorg)aanbieder.

4. Inkoop dagbesteding gezamenlijk, inkoop individuele zorg apart

Ook deze vorm van bundeling kwamen we eenmaal tegen in de VG-

sector. Deze vorm is precies tegenovergesteld aan de bundeling bij 2.

De dagbesteding wordt binnen de woonvorm door de cliënten

gezamenlijk ingekocht, maar de overige zorg wordt individueel

ingekocht. De reden om de zorg niet gezamenlijk in te kopen is dat

iedere cliënt intensieve en complexe zorg nodig heeft die specifieke

kennis van zorgverleners vraagt. De algemene dagbesteding wordt

gezamenlijk ingekocht, maar daarnaast wordt - naar behoefte - ook nog

individueel dagbesteding ingekocht.

De verschillende vormen van bundeling en de mate waarin deze

voorkomt, is weergegeven in grafiek 1 en 2.

Grafiek 1 .Vormen van bundeling in de ouderenzorg (N=6)

Grafiek 2. Vormen van bundeling in de VG/GGZ-sector (N=10)

Ouderenzorg

Alle zorg wordt gezamenlijk ingekocht

1

7

1

1

VG/GGZ - sectorAlles gezamenlijk

Zorg gezamenlijk,dagbesteding apart

80% van de zorggezamenlijk, rest endagbesteding apart

Page 13: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 13

We vonden weinig verschil in bundeling tussen de woonvormen die

worden gefinancierd vanuit de Wmo of vanuit de Wlz. We hebben vier

woonvormen bezocht die Wmo-financiering hebben. Daarvan zijn er

twee die alles bundelen behalve de dagbesteding, één woonvorm

bundelt alles en één woonvorm geeft aan bijna alles te bundelen

3.2 Redenen om pgb’s te bundelen

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Wat zijn redenen om bij het inkopen van zorg bij een kleinschalige

woonvorm pgb’s deels of geheel te bundelen? Wie maakt deze

keuze en wat zijn onderliggende redenen hiervoor?

Tijdens de bezoeken hebben we de redenen om pgb’s te bundelen in

kaart gebracht. Deze redenen hebben we ondergebracht in een aantal

categorieën. Hieronder beschrijven we deze categorieën en laten we

per doelgroep (ouderenzorg, VG zorgondernemer, VG/GGZ ouder-

initiatief) zien hoe vaak de redenen voor bundelen zijn genoemd tijdens

de bezoeken. We kiezen er hierbij voor om in de grafieken bij de

VG/GGZ-sector een splitsing te maken tussen de VG-zorgondernemer

en VG/GGZ-ouderinitiatieven, omdat hier vaak verschil was in de

antwoorden.

1. Uit praktisch oogpunt

Bij meerdere woonvormen werd aangegeven dat de bundeling uit

praktisch oogpunt is gedaan. Doordat binnen een woonvorm de zorg

vaak aan meerdere personen tegelijk wordt gegeven, is het praktisch

om deze zorg gebundeld te verlenen, in plaats van de zorg te verlenen

aan iedere individuele cliënt door een eigen team per cliënt.

2. Visie om een groepsgevoel te creëren

Een enkele keer is aangegeven dat het bundelen van de pgb’s onderdeel

is van de visie van de woonvorm. Door het bundelen van pgb’s is

groepszorg mogelijk en is daarbij specifiek aandacht voor de onderlinge

verhoudingen tussen de cliënten. Op deze manier kan een groepsgevoel

worden gecreëerd dat ervoor zorgt dat de cliënten zich thuis voelen op

de plek waar ze wonen.

3. Continuïteit van zorg

De woonvormen gaven aan dat bundelen het mogelijk maakt om

continuïteit in zorg te bieden. Door het bundelen kan binnen de woon-

vorm bijvoorbeeld de hele dag een zorgmedewerker aanwezig zijn.

Doordat iedereen via de bundeling bijdraagt aan de zorg die gezamen-

lijk wordt geboden, kan deze continuïteit worden gegarandeerd. Dit

geeft rust en overzicht.

4. Efficiënt, noodzakelijk voor 24-uurszorg en kwaliteit

In de meeste gevallen gaven de aanbieders aan dat bundelen zorgt voor

efficiëntie en noodzakelijk is om deze vorm van wonen en zorg mogelijk

te maken. Met de budgetten die de budgethouders hebben, is het niet

mogelijk om 24-uurszorg (bezetting of bereikbaarheid) te creëren voor

iedere cliënt afzonderlijk. Het bundelen van de pgb’s maakt dit wel

mogelijk. Doordat iedereen meebetaalt aan de zorg, is 24-uurs

bezetting mogelijk (in de ouderenzorg en VG/GGZ sector) of 24-uurs

bereikbaarheid (incidenteel in de VG/GGZ-sector) door middel van

slaapdienst of achterwacht.

Page 14: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 14

5. Invloed op het zorgteam en niet allemaal verschillende

zorgverleners

Doordat de zorg gebundeld wordt ingekocht, is het voor de woonvorm

mogelijk om zelf een team samen te stellen met de benodigde

competenties. Als de zorg niet gebundeld zou worden ingekocht,

kunnen alle cliënten zelf een zorgverlener selecteren, waardoor de

woonvorm geen invloed heeft op de zorgverleners die komen. Dit kan

onrust geven op de locatie.

Veel woonvormen gaven meerdere redenen aan om te bundelen.

De cirkeldiagrammen geven de verschillende redenen per categorie

woonvorm weer.

Grafiek 3. Redenen voor bundeling pgb’s in de ouderenzorg (N=6)

Grafiek 4. Redenen voor bundeling pgb’s voor VG-zorgondernemers (N=2)

Grafiek 5. Redenen voor bundeling pgb’s voor VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)

1

1

3

1

Redenen voor bundelen Pgb - ouderenzorg

Praktisch

Continuiteit en rust,overzichtelijk

Efficient, noodzakelijk voor24-uurszorg en kwaliteit

Hierdoor meer mogelijk omzelf team te beïnvloeden

2

1

Redenen voor bundelen pgb -VG Zorgondernemer

Praktisch

Visie engroepsgevoel

2

1

3

5

1

Redenen bundelen pgb - VG/GGZ ouderinitiatief

Praktisch

Visie en groepsgevoel

Continuiteit en rust,overzichtelijk

Efficient, noodzakelijk voor 24-uurszorg en kwaliteit

Hierdoor meer mogelijk omzelf team te beïnvloeden

Page 15: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 15

Als een cliënt bij een bepaalde woonvorm wil komen wonen, informeert

de woonvorm de cliënt over de wijze waarop de zorg wordt ingekocht

en georganiseerd. Bij de definitieve keuze voor de woonvorm gaat de

cliënt dus akkoord met de motivatie en mate van bundeling en de

verplichte deelname die hieraan gekoppeld is.

3.3 Verschillen in zorgbehoeften en gemeenschappelijke ruimten

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Welke verschillen bestaan op het gebied van onder meer

zorgbehoeften en gemeenschappelijke ruimten tussen klein-

schalige woonvormen waarbij zorg individueel wordt ingekocht

en kleinschalige woonvormen waarbij pgb’s worden gebundeld?

Omdat er geen woonvormen zijn waar individueel wordt ingekocht

hebben we in kaart gebracht welke gemeenschappelijke ruimten

aanwezig waren en wat het gebruik hiervan is in de praktijk. Ook

hebben we gevraagd of bij het factureren rekening wordt gehouden

met het meer of minder gebruikmaken van de gemeenschappelijke

ruimten. In alle woonvormen die we bezochten, waren minimaal

aanwezig:

• Huiskamer

• Keuken

• Huiskamer en keuken samengevoegd

• Hal

• Gezamenlijk toilet

Daarnaast zagen we bij enkele woonvormen ook nog de volgende

gemeenschappelijke ruimten:

• Tuin

• Tuinkamer

• Fitnessruimte

Het gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes bleek afhankelijk te

zijn van de zorgbehoefte. Cliënten met een somatische grondslag en

cliënten met een vorm van autisme maken minder gebruik van de

gemeenschappelijke ruimtes dan cliënten met een psychogeriatrische

grondslag en cliënten uit de VG/GGZ-sector. Binnen alle woonvormen

zijn er cliënten die meer of minder gebruikmaken van de gemeen-

schappelijke ruimten. Dit wordt echter niet meegewogen bij het

afrekenen van de kosten voor het gebruik van de gemeenschappelijke

ruimten. Iedereen betaalt evenveel voor het gebruik van deze ruimten.

Toeslag Wooninitiatief Wlz

Voor cliënten in pgb-gefinancierde woonvormen vanuit de Wlz is het

mogelijk om een toeslag Wooninitiatief (WI-toeslag) aan te vragen om

de gemeenschappelijke woonruimte mogelijk te maken. We hebben

tijdens de casestudies gevraagd of gebruik wordt gemaakt van deze WI-

toeslag. Ook hebben we gevraagd – indien de WI-toeslag werd

aangevraagd – waarvoor deze wordt gebruikt.

• In alle bezochte woonvormen die (deels) zorg via de Wlz leveren,

hebben de cliënten een WI-toeslag aangevraagd.

• Alle bezochte woonvormen hebben aangegeven dat de toeslag

wordt gebruikt voor de gemeenschappelijke ruimtes. Deze is niet

voldoende om alle kosten te dekken. De overige opbrengsten

komen uit de huur en de servicekosten die worden betaald door de

cliënten. In enkele ouderinitiatieven komt het voor dat door

sponsoring een gemeenschappelijke ruimte (zoals bijvoorbeeld een

fitnessruimte) is gefinancierd. Eén woonvorm specificeert in de

Page 16: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 16

factuur waar deze toeslag voor wordt gebruikt. De overige

woonvormen houden niet specifiek bij voor welk onderdeel van de

gemeenschappelijke ruimte de WI-toeslag wordt gebruikt. Wel

geven zij de WI-toeslag altijd apart op de factuur weer.

Toeslag wooninitiatief Wmo

Binnen de Wmo is er niet een algemene regeling die vergelijkbaar is met

de WI-toeslag in de Wlz. We zien dat gemeenten hier verschillend mee

omgaan. Grofweg zijn gemeenten in vier categorieën in te delen:

1. Gemeenten die de WI-toeslag op dezelfde manier inzetten als in de

Wlz. Zij kiezen er dus voor om bovenop het pgb-tarief van

beschermd wonen een vergelijkbare toeslag toe te kennen met

vergelijkbare voorwaarden als in de Wlz.

2. Gemeenten die de WI-toeslag verwerken in het integrale pgb-tarief

voor beschermd wonen. Ze verhogen het tarief voor woon-

initiatieven die gebruikmaken van een pgb. In dit tarief wordt geen

onderscheid gemaakt tussen het reguliere bedrag en het bedrag

voor het wooninitiatief, zoals in de Wlz. Het is in dit geval ook vaak

onduidelijk wat wel en niet mag/moet worden betaald uit het

integrale tarief. Bijvoorbeeld: is het tarief ook bedoeld voor de huur

van de woonruimte van de cliënt, of moet de cliënt de huur op een

andere wijze betalen?

3. Er wordt geen WI-toeslag toegekend, maar in plaats daarvan wordt

een subsidie toegekend, waar verschillende doelen aan gekoppeld

kunnen worden. Een voorbeeld van een dergelijk doel is het

toewerken naar zelfstandigheid.

4. Gemeenten die geen WI-toeslag toepassen en hier ook geen

rekening mee houden in het tarief.

3.4 Individuele regie versus collectieve regie

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Hoe verhoudt de ervaren individuele regie van mensen met een pgb

zich tot de ervaren collectieve regie bij een bundeling van pgb’s?

Omdat de woonvormen die we hebben bezocht allemaal een vorm van

bundeling van pgb’s hebben, brengen we bij deze vraag de eigen regie

én de collectieve regie binnen de (gebundelde) woonvormen in beeld.

Eigen regie binnen de woonvorm

De eigen regie binnen de woonvorm hebben we op twee manieren

uitgevraagd:

1. Hoe zorgt de woonvorm ervoor dat de cliënten eigen regie hebben

op hun leven en de zorg die zij ontvangen?

2. Hoe ervaren de individuele cliënten de eigen regie die ze binnen de

woonvorm hebben?

Op verschillende manieren geeft de woonvorm invulling aan de eigen

regie van de cliënten.

1a. Door het maken van een individueel zorgplan

Een groot deel van de woonvormen geeft als antwoord dat ze per cliënt

een individueel plan maken waarin zij de zorg beschrijven die de cliënt

nodig heeft. Bij de start van de zorgverlening vertalen ze dit plan naar

een budgetplan. Dit plan gebruikt de cliënt om aan het zorgkantoor en

of de gemeente inzichtelijk te maken welke zorg nodig is. In dit budget-

plan wordt de zorg vaak inzichtelijk gemaakt op uurbasis. Dit plan wordt

ook besproken met de vertegenwoordiger van de budgethouder. Door

Page 17: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 17

het opstellen van een zorgplan, zorgt de woonvorm ervoor dat de cliënt

de zorg krijgt die bij hem of haar past.

1b. Observatie van de cliënt en overleg met de cliënt

Een andere wijze die wordt genoemd is het observeren van de cliënt en

het (dagelijks) overleggen over zijn wensen. Dit wordt met name

genoemd in de ouderenzorg. Men kijkt dan vooral hoe de cliënt

gedurende de dag reageert op bepaalde zaken en welke wensen de

cliënt aangeeft. Hierop wordt de zorgverlening afgestemd.

1c. MDO overleg/familie-overleg

Het overleggen met meerdere zorgverleners (MDO-0verleg) over hoe

de zorg het beste kan worden vormgegeven voor de cliënt is ook

genoemd om bij te dragen aan de eigen regie van de cliënt. Vaak is de

familie hierbij betrokken. Woonvormen geven aan de zorg zo in te

richten dat de cliënt zich fijn voelt, waarbij oog is voor de eigen regie.

In de cirkeldiagrammen 6, 7 en 8 zien we de uitkomsten van deze vraag.

Zorgaanbieders konden meerdere antwoorden per vraag geven. We

hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG zorg-

ondernemer en VG/GGZ ouderinitiatief.

We zien hierin dat in de meeste gevallen gebruik wordt gemaakt van

het individuele zorgplan om de eigen regie te bewaken.

Grafiek 6. Vormen van individuele regie in de ouderenzorg (N=6)

Grafiek 7. Vormen van eigen regie bij VG-zorgondernemers (N=2)

5

4

1

Bevorderen eigen regie - ouderenzorg

Individueel zorgplan

Observatie en overlegcliënt

MDO/familieoverleg

2

1

1

Bevorderen eigen regie - VG zorgondernemer

Individueel zorgplan

Observatie en overlegcliënt

MDO/familieoverleg

Page 18: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 18

Grafiek 8. Vormen van eigen regie bij VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)

De tweede vraag was:

Hoe ervaren de individuele cliënten de eigen regie die ze binnen

de woonvorm hebben?

We hebben hiervoor cliënten(vertegenwoordigers) gesproken. Ook hier

kwamen verschillende antwoorden op.

2a. Persoonlijk budgetplan

Met name cliënten in de VG-ouderinitiatieven geven aan dat de eigen

regie van de cliënt terugkomt in het persoonlijke budgetplan. De cliënt

kan zelf invloed uitoefenen op dit plan.

2b. Individueel plan

Het individuele plan is vergelijkbaar met het hiervoor beschreven

budgetplan, maar is meer op de zorg gericht, zonder dat hieraan geld-

bedragen zijn gekoppeld.

2c. Dagelijks aanpassen aan geuite wensen

Veel cliënten gaven aan dat de eigen regie goed is. Ze ervaren dat de

zorg op elk moment wordt aangepast aan de wensen van de cliënt. In

sommige woonvormen ging dit aanpassen verder dan in andere woon-

vormen. Om de mate van regie te toetsen hebben we specifiek

gevraagd naar de keuzemogelijkheden rondom de maaltijden. In bijna

alle gevallen is er een vast menu, maar kan men hiervan afwijken of

kiezen uit componenten. Het tijdstip van de warme maaltijd lag wel

vaak vast, maar dit werd niet als probleem ervaren.

2d. Het betrekken van de familie bij keuzes over de zorgverlening

Omdat veel cliënten die in de woonvormen wonen niet altijd goed

duidelijk kunnen maken wat ze willen, wordt vaak de familie betrokken

bij het vormgeven van de zorg. Zij waarderen dit zeer en kunnen goed

aangeven wat de cliënt prettig vindt.

In de cirkeldiagrammen 9, 10 en 11 zien we de uitkomsten van deze

vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG

zorgondernemer en VG/GGZ ouderinitiatief.

We zien verschillen in de gegeven antwoorden tussen de ouderenzorg

en de VG/GGZ-sector. Binnen de VG/GGZ-sector zien we dat het

betrekken van de familie vaker als antwoord is gegeven.

7

4

Bevorderen eigen regie - VG/GGZ ouderinitiatief

Individueel zorgplan

Observatie en overlegcliënt

Page 19: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 19

Grafiek 9. Ervaren eigen regie in de ouderenzorg (N=6)

Grafiek 10. Ervaren eigen regie bij VG-zorgondernemers (N=2)

Grafiek 11. Ervaren eigen regie bij VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)

Collectieve regie binnen de woonvorm

Met collectieve regie bedoelen we de mogelijkheid die individuele

cliënten hebben om invloed uit te oefenen op zaken die gezamenlijk

worden geregeld. We hebben de collectieve regie beschreven vanuit het

oogpunt van de woonvorm en vanuit het oogpunt van de cliënt.

We hebben ervaren dat dit onderwerp niet voor iedereen goed te

duiden was. Men was meer gericht op de individuele regie.

De collectieve regie binnen de woonvorm hebben we op twee manieren

in beeld gebracht:

3. Hoe zorgt de woonvorm ervoor dat de cliënten collectieve regie

ervaren binnen de woonvorm?

4. Hoe ervaren de individuele cliënten de collectieve regie binnen de

woonvorm?

6

3

Ervaren eigen regie - cliëntperspectief in de ouderenzorg

Dagelijks aanpassenaan geuite wensen

Het betrekken vanfamilie

1

2

Ervaren eigen regie - cliëntperspectief -VG zorgondernemer

Dagelijks aanpassenaan geuite wensen

Het betrekken vanfamilie

3

7

1

3

Ervaren eigen regie - cliëntperspectief -VG/GGZ ouderinitiatief

Dagelijks aanpassenaan geuite wensen

Het betrekken vanfamilie

Persoonlijkbudgetplan

Indivueel plan

Page 20: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 20

Bij het in kaart brengen van de collectieve regie, zijn de volgende

antwoorden gegeven.

3a. Familiebijeenkomsten

Meerdere organisaties noemen familiebijeenkomsten. Tijdens deze

bijeenkomsten kan de familie, namens de cliënt, invloed uitoefenen op

allerlei dagelijkse zaken.

3b. Cliëntenraad of bewonersraad

Het instellen van een cliëntenraad of bewonersraad wordt door meerdere

organisaties aangegeven als het bevorderen van de collectieve regie.

3c. Individuele regie is vooral belangrijk

Twee organisaties geven aan dat de eigen regie voor gaat op de

collectieve regie. Ze geven aan collectieve regie niet zo belangrijk te

vinden, omdat alle zorg op het individu wordt afgestemd. Hierdoor is er

minder noodzaak voor collectieve regie.

3d. Gebruik van groepsplan

Eén organisatie maakt naast een individueel zorgplan ook een groeps-

zorgplan. Hierin wordt de collectieve zorgverlening beschreven. Alle

cliënten hebben invloed op wat in dit groepsplan staat en de zorg in de

gezamenlijke huiskamer wordt op basis van dit groepsplan gegeven.

Naast de uitvraag aan de woonvormen, hebben we de individuele

cliënten(vertegenwoordigers) gevraagd op welke manier de collectieve

regie wordt vormgegeven.

4a. Familiebijeenkomsten

Net als de woonvormen gaven ook cliënten aan dat familiebijeen-

komsten een vorm zijn waarmee collectieve regie wordt georganiseerd.

4b. Korte lijnen met de directie/het bestuur

Cliënten of hun vertegenwoordigers geven vaak aan dat de directie of

het bestuur goed benaderbaar zijn. Deze beslissen vaak over de

collectieve zaken, dus op deze manier heeft de cliënt het gevoel invloed

te hebben op de collectieve regie. Bij ouderinitiatieven bestaat het

stichtingsbestuur (grotendeels) uit ouders van cliënten en zitten de

ouders ook in diverse commissies, waarmee collectieve regie tot stand

komt op het gebied van visie en gezamenlijke activiteiten.

4c. Cliëntenraad/bijeenkomsten

Net als de woonvormen, gaven ook meerdere cliënten aan dat de

collectieve regie is geregeld via de cliëntenraad of cliëntenbijeen-

komsten.

4d. Informeren over dagelijkse zaken

Cliënten geven aan dat een onderdeel van collectieve regie is dat ze

goed geïnformeerd worden over de dagelijkse gang van zaken binnen

de woonvorm.

4e. Invloed via klachtenregeling

Cliënten geven aan dat ze klachten kunnen indienen als de zaken niet

lopen zoals ze dit willen.

Page 21: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 21

4f. Het gaat om individuele zorg

Enkele cliënten geven aan dat ze geen waarde hechten aan de

collectieve regie, omdat ze voldoende eigen regie op hun individuele

zorg hebben.

4g. Betrokkenheid bij keuzeproces voor zorgaanbieder

Deze vorm van collectieve regie wordt genoemd bij meerdere ouder-

initiatieven in de VG/GGZ. Zij geven aan dat ze als ouders direct

betrokken zijn bij de keuze voor de zorgaanbieder die de zorg binnen de

woonvorm levert (bijvoorbeeld ook bij de samenstelling van het team

met zorgverleners en bij sollicitaties van nieuwe zorgverleners).

Hierdoor ervaren ze veel collectieve regie. Bij enkele woonvormen is er

sprake van geweest dat de ouders van zorgaanbieder wilden wisselen

omdat ze de kwaliteit van zorg niet goed vonden. Dit heeft ertoe geleid

dat de betreffende zorgaanbieder positieve aanpassingen heeft gedaan

in het zorgaanbod en de teamsamenstelling.

3.5 Effect bundelen pgb’s op aard en omvang geboden zorg

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de aard en omvang

van de geboden zorg? Welk verschil in ervaren kwaliteit is er

tussen pgb-houders die zorg individueel of gezamenlijk inkopen?

Welke verschillen in omvang van geboden zorg zijn er bij

vergelijkbare pgb’s?

De cliënten en/of vertegenwoordigers die wij hebben gesproken, gaven

aan weinig tot geen inzicht te hebben in de concrete omvang (in uren

per dag/week) en aard van de zorg. Zij geven allemaal aan dat ze de

zorg en ondersteuning krijgen die ze gedurende de dag nodig hebben

en is afgesproken. Het komt voor dat ze (tijdelijk) meer of minder zorg

nodig hebben. Daar wordt de inzet dan op aangepast. Ze hebben geen

behoefte om exact bij te houden hoeveel zorg ze krijgen, omdat ze

ervaren dat ze voldoende zorg krijgen.

Omdat de woonvormen die we hebben bezocht, allemaal een vorm van

bundeling hebben is niet aan te geven of er verschil is in de ervaren

kwaliteit van zorg tussen pgb-houders die gezamenlijk of individueel

zorg inkopen. Wel kunnen we het effect beschrijven van het bundelen

van de pgb’s.

1. Effect bundelen op aard van de zorg

Hieronder beschrijven we het effect van het bundelen van de pgb’s op

de aard van de zorg. Dit doen we eerst vanuit het perspectief van de

woonvorm en vervolgens vanuit het perspectief van de cliënt.

De woonvormen hebben aangegeven dat er verschillende effecten zijn

op de aard van de zorg die gegeven wordt in een woonvorm met

gebundelde pgb’s.

1a. Groepsbegeleiding

Door het bundelen van pgb’s is het mogelijk om groepszorg te geven.

Deze groepszorg wordt gegeven in de gemeenschappelijke huiskamer.

Groepszorg houdt in dat bijvoorbeeld gezamenlijk wordt gekookt en

gegeten. Tijdens deze activiteiten houdt een begeleider toezicht en

zorgt hij/zij er voor dat iedereen de aandacht krijgt die nodig is.

1b. Individuele zorg en begeleiding

Naast het geven van groepszorg blijft het mogelijk om individuele zorg

te leveren. Per woonvorm en cliënt verschilt de verhouding tussen de

Page 22: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 22

groepszorg en de individuele zorg, afhankelijk van de individuele

behoefte.

1c. 24-uurs aanwezigheid of bereikbaarheid

Door het bundelen van pgb’s is het mogelijk om een 24-uurs aanwezig-

heid of bereikbaarheid vorm te geven. Dit kan alleen doordat deze zorg

gezamenlijk wordt ingekocht met de gebundelde pgb’s.

1d. Externe dagbesteding

Naast de groepsbegeleiding binnen de woonvorm, is het mogelijk om

ook nog externe dagbesteding in te kopen. Bundeling sluit externe

dagbesteding dus niet uit.

In de cirkeldiagrammen 12, 13 en 14 zien we de uitkomsten van deze

vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG

zorgondernemer en VG/GGZ ouderinitiatief. Er zijn meerdere

antwoorden per woonvorm gegeven. We zien dat met name de

VG/GGZ-sector gebruikmaakt van de externe dagbesteding.

Grafiek 12. Effect bundeling op aard van de zorg in ouderenzorg (N=6)

Grafiek 13. Effect bundeling op aard van de zorg bij VG-zorgondernemers (N=2)

6

6

2

6

Effect bundelen op aard van de zorg - Ouderen

Groepsbegeleiding

Individuele zorg enbegeleiding blijft mogelijk

Individuele dagbestedingextra inzet (intern)

24-uursaanwezigheid/bereikbaarheiddankzij bundeling

2

2

2

1

Effect bundelen op aard van de zorg - VG zorgondernemer

Groepsbegeleiding

Individuele zorg enbegeleiding blijft mogelijk

24-uursaanwezigheid/bereikbaarheid dankzij bundelingGroepsbegeleiding/externedagbesteding

Page 23: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 23

Grafiek 14. Effect bundeling op aard van de zorg bij VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)

Gevraagd naar het effect van bundeling op de omvang van de zorg

waren de antwoorden eenduidig en terug te brengen tot twee

categorieën:

• Door de bundeling is het mogelijk om meer zorg te leveren; dit

wordt aangegeven door de meeste woonvormen.

• De bundeling heeft geen invloed op de omvang van de zorg die

geleverd wordt; dit wordt aangegeven door een beperkt aantal

woonvormen.

In de cirkeldiagrammen 15, 16 en 17 zien we de uitkomsten van deze

vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG

zorgondernemer en VG/GGZ-ouderinitiatief.

Grafiek 15. Effect bundeling op omvang van zorg in de ouderenzorg (N=6)

Grafiek 16. Effect bundeling op omvang van zorg bij VG-zorgondernemers (N=2)

8

8

1

8

6

Effect bundelen op aard van de zorg - VG/GGZ ouderinitiatief

Groepsbegeleiding

Individuele zorg enbegeleiding blijft mogelijk

Individuele dagbestedingextra inzet (intern)

24-uursaanwezigheid/bereikbaarheiddankzij bundelingGroepsbegeleiding/externedagbesteding

33

Effect bundelen op omvang van zorg - ouderen

Meer zorg

Gelijk

2

Effect bundelen op omvang van zorg -VG zorgondernemer

Meer zorg

Page 24: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 24

Grafiek 17. Effect bundeling bij VG/ZZG-ouderinitiatieven (N=8)

2. Invloed bundeling op de ervaren kwaliteit van zorg

In dit onderdeel hebben we in kaart gebracht hoe cliënten de invloed

ervaren van het bundelen van pgb’s op de kwaliteit van zorg die

geleverd wordt.

2a. De cliënt ervaart een hoge kwaliteit van zorg

Meerdere cliënten(vertegenwoordigers) geven aan dat door het

bundelen van de pgb’s een hoge kwaliteit van zorg geleverd kan

worden. Dit heeft onder meer te maken met de snelle beschikbaarheid

van de zorg. Doordat altijd een begeleider aanwezig is waar een beroep

op kan worden gedaan, kunnen problemen snel opgelost worden. Het

voorkomt dat problemen te hoog oplopen. Door het bundelen van pgb’s

is het mogelijk dat de zorg dichtbij en op afroep beschikbaar is.

2b. Het bundelen heeft geen invloed op de kwaliteit van de zorg

Daarnaast zijn er ook cliënten(vertegenwoordigers) die aangeven dat

enkel het bundelen geen invloed heeft op de kwaliteit van de zorg.

2c. Tevreden over de kwaliteit van de zorg, maar geen inzicht of dit

een relatie heeft met het bundelen van pgb’s

Als laatste antwoord geven cliënten(vertegenwoordigers) aan dat ze

tevreden zijn over de zorg, maar dat ze niet kunnen aangeven of dit

dankzij of ondanks het bundelen van zorg is. Hiervoor hebben ze te

weinig ervaring met het niet bundelen van zorg. Ook kwam het voor dat

men niet begreep wat het bundelen van zorg precies inhoudt (de vraag

was te moeilijk).

In de cirkeldiagrammen 18, 19 en 20 zien we de uitkomsten van deze

vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG

zorgondernemer en VG/GGZ-ouderinitiatief. Met name bij de VG/GGZ-

ouder-initiatieven zijn alle cliënten ervan overtuigd dat het bundelen

van de zorg maakt dat de kwaliteit van de zorg hoog is.

6

2

Effect bundelen op omvang van zorg -VG/GGZ ouderinitiatief

Meer zorg

Gelijk

Page 25: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 25

Grafiek 18. Effect bundeling op kwaliteit van zorg in de ouderenzorg (N=6)

Grafiek 19. Effect bundeling op kwaliteit van zorg bij VG-zorgondernemers (N=2)

Grafiek 20. Effect bundeling op kwaliteit van zorg bij VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)

3.6 Effect van bundelen pgb’s op administratieve lasten

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Wat is het effect van bundelen van pgb’s op de administratieve

lasten van pgb-houders en zorgaanbieders?

Het gaat dan om de ervaren effecten van het bundelen van de pgb’s op

de administratieve lasten vanuit het perspectief van de woonvorm en

vanuit het perspectief van de budgethouder.

1. Effect bundelen van pgb’s op administratieve last van de woonvorm

Hieronder beschrijven we hoe de woonvormen de administratieve

lasten ervaren rondom de (gebundelde) pgb’s.

2

1

3

Invloed bundeling kwaliteit van zorg - ouderen

Hoge kwaliteit van zorgbij bundelen

Bundeling heeft geeninvloed op de kwaliteitvan zorg

Tevreden over kwaliteitvan zorg, geen zicht opeffect van bundelenhierop

11

Invloed bundeling kwaliteit van zorg - VG zorgondernemer

Hoge kwaliteit van zorgbij bundelen

Tevreden over kwaliteitvan zorg, geen zicht opeffect van bundelenhierop

8

Effect bundeling kwaliteit van zorg -VG/GGZ ouderinitiatief

Hoge kwaliteit van zorgbij bundelen

Page 26: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 26

1a. Door het bundelen zijn de administratieve lasten lager

In verreweg de meeste gevallen geeft de woonvorm aan dat de

administratieve lasten lager zijn door het bundelen van de pgb’s. Zo

wordt vrijwel altijd een vast maandbedrag afgesproken dat aan de cliënt

wordt gefactureerd. Men werkt dan volgens het principe ‘planning =

realisatie’. Dit betekent dat een planning wordt opgesteld met hierin

het aantal uren per cliënt. Vervolgens wordt ervan uitgegaan dat de

uren volgens planning worden gemaakt. De werkelijke gewerkte uren

worden dan niet per cliënt bijgehouden.

1b. Meer administratieve lasten door het bijhouden van uren

Een aantal woonvormen geeft aan wel per cliënt bij te houden hoeveel

uren zorg daadwerkelijk wordt geleverd om onder andere zicht te

houden op de passendheid van de indicatie/beschikking. Dit vergt wel

een behoorlijke administratie.

1c. Hoge administratieve lasten door het overnemen van administratie

van cliënt

Eén woonvorm geeft aan dat de cliënten worden ondersteund bij de

administratie. De reden is dat de woonvorm geen financieel risico wil

lopen op het moment dat de cliënt de administratie niet voldoende kan

bijhouden. Ondanks bundeling wordt de administratie van het pgb

daardoor wel als intensief ervaren.

In de cirkeldiagrammen 21, 22 en 23 zien we de uitkomsten van deze

vraag. We hebben hier de splitsing gemaakt tussen ouderenzorg, VG-

zorgondernemer en VG/GGZ-ouderinitiatief.

We zien dat de meeste woonvormen aangeven dat door de bundeling

de administratieve lasten lager zijn.

Grafiek 21. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit woonvorm in de

ouderenzorg (N=6)

Grafiek 22. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit woonvorm bij VG-

zorgondernemers (N=2)

4

1

1

Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt zorgaanbieder - ouderen

Lage administratieve lasten doorbundelen

Meer administratieve lasten doorhet bijhouden van uren

Hoge administratieve lasten doorovernemen administratie vancliënt

2

Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt zorgaanbieder - VG zorgondernemer

Lageadministratievelasten doorbundelen

Page 27: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 27

Grafiek 23. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit woonvorm bij VG/GGZ-

ouderinitiatieven (N=8)

2. Effect bundelen van pgb’s op de administratieve last van cliënt

Hieronder beschrijven we hoe de cliënten de administratieve lasten

ervaren rondom de (gebundelde) pgb’s.

2a. Lage administratieve lasten

De meeste cliënten gaven aan dat de administratieve lasten laag zijn en

ervaren deze niet als een obstakel. Dit heeft te maken met het bundelen

van de pgb’s en de mogelijkheid om maandelijks vaste bedragen over te

maken.

2b. Opstart intensief, daarna lage administratieve lasten

Meerdere cliënten geven aan dat de administratieve lasten laag zijn, maar

dat de opstart van het pgb wel intensief is. Cliënten geven aan dat veel

pgb-formulieren moeten worden ingevuld voordat de pgb-aanvraag

wordt goedgekeurd.

2c. Hoge administratieve lasten

Een enkele keer heeft een cliënt(vertegenwoordiger) aangegeven dat

de administratieve lasten hoog zijn, ondanks de bundeling van pgb’s.

Degenen die dit aangaven, vonden de formulieren die ingevuld moesten

worden bijvoorbeeld moeilijk.

In de cirkeldiagrammen 24, 25 en 26 zien we de uitkomsten van deze

vraag, wederom gesplitst naar ouderenzorg, VG-zorgondernemer en

VG/GGZ-ouderinitiatief.

We zien dat de meeste cliënten aangeven dat administratieve lasten

laag zijn, in ieder geval na de opstart.

Grafiek 24, Effect bundeling op administratieve lasten vanuit cliëntperspectief in de

ouderenzorg (N=6)

7

1

Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt zorgaanbieder - VG ouderinitiatief

Lage administratievelasten door bundelen

Meer administratievelasten door hetbijhouden van uren

3

2

Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt cliënt - ouderen

Lage administratievelasten

Opstart intensief,daarna lageadministratieve lasten

Page 28: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 28

Grafiek 25. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit cliëntperspectief bij VG-

zorgondernemers (N=2)

Grafiek 26. Effect bundeling op administratieve lasten vanuit cliëntperspectief bij

VG/GGZ-ouderinitiatieven (N=8)

3.7 Effect bundelen pgb’s op controleren rechtmatigheid

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de mogelijkheden

van de verstrekker om de besteding van het pgb te controleren op

rechtmatigheid?

Tijdens de gesprekken hebben we gevraagd op welke manier de

rechtmatigheid van de besteding door cliënten wordt gecontroleerd.

1. Huisbezoek van het zorgkantoor

Alle cliënten met een pgb vanuit de Wlz, hebben een huisbezoek van

het zorgkantoor gehad. Dit is een gesprek tussen het zorgkantoor en de

cliënt, waar niemand van de woonvorm bij zit. In dit gesprek wordt de

administratie doorgenomen, waaronder de overeenkomsten en

facturen. Het gaat hierbij om het individuele pgb van de client en niet

om de gebundelde pgb’s.

2. Jaarlijks keukentafelgesprek

Woonvormen waarbij cliënten via de Wmo een beschikking hebben,

geven aan dat tijdens het keukentafelgesprek over de voortzetting van

de zorg vaak ook wordt gekeken naar de administratie van het voorbije

jaar. Dit gaat dan om het individuele pgb en niet om de gebundelde

pgb’s.

3. Weinig controle Wmo-verstrekker

Een woonvorm met cliënten met beschikkingen vanuit de Wmo heeft

aangegeven dat weinig tot geen controle op de rechtmatigheid wordt

ervaren vanuit de gemeente.

Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt cliënt - VG zorgondernemer

Lage administratievelasten

3

4

1

Effecten bundelen administratieve lasten -oogpunt cliënt - VG/GGZ ouderinitiatief

Lage administratievelasten

Opstart intensief,daarna lageadministratieve lasten

Page 29: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 29

Grafiek 27. Controle op rechtmatigheid in de ouderenzorg (N=6)

Grafiek 28. Controle op rechtmatigheid bij VG-zorgondernemers (N=2)

Grafiek 29. Controle op rechtmatigheid bij ouderinitiatieven (N=8)

3.8 Controle op rechtmatigheid door verstrekkers

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Welk effect heeft het bundelen van pgb’s voor de verstrekker op

de mogelijkheden om de besteding van het pgb te controleren op

rechtmatigheid?

Voor de beantwoording van deze vraag hebben we gesproken met zes

gemeenten (uit Overijssel, Groningen Brabant en Limburg) en vijf zorg-

kantoren (verspreid over het land).

Bevindingen gemeenten

In vier van de zes gemeenten die we hebben gesproken was sprake van

een kleinschalige woonvorm waar individuele pgb’s worden gebundeld.

Geen van de gevraagde gemeenten had hier principieel bezwaar tegen.

Zij zien over het algemeen de meerwaarde van deze woonvormen.

6

Controle op rechtmatigheid - ouderen

Huisbezoek van hetzorgkantoor

2

Controle op rechtmatigheid -VG zorgondernemer

Huisbezoek vanhet zorgkantoor

51

2

Controle op rechtmatigheid -VG/GGZ ouderinitiatief

Huisbezoek van hetzorgkantoor

Jaarlijkskeukentafelgesprek metde gemeente

Weinig controle van(Wmo)verstrekker

Page 30: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 30

Alle gevraagde gemeenten zien het toekennen van het pgb als een

individuele verstrekking. Of het pgb gebundeld wordt ingezet maakt

geen verschil in de toekenning van een pgb. Men ziet het als de

verantwoordelijkheid van de pgb-houder. Er is bij geen van de onder-

vraagde gemeenten een andere administratieve afhandeling dan

wanneer het een individueel pgb betreft.

Bij alle gevraagde gemeenten ligt de controle op de rechtmatigheid

vooral bij de indicatie en de toekenning. Als de indicatie is afgegeven en

de zorg/begeleiding is ingezet verloopt de uitbetaling via de SVB. Deze

controleert de facturen en betaalt uit. Alle gemeenten geven aan hier

vervolgens niet veel zicht meer op te hebben. Enkele gemeenten geven

aan dat ze vinden dat de controle intensiever zou moeten, maar hier

onvoldoende capaciteit voor te hebben. Eén gemeente geeft hier geen

prioriteit aan omdat ze de woonvormen kennen en tevreden zijn over de

kwaliteit die ze leveren. Eén gemeente kijkt bij een nieuwe woonvorm

kritisch of de afspraken goed worden nagekomen en ze controleren dan

ook extra. Men vindt het niet bezwaarlijk dat de uitbetaling van de pgb’s

gaat met vaste maandelijkse bedragen. Dat kent men zowel bij

individuele als bij gebundelde pgb’s.

Alle gemeenten hebben wel opgemerkt dat bij bundeling individuele

controle van de gegeven zorg en begeleiding lastiger is omdat een

woonvorm niet precies kan aangeven welke zorg en begeleiding

individueel is gegeven (dit wordt niet geregistreerd).

Enkele gemeenten geven aan te moeten waken dat de woonvorm geen

sturende rol krijgt bij beslissing over de hoogte van de indicatie. Een

woonvorm kan immers belang hebben bij de uitslag van de indicatie.

Twee gemeenten zien als risico van het bundelen van pgb’s dat een

cliënt zowel met zorg/ begeleiding als met huisvesting gekoppeld is aan

de betreffende woonvorm. Wanneer een cliënt zich ontwikkelt naar

meer zelfstandigheid en mogelijk zou kunnen verhuizen naar een meer

zelfstandige woonvorm, vormt de ‘koppeling van de zorg/begeleiding

met de huisvesting’ een drempel om te verhuizen.

Bevindingen zorgkantoren

Alle zorgkantoren die we spraken hebben binnen hun werkgebied

kleinschalige woonvormen die gebruikmaken van bundeling van pgb’s.

Zij hebben hier geen bezwaar tegen: ze hechten allemaal aan de

keuzevrijheid van de cliënt. De kwaliteit van zorg moet wel goed zijn.

De indicatie voor de Wlz wordt afgegeven door het CIZ. De beoordeling

van het budget, noodzakelijk voor toekenning van een pgb, richt zich op

inzicht in de kwaliteit van zorg en de besteding van de middelen op

individueel niveau. Dit wordt besproken in een ‘bewust keuze gesprek’

voordat het pgb wordt toegekend. De afrekening gaat meestal met

vaste bedragen per maand; dit is voor de zorgkantoren geen probleem.

De toekenningsbeschikking van het pgb kent een duur van één jaar.

Over het algemeen is er minimaal eens per drie jaar een huisbezoek

door het zorgkantoor waarbij aandacht is voor de kwaliteit en de

kwantiteit van de zorg en begeleiding en de verantwoording van de

bestede middelen. De zorgkantoren geven aan dat bij de controle op de

rechtmatigheid in principe geen verschil is tussen het individueel

besteedde pgb of gebundelde pgb’s. Zorgkantoren volgen daarin de

landelijke leidraad feitelijke levering, zoals afgestemd met VWS en de

NZa. Bij deze controle is meestal geen contact tussen de woonvorm en

het zorgkantoor. Eén zorgkantoor geeft aan in enkele gevallen de

Page 31: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 31

woonvorm wel bij de controle te betrekken. Ze bezoeken de woonvorm

en bespreken met hen de kwaliteit van zorg en kijken naar de

administratie. Bij deze bezoeken worden altijd ook individuele pgb-

cliënten betrokken. Wel of niet bundelen maakt hierbij geen verschil.

Enkele zorgkantoren gaven aan dat het bundelen van pgb’s in een

woonvorm drempelverhogend kan werken als de cliënt ontevreden is

over (een deel van de ) zorg en/of begeleiding. Zij zijn immers voor hun

woonsituatie ook afhankelijk van de woonvorm. Een ander zorgkantoor

gaf aan dat dit bij zorg in natura ook aan de orde is en daarmee dus

geen verschil maakt.

3.9 Wet- en regelgeving bij bundelen pgb’s

In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag:

Hoe verhoudt het bundelen van pgb’s zich tot wet- en

regelgeving rond pgb’s in de Wmo en Wlz?

Voor het beantwoorden van deze vraag hebben we een juridisch

deskundige ingeschakeld. Hij heeft alle regelgeving in de Wmo 2015, de

Wlz, het Besluit langdurige zorg en de Regeling langdurige zorg die te

maken heeft met het pgb op een rij gezet. Daarbij is ten aanzien van de

Wlz het gebruik in het buitenland buiten beschouwing gelaten. Bijlage 4

bevat een overzicht van alle beoordeelde artikelen uit de Wmo 2015, de

Wet langdurige zorg (Wlz), Het Besluit langdurige zorg (Blz) en de

Regeling langdurige zorg (Rlz).

Het enige doel van het pgb is om degene aan wie het pgb toegekend is

zijn volledige eigen regie over de door hem of haar in te kopen zorg te

bieden. Daarbij is via jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep

ook geregeld dat, wie niet in staat is die eigen regie te voeren, alle

verantwoordelijkheden die komen kijken bij het pgb worden

overgedragen aan de zogenaamde gewaarborgde hulp. Een groot deel

van de doelgroep is niet in staat de eigen regie te voeren. Daaronder

vallen ook de bewoners van wooninitiatieven. Aan gewaarborgde hulp

zijn eisen gesteld. Via gewaarborgde hulp is ook deze groep in staat tot

‘eigen’ regie.

De regelgeving van de Wmo 2015 ten aanzien van het pgb is beperkt.

Hoofdregels zijn gegeven. De invulling is aan gemeenten. Over het

algemeen is de invulling van gemeenten via een verordening, besluit of

beleidsregels zeer beperkt. Wat de wettekst van de Wmo 2015 betreft is

dit geen enkel beletsel voor het bundelen van pgb’s tot een

wooninitiatief.

De regelgeving van de Wlz is uitgebreid. Er is zelfs een artikel van het

Besluit langdurige zorg (artikel 3.1.4, leden 2 en 3) speciaal gewijd aan

woonvormen. Dit artikel betreft woningaanpassingen, die overigens

nog onder de Wmo 2015 vallen en onder de Wmo 2015 zullen blijven

vallen. Ook de regelgeving zoals vastgelegd in de Wlz, het Besluit

langdurige zorg en de regeling langdurige zorg leveren geen frictie op

met het bundelen van pgb’s om te komen tot een woonvorm.

Een woonvorm kan op twee manieren worden gedefinieerd:

• De eerste manier is de basis leggen bij het ontstaan: een (ouder)

initiatief dat voor een aantal personen met gebruikmaking van hun

inkomen en een pgb uit de Wmo 2015 of de Wlz een woonsituatie

tot stand brengt waarin betrokken cliënten/verzekerden kunnen

wonen en professioneel worden begeleid.

Page 32: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 32

• De tweede manier is naar het resultaat kijken: een woonvorm waar

cliënten/verzekerden een woonplek vinden met daaraan verbonden

professionele begeleiding, die zij bekostigen uit hun inkomen en uit

een pgb op grond van de Wmo 2015 of de Wlz. Bij beide

formuleringen gaat het om een professionele woonsituatie. Als die

kwalitatief voldoet aan alle eisen van de Wmo 2015 of de Wlz kan er

geen enkel bezwaar zijn dat het pgb daar gebundeld voor gebruikt

wordt.

In feite is de gebundelde situatie niet anders dan die van een cliënt/

verzekerde die met zijn inkomen een plaats huurt in een particuliere

zorginstelling en met zijn pgb de zorg financiert.

Wet- en regelgeving vormen geen probleem voor het bundelen van

pgb’s om ze zodoende te gebruiken voor woonvormen.

Page 33: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 33

4. Conclusies

Naar aanleiding van de resultaten van de casestudies formuleren

we in dit hoofdstuk enkele conclusies.

Algemene conclusie

Er is een grote mate van overeenstemming tussen de woonvormen over

de redenen voor en effecten van bundeling. Binnen de Wlz en de Wmo

zien we hierin geen verschillen. De verschillen die we wel constateren

hangen niet zozeer samen met de doelgroep en/of de verstrekker, maar

met de verschillen in initiatiefnemer.

Welke vormen van bundeling van pgb’s kunnen in de praktijk

worden onderscheiden?

Alle bezochte woonvormen passen een vorm van bundeling toe. Daarbij

komen twee vormen van bundeling het meeste voor en deze zijn te

koppelen aan een doelgroep.

• Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning. Dit komt

vooral voor in de ouderenzorg.

• Gezamenlijke inkoop van zorg en individuele inkoop van dag-

besteding. Dit komt vooral voor in verstandelijk

gehandicaptenzorg.

Wat zijn redenen om bij het inkopen van zorg bij een kleinschalige

woonvorm pgb’s deels of geheel te bundelen? Wie maakt deze

keuze en wat zijn onderliggende redenen hiervoor?

We zien dat bundeling over het algemeen nodig is voor het organiseren

van de zorg binnen kleinschalige woonvormen. Door het bundelen van

pgb’s is het mogelijk de continuïteit van zorg te garanderen en kan de

zorg efficiënt worden ingericht.

Men beschouwt het in veel gevallen als noodzakelijk om 24 uur per dag

voldoende kwaliteit en bezetting te kunnen bieden waarbij door het

vaste team meer rust en continuïteit is gewaarborgd. Ook heeft men

dan invloed op (de samenstelling van) het team van zorgverleners.

De keuze voor het bundelen van pgb’s is in alle gevallen gemaakt door

de woonvorm. In het geval van een ouderinitiatief wordt deze keuze

gemaakt door de cliëntvertegenwoordigers, de ouders. In het algemeen

is gebleken dat een cliënt met name kiest voor de woonvorm en niet

voor de wijze van financiering.

Welke verschillen bestaan op het gebied van onder meer zorg-

behoeften en gemeenschappelijke ruimten tussen kleinschalige

woonvormen waarbij zorg individueel wordt ingekocht en

kleinschalige woonvormen waarbij pgb’s worden gebundeld?

In alle bezochte woonvormen zijn diverse gemeenschappelijke ruimtes

waarbij een gemeenschappelijke huiskamer overal aanwezig is. In het

algemeen is aan te geven dat cliënten met een somatische grondslag of

een vorm van autisme er minder gebruik van maken dan cliënten met

een psychogeriatrische grondslag. Bij geen van de woonvormen wordt

hier bij de facturering rekening mee gehouden. Iedere Wlz-budget-

houder heeft de toeslag Wooninitiatief (WI-toeslag) aangevraagd die

gezamenlijk wordt ingezet voor de betaling van de gemeenschappelijke

ruimten. Gemeenten gaan verschillend om met de betaling van de

Page 34: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 34

gemeenschappelijke ruimten: door middel van de WI-toeslag, als

onderdeel van het integrale tarief, via een subsidie of zonder een

vergoeding.

Hoe verhoudt de ervaren individuele regie van mensen met een

pgb zich tot de ervaren collectieve regie bij een bundeling van

pgb’s?

Alle woonvormen hechten veel waarde aan individuele regie. Alle

cliënten hebben een zorgplan of een budgetplan waarin individueel zorg

wordt vastgelegd. Er is veel overleg met de cliënt en/of familie en men

kijkt dagelijks naar de behoefte. Dit beeld is bevestigd door de cliënten

die we hebben gesproken.

Wel zien we verschil in de aandacht voor de collectieve regie. Doordat

de individuele regie echter goed is geregeld, levert dit geen problemen

op. De collectieve regie ervaart men bij de ouderinitiatieven met name

in de invloed die men heeft op de visie van het initiatief, de keuze voor

het zorgteam en de uitwerking van allerlei gezamenlijke activiteiten via

commissies. Daarnaast zijn overal bijeenkomsten voor cliënten en/of

familie. Er zijn twee woonvormen die individuele regie belangrijker

vinden dan collectieve regie.

Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de aard en omvang

van de geboden zorg? Welk verschil in ervaren kwaliteit is er

tussen pgb-houders die zorg individueel of gezamenlijk inkopen?

Welke verschillen in omvang van geboden zorg zijn er bij

vergelijkbare pgb’s?

We hebben ons gericht op de ervaren zorg. Hierbij is het beeld van de

reden van bundeling aangescherpt. Als effect van de bundeling op de

aard van de zorg wordt aangegeven dat - naast individuele zorg en

begeleiding - groepsbegeleiding mogelijk is, dat de mogelijkheid voor

externe individuele dagbesteding blijft bestaan en dat 24-uurs

bezetting/bereikbaarheid mogelijk is. Over de omvang van de zorg is

het beeld wisselend. Een deel geeft aan door bundeling meer zorg te

kunnen geven, een ander deel geeft aan dat bundeling hier geen invloed

op heeft. Zowel woonvormen als cliënten ervaren een hoge kwaliteit

van zorg. Er is geen tekort aan zorg vermeld. Of dit direct door de

bundeling komt is niet eenduidig naar voren gekomen.

Wat is het effect van bundelen van pgb’s op de administratieve

lasten van pgb-houders en zorgaanbieders?

De meeste woonvormen geven aan dat de administratieve lasten lager

zijn door het bundelen van de pgb’s. Men komt meestal een vast

maandbedrag overeen dat maandelijks wordt gefactureerd. In de

gevallen waarin de woonvorm de daadwerkelijke uren in rekening

brengt, worden de administratieve lasten wel als hoog ervaren.

De meeste cliënten geven aan dat de administratieve lasten laag zijn.

Daarbij wordt door enkelen opgemerkt dat het opstarten van het pgb

wel intensief was voor wat betreft de administratie.

Welk effect heeft het bundelen van pgb’s op de mogelijkheden

van de verstrekker om de besteding van het pgb te controleren op

rechtmatigheid?

Page 35: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 35

Bundelen van pgb’s heeft geen effect op de mogelijkheden voor de

verstrekker om te controleren op rechtmatigheid. Verstrekkers blijven

ook bij het bundelen van pgb’s het pgb controleren op individueel

niveau. Hierbij geven de Zorgkantoren aan dat zij de leidraad feitelijke

levering volgen. Bij alle gevraagde gemeenten ligt de controle op de

rechtmatigheid vooral bij de indicatie en de toekenning.

Hoe verhoudt het bundelen van pgb’s zich tot wet- en

regelgeving rond pgb’s in de Wmo en Wlz?

In de wet- en regelgeving rond pgb’s in de Wmo en Wlz zijn geen

bepalingen opgenomen die een beletsel vormen voor het bundelen van

pgb’s. In feite is de gebundelde situatie niet anders dan die van een

cliënt/ verzekerde die met zijn inkomen een plaats huurt in een

particuliere zorginstelling en met zijn pgb de zorg financiert.

Page 36: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 36

Bijlage 1. Gehanteerde definities

Woonvorm of wooninitiatief

In diverse stukken worden beide termen gebruikt. In deze rapportage

gebruiken we de term ‘woonvorm’, waarmee we alle typen van

kleinschalige woonvormen en ouderinitiatieven bedoelen.

Kleinschalige woonvorm

Er is sprake van een woonvorm als:

• tussen de 3 en 26 personen zorg ontvangen;

• deze personen verblijven op één woonadres (of binnen een straal

van 100 meter met ten minste één gemeenschappelijke verblijfs-

ruimte);

Categorieën binnen de kleinschalige woonvormen

Binnen de kleinschalige woonvormen kan een onderscheid worden

gemaakt in verschillende vormen (in lijn met de vergoedingenlijst pgb,

we gebruiken deze categorieën ook in geval van ZIN).

• Woonvorm enkel huis

Dit zijn woonvormen waarvan de cliënten een rechtstreekse

zorgovereenkomst hebben met hun zorgverlener. De zorg verloopt

dus niet via de rechtspersoon van de woonvorm, maar de cliënt

treedt zelf op als werkgever.

• Woonvorm zorg

Deze categorie is nog op te delen in subcategorieën:

— De woonvorm zelf, in de vorm van de rechtspersoon, koopt voor

alle cliënten de zorg in. De cliënten hebben een

zorgovereenkomst met de woonvorm.

— Woonvormen waarbij zorgondernemers (ondernemers zoals de

Thomashuizen) de zorg verlenen en waar de cliënten een

rechtstreekse zorgovereenkomst hebben met de woonvorm.

Initiatiefnemer van de kleinschalige woonvorm

Binnen de woonvormen maken we onderscheid in de initiatiefnemer:

• Particulier initiatief:

de woonvorm is opgezet door ouders, familie of cliënten .

• Zorgondernemer:

wanneer sprake is van een zorgondernemer, dan levert de

zorgondernemer zelf (een deel van) de zorg die cliënten nodig

hebben. Een bekend voorbeeld zijn de Thomashuizen.

• Zorgaanbieder:

de initiatiefnemer is een zorgaanbieder, die ook de zorg levert in de

woonvorm.

Financiering van de kleinschalige woonvorm

De kleinschalige woonvormen kunnen op verschillende manieren

worden gefinancierd. Voor de definitie van deze financieringsvormen

sluiten we aan bij de manier waarop deze zijn beschreven door het

Zorginstituut Nederland.

• Persoonsgebonden budget (pgb)

Bij het pgb ontvangt de verzekerde een budget waarmee hij zelf

zorg kan inkopen. Dat budget wordt niet overgemaakt naar de

eigen bankrekening van de verzekerde maar wordt door de Sociale

Verzekeringsbank (SVB) beheerd. De verzekerde kan vanuit dit

budget betalingen laten doen aan zijn zorgverleners, maar moet

hierover wel verantwoording afleggen aan het zorgkantoor (Wlz) of

de gemeente (Wmo).

Page 37: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 37

• Modulair pakket thuis (mpt)

Met het mpt kunnen verzekerden de zorg van één of meer Wlz-

aanbieders thuis krijgen. Verzekerde kan bij het mpt er ook voor

kiezen om bepaalde zorgvormen in natura van een Wlz-

zorgaanbieder te ontvangen en de overige zorgvormen zelf in te

kopen met een pgb.

• Volledig pakket thuis (vpt)

Het vpt wordt integraal en in natura geleverd door één Wlz-

zorgaanbieder. De verzekerde regelt zelf het verblijf (door thuis te

wonen of te huren bij een zorgaanbieder).

• Zorg in Natura (zin met verblijf in een instelling).

De zorg wordt in natura geleverd door de zorgaanbieder. Het gaat

bij verblijf om wonen in een instelling die geschikt is om de zorg te

bieden waarop de verzekerde is aangewezen.

Vormen van bundelen van pgb’s

• Pgb-regulier (geen sprake van bundeling): de cliënt koopt de zorg

zelf rechtstreeks in bij de zorgverlener. In veel gevallen hebben de

cliënten wel contracten met dezelfde zorgverleners.

• Pgb-gebundeld: de cliënten die in de woonvorm wonen, kopen

gezamenlijk producten of diensten in. Binnen gebundelde pgb’s is

het mogelijk om een deel van de zorg en ondersteuning gezamen-

lijk (gebundeld) in te kopen of alle zorg gebundeld in te kopen.

Toeslag Wooninitiatief (WI-toeslag)

Binnen de kleinschalige woonvorm kan aanspraak worden gemaakt op

de toeslag Wooninitiatief (WI-toeslag). Dit kan alleen als een cliënt een

pgb heeft en woont binnen een kleinschalige woonvorm. Hierbij gelden

de volgende voorwaarden:

• Indien sprake is van een woonvorm enkel huis:

In de zorgbeschrijving moet staan waar de toeslag voor gebruikt

wordt. De cliënten van deze woonvormen kunnen de volgende

kosten via losse bedragen declareren: alarmsystemen, uitluister-

apparatuur, brandveiligheid, domotica, onderhoud van deze eerder

genoemde zaken, zorg gerelateerde investeringen in gemeen-

schappelijke ruimten, administratiekosten, kosten voor het

kantoor, kantoorartikelen en de huur van gemeenschappelijke

ruimten, voor zover in die ruimten zorg wordt verleend. In dit geval

moet er een apart en los bedrag in een overeenkomst zijn

opgenomen en beschreven in een zorgbeschrijving.

• Indien sprake is van een woonvorm zorg:

In de zorgbeschrijving moet staan waar de toeslag voor gebruikt

wordt. Dit kunnen de volgende zaken zijn: alarmsystemen,

uitluisterapparatuur, brandveiligheid, domotica, onderhoud van

deze zaken, zorg gerelateerde investeringen in gemeenschappelijke

ruimten en de huur van gemeenschappelijke ruimten, voor zover in

die ruimten zorg wordt verleend. De WI-toeslag moet opgenomen

worden in het uurloon voor de zorg.

Combinaties van financieringsvormen

Cliënten die in een kleinschalige woonvorm wonen, kunnen gebruik

maken van verschillende financieringsvormen. Zo kan een cliënt een

deel van de zorg inkopen via een gebundeld pgb en een ander deel via

een regulier pgb. Ook is het mogelijk om een mpt te combineren met

een pgb.

Page 38: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 38

Bijlage 2. Administratieve eisen pgb Wlz en Wmo

In onderstaande tabellen geven we voor zowel de Wmo als de Wlz de administratieve vereisten weer voor het verkrijgen van een pgb. Hieruit blijkt dat

het administratieve proces voor beide sectoren vergelijkbaar is. Het grote verschil zit in het proces voorafgaand aan het verkrijgen van een pgb: in de

Wlz krijgt een cliënt een indicatie voor onbepaalde tijd en in de Wmo een beschikking voor bepaalde tijd (meestal 1 jaar).

Proces: van ontvangst indicatie tot start zorglevering

Wat is de administratieve eis? Welke partij stelt de eis? Wie is verantwoordelijk hiervoor? Bij welke leveringsvorm wordt deze eis gesteld?

Het opstellen van een budgetplan Gemeente

Zorgkantoor Budgethouder of vertegenwoordiger pgb regulier/pgb gebundeld

Opstellen van zorgovereenkomst(en)

tussen cliënt en zorgverlener(s)

Gemeente

Zorgkantoor

SVB

Budgethouder of vertegenwoordiger pgb regulier

Opstellen van zorgovereenkomst tussen

cliënt en kleinschalige woonvorm

Gemeente

Zorgkantoor

SVB

Budgethouder of vertegenwoordiger pgb gebundeld

Tabel 2.1. Van ontvangst indicatie tot start zorglevering pgb

Proces: van start zorglevering tot betaling zorglevering

Wat is de administratieve eis? Welke partij stelt de eis? Wie is verantwoordelijk hiervoor? Bij welke leveringsvorm wordt deze eis gesteld?

Opstellen van de factuur per cliënt per

zorgfunctie

Gemeente

Zorgkantoor

SVB

Zorgaanbieder pgb regulier

Opstellen van factuur per cliënt

(totaalbedrag)

Gemeente

Zorgkantoor

SVB

Zorgaanbieder pgb gebundeld

Controle factuur op geleverde zorg

Gemeente

Zorgkantoor

SVB

Budgethouder pgb regulier

Page 39: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 39

Wat is de administratieve eis? Welke partij stelt de eis? Wie is verantwoordelijk hiervoor? Bij welke leveringsvorm wordt deze eis gesteld?

Controle totaalbedrag factuur met

afgesproken bedrag

Gemeente

Zorgkantoor

SVB

Budgethouder pgb gebundeld

Versturen factuur naar SVB

Gemeente

Zorgkantoor

SVB

Budgethouder pgb regulier/pgb gebundeld

Tabel 2.2 Van start zorglevering tot betaling zorglevering pgb

Page 40: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 40

Bijlage 3. Overzicht casestudies

Overzicht van de woonvormen die betrokken zijn in het onderzoek naar de financiering kleinschalige woonvormen, bundeling PGB.

Nr. Provincie Soort initiatief Doelgroep Aantal

plaatsen

Indicatie Bundeling

1. Gelderland Zorgondernemer Ouderen 6 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning

2. Gelderland Zorgondernemer Ouderen 13 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning

3. Noord-Brabant Zorgondernemer Ouderen 9 per groep Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning

4. Utrecht Zorgondernemer Ouderen 16 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning

5. Gelderland Zorgondernemer Ouderen 8 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning

6. Noord-Brabant Zorgondernemer VG 20 Wlz en Wmo Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning

7. Gelderland Zorgondernemer Ouderen 17 Wlz Gezamenlijke inkoop van alle zorg en ondersteuning

8. Utrecht Ouderinitiatief GGZ 12 Wmo Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel

9. Noord Brabant Ouderinitiatief VG 10 Wmo en Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel

10. Limburg Zorgondernemer VG 8 Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel

11. Noord-Brabant Ouderinitiatief GGZ/VG 13 Wmo en Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel

12. Noord-Brabant Ouderinitiatief VG 10 Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel

13. Utrecht Ouderinitiatief VG 22 Wlz Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel

14. Noord-Brabant Ouderinitiatief VG 10 Wlz Grootse deel gebundeld, klein deel individueel

15. Friesland Ouderinitiatief VG 6 Wlz Dagbesteding gebundeld, zorg individueel

16. Noord-Brabant Ouderinitiatief GGZ 8 Wmo Zorginkoop gebundeld, dagbesteding individueel

Page 41: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 41

Bijlage 4. Pgb-artikelen Wmo 2015, Wlz, Blz en Rlz

Wmo 2015 artikelen pgb

Artikel 1.1.1.

persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden

gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen

die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft

betrokken;

Artikel 2.3.6

Bij het onderzoek wordt aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger medegedeeld

welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een

persoonsgebonden budget. De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger wordt in

begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

1 Indien de cliënt dit wenst, verstrekt het college hem een persoonsgebonden budget

dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere

maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.

2 Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

a.de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te

achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit

zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een

persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b.de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening

als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;

c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen,

woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening

behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

3 Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het tweede lid, onder c, weegt het

college mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere

maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het

persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

4 Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het

tarief, de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de

mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere

maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

5 Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:

a. voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woning-

aanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de

maatwerkvoorziening of;

b. indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid,

onderdeel a, d en e.

6 Op een persoonsgebonden budget is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht

niet van toepassing.

Artikel 2.6.2

1 De Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur

uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voert namens de colleges de betalingen ten

laste van verstrekte persoonsgebonden budgetten, alsmede het hiermee verbonden

budgetbeheer, uit.

2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld

over de wijze waarop de Sociale verzekeringsbank de taak, bedoeld in het eerste lid,

uitvoert.

3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de overeenkomst die de

cliënt sluit met de derde van wie hij diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of

andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren betrekt en die

daarvoor betaling ontvangt uit het persoonsgebonden budget.

Page 42: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 42

Wet langdurige zorg (Wlz) artikelen pgb

Artikel 1.1.1:

persoonsgebonden budget: een subsidie waarmee de verzekerde onder de bij of

krachtens artikel 3.3.3 en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde

voorwaarden aan hem te verlenen zorg kan inkopen;

Artikel 3.3.1 13

1 De verzekerde die recht heeft op zorg, kan ervoor kiezen om zijn recht tot gelding te

brengen met zorg in natura, bestaande uit zorg met verblijf in een instelling, een

volledig pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel a, of een

modulair pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel b, dan wel met

een persoonsgebonden budget. De verzekerde kan tevens kiezen om zijn recht tot

gelding te brengen met een modulair pakket thuis in combinatie met een persoons-

gebonden budget.

Artikel 3.3.3 78

1 Het zorgkantoor verleent op aanvraag van de verzekerde en onverminderd het

vierde en vijfde lid alsmede andere bij wettelijk voorschrift gestelde voorwaarden of

beperkingen, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen

regels, een persoonsgebonden budget waarmee de verzekerde, in plaats van zorg in

natura te ontvangen, zelf betalingen doet voor zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste

lid, onderdelen a, onder 2°, b, f of g. De verzekerde ziet af van het recht op verblijf en

van de daarmee gepaard gaande voorziening, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,

onderdeel a, onder 1°, alsmede van de behandeling, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,

onderdeel d.

2 Voordat een besluit op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt genomen,

kan de verzekerde of zijn vertegenwoordiger het zorgkantoor een persoonlijk plan

overhandigen, waarin de verzekerde of zijn vertegenwoordiger de door hem beoogde

samenstelling van het persoonsgebonden budget schetst. Het zorgkantoor brengt de

verzekerde of zijn vertegenwoordiger van deze mogelijkheid op de hoogte en stelt

hem gedurende zeven dagen na de aanvraag in de gelegenheid het plan te over-

handigen.

3 Indien de verzekerde of zijn vertegenwoordiger een persoonlijk plan als bedoeld in

het tweede lid aan het zorgkantoor heeft overhandigd, betrekt het zorgkantoor het

persoonlijk plan bij het nemen van het besluit op de aanvraag, bedoeld in het eerste

lid.

4 Het persoonsgebonden budget wordt, onverminderd het vijfde lid en andere bij

wettelijk voorschrift gestelde voorwaarden of beperkingen, verleend, indien:

a. naar het oordeel van het zorgkantoor met het persoonsgebonden budget op

doelmatige wijze zal worden voorzien in toereikende zorg van goede kwaliteit;

b.de verzekerde naar het oordeel van het zorgkantoor in staat is te achten op eigen

kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, de aan een budget verbonden taken

en verplichtingen op verantwoorde wijze uit te voeren;

c.de verzekerde naar het oordeel van het zorgkantoor in staat is te achten op eigen

kracht of met hulp van een vertegenwoordiger, de door hem verkozen zorg-

aanbieders en mantelzorgers op zodanige wijze aan te sturen en hun werkzaamheden

op elkaar af te stemmen, dat sprake is of zal zijn van verantwoorde zorg;

d.de verzekerde zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij zorg met een

persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen, en,

e.de verzekerde bij de aanvraag een budgetplan voorlegt aan het zorgkantoor.

5 Het persoonsgebonden budget wordt in ieder geval geweigerd indien:

a.de verzekerde zich bij de eerdere verstrekking van een persoonsgebonden budget

niet heeft gehouden aan de opgelegde verplichtingen;

b.de verzekerde blijkens de basisregistratie personen niet beschikt over een

woonadres;

c.de verzekerde rechtens zijn vrijheid is ontnomen;

d.de vertegenwoordiger van de verzekerde niet voldoet aan regels inhoudende

Page 43: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 43

beperkingen of eisen die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan de

kring van vertegenwoordigers kunnen worden gesteld in het belang van de

bescherming van de verzekerde of van het waarborgen van de hulp, bedoeld in de

onderdelen b en c van het vierde lid.

6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de

wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld,

waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn.

7 De Sociale verzekeringsbank voert namens de zorgkantoren de betalingen ten laste

van verstrekte persoonsgebonden budgetten, alsmede het hiermee verbonden

budgetbeheer, uit.

8 De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:

a.de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de verzekerde aan wie een

persoonsgebonden budget wordt verleend, de mogelijkheid heeft om zorg te

betrekken van een mantelzorger of een natuurlijke persoon die niet beroeps- of

bedrijfsmatig zorg verleent, of die persoon vanuit het persoonsgebonden budget te

betalen;

b. verplichtingen die aan de verzekerde worden opgelegd met betrekking tot de

overeenkomsten die de verzekerde sluit met de personen van wie hij de zorg betrekt

en daarvoor betaling ontvangen uit het persoonsgebonden budget;

c.de gevallen waarin, onverminderd het vierde en vijfde lid, verzekerden worden

uitgesloten van de verlening van een persoonsgebonden budget;

d.de wijze waarop de Sociale verzekeringsbank de taak, bedoeld in het zevende lid,

uitvoert, en

e.de vorm en inhoud van het budgetplan, bedoeld in het vierde lid, onderdeel e.

9 De op grond van het eerste, vijfde, zesde en achtste lid gestelde regels kunnen voor

verschillende categorieën van verzekerden verschillend worden vastgesteld.

2.3.5, lid 4:

4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald:

a.in welke gevallen en onder welke voorwaarden de verlening van een persoons-

gebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.3 tijdelijk kan worden voortgezet buiten

het grondgebied van Nederland;

Artikel 3.3.6

1 Indien de verzekerde zijn recht op zorg met verblijf in een instelling tot gelding wil

brengen en die zorg tijdelijk niet geboden kan worden, kan de verzekerde ervoor

kiezen om gedurende een bij ministeriële regeling te stellen termijn van ten hoogste

dertien weken zijn recht tot gelding te brengen met een modulair pakket thuis of een

volledig pakket thuis, zonder dat wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in

artikel 3.3.2, derde tot en met vijfde alsmede zevende lid.

2 Indien de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, onmiddellijk voorafgaand aan het

verkrijgen van een indicatiebesluit op grond van deze wet een persoonsgebonden

budget ontving op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugd-

wet of een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, kan hij

onverminderd het eerste lid ervoor kiezen om gedurende een bij ministeriële regeling

te stellen termijn van ten hoogste dertien weken zijn recht tot gelding te brengen met

een persoonsgebonden budget, zonder dat wordt voldaan aan de voorwaarden,

bedoeld in artikel 3.3.3, tweede tot en met vierde lid.

Page 44: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 44

Besluit langdurige zorg (Blz)

Artikel 3.1.4

1 De vergoeding van een woningaanpassing, bedoeld in artikel 3.1.3 van de wet,

betreft kosten voor het verrichten van aard- en nagelvaste aanpassingen aan de

woning die noodzakelijk zijn in verband met het opheffen van ergonomische

belemmeringen bij het verlenen van zorg in en direct rond de woning, met

uitzondering van de kosten van achterstallig onderhoud.

2 Als een kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel a,

van de wet, wordt aangemerkt een woonsituatie waarbij:

a. minimaal drie en maximaal zesentwintig bewoners een persoonsgebonden budget

als bedoeld in de wet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet of

de Zorgverzekeringswet ontvangen voor zorg en hiervoor door bundeling van

persoonsgebonden budgetten gezamenlijk de zorg inkopen, en

b.de bewoners verblijven op één woonadres als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet

basisregistratie personen, of op verschillende woonadressen binnen een straal van

honderd meter, waarin ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig

is die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten.

3 Een verzekerde die inwoont bij een ouder, pleegouder of pleegoudervoogd als

bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet wordt niet aangemerkt als bewoner van een

kleinschalig wooninitiatief.

4 Bij ministeriële regeling kan het recht op woningaanpassingen nader worden

geregeld en afhankelijk worden gesteld van daarbij te stellen voorwaarden.

§ 6. Persoonsgebonden budget

Artikel 3.6.1

Een persoonsgebonden budget wordt per kalenderjaar verstrekt.

Artikel 3.6.2

1Het zorgkantoor verleent geen persoonsgebonden budget indien:

a.de verzekerde krachtens een indicatiebesluit is aangewezen op een bij ministeriële

regeling genoemd zorgprofiel;

b.de verzekerde weigert om het budgetplan met het zorgkantoor te bespreken of, na

daartoe door het zorgkantoor te zijn opgeroepen, niet verschijnt;

c.de verzekerde het door het zorgkantoor vastgestelde aanvraagformulier niet

volledig en juist heeft ingevuld;

d.de verzekerde, gelet op de door hem verstrekte gegevens of bescheiden,

voornemens is om het persoonsgebonden budget uitsluitend te besteden aan de

inkoop van zorg bij zorgaanbieders die gecontracteerd zijn door de Wlz-uitvoerder.

2Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de

verlening of weigering van een persoonsgebonden budget.

Artikel 3.6.3

Een persoonsgebonden budget bedraagt ten hoogste een bij ministeriële regeling te

bepalen bedrag. Bij deze regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de:

• a.vermindering van het bedrag voor de bestanddelen behandeling,

kapitaallasten, kosten voor verblijf of andere bestanddelen,

• b.vermeerdering van het bedrag voor verzekerden die wonen in een kleinschalig

wooninitiatief als bedoeld in artikel 3.1.3, tweede lid,

• c.de hoogte van het bedrag indien de verzekerde naast het persoonsgebonden

budget ook een modulair pakket thuis ontvangt of wenst te ontvangen.

Artikel 3.6.4

1De verzekerde sluit een schriftelijke overeenkomst met iedere zorgaanbieder of

mantelzorger die hij ten laste van zijn persoonsgebonden budget zorg wenst te laten

verlenen.

2De verzekerde laat de betalingen verrichten door de Sociale verzekeringsbank.

3Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de overeenkomst, bedoeld in het

eerste lid.

4In afwijking van het eerste en het tweede lid kan de verzekerde zelf betalingen

verrichten ten laste van zijn persoonsgebonden budget indien het gaat om kosten

verbonden aan vervoer als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de

wet waarvoor de verzekerde geen schriftelijke overeenkomst heeft gesloten.

Page 45: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 45

Artikel 3.6.5

1Bij ministeriële regeling worden maximumtarieven vastgesteld voor de verlening van

zorg die vanuit het persoonsgebonden budget kan worden bekostigd.

2De in het eerste lid bedoelde tarieven worden vastgesteld voor zorg die geleverd

wordt door:

a. een zorgaanbieder, voor zover deze voldoet aan in ieder geval één van de in het

derde lid gestelde eisen, of

b. een andere zorgaanbieder dan een zorgaanbieder als bedoeld in onderdeel a of een

mantelzorger.

3Van het tweede lid, onder a, is sprake indien de zorg is verleend door:

1°. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de

Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het

handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het

verlenen van zorg;

2°. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet

2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld

in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg en die

toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel;

3°. een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op

de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep

voor het verlenen van zorg.

4 Indien onderdeel a en onderdeel b, van het tweede lid, gelijktijdig van toepassing

zijn op een mantelzorger, dan geldt het tarief voor mantelzorgers bedoeld in het

tweede lid, onderdeel b.

Artikel 3.6.6

1 De Sociale verzekeringsbank voert het budgetbeheer uit:

a. overeenkomstig de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden budget,

bedoeld in artikel 3.3.3, eerste lid, van de wet;

b. overeenkomstig de door de verzekerde met de zorgaanbieder of mantelzorger

gesloten, geldige overeenkomst die voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde

regels en voorwaarden als bedoeld in artikel 3.6.4, derde lid;

c. tot afdracht van eventuele loonheffing, premies voor de sociale verzekeringen en

inkomensafhankelijke bijdragen op grond van de Zorgverzekeringswet;

d. ter verkrijging door de verzekerde van gelden voor het verrichten van betalingen

vanuit een bij ministeriële regeling te bepalen verantwoordingsvrij bedrag.

2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het staken van betaling door

de Sociale verzekeringsbank. Deze regels zullen in ieder geval betrekking hebben op

betalingen in strijd met wettelijke voorschriften, in strijd met beschikkingen omtrent

het persoonsgebonden budget of in strijd met overeenkomsten, bedoeld in het eerste

lid.

Artikel 3.6.7

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in het belang van een goede

uitvoering van het persoonsgebonden budget. Deze regels kunnen mede betrekking

hebben op:

a. de hulp van een vertegenwoordiger en beperkingen aan de kring van

vertegenwoordigers,

b. de inhoud, intrekking en wijziging van de beschikking tot verlening en van de

beschikking tot vaststelling van het persoonsgebonden budget,

c.de verantwoording en de controle,

d. het budgetplan,

e.de uitvoering door de Sociale verzekeringsbank van het budgetbeheer, de

werkgeverstaken daaronder begrepen.

Page 46: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 46

Regeling langdurige zorg (Rlz)

Hoofdstuk 5. Leveringsvormen

§ 1. Zorg in natura

Artikel 5.1

1. Een modulair pakket thuis, persoonsgebonden budget of een combinatie hiervan

kan slechts worden toegekend indien de zorg op een verantwoorde en doel-

matige wijze ten huize van de verzekerde kan worden verleend.

2. Voor het persoonsgebonden budget is het basisbedrag, genoemd in bijlage H,

beschikbaar, verminderd met de kosten van het modulair pakket thuis voor

huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, verpleging, logeeropvang,

individuele begeleiding en begeleiding in groepsverband en vervoer.

3. Indien de verzekerde kiest voor deeltijdverblijf, wordt het basisbedrag berekend

naar rato van het aantal etmalen per week dat de verzekerde zorg thuis

organiseert.

4. De toepassing van het derde lid heeft geen betrekking op het basisbedrag dat

volgens de bedragen in Bijlage H beschikbaar is voor begeleiding in groeps-

verband en vervoer.

Artikel 5.1a

Alvorens de levering van een modulair pakket thuis of verlening van een persoons-

gebonden budget te weigeren op de grond dat het niet op doelmatige wijze ten huize

van de verzekerde kan worden geleverd, en nadat daarover overleg is gevoerd met de

verzekerde, beoordeelt de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor of deze weigering

wegens ondoelmatigheid kan worden vermeden door verhoging van het basisbedrag

met ten hoogste 25%.

§ 1. Zorg in natura

Artikel 5.1

1. Een modulair pakket thuis, persoonsgebonden budget of een combinatie hiervan

kan slechts worden toegekend indien de zorg op een verantwoorde en

doelmatige wijze ten huize van de verzekerde kan worden verleend.

2. Voor het persoonsgebonden budget is het basisbedrag, genoemd in bijlage H,

beschikbaar, verminderd met de kosten van het modulair pakket thuis voor

huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, verpleging, logeeropvang,

individuele begeleiding en begeleiding in groepsverband en vervoer.

3. Indien de verzekerde kiest voor deeltijdverblijf, wordt het basisbedrag berekend

naar rato van het aantal etmalen per week dat de verzekerde zorg thuis

organiseert.

4. De toepassing van het derde lid heeft geen betrekking op het basisbedrag dat

volgens de bedragen in Bijlage H beschikbaar is voor begeleiding in groeps-

verband en vervoer.

Artikel 5.1a

Alvorens de levering van een modulair pakket thuis of verlening van een persoons-

gebonden budget te weigeren op de grond dat het niet op doelmatige wijze ten huize

van de verzekerde kan worden geleverd, en nadat daarover overleg is gevoerd met de

verzekerde, beoordeelt de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor of deze weigering

wegens ondoelmatigheid kan worden vermeden door verhoging van het basisbedrag

met ten hoogste 25%.

§ 2. Algemene bepalingen over het persoonsgebonden budget

Artikel 5.4

Het zorgkantoor verleent slechts een persoonsgebonden budget voor verzekerden die

woonachtig zijn in de regio van het zorgkantoor.

Artikel 5.5

Een persoonsgebonden budget wordt niet verleend aan een verzekerde die:

a. krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel:

– VV Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging,

– LVG Wonen met intensieve behandeling en begeleiding, kleine groep,

– LVG Wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding,

– LVG Besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding, of

– LVG Behandeling in een SGLVG behandelcentrum, of

– GGZ Beveiligd wonen vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer

intensieve begeleiding, of

b. op 31 december 2014 recht had op zorgzwaartepakket 9b VV, 3 LVG, 4 LVG, 5

LVG of 1 SGLVG; of

c. krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel LVG wonen met

enige behandeling en begeleiding of LVG wonen met behandeling en

begeleiding, tenzij de verzekerde op 31 december 2019 krachtens zijn

Page 47: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 47

indicatiebesluit was aangewezen op een van die zorgprofielen en hiervoor

een persoonsgebonden budget ontving.

Artikel 5.6

Tenzij de verzekerde beschikt over gewaarborgde hulp, wordt een persoonsgebonden

budget niet verleend aan een verzekerde die:

a. krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel:

– VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide

verzorging,

– VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg,

– VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging,

– VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke

aandoeningen, met de nadruk op begeleiding,

– VG Wonen met begeleiding en intensieve verzorging,

– VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging,

– VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering,

– VG Besloten wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en

gedragsregulering,

– VG Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging, of

– GGZ wonen met intensieve begeleiding,

– GGZ wonen met intensieve begeleiding en verzorging,

– GGZ wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering,

– GGZ wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en

verzorging, of

b. op 31 december 2014 recht had op zorgzwaartepakket 4 VV, 5 VV, 6 VV, 7 VV,

4 VG, 5 VG, 6 VG, 7 VG en 8 VG.

Artikel 5.7

1. Het zorgkantoor verleent een verzekerde een persoonsgebonden budget indien

de subsidieperiode waarvoor het wordt aangevraagd:

a. met een onderbreking van niet meer dan eenendertig kalenderdagen

aansluit op een eerdere subsidieperiode waarin de verzekerde een

persoonsgebonden budget ontving, of

b. aansluit op een periode waarin de verzekerde verbleef in een instelling als

bedoeld in de wet of de Zorgverzekeringswet en dit verblijf aansloot op een

eerdere subsidieperiode voor een persoonsgebonden budget.

2. De artikelen 5.5, 5.8 en 5.9, onder a, zijn niet van toepassing op het verlenen van

een persoonsgebonden budget met toepassing van het eerste lid.

Artikel 5.7a

1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.6 van

de wet zijn de artikelen 5.11, tweede lid, en 5.20, tweede lid, niet van toepassing

voor zover het de gewaarborgde hulp betreft, indien de verzekerde een

gewaarborgde hulp heeft ingeschakeld die als vertegenwoordiger is opgetreden

bij een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke

ondersteuning 2015, Jeugdwet of een verzekering als bedoeld in de

Zorgverzekeringswet onmiddellijk voorafgaand aan het verkrijgen van het

persoonsgebonden budget, bedoeld in artikel 3.3.6 van de wet.

2. Bij de toepassing van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.6

van de wet zijn de artikelen 5.9, onderdeel a, 5.18, onderdeel c, en 5.22, tweede

lid, niet van toepassing.

3. Een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.6 van de wet wordt

verleend voor ten hoogste dertien weken.

4. Een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 3.3.6 van de wet kan na de

periode genoemd in het derde lid worden verleend indien er zicht op is dat gezien

de bijzondere omstandigheden van de verzekerde en zijn zorgbehoefte binnen

afzienbare tijd na afloop van die periode zorg kan worden geboden in de

instelling waar de verzekerde bij voorkeur in wil verblijven.

§ 3. De aanvraag van een persoonsgebonden budget

Artikel 5.8

1. De aanvraag gaat vergezeld van een budgetplan dat is ingericht volgens het door

het zorgkantoor vastgestelde model.

2. De verzekerde die aan het zorgkantoor een persoonlijk plan wil overhandigen

wordt daartoe door het zorgkantoor in staat gesteld gedurende zeven dagen na

ontvangst van een volledige aanvraag.

3. Het zorgkantoor nodigt de verzekerde of diens vertegenwoordiger uit om de

aanvraag met het zorgkantoor te bespreken.

Page 48: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 48

Artikel 5.9

Het verlenen van een persoonsgebonden budget wordt geweigerd indien:

a. de verzekerde of diens vertegenwoordiger een bespreking van het

budgetplan weigert of, na daartoe te zijn opgeroepen, zonder geldige reden

niet verschijnt;

b. de verzekerde op de dag waarop de subsidieperiode zou aanvangen, anders

dan voor logeeropvang, in een instelling als bedoeld in de wet of de

Zorgverzekeringswet zal verblijven, tenzij het zorgkantoor een

persoonsgebonden budget verleent voor begeleiding groep indien de

verzekerde verblijft in een instelling waar de dagbesteding voor die

verzekerde geen onderdeel vormt van het door het zorgkantoor

gecontracteerde verblijf;

c. het zorgkantoor, op advies van een instelling voor maatschappelijk werk of

de Raad voor de kinderbescherming, van oordeel is dat een ten behoeve van

een minderjarige verzekerde aangevraagd persoonsgebonden budget in

zodanige mate niet voor de inkoop van zorg ten behoeve van de verzekerde

zal worden gebruikt, dat dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade

voor de opvoeding of de ontwikkeling van de verzekerde tot gevolg zou

hebben;

d. de verzekerde, of, indien de verzekerde de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft

bereikt, één van diens ouders of voogden, failliet is verklaard;

e. ten aanzien van de verzekerde of, indien de verzekerde de leeftijd van 18 jaar

nog niet heeft bereikt, één van diens ouders of voogden, de

schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard,

dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

f. de verzekerde of diens vertegenwoordiger het zorgkantoor geen

toestemming geeft om de persoonsgegevens van de verzekerde door te

geven aan het CAK ten behoeve van de vaststelling van de te betalen eigen

bijdrage en aan de Sociale verzekeringsbank ten behoeve van de uitvoering

van diens bij of krachtens de wet opgedragen taken omtrent het

persoonsgebonden budget.

Artikel 5.10

Het zorgkantoor gaat bij de toepassing van artikel 4:25 van de Algemene

bestuursrecht, gelezen in samenhang met het subsidieplafond van de artikelen 8.2,

8.4, 8.6, 8.8, 8.10 en 8.12 van deze regeling uit van de datum van ontvangst van het in

artikel 3.6.2, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit bedoelde aanvraagformulier of,

indien dat aanvraagformulier is ontvangen voor de datum van vaststelling van het

indicatiebesluit, de datum van het indicatiebesluit.

Artikel 5.11

1. De verzekerde die gewaarborgde hulp inschakelt verstrekt het zorgkantoor

onverwijld:

a. de naam en het adres van de derde;

b. een aanduiding van de hulp die zal worden geboden en de hoedanigheid

waarin dit door de derde zal plaatsvinden.

2. De verlening van een persoonsgebonden budget kan worden geweigerd indien

een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de door de verzekerde

overeenkomstige het eerste lid ingeschakelde hulp:

1°. bij een eerdere verstrekking van persoonsgebonden budgetten waarbij deze

derde als hulppersoon of vertegenwoordiger optrad niet heeft ingestaan voor

nakoming van de daaraan verbonden verplichtingen,

2°. blijkens de basisregistratie personen niet beschikt over een woonadres,

3°. zijn vrijheid is ontnomen,

4°. onder de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen valt, dan wel een

verzoek tot van toepassing verklaring van die regeling bij de rechtbank is

ingediend of deze derde failliet is verklaard, of

5°. anderszins onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor

de verzekerde aan het persoonsgebonden budget verbonden verplichtingen.

3. Op verzoek van de verzekerde die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt of

van diens vertegenwoordiger, wordt een persoonsgebonden budget verleend aan

de organisatie die belast is met de ondertoezichtstelling van de verzekerde of die

een reclasseringsmaatregel uitoefent krachtens een uitspraak van de rechter of

het Openbaar Ministerie op grond van artikel 14d, artikel 15b, tweede lid, of Boek

I, Titel VIII A Bijzondere bepalingen voor jeugdige personen van het Wetboek van

Strafrecht.

Artikel 5.12

Het persoonsgebonden budget wordt verleend voor een subsidieperiode die:

a. niet eerder aanvangt dan de dag met ingang waarvan de verzekerde volgens

Page 49: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 49

zijn indicatiebesluit op de zorg is aangewezen waarvoor het

persoonsgebonden budget wordt verleend, en

b. eindigt met ingang van de dag waarop het indicatiebesluit zijn

geldigheidsduur verliest, doch uiterlijk op 31 december van het jaar waarin

het persoonsgebonden budget werd verleend.

§ 4. De hoogte van het persoonsgebonden budget

Artikel 5.13

1. Het zorgkantoor verhoogt het persoonsgebonden budget met € 4.480 voor een

verzekerde die woont in een kleinschalig wooninitiatief.

2. Het zorgkantoor verhoogt het persoonsgebonden budget met € 4.073 voor een

verzekerde die woont in een kleinschalig wooninitiatief en:

a. krachtens zijn indicatiebesluit is aangewezen op zorgprofiel:

– VV Beschut wonen met intensieve begeleiding en uitgebreide

verzorging;

– VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg;

– VV Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging;

– VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke

aandoeningen, met de nadruk op begeleiding; of

– VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke

aandoeningen, met de nadruk op verzorging/verpleging; of

b. op 31 december 2014 recht had op zorgzwaartepakket 4 VV, 5 VV, 6 VV, 7 VV

en 8 VV.

Artikel 5.13a

[Vervallen per 01-01-2020]

Artikel 5.14

Indien een subsidieperiode met ingang van een andere dag dan 1 januari van een

kalenderjaar aanvangt of op een andere dag dan 31 december eindigt, wordt het

maximum persoonsgebonden budget vermenigvuldigd met een breuk waarvan de

teller bestaat uit het aantal dagen van de subsidieperiode in het desbetreffende

kalenderjaar en de noemer uit het aantal dagen in dat kalenderjaar.

Artikel 5.15

1. Het zorgkantoor hoogt het persoonsgebonden budget op tot een garantiebedrag

ter hoogte van 101,82% van het persoonsgebonden budget dat was verleend voor

de subsidieperiode die eindigde op 31 december 2019, indien de verzekerde

volgens het indicatiebesluit was aangewezen op verblijf zoals dat gold onder de

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en

a. het persoonsgebonden budget bij de eerste verlening op basis van een

indicatiebesluit waaruit bleek dat de verzekerde was aangewezen op een

zorgzwaartepakket, op grond van een beleidsregel van het College

zorgverzekeringen of op grond van artikel 2.6.15 van de Regeling subsidies

AWBZ, zoals dat artikel luidde voor 1 januari 2013, was opgehoogd tot een

garantiebedrag of

b. aan de verzekerde in 2012 een persoonsgebonden budget is verleend op

basis van een indicatiebesluit krachtens de Algemene Wet Bijzondere

Ziektekosten waaruit bleek dat de verzekerde aangewezen was op verblijf en

de verzekerde vanaf 30 december 2012 ononderbroken woonachtig was in

een kleinschalig wooninitiatief.

2. Indien de aanvraag betrekking heeft op minder of andere vormen van zorg, dan

het persoonsgebonden budget dat in 2019 is verleend, wordt een garantiebedrag

als bedoeld in het eerste lid verminderd met het verschil tussen de budgetten

waartoe die vormen van zorg leiden.

3. Indien de aanvraag voor een persoonsgebonden budget is gebaseerd op een

ander indicatiebesluit dan de verlening van het persoonsgebonden budget in

2019 en de verzekerde volgens het indicatiebesluit is aangewezen op een

zorgprofiel dat leidt tot een lager persoonsgebonden budget dan in 2019 is

verleend, wordt een garantiebedrag als bedoeld in het eerste lid verminderd met

het verschil tussen de persoonsgebonden budgetten waartoe die zorgprofielen

leiden.

4. Het eerste lid, onder a, is alleen van toepassing indien aan de verzekerde, vanaf

de eerste verlening van een persoonsgebonden budget op basis van een

indicatiebesluit waaruit bleek dat hij was aangewezen op een zorgzwaartepakket,

in ieder opvolgende subsidieperiode een persoonsgebonden budget is verleend,

al dan niet na een onderbreking als bedoeld in het vijfde lid, onder a of b.

5. Het eerste lid, onder b, is alleen van toepassing indien de subsidieperiode

waarvoor een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd:

Page 50: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 50

a. met een onderbreking van niet meer dan eenendertig kalenderdagen,

aansluit op een eerdere subsidieperiode, of

b. aansluit op een periode waarin de verzekerde verbleef in een instelling als

bedoeld in de wet of de Zorgverzekeringswet en dit verblijf aansloot op een

eerdere subsidieperiode.

Artikel 5.15a

1. In geval de verzekerde geïndiceerd is voor het zorgprofiel LG Wonen met

begeleiding en intensieve verzorging, LG Wonen met intensieve begeleiding en

intensieve verzorging, LG Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer

intensieve verzorging, VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege

specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding, VV Beschermd wonen

met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op

verzorging/verpleging, dan wel voor het zorgzwaartepakket 5 LG, 6 LG of 7 LG, 7

VV of 8 VV, hoogt het zorgkantoor op aanvraag van de verzekerde zijn

persoonsgebonden budget op tot ten hoogste € 243.462 indien de verzekerde:

a. vanuit een medische noodzaak is aangewezen op permanent toezicht of 24

uur per dag zorg in de nabijheid om de veiligheid van verzekerde in

levensbedreigende situaties te waarborgen,

b. 18 jaar of ouder is,

c. geen cognitieve beperkingen heeft, en

d. op eigen kracht, zonder hulp van een vertegenwoordiger, de taken als

omschreven in artikel 3.3.3, vierde lid, onderdeel b en c, van de wet kan

uitvoeren.

2. De aanvraag van verzekerde bij het zorgkantoor gaat vergezeld van een oordeel

van een behandelend arts over de medische noodzaak als beschreven in het

eerste lid, onderdeel a, en wordt slechts ingewilligd nadat het zorgkantoor de

verzekerde in persoon heeft gezien en mede op grond daarvan tot de overtuiging

is gekomen dat de verzekerde voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste

lid.

§ 5. Het gebruik van het persoonsgebonden budget

Artikel 5.16

1. De verzekerde sluit een schriftelijke overeenkomst met iedere zorgaanbieder of

mantelzorger die hij ten laste van zijn persoonsgebonden budget zorg laat

verlenen, behalve voor zover reeds vervoer bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,

onderdeel f, van de wet van die zorgaanbieder of mantelzorger is betrokken.

2. Zorgovereenkomsten worden opgesteld volgens de meest recente door de

Sociale verzekeringsbank vigerende vastgestelde toepasselijke

modelovereenkomsten, die beschikbaar waren gesteld ten tijde van het afsluiten

van de zorgovereenkomst, en bevatten bovendien ten minste:

a. de wijze waarop de zorgaanbieder of mantelzorger voorziet in de behoefte

aan zorg van de verzekerde;

b. de verplichting dat een declaratie de vereiste gegevens, bedoeld in artikel

5.23, tweede lid, bevat of, indien van toepassing, dat wordt gebruikgemaakt

van periodiek maandbetalingen;

c. een beding, inhoudende dat het zorgkantoor een vordering heeft op de

persoon die ten laste van het persoonsgebonden budget zorg levert indien

het persoonsgebonden budget naar aanleiding van toerekenbaar handelen

van die persoon is ingetrokken of herzien, ter hoogte van het bedrag dat

gelijk is aan het door die persoon vanwege dat toerekenbaar handelen ten

laste van het persoonsgebonden budget ten onrechte ontvangen bedrag;

d. indien de uitkering van vakantiebijslag als bedoeld in de Wet minimumloon

en minimumvakantiebijslag van toepassing is, een beding, inhoudende dat in

het te betalen bruto loon het vakantiegeld is verdisconteerd.

3. De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het

zorgkantoor en de Sociale verzekeringsbank.

4. Het zorgkantoor kan de goedkeuring slechts geven, indien:

a. de zorgovereenkomst voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid;

b. uit de omschrijving van de wijze waarop de zorgverlener voorziet in de

behoefte aan zorg van de verzekerde, blijkt dat de overeenkomst:

1° strekt tot de inkoop van persoonlijke verzorging, verpleging,

begeleiding, huishoudelijke hulp en vervoer naar een plaats waar de

verzekerde gedurende een dagdeel begeleiding of behandeling

ontvangt;

2° strekt tot inkoop van logeeropvang; of

3° betrekking heeft op de kosten van zorginfrastructuur als bedoeld in

artikel 5.17, eerste lid, onderdeel b.

Page 51: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 51

5. De Sociale verzekeringsbank kan haar goedkeuring slechts onthouden wegens

strijd met het recht, of in het belang van de uitvoerbaarheid van het

persoonsgebonden budget of van het budgetbeheer, bedoeld in artikel 3.3.3,

zevende lid, van de wet.

6. Een wijziging van een goedgekeurde zorgovereenkomst wordt onmiddellijk met

een formulier aan de Sociale verzekeringsbank kenbaar gemaakt door middel van

invulling van een daartoe door de Sociale verzekeringsbank beschikbaar gesteld

modelformulier.

7. Voor de toepassing van het derde, vijfde en zesde lid treedt een door de Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen zorgkantoor in de plaats van

de Sociale verkeringsbank voor zover het de goedkeuring van de

zorgovereenkomst van een verzekerde aan wie het zorgkantoor een

persoonsgebonden budget verleent en het kenbaar maken van een wijziging van

die zorgovereenkomst betreft. Het zorgkantoor bericht de Sociale

verzekeringsbank onmiddellijk van een wijziging van de zorgovereenkomst.

Artikel 5.17

1. Het persoonsgebonden budget mag uitsluitend worden gebruikt voor het door de

Sociale verzekeringsbank, op verzoek van de verzekerde, doen van betalingen:

a. voor zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet, of

b. voor de kosten van zorginfrastructuur van een kleinschalig wooninitiatief met

een maximum van € 4.480, of

c. aan de verzekerde met een maximum van 1,5% van het voor dat jaar

verleende persoonsgebonden budget met een minimum van € 250 en een

maximum van € 1.250.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, mag het persoonsgebonden budget

slechts besteed worden aan kosten van vervoer naar een plaats waar de

verzekerde gedurende een dagdeel begeleiding of behandeling ontvangt indien

een persoonsgebonden budget verleend is voor begeleiding groep inclusief

vervoer of indien de verzekerde blijkens het indicatiebesluit is aangewezen op

een zorgzwaartepakket VV.

3. Indien een subsidieperiode met ingang van een andere dag dan 1 januari van een

kalenderjaar aanvangt of op een andere dag dan 31 december eindigt, worden de

bedragen, genoemd in het eerste lid, onder b en c, voor dat kalenderjaar

vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal dagen

van de subsidieperiode in het desbetreffende kalenderjaar en de noemer uit het

aantal dagen in dat kalenderjaar.

§ 6. Regels over verlenen en vaststellen van een persoonsgebonden budget

Artikel 5.18

Bij de verlening van het persoonsgebonden budget worden de verzekerde in ieder

geval de volgende verplichtingen opgelegd:

a. de verzekerde gebruikt het persoonsgebonden budget uitsluitend voor het

doen betalen door de Sociale verzekeringsbank van zorg als bedoeld in

artikel 5.17, eerste lid;

b. de zorg die de verzekerde inkoopt, is kwalitatief verantwoord;

c. de verzekerde past een zorgovereenkomst en zorgbeschrijving onverwijld

aan indien van enige verandering in de daarin opgenomen feiten sprake is;

d. de verzekerde draagt er zorg voor dat een zorgverlener op wie het

Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is niet meer dan veertig uur in één

week voor hem werkzaamheden verricht;

e. de verzekerde laat de betalingen aan de zorgverlener uitsluitend verrichten

door de Sociale verzekeringsbank, tenzij het gaat om kosten verbonden aan

vervoer als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de wet,

waarvoor geen zorgovereenkomst is gesloten;

f. de verzekerde besteedt het persoonsgebonden budget niet aan

logeeropvang buiten de Europese Unie;

g. de verzekerde deelt het zorgkantoor op diens verzoek of onverwijld uit eigen

beweging alle feiten en omstandigheden mee waarvan hem redelijkerwijs

duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de verstrekking van het

persoonsgebonden budget.

Artikel 5.19

De verleningsbeschikking van het zorgkantoor aan de verzekerde bevat ten minste de

volgende gegevens:

a. de subsidieperiode;

b. het verleende persoonsgebonden budget en de wijze waarop dit budget is

berekend;

c. de verplichtingen van de verzekerde;

d. de hoogte van het bedrag waarover een budgethouder zich niet hoeft te

Page 52: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 52

verantwoorden, en de wijze waarop dat bedrag is berekend.

Artikel 5.20

1. Het zorgkantoor wijzigt de verleningsbeschikking of trekt deze in:

a. met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de verzekerde overlijdt;

b. met ingang van de dag waarop de verzekerde langer dan twee maanden

verblijft in een instelling als bedoeld in de wet of de Zorgverzekeringswet;

c. met ingang van de dag vanaf welke de verzekerde schriftelijk heeft

aangegeven geen prijs meer te stellen op het persoonsgebonden budget;

d. met ingang van de dag waarop het zorgkantoor, op advies van een instelling

voor maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, van

oordeel is dat een ten behoeve van een minderjarige verzekerde

aangevraagd persoonsgebonden budget in zodanige mate niet voor de

inkoop van zorg ten behoeve van die verzekerde zal worden gebruikt, dat dit

mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of

ontwikkeling van die verzekerde tot gevolg zal hebben;

e. met ingang van de dag waarop het indicatiebesluit ten nadele van de

verzekerde wordt herzien als gevolg van bezwaar en beroep.

2. Het zorgkantoor kan de verleningsbeschikking intrekken of wijzigen:

a. met ingang van de dag waarop de verzekerde niet beschikt over een

woonadres als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen;

b. met ingang van de dag waarop de verzekerde, of de derde die aan de

verzekerde gewaarborgde hulp biedt, de opgelegde verplichtingen niet

nakomt of niet langer voldoet aan de voorwaarden of verleningsgrond van

het persoonsgebonden budget of aan de eisen van gewaarborgde hulp; of

c. indien de verzekerde zich bij de eerdere verstrekking van een

persoonsgebonden budget niet heeft gehouden aan de opgelegde

verplichtingen.

Artikel 5.21

1. Na afloop van iedere subsidieperiode wordt de subsidie voor de desbetreffende

subsidieperiode vastgesteld.

2. Het zorgkantoor stelt het persoonsgebonden budget binnen een half jaar na

afloop van de subsidieperiode vast.

3. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op de som van de bedragen die

de Sociale verzekeringsbank op grond van artikel 5.17, eerste lid, heeft uitbetaald.

4. Indien de verzekerde geen betalingen, als bedoeld in artikel 5.17, eerste lid, onder

a en b, heeft laten doen dan wordt de subsidie, in afwijking van het derde lid,

vastgesteld op nihil.

§ 7. Betaling uit het persoonsgebonden budget

Artikel 5.22

1. Het uit het persoonsgebonden budget te betalen bruto loon of de te betalen

vergoeding aan een zorgaanbieder bedraagt ten hoogste € 20 per uur, tenzij de

verzekerde kan aantonen dat de zorg is verleend door:

a. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de

Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in

het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk

bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet;

b. een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de

Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in

het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk

bestaan uit het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet, en

die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel;

c. een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet

op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een

beroep voor het verlenen van zorg als bedoeld in artikel 3.3.3 van de wet.

2. In afwijking van het eerste lid wordt een bruto uurloon dan wel vergoeding van

ten hoogste € 63 per uur of € 58 per dagdeel gehanteerd of een bruto loon dan

wel vergoeding van ten hoogste het door de zorgautoriteit op grond van de Wet

marktordening gezondheidszorg voor de desbetreffende zorg vastgestelde hoger

tarief, indien:

a. de verzekerde kan aantonen dat de zorg is verleend door een onderneming

als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of b, of een persoon als bedoeld in

het eerste lid, onderdeel c; of

b. een verzekerde voor 1 januari 2014 een persoonsgebonden budget ontving

als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en onafgebroken

een persoonsgebonden budget als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere

Ziektekosten of de wet heeft ontvangen.

Page 53: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 53

3. Het eerste lid, onder b en c, is niet van toepassing indien de zorgverlener een

echtgenoot of een bloed- of aanverwante in de eerste of tweede graad is van de

verzekerde.

4. In het te betalen bruto loon of de vergoeding per uur of per dagdeel, bedoeld in

het eerste en tweede lid, is, indien van toepassing krachtens de Wet

minimumloon en minimumvakantiebijslag, vakantiebijslag verdisconteerd als

bedoeld in die wet.

5. Het aantal door de zorgverlener voor de verzekerde gewerkte en betaalde uren

mag niet afwijken van het Arbeidstijdenbesluit en mag indien het

Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is, niet meer bedragen dan veertig uur

per week.

Artikel 5.23

1. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden

budget voor overeengekomen zorg die voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst,

een overeenkomst van opdracht of een overeenkomst voor vervoer, uitsluitend

aan de persoon met wie deze overeenkomst is aangegaan aan de hand van:

a. een declaratie voor geleverde zorg; of

b. een zorgovereenkomst bij overeengekomen periodieke maandbetalingen.

2. Een declaratie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bevat:

a. de naam van deze persoon en:

1°. het nummer waarmee die staat ingeschreven bij de Kamer van

Koophandel, of

2°. indien deze persoon niet over dat nummer kan beschikken,

geboortedatum of burgerservicenummer;

b. de naam van de verzekerde en zijn adres of burgerservicenummer of

klantnummer bij de Sociale verzekeringsbank;

c. het tarief;

d. een verantwoording van de overeengekomen resultaten dan wel een

overzicht van het aantal te betalen uren en dagdelen of, indien de Wet

minimumloon en minimumvakantiebijslag niet van toepassing is op de

verbintenis waarvoor een vergoeding wordt uitbetaald, etmalen; en

e. een handtekening van de verzekerde of, voor zover van toepassing, diens

vertegenwoordiger, indien het een schriftelijke declaratie betreft.

3. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden

budget voor kosten verbonden aan vervoer als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid,

onderdeel f, van de wet, waarvoor geen zorgovereenkomst is gesloten, indien de

declaratie is ingediend met gebruikmaking van een model dat door de Sociale

verzekeringsbank daartoe beschikbaar is gesteld.

4. De Sociale verzekeringsbank kan beslissen tot beëindiging of opschorting van de

betalingen of een gehele of gedeeltelijke weigering of opschorting van een

betaling uit het persoonsgebonden budget:

a. bij het intrekken of herzien van een besluit tot verlenen van een

persoonsgebonden budget;

b. wegens strijd met het recht, waaronder het recht dat van toepassing is op de

zorgovereenkomst,

c. indien de Sociale verzekeringsbank de declaratie niet heeft ontvangen

binnen vier weken nadat de verzekerde deze heeft ontvangen;

d. indien een ingediende declaratie niet voldoet aan de voorwaarden van de

zorgovereenkomst of de beschikking tot verlening van het

persoonsgebonden budget;

e. indien het zorgkantoor van de verzekerde bij de toepassing van artikel 4:56

van de Algemene wet bestuursrecht de Sociale verzekeringsbank daarom

verzoekt voor een termijn van ten hoogste dertien weken;

f. in het belang van de uitvoerbaarheid van het verrichten van de betalingen uit

het persoonsgebonden budget door de Sociale verzekeringsbank.

5. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden

budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, binnen dertig dagen na

ontvangst van de declaratie, tenzij de declaratie onjuist of onvolledig is

ingediend. Indien een declaratie niet overeenkomstig het tweede lid is ingediend,

en betalingen niet zijn beëindigd, geweigerd of opgeschort, nodigt de Sociale

verzekeringsbank de verzekerde uit tot herstel van de declaratie. Na herstel

wordt de betaling binnen dertig dagen verricht. De Sociale verzekeringsbank

weigert de betaling geheel of gedeeltelijk indien de declaratie niet binnen een

door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn is hersteld. Indien de Sociale

verzekeringsbank naar aanleiding van een declaratie werkzaamheden verricht als

bedoeld in artikel 3.6.6, eerste lid, onderdeel c, van het besluit wordt de termijn,

bedoeld in de eerste zin, verlengd met tien dagen.

Page 54: Financiering kleinschalige woonvormen

FT/20/0823/fklwv Financiering van kleinschalige woonvormen – Inzicht in bundeling van pgb’s | © bureau HHM 2020 | 54

6. Sociale verzekeringsbank verricht periodieke maandbetalingen uit het

persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld,

uiterlijk binnen dertig dagen na afloop van de maand waarin de zorg geleverd is.

Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van de periodieke

maandbetaling werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3.6.6, eerste lid,

onderdeel c, van het besluit wordt de termijn, bedoeld in de eerste zin, verlengd

met tien dagen.

7. Indien de verzekerde in aanvulling op de bij de beschikking tot verlening van het

persoonsgebonden budget aanvullende zorg heeft gecontracteerd, betaalt de

Sociale verzekeringsbank deze indien daartoe voldoende geld is gestort. De

Sociale verzekeringsbank stort na de betaling van de aanvullende zorg binnen

redelijke termijn de onbestede gelden terug aan degene die hiervoor het geld

heeft gestort.

8. De Sociale verzekeringsbank ondersteunt de verzekerde bij zijn werkgeverstaken,

waaronder ten aanzien van arbeidsomstandighedenregelgeving, zaakschade en

aansprakelijkheid.

Artikel 5.23a

1. In afwijking van artikel 5.23, vierde lid, onderdeel c, kan de Sociale

verzekeringsbank beslissen tot beëindiging of opschorting van de betalingen of

een gehele of gedeeltelijke weigering of opschorting van een betaling uit het

persoonsgebonden budget indien de Sociale verzekeringsbank een declaratie ter

betaling van de vervoerskosten, bedoeld in artikel 3.6.4, vijfde lid, van het Besluit,

niet uiterlijk binnen tien weken, na de maand waarin de prestatie is verleend,

ontvangt van de verzekerde.

2. In afwijking van artikel 5.23, derde en vierde lid, onderdelen d en e, ontvangt de

Sociale verzekeringsbank een verzoek om het verantwoordingsvrij bedrag,

bedoeld in artikel 3.6.6, eerste lid, onderdeel d, van het besluit, voor het eindigen

van de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden budget.

3. De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen, indien de declaratie, bedoeld in

het eerste lid, of het verzoek, bedoeld in het tweede lid, is opgesteld met

gebruikmaking van de modellen die door de Sociale verzekeringsbank daartoe

beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 5.23b

De verzekerde doet aan de Sociale verzekeringsbank op verzoek of onverwijld uit

eigen beweging mededeling van gegevens waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet

zijn dat zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het budgetbeheer, bedoeld in

artikel 3.3.3, zevende lid, van de wet, of het uitvoeren van betalingen ten laste van het

persoonsgebonden budget.

Artikel 5.23c

1. In het belang van een gecoördineerde uitvoering van het persoonsgebonden

budget ondersteunt de Sociale verzekeringsbank het zorgkantoor bij de

uitoefening van diens taken als de verstrekker van dat budget.

2. De Sociale verzekeringsbank en het zorgkantoor werken samen aan de

digitalisering en standaardisering van de uitvoering van het persoonsgebonden

budget.

§ 8. Overige bepalingen omtrent het persoonsgebonden budget

Artikel 5.24

De aanvaardbaarheidspercentages, bedoeld in artikel 3.7.2, derde lid, van het Besluit,

zijn de in bijlage D bij deze regeling opgenomen aanvaardbaarheidspercentages.