Feitenkaart onderzoeksprogramma Rotterdam 2019
Transcript of Feitenkaart onderzoeksprogramma Rotterdam 2019
Feitenkaart onderzoeksprogramma Rekenkamer Rotterdam 2019 Peiling onder het Digitaal Stadspanel
1. achtergrond De Rekenkamer Rotterdam onderzoekt of de gemeente de goede dingen doet en of
zij die ook goed doet. De onderzoeken van de Rekenkamer gaan over uiteenlopende
thema’s, bijvoorbeeld over daklozenopvang, de informatiebeveiliging en politiek-
bestuurlijke druk onder ambtenaren, en zijn bedoeld voor de gemeenteraad.
Binnenkort bepaalt de Rekenkamer naar welke onderwerpen ze in 2019 onderzoek
gaat doen. De Rekenkamer kiest de onderwerpen op basis van input van de
gemeenteraad, van de Rekenkamermedewerkers en, dit jaar voor het eerst, van
Rotterdammers. Om de mening van Rotterdammers te peilen werkte de Rekenkamer
samen met de afdeling Onderzoek en Business Intelligence (OBI) van de gemeente
Rotterdam. OBI heeft het Digitaal Stadspanel geraadpleegd over potentiële
onderzoeksonderwerpen voor de Rekenkamer. De resultaten van de peiling worden
in deze feitenkaart gepresenteerd.
De Rekenkamer Rotterdam beslist over het onderzoeksprogramma nadat alle input,
dus ook de input van het Digitaal Stadspanel, zorgvuldig is afgewogen. De
Rekenkamer zal begin 2019 het onderzoeksprogramma voor 2019 bekend maken op
haar website.
2. respons Er zijn 6609 panelleden voor het onderzoek uitgenodigd, waarvan 3043 panelleden
de vragenlijst geheel of gedeeltelijk hebben ingevuld (een respons van 46%).
3. onderzoeksonderwerpen: welke is het belangrijkst? Aan de hand van een lijst van twaalf potentiële onderzoeksonderwerpen konden
panelleden aangeven welke onderwerpen zij belangrijk vonden. Ze werden gevraagd
om deze onderwerpen op een lijst te plaatsen van 1 (belangrijkst) tot 12 (minst
belangrijk). De twaalf onderwerpen luidden:
Feyenoord City / nieuw stadion. Wat hebben Rotterdammers aan het geplande
nieuwe stadion? Heeft de gemeente een goed beeld van de kosten van het nieuwe
stadion en van wat het gaat opleveren?
Woonvisie. Zijn er voldoende woningen gesloopt, verbeterd en gebouwd om
Rotterdam in 2030 een aantrekkelijker woonstad te maken?
Nationaal Programma Rotterdam Zuid (2011-2030). Zijn het onderwijs, de
werkgelegenheid en de veiligheid in de wijken op Zuid verbeterd door de aanpak van
de gemeente?
Gespecialiseerde jeugdzorg. Wordt het geld dat de gemeente uitgeeft aan de
gespecialiseerde jeugdzorg goed besteed? De gespecialiseerde jeugdzorg is
bijvoorbeeld hulp bij psychische problemen, bij opvoedproblemen en voor
verstandelijk gehandicapte kinderen.
Mensen met een arbeidsbeperking. Slaagt de gemeente Rotterdam erin mensen
met een arbeidsbeperking aan een baan te helpen?
2 Feitenkaart Onderzoeksprogramma 2019
Verkoop gemeentelijke panden. De gemeente wil graag kosten besparen door
panden die niet meer gebruikt worden (bijvoorbeeld scholen of kantoren) te
verkopen. Het bespaarde geld zou de gemeente kunnen investeren in andere
maatschappelijke doelen en voorzieningen. Lukt het de gemeente om deze panden te
verkopen tegen een goede prijs?
Eenzame ouderen. Heeft de gemeente Rotterdam een goede aanpak om de
eenzaamheid onder ouderen te bestrijden?
Winkelgebieden. Wat doet de gemeente om winkelgebieden buiten het
stadscentrum aantrekkelijk en levendig te houden en leegstand te voorkomen? En
slaagt de gemeente daar in?
Subsidies voor cultuur. Welke Rotterdammers maken gebruik van de culturele
voorzieningen die door de gemeente Rotterdam worden gesubsidieerd? Welke
Rotterdammers maken er geen gebruik van?
Ondermijnende criminaliteit. Wat doet de gemeente Rotterdam om de
ondermijnende criminaliteit te bestrijden? En wat is het resultaat?
Metropoolregio Rotterdam Den Haag (samenwerking van 22 gemeenten in de
regio). Wordt de regio groener, duurzamer en moderner door de inspanningen van
de metropoolregio?
Luchtkwaliteit. Lukt het de gemeente om met de getroffen maatregelen de
luchtkwaliteit flink te verbeteren?
0
100
200
300
400
500
600
700
aanta
l re
spondente
n
belangrijkst (aantal keer op plek 1)
3 Feitenkaart Onderzoeksprogramma 2019
De grafiek op voorgaande pagina laat zien hoe vaak een onderwerp op plaats 1 is
gezet. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is door de panelleden het vaakst op de
eerste plaats gezet.
Welke onderwerpen de panelleden relevant vinden wordt niet alleen weergegeven
door de 1e plek: de onderwerpen die een panellid op de plekken 2 en 3 plaatst, vindt
hij/zij waarschijnlijk ook erg belangrijk. Onderstaande grafiek laat zien hoe vaak een
onderwerp plaats 1, 2 of 3 inneemt.
Zo ontstaat er een duidelijke top 3 van onderwerpen die panelleden belangrijk
vinden en waarvan zij vinden dat de Rekenkamer er onderzoek naar zou moeten
doen: woonvisie, luchtkwaliteit en ondermijnende criminaliteit. Overige
onderwerpen komen aanzienlijk minder vaak voor in de top 3.
4. andere onderwerpen Panelleden is ook gevraagd om zelf ideeën voor onderzoeksonderwerpen aan te
dragen. De Rekenkamer zou deze andere onderwerpen kunnen gebruiken om een
onderwerp in de lijst van 12 (zie boven) nader uit te werken. Tevens kan de
Rekenkamer deze onderwerpen gebruiken als input voor het onderzoeksprogramma
van 2020.
0
200
400
600
800
1000
1200
1400
1600
aanta
l re
spondente
n
zeer belangrijk (aantal keer op plek 1, 2 en 3)
4 Feitenkaart Onderzoeksprogramma 2019
Op de vraag “Heeft u zelf een ander idee voor een onderzoeksonderwerp?”
antwoordde 43% van de respondenten “Ja”. Deze respondenten werden gevraagd
om dit onderwerp te benoemen en er eventueel een toelichting op te geven. Dit
leverde een lijst op van 1303 antwoorden.
Vervolgens is bekeken welke woorden het vaakst in deze lijst van antwoorden
voorkomen. De resultaten van deze woordentelling worden weergegeven in tabel 1.
tabel 1: andere onderwerpen
20 meest genoemde steekwoorden (aantal keren genoemd)
auto’s (n=123) wijk (n=77)
groen (n=117) fietsers (n=75)
straat (n=106) centrum (n=69)
wonen (n=101) ouderen (n=67)
wijken (n=100) fietsen (n=66)
overlast (n=92) criminaliteit (n=57)
kinderen (n=88) vervoer (n=57)
verkeer (n=87) rijden (n=56)
sociaal (n=78) parkeren (n=55)
woningen (n=78) omgeving (n=54)
Tabel 1 laat zien dat er relatief veel onderwerpen worden benoemd die gerelateerd
zijn aan verkeer en vervoer; woorden als ‘auto’s’, ‘verkeer’, ‘fietsers’, ‘fietsen’ en
‘parkeren’ komen veel voor in de antwoorden. Daarnaast zijn onderwerpen van
belang die samenhangen met de directe (woon)omgeving van de bewoners, zoals
blijkt uit de woorden ‘wijken’, ‘straat’, ‘wijk’ en ‘omgeving’. Het type problemen dat
panelleden daarbij benoemen is divers; het gaat bijvoorbeeld over het uiterlijk van
de wijk (zoals zwerfafval en de hoeveelheid groen), de samenstelling van de
woningen in de wijken (zoals de hoeveelheid sociale woningbouw ten opzichte van
de particuliere sector), de sociale samenstelling van wijken, en de (verkeers-
)veiligheid. Een greep uit de antwoorden :
“Fietsen veiliger maken in Rotterdam. Omdat ik op veel plaatsen, met name in
Rotterdam-centrum, de verkeerssituatie voor fietsers onveilig vind. Voorbeelden:
Nieuwe Binnenweg, Meent, West Kruiskade, Oudedijk (schande, pas heringericht). Wel
eens op uw gemak door het Oude Noorden gefietst?"
“Leefbaarheid in achterstandswijken. Meer duurdere woningen? Het verschil in
welbevinden in achterstandswijken t.o.v. andere wijken groeit. Is een slechte
ontwikkeling.”
“Kleine criminaliteit in woonwijken. Berovingen, diefstallen, inbraken en overlast
zorgen voor minder gevoel van veiligheid en vrijheid.”
5 Feitenkaart Onderzoeksprogramma 2019
“Bereikbaarheid binnenstad en gevolgen voor vestigingsklimaat. Er zijn best wel
wat landelijk en internationaal opererende organisaties die naar de binnenstad
worden gelokt, van Weena tot Kop van Zuid. Parkeerplaatsen zijn hier schaars,
stoplichten zijn (bewust én onbewust) slecht op elkaar afgestemd en toegangswegen
worden versmald (Coolsingel). Tegelijkertijd zijn de P&R locaties (bv. Meijersplein)
overvol én rijden de metro's hier niet af en aan. Het is zodoende linksom of rechtsom
moeizaam om als automobilist de binnenstad te bereiken. Als de gemeente hier niet
voldoende maatregelen tegen treft, zal de binnenstad in toenemende mate minder
aantrekkelijk worden als vestigingsplaats, de vele investeringen ten spijt. Gemeentelijk
moet erkend worden dat van deur tot deur met het OV reizen voor een aanzienlijke
groep mensen geen optie is. Mijns inziens is dit effect kwantificeerbaar.”
“Verdwijnen oppervlakte groen in verhouding tot bouwopgave. Er moet veel
gebouwd worden de komende jaren en hierbij verdwijnt veel groen in de wijken. Veel
ontwikkelaars compenseren dit door groene daken op te nemen in de plannen. Echter,
op maaiveld-niveau krijgt de burger daar niets van mee. Onderzoek heeft aangetoond
dat een groene omgeving bijdraagt aan een betere gezondheid. Daarom mijn vraag:
hoeveel groen moet er wijken voor de nieuw te bouwen objecten, en hoeveel van dat
groen is straks bereikbaar voor de gemiddelde bewoner (denk ook aan buiten spelende
kinderen; die stuur je niet direct het dak op van een flat om daar te gaan busje-trappen
of knikkeren...)?”
“Wijkvoorzieningen, zoals bijv. Prinsenland. De wijk Prinsenland is vrij groot en er
wonen veel (jonge) kinderen. Er is niets te doen in de wijk behalve een sportschool. Het
winkelcentrum is erg klein en er staat een heel groot pand van de voormalige chinees
al een jaar leeg. Probeer daar dan een cultureel centrum van te maken (theater bijv.).”
“Alternatieve (woon)voorzieningen voor kwetsbare groepen. Ouderen moeten zo
lang mogelijk zelfstandig wonen, mensen met psychiatrische problemen moeten
zelfstandig wonen, jongeren moeten het soms op heel jonge leeftijd zelf uit zoeken. Veel
instellingen en voorzieningen hebben hun deuren dicht gedaan. Dat begint tot steeds
grotere problemen te leiden, in woonomgevingen, op straat en in publieke ruimten. De
politie moet zich teveel bezighouden met verwarde personen. Onderzoek naar
alternatieve (woon)voorzieningen zouden wellicht bij kunnen dragen aan oplossingen
voor deze problemen. De Rotterdamse mantra we doen het zelf en op eigen kracht geldt
vooral voor goedopgeleide burgers, niet voor kwetsbare mensen.”
5. kenmerken respondenten In dit onderdeel worden verschillende eigenschappen van de respondenten belicht.
Allereerst is nagegaan in hoeverre zij bekend zijn met de Rekenkamer Rotterdam. De
respondenten beantwoordden de vraag “Was u voor het ontvangen van de
uitnodiging voor deze vragenlijst bekend met de Rekenkamer Rotterdam?” als
volgt:
6 Feitenkaart Onderzoeksprogramma 2019
Verder is een aantal andere eigenschappen van de respondenten in kaart gebracht,
namelijk de leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, huishoudsamenstelling en de
deelgebieden waar ze wonen. Hieruit blijkt dat er relatief veel 45-plussers
deelnamen aan het onderzoek (77% van de respondenten is ouder dan 45 jaar). Ook
hebben veel hoog opgeleiden deelgenomen aan de enquête: 59% van de
respondenten heeft een hbo- of wo-opleiding afgerond. Onder alle Rotterdammers is
dit 27%1.
1 Feitenkaart Opleidingsniveau Rotterdam op gebieds- en buurtniveau 2017 (voorlopige cijfers), Onderzoek en
Business Intelligence (OBI) van de Gemeente Rotterdam.
28%
44%
28%
Ja, ik had gehoord over een of meerdere onderzoeken van de Rekenkamer Rotterdam
Ja, ik was bekend met het bestaan van de Rekenkamer Rotterdam, maar ben niet bekendmet haar onderzoeken
Nee, ik had nog nooit over de Rekenkamer Rotterdam gehoord
2% 8%
13%
43%
34%
leeftijd
17 t/m 24 jaar 25 t/m 34 jaar
35 t/m 44 jaar 45 t/m 64 jaar
65 jaar en ouder
14%
26%
59%
1% 0%
opleidingsniveau
Laag Midden
Hoog Anders
Onbekend
7 Feitenkaart Onderzoeksprogramma 2019
Wanneer de resultaten van de enquête worden gesplitst op basis van leeftijd, blijkt
dat jongeren (45-minners) en ouderen (45-plussers) dezelfde top drie van
onderwerpen samenstellen (woonvisie, luchtkwaliteit en ondermijnende
criminaliteit). Als de resultaten van laag, midden en hoog opgeleiden worden
gesplitst, blijkt dat laag opgeleiden het onderwerp ‘eenzame ouderen’ belangrijker
vinden dan hoog opgeleiden. Dit onderwerp eindigt op plaats 2 wanneer alleen lager
opgeleiden in ogenschouw worden genomen, zoals zichtbaar is in onderstaande
grafiek. Mogelijkerwijs zou dit onderwerp dus ook op een hogere plaats eindigen
wanneer alle Rotterdammers (dus niet alleen de respondenten van het Stadspanel)
hun mening hadden gegeven.
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
aanta
l re
spondente
n
zeer belangrijk (aantal keer op plek 1, 2 en 3)
laag opgeleiden middelhoog opgeleiden hoog opgeleiden