Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een...

138
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2009-10 SPOREN VAN DE OORLOG: INVLOED VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG OP DE BURGERLIJKE GEDINGVOERING VOOR DE VREDERECHTER VAN HET KANTON BEVEREN Analyse van de activiteiten van het Beverse Vredegerecht van 1938 tot 1947 Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Pieter Van Roeyen (studentennr: 00602461) (major: burgerlijk recht en strafrecht) Promotor: Prof. Dr. G. Martyn Commissaris: Prof. Dr. D. Heirbaut

Transcript of Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een...

Page 1: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2009-10

SPOREN VAN DE OORLOG: INVLOED VAN DE TWEEDE WERELDOORLOG OP DE

BURGERLIJKE GEDINGVOERING VOOR DE VREDERECHTER

VAN HET KANTON BEVEREN Analyse van de activiteiten van het Beverse Vredegerecht

van 1938 tot 1947

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Pieter Van Roeyen

(studentennr: 00602461)

(major: burgerlijk recht en strafrecht)

Promotor: Prof. Dr. G. Martyn

Commissaris: Prof. Dr. D. Heirbaut

Page 2: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

Woord Vooraf

Dit werkstuk ligt op het punt waar mijn rechtenopleiding aan de Universiteit Gent en mijn

Beverse wortels elkaar kruisen. Zonder één van deze twee werelden, zou dit werk niet

bestaan.

Mijn oprechte dank gaat uit naar de verschillende mensen die bijgedragen hebben tot de

totstandkoming van deze masterproef.

In de eerste plaats wens ik mijn promotor Prof. dr. G. MARTYN te bedanken om mij bij te

staan bij mijn eerste stapjes in het onderzoek naar de geschiedenis van het vredegerecht. Ook

mijn commissaris, Prof. dr. D. HEIRBAUT wil ik alvast bedanken voor het lezen en beoordelen

van mijn werk.

Een hartelijk woord van dank gaat ook uit naar de heer KRIS ROTTHIER, vrederechter van het

kanton Beveren, naar alle leden van de griffie en alle andere medewerkers van het

vredegerecht in Beveren voor hun hulpvaardigheid en gastvrijheid.

Verder zou ik Helena graag willen bedanken voor haar hulp bij het opstellen van de

statistieken en het nalezen van de tekst.

Tot slot wil ik mijn ouders, broer en zus bedanken voor de steun die zij mij gaven tijdens mijn

opleiding aan de Gentse Rechtenfaculteit.

Beveren, 15 mei 2011

Pieter Van Roeyen

Page 3: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

iii

Inhoudstafel

Woord Vooraf ............................................................................................................................ ii

Inhoudstafel ............................................................................................................................... iii

Hoofdstuk 1: Inleiding ............................................................................................................... 1

Hoofdstuk 2: De onderzoeksmethode ........................................................................................ 3

§1. Algemeen ......................................................................................................................... 3

§2. Bronnen ............................................................................................................................ 4

A. Archiefonderzoek als primaire bron .............................................................................. 4

B. Secundaire bronnen als context ..................................................................................... 9

§2. Werkwijze ...................................................................................................................... 10

A. Analyse van de primaire bronnen ................................................................................ 10

B. Analyse van de secundaire bronnen ............................................................................ 11

Hoofdstuk 3: Ontstaan en werking van het vredegerecht ........................................................ 13

§1. Ontstaan van het vredegerecht ....................................................................................... 13

§2. Werking van het vredegerecht ........................................................................................ 15

A. De vrederechter als verzoener en openbaar ambtenaar. .............................................. 15

B. De vrederechter als rechter .......................................................................................... 17

1. Situering ................................................................................................................... 17

2. De materiële bevoegdheid ........................................................................................ 18

a. de bevoegdheid ratione summae .......................................................................... 18

b. De bijzondere bevoegdheid .................................................................................. 20

b.1. Onderhoudsgeld ............................................................................................ 20

b.2. Huur en Pacht ................................................................................................ 21

b.3. Mede-eigendom ............................................................................................. 21

b.4.Nabuurschap en erfdienstbaarheden ............................................................... 22

b.5. De bezitsvordering ........................................................................................ 22

b.6. Sociaal recht .................................................................................................. 22

Page 4: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

iv

b.7. Opeising ........................................................................................................ 23

b.8. Overige .......................................................................................................... 24

3. Territoriale bevoegdheid .......................................................................................... 25

4. De procedure voor het vredegerecht ........................................................................ 26

a. De gewone rechtspleging ..................................................................................... 26

a.1. Dagvaarding .................................................................................................. 26

a.2. Zitting en verschijning van de partijen .......................................................... 26

a.3. Vonnis ............................................................................................................ 26

b. De rechtspleging voor geschillen die in eerste en laatste aanleg beslist worden. 27

c. De bijzondere rechtspleging voor geschillen inzake onderhoudsgeld ................. 27

Hoofdstuk 4: Omschrijving van het kanton Beveren-Waas ..................................................... 29

§1. Kantonale indeling en geografische situering van het kanton Beveren-Waas. .............. 29

§2. De socio-economische situering van het kanton Beveren-waas .................................... 30

§3. Het kanton Beveren-Waas tijdens de Tweede Wereldoorlog ........................................ 31

Hoofdstuk 5: Het vredegerecht van Beveren in cijfers ............................................................ 39

§1. De actoren ...................................................................................................................... 39

A. De partijen ................................................................................................................... 39

1. Indeling volgens persoon en geslacht. ...................................................................... 39

2. Het beroep van de partijen ....................................................................................... 41

3. De woonplaats van de partijen ................................................................................. 43

4. Kosteloze rechtspleging ........................................................................................... 45

B. De advocaat ................................................................................................................. 48

C. De vrederechter ............................................................................................................ 49

D. De griffier .................................................................................................................... 51

§ 2. De procedure ................................................................................................................. 52

A. De duur van de procedure ........................................................................................... 52

B. De verschijning van de partijen ................................................................................... 55

Page 5: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

v

§ 3. Het vonnis ..................................................................................................................... 57

A. Het voorwerp van de vordering ................................................................................... 57

B. Tussenvonnissen en eindvonnissen ............................................................................. 59

C. De gegrondheid van de vordering ............................................................................... 61

1. Invloed van de advocaat op de gegrondheid van de vordering. ............................... 63

D. Rechtsbronnen ............................................................................................................. 64

Hoofdstuk 6: Alimentatie ......................................................................................................... 68

§1. Inleiding ......................................................................................................................... 68

§2. Beknopt overzicht van het recht inzake de onderhoudsplicht ........................................ 68

A. Begrip .......................................................................................................................... 68

B. Categorieën onderhoudsplichtigen en onderhoudsgerechtigden ................................. 68

C. Kenmerken ................................................................................................................... 69

D. Voorwerp van de onderhoudsschuld ........................................................................... 70

E. Hiërarchie van de onderhoudsplichtigen ..................................................................... 71

F. Bewijslast ..................................................................................................................... 71

§ 3. De Onderhoudsplicht tussen echtgenoten. .................................................................... 71

A. De feitelijke scheiding ................................................................................................. 72

1. Beverse rechtspraak .................................................................................................. 73

2. Vergelijking met andere rechtspraak ........................................................................ 76

B. Bijdrage volgens het vermogen en de staat van de echtgenoten ................................. 77

C. Procedure ..................................................................................................................... 80

§ 4. De onderhoudsplicht tussen bloedverwanten en aanverwanten. ................................... 82

§ 5. Sporen van de oorlog? ................................................................................................... 83

Hoofdstuk 7: Huur .................................................................................................................... 84

§ 1. Inleiding ........................................................................................................................ 84

§ 2. De huurprijs ................................................................................................................... 84

A. 1938 tot 22 maart 1940: kordaat optreden van de vrederechter. ................................. 84

Page 6: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

vi

B. 22 maart 1940 tot 1942: België staat stil, de huurovereenkomst loopt door. .............. 88

1. De wet van 22 maart 1940 en de huurprijs ............................................................... 89

2. Beverse rechtspraak van 22 maart 1940 tot 20 september 1940 .............................. 92

a. Toepassing van de wet van 22 maart 1940 door de Beverse Vrederechter .......... 92

b. Toepassingen van het gemeen huurrecht ............................................................. 93

3. Het besluit van 20 september 1940 en de huurprijs ................................................. 94

4. Beverse rechtspraak inzake achterstallige huur tijdens de periode 25 september

1940 - 1942 ................................................................................................................... 96

a. Algemeen .............................................................................................................. 96

b. De toekenning en de voorwaarden van de huurprijsvermindering ...................... 97

c. Betalingsfaciliteiten ............................................................................................ 102

d. Ontbinding .......................................................................................................... 103

e. Verstekvonnissen ................................................................................................ 103

f. Gemeen recht ...................................................................................................... 104

g. Besluit ................................................................................................................. 105

C. 1943 tot maart 1945: een stabiele periode voor de huurschulden ............................. 105

D. Maart 1945 tot 1947: ruimen van het puin ................................................................ 106

1. De besluitwet van 15 maart 1945 ........................................................................... 106

2. De Beverse rechtspraak maart 1945 - 1947 ........................................................... 108

§ 3. Het einde van de huurovereenkomst ........................................................................... 109

A. Het gemeen recht ................................................................................................... 109

B. De bijzondere wetten ............................................................................................. 110

C. Beverse rechtspraak over het einde van huurovereenkomst .................................. 113

1. De periode voor de oorlog: de partijen vinden elkaar halfweg .......................... 113

2. Het begin van de oorlog tot 18 november 1942: uitstel als wettelijke

huurverlenging ....................................................................................................... 114

3. 18 november 1942 tot 12 maart 1945: de introductie van de gerechtelijke

verlenging ............................................................................................................... 115

Page 7: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

vii

4. 12 maart 1945 tot 1947: de woningnood escaleert ............................................. 116

Conclusie ................................................................................................................................ 120

Bibliografie ............................................................................................................................. 123

A. Niet-gepubliceerde bronnen .......................................................................................... 123

B. Gepubliceerde bronnen .................................................................................................. 123

1. Hulpwetenschappen ................................................................................................... 123

2. Rechtsleer ................................................................................................................... 126

Rechtspraak .................................................................................................................... 129

Bijlagen........................................................................................................................................i

Page 8: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

viii

Page 9: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

1

Hoofdstuk 1: Inleiding

Dit is het relaas van een oorlog. Het verhaal van verwoesting en het antwoord daarop. Niet het

schuiven van de stukken op het schaakbord, maar de stilte van de geslagen pionnen.

Ongeveer tien kilometer ten oosten van Antwerpen, aan de linker oever van de Schelde, ligt

het kanton Beveren. Enkele kleine, eenvoudige dorpen geworteld in rijke poldergrond, die

zich uitstrekken tot aan de Nederlandse grens. Zoals in zovele andere Belgische dorpen zorgt

de Tweede Wereldoorlog ook hier voor een samenleving in crisis. Wij volgen de Beverse

vrederechter doorheen deze menselijke noodtoestand. Als rechter tussen de mensen zal hij

ook nu, misschien wel meer dan anders, blijven luisteren naar de kleine kwaaltjes van de

samenleving. Maar welke oplossingen reikt hij aan?

Aan de hand van alle vonnissen die de vrederechter uitspreekt in burgerlijke gedingen van

1938 tot 1947, brengen we een deel van de werking van het Beverse vredegerecht tijdens dit

donkere decennium in kaart. De finaliteit is dus een inzicht in de burgerlijke gedingvoering en

de rechterlijke oordeelvorming. De sporen die de Tweede Wereldoorlog hierbij achterlaat

vormen een rode draad doorheen het werk.

Inzicht in de burgerlijke gedingvoering bekomen we door kwantitatieve vonnisanalyse. Door

uit elk vonnis enkele gegevens te filteren en samen te brengen, krijgen we het groter geheel te

zien van tien jaar aan burgerlijke gedingen voor de vrederechter. 'Wie zijn die personen die

voor de vrederechter verschijnen?', 'Waar gaan hun conflicten over?' en 'Hoe oordeelt de

rechter hierover?', zijn enkele vragen waarop we hier een antwoord zullen formuleren.

Om te weten te komen hoe de rechter oordeelt en welke invloed de Tweede Wereldoorlog

hierbij uitoefent, verrichten we een kwalitatieve vonnisanalyse. De aandacht gaat daarbij uit

naar twee specifieke materies: de geschillen over onderhoudsgeld en over

huurovereenkomsten. Het verhaal wil dat in grote zwarte letters een opschrift was aangebracht

op de muur van de oude zittingszaal van het Beverse vredegerecht: 'Liefst vrede, recht als't

moet'. Maar wat betekent die leuze voor de vrederechter? En als er van vrede werkelijk geen

sprake meer is, Hoe gaat hij dan om met dat recht?

De burgerlijke gedingvoering en de rechterlijke oordeelvorming zijn onderhevig aan een

veelheid van invloeden. We kunnen de vonnissen daarom pas ten volle begrijpen als we ook

Page 10: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

2

hun historische, geografische, socio-economische en juridische context kennen. Om die reden

gaan we in dit werk ook dieper in op het ontstaan en de werking van het vredegerecht, op de

kenmerken van het kanton en op de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog in het

kanton. De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het

Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

Beginnen doen we echter met een uiteenzetting over de gehanteerde methodiek.

Page 11: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

3

Hoofdstuk 2: De onderzoeksmethode

§1. Algemeen

De onderzoeksmethode is op maat gemaakt van de finaliteit van dit werk. Het doel heiligt de

middelen niet, het doel bepaalt de middelen. De omschrijving van die doelstelling gaat hand

in hand met de afbakening van het onderzoeksdomein. Slechts na het uittekenen van dit

grondplan, is het bepalen van het onderzoeksproces aan de orde.

Met dit werk willen we een inzicht verschaffen in de burgerlijke gedingvoering voor de

Beverse vrederechter in een periode die de Tweede Wereldoorlog omsluit en willen we een

duidelijk beeld geven van de inhoudelijke oordeelvorming van de vrederechter. De invloed

van de oorlog op de werking van het vredegerecht hebben hierbij een centrale plaats.

Om tot dit resultaat te komen maken we in de eerste plaats gebruik van vonnisanalyse. Zowel

de inhoudelijke juridische analyse als de structurele analyse van de basisgegevens uit de

vonnissen krijgen hierbij de nodige aandacht. De 900 vonnissen die de vrederechter in de

periode tussen 1 januari 1938 en 31 december 1947 uitspreekt, zijn de fundamenten van dit

werk.

Toch volstaat dit niet. Het beeld dat de woorden uit al deze vonnissen schetsen is onaf. Om op

een zinvolle manier inzicht te geven in de werking van het vredegerecht, moet men een

totaalbeeld aanreiken. Context is hierbij het codewoord. We proberen dan ook zo volledig

mogelijk alle aspecten die de werking van het vredegerecht en de inhoud van de vonnissen

beïnvloeden bij de uitwerking van het onderwerp te betrekken. Ondanks de pogingen van de

Franse revolutionairen kan een vonnis slechts zelden voorgesteld worden als een optelsom

van de wet en de feiten. Veelal komt er nog een onbekende variabele voor in die optelsom die

leidt tot het uiteindelijke vonnis. We proberen die onbekende zo bekend mogelijk te maken.

Dit gebeurt enerzijds door het onderzoek van de sociale, economische en geografische

kenmerken van het kanton en de historische situatie tijdens de besproken periode. Anderzijds

gaat het om de studie van de juridische context: het ontstaan en de werking van het

vredegerecht en de toegepaste wetgeving, rechtspraak en doctrine. Dit totaalbeeld bereiken we

door literatuurstudie van secundaire bronnen.

Page 12: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

4

Wat volgt is een beschrijving van de primaire bronnen en de secundaire bronnen. Voor beide

soorten bronnen doen we ook de wijze waarop ze geanalyseerd hebben uit de doeken.

§2. Bronnen

A. Archiefonderzoek als primaire bron

Centraal in deze studie staat de analyse van de burgerlijke vonnissen van de Beverse

vrederechter tussen 1938 en 1947. De archieven van de burgerlijke zaken van 1877 tot 1930

werden overgedragen aan het Rijksarchief in de jaren negentig. De stukken van na 1930

vinden we daarentegen nog steeds terug op het vredegerecht in Beveren1. De strafdossiers van

1847 tot 1966 zijn vernietigd2. Toch hebben een aantal politievonnissen hun weg gevonden

naar de burgerlijke archieven3. Zoals gebruikelijk in kleinere kantons heeft men de minuten

van de vonnissen en burgerlijke akten samen met het repertorium en de alfabetische tafel op

naam van de partijen samen ingebonden per jaar4. Dossiers van de rechtspleging in

burgerlijke zaken werden maar aangelegd vanaf het invoeren van het nieuw Gerechtelijk

Wetboek in 19675. De stukken van de rechtspleging die tijdens de door ons besproken periode

bewaard bleven, zijn dan ook gewoon met de minuut van het vonnis ingebonden. Een

algemene rol hebben we niet aangetroffen. We bespreken hierna de verschillende bescheiden

die deel uitmaken van het vonnisboek.

Een eerste document dat van belang is voor ons onderzoek, is het repertorium. Aanvankelijk

had het repertorium geen fiscale functie en werd het voorgeschreven door de procedureregels

op het vredegerecht zelf6. De invoer van een tweede repertorium door de wet van 22 frimaire

jaar VII(12 december 1798), specifiek gericht op akten die onder het registratierecht vielen,

zorgde er echter voor dat er de facto één repertorium ontstond dat de twee door de wet

opgelegde repertoria verenigde. Deze gewoonte contra legem werd uiteindelijk in een

wettelijk kader gegoten in 1853. Zo is een repertorium ontstaan waarin alle minuten van

1 E. MUYS, Vredegerecht te Beveren. Repertorium van de minuten van akten en vonnissen. 1877-1892. 1893-

1906. 1907-1919. 1920-1930, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1997, 2. 2 Ibid., 2.

3 Dit komt bijvoorbeeld voor in het archiefboek van de minuten van burgerlijke vonnissen en akten van het jaar

1943. 4 G. BUYTAERT en A. DE WITTE (eds.), Het Vredegerecht te Beveren vroeger en nu, Beveren, onuitg., 1999, 12;

K. VELLE, De Vredegerechten en Politierechtbanken in België (1795-1995). Organisatie, bevoegdheden en

archiefvorming (Miscellanea Archivistica Studia, 76), Brussel, 1995, 182 (hierna afgekort als: K. VELLE, De

Vredegerechten) . 5 K. VELLE, De Vredegerechten, 178.

6 Ibid.,181.

Page 13: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

5

vonnissen en akten zijn opgenomen, ongeacht of ze onderworpen zijn aan registratierechten.

De vorm bleef nochtans grotendeels die van de wet van het jaar VII (art49. e.v.) tot de invoer

van het Wetboek van Registratie-, Hypotheek-en Griffierechten bij KB nr.64 van 30

november 1939, die deze licht aanpaste7. Elke minuut van een burgerlijk vonnis of een

burgerlijke akte wordt in chronologische volgorde vermeld en genummerd. Aangezien men

elk burgerlijk jaar een nieuw repertorium aanlegt, begint ook elk jaar de nummering opnieuw.

Ze loopt niet door zoals de nummering van de algemene rol. Naast het nummer van het

document worden ook de datum, de aard (vonnis, tussenvonnis, familieraad, openbare

verkoop,...), de namen van de partijen en hun woonplaats, de eventuele datum van de boeking

en de ontvangen rechten bijgehouden. De ontvanger van de belastingen voert op het einde van

elk trimester een controle uit en ondertekent hierbij het repertorium. Ook de vrederechter

ondertekent elke pagina en verklaart bovenaan nogmaals het aantal vermelde akten. Op de

minuut van elk vonnis en elke akte vermeldt de griffier het repertoriumnummer, voorafgegaan

door de afkorting 'Rep.'.

Na het repertorium volgt een tabel die de akten en vonnissen nogmaals opsomt, dit keer

alfabetisch gerangschikt op de naam van de eisende partij. Ook het repertoriumnummer en de

aard van het document krijgen hier een vermelding. Dit alfabetisch register wordt

voorgeschreven door artikel 159 van de wet op de gerechtelijke organisatie.8

Wat volgt is een chronologische opeenstapeling van minuten van vonnissen, minuten van

akten en stukken die deel uitmaken van de rechtspleging. Wij hebben ervoor gekozen ons

enkel te richten op de contentieuze rechtsmacht (de minuten van de vonnissen). De

burgerlijke akten (willige rechtsmacht) worden verder niet inhoudelijk behandeld en ook

binnen de contentieuze rechtsmacht krijgt een klein aantal vonnissen geen speciale aandacht.

Diegene die uit de boot zijn gevallen, zijn vonnissen waarbij de rechter een eerder

mechanische rol speelt. Een inhoudelijke analyse van deze zaken zou geen meerwaarde

betekenen voor dit werk. Het gaat om vonnissen waarbij zaken op de rol worden doorgehaald,

vonnissen van inwendige orde (zoals dagstellingen in zaken over onderhoudsgeld) en

vonnissen waarbij de eiser verstek maakt. Alle andere vonnissen: vonnissen op tegenspraak,

op verstek of op verzet, eindvonnissen en tussenvonnissen, zijn wel aan een grondige analyse

onderworpen.

7 Ibid., 183.

8Ibid, 183.

Page 14: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

6

De minuten van de vonnissen zijn zorgvuldig door de griffier uitgetypt in het Nederlands9.

Daarna zijn ze nagekeken door de vrederechter en vervolgens door rechter en griffier

ondertekend.10

Als de griffier bij het uittypen van de vonnissen een eenvoudige schrijffout

maakt, zet hij deze zelf recht zonder verdere formaliteiten. Zo zal hij bijvoorbeeld de fout

geschreven naam van een advocaat zelf aanpassen .11

Zwaardere fouten met inhoudelijke

gevolgen krijgen een rechtzetting door het schrappen van passages of het aanvullen in de

kantlijn. De vrederechter en de griffier zullen de correcties in de minuut van het vonnis steeds

voorzien van een paraaf.12

De redactie van de vonnissen volgt steeds een vast schema dat uit een aantal vaste delen

bestaat. Sommige vermeldingen zijn verplicht: het nummer op de algemene rol, de

identificatie van de partijen, de naam van de rechter en de griffier, de datum van de zitting, de

motivering en het beschikkend gedeelte.13

Hoe rechter zijn vonnis motiveert en welke andere

elementen hij nog kan toevoegen, is echter niet zeer gedetailleerd geregeld. Daardoor zal het

vonnis van elke vrederechter een eigen karakter hebben. VELLE herkent hierbij in de meeste

vonnissen een structuur van vijf delen14

: de gegevens van de partijen, uiteenzetting van de eis

en antwoord van de verweerder, de feitelijke en juridische contextualisering, de motivering

van de rechter en het beschikkend gedeelte. Dit komt niet volledig overeen met onze

bevindingen. De structuur is eerder als volgt opgebouwd:

Een eerste deel bevat de datum van de zitting en de gegevens van de partijen. Een getrouwde

vrouw wordt meestal eerst met de naam van haar echtgenoot genoemd, daarna volgt haar

eigen naam voorafgegaan door 'geboren als'. Voor een weduwe geldt hetzelfde.15

Doorgaans

vermeldt het vonnis ook de beroepen van de partijen.16

Het komt echter geregeld voor dat de

eiser niet op de hoogte is van het beroep van de verweerder die hij dagvaardt. In dergelijke

gevallen ontbreekt de vermelding van het beroep ook in het vonnis. Verder vinden we ook de

woonplaats van de partijen terug. Indien er sprake is van een discrepantie tussen de feitelijke

en de juridische woonplaats van één van de partijen, zal het vonnis soms ook de feitelijke

9 Art.2 wet van 15 juni 1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken, BS 22 juni 1935.

10K. VELLE, De Vredegerechten,180.

11 Bijvoorbeeld AR 345 (12 oktober 1943). De verwijzing naar de geanalyseerde vonnissen van het Beverse

vredegerecht zal hierna steeds gebeuren door een vermelding van het algemeen rolnummer en van de datum van

het vonnis. 12

Bijvoorbeeld AR 27 (8 mei 1940); AR 40 (28 augustus 1940). 13

R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht, IV, De Berechting, Antwerpen, Standaard, s.d., nr. 443 et

seq. 14

K. VELLE, De Vredegerechten, 180. 15

Het vonnis vermeldt dan ook expliciet het gaat om een weduwe. 16

Zie bijlage nr. 7.

Page 15: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

7

woonplaats vermelden.17

Ook het eventuele vonnis waarbij de kosteloze rechtspleging werd

toegekend, de verschijningsvorm van de partijen (in persoon-verstek) of de gegevens van de

vertegenwoordigers van de partijen18

en het algemeen rolnummer staan in dit deel van het

vonnis.

Het tweede deel beschrijft de procedure. De gedinginleidende akte wordt vermeld met de

datum van betekening, de taal waarin de akte is opgesteld en de modaliteiten van de

boeking.19

Als de eiser een geding inleidt bij dagvaarding, vermeldt het vonnis ook de naam

van de deurwaarder en de plaats waar de akte is opgesteld. Ook de vonnissen die de rechter in

deze zaak al geveld heeft, staan hier aangegeven. In het uitzonderlijke geval dat de rechter

reeds een vonnis heeft gewezen in de zaak of dat er conclusies of andere processtukken zijn

neergelegd, vinden we dit ook hier terug. Ten slotte maakt het vonnis hier gewag van de

partijen die tijdens de zitting gehoord zijn en van de artikels uit de wet van 15 juni 1935 op

het gebruik van talen in gerechtszaken die van toepassing zijn op de gevoerde procedure.

De onderdelen die bij VELLE het tweede, derde en vierde deel uitmaken vinden we ook terug,

maar ze vallen niet te onderscheiden en vormen een eerder homogene massa. Hierbij wordt

steeds begonnen met het uiteenzetten van de eis, gevolgd door het verweer, maar de

vaststelling van de feiten, de juridische kwalificatie en de motivering van de rechter lopen

door elkaar. Dit valt het best te omschrijven als een dialoog tussen de rechter en de partijen.

De motivering van de rechter is hierbij vaak zeer summier. Het is niet ongewoon dat deze zich

beperkt tot een bevestiging van de redenering door de partijen gemaakt of het opbouwen van

een zeer beknopte logische redenering. Zo wordt een eis tot verbreken van een

huurovereenkomst wegens het niet naleven van de voorwaarden bijvoorbeeld eenvoudigweg

beantwoord met: 'dat uit de inlichtingen van verweerder blijkt dat hij de voorwaarden X en Y

niet naleeft. Dat de eis tot verbreking om die reden als gegrond voorkomt'20

. Slechts in het

uitzonderlijke geval dat partijen uitgebreide conclusies indienen, zal de rechter ze ook grondig

beantwoorden. Met verwijzingen naar rechtsbronnen gaat de vrederechter uiterst spaarzaam

om. Door deze beknopte stijl is het vaak zeer moeilijk om het feitenrelaas, de toegepaste

rechtsbronnen en de achterliggende motieven te construeren.

17

Bijvoorbeeld AR 332 (1 juni 1943). 18

Indien dit geen advocaat is, vermeldt het vonnis ook de specificaties van de volmacht van de

vertegenwoordiger. 19

Afhankelijk van de verschuldigde rechten lezen we: 'behoorlijk geboekt' of 'vrij van boeking'. 20

AR 146 (13 augustus 1941).

Page 16: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

8

Het laatste deel is het dispositief of beschikkend gedeelte. Hierin vinden we het uiteindelijke

oordeel over de ontvankelijkheid en grond de van de zaak terug. Daarnaast begroot de

vrederechter hier de kosten en wijst hij ze toe, beslist hij over de uitvoerbaarheid van het

vonnis en schat hij eventueel de waarde van de eis om te bepalen of hoger beroep openstaat.21

Het vonnis eindigt met een slotformule waarin de plaats en datum van de uitspraak worden

vermeld evenals de naam van rechter en griffier, gevolgd door hun handtekening. Onderaan

het vonnis zijn soms nog details terug te vinden over het berekenen van de kosten, de boeking

van het vonnis met ondertekening van de ontvanger van de registratie of vermeldingen over

het afleveren van expedities en afschriften.22

Een teken dat wijst op het aantekenen van hoger

beroep bij de rechtbank van eerste aanleg tegen een vonnis hebben we niet teruggevonden.

In het vonnisboek vergezelt de gedinginleidende akte steeds de minuut van het vonnis. Niet

zelden zijn ook andere processtukken mee ingebonden. Dit gaat vooral om verslagen van

bevolen onderzoeksmaatregelen zoals een deskundigenonderzoek, plaatsopneming of

ondervraging van getuigen, maar ook bewijzen van aangetekend schrijven, uittreksels uit het

kadaster en volmachten hebben de tand des tijds doorstaan. Een uitzondering zijn de

besluitnota's. Die heeft men nooit bij de minuut van het vonnis bewaard.

De minuten van de burgerlijke akten (willige rechtsmacht) werden niet inhoudelijk

bestudeerd. Deze studie blijft zo grotendeels beperkt tot de functie van de vrederechter als

rechter. Zijn functie als verzoener komt aan bod voor zover die uit de vonnissen blijkt.23

Zijn

functie als openbaar ambtenaar valt buiten het onderzoeksdomein. Voor de volledigheid

vernoemen we wel de belangrijkste soorten burgerlijke akten24

die in het archief voorkomen.

Een wezenlijk deel van deze akten zijn processen verbaal van beraadslagingen van de

familieraad. Daarnaast zijn er ettelijke akten van notoriteit, processen verbaal van

overeenkomst in het kader van art.26 van de Arbeidsongevallenwet, eedafleggingen van

deskundigen en veldwachters, akten van ontvoogding, akten van toelating tot handeldrijven,

boedelbeschrijvingen en zegelleggingen.

21

Bijvoorbeeld AR 479 (8 november 1945). In een geding over achterstallige huur vraagt de verhuurder om de

vordering te schatten op meer dan 1000 Fr. De vrederechter stelt echter dat volgens art. 33 Bev.w. die schatting

maar gedaan kan worden als er geen wettige basis is om de waarde van de eis te bepalen. Hier is die er wel

aangezien er 6600 Fr. aan achterstallige huur wordt gevorderd. 22

Een voorbeeldvonnis met aanduiding van de verschillende delen van het vonnis kan men raadplegen in de

bijlage nr. 1. 23

Er zijn immers geen registers of processen verbaal van de minnelijke schikkingen in het archief aangetroffen. 24

K. VELLE, De Vredegerechten, 190.

Page 17: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

9

B. Secundaire bronnen als context

De bronnen uit het archief vormen slechts een beperkt beeld. Daarom zijn secundaire bronnen

noodzakelijk die enerzijds een feitelijke en anderzijds een juridische context geven bij de

vonnissen.

Niet-juridische literatuur dient een inzicht te geven in het sociale, economische en historische

weefsel dat de vonnissen omsluit. Algemene werken over de doortocht van de Tweede

Wereldoorlog door België geven een welkome inleiding op de gevolgen van de oorlog voor

het dagelijkse leven in het bezette België. Meer specifieke artikels over de socio-economische

toestand en over de oorlogsgebeurtenissen in het kanton zorgen voor een scherper begrip van

de lokale situatie. De bijdragen in het tijdschrift van de heemkundige kring HET LAND VAN

BEVEREN spelen hierbij een voorname rol.

De juridische en meta-juridische literatuur biedt enerzijds een inzicht in de technische kanten

van de burgerlijke gedingvoering. Anderzijds zijn deze bronnen essentieel bij de inhoudelijke

analyse van de vonnissen. Het bestuderen van de rechtsbronnen brengt niet alleen de

toegepaste wetgeving in beeld, maar ook de manier waarop andere rechters dezelfde wetten

toepassen en de nuance die de rechtsleer aan die wetten aanbrengt. Om up-to-date te blijven

met de jaarlijkse wetswijzigingen hebben we voornamelijk gebruik gemaakt van De

verzameling van wetten en besluiten van België. Een werk waarvan we alle relevante

jaargangen aantroffen in het archief van het vredegerecht te Beveren. Om zoveel mogelijk

rechtsleer en rechtspraak te vinden, werd in eerste instantie dankbaar gebruik gemaakt van

bibliografische werken.25

Voorts zorgde ook het Journal des Juges de Paix met zijn jaarlijkse

rechtspraakoverzicht voor een goede basis. Dit is trouwens één van de weinige tijdschriften

dat ook tijdens de oorlog de drukpersen in beweging houdt. Relevante rechtspraak over

oorlogswetgeving blijkt daardoor een schaars goed. Wat de rechtsleer betreft, zijn vooral de

verzamelwerken troef. Het gaat voornamelijk om Algemene werken over het burgerlijk recht

25

H. BOSLY, C. DEL MARMOL EN C. GOOSSENS, Répertoire bibliographique du droit belge (1919-1945), Luik,

Presses universitaires de Liège, 1947, xxxviii+456 p.; K. VELLE, Recht en gerecht : bibliografische inleiding tot

het institutioneel onderzoek van de rechterlijke macht (1796-1994), II dln., Brussel, Algemeen rijksarchief, 1994,

764 p.;F. WALEFFE en F.-JR. WALEFFE, Répertoire décennal de la jurisprudence belge contenant l'analyse de

toutes les décisions et études doctrinales publiées en Belgique depuis 1936 jusqu'à 1946 inclusivement en

matieère civile, commerciale, criminelle, de droit public et administratif,V dln., Brussel, Bruylant, 1946, 580 p.

Page 18: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

10

van DE PAGE, KLUYSKENS en DE BEUS. Waar ze voor handen zijn, zorgden monografieën en

doctrinale bijdragen in juridische tijdschriften voor verdere uitdieping.

§2. Werkwijze

A. Analyse van de primaire bronnen

Om tot een ultiem, algemeen beeld te komen van het vredegerecht, werden gegevens uit het

archief gedestilleerd met een dubbele finaliteit. een eerste beeld dat ons onderzoek wil creëren

is dat van de rechtspraktijk.' Wie stapt er over de drempel van het vredegerecht? Wat willen

zij bekomen? Hoe willen ze dit bekomen?' zijn enkele van de vragen die hier een antwoord

zullen krijgen. Dit beeld zullen we grotendeels op statistieken bouwen. De verschillende

bescheiden uit het archief vervullen hier hun eigen rol. Een tweede beeld moet weergeven hoe

de rechter rechtspreekt en welke elementen hierbij een rol spelen. Het spreekt voor zich dat er

tussen beide beelden een belangrijke interactie bestaat. Voor de inhoudelijke analyseren van

de jurisprudentie zullen we uit het archief in principe alleen de vonnissen zelf gebruiken.

Aangezien in het repertorium alle burgerlijke vonnissen en akten zijn opgenomen, werd dit

gebruikt om na te gaan welk deel van zijn jaarlijkse werking de vrederechter aan burgerlijke

vonnissen besteedt. Het tekent een accuraat beeld (rekening houdend met het ontbreken van

gegevens over conciliatie) van het takenpakket dat de vrederechter in burgerlijke zaken op een

jaar vervult en het aandeel dat de contentieuze rechtsmacht hierin opneemt. Het alfabetisch

register diende als basis voor het onderzoek naar de configuratie van de partijen.

Om de nodige informatie uit de vonnissen te halen, maakten we gebruik van fiches. Per

vonnis werd in Excel een fiche ingevuld. De fiche neemt één werkblad in beslag, alle fiches

van één jaar maken deel uit van dezelfde werkmap. Alle gegevens uit het vonnis die van

belang kunnen zijn voor het onderzoek krijgen een vermelding op de fiche. Het eerste deel

van de fiche bestaat uit de persoonlijke gegevens van de partijen (naam-geslacht-beroep-

woonplaats), de verschijning van de partijen (tegenspraak-verstek-verzet), hun

vertegenwoordiging (advocaat-andere), data van dagvaarding en vonnis, namen van de rechter

en de griffier en het nummer op de algemene rol. Deze informatie vinden we terug in de

eerste twee delen van het vonnis en in de slotformule. Een tweede deel van de fiche bevat

inhoudelijke informatie. Die bestaat uit een aanduiding van de besproken juridische topics

(ontvankelijkheid, erfdienstbaarheden, achterstallige huur, ontbinding,...), een beschrijving

van de eis en de replieken hierop van de verweerder, het oordeel en de motivering van de

rechter, de wetgeving, rechtspraak en rechtsleer waarnaar verwezen werd, opmerkingen, de

Page 19: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

11

aard van het vonnis (ten gronde-alvorens recht te doen) en het repertoriumnummer. De

opmerkingen dienen hierbij vooral om frappante bevindingen achter te laten, maar ook om

vragen die rezen bij het lezen neer te schrijven.26

Na het lezen van de vonnissen en het opstellen van de fiches, volgt de cijfermatige

verwerking van de basisgegevens. De eerste stap hierbij bestond uit het opstellen van een lijst.

Op deze lijst staan de verschillende gegevens die we als basis willen gebruiken voor de

statistieken. Per jaar tellen we die onderzochte gegevens na in de fiches en schrijven we de

resultaten op een lijst. Zo lezen we bijvoorbeeld op de lijst van 1941 dat de vrederechter

negenentachtig tegensprekelijke vonnissen velt, dat er zestien landbouwers optreden als

verwerende partij en vier eisers hun woonplaats hebben in Verrebroek. Deze lijsten zijn de

basis voor de tabellen en de grafieken.

Het opstellen van de statistieken ging gepaard met het herlezen van de opgestelde fiches. Dit

vormde op zijn beurt de basis voor de inhoudelijk vonnisanalyse. De vonnissen die omwille

van feitelijke gegevens of juridische kwesties interessant bleken werden van een duidelijk,

aangepast teken voorzien in de Excel-werkmap. Ook de tabs van de werkbladen kregen een

kleur afhankelijk van het voorwerp van de vordering. Dit maakt de fiches overzichtelijk en

efficiënt raadpleegbaar. Bij de inhoudelijke vonnisanalyse hebben wij ervoor gekozen om

twee onderwerpen grondig te belichten. Het gaat om de vonnissen over onderhoudsgeld en de

vonnissen over huur. Telkens hebben we alle vonnissen die over deze materie handelen

grondiger bestudeerd. Daarnaast is ook een overzicht van de meest markante Beverse

rechtspraak uit de bestudeerde periode opgenomen bij dit werk als bijlage.

Ten slotte zal men zien dat we in de latere hoofdstukken de aangehaalde vonnissen ook

geregeld van een korte samenvatting voorzien. Hiermee willen we de lezer de mogelijkheid

geven om mee af te dalen in de wereld van het Beverse kanton. Deze korte samenvattingen

moeten mee helpen om een zo volledig mogelijk, correct en genuanceerd beeld te geven van

de burgerlijke gedingvoering in het kanton.

B. Analyse van de secundaire bronnen

De motieven voor het verwerken van de secundaire bronnen zijn eenvoudig: wie dit werk ter

hand neemt, moet op een korte, maar efficiënte manier een inleiding krijgen in het reilen en

zeilen van het Beverse vredegerecht. Als de vrederechter zijn zittingszaal binnenstapt bestaat

zijn wereld uit de taken die hem toebedeeld zijn en de procedures die hij hierbij moet volgen.

26

Een voorbeeldfiche is bijgevoegd in bijlagen nrs. 2 en 3.

Page 20: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

12

Maar het moment dat de partijen op de zitting verschijnen of de vrederechter zijn toga aan de

haak hangt en naar buiten gaat, ontstaat een interactie met de samenleving in zijn kanton. Een

samenleving die gebukt gaat onder de barre tijden die de tweede wereldoorlog met zich

brachten. Wie wil begrijpen waarom deze vrederechter op een bepaalde manier oordeelt, moet

weten hoe zijn wereld binnen en buiten de rechtszaal eruit zagen. De secundaire bronnen

werden dan ook op zo'n manier verwerkt dat zij een voldoende, maar noodzakelijke basis

vormen om wat volgt op een juiste manier en in de juiste juridische en feitelijke context te

kunnen plaatsen.

De inhoudelijke vonnisanalyse van de laatste twee hoofdstukken gaat wel gepaard met een

veel grondigere studie van de relevante rechtsbronnen. Enerzijds is er voor de studie van de

vonnissen de nodige kennis van het toen vigerende recht noodzakelijk. Anderzijds vormen

doctrine en jurisprudentie een interessante maatstaf om de Beverse rechtspraak aan af te

toetsen. Door de vergelijking te maken waar dit mogelijk is, kunnen we de positie van de

Beverse vrederechter tegenover zijn tijdgenoten belichten.

Page 21: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

13

Hoofdstuk 3: Ontstaan en werking van het vredegerecht

§1. Ontstaan van het vredegerecht

De kiemen van het vredegerecht zoals wij dit nu kennen, liggen in de woelige laatste jaren

van de 18e eeuw in Frankrijk. Als een orkaan waait de revolutie over het Ancien Régime.

Ook de rechterlijke organisatie doorstaat een toets aan de verlichtingsidealen niet. Ver weg

van de rechtzoekenden opereren de elitaire hogere gerechtshoven. Net als de geestelijke

gerechten hanteren zij het Latijn. De kloof tussen burger en gerecht kan alleen overgestoken

worden met de hulp van advocaten en procureurs 27

. Bij de lagere rechtbanken viert de

willekeur hoogtij. Incompetente rechters die vaak praktisch onbereikbaar waren, spraken recht

op het platteland.28

Als in de zitting van 4 augustus 1789 de Constituante de heerlijke

rechtsmachten afschaft, wordt hiermee de weg opengelegd naar een nieuwe ordening van het

gerecht die aan deze problemen een einde moet stellen.

Een jaar later is de nieuwe rechterlijke organisatie een feit. Aan de basis van de gerechtelijke

piramide stelt de wet van 16-24 augustus 1790 de juge de paix en het bureaux de paix. Hun

taken zijn respectievelijk het rechtspreken over kleine geschillen en de preliminaire

verzoeningspoging in alle burgerlijke zaken. De vrederechter zal ook een bevoegdheid als

politierechter krijgen.29

Uit de vele cahiers de doléances blijkt dat er een brede basis is voor het hervormen van de

laagste rechtbanken.30

In heel Frankrijk is men op zoek naar een 'rapprochement de la justice

des justiciables'. Snel, goedkoop, informeel en eenvoudig moeten de kernwoorden worden

van de lokale rechtbanken. Hoewel er voor gerechtelijke hervormingen wel een breed

maatschappelijk draagvlak bestaat, vragen de cahiers maar zelden om een juge de paix die

zowel kleine geschillen beslecht als een taak van conciliateur zich neemt. Deze nieuwe

27

C.M.G. TEN RAA, 'De oorsprong van de vrederechter' in J. BROEKMAN, P-P. DRUET, A. EYLENBOSCH, G.

ROMMEL (eds.), Vrederechter, openbare dienst: essay over de rechter, Brugge, Die Keure, 1989,6. (hierna

afgekort als: TEN RAA, 'De oorsprong van de vrederechter'). 28

TEN RAA, De oorsprong van de vrederechter, 12. 29

J-P. GOFFINON, ' Les antécedents anglais et la naissance de la justice de paix française' in G. MARTYN (ed.),

Scènes uit de geschiedenis van het vredegerecht : verslagboek van de eerste dag van het internationaal

colloquium 'De vrederechter in Europa', Gent-Rotterdam, Brugge, Die Keure, 2011, 43;TEN RAA, 'De oorsprong

van de vrederechter', 25 et seq. 30

. TEN RAA, 'De oorsprong van de vrederechter', 14.

Page 22: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

14

instelling is een geesteskind van de ontwerpers van de nieuwe rechterlijke organisatie:

aanvankelijk BERGASSE en later THOURET. Zij halen op hun beurt de mosterd bij de

geschriften van de politieke filosofen en het ruimer maatschappelijk debat dat zich tijdens

deze periode afspeelt binnen de intellectuele elite. De juge de paix dankt zijn naam

waarschijnlijk aan de Engelse Justices of the Peace, hoewel zij hier inhoudelijk op zich

weinig mee te zien hebben.31

De taak van de juge de paix komt waarschijnlijk eerder voort uit

invloedrijke geschriften van die tijd (onder andere van VOLTAIRE). Zij stellen dat de snelste en

goedkoopste vorm van procederen eenvoudigweg niet procederen is, en dat verplichte

preliminaire verzoening hiertoe kan bijdragen. Verschillende voorbeelden van instellingen

over heel Europa die zich bezighouden met preliminaire conciliatie brachten de auteurs op dit

idee.32

Uiteindelijk wordt de juge de paix een mooi voorbeeld van de aanpassing van de rechterlijke

organisatie aan de idealen van de Revolutie. De vrederechter en zijn bijzitters moeten geen

juristen zijn en ze worden in het kanton zelf verkozen door de rechtsonderhorigen. Bij het

uitspreken van een oordeel moet de vrederechter de wetten niet toepassen. Hij kan zijn

uitspraak even goed baseren op de plaatselijke gebruiken of op de billijkheid. Ook de

procedures verlopen informeel, goedkoop en zonder pleitbezorgers of advocaten.

De algemene preliminaire verzoeningspoging daarentegen, was niet gebaseerd op een wijde

maatschappelijke consensus. Bergasse die het eerste wetsontwerp voor zijn rekening nam en

later Thouret, die het definitieve wetsontwerp over de gerechtelijke organisatie schreef,

vonden hun inspiratie in de vele geschriften van de politieke filosofen en het maatschappelijk

Deze geschiedenis is echter ook de onze. Na de inlijving bij Frankrijk zien we immers vanaf

1796 ook in België juges de paix verschijnen. De vredegerechten overleven ook het

31

Deze JP's houden zich immers voornamelijk bezig met het behouden van de orde en de rust in lokale

gemeenschappen door daders van kleine delicten te bestraffen. Met burgerlijke geschillen en

verzoening hebben zij weinig te maken. J-P. GOFFINON, ' Les antécedents anglais et la naissance de la

justice de paix française' in G. MARTYN (ed.), Scènes uit de geschiedenis van het vredegerecht :

verslagboek van de eerste dag van het internationaal colloquium 'De vrederechter in Europa', Gent-

Rotterdam, Brugge, Die Keure, 2011, 44. 32

Zo bestond dergelijk systeem bijvoorbeeld in Nederlands Limburg (in die periode een deel van het

Pruisische rijk onder Frederik II. A.M.J.A. BERKVENS, '"Juges de paix avant la lettre"in Midden- en

Noord-Limburg, voorafgaand aan de invoering van de vredegerechten in de Franse tijd' in G.

MARTYN (ed.), Scènes uit de geschiedenis van het vredegerecht : verslagboek van de eerste dag van

het internationaal colloquium 'De vrederechter in Europa', Gent-Rotterdam, Brugge, Die Keure,

2011, 57-70.

Page 23: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

15

Nederlandse tijdvak en de Belgische onafhankelijkheidsstrijd. Meer dan tweehonderd jaar na

zijn ontstaan, blijft het vredegerecht een steunpilaar van onze rechterlijke organisatie.

Toch is er sinds 1790 veel veranderd. Een deel van de revolutionaire franjes waren geen lang

leven beschoren. De vrederechter legt een lange weg af van professionalisering en

bevoegdheidsuitbreiding.33

Het verkozen karakter moet wijken, later wordt ook een

juristendiploma vereist en moet de beoordeling naar billijkheid plaatsmaken voor een

gebondenheid aan de wet. Ook de verplichte preliminaire conciliatie zal uiteindelijk

sneuvelen. We zullen echter zien dat de Beverse vrederechter in 1940 nog een aantal cruciale

kenmerken bezit van de juge de paix waarover THOURET spreekt in zijn ontwerp voor de

gerechtelijke organisatie.

§2. Werking van het vredegerecht

A. De vrederechter als verzoener en openbaar ambtenaar.

De vrederechter is in burgerlijke zaken meer dan een rechter. Zijn gerechtelijke functie gaat

samen met een verzoenende en een buitengerechtelijke functie. De drie taken van rechter,

verzoener en openbaar ambtenaar, omschrijven samen zijn functie en bepalen zijn specifiek

karakter. Hoewel dit werk focust op de rechtsprekende bevoegdheden, is een korte introductie

in de andere taken aangewezen. We besteden voornamelijk aandacht aan de taken zoals ze

bestaan tijdens de besproken periode.

Al sinds zijn ontstaan wordt verzoenen als een zeer belangrijke taak gezien van de

vrederechter. Tot 1911 staat in het artikel 48 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering

ingeschreven dat voor elk burgerlijk proces een voorafgaande verzoeningspoging voor de

vrederechter verplicht is, ongeacht het gerecht dat in eerste aanleg bevoegd is. Op enkele

uitzonderingen na is dit een algemene regel die bij miskenning gesanctioneerd wordt met de

onontvankelijkheid van de vordering. Tegen het begin van de 20ste eeuw is deze regel

verworden tot een lege formaliteit. De verzoeningsverplichting blijkt geen echte positieve

invloed te hebben op de werklast van de rechtbanken van eerste aanleg. Om de procesgang te

versnellen en kosten te drukken, schaft de wetgever de algemene verzoeningsplicht voor de

vrederechter af bij de wet van 12 augustus 1911.34

Het is echter niet de bedoeling om de

33

Zie hierover: J.-P. NANDRIN, 'La professionnalisation des justices de paix. De l'utopie à la rigueur' in G.

MARTYN (ed.), Scènes uit de geschiedenis van het vredegerecht : verslagboek van de eerste dag van het

internationaal colloquium 'De vrederechter in Europa', Gent-Rotterdam, Brugge, Die Keure, 2011, 83-100 34

K.VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995). Organisatie, bevoegdheden en

Page 24: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

16

verzoenende woorden van de vrederechter voor goed te verbannen. In verschillende

bijzondere wetten wordt een verplichte conciliatiepoging voorzien.35

Een belangrijk

voorbeeld hiervan zijn het besluit van 18 november 1942 en de besluitwet van 12 maart 1945,

die enkele afwijkende bepalingen van het gemeen huurrecht invoeren. In beide gevallen zal

een vordering op basis van het besluit onontvankelijk zijn als er geen verzoeningspoging aan

voorafgaat.36

De Beverse vrederechter beschouwt deze bepalingen niet als een loutere

formaliteit: wie zich beperkt tot het aanvragen van een verzoening, krijgt het deksel op de

neus.37

Maar ook als het niet verplicht is, kan de rechtzoekende zich tot de vrederechter wenden voor

een vrijwillige poging om de partijen te verzoenen. Hoewel we de conciliatieboeken niet

teruggevonden hebben, duiken verschillende verwijzingen naar deze verzoeningspogingen op

in de vonnissen38

.

Ten slotte loopt zijn taak als verzoener geruisloos over in die van rechter. Zelfs als het geschil

de zittingszaal bereikt, zal de rechter het akkoord van de partijen opzoeken. In die zin geeft hij

blijk van een uitermate onderhandelende stijl, waarbij hij als rechter actief peilt naar de

standpunten van de partijen en deze dichter bij elkaar probeert te brengen, liever nog dan zelf

de knopen door te hakken.39

archiefvorming, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995, 84 (hierna afgekort als: K. VELLE, Het vredegerecht en

de politierechtbank (1795-1995)) ; G. BUYTAERT EN A. DE WITTE (eds.), Het vredegerecht te Beveren, vroeger

en nu,Beveren, onuitg., 1999, 10. 35

K.VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995), 86. 36

Het gaat om artikel 13 van het besluit van 18 november 1942, gewijzigd door het besluit van 15 juli 1943 en

om artikel 33 van het besluit van 12 maart 1945. Voor het eerste besluit is de verplichte verzoeningspoging

echter beperkt tot de aanvragen van een huurverlenging, daar waar het besluit van 12 maart 1945 een

verzoeningspoging verplicht stelt voor alle vorderingen op basis van het besluit. R.ERKENS, De

huishuurbesluitwet van 12 maart 1945, Antwerpen, De Sikkel, 1945, 83. 37

AR 483 (18 september 1943): De vordering van eiser om een huurverlenging te verkrijgen wordt

onontvankelijk verklaard nu hij de verzoeningspoging wel heeft aangevraagd, maar er niet is verschenen. 38

Bijvoorbeeld: AR 560 (22 november 1939): De eiser wil de overeenkomst die tot stand gekomen was bij de

verzoeningspoging voor de vrederechter afdwingen, waardoor de verweerder hem 500 Fr. zou betalen. De

vrederechter stemt in met de eis; AR 96 (12 maart 1941): De verweerder beroept zich hier op een vermindering

van de huurprijs tot 10 Fr./week, zoals vastgesteld bij een verzoening voor de vrederechter om te bewijzen dat

hij weldegelijk de volledige huurprijs betaald heeft; AR 321 (13 april 1943): Een vordering waarbij de gemeente

Beveren 491.85 Fr. aan verschuldigde belastingen invordert, wordt ongegrond verklaard als blijkt dat de

verweerder het bij de verzoening afgesproken bedrag van 50 Fr./week steeds heeft betaald. 39

Deze stelling vindt zijn grond vooral in het verkregen totaalbeeld uit alle vonnissen samen, maar kan ook

geïllustreerd worden aan de hand van enkele vonnissen waarbij de partijen onder het toeziend oog van de rechter

tot een akkoord komen: AR 525 (12 juli 1939): Eiser heeft de huishuur opgezegd tegen 1 juli. Hij wil zijn opzeg

geldig horen verklaren en de verweerder uit zijn huis laten zetten. Verweerder vraagt echter uitstel om te

verhuizen. De eiser stelt een verlenging voor tot 1 augustus en de verweerder gaat hiermee akkoord. De

vrederechter neemt dit akkoord op in zijn vonnis; AR 15 (27 maart 1940): Het paard van verweerder werd

opgeëist en er werd hem een vergoeding van 5600 Fr. toegekend waarmee hij niet akkoord is. Samen met de

verweerder komt hij overeen dat de waarde moet geschat worden op 6500 Fr., waarna de rechter akte neemt van

dit akkoord; AR 124 (23 april 1941): Er wordt aan de vrederechter gevraagd een pachtovereenkomst te

verbreken aangezien de verweerder de grond vuil en onbewerkt laat liggen. De verweerder laat weten dat hij het

Page 25: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

17

Naast zijn taak als verzoener heeft de vrederechter ook een zeer ruim takenpakket als

openbaar ambtenaar. Dit is zijn willige rechtsmacht40

. Het gaat eerder om een administratieve

dan een rechtsprekende functie.41

In een tijd waar de sterftecijfers veel hoger liggen dan

vandaag (en nog meer daalde door de oorlogsomstandigheden), blijven kinderen vaak zonder

ouder(s) achter. Het is dan de vrederechter die voor de voogdij over de minderjarigen een

belangrijke functie vervult als voorzitter van de familieraad42

(art. 406 BW)43

. Onder andere

om aan deze formaliteiten een einde te maken, kan de minderjarige ontvoogd worden. Ook

deze weg vereist een verklaring die afgelegd wordt voor de vrederechter (art. 477-478 BW).

De ontvoogde minderjarige kan ten slotte ook handel drijven na een machtiging van de

vrederechter (art. 4 Kh.). Naast die beschermende rol levert hij ook in verschillende gevallen

aktes van bekendheid af44

en leggen onder andere veldwachters voor hem de eed af.45

B. De vrederechter als rechter

1. Situering

In zijn algemeen werk over de gerechtelijke inrichting stelt VAN LENNEP het volgende:

"De 'rechtbank van vrede' of vredegerecht, aanvankelijk bedoeld als een oneigenlijke

rechtsmacht met familiaal en patriarchaal karakter, is thans de meest belangrijke rechtbank

van de gerechtelijke organisatie. De bevoegdheid van de vrederechter is zeer omvattend. In

feite is de vrederechter de eigenlijke rechter van eerste aanleg voor meer en meer zaken." 46

Uit deze korte gedachte blijkt direct het belang van de vrederechter als rechter en de

uitgebreide bevoegdheid die de wetgever hem toevertrouwd heeft. Hoewel hij buiten zijn

bevoegdheid als rechter in burgerlijke zaken ook een bevoegdheid heeft als politierechter,

land ondertussen weer bezaaid heeft, maar bereid is het te verlaten tegen kerstmis 1941. De eiser gaat akkoord

met de minnelijke ontbinding en laat zijn eis vallen. 40

Voor een uitgebreide bespreking van al deze bevoegdheden binnen de willige rechtsmacht zie: R. VAN

LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht,IX., Rechterlijke inrichting, Antwerpen, Standaard, s.d.,429 et seq

(Hierna afgekort als R. VAN LENNEP, Rechterlijke inrichting).; K. VELLE, Het vredegerecht en de

politierechtbank (1795-1995), 141 et seq. 41

K.VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995), 141. 42

De familieraad was echter bijvoorbeeld ook van belang voor de voogdij over personen die uit hun rechten

ontzegd waren (art. 494 BW). 43

In dit werk zullen verwijzingen naar het Burgerlijk Wetboek steeds verwijzen naar de artikels zoals die

bestaan en genummerd zijn tijdens de besproken periode. 44

Een voorbeeld is art. 70 BW, dat voorziet in het opstellen van een akte van bekendheid ter vervanging van een

ontbrekende geboorteakte bij het sluiten van een huwelijk. 45

R. VAN LENNEP, Rechterlijke inrichting , 436; K.VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995),

151. 46

R. VAN LENNEP, Rechterlijke inrichting , 210-212.

Page 26: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

18

blijft ons werk beperkt tot de burgerlijke vonnissen. Opdat de Beverse vrederechter van een

bepaald geschil kennis mag nemen, dient hij zowel territoriaal als materieel bevoegd te zijn.

De materiële bevoegdheid heeft een openbare orde karakter, terwijl de territoriale

bevoegdheid dit niet heeft.47

Een belangrijk gevolg hiervan is dat de partijen over de plaats

van procederen onderling tot een overeenkomst komen en de territoriale onbevoegdheid door

een partij in limine litis opgeworpen moet worden. Van de materiële bevoegdheidsregeling

kan men echter niet zomaar afwijken. De rechter moet dit zelfs ambtshalve opwerpen.

In tegenstelling tot de rechtbank van eerste aanleg en het hof van beroep, die gewone

rechtsmachten zijn, is het vredegerecht een bijzondere rechtsmacht. De wetgever heeft het

vredegerecht bepaalde bevoegdheden toebedeeld en heeft daarbij een bevoegdheid in alle

andere zaken uitgesloten. De facto leunt de rechtsmacht wel dicht aan bij een gewone

rechtsmacht, gezien de uitgebreide algemene en bijzondere bevoegdheden die hem werden

toegekend.

De relevante wetsbepalingen zijn enerzijds terug te vinden in de wet op de bevoegdheid, die

als voorafgaande titel is toegevoegd aan het wetboek van burgerlijke rechtsvordering van

1806, anderzijds liggen verschillende bijzondere bevoegdheden verspreid over een veelheid

aan bijzondere wetten. De bevoegdheidswet48

dateert oorspronkelijk van 25 maart 1841 en

werd verschillende keren grondig aangepast. De belangrijkste zijn de wijzigingen aangebracht

door de wet van 25 maart 1876 en het K.B. nr.63 van 13 januari 193549

.

2. De materiële bevoegdheid

a. de bevoegdheid ratione summae

De vrederechter neemt kennis van alle burgerlijke rechtsvorderingen in eerste aanleg tot een

welbepaald bedrag (art.2 Bev.w.). Dit is zijn algemene bevoegdheid. Voor de besproken

periode tot 1948 is dit bedrag 5000 frank.50

51

Overstijgt de waarde van de eis de 1000 frank

47

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht, III, Brussel, Standaard, 1936, 9-11 (hierna

afgekort als: L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht). 48

Hierna zal naar deze wet verwezen worden als: Bev.w. 49

R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht,VIII, Bevoegdheid, Antwerpen, Standaard, s.d. , 15. (hierna

afgekort als: R. VAN LENNEP, Bevoegdheid). 50

K. VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995),91. 51

bijvoorbeeld AR 282 (10 november 1942): Als bij de invordering van een schijf van 600 Fr. voor de bouw van

een nieuwe woning een betwisting rijst over de uitvoer van de werken zelf, moet de vrederechter zich onbevoegd

verklaren omdat de werken aangenomen zijn voor 10 000 Fr. Dit overtreft zijn bevoegdheid ratione summae.

Page 27: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

19

niet, dan oordeelt de rechter meteen ook in laatste aanleg en staat er geen mogelijkheid tot

beroep meer open nadat hij zich ten gronde over de zaak heeft uitgesproken.52

In 1948 worden

beide bedragen verhoogd tot 10 000, respectievelijk 2000 frank.53

Ook in handelszaken is de vrederechter algemeen bevoegd. Hij neemt kennis van alle

geschillen die gebaseerd zijn op handelsdaden in eerste en laatste aanleg tot een bedrag van

1000fr (art. 2, 2e lid Bev.w.). Uitzonderingen hierop zijn vorderingen tussen vennoten of

vennoten en beheerders in een handelsvennootschap, faillissement en vorderingen inzake

zeevaart.54

In een aantal gevallen voorziet de wet een uitzondering op de algemene bevoegdheid. Zo doet

de vrederechter geen uitspraak over de uitvoer van zijn vonnissen(art. 6,2 Bev.w.)55

, noch

over de staat en de hoedanigheid van personen (art. 38 Bev.w.)56

.

De rechtspraak voegt hier nog een aantal beperkingen aan toe.57

Betwistingen over erelonen

van notarissen horen volgens het Hof van Cassatie ook niet thuis in het vredegerecht58

en over

erelonen van gerechtsdeurwaarders en pleitbezorgers bestond er discussie wat de bevoegdheid

van de vrederechter betreft.59

Gelijkaardige twistpunten bestaan er ten aanzien van

vorderingen met betrekking tot de vereffening en verdeling van nalatenschappen en

huwelijksgemeenschappen.

Inzake fabrieksmerken, brevetten en auteursrechten ziet de jurisprudentie echter wel een

algemene bevoegdheid voor de vrederechter weggelegd.60

Aangezien de algemene bevoegdheid bepaald wordt door de waarde van de eis, stelt zich een

probleem indien deze niet waardeerbaar is. In dit geval zal de vrederechter niet bevoegd

52

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht, 15 ; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 49. 53

K. VELLE, Het vredegerecht en de politierechtbank (1795-1995), 91. 54

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht, 244; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 46. 55

Hij is wel bevoegd inzake geldigverklaring en opheffing van pandbeslag, tenzij er verzet werd aangetekend

door een derde. 56

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 59. 57

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 245; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 66 . 58

De Beverse vrederechter volgt deze rechtspraak niet. AR 336 (29 juni 1943): Notaris en plaatsvervangend

vrederechter VAN RAEMDONCK vordert een ereloon in. De vrederechter verklaart de vordering gegrond, zonder

over deze rechtspraak in een materie van openbare orde te struikelen. 59

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 245; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 71. 60

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 18; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 80 et seq.

Page 28: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

20

zijn.61

Hij is immers slechts bevoegd tot een bepaald bedrag en als een vordering niet vatbaar

is voor schatting, kan niet gegarandeerd worden dat het maximum bedrag van de eis niet

overschreden wordt. Het is de rechter zelf die soeverein beslist of een vordering niet voor

schatting vatbaar is.62

Zelfs als de vordering niet te schatten valt, kan deze toch onder zijn

bevoegdheid vallen indien de wetgever aan de vrederechter een bijzondere bevoegdheid heeft

verleend.

b. De bijzondere bevoegdheid

Voor een steeds grotere groep rechtskwesties werd een bijzondere bevoegdheid toegekend.

ongeacht het bedrag van de eis zal de vrederechter uitspraak doen in eerste aanleg over die

specifieke materies die speciaal aan hem zijn toegewezen. De regel dat er tot een bedrag van

1000fr. in eerste en meteen ook laatste aanleg wordt geoordeeld blijft hier wel gelden, tenzij

anders bepaald. De wettelijke grondslag voor de vele bijzondere bevoegdheden is deels terug

te vinden in artikels 2bis et seq. Bev.w., een ander deel ligt versnipperd over het hele

landschap van bijzondere wetgeving die dit land rijk is.

b.1. Onderhoudsgeld

Voor zover er minder dan 5000fr. per jaar wordt gevorderd, is de vrederechter bevoegd om

kennis te nemen van vorderingen die strekken tot toekenning, afschaffing, vermeerdering of

vermindering van een onderhoudsuitkering (art. 2bis Bev.w.). Het gaat om

onderhoudsuitkeringen, in beide richtingen, tussen kinderen en hun bloedverwanten in

opgaande lijn of hun schoonouders en onderhoudsgelden tussen echtgenoten op grond van

hun bijstandsverplichting (artt. 205, 206, 207, 212 BW).

Als er meerdere schuldenaars zijn, moet het bedrag van de vordering per schuldenaar apart

bekeken worden. Om na te gaan of de onderhoudsuitkering de 5000fr te boven gaat, worden

de vorderingen tegenover verschillende schuldenaars dus niet samengeteld.

Alimentatievorderingen tussen echtgenoten vallen buiten de bevoegdheid van de vrederechter

indien zij in het kader van een echtscheiding worden gevorderd, zo stelt het Hof van

Cassatie.63

61

Bijvoorbeeld AR 3 (27 april 1940). Als onderhoudsgeld wordt gevorderd aan 5Fr./dag tot het moment dat de

verweerder een nog verschuldigde geldsom van 3000Fr. betaalt, moet de vrederechter de vordering ongegrond

verklaren aangezien het niet mogelijk is om te weten of de vordering 5000Fr. per jaar te boven zou gaan. 62

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 37. 63

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 19.

Page 29: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

21

Wat de uitvoeringsmodaliteiten betreft van onderhoudsuitkeringen tussen echtgenoten en van

ouders tegenover hun kinderen, wordt een belangrijke bevoegdheid aan de vrederechter

opgedragen. Echtgenoten zijn gehouden elk naar eigen staat en vermogen bij te dragen tot de

kosten van het huishouden en de kinderen. Gebeurt dit niet, dan kunnen zij een bijdrage

afdwingen via de vrederechter. Artikel 214bis B.W. bepaalt in zulke zaken afdwingbare

uitvoeringsmodaliteiten. De uitkeringsgerechtigde echtgenoot kan rechtstreeks een

machtiging krijgen van de vrederechter om inkomsten of andere schuldvorderingen die door

een derde aan de onderhoudsplichtige verschuldigd zijn te ontvangen64

. Of de vordering op

grond van artikel 214bis B.W. nog ingesteld kan worden als reeds een vordering in

echtscheiding aanhangig werd gemaakt, wordt betwist. Volgens VAN LENNEP verliest de

vrederechter zijn bevoegdheid niet.65

b.2. Huur en Pacht

De vrederechter is bevoegd voor vorderingen inzake landpacht en huishuur, veepacht en

garfpacht. Hij neemt kennis van vorderingen tot schadevergoeding wegens feitelijke bezetting

zonder recht en de vordering tot uitzetting (art3,1°Bev.w.).

Uit deze bepaling kan een algemene bevoegdheid in huishuur-en pachtzaken afgeleid worden.

Ook als een partij de titel betwist, blijft de vrederechter bevoegd.66

De vrederechter is bevoegd ongeacht de hoedanigheid van de partijen. Zo kan een vordering

onder deze bepaling even goed ingesteld worden door of tegen een derde, die dus geen

huurder of verhuurder is. Een huurder kan bijvoorbeeld een vordering tot uitdrijving instellen

tegen een derde.67

Bepaalde aspecten van de huur en landpacht worden tijdens de besproken periode geregeld

door bijzondere wetten. Veel van deze wetten hebben bijzondere bevoegdheidsregelingen ten

voordele van de vrederechter.68

b.3. Mede-eigendom

De vrederechter is bevoegd inzake betwistingen over gebruik, genot, onderhoud, behoud of

beheer van het gemeen goed indien er sprake is van mede-eigendom (art. 3,2° Bev.w.).

Wat deze bepaling wilt bekomen is dat geschillen tussen mede-eigenaars over minder

ingrijpende kwesties onder de bevoegdheid van de vrederechter vallen. Zo zal een geschil

64

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 244. 65

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 267; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 248. 66

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 20; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 144. 67

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 147. 68

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 270. Zie ook hoofdstuk 7.

Page 30: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

22

over het onderhouden van de traphal of andere gemene delen in een appartementsmede-

eigendom voor de vrederechter gebracht worden.

Ernstigere vraagstukken over daden van beschikking en de relatie ten opzichte van derden

vallen niet onder zijn bevoegdheid.69

b.4.Nabuurschap en erfdienstbaarheden

vorderingen betreffende verplichtingen van de eigenaars van aanpalende erven en over

erfdienstbaarheden die uit de natuurlijke toestand van de plaats ontstaan of opgelegd zijn door

de wet vallen onder de bijzondere bevoegdheid van de vrederechter (art. 3, 3° Bev.w.). De

belangrijkste aspecten van nabuurschap zijn afpaling en afscheiding van de erven, de afstand

van beplantingen en het reinigen van de grachten en kanalen. Onder de erfdienstbaarheden

vallen onder andere de natuurlijke afloop van water, dakdrop, de gemene muur, licht en

uitzicht en recht op uitweg.

De conventionele erfdienstbaarheden vallen niet onder deze bepaling. Een uitzondering hierop

is het recht van overgang, waarvoor de vrederechter wél bevoegd is. Daarbij behoudt hij zelfs

zijn bevoegdheid als de titel betwist wordt (art. 3,4° Bev.w.).70

b.5. De bezitsvordering

Artikel 3,5° Bev.w. geeft de vrederechter de bevoegdheid te oordelen over bezitsvorderingen.

Aan deze vorderingen worden een aantal voorwaarden gesteld (art. 4 Bev.w.). Er moet sprake

zijn van een onroerend goed of een onroerend recht dat door verjaring verkregen kan worden,

de eiser moet bewijzen minstens één jaar lang het bezit gehad te hebben, het bezit moet

voldoen aan de voorwaarden van artt.2228 en 2235BW en er mag niet meer dan één jaar

voorbij zijn sinds de stoornis of ontzetting. Werd de verstoring van het bezit veroorzaakt door

geweld of feitelijkheden, dan moet aan de tweede en derde voorwaarde niet voldaan zijn. De

bezitsvordering kan nooit samengaan met een eigendomsvordering (art.5 Bev.w.).

b.6. Sociaal recht

Bepaalde aspecten van het arbeidsrecht vallen onder de bevoegdheid van de vrederechter.

Ten eerste gaat het om geschillen over verbintenissen tussen ondergeschikten en diegene die

hen tewerkstelt, tussen meesters en hun knechten of huispersoneel dat loon ontvangt en tussen

werkgever en werknemer of personen onder leercontract. De bevoegdheid in deze materie is

slechts subsidiair van aard. De vrederechter zal enkel kennis nemen van deze zaken indien er

69

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 165-167. 70

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 253; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 172.

Page 31: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

23

geen bevoegde werkrechtersraad bestaat. Daarnaast is er ook een bijzondere regeling voor

gehuwde vrouwen en minderjarigen om arbeidsovereenkomsten te sluiten en loon te

ontvangen. Deze regeling duidt de vrederechter aan als bevoegd rechter bij betwistingen.71

Er moet ook gewezen worden op de bevoegdheid inzake arbeidsongevallen. Artikel 24 van

het K.B. van 31 september 1931 dat de wetgeving op de arbeidsongevallen coördineert, geeft

de vrederechter van het kanton waar een ongeval zich voordoet de bevoegdheid om kennis te

nemen van vorderingen over de vergoeding. Ook verzekeringsgeschillen die de kop opsteken

naar aanleiding van de vergoeding van het ongeval vallen onder zijn bevoegdheid. Indien het

geschil wordt gevoerd tussen de werkgever, de verzekerde en de verzekeraar over

bedingen in de verzekeringspolis zelf, dan zal de vrederechter zich onbevoegd moeten

verklaren en zal de rechtbank van koophandel bevoegd zijn.72

Ook wat de willige rechtsmacht

betreft, werd de vrederechter een belangrijke bevoegdheid gegeven. Zo zal een akkoord

tussen de partijen over de vergoeding steeds door de vrederechter vastgesteld moeten worden

(art.26).

Ten slotte heeft de vrederechter enkele bijzondere bevoegdheden binnen de rechtstak van de

sociale zekerheid. Het gaat om aspecten van de kinderbijslag, de pensioenen, jaarlijks verlof,

vergoeding voor beroepsziekten en verzet tegen het aansluiten van de gehuwde vrouw bij een

ziekenfonds.73

Voor ons kanton is eigenlijk alleen de kinderbijslag van belang. Op de jaren

1946 en 1947 samen, komen drieëndertig invorderingen van achterstallige bijdragen van de

kinderbijslag voor.

b.7. Opeising

Op basis van de wet van 12 mei 1927 op de militaire opeising oordeelt de vrederechter over

de rechtmatigheid en billijkheid van de vergoeding die uitbetaald wordt door de militaire

overheid naar aanleiding van een opeising.74

Geschillen over de wettelijkheid, regelmatigheid

en toelaatbaarheid van de opeising zelf vallen buiten zijn bevoegdheid.75

71

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 255. 72

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 30. 73

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 77 et seq. 74

Deze materie komt regelmatig voor. Het gaat in alle gevallen om een opeising van transportmiddelen: fietsen,

auto's en paarden. Aangezien het hier strikt genomen geen burgerlijk recht betreft, komt een grondige studie hier

echter niet aan bod. 75

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 282.

Page 32: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

24

De vrederechter doet uitspraak in laatste aanleg tot een bedrag van 2500fr (art. 16 w. 12 mei

1927).

De beslissing tot opeising en het bedrag van de vergoeding worden bekendgemaakt aan de

belanghebbende door de burgemeester . Als de belanghebbende het niet eens is met het

bedrag, heeft hij 15 dagen de tijd om dit te betwisten. In dat geval maakt de burgemeester de

betwisting over aan de vrederechter die vervolgens de partijen oproept om voor hem te

verschijnen (art.15 w. 12 mei 1927). Een gelijkaardige regeling bestaat voor burgerlijke

opeisingen. Hier zal het bedrag van de vergoeding tot waar de vrederechter in laatste aanleg

oordeelt echter 1000fr. bedragen. 76

b.8. Overige

Hier houdt het niet op. De wet op de bevoegdheid en verschillende bijzondere wetten

voorzien de vrederechter nog van extra bevoegdheden. Het gaat echter om bepalingen die we

in de praktijk minder toegepast zagen en die om deze reden slechts kort vermeld worden.

- Vorderingen op basis van koopvernietigende gebreken of vorderingen die vernietiging van

een koop of ruil van dieren tot doel hebben (art. 3, 7° Bev.w.).77

- Vorderingen tot het verkrijgen van een schadevergoeding voor schade toegebracht door

dieren of mensen aan velden, vruchten of oogsten (art. 3, 8° Bev.w.).78

- Geschillen over de verkoop van zaden, meststoffen en grondstoffen bestemd voor het

voeden van dieren, voor zover de koper hierdoor geen handelsdaad stelt (art. 3, 9° Bev.w.).79

76

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 288. 77

Dit komt slechts één keer voor. AR 867 (30 december 1947): Een 'rood-witte koe met grote horens' wordt

door een landbouwer uit Doel verkocht aan een veekoopman die de koe op zijn beurt doorverkoopt, waarna deze

koper het dier nogmaals doorverkoopt. De uiteindelijke koper betaalt niet minder dan 11 634 Fr. voor het dier.

Als bij de slachting blijkt dat het dier afgekeurd moet worden op basis van 'klieren en tuberculose', draait het

voor de kopers uit op een catastrofe. Het komt tot een vordering tot vernietiging van de overeenkomst wegens

koopvernietigende gebreken. Dergelijke procedure is echter aan zeer specifieke regels onderworpen die onder

andere vastgesteld zijn in een wet van 25 augustus 1885. Deze procedure staat voorgeschreven op straffe van

verval van de rechtsvordering en raakt integraal de openbare orde. Aangezien de eisers de procedure niet

gevolgd hebben, is de vordering onontvankelijk. 78

Bijvoorbeeld AR 432 (15 juni 1938). De eiseres wil 500 Fr. voor de schade die de kippen en het hoornvee van

verweerder aanbrachten aan haar boomgaard en 200Fr. per keer dat de kippen de boomgaard betreden. De eerste

eis wordt toegekend. De dwangsom echter niet aangezien er nog geen schade is die vergoed dient te worden. 79

We vinden hierover één vonnis terug. AR 748 (1 april): De eiser heeft voor 10 551,3 Fr. pootaardappelen

verkocht aan een landbouwer uit Melsele. Die laatste blijft in gebreke te betalen. De landbouwer werpt de

onbevoegdheid op, aangezien het bedrag buiten de bevoegdheid ratione summae valt. De eiser stelt echter dat de

pootaardappelen als zaden gezien moeten worden. De vrederechter geeft hem gelijk. Hij stelt dat dit wetsartikel

stamt uit 1869. Op dat ogenblik bestond er nog geen handel in pootaardappelen. Die kon dus ook niet voorzien

worden door de wetgever. Het doel van de wet is om in geschillen over zaaigoed de rechtsonderhorigen zo dicht

Page 33: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

25

Ten slotte bestaan er nog verschillende bevoegdheden waarover de vrederechter in de

besproken periode geen vonnissen dient uit te spreken.

- De vrederechter is bevoegd inzake betwistingen over gebruik, genot, onderhoud, behoud of

beheer van het gemeen goed indien er sprake is van mede-eigendom (art. 3, 2° Bev.w.).

- De onteigening bij hoogdringendheid. In deze materie werd een bijzondere rechtspleging

uitgewerkt waarin de vrederechter bevoegd is. 80

- Geschillen in verband met het uitdelven op gronden, en de drooglegging en bewatering van

gronden vallen ook onder zijn bevoegdheid.81

-Vorderingen inzake mijnschade.

-Vorderingen inzake de opruiming van struikgewassen langs spoorwegen.

- Vorderingen inzake arbeidsongevallen van zeelieden

- Aanstelling van een beheerder ad-hoc in een PVBA.

3. Territoriale bevoegdheid

De territoriale bevoegdheid volgt de algemene regels en verdient om die reden weinig

bijzondere aandacht. Van belang is het algemene principe dat de rechtbank bevoegd is van het

kanton waar de gedaagde zijn woonplaats heeft (art. 39 Bev.w.). Als er sprake is van een

roerende rechtsvordering, heeft de eiser daarnaast ook de keuze het geding aanhangig te

maken voor het vredegerecht van de plaats waar de verbintenis is ontstaan of de plaats waar

de verbintenis uitgevoerd is of uitgevoerd moest worden (art. 42 Bev.w.). Deze bepaling is

ook van toepassing bij verbintenissen uit onrechtmatige daad. Daarbij is de plaats waar de

fout of de nalatigheid zich voordeed bepalend. Voor onroerende rechtsvorderingen geldt de

ligging van het goed als criterium om de bevoegdheid te bepalen.82

mogelijk bij hun rechters te houden. Zo worden de kosten verminderd en de procedure vereenvoudigd. Dit kan

het best door het gelijkschakelen van pootaardappelen met zaden. 80

R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 293. 81

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 262; R. VAN LENNEP, Bevoegdheid, 296. 82

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 112 et seq.

Page 34: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

26

4. De procedure voor het vredegerecht

Hoewel de loop van het geding voor de vrederechter steeds meer toegroeit naar de procedure

zoals die gold voor de rechtbank van eerste aanleg83

, wordt de procedure voor de vrederechter

geregeld in een apart boek van het wetboek voor burgerlijke rechtsvordering en vertoont ze

haar eigen karakteristieken. Deze procedure heeft een informeler en sneller karakter dan die

voor de hogere hoven en rechtbanken. Hierna volgt een beknopt overzicht.

a. De gewone rechtspleging

a.1. Dagvaarding

De geldigheidsvoorwaarden van de dagvaarding komen overeen met diegene die gelden voor

de andere hoven en rechtbanken. Deze kunnen teruggevonden worden in artikel 1 e.v. WBR.

De dagvaardingstermijn is daarentegen korter en duurt minimaal drie dagen tussen de dag van

dagvaarding en de dag van verschijning (art.5 WBR). Deze kan verlengd worden wegens

afstand. Als er sprake is van hoogdringendheid, kan hij ook verkort worden (art. 6 WBR).

Partijen kunnen vrijwillig verschijnen voor de vrederechter en hun geschil aan hem

voorleggen. In dit geval beslist de vrederechter in laatste aanleg als dit door de wet wordt

opgelegd of als de partijen hem dit vragen.

a.2. Zitting en verschijning van de partijen

De vrederechter kan zitting houden op elke dag van de week, in principe zelfs bij hem thuis,

zolang dit openbaar gebeurt (art.8 WBR). De procedure verloopt hoofdzakelijk mondeling,

maar er kunnen schriftelijke besluiten uitgewisseld worden. Die moeten echter niet betekend

worden. Op de zitting verschijnen de partijen zelf, via een advocaat of een persoon die door

de rechter wordt aanvaard (art.9 WBR).

a.3. Vonnis

Het vonnis wordt onmiddellijk of op de eerstvolgende zitting uitgesproken (art.13 WBR).

VAN LENNEP wijst op de louter historische waarde van deze bepaling wegens de steeds

uitbreidende bevoegdheid van de vrederechter84

. In het Beverse kanton leunt de gangbare

praktijk echter nog zeer dicht aan bij de woorden van dit wetsartikel.

Indien één van de partijen niet verschijnt op de inleidingszitting, wordt er uitspraak gedaan bij

verstek. In dat geval loopt er een termijn van 3dagen vanaf de betekening van het vonnis

waarbinnen verzet kan worden aangetekend. Die termijn kan echter nog verlengd worden

door de vrederechter of zelfs genegeerd worden indien de partij die verzet aantekent kan

83

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 472. 84

R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht,III, Bijzondere rechtsplegingen, Antwerpen, Standaard, s.d.,

420.

Page 35: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

27

aantonen dat zij onmogelijk op de hoogte kon zijn van de procedure door afwezigheid of

ernstige ziekte (art. 21 e.v. WBR).

b. De rechtspleging voor geschillen die in eerste en laatste aanleg beslist worden.

Als de waarde van de eis beperkt blijft, waardoor het geschil in eerste en meteen ook laatste

aanleg beoordeeld wordt, dan zal een bijzondere rechtspleging van toepassing zijn die afwijkt

van de gewone gang van zaken op verschillende punten85

.

Ten eerste gebeurt de rechtsingang op een meer informele manier. De gerechtsdeurwaarder

kan de exploten van dagvaarding, verzet en aanzegging door een aangetekend schrijven ter

kennis brengen van de belanghebbenden. Een betekening is dus niet nodig, maar kan wel.

Wordt er echter gebruik gemaakt van het aangetekend schrijven, dan zal de

dagvaardingstermijn niet de normale drie dagen tellen, maar minimaal vijf dagen vanaf de dag

dat het aangetekend schrijven bij de post werd aangeboden (art. 50 WBR).

Ten tweede kan er geen verzet aangetekend worden tegen een tussenvonnis. Een bevolen

instructiemaatregel zal hierdoor uitgevoerd moeten worden, maar leidt niet tot het verval van

enig recht, zo bepaalt artikel 53 WBR.

Ten derde vallen zegelrechten en registratierechten weg, tenzij een overeenkomst in de akte of

het vonnis zelf aan registratierechten onderworpen is (art. 54 WBR).86

Het rolrecht bedraagt

10fr.

c. De bijzondere rechtspleging voor geschillen inzake onderhoudsgeld

Een vereenvoudigde procedure werd eveneens ingesteld voor het vorderen van

onderhoudsgeld. De relevante bepalingen zijn terug te vinden in artikel 55 et seq. WBR.

Het geding kan ingeleid worden bij verzoekschrift of zelfs mondeling. Dit neemt niet weg dat

de aanlegger zijn tegenpartij ook kan dagvaarden (eventueel aangetekend verzonden indien de

waarde van de eis beperkt is). De vrederechter gaat na of de eis niet kennelijk ongegrond is en

als dit niet het geval is, gaat hij over tot de dagstelling. De griffier verwittigt dan de

verweerder(s) bij aangetekend schrijven. Er moet een termijn van ten minste vijf dagen

gerespecteerd worden vanaf het aanbieden van het aangetekend schrijven bij de post tot aan

de terechtzitting (art. 56 WBR). Ook hier moet men geen zegel-, registratie- of griffierechten

betalen (art. 58 WBR).

85

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 478; R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk

procesrecht,III, Bijzondere rechtsplegingen, Antwerpen, Standaard, s.d., 424. 86

L. VAN BAUWEL, Handboek van het burgerlijk procesrecht , 204.

Page 36: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

28

Page 37: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

29

Hoofdstuk 4: Omschrijving van het kanton Beveren-Waas

§1. Kantonale indeling en geografische situering van het kanton Beveren-Waas.

Op 17 frimaire van het jaar X (8 december 1801) ziet het kanton Beveren-Waas het

levenslicht.87

Naast Beveren als hoofdplaats maken ook Kallo, Verrebroek, Melsele, Doel,

Kieldrecht, Burcht en Zwijndrecht deel uit van het kanton. Dit verandert echter op 31 maart

1927 als Burcht en Zwijndrecht, de twee meest oostelijke gemeentes, deel gaan uitmaken van

het vierde kanton van Antwerpen.88

Voor de periode van 1938 tot 1947 is dit dus de

samenstelling van het kanton. Bij het ontwerpen van het nieuwe gerechtelijk wetboek van

1967 komt het voortbestaan van het kanton op de helling te staan. Uiteindelijk slaat de

weegschaal over in de andere richting en komt er juist een zwaartepunt op Beveren te liggen.

Zo komt het kanton door het nieuwe gerechtelijke wetboek en de wet van 25 maart 199989

tot

zijn huidige indeling: de twee volledige fusiegemeenten Beveren en Kruibeke.90

Het kanton (zoals het bestond tussen 1927 en 1967) ligt in het uiterste oosten van Oost-

Vlaanderen, waar de Schelde een natuurlijke grens vormt tussen Antwerpen en de gemeentes

Kallo en Doel. Ten noorden van Doel en Kieldrecht ligt Nederland. Verder zijn de

belangrijkste aangrenzende kantons Sint Niklaas in het westen en Temse in het zuiden. De

vruchtbare Scheldepolders strekken zich uit over het hele gebied, tot het noorden van Beveren

en Melsele. Voor deze twee gemeenten is een belangrijk kenmerk echter dat ze midden op de

as Antwerpen-Gent gelegen zijn.

Wat het aantal inwoners betreft, is het kanton gemiddeld tot eerder klein. In 1935 wonen er

27.843 mensen in het kanton.91

Daarvan wonen er 12.827 in Beveren zelf.92

Hoewel we in

1945 meer dan vierhonderd mensen minder tellen in het kanton dan het jaar ervoor, zullen er

in 1947 28.838 mensen in het kanton wonen.93

De stijging komt er vooral door de groei van

87

E. MUYS, Vredegerecht te Beveren. Repertorium van de minuten van akten en vonnissen. 1877-1892. 1893-

1906. 1907-1919. 1920-1930, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1997, 1. 88

Ibid., 1. 89

G. BUYTAERT EN A. DE WITTE (eds.), Het vredegerecht te Beveren, vroeger en nu, Beveren, onuitg., 1999, 24.

A. DE WITTE vermeldt echter de wijziging van 31 maart 1927 niet. 90

Het kanton bestaat dus anno 2011 uit de gemeenten Beveren, Haasdonk, Melsele, Vrasene, Kieldrecht,

Verrebroek, Doel, Kallo Kruibeke, Bazel en Ruppelmonde. 91

Officiële opgave van 's Rijks bevolkingscijfer op 31 december 1935, BS 25-26 mei 1936, 3892. 92

Zie bijlage nr. 4. 93

Officiële opgave van 's Rijks bevolkingscijfer op 31 december 1947, BS 11 juni 1948, 4810.

Page 38: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

30

Beveren en Melsele in de richting van de verstedelijking. De bevolking van de

poldergemeenten Doel, Verrebroek en Kallo daalt immers in tien jaar tijd.

§2. De socio-economische situering van het kanton Beveren-waas

De ligging van het kanton in de Scheldepolders tussen Sint-Niklaas en Antwerpen bepaalt

mee het sociaal-economisch karakter van het kanton. Gegoede landbouwersgeslachten

bewerken de bolle akkers van de polder. Van deze gronden, is een wezenlijk deel bestemd

voor de fruitteelt.94

De handen die zij tekortschieten vinden ze bij landbouwknechten en

dagloners uit de omliggende dorpen. Rond de velden en op de dijken die het dreigende water

buiten houden, staan Canadese populieren en wilgen die samen met de grond zeer vaak de

eigendom zijn van de hogere klasse uit het dorp.95

De dijken, kleinere (water)wegen en een

aantal gronden in de polders zijn eigendom van de verschillende polderbesturen of stonden

onder hun beheer.96

Hoewel de verschillende gemeenten een uitgesproken landelijk karakter hebben, is het

merendeel van de inwoners van het kanton arbeider.97

Dit geldt in het bijzonder voor Beveren

en Melsele. Ondanks de occasionele industriële vestiging binnen het kanton zelf98

, zijn de

94

Bij de procederende partijen zit nu en dan een fruitenier. Bijvoorbeeld: AR 46 (9 oktober 1940),AR 82 (26

februari 1941), AR 214 (14 april 1942), AR 218 (18 april 1942). Maar ook de fruitboom zélf is soms de

twistappel. bijvoorbeeld: AR 427 (11 mei 1938): Een Melseelse fruitenier beweert van een landbouwer uit Doel

de oogst van zijn boomgaard voor 2 jaar gekocht te hebben aan 1500 Fr./jaar bij een mondelinge overeenkomst.

Volgens de plaatselijke gebruiken wordt hierop een voorschot van 50% betaald vóór de pluk. Deze schuld is

haalbaar bij de koper. De fruitenier biedt een voorschot van 750Fr. aan en wilt dat de landbouwer dit aanvaardt.

Zoniet wil hij een schadevergoeding van 4000Fr. voor de eenzijdige verbreking van de overeenkomst door

verweerder. De verweerder beweert dat hij met eiser overeengekomen was dat dit handgeld binnen de 14 dagen

betaald moest worden en dat hij dit niet ontvangen had toen hij dit bij hem thuis aan zijn echtgenote kwam

vragen. De eiser draagt de verweerder de eed op. De eed wordt afgelegd en de eis wordt ongegrond verklaard.

Uit dit voorbeeld blijkt ook dat natuurlijk niet alleen fruiteniers gericht zijn op het verbouwen of oogsten van

fruitboomgaarden, maar dat ook de landbouwers zich hier vaak mee bezighouden. 95

AR 537 (20 september 1939) geeft een zeer mooi voorbeeld van de situatie: Een landbouwer uit Kieldrecht

eist van een rentenier uit Kieldrecht dat hij zijn 85 populieren en wilgen zou uitdoen binnen de 8 dagen

aangezien ze niet op de wettelijke afstand staan. De rentenier wil dit doen tegen 15 februari 1941, op

voorwaarde dat eiser hetzelfde doet. De landbouwer gaat akkoord en maakt zich sterk dit ook te doen voor de

bomen van zijn eigenaar. 96

De polders behoren tot de oudste openbare besturen in België. Hun taak bestaat voornamelijk uit het beheer

van de waterstand van de ingedijkte gebieden. Alle personen die een zakelijk recht uitoefenen op een bepaalde

hoeveelheid grond in de polder (oftewel 'de ingelanden) maken deel uit van de algemene vergadering. Het

dagelijks bestuur van de polders gebeurt door verkozen ingelanden. Het hoofd van dit bestuur is de dijkgraaf, de

andere leden van het bestuur zijn gezworenen. In 1940 geldt voor de polders nog steeds het keizerlijk decreet van

11 januari 1811. J. DUJARDIN, A. MAST, M. VAN DAMME, J. VANDE LANOTTE, Overzicht Belgisch administratief

recht, Mechelen, Kluwer, 2006, 663, nr. 742; Bijvoorbeeld AR 50 (11 december 1940): In deze zaak treedt Doel

polder op als verpachter van een stuk grond. 97

Zie bijlage nr. 6. 98

Die plaatselijke industrie is eerder kleinschalig en duidelijk para-agrarisch. Het zou gaan om een melkfabriek,

een appelfrabriek en een gasfabriek in Beveren en een suikerfabriek in Kallo. H. COOLS, 'Kallo's wel en wee in

Wereldoorlog II: de slachtoffers 1940-1945', Het land van Beveren 1991, nr. 2, 49 (hierna H. COOLS, 'Kallo's wel

en wee in Wereldoorlog II); M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man tijdens de Tweede

Page 39: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

31

meeste arbeiders gericht op de aangrenzende steden Antwerpen en Sint-Niklaas. Vooral de

haven van Antwerpen zorgt voor veel werkgelegenheid. Deze stad is ook de afzetmarkt voor

de leurders en handelaars99

uit het kanton die met hun stootkaar gevuld met de meest diverse

koopwaren (brandhout, fruit,...) dagelijks de Schelde over trekken. Wie zijn kost wel op de

linker oever verdient, zijn de traditionele ambachtslieden en de kleine zelfstandigen100

, die

vooral ten dienste van de plaatselijke bevolking werken. Een onheilig aantal

herbergen101

overheerst de bebouwde kom van de dorpen.

Op de bovenste treden van de sociale ladder staan enkele handelaars en ondernemers102

,

uitoefenaars van vrije beroepen en een opvallend aantal eigenaars. Deze laatste groep is een

mistige term die we in de vonnissen terugvinden en in aanmerking wordt genomen als een

beroep. Zij verdienen dus geld door geld te hebben. Beveren telt ook vier adellijke families

van wie de riante kasteeldomeinen in het dorp slechts een fractie uitmaakten van de vele

lokale eigendommen die zij in hun vermogen hadden. Enkele notabelen uit het kanton zijn

ook zeer nauw verbonden met het vredegerecht.103

§3. Het kanton Beveren-Waas tijdens de Tweede Wereldoorlog

In de nacht van 9 op 10 mei 1940 begint voor België de Tweede Wereldoorlog. Operatie Fall

Gelb overrompelt het Belgische leger en in 18 dagen zal de enorme Duitse overmacht België

op de kniën dwingen. Een dag na de inval trekt de Belgische linie zich al terug tot aan

Antwerpen. Door Beveren trekken hordes vluchtelingen uit het oosten van het land en uit

Nederland, op weg naar West-Vlaanderen en de Franse grens104

. De toen ongeëvenaarde

Duitse Luftwaffe begint vanaf 10 mei onze streken te bombarderen met niet alleen stoffelijke

schade, maar ook menselijke slachtoffers tot gevolg105

. Dagen lang komen de mensen hun

Wereldoorlog', Het land van Beveren 1991, nr. 4, 152 (hierna afgekort als: M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van

de kleine man'); 99

Bijvoorbeeld: AR 739 (1 april 1947). Een nieuwe eigenaar beklaagt zich over het feit dat de huurder van zijn

eigendom die fruithandelaar is, appels stockeert. Dit komt volgens hem niet overeen met de bestemming van het

goed. De vrederechter stelt echter dat het een normale gang van zaken is in het kanton dat fruithandelaars in de

zomer rechtstreeks met hun fruit naar Antwerpen trekken, maar dat het in de winter opgeslagen blijft zodat de

handelaars kleinere hoeveelheden tegen een hogere prijs op de Antwerpse markt kunnen verkopen. De vordering

tot verbreking wegens bestemmingsverandering is ongegrond. 100

Zie ook bijlage nr. 7. 101

R. WILLEMS, 'De drankgelegenheden van de Kruibekesteenweg tot aan de Grote Markt te Beveren', Het land

van Beveren 2005, nr. 2, 69-77. 102

Er zijn bijvoorbeeld verschillende brouwers actief die er financieel warmpjes bijzitten. 103

Zie infra, p. 52. 104

M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man', 145; R. WEEMAES, 'In memoriam: oorlog in Europa

1940', Het land van Beveren 1990, nr. 3, 122. 105

A. DE WITTE, 'Bommen over Melsele (1940-1945): eigentijdse notities van pastoor Frans Pieters', Het land

van Beveren 1990, nr. 1, 24; R. WEEMAES, 'In memoriam: oorlog in Europa 1940', Het land van Beveren 1990,

nr. 3, 122.

Page 40: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

32

schuilkelders bijna niet uit. Van 18 tot 20 mei rolt de Duitse Blitzkrieg over onze streek106

. Er

wordt de oprukkende vijandelijke legers weinig weerstand geboden. De Duitse soldaten

komen hier aan om zo snel mogelijk weer voort te trekken. Slechts een kleine

bezettingsmacht blijft ter plaatse. Ook uit Beveren zijn ondertussen vele mensen gevlucht

voor de verschrikking van de oorlog. Zij zullen uiteindelijk na de capitulatie met

mondjesmaat hun weg terug naar huis vinden. Niet veel later, op 28 mei, geeft Leopold III

Zich over. Ondanks het enorme leed dat de optocht van de Nazi's meebrengt, heerst er ook

een soort van opluchting: het oorlogsgeweld is (voorlopig) achter de rug107

en door de wapens

neer te leggen worden vele levens van jonge Belgische soldaten gespaard. De kloosterzusters

van O.L.V. Presentatie108

vermelden dat de Duitse soldaten zich correct gedragen: 'Ze zijn niet

lijk in '14-'18.'109

. Het is ook geen geheim dat sommige Vlamingen hun toekomst zien in deze

nieuwe orde.

De vonnissen van die periode weerspiegelen de recente gebeurtenissen. Na de zitting van 8

mei sluit het vredegerecht tijdelijk zijn deuren.110

Twee maanden later, als de rust min of meer

is weergekeerd, volgen er weer vonnissen.111

De dreiging die de oorlog voorafgaat komt ook

duidelijk naar voor uit de verschillende opeisingszaken112

waarbij toegekende vergoedingen

worden aangevochten en uit de zaken waarin gemobiliseerde mannen of hun familieleden

optreden.113

In enkele vonnissen worden oorlogsfeiten ook als verweer ingeroepen.114

Vanaf

106

H. COOLS, 'Kallo's wel en wee in Wereldoorlog II', 47; A. DE WITTE, 'Bommen over Melsele (1940-1945):

eigentijdse notities van pastoor Frans Pieters', Het land van Beveren 1990, nr. 1, 24; M. VAN STAPPEN, 'Het

Beveren van de kleine man', 145; R. WEEMAES, 'In memoriam: oorlog in Europa 1940', Het land van Beveren

1990, nr. 3, 122. 107

M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man', 147. 108

Deze kloosterorde, gesticht in de 18e eeuw door de dochter van Bevers burgemeester Frans Piers, was

gevestigd in de Beverse Kloosterstraat (waar ook het vredegerecht zich bevond). De kloosterzusters legden zich

onder meer toe op onderwijs en opvoeding. In de Kloosterstraat brachten zij een beroepsschool onder en ook

elders in Beveren stonden zij in voor de opvang van weeskinderen.

http://www.odis.be/pls/odis/opacuvw.toon_uvw_2?CHK=OR_17023. 109

R. WEEMAES, 'In memoriam: oorlog in Europa 1940', Het land van Beveren 1990, nr. 3, 123. 110

Dit heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat er men niet zo snel begint met mensen te dagvaarden na de

inval. 111

Het laatste vonnis voor de oorlog is AR 28 (8 mei 1940), een betwisting over het toegekende bedrag na een

opeising van een paard, het eerstvolgende vonnis is AR 29 (10 juli 1940), waarbij achterstallige huur en de

verbreking van de overeenkomst wordt gevorderd. 112

AR 14 (27 maart 1940), AR 15 (27 maart 1940), AR 16 (27 maart 1940), AR 28 (8 mei 1940). 113

AR 11 (10 april 1940): de moeder van een gemobiliseerde soldaat beroept zich op de wet van 22 maart 1940;

AR 31 (17 juli 1940): een gemobiliseerd soldaat zelf roept de wet van 22 maart 1940 (zie infra p. 93) in als

verweer tegen een vordering van achterstallige huur en verbreking van de overeenkomst; AR 40 (28

augustus1940): een landbouwknecht vraagt een schadevergoeding voor het verbreken van zijn

arbeidsovereenkomst nu hij een overeenkomst had voor een jaar, opgeroepen werd door het leger en bij zijn

terugkomst niet verder mocht werken. Verweerster werpt op dat er geen sprake was van een eenjarige

overeenkomst en dat hij als Nederlander niet rechtmatig in kon gaan op een oproep door het Belgische leger, dat

hij in zo'n geval ten minste een geldige opzeg had moeten geven van zijn arbeidsovereenkomst. De vrederechter

volgt deze redenering en verklaart de eis ongegrond; (zie volgende noot)

Page 41: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

33

begin 1941 verhalen een aantal van de uitspraken over gevluchte burgers en krijgsgevangenen

die terugkeren uit het buitenland.115

Deze vonnissen geven een beeld van de precaire situatie

en het plotse oorlogsgeweld dat vele inwoners tot het besluit bracht hun huis en al hun

bezittingen achter te laten en op de vlucht te slaan. Ondertussen is het al snel duidelijk

geworden dat de oorlog voor een aantal aspecten van het dagelijks leven de boeren iets

minder hard treft dan de dorps- en stadsbewoners.116

Eens de storm is gaan liggen, moeten de zwaarste jaren nog komen. De invasie zorgt voor een

humanitaire en logistieke ramp. Schade aan de infrastructuur, het grote aantal vluchtelingen

en de opeisingen door de bezetter zorgen ervoor dat de economie zware klappen krijgt.

Daarom wordt in juni 1940 het rantsoeneringssysteem van kracht waardoor men bonnen moet

gaan afhalen. Bepaalde levensmiddelen kan men niet meer krijgen zonder deze bonnen. Met

de voeding die in prijs op korte tijd sterk stijgt117

en beperkt wordt tot wat men met de bonnen

kan krijgen, raken de magen amper gevuld. Zo ontstaan verschillende initiatieven om het

tekortschietend economisch systeem aan te vullen. In oktober 1940 wordt in Beveren naar

114

AR 43 (25 september 1940): een garagist wil een schuld van 2405.45 Fr. voor geleverde reparaties

invorderen. De verweerder betwist de werken, noch het bedrag maar zegt niet te weten of hij de factuur

ontvangen heeft gezien de oorlog zware vernielingen heeft aangericht. Aangezien de boekhouding van eiser op

een regelmatige manier gehouden wordt en deze de factuur en de werken vermeldt, wordt hierop vertrouwd om

de eis gegrond te verklaren; AR 97 (12 maart 1941): De commissie van openbare onderstand van Doel vordert

achterstallige huur (450Fr.) van een man die als verweer opwerpt dat het huis onbewoonbaar werd door het

inslaan van een bom. Hij beweert de huurovereenkomst opgezegd te hebben en verhuisd te zijn naar

Zwijndrecht. De vrederechter oordeelt dat de opzeg niet werd bewezen, maar dat gezien de schade aan het huis

een vermindering van achterstallige huur op zijn plaats is. 115

AR 77 (5 februari 1941): verweerder is bij het uitbreken van de oorlog gevlucht naar Frankrijk. Na een tijd

ging eiser ervan uit dat verweerder omgekomen was, waarna hij diens huisraad naar zijn eigen huis verplaatste.

Toen verweerder terugkwam, is hij rechtstreeks gaan inwonen bij eiser, die nu een vergoeding van 4750 Fr.

vraagt voor de kost en de inwoon die hij verweerder gegeven heeft. Verweerder vraagt een vergoeding voor de

goederen die eiser verloren liet gaan en voor het werk dat hij op eisers boerderij gedaan heeft. Gezien verweerder

zelf ook levensmiddelen kocht en mee heeft geholpen op de boerderij wordt de vergoeding voor eiser op 600 Fr;

bepaald. Wat de verloren goederen betreft, oordeelt de rechter dat er op geen enkele manier een fout van eiser

vastgesteld kan worden aangezien verweerder zijn huis heeft achtergelaten zonder ook maar één maatregel te

treffen om zijn goederen te beschermen; AR 116 (9 april 1941): hier roept een arbeider uit Kieldrecht in dat hij 9

maanden krijgsgevangen is geweest om de 750 Fr. achterstallige huur te verklaren. Partijen komen tot het

akkoord dat het bedrag afbetaald mag worden aan 10Fr./maand; AR 101 (26 maart 1941): in een gelijkaardig

vonnis vraagt een man een vermindering van zijn achterstallige huur aangezien hij onder de wapens was

geroepen, daarna krijgsgevangen was genomen en ziek naar huis uit gevangenschap was teruggekeerd. De eiser

is bereid op die vraag van verweerder in te gaan, waarop de vrederechter deze toegeving opneemt in een

akkoordvonnis. 116

AR 50 (11 december 1940):. een pachter (een landbouwer) wil van zijn verpachter (de polder van Doel) 112

Fr. aan teveel betaalde belastingen terug. Er werd hem immers 150Fr. gevraagd terwijl hij maar 32Fr.

verschuldigd was. Zonder het volledige vonnis en al zijn argumenten te overlopen, beperken we ons hier tot de

oorlogscontext die wordt aangehaald door de vrederechter: 'Overwegende dat huidig geding daarbij als tergende

mag aanzien worden; dat eiser als welstellend en begoed landbouwer in de huidige moeilijke en lastige

omstandigheden voor de bevolking een bevoorrecht beroep mag uitoefenen en dan nog niets beters vindt dan een

soortgelijk ongegrond geding in te spannen tegen een openbaar beheer dat meer dan ooit overlast is en

bekommerd met het openbaar nut; [...] ;dat de eisch aldus als teenemale ongegrond voorkomt ' 117

De prijs van een brood zou in 1943 twintig keer hoger gelegen hebben ten opzichte van de prijs in 1939. M.

VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man', 148.

Page 42: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

34

analogie met het Duitse origineel Winterhulp opgericht om de hongerlijdende bevolking van

een extra kom soep te voorzien in de koude wintermaanden.118

Ook in Kallo beslist het

gemeentebestuur dit op te starten.119

Elk vrij stukje grond wordt omgebouwd tot een

moestuin. Door de grens met Nederland in hun achtertuin ontpoppen vele inwoners uit het

kanton zich tot geroutineerde smokkelaars. Alles wat ze België binnen krijgen is voor eigen

gebruik of belandt tegen woekerprijzen op de zwarte markt. Inwoners van Antwerpen die het

nog veel slechter hebben dan de landelijke polderbevolking proberen bij de boeren aan extra

eten te geraken en zijn bereid hiervoor veel geld neer te tellen.120

Veel boeren laten hun

geweten voor wat het is en doen zo gouden zaken. Om stropen, smokkelen en stelen van

veldvruchten te vermijden worden door de bezetter en de plaatselijke besturen strenge

maatregelen genomen. In Kallo heerst een verbod voor niet-landbouwers om

landbouwproducten te bezitten of te vervoeren, het gebruik van bepaalde veldwegen wordt

verboden voor onbevoegden en er worden boerenwachten opgericht.121

500 000 werklozen telt België in 1940. Tegen eind 1941 blijven er daar slechts 59 000 van

over, als we de 82 000 krijgsgevangenen niet meerekenen. De werkgelegenheid in het

buitenland lokt veel arbeiders naar Frankrijk en Duitsland. Tegen 1942 voert de bezetter een

systeem in van verplichte tewerkstelling. Lijsten van werknemers uit de plaatselijke

ondernemingen moeten aan de bezetter overgedragen worden. De werkloze mannen van 18

tot 50 jaar oud en de werkloze vrouwen van 21 tot 35 jaar oud worden verplicht zich te

melden.122

Op bestuurlijk vlak zien we hier gelijkaardige verschijnselen als in veel andere gemeenten.

Van zowel Beveren als Kallo weten we dat zij oorlogsburgemeesters gehad hebben.123

Vanaf

1943 zakken er meer Duitse soldaten af naar Beveren en worden inwoners verplicht hen in

huis te nemen.124

Op militair vlak blijft het echter rustig, op het afweergeschut na dat probeert

-en daar ook soms in slaagt- om Engelse bommenwerpers uit de lucht te schieten. De bezetter

laat zijn aanwezigheid vooral voelen op economisch en bestuurlijk vlak. Hij oefent zijn

118

Ibid., 149. 119

H. COOLS, 'Kallo's wel en wee in Wereldoorlog II', 59. 120

M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man', 148. 121

H. COOLS, 'Kallo's wel en wee in Wereldoorlog II', 52. We komen de boerenwachten echter nergens tegen in

de vonnissen. 122

M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man', 148. 123

G. DE PAEP wordt in augustus 1940, als één van de weinigen in België rechtstreeks door de Duitse overheid en

tegen de Belgische wetgeving in benoemd tot 'commissaris-burgemeester' van Beveren. Op dat moment zetelt hij

voor de VNV in de bestendige deputatie. In 1943 zal hij ook waarnemend provinciegouverneur worden. H.

COOLS, 'Kallo's wel en wee in Wereldoorlog II', 58; M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man', 151; N.

WOUTERS, 'Het geval De Paep', Het land van Beveren 2009, nr.1, 25 et seq. 124

R. WEEMAES, 'In memoriam: oorlog in Europa 1940', Het land van Beveren 1990, nr. 3, 124.

Page 43: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

35

invloed uit op de politieke benoemingen, houdt controle op de lokale bedrijfjes, geeft de

landbouwers leveringsbevelen en eist arbeidskrachten op.125

Hier en daar onthullen de vonnissen de harde realiteit van de bezetting. Dit aantal blijft

ondanks de ernst van de situatie echter eerder beperkt. Vooral de economische problemen die

rechtstreeks het gevolg zijn van de oorlog komen naar voor.126

Een bijzonder geval hiervan

zijn de vermeldingen van personen die werken in het buitenland.127

Van de Duitse

bezettingsmacht vinden we haast geen sporen terug in de vonnissen. Slechts één enkele keer

tijdens deze periode verwijst een verweerder rechtstreeks naar 'de Duitsers' om te ontkomen

dat hij een verzekeringspremie moet betalen voor een auto die door hen werd opgeëist.128

Wat

wel vaak voorkomt zijn verwijzingen naar 'de omstandigheden'.129

Hoewel er misschien geen

bom op een huis is gevallen of geen familielid is gesneuveld, hoewel men misschien niet

gevlucht is of in het buitenland is gaan werken, toch zijn er altijd die 'omstandigheden' die

ervoor zorgen dat dit een hele zware periode is. Om die reden is deze vage verzamelterm van

de kleine en grotere problemen van alledag toch belangrijk als oorlogsgebeurtenis. In

huurzaken worden deze 'omstandigheden' doorgaans aangehaald in het kader van de

bijzondere wetgeving die de huurder extra bescherming moeten geven. Ook van de

gerechtelijke crisissen in 1942 merken we in de vonnissen geen enkel spoor.

Tegen 1944 is het derde rijk aan zijn neergang begonnen. Aan het oostfront worden zware

verliezen geboekt en in Zuid-Europa landen de geallieerden op 10 juli 1943 op Sicilië. Een

invasie in West-Europa ligt echter nog in het verschiet en de Duitsers proberen zich hier zo

goed mogelijk tegen in te dekken. Om strategische redenen worden zo in februari 1944 de

125

M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man', 151. 126

AR 137 (5 juni 1941): Een schipper eist 722.5Fr. van een handelaar omdat hij 5 dagen langer dan gepland in

de haven lag en er 2 nachten gewerkt moest worden door de vertraging van de handelaar. Die werpt echter op dat

het door de oorlogsomstandigheden volledig onvoorspelbaar is geworden wanneer de kolen die eiser met zijn

boot moest vervoeren bij de handelaar zouden toekomen. De vrederechter volgt de verweerder. AR 172 (3

december 1941): In dit geschil waarin een pachter een prijzij opeist, stelt de verpachter twee tegeneisen in. De

eerste is een eis tot het 'breken van de grond', de tweede is een eis tot het vergoeden van de schade die

veroorzaakt werd door het te vroeg kappen van bomen. In het eerste geval oordeelde de rechter dat het opdelen

van velden noodzakelijk is geworden door de oorlog en de vele leveringsverplichtingen. Het te vroeg kappen van

bomen besluit hij, is sinds 2 jaar een gevestigde praktijk. Hiermee wordt natuurlijk naar het grote gebrek aan

brandstof, waardoor de bomen sneller dan gewoonlijk in de kachel belandden. 127

In een aantal gevallen werkt de verwerende partij of een van zijn kinderen in Duitsland:AR 135 (28 juni

1941), AR 164 (22 oktober 1941), AR 210 (3 maart 1942), AR 287 (15 december 1942). We komen ook een

aantal partijen tegen die werken in Frankrijk: AR 165 (22 oktober 1941), AR 232 (12 mei 1942). Eén geval

behandelt een frontarbeider die werkzaam is (waarschijnlijk werd hij hiertoe gedwongen) bij de Duitse

overheidsorganisatie en bouwmaatschappij Organisation Todt: AR 320 (13 april 1941). 128

AR 291 (29 december 1942): de eis wordt zonder veel uitleg ongegrond verklaard. 129

voorbeeld: AR 95 (12 maart 1941), AR 91 (9 april 1941), AR 118 (16 april 1941), AR 119 (16 april 1941),

AR 184 (7 januari 1942), AR 279 (3 november 1942), AR 300 (23 februari 1943).

Page 44: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

36

Scheldepolders aan Doel en Kallo onder water gezet.130

Het water staat tot aan de dorpskernen

en de mensen die tussen de velden wonen, worden genoodzaakt te vluchten uit hun

overstroomde huizen. Eens de geallieerde troepenmacht in Normandië geland is, zal het nog

drie maanden duren voor ze ook België zullen bevrijden. Op 9 september wordt Beveren

bevrijd, vijf dagen na Antwerpen. Nu zitten de Duitsers die met hun legers op aftocht zijn

ingesloten tussen de Schelde en de geallieerde legers. Om de aftrekkende legers te

beschermen terwijl zij de rivier zouden proberen oversteken, wordt een linie gevormd ten

zuiden van Kallo en Verrebroek.131

In Doel worden schippers gedwongen om de Duitse

soldaten over te zetten.132

Opgesloten als ratten in een val, zijn de Duitse soldaten -en dus ook

de dorpen waarin ze zich verschuilen- het ideale doelwit voor lucht- en artillerieaanvallen.

Uiteindelijk zullen de inwoners van de polderdorpen maar tegen begin oktober hun bevrijders

kunnen verwelkomen.133

Die overwinning betekent niet het einde van de oorlog. Vanuit de

gebieden die nog onder Duits bewind staan in Noord-Nederland en Duitsland beginnen

intensieve aanvallen met nieuwe raketgeleide projectielen op strategische doelwitten in

bevrijd gebied. Als belangrijke haven voor de invoer van levensmiddelen en militair materieel

is Antwerpen na Londen het grootste slachtoffer van deze aanvallen in heel Europa.

Aangezien de wapens niet helemaal op punt staan, komen echter veel van de zogenaamde V-

1's en V-2's in de dorpen van het kanton terecht met grote schade tot gevolg. Zo telt de

gemeentesecretaris van Melsele van oktober 1944 tot maart 1945 142 inslaande bommen.

Uiteindelijk zal hierdoor de oorlog nog voortduren tot twee manden voor Nazi-Duitsland zich

overgeeft op 7 mei 1945.

Met het vertrek van de Duitse troepen is ondertussen een soort machtsvacuüm ontstaan. De

volksmassa neemt het recht in eigen handen om wie zij als collaborateurs beschouwt te

bestraffen. Al op 10 september worden in Beveren verschillende gebouwen geplunderd en

worden er zwarten opgepakt en vastgezet. 134

Een beperkt aantal vonnissen laat sporen na van de oorlogsgebeurtenissen tijdens de twee

laatste oorlogsjaren. Net zoals bij het begin van de oorlog zijn er ook tijdens de aftocht van de

130

H. COOLS, 'Kallo's wel en wee in Wereldoorlog II', 54; J. STUER, 'Aantekeningen bij de Duitse aftocht in '44

en de V-bommenperiode in '45 te Doel', Het land van Beveren 1990, nr. 2, 63. 131

H. COOLS, 'Kallo's wel en wee in Wereldoorlog II', 63; J. STUER, 'Aantekeningen bij de Duitse aftocht in '44

en de V-bommenperiode in '45 te Doel', Het land van Beveren 1990, nr. 2, 63; R. WEEMAES, 'In memoriam:

oorlog in Europa 1940', Het land van Beveren 1990, nr. 3, 125. 132

J. STUER, 'Aantekeningen bij de Duitse aftocht in '44 en de V-bommenperiode in '45 te Doel', Het land van

Beveren 1990, nr. 2, 65. 133

Ibid., 68. 134

M. VAN STAPPEN, 'Het Beveren van de kleine man', 156.

Page 45: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

37

vijandige legers geen uitspraken.135

Een vonnis van 4 april 1944 omschrijft de situatie die in

Doel ontstaan is nadat de omliggende polders onder water gezet werden. Omdat er steeds

meer gebombardeerd wordt, wil een schipper zijn vrouw en kind niet langer mee laten varen

met zijn boot. Hij zegt de overeenkomst met de huurder van zijn huis in Doel op om zijn

gezin een veiliger onderkomen te geven. Tegen het einde van de opzegtermijn heeft de

huurder het pand echter nog niet verlaten dus start hij, na een mislukte poging tot minnelijke

schikking, een gerechtelijke procedure. Op de zitting vertelt de verweerder dat hij best wil

verhuizen, maar dat veel huizen onder water staan en dat diegene die hiervan gespaard bleven

bijna allemaal in gebruik zijn genomen door de gemeente. In sommige huizen die nog droog

bleven, wonen verschillende gezinnen samen. Om beide gezinnen zo goed mogelijk te

beschermen, stelt de vrederechter voor om ook hier het huis te delen. Beide partijen gaan

hiermee akkoord136

. In Kallo geeft deze situatie ook aanleiding tot een vonnis. Hier eist een

landbouwer dat zijn buurman de afdamming die hij gebouwd heeft afbreekt en op die manier

de afwatering veilig stelt. De verweerder antwoordt dat de burgemeester hem gevraagd had

die afdamming te bouwen zodat het kerkhof en de omliggende boomgaarden en velden droog

zouden blijven nu de Duitse overheid137

de polders onder water zette. De vrederechter beveelt

een plaatsopneming138

, maar we treffen geen vonnis ten gronde aan. Naast het water dat tot

aan de dorpskom van de noordelijke polderdorpen reikt, getuigen ook verschillende

vonnissen van de oorlogsschade door de V-bommen.139

Deze twee oorlogsfeiten zorgen voor

een veel te laag aanbod op de woningmarkt met enorme woningnood tot gevolg.140

Tot slot

vinden we ook een zeer beperkt aantal vonnissen terug die wijzen op de vervolging van

collaborateurs na de bevrijding. Enerzijds gaat het om een huurder die door zijn internering na

135

Dit is tussen de laatste zaak op de zitting van 22 augustus tot de eerste zaak van de zitting van 17 oktober. AR

399 (22 augustus 1945); AR 406 (17 oktober 1945). 136

AR 375 (4 april 1944). 137

Dit is tevens de enige vermelding van de bezetter gedurende deze periode, wat het totaal voor de hele

oorlogsperiode op twee vermeldingen brengt. 138

AR 376 (11 april 1944). 139

Bijvoorbeeld AR 401 (34 oktober 1944). De huurder vraagt zijn verhuurder om de ramen die gebroken zijn

door een inslaande bom te maken. Dit is sinds de dagvaarding in orde gebracht en er volgt enkel een

veroordeling tot betaling van de gerechtskosten; AR 518 (7 mei 1946): De huurder van een brouwerij wil een

huurverlenging en een vergoeding van de schade die hij zelf hersteld heeft naar aanleiding van het inslaan van

een bom. De verhuurder gaat akkoord met de schadevergoeding, maar wil geen huurverlenging. De huurder

krijgt een verlenging van zes maanden. 140

AR 468 (14 augustus 1945); AR 493 (30 oktober 1945); AR 494 (6 november). Het gaat hier telkens om

letterlijke vermeldingen van de hoge woningnood. In vele huurzaken speelt dit ook een rol zonder dat hier

expliciet naar verwezen wordt. Zie infra p. 122.

Page 46: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

38

de bevrijding geen huur heeft kunnen betalen.141

Anderzijds om een verhuurder die door zijn

opsluiting geen huur heeft kunnen ontvangen.142

141

AR 534 (19 maart 1946): De verhuurder vermindert de vordering n aanvaardt een afbetaling met 50

Fr./maand. 142

AR 840 (2 oktober 1947): De verhuurder betwist dat er rechtmatig aan zijn vrouw betaald werd tijdens zijn

internering (van september 1944 tot oktober 1946). De vrederechter stelt echter dat zij een stilzwijgend mandaat

had en dat de huurder ter goeder trouw aan haar betaald heeft.

Page 47: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

39

Hoofdstuk 5: Het vredegerecht van Beveren in cijfers

In dit deel ligt de focus op de structurele kenmerken van de procesvoering voor het Beverse

vredegerecht van 1938 tot 1947. Aan de hand van een kwantitatieve analyse van enkele

specifieke gegevens uit de vonnissen, proberen we een accuraat beeld samen te stellen van de

burgerlijke gedingvoering. Eerst komen de actoren die betrokken zijn bij het geding aan de

beurt. We bespreken de partijen en hun kenmerken, de eventuele vertegenwoordiging van de

partijen, de vrederechter en de griffier. Daarna volgt de procedure. Hier komt onder meer de

procesduur en het voorwerp van de vorderingen aan bod. Tot slot analyseren we de inhoud

van het vonnis zelf. De kenmerken van de vonnissen worden belicht: Hebben we te maken

met een tussenvonnis of een eindvonnis? En welk resultaat heeft de vordering? De sporen van

de oorlog die de kwantitatieve analyse blootlegt, krijgen de nodige toelichting.

§1. De actoren

A. De partijen

1. Indeling volgens persoon en geslacht.

De eerste stap die we zetten bij het onderzoeken van de procederende partijen bestaat uit een

opdeling in twee grote categorieën: de natuurlijke personen en de rechtspersonen. De

natuurlijke personen zijn verder onderverdeeld volgens hun geslacht. Bij de rechtspersonen

zijn de privaatrechtelijke rechtspersonen en de publiekrechtelijke rechtspersonen de

subcategorieën. Onder die eerste groep tellen we ook buitenlandse juridische constructies mee

die vergelijkbaar zijn met Belgische privaatrechtelijke rechtspersonen. Zo komen enkele

public limited companies voor die in zekere zin vergelijkbaar zijn met onze N.V.'s. Zonder

uitzondering zijn dit buitenlandse verzekeringsmaatschappijen die actief zijn in België.143

De

publiekrechtelijke rechtspersonen zijn in de eerste plaats de Belgische staat en de gemeente

Beveren. Verder is ook de Gewestelijke Maatschappij voor Goedkope Woningen van

143

Bijvoorbeeld AR 148 (13 augustus 1941). De Britse Eagle Star Company ltd. met een kantoor in Antwerpen

vordert twee vervallen verzekeringspremies in ter waarde van 190,40 Fr. De verweerder dacht deze niet meer te

moeten betalen gezien hij zijn overeenkomst had opgezegd. De overeenkomst was echter aangegaan voor tien

jaar (in 1931). De opzeg is dus maar geldig tegen 1941 en de premies voor 1939 en 1940 zijn verschuldigd. De

extra kosten van 5% interest worden door de vrederechter wel zonder enige motivering ongegrond verklaard.

Page 48: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

40

Beveren-Waas144

erg actief in het hele kanton, zijn er de Commissies van Openbare

Onderstand van de verschillende gemeentes145

, de polders146

en de NMBS.

In het kanton blijken rechtspersonen eerder weinig actief te zijn als eisende partij. Alles

samen treden zij maar op als eiser in 16.6% van de vonnissen.147

Tot 1945 zijn bijna alle

privaatrechtelijke rechtspersonen die als aanlegger optreden verzekeringsmaatschappijen die

premies invorderen. Slechts af en toe zien we op deze vaststelling een uitzondering.148

Ook in

1946 en 1947 zijn de private rechtspersonen voornamelijk bezig met het innen van

schuldvorderingen, maar deze keer gaat het om achterstallige bijdragen voor de

gezinsbijslag.149

Stijgingen in de activiteit van de publieke rechtspersonen komen voor in de

jaren 1942, 1943 en 1945. Ze vinden hun verklaring in de plotse activiteit van één enkele

rechtspersoon die verantwoordelijk is voor alle vorderingen van publieke rechtspersonen voor

het hele jaar. Voor de jaren 1942 en 1945 stelt de Gewestelijke Maatschappij voor Goedkope

Woningen al deze vorderingen in tegen zijn huurders. Voor 1943 ligt de verklaring in het

gegroepeerd invorderen van fiscale schulden door de gemeente Beveren.

Aan de basis van het grootste deel van alle ingestelde vorderingen liggen mannen. Zij

vertegenwoordigen 64,48% van alle eisende partijen. Vrouwen spelen een minder belangrijke

rol van 18,92%.150

Op zich is dit geen verrassing gezien de positie van de vrouw in een nog

grotendeels patriarchale maatschappij. Men mag immers niet vergeten dat een gehuwde

vrouw in principe een machtiging nodig heeft van haar echtgenoot om in rechte te verschijnen

volgens het toenmalige art. 215 BW.151

Nochtans zijn er verschillende uitzonderingen op

deze regel waarvan er een aantal frequent voorkomen voor ons vredegerecht. Handelingen die

144

Dit is een samenwerkende maatschappij, erkend door de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen

en Woonvertrekken op 23 maart 1922, die woningen bouwde en verhuurde aan minder gegoede burgers. De

zetel van de maatschappij is gevestigd op het gemeentehuis in Beveren. AR 92 (12 maart 1941). 145

Bijvoorbeeld de Commissie van Openbare Onderstand van Doel. AR 409 (25 mei 1939): De Commissie van

Openbare Onderstand van Doel treedt hier op als verhuurder van een woning en vordert 180 Fr. in aan

achterstallige huurgelden en de ontbinding van de overeenkomst als sanctie. De vrederechter verklaart de eis

gegrond. 146

Bijvoorbeeld de Polder van Melsele, AR 403 (9 maart 1938); de Polder van Doel, AR 50 (15 december

1940). Zie hiervoor ook supra voetnoot 96. 147

Zie bijlage nr. 5. 148

Bijvoorbeeld AR 418 (18 mei 1938). Een P.V.B.A. uit Herentals eist 412,85 Fr. voor de levering van

goederen aan een schoenenhandelaar. De handelaar vraagt om betalingsfaciliteiten. De vrederechter verklaart de

vordering gegrond en kent geen betalingsfaciliteiten toe aangezien er sinds de dagvaarding nog geen enkele

afkorting is gedaan. 149

De invordering van de bijdragen voor de gezinsbijslag gebeuren worden vaak met verschillende tegelijk

gedaan. Bijvoorbeeld AR 552 (4 juni 1946), AR 553(4 juni 1946), AR 554 (4 juni 1946), AR 555 (4 juni 1946),

AR 556 (4 juni 1946), AR 557 (4 juni 1946), AR 558 (4 juni 1946). 150

Zie bijlage nr. 5. 151

VAN NUFFEL, J., De rechten der vrouw, Kortrijk, Albert Decaluwe, s.d.,23.

Page 49: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

41

het beheer uitmaken van een door de echtgenote uitgebate handelszaak kunnen zonder

machtiging gesteld worden152

en ook voor een vorderingen tegen haar man heeft de vrouw

geen machtiging nodig153

. Uiteindelijk is het belang van de machtiging vrij beperkt want in

het geval dat de man deze weigert te geven, zal de vrederechter die zonder uitzondering zelf

geven. Een ongehuwde vrouw blijft natuurlijk ook buiten de toepassing van deze regel. Zo

zullen vonnissen altijd expliciet vermelden indien er een weduwe optreedt. Men gebruikt

hiervoor de formule 'X (weduwe), geboren als Y'.154

Ondanks de machtigingsregels stellen we

vast dat de meeste vrouwen altijd samen met hun echtgenoot als partij optreden. Hoewel de

machtiging het probleem van haar principiële handelingsonbekwaamheid oplost, blijft de man

immers de gemeenschap alleen besturen.155

Maar ook als dit misschien niet nodig zou zijn,

wordt hij er doorgaans toch bij betrokken. We lezen dan in de hoofding ' X en haar

echtgenoot die haar ten einde dezer bijstaat en machtigt, Y en die voor zover nodig ook in

eigen naam optreedt'156

.

Ook in de tabel van de verweerders domineren de mannen. In 79,6% van de vorderingen is de

verwerende partij een man. Tegen rechtspersonen worden zeer weinig vorderingen ingesteld.

Dit valt onder meer te verklaren door de zeer lage activiteit van rechtspersonen in het kanton.

Slechts zeer sporadisch nemen de vorderingen tegen publieke rechtspersonen in belang toe.

Voornamelijk gaat het hier om opeisingszaken waarbij de eiser om een hogere vergoeding

vraagt voor het opgeëiste goed. Het aandeel van de vrouwelijke verweerders schommelt licht

tegenover het aandeel van de vrouwelijke eisers, maar blijft al bij al vrij stabiel.

2. Het beroep van de partijen

Door de beroepen die de partijen uitoefenen onder het vergrootglas te leggen, krijgen we meer

inzicht in de socio-economische achtergrond van de procespartijen. Niet alle vonnissen geven

deze beroepen echter perfect weer. Vaak worden ze niet gegeven en soms zijn ze niet

accuraat. Onnauwkeurigheden blijken bijvoorbeeld uit het vergelijken van het beroep dat

aangegeven wordt in de hoofding van het vonnis en het beroep waarop men in het

motiverende gedeelte ingaat. Wie volgens de hoofding werkman is, claimt nu en dan reeds

152

Bijvoorbeeld AR 354 (9 november 1943): eiseres baat een kledingszaak uit en eist 1574,4 Fr. voor kleding

door verweerder aangekocht. Ongeacht of eiseres al dan niet een echtgenoot heeft, kan zij deze handeling stellen

zonder machtiging. 153

P. DE BEUS, Overzicht van het burgerlijk recht, Turnhout, J. Van Mierlo-Proost, 1944, 78, nr. 136. 154

bijvoorbeeld AR 481 (22 maart 1939). 155

C. DECLERCK, J. DU MONGH, W. PINTENS en K. VANWINCKELEN, Familiaal Vermogensrecht, Antwerpen,

Intersentia, 2010, 27. 156

AR 166 (12 oktober 1941).

Page 50: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

42

langdurig werkloos te zijn om bijvoorbeeld een aanpassing van de huurprijs te bekomen.157

We beperken ons hier echter tot de beroepen die uit de hoofding blijken. Alle beroepen die

voorkomen in de vonnissen zijn onderverdeeld in groepen. De beroepenlijst kan achteraan

geraadpleegd worden.158

Vooral arbeiders komen als verweerders met het vredegerecht in aanraking, terwijl zij zelf

hun conflicten zeer weinig aan het oordeel van de rechter voorleggen. De plaats die de

arbeiders innemen onder de verweerders gaat bij de eisers naar de rechtspersonen, de

eigenaars, de handelaars en de werklozen. Dat werklozen méér als eiser dan als verweerder

optreden zorgt voor een kleine verrassing. Hoewel hiervoor geen sluitende verklaring gegeven

kan worden, moet men eraan herinnerd worden dat dit te maken kan hebben met de

onnauwkeurigheid van het opgegeven beroep. Zeker met een beroep als arbeider waarbij

werkgevers met overeenkomsten van korte duur werken en werknemers nog weinig

bescherming genieten, is de werkzekerheid beperkt. Vandaar zou het niet verbazen dat de

groep van de 'werkmannen' enerzijds en de 'werklozen' anderzijds de facto in elkaar

overlopen. Zowel bij de eisers als bij de verweerders komen een min of meer gelijk aantal

landbouwers en handwerk en ambachtslui voor.

Dit neemt niet weg dat uit deze gegevens een maatschappelijke situatie doorschemert. Eisers

zijn door de bank genomen afkomstig uit een hogere sociale klasse dan de verweerders en zijn

daardoor de sterkere partij. Hoe dit gevecht tussen David en Goliath afloopt, bespreken we

later.159

Deze structuur hoeft ook allerminst te verwonderen aangezien die vermogende klasse

eenvoudigweg meer economische belangen te verdedigen heeft. De juridische verhoudingen

waarin een arbeider betrokken is, zijn immers beperkt: één huurovereenkomst, één

overeenkomst met een werkgever en enkele alledaagse koop -en aannemingsovereenkomsten.

Handelaars, rechtspersonen en eigenaars daarentegen zijn ook door hun professionele

bezigheden juridisch actiever. Hun inkomsten zijn vaak afhankelijk van de vele

overeenkomsten die zij sluiten, zij het huurovereenkomsten, verkoopsovereenkomsten of

verzekeringscontracten. Zowel op privé als op professioneel vlak beheren zij een groter en

divers vermogen.

157

Bijvoorbeeld AR 92 (12 maart 1941): de verweerder die volgens de hoofding van het vonnis werkman is,

roept in al meer dan een jaar werkloos te zijn en drie kinderen te hebben om zo een eis van 468Fr. met

wekelijkse afkortingen te mogen afbetalen. 158

Bijlage nr. 7. 159

Zie infra p. 80 et seq.

Page 51: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

43

Ten slotte bekijken we de evoluties over de hele periode. Op dit punt vallen echter weinig

opmerkingen te maken. Tijdens de oorlog stijgt voor de verweerders het percentage arbeiders.

Na de oorlog treedt hier een daling op die in verband staat met het stijgende aantal

vorderingen tegen landbouwers. In absolute cijfers zijn de enige onregelmatigheden over de

hele periode echter de stijging van het aantal arbeiders in 1941 en 1942, wat rechtstreeks

overeenkomt met de stijging tijdens die periode van het aantal huurvorderingen160

en de

stijging van het aantal landbouwers in 1946 en 1947. Op deze twee uitspattingen na blijven de

absolute cijfers relatief stabiel. De procedures die tegen deze landbouwers worden opgestart

gaan in meer dan de helft van de gevallen over het opzeggen van een pachtovereenkomst.

Rekening houdende met de opzegtermijn van 2 jaar, blijkt een groot deel van deze

overeenkomsten opgezegd te zijn juist na de bevrijding161

, maar ook de bijzondere wetgeving

die de pachttermijnen tot na de oorlog verlengt verklaren mee deze stijging. Daarnaast moeten

in 1946 ook nog heel wat boeren achterstallige bijdragen voor de gezinsbijslag betalen. Wat

de eisers betreft, is er niet echt sprake van duidelijke tendensen of evoluties. Hier is geen

echte dominante groep en zien we over de hele periode verschillende beroepsgroepen die

schommelen rond de 10%. Slechts uitzonderlijk is er een toename van één groep boven de

20%.162

Wat echter bij de eisers wel verwondering wekt, is het percentage werklozen tijdens

de oorlogsjaren. Dit ligt namelijk hoger dan de periodes voor en na de oorlog. In 1943 geeft

16,7% van de eisers aan werkloos te zijn, terwijl de Duitse bezetter tevergeefs pogingen

onderneemt om zijn verplichte tewerkstellingsverordeningen af te dwingen.163

3. De woonplaats van de partijen

Waar de partijen vandaan komen kan een licht werpen op de openheid van het kanton en de

interactie met de omgeving. Daarnaast geeft het natuurlijk ook een beeld van de verhoudingen

tussen de verschillende gemeenten van het kanton. Om tot deze resultaten te komen, verdelen

we de gegevens eerst in per stad of gemeente. Dan volgt een onderverdeling van deze plaatsen

in twee groepen: de plaatsen die behoren tot het kanton en degene die niet behoren tot het

kanton. Als woonplaats geldt de plaats waar men gedomicilieerd is. Dit is dus niet de gewone

160

Zie infra p. 64. 161

Bijvoorbeeld AR 652 (22 oktober 1946), AR 678 (12 november 1946), AR 677 (12 november 1946), AR 679

(26 november 1946), AR 687 (28 januari 1947). 162

bijvoorbeeld de groep van de handelaars in 1938 (21,21%), of de landbouwers in 1944 (21,74%). 163

H. JACQUEMYNS, België in de Tweede Wereldoorlog, II, Een bezet land, Kapellen, Peckmans, 1984, 101.

Page 52: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

44

verblijfplaats.164

Wat de rechtspersonen betreft, gebruiken we steeds de binnenlandse zetel als

die vermeld wordt.

Een meerderheid van de eisers en de verweerders zijn afkomstig uit het kanton. Tien jaar lang

blijft dit ook het geval. Als gevolg van de bescherming van de verweerder door de territoriale

bevoegdheidsregels, ligt het cijfer van de verweerders uit het kanton nog iets hoger dan dat

van de eisers die binnen het kanton wonen. Hieruit volgt het besluit dat de rechtsbetrekkingen

tussen de procespartijen toch vooral een lokaal karakter vertonen. Het zwaartepunt van de

eisers en de verweerders ligt in de gemeente Beveren zelf. Voor beiden ligt het percentage

Beverenaars de hele periode tussen de 30% en de 60%. Doel en Verrebroek komen het minst

voor. Vooral het aantal inwoners verklaart deze cijfers. Partijen van buiten het kanton komen

vooral uit de dichte omgeving van Beveren. De meeste van deze plaatsen (vb. Haasdonk,

Vrasene, Temse, Sint-Gillis, Nieuwkerke, Kruibeke) liggen dichter bij Beveren dan

Kieldrecht. Partijen die niet uit de streek zijn, komen bijna uitsluitend uit de grote steden.

Vooral Brussel en Antwerpen spannen de kroon. Toch zijn er een aantal uitzonderingen en

procederen er zelfs enkele partijen uit het buitenland voor het vredegerecht165

.

Tijdens de oorlog lijken de eisers van buiten het kanton het procederen verder van huis zoveel

mogelijk te vermijden. Hun aanwezigheid daalt tot rond de 20%. Het lijkt alsof men dit soort

zaken liever uitstelt en men verkiest de adem in te houden tot na de oorlog. Daarnaast zorgt de

oorlogssituatie ook voor een beperkte mobiliteit. Na het einde van de oorlog blijkt het aantal

164

Vooral in onderhoudsvorderingen tussen echtgenoten waarbij één van de echtgenoten de echtelijke woonst

heeft verlaten, komt dit voor. Bijvoorbeeld AR 345 (12 oktober 1943): de echtgenoot van de eiser heeft zijn

woonplaats in Beveren maar verblijft in Willerzie om daar te werken. Hij maakt verstek en de eis om 800

Fr./maand op zijn loon te ontvangen wordt door de rechter ingewilligd. 165

Zie bijlage nr. 8. Zowel Frankrijk, Canada, Nederland als Kongo komen voor.

0,00%

20,00%

40,00%

60,00%

80,00%

100,00%

19

38

19

39

19

40

19

41

19

42

19

43

19

44

19

45

19

46

19

47

Woonplaats eiser

Binnen Kanton Buiten Kanton

0,00%

20,00%

40,00%

60,00%

80,00%

100,00%

19

38

19

39

19

40

19

41

19

42

19

43

19

44

19

45

19

46

19

47

Woonplaats

verweerder

Binnen Kanton Buiten Kanton

Page 53: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

45

eisers van buiten het kanton ook meteen bijna te verdrievoudigen van 16,42% in 1945 naar

44,03% in 1946. Hoewel hieruit een vrij duidelijk contrast ontstaat, mag men hier niet uit

afleiden dat het om een overrompeling gaat. Van deze 44,03% zijn het grootste deel

procespartijen die verschillende vorderingen tegelijk instellen, i.c. onderlinge kassen voor

kindertoeslagen. Bij de verweerders van buiten het kanton komt er een toename voor in 1943

die te wijten is aan de betwistingen van opeisingen die door mensen van binnen het kanton

gericht zijn tegen de Belgische Staat.

4. Kosteloze rechtspleging

Niet iedereen die in een conflictsituatie terechtkomt heeft de middelen om een professioneel

advies of een gerechtelijke procedure te kunnen betalen. Tijdens de besproken periode bestaat

er reeds een uitgebreid netwerk aan maatregelen om de toegang tot het gerecht te verzekeren.

We richten ons hier slechts op een segment van het hele vangnet. Er bestaat immers enerzijds

een eerstelijnsbijstand die de rechtzoekende opvangt in de buitengerechtelijke fase. Hier is

een belangrijke taak weggelegd voor de pro Deoadvocaat als adviseur. Anderzijds richt de

bijstand zich vooral op de tweede lijn: het optreden in rechte. Ook hier speelt de pro

Deoadvocaat natuurlijk een belangrijke rol, maar onze focus gaat naar een ander aspect van de

tweedelijnsbijstand, de kosteloze rechtspleging166

.

Onder kosteloze rechtspleging verstaan we dat de behoeftige partij die aan de voorwaarden

voldoet, zelf niet167

tussen hoeft te komen in de kosten van de zegel, de registratie, de griffie

en ereloon van deurwaarders, pleitbezorgers, notarissen en deskundigen. Zo draagt de Staat de

financiële last van een procedure voor een persoon bij wie het water aan de lippen staat. De

wet die deze materie regelt is de wet van 29 juni 1929168

. Wie de voordelen van de wet wilt

genieten moet in principe Belg zijn169

, moet behoeftig zijn en moet een belang hebben bij het

instellen van een rechtsvordering die prima facie als gerechtvaardigd voorkomt.

Behoeftigheid moet men aantonen door een aantal stukken voor te leggen (art. 38): een

identiteitsbewijs, een bewijs van de inkomsten verleend door de Administratie van de

166

B. DEBAENST, 'Arme pro Deo?' in G. DONKER, S. FABER, D. HEIRBAUT EN G. MARTYN (eds.), Geschiedenis

van de advocatuur in de Lage Landen, Hilversum, Verloren, 2009, 424, nr. 249 et seq. 167

De wet van 29 juni 1929 voert ook de mogelijkheid in om de kosten van de rechtspleging slechts deels te

moeten betalen. 168

R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht, III, Bijzondere rechsplegingen, Antwerpen, Standaard, s.d.,

436, nr. 780. 169

Hierop bestaan verschillende uitzonderingen die bepaald worden door art. 4 en art. 20 e.v. wet 29 juni 1929.

Op basis van internationale verdragen kunnen zo burgers van de verdragsstaten ook kosteloos procederen in ons

land. Daarnaast kent de wet dit voordeel ook toe aan descendenten tot in de 2e graad van personen met de

Belgische nationaliteit.

Page 54: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

46

belastingen en een verklaring gedaan voor de politiecommissaris of de burgemeester van

andere bestaansmiddelen buiten de aangegeven inkomsten170

. De vrederechter zelf oordeelt

over de aanvragen die hem mondeling of schriftelijk gedaan worden. Dit kan hij ook nog doen

bij de behandeling van de zaak zelf op de zitting, zowel ten voordele van de eiser als ten

voordele van de verweerder171

.

Wanneer een partij in het geding van dit voordeel gebruik maakt, zal de griffier dit in de

minuut aanduiden door na de naam van de partij in drukletters 'KOSTELOZE

RECHSPLEGING' te vermelden. Als geheugensteuntje schrijft hij bovenaan het vonnis met

potlood 'In debet' om niet te vergeten de kosten van zegel, registratie en griffie juist in de

boekhouding op te nemen.

Niet alleen natuurlijke personen kunnen kosteloos procederen. In de vonnissen komen enkele

gevallen voor waar rechtspersonen in de niche van de sociale zekerheid kosteloos gedingen

aanspannen. Zij hebben dit uitzonderlijke voordeel rechtstreeks door een specifieke

toekenning van de wetgever verkregen172

.

Kosteloos procederen lijkt de ultieme garantie voor een optimale toegang tot het gerecht

ongeacht rang of stand. Zeker voor de vrederechter die bij de lokale bevolking misschien hét

gezicht van justitie is, zou men verwachten dat dit het sluitstuk is om een eenvoudige toegang

tot het gerecht te verzekeren, zelfs voor kleine alledaagse geschillen. Toch stellen we

enigszins vast dat in het kanton weinig van deze mogelijkheid gebruik gemaakt wordt. Met

een oorlog die als een mokerslag neerkomt op de economie in een kanton dat op zich al

grotendeels uit arbeiders bestaat, verwacht men dat er meer aanvragen zouden voorkomen

voor de kosteloze rechtspleging.

170

Deze wet diende de bestaande regels te verstrengen om misbruiken in het verleden tegen te gaan. De

verplichte controle van de waarachtigheid van de verklaringen van onvermogen door de gemeentelijke

administratie is één van de maatregelen die hiertoe genomen werden. Een ander voorbeeld is de strafbaarstelling

van valse verklaringen. B. DEBAENST, "Arme pro Deo?" in G. DONKER, S. FABER, D. HEIRBAUT EN G. MARTYN

(eds.), Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen, Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2009, 424, 255. 171

R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht, III, Bijzondere rechsplegingen, Antwerpen, Standaard, s.d.,

437, nr. 783. 172

Bijvoorbeeld AR 760 (1 juli 1947); AR 369 (16 mei 1944): deze zaak loopt tussen de Patroonkas voor Handel

en Nijverheid en een man uit Lokeren waarbij de eerste de graad van werkonbekwaamheid (15%) betwist en stelt

dat laatstgenoemde volledig hersteld is. In subsidiaire orde vraagt de eiser als erkende gemeenschappelijke kas

de kosteloze rechtspleging aan op basis van artt. 17 en 30 van de gecoördineerde wetten op de

arbeidsongevallen. De vrederechter volgt het verslag van de deskundige ten voordele van de eiser, verklaart de

eis gegrond en kent de kosteloze rechtspleging toe zonder daar verder een woord aan vuil te maken.

Page 55: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

47

Kosteloze

rechtspleging 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 Totaal

eiser 2 6 0 2 1 4 2 5 4 6 32

verweerder 0 1 1 0 2 0 0 0 0 0 4

Totaal KRPL 2 7 1 2 3 4 2 5 4 6 36

Totaal partijen 136 225 154 258 246 147 96 141 278 255 1936

% partijen met KRPL 1,47% 3,11% 0,65% 0,78% 1,22% 2,72% 2,08% 3,55% 1,44% 2,35% 1,86%

Op tien jaar tijd gebruikte slechts 1,86% van alle partijen de mogelijkheid van de kosteloze

rechtspleging. In 1940 gebruikt slechts 1 partij deze vorm van rechtsbijstand, in 1939 zijn dit

er 7. Alle andere jaren schommelt het aantal tussen deze twee uitersten. Van die zesendertig

gevallen zijn er achtentwintig waar de behoeftige partij een vrouw is die verwikkeld is in een

geschil om onderhoudsgeld. Kosteloos een beroep doen op de rechter blijkt dus al een

uitzondering te zijn, maar als het dan voorkomt, zijn de meerderheid van de gevallen

getrouwde - en dus principieel onbekwame - vrouwen. Hun echtgenoot bestuurt de

gemeenschappelijke goederen, wat deze vrouwen in een hachelijke situatie brengt als het

huwelijk begint te ontsporen. Door feitelijk een stap uit het huwelijksleven te zetten, draaien

zij vaak de geldkraan dicht en wordt het noodzakelijk geld te vragen om te overleven. Zij

zitten met andere woorden in een zeer duidelijke situatie van behoeftigheid. Twee mogelijke

verklaringen voor dit lage aantal dringen zich op. Ofwel past de vrederechter de criteria vrij

streng toe en zijn er weinig partijen die in aanmerking komen voor de kosteloze

rechtspleging. Dit zou ons echter verbazen aangezien ongeveer 10% van de partijen werkloos

zijn.173

Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de partijen zichzelf niet zo snel als

behoeftig zien. Zij zijn niet geneigd om snel hun toevlucht te zoeken tot de kosteloze

rechtspleging. Aangezien we geen enkele beslissing zijn tegengekomen die de toekenning van

de kosteloze rechtspleging weigert, lijkt dit misschien aannemelijker dan eens strenge

toepassing van de criteria. Daarnaast moet men ook iets kunnen vragen als eiser. De kosteloze

rechtspleging wordt voornamelijk gebruikt door eisers, maar de situaties waarin de eiser

eigenlijk de zwakkere, behoeftige partij is, komt veel minder voor. Dit zijn met name de

vorderingen van onderhoudsgeld of conflicten over arbeidsongevallen. Een behoeftig persoon

die een vordering instelt maar daar de middelen niet voor heeft, is met andere woorden op

zich al uitzonderlijk. Ook tijdens de oorlogsperiode zien we geen echte verandering in deze

situatie. De oorlog zorgt voor zware prijsstijgingen van levensmiddelen en de mensen worden

er niet bepaald rijker op, maar de kosteloze rechtspleging wordt niet gebruikt om een mouw te

passen aan deze verslechterde situatie.

173

Zie supra p. 48.

Page 56: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

48

B. De advocaat

In de jaren veertig van de vorige eeuw is het gebruik van een advocaat voor het vredegerecht

veel minder gangbaar dan dit anno 2011 het geval is. Met rechtspraak op mensenmaat als

doel, heeft de wetgever de nadruk gelegd op een snelle, mondelinge procedure waarbij

advocaat, noch pleitbezorger verplicht zijn. Dit neemt niet weg dat de partijen geregeld een

beroep doen op advocaten, zeker in een materies waarin ze zich minder thuis voelen. Het

wetboek van burgerlijke rechtspleging voorziet dat een advocaat of ieder ander persoon die

door de vrederechter wordt aanvaard, de partijen mag vertegenwoordigen op de zitting.174

De

advocaten die op de zitting verschijnen voor een partij moeten hierbij geen geschreven

volmacht voorleggen.175

Eisers doen over het algemeen frequenter beroep op een advocaat dan verweerders. Toch

laten zij zich slechts in 45,56% van de vonnissen door een raadsman vertegenwoordigen.

Zolang de verweerder niet met een complex juridisch probleem of een schuldvordering van

174

Art. 9 WBR. 175

A. BRAAS, Précis de procédure civile, II, Procédure, Brussel, Bruylant, 1944, 676, nr. 1326.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Gebruik advocaat - eiser

Advocaat

Geen

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Gebruik advocaat - verweerder

Advocaat

Geen

Page 57: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

49

een wezenlijk bedrag geconfronteerd wordt, zal hij persoonlijk verschijnen of verstek laten

gaan. Slechts een op de vier verweerders doet beroep op een raadsman176

. Opvallend is dat de

partijen zich doorgaans in huurgeschillen genoeg thuis voelen om geen advocaat onder de arm

te nemen, terwijl ze dit bij conflicten over bijvoorbeeld zakenrechtelijke kwesties wel doen.

En dit ongeacht de complexiteit van de zaak. Huurgeschillen kunnen immers regelmatig

leiden tot complexere juridische vraagstukken dan de afstand van beplantingen. Dat de eiser

meer gebruik maakt van een advocaat hoeft niet te verbazen. Ondanks de kwalificatie onder

de juristen van de vrederechter als een informele instelling, blijft de rechtbank onvertrouwd

terrein. Hulp bij het inleiden van een zaak kan dan soms aangewezen zijn. De verweerders

daarentegen hoeven enkel naar de zitting te komen en hun verhaal te doen. Zij voelen daarom

aan dat zij hiervoor minder snel een advocaat nodig hebben. In veel gevallen verschijnen ze

ook helemaal niet.177

Ondanks dit verschil tussen eisers en verweerders moeten we besluiten

dat het grootste deel van de partijen toch de weg naar het vredegerecht vindt zonder een

raadsman, zelfs als dit voor hen misschien onbetreden paden zijn. De kwalificatie als

informele en persoonlijke instelling blijft dus overeind.

Als we de evolutie over de hele periode bekijken, valt zeker bij de verweerders de

oorlogsperiode op. Het gebruik van een raadsman als vertegenwoordiger op de zitting daalt

met de helft tijdens de oorlogsjaren en erna. Ons inziens zou dit te maken kunnen hebben met

een poging van de partijen om de kosten te drukken. Daarnaast geldt zeker voor de

oorlogsperiode ook dat het aantal verstekvonnissen toeneemt, wat een deel van deze daling bij

de verweerders verklaart.

C. De vrederechter

Over de hele periode tot 1947 zijn twee vrederechters actief in het kanton. Als JOZEF VAN

NUFFEL, een advocaat uit Kortrijk178

, op 22 februari 1935 het ambt van vrederechter opneemt

van het kanton Temse, wordt hem meteen ook de taak gedelegeerd om recht te spreken in het

kanton Beveren.179

Bijna twaalf jaar later, op 16 september 1946, volgt RICHARD

VERHOFSTEDE hem op180

. In tegenstelling tot VAN NUFFEL is hij wel uit de streek afkomstig.

176

Hierbij moet men rekening houden dat er ook een groot deel van de verweerders verstek laat. Zie bijlage nr.

14. 177

Zie bijlage nr. 14. 178

Hij is ook auteur van enkele boekjes waaronder VAN NUFFEL, J., De rechten der vrouw, Kortrijk, Albert

Decaluwe, s.d., 86 p. 179

Beiden benoemingen gebeuren bij het K.B. 22 februari 1935. X., “Chronique des Justices de Paix”, JJP 1935,

107 en 108. 180

Reg.B. 16 september 1946. X., “Chronique des Justices de Paix”, JJP 1946, 325.

Page 58: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

50

Naast plaatsvervangend vrederechter181

komen we deze Sint-Niklazenaar immers geregeld

als advocaat in de vonnissen tegen182

. Dit keer is er ook geen sprake van een waarnemend

vrederechter: VERHOFSTEDE krijgt alleen het kanton Beveren toebedeeld.

In geval van ziekte, afwezigheid of ander belet van de vrederechter zetelt een

plaatsvervangend vrederechter.183

Welke van de twee plaatsvervangende vrederechters zal

zetelen hangt af van de volgorde waarin ze benoemd zijn. Wie het eerst benoemd is, krijgt de

voorkeur.184

Een van die twee plaatsvervangers is, zoals vermeld, RICHARD VERHOFSTEDE, de

andere is JAN VAN RAEMDONCK. Zijn benoeming dateert van 18 december 1923 en hij blijft

deze functie uitoefenen tot in 1958.185

De Beverenaars kennen hem echter vooral als notaris,

politieker en voorzitter van de Kristen Middenstandsbond. Zowel zijn vader als zijn

grootvader combineerden voor hem al de functie van burgemeester met die van

plaatsvervangend vrederechter.186

Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen voor de oorlog in

1938, waarbij hij opkomt met de lokale concentratielijst van enkele katholieken en V.N.V.-

leden, zal hij echter zijn kans om de sjerp met de toga te combineren missen.187

In

tegenstelling tot de vrederechter zelf kan een plaatsvervanger in principe perfect een politiek

mandaat combineren met zijn rechtsprekende functie188

. Dit neemt natuurlijk niet weg dat

deze maatschappelijke bezigheden zijn onpartijdigheid in het gedrang kunnen brengen, maar

hier hebben we geen tekenen van teruggevonden.

Vrederechter 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947

Van Nuffel 90,00% 91,92% 95,71% 97,27% 99,07% 81,43% 54.35% 71,43% 37,80% 0,00%

Van Raemdonck 10,00% 2,02% 4,29% 2,73% 0,93% 18,57% 45,65% 28,57% 43,31% 5,22%

Verhofstede 0,00% 6,06% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 18,90% 94,78%

Totaal 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00%

Nu we weten wie er recht spreekt in het kanton, kunnen we dieper ingaan op de hoeveelheid

zaken die elk van hen uiteindelijk op zich neemt. Tot 1942 voert VAN NUFFEL zijn opdracht in

181

Dit wordt hij op 15 april 1938. G. Buytaert en A. De Witte (eds.), Het Vredegerecht te Beveren vroeger en

nu, Beveren, onuitg., 1999, 27. 182

bijvoorbeeld: AR 37 (7 juli 1940). 183

Art.1 wet 18 juni 1869, gewijzigd door K.B. nr. 209 14 november 1935. R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk

procesrecht, IX, Rechterlijke inrichting, Antwerpen, Standaard, s.d., 431, nr. 232. 184

Ibid., 431, nr. 234. 185

G. Buytaert en A. De Witte (eds.), Het Vredegerecht te Beveren vroeger en nu, Beveren, onuitg., 1999, 27. 186

Ibid., 30. 187

De concentratielijst wint de verkiezing met zes zetels tegenover de katholieke KVV met vijf zetels en de

socialistische BWP met twee zetels. Deze twee laatsten vormen samen een coalitie en zo blijft zijn politiek

mandaat beperkt tot dat van gemeenteraadslid. N. WOUTERS, 'Het geval De Paep (1898-1985):

oorlogsherinnering, beeldvorming en lokale geschiedschrijving', Het Land van Beveren 2009, nr.1, 34. 188

R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht, IX, Rechterlijke inrichting, Antwerpen, Standaard, s.d., 88,

nr. 188.

Page 59: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

51

het kanton zeer standvastig uit en bemerken we enkel een aantal occasionele afwezigheden. In

deze periode komt het voor dat de vrederechter één of twee opeenvolgende weken een zitting

mist189

of gebeurt het dat hij op een zittingsdag maar een deel van de zaken behandelt.190

Slechts vanaf 1943 tot het einde van zijn opdracht in 1946 begint hij langere periodes afwezig

te zijn. De eerste keer dat dit gebeurt, blijft hij van 23 september 1943 tot 20 juni 1944

afwezig. Datzelfde jaar volgt een tweede periode van 28 november tot 17 april 1945. Voor

een sluitende verklaring is het tasten in het duister. Wel kunnen we bijvoorbeeld stellen dat de

eerste periode van afwezigheid ons inziens niet te maken heeft met de werklast in het kanton

Temse. Deze jaren zijn immers de rustigste van de hele besproken periode en er is ons geen

reden bekend waarom dit in het kanton Temse de tegenovergestelde richting zou uitgaan. Ook

oorlogsfeiten als oorzaak lijken onwaarschijnlijk. De weken waarin de regio bevrijd wordt

worden geen vonnissen uitgesproken en zowel ervoor als erna spreekt VAN NUFFEL recht.

Voor de tweede periode van afwezigheid kunnen oorlogsfeiten wel de reden van afwezigheid

zijn. Deze tweede periode zou gelinkt kunnen worden aan de werklast in Temse, aangezien de

complete chaos na de bevrijding vermoedelijk het nodige werk meebracht voor de

vrederechter als politierechter. Dit blijven echter allemaal niet meer dan hypotheses.

Wat we wel met vrij veel zekerheid kunnen zeggen, is dat er vanaf 1946 een stijging is van

het aantal zaken, waardoor een vrederechter die rechtspreekt in twee kantons tegelijk, het

bijzonder moeilijk kan krijgen. Het hele jaar door zullen de vrederechter en zijn

plaatsvervangers elkaar afwisselen, tot de uiteindelijke benoeming van VERHOFSTEDE.

D. De griffier

Van 1938 tot het einde van 1946 oefent OSWALD WULLUS de functie van griffier uit. In de

eerste plaats is hij echter als griffier verbonden aan het kanton Temse. Door een delegatie op

23 mei 1936 belast de koning hem met de dienst van het kanton Beveren en het kanton

Hamme.191

Vanaf 22 oktober 1946 staat griffier ROBERT BOECKX de vrederechter bij. Voor hij

aan de slag gaat in Beveren werkte hij als boventallig griffier (griffier surnuméraire)192

bij de

rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen.193

189

Bijvoorbeeld de zittingen van 15 en 22 juni 1938. 190

Bijvoorbeeld de zitting van 27 december 1939, waar VAN RAEMDONCK vonnist in zaken AR 564 (27

december 199) en AR 565 (27 december 1939) en VAN NUFFEL oordeelt over AR 563 (27 december 1939). 191

G. Buytaert en A. De Witte (eds.), Het Vredegerecht te Beveren vroeger en nu, Beveren, onuitg., 1999, 27. 192

Boventallige griffiers kunnen in de eerste plaats de hoofdgriffier en de griffiers vervangen voor al hun

ambtsverrichtingen maar kunnen de griffiers ook bijstaan in hun dagelijkse taken als dit nodig blijkt. R. VAN

LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht, IX, Rechterlijke inrichting, Antwerpen, Standaard, s.d., 261, nr. 343. 193

Hij wordt benoemd bij RB 16 september 1946. X., “Chronique des Justices de Paix”, JJP 1946, 326.

Page 60: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

52

Griffier 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947

Wullus 98,57% 100,00% 98,57% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 77,17% 0,00%

Boeckx 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 22,05% 100,00%

De Graeve 1,43% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Joris 0,00% 0,00% 1,43% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

Van Goethem 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,79% 0,00%

totaal 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00% 100,00%

De twee griffiers zijn, zoals uit bovenstaande tabel blijkt, bijna altijd aanwezig op de zitting.

In het jaar 1946 zien we mooi de overgang van WULLUS op BOECKX. Op tien jaar tijd komen

maar drie vonnissen voor waarbij de griffier vervangen wordt.194

Telkens zien we een andere

persoon de afwezigheid opvangen: PROSPER DE GRAVE in 1938, CYRIEL JORIS in 1940 en

ALBERT VAN GOETHEM in 1946. Dit zijn geen klerkgriffiers (commisgriffiers) maar gewone

burgers. Als het onmogelijk is voor de griffier en de commisgriffier om aanwezig te zijn,

kunnen zij vervangen worden door een persoon die de vrederechter zelf aanwijst. Om de taak

van griffier ad hoc uit te kunnen oefenen moet men 21 jaar oud zijn, de Belgische nationaliteit

hebben en de eed afgelegd hebben (art. 207 wet 18 juni 1869)195

. We lezen inderdaad in de

vonnissen dat deze mannen voldoen aan de gestelde voorwaarden en dat ze in de zittingszaal

voor de vrederechter de eed afgelegd hebben vooraleer hun opdracht uit te voeren.

§ 2. De procedure

A. De duur van de procedure

Het kanton Beveren is in de eerste helft van de eenentwintigste eeuw een klein, ruraal en

rustig kanton. Die context krijgt een weerspiegeling in de duur van de procedure. Volgens het

Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging van 1806 moet de dagvaardingstermijn voor het

vredegerecht ten minste drie dagen bedragen (art.5 WBR). Nog tijdens de zitting zelf of op de

eerstvolgende zitting spreekt de rechter zijn vonnis uit (art.13 WBR). In theorie kan een

rechtszoekende dus nog eenvoudigweg in één week zijn zaak voorleggen aan de vrederechter

en een uitspraak krijgen. Ook de cijfers vertellen een gelijkaardig verhaal.

In de vonnissen komen twee belangrijke datums voor. De beginregel van het vonnis geeft de

eerste: de datum van de zitting. Deze datum keert nog terug in de slotformule van het vonnis.

Juist onder de vermelding van de gegevens van de partijen volgt dan de verwijzing naar het

194

AR 435 (28 september 1938), AR 30 (17 juli 1940), AR 538 (30 april 1946). 195

R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht, IX, Rechterlijke inrichting, Antwerpen, Standaard, s.d.,

270, nr. 466.

Page 61: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

53

gedinginleidend stuk en de datum ervan. Doorgaans zal een eiser de rechter adiëren door de

wederpartij voor hem te dagvaarden. Als dit gebeurt, vermeldt het vonnis de

gerechtsdeurwaarder, de plaats waar hij kantoor houdt, de taal van de dagvaarding en de

datum ervan. In bepaalde gevallen is een dagvaarding niet nodig. Het meest voorkomende

geval is de onderhoudsvordering die een eiser aanhangig kan maken door een eenvoudig

schriftelijk of mondeling verzoek aan de vrederechter gevolgd door een dagstelling196

. Een

ander geval zijn opeisingszaken waarbij het vredegerecht de partijen zelf oproept nadat de

burgemeester een bezwaarschrift dat hem door de eiser werd bezorgd, overmaakt aan de

vrederechter197

. Als zulks voorkomt, vermeldt het vonnis niet altijd de datum van het

gedinginleidend stuk, maar verwijst het slechts naar de dagstelling door de rechter.

Om de duur van de procedure na te gaan, vertrekken we van deze twee datums. Niet de tijd

tussen de inleidende zitting en het vonnis wordt dus berekend, maar die tussen de datum van

de gedinginleidende akte en die van het vonnis. Waarom we deze weg volgen heeft een voor

de hand liggende verklaring: in bijna alle gevallen zijn de datum van de inleidende zitting en

die van het vonnis dezelfde. Zelfs indien de datums niet samenvallen, geeft het vonnis zelden

meer uitleg198

.

Soms velt de vrederechter een tussenvonnis. Als dit voorkomt, zal enkel het eindvonnis een

basis vormen voor de berekening van de duur van de procedure. De vraag waarop de

volgende tabel dus een antwoord geeft is de volgende: Hoe lang duurt het vooraleer de

partijen een oordeel krijgen over de grond van de zaak, te beginnen vanaf de datum van de

gedinginleidende akte?199

196

Zie supra p. 34. 197

Bijvoorbeeld AR 15 (17 maart 1940): 'Gezien het bezwaarschrift ons overgemaakt door de Heer

Burgemeester van Melsele, bij hetwelk eischer laat weten dat hij niet akkoord is met het hem toegekend bedrag

[...] . Gezien de uitnodiging gestuurd aan beide partijen om alhier te verschijnen [...].' 198

Een van deze uitzonderlijke gevallen is AR 143 (24 december 1941): In een zaak waarbij een

verzekeringsmaatschappij twee vervallen premies (samen 686 Fr.) invordert en de verweerder de geldigheid van

de overeenkomst betwist, maar er niet in slaagt die nietigheid te bewijzen, vermeldt het vonnis dat er over deze

zaak werd gepleit op 24 september 1941. 199

Deze aanpak heeft natuurlijk tot gevolg dat in de gevallen waar geen datum is gegeven van de

gedinginleidende akte er geen duur bepaald kan worden. Deze zaken worden onder de categorie 'niet gegeven'

geplaatst.

Page 62: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

54

Duur

procedure

(in dagen) 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 Totaal

0-7 40,3% 56,2% 44,8% 56,7% 65,4% 59,1% 46,3% 51,5% 40,3% 27,8% 48,7%

8-14 17,7% 11,2% 16,4% 5,8% 17,3% 3,0% 17,1% 20,6% 21,0% 17,6% 14,9%

15-21 11,3% 9,0% 4,5% 3,8% 5,8% 4,5% 4,9% 4,4% 17,6% 13,0% 8,6%

22-28 1,6% 2,2% 3,0% 3,8% 0,0% 7,6% 2,4% 2,9% 3,4% 5,6% 3,3%

29-35 3,2% 1,1% 3,0% 11,5% 1,0% 3,0% 2,4% 0,0% 0,0% 4,6% 3,1%

36-42 4,8% 3,4% 7,5% 5,8% 1,0% 3,0% 0,0% 2,9% 0,0% 0,9% 2,8%

43-49 3,2% 1,1% 0,0% 1,9% 1,0% 4,5% 4,9% 1,5% 1,7% 4,6% 2,3%

50-56 1,6% 1,1% 1,5% 1,0% 1,0% 7,6% 7,3% 2,9% 1,7% 1,9% 2,3%

57-63 0,0% 2,2% 1,5% 0,0% 1,0% 3,0% 7,3% 1,5% 0,8% 1,9% 1,6%

64-70 1,6% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,8% 3,7% 0,7%

71-100 6,5% 1,1% 3,0% 2,9% 4,8% 1,5% 4,9% 4,4% 4,2% 7,4% 4,1%

101-200 6,5% 6,7% 9,0% 1,0% 0,0% 1,5% 2,4% 2,9% 4,2% 7,4% 4,1%

201-365 1,6% 2,2% 0,0% 2,9% 0,0% 0,0% 0,0% 2,9% 1,7% 2,8% 1,6%

>365 0,0% 0,0% 0,0% 1,9% 1,0% 1,5% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,5%

Niet

gegeven 0,0% 2,2% 6,0% 1,0% 1,0% 0,0% 0,0% 1,5% 2,5% 0,9% 1,6%

Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100,0%

Dit vredegerecht werkt snel. In bijna de helft van de gevallen zal er een vonnis zijn binnen de

week, in bijna 4/5 van alle zaken is het vonnis er binnen de maand. Vooral in de middelste

oorlogsjaren zijn de procedures zeer kort. In 1940 en 1944 zien we de gevolgen van het

oorlogsgeweld die de inval door Nazi-Duitsland en de bevrijding door de geallieerde legers

meebrengen. Een aantal weken lang legt het vredegerecht het werk neer en stapelen de zaken

zich op. Het gaat dan voornamelijk om zaken die hangende zijn als de oorlog begint. Een deel

van de vonnisloze periode heeft namelijk te maken met het feit dat geen enkele partij een

geding inleidt terwijl het oorlogsgeweld woekert in het kanton. Alleen het jaar 1947 zorgt

voor een uitzondering. Dit jaar beginnen de procedures te rekken. Ons inziens valt dit samen

met het aantreden van de nieuwe vrederechter die zich begint in te werken.

Voor de periode tussenin, van 2 tot 10 weken, schommelen de cijfers. De meeste vonnissen

die de rechter niet uitspreekt binnen de week, dateren van 2 of 3 weken na de datum van het

inleidende stuk. Slechts voor 1941 en 1943 krijgen we hier een zwaar tegengestelde

beweging, waarbij het aantal zaken dat binnen de week een uitspraak krijgt niet daalt, maar de

andere zaken dan plots meer dan 3 weken moeten wachten op een oplossing. Een passende

verklaring hiervoor hebben wij vooralsnog niet gevonden.

Een minderheid van de vonnissen komt tot stand meer dan 10 weken na het aanhangig maken

van een geschil. In erg uitzonderlijke omstandigheden duurt een procedure meer dan een jaar,

Page 63: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

55

maar dit komt bijna nooit voor. De procedures die meer dan drie maanden in beslag nemen

zijn doorgaans zaken waarin alvorens recht te doen maatregelen zijn bevolen of zaken waarin

advocaten uitvoerig schriftelijk besluiten hebben genomen.

B. De verschijning van de partijen

Tegensprekelijkheid van de procedure garandeert dat beide partijen hun versie van het recht

en de feiten aan de rechter kunnen voorleggen. Een procedure op tegenspraak is in theorie dan

ook de regel. Verschijnt één van de partijen echter niet, dan zal de rechter een verstekvonnis

uitspreken.200

Tegen een verstekvonnis kan de partij die verstek laat binnen de drie dagen na

de betekening van het vonnis verzet aantekenen bij dezelfde rechter die het verstekvonnis

heeft uitgesproken (Art. 20, §1 WBR).201

Uit de vonnissen valt zeer eenvoudig af te leiden of er sprake is van tegenspraak of verstek. In

de hoofding, bij de vermelding van de partijen, staat immers steeds te lezen 'Alhier

verschijnende in persoon', 'alhier vertegenwoordigd door X' of 'verstek makende'. Ook uit het

motiverend gedeelte en het dispositief blijkt duidelijk of we te maken hebben met een

verstekvonnis of niet. Ook indien een persoon verschijnt om een partij te vertegenwoordigen

zonder de vereiste volmacht, zal er sprake zijn van verstek. Als we deze vonnissen lezen,

blijken zij echter in hoge mate tot stand gekomen te zijn op basis van een tegensprekelijk

debat. Dit komt zeer vaak voor in een situatie waarbij een echtgenote zonder volmacht

verschijnt om haar man te vertegenwoordigen.202

De vrederechter zal dan rekening houden

met de uitspraken van de echtgenote en toch een verstekvonnis vellen.203

Tegenspraak blijft over de hele periode bekeken de regel, maar toch zijn een aanzienlijk

aantal van de vonnissen op verstek gewezen (32,88%).204

Binnen de verschillende jaren

onderling zijn de verschillen echter aanzienlijk. Van 1941 op 1942 verdubbelt het aantal

verstekvonnissen van 22,73% tot 43,93% en dit blijft rond de 45% schommelen tot en met

1945, waarna het aantal verstekvonnissen weer daalt tot 22,83% in 1946. Dat de oorlog een

stijging in het aantal verstekvonnissen meebrengt, zorgt op zich al voor een markante

200

Indien de eiser verstek laat, zal de vrederechter het ontslag van rechtsaanleg uitspreken (Art. 19 WBR). Hij

zal de grond van de zaak dan niet verder onderzoeken. Bijvoorbeeld AR 435 (27 maart 1945) 201

De vrederechter kan een laattijdig verzet aanvaarden indien de afwezigheid of de ernstige ziekte van de

verstek latende partij de afwezigheid op de zitting kan rechtvaardigen. (Art. 21, in fine WBR) 202

Een juridische grond hiervoor geeft de rechter niet. 203

Dit komt verschillende keren voor. Bijvoorbeeld AR 103 (19 maart 1941): De verhuurder vordert 675Fr. aan

achterstallige huur. De huurder maakt verstek, maar diens echtgenote is wel aanwezig en verklaart dat haar man

ziek in bed ligt en werkloos is en dat ze zeven kinderen hebben. Hierop oordeelt de vrederechter dat in die

omstandigheden de achterstallige huur verminderd moet worden tot 405Fr. 204

Zie bijlage nr. 14.

Page 64: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

56

wending. Maar het hoge percentage aan tegensprekelijke vonnissen in 1940 en 1941 maakt de

nodige nuanceringen noodzakelijk. Aangezien de stijging enkel binnen de oorlogsjaren

voorkomt vermoeden wij ervan uit dat de oorzaken hiermee samenhangen. De verplichte

tewerkstelling die in 1942 ingevoerd wordt, kan een deel van deze stijging verklaren. Werken

in het buitenland maakt het verschijnen op de zitting na een bijzonder korte

dagvaardingstermijn bijna onmogelijk.205

Veel algemener zouden de oorlogsomstandigheden

als geheel van consequenties die de bezetting meebrengt de stijging mee kunnen verklaren.

Prijsstijgingen en rantsoenering van levensmiddelen en brandstof zorgen ervoor dat overleven

een prioriteit wordt. Maatregelen van de bezetter zorgen ervoor dat mensen minder snel de

baan opgaan. Tot slot vermelden we nog dat over de hele periode tegen 5,5% van de

verstekvonnissen verzet aangetekend wordt.206

De reden waarom 1940 en 1941 een

uitzondering vormen op de andere oorlogsjaren lijkt ons vooral in de aard van de vorderingen

te liggen. Een substantieel deel van de vonnissen in deze jaren draait rond het invorderen van

zeer grote bedragen aan huurschulden. Het begin van de oorlog veroorzaakt een schok.

Sommige mensen vluchten, de soldaten worden krijgsgevangen genomen en ook voor de rest

van de bevolking valt de samenleving stil. Ook de betaling van huurgelden lijdt hieronder met

grote schulden tot gevolg. Voor veel huurders lijkt deze grote huurschuld een zeer

uitzonderlijke gebeurtenis. Om dit in goede banen te laten lopen verschijnt men zelf voor de

vrederechter.

205

Zie infra p. 76. 206

Zie bijlage nr. 14.

0,00%

10,00%

20,00%

30,00%

40,00%

50,00%

60,00%

70,00%

80,00%

Verschijning partijen

Tegenspraak

Verstek

Page 65: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

57

§ 3. Het vonnis

A. Het voorwerp van de vordering

Het soort geschillen waarover de vrederechter oordeelt, is logischerwijs omlijnd door zijn

materiële bevoegdheid. Ondanks die begrenzing komen zeer diverse kwesties voor de rechter

aan bod. Niet alleen de uitgebreide bijzondere bevoegdheden op basis van artikelen 2bis en 3

Bev.w. en bijzondere wetgeving zorgen hiervoor. Ook de ene zin van artikel 2 Bev.w. die

handelt over de algemene bevoegdheid draagt hiertoe bij. Vooral de grote verscheidenheid

aan geschillen over verbintenissenrecht zijn op dit artikel gebaseerd.

Om al die vorderingen op een adequate manier in te delen, zijn we vertrokken van de

vonnissen zelf. Zo komen we tot de volgende indeling: huur en pacht, andere contractuele

verbintenissen, niet-contractuele verbintenissen, zakenrecht, onderhoudsvorderingen,

opeisingen, kleine nalatenschappen en sociale zekerheid. Omwille van hun groot belang over

de hele periode vormen de huur- en pachtzaken een afzonderlijk onderverdeling.

Het voorwerp van de vordering in percentage van het totaal aantal vonnissen per jaar (1938-

1947)

Uit bovenstaande grafieken kunnen we afleiden dat de vrederechter zich vooral bezighoudt

met conflicten die voortvloeien uit overeenkomsten. De huur- en pachtzaken zijn hierbij

veruit het meest vertegenwoordigd. Ze maken niet minder dan 50,55% uit van alle behandelde

0,00%

10,00%

20,00%

30,00%

40,00%

50,00%

60,00%

70,00%

1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947

Huur/Pacht

Contractueel

Buitencontractueel

Onderhoud

Zakenrecht

Overige

Page 66: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

58

zaken.207

Over de hele periode blijft het aantal zaken waarin geoordeeld wordt over niet-

contractuele materies eerder stabiel. Binnen deze groep van geschillen merken we ook geen

noemenswaardige invloed op van de oorlogsgebeurtenissen. Enkel bij de 'overige' vonnissen

zien we in 1943 en 1946 een lichte stijging. Voor 1943 is deze groei tot 21.05% van de

vonnissen te verklaren door een invordering door de gemeente Beveren van enkele

achterstallige fiscale schulden die verbonden zijn aan openbare werken tijdens 1938 aan de

Kobegeertstraat waarbij voetpaden en riolering werden aangelegd.208

Samen met enkele

betwistingen over opeisingen zijn dit de oorzaken van de plotse groei. Voor 1946 ligt de

verklaring in de achterstallige bijdragen voor de gezinsbijslag. Hierover velt de vrederechter

28 vonnissen wat 22.22% van het totaal aantal vonnissen van dat jaar uitmaakt209

. Deze

vorderingen gaan om bijdragen die verschuldigd zijn door zelfstandigen, doorgaans nog vanaf

1941.210

Als basis geldt hiervoor de wet van 10 juni 1937 die met de gezinsbijslag de eerste

wettelijke sociale zekerheidsregeling voor zelfstandigen en ondernemingshoofden invoert.211

Voor de huur- en pachtzaken enerzijds en de andere contractuele zaken anderzijds vallen wel

hevige schommelingen op. Tijdens de vooroorlogse periode blijken de contractuele zaken de

overhand te hebben. In 1938 maken ze 47,62% van de zaken uit en in 1939 41,90%.

Algemeen genomen beoordeelt de vrederechter eenvoudige invorderingen van kleine,

alledaagse schulden. Verschuldigde bedragen voor de aankoop van etenswaren, kleding of

fietsen en voor kleine aannemingsopdrachten zoals het onderhoud van een voertuig zijn het

meest voorkomend. Ook het invorderen van vervallen verzekeringspremies gebeurt frequent.

Vanaf het begin van de oorlog dalen deze contractuele vorderingen en krijgen we een explosie

van huur- en pachtzaken en daalt het aantal eindvonnissen over andere contracten. Een

mogelijke verklaring voor deze afname die doorgaat tot 1945, kan gevonden worden in de

economische situatie. Van zodra de oorlog begonnen is, krijgen de bezette gebieden te

kampen met voedselschaarste. Dit is de rechtstreekse oorzaak van de strenge rantsoenering en

de stijging van (voedsel)prijzen. De broeksriem moet aangespannen worden en het

belangrijkste hierbij is overleven. In deze situatie lijkt het plausibel dat aankopen grotendeels

207

Zie bijlage nr. 15. 208

Bijvoorbeeld: AR 307 (16 februari 1943). 209

Zie bijlage nr. 15. 210

Het grootste deel van deze zaken wordt behandeld op de zitting van 9 juli 1946. Het gaat om de zaken AR

574 tot AR 595. Uit de vonnissen AR 578 (9 juli 1946) en AR 585 (9 juli 1946) blijkt dat niet alle zelfstandigen

blij zijn met die verplichtingen. De verweerder uit de eerste zaak betwist het bedrag van 1450Fr. niet maar 'wenst

niet te betalen voor de kinderen van een ander', ook in de tweede zaak betwist de verweerder het bedrag van

230Fr. niet, maar weigert hij te betalen. 211

W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Socialezekerheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2009, 24.

Page 67: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

59

beperkt blijven tot wat men met de zegels kan verkrijgen en dat de verkopers er ook op staan

direct betaald te worden. Er is geen ruimte om schulden te laten oplopen.

1940 zal het eerste jaar worden dat de huurzaken boven alle andere zaken uitsteken. Dit blijft

duren tot het laatste bestudeerde jaar. Deze groei bereikt zijn hoogtepunt in 1942. Op dat

moment zijn 66,09% van de behandelde zaken huur- en pachtgeschillen. Tussen de inval door

de Duitse legers en de plotse piek aan huurgeschillen in 1941-1942 bestaat een onmiskenbaar

causaal verband. Als we de huurgeschillen van die periode van dichterbij bekijken merken we

dat het veelal een achterstallige huur betreft die teruggaat tot mei 1940, de maand van de

inval. Mensen die gevlucht zijn en een deel van de gemobiliseerde soldaten die terugkeren uit

het buitenland worden met hun verhuurder en de achterstallige huurgelden geconfronteerd.

Maar ook voor wie niet gevlucht is, valt het leven even stil. Het kan moeilijk verbazen dat

arbeiders die een weinig standvastige job hebben en die afhankelijk zijn van de handen die de

werkgevers in de omliggende steden nodig hebben, met hun periodieke betalingen achterop

geraken. De invorderingen van huurschulden zijn onderworpen aan de regels van de huurwet

van 22 maart 1940. Deze wet zal samen met de besluiten van 20 september 1940 en 18

november 1942 de basis vormen voor vele verminderingen van de huurprijs (en de

huurschuld) tijdens de oorlogsjaren.212

Tegen 1943 is de golf van conflicten over de huurprijs

achter de rug. Een tweede golf van huurzaken komt er wanneer de woningnood die reeds de

hele oorlogsperiode geduurd heeft tegen het bevrijdingsjaar 1944 steeds ernstigere proporties

begint aan te nemen. Vanaf maart 1945 speelt de besluitwet van 12 maart 1945213

een

belangrijke rol bij het toekennen van huurverlengingen.214

We kunnen dus besluiten dat

huisvesting en de conflicten die daarover rijzen van groot belang zijn tijdens de bestudeerde

periode en vooral voor de oorlogs- en naoorlogsperiode een meerderheid van de conflicten

uitmaken waarover de vrederechter oordeelt.

B. Tussenvonnissen en eindvonnissen

Aan een kort moment in de zittingszaal heeft de vrederechter niet altijd genoeg om tot de kern

van de zaak door te dringen. Het gebeurt dan ook dat hij zich niet direct over de grond van de

zaak uitspreekt, maar dat hij eerst een tussenvonnis velt. Als tussenvonnis beschouwen we

hier elke beslissing die de rechter neemt alvorens recht te doen. Elk tussenvonnis heeft als

212

zie hiervoor... 213

verder! 214

Voor deze besluitwet werd er ook voor de huurverlenging teruggevallen op eerder vermelde besluiten van 20

september 1940 en 18 november 1942. infra.

Page 68: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

60

doel de vordering feitelijk of juridisch te verduidelijken. In de meeste gevallen staat

bewijslevering hierbij centraal.

Eind/Tussenvonnissen

1938-1947 Aantal % % (tussenvonnis)

Eindvonnissen 828 93,56% /

Tussenvonnissen 57 6,44% 100,00%

Aanstellen deskundige 27 / 47,37%

Plaatsopneming 13 / 22,81%

Getuigenverhoor

(enkwest) 7 / 12,28%

Eed 3 / 5,26%

Overige 7 / 12,28%

Totaal 885 100,00% /

Tussenvonnissen komen weinig voor. Slechts 6,44% van de vonnissen zijn geen

eindvonnissen. Ook hier krijgen we dus een bevestiging van het beeld dat procedures voor dit

vredegerecht snel en goedkoop verlopen en zonder al teveel franjes.

In de uitzonderlijke situatie dat een tussenvonnis wel voorkomt, gaat het in 47,37% om het

aanstellen van een deskundige. Een aantal feitelijke vaststellingen vallen immers buiten het

kennisveld van de vrederechter zelf. Vaak voorkomende opdrachten die aan deskundigen

gegeven worden, zijn het vaststellen van de graad van arbeidsongeschiktheid215

, het

vaststellen van opgelopen schade aan goederen216

en zakenrechtelijke kwesties217

. Wat een

deskundige besluit, zal de vrederechter bijna altijd volgen. Slechts één deskundigenverslag

legt hij volledig naast zich neer218

.

De op een na populairste maatregel alvorens recht te doen, is de plaatsopneming (22,81%). In

een beperkt aantal zaken komt een getuigenverhoor (enkwest) of een gedingbeslissende eed

215

bijvoorbeeld AR 318 (6 april 1943), AR 422 (6 maart 1945) 216

Dit komt in verschillende contexten voor. De belangrijkste zijn die van de schade aan onroerende goederen

die het voorwerp zijn van huur- of pachtovereenkomsten (bijvoorbeeld AR 129 (7 mei 1941) voor schade aan

gehuurde onroerende goederen en AR 123 (17 mei 1941) voor schade aan onroerende goederen in landpacht en

de schade bij verkeersongevallen of andere buitencontractuele schadegevallen. 217

bijvoorbeeld AR 76 (11 juni 1941): er wordt een deskundige aangesteld om na te gaan welke van de partijen

aan de oorzaak ligt van een verstopte waterafvoer. 218

AR 514 (26 maart1946): Er werd een deskundige aangesteld om de huurwaarde van een woning te schatten.

Voor de uitvoer van deze opdracht werd de verweerder echter niet verwittigd, waardoor er geen tegensprekelijke

schatting kon gebeuren. Daarna legde de deskundige ook zelf zijn verslag niet neer ter griffie, maar gaf hij het

aan de eiser mee die het naar de griffie bracht. Verder heeft de deskundige het verslag niet bekrachtigd onder eed

maar enkel naar eer en geweten. Ook inhoudelijk volgde de deskundige niet alle vereisten die het vonnis had

opgelegd. De vrederechter besluit dan ook dat het verslag 'eenzijdig, partijdig en waardeloos' is. Hierop bepaalt

hij zelf (!) ex aequo et bono de huurwaarde.

Page 69: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

61

voor. Tot slot zijn er nog een aantal vormen van tussenvonnissen die slechts één keer

voorkomen. Het gaat om het bevel bepaalde stukken voor te leggen, het bevel aan de partijen

om persoonlijk te verschijnen en een uitstel om besluiten te nemen. De oorlog lijkt geen

invloed te hebben op het aantal tussenvonnissen.

C. De gegrondheid van de vordering

Waar het uiteindelijk om gaat, is de uitspraak van de vrederechter. Luistert hij naar de eiser?

Neemt hij vrede met het tegenbewijs van de verweerder? Hoeveel succes hebben de eisers die

een vordering instelden?

Om de uitkomst van de zaken in kaart te brengen, verdelen we de uitspraken onder in vier

categorieën. De vorderingen die volledig gegrond worden verklaard, vormen de eerste groep.

Dit wilt dus zeggen dat de rechter de eis volledig inwilligt in al zijn aspecten219

. Indien hij de

eiser echter niet alles toekent wat deze gevraagd heeft, valt de zaak onder de tweede categorie

van de vorderingen die deels gegrond zijn. Keert de eiser volledig met lege handen naar huis

terug en wijst het vonnis zijn vordering volledig af, dan valt het vonnis onder de derde groep

vonnissen die de vorderingen ongegrond verklaren. Ten slotte krijgen de vonnissen waaruit

het akkoord van de partijen blijkt een afzonderlijke categorie toegekend. Gezien de stijl van

de procedure veelal overeenkomt met die van een gesprek tussen de rechter en de partijen

komen elementen van een akkoord zeer vaak voor. Vonnissen waarin de vrederechter het

geding afsluit door de minnelijke overeenkomst van de partijen op te tekenen zien we

daarentegen minder. Naar onze mening is de optekening van een akkoord tussen de partijen in

een vonnis echter niet noodzakelijk opdat er effectief sprake is van een minnelijke

beëindiging van een geding. In veel zaken is de lijn tussen een bekentenis van een verweerder

en een toegeving van diens kant om tot een akkoord te komen zeer dun220

. Het zou dan ook

een onnauwkeurig beeld geven van de werking van het vredegerecht indien we duidelijke

219

Het onderscheid moet gemaakt worden met zaken die de rechter volledig gegrond verklaard, maar waar hij

modaliteiten bepaalt. Zo kan hij bepalen dat een eis tot ontbinding gegrond is, maar dat de verweerder slechts

binnen een jaar moet verhuizen. In zo'n geval verklaart hij de eis gegrond, maar krijgt de eiser de facto niet wat

hij wilt. Het criterium is aldus niet 'wordt de eis gegrond verklaard', maar wel 'krijgt de eiser de facto het

gevraagde resultaat'. De term 'gegrond' die de rechter gebruikt is aldus ruimer dan diegene die wij hier

gebruiken. 220

Een voorbeeld van een zaak die gewoon gegrond werd verklaard, maar waar het eigenlijk om een akkoord

gaat is AR 212 (24 maart 1942): Een eiser vraagt de ontbinding van een pachtovereenkomst en wil 500 Fr.

schadevergoeding. De verweerder zegt het stuk land te willen verlaten, maar gaat niet akkoord met de

schadevergoeding. Hierop trekt de eiser zijn eis tot schadevergoeding in. De vrederechter verklaart de eis tot

ontbinding gegrond, zonder die eis inhoudelijk te onderzoeken en neemt akte van de verzaking aan de tweede

eis.

Page 70: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

62

voorbeelden van een akkoord dat echter niet in die vorm voorkomt in het uiteindelijke vonnis

negeren.221

Een meerderheid van de vorderingen is zonder meer gegrond222

. Samen met een percentage

van ongegronde vorderingen dat schommelt rond de 10% wijst dit erop dat er weinig

onbezonnen geprocedeerd wordt en dat de eisers hun kansen vrij goed inschatten. Een

volledig ongegronde vordering is dus uitzonderlijk. Dit wilt echter niet zeggen dat de

vrederechter elke eiser zomaar op zijn wenken bedient.

Hoewel het aantal gegronde vorderingen in 1939 tot 69,7% stijgt, bereikt dit aantal

vorderingen een absoluut dieptepunt in 1941 met 44,2%. Voor de hele oorlogsperiode kunnen

we zelfs een vermindering van het aantal gegronde vorderingen noteren. Wilt dit zeggen dat

partijen hun conflicten onbezonnen op de rol van het vredegerecht laten plaatsen? Absoluut

niet. Waar het aantal gegronde vorderingen daalt, stijgt het aantal vorderingen dat de rechter

deels gegrond bevindt. Hij tempert met andere woorden de vorderingen van de eisers. Het is

een spoor van de oorlog en een manifestatie van de verdeling van de lasten die de

vrederechter ter harte lijkt te nemen223

. Een hoogtepunt van deze vorderingen laat zich zien in

1941. In dat jaar oordeelt de rechter dat 34,6% van alle vorderingen slechts deels gegrond is.

De Bijzondere huurwetgeving ligt grotendeels aan de oorsprong van deze uitspraken. Zij legt

de vrederechter immers op onder bepaalde omstandigheden vorderingen van achterstallige

huur te verminderen naarmate de oorlogsomstandigheden voor betalingsmoeilijkheden

zorgen. Gezien de enorme betalingsachterstanden die veel huurders oplopen vanaf het begin

van de oorlog, laat deze wetgeving een duidelijke stempel na op de gegrondheid van de

vorderingen.224

Ondanks de aanpak van de rechter, blijft het aantal akkoorden toch vrij beperkt. Met een

gemiddelde van 9,2% kunnen we bezwaarlijk spreken van veel verzoenend succes. Aangezien

een conflict dat voor de vrederechter komt al een lange weg heeft afgelegd en de afslag van de

minnelijke oplossing doorgaans reeds lang achter de partijen ligt, zorgt dit op zich niet voor

een grote verrassing. Die bemiddelende aanpak van de vrederechter garandeert dan ook vooral

221

Er blijven dus veel zaken over die zeer dicht aanleunen tegen een minnelijke overeenkomst of die duidelijke

kenmerken hebben van een akkoord, maar die wij niet onder deze categorie hebben opgenomen omdat het

akkoord niet manifest aanwezig was. 222

Het gaat om een gemiddelde van 57,1% van alle vorderingen van 1938 tot 1947. Als we de zaken samentellen

die ten minste deels gegrond zijn of die de partijen afsluiten met een akkoord, bereikt we een gemiddelde van

85,9%. Zie bijlage nr. 17. 223

Dit is echter niet volledig aan hem toe te schrijven, maar ook voor een groot deel aan bijzondere wetgeving

die hem hiertoe verbindt. 224

Zie infra p. 104.

Page 71: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

63

de betrokkenheid van de partijen en de constructieve afhandeling van het geschil. Zoals

vermeld zien we dan ook veel elementen van verzoening, hoewel een echt akkoord eerder

ongebruikelijk is. Ook over deelaspecten zoals een schema voor de afbetaling van de schulden

is er vaak een akkoord, maar dit hebben wij niet opgenomen in onze cijfers.225

1. Invloed van de advocaat op de gegrondheid van de vordering.

Als we de voorgaande gegevens koppelen aan de vertegenwoordiging van de partijen door

een advocaat, bekomen we de volgende tabel.226

Gegrondheid-advocaat

(1939-1947)

geen

advocaten

eiser

advocaat

verweerder

advocaat

beiden

advocaat

Gegrond 68,2% 63,6% 36,4% 41,1%

Deels gegrond 23,5% 17,4% 33,3% 20,5%

Ongegrond 6,2% 10,8% 18,2% 31,3%

Akkoord 2,2% 8,2% 12,1% 7,1%

Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

De tabel laat zien hoeveel zaken onder de 4 gegeven categorieën vallen indien de partijen

geen advocaten hebben, indien alleen de eiser/verweerder een advocaat heeft of als beide

partijen een advocaat hebben. De resultaten vallen op zijn minst opmerkelijk te noemen. Zo

225

Bijvoorbeeld AR 489(29 maart 1939): Een schoenenfabrikant vordert 825,05 Fr. voor geleverde koopwaren

aan verweerder. De vordering wordt gegrond verklaard en de eiser gaat akkoord met de vraag van de verweerder

om de schulden af te betalen met 50Fr./maand. 226

Zie ook bijlage nr. 17.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

80,0%

1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947

Gegrondheid 1938-1947

Gegrond

Deels Gegrond

Ongegrond

Akkoord

Onontvankelijk

Page 72: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

64

kunnen we bijvoorbeeld aflezen uit de tabel dat van alle zaken waarbij de partijen geen

advocaat hebben er 68,2% volledig gegrond zijn227

, terwijl dit maar voor 36,4% van de zaken

geldt waarbij de verweerder een advocaat heeft. Het verschil tussen de situatie waarin er geen

advocaten aan te pas komen en de situatie waarin alleen de eiser een advocaat heeft lijkt

gering. Dit leidt dan ook tot de conclusie dat vooral voor de verwerende partij een advocaat

een serieuze impact kan hebben in het ontkrachten van een vordering. Indien de verweerder

een advocaat heeft, zijn er immers tot 30% minder vonnissen volledig gegrond. Wat het hoge

cijfer van ongegronde vorderingen betreft in het geval dat beide partijen een advocaat hebben,

mogen we niet uit het oog verliezen dat partijen doorgaans slechts een advocaat onder de arm

nemen indien het geschil een voor hen ontoegankelijke materie betreft of indien het conflict

zelf vrij complex is. Het behoeft weinig uitleg dat een vervallen verzekeringspremie

invorderen terwijl de verwerende partij verstek maakt op zich minder om het lijf heeft dan het

afdwingen van een erfdienstbaarheid waarbij twee advocaten elkaar bekampen met Kluyskens

en Cassatie. De 68,2% vorderingen die de partijen aan de vrederechter voorleggen en die hij

zonder meer gegrond verklaart kunnen we dan ook deels verklaren door de tegenovergestelde

redenering. Dit zijn vaak eenvoudige vorderingen die de partijen zelf behoorlijk goed kunnen

inschatten. Zo komen er weinig advocaten kijken bij het invorderen van een zekere en

vaststaande schuld en zijn verstekvonnissen sowieso in de meeste gevallen volledig in het

voordeel van de eiser.

Ten slotte wijzen we op het hogere aantal akkoorden indien er advocaten tussenkomen in de

procedure. De advocaten zijn natuurlijk minder vastgeroest in het conflict dan de partijen zelf

en behouden zo iets meer de ruimte voor een minnelijke overeenkomst.

D. Rechtsbronnen

Rechtsbronnen 1938-1947

Wetgeving 16,4%

Rechtspraak 0,7%

Rechtsleer 0,9%

Geen rechtsbronnen 82,0%

Totaal 100,0%

227

In deze categorie en de categorie waarbij alleen de eiser een advocaat heeft zitten natuurlijk ook de

verstekvonnissen die in de meeste gevallen zonder meer gegrond worden verklaard.

Page 73: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

65

Om na te gaan in welke mate de vrederechter in zijn motivering terugvalt op rechtsbronnen,

zijn we in elk vonnis nagegaan of een expliciete verwijzing naar wetgeving228

, rechtspraak of

rechtsleer voorkomt in het motiverend gedeelte van het vonnis. In elk vonnis staat een

verplichte verwijzing naar de relevante artikelen van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik

van talen in gerechtszaken die hier buiten beschouwing blijft. Het is immers de bedoeling na

te gaan welke rechtsbronnen een eventuele invloed hebben op het oordeel van de rechter.

Tweeëntachtig procent van alle vonnissen die onder ons vergrootglas hebben gelegen

vertonen in hun motiverend gedeelte geen enkel spoor van de toegepaste wetgeving. Ondanks

het feit dat de motivatie van een vonnis een andere invulling krijgt dan vandaag gebruikelijk

is, blijft dit een opmerkelijk hoog cijfer. In nog geen twee zaken op de tien verwijst de rechter

in zijn vonnis naar een wetsartikel dat volgens hem toepassing krijgt in het geschil. Als een

wet dan toch een vermelding in het vonnis krijgt, dan gaat het in het merendeel van de

gevallen om een bijzondere wet. De meest courante verwijzingen zijn dan ook die naar de wet

van 20 juli 1932 op de onderhoudsuitkering tussen echtgenoten229

, de wet van 16 mei 1900 op

de kleine nalatenschappen, de verschillende besluiten en (besluit)wetten inzake huur en pacht

en de gecoördineerde wetten op de arbeidsongevallen. Het burgerlijk wetboek biedt vooral

soelaas bij zakenrechtelijke of verjaringsgerelateerde conflicten, maar daarbuiten komt een

verwijzing naar het wetboek van 1804 nauwelijks voor. Er is dus absoluut geen sprake van

een systematische verwijzing naar de toegepaste regels, tenzij een specifieke wet de materie

regelt. Dit gebrek aan verwijzingen zorgt ervoor dat het vaak enige kennis van zaken of

onderzoekswerk vergt om de toegepaste regels te achterhalen. Want een gebrek aan

verwijzing naar de regels komt daarom niet noodzakelijk overeen met een gebrek aan

toepassing van de regels.

Voor het ontbreken van de primaire rechtsbronnen staan twee redenen centraal. De

constellatie en het gebrek aan professionele kennis bij de partijen enerzijds en de informaliteit

van het instituut anderzijds. Beide verklaringen lopen in elkaar over. Ten eerste komen

228

De verwijzing naar de plaatselijke gewoonte en gebruiken als rechtsbron komen quasi nooit voor. Het

belangrijkste voorbeeld is AR 427 (11 mei 1938): De verweerder heeft een overeenkomst gesloten met de eiser

om voor 2 jaar de oogst van zijn boomgaard aan de eiser te verkopen. De lokale gewoonte is dat de helft van de

overeengekomen prijs betaald wordt op een onbepaald tijdstip voor de pluk. Dit handgeld is in beginsel bij de

koper haalbaar. Verweerder kwam aan de echtgenote van eiser dit voorschot vragen. De echtgenote was echter

niet op de hoogte van de overeenkomst en vroeg om terug te komen. Eiser wilt dat het handgeld alsnog aanvaard

wordt. Verweerder stelt dat volgens hun overeenkomst het voorschot binnen de 14 dagen betaald moest zijn.

Eiser vraagt dit onder eed te herhalen. Verweerder doet dit en de eis wordt ongegrond verklaard. 229

Meer bepaald artikel 214b BW dat de echtgeno(o)t(e) in staat stelt onderhoudsgeld te krijgen en dit

rechtstreeks afgehouden van de inkomsten van de onderhoudsplichtige. Zie infra p. 76 et seq.

Page 74: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

66

advocaten op zich al weinig voor en gebeurt het vaak dat de partijen zelf verschijnen. Hoewel

de partijen dan soms wel enige weet hebben van de wetgeving, zijn zij zeer weinig bezig met

het motiveren van hun eis op basis van concrete juridische argumenten. En zelfs als ze dit wel

doen, weten ze niet altijd de juiste regels bij de naam te noemen.230

Dergelijke verklaring

moet natuurlijk in één adem genoemd worden met de tweede verklaring, de informaliteit van

de instelling. De losse procedure voor de vrederechter die in principe mondeling - en dus over

het algemeen zonder geschreven besluiten - verloopt, werkt dit gebrek aan verwijzingen naar

rechtsbronnen nog in de hand. Waar een behandeling van een zaak bijna de vorm aanneemt

van een gesprek tussen de partijen en de rechter, kan ook geen juridische taalgebruik verwacht

worden van de niet-juridisch geschoolde partijen. Indien we daarbij nog in het achterhoofd

houden dat deze vrederechter meer dan 70% van de vorderingen beslecht op de

inleidingszitting, wordt het gebrek aan verwijzingen naar wetten al een stuk begrijpelijker.

Toch verklaart dit niet alles. Ook de vrederechter zelf en zijn griffier spelen hier natuurlijk

een belangrijke rol. Zij bepalen immers zelf mee hun werkstijl.

Verwijzingen naar rechtspraak en rechtsleer zijn nog zeldzamer. Zij halen elk nog géén 1%

van alle vorderingen. Ook hier wijzen we naar gelijkaardige verklaringen. De rechter zal

alleen ingaan op rechtspraak en rechtsleer als de partijen hem deze bronnen voorleggen. Door

de bank genomen gebeurt dit alleen als advocaten schriftelijke besluiten hebben gemaakt in de

zaak.231

Het geval waarin er advocaten aan te pas komen, die ook nog eens besluiten

neerleggen waarin rechtspraak en rechtsleer voorkomt, blijkt zeer uitzonderlijk. Soms verwijst

de rechter zelfs gewoon naar de generische term 'de rechtspraak' of 'de rechtsleer' zonder

verder te specificeren waar hij het over heeft232

.

Rest ons nog de vraag naar welke rechtspraak en rechtsleer de vonnissen verwijzen. Op tien

jaar tijd verwijst de vrederechter in zijn vonnissen naar een totaal van 9 werken uit de

230

Er zijn echter uitzonderingen, bijvoorbeeld: AR 335 (22 juni 1943). Een dokter vordert 1900Fr. aan kosten

voor geneeskundige bijstand verleend aan de overleden man van verweerster. Die zegt echter dat deze zorgen

verleend werden meer dan een jaar geleden en dat volgens art 2272 B.W. een rekening van een geneesheer na 1

jaar verjaart. Het lijkt ons echter niet uit te sluiten dat hier enige hulp van de vrederechter zelf aan te pas kwam. 231

Bijvoorbeeld AR 453 (28 september 1938). Een ongeval tussen een vrachtwagen en een kar heeft al geleid tot

een strafproces tegen de bestuurder van de vrachtwagen (hier de verweerder) voor onvrijwillige slagen en

verwondingen voor het Hof van Beroep van Gent, voor een vordering tot het verkrijgen van schadevergoeding

ingeleid wordt bij de Beverse vrederechter.. De verweerder is echter vrijgesproken en de advocaten wijzen op

rechtspraak (Rb. Brussel 2 augustus 1933, Pas., III, 197) en rechtsleer (R.P.D.B., II, 23, nr. 192; A. DE VILLÉ en

R. PIRSON, Responsabilité extra-contractuelle, II, s.l.n.d., 170, nr. 318) om aan te tonen dat de vrijspraak voor

onvrijwillige slagen en verwondingen ook leidt tot het een gebrek aan de nalatigheid die vereist is voor de

burgerlijke aansprakelijkheid. De vrederechter volgt deze stelling en verklaart de vordering tot schadevergoeding

op basis van art. 1382 BW ongegrond. 232

Bijvoorbeeld AR 23 5 (13 december 1941).

Page 75: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

67

rechtsleer. Vijf van de geciteerde werken zijn niet Belgisch, maar Frans van oorsprong.233

Dit

geeft duidelijk de indruk dat de werken van deze Franse auteurs ook nog een plaats innamen

als standaardwerk. Ook de Franse rechtspraak krijgt aandacht. Meer nog, over de gehele

periode krijgen in totaal drie arresten van het Franse Hof van Cassatie een vermelding234

,

terwijl slechts één arrest van het Belgische Hof van Cassatie terugkomt in een vonnis.235

Tien

jaar is het Beverse vredegerecht doorgekomen met maar één verwijzing naar het Belgische

Hof van Cassatie. Ook dit weerspiegelt niet alleen het beeld van een andere tijd, maar ook van

een rechter die de nadruk legt op de vrede en minder op het recht.

233

De Franse auteurs zijn: G. BAUDRY-LACANTINERIE, E. FUZIER-HERMAN, M. PLANIOL en M. PICARD en R-J.

POTHIER (in een editie van M. DUPIN). De Belgische auteurs zijn: A. DE VILLÉ en R. PIRSON, A. KLUYSKENS, E.

VAN DIEVOET, W. VAN EECKHOUT . Ook Het R.P.D.B. komt eenmalig voor. 234

Het gaat om drie verwijzingen in hetzelfde vonnis. AR 251 (5 september 1942). Er wordt verwezen naar

Cass. (FR) 25 oktober 1887, D. P. 1888, I, 106; Cass. (FR) 22 november 1892, D. 1893, I, 29; Cass. (FR) 23

november 1898, D.P., 1899, I, 37 en naar A. KLUYSKENS (geen verdere informatie in het vonnis) om het bewijs

te leveren dat een waterleiding conform art. 688 BW en art. 689 BW voortdurende en zichtbare

erfdienstbaarheden zijn, waardoor de waterleiding waar het geschil om gaat wel degelijk een erfdienstbaarheid is

door verkrijgende verjaring en dat ze om die reden ook hersteld dient te worden. 235

Het gaat om een verwijzing naar Cass.[datum ontbreekt in het vonnis], Pas.1943, I, 353-354 in AR 502 (19

maart 1946). Dit vonnis handelt over het bewijs van het tenietgaan van de opzeg als na het geven van de opzeg

een verhoging van de pacht wordt afgesproken. Door de pachtprijs te verhogen beweert de pachter dat een

nieuwe pachttermijn begonnen is. Het bewijs wordt geleverd door een eed van de verweerder. De vordering om

de gegeven opzeg geldig te doen verklaren, is ongegrond. De context waarin dit datumloos arrest van het Hof

van Cassatie aan bod komt is onduidelijk in het vonnis.

Page 76: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

68

Hoofdstuk 6: Alimentatie

§1. Inleiding

Familiebanden behoren tot de stevigste draden van het sociale vangnet. Solidariteit is echter

niet altijd het gevolg van de nobelste gevoelens. De zaken die we in dit hoofdstuk bespreken,

zijn er waar familiebanden niet sterk genoeg blijken en waar een behoeftige partij aan de

vrederechter vraagt om een door de wetgeving gewaarborgde onderhoudsplicht af te dwingen.

Na een beknopt overzicht van het recht inzake alimentatie, volgt een bespreking van de

verschillende elementen van deze materie die de vonnissen zelf naar voor brengen. Belangrijk

zijn onder andere het artikel 214b BW dat een toepassing vindt in een grote meerderheid van

alle onderhoudsvorderingen, de elementen die een invloed hebben op het bewijzen van de

(grootte van de) behoeftigheid en op de bepaling van de bijdrage en de onderhoudsvordering

van de ascendenten. We staan natuurlijk ook stil bij de eventuele schaduwen van de oorlog.

§2. Beknopt overzicht van het recht inzake de onderhoudsplicht

A. Begrip

Wie in een staat van behoefte terechtkomt, kan op basis van de wet bepaalde personen met

wie hij een familieband heeft dwingen om hem te voorzien van voor het leven noodzakelijke

middelen. Dit veronderstelt twee voorwaarden: de behoeftigheid van de

onderhoudsgerechtigde en een onderhoudsplichtige die voldoende middelen heeft om af te

staan236

. De feitenrechter beoordeelt deze voorwaarden soeverein. Aan de basis van de

onderhoudsplicht ligt een in de wetgeving verankerde familiale solidariteit. Enkel de door de

wet bepaalde familieband geeft daarom aanleiding tot het ontstaan van een

onderhoudsverplichting.

B. Categorieën onderhoudsplichtigen en onderhoudsgerechtigden

We onderscheiden onderhoudsverplichtingen tussen de volgende personen237

:

1. Echtgenoten (art. 212 BW en art. 205 §§2 tot 5 BW) . De onderhoudsplicht tussen

echtgenoten is gebaseerd op de wederzijdse plicht tussen echtgenoten om elkaar bij te staan

(art. 212 BW) en krijgt een specifieke vertaling in een onderhoudsverplichting in artikel 214b

236

H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1939, 602, nr. 543 (hierna afgekort

als H. DE PAGE, Traité I); A. KLUYSKENS, Beginselen van burgerlijk recht, VII, Antwerpen, Standaard

Boekhandel, 1942, 284, nr. 332 (hierna afgekort als A. KLUYSKENS, Beginselen VII). 237

Buiten de traditionele alimentatieplicht tussen bepaalde lede van een familie zoals we die hierna opsommen,

bestaat nog de onderhoudsverplichting van de begiftigde tegenover de schenker. Deze mogelijkheid is gebaseerd

op de mogelijkheid een schenking te herroepen wegens ondankbaarheid (art. 955-3° BW). A. KLUYSKENS,

Beginselen VII, 293, nr. 347.

Page 77: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

69

BW. De wetgever heeft in art. 214b, tweede alinea BW e.v. de echtgenoten ook van een

belangrijk wapen voorzien om een dergelijke bijdrage in het huishouden af te dwingen door

middel van een rechtstreekse afhouding op de inkomsten van de onderhoudsplichtige. Er

bestaat ook de speciale mogelijkheid voor de langstlevende echtgenoot om op basis van art.

205 BW alimentatie te vorderen tegen de nalatenschap van de eerstgestorven echtgenoot238

.

2. Bloedverwanten in de rechte lijn, zowel descendenten als ascendenten (art. 205 §1 BW en

art. 207 BW dat de wederkerigheid bepaalt). Een speciaal geval zijn de minderjarige kinderen.

Artikel 203 BW legt de ouders eenzijdig de plicht op hun kinderen groot te brengen door hen

voeding, onderhoud en een opvoeding te geven239

. Dit valt echter niet onder de

alimentatieplicht sensu stricto240

.

3. De natuurlijke kinderen die wettelijk erkend zijn en hun ouders (art. 337 BW).

4. Bepaalde aanverwanten: schoonzoons, schoondochters en hun schoonouders (art. 206 BW).

In principe is wederkerigheid de regel. Dit wilt zeggen dat de bovenvermelde personen zowel

onderhoudsgerechtigde als onderhoudsplichtige zijn tegenover elkaar. Een uitzondering

bestaat echter voor de minderjarige kinderen, waarvoor de eenzijdige onderhoudsplicht speelt

ten laste van de ouders (art. 203 BW).

C. Kenmerken

De alimentatieplicht heeft nog andere kenmerken241

. Ten eerste is zij zowel langs de

actiefzijde als de passiefzijde strikt persoonlijk. Een cessie van schuld door de

onderhoudsplichtige is niet mogelijk en ook de onderhoudsgerechtigde mag zijn rechten op

onderhoudsgeld niet zomaar overdragen. Ook schuldvergelijking of subrogatie zijn niet

mogelijk, een onderhoudsuitkering moet immers een oplossing bieden voor een onmiddellijke

behoefte van een persoon en kan dus niet zomaar voor andere doeleinden aangewend worden.

Ten tweede is de onderhoudsrente om dezelfde reden ook principieel onaantastbaar en dus

niet vatbaar voor beslag onder derden door de schuldeisers van de onderhoudsgerechtigde

(art. 581 W. Rpl).

238

Ibid., 287, nr. 338. 239

Ibid., 288, nr. 339. 240

H. DE PAGE, Traité I, 603, nr. 544. 241

H. DE PAGE, Traité I, 625, nr. 561.

Page 78: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

70

Ten derde raakt deze materie de openbare orde. Hieruit volgt onder meer dat men geen

overeenkomst kan sluiten in strijd met de wet242

.

Ten slotte is de onderhoudsschuld deelbaar en is er van hoofdelijkheid onder de schuldenaren

geen sprake. Dit heeft tot gevolg dat de onderhoudsgerechtigde elke onderhoudsplichtige

enkel voor zijn deel in de onderhoudsschuld kan aanspreken243

.

D. Voorwerp van de onderhoudsschuld

Betaling in geld is de gangbare manier om aan een onderhoudsschuld te voldoen. Slechts

uitzonderlijk staat de vrederechter de aflossing van de schuld in natura toe en kan de

onderhoudsplichtige de behoeftige in huis nemen. In twee situaties kan een toekenning van

een onderhoudsrecht in natura gebeuren. Ofwel als de onderhoudsplichtige bewijst een

onderhoudsuitkering niet te kunnen betalen (art. 210 BW), ofwel als een moeder of vader dit

zijn kind aanbiedt (art. 211 BW).

De grootte van de uitkering is afhankelijk van een dubbele standaard, die op zich ook de

voorwaarde inhoudt om een uitkering te verkrijgen: de grootte van de behoefte en het

vermogen van de onderhoudsplichtige (art. 208 BW). DE PAGE stelt dat ook de socio-

economische status van belang is, want 'L'état de misère est toujours relatif'244

. Het is aan de

vrederechter om met de verschillende omstandigheden rekening te houden. Onderhoud

bedraagt meer dan voeding alleen. Al het levensnoodzakelijke maakt er deel van uit, dus ook

kleding, onderdak, medische verzorging en begrafeniskosten.

Gelukkig is een armoedige situatie niet altijd een constante in een mensenleven. De

onderhoudsplicht moet zich dan ook perfect kunnen aanpassen aan de actuele staat van

behoefte. Verandert de situatie die aanleiding gaf tot het vonnis dat aan de basis ligt van de

onderhoudsplicht, dan kan de onderhoudsplicht herzien worden245

.

Over het moment dat als aanvangspunt van de onderhoudsplicht gezien moet worden, bestaat

discussie. Algemeen lijkt men aan te nemen dat dit valt op het moment waarop de

behoeftigheid ontstaat. De rechter dient dit punt vast te stellen en retroactief vanaf dan

alimentatie toe te kennen. Zowel DE PAGE als KLUYSKENS zijn het met deze visie niet eens en

stellen dat de datum van de dagvaarding als uitgangspunt moet genomen worden: Als men

242

A. KLUYSKENS, Beginselen VII, 305, nr. 363. 243

Ibid., 304, nr. 362. 244

H. DE PAGE, Traité I, 617, nr. 551. 245

Ibid., 617, nr. 552.

Page 79: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

71

echt behoeftig is, wacht men niet om een vordering in te stellen. Wie geen vordering instelt, is

niet behoeftig, tenzij hij het bewijs levert dat hij verhinderd werd (eerder) een vordering in te

stellen246

.

E. Hiërarchie van de onderhoudsplichtigen

Als er meerdere personen in aanmerking komen om de behoeftige van een alimentatie te

voorzien, bestaat er discussie over de vraag wie men kan aanspreken als onderhoudsplichtige.

Er zijn immers twee stromingen. De ene gelooft in een concurrentieel systeem waarbij de

onderhoudsplichtige iedere potentiële schuldenaar die hij wil op hetzelfde moment kan

aanspreken, de andere is gewonnen voor een rangregeling onder de schuldenaren. De

rechtspraak lijkt op dit punt hopeloos verdeeld, maar DE PAGE en KLUYSKENS zien enkel in

een rangregeling de oplossing van het probleem247

. Als criterium nemen zij dat de persoon

met de dichtste familieband als eerste aangesproken moet worden: eerst de echtgeno(o)t(e),

dan descendenten, de ascendenten, de erkende natuurlijke kinderen, de aanverwanten in de

dalende lijn, de aanverwanten in de stijgende lijn en tenslotte de begiftigden248

.

F. Bewijslast

In principe geldt de regel actor incumbit probatio en moet de aanlegger zijn behoefte

bewijzen. In de praktijk -we zien dit ook in Beveren - keert de bewijslast echter zeer

gemakkelijk om. De vrederechter neemt de behoeftigheid zeer gemakkelijk aan, waarop het

aan de verweerder zal zijn om aan te tonen dat de eiser over voldoende bestaansmiddelen

beschikt249

.

§ 3. De Onderhoudsplicht tussen echtgenoten.

Ontegensprekelijk de meest voorkomende vorm van onderhoudsvordering, is deze tussen

echtgenoten. Zij zijn elkaar immers niet alleen bijstand verplicht (art. 212 BW), de wetgever

verwacht van hen ook dat zij elk volgens hun eigen mogelijkheden bijdragen tot het

onderhouden van het gezin (art. 214b, eerste alinea BW) . Dit wil dus zeggen dat één van de

echtgenoten via deze weg ook een bijdrage in het onderhoud van de kinderen kan bekomen.

Binnen deze materie neemt de snelle procedure van art. 214b, tweede alinea BW, die de

onderhoudsgerechtigde in de mogelijkheid stelt om een bepaalde bedrag rechtstreeks van de

246

Ibid., 617, nr. 553; A. KLUYSKENS, Beginselen VII, 303, nr. 361. 247

H. DE PAGE, Traité I, 619, nr. 556; A. KLUYSKENS, Beginselen VII, 294, nr. 348. 248

A. KLUYSKENS, Beginselen VII, 295, nr. 348. 249

A. KLUYSKENS, Beginselen VII, 298, nr. 352.

Page 80: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

72

bron van de inkomsten van de onderhoudsplichtige echtgenoot te verkrijgen een belangrijke

plaats in.

Als we de toepassing van het alimentatierecht voor het Beverse vredegerecht tijdens de

besproken periode moeten omschrijven, dan kunnen we stellen dat er één bepaald type van

vordering duidelijk domineert. In 80% van alle onderhoudsvorderingen krijgen we te maken

met een vrouw250

die de procedure voorzien in art. 214b, tweede alinea BW gebruikt om in

het geval van een feitelijke scheiding een bepaald bedrag251

rechtstreeks te ontvangen op het

loon van haar echtgenoot om te voorzien in het onderhoud van haarzelf en eventueel van haar

kinderen. Daar komt nog bij dat de eisers in 55% van de gevallen genieten van de kosteloze

rechtspleging. Vergeleken met de algemene cijfers voor het gebruik van de kosteloze

rechtspleging is dit dus zeer hoog.

Bij de vonnissen die handelen over onderhoudsuitkeringen tussen echtgenoten, keren drie

specifieke themata steeds terug. Ten eerste is dit de schuld aan de feitelijke scheiding,

vervolgens de behoefte van de eiser en de mogelijkheid tot bijdragen van de verweerder en

ten slotte de procedure. We bespreken de Beverse rechtspraak en toetsen deze telkens kort aan

de rechtspraak en rechtsleer uit dezelfde periode.

A. De feitelijke scheiding

De huwelijkspartners komen de bijstandsplicht uit het primair huwelijksstelsel (art. 212 BW)

doorgaans in natura tegemoet door samen te leven. Als het huwelijk echter in onrustige

wateren terechtkomt en een van de echtgenoten de gemeenschappelijke woonst (het schip)

verlaat, ontstaat er tussen hen een feitelijke scheiding. Nu moet de achtergebleven

echtgeno(o)t(e) de brokstukken van het gezin bijeen zien te houden. Aangezien er nog geen

sprake is van een echtscheiding, geldt de bijstandsplicht nog steeds. De huwelijkspartner die

de scheiding te lijden heeft, zal op basis van artikel 212 iuncto 214b BW252

van de ander een

bijdrage in de behoeften van het huishouden kunnen vorderen die in verhouding staat met zijn

vermogen en zijn staat.253

De huwelijkspartner die niet schuldig is aan de feitelijke scheiding

250

Er is ons geen enkel vonnis bekend waarin een man van zijn echtgenote een onderhoudsuitkering vordert. 251

dit wordt uitgedrukt in .../m; .../w; of in breukdelen en percentages van het loon. 252

De iure zijn dit twee verschillende vormen van onderhoudsvorderingen en ze worden in de literatuur ook

apart besproken (dit is bijvoorbeeld zeer duidelijk in J. VAN NUFFEL, De rechten der vrouw, Kortrijk, Albert

Decaluwe, s.d., 28). De ene vorm is een jurisprudentiële constructie die voortbouwt op art. 212 BW en die de

verlaten vrouw van een onderhoudspensioen moet voorzien, art. 214b BW is eerder een verplichting aan beide

echtgenoten om hun volledige gezin bij te staan. De facto valt men echter steeds terug op artikel 214b BW, ook

als het alleen om het onderhoud van de vrouw gaat. Deze praktijk wordt ook gelegitimeerd door de Rechtbank

van Eerste Aanleg van Antwerpen (Rb. Antwerpen 13 juni 1939, JJP 1939, 381) 253

A. KLUYSKENS, Beginselen VII, 285, nr. 334.

Page 81: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

73

kan zo een onderhoudsbijdrage verkrijgen van de ander. Dit punt is over de hele periode

geregeld het onderwerp van discussies die vaak ook beslissend zijn voor de uitkomst van het

geschil.

1. Beverse rechtspraak

Uit de vonnissen blijkt dat er een vermoeden van schuld aan de feitelijke scheiding bestaat ten

laste van de persoon die zelf de echtelijke woonst heeft verlaten. De vrederechter verwacht

van een eiser die zijn partner verlaten heeft een duidelijke rechtvaardiging vooraleer hij een

onderhoudsvordering gegrond verklaart. Kan die niet gegeven worden, dan zal hij de

vordering ongegrond bevinden. Anders zou de echtgenoot die bijstand vraagt immers zelf aan

de basis liggen van de eigen behoefte en dus geen recht hebben op een onderhoudsuitkering.

Heeft de verweerder de samenlevingsband verbroken, dan zal dit bij gebrek aan

rechtvaardiging ook volstaan om de schuld van de scheiding bij hem/haar te leggen en de

uitkering toe te kennen.

In zijn meest eenvoudige vorm komen we dit bijvoorbeeld tegen in een vonnis van 23

december 1943254

waar een vrouw aan de vrederechter een machtiging vraagt om 200

Fr./week rechtstreeks op de inkomsten van haar man te ontvangen. De echtgenoot in kwestie

had de echtelijke woonst verlaten en weigerde naar zijn vrouw terug te keren 'omdat het

echtelijk leven niet meer ging'. De vrederechter stelt dat hij in zulk geval gehouden is het

zijne bij te dragen in het onderhoud van het gezin. 150Fr./week zal rechtstreeks op zijn loon

worden afgehouden. Het loutere feit dat hij het niet meer kan uithouden bij zijn partner

verandert daar niks aan: de verlaten vrouw heeft recht op een onderhoudspensioen.255

In een

tweede voorbeeld spreekt de vrederechter recht in een zaak waarin een huishoudster van haar

man, een hulpagent bij de rijkswacht, de helft van zijn loon vordert per maand256

. Hij heeft

haar immers verlaten en hij betaalt haar op dat moment helemaal niks. Hoewel ze geen

kinderen hebben, is hij toch gehouden het zijne bij te dragen, beslist de vrederechter. Gezien

ze zelf echter wel de handen uit de mouwen kan steken, volstaat een bedrag van 2/5 op het

loon van de verweerder. Een bijna identieke zaak komt voor op 22 januari 1946257

. Het enige

verschil met het voorgaande voorbeeld is dat deze vrouw wél kinderen heeft. Ook hier moet

de man zijn bijdrage leveren, maar verwacht de vrederechter niet dat de kroostrijke vrouw

254

AR 360 (23 december 1943). 255

Deze algemene regel vinden we ook zonder verdere uitwerking terug in een werk dat vrederechter VAN

NUFFEL zelf heeft geschreven. J. VAN NUFFEL, De rechten der vrouw, Kortrijk, Albert Decaluwe, s.d., 29. 256

AR 421 (6 februari 1945). 257

AR 504 (22 januari 1946).

Page 82: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

74

zomaar aan het werk kan. De vordering wordt volledig gegrond verklaard voor een bedrag

van 1/2 op het loon per maand258

. Sommige mannen proberen hun vertrek te rechtvaardigen

door te wijzen op het overspel van hun echtgenote. Het bewijs leveren van zo'n beschuldiging

is echter geen sinecure en zo zal de vrederechter bij gebrek aan bewijs er toe komen deze

mannen te veroordelen tot het betalen van het gevraagde onderhoudsgeld259

. Het hoeft echter

niet altijd overspel te zijn. We komen ook een zaak tegen waar de man algemener wijst op het

wangedrag van zijn echtgenote. Om die reden wilt hij haar niet terug aanvaarden. Zijn kind is

echter wel welkom. Dit keer aanvaardt de vrederechter de beweringen van de echtgenoot. Hij

moet niet bijdragen in het onderhoud van zijn vrouw. Voor zijn kind moet hij echter wel ter

hulp schieten. Aangezien zijn vrouw slechts 50Fr./week steungeld krijgt en hij zelf maar

tegen 160Fr./week in Nederland werkt, bepaalt de vrederechter dit bedrag op 75Fr./week.260

Nochtans zijn het niet altijd de verweerders die de samenleving verbreken en aan wie

onderhoudsgeld gevraagd wordt. Geregeld is het de eiseres die de benen neemt en die haar

echtgenoot om hulp vraagt. De vrederechter verwacht dan een ernstige reden, want zeker

gedurende de besproken periode neemt men het niet licht op als iemand de duurzame band

van het huwelijk de rug toekeert. Een mooi voorbeeld vinden we in een vonnis van 5 juni

1945261

waarbij een vrouw van huis is weggelopen. Haar man zegt haar graag weer in huis te

willen nemen en belooft goed voor haar te zorgen. Zij heeft geen enkele gegronde reden in te

brengen om niet terug te keren en haar eis is dan ook ongegrond. In bewezen wangedrag en

mishandeling ziet de vrederechter wel gegronde drijfveren. Een vrouw voor wie de

samenleving met haar man onhoudbaar is geworden en van wie de man zelfs een

gevangenisstraf heeft opgelopen voor haar mishandeling krijgt de 200Fr./maand die ze van

hem vordert. De echtgenoot is immers gehouden het zijne bij te dragen in haar onderhoud,

oordeelt de rechter.262

Een gevangenisstraf is echter niet noodzakelijk. Als in 1945 een vrouw

voor de vrederechter verschijnt om elke maand de helft van het loon van haar echtgenoot

toegewezen te krijgen, neemt de rechter in zijn vonnis aan dat zij haar echtgenoot verlaten

heeft wegens diens handelswijze. Ze leven echter beiden van een uitkering en haar echtgenoot

zorgt nog steeds voor hun zoon. Als hij weer werk heeft, luidt het vonnis, moet de eiseres 1/3

van zijn loon ontvangen.263

Een laatste geval van mannelijk wangedrag vinden we in een

258

Zie ook bijvoorbeeld AR 703 (24 december 1946). 259

AR onduidelijk, Rep. 48 (20 april 1938), AR 429 (22 juni 1938). 260

AR 106 (26 maart 1941). 261

AR 446 (5 juni 1945). 262

AR 516 (1 juli 1939). 263

AR 416 (30 januari 1945).

Page 83: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

75

vonnis van 17 september 1946.264

De echtgenoot verdedigt zich tegen een

onderhoudsvordering door te eisen dat zijn vrouw bij hem moet wonen. Zij is echter al meer

dan eens van huis weggelopen vanwege de slechte behandeling van haar partner. 'Het is zelfs

ter kennis van de vrederechter dat zij al verschillende keren de hulp van de politie heeft

moeten inroepen', zo onderlijnt hij. De echtgenoot moet dus 'het zijne' bijdragen in haar

onderhoud en dat van hun kinderen. Maar aangezien ze oud genoeg is om deels zelf in haar

onderhoud te voorzien reduceert de rechter haar initiële eis van 1/2 tot 2/5 op het loon van

haar echtgenoot.265

Het bewijzen van dergelijk slecht gedrag loopt echter niet altijd van een

leien dakje. Een eiseres die geen 'bepaalde feiten' kan bewijzen, noch aanbiedt haar eis op

andere gronden te wettigen, zal haar vordering niet succesvol kunnen afronden.266

In deze

zaak leggen de beide partijen de schuld van de scheiding bij elkaar. Uit het vonnis blijkt

echter niet wie uiteindelijk het huis is uitgetrokken. In het licht van de overige rechtspraak

zou dit de vrouw zijn. Indien dit echter niet het geval is, hebben we te maken met een

afwijking van het vastgestelde patroon in de rechtspraak.

Zoals we in deze laatste zaak kunnen zien, is het aanduiden van de echtgeno(o)t(e) die het

huis uittrekt niet altijd een essentiële stap in de onderhoudsvordering tussen echtgenoten.

Soms duiden andere elementen immers op de schuld van een echtgenoot. Maar soms negeert

de vrederechter de schuldkwestie eenvoudigweg. In een zaak uit 1947 vraagt een vrouw een

machtiging om de helft van het loon van haar man te ontvangen voor haar en hun kinderen.

De vrederechter oordeelt hier dat de vordering gegrond is, aangezien de partijen gescheiden

leven en de eiseres altijd voor de kinderen heeft gezorgd267

. Met andere woorden een zuiver

schuldloze onderhoudsuitkering. Een vonnis later dat jaar gaat nog verder. Hier oordeelt de

vrederechter kortweg dat 'aangezien de eis van aanlegster in de toedracht der zaak als billijk

en gegrond voorkomt, wordt zij gemachtigd 1/2 op het loon van haar echtgenoot te

ontvangen'.268

Dit is natuurlijk eerder een ongemotiveerd dan een schuldloos oordeel. Deze

drie zaken komen allemaal uit het laatste door ons besproken jaar, waarin een ander

vrederechter, VERHOFSTEDE, het roer van VAN NUFFEL heeft overgenomen. Het zou dus goed

mogelijk zijn dat deze oordelen die minder de nadruk op schuld leggen, een duurzame

264

AR 639 (17 september 1946). 265

Niet enkel wangedrag van de echtgenoot kan het verbreken van het echtelijke leven rechtvaardigen. In de

vonnissen vinden we ook een voorbeeld waar de eiseres na een poging met haar man samen te leven bij zijn

ouders door die ouders werd buitengejaagd. De man ontkent dit niet en de schuld van de scheiding kan niet bij

de eiseres worden gelegd omdat ze het echtelijke leven niet wilt hervatten. AR 283 (12 december 1942). 266

AR 459 (28 december 1938). 267

AR 762 (8 april 1947). 268

AR 868 (4 november 1947).

Page 84: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

76

verandering zijn. Deze conclusie moet natuurlijk direct genuanceerd worden door het gebrek

aan verdere gegevens en de betrekkelijke inconsistentie van de gegevens die we wél hebben.

Ten slotte blijkt de schuldvraag soms irrelevant aangezien de eis op basis van andere

middelen reeds ongegrond is. Als de eiseres er eigenlijk warmpjes bij zit en er geen sprake is

van behoefte, zal dit het uitpluizen van de schuldvraag overbodig maken. Een opvallende

naoorlogse onderhoudsvordering van een serveerster lijkt al de voorgaande elementen samen

te brengen. Haar echtgenoot die aan het begin van de oorlog, in mei 1940, dienst nam op een

schip, komt zes jaar later weer thuis. Zijn thuiskomst blijkt minder warm dan hij gehoopt had

en zij hervatten hun echtelijke leven niet. Volgens hem had zijn echtgenote hem immers

vervangen door een ander exemplaar. Een klacht voor overspel volgt en op het moment

waarop de vrederechter beslist, heeft de raadkamer de zaak doorverwezen naar de

correctionele rechtbank. In de tijd dat haar man op zee was, heeft diezelfde correctionele

rechtbank de echtgenote wel veroordeeld voor het opzettelijk beroven van haar kinderen van

voeding en verzorging. Ze kreeg een gevangenisstraf van drie maanden en haar kinderen

werden in een instelling geplaatst. Voor deze instelling moet zij zelf geen financiële bijdrage

leveren en bovendien heeft ze een vaste job in een café waar ze naast een loon van

250Fr./week ook kost en inwoon geniet. De eiseres slaagt er bijgevolg niet in haar vordering

gegrond te doen verklaren.269

Over welk van de verschillende elementen de doorslag heeft

gegeven, zwijgt het vonnis echter. Enerzijds kan het gaan om de schuld van de vrouw. Ofwel

omdat zij weigerde het echtelijk leven weer op te nemen, ofwel wegens het vermeende

overspel, ofwel wegens de mishandeling van haar kinderen. Anderzijds kan het gaan om het

gebrek aan behoefte, gezien zij een loon heeft en daarbij nog over kost en inwoon beschikt.

2. Vergelijking met andere rechtspraak

Hoewel we in deze vonnissen geen referenties naar rechtsleer of rechtspraak terugvinden,

wijst schaarse rechtspraak die we over deze materie terugvinden in het Journal des juges de

paix in dezelfde richting. De Rechtbank van Eerste Aanleg van Antwerpen beslist in 1939 dat

een echtgenote de snelle procedure van art 214b, tweede lid BW moet kunnen gebruiken en

dus op die manier gemachtigd moet kunnen worden om een onderhoudsuitkering rechtstreeks

op het loon van haar echtgenoot te ontvangen270

, indien de echtgenote aan de feitelijke

scheiding geen schuld heeft. Het aanbod van de echtgenoot om zijn vrouw weer in huis te

269

AR 683 (21 januari 1947). 270

In het verleden was dit immers niet altijd aanvaard in de rechtspraak aangezien het grondige onderzoek dat

nodig is om een uitkering toe te kennen aan de echtgenote in strijd zou zijn met het snelle karakter van de

procedure in art. 214b, tweede lid BW. J. VAN NUFFEL, De rechten der vrouw, Kortrijk, Drukker-Uitgever Albert

Decaluwe, s.d., 86p., 33.

Page 85: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

77

nemen, doet niet ter zake indien het niet ernstig genomen kan worden.271

Ook de Beverse

vrederechter negeert dit voorstel indien er wangedrag is vastgesteld bij de echtgenoot272

. Een

tweede vonnis, van het vredegerecht van het eerste kanton van Namen, stelt dat het voordeel

van art. 214b BW voorbehouden moet blijven aan de echtgenoot die geen schuld aan de

feitelijke scheiding treft. In dit geval had de eiseres een zware veroordeling voor verklikking

opgelopen die het samenleven onhoudbaar maakte. Haar vordering vangt dan ook bot.273

Ten

slotte oordeelt de Oostendse Vrederechter dat een man die het huiselijk dak verlaat en inroept

dat zijn vrouw een losbandig leven leidt, niet ontsnapt aan de verplichting zijn gezin te

onderhouden.274

In een gelijkaardige kwestie maakt de Beverse Vrederechter een meer

genuanceerde beslissing. Het wangedrag van zijn vrouw, dat de man hier inroept als

verdediging, krijgt deels wél weerklank. De man zal geen onderhoud verschuldigd zijn aan

zijn vrouw, maar hij is wel verplicht zijn kind te onderhouden op grond van art. 214b BW.275

B. Bijdrage volgens het vermogen en de staat van de echtgenoten

Artikel 214b BW dat de echtgenoten als wettelijke grondslag gebruiken om

onderhoudsgelden toegewezen te krijgen mag men niet verwarren met de onderhoudsplicht

sensu stricto zoals die tussen de overige categorieën van onderhoudsplichtigen en

onderhoudsgerechtigden speelt. Zoals we hierboven reeds uiteengezet hebben, kan een

persoon zijn recht op onderhoud slechts uitoefenen als hij behoeftig is. Tussen echtgenoten

speelt echter de plicht om bij te dragen in de behoeften van het huishouden volgens het

vermogen en de staat van de respectievelijke echtgenoten. Behoeftigheid van een van de

echtgenoten is als dusdanig geen voorwaarde. De echtgenoten moeten op continue basis hun

deel bijdragen in het onderhoud van het gezin276

. Hoeveel elke echtgenoot bij moet dragen is

een feitenkwestie die de vrederechter soeverein beoordeelt. Alle elementen die het vermogen

en de staat van de echtgenoten beïnvloeden dragen bij tot de uiteindelijke bepaling van de

bijdrage die de onderhoudsgerechtigde zal krijgen. Het is nog maar de vraag of het

theoretische verschil tussen de onderhoudsvordering sensu stricto en de vordering op basis

van art. 214b BW ook een feitelijk verschil zal uitmaken.

Een eerste element zijn de inkomsten van de echtgenoten. De hoogte van het loon van beide

partijen heeft een directe invloed op het uiteindelijk toegekende bedrag. Enerzijds kan het

271

Rb. Antwerpen 13 juni 1939, JJP 1939, 381. 272

AR 639 (17 september 1946). 273

Vred. Namen (I) 10 januari 1947, JJP 1947, 115. 274

Vred. Oostende 9 april 1946, JJP 1946, 232. 275

AR 106 (26 maart 1941). 276

H. DE PAGE, Traité I, 755, nr.705ter.

Page 86: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

78

lage loon van de verweerder het onderhoudsgeld doen krimpen. Een vrouw met zes kinderen

die 500Fr./week van haar echtgenoot vraagt, ziet ondanks het verstek van haar man haar eis

toch afslanken tot 300Fr./week omdat haar man nu eenmaal geen 500Fr./week verdient.277

Met een loon van 160Fr./week komt een verweerder amper toe om een bijdrage van

100Fr./week te leveren aan vrouw en kind, hoewel deze zelf maar 50Fr./week steungeld

krijgt. Uiteindelijk zal de eiseres een machtiging krijgen om 75Fr./week op zijn loon te

ontvangen.278

Anderzijds komt het ook voor dat het toegekende bedrag verkleint omdat de

eiseres een (te hoog) loon heeft. Een eiseres die aanvankelijk beweert niet meer in staat te zijn

te werken wegens ziekte, maar waarvan blijkt dat ze ondanks een minimaal nadeel toch meer

verdient dan de verweerder kan niet in aanmerking komen voor een onderhoudsuitkering.279

Een situatie waarin een vrouw vast werk heeft en zo 20Fr./dag verdient, maar het loon van

haar echtgenoot nog hoger ligt, geeft aanleiding tot het inkrimpen van een

onderhoudsvordering voor vrouw en kind van 500Fr./week tot 100Fr./week.280

Dit

verstekvonnis houdt een uitzonderlijk grote inkrimping in van het gevorderde bedrag. Hierbij

speelt het relatief hoge gevorderde bedrag natuurlijk een rol, naast de inkomsten van de

vrouw en vooral het feit dat de man de gewoonte had vrijwillig 400Fr/maand te betalen aan

zijn echtgenote. Een gewoonte die de rechter in een vonnis giet.

Naast het loon van de partijen komen we ook verschillende andere vormen van inkomsten

tegen die het toegekende bedrag beïnvloeden. Een man die beweert als enige inkomsten

2700Fr./jaar aan huur te ontvangen, slaagt erin het gevorderde bedrag van 200Fr./maand te

verminderen met 85Fr. Dit neemt niet weg dat hij gehouden blijft bij te dragen in het

onderhoud van zijn zieke echtgenote en dat de helft van deze huurinkomsten aan haar

toekomen gezien het verhuurde goed een deel van het gemeenschappelijk vermogen

uitmaakt.281

Ook werkloosheid en het gebrek aan loon of juist het ontvangen van een

uitkering kan een element vormen in de beslissing. Nadat de vrederechter de schuld van de

feitelijke scheiding bij de echtgenoot heeft gelegd en hij heeft vastgesteld dat het enige kind

bij zijn moeder verblijft, beslist hij toch om de eis te verminderen. Beide partijen zijn immers

werkloos en dus kan de eis om de helft op de inkomsten van de echtgenoot te ontvangen niet

zomaar gegrond worden verklaard. Zo komt de vrederechter tot de beslissing om 1/3 op het

277

AR 377 (9 mei 1944). 278

AR 106 (26 maart 1941). 279

AR 283 (12 december 1942). 280

AR 320 (13 april 1943). 281

AR 117 (26 april 1941).

Page 87: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

79

loon toe te kennen aan de eiseres van zodra haar echtgenoot werk heeft.282

Het is opvallend

dat de rechter zowel in een opschortende voorwaarde als een vermindering voorziet. Vanaf

het moment dat de echtgenoot werk zal hebben, lijkt er geen enkel element aanwezig te zijn

om het bedrag van de eis alsnog te verminderen. In een andere geschil leiden het beperkte

loon van de verweerder enerzijds en de inkomsten van de eiseres (bestaande uit steungeld)

anderzijds tot het inperken van de eis van 100Fr./week tot 75Fr./week.283

Ten slotte bepaalt

ook het loon dat de kinderen verdienen en dat ze afgeven aan de ouder die hen opvoedt mee

het uitgekeerde bedrag. Dit aspect kan opgemerkt worden in een opvallend vonnis uit 1938.

Wanneer vaststaat dat de verweerder zijn onschuld niet kan bewijzen na het feitelijk

verbreken van de echtelijke band, blijkt dat de eiseres meer inkomsten heeft dan hem. Naast

haar eigen loon beschikt ze immers over de inkomsten van haar vier kinderen. Dit neemt

echter niet weg, zo stelt VAN NUFFEL, dat hij zijn deel moet bijdragen in het onderhoud van

zijn gezin. De 125Fr./week die de eiseres hierbij in gedachten heeft, komt in deze situatie niet

overeen met het vermogen van beide partijen. 25Fr./week zal volstaan.284

Met deze uitspraak

geeft de vrederechter ook meteen aan dat hier de criteria van behoefte uit het algemeen

onderhoudsrecht niet gelden.

Niet enkel het vermogen heeft zijn rol. Ook de toestand van de partijen draagt bij aan het

eindresultaat van de vordering. Een eerste voorbeeld is ziekte. Dit komt enerzijds voor als een

factor die de behoefte van de eiseres nog groter maakt en dus aan de bijdrage van verweerder

een noodzakelijk karakter geeft. De man moet bijdragen in het onderhoud van zijn zieke

vrouw.285

Anderzijds brengt een vonnis ziekte naar voor als een puur functioneel element dat

een invloed uitoefent op het inkomen van de eiseres. Nu de eiseres ten onrechte aanhaalt dat

haar ziekte (die door geneeskundige attesten bewezen werd) haar mogelijkheden om arbeid te

verrichten teniet doet, maar op basis van de loonbriefjes blijkt dat zij zelfs ondanks die ziekte

meer verdient dan haar echtgenoot, is haar eis ongegrond.286

Zelf inkomsten genereren

behoort in bepaalde gevallen ook tot de mogelijkheden. Wie deels de eigen boontjes kan

doppen, hoeft voor zijn onderhoud minder snel aan te kloppen bij anderen. Een

onderhoudsvordering van 1/2 op het loon van de echtgenoot zal de rechter verder afschaven

tot 2/5 aangezien de partijen samen geen kinderen hebben en eiseres zelf in staat is enig werk

282

AR 416 (30 januari 1945). 283

AR 106 (26 maart 1941). 284

AR 429 (22 juni 1938). 285

AR 127 (26 april 1941). 286

AR 283 (12 december 1942).

Page 88: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

80

te verrichten.287

Uit het volgende voorbeeld blijkt echter de relativiteit van de verschillende

elementen die de staat van behoefte een gelaat moeten geven. Dit maal kort de vrederechter

de vordering van 1/2 op het loon ook in tot 2/5 omdat de eiseres oud genoeg is om haar

onderhoud deels zelf te dragen.288

Wat blijkbaar geen verschil maakt, zijn de vier kinderen die

de eiseres volgens het vonnis opvoedt en waarvoor haar echtgenoot niks bijdraagt. Ten slotte

komen we in een vonnis uit 1945 een vermelding tegen van de levensduurte. De echtgenote

vraagt 2/3 van het loon van haar man, de man biedt aan 800Fr./maand te geven, maar gezien

de huidige levensduurte en de inkomsten waarover de vrouw beschikt, moet zij toch 1/2 op

het loon van haar man krijgen en volstaat zijn aanbod niet.289

Waarom de eiseres haar eis toch

niet volledig ingewilligd ziet, verklaart de vrederechter echter niet. Hoewel het gevorderde

bedrag eerder aan de hoge kant lijkt, zien we in een zaak met een gelijke feitenconstellatie dat

een gevorderd bedrag van 3/4 op het loon wel toegekend wordt.290

In andere rechtspraak of rechtsleer laat de afweging van de besproken begrippen maar weinig

sporen na. Het gaat dan ook om een feitelijke afweging die van de vrederechter het nodige

maatwerk vraagt. Ondanks de vaak beknopte verwijzing naar elementen die zijn oordeel

beïnvloeden en het gebrek aan consistentie291

in de elementen die uiteindelijk bijdragen tot de

constitutie van de onderhoudsuitkering, verloopt deze afweging relatief evenwichtig. Slechts

één Brugs vonnis refereert indirect aan het vermogen van de verweerder.292

Door te stellen dat

de artikelen 214b BW et seq. ook van toepassing zijn op de werkloosheidsuitkering, spreekt

de rechtbank van eerste aanleg een Bevers vonnis tegen. Hier geeft de vrederechter immers

geen machtiging om een deel van de werkloosheidsvergoeding te ontvangen. De eiseres zal

moeten wachten tot haar echtgenoot een vast loon verdient.293

C. Procedure

Eenvoudig, goedkoop en snel. Aan deze vereisten heeft de wetgever geprobeerd tegemoet te

komen bij het instellen van de bijzondere procedure inzake onderhoudsvorderingen tussen

echtgenoten. Door middel van een schriftelijk of mondeling verzoek aan de vrederechter van

287

AR 421 (6 februari 1945). 288

AR 639 (17 september 1946). 289

AR 472 (4 september 1945). 290

AR 703 (24 december 1946). 291

Zoals we zagen lijkt de aanwezigheid van kinderen in de ene zaak wel een impact te hebben en in de andere

niet. Ook de mogelijkheid dat een eiseres zelf deels in haar onderhoud kan voorzien krijgt slechts op schijnbaar

willekeurige vermeldingen. Het komt ons immers als onwaarschijnlijk voor dat van om en bij de dertig

vorderingen van huishoudsters tegen hun echtgenoot er maar twee in staat zouden zijn zelf in inkomsten te

voorzien, terwijl de feitenconstellaties vaak zeer gelijkaardig zijn. 292

Rb. Brugge 12 juli 1946, JJP 1947, 116. 293

AR 416 (30 januari 1945).

Page 89: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

81

de laatste gemeenschappelijke woonplaats294

kan een verzoekende partij een procedure

opstarten. De vrederechter gaat dan over tot de dagstelling van de zaak en de griffier

verwittigt de partijen hiervan (art. 214c BW). Zoals uit de beschreven geschillen blijkt,

bestaat het doel van deze vordering erin een machtiging te bekomen om een deel van de

inkomsten, schuldvorderingen en opbrengsten uit de arbeid van de onwillige echtgenoot

rechtstreeks te ontvangen. Tot op het einde van de oorlog vraagt de eiseres die uitkering

doorgaans uitgedrukt in frank per week of per maand. 295

Na de oorlog komen in de vonnissen

hoofdzakelijk nog bedragen voor uitgedrukt in breukdelen of percentages van het inkomen. 296

Bij het gegrond verklaren van een vordering, duidt de rechter in principe rechtstreeks de

specifieke bron aan vanwaar de eiseres rechtstreeks het bepaalde onderhoudsgeld ontvangt.

De griffier zorgt dan voor de praktische uitwerking van dit vonnis. Hij zal met andere

woorden de werkgever op de hoogte brengen van diens verplichting het bedrag rechtstreeks

aan de eiseres uit te betalen. Voor inkomsten uit arbeid vormt dit een ideaal systeem als er een

werkgever aangeduid kan worden die instaat voor het uitbetalen van loon. Voor andere

inkomsten verloopt dit minder eenvoudig. Zo zal de rechter genoodzaakt zijn de eiseres vrij

algemeen te machtigen het bedrag rechtstreeks te ontvangen 'aan de bron van de inkomsten

van de verweerder' indien deze enkel inkomsten verwerft uit een verhuurd onroerend goed.297

Dergelijke vage bewoordingen kunnen natuurlijk voor complicaties zorgen. Verder betreft de

onderhoudsschuld een draagbare schuld, die zonder kosten voor de schuldeiser afgelost dient

te worden.298

Tegen een vonnis dat via deze procedure werd bekomen, staat altijd het

rechtsmiddel van het hoger beroep ter beschikking, ongeacht het bedrag van de vordering (art.

214e BW).

Tot slot staan we kort stil bij de herziening. Tegen de achtergrond van een strandend huwelijk

komen de partijen voor de vrederechter. In deze fase maakt de stabiliteit die de echtelijke

band moest bieden, plaats voor turbulentie en crisis. De gronden die het vonnis eerder

aanwees om een onderhoudsuitkering van een bepaalde grootte te rechtvaardigen kan

veranderen. En als dit gebeurt, biedt art. 214f BW een uitweg. Indien de situatie van de

partijen verandert, kan de vrederechter zijn eerdere oordeel herzien.299

Gespreid over de hele

294

A. PASQUIER, Droits et devoirs respectifs des époux : commentaire de la loi nouvelle du 20 juillet 1932

modifiant le chapitre VI, titre V, du livre Ier du code civil, Brussel, Hauchamps, 1932, 42. 295

bijvoorbeeld: AR 360 (23 december 1943). 296

Bijvoorbeeld: AR 416 (30 januari 1945). 297

AR 127 (26 april 1941). 298

Bijvoorbeeld AR 332 (1 juni 1943). 299

Deze bepaling gaat verder dan art. 209 BW dat de herziening voorziet in het gemeenrechtelijke

alimentatierecht. Volgens art. 209 BW kan een vonnis immers enkel herzien worden indien de behoeftigheid van

Page 90: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

82

besproken periode vinden we drie herzieningsvonnissen terug. Een huishoudster die zes

maanden eerder nog een uitkering had gekregen van 200fr./maand keert terug naar het

vredegerecht om de bijdrage van haar man in het onderhoud van het gezin te zien verhogen

tot 415Fr./maand. Omdat de situatie echter op geen enkele wijze veranderd is, gaat deze

vlieger echter niet op.300

Een situationele verandering in de vorm van een toewijzing van de

kinderen aan de schuldenaar van de onderhoudsschuld door de voorzitter van de rechtbank

van eerste aanleg wegens het wangedrag van de andere echtgenote, volstaat wel om de

veroordeling tot het betalen van onderhoudsgeld volledig ongedaan te maken.301

Voor zover

deze uitkering ook haar ten goede kwam, valt het op dat met het verwaarlozen van haar

kinderen de noodzakelijke voorwaarde van de onschuld aan de gehele feitelijke scheiding mee

ten onder gaat. Ze is niet langer de onschuldige echtgenote en ze heeft daardoor geen recht

meer op een onderhoudsuitkering. Met de derde uitspraak zijn we ook bij de opmerkelijkste

van de drie aanbeland. Op 15 december 1935 besliste de vrederechter dat een man zijn

echtgenote en kind een onderhoudsuitkering verschuldigd is. Nu, zeven jaar later, zit de man

terug in de zittingszaal van het vredegerecht. Zijn echtgenote , zo beweert hij, verdient meer

dan genoeg en dus moet hij geen steun meer geven. Aangezien hij echter reeds twee jaar geen

onderhoudsgeld meer betaalt en gezien hij niet de minste inspanning wilt leveren om de

achterstallige bedragen te betalen, moet hij zich eerst naar dit eerder vonnis gedragen

vooraleer hij een vermindering kan vragen.302

Bij de juridische grond van deze uitspraak kan

men zich vragen stellen.

§ 4. De onderhoudsplicht tussen bloedverwanten en aanverwanten.

Slechts een klein segment van de onderhoudsvorderingen speelt zich niet af tussen

echtgenoten. In totaal tellen we slechts vier vonnissen die we in de categorie van

onderhoudsvorderingen tussen bloed- en aanverwanten kunnen onderbrengen. Het bijzondere

alimentatierecht tussen echtgenoten verdringt in de Beverse praktijk met andere woorden het

traditionele gemeenrechtelijke alimentatierecht.

Bij de eerste kwestie verzoekt een weduwe haar zoon en haar schoondochter samen

100Fr./maand te betalen aan onderhoudsgeld. Door een gebrek aan grondig verweer, verklaart

de schuldeiser verandert of de mogelijkheid om de onderhoudsschuld te betalen afneemt. Art. 214f BW

daarentegen maakt herziening reeds mogelijk vanaf het moment dat de situatie van één van de partijen verandert.

A. PASQUIER, Droits et devoirs respectifs des époux : commentaire de la loi nouvelle du 20 juillet 1932

modifiant le chapitre VI, titre V, du livre Ier du code civil, Brussel, Hauchamps, 1932, 45. 300

AR 429 (14 december 1938). 301

AR 777 (3 juni 1947). 302

AR 234 (12 mei 1943).

Page 91: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

83

de rechter de vordering gegrond. Het bedrag moet zonder kosten, de eerste dag van de maand

aan de eiseres betaald worden.303

In een gelijkaardige zaak eist een weduwe van haar drie

kinderen en hun echtgenoten in totaal 925Fr./maand, wat bij gebrek aan verweer ook wordt

toegekend.304

Een volgend vonnis oordeelt over de vordering van een weduwenaar tegen zijn

6 kinderen en hun echtgenoten. Hij vraagt van iedere schuldenaar een bedrag dat overeenkomt

met diens financiële mogelijkheden. In totaal bedraagt de vordering 550Fr./maand. Enkel de

tweede verweerder, van wie de grootste bijdrage moet komen, protesteert. Zijn financiële

mogelijkheden zouden zwaar overschat zijn omdat zijn maandelijkse inkomen uiterst gering

is. De andere verweerders slagen er echter op de volgende zitting in het bewijs te leveren dat

tweede verweerder 99,9% van de aandelen bezit van een vennootschap met een kapitaal van

meer dan 1 000 000Fr. Dit volstaat om het bedrag dat de eiser van hem vraagt, te behouden.305

Tot slot slaagt een tachtig jaar oude weduwenaar er in om van zijn 4 kinderen en zijn

schoonzoon een totaalbedrag van 1200Fr./maand toegewezen te krijgen, ondanks hevig

protest van de verweerders. De stand van de familie en de hoge leeftijd van de eiser

rechtvaardigen volgens de rechter dit uitzonderlijke bedrag.306

§ 5. Sporen van de oorlog?

De oorlog legt een sociale en financiële druk op de families in het kanton. Maar heeft dit een

grote weerslag op de onderhoudsvorderingen? Eigenlijk niet. De situatie heeft niet tot gevolg

dat de personen zich gemakkelijker gaan wenden tot familieleden om hulp af te dwingen. Ook

inhoudelijk merken we geen echte verschillen tussen de vonnissen over

onderhoudsvorderingen voor, tijdens en na de oorlog.

Er is echter één uitzondering. Verschillende vonnissen draaien rond het rechtstreeks

ontvangen van het loon van een echtgenoot die in het buitenland is gaan werken307

.

Inhoudelijk past de vrederechter zich hier echter niet aan aan. De dagvaardingstermijn van

drie dagen, die nochtans verlengd kan worden, is tekort en leidt hier tot verstekvonnissen. De

thuisblijvers krijgen zo op een eenvoudige manier een machtiging om een deel van het loon

direct van de werkgever van hun echtgenoot te ontvangen. Door in deze verstekvonnissen

geen verdere belangenafweging te doen kiest de vrederechter zo de kant van de gezinnen die

achterblijven.

303

AR 284 (1 december 1942). 304

AR 470 (24 juli 1945). 305

AR 89 (26 maart 1941). 306

AR 824 (26 augustus 1947). 307

al dan niet verplicht.

Page 92: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

84

Hoofdstuk 7: Huur

§ 1. Inleiding

Huurgeschillen maken met voorsprong het gros van de zaken uit over de gehele besproken

periode. Dit rechtvaardigt een uitvoerige bespreking. We groeperen de geschillen volgens hun

voorwerp. Eigenlijk draaien bijna alle huurgeschillen rond twee grote problemen:

achterstallige huur en de beëindiging van de huurovereenkomst. Beiden ondergaan zij op een

kenmerkende manier de gevolgen van de oorlog.

Een kenmerk van deze materie dat onvermijdelijk in het oog springt, is de omvangrijke

bijzondere wetgeving. Ons liberaal Burgerlijk Wetboek volstaat niet altijd om op te boksen

tegen de enorme turbulentie in de economische toestand van de huurders en tegen het soms

slinkende aanbod op de woningmarkt. De bevolking een dak boven het hoofd garanderen zal

van 1940 tot 1947 een zware beproeving vormen voor de regering en voor de secretarissen-

generaal die hun post waarnemen tijdens de bezetting. Tussen 1938 en 1947 wordt meer dan

10 keer ingegrepen in de huursector om het gemeen recht te temperen. Voor de verschillende

onderwerpen die aan bod komen, blijven we dan ook steeds staan bij de toepassing van deze -

vaak ingrijpende - wetgeving door de vrederechter. Aangezien mede door deze wetgeving

aanzienlijke verschillen ontstaan tussen geschillen met hetzelfde onderwerp over de gehele

periode, maken we een onderscheid tussen de geschillen voor, tijdens en na de oorlog.

§ 2. De huurprijs

A. 1938 tot 22 maart 1940: kordaat optreden van de vrederechter.

Van januari 1938 tot enkele maanden voor de inval van Nazi-Duitsland in 1940 geldt het

gemeen huurrecht. Zowel de Eerste Wereldoorlog als de desastreuze vroege jaren dertig

hadden aanleiding gegeven tot uitgebreide ingrepen om de huursector weer te stabiliseren.308

Ook vanaf de eerste maanden voor de Duitse inval tot ver na de wapenstilstand van 8 mei

1945 overheerst crisiswetgeving het huurrecht. De onbeknotte toepassing van het Burgerlijk

Wetboek tijdens deze periode is dus een unicum tijdens het besproken decennium. De

308

E. LANCKSWEERDT en L. LAVRYSEN, "De geschiedenis van de private huurwetgeving in het licht van de

woonzekerheid" in B. HUBEAU en J. VANDE LANOTTE (eds.), Wonen in (on)zekerheid: de woonzekerheid in

woon- en huisvestingsbeleid in Tegenspraak cahiers , Antwerpen, Kluwer, 1988, 19-63.

Page 93: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

85

vrederechter dient tijdens deze relatief rustige periode nagenoeg uitsluitend rekening te

houden met artikel 1728 BW, dat de huurder verplicht de huurprijs te betalen.309

Structureel kenmerkt deze periode zich door het geringe aantal huurgeschillen in verhouding

tot het totaal aantal zaken. Vanaf 1940 nemen de huurzaken een steeds dominantere rol in op

de zittingsrol.310

Dit is een direct gevolg van de Duitse invasie. Van alle huurgeschillen

handelen er 68,4% over de invordering van achterstallige huurgelden.311

We zullen verder

zien dat ook dit alles behalve een constante is tijdens de daarop volgende jaren. In de meeste

gevallen komen er geen advocaten aan te pas en vonnist de vrederechter op de eerstvolgende

zitting na de dagvaarding.

Inhoudelijk valt een bijna machinale verwerking op van deze zaken. Bijna de helft van de

verweerders laat verstek gaan, de achterstallige huurgelden variëren in grootte tussen 20 Fr.312

en 3325 Fr.313

en de betaling blijft uit tussen één week314

en 18 maanden315

. Het resultaat is

echter op vier zaken na altijd hetzelfde. De huurder verliest het pleit en wordt veroordeeld om

de achterstallige huurgelden te betalen. Zelfs als de procedure op tegenspraak verloopt, lezen

we doorgaans dat de vordering zonder meer gegrond is omdat 'de verweerder niet in staat is

enige gegronde verweermiddelen aan te brengen.'316

Slechts één keer geeft de vrederechter geen gevolg317,318

aan de eis van de verhuurder om het

niet naleven van de verbintenissen te sanctioneren met een ontbinding (art. 1184 BW)319

en

309

We dienen er echter op te wijzen dat geen enkel vonnis verwijzingen bevat naar de toepasselijke artikels uit

het Burgerlijk Wetboek. 310

Zie supra p. 64. 311

Het gaat meer bepaald om zesentwintig vonnissen. 312

AR 475 (8 februari 1939): De verhuurder vraagt 20 Fr. voor een week achterstallige huur, 20 Fr. voor het

wegnemen van schabben door de huurder en 125Fr. voor het maken van de wc-pot die door de druk van de

huurder zijn taak niet meer aankon en het had begeven. Aangezien er geen deftige verweermiddelen worden

aangevoerd, verklaart de vrederechter de vordering gegrond. 313

AR 466 (28 december 1938): Een leurder heeft een achterstal van 3325 Fr. opgebouwd. Zijn Antwerpse

verhuurder beslist in actie te komen en vordert de huurgelden in samen met de ontbinding van de overeenkomst.

Verweerder maakt verstek en moet hiervan de gevolgen dragen: de vordering wordt gegrond verklaard en de

uitdrijving wordt bevolen binnen de drie dagen. Tegen oudejaarsavond kan deze man dus op straat staan. 314

AR 475 (8 februari 1939). 315

AR 416 (16 februari 1938): Na 18 maanden lang een schuld van 810Fr. aan huurgelden opgebouwd te

hebben, veroordeelt de vrederechter een Beverse dokwerker om deze schuldenlast af te lossen. De rechter gaat

ook in op de vraag van de verhuurder om de overeenkomst te ontbinden en de huurder te laten uitdrijven binnen

de 8 dagen na de betekening van het vonnis. 316

bijvoorbeeld AR 416 (16 februari 1938). 317

Slechts zeer uitzonderlijk vraagt de verhuurder die ontbinding en uithuiszetting niet, bijvoorbeeld: AR 446

(19 oktober 1938). 318

AR 13 (20 maart 1940). 319

Specifiek voor het huurrecht werden de artikelen 1741, 1760, 1764 en 1766 BW voorzien. De facto gaat het

om een toepassing van het gemeen recht.

Page 94: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

86

een uitdrijving320

. De vrederechter past deze sancties streng toe. Met het gewicht van de

situatie houdt hij hierbij geen rekening. Een vonnis van 15 juni 1938321

illustreert dit treffend.

De verhuurder dagvaardt zijn huurder om achterstallige huur te betalen voor de maanden mei

en juni en vraagt de ontbinding van de overeenkomst. Ondanks het verstek van de verweerder,

blijkt op de zitting dat de huur voor de maand mei reeds betaald werd. Enkel de huur voor

juni, een maand die op dat moment nog niet afgelopen is, moet de huurder nog betalen. Toch

wijzigt het verdict allerminst. De huurder moet de volle maand juni betalen en de

overeenkomst wordt ontbonden mét een bevel tot uitdrijving indien hij niet tijdig het huis

verlaat. In een gelijkaardig vonnis van 24 mei 1939322

besluit de vrederechter opnieuw om

een huurder uit te laten drijven binnen de 48 uur na de betekening van het vonnis omdat hij de

huur voor diezelfde maand nog niet betaald heeft. Ook een werkloze man van wie twee zonen

onder de wapens zijn geroepen ondergaat hetzelfde lot. Hij betaalde de huur voor september

en oktober niet wegens een gebrek aan financiële middelen. De vrederechter veroordeelt hem

tot betaling van de achterstallen, ontbindt de overeenkomst en laat de man en zijn gezin

uitdrijven tegen 1 november.323

Verder blijkt die harde houding tegenover de huurders ook uit

de modaliteiten van de uitdrijving die de vrederechter beveelt. Niet zelden krijgen de huurders

maar 24 uur vanaf het moment van de betekening om het huis te verlaten.324

Eerder uitzonderlijk willigt de vrederechter de volledige eis van de verhuurder niet in. Twee

van de vier gevallen waarin dit voorkomt, blijkt de huurder reeds een deel van het gevorderde

bedrag betaald te hebben en volgt slechts een veroordeling om het saldo te betalen.325

In een

andere zaak vraagt de verhuurder de betaling van de huurprijs voor de volledige maand,

hoewel de huurder opwerpt dat hij al halfweg de maand uit zijn huis gezet is. Hij biedt dan

ook aan de halve huurprijs te betalen. Als de verhuurder besluit dit aanbod af te slaan,

verklaart de vrederechter de volledige vordering ongegrond. De verhuurder krijgt zelfs de

70Fr. voor de halve maand huur niet.326

Deze oplossing lijkt op basis van de beperkte

gegevens uit het vonnis erg vreemd. Vermoedelijk baseert de vrederechter zich op een afstand

320

Een juridische basis komt niet in de vonnissen voor. H. DE PAGE verwijst hiervoor naar art. 11, 1° van de wet

van 25 maart 1876. H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, IV/1, Brussel, Bruylant, 1938, p. 640,

652. 321

AR 434 (15 juni 1938). 322

AR 507 (24 mei 1939). Ook bij deze zaak maakt de verweerder verstek. 323

AR 552 (25 oktober 1939). 324

bijvoorbeeld AR 484 (29 maart 1939), AR 492 (29 maat 1939), AR 4 (14 februari 1940). 325

AR 434 (15 juni 1938), AR 446 (19 oktober 1938): De huurder kon bewijzen reeds 20 Fr. van de gevorderde

470Fr. betaald te hebben. De verhuurder vorderde geen ontbinding, waardoor de huurder enkel veroordeeld werd

om zijn schuld te betalen. 326

AR 13 (20 maart 1940).

Page 95: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

87

van het recht op huur door de verhuurder. Zelfs als dit het geval mocht zijn, blijft het ons een

raadsel waar die plotse wilsuiting vandaan zou komen om liever 0 Fr. dan 70 Fr. te

ontvangen. Het zou even goed het gevolg kunnen zijn van een rechter die zijn geduld verliest.

De laatste keer dat de vrederechter een vordering niet volledig gegrond verklaart tijdens deze

periode, vermindert hij de gevraagde wederverhuringsvergoeding. De aanvulling van de eis

tot ontbinding met een eis om vergoed te worden voor de schade door de ontbinding, komt

weinig voor. De vrederechter verklaart deze vorm van schadevergoeding - in tegenstelling tot

de ontbinding zelf - veel minder snel volledig gegrond. In deze zaak stelt een Antwerps

eigenaar een vordering in om twee maanden vervallen huurgelden, in totaal 550 Fr., van zijn

huurder betaald te krijgen. Hij vult die eis aan met de vraag om de overeenkomst te

ontbinden, de huurder binnen de achtenveertig uur na de betekening van het vonnis te laten

uitdrijven en om de schade die hij heeft opgelopen door het verlies van huurgelden en de niet

naleving van de overeenkomst te vergoeden. Die schade raamt hij op 1650 Fr., zes maanden

huur. Tegen die laatste eis verheft de huurder zijn stem. Zes maanden lijkt hem fel

overdreven. Uiteindelijk verklaart de vrederechter alle eisen gegrond, op de laatste na. Die

vermindert hij tot drie maanden huur aangezien dit de noodzakelijke tijd is om een huis in het

centrum van Melsele te verhuren.327

De schade door de ontbinding wordt dus gelijkgesteld

met de het vermoedelijke huurverlies voor de periode tussen de uitdrijving en het vinden van

een nieuwe huurder voor het goed.

Tot slot springt één argument eruit dat veel huurders tevergeefs opwerpen: een gebrek aan

financiële middelen. De behandeling van dit argument door de vrederechter is tekenend voor

de lijn die tijdens deze vooroorlogse periode door zijn beslissingen loopt. Verschillende

huurders bekennen zonder al teveel franjes hun schuld, maar stellen dat ze eenvoudigweg niet

in staat zijn hun schulden te betalen.328

Het motiverend gedeelte van deze vonnissen telt

doorgaans twee regels: 'Aangezien de verweerder bekent de som verschuldigd te zijn, maar

niet in staat te zijn dezelve te betalen; Overwegende dat de eisch aldus als gegrond

voorkomt.'. Hierop volgt een dispositief dat de huurder zonder enig uitstel veroordeelt.329

De

problemen van de huurder krijgen bij de vrederechter geen enkele weerklank. In theorie had

327

AR 527 (12 juli 1940). 328

Bijvoorbeeld AR 425 (27 april 1938); AR 477 (8 maart 1939); AR 552 (25 oktober 1939); AR 559 (22

november 1939); AR 10 (13 maart 1940). 329

Deze motivering werd overgenomen uit AR 477 (8 maart 1939).

Page 96: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

88

hij de uitvoer van het vonnis echter ambtshalve kunnen uitstellen en de afbetaling van de

schuld regelen op basis van art. 1244 BW en artt. 122 tot 125 WBR330

, een oplossing die hij

in de volgende jaren steeds vaker zal gebruiken.

Samenvattend, kunnen we dus stellen dat de vrederechter in deze periode de huurders weinig

ademruimte gunt. Hij gaat uit van de eerder theoretische gelijkheid van de contracterende

partijen en beschermt boven alles de principes van de contractsvrijheid. Wie die vrijheid niet

eerbiedigt door zijn verbintenissen niet na te komen, moet de harde consequenties dragen. Het

uitspreken van de ontbinding hangt niet meer af van het gewicht van de inbreuk, maar gebeurt

zonder veel overweging. Ook de gevraagde uitdrijving vindt plaats binnen zeer korte

termijnen en aan de insolvabiliteit van de huurder past de vrederechter geen mouw. Dit beleid

kan de vrederechter alleen maar voeren omdat de situatie van de huurders enerzijds en van de

woningmarkt anderzijds stabiel is. Die stabiliteit blijkt uit het geringe belang van de

huurzaken tijdens deze periode. Een situatie die echter niet van lange duur zal zijn...

B. 22 maart 1940 tot 1942: België staat stil, de huurovereenkomst loopt door.

Het Duitsland van Hitler begint voor het neutrale België een steeds grotere bedreiging te

vormen. De oorlogsconflicten in het buitenland hebben nefaste gevolgen voor onze economie.

Door 600.000 Belgische mannen te mobiliseren als voorzorgsmaatregel, verliezen veel

gezinnen een belangrijk deel van hun inkomsten. Bijgevolg komen steeds meer huurders in

betalingsproblemen.331

De wetgever beantwoordt deze situatie met de wet van 22 maart 1940,

die vooral aan de betalingsmoeilijkheden van de huurders tegemoet dient te komen. Nog geen

twee maanden later overrompelen Duitse troepen ons land. Alles valt stil en veel mensen

vluchten naar het buitenland. De Belgische soldaten worden massaal krijgsgevangen

genomen. Het effect op de huurovereenkomsten is overweldigend. Een massa mensen houdt

immers op huurgelden te betalen. De secretarissen-generaal die onder toezicht van de bezetter

de taken van de regering overnemen, moeten onmiddellijk werk maken van deze huurcrisis.

Zij grijpen in met het besluit van 20 september 1940. Dit besluit stelt de wet van 22 maart

1940 buiten werking en vervangt deze door een uitgebreider vangnet. Tot het einde van de

Oorlog zal dit besluit de achterstallige huurvorderingen zwaar beïnvloeden.

330

R. VAN LENNEP, Belgisch burgerlijk procesrecht, IV, Berechting, Standaard, Antwerpen, s.d., p. 145, 368. 331

E. LANCKSWEERDT en L. LAVRYSEN, "De geschiedenis van de private huurwetgeving in het licht van de

woonzekerheid" in B. HUBEAU en J. VANDE LANOTTE (eds.), Wonen in (on)zekerheid: de woonzekerheid in

woon- en huisvestingsbeleid in Tegenspraak cahiers , Antwerpen, Kluwer, 1988, p. 35, 30; E. VAN

CAUWELAERT, 'De huishuurwet van 22 maart 1940', RW 1940, 1073.

Page 97: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

89

Het Beverse kanton is geen uitzondering op deze algemene tendensen. Tot aan het begin van

de oorlog blijft het aantal huurgeschillen stabiel. De nieuwe huurwet van 22 maart 1940

verandert daar op zich weinig aan. Hoewel in nagenoeg alle procedures op tegenspraak over

huurgelden de wet aan bod komt, gaat het in totaal om amper vier vonnissen. De invasie van

10 mei 1940 geeft echter aanleiding tot een exponentiële toename van het aantal

huurgeschillen, waarvan de meerderheid betwistingen over huurgelden zijn. Het laatste deel

van 1940 en tijdens de jaren 1941 en 1942 zien we een tijdelijke stijging van het aantal

huurzaken tot meer dan het dubbele van de vorige jaren.332

Eens de extreme chaos van de

eerste oorlogsjaren voorbij is, daalt het aantal zaken weer.

De vrederechter die voor de oorlog nog zeer streng optreedt tegen huurders die hun

verbintenissen niet nakomen, zal onder invloed van de schrijnende noodsituatie zijn beleid

steeds meer versoepelen. De toepassing van de bijzondere wetgeving speelt hier natuurlijk

een doorslaggevende rol in.

Hierna bespreken we de bijzondere wetgeving en de manier waarop de vrederechter deze

regels toepast. We beperken ons hierbij tot geschillen over huurgelden. De bijzondere regels

over de verlenging van de overeenkomsten komen later aan bod. Niet in alle gedingen zal de

bijzondere wetgeving een rol spelen. Er zal dan ook apart ingegaan worden op de toepassing

van het gemeen recht tijdens deze periode.

1. De wet van 22 maart 1940 en de huurprijs333

Om de gevolgen in de huursector van de oorlogsdreiging en de mobilisatie op te vangen keurt

het parlement op 22 maart 1940 een wet goed die enkele speciale maatregelen neemt met

betrekking tot het huurrecht. Een middenweg vinden tussen de belangen van de huurders en

de verhuurders blijkt geen sinecure. Het uiteindelijke resultaat bestaat uit het invoeren van

enkele dwingende bepalingen die een vermindering van de huurprijs, een vroegtijdige

verbreking van de overeenkomst of juist een verlenging334

ervan mogelijk maken. De wet

maakt hierbij een onderscheid tussen de gemobiliseerde huurders335

en de niet-

gemobiliseerde huurders. Men is het er algemeen over eens dat vooral de gemobiliseerde

huurders de extra steun verdienden. Met uitzondering van de pachtovereenkomsten vallen alle

332

Zie supra p. 64. 333

Hieronder zullen we naar de artikelen van deze wet verwijzen zonder de wet zelf nog verder bij naam te

noemen. 334

Voor de bespreking van de verlenging van de huurovereenkomsten op basis van deze wet verwijzen we naar

p. 110. 335

De ascendenten, de broers, de zussen en de echtgenote van een gemobiliseerde worden hiermee gelijkgesteld

(Art. 2 wet 22 maart 1940). E. VAN CAUWELAERT, 'De huishuurwet van 22 maart 1940', RW 1940, 1076.

Page 98: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

90

huurovereenkomsten van onroerende goederen onder het toepassingsgebied van de wet (art.

1).

Voor de gemobiliseerde huurders voert de wetgever in de eerste plaats een huurvermindering

in. Is de huurder langer dan een maand onder de wapens geroepen en kan hij zijn huur

hierdoor niet meer betalen, dan kan hij via een aangetekend schrijven zijn verhuurder om een

vermindering vragen van de huurprijs sinds de dag van zijn mobilisatie (art. 4, §1). De

militaire overheid zal die brief mee moeten ondertekenen. Ook degene die met de

gemobiliseerde is gelijkgesteld336

moet een bewijs van mobilisatie bij het aangetekend

schrijven voegen. De verhuurder dient een aanvraag voor een vermindering van 25% of

minder steeds toe te staan (art. 5, §1). Indien hij niet akkoord gaat met de aanvraag zal hij de

huurder moeten dagvaarden. Bij het uitblijven van een dagvaarding zal de huurder dus van

rechtswege de huurvermindering krijgen die hij bij aangetekend schrijven gevraagd heeft,

voor zover de vermindering 25% van de huurprijs niet te boven gaat. Vraagt de huurder echter

meer dan 25% vermindering, dan zal de verhuurder hiermee binnen de maand akkoord

moeten gaan. Bij het uitblijven van dergelijk akkoord, zal de huurvermindering maar 25%

bedragen (art. 5, §2). Zowel huurder als verhuurder kunnen de medecontractant rechtstreeks

dagvaarden bij onenigheid. In principe kan de vrederechter de terugwerkende kracht van de

huurvermindering uitspreken tot op de dag van de mobilisatie voor zover hij geen afbreuk

doet aan verworven rechten op basis van een akkoord dat de partijen hebben gesloten na de

mobilisatie of op basis van een vrijwillige betaling337

door de huurder van de huurprijs na de

mobilisatie.338

De mogelijkheid bestaat dat een soldaat een lange tijd van huis is en dat hij ondertussen de

huurprijs zal moeten blijven betalen. Om die reden heeft de wetgever ook de mogelijkheid

voorzien voor de huurder om de verbreking van de overeenkomst te vragen aan de verhuurder

(art.4, §1). De verhuurder kan in dat geval de verbreking enkel verhinderen door het

dagvaarden van de huurder voor de vrederechter. Doet hij dit niet binnen de maand na de

verzending van het verzoek tot verbreking, dan zal de overeenkomst van rechtswege

ontbonden zijn. In één aangetekend schrijven kan de huurder eveneens zowel de vermindering

336

Het gaat om de naaste familie van de gemobiliseerde die samen met hem onder hetzelfde dak wonen. 337

Dit wil zeggen: zonder dat hij hiermee reageert op een ingebrekestelling van de verhuurder. 338

E. VAN CAUWELAERT, 'De huishuurwet van 22 maart 1940', RW 1940, 1078.

Page 99: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

91

van de huur, als de verbreking van de overeenkomst vragen.339

De verbreking kan enkel

toegestaan worden als de huurder niet meer in staat is zijn huur te betalen.

Artikel 7 van de wet moet ervoor zorgen dat de verhuurder een stok achter de deur heeft om

een evenwicht te brengen in zijn relatie met de huurder. De verhuurder kan op basis van dit

artikel de verbreking van de overeenkomst vragen als hij al meer dan zes maanden een

huurvermindering van meer dan 50% moet aanvaarden of als de huurder zijn verplichtingen

niet nakomt. Een ontbinding kan echter maar drie maanden na het vonnis van de vrederechter

uitwerking krijgen.340

Ook de niet-gemobiliseerde huurders krijgen een zekere bescherming van de wet van 22

maart 1940. In dit geval voorziet de wetgever echter niet in een vermindering van rechtswege.

Om recht te hebben op een vermindering moet de huurder bewijzen dat hij een weerslag voelt

van de economische omstandigheden. De verslechterde situatie moet dus zijn oorsprong

vinden in de economische omstandigheden die het gevolg zijn van de oorlog in Europa of de

mobilisatie. Als hij niet tot een minnelijk akkoord komt met zijn verhuurder, zal hij hem

moeten dagvaarden voor het vredegerecht om dit recht te kunnen afdwingen (art. 10, §1). Een

verlies van 15% van het inkomen moet de huurder sowieso zelf dragen. Dat is immers een

verlies dat de huurder ook in normale omstandigheden kan ondergaan. Daar moest hij

rekening mee houden bij het sluiten van de overeenkomst. Elke procent verlies boven die

15% kan echter niet meer als een normaal risico beschouwd worden en dient gecompenseerd

te worden door een vermindering van de huurprijs. Heeft de huurder bijvoorbeeld 20%

minder inkomsten door de mobilisatie, dan verdient hij een vermindering van 5% van de

huurprijs. Is het onmogelijk om exact te bewijzen dat er meer dan 15% verlies is, dan zal de

huurder een ernstige storing in het genot of de exploitatie van het gehuurde perceel moeten

bewijzen.341

Aan niet-gemobiliseerde huurders mag de vrederechter geen vermindering

toestaan van meer dan 50% van de huurprijs. Eventueel kan hij wel een vermindering met

terugwerkende kracht toestaan. Hiervoor moeten echter overtuigende motieven aanwezig zijn

en bovendien mag de terugwerkende kracht geen afbreuk doen aan verworven rechten. De

huurder zal enkel de verbreking kunnen vragen als zijn inkomsten met meer dan 50% gedaald

zijn als gevolg van de actuele omstandigheden (art. 11)

339

Ibid., 1079. 340

Ibid., 1080. 341

Ibid., 1083.

Page 100: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

92

De verhuurder daarentegen, kan reeds de verbreking vragen wanneer hij meer dan zes

maanden een vermindering van meer dan 35% van de huurprijs heeft moeten verdragen.

Naast deze kleine aanpassing is het recht op ontbinding van de verhuurder hetzelfde,

onafhankelijk van de mobilisatie van de huurder. 342

2. Beverse rechtspraak van 22 maart 1940 tot 20 september 1940

a. Toepassing van de wet van 22 maart 1940 door de Beverse Vrederechter

Zoals eerder vermeld, zal deze wet tijdens de korte periode waarin zij in werking is, in amper

vier vonnissen aangehaald worden. De eerste toepassing komt voor in een vonnis van 10 april

1940343

. De Beverse Huisvestingsmaatschappij vordert 367,5 Fr. aan achterstallige

huurgelden in en vraagt de verbreking van de overeenkomst voor die nalatigheid. De huurder

meent echter recht te hebben op een vermindering van haar huurschulden aangezien zij een

gemobiliseerde zoon heeft. Zij wil een halvering van de huurprijs vanaf de mobilisatie in

september 1939 en de vrederechter kent dit haar ook toe, zonder verdere motivering van zijn

besluit. De verhuurder gaat akkoord met een afbetaling van de schuld aan 7Fr./week. Over de

eis tot ontbinding zwijgt het vonnis vreemd genoeg. Het akkoord over de afbetaling impliceert

echter een afstand van de eis tot ontbinding. Op zich past de vrederechter hier zonder meer de

wet toe. Ook in het tweede vonnis gaat het geding initieel niet om de toepassing van de

bijzondere wet.344

Het is de verweerder die als verweer tegen een eis om 1200 Fr. te betalen

voor 4 maanden achterstallige huur en om de overeenkomst te ontbinden, opwerpt dat hij een

vermindering verdient als gevolg van zijn mobilisatie. Hij stelt tevens dat de wet enkel de

mogelijkheid openlaat om de huurprijs vast te stellen, niet om de overeenkomst te verbreken.

De vrederechter volgt deze redenering en vermindert de huurprijs van 300 Fr. tot 125 Fr. met

terugwerkende kracht van de eerste maand waarvoor nog huur verschuldigd is (april) tot de

derde maand na de datum waarop de gemobiliseerde huurder weer naar huis werd gezonden

(oktober). Om die vermindering te laten doorgaan tot de derde maand volgend op de maand

waarin de huurder naar huis wordt gezonden, baseert de vrederechter zich op artikel 3 van de

wet. Dit artikel stelt echter enkel de verlenging van de overeenkomst voor deze periode vast.

In de wet komt geen artikel voor dat het einde van de vermindering vastlegt. Op zich is het

echter logisch dat de huurder geen eeuwige vermindering kan krijgen van rechtswege, ook

nadat hij gedemobiliseerd is. Dit zou een ongelijkheid in het leven roepen tegenover personen

342

Ibid., 1080. 343

AR 11 (10 april 1940). 344

AR 31 (17 juli 1940).

Page 101: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

93

die nooit gemobiliseerd zijn geweest. Zij dienen immers hun inkomensverlies te bewijzen om

een vermindering te krijgen. We hebben helaas niet de mogelijkheid dit te vergelijken met de

toepassing door andere vrederechters, aangezien hierover geen enkel vonnis werd

gepubliceerd.

De derde zaak handelt wel rechtstreeks over de huurwet. Een gepensioneerd man stapt naar de

vrederechter omdat hij een vermindering van zijn huurprijs van 191,65Fr. naar 150Fr. wil

laten vaststellen. Aangezien de huurder de vermindering niet eerst aan de eigenaar heeft

gevraagd bij aangetekend schrijven en omdat hij als gepensioneerde geen enkel verlies lijdt,

wijst de rechter de eis af.345

Op zich maakt hij hier een zuivere toepassing van de wet. Wat

echter uit deze zaak blijkt, is dat de huurder blijkbaar niet al te goed weet wat de wet nu

eigenlijk bepaalt. Hij is slecht geïnformeerd en krijgt zo het deksel op de neus. Om te

eindigen krijgen we weer een vonnis waarin de verweerder de wet aanhaalt als verweer tegen

de invordering van achterstallige huurgelden. De verhuurder vraagt 240Fr. achterstallige huur.

Aangezien de huurder een vermindering aan inkomsten kan bewijzen, stelt zij de verhuurder

voor om een verminderd bedrag van 150Fr. te betalen. Beide partijen komen tot een akkoord.

De eiser laat ten slotte ook zijn eis tot ontbinding vallen. Over het verlies van 15% dat de

huurder zelf moet dragen zwijgt het vonnis. Door hier niet op in te gaan, faciliteert de rechter

het akkoord van de partijen.346

We kunnen dus besluiten dat de wet van 22 maart 1940 tot weinig geschillen leidt. In de

meeste gevallen roept een huurder deze gewoon in als verweermiddel tijdens een geding over

achterstallige huur. Het is onmogelijk te bepalen of men in de praktijk veel gebruik heeft

gemaakt van deze wet. Wat wel vaststaat, is dat geen enkele verhuurder een minnelijke

aanvraag tot vermindering heeft aangevochten voor het vredegerecht.

b. Toepassingen van het gemeen huurrecht

In de gevallen waar de bijzondere huurwet geen toepassing krijgt, blijven de vonnissen

vergelijkbaar met die van voor de mobilisatie en het begin van de oorlog. Vier van de vijf

geschillen geven aanleiding tot een verstekvonnis in het nadeel van de huurders.347

Zowel het

invorderen van de schulden als de eis tot ontbinding van de overeenkomst krijgen zonder

uitzondering het rechterlijk fiat. De uitdrijving gaat gewoon door binnen de 24 uur na de

345

AR 34 (14 augustus 1940). 346

AR 38 (28 augustus 1940). 347

AR 29 (10 juli 1940), AR 32 (30 juli 1940), AR 35 (14 augustus 1940), AR 41 (11 september 1940).

Page 102: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

94

betekening van het vonnis. Dit geldt zelfs voor het eerste vonnis na de Duitse inval. Ook het

verweer niet te kunnen betalen, blijft hier zonder gevolg. Dit is opvallend aangezien er in dit

geval ruimte was voor de toepassing van de bijzondere huurwet.348

De Duitse invasie zette de

vrederechter in de eerste oorlogsmaanden dus nog niet aan tot het milderen van zijn

uitspraken.

3. Het besluit van 20 september 1940 en de huurprijs

De Duitse Bezetting met zijn enorme weerslag op de samenleving, maakt de wet van 22 maart

ontoereikend.349

Het onderscheid tussen gemobiliseerde en niet-gemobiliseerde huurders

verliest zijn betekenis. Deze oorlog treft iedereen, vooral het betalen van de huurgelden blijkt

problematisch te zijn. Met een regering in ballingschap in Londen, een parlement dat niet

bijeen kan komen en een krijgsgevangen koning, zullen de hoogste ambtenaren van de

ministeriële departementen de noodzakelijke tijdelijke maatregelen moeten nemen. Het zal

aan hen zijn om een antwoord te geven op de huurcrisis. Ongeveer vier maanden na het

uitbreken van de Oorlog, op 20 september 1940, ondertekent Secretaris-Generaal van justitie

de Bunswyck het nieuwe huurbesluit.350

Inhoudelijk bouwt dit besluit verder op de funderingen van de wet van 22 maart 1940.

Vermindering van de huurprijs, het recht op verbreking voor insolvabele huurders en de

verlenging van rechtswege van alle huurovereenkomsten, blijven de centrale maatregelen.

Hun invulling verandert echter.

Nu het onderscheid tussen de gemobiliseerde en de niet-gemobiliseerde huurders is

afgevoerd, hebben alle huurders een gelijk recht op de vermindering van hun huurprijs. Aan

dit recht is echter een dubbele voorwaarde verbonden. Enerzijds mag de huurovereenkomst

niet gesloten zijn na 10 mei 1940. Anderzijds kunnen de huurders enkel een vermindering

krijgen als ze niet meer in staat zijn de volledige huur te betalen door de economische of

oorlogsomstandigheden (art. 3). Dit besluit schrijft geen verplicht verzoek bij aangetekend

schrijven aan de verhuurder voor. Natuurlijk blijft een minnelijk akkoord over een

huurprijsvermindering de voorkeur genieten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de verplichte

verzoeningspoging bij de vrederechter als de partijen alsnog een gerechtelijke procedure

aanspannen (art. 17, 1e lid). Maakt één van de contractanten de zaak aanhangig bij het

348

AR 26 (8 mei 1940). 349

X., "Arrète du 20 septembre 1940 portant des dispositions exceptionenelles et temporaires en matière de baux

à loyer.", Rev. prat.not.b. 1940, 368-374. 350

Het besluit treedt in werking op de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad, 25 september 1940.

Page 103: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

95

vredegerecht, dan zal de rechter volledig soeverein oordelen over de gepastheid en de

modaliteiten van de vermindering. De grootte van de vermindering, de begin- en einddatum

van de vermindering351

en eventuele betalingsfaciliteiten bepaalt de vrederechter zelf, met de

billijkheid als enige criterium. Het besluit wijst de vrederechter exemplatief op een aantal

aandachtspunten waarmee hij bij zijn billijkheidstoets rekening dient te houden. Zo moet hij

aandacht besteden aan alle middelen die de huurder (niet) ter beschikking heeft en aan de

noden van de verhuurder. Zowel de situatie in het verleden als de mogelijke verandering van

de situatie in de toekomst van beide partijen, moet een rol spelen. Ook de eventuele

mobilisatie of de verwondingen door de oorlog zullen hun weerslag op de beslissing moeten

hebben. Tot slot moet ook de huurder een billijk deel van zijn verliezen dragen. Even

uitgebreid als in de huurwet van 22 maart gaat men daar deze keer echter niet op in. Het is aan

de vrederechter om de lasten billijk over de schouders van beide partijen te verdelen (art.17,

3e lid)).

Het besluit voorziet ook in een eventuele mildering van de verbintenissen van de verhuurder.

In vele gevallen zal de vermindering van de huur noodzakelijk zijn, maar hierdoor zou de

weegschaal disproportioneel uit balans kunnen geraken in het nadeel van de verhuurder.

Artikel 4, 3e lid van het besluit voorziet om die reden in een mogelijkheid voor de rechter om

de verhuurder (deels) van zijn verbintenissen te ontslaan. Dit is mogelijk voor verbintenissen

met grondslag in de wet, of in de overeenkomst zelf. Oorspronkelijk was deze regeling

ingegeven door de hoge prijzen voor verwarming van het goed waarvoor verhuurders soms in

moesten staan.352

Door de algemene formulering van het artikel kan de vrederechter ook op

deze manier verregaand ingrijpen in de contractuele relatie. Het afstaan van een deel van het

goed en het ontslaan van de verbintenis om bepaalde kosten te dragen of herstellingen uit te

voeren, behoort tot de mogelijkheden.

Ook nu blijven enkele extra mogelijkheden om de overeenkomst vroegtijdig te ontbinden een

onderdeel van het gamma aan bijzondere maatregelen. De huurder kan de rechter hierom

vragen als hij zelf niet in staat is om de verminderde huur te betalen (art. 6). De verhuurder

kan op zijn beurt een prematuur einde aan de huurovereenkomst eisen als hij reeds meer dan

zes maanden een vermindering van de huurprijs van meer dan 50% moet verdragen. Deze

regels zijn dus een kopie uit de huurwet van 22 maart 1940. De enige uitbreiding bestaat erin

351

De vermindering kan retroactief worden toegekend mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de verworven

rechten van de partijen. Die retroactiviteit kan ten hoogste terugwerken tot september 1939 (art. 5). 352

R. ERKENS, De huishuurwet van 12 maart 1945, Antwerpen, De Sikkel, 1945, 66.

Page 104: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

96

om voor kleinere woningen waarvoor de jaarlijkse huurprijs de 1200 Fr. niet te boven gaat, de

drempel op een vermindering van 60% in plaats van 50% te brengen (art. 8, a). Pas na de

zesde maand waarin de vermindering van toepassing was, kan de verhuurder de verbreking

vragen. Zij zal echter pas uitwerking hebben vanaf de derde maand na het in kracht van

gewijsde treden van het vonnis (art. 7).

4. Beverse rechtspraak inzake achterstallige huur tijdens de periode 25 september 1940 -

1942

a. Algemeen

Voor deze periode vinden meer dan 130 conflicten over de huurprijs en achterstallige

huurgelden hun weg naar de Beverse vrederechter. Geen enkele huurder neemt hierbij het

initiatief om een vordering in te stellen. Telkenmale is het de verhuurder die achterstallige

huur invordert of die opkomt tegen de vermindering van de huurprijs. Opvallend genoeg

komen tijdens de begindagen van de oorlog zeer weinig verstekvonnissen voor. Een

mogelijke verklaring is het belang van de situatie. Elementaire behoeftes zoals voedsel en

onderdak zijn geen evidentie meer. De huurders lijken dit maar al te goed te beseffen. Zelfs

als de verweerder niet in staat is te verschijnen, stuurt hij vaak zijn echtgenote op pad. Ook

zonder volmacht zal de vrederechter luisteren naar wat zij te vertellen heeft.353

Van de eerste

zitting na het begin van de oorlog in juli 1940 tot het einde van 1942 komen zeer veel

vorderingen voor van achterstallige huurgelden die teruggaan tot het begin van de oorlog of

de mobilisatie.354

Zo ontstaat een probleem van enorme huurschulden die vaak meer dan 1000

Fr. bedragen, wat veel meer is dan het gemiddelde maandloon. Ook die serieuze achterstallen

zorgen voor de vermindering in verstekvonnissen. Er staat met andere woorden meer op het

spel.

Waar de vrederechter tot voor kort op machinale wijze vorderingen goedkeurde, komt er nu

een verandering in zijn aanpak. Ongenuanceerd gewag maken van een mildere aanpak zou de

realiteit licht vertekenen. Veel uitspraken neigen inderdaad milder te zijn dan uitspraken in

gelijkaardige zaken voor de oorlog, maar dit is geen algemene tendens. Wel blijkt de

vrederechter zijn oordeel meer dan vroeger te wikken en te wegen.

353

bijvoorbeeld: AR 63 (27 november 1940): De verhuurder eist 335Fr. aan achterstallige huurgelden en de

ontbinding van de overeenkomst. De huurder maakt verstek maar zijn vrouw is wel aanwezig. Zij verkrijgt van

de verhuurder een vermindering gedaan van 55Fr./m tot 40Fr./m. Aangezien ze ook op de zitting een deel van de

achterstal inlost, verklaart de vrederechter de eis tot ontbinding ongegrond. De huurder zal zo enkel nog 80Fr.

achterstallige huur moeten betalen aan de verhuurder. 354

bijvoorbeeld: AR 58 (13 november 1940); AR 112 (23 april 1941); AR 130 (17 mei 1940); AR 164 (22

oktober 1941); AR 269 (11 augustus 1942).

Page 105: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

97

Om deze veelheid aan vonnissen overzichtelijk te analyseren, bespreken we de belangrijkste

elementen die frequent terugkeren afzonderlijk.

b. De toekenning en de voorwaarden van de huurprijsvermindering

Hoewel de huurders het voorwaardelijk recht op een huurprijsvermindering rechtstreeks voor

de vrederechter kunnen afdwingen als de verhuurder dit hen niet toestaat, doen ze dit nooit.355

Artikel 3 van het besluit van 20 september 1940 halen zij er maar bij als het eigenlijk al te laat

is. Met name als de huurder een schuldenberg opgebouwd heeft die Griekse proporties

aanneemt. De vrederechter ziet deze problemen snel in en staat relatief eenvoudig

verminderingen toe.

Krijgsgevangenschap en mobilisatie zijn oorlogsomstandigheden die steeds een bewijs

vormen van de onmogelijkheid de volledige huur te voldoen. Zij rechtvaardigen een

vermindering voor de periode tijdens dewelke de huurder in deze omstandigheden

verkeerde.356

Werkloosheid is de meest voorkomende economische oorzaak van de

betalingsproblemen van de huurders. Verweerders die zich beroepen op hun werkloosheid om

het gevorderde bedrag aan huurschulden te zien slinken krijgen in principe een vermindering

toegekend voor de periode van werkloosheid357

, op voorwaarde dat zij geen andere inkomsten

hebben358

. Ook een man die zijn uitkering verliest omdat hij als werkloze weigert in het

buitenland te gaan werken krijgt een vermindering van zijn huurschulden.359

In een

uitzonderlijk geval leidt werkloosheid tijdens een deel van de periode waarvoor huurgelden

355

Hierbij mogen we echter niet uit het oog verliezen dat we over de verspreiding van de minnelijke

vermindering van de huurprijs in het duister tasten. 356

bijvoorbeeld AR 144 (13 augustus 1941): Een huurschuld van 825 Fr., opgebouwd sinds het uitbreken van de

oorlog, wordt verminderd tot 525 Fr. nu blijkt dat de huurder sinds dien zes maanden krijgsgevangen is geweest

en daarna vier maanden werkloos. De huurder betaalt daarvan 150Fr. op de zitting en vraagt de rest af te mogen

korten met 25Fr./maand. Dit staat de vrederechter hem toe; AR 223 (21 april 1942) De huurder die een tijd onder

de wapens was geroepen gevolgd door een periode van werkloosheid verkrijgt voor heel deze periode een

vermindering van zijn huurschuld van 1650Fr. tot 1125 Fr. De vrederechter legt hem ambtshalve een

afbetalingsregeling op van 50Fr./maand. Het missen van een betaling heeft de opeisbaarheid van het volledige

bedrag en de ontbinding van de overeenkomst tot gevolg. 357

bijvoorbeeld AR 72 (18 december 1940): Twaalf van de vijftien maanden aan verschuldigde huurgelden

moeten maar voor de helft betaald worden als blijkt dat de huurder tijdens deze periode werkloos was. De

overige drie maanden moet hij wel volledig betalen aangezien hij tijdens die maanden wel heeft gewerkt. Het

resterende bedrag van 665Fr. mag de huurder afbetalen aan 50Fr./maand met een ontbinding tot gevolg als hij

een betaling mist; AR 53 (23 oktober 1940); AR 99 (12 maart 1941); AR 100 (12 maart 1941);AR 112 (23 april

1941); AR 260 (14 juli 1942). 358

Zie infra p. 101. 359

AR 98 (12 maart 1941): Een werkman uit Kieldrecht verschijnt als huurder voor de vrederechter. Zijn

verhuurder eist dat hij 750Fr. aan achterstallige huurgelden betaalt. Verhuurder is immers reeds zo gul geweest

de huur van 150Fr./maand te verminderen tot 125 Fr./maand, maar zonder enig effect. 50Fr./maand is alles dat

hij te bieden heeft, zegt de huurder. Hij kampt immers met betalingsmoeilijkheden aangezien hij werkloos is en

zijn steungeld is verloren omdat hij niet in Frankrijk of Duitsland aan het werk wilt. Gezien die situatie brengt de

vrederechter de huur op 75 Fr./maand., waardoor hij nog slechts 450 Fr. verschuldigd is aan zijn verhuurder.

Page 106: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

98

verschuldigd zijn, tot een halvering van de totale huurschuld.360

Soms volstaat het dat de

huurder zijn inkomsten ziet slinken door een vermindering van zijn loon of van zijn werkuren

om een vermindering te verkrijgen.361

Dit komt echter minder voor.

De vrederechter past deze voorwaarden soms bijzonder soepel toe. Hoewel het besluit

duidelijk een causaal verband vereist tussen de onmogelijkheid de volledige huurprijs te

betalen en de actuele economische en oorlogsomstandigheden die het land teisteren, doet men

daar in de praktijk niet al te moeilijk over. Een zieke huurder die hierdoor niet meer kan gaan

werken, krijgt zonder problemen een vermindering van de huurschulden die de eigenaar

invordert.362

Ook de toekenning van een huurprijsvermindering aan een weduwe die niet veel

steungeld ontvangt, gebeurt zonder stil te staan bij een eventueel gebrek aan causaal

verband.363

Deze lossere aanpak maakt de situatie ook voor de zwakkere huurders leefbaar. Er

zou immers een onbillijke situatie ontstaan, indien een huurder die werkloos is door de

economische toestand wel een vermindering kan krijgen, maar een huurder die werkloos is

door ziekte niet. Naar de letter van de wet zouden deze onbillijke resultaten echter uitwerking

moeten krijgen.

Waar dan weer wel zorgvuldig aandacht aan besteed wordt, is het controleren van de

effectieve onmogelijkheid om de huur volledig te betalen. Wie kan betalen, moet ook betalen.

Het bewijs van een verlies aan inkomsten heeft hier geen invloed op. Een huurder die een

eigen handel uitbaat en eigenaar is van verschillende onroerende goederen kan geen

vermindering krijgen omdat hij meer dan genoeg geld bezit om zijn huishuur te betalen.364

Een meubelmaker met eigen zaak krijgt evenmin een huurprijsvermindering.365

Dit is

360

AR 85 (12 februari 1941): Een man die 160Fr./maand moet betalen en dit 5 maanden heeft nagelaten omdat

hij partieel werkloos is geweest tijdens deze periode, verkrijgt van de vrederechter een halvering voor de

volledige achterstal. De huurprijs voor de toekomst bepaalt de rechter op 110Fr./maand. 361

bijvoorbeeld AR 65 (11 december 1940): Ondanks het verstek van de verweerder gebruikt de vrederechter de

informatie die hij van de verhuurder krijgt om diens vordering van 975Fr. aan achterstallige huurgelden te

verminderen. Uit die informatie blijkt immers dat de huurder net terug is van het front en momenteel maar

geringe inkomsten heeft. De vrederechter halveert de huur voor het verleden van 150Fr. naar 75Fr./maand en

voor de toekomst stelt hij de huurprijs vast op125Fr./maand. De gevraagde verbreking van de overeenkomst

moet wachten, tenzij de huurder een betaling mist van het hem opgelegde afbetalingsschema van 25Fr./week;

AR 186 (7 januari 1942); AR 255 (14 juli 1942). 362

AR 103 (19 maart 1941): De echtgenote die zonder volmacht van haar man verschijnt voor de vrederechter

betoogt dat haar man, de huurder van het goed, ziek is en daardoor niet kan werken. Gecombineerd met een

kroostrijk gezin van zeven, maakt dit het betalen van de volledige achterstal onmogelijk. Ze vraagt dan ook een

vermindering. In een verstekvonnis veroordeelt de vrederechter de huurder de verminderde huurschuld van

405Fr. te betalen. Dit in plaats van de schuld van 675Fr. die de verhuurder initieel vorderde. 363

AR222 (21 april 1942) De vrouw in kwestie krijgt een vermindering voor het verleden. Voor de toekomst zal

ze echter de volledige huur moeten betalen aangezien haar kinderen aan het werk zijn en dus een duit in het

zakje kunnen doen. 364

AR 126 (26 april 1941). 365

AR 254 (14 juli 1941).

Page 107: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

99

misschien betwistbaar, aangezien het werk als zelfstandige zeker in deze tijden niet gelijk

staat met een garantie op een degelijk inkomen. Ongetwijfeld de opvallendste huurzaak

tijdens de hele periode behandelt eveneens deze problematiek. Twee brouwers vechten een

huurgeschil uit over een overeenkomst waarbij de verhuurder voor de som van 120 000

Fr./jaar een brouwerij verhuurt met de bijhorende herbergen en stallen en het exclusief recht

krijgt om bier te verkopen aan het cliënteel van de verhuurder. Als de verhuurder 20 000 Fr.

aan achterstallige huurgelden invordert, roept de huurder artikel 3 van het huurbesluit in om

een vermindering te bekomen. De vrederechter maakt echter al snel duidelijk dat dit besluit

enkel is weggelegd voor huurders die niet in staat zijn de volledige huur te betalen. Het feit

dat de onderneming in 1940 verlies maakt volstaat niet, zolang ze de huur kunnen betalen. De

eis is dan ook volledig gegrond.366

Na een bevestiging van deze uitspraak in beroep, weigert

dezelfde huurder later nogmaals de huurgelden voor een trimester te betalen367

. Dit keer voert

hij aan dat het bedrijf ten onder zal gaan door de verordeningen op de alcoholgraad en het

verplicht zegelgebruik. In een tweede argument wijst hij op rechtspraak die stelt dat de lasten

van de oorlog billijk verdeeld moeten worden tussen de eigenaar en de huurder. Ook deze

nieuwe argumenten legt de vrederechter naast zich neer. De invloed op lange termijn van deze

maatregelen kan men immers nog niet juist inschatten. Wat op dat moment wel vaststaat, is

dat de brouwers gouden zaken doen door de cafés die last minute hun biervoorraad nog willen

aanvullen. De brouwers kunnen aan de enorme vraag zelfs niet tegemoet komen. Ook het

tweede argument krijgt weinig bijval. De vrederechter volgt de aangehaalde rechtspraak368

niet. Hij stelt dat de wet zeer duidelijk is en een strikte toepassing vraagt. Zolang de huurder

kan betalen, voorziet de wetgever helemaal niet in een billijke spreiding van de lasten van de

oorlog. Verder betreft de aangehaalde rechtspraak ook geen vergelijkbare situatie. Het

verweer wordt dus andermaal niet gevolgd. Het potentieel verlies rechtvaardigt geen

inhouding van de huur omwille van een verplichting tot solidariteit vanwege de verhuurder.

Toch voegt de vrederechter toe dat ondanks de strikte toepassing van de wet, het naar zijn

oordeel billijk zou zijn als de verhuurder een minnelijke vermindering zou toestaan.

In sommige gevallen slagen de verhuurders erin om het door de huurder opgebouwde verweer

te doorprikken. Meestal doen zij dit door aan te brengen dat er meer kostwinners zijn in het

366

AR 57 (11 december 1940). 367

AR 86 (9 april 1941). 368

Het vonnis verwijst helaas slechts zeer algemeen naar 'de rechtspraak' waardoor het voor ons onmogelijk is

om hier meer duidelijkheid te brengen. Door het stilvallen van de publicatie van verschillende juridische

tijdschriften tijdens de bezetting (RW en JT bijvoorbeeld) blijkt het geen sinecure om gepubliceerde rechtspraak

te vinden die ook relevant is voor de Beverse rechtspraak.

Page 108: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

100

gezin dan de huurder alleen. Een werkende vrouw en kinderen kunnen bijvoorbeeld al snel tot

gevolg hebben dat er genoeg inkomsten zijn om de volledige huur wel te betalen.369

De

vrederechter neemt dit echter niet steeds zonder meer aan en kent soms alsnog een

vermindering toe.370

Lang niet alle verhuurders wijzen de verminderingswens van hun huurders af. Uit de

vonnissen blijkt dat er een aantal minnelijke verminderingen tot stand komt, zowel voor als na

de inleiding van de gerechtelijke procedure. In een hele reeks vonnissen lezen we dat de

verhuurder al een huurprijsvermindering heeft toegestaan voor het tot een rechtszaak komt.371

De vrederechter hoeft zich daarom niet bij deze vermindering neer te leggen. Als de toestand

van de huurder een grotere vermindering rechtvaardigt, zal hij die ook toekennen.372

Het komt

ook geregeld voor dat de partijen geen overeenstemming bereiken voor het tot een proces

komt, maar dat ze in de zittingszaal toch een akkoord sluiten over een

huurprijsvermindering.373

Of de verhuurder al dan niet een minnelijke vermindering heeft toegestaan voor het tot een

proces komt, is niet altijd duidelijk. Soms beslist de huurder om voor een periode slechts een

gedeelte van de volledige huurprijs te betalen en komt hij achteraf in aanvaring met zijn

verhuurder die beweert dit nooit te hebben toegestaan. De ene keer loopt dit pijnlijk af voor

de huurder374

, de andere keer is de uitkomst gunstiger.375

In een eerste zaak blijkt het

369

bijvoorbeeld AR164 (22 oktober 1941): Een werkloze huurder zal toch de volledige achterstal van 1170Fr.

moeten betalen aangezien zijn zonen in Duitsland werken en daar samen meer dan genoeg verdienen;AR 222 (21

april 1942): Aangezien een weduwe nu twee werkende kinderen heeft, kan zij enkel een vermindering van de

achterstallige huur krijgen voor het verleden. Zo zal zij slechts 1000Fr. i.p.v. 1500fr. moeten betalen. Ze zal dit

via een afbetalingsregeling mogen aflossen. Voor de toekomst blijft de huurprijs onveranderd. 370

bijvoorbeeld AR 58 (13 november 1940): De achterstallige huurgelden worden toch verminderd, hoewel de

verhuurder stelt dat de huurder een werkende dochter heeft en een frontstrepenrente krijgt; AR 99 (12 maart

1941) De vrederechter halveert de achterstallige huishuur tot 75Fr./maand aangezien de huurder werkloos is. Het

feit dat hij een werkende vrouw en twee werkende kinderen heeft verandert hier niks aan. 371

bijvoorbeeld AR 54 (23 oktober 1940) De verhuurder vordert één maand aan achterstallige huurgelden in

(100Fr.). De huurder werpt op dat er een overeenkomst was om maar 50 Fr. te vragen en dat hij die niet betaalt

omdat de verhuurder hem nog 30Fr. verschuldigd is voor linoleum. De vrederechter veroordeelt de huurder

hierop om 50 Fr. te betalen; AR 278 (10 november 1942) Een herbergier vraagt om de som van 7975Fr. aan

achterstallige huur te mogen afbetalen aan 200Fr./maand. De vrederechter wijst deze vraag van de verweerder

echter af. Hij heeft meer dan voldoende inkomsten en hij heeft zelfs een minnelijke vermindering gekregen

zonder dat hij daar eigenlijk recht op had; AR 132 (28 mei 1941); AR 155 (24 september 1941); 372

AR 227 (21 april 1942): Ondanks het verstek van de verweerder, verlaagt de vrederechter de huurschuld

alsnog van 675Fr. tot 500Fr. omdat de minnelijke vermindering wegens de werkloosheid van de huurder niet

volstaat. Aangezien de huurder nu weer werkzaam is, zal de huurprijs voor de toekomst weer volledig betaald

moeten worden; AR 98 (12 maart 1941); AR 208 (24 februari 1942). 373

bijvoorbeeld AR 66 (11 december 1940); AR 59 (13 november 1941); AR 63 (27 november 1941). 374

AR 83 (12 februari): Van zijn mobilisatie in september 1939 tot maart 1940heeft de huurder de halve

huurprijs betaald. Daarna heeft hij die halve huurprijs steeds aangeboden aan de verhuurder, maar weigerde deze

de halve huurprijs te aanvaarden. Het gevolg is een huurschuld van 2100 Fr. die nu ingevorderd wordt. Ook op

de zitting weigert de huurder de volledige huishuur te betalen. Volgens de rechter kan het aanbod om de halve

Page 109: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

101

herhaaldelijk aanvaarden van een verminderde huurprijs geen voldoende bewijs te zijn voor

de minnelijke vermindering. Volgens de vrederechter hoefde de verhuurder de hem

aangeboden halve huur niet meer te aanvaarden aangezien het geen volledig aanbod was. Het

feit dat de huurder in zijn koppigheid volhardt zonder de vermindering af te dwingen voor de

rechter, leidt tot de ontbinding van de overeenkomst en een veroordeling tot betaling van de

achterstallen zonder vermindering. In een tweede zaak oordeelt de rechter echter dat het feit

dat de verminderde huur herhaaldelijk aanvaard was zonder voorbehoud wel een bewijs is van

de minnelijke vermindering.

Indien de vrederechter meent dat een huurprijsvermindering op zijn plaats is, legt hij naar

billijkheid de modaliteiten vast. Hij bepaalt discretionair hoeveel de huurprijs daalt, voor

welke periode en of betalingsfaciliteiten aan de orde zijn. Aangezien in zo goed als alle

gevallen de reductie van een achterstallige schuld aan de orde is, zal retroactiviteit ook

veelvuldig voorkomen. Het grootste deel van de vonnissen ligt in dezelfde lijn. Dit is de

uitkomst van de manier waarop de vrederechter de toepassing van het besluit van 20

september 1940 ziet. Zijn billijkheidstoets kent tussen zwart en wit slechts een minimum aan

grijstinten. Wie werk heeft betaalt de volledige huurprijs, wie werkloos is betaalt de helft van

de huurprijs. Als de huurder op de moment van het vonnis nog werkloos is, dan blijft de

huurprijs ook voor de toekomst gehalveerd. Als hij echter enkel tijdens de periode waarvoor

hij nog huurgelden verschuldigd is, werkloos was, dan zal de uitspraak zich beperken tot de

reductie van de schuldenlast met de helft. Het gros van de vonnissen waarbij de vrederechter

een reductie van de huurprijs toekent past binnen dit kader.376

De gerechtelijke beslissing

stond nooit een vermindering van meer dan de helft van de huurprijs toe. Wat wel voorkomt,

zijn verminderingen met minder dan de helft.377

Van het einde van 1940 tot halfweg 1941

zien we nog een andere afwijking van de algemene lijn die we zonet vooropstelden. Tijdens

huurprijs te betalen niet gezien worden als een volwaardig aanbod. Een onderzoek naar een grond voor

vermindering van de huurprijs doet de vrederechter niet, terwijl de huurder pretendeert hier recht op te hebben.

Het niet nakomen van zijn verbintenis om de huur te betalen wendt de vrederechter aan om de overeenkomst te

ontbinden, naast de veroordeling tot het betalen van de achterstallige huur. 375

AR 204 (24 februari 1942): De huurder is volgens de verhuurder nog 2800 Fr. verschuldigd. Als verweer

haalt hij echter aan dat de huurprijs voor de oorlog van 300Fr. naar 200Fr./maand was gedaald. Dit waren ze

immers samen overeengekomen. De verhuurder zegt de verminderde huur inderdaad een aantal keer aanvaard te

hebben, maar dat de huurprijs daarom niet verminderd was. Uiteindelijk beslist de rechter dat door de

herhaaldelijke aanvaarding van de verminderde huurprijs zonder voorbehoud erop wijst dat de vermindering was

toegestaan. De huurder moet daardoor nog slechts 1800Fr. betalen aan de verhuurder. 376

bijvoorbeeld AR 72 (28 december 1940); AR 99 (12 maart 1941); AR 100 (12 maart 1941); AR 258 (14 juli

1942); AR 264 (14 juli 1942). 377

bijvoorbeeld AR 58 (13 november 1940): Aangezien de huurder ondanks zijn werkloosheid nog inkomsten

heeft van zijn frontstrepenrente en zijn werkende dochter, vermindert de huurschuld slechts met 1/3. Het totale

verschuldigde bedrag dat de huurder nog verschuldigd is, is 350Fr.

Page 110: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

102

deze periode zal de vrederechter verschillende keren de huurprijs voor het verleden meer

verminderen dan die voor de toekomst. Hij zal de huurschuld bijvoorbeeld halveren, maar de

huurprijs voor de toekomst vaststellen op een bedrag dat hoger ligt dan die halve huurprijs.

De huurders krijgen zo de kans om de huurschulden die zij opbouwden tijdens de woelige

eerste maanden van de oorlog grotendeels te zien wegvallen, zonder dat de verhuurders ook in

de toekomst deze zware vermindering moeten verdragen. De toekomstige huurprijs zal dus

niet evenveel dalen, hoewel de situatie van de huurder vaak niet verandert.378

Zo zal een

huurder die sinds mei 1940 geen huurgelden meer heeft betaald slechts de helft van deze

schuld moeten betalen wegens zijn geringe inkomsten (in totaal 300Fr. aan 50Fr./maand),

maar stelt de vrederechter de huurprijs voor de toekomst vast op 75Fr./maand, hoewel zijn

inkomsten ondertussen niet zijn toegenomen.379

Na die eerste oorlogswinter zal dit echter niet

meer voorkomen en zal de vrederechter de huurprijs halveren voor de periode van

vermindering van de inkomsten.

c. Betalingsfaciliteiten

Plots doen ook de betalingsfaciliteiten veelvuldig hun intrede in de vonnissen. Naast het

gemeen recht380

, reikt ook het huurbesluit van 20 september 1940 die mogelijkheid aan. Als

de vrederechter die passend acht, kan hij de betaling uitstellen of spreiden in de tijd. Vooral

deze laatste optie krijgt een vaste plaats in de vonnissen van deze periode. De vrederechter

kent deze faciliteiten toe op basis van een vraag van de huurder381

, een vraag van de

verhuurder382

of op eigen initiatief383

. In de meeste gevallen legt hij het zelf op. Op de vraag

van de partijen gaat hij niet altijd in. Als er geen problemen zijn om het volledige bedrag

378

bijvoorbeeld AR 65 (11 december 1940); AR 85 (12 februari 1941). 379

AR 48 (9 oktober 1940). 380

Zie supra p. 95. 381

bijvoorbeeld AR 224 (20 april 1942): Een huurder stelt voor om de 525Fr. achterstallige huur die hem

gevraagd wordt, af te betalen aan 25Fr./maand. De verhuurder vindt dit aan de lage kant waarop de vrederechter

het bedrag op 70Fr./maand brengt. 382

bijvoorbeeld AR 136 (18 juni 1941): De verhuurder vraagt 945 Fr. aan achterstallige huurgelden. Dit bedrag

is door hem al minnelijk gehalveerd. Verder biedt hij aan de huur te verminderen van 135Fr./maand naar

110Fr./maand. en stelt hij voor de huurschulden af te lossen aan 40Fr./maand. Als de huurder hiermee niet

akkoord gaat, vraagt de eiser de volledige huurschuld en de ontbinding van de overeenkomst. Aangezien de

huurder 9 maanden krijgsgevangen is geweest en sinds kort werkt in Duitsland, waar hij nog geen loon gekregen

heeft, veroordeelt de vrederechter hem tot het betalen van de halve huurschuld (945Fr.), stelt hij de huur vast op

100Fr./maand en legt hij de huurder een afbetalingsregeling op van 25Fr./maand. 383

bijvoorbeeld AR 72 (18 december 1940): Vijftien maanden lang al heeft een werkman uit Kallo zijn

95Fr./maand aan huurgelden niet betaald. Als zijn verhuurder het totaal van 1425Fr. invordert, maakt hij verstek,

maar verschijnt zijn vrouw wel op de zitting. Zoals de gewoonte is in deze periode luistert de vrederechter naar

de echtgenote, ondanks het feit dat zij geen partij is in het geding. Zij deelt mee dat haar echtgenoot tot drie

maanden geleden werkloos is geweest. Voor die twaalf maanden halveert de vrederechter de huurschuld zodat

nog 665Fr. verschuldigd is. Hij kent de huurder ook een betalingsregeling toe van 50Fr./maand. De verhuurder

zal echter de ontbinding krijgen die hij vraagt als de huurder één betaling mist.

Page 111: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

103

ineens af te lossen, zal er geen spreiding van de betaling aan de orde zijn.384

Doorgaans

koppelt de vrederechter de betaling van de afkortingen aan voorwaarden. Indien de huurder

een maandelijkse of wekelijkse betaling mist zal het volledige bedrag ineens opeisbaar zijn385

en zal de overeenkomst in het slechtste geval ook meteen ontbonden worden386

. Het bedrag

van de afkortingen varieert sterk en kan in sommige gevallen eerder laag zijn. Zo komt het

voor dat een huurschuld van 547Fr. afbetaald mag worden aan 10Fr./maand.387

d. Ontbinding

Waar we voor de oorlog nog een bevestiging zien van elke eis tot ontbinding, hoe klein de

huurschuld ook is, blijkt dat de vrederechter nu een genuanceerdere toepassing van het

burgerlijk wetboek maakt. De onstabiele situatie waarin België zich op dat moment bevindt,

vraagt een voorzichtiger uitdrijvingsbeleid. Plots lezen we in verschillende vonnissen dat de

huurder nu hij veroordeeld is, wel zal betalen388

, dat er nog geen reden is tot ontbinding 389

of

dat de achterstal al genoeg afgelost is waardoor de ontbinding niet meer aan de orde is390

.

Zoals eerder bleek, zal de vrederechter ook geregeld de ontbinding slechts laten doorgaan

onder de voorwaarde dat de huurder de betalingsregeling niet nakomt. In deze periode

vorderen minder verhuurders de ontbinding. Uitzondering beslist de vrederechter toch de

overeenkomst te ontbinden op vordering van de verhuurder. Nog geen tien vonnissen bevelen

de onvoorwaardelijke ontbinding van de overeenkomst. De vrederechter neemt deze

beslissing meermaals vanwege de onwil van de huurder om zijn huurschulden af te betalen.

e. Verstekvonnissen

Ook de behandeling van de verstekprocedures verandert bij het beginnen van de oorlog. De

vrederechter verklaart tijdens deze periode slechts een minderheid van de verstekvonnissen

automatisch gegrond. Verschillende vonnissen nemen de vorm van een verstekvonnis aan

hoewel er de facto wel sprake was van een vorm van tegenspraak. Deze situatie doet zich voor

als een echtgenote verschijnt zonder volmacht om haar man te vertegenwoordigen. De

vrederechter hoort de echtgenote gewoonlijk wel en uit zijn verstekvonnissen blijkt de invloed

384

AR 278 (10 november 1942): Een herbergier die 7975Fr. aan huurschulden af te lossen heeft biedt aan dit te

doen met afkortingen van 200Fr./maand. Aangezien hij echter een zeer succesvolle zaak heeft, staat de

vrederechter hem dit voordeel niet toe. 385

Bijvoorbeeld AR 144 (13 augustus 1941); AR 222 (21 april 1942). 386

Bijvoorbeeld AR 223 (21 april 1942). 387

AR 258 (14 juli 1942). 388

Bijvoorbeeld AR 91 (9 april 1941). 389

Bijvoorbeeld AR 94 (12 maart 1941). 390

Bijvoorbeeld AR 63 (27 november 1940).

Page 112: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

104

van dit verweer.391

Deze constructie heeft een praktisch nut en draagt misschien bij tot

evenwichtigere rechtspraak, maar lijkt ons procesrechtelijk op een slap koord te dansen. Ook

als er helemaal geen vorm van tegenspraak uit het vonnis blijkt, zal de vrederechter toch

geregeld mildere vonnissen uitspreken. Soms maakt de vrederechter gebruik van informatie

die de eiser voortbrengt om ondanks het verstek zijn vonnis toch te milderen.392

Hieruit blijkt

ook dat de vrederechter ambtshalve huurverminderingen durft toe te kennen. Het is zeer de

vraag of de vrederechter deze regels van dwingend recht ambtshalve mag inroepen. In veel

gevallen zal het verstekvonnis de eis niet volledig gegrond verklaren zonder dat het echt

duidelijk is waar de vrederechter zijn mosterd haalt.393

In de verstekvonnissen lezen we alle

vormen van mildering van de eis die ook uit de tegensprekelijke vonnissen blijken:

vermindering van de huurschulden en de vaststelling van een verminderde huurprijs, het

afwijzen of slechts voorwaardelijk toekennen van de ontbinding en het toekennen van

betalingsfaciliteiten.

f. Gemeen recht

Door de invoer van bijzondere huurregels raakt het gemeen huurrecht op de achtergrond.

Slechts voor huurders die rechtstreeks aanbieden hun huurschulden volledig te willen betalen

en geen gewag maken van enige inkomstenderving zal het huurbesluit geen toepassing

vinden. In één vonnis is ook sprake van een vermindering van de huur door het verminderde

genot na de beschadiging van de huurwoning. 394

Hier blijft het echter bij, wat de toepassing

van het gemeen recht betreft.

391

bijvoorbeeld AR 63 (27 november 1940): De verhuurder vraagt 335 Fr. aan achterstallige huurgelden. De

verweerder maakt verstek, maar zijn vrouw verschijnt. De verhuurder biedt een vermindering aan tot 245Fr. De

echtgenote van de verweerder die wel aanwezig is, gaat akkoord en betaalt ook al een deel van de huurschuld op

de zitting. Hierop veroordeelt de vrederechter de huurder om het saldo van de huurschuld te betalen. De

ontbinding die gevraagd wordt, kent hij niet toe gezien de betaling door de huurder; AR 108 (26 maart 1941): De

echtgenote die aanbrengt dat haar man verschillende maanden werkloos is geweest verkrijgt van de vrederechter

een verstekvonnis waarin een vermindering toegekend wordt en de ontbinding wordt geweigerd; AR 112 (23

april 1941). 392

bijvoorbeeld AR 260 (14 juli 1942): 975Fr. aan huurschulden worden er al snel 520Fr. als uit de informatie

van de eiser blijkt dat de verweerder vanaf mei 1940 werkloos is geweest. Daarbovenop kent de vrederechter in

zijn verstekvonnis een afbetalingsregeling toe van 10Fr./maand. 393

bijvoorbeeld AR 225 (21 april 1942): De rechter kent een betalingsregeling van 50Fr./maand toe in zijn

verstekvonnis, wegens geringe inkomsten. 394

AR 97 (12 maart 1941): Als een herbergier na een week gevlucht te zijn voor het uitbreken van de oorlog

terugkeert naar zijn huis in Doel op 17 mei 1940, blijkt dit volledig onbewoonbaar te zijn door het inslaan van

een bom. Hij verhuist naar Zwijndrecht en houdt op de huur te betalen. Bijna een jaar later blijkt echter dat hij

geen opzeg kan bewijzen. De sleutel is zogezegd gestolen en hij kan geen ander bewijs van de opzeg

aanbrengen. De 540Fr. aan huurschulden die hij hierdoor heeft opgebouwd, moeten afgelost worden. Aangezien

er echter sprake is van een beschadiging moet de huurschuld verminderd worden tot 300 Fr. Als het goed echter

volledig onbewoonbaar is, kan men zich de vraag stellen of een vermindering volstaat. De overeenkomst lijkt

immers zijn voorwerp volledig verloren te zijn.

Page 113: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

105

g. Besluit

Tijdens deze periode stijgt het aantal vonnissen met betrekking tot huurschulden met 300%.

Dit is het directe gevolg van de oorlog en het stilvallen van de samenleving die daarmee

gepaard gaat. De vrederechter past zijn strenge vooroorlogse beleid aan, niet in het minst als

een gevolg van de invoer van het besluit van 20 september 1940. De huurschulden van minder

gegoede huurders worden kwijtgescholden en de huurprijs voor de toekomst wordt aangepast

aan de slechtere situatie van de huurders. Indien nodig kan de huurder zijn schulden afbetalen

over een langere periode. De garantie van een dak boven het hoofd krijgt concrete gestalte

door de grote vermindering van uitdrijvingen ten gevolge van de ontbinding van de

huurovereenkomst. Verstekvonnissen komen minder voor en zijn vaak veredelde

tegensprekelijke vonnissen aangezien de vrederechter niet gevolmachtigde personen die

verschijnen voor de verweerder hoort. Veel van deze verstekvonnissen bevatten milde

uitspraken, gelijkaardig aan deze in tegensprekelijke vonnissen. De vonnissen van de

vrederechter zijn echter maar een deel van het antwoord op deze menselijke catastrofe. Zeer

veel verhuurders blijken bereid te zijn om zelf een oogje dicht te knijpen door schulden kwijt

te schelden, een lagere huurprijs te vragen en geen ontbinding na te streven. De samenleving

in het kanton probeert zo te bekomen van de vijandige legers op zijn grondgebied.

C. 1943 tot maart 1945: een stabiele periode voor de huurschulden

Tegen het einde van 1942 daalt het aantal invorderingen van achterstallige huurgelden weer.

Van januari 1943 tot de laatste V2-bom op Beveren valt in maart 1945 tellen we met moeite

tien vonnissen over deze materie. Deze vonnissen liggen inhoudelijk wel in het verlengde van

de uitspraken tijdens de voorgaande periode, maar vertonen langzamerhand lichte

veranderingen. Zo komen we een minnelijke huurprijsvermindering tegen395

en twee

gerechtelijke verminderingen396

. Ook tijdens deze periode verschijnt een echtgenote zonder

volmacht van haar man. Ze bewijst dat een deel van de schuld al betaald is en zorgt er zo voor

dat de vrederechter de eis tot ontbinding niet inwilligt.397

Toch onderscheidt deze periode zich

van de voorgaande. Het verschil ligt in de strengere aanpak die weer doorschemert. Een man

die amper 200 Fr. dient te betalen, maar die geen inschikkelijkheid toont, wordt door de

395

AR 330 (1 juni 1943): Een weduwe stelt dat haar man werkloos was tijdens zijn laatste levensjaren waarvoor

nog achterstallige huurgelden ingevorderd worden en komt daarop tot een akkoord met de verhuurder. De

huurschuld daalt van 1125Fr. naar 700Fr. De vrederechter laat haar toe dit af te betalen aan 20Fr./maand. 396

AR 392 (8 augustus 1944): Een verhuurder vordert 1187,5Fr. huurschulden in. De huurder heeft immers

verschillende maanden slechts de halve huurprijs betaald. Zelf werpt de huurder op dat hij dit mocht aangezien

hij werkloos was voor verschillende maanden. Volgens de verhuurder was het echter een voorlopige

vermindering. De vrederechter kent wegens de werkloosheid een vermindering toe op de openstaande schuld tot

487,5Fr.; AR 294 (1 maart 1943). 397

AR 295 (12 januari 1943).

Page 114: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

106

rechter op straat gezet binnen de acht dagen na de betekening van het vonnis.398

Drie

verstekvonnissen kennen de huurder hetzelfde lot toe.399

D. Maart 1945 tot 1947: ruimen van het puin

Wat overblijft na vijf jaar oorlog, is een land in puin. De bezetting heeft diepe wonden

geslagen. Terwijl de koningskwestie en het bestraffen van collaboratie400

op de voorgrond

woeden, liggen op de achtergrond nog de bergen steengruis en de skeletten van huizen in het

gehavende landschap. Er zijn niet genoeg huizen over om alle gezinnen onderdak te geven. In

Beveren en zijn omliggende gemeenten is de schade groot. Van de meer dan 1500 V-2

bommen die de nazi's als vergelding op Antwerpen richten, komen er velen neer in het

kanton. Samen met de polders die de bezetters onder water zetten tijdens de laatste jaren van

de oorlog, zorgt dit voor een groot tekort aan woongelegenheid. De regering Van Acker zal

een antwoord geven op deze crisis nu de geldende huurbesluiten van tijdens de oorlog aan het

einde van hun geldingsduur zijn.401

Wat volgt is de besluitwet van 12 maart 1945. Zij zal

vooral een rol spelen voor de verlenging van huurovereenkomsten. Wat de huurprijs en de

huurprijsvermindering betreft is de rol van de besluitwet beperkt. Hierna bespreken we de

besluitwet wat de huurprijs betreft.

1. De besluitwet van 15 maart 1945

Na de bevrijding van België is een terugkeer naar het gemeen recht nog niet aan de orde. De

woningnood vraagt van de overheid de nodige ingrepen om de onderlinge relatie van de

contractspartijen in evenwicht te houden. Zo bestaat de kans dat de verhuurders de immense

vraag naar onderdak in vergelijking met het kleine aanbod gaan beantwoorden met

draconische prijsstijgingen. Door te dreigen met de opzegging van de overeenkomst zouden

de huurders niet anders kunnen dan akkoord gaan.402

Een correctie van de markt blijkt

noodzakelijk om de voorziening in de primaire behoefte van een woongelegenheid te

voorzien. De oorlogsbesluiten die het einde van hun geldingsduur bereiken, dienen daarom zo

398

AR 348 (12 oktober 1943). 399

AR 362 (18 januari 1944); AR 406 (17 oktober 1944); AR 409 (14 november 1944). 400

Twee huurvonnissen van deze periode wijzen op bestraffing van collaborateurs: AR 534 (19 maart 1947):

Terloops vermeldt een vonnis dat de huurschuld van 2080 Fr. is ontstaan tijdens de internering van de huurder.

De eiser vermindert zijn eis tot 1600 Fr. en doet afstand van zijn eis tot ontbinding. De vrederechter garandeert

een afbetalingsregeling van 50Fr./maand; AR 840 (2 oktober 1947): De eiser vordert 1125Fr. aan huurschulden.

De verweerder werpt echter op dat hij tijdens de internering van de eiser aan diens vrouw heeft betaald. De

vrederechter stelt dat zij een stilzwijgende volmacht had om die te ontvangen en dat de eiser van zijn echtgenote

moet terugvorderen wat zij hem verschuldigd zou zijn. 401

E. LANCKSWEERDT en L. LAVRYSEN, "De geschiedenis van de private huurwetgeving in het licht van de

woonzekerheid" in B. HUBEAU en J. VANDE LANOTTE (eds.), Wonen in (on)zekerheid: de woonzekerheid in

woon- en huisvestingsbeleid in Tegenspraak cahiers , Antwerpen, Kluwer, 1988,38. 402

R. ERKENS, De huishuurwet van 12 maart 1945, Antwerpen, De Sikkel, 1945, 31.

Page 115: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

107

snel mogelijk vervangen te worden. In de besluitwet klinkt de oorlogswetgeving nog na. Met

uitzondering van enkele maatregelen is deze besluitwet het resultaat van knip- en plakwerk uit

de besluiten die ze vervangt. De artikels over de huurprijsvermindering, de eis tot verbreking

door de huurder en de verhuurder403

komen onveranderd terug.404

Huurders krijgen dus nog

steeds de mogelijkheid de huurprijs te laten verminderen naar billijkheid als de economische

of oorlogsomstandigheden het hem onmogelijk maken om het volledige bedrag te betalen.

Ook de verlenging van de huurovereenkomsten krijgt een uitgebreide regeling die

overgenomen is uit de oorlogsbesluiten.405

Toch voert de besluitwet ook enkele nieuwigheden in. Eén van die nieuwigheden bestaat uit

het plafonneren van de huurprijs. De besluitwet legt de partijen in artikels 16 en 17, §1 op om

de huur niet te verhogen boven 40% van de huurprijs die toegepast werd op 1 augustus 1939.

Dit zwaard snijdt aan twee kanten. Een huurder die meer dan het opgelegde maximum betaalt,

kan een daling tot dat maximum afdwingen. Hij zal enkel moeten bewijzen dat de huur hoger

ligt dan dit maximum. Wil hij nog meer vermindering, dan zal hij gebruik moeten maken van

de regeling inzake huurprijsvermindering die echter zwaardere voorwaarden vereist. Is de

huurprijs lager dan het maximum, dan kan de verhuurder een verhoging tot dit maximum

afdwingen voor de vrederechter. In tegenstelling tot de vermindering van de huurprijs bij de

onmogelijkheid de volledige huur te betalen, staat de besluitwet hier geen retroactiviteit

toe.406

De mogelijkheid voor de verhuurder om een deel van zijn verbintenissen te zien verminderen

krijgt een duidelijkere invulling dan het geval was in het besluit van 20 september 1940.407

Artikel 17, §2 spreekt over de mogelijkheid om de kosten voor water, verwarming en

elektriciteit (deels) door de huurder te laten dragen als die kosten hoger liggen dan bij het

sluiten van de overeenkomst. Hetzelfde geldt voor herstellingen die abnormaal hoog oplopen

of die onvoorzienbaar waren bij het sluiten van de overeenkomst. De vrederechter beslist dan

naar billijkheid welk deel de huurder zal moeten dragen.

403

artikels 18 tot en met 29 van de besluitwet van 15 maart 1945 over de huurprijsvermindering en de ontbinding

komen overeen met artikels 10 tot en met 18 van de wet van 22 maart 1940 en met de artikels 3 tot en met 11 en

16 tot en met 18 van het besluit van 20 september 1940. 404

Zie supra p. 102. 405

zie infra p. 119 et seq. 406

R. ERKENS, De huishuurwet van 12 maart 1945, Antwerpen, De Sikkel, 1945, 62; P. MAHILLON, "De la

fixation des loyers et de la durée des baux d'après l'arrêté-loi du 12 mars 1945.", ANE 1945, 169. 407

Zie supra p. 102.

Page 116: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

108

Verder voorziet de besluitwet in een regeling die het mogelijk maakt om huurders die door de

bezetter onder dwang hun woning moesten verlaten weer in hun genot te herstellen (art. 30

besluitwet). Dit artikel wordt nooit toegepast in het kanton. Om die reden gaan we hier ook

niet verder op in.

Wat wel enige aandacht verdient, is de verplichte oproeping tot minnelijke schikking.

Vooraleer de huurder of de verhuurder een vordering in kan stellen, is hij verplicht een

verzoek tot minnelijke schikking in te stellen bij het vredegerecht. Slechts als de partijen geen

akkoord bereiken, kan de eiser een geding inleiden binnen de vijftien dagen na de datum van

het proces verbaal van de minnelijke schikking (art. 33). Hoewel het besluit van 20 september

1940 al tot een minnelijke regeling probeerde aan te zetten, bestond er nog geen verplichting

om de tegenpartij op te roepen voor een minnelijke schikking alvorens een gerechtelijke

procedure op te starten. In tegenstelling tot de situatie onder het besluit van 20 september

1940, is de vordering nu onontvankelijk indien men geen verzoek tot minnelijke schikking

instelt.

2. De Beverse rechtspraak maart 1945 - 1947

De woningnood heeft op het eerste zicht weinig invloed op de invordering van huurschulden.

Het aantal uitspraken in verband met de huurprijs blijft beperkt tot een dertigtal.408

Twee

derden bedragen verstekvonnissen, ondanks de hoge bedragen die verhuurders invorderen.

Mogelijks gaat het nu nog slechts om zeer hardnekkige wanbetalers die tot weinig te bewegen

zijn en dus ook niet tot het verschijnen voor de vrederechter. Dit in tegenstelling tot de

beginperiode van de oorlog waar de wanbetaling algemeen was en eerder met volkomen

onmacht dan met nalatigheid te maken leek te hebben. Inhoudelijk gaan de vonnissen door op

hetzelfde elan dat rond het einde van 1942 zijn intrede deed. Vergeleken met de eerste

oorlogsjaren zal de vrederechter weer minder ruimte laten voor een gunstigere behandeling

van de huurder. De harde hand van voor de oorlog komt niet in al zijn aspecten terug, maar is

geregeld niet ver af. Het gebeurt dat de vrederechter nog een eis tot ontbinding

(voorwaardelijk) afwijst409

of betalingsfaciliteiten toekent410

, maar dit zijn uitzonderingen.

408

Men mag hierbij natuurlijk niet uit het oog verliezen dat de verplichte minnelijke schikking voor de

toepassing van de besluitwet van 15 maart 1945 hierin waarschijnlijk ook een zeker aandeel heeft. 409

Dit gebeurt in vier gevallen: AR 615 (30 juli 1946): Aangezien sinds de dagvaarding het grootste deel van de

huurschuld is betaald, zal de overeenkomst slechts ontbonden worden als het saldo van 140Fr. niet binnen de 15

dagen na de betekening van het vonnis is betaald; AR 726 (4 februari 1947): De motivatie van dit verstekvonnis

beperkt zich tot 'Gezien de toedracht van de zaak en de billijkheidsbelangen van de partijen, komt het gegrond

voor te veroordelen tot het betalen van de achterstallige huurgelden en niet tot te ontbinding'; AR 761 (25 maart

1947): De ontbinding krijgt slechts uitwerking als de huurder de afbetalingsregeling niet nakomt; AR 785 (17

Page 117: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

109

Ook nu zal de vrederechter de vordering weer in bijna alle verstekprocedures zonder meer

gegrond verklaren.

Een opvallende afwezige blijkt de huurprijsvermindering te zijn. In geen enkel vonnis past de

vrederechter de huurprijsvermindering toe naar aanleiding van oorlogs- of economische

omstandigheden.

§ 3. Het einde van de huurovereenkomst

A. Het gemeen recht

Tijdens de besproken periode gelden voor de duur en het beëindigen van een huurovereenkomst

verschillende bijzondere wetten, besluiten en besluitwetten. Deze bijzondere regelgeving moet het

uiterst liberale gemeen recht uit het Burgerlijk Wetboek temperen. Het aanbod op de huizenmarkt

slinkt immers. De scherpe kantjes die de vrije markt en het liberale huurrecht creëren, brengen de

huisvesting van veel gezinnen in gevaar. De bijzondere wetten die we hierna bespreken moeten de

huurders enige woonzekerheid bieden in deze periode van woningnood. Eerst dienen we natuurlijk de

vrijheid te begrijpen die het Burgerlijk Wetboek de partijen gunt. Deze regels zullen immers tot begin

1940 hun volle toepassing krijgen.

Op basis van het gemeen recht bepalen de partijen de duur van hun huurovereenkomst zelf.411

Hoe de

huurovereenkomst eindigt, verschilt in de eerste plaats naargelang er sprake is van een

huurovereenkomst met een bepaalde of een onbepaalde termijn (art. 1736 en 1737 BW). Indien de

partijen een huurovereenkomst met een bepaalde termijn hebben afgesloten, dan zal de overeenkomst

een einde nemen als deze termijn afloopt. Hiervoor moeten de partijen geen enkele formaliteit

naleven. Indien de huurder het genot van het goed echter behoudt en de verhuurder hiertegen geen

stappen onderneemt, dan zal er sprake zijn van een stilzwijgende wederverhuring (art. 1738 BW). De

huurovereenkomst blijft dan verder lopen, maar ze wordt geacht vanaf het begin een overeenkomst

van onbepaalde duur te zijn geweest.412

Aan een huurovereenkomst van onbepaalde duur daarentegen,

komt in principe slechts een einde indien één van de partijen een opzeg geeft. De vorm van de opzeg is

vrij, maar een geschrift is aangewezen voor het bewijs. De opzegtermijn bepalen de partijen zelf in

hun overeenkomst. Hebben ze echter geen termijn bepaald, dan hangt de opzegtermijn af van de lokale

gebruiken.413

Voor Beveren stellen we vast dat termijnen van één414

, twee of drie maanden

juni 1947): De ontbinding wordt afgewezen omdat de achterstal enkel ontstaan is door een vergissing van de

huurder. Na de veroordeling zal de huurder de huur tijdig betalen. 410

Dit komt nog slechts twee keer voor: AR 534 (19 maart 1946); AR 761 (25 maart 1947). 411

P. DE BEUS, Overzicht van het burgerlijk recht, Turnhout, J. Van Mierlo-Proost, 1944, 401, nr. 685. 412

A. KLUYSKENS, Beginselen van burgerlijk recht, I, De verbintenissen, Antwerpen, Standaard Boekhandel,

1943, 285. 413

P. DE BEUS, Overzicht van het burgerlijk recht, Turnhout, J. Van Mierlo-Proost, 1944, 401, nr. 685.

Page 118: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

110

gebruikelijk zijn. De vrederechter oordeelt in een vonnis uit 1938 dat de opzeg drie maanden duurt als

de huur per trimester wordt betaald.415

Het aflopen van de termijn of de opzeg zijn natuurlijk niet de enige manieren waarop er een einde kan

komen aan een huurovereenkomst. Zoals in het voorgaande stuk uitvoerig besproken, kan de rechter

de huurovereenkomst ook ontbinden indien één van de partijen deze sanctie vordert omdat de

tegenpartij zijn verplichtingen op basis van de wet en de overeenkomst niet nakomt. Een uitdrukkelijk

ontbindend beding moet in huishuurovereenkomsten echter voor ongeschreven worden gehouden. De

rechter dient hier steeds de zwaarwichtigheid van de situatie te kunnen beoordelen vooraleer deze

zware sanctie uitwerking krijgt.416

Daarnaast kan de huurovereenkomst ook ten einde komen,

bijvoorbeeld, door het volledig tenietgaan van het gehuurde goed. Dit komt ondanks de oorlogsschade

echter niet voor in het kanton Beveren tijdens de besproken periode.417

B. De bijzondere wetten418

Vanaf maart 1940 krijgt het gemeen recht geen volle uitwerking meer. De bijzondere huurwetgeving

bindt de vrijheid van de contracterende partijen in, om de huurder te beschermen tegen de uiterst

ongewone toestand waarin het land zich bevindt. Voor een inleiding op de bijzondere wetgeving

verwijzen we naar wat hierboven geschreven staat.419

De verschillende bijzondere wetten, besluiten en

besluitwetten hebben twee grote motieven. Het eerste motief is de controle van de huurprijs en de

dientengevolge ook de huurschulden. Het tweede motief, dat we hier van naderbij bekijken, is het

garanderen van woonzekerheid. Deze tweede doelstelling tracht men te bereiken door huurverlenging.

Drie wegen leiden tot een dergelijke verlenging. Een verlenging van rechtswege, een gerechtelijke

verlenging en een minnelijke verlenging. De huurverlenging heeft tot gevolg dat het aflopen van de

termijn van een overeenkomst met bepaalde duur of de opzeg, geen einde betekenen voor de

huurovereenkomst. Deze blijft gewoon verder lopen, volgens de voorwaarden en de modaliteiten van

de verkregen verlenging.

414

Bijvoorbeeld AR 42 (11 september 1940). De verhuurder vordert de geldigverklaring van zijn opzeg met een

termijn van één maand en eist dat de huurder binnen de 24 uur na de betekening van het vonnis uit het huis

wordt gezet, aangezien de termijn van één maand reeds lang overschreden is. Ondertussen heeft de huurder het

huis echter reeds ontruimd. De vordering wordt gegrond verklaard. 415

AR 420 (23 maart 1938) De opzeg die bij dagvaarding gegeven wordt, is maar geldig tegen 1juli en niet tegen

1 mei, aangezien de huur per trimester wordt betaald en de opzeg dus ook drie maand moet bedragen. 416

A. KLUYSKENS, Beginselen van burgerlijk recht, I, De verbintenissen, Antwerpen, Standaard Boekhandel,

1943, 289. 417

A. KLUYSKENS bespreekt nog andere potentiële manieren waarop de huurovereenkomst een einde kan nemen,

zoals de in bepaalde gevallen bij de verkoop van verhuurde goed, maar ook die komen we niet tegen in de

vonnissen. Ibid.,289 et seq. 418

Het toepassingsgebied is steeds dat van de huur van alle onroerende goederen met uitzondering van de

pachtovereenkomsten. Voor alle geschillen is steeds de vrederechter bevoegd van de plaats waar het goed is

gelegen. 419

Zie supra p. 102 en p. 115.

Page 119: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

111

Een eerste maatregel wordt genomen in de wet van 22 maart 1940. Deze wet moet vooral

tegemoetkomen aan de conflicten die zich aandienen naar aanleiding van de mobilisatie van de

huurder. De wetgever voorziet hier een beperkte mogelijkheid voor de gemobiliseerde huurder en de

familieleden die van hem afhankelijk zijn, om een huurverlenging aan te vragen. De Beverse

rechtspraak vertoont hier echter geen sporen van. Op 20 september van hetzelfde jaar zullen de

secretarissen-generaal echter al in een nieuwe regeling voorzien.420

Dit keer is de maatregel niet

beperkt tot gemobiliseerde huurders.421

Artikel 21 van het besluit van 20 september 1940 voert een

wettelijke huurverlenging in voor alle mondelinge huurovereenkomsten tot 31 december 1940. De

opzeg van de verhuurder zal dus geen uitwerking hebben voor die datum, tenzij de huurder zijn

verbintenissen niet nakomt. Als de verhuurder ernstige redenen kan bewijzen, zal de vrederechter de

wettelijke verlenging kunnen intrekken. Het belang van deze wettelijke verlenging wordt snel

duidelijk en op 28 april 1941 zal een nieuw besluit volgen, dat de beperkte wettelijke verlenging moet

herzien. Met het besluit van 28 april 1941 ziet een wettelijke huurverlenging voor kleine huurders het

leven, dit zal tijdens de hele de oorlog van toepassing zal blijven.422

Artikel 1 van dit besluit verlengt

de huurovereenkomsten voor de huurders uit het kanton die minder dan 800 Fr. per jaar betalen aan

huurgelden. Enkel gewichtige redenen kunnen aanleiding geven tot het intrekken van de verlenging.423

Met dit besluit komt er echter geen einde aan de bijzondere regelgeving. Ook de wettelijke verlenging

voor kleine huurders blijkt niet te volstaan. Een volgende stap in de bescherming van de huurder is het

besluit van 18 november 1942. Met dit besluit wil men de resterende groep huurders die niet

gemobiliseerd zijn of minder dan 800 Fr. huur per jaar betalen, beschermen. Een jaar later repareert

het besluit van 15 juli 1943 enkele tekortkoming van deze regelgeving uit 1942. De maatregel die het

besluit van 18 november aanbrengt, is een gerechtelijke verlenging. Binnen de vijftien dagen na de

opzeg van een overeenkomst van onbepaalde duur en drie maanden voor het aflopen van een

overeenkomst van bepaalde duur, kan een huurder de verlenging van de huurovereenkomst aanvragen.

Hierbij wijkt het besluit nog af van het gemeen recht door een opzeg bij aangetekend schrijven op te

leggen. Veel huurders die een goed huren voor een bepaalde duur vergeten echter de verlenging aan te

vragen. Het besluit van 15 juli corrigeert dit door ook voor deze overeenkomsten een opzeg verplicht

te maken.424

Aangezien veel huurders de mogelijkheid om een verlenging bij de vrederechter aan te

vragen misten, omdat zij niet op de hoogte waren van de termijn van vijftien dagen, legt het besluit

van 15 juli in artikel één op dat deze termijn om verlenging te vragen op straffe van nietigheid vermeld

moet worden in de opzeg. De rechter oordeelt naar billijkheid over de aanvraag, maar is in een paar

420

De wet van 22 maart blijft echter geldig waar de huurders niet kunnen genieten van de verlenging op basis

van artikel 21 van het bestluit van 20 september 1940. De wet van 22 maart 1940 zal uiteindelijk opgeheven

worden door artikel 2 van de besluitwet van 12 maart 1945. 421

X., "Arrète du 20 septembre 1940 portant des dispositions exceptionenelles et temporaires en matière de baux

à loyer.", Rev. prat.not.b. 1940, 374. 422

Ook dit besluit wordt slechts opgeheven door de besluitwet van 12 maart 1945. 423

R.ERKENS, De huishuurbesluitwet van 12 maart 1945, Antwerpen, De Sikkel, 1945, 55. 424

Ibid., 42.

Page 120: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

112

gevallen verplicht om de verlenging toe te kennen aan de huurder. Dit is namelijk het geval als de

verhuurder de huurder heeft opgezegd om de huurprijs te verhogen, of als de verhuurder geen ander

motief voor de opzeg heeft, dan het aflopen van de termijn waarvoor de huur is aangegaan.425

Op

straffe van onontvankelijkheid zal de huurder die een gerechtelijke verlenging vraagt, steeds zijn

tegenpartij moeten oproepen voor een verzoeningspoging bij de vrederechter. Slechts als deze mislukt,

kan de vordering ontvankelijk worden ingeleid. De vrederechter kan de verlenging weigeren of

intrekken als de huurder zijn verbintenissen op grond van de wet, de overeenkomst of een rechterlijke

beschikking niet nakomt. Hij kan ook beslissen om de verlenging (deels) te weigeren of in te trekken

indien hier bijzonder gewichtige redenen toe zijn (Art. 11 besluit 18 november 1942).426

Ten slotte

vermelden we nog dat de huurder een nieuwe verlenging kan aanvragen. Dit moet hij doen drie

maanden voor de verkregen verlenging afloopt.427

Dezelfde regels gelden als bij de eerste aanvraag tot

verlenging (art. 7 besluit 8 november 1942).

Na het einde van de oorlog is de woningnood nog niet van de baan. Dit probleem lijkt alleen ernstigere

proporties aan te nemen. Een alomvattende besluitwet moet alle bijzondere huurwetgeving vanaf 22

maart 1945 vervangen en een antwoord geven op de actuele problemen. De besluitwet is grotendeels

knip- en plakwerk uit de oorlogswetgeving.

In de eerste plaats voorziet de besluitwet in een wettelijke verlenging. De huur van elk onroerend

goed428

dat gelegen is in het Beverse kanton en waarvoor de huurder niet meer dan 2400Fr. per jaar

aan huurgelden betaalt, is van rechtswege verlengd voor de toepassingsduur van de besluitwet (art. 13

besluitwet 12 maart 1945). Door de verhoging van het bedrag zal deze wettelijke verlenging op heel

wat meer huurovereenkomsten van toepassing zijn, dan de wettelijke verlenging waarin het besluit van

28 april 1941 voorzag.429

Tegen de wettelijke verlenging kan steeds een eis tot intrekking worden

ingesteld door de verhuurder. Hij zal echter de miskenning door de huurder van diens verbintenissen,

of gewichtige redenen moeten bewijzen, die de intrekking rechtvaardigen. De vrederechter zal in een

dergelijk geval naar billijkheid zijn oordeel vellen over de beperking van de verlenging. De verhuurder

zal ook in dit geval zijn huurder eerst moeten oproepen voor een verzoeningspoging voor de

vrederechter. Zoniet, zal zijn vordering onontvankelijk zijn.

Ten tweede bestaat ook onder de besluitwet een uitgebreide regeling inzake gerechtelijke verlenging.

Deze maatregelen zijn bijna volledig overgenomen uit de besluiten van 18 november 1942 en 15 juli

1943. We geven een kort overzicht.

425

Ibid, 44. 426

Ibid, 48. 427

Het besluit van 15 juli verduidelijkt dit door toe te voegen dat het gaat om de verlenging verkregen door een

overeenkomst of door een vonnis. 428

Dit geldt echter niet voor goederen die het voorwerp uitmaken van pachtovereenkomsten. De

pachtovereenkomsten vallen buiten het toepassingsgebied van deze besluitwet. 429

De besluitwet vervangt dit besluit wat de wettelijke verlenging betreft. R.ERKENS, De huishuurbesluitwet van

12 maart 1945, Antwerpen, De Sikkel, 1945, 55.

Page 121: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

113

De huurovereenkomst zal slechts ten einde komen door een opzeg die gegeven is bij

gerechtsdeurwaarderexploot of aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.430

Vanaf het moment van

de opzeg heeft de huurder vijftien dagen de tijd om de verlenging aan te vragen. Ook hier geldt de

verplichte preliminaire conciliatiepoging op straffe van onontvankelijkheid van de vordering. De

huurder zal dus binnen de vijftien dagen na de opzeg de verhuurder de vrederechter een verzoek

moeten sturen om de tegenpartij op te roepen voor een verzoeningspoging. Slechts als deze misloopt,

heeft de huurder acht dagen de tijd vanaf de datum van het proces-verbaal van de verzoeningspoging

om een vordering in te leiden voor de vrederechter. De vrederechter bepaalt naar billijkheid of de

huurder een verlenging moet krijgen en voor hoelang. Hij houdt onder meer rekening met de motieven

voor de opzeg, de toestand van de partijen en de economische noodwendigheden (art. 6 besluitwet 12

maart 1945). Indien de verlenging kan geweigerd of beperkt worden omwille van bijzonder gewichtige

redenen, of het niet naleven van de verbintenissen door de aanvrager.

Een verkregen gerechtelijke huurverlenging kan later ingetrokken of verlengd worden. De intrekking

gebeurt onder dezelfde voorwaarden als de weigering. De verlenging verloopt volgens dezelfde regels

als onder het besluit van 18 november 1942.431

C. Beverse rechtspraak over het einde van huurovereenkomst

1. De periode voor de oorlog: de partijen vinden elkaar halfweg

Hoewel het even goed huur betreft, is het karakter van de vonnissen over de opzeg van de

overeenkomsten veel gemoedelijker dan het karakter van de geschillen over achterstallige huurgelden.

Dit ligt niet zozeer aan de vrederechter, maar aan de partijen zelf. In vier van de zeven vonnissen over

de opzeg van de huurovereenkomst bereiken de partijen immers een minnelijk akkoord over het

uitstellen van de uitdrijving. Steeds stapt de verhuurder naar de vrederechter om de opzeg die hij zijn

huurder gegeven heeft en die reeds afgelopen is, geldig te horen verklaren en de huurder uit het huis te

laten zetten. Toch zal hij in bijna 60% van alle vonnissen ingaan op de vraag van de verweerder om

uitstel. Sommige huurders moeten nog verhuizen432

, anderen wachten tot hun nieuwe woning ontsmet

is433

of hebben nog geen nieuw huis gevonden.434

Er dient op gewezen te worden dat de vrederechter

de opzeg steeds bekrachtigd en de vordering dus gegrond verklaart. Dit heeft tot gevolg dat de huurder

op basis van het vonnis na het uitstel direct uit het huis kan worden gezet. Als de huurder geen uitstel

430

Ibid., 42. 431

Ibid., 49. 432

AR 525 (12 juli 1938). De verhuurder geeft zijn huurder hiervoor een maand de tijd. 433

AR 454 (16 november 1938). De verhuurder gaat akkoord met 2 weken uitstel. 434

AR 564 (27 december 1939). De verhuurder gaat akkoord met 2 maanden uitstel.

Page 122: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

114

vraagt, verklaart de vrederechter de vordering gegrond en zal de huurder na de betekening van het

vonnis uit zijn huis gezet kunnen worden.435

2. Het begin van de oorlog tot 18 november 1942: uitstel als wettelijke huurverlenging

Tijdens deze periode worden de eerste huurbesluiten van toepassing. Het huurbesluit van 20 september

1940 voert een wettelijke verlenging in tot 31 december 1940 voor mondelinge huurovereenkomsten.

Daarvan merken we in de vonnissen helemaal niks. De vrederechter spreekt immers maar één vonnis

uit tussen 20 september en 31 december en daarin verklaart de huurder zich akkoord met een uitstel tot

1 december.436

Met de invoer van het besluit van 21 april 1941, zien we wel duidelijke veranderingen.

Aangezien de vonnissen over de opzeg van de overeenkomst nooit de huurprijs of het geldende besluit

bevatten, is het onmogelijk om te weten waar het besluit toepassing krijgt en waar niet.437

Soms kan de

toepassing van het besluit afgeleid worden uit de vermelding van de gewichtige redenen.438

Ongeveer alle vorderingen vanaf het besluit van 21 april volgen een zeer gelijkaardig stramien. Ofwel

heeft een verhuurder een opzeg gegeven die afgelopen is en die hij via een vordering voor de

vrederechter wil afdwingen. Ofwel heeft de verhuurder een opzeg gegeven die nog niet afgelopen is,

maar die hij door de vrederechter bekrachtigd wil zien voor een bepaalde periode verstrijkt. Als het

huurbesluit toepassing vindt, zal de huurder een gewichtige reden aangeven waarom de wettelijke

verlenging ingetrokken dient te worden en zijn opzeg geldig is. Uit alle onderzochte Beverse

vonnissen blijkt deze gewichtige dat de verhuurder opzegt voor eigen bewoning439

of door een van

diens kinderen.440

De vrederechter stelt in een bepaald vonnis zelfs dat een opzeg die niét voor eigen

bewoning is gegeven, niet kan leiden tot de intrekking van de wettelijke verlenging.441

Op dit ene

vonnis na, zal hij de opzeg steeds geldig verklaren. Als tegengewicht voor de gewichtige redenen van

de verhuurder, zal de vrederechter wel steeds voorzien in een uitstel voor de huurder, zodat hij niet

direct op straat belandt. De rechtvaardiging van dit uitstel ligt meestal in het feit dat de huurder nog

geen nieuwe woning heeft gevonden.442

Soms verwijst een vonnis als rechtvaardiging voor het uitstel

ook naar het kroostrijk gezin van de huurder443

, de moeilijke omstandigheden444

of het feit dat de

435

AR 553 (15 november 1939). De opzeg van drie maanden is voorbij en de huurder is nog niet verhuisd. de

huurder heeft geen verder verweer en wordt dus uit het huis gezet. 436

AR 46 (9 oktober 1940). 437

Daarnaast gebruikt de vrederechter nooit de term 'wettelijke verlenging'. 438

Bijvoorbeeld AR 232 (12 mei 1942). Aangezien de opzeg niet voor eigen bewoning is gegeven, kan de

vrederechter deze niet geldig verklaren en is de vordering tot uithuiszetting op basis van die opzeg ongegrond. 439

Bijvoorbeeld AR 161 (8 oktober 1941). De verhuurder wil een opzeg die tegen juni gegeven was geldig horen

verklaren. Hij heeft de opzeg gegeven om zelf in het huis te gaan wonen. De vrederechter verklaart de opzeg

geldig, maar geeft de huurder een uitstel van anderhalve maand om een nieuwe woning te zoeken. 440

AR 270 (11 augustus 1942) De opzeg is gegeven opdat de dochter van de verhuurder, die juist in het

huwelijksbootje gestapt is, in het huis kan gaan wonen. Ondanks het verstek van de huurder krijgt hij toch

anderhalve maand uitstel. 441

Zie supra noot 449. 442

Bijvoorbeeld AR 214 (14 april 1942). 443

AR 184 (27 januari 1942). De huurder is de vader voor een gezin van acht. Een maand uitstel is dan ook op

zijn plaats om een geschikte woonst te vinden.

Page 123: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

115

huurder voor zijn beroep een huis in een bepaald dorp moet kunnen betrekken.445

In principe zullen de

meeste verhuurders dus een opzeg geven voor eigen bewoning en heeft dit de intrekking van de

wettelijke huurverlenging tot gevolg. De enige verlenging die dan nog rest, is het beperkte uitstel dat

de vrederechter toekent om te verhuizen.

De vonnissen die niet vermelden dat de opzeg voor eigen bewoning is gegeven, leiden uiteindelijk tot

hetzelfde resultaat. De vrederechter verklaart de opzeg geldig, maar stelt de uithuiszetting een korte

periode uit om een nieuwe woning te vinden.

Wat deze periode kenmerkt, is dat het toegekende uitstel nooit meer is dan 3 maanden. Ongeacht of

het besluit van 21 april toepassing krijgt of niet. Aangezien de meeste verhuurders hier een opzeg

indienen voor eigen bewoning, zullen de partijen duidelijk minder gemakkelijk een akkoord sluiten

over het uitstel.

3. 18 november 1942 tot 12 maart 1945: de introductie van de gerechtelijke verlenging

Hoewel we deze periode nog vonnissen treffen die ook in de vorige periode zouden passen446

,

ondergaan steeds meer vonnissen de invloed van de gerechtelijke verlenging op grond van het besluit

van 18 november 1942. Deze sluipende verandering blijkt op twee manieren.

Ten eerste zorgt de verplichting om gerechtelijke verlengingen aan te vragen, voor een zekere invloed.

Wie niet op tijd een verlenging aanvraagt, krijgt ze niet. En aangezien de vrederechter de verlenging

en het verlenen van uitstel als één en hetzelfde beschouwt447

, heeft het niet aanvragen van een

verlenging rechtstreeks tot gevolg dat de vrederechter geen uitstel meer toekent. Waar de rechter

tijdens de vorige periode de wettelijke verlenging introk en voor een evenwicht zorgde door een uitstel

te verlenen, beslist hij nu dat geen verlenging meer mogelijk is, aangezien ze niet is aangevraagd.448

Voor de verstekvonnissen betekent deze interpretatie ook een verandering. De vrederechter zal immers

geneigd zijn geen uitstel meer toe te kennen ongeacht het verstek van de partijen. Verstekvonnissen

die in de vorige periode nog aanleiding gaven tot uitstel449

, worden nu gewoon gegrond verklaard. Ook

444

AR 279 (3 november 1942). Deze 'moeilijke omstandigheden' leiden ertoe dat huurder die verstek maakt

alsnog een maand uitstel krijgt om te verhuizen. 445

AR 275 (25 augustus 1942). Een tolbeambte die in Kieldrecht woont (vlakbij de grens met Nederland) werpt

op dat hij daar een huis moet vinden in de buurt van Kieldrecht. Hij krijgt één maand uitstel. 446

Bijvoorbeeld AR 352 (19 oktober 1943). Hoewel de opzegtermijn reeds voorbij is, vindt de huurder, die een

gezin van 7 moet voeden, geen huis. Hij krijgt een uitstel van twee maanden. Deze periode volgen ook de eerste

verwijzingen naar de woningnood als motieven voor het verlenen van uitstel. Bijvoorbeeld AR 351 (19 oktober

1943) 447

Dit lijkt ons echter niet per se nodig te zijn. De vrederechter heeft immers de mogelijkheid de uitvoer van zijn

vonnissen uit te stellen zonder dat daarvoor huurbesluiten nodig zijn. 448

Bijvoorbeeld AR 385 (20 juli 1944).De opzegtermijn van één maand is voorbij en aangezien de verweerder

geen verlenging heeft aangevraagd, is de eis gegrond en wordt hij binnen de 48 uur na betekening van het vonnis

uit het huis gezet. 449

Bijvoorbeeld AR 270 (11 augustus 1942); AR 279 (3 november 1942).

Page 124: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

116

hier speelt de regel dat de aanvraag van huurverlenging nodig is om enige vorm van uitstel te

krijgen.450

Ten tweede heeft de inwerkingtreding van het nieuwe besluit een voor de hand liggend gevolg:

huurders beginnen met mondjesmaat huurverlengingen aan te vragen. 451

Dergelijke zaken blijven

echter nog steeds uitzonderlijk in vergelijking met de verhuurders die een gegeven opzeg afdwingen.

4. 12 maart 1945 tot 1947: de woningnood escaleert

Tot aan het einde van de oorlog vermeldt een vonnis nu en dan de woningnood.452

Als de wapens

zwijgen, iedereen uit de schuilkelders komt en de samenleving weer op kruissnelheid probeert te

komen, blijkt die nood aan degelijke huisvesting echter groter dan ooit tevoren. Het aantal vorderingen

over de opzeg van huurovereenkomsten stijgt exponentieel. Deze crisis laat een duidelijke stempel na

in de vonnissen. Veel huurders dreigen immers hun huis kwijt te spelen. Dit laat de vrederechter niet

zomaar gebeuren. Hierna volgen een aantal elementen waaruit blijkt hoe de woningcrisis zich

manifesteert en hoe de vrederechter probeert om zoveel mogelijk mensen een dak boven het hoofd te

garanderen.

Waar huurders voorheen amper oog leken te hebben voor de mogelijkheid om de duurtijd van hun

huurovereenkomst te verlengen, beginnen zij nu massaal huurverlengingen aan te vragen. De meeste

huurders vragen zes maanden453

of een jaar454

huurverlenging, of willen verlenging voor de volledige

geldigheidstermijn van de besluitwet.455

Hoewel de verkregen verlenging doorgaans iets korter is, dan

wat de huurder vordert, zijn de verlengingen lang in vergelijking met het uitstel dat de vrederechter

aan het begin van de periode toekende. De toekenning van een verlenging is meer dan ooit een

minutieuze afweging tussen de woonzekerheid van de huurder in een periode waar geen andere huizen

beschikbaar zijn en de gewichtige redenen van de verhuurder. De woningnood rechtvaardigt op zich

doorgaans een verlenging, maar als de vrederechter vaststelt dat een huurder niet al teveel moeite doet

450

Bijvoorbeeld AR 389 (25 juli 1944). De verhuurder wil een opzeg voor eigen bewoning afdwingen. De

huurder maakt verstek. Hierop verklaart de vrederechter de eis zonder meer gegrond; AR 410 (14 november

1944). De eiser wil dat de vrederechter zijn opzeg geldig verklaart en dat de verweerder als gevolg daarvan

binnen de 24 uur na de betekening van het vonnis uit zijn huis wordt gezet. Gezien het verstek van de verweerder

wordt de vordering gegrond verklaard; AR 419 (30 januari 1945). De vrederechter verklaart dat het recht om een

huurverlenging aan te vragen vervallen is aangezien de verweerder die verstek maakt niet tijdig gereageerd heeft.

De eis tot geldigverklaring van de opzeg is gegrond. De uitdrijving kan binnen de 24 uur na de betekening van

het vonnis. 451

Bijvoorbeeld AR 386 (22 augustus 1944). De verhuurder heeft een opzeg gegeven om een huis te bewonen in

Beveren-centrum. Zijn zoon is immers ziek en zou de frisse lucht in Beveren beter verdragen dan die in Temse.

Aangezien de zoon ook verder wilt studeren in Antwerpen, zou Beveren ideaal zijn voor de verbinding. De

vrederechter stelt echter dat de lucht enerzijds niet beter is in Beveren, dat de tramverbinding tussen Temse en

Antwerpen vlotter verloopt dan de trein tussen Beveren en Antwerpen en dat de huurder beenhouwer is.

Verhuizen zou een nefaste invloed hebben op de zaak die hij uitgebouwd heeft. Om die reden krijgt de huurder

het jaar huurverlenging dat hij vordert. 452

Zie supra noot 457. 453

Bijvoorbeeld AR 506 (22 januari 1946). 454

Bijvoorbeeld AR 610 (30 juli 1946). 455

Bijvoorbeeld AR 708 (14 januari 1947).

Page 125: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

117

om een nieuwe woning te vinden, valt de huurder zeer snel uit de gratie. Een huurder die voorheen al

een verlenging heeft gevraagd, maar niet is verschenen op de zitting, kan bijvoorbeeld geen

huurverlenging meer krijgen.456

Ook een tweede huurverlenging wordt afgewezen, als blijkt dat de

situatie van de huurder helemaal niet veranderd is, of zelfs een hem aangeboden huis weigerde.457

Verder moet een huurder die niet verschijnt op de verzoeningspoging die hij heeft aangevraagd geen

verlenging verwachten.458

Tot slot krijgt ook een brouwer die tijdens zijn huurverlenging niet heeft

gezocht naar een nieuw goed, maar die het gebruik van het gehuurde goed verder uitbreidt, geen extra

verlenging.459

Aan de kant van de verhuurder zal de vrederechter ook met haviksogen toezien op het aannemen van

gewichtige redenen om de verlenging in te korten. Een opzeg voor eigen bewoning volstaat niet meer

om de verlenging volledig in te trekken. In veel gevallen heeft de verhuurder zelf immers nog een huis

of kan hij tijdelijk bij zijn schoonouders inwonen460

. Zware beschadigingen aan het huis van de

verhuurder door oorlogsgeweld volstaan evenmin. De verhuurder kan immers zijn verhuurder

aanspreken.461

Enkel als de verhuurder zelf dakloos dreigt te worden, zal de verlenging beperkt

blijven.462

Een andere manier waarop de vrederechter de woonzekerheid garandeert, is door kritisch om te gaan

met minnelijke overeenkomsten over de beëindiging van de huurovereenkomst of over de duur van de

huurverlenging. Hoewel de vrederechter de overeenkomst tussen de partijen doorgaans bekrachtigt463

,

durft hij geregeld een extra verlenging toestaan indien de verhuurder een overeenkomst probeert af te

dwingen.464

In een opmerkelijk vonnis stelt de vrederechter zelfs dat de overeenkomst die tot stand is

gekomen tussen twee gehuwde vrouwen tijdens een verzoeningspoging geen uitwerking kan krijgen.

De vrouwen waren immers niet bekwaam om dergelijke overeenkomst te sluiten en de vrederechter

nam enkel akte. Vervolgens gaat hij zelf over tot het onderzoeken van een verlenging en komt hij tot

de vaststelling dat er geen reden is om de huurverlenging in te trekken aangezien de verhuurder bij

zijn schoonvader in kan wonen.465

456

Bijvoorbeeld AR 562 (18 juni 1946). 457

AR 774 (6 mei 1947); contra AR 506 (22 januari 1946). Het feit dat de verhuurder de huurder een huis

aanbiedt op een half uur van het dorp staat een huurverlenging van drie maanden niet in de weg. 458

AR 482 (18 september 1945). 459

AR 626 (23 november 1946). 460

Bijvoorbeeld AR 781 (24 juni 1947). Een blinde verhuurder van 75 jaar oud die een huis in het dorp heeft

aangekocht, moet tijdelijk blijven wonen bij zijn zoon. De huurder, wiens echtgenote een kind verwacht, krijgt

meer dan een jaar verlenging ; AR 799 (8 juli 1947) Aangezien de dochter van de verhuurder ten voordele van

wie de opzeg gegeven wordt, nog een tijdje bij haar ouders kan wonen, krijgt de huurder acht maanden

verlenging. 461

AR 788 (10 juni 1947). 462

Bijvoorbeeld AR 508 (29 januari 1946). 463

Bijvoorbeeld AR 676 (12 november 1946). 464

Bijvoorbeeld AR 518 (17 mei 1946); AR 613 (30 juli 1946). 465

AR 713 (28 januari 1947).

Page 126: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

118

Een laatste element is het ambtshalve onderzoek van de huurverlenging. Indien de verhuurder de

geldigverklaring van opzeg eist en de partijen niet tot een akkoord komen, behoudt de vrederechter

zich het recht voor om de huurverlenging ambtshalve te onderzoeken en toe te kennen. Dit leidt in een

aantal geschillen tot een huurverlenging.466

466

Bijvoorbeeld AR 616 ( 30 juli 1946); AR 617 (30 juli 1946).

Page 127: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

119

Page 128: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

120

Conclusie

De stilte van de geslagen pionnen, zo voorspelden we in de inleiding. Dat is wat we zouden

tegenkomen. En dat is het ook. Voor het vredegerecht blijkt geen plaats te zijn voor

heldendaden. Over veel oorlogsfeiten lezen we niet. En van de bezetter is geen spoor te

bekennen. Misschien één of twee vonnissen vermelden ergens tussen letters, woorden en

zinnen de bezetter. Verordeningen van de bezetter vinden we al helemaal niet.

De oorlogsfeiten die we lezen zijn die van de geslagen pionnen. Mensen die wegvluchten uit

het kanton, krijgsgevangenen, schade door bombardementen of jonge mannen die hun kroost

willen onderhouden door in het buitenland te gaan werken. Hier geldt vooral de kleine miserie

van de oorlog. En deze kleine feiten hebben soms grote gevolgen.

We bespraken inhoudelijk enerzijds de huurvorderingen en anderzijds de

alimentatievorderingen. Beide materies hebben een volkomen verschillend karakter en

ondergaan ze niet dezelfde invloed van de Tweede Wereldoorlog.

De alimentatievorderingen blijken weinig tot geen invloed te ondergaan van de oorlog. Het

aantal vorderingen blijft stabiel en ook de gevorderde bedragen stijgen niet tijdens de oorlog.

In de meeste gevallen is er sprake van een feitelijke scheiding tussen huwelijkspartners die de

behoeftige partner ertoe aanzet een machtiging te vragen om een deel van het loon te

ontvangen. Hierbij is het vooral van belang dat de behoeftige partij geen schuld heeft aan de

feitelijke scheiding. Doorgaans zijn dit feitenkwesties. De lijn die de vrederechter volgt komt

overeen met wat we aantreffen in de rechtsleer en rechtspraak van dezelfde periode. De

oorlog verandert niks aan de manier waarop de vrederechter deze vonnissen behandelt.

Slechts uitzonderlijk krijgt hij een eis van een vrouw voorgeschoteld om een deel van het loon

te ontvangen van haar echtgenoot die in het buitenland werkt. In deze verstekvonnissen kiest

de vrederechter de kant van het achtergebleven gezin.

Het contrast met de huurvorderingen kan bijna niet groter zijn. Huurgeschillen zijn de

frequentst voorkomende geschillen voor de vrederechter. En dit heeft wel te maken met de

oorlog. Deze materie zal zowel voor, tijdens als na de oorlog door verschillende bijzondere

wetten aangepast worden om zo een mouw te passen aan verschillende huurcrisissen.

We onderzochten twee aspecten. De invordering van achterstallige huurgelden en de opzeg

van de huurovereenkomst. In beide gevallen treffen we , elk op een eigen manier, de sporen

van de oorlog aan. De chaos van de invasie zorgt voor massale huurschulden. Bijzondere

Page 129: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

121

wetten moeten deze schulden in bedwang zien te houden en moeten voor de huurders de

lasten verlagen door huurprijsverminderingen mogelijk te maken. Het gevolg is dat de

vrederechter zich over een explosie van vorderingen over huurschulden moet uitspreken. De

wet legt een zachte aanpak voor de huurder op. Onze vrederechter die voorheen zeer hard

optrad tegen wanbetalers volgt nu strikt de wet. Niet meer maar ook niet minder. Hij

veroorlooft zich geen frivoliteiten, maar zal zich strak aan zijn taak houden.

Er is dus allerminst sprake van een zeker, op solidariteit gebouwd huurbeleid. Het gaat eerder

om een gewone wetstoepassing. De vrederechter zal zich voornamelijk profileren als uiterst

geschikt crisismanager. Met bepaalde bevlogen idealen lijkt hij niet gediend, zijn taak ligt bij

de toepassing van de wet. Eens deze eerste crisis voorbij is, zal de rechtspraak een evenwicht

vinden tussen de strenge vooroorlogse periode en de verzachtende regels van de

huurbesluiten.

Wat conflicten over het beëindigen van de huurovereenkomst betreft, zien we een

gelijkaardige, maar in de tijd omgekeerde tendens. Aanvankelijk komen geschillen over de

opzeg van de huur nauwelijks voor. Slechts als de het aanbod aan huizen daalt, stijgt het

belang van deze vorderingen. Tegen het einde van de oorlog staan de polders in het noorden

van het kanton onder water en zijn vele huizen beschadigd door V-bommen. Een tweede

huurcrisis dwaalt door de straten van het kanton.

Ook hier zal de vrederechter maar met mondjes maat zijn beleid versoepelen. En ook hier past

hij strikt en plichtsgetrouw de wet toe, zonder franjes. De vrederechter als crisismanager, ten

dienste van zijn gemeenschap, neemt het kanton weer in de hand. Hij zal er alles aan doen om

zo efficiënt mogelijk iedereen in het kanton een dak boven het hoofd te garanderen, al houdt

dit in dat hij kinderen bij hun schoonouders moet laten intrekken. Door zijn sobere manier van

werken, zonder veel motivatie, verwijzingen naar wetten of ingewikkelde juridische

opstelwerkjes, weet hij het evenwicht tussen de verschillende huurders en verhuurders in het

kanton te bewaren.

De manier waarop de vrederechter met deze oorlogsproblemen omgaat is een weerspiegeling

van de algemene werking van het vredegerecht zoals we die besproken hebben in onze

kwantitatieve analyse.

Het vredegerecht in Beveren werkt tijdens de besproken periode snel en informeel en het

garandeert de toegankelijkheid voor partijen van eender welke rang of stand.

Page 130: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

122

Vonnissen worden in de meeste gevallen al op de inleidingszitting uitgesproken. Uit de vorm

waarop de vonnissen opgesteld zijn, blijkt dat de zittingen voornamelijk verlopen als een

gesprek tussen de vrederechter en de partijen. Deze snelle en eenvoudige procedures hebben

ook alle kenmerken van zo'n gesprek: de vonnissen vermelden bijvoorbeeld zelden wetten en

quasi-nooit rechtsleer of rechtspraak. In bepaalde gevallen maken de partijen gebruik van

advocaten, maar dit is eerder beperkt. Vooral voor vorderingen waarmee zij vertrouwd zijn,

zoals huurvorderingen, verschijnen de partijen persoonlijk. De informaliteit blijkt ook uit de

manier waarop de vrederechter met de vertegenwoordiging van de partijen omgaat. Een

echtgenote die zonder volmacht verschijnt zal immers gehoord worden door de vrederechter,

waarna hij alsnog een verstekvonnis zal uitspreken. We kunnen dus besluiten dat de

vrederechter de leuze in zijn zittingszaal alle eer aan doet: 'liefst vrede, recht als't moet.'

Uit de kwantitatieve analyse blijken ook enkele sporen van de oorlog.

Zo leidt de oorlog tot een daling in de mobiliteit van de bevolking, waardoor we duidelijk

zien dat er minder eisers van buiten het kanton een vordering zullen instellen tijdens de

oorlog. Ook een toename van het aantal verstekvonnissen treedt op de voorgrond tijdens de

oorlogsjaren.

Partijen hebben het door de economische weerslag moeilijker om de eindjes aan elkaar te

knopen en zullen daarom tijdens de oorlog minder snel beroep doen op een advocaat.

Tot slot heeft de oorlog, zoals vermeld een sterke invloed op het aantal huurvorderingen die

exponentieel zullen toenemen bij de invasie en de bevrijding van het kanton.

Het onderzoek naar dit onderwerp is hiermee echter niet afgesloten. In de stoffige kasten van

het vredegerecht van Beveren, wachten nog verschillende sporen van kleine en grote oorlogen

op hun onderzoek.

Page 131: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

123

Bibliografie

A. Niet-gepubliceerde bronnen

Vonnisboeken 1938 tot 1947, Vredegerecht Beveren.

B. Gepubliceerde bronnen

1. Hulpwetenschappen

BERKVENS, A.M.J.A.,’ ”Juges de paix avant la lettre”in Midden- en Noord-Limburg,

voorafgaand aan de invoering van de vredegerechten in de Franse tijd’ in MARTYN, G. (ed.),

Scènes uit de geschiedenis van het vredegerecht : verslagboek van de eerste dag van het

internationaal colloquium ‘De vrederechter in Europa’, Gent-Rotterdam, Brugge, Die Keure,

2011, 57-70.

BUYTAERT, G. en DE WITTE, A. (eds.), Het Vredegerecht te Beveren vroeger en nu, Beveren,

onuitg., 1999, 35p.

COOLS, H., “Kallo’s wel en wee in Wereldoorlog II: de slachtoffers 1940-1945”, Het land van

Beveren 1991, nr. 2, 47-83.

DEBAENST, B., “Arme pro Deo?” in DONKER, G. FABER, S., HEIRBAUT, D. en MARTYN, G.

(eds.), Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen, Hilversum, Verloren, 2009, 424 p.

DE DECKER, C., “De luchtoorlog boven het Land van Beveren. Deel 1”, Het land van Beveren

1992, nr. 2, 53-80.

DE DECKER, C., “De luchtoorlog boven het Land van Beveren. Deel 2”, Het land van Beveren

1992, nr. 3, 82-94.

DE WITTE, A., “Bommen over Melsele (1940-1945): eigentijdse notities van pastoor Frans

Pieters”, Het land van Beveren 1990, nr. 1, 23-35.

Page 132: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

124

GOFFINON, J-P. , “Les antécedents anglais et la naissance de la justice de paix Française” in

MARTYN, G. (ed.), Scènes uit de geschiedenis van het vredegerecht : verslagboek van de

eerste dag van het internationaal colloquium ‘De vrederechter in Europa’, Gent-Rotterdam,

Brugge, Die Keure, 2011, 34-57.

HEIRBAUT, D., “Enkele themata uit de geschiedenis van de gerechtelijke organisatie” in

VAN REE, C. H., HEIRBAUT, D., en STORME, M. (eds.), De Code de procédure civile (1806)

na 200 jaar. De traditie van het Frans civiel procesrecht in vergelijkend perspectief,

Mechelen, Kluwer, 2008, 159-192.

HEIRBAUT, D., ROUSSEAUX, X. en VELLE, K., Politieke en sociale geschiedenis van justitie in

België van 1830 tot heden, Brugge, die Keure, 2004, 444 p.

KRINGS, E., “Mededeling gedaan op 15 december 1990 door de heer E. Krings, emiritus

Procureur-Generaal bij het Hof van Cassatie op het thema: ‘De Vrederechter-Verzoener’ ter

gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Vredegerecht van Ukkel”, JJP 1991, 4-13.

KRINGS, E., “De vrederechter en de rechter in de politierechtbank, gisteren, vandaag en

morgen. Redevoering uitgesproken ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het

Koninklijk Verbond van de Vrederechters en Politierechters van België.”, in BENOIT, G.,

LIEVENS, F. en LOUSBERG, L. (eds.), Bevoegdheden van vrederechters en politierechters

1892-1992, Brugge, Die Keure, 1992, XXIX-XXXIX.

LANCKSWEERDT, E. en LAVRYSEN, L., “De geschiedenis van de private huurwetgeving in het

licht van de woonzekerheid” in HUBEAU, B. en VANDE LANOTTE, J. (eds.), Wonen in

(on)zekerheid: de woonzekerheid in woon- en huisvestingsbeleid in Tegenspraak cahiers ,

Antwerpen, Kluwer, 1988, 19-63.

Page 133: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

125

LANGERWERF, E. en VAN LOON, F., “De vrederechter bij de behandeling van incasso's. Een

onderzoek bij vier vredegerechten in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen”, RW 1988-

89, 77-88.

LANGERWERF, E. en VAN LOON, F., “Het profiel van enkele vredegerechten in het gerechtelijk

arrondissement Antwerpen – evolutie tussen 1971 en 1984”, RW 1986-87, 1585-1602.

LANGERWERF, E., VAN LOON, F. en WOUTERS, J., “De afhandeling van huurgeschillen door

de vrederechter, een empirisch onderzoek”, TPR 1989, 1-23.

MUYS, E., Vredegerecht te Beveren. Repertorium van de minuten van akten en vonnissen.

1877-1892. 1893-1906. 1907-1919. 1920-1930, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1997, 22 p.

NAUWELAERS, J., “Contribution à l’histoire des justices de paix de Bruxelles”, JJP 1953, 255-

257.

TEN RAA, C.M.G., “De oorsprong van de vrederechter” in BROEKMAN, J., DRUET, P-P.,

EYLENBOSCH, A., ROMMEL, G. (eds.), Vrederechter, openbare dienst: essay over de rechter,

Brugge, Die Keure, 1989,25 et seq.

TEN RAA, C.M., De oorsprong van de kantonrechter, Deventer, Kluwer, 1970, 431 p.

VAN STAPPEN, M., “Het Beveren van de kleine man tijdens de Tweede Wereldoorlog”, Het

land van Beveren 1991, nr. 4, 144-158.

VAN STAPPEN, M., “Evolutie van de Beverse gemeenschap tussen 1900 en 2000 (1)” Het land

van Beveren 2008, nr. 3, 183-190.

VAN STAPPEN, M., “Evolutie van de Beverse gemeenschap tussen 1900 en 2000 (2)” Het land

van Beveren 2008, nr. 4, 226-239.

VELLE,K., De Vredegerechten en Politierechtbanken in België (1795-1995). Organisatie,

bevoegdheden en archiefvorming, Brussel, Algemeen Rijskarchief, 1995, 342 p.

VELLE, K., Recht en gerecht, bibliografische inleiding tot het institutioneel onderzoek van de

rechterlijke macht (1796-1994), Brussel, Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de

provinciën, 1994, 2 dln, 764 p.

Page 134: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

126

VERELST, D., Geschiedenis van volk en land van Beveren, politieke en institutionele

geschiedenis, Beveren, Gemeentebestuur Beveren, 1984, 470 p.

WEEMAES, R., “In memoriam: oorlog in Europa 1940”, Het land van Beveren 1990, nr. 3,

121-126.

WILLEMS, G., “De bevrijding van Beveren in 1944”, Het land van Beveren 1984, nr. 4, 142-

148.

WOUTERS, N., “Het geval De Paep”, Het land van Beveren 2009, nr.1, 25 et seq.

2. Rechtsleer

BOSLY, H., DEL MARMOL, C. en GOOSSENS, C., Répertoire bibliographique du droit belge

(1919-1945), Luik, Presses universitaires de Liège, 1947, xxxviii+456 p.

BRAAS, A., Précis de procédure civile, I, Organisation judiciaire - compétence, Brussel,

Bruylant, 1944, 428 p.

BRAAS, A., Précis de procédure civile, II, Procédure, Brussel, Bruylant, 1944, 441 p.

BYL, R., "Le statut des juges de paix suppléants", JJP 1935, 181-193.

DE BEUS, P., Overzicht van het burgerlijk recht, Turnhout, J. Van Mierlo-Proost, 1944, 506 p.

DECLERCK, C., DU MONGH, J., PINTENS, W.en VANWINCKELEN, K., Familiaal

Vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, LIV+1345p.

DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, I, Brussel, Bruylant, 1939, 1286 p.

Page 135: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

127

DE PAGE, H., Traité élémentaire de droit civil belge, IV/1, Brussel, Bruylant, 1938, 962 p.

DUJARDIN, J., MAST, A., VAN DAMME, M., VANDE LANOTTE, J., Overzicht Belgisch

administratief recht, Mechelen, Kluwer, 2006, XXXIX+1172 p.

ERKENS, R., De huishuurbesluitwet van 12 maart 1945, Antwerpen, De Sikkel, 1945, 92 p.

HEIRBAUT, D. en BAETEMAN, G. (eds.), Cumulatieve editie van het Burgerlijk Wetboek, II

dln., Gent, Kluwer, 2004, 2264 p.

KLUYSKENS, A., Beginselen van burgerlijk recht, I, De verbintenissen, Antwerpen, Standaard

Boekhandel, 1943, 672 p.

KLUYSKENS, A., Beginselen van burgerlijk recht, V, Zakenrecht, Antwerpen, Standaard

Boekhandel, 1946, 407 p.

KLUYSKENS, A., Beginselen van burgerlijk recht, VII, Personen- en familierecht, Antwerpen,

Standaard Boekhandel, 1942, 752 p.

PASQUIER, A., Droits et devoirs respectifs des époux : commentaire de la loi nouvelle du 20

juillet 1932 modifiant le chapitre VI, titre V, du livre Ier du code civil, Brussel, Hauchamps,

1932, 79 p.

PICARD, E. (ed.), Les Pandectes belges, CXVI, v° tribunaux de paix, Brussel, Larcier, 1923,

170-194.

VAN BAUWEL, L., Handboek van het burgerlijk procesrecht, Brussel, Standaard, 1936, 470 p.

VAN CAUWELAERT, E., “De huishuurwet van 22 maart 1940”, RW 1940, 1073 et seq.

Page 136: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

128

VAN EECKHOUTTE, W., Handboek Belgisch Socialezekerheidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2009,

XXXVIII+461 p.

VAN LENNEP, R., Belgisch burgerlijk procesrecht ,IV, De Berechting, Antwerpen, Standaard,

s.d., 416 p.

VAN LENNEP, R., Belgisch burgerlijk procesrecht,VIII, Bevoegdheid, Antwerpen, Standaard,

s.d. , 432 p.

VAN LENNEP, R., Belgisch burgerlijk procesrecht, IX, Rechterlijke inrichting, Antwerpen,

Standaard, s.d., 456 p.

VAN NUFFEL, J., De rechten der vrouw, Kortrijk, Albert Decaluwe, s.d., 86 p.

VELLE, K., Recht en gerecht : bibliografische inleiding tot het institutioneel onderzoek van de

rechterlijke macht (1796-1994), II dln., Brussel, Algemeen rijksarchief, 1994, 764 p.

WALEFFE, F. en WALEFFE, F.-JR., Répertoire décennal de la jurisprudence belge contenant

l’analyse de toutes les décisions et études doctrinales publiées en Belgique depuis 1936

jusqu’à 1946 inclusivement en matieère civile, commerciale, criminelle, de droit public et

administratif,V dln., Brussel, Bruylant, 1946, 580 p.

X., “Chronique des Justices de Paix”, JJP 1935, 107 en 108.

X., “Arrète du 20 septembre 1940 portant des dispositions exceptionenelles et temporaires en

matière de baux à loyer.”, Rev. prat.not.b. 1940, 368-374.

X., “Chronique des Justices de Paix”, JJP 1946, 325.

Page 137: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

129

Rechtspraak

Rb. Antwerpen 13 juni 1939, JJP 1939, 381.

Rb. Brugge 12 juli 1946, JJP 1947, 116.

Vred. Namen (I) 10 januari 1947, JJP 1947, 115.

Vred. Oostende 9 april 1946, JJP 1946, 232.

Page 138: Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent...De lezer moet aan het einde van deze masterproef een totaalbeeld hebben van het Beverse vredegerecht en zijn werking van 1938 tot 1947.

i