Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

16
Factsheet VAN PEDAGOGISCHE TIK TOT KINDERMISHANDELING DE CULTURELE DIVERSITEIT IN NEDERLAND Inleiding Het onderwerp van deze factsheet is het slaan van kinderen binnen verschillende culturen in Nederland. Het gaat dan om het hele spectrum: van een ‘pedago- gische’ tik tot fysieke kindermishandeling. We geven de feiten en cijfers zoals die op dit moment bekend zijn. Hiermee willen we het inzicht van beroepskrachten vergroten in de oorzaken en gevolgen van slaan en hun handvatten bieden waardoor zij ouders kunnen onder- steunen bij het geweldloos opvoeden van hun kinderen. De onderwerpen die in deze factsheet aan de orde komen zijn achtereenvolgens: Begripsafbakening: wat betekenen termen als fysieke straf en fysieke kindermishande- ling? De omvang: hoe vaak komen fysieke straf en fysieke kindermishandeling voor binnen verschillende culturen in Nederland? De gevolgen van fysieke straf en de invloed van cultuur hierop. Factoren waarvan uit literatuur bekend is dat zij de kans op het ontstaan van problema- tische opvoedingssituaties en kindermishandeling vergroten. Opvoedingsvragen en problemen van ouders Opvoedingsondersteuningsprogramma’s die ouders kunnen helpen hun kinderen zonder fysieke straf op te voeden. Literatuur en websites. Waar gaat deze factsheet over? Er zijn verschillende termen om het lichamelijk straffen in de opvoeding van kinderen aan te duiden. Denk bijvoorbeeld aan begrippen als ‘pedagogische of corrigerende tik’, ‘lijfstraf’ of ‘fysieke bestraffing’. Ouders gebruiken vaak termen als ‘een draai om de oren’, ‘een klap’ of ‘een dreun’. In deze factsheet hebben we het over fysieke straf en fysieke kindermishande- ling. Met fysieke straf bedoelen we het controleren of corrigeren van het gedrag van kinderen door het gebruik van fysieke kracht. In de meeste gevallen gaat het dan om slaan, met de hand of met een voorwerp. De officiële definitie van kindermishandeling volgens de Wet op de jeugdzorg (2005) is: ‘Elke vorm van de voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of sociale aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een afhankelijkheidsrelatie staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek letsel of psychische stoornissen.’ Bij lichamelijke of fysieke kindermishandeling gaat het dus om de gewelddadige manier waarop ouders omgaan met hun kind, bewust of onbe- wust, waardoor het kind ernstige lichamelijke of psychische schade oploopt of kan ‘Kinderen moeten worden beschermd tegen alle vormen van mishandeling, lichamelijk, psychisch en seksueel, binnen en buiten gezinsverband. De staat draagt zorg voor preventie en voor behandeling.’ (Samenvatting artikel 19 van het Internationale Verdrag inzake de rechten van het kind)

Transcript of Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

Page 1: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

Fa

cts

he

et VAN PEDAGOGISCHE TIK

TOT KINDERMISHANDELINGDE CULTURELE DIVERSITEIT IN NEDERLAND

Inleiding Het onderwerp van deze factsheet is het slaan vankinderen binnen verschillende culturen in Nederland.Het gaat dan om het hele spectrum: van een ‘pedago -gische’ tik tot fysieke kindermishandeling. We geven defeiten en cijfers zoals die op dit moment bekend zijn. Hiermee willen we het inzicht van beroepskrachtenvergroten in de oorzaken en gevolgen van slaan en hunhandvatten bieden waardoor zij ouders kunnen onder-steunen bij het geweldloos opvoeden vanhun kinderen.

De onderwerpen die in deze factsheet aan de orde komen zijn achtereenvolgens:• Begripsafbakening: wat betekenen termen als fysieke straf en fysieke kindermishande-

ling?• De omvang: hoe vaak komen fysieke straf en fysieke kindermishandeling voor binnen

verschillende culturen in Nederland?• De gevolgen van fysieke straf en de invloed van cultuur hierop. • Factoren waarvan uit literatuur bekend is dat zij de kans op het ontstaan van problema-

tische opvoedingssituaties en kindermishandeling vergroten. • Opvoedingsvragen en problemen van ouders• Opvoedingsondersteuningsprogramma’s die ouders kunnen helpen hun kinderen

zonder fysieke straf op te voeden.• Literatuur en websites.

Waar gaat deze factsheet over?Er zijn verschillende termen om het lichamelijk straffen in de opvoeding van kinderen aante duiden. Denk bijvoorbeeld aan begrippen als ‘pedagogische of corrigerende tik’, ‘lijfstraf’of ‘fysieke bestraffing’. Ouders gebruiken vaak termen als ‘een draai om de oren’, ‘een klap’of ‘een dreun’. In deze factsheet hebben we het over fysieke straf en fysieke kindermishande-ling. Met fysieke straf bedoelen we het controleren of corrigeren van het gedrag van kinderendoor het gebruik van fysieke kracht. In de meeste gevallen gaat het dan om slaan, met dehand of met een voorwerp. De officiële definitie van kindermishandeling volgens de Wet op de jeugdzorg (2005) is:‘Elke vorm van de voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke,psychische of sociale aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie deminderjarige in een afhankelijkheidsrelatie staat, actief of passief opdringen, waardoorernstige schade wordt of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm vanfysiek letsel of psychische stoornissen.’ Bij lichamelijke of fysieke kindermishandeling gaat hetdus om de gewelddadige manier waarop ouders omgaan met hun kind, bewust of onbe-wust, waardoor het kind ernstige lichamelijke of psychische schade oploopt of kan

‘Kinderen moeten wordenbeschermd tegen alle vormenvan mishandeling, lichamelijk,psychisch en seksueel, binnen enbuiten gezinsverband. De staatdraagt zorg voor preventie envoor behandeling.’ (Samenvatting artikel 19 van hetInternationale Verdrag inzake derechten van het kind)

Page 2: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

2

oplopen. De vraag doet zich voor waar de grens ligttussen fysieke straf en fysieke mishandeling.Volgens Rensen (1992) kan fysiek straffen alskindermishandeling worden aangemerkt als: • het zeer regelmatig plaatsvindt; • de ernst ook binnen de eigen groep als buiten-

proportioneel wordt gezien; • het zich richt op één bepaald kind (het ‘zwarte

schaap’); • het niet wordt gebruikt op zogenoemde pedago-

gische momenten, maar om de woede van deouder te bekoelen.

Hoewel fysieke straf en kindermishandeling overalvoorkomen, keurt geen enkele cultuur mishande-ling van kinderen door hun ouders goed. Tussen enbinnen culturen zijn verschillen in opvattingen overeen goede opvoeding en over de grens waar gelegiti-meerde opvoedmiddelen ophouden en kindermis-handeling begint. Het vaststellen van de grenstussen slaan en mishandeling is moeilijker inculturen waarin men gewend is lijfstraffen tegebruiken.

Fysieke straf is dus niet per definitie hetzelfde alskindermishandeling. Fysieke straf kan wel uit dehand lopen en ontaarden in kindermishandeling.Volgens Fontes (2005) zijn de meeste incidenten vanfysieke kindermishandeling begonnen als vorm vandisciplinering. De ouder gebruikt een lijfstraf met debedoeling het kind te straffen, een les te leren ofongehoorzaamheid te corrigeren, maar het kind isgewond geraakt als gevolg van onbedoeld of opzet-telijk gebruik van kracht. Gebruik van fysieke strafkan om verschillende redenen ontaarden inmishandeling. Ten eerste verliezen milde vormenvan fysieke straf op den duur hun effectiviteit,waardoor ouders zich genoodzaakt zien steedszwaardere fysieke straffen in te zetten. Ten tweedevertrouwen ouders die ervan overtuigd zijn datfysieke straffen effectief zijn, niet op anderemanieren van corrigeren van regeloverschrijdendgedrag van hun kinderen. Ten derde vergroot hetfrequent lichamelijk straffen van kinderen de kansop mishandeling. Immers, als ouders hun kinderennooit slaan, is er ook geen risico van te hard teslaan. Bovendien stellen Benjet en Kazdin (2003) datstressvolle leefomstandigheden van de ouders dekans aanzienlijk vergroot dat slaan escaleert enontaardt in mishandeling.

‘Preventie van kindermishandeling isonbegonnen werk zolang we hetgewone alledaagse geweld als opvoed-middel blijven accepteren entoepassen’ (Baartman 1993).

Over welke gezinnen gaathet?Deze factsheet gaat over gezinnen inNederland. De Nederlandse Gezins-raad (Distelbrink, Lucassen en Hoog-hiemstra 2005) definieert een gezin als‘elk leefverband waarin een of meerkinderen worden opgevoed’. In Neder-land is een op de drie huishoudens eengezin. In totaal zijn er ruim 2,5 miljoengezinnen in Nederland. Uit recentecijfers van het Centraal Bureau voor deStatistiek (Distelbrink en Hooghiem-stra 2005) blijkt dat een op de vijfgezinnen van niet-Nederlandseafkomst is. In deze factsheet gaat hetover de vijf grootste bevolkings-groepen in Nederland: Nederlanders,Turken, Marokkanen, Surinamers enAntillianen. We spreken van eenallochtoon gezin als ten minste eenvan beide ouders buiten Nederland isgeboren.

Op dit moment wordt de meerderheidvan de Turkse en Marokkaansegezinnen gevormd door tweeallochtone ouders: in respectievelijk

Page 3: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

82% en 87% van deze gezinnen zijn beide oudersbuiten Nederland geboren. Surinaamse en Antilli-aanse gezinnen zijn vaker gemengd: in respectieve-lijk twee van de vijf en drie van de vijf van dezegezinnen is een van beide ouders in Nederlandgeboren. Over tien jaar zal een veel groter deel van deallochtone ouders in Nederland zijn geboren engetogen en dus tot de tweede generatie behoren. Inde leeftijdsgroep van ouders is dan in de vier groteetnische minderheidsgroepen een derde tot de helftin Nederland geboren (Distelbrink en Hooghiemstra2005).

Hoe vaak komen fysieke straf enfysieke kindermishandeling voor?Fysieke strafAls ouders vinden dat ze hun kinderen moetencorrigeren doen de meesten dat door hun kinderente waarschuwen, af te zonderen of hun iets leuks teonthouden. Daarnaast gebruikt een deel van deouders van kinderen tussen 0 en 12 jaar een tik alsopvoedmiddel. Uit het 0-12-jarigenonderzoek vanhet Sociaal Cultureel Planbureau / TNO-Kwaliteitvan Leven blijkt dat 26% van de ouders met een kindvan 14 maanden, 31% van de ouders met een kindvan 3 jaar en 18% van de ouders met een kind in debasisschoolleeftijd (4 tot 12 jaar) wel eens een tikgeeft (Zeijl, Crone e.a. 2005).

Nijsten (in: Pels 2000) heeft het opvoedingsgedragvan Nederlandse, Turkse, Marokkaanse, Surinaams-Creoolse en Chinese ouders met elkaar vergeleken.Haar analyse is gebaseerd op de opvoedingsonder-zoeken onder Nederlandse gezinnen (Rispens,Hermanns en Meeus 1996), Turkse gezinnen (Nijsten1998), Marokkaanse gezinnen (Pels 1998) en Surinaams-Creoolse gezinnen (Distelbrink 1998). De verschillen tussen de groepen blijken klein. In degroep ouders met kinderen van 4 tot en met 18 jaarstraft ongeveer een derde van alle allochtonemoeders haar kind (vrijwel) nooit in de situaties dieaan hen werden voorgelegd. Dit is vergelijkbaar methet gedrag van Nederlandse moeders. Van deNederlandse moeders die hun kind wel eensstraffen zegt 17% een ‘draai om de oren of een tik’ tegebruiken. Bij de Turkse moeders gebruikt 20% wel

3

eens fysieke straf. Bij de Marokkaanseen Creoolse moeders maakt 25% weleens gebruik van een tik.

De manier van straffen en belonen vankinderen blijkt samen te hangen meteen aantal kenmerken in de achter-grond van gezinnen. Zo hangt bij deSurinaams-Creoolse gezinnen demanier van straffen en belonen samenmet de generatie van de moeder enhet opleidingsniveau. NaarmateCreoolse moeders hoger opgeleid zijnmaken ze minder gebruik van machts-uitoefening en slaan bij overtredingenvan hun kinderen. De tussengeneratiemoeders, dat wil zeggen degenen dietussen hun zesde en zestiende jaar zijngemigreerd, maken het meest gebruikvan slaan of een tik geven. De eerstegeneratie maakt het minst gebruik vanfysieke straf. Bij de groep Turkse moeders blijkteveneens de tussengeneratie en daar-naast moeders van de tweede gene-ratie het meest gebruik te maken vaneen tik bij een overtreding van hetkind. Ook bij deze groep straft deoudere generatie het minst frequent.Deze bevindingen kunnen volgens deonderzoekers mogelijk wordenverklaard door de samenhang tussende generatie van de moeder en de leef-tijd van het kind. Moeders die tot

Page 4: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

4

jongere generaties behoren hebben jongerekinderen, die over het algemeen meer fysiek gestraftworden. Zowel binnen de Nederlandse groep alsbinnen de allochtone groepen neemt het fysiekstraffen af naarmate kinderen ouder worden.

Onder Marokkaanse gezinnen komt fysieke strafvooral voor bij laagopgeleide ouders. De moeders inhet onderzoek geven aan geen alternatief tekennen. De manier waarop ouders het gedrag vankinderen controleren/corrigeren hangt vaak ook afvan de grootte van het gezin en de leeftijd van dekinderen. In grote gezinnen geven moeders eerderstraf. Fysiek straffen komt bij Marokkaanse moedersook vaker voor naarmate zij van een oudere gene-ratie zijn.

Pels (2002) concludeert wel dat slaan als controle-middel in het algemeen steeds minder wordtgebruikt: in gezinnen maken preken, uitpraten enonderhandelen hun opgang. Onderlinge verschillenin opvoedingscultuur nemen af: ook in allochtonegezinnen wordt fysieke bestraffing een marginalerverschijnsel. Slaan wordt langzamerhand eenuiterste redmiddel als niets anders meer werkt.

Fysieke kindermishandelingHoe vaak fysieke kindermishandeling daadwerkelijkin Nederland voorkomt is onbekend. Naar schattingworden jaarlijks minimaal 80.000 kinderen mishan-deld door hun ouders. Dit cijfer is grotendeels geba-seerd op Amerikaans onderzoek en betreft allevormen van kindermishandeling (Wolzak en TenBerge 2005). Momenteel wordt door de Vrije Universiteit en PIResearch onderzoek gedaan onder leerlingen vanhet voortgezet onderwijs naar onveilige en bedrei-gende situaties die zij in het afgelopen jaar hebbenmeegemaakt, waaronder kindermishandeling.Daarnaast doet de Universiteit van Leiden onder-zoek naar de bekendheid met gevallen van kinder-mishandeling onder beroepsbeoefenaren. De resul-taten zijn naar verwachting begin 2007 bekend.

Iedereen die een vermoeden heeft van kindermis-handeling, kan voor een advies/consult of meldingbellen met het Advies- en Meldpunt Kindermishan-deling (AMK). In 2005 is 38.052 keer contact opge-nomen met een AMK. In 20,9 % van de meldingen,21,3% van de consulten en 16,5% van de adviezenging het om een vermoeden van lichamelijke

mishandeling (Wolzak 2006).70,3% van het totaal aantal meldingenen 73,2 % van alle adviezen enconsulten betreft Nederlandsegezinnen. Bij 25,6% van de meldingengaat het vermoedelijk over gezinnenmet een allochtone achtergrond. Vande totale groep allochtone gezinnenbetreft het in 13,7% van de meldingengezinnen van Turkse, Marokkaanse,Surinaamse en Antilliaanse afkomst.Bij de advies-en consultgesprekken ishet percentage ‘onbekend’ zeer hoogwaardoor het niet mogelijk is preciezegegevens over de afkomst van degezinnen te melden.

Uitgaande van het gegeven dat op 1 januari 2006 22,4% van alle Neder-landse kinderen van allochtoneafkomst is, blijkt dat bij de meldingenallochtone kinderen enigszins over-vertegenwoordigd zijn (Wolzak 2006). Hoe vaak lichamelijke kindermishan-deling voorkomt binnen de verschil-lende groeperingen is op grond vandeze cijfers echter niet te zeggen.

Page 5: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

5

Wat zijn de gevolgen van fysiekestraf?De afgelopen veertig jaar is veel onderzoek gedaannaar fysieke bestraffing van kinderen. In die onder-zoeken staan twee visies centraal. De eerste visie,waarvan de aanhangers volledig tegen het gebruikvan fysieke bestraffing zijn, gaat ervan uit datfysieke straf onder alle omstandigheden negatievegevolgen heeft voor de ontwikkeling van kinderen,zowel op korte termijn als op lange termijn. Volgensdeze visie leidt fysieke straf onder andere totagressie, gedragsproblemen, criminaliteit en part-nergeweld. Zo leren kinderen door het gedrag vanhun ouders dat problemen worden opgelost metgeweld. De kans dat ze in interacties met anderenook geweld zullen gebruiken wordt hiermeevergroot.Onderzoekers die zich scharen achter de tweedevisie gaan ervan uit dat de gevolgen van fysiekestraf afhankelijk zijn van de omstandigheden waar-onder het plaatsvindt: fysieke straf kan schadelijkegevolgen hebben, maar onder bepaalde omstandig-heden ook positieve. De gevolgen zijn mede afhan-kelijk van de betekenis die het kind aan het slaantoekent. Die betekenis wordt beïnvloed door onderandere leeftijd van het kind, opvoedingscontext enculturele achtergrond (Benjet en Kazdin 2003).

Benjet en Kazdin (2003) bespreken twee recentemeta-analyses naar de effecten van slaan, die vanLarzelere en Gershoff. In de studie van Larzelerestaan de effecten van slaan op kinderen jonger dan13 jaar centraal. De studie van Gershoff gaat overhet verband tussen fysieke bestraffing en eenaantal problemen, waarvan sommige zich in dekindertijd manifesteren en andere later in hetleven. Ondanks verschillen in vraagstelling komenbeide onderzoekers tot een aantal dezelfde conclu-sies:• Lichamelijke straf wordt gevolgd door onmiddel-

lijke gehoorzaamheid. Dit betekent dat kinderendie lichamelijk bestraft zijn over het algemeengelijk stoppen met het ongewenste gedrag engedrag gaan vertonen dat op dat moment vanhen gevraagd wordt.

• De effecten van slaan hangen samen met deleeftijd van het kind. Larzelere concludeert dathet effect van onmiddellijke gehoorzaamheidsterker is bij kinderen van 6 jaar en jonger.

De kans op negatieve effecten,zoals agressief en antisociaalgedrag, is groter bij ouderekinderen. Gershoff toonde aan dathet verband tussen agressie enantisociaal gedrag en fysiekebestraffing het sterkste was bijkinderen tussen 10 en 12 jaar.

• Regelmatige fysieke bestraffingleidt tot negatieve uitkomsten.Larzelere stelt dat wanneerkinderen een tot drie keer per weekworden geslagen, dit voor hennegatieve gevolgen heeft. Dit nega-tieve effect is overigens niet sterkerdan wanneer ouders anderevormen van straf even zo vaakinzetten, zoals verbale straf, apartzetten of hun leuke dingenonthouden. De manier waaropouders de straf uitdelen is vaninvloed op de gevolgen van de straf.Het gaat dan niet alleen om defrequentie, maar ook om het voorafwaarschuwen of niet, de vraag ofeen dergelijke straf systematisch ofincidenteel plaatsvindt en of hetwel of niet hardhandig gebeurt.

Waar de onderzoekers het niet overeens zijn is de vraag of de gevolgenvan lijfstraffen voornamelijk schade-lijk of gunstig zijn voor de ontwikke-ling van kinderen. Zo concludeertLarzelere dat fysiek straffen bijkinderen tussen 2 en 6 jaar leidt totdirecte gehoorzaamheid en eenvermindering van agressief gedrag.Gershoff vindt echter aanwijzingendat het negatieve invloed heeft op deouder-kindrelatie en leidt tot agressiefgedrag op latere leeftijd (in: Benjet enKazdin 2003).

Invloed van cultuurLarzelere heeft de invloed van deculturele context op de gevolgen vanfysieke straf bestudeerd. Hij stelt datde langetermijneffecten van fysiekebestraffing (‘moderate spanking’)cultuurspecifiek zijn. In Afro-Ameri-

Page 6: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

6

kaanse gezinnen blijkt fysieke bestraffing op langetermijn neutrale of juist gunstige effecten te hebbenop met name antisociaal gedrag, terwijl het effect bijblanke Amerikaanse gezinnen voornamelijk nega-tief is. Ook Musschenga (2005) verwijst naar onderzoekenuit de Verenigde Staten waarin gekeken is naarverschillen in opvoedingsstijlen van blanke Ameri-kanen, Latino’s en zwarte Amerikanen. Een van deuitkomsten van deze onderzoeken is dat zwartekinderen die regelmatig lichamelijke straf krijgendaar anders op reageren dan blanke kinderen. Integenstelling tot zwarte kinderen reageren blankekinderen vooral met agressie. De verklaring die deonderzoekers daarvoor geven is dat blanke kinderendie geslagen worden dit niet kunnen verenigen methet beeld dat zij hebben van een goede ouder. Voorzwarte kinderen is fysieke straf een onderdeel vaneen goede opvoeding. Wat zwarte kinderen behoedtvoor negatieve gevolgen van lijfstraffen is dat dezegecombineerd worden met het geven van veelwarmte en liefde. Volgens Musschenga is het onmo-gelijk vast te stellen of lijfstraffen schadelijk zijnvoor kinderen zonder het gehele familiesysteem,het functioneren van het kind en andere gedra-gingen van ouders erbij te betrekken. Zo zouden hetgebruik van argumenten en koesterend gedrag eenbuffer kunnen vormen tegen mogelijke schadelijkegevolgen van lijfstraffen.Hermanns (2002) stelt in dit verband dat een derge-lijke invalshoek in multicultureel Nederland nietvergeten mag worden. Het geven van tikken aankinderen heeft zowel voor de ouders als de kinderenzelf in bijvoorbeeld Antilliaanse gezinnen eenandere betekenis en lading dan in de meesteautochtone gezinnen. Volgens Pels (2002) steltBaumrind dat de gevolgen van lichamelijke straf opde ontwikkeling van kinderen sterk samenhangenmet de betekenis die ouders en kinderen eraangeven. Wat in westerse kring al snel wordt ervarenals ouderlijke heerszucht en agressie, kan eldersgelden als teken van ouderlijke betrokkenheid.

Als fysieke straf uit de hand loopt en ontaardt inkindermishandeling, kunnen de gevolgen verstrek-kend zijn. Kinderen kunnen er lichamelijk letsel aanoverhouden, ontwikkelingsstoornissen opdoen,emotionele problemen ontwikkelen en er zelfs aanoverlijden (Wolzak 2003).

ConclusieAl met al is het niet vastgesteld datfysieke straf niet schadelijk is voor deontwikkeling van kinderen. Uit onder-zoek blijkt alleen dat het niet schade-lijk hóeft te zijn als het is ingebed ineen opvoeding en context die verderliefdevol en warm is. Niettemin is hetbeter als ouders andere opvoedings-middelen inzetten om hun kinderen tecorrigeren en positief gedrag van hunkinderen stimuleren. Voor beroeps-krachten is het hoe dan ook vanbelang per geval na te gaan wat debetekenis is van fysiek straffen voor dekinderen en de ouders en in welkecontext dit plaatsvindt.

Risicofactoren Uit onderzoek is een aantal factorenbekend die de kans op problematischeopvoedingssituaties en kindermishan-deling vergroten. Deze zogenoemderisicofactoren worden afgeleid uitempirisch onderzoek onder grotegroepen kinderen en ouders. Opgroepsniveau vergroten deze factorende kans op het ontstaan van opvoe-dingsproblemen en kindermishande-ling. In individuele situaties zijnechter uiteenlopende combinaties vanfactoren mogelijk. De aanwezigheidvan risicofactoren leidt niet automa-tisch tot een problematische opvoe-dingssituatie. Beschermende factoren,zoals opvoedingscompetentie en

Page 7: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

7

sociale steun, kunnen tegenwicht bieden zodatproblemen niet ontstaan of zaken niet uit de handlopen.

In de literatuur worden vaak vijf groepen risicofac-toren onderscheiden: factoren bij het kind, bij deouders/opvoeders, het gezin, de socio-economischecontext en bij de culturele context van het gezin(Baartman 1996; Berger e.a. 2004; Fontes 2005). Eenaantal van deze risicofactoren is in verhoogde mateaanwezig bij in Nederland wonende, niet-westerseallochtonen. Zij zijn vooral te vinden binnen de gezinsken-merken en kenmerken die te maken hebben met desocio-economische context en culturele context vande gezinnen.

Risicofactoren bij:1 Het kindSommige kinderen hebben een grotere kansmishandeld te worden dan andere kinderen. Hetgaat dan om kinderen die door lichamelijke beper-kingen, gedrags- of ontwikkelingsproblemen extrazorg en aandacht van ouders vragen. Voorbeeldenzijn drukke kinderen en kinderen met eenhandicap. De mate waarin een kind als extra lastworden ervaren kan per cultuur verschillen. Zo zienmensen in bepaalde (sub)culturen gehandicaptekinderen als een straf van Allah (Korbin 1991;Rensen1992).

2 De opvoedersHierbij gaat het om het persoonlijk functionerenvan de ouders, hun opvattingen, percepties enkennis over het kind en opvoeding, en om deontwikkelingsgeschiedenis van de ouder. Voor-beelden zijn psychische problemen, verslaafd zijnaan alcohol of drugs, (te) jong ouder worden en eengebrek aan pedagogische kennis en vaardigheden.Volgens Pels (2000) is het ontbreken van een warm,steunend klimaat, in combinatie met een harde,autoritaire stijl van controle de belangrijkste risico -factor in de (gezins)opvoeding. Mede als gevolghiervan kan sprake zijn van spanningen en gezags-conflicten tussen de generaties. Ook een negatievebeleving van de opvoeding, bijvoorbeeld dooropvoedingsonzekerheid, kan ouders in hun gedrag,en daarmee kinderen in hun ontwikkeling, inongunstige zin beïnvloeden.

3 Het gezinHierbij gaat het om het gezinsklimaat,de gezinsgrootte en gezinssamenstel-ling. Voorbeelden zijn ernstige huwe-lijksproblemen tussen de ouders, eengroot gezin en mishandeling van deene ouder door de andere ouder. Gezinsgrootte blijkt een risicofactorvoor kindermishandeling te zijn. Inniet-westerse allochtone gezinnen ligthet kindertal gemiddeld hoger danonder autochtonen. Vooral Marok-kaanse gezinnen zijn gemiddeld groot.45% van de gezinnen heeft drie ofmeer kinderen tegenover 22% van deNederlandse gezinnen. 31% van deTurkse gezinnen heeft drie of meerkinderen (Distelbrink en Hooghiem-stra 2005).

Eenoudergezinnen hebben vakeropvoedingsproblemen dan twee-oudergezinnen (Zeijl e.a. 2005). InNederlandse, Turkse en Marokkaansegezinnen is een van de zes gezinneneen eenoudergezin.Surinaamse en Antilliaanse gezinnenbestaan vaker uit eenoudergezinnen.Binnen de Surinaamse groeperingkomen eenoudergezinnen vooral vooronder Creolen. Begin 2004 was 51% vande Antilliaanse gezinnen en 45% vande Surinaamse gezinnen een een -oudergezin.

Page 8: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

8

4 De socio-economische contextDe socio-economische context bestaat uit het oplei-dingsniveau van de ouders en de financiële enmateriële omstandigheden waarin gezinnenverkeren. Gezinnen waarin mishandeling plaats-vindt, worden vaak gekenmerkt door een opeen -stapeling van problemen als werkloosheid, weiniginkomen en slechte huisvesting. Ook socialeomstandigheden waarin gezinnen verkeren, zoalsde confrontatie met racisme en discriminatie,sociale isolatie, het wonen in buurten met hogecriminaliteitscijfers zijn risicofactoren die hetontstaan van opvoedingsproblemen en/of kinder-mishandeling bevorderen. Onderzoek laat zien datopvoedingsproblemen vaker voorkomen bij laagop-geleide ouders, niet-westerse ouders en ouders dieonder de armoedegrens leven (Zeijl, Crone e.a. 2005).

Het gemiddelde inkomen van allochtone gezinnenis lager dan van autochtone gezinnen. In 2001 laghet beschikbare huishoudinkomen van Turkse enMarokkaanse gezinnen gemiddeld 30% onder datvan autochtone gezinnen. Hoewel de verschillentussen etnische groepen minder zijn bij jongereouders, blijft ook het inkomen van gezinnen vanjonge ouders van Turkse en Marokkaanse afkomstgemiddeld nog 20% achter bij dat van autochtonegezinnen (Distelbrink en Hooghiemstra 2005).

Allochtone gezinnen hebben naar verhouding veelgeldzorgen. Van de Nederlandse twee-ouderge-zinnen zegt 8% moeilijk tot zeer moeilijk rond tekunnen komen. 53% van de Turkse, 42% van deMarokkaanse, 27% van de Surinaamse en 33% vande Antilliaanse twee-oudergezinnen rapporteertgeldzorgen te hebben. Bij de eenoudergezinnenliggen deze percentages hoger: van de Nederlandseeenoudergezinnen heeft een derde moeite metrondkomen, van de allochtone eenoudergezinnenheeft ongeveer de helft (Antillianen) tot ruim tweederde (Turkse gezinnen) bijna voortdurend geld-zorgen (Distelbrink, Lucassen en Hooghiemstra2005; Distelbrink en Hooghiemstra 2005).

5 De culturele context Het gaat hierbij om waarden, normen, opvoedings-doelen en opvoedingsmiddelen binnen gezinnen,die volgens de normen in de Nederlandse maat-schappij als mishandeling of verwaarlozing wordenbestempeld. Een voorbeeld hiervan is een sterkseksespecifieke opvoeding. Dit kan er in sommige

migrantengezinnen toe leiden datmeisjes thuis worden gehouden vanschool om hun moeder te helpen.Specifiek voor allochtone gezinnenstelt Rensen (1996) dat de belangrijksteachtergrond van een problematischeopvoedingssituatie die uiteindelijk kanleiden tot kindermishandeling,verband houdt met de migratie enproblemen die zich hierbij voordoen,zoals een veranderde status van devader zowel binnen als buiten hetgezin, heimwee, onzekerheid over hetopvoeden in een andere samenleving,racisme, discriminatie en armoede.

Blijkens een recente analyse van deNederlandse Gezinsraad (Distelbrinken Hooghiemstra 2005) heeft de groeivan de tweede generatie allochtonengrote gevolgen voor het toekomstigegezinsleven. Veel meer kinderen zullenin 2015 worden opgevoed door tenminste één ouder die de Nederlandsesamenleving beter kent, doordat hij ofzij hier is geboren en getogen. Het isvolgens de onderzoekers teverwachten dat allochtone gezinnenzich daardoor in de toekomst minderzullen onderscheiden van autochtonegezinnen. Van deze gezinnen zullenmeer moeders werken, het opleidings-niveau van met name Turkse enMarokkaanse ouders zal een stukhoger liggen dan nu, en de beheersingvan de Nederlandse taal zal zijn toege-nomen. Op grond van deze gegevens is

Page 9: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

9

ConclusieKindermishandeling komt in alleculturen en alle lagen van de bevolkingvoor en is dus niet specifiek eenprobleem van bepaalde groepen. Wel ishet zo dat bepaalde groepen doorallerlei factoren een verhoogd risicohebben van problematische opvoe-dingssituaties en/of kindermishande-ling. Kindermishandeling kan hetgevolg zijn van problemen op verschil-lende gebieden. Hoe meer negatieve ofstressgevende factoren bij ouder, kindof omgeving aanwezig zijn, hoe groterde kans op kindermishandeling wordt(Belsky 1984). In de meeste gevallen iseen cumulatie van risicofactoren én deafwezigheid van voldoende bescher-mende factoren nodig om opvoedings-problemen te doen ontstaan diekunnen leiden tot kindermishande-ling.Dat blijkt bij veel niet-westerseallochtonen het geval. Zij lijdenbijvoorbeeld onder een slechte econo-mische positie, hebben geen sociaalnetwerk, hebben last van racisme/dis -criminatie en zijn vaak onzeker overhet opvoeden van hun kinderenbinnen twee culturen. Deze risicofac-toren versterken elkaar en kunnenbijdragen aan gevoelens van isole-ment, machteloosheid en hulpeloos-heid (Van Dijk en Nienhuis 1997). Indergelijke omstandigheden kunnenouders zich vastklampen aan corrige-rende opvoedingsmaatregelen die zeuit hun verleden kennen en proberenhun positie met traditioneel gezag enstrengheid vast te houden (Budding1999). Juist de combinatie van stress -volle ervaringen, persoonlijkeproblemen en gebrek aan socialeondersteuning kan het evenwichttussen draaglast en draagkracht vande ouders verstoren. Hierdoor kunnenopvoedingsproblemen ontstaan, dieop hun beurt kunnen escaleren inmishandeling en verwaarlozing.

de verwachting dat risicofactoren en problemen,die verband houden met de migratie, in detoekomst zullen afnemen.

Afwezigheid van een sociaal netwerkDraagkracht van opvoeders wordt vergrootwanneer zij beschikken over een sociaalnetwerk. Sociale netwerken voorzien in steun bijde verzorging of het tijdelijk uitbesteden vankinderen, en geven steun, kritiek en normen bijde opvoeding (Korbin 1991 in: Rensen 1992) . Eenbelangrijk aspect van het sociale netwerk is hetkunnen delen van opvoedingsverantwoordelijk-heden met anderen, zoals dat in veel culturen inde herkomstlanden van niet-westerse alloch -tonen in Nederland de gewoonte is. Hierdoorwordt de kans verkleind dat opvoedingssituatiesescaleren en leiden tot mishandeling ofverwaarlozing. Als gevolg van de migratie is voor veel migran-tengezinnen in Nederland het sociale netwerkweggevallen. Opvoeders in deze gezinnenmoeten daardoor allerlei spanningen die met demigratie samenhangen alleen verwerken enkomen ook alleen voor de opvoeding te staan.Daarnaast is er weinig sociale controle doordater weinig contact is met familie en buren.Door het ontbreken van een sociaal netwerkneemt de kans op verwaarlozing en mishande-ling toe, ook al omdat deze gezinnen vaak inslechte maatschappelijke omstandighedenterechtkomen (Korbin 1991; Kromhout 1996).

Page 10: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

10

Opvoedingsvragen en -problemenvan oudersOmdat opvoedingsproblemen een voorportaalkunnen zijn voor mishandeling is inzicht in opvoe-dingsvragen en -problemen van ouders van belang.De opvoedingsvragen van ouders zijn in verschil-lende onderzoeken aan de orde gesteld (Rispense.a.1996; Leseman e.a. 1998; Pels 2000; Leseman enHermanns, 2002; Zeijl e.a. 2005).

Uit het onderzoek van het SCP (Zeijl, Crone e.a.2005)blijkt dat volgens artsen en verpleegkundigen in dejeugdgezondheidszorg de voornaamste oorzaak vanopvoedingsproblemen het gedrag van kinderen is,gevolgd door beperkte opvoedvaardigheden vanouders. Ouders blijken ook vragen te hebben over deopvoeding van hun kinderen. Uit het onderzoek vanLeseman e.a. (1998) bleek bijvoorbeeld dat 93% vande ouders een of meer vragen heeft over de opvoe-ding van de kinderen. Als ouders die vragen alsbelastend ervaren, heeft 73% van hen behoefte aaninformatie of steun van anderen. 43% van de oudersdie behoefte heeft aan steun vindt dat niet of onvol-doende in het eigen sociale netwerk en ook niet bijprofessionals of voorzieningen in de wijk. Er blijkendaarbij grote verschillen te bestaan tussen oudersmet diverse culturele achtergronden. Zo heeftvolgens dit onderzoek ruim 60% van de Marok-kaanse en meer dan 50% van de Turkse ouders eenonvervulde behoefte aan opvoedingsondersteuning,tegenover 35% van de Nederlandse ouders.

De meest genoemde vragen en problemen in hetonderzoek van Leseman e.a. (1998) zijn:

Dit onderzoek laat zien dat de meestevragen van ouders betrekking hebbenop moeilijk gedrag van hun kinderen.Ook de andere onderzoeken laten ditbeeld zien. Specifieke vragen enproblemen die in de verschillendeonderzoeken genoemd wordenhebben betrekking op:1 Ongehoorzaam gedrag van het

kind: niet of slecht luisteren, zichniet aan regels houden.

2 Druk of agressief gedrag van hetkind

3 Grenzen stellen, straffen enbelonen

4 Ontwikkeling van het kind, zoalszindelijkheid en driftbuien

5 Gezondheid van het kind, zoalsslapen en eten.

(Snijders 2006).

Culturele verschillen in opvoedingsvragenZowel Nederlandse, Marokkaanse alsTurkse ouders hebben vragen over enproblemen met het omgaan met lastiggedrag van hun kinderen, zoals nietwillen eten, slapen of luisteren. Ditblijkt uit onderzoek van Leseman enHermanns (2002) naar vragen vanouders uit verschillende etnisch-cultu-rele gemeenschappen. 46% tot 49%van de Nederlandse ouders en 57% tot64% van de Marokkaanse en Turkseouders heeft vragen over hoe om tegaan met dergelijke lastige gedra-gingen.

Door ouders genoemde opvoedingsmoeilijkheden Percentage

Moeilijk gedrag 69%

Aanpak opvoeding in het algemeen 52%

Lichamelijke ontwikkeling en gezondheid 50%

Omgaan met andere kinderen en emoties 48%

Vrijetijdsbesteding 46%

(bron: www.opvoedingsondersteuning.info)

Page 11: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

Pels (2000) stelt dat vragen en twijfels van opvoeders, behalve op het gebied van onderwijs -ondersteuning van kinderen, sterk gericht zijn opde controle van (oudere) kinderen in een culturelecontext waarin autonomie de voornaamste opvoedingswaarde is geworden. Omdat allochtoneouders relatief meer aan conformiteit hechten danautochtone ouders, zijn hun vragen over opvoedenin Nederland ook meer hierop toegespitst.

ConclusieOpvoedingsproblemen en gebrekkige opvoedings-vaardigheden van ouders zijn risicofactoren voorkindermishandeling. Uit onderzoeken blijkt hetomgaan met lastig gedrag van kinderen het meestvoorkomende probleem van ouders te zijn. Inverband hiermee ervaren ouders ook problemenmet het stellen van regels en grenzen, en metstraffen en belonen. Van de ouders die het gedragvan hun kinderen als belastend ervaren heeft eenhoog percentage behoefte aan informatie en steun.Om te voorkomen dat problemen escaleren enouders (nog meer) hun toevlucht zoeken in fysiekebestraffing is het van groot belang om in dezebehoefte te voorzien. Om de pedagogische kennis en vaardigheden vanouders te vergroten zijn regels en grenzen stellen enstraffen en belonen bij uitstek onderwerpen die inhet kader van preventie van kindermishandelingvan belang zijn en een aangrijpingspunt vormenvoor de ondersteuning van ouders.

Diversiteit in ondersteuningOm individuele gezinnen een geschiktaanbod te kunnen doen, is het belang-rijk de achtergrond van het ‘slaan’ teachterhalen. Fontes (2005) stelt dat ereen onderscheid gemaakt moetworden tussen eenmalige, uit de handgelopen fysieke mishandeling dooreen ouder die zijn kind wilde straffenmaar bijvoorbeeld per ongeluk letselveroorzaakte, en stelselmatig opzette-lijk geweld waarbij fysieke en geeste-lijke schade het gevolg zijn. Beidemoeten vanzelfsprekend serieusgenomen worden. De aanpak is echterverschillend. In het eerste geval zijn(opvoedings)voorlichting en stress -reductie waarschijnlijk de meest voorde hand liggende oplossingen, terwijlin het tweede geval een meer inten-sieve behandeling noodzakelijk isvoordat vaardigheidstraining zal aan -slaan. Bovendien is het belangrijk om na tegaan of ouders hun kinderen af en toeeen tik geven, omdat dat binnen huncultuur een geaccepteerd opvoedings-middel is. Voor het aanbod aan oudersmaakt het uit of zij zich ervan bewustzijn dat bepaalde straffen hier niet zijntoegestaan en bereid zijn over alterna-tieven na te denken (Fontes 2005). Ookbij deze ouders kan wellicht wordenvolstaan met opvoedingsvoorlichtingwaarbij zij alternatieven aangereiktkrijgen voor het corrigeren van regel -overtredend gedrag van hun kinderen.

Omdat veel ouders (soms) behoefteblijken te hebben aan steun ensommige kinderen begeleiding nodighebben, is het belangrijk dat er naastinformele steun ook formele opvoe-dingsondersteuning beschikbaar is. Inde meeste gevallen zijn ouders meteen goed advies weer voldoendetoegerust om de situatie verder zelf te

11

Page 12: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

verbeteren. Daarmee heeft opvoedingsondersteu-ning een belangrijke preventieve functie. Door tijdigen adequaat op vragen en behoeften van ouders enkinderen in te spelen, kunnen ernstige gezins -problemen worden voorkomen.

Aanbod opvoedingsondersteuningOnderzoek naar de preventie van kindermishan de -ling benadrukt het belang van vaardigheids -trainingen om ouders pedagogisch meer competentte maken en (niet-schadelijke) vormen van discipli -nering aan te leren (Sanders, Cann en Markie-Dadds2003). Vroegtijdige opvoedingsondersteuning is vanbelang om opvoedingsproblemen – met in het ergstegeval kindermishandeling – te voorkomen(Baartman 1993; Bouwmeester-Landweer 2006).Hoewel gebrekkige opvoedingsvaardigheden nietaltijd de oorzaak zijn van kindermishandeling, is hettoch belangrijk om hierin te investeren. Goed ouder-schap is namelijk een belangrijke, en bovendienbeïnvloedbare, beschermende factor in de ontwik-keling van kinderen.

Behalve ondersteuning die geboden wordt vanuitopvoedbureaus en via opvoedspreekuren is er eenaantal programma’s en cursussen beschikbaar dieouders helpen bij het opvoeden van hun kinderen.Sommige methodieken richten zich op alle ouders,andere richten zich op geselecteerde risicogezinnen.Bovendien hebben sommige programma’s specialevoorzieningen voor allochtone gezinnen. We gevenhier een beknopt overzicht van preventieve inter-venties, die alle gericht zijn op het versterken van deopvoedingsvaardigheden en het gezinsmanage-ment van ouders. De hiergenoemde interventies voldoen aan criteriadie gesteld worden aan effectieve jeugdinterventiesen staan uitgebreider beschreven in de databankeffectieve jeugdinterventie van het NederlandsJeugdinstituut / NJi, www.jeugdinterventies.nl.

12

Page 13: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

13

Interventies met specifieke voorzieningen voorallochtone doelgroepen

• Peuter in zicht!Dit is een cursus voor autochtone en allochtoneouders met kinderen van 2 tot 4 jaar. De cursus bestaat uit drie bijeenkom-sten en is gericht op het vergroten van de opvoe-dingsvaardigheden van ouders. Het doel is datouders hun kind adequaat leren steunen, stimu-leren en sturen in de dagelijkse opvoedsituatie. De cursusmaterialen zijn beschikbaar in het Nederlands, Turks en Marokkaans-Arabisch.

• Opvoeden & ZoOpvoeden & Zo is een cursus in opvoedingsvaardig-heden voor ouders van kinderen in de basisschool-leeftijd (4 tot 12 jaar). De cursus richt zich in eerste instantieop autochtone en allochtone ouders in achter -standssituaties. Dat wil zeggen ouders met lageinkomens en lage opleidingen. Primaire doel van decursus is het voorkomen van opvoedings- enontwikkelingsproblemen bij kinderen door in tespelen op opvoedingsvragen en -onzekerheden vanouders.Opvoeden & zo bestaat uit zes bijeenkomsten waarinverschillende opvoedingsvaardigheden aan de ordekomen. De cursusmaterialen zijn beschikbaar in het Neder-lands, Turks, Marokkaans-Arabisch en Papiaments.

• Beter omgaan met pubersBeter omgaan met pubers is een opvoedingscursusvoor laagopgeleide ouders van pubers (12 tot 18jaar). Door ouders in een vroeg stadium steun tebieden bij de opvoeding van hun opgroeiendekinderen moet deze interventie voorkomen datproblemen escaleren en dat ouders een beroepmoeten doen op de hulpverlening. De cursusbestaat uit zes vaste groepsbijeenkomsten. Onder-werpen zijn o.a. positieve aandacht en manierenvan opvoeden, grenzen stellen, straffen en ruzievoorkomen. De cursusmaterialen zijn in het Neder-lands, Turks, Marokkaans-Arabisch, Berbers enPapiaments.

• Home StartHome Start is een gezinsgerichtpreventieprogramma voor gezinnenmet ten minste één kind van 6 jaar ofjonger. Het programma wil voor-komen dat alledaagse problemen vanouders met jonge kinderen uitgroeientot ernstige en langdurige problemen.Ervaren vrijwilligers bieden oudersthuis ondersteuning en praktischehulp bij gezins- en opvoedingstaken.Home Start heeft voorlichtingsmate-riaal in verschillende talen en cursus-materiaal voor begeleiders die metallochtone gezinnen gaan werken.

Page 14: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

14

Interventies zonder specifieke voorzieningenvoor allochtone doelgroepen

• Moeders Informeren Moeders (MIM)MIM is een programma voor voorlichting en opvoe-dingsondersteuning van moeders met een eerstekind tussen 0 en 18 maanden. De bedoeling is hetzelfvertrouwen, de zelfredzaamheid en het zelfzorg-vermogen van de moeders te vergroten en hunsociale netwerk te versterken.

• Triple P (Positive Parenting Program)Triple P is een integraal, effectief gebleken Austra-lisch programma van opvoedingsondersteuning.Doel is het voorkomen van (ernstige) emotionele engedragsproblemen bij kinderen. Het programmabestaat uit vijf niveaus (van licht tot intensief) en isgeschikt voor ouders met kinderen in verschillendeleeftijdsgroepen (0 tot 18 jaar). Triple P is erop gericht ouders vaardigheden te lerenom een positief opvoedingsklimaat te creëren.

• VoorZorgVoorZorg is een interventie waarin op systematischewijze de risicofactoren worden aangepakt dietijdens de zwangerschap en de eerste levensjarende ontwikkeling van kinderen bedreigen. Hetprogramma is bestemd voor gezinnen waar veelrisicofactoren aanwezig zijn, bijvoorbeeld een laaginkomen, weinig opleiding, psychische problemenof ouders die zelf in hun jeugd zijn mishandeld.VoorZorg bestaat uit een intensief schema van huis-bezoeken door ervaren verpleegkundigen uit dejeugdgezondheidszorg, gericht op onder andere derol van de ouder als opvoeder in de verzorging vanen interactie met het kind, en op de gezondheid vande moeder.

• Stevig OuderschapHet preventieproject Stevig Ouderschapis een intensief opvoedingsondersteu-nend programma, gericht op gezinnenmet pasgeboren kinderen. Geselec-teerde gezinnen krijgen, naast degebruikelijke zorg op de consultatie-bureaus, intensieve opvoedingsonder-steuning van een gespecialiseerdewijkverpleegkundige. Doel van hetprogramma is het voorkomen vanopvoedingsproblematiek en kinder-mishandeling. Naast een luisterendoor krijgen de ouders informatie enopvoedingsvaardigheden aangereikt.De kern van het programma is datouders zelf sterker worden in hunouderschap.

Page 15: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

LiteratuurBaartman, H.E.M. (1993). Opvoeden met alle geweld.Hardnekkige gewoontes en hardhandige opvoeders.Utrecht: SWP

Baartman, H.E.M. (1996). Opvoeden kan zeer doen: overoorzaken van kindermishandeling, hulpverlening enpreventie. Utrecht: SWP

Belsky, J. (1984). The determinants of parenting: aprocess mode. Child Development, 55, p. 83-96

Benjet, C. en E. Kazdin. (2003). Spanking children:the controversies, findings, and new directions.Clinical Psychology review 23 (2003), p. 197-224

Berger, M., I. ten Berge en E. Geurts (2004). Samenhan-gende hulp. Interventies voor mishandelde kinderen enhun ouders. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorgen Welzijn / NIZW

Bouwmeester-Landweer, M. (2006). Early Home Visitation in Families at Risk for Child Maltreatment.Rotterdam: Optima Grafische Communicatie

Budding, M. (1999). Kindermishandeling in vluchte-lingengezinnen. Een inventarisatie van preventie -activiteiten in asielzoekerscentra. VKMagazine,jrg.13, nr.3, p. 5-6

Dijk, R. van, en G. Nienhuis (1997) Gezinnen op devlucht: opvoeders onder druk. VKMagazine, jrg.11,nr.1, p. 4-5.

Distelbrink, M. (1998) Opvoeding in Surinaams-Creoolse gezinnen in Nederland. Assen: VanGorcum

Distelbrink, M. en E. Hooghiemstra (2005) Allochtonegezinnen. Feiten en cijfers. Den Haag: NederlandseGezinsraad (NGR)

Distelbrink, M., N. Lucassen en E. Hooghiemstra (2005). Gezin Anno nu. Werkdocu-ment 9. Den Haag: Raad voor maatschappelijkeontwikkeling

Fontes, L.A. (2005) Child Abuse and Culture. Workingwith diverse families. New York: Guilford Publications

Hermanns, J. (2002). Pedagogischbedoelde tikken en andere klappen.Kinderen en adolescenten. februari 2002,p. 100-101

Hermanns, J. en P. Leseman (2002).Vragen van ouders over de opvoedingen ontwikkeling van hun kinderen indrie etnisch-culturele gemeen-schappen. Pedagogisch Tijdschrift 2002(27), nr. 4, p. 253-275

Korbin, J.E. (1991). Cross-culturalperspectives and research directionsfor the 21st century. Child Abuse &Neglect, Vol.5, Supp.I., p. 67-77

Kromhout, M (1996). Verwaarloosdekinderen. Opvattingen uit het veld.Leiden: PEWA / RijksuniversiteitLeiden

Leseman, P., M. Fahrenfort, e.a. (1998).De Experimenten Opvoedingsondersteu-ning: leermomenten en toekomstperspec-tieven. Samenvatting van de onderzoeks-resultaten en aanbevelingen.Amsterdam/Den Haag: SCO Kohn-stamm Instituut/B & A Groep Beleids-onderzoek en -advies

Musschenga, B. (2005) Het gebruik vanlijfstraffen in de opvoeding: tolererenof niet?. In: Baartman, H., R.Bullens enJ.Willems (red.) Kindermishandeling: depolitiek een zorg Amsterdam: SWP

Nijsten, C. (2000) Opvoedingsgedrag . In:Pels, T. (red.) (2000). Opvoeding en inte-gratie. Een vergelijkende studie vanrecente onderzoeken naar gezinsopvoedingen pedagogische afstemming tussen gezinen school. Assen: Van Gorcum

Nijsten, C. (1998). Opvoeding in Turksegezinnen in Nederland. Assen: VanGorcum

Pels, T. (2002). Zonder betrokkenheidzijn kinderen slechter af. Pedagogiek inpraktijk, april 2002

15

Page 16: Factsheet Van Ped Tik 2edr voor PDF.QXD:Factsheet VanPedTik.QXD

Pels, T. (red.) (2000). Opvoeding en integratie. Een verge-lijkende studie van recente onderzoeken naar gezins -opvoeding en pedagogische afstemming tussen gezin enschool. Assen: Van Gorcum

Pels, T. e.a. (1998). Opvoeding in Marokkaanse gezinnenin Nederland. De creatie van een nieuw bestaan. Assen:Van Gorcum

Rensen, H.B.H. (1992). Kindermishandeling enallochtone gezinnen. In: Baartman H. en A.vanMontfoort (red.) Kindermishandeling. Resultaten vanmultidisciplinair onderzoek. Utrecht: Data Medica, p. 229-244

Rensen, H.B.H. (1996). Allochtonen en kindermis-handeling. Tijdschrift voor Kindergeneeskunde, 64,p.163-168.

Rispens, J., J.M.A. Hermanns e.a. (1996). Opvoeden inNederland. Assen: Van Gorcum

Sanders, M.R., W. Cann en C. Markie-Dadds (2003).The Triple P Positive Parenting Program: A universalpopulation level approach to the prevention of childabuse. Child Abuse Review Vol. 12: p. 155-171

Snijders, J. (2006). Factsheet Ouders en hun behoeftenaan opvoedingsondersteuning. Utrecht: NederlandsInstituut voor Zorg en Welzijn / NIZW

16

Colofon© 2006 Nederlands JeugdInstituut / NJi

Het Nederlands Jeugdinstituut / NJi gaat op 1 jaunuari 2007 van start en wordt gevormd doorNIZW Jeugd en de afdeling Jeugd van het NIZWInternational Centre.

Tekst: Edith Geurts, Deniz Ince

Met dank aan Marianne Berger (NIZW), GeraldienBlokland (NIZW), Patricia Ohlsen (JSO), BenRensen (GGD-Utrecht), Adrie Wolzak (NIZW) enTom van Yperen (NIZW) voor hun kritische enopbouwende commentaar.

Voor meer informatie of vragen kunt u bellennaar:Infolijn Nederlands JeugdinstituutPostbus 191523501 DD UtrechtTelefoon: (030) 230 65 64(werkdagen van 9.00 – 13.00 uur)

Van deze factsheet staat een pdf-uitgave opwww.kindermishandeling.info en www.opvoedingsondersteuning.info

Wolzak, A. (2006). Adviezen en Meldingen overKindermishandeling in 2005. Analyse van de lande-lijke totalen. Rapportage aan de AMK’s. Utrecht:Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn / NIZW

Wolzak, A. (2003). Kindermishandeling: signaleren enhandelen. Basisinformatie voor mensen die werkenmet kinderen. Utrecht: Nederlands Instituut voorZorg en Welzijn / NIZW.Wolzak, A. en I. ten Berge (2005). Kindermishande-ling: de aanpak in Nederland. Utrecht: NederlandsInstituut voor Zorg en Welzijn / NIZW

Zeijl, E., M. Crone, M. e.a (2005). Kinderen in Neder-land. Den Haag/Leiden: Sociaal en Cultureel Plan-bureau / TNO-Kwaliteit van Leven

Websites

www.jeugdinterventies.nlwww.kindermishandeling.infowww.opvoedingsondersteuning.info