Examenprogramma PDL met ingang van 1 januari 2012 - Rendement

22
Examenprogramma Examenlijn Loonadministratie Diploma Associatie Praktijkdiploma Loonadministratie Module Loonheffingen deel 1 Afkorting PDL – LH1 Niveau MBO+ Positionering Moduleonderdelen Versie 1 Geldig vanaf 1 december 2011 Vastgesteld op 10 mei 2011 Vastgesteld door Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens u.a. Veronderstelde voorkennis Inhoud Niveau van toetsing............................................................................................................................. 2 Belastingdienst .................................................................................................................................... 2 Organisaties betrokken bij de sociale verzekeringen ......................................................................... 3 Begrippenkader ................................................................................................................................... 3 Belastingplicht en inhoudingsplicht ..................................................................................................... 4 Verzekeringsplicht ............................................................................................................................... 5 De loonbegrippen ................................................................................................................................ 6 Vrije vergoedingen en verstrekkingen................................................................................................. 7 Vergoedingen en verstrekkingen bij toepassing van de werkkostenregeling................................. 7 Pensioenaanspraken, levensloopregeling en spaarregelingen .......................................................... 7 Internationale arbeidsverhoudingen.................................................................................................... 8 ® Overige regelingen .......................................................................................................................... 8

Transcript of Examenprogramma PDL met ingang van 1 januari 2012 - Rendement

Examenprogramma

Examenlijn Loonadministratie

Diploma Associatie Praktijkdiploma Loonadministratie

Module Loonheffingen deel 1

Afkorting PDL – LH1

Niveau MBO+

Positionering

Moduleonderdelen

Versie 1

Geldig vanaf 1 december 2011

Vastgesteld op 10 mei 2011

Vastgesteld door Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens u.a.

Veronderstelde voorkennis

Inhoud Niveau van toetsing............................................................................................................................. 2 Belastingdienst.................................................................................................................................... 2 Organisaties betrokken bij de sociale verzekeringen ......................................................................... 3 Begrippenkader................................................................................................................................... 3 Belastingplicht en inhoudingsplicht ..................................................................................................... 4 Verzekeringsplicht............................................................................................................................... 5 De loonbegrippen................................................................................................................................ 6 Vrije vergoedingen en verstrekkingen................................................................................................. 7 

Vergoedingen en verstrekkingen bij toepassing van de werkkostenregeling................................. 7 Pensioenaanspraken, levensloopregeling en spaarregelingen .......................................................... 7 Internationale arbeidsverhoudingen.................................................................................................... 8 ® Overige regelingen .......................................................................................................................... 8 

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 2

Niveau van toetsing

Het niveau waarop de kandidaat de in dit examenprogramma genoemde materie dient te beheersen, is aangegeven met vet gedrukte woorden in de tekst. Daarbij worden drie niveaus onderscheiden. Deze niveaus zijn herkenbaar aan de in de tekst gebruikte werkwoordsvormen. Bij het aangeven van een hoger niveau worden de lagere niveaus als aanwezig verondersteld.

Randstof Randstof dus niet als kernstof beschouwde elementen worden met het teken “®” aangegeven. Randstof wordt beperkt in de examens getoetst.

Kennis De kandidaat kan definities en kenmerken van deze begrippen verwoorden en herkennen. In de tekst zijn de woorden aangeven, herkennen en omschrijven gebruikt.

Toepassing De kandidaat kan: • begrippen in een bepaalde context plaatsen; • regels en begrippen opzoeken; • een omschrijving geven van begrippen binnen een gegeven context; • begrippen en regels in een concreet geval toepassen; • aan de hand van verstrekte gegevens een cijfermatige berekening uitvoeren. In de tekst zijn de woorden aangeven, berekenen, invullen, opstellen, opzoeken, toelichten en verwerken gebruikt. Indien tijdens een examen gevraagd wordt een begrip of regel op te zoeken, dan worden de benodigde teksten verstrekt in de examenopgaven (ofwel kan gebruik worden gemaakt van het Handboek loonheffingen).

Inzicht De kandidaat kan: • een gegeven situatie beoordelen en interpreteren; • verstrekte gegevens combineren met kennis. In de tekst zijn de woorden toetsen, vaststellen en verklaren gebruikt.

Algemeen De kandidaat dient met de opbouw en de inhoud van het Handboek Loonheffingen zodanig vertrouwd te zijn, dat de examenopgaven zo nodig aan de hand van dat handboek kunnen worden gemaakt.

Belastingdienst

De kandidaat kan: • de kerntaken van de Belastingdienst omschrijven. De kandidaat kan aangeven: • wat wordt verstaan onder belastingregio, inspecteur en ontvanger

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 3

Organisaties betrokken bi j de sociale verzekeringen

De kandidaat kan aangeven welke taken worden uitgevoerd door: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) • Zorgverzekeraar • Inspectie Werk en Inkomen • Sociale Verzekeringsbank • UWV WERKbedrijf • Raad van Werk en Inkomen • College voor Zorgverzekeringen • Nederlandse Zorgautoriteit

Begrippenkader

De kandidaat kan aangeven wat onder de volgende begrippen wordt verstaan: • subject loonheffing • object loonheffing • dienstbetrekking • gezagsverhouding • werknemer • fictieve dienstbetrekking • vroegere dienstbetrekking • inhoudingsplichtige • loonbelasting • volksverzekeringen • loonheffing • werknemersverzekeringen • inkomensafhankelijke bijdrage Zvw • loonheffingen • subject werknemersverzekeringen • object werknemersverzekeringen • genietingsmoment • loon in geld • vrije vergoedingen • werkkostenregeling • loon in natura • vrije verstrekkingen • spaarregelingen • levensloopregeling • verklaring pensioenregeling • verklaring arbeidsrelatie (VAR) • uniform loonbegrip en de uitzonderingen • burgerservicenummer (BSN) en/ of sociaal-fiscaalnummer.

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 4

Belastingplicht en inhoudingsplicht

De kandidaat kan de volgende bepalingen zonder problemen in het Handboek Loonheffingen opzoeken: • persoon van de belastingplichtige (werknemer) • de criteria die gelden voor bijzondere arbeidsverhoudingen • persoon van de belastingplichtige (werknemer) met betrekking tot internationale situaties • persoon van de inhoudingsplichtige (werkgever) De kandidaat kan in binnenlandse verhoudingen vaststellen en/of een persoon onderworpen is aan de loonheffingen en of er loonheffingen moet worden ingehouden; De kandidaat kan de kenmerken van arbeidsverhoudingen omschrijven en vanuit casusposities vaststellen of sprake is van: • echte dienstbetrekkingen • fictieve dienstbetrekkingen in het algemeen • oneigenlijke loonbelasting respectievelijk oneigenlijke werknemer • opting-in regeling • de hiërarchie tussen bovenstaande begrippen aangeven. De kandidaat kan aangeven waar de werknemer/werkgever moet zijn voor de verklaring arbeidsrelatie (VAR): • het belang van de diverse verklaringen arbeidsrelatie (VAR) in het kader van de loonheffingen

omschrijven. De kandidaat kan de volgende arbeidsverhoudingen herkennen en de belangrijkste (wettelijke) kenmerken ervan omschrijven, de speciale regels hiervoor in het Handboek Loonheffingen opzoeken, zodat hij aan de hand daarvan kan toetsen of een bepaalde arbeidsverhouding tot belastingplicht leidt bij: • aanneming van werk • thuiswerkers • topsporters (A-topsporters) • artiesten en beroepssporters • uitzendkrachten • tussenpersonen • stagiaires • commissarissen • werkende aanmerkelijk belanghouders • meewerkende kinderen • bestuurders van coöperaties met werknemerszelfbestuur • gelijkgestelden • dienstverleners aan huis • pseudo (opting-in) werknemers De kandidaat kan vaststellen of er sprake is van een inhoudingsplichtige; De kandidaat kan: • aangeven wie inhoudingsplichtige is; • ® aangeven in welke gevallen de minister een inhoudingsplichtige kan aanwijzen; • aangeven wat onder de regeling voor artiesten en beroepssporters wordt verstaan.

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 5

Verzekeringsplicht

De kandidaat kan: • de kring van verzekerden in het kader van de volksverzekeringen waaronder in dit kader mede

begrepen de verzekering op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) omschrijven en de uitbreidingen en beperkingen hierop aangeven;

• de begrippen "verzekerde" en "premieplichtige" in het kader van de werknemersverzekeringen omschrijven;

• de hoofdregel (kring der verzekerden in het kader van de werknemersverzekeringen en Zvw) toelichten;

• de uitbreidingen en beperkingen op deze hoofdregel herkennen en vaststellen, dit ter bepaling of voor de desbetreffende personen de verzekeringsplicht geldt en voor de werkgever de premieplicht bij in het bijzonder:

o aanneming van werk o thuiswerkers o artiesten o leerlingen o directeuren ab houders o vertegenwoordigers/agenten o personen in het bezit van een verklaring arbeidsrelatie (VAR) o dienstverleners aan huis o overigen;

• omschrijven wat wordt verstaan onder de regeling voor gemoedsbezwaren en op welke wijze die wordt toegepast.

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 6

De loonbegrippen

De kandidaat kan: • omschrijven wat wordt verstaan onder de diverse loonbegrippen die een rol spelen bij de

loonheffingen, zoals: o loon o belastbaar loon o loon voor de loonheffing o loon voor de werknemersverzekeringen o loon voor de Zorgverzekeringswet o fictief loon o afstaan van loon o negatief loon o loon in natura o fooien o aanspraken o pensioenpremies o premies voor de werknemersverzekeringen o inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) o vergoeding van inkomensafhankelijke bijdrage Zvw o bijdragen en inhoudingen in het kader van een levensloopregeling o inhoudingen in het kader van een spaarloonregeling o (vrije) vergoedingen en verstrekkingen o bijtelling wegens een auto van de zaak o verklaring ‘geen privé-gebruik auto’ o vakantiebonnen o kostenvergoedingen o eindheffingsbestanddelen o aanvulling op uitkeringen o pensioenuitkeringen o uitkeringen aan ex-werknemers o loon uit vroegere dienstbetrekking

• vaststellen welke loonbestanddelen behoren tot o het loon voor de loonheffing o het loon voor de heffing van de werknemersverzekeringen o het loon voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zvw

• vaststellen welke loonbestanddelen behoren tot • aangeven welke de verschillen zijn tussen de drie hierboven genoemde loonbegrippen;

(Toelichting: Vereist is kennis van de drie bovenstaande loonbegrippen. In examenonderdeel “Loonheffingen deel 1” wordt niet gevraagd naar de berekening van de loonbelasting, premies en Bijdrage .Zie hiervoor examenonderdeel “Loonheffingen deel 2, punt 3”).

• omschrijven uit welke looncomponenten het loon is opgebouwd; • de fiscale verwerking en waardering van de looncomponenten aangeven en berekenen; • de regeling privégebruik auto toepassen (inclusief verklaring “geen privégebruik”); • aangeven of aanspraken al dan niet tot het loon behoren en eventuele forfaitaire waarden

opzoeken; • het verschil tussen niet tot het loon behorende bestanddelen en vrije vergoedingen en

verstrekkingen verklaren.

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 7

Vrije vergoedingen en verstrekkingen

De kandidaat kan: • omschrijven wat wordt verstaan onder vrije vergoedingen en verstrekkingen; • omschrijven en toelichten wanneer vergoedingen en verstrekkingen vrijgesteld zijn; • een acceptabele kostenvergoeding opstellen en toetsen. • Hierbij komen onder andere aan de orde:

o definitie en criteria van vrije vergoedingen o definitie en criteria van vrije verstrekkingen o toepassing redelijkheidstoets o vaste kostenvergoeding o onderbouwing vaste en variabele kostenvergoeding o normeringen, beperkingen en eigen bijdrage bij vergoedingen en verstrekkingen.

Vergoedingen en verstrekkingen bij toepassing van de werkkostenregeling ingaande het examen december 2011 De kandidaat kan omschrijven en toelichten wat wordt verstaan onder: • de werkkostenregeling; • de vrije ruimte; • gerichte vrijstellingen; • gebruikelijkheidstoets; • overgangsregeling 2011 t/m 2013. De kandidaat kan vaststellen of de werkkostenregeling op de juiste wijze is toegepast. Hierbij komen onder andere aan de orde: • vergoedingen en verstrekkingen door de werkgever aangewezen (de werkkosten); • de werkgever bepaalt zelf over welke vergoedingen en verstrekkingen eindheffing plaatsvindt; • de vrije ruimte; • de loonsom; • de loonsom per aangiftetijdvak of niet per aangiftetijdvak maar op basis van de loonsom van • het voorafgaande jaar; • voor welke vergoedingen en verstrekkingen de gerichte vrijstelling geldt; • welke kosten uitgezonderd zijn van de werkkostenregeling; • op welke wijze verstrekkingen worden gewaardeerd; • voor welke verstrekkingen een nihil waardering geldt; • gebruikelijkheidstoets (redelijkheid).

Pensioenaanspraken, levensloopregeling en spaarregelingen

De kandidaat kan: • gegeven het pensioenreglement, de pensioenpremie berekenen; • de begrippen eindloonstelsel, middelloonstelsel en beschikbare premiestelsel omschrijven met

de • daarbij behorende maxima in de jaarlijkse pensioenopbouw en globaal de maxima ten aanzien

van • de pensioenopbouw over de gehele diensttijd; • criteria aangeven die de wet stelt aan een pensioenregeling; • de inhoud van de startbrief omschrijven; • omschrijven wat met de levensloopregeling wordt bedoeld; • aangeven welke vormen van verlof de levensloopregeling kent; • aangeven welke spaarregelingen in de Wet op de loonbelasting zijn opgenomen; • aangeven en berekenen wat de invloed is van pensioenen, levensloopregeling en

spaarregelingen op het loon voor de loonheffing, voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, voor de werknemersverzekeringen en op het nettoloon (zowel bij inhouding, afdracht en storting van premies als bij opname en uitbetaling van tegoeden).

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 8

Internationale arbeidsverhoudingen

De kandidaat kan: • het bestaan van belastingverdragen en de strekking daarvan aangeven voor zover het gaat om

de arbeidsinkomsten en de methode van vrijstelling; • aangeven en herkennen in welke situaties van grensoverschrijdende arbeid er sprake is van • verzekerings- en premieplicht in Nederland; • ® de volgende begrippen/regelingen omschrijven:

o woonplaats en vestigingsplaats o werkland o uitzending/detachering o grensarbeider o verdrag o eenzijdige regeling o vrijstellingsmethode o toewijzingsregel arbeidsinkomsten (hoofdregel) o toewijzingsregel arbeidsinkomsten bij detachering (uitzonderingsregel)

• ® herkennen wanneer de volgende regelingen van toepassing zijn en enkele kenmerken er van • aangeven: • extraterritoriale werknemers (30% -regeling) • belastingheffing van buitenlandse gezelschappen.

® Overige regelingen

De kandidaat kan: • de diverse verzoeken om voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

(voorlopige aanslag) invullen en de gevolgen voor de werknemer verklaren. Hierbij behoren onder andere de volgende begrippen:

o Inkomen uit werk en woning: o fooien o belastbaar loon o reisaftrek. o Negatieve belastbare inkomsten: o uit eigen woning o uitgaven voor inkomensvoorzieningen o persoonsgebonden aftrekken

Examenprogramma

Examenlijn Loonadministratie

Diploma Associatie Praktijkdiploma Loonadministratie

Module Loonheffingen deel 1

Afkorting PDL – LH2

Niveau MBO+

Positionering

Moduleonderdelen

Versie 1

Geldig vanaf 1 december 2011

Vastgesteld op 10 mei 2011

Vastgesteld door Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens u.a.

Veronderstelde voorkennis

Inhoud Niveau van toetsing............................................................................................................................. 2 Begrippenkader................................................................................................................................... 3 Heffing, afdracht en verplichtingen ..................................................................................................... 4 Berekening van de loonheffingen ....................................................................................................... 5 Heffingskortingen ................................................................................................................................ 6 Tabellen............................................................................................................................................... 6 ® Afdrachtverminderingen .................................................................................................................. 6 Naheffing, boetestelsel en bruteren .................................................................................................... 6 Invordering en aansprakelijkheid ........................................................................................................ 7 Uitkeringen, loonkostensubsidies en toeslagen.................................................................................. 7 Arbeidsongeschiktheid ........................................................................................................................ 8 Bezwaar en beroep ............................................................................................................................. 8 ® Overige regelingen .......................................................................................................................... 8 

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 2

Niveau van toetsing

Het niveau waarop de kandidaat de in dit examenprogramma genoemde materie dient te beheersen, is aangegeven met vet gedrukte woorden in de tekst. Daarbij worden drie niveaus onderscheiden. Deze niveaus zijn herkenbaar aan de in de tekst gebruikte werkwoordsvormen. Bij het aangeven van een hoger niveau worden de lagere niveaus als aanwezig verondersteld.

Randstof Randstof dus niet als kernstof beschouwde elementen worden met het teken “®” aangegeven. Randstof wordt beperkt in de examens getoetst.

Kennis De kandidaat kan definities en kenmerken van deze begrippen verwoorden en herkennen. In de tekst zijn de woorden aangeven, herkennen en omschrijven gebruikt.

Toepassing De kandidaat kan: • begrippen in een bepaalde context plaatsen; • regels en begrippen opzoeken; • een omschrijving geven van begrippen binnen een gegeven context; • begrippen en regels in een concreet geval toepassen; • aan de hand van verstrekte gegevens een cijfermatige berekening uitvoeren. In de tekst zijn de woorden aangeven, berekenen, invullen, opstellen, opzoeken, toelichten en verwerken gebruikt. Indien tijdens een examen gevraagd wordt een begrip of regel op te zoeken, dan worden de benodigde teksten verstrekt in de examenopgaven (ofwel kan gebruik worden gemaakt van het Handboek loonheffingen).

Inzicht De kandidaat kan: • een gegeven situatie beoordelen en interpreteren; • verstrekte gegevens combineren met kennis. In de tekst zijn de woorden toetsen, vaststellen en verklaren gebruikt.

Algemeen De kandidaat dient met de opbouw en de inhoud van het Handboek Loonheffingen zodanig vertrouwd te zijn, dat de examenopgaven zo nodig aan de hand van dat handboek kunnen worden gemaakt.

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 3

Begrippenkader

De kandidaat kan aangeven wat onder de volgende begrippen wordt verstaan: • loonheffingennummer • samenhangende groep inhoudingsplichtigen • tarieven loonheffingen • heffingskortingen • eindheffingen • voortschrijdend cumulatief rekenen (VCR) • inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. • aangifte loonheffingen • inhouding • afdrachtverminderingen • afdracht • naheffing • boete • bruteren • dwangbevel • beslaglegging

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 4

Heffing, afdracht en verplichtingen

De kandidaat kan: • aangeven welke administratieve verplichtingen de werkgever jegens de Belastingdienst heeft; • aangeven waar de werkgever/werknemer moet zijn voor:

o eerstedagsmelding (EDM) o afdracht van de loonheffingen o bezwaar tegen de inhoudingen o aanvraag voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen o aangifte inkomstenbelasting o kwijtschelding o melding van betalingsonmacht. o aanvraag of beëindiging eigenrisicodragerschap voor de WGA o aanvraag of beëindiging eigenrisicodragerschap voor de ZW o aangeven welke informatieverplichting de werkgever jegens de Belastingdienst heeft

betreffende de loonheffingen van hemzelf en die van de werknemer; • aangeven in welke wet de financiering van de werknemersverzekeringen en van de

volksverzekeringen is geregeld; • omschrijven welke wettelijke regelingen van toepassing zijn bij de premieafdracht voor de

werknemersverzekeringen; • aangeven aan welke voorwaarden de loonadministratie moet voldoen; • aangeven wat onder ‘aangiftebrief loonheffingen’ wordt verstaan; • aangeven wat onder het collectief deel en het werknemersdeel van de aangifte loonheffingen

wordt verstaan; • omschrijven en vaststellen op welke wijze de loonheffingen worden geheven; • omschrijven op welke manieren de aangifte loonheffingen en de afdracht kunnen geschieden; • aangeven waaruit het berichtenverkeer tussen Belastingdienst en UWV bestaat.

Hierbij behoren met name de volgende begrippen: o administratieve verplichtingen o loonheffingennummer o eerstedagsmelding (EDM) o identificatieplicht o informatieverplichtingen o termijnen o formaliteiten o in te houden loonheffingen o eindheffingen o afdrachtverminderingen o aangifte loonheffingen o aangiftetijdvakken o aangiftetermijn o onjuiste aangifte o correctiebericht o werknemer o samenloop van lonen en uitkeringen en lonen in samenvallende tijdvakken o premieverschuldigdheid werkgever en werknemer o werkgeversdeel en werknemersdeel van de premie; verbod tot verhaal op de werknemer.

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 5

Berekening van de loonheff ingen

De kandidaat kan: • de diverse tabellen voor de berekening van de verschuldigde loonheffing toepassen; • berekenen welk bedrag aan loonheffingen over een bepaalde periode ingehouden en afgedragen

moet worden; • de loonheffingen berekenen in de volgende arbeidsverhoudingen:

o aanneming van werk o thuiswerkers o artiesten en beroepssporters o meewerkende kinderen o gelijkgestelden

• de VCRmethode voor de berekening van de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de Zvw toepassen; Hierbij komen onder andere aan de orde:

o loontijdvakkensystematiek voor de premieberekening en -afdracht o premie ingevolge de Werkloosheidswet: o sectorindeling o sectorfonds o premie, bijdrage en aanspraken ingevolge de Zvw o basispremie en gedifferentieerde premie ingevolge de WAO / WIA o eigenrisicodrager o premieloon o maximum premieloon o franchise o anoniementarief o overheidswerkgevers en overheidswerknemers o 65-plussers o premievrijstelling o premiekorting o de diverse tabellen o de heffingskortingen o de VCR-methode.

• afwijkingen bij de Zorgverzekeringswet (Zvw) ten opzichte van de overige verzekeringen herkennen en vaststellen:

o de basispremie o de inkomensafhankelijke bijdrage o het eigen risico o de kring van verzekerden o premievervangende bijdrage;

• aan de hand van verstrekte gegevens de grondslag voor de loonheffingen berekenen en aangeven op welke wijze het nettoloon is samengesteld. (Toelichting: Vereist is kennis en vaardigheid met betrekking tot de berekening van loonbelasting, premies en bijdrage Zvw. In “Loonheffingen deel 2” wordt de kennis van het loonbegrip voor de loonheffingen, alsmede de werkkostenregeling, aanwezig geacht. Zie hiervoor examenonderdeel “Loonheffingen deel 1, punt 6 en 7a”).

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 6

Heff ingskort ingen

De kandidaat kan: • herkennen en vaststellen welke heffingskortingen van toepassing zijn; • herkennen en vaststellen in welke gevallen een opgaaf gegevens voor de loonheffingen

(voorheen loonbelastingverklaring) dient te worden ingevuld; • aangeven welke gegevens deze opgaaf moet bevatten en gedurende welke termijn deze bij de

loonadministratie moet worden bewaard. Hierbij komen onder meer aan de orde:

o voorwaarden heffingskortingen o heffingskortingen in de loonbelasting o heffingskortingen in de inkomstenbelasting o inhoud van de opgaaf.

Tabellen

De kandidaat kan: • de wijze van heffing volgens de methode van inhouding op het loon en de methode van

eindheffing omschrijven; • vaststellen in welke gevallen een van deze methoden verplicht is, dan wel in welke gevallen de

werkgever of de inspecteur de keuze hebben; • van alle tabellen de inhoud omschrijven; • vaststellen wanneer welke tabel van toepassing is in concrete situaties.

Hierbij komen aan de orde: o overzicht tabellen o loontijdvak o heffingskortingen o herleidingsregels o eindheffing enkelvoudig tarief o eindheffing tabel (gebruteerd) tarief o eindheffing ingevolge de werkkostenregeling.

® Afdrachtverminderingen

De kandidaat kan: • aangeven dat de afdrachtverminderingen worden geregeld in de Wet vermindering afdracht • loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) • aangeven welke afdrachtverminderingen op de loonheffing in mindering gebracht kunnen worden; • aangeven aan welke voorwaarden voldaan moet zijn wil de inhoudingsplichtige recht hebben op

een afdrachtvermindering; • in een gegeven casus de in mindering te brengen bedragen berekenen.

Naheff ing, boetestelsel en bruteren

De kandidaat kan: • vaststellen onder welke voorwaarden een naheffingsaanslag kan worden opgelegd; • opzoeken of de boete tot op het juiste bedrag is opgelegd; • berekenen hoe hoog de aanslag wordt, ingeval de aanslag niet verhaald wordt op de werknemer • (bruteren) en aangeven wat er in dat geval gebeurt met de boete; • aangeven wanneer en over welke periode heffingsrente verschuldigd is; • ® aangeven wanneer strafrechtelijke vervolging mogelijk is.

Hierbij komen onder andere aan de orde: o voorwaarden naheffingsaanslag o narekenen naheffingsaanslag o bezwaar tegen naheffingsaanslag o invordering en naheffingsaanslag o verschuldigdheid heffingsrente o boete met en zonder verhaal op basis van wettekst (verzuimen, hoogte boete, kwalificatie o opzet/schuld, etc.)

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 7

o berekening naheffing in geval van eindheffing en brutering o kwijtschelding boete o strafrechtelijke vervolging.

Invordering en aansprakeli jkheid

De kandidaat kan: • aangeven wie de loonheffingen invordert, op welke wijze dat gebeurt en binnen welke termijn, • voor zover het gaat om "normale" gevallen; • in bijzondere situaties omschrijven hoe de belangrijkste regels luiden. Dat geldt ook indien de • werkgever c.q. de werknemer aansprakelijk wordt gesteld voor eigen of andermans belastingen • premieschuld; • vaststellen in welke gevallen er sprake is van ketenaansprakelijkheid,

bestuurdersaansprakelijkheid • dan wel inlenersaansprakelijkheid; • ® aangeven wanneer en over welke periode invorderingsrente verschuldigd is. De globale regels • daarvan moet de kandidaat kunnen opzoeken.

Hierbij behoren onder andere de volgende begrippen: o invorderingsinstantie o invorderingsmaatregelen o invorderingstermijnen o invorderingsrente o verjaring o aansprakelijkheid werknemer o aansprakelijkheid werkgever o ketenaansprakelijkheid o bestuurdersaansprakelijkheid o inlenersaansprakelijkheid o G-rekening.

Uitkeringen, loonkostensubsidies en toeslagen

De kandidaat kan: • ® aangeven wat de kenmerkende verschillen zijn tussen:

o uitkeringen volksverzekeringen o uitkeringen werknemersverzekeringen o sociale voorzieningen;

• in hoofdlijnen aangeven wat de navolgende uitkeringen / verstrekkingen inhouden en onder welke voorwaarden deze worden toegekend:

o uitkering ZW, WW, WIA (IVA en WGA), Wazo, WAJONG, TW o uitkering AOW, Anw, AKW o verstrekkingen AWBZ / Zvw;

• gegeven het premieloon werknemersverzekeringen, het uitkeringsloon werknemersverzekeringen berekenen;

• aangeven waar de volgende uitkeringen moeten worden aangevraagd: o ZW-uitkering o WW-uitkering o WIA/ Wazo/ WAJONG-uitkering o AOW/ Anw-uitkering o AKW-uitkering o Zvw/ AWBZ-verstrekking o TW-uitkering;

• aangeven welke rechten en plichten bestaan met betrekking tot de re-integratie van uitkeringsgerechtigden en werknemers;

• aangeven welke (loonkosten)subsidies en er zijn en re-integratie-instrumenten er zijn en wat de belangrijkste kenmerken daarvan zijn (rechten, voorwaarden, aanvraagprocedure).

• Aangeven dat het bij Wajong gaat om de Wet Werk en Arbeidsondersteuning jonggehandicapten. • ® vaststellen of er recht bestaat op:

o de zorgtoeslag o de huurtoeslag

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 8

o de kinderopvangtoeslag o kindgebonden budget.

Arbeidsongeschiktheid

De kandidaat kan: • ® aangeven welke verplichtingen de werkgever heeft in geval van ziekte van een werknemer:

o loondoorbetaling o zieken hersteldmelding o inschakeling Arbo-dienst / bedrijfsarts o re-ïntegratieverplichtingen o aanbieden van passende arbeid aan de werknemer;

• aangeven in welke situatie recht bestaat op een uitkering ingevolge de ZW en gedurende welke periode dat recht bestaat;

• aangeven in welke situatie recht bestaat op een uitkering ingevolge de WIA; • herkennen, omschrijven en toepassen van de volgende begrippen:

o arbeidshandicap o premievrijstelling o premiekorting o premiekwijtschelding o premiedifferentiatie o verlenging van de wachttijd WIA o eigen risicodragerschap ZW / WIA o belanghebbende bij ZW -, WIA-, en Wazo-beslissing door UWV o vangnetgevallen o sanctie (boete) bij niet voldoen aan verplichtingen o deskundigenoordeel van UWV m.b.t. geschiktheid tot werken, passende arbeid of re-

integratie-inspanningen o referte-eis o arbeidsverledeneis o uitsluitingsgronden o samenloop van uitkering met inkomsten uit arbeid o taakverdeling tussen UWV en eigenrisicodrager bij uitkeringsverzorging o bezwaar en beroep bij uitkeringsbeslissingen van UWV en eigenrisicodrager.

Bezwaar en beroep

De kandidaat kan: • aangeven in welke gevallen, door wie, binnen welke termijn en bij welke instantie bezwaar kan

worden gemaakt tegen de inhouding, afdracht van loonheffingen, naheffingsaanslagen, orde- en vergrijpboeten alsmede aansprakelijkstellingen;

• aangeven wanneer beroep bij de rechter kan worden ingesteld, onder welke voorwaarden, binnen welke termijn en bij welke rechter;

• de gevolgen aangeven voor de invordering, indien bezwaar of beroep wordt aangetekend; • aangeven in welke gevallen, door wie, binnen welke termijn en bij welke instantie bezwaar kan

worden gemaakt tegen een beschikking van UWV; • aangeven wat onder beroep in cassatie wordt verstaan; • aangeven wanneer beroep, hoger beroep en cassatie bij de rechter kan worden ingesteld, onder

welke voorwaarden, binnen welke termijn en bij welke rechter.

® Overige regelingen

De kandidaat kan: berekenen of het zinvol is een verzoek om voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen in te vullen en de gevolgen voor de werknemer verklaren in verband met de toepassing van de heffingskortingen.

Examenprogramma

Examenlijn Loonadministratie

Diploma Associatie Praktijkdiploma Loonadministratie

Module Arbeidsrecht

Afkorting PDL – FAR

Niveau MBO+

Positionering

Moduleonderdelen

Versie 1

Geldig vanaf 1 december 2011

Vastgesteld op 10 mei 2011

Vastgesteld door Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens u.a.

Veronderstelde voorkennis

Inhoud Niveau van toetsing............................................................................................................................. 2 Arbeidsovereenkomst/aanneming van werk/overeenkomst van opdracht ......................................... 3 Arbeidsovereenkomst ......................................................................................................................... 3 Collectieve Arbeidsovereenkomst....................................................................................................... 3 Loon en vakantie................................................................................................................................. 4 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd/onbepaalde tijd .................................................................. 4 Proeftijd ............................................................................................................................................... 4 Einde van de arbeidsovereenkomst.................................................................................................... 4 Ontslagverboden................................................................................................................................. 5 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag ................................................................................... 5 Diverse bepalingen ............................................................................................................................. 5 Arbeidsprocesrecht ............................................................................................................................. 6 

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 2

Niveau van toetsing

Het niveau waarop de kandidaat de in dit examenprogramma genoemde materie dient te beheersen, is aangegeven met vet gedrukte woorden in de tekst. Daarbij worden drie niveaus onderscheiden. Deze niveaus zijn herkenbaar aan de in de tekst gebruikte werkwoordsvormen. Bij het aangeven van een hoger niveau worden de lagere niveaus als aanwezig verondersteld.

Randstof Randstof dus niet als kernstof beschouwde elementen worden met het teken “®” aangegeven. Randstof wordt beperkt in de examens getoetst.

Kennis De kandidaat kan definities en kenmerken van deze begrippen verwoorden en herkennen. In de tekst zijn de woorden aangeven, herkennen en omschrijven gebruikt.

Toepassing De kandidaat kan: • begrippen in een bepaalde context plaatsen; • regels en begrippen opzoeken; • een omschrijving geven van begrippen binnen een gegeven context; • begrippen en regels in een concreet geval toepassen; • aan de hand van verstrekte gegevens een cijfermatige berekening uitvoeren. In de tekst zijn de woorden aangeven, berekenen, invullen, opstellen, opzoeken, toelichten en verwerken gebruikt. Indien tijdens een examen gevraagd wordt een begrip of regel op te zoeken, dan worden de benodigde teksten verstrekt in de examenopgaven (ofwel kan gebruik worden gemaakt van het Handboek loonheffingen).

Inzicht De kandidaat kan: • een gegeven situatie beoordelen en interpreteren; • verstrekte gegevens combineren met kennis. In de tekst zijn de woorden toetsen, vaststellen en verklaren gebruikt.

Algemeen De kandidaat dient met de opbouw en de inhoud van het Handboek Loonheffingen zodanig vertrouwd te zijn, dat de examenopgaven zo nodig aan de hand van dat handboek kunnen worden gemaakt.

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 3

Arbeidsovereenkomst/aanneming van werk/overeenkomst van opdracht

De kandidaat kan: • ® aangeven en toelichten de regels in de sollicitatiefase:

o klachtenbehandeling o gelijke behandeling o medische keuring o identificatieplicht;

• de vereisten met betrekking tot de arbeidsovereenkomst toelichten: o persoonlijk verrichten van arbeid; o betaling van loon; o gezagsverhouding; o verrichten van arbeid gedurende zekere tijd;

• de overeenkomsten en verschillen aangeven en toelichten van de: o arbeidsovereenkomst o overeenkomst tot aanneming van werk o overeenkomst van opdracht;

• aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder de flexibiliteit in de arbeidsrelatie; • ® de kenmerken aangeven van de:

o freelancerovereenkomst o deeltijdovereenkomst o oproepovereenkomst o thuiswerkovereenkomst o detacheringsovereenkomst o uitzendovereenkomst o stageovereenkomst;

• aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst;

• aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang.

Arbeidsovereenkomst

De kandidaat kan: • bijzondere arbeidsverhoudingen herkennen ten aanzien van:

o minderjarigen o niet-Nederlanders o directeuren/grootaandeelhouders;

• aangeven welke verplichtingen de werkgever heeft met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van arbeidsvoorwaarden;

• ® aangeven en toelichten wat een boetebeding is; • aangeven en toelichten wat een concurrentiebeding is en aan welke vereisten een dergelijk

beding moet voldoen; • ® aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder een non-concurrentiebeding (relatiebeding); • ® aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder een geheimhoudingsbeding; • aangeven en toelichten wat een getuigschrift is; • aangeven en toelichten wat de verplichtingen van de werkgever en de werknemer zijn; • aangeven wanneer het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 van toepassing is.

Collectieve Arbeidsovereenkomst

De kandidaat kan: • aangeven wat onder een cao wordt verstaan; • vaststellen of er in bepaalde gevallen gebondenheid bestaat aan een cao, daarbij lettend op:

o de arbeidsovereenkomst o het arbeidsreglement o de ondernemings-cao o de bedrijfstak-cao o de algemeen verbindend verklaarde cao;

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 4

• aangeven in welke gevallen van het bepaalde in een cao kan worden afgeweken; • ® omschrijven wat wordt verstaan onder:

o normatieve bepalingen o diagonale bepalingen o obligatoire bepalingen;

• aangeven wat onder de algemeen verbindendverklaring van een cao wordt verstaan.

Loon en vakantie

De kandidaat kan: • aangeven welke bestanddelen tot het loon behoort; • ® herkennen in welke gevallen er sprake is van ongeoorloofde loonvormen; • omschrijven wanneer loonvorderingen ontstaan en op welke wijze een vordering kan

plaatsvinden; • in hoofdlijnen aangeven wat de volgende verlofregelingen inhouden ingevolge de Wet Arbeid en

Zorg: o zwangerschapsen bevallingsverlof o adoptieverlof o pleegouderverlof o calamiteitenen ander kort verzuimverlof o kraamverlof o kortdurend zorgverlof o langdurend zorgverlof o ouderschapsverlof;

• toelichten wat onder de levensloopregeling wordt verstaan; • aangeven en toelichten wanneer wel en wanneer niet een aanspraak bestaat op loon en op

vakantie; • welke rechten een werknemer heeft ten aanzien van het aantal vakantiedagen; • ® aangeven en toelichten wanneer vakantiedagen kunnen worden uitbetaald; • toelichten wat onder loonbeslag wordt verstaan; • ® aangeven welke vorderingen van de werkgever met het loon verrekend kunnen worden.

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde t i jd/onbepaalde t i jd

De kandidaat kan: • de consequenties van dit onderscheid aangeven ten aanzien van: • opzegging • opzegtermijn • beëindiging • arbeidsongeschiktheid • relatie met cao • tussentijds opzeggen • opeenvolgende arbeidsovereenkomsten.

Proefti jd

De kandidaat kan: • de vereisten, tijdsduur en beëindiging van de proeftijd toelichten; • aangeven wat onder een ijzeren proeftijd wordt verstaan.

Einde van de arbeidsovereenkomst

De kandidaat kan: • kenmerken omschrijven en toelichten van:

o beëindiging van rechtswege o beëindiging in de proeftijd o ontslag op staande voet o wederzijds goedvinden o ontbinding door de kantonrechter o ontbinding wegens wanprestatie

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 5

o overlijden van de werkgever o overlijden van de werknemer o pensionering; o de volgende begrippen toelichten: o dringende reden o gewichtige reden o verandering in de omstandigheden o wettelijke opzegtermijn o onregelmatig ontslag o schadeplichtig ontslag o kennelijk onredelijk ontslag o vernietigbaar ontslag o herstel dienstbetrekking o afvloeiingsregeling o afkoopsom o disciplinaire maatregelen;

• aangeven dat de arbeidsovereenkomst bij overgang van ondernemingen in stand blijft; • aangeven de wijze van betrokkenheid van het UWV WERKbedrijf bij beëindiging van de

arbeidsovereenkomst

Ontslagverboden

De kandidaat kan: • aangeven wanneer opzegging vernietigbaar is, namelijk:

o tijdens ziekte o bij zwangerschap en wegens bevalling o tijdens (buitenlandse) militaire dienstplicht o voor werknemersvertegenwoordigers o wegens vakbondslidmaatschap/vakbondsactiviteiten o wegens politiek verlof o wegens ouderschapsverlof o wegens overgang van onderneming; o wegens strijdigheid met gelijke behandelingswetgeving

• aangeven binnen welke termijn een beroep op nietigheid moet worden gedaan; • de bevoegdheid van de kantonrechter bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte

aangeven; • aangeven welke mogelijkheden bestaan bij opzegging van een voortgezet dienstverband.

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

De kandidaat kan: • aangeven wanneer het minimumloon van toepassing is; • aangeven wanneer de minimumvakantiebijslag moet worden uitbetaald.

Diverse bepalingen

De kandidaat kan; • aangeven en toelichten wat de verplichtingen van de werkgever zijn ten aanzien van:

o arbeidsduur en arbeidstijden o recht op aanpassing van de arbeidsduur o bedrijfsongevallen o beroepsziekten;

• ® aangeven wat de aansprakelijkheid van de werkgever inhoudt; • de essentiële elementen in een pensioenregeling herkennen; • aangeven wat er bij het einde van het dienstverband met opgebouwde pensioenrechten moet

gebeuren; • ® aangeven wanneer in een onderneming een ondernemingsraad moet worden ingesteld.

Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens 6

Arbeidsprocesrecht

De kandidaat kan: • de procedures bij de rechter omschrijven; • aangeven wanneer een UWV WERKbedrijf-procedure moet worden gevolgd; • aangeven wanneer sprake kan zijn van een verkorte UWV WERKbedrijf-procedure; • aangeven en toelichten wanneer een ontslagvergunning is vereist; • ® omschrijven wat onder een collectief ontslag wordt verstaan; • ® aangeven wanneer een procedure voor de Commissie gelijke behandeling kan worden

gevolgd; • omschrijven welke termijnen gelden met betrekking tot een vordering tegen de werkgever.