ESEIE SUKKE - Digital Library for Dutch Literature · dn rbdr tr t vn, t vn hn hb ntvnn. r n tjd n...

178
Strijd VERSPREIDE STUKKEN • AMSTERDAM .1898 .1 -1. J. POUTSMA

Transcript of ESEIE SUKKE - Digital Library for Dutch Literature · dn rbdr tr t vn, t vn hn hb ntvnn. r n tjd n...

StrijdVERSPREIDE STUKKEN

• AMSTERDAM .1898 .1-1. J. POUTSMA

VAN LEED EN STRIJD.

UM teed en Strijd#4'

Uersprelde stukken (1892.1890

van

P. J. TROELSTRA

AMSTERDAM

H. J. POUTSMA1898

Deze bundel, waarin een deel van mijn werk gedurendede eerste zes jaren van mijn optreden in de arbeidersbewegingis verzameld, wordt door mij opgedragen aan de arbeidersvan Nederland.

Wanneer ik onder hen de leer en de eischen der Inter-nationale arbeidersbeweging propageer, dan tracht ik slechtsden arbeiders terug te geven, wat ik van hen heb ontvangen.

Er is een tijd in mijn leven geweest, dat ik onder degunstigste uiterlijke omstandigheden, toch zoo moede enwanhopig was. Van jongs of zoekende naar een ideaal, datde moeite van streven en strijden waard was en waaraan ik mijneigen nietig bestaan zou kunnen vastmaken — was ik metledige handen en starende oogen blijven staan, daar ik hadbemerkt, hoe de inrichting der bestaande maatschappij metal de schoone beginselen, die ons gepredikt worden, inlijnrechten strijd is. Tegen den muur der werkelijkheid warenmijne idealen als zeepbellen uiteengespat en ik was voordien hoogen muur in sombere vertwijfeling neergezonken.

Men had mij de waarheid als het hoogste voorgehoudenen ik zag den waarheidspreker voor mijne oogen in degevangenis gesleurd ; men had mij van vrijheid gesprokenen ik zag het overgroote deel des yolks in de treurigsteslavernij gedompeld; men had mij de beschaving geroemden ik zag, hoe deze het monopolie van slechts enkelen was.Het recht, waarvoor ik krachtens mijne betrekking moestopkomen, bleek mij onmogelijk gehandhaafd te kunnenworden in eene wereld, waar de macht van het bezit heerschten de eene klasse recht spreekt over de andere, in wiertoestand zij zich niet kan indenken en wier daden zij beoor-deelt naar haar eigen klassebelang. De moraal, zij mocht

6

zich al of niet in een godsdienstig gewaad kleeden, zag ikin kerken en samenkomsten tot een onderwerp van rede-rijkerij misbruikt, terwijl in de praktijk de ekonomischedwang, de broodnood, de belangen van handel en bedrijf,der menschen handelingen bepaalden.

En zoo bleek het mij meer en meer, dat ik mij had warmgemaakt voor een waan, voor mooi aangekleede leugens,dat ik het slachtoffer was van het bijgeloof eener ondergaandeklasse en van een ondergaand beschavingstijdperk. En ikwas innig bedroefd, omdat ik niet meer gelooven kon.

Toen zag ik de arbeiders.Ook vroeger had ik ze gezien, de menschen, die al het

zware, vuile, geestdoodende, gevaarlijke werk verrichten, datvoor de instandhouding van ons stoffelijk en maatschappelijkleven noodig is. Hun armoedig eentoonig bestaan, hungemis aan beschaving en genot, hun laag leven — eenkruipen over den grond — was mij reeds lang een ergernis,een gruwel geweest.

Wat mij van de arbeiders het meest had getroffen, datwas hun armoede, hun geestelijke en stoffelijke ellende, hunslaafsch leven in dienst van den broodheer, alles wat hunontbreekt, om zich mensch te kunnen noemen.

Thans zag ik ze ander s ....Het was in dien tijd, dat er in Friesland, waar ik woonde,

een nieuwe geest in de arbeiders gevaren was. De FriescheVolkspartij, waartoe alle arbeidersvereenigingen in Frieslanddie algemeen kiesrecht wilden, behoorden, telde meer danioo afdeelingen en meer dan 5000 leden. Hare vergaderingenen meetings waren druk bezocht en tintelden van geestdriften strijdlust. Nooit zal ik den indruk vergeten, dien hetMeifeest van 1890 te Leeuwarden op mij maakte : diehonderden in 't zwart gekleede mannen en vrouwen van hetBildt, zwijgend en waardig in hun eenvoud de stad inmarcheerend, vier aan vier, ernstig als kerkgangers, kloekals soldaten. Van uren ver uit den omtrek waren zij samen-

7

gestroomd, de arbeiders en arbeidsters, om hier hun aandeelte nemen aan de internationale revue van het leger van denarbeid, die in 1889 door het kongres te Parijs was besloten.

En niet minder indrukwekkend was enkele maanden daarnade meeting voor algemeen kiesrecht te Heerenveen, doorminstens 15.000 personen bijgewoond en waar ik rondliep metde hel in het hart, daar ik gevoelde, niet het recht te hebbenom te deelen in de heerlijke geestdrift, die deze manifesteerendestrijdende scharen bezielde, die blonk op hunne stralendegezichten en klonk in hunne hoog opgalmende liederen.

Dit waren niet allereerst de slachtoffers, de lijders, deellendigen ; maar de ontwakende strijders voor schoone idealen,eene opstrevende klasse, een nieuw stuk leven en bewegingin deze stervende maatschappij.

Spoedig werd mij de gelegenheid geboden, mij meer vannabij met den strijd der arbeiders bekend te maken, nl. toenik door de vervolgde hoofden der werkstakende veldarbeiders-vereeniging „Broedertrouw" tot hun verdediger werd gekozen.In Jan Stap, den edelen voorganger dier vereeniging, leerdeik een arbeider kennen, zooals ik er thans meer ken: iemand,die u doet zien, wat een arbeider worden kan, als hij eenmaalde positie, den strijd en de toekomst zijner klasse goed heeftbegrepen — een arbeider, wiens persoonlijkheid reeds u borgstaat, dat zijne klasse de zedelijke en verstandelijke krachtzal hebben, zich datgene te veroveren, wat u thans nog alseen ideaal der toekomst voor oogen zweeft.

De dappere strijd der werkstakers, de moed en volhardingdier mannen en vrouwen, hunne toewijding en zelf beheer-sching, de kracht hunner solidariteit — dat alles groepeerdezich waardig rondom den voorganger, als ware het, om mijtoe te roepen : Meen niet, dat hij eene uitzondering vormt,wij zijn een met hem, zijn grootheid is de onze, het is onzekracht, die zich in hem uit.

Later is dat alles veranderd — toen is men begonnen,veel over revolutie te spreken en door het ondermijnen der

8

organisaties elke revolutionaire kracht te breken. Toen deugdeer niets meer aan dat kiesrecht, dat eenmaal het vaandelwas, waar rondom zich het werkende yolk in blijden strijd-moed had geschaard. Ja, toen begon menigeen zich zelfs ofte vragen, of het wel de moeite loonde, voor meer loon enkorter arbeidstijd, voor ondersteuning bij ziekte, ongelukkenen ouderdom en dergelijke „lapmiddelen" te strijden. Enmet de ontbinding der organisaties en het ophouden van testrijden voor dingen, die men kon zien en begrijpen, omdatze voor de hand lagen, ging gepaard allerlei onderling ge-harrewar, wantrouwen en verdachtmaking, ruzie om personen,koude harten en heete hoofden. Weg de geestdrift, verdoofdhet strijdvuur, verloren het geloof — moedeloosheid, versuffing,mokkende stilte, kille onverschilligheid.

ZOO is het in die streken en in vele andere streken vanons land gegaan, sedert het anarchisme, die t e r i n g derarbeidersbewegin g, hier is binnengesmokkeld. Hetanarchisme stelt den eenling, het ik, boven de organisatie,de gemeenschap, en daar het van geen bestuur en geenmeerderheidsbesluiten wil weten, maakt het elk krachtigoptreden tegenover een gemeenschappelijken vijand onmogelijk.Het anarchisme spreekt veel over de groote revolutie en —zeer inkonsekwent — over het geweld en terwijl het deinnerlijke kracht der beweging breekt, gaat het zich te buitenaan woorden en voorspellingen, die den lichtgeloovige enoningewijde een geheel overdreven denkbeeld moeten gevenvan de kracht, waarover men te beschikken heeft. Spoedigheeft de menigte zich zat gedronken aan den schuimendenbeker dier opwindende woorden. Dan komt, na de roes, deafmatting, de verslapping, de walging — en menigeen, dieniet inziet, dat de arbeidersbeweging ook eerst door vallenen opstaan moeten leeren, op den been te blijven, heeftdoor de teleurstellingen van het anarchisme voor goed allevertrouwen i n de arbeidersklasse verloren.

Zoo is dat stuk arbeidersbeweging, dat mij eenmaal uit

9

mijn benauwde droomen wekte tot medestrijden, teloor gegaan.Maar al ligt ook thans nog in vele deelen van Friesland debeweging tegen den grond, als een korenveld, waarin dehagel is neergeslagen, de verkiezingen van 1897 hebbengetoond, dat deze stilstand slechts tijdelijk is en dat deelementen voor eene nieuwe organisatie in ruime mate voor-handen zijn.

Wat ik eenmaal heb gezien, was geen bedrog en zal her-leven — dat weet ik, nu de geschiedenis der arbeiders-beweging in alle landen mij heeft geleerd, hoe aan deregelmatige groei van elke verstandige, vast georganiseerdearbeiderspartij een tijdperk van overdrijving en teleurstelling —een utopistisch tijdperk — is voorafgegaan. Het zijn weerde arbeiders zelve, uit andere landen, geweest, die mijnvertrouwen in hen en hunne zaak hebben bevestigd, telken-male wanneer de afdwalingen der beweging in ons eigenland mij aan de mogelijkheid der bevrijding van het arbei-dende yolk door zichzelf konden doen twijfelen.

„Van leed en strijd," zoo heb ik dezen bundel genoemd.Groot is het leed dier klasse, die in loon voor haar onont-

beerlijken arbeid tot instandhouding der maatschappij nogsteeds in armoede en slavernij verkeert. De diefstal, doorde machthebbers gepleegd aan haar arbeidsprodukt, aan haarwelvaart en geluk, aan haar ontwikkeling en vrijheid, doemthaar tot een Leven beneden menschelijk peil. 0 als zij hetgoed gevoelden, de arbeiders, hoe zwaar de misdaad is, doorde heerschende klasse jegens haar begaan, hoe zouden zijsamenstroomen tot den heiligen strijd, door de besten enmeest verlichten onder hen tegen die klasse aangebondenl

Heb ik van der arbeiders leed en strijd in dit boek veelgeschreven, daartusschen zal men enkele uitingen vindenvan eigen leed en eigen strijd, mij bij mijn arbeid in debeweging niet gespaard. Ik beklaag mij de harde leerschoolniet, die mijne vijanden mij hebben doen doorloopen: in debitterheid van armoede en vernedering is de onbreekbare

I0

band gesmeed, die mij aan het vertrapte proletariaat verbindt.En tegenover al het ondervonden verdriet staat de heerlijke

zekerheid, eene goede en levensvatbare zaak te dienen, staatde heldere blik in de wordende betere toekomst, die hetsocialisme ons geeft, staat het blijde vertrouwen van hem,die weet, dat het leger, waarin hij soldaat is, ter overwinningschrijdt.

Tegenover de duisternis van ons feed staan die oogen-blikken van geestdrift, zooals alleen de strijd voor de hoogstebelangen der menschheid ons kan verschaffen.

Voor dat groote doel strijden de arbeiders, die zich in desociaaldemokratie hebben vereenigd.

Zij toch weten dat wij staan aan het einde van een maat-schappelijk stelsel, dat berust op exploitatie van de grootemassa door eene klasse van bevoorrechten. Zij zien een uit-komst uit dat stelsel; zij zien voor hun oogen verkeer,industrie en landbouw zoo veranderen, dat het mogelijk zalzijn, ze uit de handen dier klasse over te brengen in hetbeheer van het werkende yolk zelf. Van dat yolk zal hetafhangen, of het voor de groote taak, die het wacht, tezijner tijd zal opgewassen zijn. De ontwikkeling daartoe zalhet in en door zijne organisatie op elk gebied moeten ver-werven. Het zal den tegenstand der heerschende klasse tenslotte moeten kunnen overwinnen, door deze haar overwichtin den staat en haar beheer der industrie, te ontnemen. Hetzal, om dat te kunnen doen, in zich zelf de krachten moetenvormen, die reeds thans het terrein van de toekomstigewerkzaamheid van het proletariaat verkennen. En voor datalles is noodig : organisatie, ontwikkeling, zelfbeheersching,volharding en beleid.

Wie dus arbeidt aan de organisatie der arbeiders in denklassenstrijd, werkt daarmede aan de toekomst der mensch-heid. In die organisatie worden die arbeiders gevormd engeschoold, die eerlang als voorgangers in de vakbeweging,als propagandisten voor het socialisme, als leden van Gemeente-

II

raad en Kamer de belangen hunner klasse zullen verdedigen.In dien strijd ontwikkelt zich de solidariteit, die de arbeiderssamensmeedt tot eene machtige partij en hen leert, hunpersoon te stellen beneden hunne klasse, zich te gevoelenals deer van een groot geheel. ZOO wordt de grondslag gelegdvoor dat hoogere gemeenschapsgevoel, dat in eene socialis-tische maatschappij onmisbaar zal zijn,

Dat ook de Nederlandsche arbeiders, na de opgedaneondervindingen, het groote belang der organisatie meer enmeer zullen inzien en zich, als hunne klassegenooten in deomliggende landen, tot eene groote zelfstandige arbeiders-partij zullen ontwikkelen — daarvan zijn de voorteekenenreeds thans in menigte voorhanden. De langzame, maargeregelde vooruitgang der vakorganisatie en der Sociaal-demokratische Arbeiderspartij, tegenover de onverbiddelijkeverbrokkeling en ondergang der anarchistisch gezinde groepen,is daarvan wel het beste bewijs. Straks zullen velen, die nogdoor vooroordeelen of vrees worden weerhouden, in onzegelederen te treden , de noodzakelijkheid van aansluitinginzien — de zoo hoog noodige samenwerking tusschen sociaal-demokratische partij en vakbeweging zal hier evenmin uit-blijven als in Belgie en Denemarken — en een tijdperk vannieuw leven staat voor de deur.

Moge mijn boekje iets tot de opwekking van dat nieuweleven bijdragen

De Propagandist.

In donkere dalen, uit vunzige holen,Op de grijsgrauwe hei, in 't stinkend moeras,In sloppen en stegen waar zwaar de lucht is,Uit de eeuwen — eeuwenlange ellende . . . .Heffen zich bleeke gezichten,Gaan vuisten omhoog,Komen vermagerde lijven overeind.

Het eerste licht van den morgen valt over hen —Rechter gaan de lichamen overeind —Hooger heffen zij de hoofden naar den kant der zon ;Zij strekken de armen uit, opgespalkt de oogen ;Open gaan de monden — zij willen spreken —Rooder wordt de gloed der zon over hen —De lichamen krijgen een schok —In drommen staan zij, als dennen in 't woud —Een roep weerklinkt — de drommen bewegen zich„Voorwaarts, voorwaarts !" — klaroenen klinken,Wuivende vanen wapp'ren vooraan —De schitt'rende zon werpt haar glans overal,En in den juichenden morgenTrekken de juichende scharen :„Voorwaarts, voorwaarts I" dondert de kreet,„Wij willen mensch zijn!"

* *

Dat willen is k u n nen! Hoort het, tyrannen,Die vet zijt van de magerheid dier armen ;Hoort het, ministers en kamerleden,Rechters en priesters in toga, hoort het

1 4

Op de gebogenheid der arbeiders,Op den honger der voortbrengers,Op hun domheid en beneveling rust uwe macht . . . .Ziet 1 zij staan op, die gebogen waren ;Zij snakken naar licht, die in 't duister woonden ;Zij willen genieten, die voortbrengend ontbeerden ;Zij willen mensch zijn, die dier waren —Hoort het en ziet het, die hen als werkdier gebruikt :De vormlooze massa gaat leven ;De hoop wordt een strijdbaar leger ;Uw knecht is uw vijand geworden ;En alle knechten vereenigen zichOm vrije mannen, eigen meesters te zijn1

* **

Prevelt uwe gebeden, gij priesters 1Velt uwe vonnissen, gij rechters 1Houdt uwe vertoogen, gij staatslieden 1Smeedt uwe geweren, gij heerschers —'t Is al te vergeefs, wat gij ook doet ;

Want een dood stuk natuur is 1 ev end geworden ;Een nieuw land in de menschheid is ontdekt ;Der maatschappij is een zoon geboren,Die haar, de moeder, zal verpletterenEn stichten een nieuw rijk.

* **

Nu hangt nog de scheemring over ons ;Nog drukt ons de barbaarschheidEn wie de toekomst heeft gezien lijdt dubbel.

Wij worden gepijnigd door velerlei verdriet ;Men drukt ons de doornen diep in het hoofdEn rijkelijk stroomen ons bloed en onze tranen .. .

1 5

Maar wij hebben de toekomst gezien,En nu leven wij half slechts hier,En half in de wereld, die 't menschdom wacht,Terwijl wij optrekken met de scharenDer armen en onwetenden ....

* **

Tot steun willen wij hun zijn ;Hen voorbereiden voor 't groote werkDat z ij moeten verrichten,Priesters, Krijgslieden, Onderwijzers,Profeten van den Nieuwen Tijd,Dat alles moeten wij zijn.

* **

De bevende bende der heerschersNoemt ons : de misleiders der massa,Eerzuchtigen, haatzaaiers, ophitsers,Gewetenlooze onwetenden.Zij opent hare kerkers voor ons,Tracht ons te worgen met den honger,Omringt ons met hare spionnen....

En de arme ontwaakten zijn nog geteekendMet het erflijk merk der ellende :Zij eischen van ons, hun gelijk te zijnIn haat, gevolg- van 't geleden onrecht,En onverstand door gebrek aan weten.Hun wantrouwen spookt steeds rondom onsEn hun afgunst volgt ons op den voet.

* **

Z66, gaande tusschen vloek en bedreiging,Waar de honger wacht, en de kerker gaapt,Waar 't onverstand bruit en d'afgunst venijn spuwt,Waar verraad aan alle kanten loert —

16

Z66, gaande zonder anderen stafDan het vlekkeloos rein geweten —Zoo, vergood en miskend, meest onbegrepen,Gaat de propagandist medeMet het wassend leger der ontwaakten,Met de blinden die ziende worden,Met de onbewusten die bewust worden,Den Nieuwen Tijd tegemoet ...

Nu nog in neev'len, langs de ravijnen,Langs den dondrenden bergstroom,Onder het loeien der orkanen ...

Tot eenmaal de Menschheid vrij zal zijn,Als in 't vergeten graf zijn stof is vergaan.

AMSTERDAM, Juli, 1893.

De Zelfbevrijding der Verdrukten.Uit het land der verdrukking Egypte, waar harde arbeid en

zweepslagen hun deel waren geworden, togen de kinderenIsraels door de woestijn onder hunnen van God gegeven leiderMozes. Het was Jozua die hun het land van belofte binnenvoerde.

En later, toen een nieuwe verdrukking was gekomen overdatzelfde yolk, verscheen een nieuwe leider, van God gezonden,de Messias, de Koning der Joden, waarvan hunne oude boekengewaagden, die hen zou vrij maken, hun verlosser zou zijn.In stille berusting, vol angstige verwachting had het yolk vanIsrael eeuwen en eeuwen dien Messias verbeid, die het wonder-dadig zou redden uit ondergang en slavernij.

Wij weten, dat die bevrijding van-boven-af is uitgebleven.Verstrooid leven thans de Joden over den aardbodem ;verloren is hun zelfstandig volksbestaan ; de gruwelijksteverdrukking hebben zij overal moeten ondervinden ; smaaden spot worden nog opgestapeld over de hoofden der armenonder hen ; de rijke geldvorsten onder hen verdrukken henmede en worden door Jood en Christen als het Gouden Kalfaangebeden.

* **

Er is een ander yolk over geheel de wereld verspreid,erger veracht en verdrukt dan de Joden, in gouden slavernijgeklonken. Het yolk der knechten, door de enkele meestersals van een lager makelei beschouwd dan zij zelve zijn. Hetyolk der proletariers, dat handen heeft om te werken en omeen laag loon te ontvangen. Het yolk der slaven, bestemd engebruikt voor dien arbeid, dien de heerschers verafschuwen.Het yolk der ontbeerders, die door de zweep van den hongerworden gedreven in de zwarte mijnen en de rookende fabrieken,voor heete ovens en in de snerpende koude van den winter-nacht. Het yolk, dat de meesters moet rijden naar hunnefeesten, om buiten te blijven blauwbekken, tot dezen vaak halfdronken in hun rijtuig stappen. Het yolk der voortbrengersvan al, wat de zinnen der trotsche rijken kan streelen.

Innige verachting hebben de heerschers uitgestort over de2

18

gebogen hoofden hunner slaven. Met Aristoteles zeggen zij :„gij zijt wel nuttig voor den staat, maar maakt er geen deelvan uit." Daarna bevelen zij in hunne wetten, wat het slaven-volk wel of niet mag doen. Verzet het zich daartegen —andere slaven staan gereed, om den weerspannige tot onder-werping te brengen. Armoede is de reusachtige slavenzweep,die het bezit over de niet-bezittenden zwaait.

En eeuwen aan eeuwen hebben de verdrukten, met korteoogenblikken van wanhopig verzet, zich in dien toestand vanrechteloosheid en onderwerping neergegeven. Ja het woordvan den Christus, dat alle menschen broeders zijn, werd zelfszoo verdraaid, dat het in de hand der machtigen een middeltot nog dieper berusting in de onderworpenheid werd.

* **Een nieuw woord, een strijdkreet, een troost zonder weerga,

een belofte van geheele vrijmaking, heeft weerklonken.Slaven, Kit kunt vrij warden!Uwe vrlimaking moet uw eigen werk zijn!Proletariêrs van alle landen, vereenigt

* **

Slaven, kunt warden! Het middel toch, waarmedemen u arm en onderdrukt houdt, is het bezit van grond,fabrieken, machines, grondstoffen en andere arbeidsmiddelenin handen eener enkele klasse. Het is de grondeigenaar, diepachters en arbeiders op zijn grond laat werken en zich doorzijn bezit een deel van hun arbeidsopbrengst toeeigent. Hetis de eigenaar der fabrieken en machines, die van den noodder arbeiders gebruik maakt, om hen voor laag loon engedurende lange werktijden in zijne fabrieken uit te buiten. Hetis de kapitalist, die geld uitleent tegen hooge rente aanmenschen, die er zaken mee drijven, om een deel van hunarbeidsopbrengst in handen te krijgen.

De teugellooze konkurrentie tusschen de niet-bezitters, dewilde strijd om het bestaan, maakt dat de armen zich dezendief9tal op hun arbeid moeten laten welgevallen. De vooruit-gang der machines, moordwerktuigen in de hand van denondernemer, verlaagde dikwijls de loonen, brengt steeds meervrouwen en kinderen in de fabriek, vermeerdert de werk-loosheid der mannen, doet den vloed der ellende wassen.

19

Uwe vrijmaking meet uw eigen werk zijn! De slaven kunnenslechts vrij worden, als de gemeenschap, waartoe zij zelv•behoo-ren, de fabrieken, de arbeidsmiddelen bezit. De onteigening derrijken zal echter niet van boven of worden gedekreteerd. Geenwonder zal geschieden. Alleen dan zal de wassende ellendede onteigening der bezitters noodzakelk maken, als de ellen-digen niet meer ellendig willen zijn! Een suf berustend yolkkan ondergaan in ontbering; een ontwaakt denkend yolk,dat vrij wil zijn, zal door de bedreiging met den ondergangtot bewust handelen, tot wakker strijden worden opgewekt.

Geen Mozes kan u, verdrukten, voeren door de woestijn ;geen Messiasbelofte kan u redden. Niet van boven, maar vanonderen moet de vrijmaking komen. Gij moet uw eigen Mozesuw eigen Messias, uw eigen Verlosser zijn. Blijft gij zitten ensullen in hoopvolle verwachting, dat enkele leidslieden hetwel voor u zullen uitvechten, blijft gij uwe vrijmaking afwachtenals een weldaad, u in den schoot geworpen, dan zal de toe-komst u niet gereed en bereid vinden, om op de puinhoopenvan het Oude, de burcht der Vrijheid, de Wereldstad derNieuwe Socialistische maatschappij op te richten.

* **Proletariers van alle landen, vereenigt u! Zietdaar het begin

van uwen strijd, zietdaar het geheim uwer kracht. Vereenigdzijt gij alles, op u zelf zijt gij niets. Vereenigt u, verdrukten,tot een leger van strijders voor uwe rechten. In vakvereeni-gingen den patroon beter arbeidsvoorwaarden afgedwongen ;vereenigd opgetrokken bij onze betoogingen, om den vijandvan onze kracht te overtuigen ; vereenigd tot eene arbeiders-partij opgegaan naar de stembus, zoodra gij het kiesrechtbezit, om den bezitters hun invloed op de wetgeving tebetwisten, de zaken des lands in uwen geest te regelen, dochvooral om aan vriend en vijand te toonen, dat gij aangroeitin macht, vooruitschrijdt op den weg naar het einddoel uwerverlossing.

* **Niet gesuft en geklaagd dus onder uw juk, verachten dezer

wereld. Aan u toch is de toekomst. Vrij zult gij en moetgij worden, mits gij u zelven den plicht oplegt, een flinksoldaat te zijn in het vereenigd leger der klasse-bewuste pro-letariers, om den vijand, de bezittende klasse, te bekampen.

UTRECHT, Mei 0394.

Aan de Mannen van Friesland.

Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt I't Schemert in 't Oosten ; de daag'raad genaakt. —Over de neevlen glijden de lichten ;Door wolkenreten schieten de schichten —Heel d' oosterhemel in vuurgloed blaakt 1Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt 1

Stoere mannen, hoort gij, wat u meldtDer leeuwrikken lied dat er waait over 't veld?Hoort gij hun flauw getjilp in de voren,Dan in de lucht die strijdlustige koren,'t Juub'len in 't licht, waar men 't wolkgebied raakt .. ?Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt 1

Mannen van Friesland, de nacht is voorbij.Hoog staat de zon, die u toelacht : weest vripNiet meer gebukt in het slijk op vier voeten —Mensch, richt u op, om de zon te begroeten 1Tweebeenig wezen, zoo zijt ge gemaakt —Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt I

Edele mannen, gevoelt gij nietDiep in uw hart een knagend verdriet?Walgt ge niet van uw eeuwig lijden ?Zijt gij te suf om voor 't menschzijn te strijden ?Zijn dan die keet'nen voor u gemaakt?Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt I

Mannen van Friesland, hoe schoon is d' aard 1Zonlicht tintelt ; in bosch en gaardJubelt het al van liefde en van leven —Doet gij niet mee ? Wat zie ik : bevenTranen in 't oog, dat van woede blaakt?Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt 1

21

Arme mannen, een woestenijIs uw bestaan ; slaven zijt gij1Beed'len om werk en om brood bij de rijken ;Kind'ren zien hong'ren — uw' vrouw zien bezwijken —En dan: wat lot, als eens d' ouderdom naakt 1Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt 1

Mannen van Friesland, die lanterfantVoor de deur van uw krot met de spade in de hand,Ziet gij die eind'looze velden ? zij vragenUw arm en spade om vruchten te dragen —'t Wild graast er nu : wee u, als g' er aan raakt 1Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt 1

Werkzame mannen, is 't niet uw kracht,Die den zwaren bodem met vruchten bevracht ?Zijn het niet uwe kind'ren en vrouwenDie men misbruikt om te wieden, te houwen ?En toch : nog loopt ge soms hong'rig en naakt?Mannen van Friesland, ontwaakt, ontwaakt 1

Mannen van Friesland, de lucht is rood —Tijd is 't te kiezen : vrijheid of dood 1Hebt gij genoeg van het dwangjuk der slaven,Neemt dan uw spade, om een graf u te graven,Of, als uw hart nog naar 't leven haakt,Mannen van Friesland, ontwaakt dan, ontwaakt 1

Op, vrije mannen, ten strijd dan geschaardlVoetstappen dreunen alom over d' aard —'t Zijn uwe broed'ren — hun wapp'rende vanenKomen al nader — Gegroet, roode banen IEindelijk dan uwe keet'nen geslaakt,Slaven der wereld, tot vrijheid ontwaakt 1

LEEUWARDEN, October 1892.

Arm Londen.»De rijkste stad der aarde" wordt Londen genoemd. Toch

wordt diegene »die voor het eerst in Londen komt" — zegtde Vossische Zeitung — »ontsteld over de schier eindeloozereeks van erbarmelijke figuren, met lompen half bedekt, metknikkende knieen en vaal gelaat, die in de hoofdstratenrondwaren, waar de prachtige uitstallingen voor de winkel-vensters het kontrast des te scherper maken. Ziet men dekouranten na, zoo vindt men dagelijks in de berichten derambtelijke lijkschouwers het oordeel »dood tengevolge vanonvoldoende voeding," m. a. w. »verhongerd.'. Zoodra dezwarte mist op de millioenenstad neerdaalt, waardoor honderdenvan kleine venters het bedrijf onmogelijk wordt gemaakt eneen ongezonde koude heerscht, kan men er zeker op rekenen,in het eerstvolgend politiebericht weer een Lange lijst vanoffers der ellende vermeld te vinden. Zelfs de meest afge-stompte bourgeois gevoelen iets van den smaad, dien hetvoortbestaan van zulke toestanden werpt op Engeland, maarhet middel daartegen wist men nog niet te vinden, een alge-meene radeloosheid heerscht er, in 't aangezicht dezer ellende.Millioenen bij millioenen hebben de rijken gegeven om tehelpen ; maar van dag tot dag ziet men meer en meer in,dat alle weldadigheid het onheil slechts vergroot, daar zij hetpauperisme kunstmatig aankweekt. De loonarbeider is hulpe-loos bij het regelen van zijn werk en kan zijn arbeidskrachtniet voldoende gebruiken om zich en de zijnen te voeden ;de ondernemer staat hulpeloos, daar hij door de concurrentiegebonden is en niet boven de behoefte kan produceeren."

Dit oordeel is nailer bevestigd geworden door den directeurder »Royal Statistical Society" Charles Booth, die het reuzen-werk der bepaling van den omvang en den aard der armoedeheeft volbracht.

Hij verdeelt de bevolking in 8 klassen :1° de laagste klasse : luiaards en misdadigers, die slechts

bij uitzondering iets met werken verdienen : 37.610 personen;2° de zeer arme bevolking, die bij gelegenheid werk heeft:

316 834 personen ;

2 3

30 arbeiders met ongeregelde verdiensten en4° arbeiders met geregelde, maar lage verdiensten, samen

938,293 personen;5 0 arbeiders met een gemiddeld en regelmatig loon en60 de beter betaalde arbeidersklasse: samen 2.166.503

personen;7° de lagere middenstand en8° de hoogere middenstand en wat daarboven staat, samen

749 93o personenAbsoluut arm zijn diensvolgens 1.292 737 personen of 30.7

procent der bevolking. Als arm en zeer arm wordt iedergezin van 5 personen beschouwd, dat in een stad als Londenmet haar hooge huren enz. van minder dan f 12.— perweek dooreengenomen moet leven. ZOO gerekend verkeertminstens de helft der Londensche bevolking in een deraangegeven klassen van armoede. Slechte een vierde vormtdat gedeelte der arbeiders, die boven het normale peil vanarmoede leven, zonder echter bezit te hebben of zich overeenige zekerheid van bestaan te kunnen verheugen. Hetrestant-vierde blijft dan voor den middenstand en hooger.

Wat de werkloosheid betreft, deze is in klasse 2 regel; inklassen 3 en 4 hebben minstens 2/3 met korter of langerwerkloosheid te kampen. Daaruit volgt, dat minstens 1 millioenof een vierde der Londensche bevolking door de werkloosheidwordt getroffen.

Tegenover de 3 1/2 millioen proletariers met hun ellendeen met de voortdurende onzekerheid van hun bestaan, diesteeds gevaar loopen van door de vernietigende werkingder kapitalistische produktiewijze te worden aangetast, staatslechts een klein getal welvarende burgers en daarboven eenhoogst gering getal groot-bezitters, die met hun geld geenraad weten en waarvan velen door den overmaat van weeldeevenzeer worden verontzedelijkt, als de laagste klassen doorde diepte hunner ellende.

En over dit algemeene tafereel der Londensche bevolking,zien wij enkele treurige beelden zich bewegen 40.000 kin-deren per dag, die in sommige tijden zonder eten naar schoolgaan, die sedert een vorigen dag niets gegeten hebben; hetoverstelpend groot getal Londensche burgers, die „den doodeens paupers" sterven (in 1884 stierven van de 81.951 inLonden 9909 in werkhuizen, 6559 in gasthuizen en 278 inopenbare krankzinnigengestichten — ongerekend de armen,die niet in openbare liefdadigheidsinrichtingen stierven); de

4

ongelukkigen, die uit de „welvarende klasse" wegvallen natijden van angst en kommer, door faillissement en exekutie,diefstal of zelfmoord (van 1879 tot 1881 gingen er gemiddeldper jaar in Groot Brittanje en Ierland 13.7o0 personen failliet).

De „rijkste stad der aarde" bergt veel jammer en verdrieten hoewel wij ons geen maatschappij zonder gebreken, geenmenschheid zonder zonde en verdriet kunnen denken, zoovragen wij ons af: of het zoo erg moet zijn ? Ja zoo ergmoest het zijn, want het is zoo; maar of het zoo moet blifren?

Neen, antwoorden wij ; want de meerderheid die Iijdt,die der arbeiders, wil Leven en genieten ; door hunne ledentintelt de kracht tot verwezenlijking van dien eisch ; de evolutiedie de werkloosheid teweegbrengt, grijpt hen tevens machtigaan en brengt ze samen, organiseert hen, doet ze hun toe-stand zich bewust worden, leidt hen in gesloten gelid op debanen, hun door de historie gewezen, maakt van de armenen verachten van heden de heilsarmee der toekomst, die uitde klauwen van den kapitalistischen draak de goederen dermenschheid, grond en arbeidsmiddelen, zal verlossen.

En terwijI inmiddels de wetenschap vooruitgaat, de tweedeeeuw der machines aanbreekt en in vervanging van denlevenden door den dooden arbeider wellicht hare voorgangsternog overtreft, naderen wij den tijd, waarin het Londen vanheden als een stad van barbaarschheid zal verschijnen tegen-over dat Londen, die maatschappij der toekomst, waarin hetafgodsbeeld van den Mammon voor goed is stuk geslagenen eindelijk de menschheid, uit den benauwden droom vanlage zorgen ontwaakt, kan beginnen to werken aan haregeestelijke en zedelijke ontwikkeling.

LEEUWARDEN, 1 Februari 1893.

Werkmanslot.Het Saargebied heeft zich een treurige vermaardheid verwor-

ven. Meer dan 20.000 mijnarbeiders hebben eene werkstakingop touw gezet, waarvan vooruit te zeggen was, dat zij nietmet succes zou worden bekroond. Harde behandeling, onbillijken wreed, van den kant hunner superieuren ; een loon, telaag voor den zwaren gevaarvollen arbeid ; een arbeidsdag,te lang om tijd voor uitspanning en ontwikkeling over tehouden ; hooghartige minachting van de zijde der regeering,die bij de samenstelling van een nieuwe wet voor die arbeiders,juist hunne wenschen in den wind had geslagen ; gevangen-neming van personen, die voor hunne belangen opkwamen,juist omdat zij dit deden. . . . zietdaar eenige der redenen,waarom die duizenden arbeiders den hachelijken strijd tegenhunnen werkgever, den Pruisischen staat, hebben aanvaard.

Het waren geene sociaaldemokraten, die dit deden, ookal bevonden deze zich onder de stakenden. Hunne vergade-ringen werden meermalen met een )Leye de Keizer !"gesloten ; de meesten hunner waren trouwe katholieken. Zijwaren het, die in den laatsten verkiezingsstrijd voor den Rijks-dag den bourgeois-kandidaat eene schitterende overwinningop den sociaaldemokraat hebben doen behalen. Maar alwaren het ook geene sociaaldemokraten, het waren mannendie eischen stelden aan het leven, die voor den levens-gevaarlijken arbeid dien zij verrichten meer dan een hongerloonwenschen te ontvangen.

Hebt gij misschien ergens gelezen lezer, dat er onder diemenschen waren, die wel twee gulden en meer per dagverdienden en dat dus" hun eisch om meer loon zeeronredelijk was? Twaalf gulden per week, niet waar? — dat istoch voor zoo 'n arbeider genoeg Dvelen, die 't niet ver-dienen" — en het kwam dus niet te pas.

Wacht even, voor gij verder draaft, gij die misschien jere-mieert, omdat uw inkomen niet meer dan f i 500 per jaarbedraagt. Wat dacht gij eigenlijk zouden -die duizendenmenschen voor hun pleizier hebben gestaakt ?

Gij weet misschien, dat het de vrouwen waren, die in

26

dezen strijd vOciraan stonden, de mannen op hunnen plichtwijzende ? Teedere moeders hebben er op aangedrongen,wetende dat de man geen brood zou thuisbrengen voor harekinderen, en waar de man weifelde, daar stonden zij pal. Gij diezelve moeder zijt, dacht ge dat uwe zusters in het Saargebiedvoor de pret zoo iets zouden hebben gedaan ?

Neen maar : de opruiers. Die arme domme menschen zijnde speelbal geweest van enkele heethoofden, die.. .

Alweer : stop even, bid ik u. Zijt ge eenigzins met dearbeidersbeweging bekend ? Zoo ja, dan weet gij, dat hetonmogelijk is, door opruiing eene zoo algemeene hachelijkewerkstaking als die in 't Saargebied uit te lokken. Als indie arbeiders niet de behoefte had bestaan, om door eenuiting van kracht en hartstocht lucht te geven aan gevoelensvan afkeer en haat, die bij hen bestonden, dan ware dezestaking nimmer uitgebroken. Wie dit niet beseft, weet nietsvan de arbeidersbeweging.

Neen, deze werkstaking, die gedurende enkele dagen meerdan 20,000 mannen buiten verdienste dat is 70 a 8o duizendmenschen zonder middel van bestaan heeft gebracht, heefteen andere oorzaak gehad. Een blik in het leven dier arbeiderszal dit duidelijk maken.

Enkele dagen geleden waren in een mijn bij Landweiler vanhalf 7 af, i 1 mijnwerkers, waaronder 3 gebroeders Cornelius,aan den arbeid. Om kwart over 9 verwijderde zich NicolaasCornelius van zijne plaats, om een op een afstand gelegensteenboor te halen.

Plotseling ontplofte een schot in de mijnen : watergolvenstroomden toe door verbroken afscheidingen, kolengassenvlogen in vlam. De gevaarlijke gassen, gloeiend en sissend,vulden de mijn: het invloeiende water was een helsche vuur-zee. Nicolaas Cornelius werd zwaar, maar niet levensgevaarlijkgewond. Van zijn gezicht hingen stukken vleesch naar beneden ;de handen waren totaal verbrand.

In dezen toestand sleepte hij zich kruipend over den grondverder en riep om hulp. Toen men hem vond, was hij buitenbewustzijn. Een half uur later was hij echter weer bezig methet reddingswerk: het waren immers zijne broeders, die in deontplofte mijn waren. De ontplofbare stoffen, meestal in demijnen aanwezig, die ook nu weer hun noodlottige uitwerkinghadden gehad, werden opgeruimd. Verscheidene malen vielende arbeiders bij dit reddingswerk tengevolge van stikstof-ontsnappingen bewusteloos neer en moesten zelve geholpen

27

worden. Eerst des avonds io uur was men de plaats, waar's morgens gewerkt werd, genaderd. Tien arbeiders vondmen .. . . tien lijken.

Ze waren zoo verkoold, dat men hen slechts aan de flardender kleeren en aan de brokken schoenen kon herkennen. Zesder ongelukkigen waren huisvaders.

Dit geschiedde enkele dagen nadat in dezelfde mijn dearbeider Reinhard door 't neerstorten van rotsblokken ver-pletterd was ... En weer enkele dagen later zouden in een mijnbij Praag 13o arbeiders door ontploffing om het leven komen.

* **

Niet waar, lezer, het is toch wel wat erg, als mijnwerkers,die f 2 of meer per dag verdienen, nog niet tevreden zijnAls ze, wegens ruwe onbillijke behandeling, gaan staken. Alsze den onredelijken eisch stellen, in zoo'n mijn niet langer dan8 uur per dag te werken. Niet waar? het is toch interessantin zoo'n mijn en 8 uur menig mijnheer, die daagswel 8 uur of langer op zijn bureau zit . . . .

Maar in ernst, houdt gij de statistiek der mijnongelukkenwel bij ? Laast gij van de overstroomingen, de ontploffingen,overal waar mijnwerkers werken ? Twee gulden per dag, datis ruim zes honderd gulden per jaar, wat dunkt u, zoudt gijdaarvoor alle dagen uw leven willen wagen?

Hoe somber overigens dat leven, in de donkere mijn bijde kleine lamp, diep onder de aarde, zwart bestoven, bedreigddoor alle vier elementen ; vuur, gas, water en aarde.

Twee gulden per dag, en dan veracht door hen die dekolen gebruiken, veracht en vernederd door de kolen-baronnen,die twee gulden per dag „genoeg" vinden en zelve met geentweehonderd per dag tevreden zijn.

* **

Nu, die vermetele, onbesuisde, domme arbeiders zijn voorhunne brutaliteit gestraft. Dagen van hoop, geestdrift, over-spanning, gebrek en kommer zijn gevolgd door de hopeloozeovergave op genade of ongenade aan het kapitaal, aan denwerkgever, aan den Pruisischen staat.

De partikuliere mijneigenaren als vrijheer von Stumm haddenden staat beschuldigd, niet met de noodige kracht tegen datyolk te zijn opgetreden. Direkt ontslag voor de stakers, datware het eenige middel geweest, om den arbeiders dergelijke

28

brutaliteit of te leeren en . . . . koning Stumm c.s. voor hetstellen van hoogere eischen door hunne arbeiders te bewaren.

Welnu, daar is krachtig opgetreden I Naar de Reichsanzeigermeldde hebben 2475 arbeiders tot straf hun ontslag gekregen,waardoor ongeveer acht duisend menschen broodeloos zijn.

Koning Stumm kan dus gerust zijn. „De orde" is weerhersteld. De „goedgezinden" kunnen weer „in vrijheid"arbeiden. De „kwaadwilligen" hebben' hun loon. In den kerkerhebben de „opruiers" hun straf ontvangen. Bisschop Korumkan weer van „vrede" en „liefde" prediken . . En op hetkerkhof te Landweiler liggen in hun ruwe kist tien verkooldearbeiderslijken, half ontvleescht, onkenbaar, afschuwelijk zwart.

LEEUWARDEN, Jan. 1893.

Hongerdood.„Achter Elswoud te Bloemendaal is het lijk van een

man gevonden, die blijkbaar van honger was omgekomen.Het signalement is als volgt : oogen blauw, neus spits,

haar, wenkbrauwen, baard en knevel donker blond,lengte ongeveer 1.64 M., leeftijd naar gissing 4o jaar.

Het lijk was erg uitgeteerd, gekleed in versletendonkerkleurige grijze jas, vest en pantalon, geen onder-goed, zwarte fantasiehoed, lichtbruine sokken metbottines."

Dat is dus de werkelijkheid ! Op den kansel spreken depriesters van liefde en zeggen, dat wij kinderen van eenenvader zijn — en onmeedoogend laat men een „broeder"omkomen van gebrek!

In de parlementen en gemeenteraden hoort men om hetandere woord de fraze „het welzijn des yolks" uiten doorweldoorvoede en zelfvoldane „geachte leden" — en daargindssterft een Nederlandsch burger den hongerdood !

Liberale staatslieden verheffen hoog de „vrijheid", die zijden grondslag noemen van hun staat — en die gestorvenman had zoo weinig vrijheid, om voedsel te nemen, dat hijuitteerde en stierf.

Nutsredenaars en moderne predikanten spreken veel overde „beschaving", die onze eeuw zou kenmerken en hier ligt

29

als een vloek tegen de barbaarschheid onzer maatschappelijkeinrichting, het verstijfde lijk van een mensch 1

Praat nu, gij Mammondienaren, vrij door over de voordeelenvan het „partikulier initiatief" — over de „vrijheid" vanarbeid, van beroepskeuze, van woonplaats, enz. — over chris-telijke liefde en gerechtigheid — over beschaving en vooruit-gang — dit felt kunt gij niet wegpraten, dat die man daarligt, dood, uitgeteerd, van honger omgekomen!

En dat, terwijl men spreekt van overproduktie — terwijlde machines de rijkdommen der volkeren in korten tijd doenverdubbelen terwijl rijke geldvorsten paleizen bouwen enhun geld bij handen vol weg gooien. Dat, terwijl de weten-schap ons in staat stelt, bij eene goede regeling der produktievanwege de gemeenschap, alien met weinig handenarbeidwelvaart te genieten en aan onze beschaving te arbeiden

Van honger gestorven, op het laatst der negentiende eeuw,niet op Groenland of in de woestijnen van Afrika, maar inNederland, bij Bloemendaal, niet ver van Haarlem, in deonmiddellijke nabijheid van villa's, waar menschen wonen, dieZondags naar de kerk gaan en tranen met tuiten schreien bij hetlezen van romans, die niet half zoo griezelig zijn als het leven 1

„De overledene heeft misschien niet willen werken." Mis-schien; maar waarin bestaat uw arbeid, rijke villabewoner ?En waarom moet aandeelhouder in verschillende maat-schappijen, jaarlijks voor uw niets-doen vette dividenden op-strijken, terwijl deze man — misschien 66k een parasietop het maatschappelijk lichaam — voor zijn niets-doen metden dood moest worden gestraft? Waar zooveel moet wordenopgebracht voor de rijken, moet daar de arme parasiet, dieniets vraagt dan een stuk brood om te blijven leven, hopeloosten doode worden gewijd ?

Maar als deze mensch lui is geweest, hoe is hij dat dangeworden ? Er zijn personen, die voor handenarbeid nietdeugen, doch wel voor hoofdarbeid — was hij misschien eendergenen ? Is hij misschien een dier duizenden geweest, diedoor het totale Bemis aan deskundige maatschappelijke leidingbij de opvoeding en opleiding onzer medeburgers, in eenpositie is geplaatst, die hem doemde tot arbeid, voor zijngestel onverdragelijk ?

En als hij lui is geweest — is luiheid niet een lichamelijkeen geestelijke ziekte, die den patient-zelven het groote genotvan volbrachte plichtsbetrachting ontzegt — en moet op dieziekte de dood staan als straf?

30

Zoo ja, waar is dan de guillotine voor den rijken luiaard ?Deze man heeft blijkbaar niet genoeg lichaams- of geest-

kracht gehad, om den strijd om het bestaan met succes tevoeren. Maar is de strijd voor hem misschien niet veel hardergeweest, dan voor anderen ? En waar de algemeene natuurwet,die geldt in het planten- en dierenrijk, nu eenmaal onverbid-delijk ten ondergang doemt, al wat niet is toegerust met dewapenen, noodig om den strijd tegen de vernietigendeinvloeden der omgeving vol te houden — zijn wij dandaarvoor beschaafde menschen, vormen wij dan daarvooreene „maatschappij", dat ook in onze samenleving die weteven wreed zou Belden ?

Dood 1... dood... 1 Over uw lijk, arme gevallene, buigtzich waarschijnlijk geen liefdevol gelaat van vriend of maag,tranen schreiend over uw vreeselijk lot, Gij zult worden weg-gebracht in ruwe planken en weggestopt onder den modder,op het onversierde kerkhof bij dieven en moordenaars, andereschipbreukelingen dezer maatschappij. Geen vriendelijke stoetzal uw lijkbaar vergezellen en geen woord zal wordengesproken bij uw graf.

Maar uw dood zal worden geschreven met donkere letterenop het schuldregister dezer vloekwaardige maatschappij enook als uw wreker staat het ontwakende Proletariaat in hetgelid, om de armen en verdrukten tot zich te roepen, vanalle kanten, uit alle werelddeelen, opdat de geldvorsten wordenonttroond en er brood kome voor alle menschen. Ook overuw graf ruischt als een vloekzang over het bestaande en alseen juichkreet voor de toekomst de leuze, waaronder wijstrijden :

RECHT EN BROOD VOOR ALLEN 1

ROTTERDAM, Mei 1896.

Tot zonde gedwongen.Op zekeren dag kwam een oud man met een zenuwachtig

ziekelijk uiterlijk aan ons bureau. Het was de heer van M.uit de EE. straat. Bleek en ontdaan kwam hij mij zijn noodklagen. Een bericht, getiteld Dood . . . . in ons blad „de Baan-breker", had hem de kroon van het hoofd gerukt, zeide hij.Dat bericht luidde:

Dood ....

De hedendaagsche industrie kent geen medelijden. Een band tusschenpatroon en werkman bestaat niet. De konkurrentie vernietigt alle zachtgevoel. Zelfs de gegoede patroon maakt arbeiders ongelukkig, door henwerkeloos te maken of hun loon te verlagen, tot zij er niet van kunnenbestaan. Geloovigen of ongeloovigen, allen bijna zijn gelijk. Het woord„Christelijk" bestaat niet in de fabriek, of is er tot een hoonlach geworden.De industrie is heidensch en alle beschaving of zedelijkheid of geloof wordtdoor de kapitalistische verhoudingen tot niets dan een oppervlakkig vernis.

De slachtoffers dier wreedheid zijn niet te tellen. Velen vallen onbe-merkt uit de rijen der werkende slaven. En hij, die van hun arbeidsproduktrijk werd, oogst lof, als hij „iets aan de nabestaanden doet" .... Maarde gevallene is vroegtijdig gestorven, (vermoord I) in zijn dienst. Mammonvreet menschen ! Geloovigen van allerlei slag dienen hem meerder dan hunnenIdeaal-God. Voor den laatste bidden, voor den eersten werken zij. Denlaatste dienen zij in de kerk, den eerste in de wereld.

Een hunner, de sigarenfabrikant H. P. v. M. in de E straat, hadeen knecht, die 16 jaar lang bij hem had gewerkt en f 5 per week voorzijn vrouw en 2 kinderen verdiende. V66r 5 weken scheepte hij dien manof met f 2.5o per week en de boodschap, dat hij 's middags wel een paaruur voor zich zelf kon sigarenmaken. De ongelukkige moest zich hier inschikken en maakte nu f 3.50 per week. Het greep hem echter z66 aan,dat hij ras in 't ziekenhuis belandde en daar stied ....

Naar Van M. mij mededeelde, is hij zelf arm. Hij is voortwee jaar failliet geweest ; was voor duizenden afgezet doorzijne debiteuren ; trachtte zoo goed mogelijk voor anderen tezijn ; was zelfs te goed; werkte al vijftig jaren hard voor zijnbrood, vroeger als sigarenmaken bij een fabrikant, de laatste25 jaren voor zichzelf ; vroeger met 20, thans met 4 knechtsen zijn vrouw stond altijd achter de toonbank. Onder zorgenging hij gebukt ; hij gaf geen cent onnut uit evenmin alszijne vrouw; en toch bleef hij arm. Snikkende en schreiendedeelde de oude man mij dat alles mede, zoodat ik tot in

3 2

het diepst der ziel bewogen werd. . . . En nu hadden ermenschen voor zijn deur gestaan en die hadden, toen hij inzijn winkel kwam, geroepen „Daar is die schurk !" 0, datkon hij niet verdragen, hij die altijd had gedaan, wat hij kondoen. Waarom waren we niet eerst bij hem gekomen, voordatwe dat bericht plaatsten . hij zou ons gaarne te woord hebbengestaan. . .. En op deze wijze klaagde deze grijsaard met zijnkommerlijk uitzicht mij zijn nood.

1k liet hem eerst uitspreken, nam toen De Baanbreker vande vorige week ter hand, potlood en papier, en gingen eenvoor een alle punten van het bericht na. Van elk punt vroegik, of het al dan niet waar was. En van elk punt moest deheer Van M. erkennen, dat het geheel volgens de waarheid was.

„Maar dat hij van dien dood de schuld kreeg ; dat hij alsonmensch was voorgesteld, dat was grievend voor hem ! Diewerkman toch was 58 jaar oud en ziekelijk, had last vanwaterzucht, kon niet genoeg meer werken. Dat hij die i6 jaarlang voor zich en zijn gezin niet meer dan f 5.— per weekhad verdiend, kwam, omdat hij niet vlug werken kon. Hij(Van M.) had nog een ander werkman, die 23 jaar bij hemhad gewerkt, die had nog minder dan f 5.— per week ver-diend; maar kon hij (Van M.) dat helpen? die man zat tehijgen en te kuchelen bij het werk en kon onmogelijk meerverdienen."

Hierop nam ik alweer De Baanbreker ter hand en vroegVan M. mij de plaats te wijzen, waar hij voor deze afschu-welijke misstanden werd aansprakelijk gesteld. Zeiden we zelveniet, dat de industrie heidensch, onmenschelijk is? Zeiden wijniet, dat zelfs de g-egoede patroon wordt gedwongen, aan deuitzuigerij mede te doen ? Gaven wij zelve niet de schuld aanhet kapitalistische stelsel, dat zulke gebeurtenissen als dezesombere dood van den 58-jarigen loonslaaf, noodzakelijk maakt ?

Wezen wij er zelve niet op, dat alle lessen van geloof enzedelijkheid te niet warden gedaan door het verfoeilijke stelsel,waaronder wij Leven ?

Dat moest Van M. erkennen. En toen ging ik verder, envroeg hem : of hij niet aan dien armen afgebeulden tobberhad verdiend — en dat moest hij toegeven. Niet voor zijnpleizier, om zijn evenmensch te kwellen, dat Beef ik direkttoe, heeft hij die i6 jaren lang dien armen ellendige met15.— van den door hem voortgebrachten arbeid naar huisgestuurd, neen : als ondernemer moest hij dit doen. leder onder-nemer handelt desgelijks. Niet uit mensal!' evendiei d richt men

33

een zaak op, maar om er aan te verdienen. De „vrijekonkurrentie" dwingt iedereen, die een zaak heeft, van zijnwerklieden te halen, wat er in zit. Wie de geboden vanChristelijkheid en menschelijkheid stipt zou willen opvolgen,zou te gronde gaan.

In dit stelsel zijn wij geboren. Toen Van M. knecht was,is hij door zijn patroon uitgezogen; toen hij patroon gewordenwas, moest hij op zijn beurt weer anderen uitzuigen. Hetgeenhij aldus verdiende was bevlekt geld. Alles, wat er door onder-nemers wordt verdiend, draagt de vlek van broedermoord.

En deze oude man heeft nog nooit het stelsel begrepen, dathem dwong, elken dag loon-diefstal te plegen. Zijn gewetenis niet in opstand gekomen tegen de uitbuiting van armezieke loonslaven. Ja, hij heeft zichzelven misschien nog braafgevonden, omdat als hij die menschen niet in 't werk hield,ze wellicht moeilijk ergens anders zouden terecht kunnenkomen. Dat hij wel zoo goed wilde zijn, van hun arbeid medete leven, dat leek hem misschien zelfs een menschlievendedaad toe.

Totdat het bericht in De Baanbreker hem op eens verschriktdeed wakker worden uit dien droom van geheel zijn leven.Nu op eens ziet hij in, dat de maatschappij hem heeftgedwongen, een heiden te zijn in zijn daden, waar hij eenChristen zich noemde in de leer. Nu op eens werd aan diedoor-en-door slechte maatschappij het schijnheilig maskerafgerukt — en hij ziet haar in al haar afschuwelijkheid. Hijziet daarbij zich zelven als gedwongen menschenbeul....

Van M. is oud. Men ziet het hem aan, dat hij veel zorgenheeft gehad. Als hij zijn leven eens overziet, dan zal hijvan veel zorg en verdriet, van weinig opgewekt genot enverheffing kunnen getuigen. Dan zal hij moeten erkennen,dat al de goedhartigheid van zijn gemoed niet heeft kunnenverhinderen, dat hij heeft geleefd van den arbeid van armeafgebeulde slaven. Dit heeft hij nooit bedacht. In onbewustheidis hij zijn pad gegaan door moerassen van zonde — datpad, waarop alle patroons en kapitalisten moeten treden.

En niet als zoovelen is hij daarbij rijk geworden. Neen,anderen, handiger en hardvochtiger dan hij, hebben hem armgemaakt. Geen rustige oude dag wacht hem — ook nu nogzorg en onrust. Ook zijn arbeid is niet met een mensch-zvaardz:q bestaan beloond....

Eens nadert het einde. Maar vOOrdat deze oogen voor goeddicht gaan, hebben zij nog een schrikwekkenden aanblik

3

34

gehad op deze moordmaatschappij, zooals wij ze plotselingvoor hem hebben verlicht met de stralen van het socialisme.En hij is bij dien aanblik ineengekrompen van ontsteltenis. . .

Hem zal dat niet meer kunnen baten, daar zijn krachtenbijna versleten zijn. Maar onder de patroons zijn 66k jongeren,voor wie dit 66k eene openbaring kan zijn. Als hun gewetenthans is ontwaakt, daar zij het diep-onzedelijke van dezemaatschappij hebben ingezien, laten zij dan met ons in heiligeverontwaardiging dat verfoeilijke stelsel bekampen. Dwingtde strijd om het bestaan hen, ook hun aandeel te nemen inde zonden van het heden, laten zij dit goed maken doormede te strijden voor de rechtvaardigheid der toekomst. Latenzij steunen en be vorderen de zaak van het socialisme, welksheldere wateren inoeten komen over dit moeras van ellendeen verdorvenheid, opdat er reinheid zij en menschelijkheidop aarde 1

UTRECHT, Maart 1894.

Een Menschwaardig Bestaan.Algemeen hoort men tegenwoordig den eisch weerklinken

om een menschwaardig bestaan. De rijken hooren het metangst en wrevel, hoe die eisch al luider en luider overalwordt gesteld. Zij weten, dat hun rijkdom juist is ontstaan,door dat zoovele menschen geen menschwaardig bestaanhebben, aan een lagen levensstandaard gewoon zijn en daar-door met een laag loon genoegen nemen. Zij weten dat zij,indien de arbeider een menschwaardig bestaan zal hebben,hem niet meer net overmatigen en te langdurigen arbeidkunnen afbeulen.

Zij weten, dat :in de toenemende werkloosheid zal moetenworden voorzien, zal van een menschwaardig bestaan vooralien sprake zijn. Zij weten 66k, dat dit alles geld kost endat dit geld zullen moeten betalen. En omdat zij hiertoeongenegen zijn, vinden zij dat algemeene geroep om eenmenschwaardig bestaan heel „onfatsoenlijk" en „onordelijk" en„ontevreden." En terwijl zij zelve biefstuk eten, trachten zijde menigte wijs te maken, dat dezen bij droog brood, in slechtewoningen, staande in bekrompen sloppen en stegen, toch een

35

vroolijk en blijmoedig gezicht moeten zetten. Ja, zij trachtenzelfs den rijkdom en den overvloed voor te stellen als eenonheil, door te zeggen, dat er vaak veel meer geleden wordtin de paleizen dan „in de nederige hut, waar tevredenheidwoont." Intusschen blijven zij kalm in hunne paleizen wonen,vermeerderen zij steeds hunne schatten en toonen daardoor, nieterg op het tevreden geluk in de nederige but gesteldte zijn.

De arme werkers echter, die steeds voor anderen deprachtigste stoffen weven, de mooie villa's bouwen, de sierlijketuinen aanleggen, de deftige equipages rijden, de wijnkeldersvullen en het smakelijke zeebanket met gevaar van hunleven vangen — de arme werkers zien at meer en meer in,dat hun leven niet dat van een mensch is. In de fabriek zijnze even goed een deel der machine, als de stang of het rad,dat door de stoommachine wordt voortbewogen. In de donkeremijnen brengen zij den dag door, kruipend als molten doorde ingewanden der aarde. In de bakkerijen worden zij doorheeten en langen nachtarbeid afgebeuld, totdat zij alsgeraamten rondloopen.

En hunne vrouwen, zelfs indien zij niet mede naar defabriek gaan, zien er zoo kommervol uit, worden zoo vroegoud, verliezen zoo spoedig alle natuurlijke levenslust, dat denliefhebbenden echtgenoot van meelijden de tranen soms overde wangen loopen. Hoe kan het ook antlers, waar het juistde vrouw is, die met het lage loon moet zien rond te komen?Hoe nauwkeurig moet alles worden berekend, opdat iederlid des gezins het zijne krijgt en van een dubbeltje elf centwordt gemaakt ! Hoe vaak moet zij niet halve nachten opzitten, om van oude kleeren nieuwe te maken I De onmoge-lijkste goocheltoeren worden soms van haar gevorderd —hoe zou haar gelaat niet vroegtijdig gerimpeld zijn, hoe zouhare levenslust niet snel zijn verwelkt ? 0 die pijnlijke trekop het gelaat van zoovele brave huismoeders — van hoeveellijden en ontbering, van hoeveel kommer spreekt hij niet!

En dit geldt niet alleen voor de vrouwen uit den werk-mansstand. In niet mindere mate gaan de vrouwen vankleine ambtenaartjes, neringdoenden, onderwijzers, klerken,kleine bazen en boeren onder de drukkenste zorgen gebukt.En de mannen, in hun wanhopigen strijd, om nog zoowat» fatsoenlijk" te blijven, gevoelen de broodzorgen meermalennog wel zoo pijnlijk, als de gewone werklieden.

Voor hen alien is de steeds krachtiger aangeheven kreet,dat een menschwaardig bestaan voor alle menschen niet

36

alleen noodzakelijk, maar ook mogelijk is, een blijde bood-schap van verloss.ing uit den dagelijkschen druk van kommeren ellende. Velen zijn thans te zeer versuft in hun Teed, omnog te durven hopen, dat zij er ooit van verlost kunnenworden. Onwillig wenden zij zich nog of van hen, die hundeze blijde boodschap verkondigen.

Maar vele anderen, wier aantal steeds aangroeit, begroetenhaar als een straal van nieuw licht en strekken de armenverlangend uit naar den dageraad dier toekomst, waarin debelofte van een »menschwaardig bestaan voor alien" zal zijnvervuld.

* **Wat is een merschwaardig bestaan?Wij verstaan hieronder een bestaan, waarbij men, bij matigen

arbeid waarvoor men geschikt is, genoeg ontvangt, om in destoffelijke behoeften van zich en de zijnen te voorzien, redelijkkan genieten van wat het leven aangenaam maakt en tijd,lust en gelegenhEid overhoudt, om zich volgens zijn aanlegverder te ontwikkelen.

Kinderen en jonge personen behooren alleen dien arbeidte verrichten, die noodig is om hen te vormen, volgens hunaanleg en geschiktheid, tot nuttige leden der maatschappij.

De eerste voorwaarde is dus wel, dat men genoeg inkomenbezit, om zich voldoend voedsel, kleeding en woning teverschaffen. In het belangrijke werk van Domela Nieuwenhuis»De Normale Arbeidsdag" deelt hij mede, dat bij inkwartieringvan militairen alleen voor voedsel per week 12,80 voor eenpersoon in rekening wordt gebracht, en dat in 1885 elkgevangene den Nederlandschen Staat per week f4,97 kostte.Als men nu aanneemt, dat er aan de levenswijze der gevan-genen zeker niet meer dan het hoog noodige wordt tenkoste gelegd en dat de Maatschappij voor hare »vrijeq burgerstoch minstens ze■Oveel moet over hebben als voor degestraften, krijgen wij de berekening, dat een huisgezin vanman, vrouw en twee kinderen, minstens 4 maal f4,97, dusf 19,88 per week behoorde te verdienen. En als wij de mili-tairen tot maatstaf nemen, zoo behoorde er in elk gezin van4 personen per week minstens 4 maal f 2,80 dus f 11,20

alleen voor voedsel beschikbaar te zijn.Wanneer men bedenkt, dat de meeste arbeiders nog niet

eens de helft vet dienen van hetgeen de Staat aan elkengevangene te koste legt, zoo blijkt het, hoe oneindig ver wij

37

nog van een menschwaardig bestaan voor alien verwijderdzijn. Een inkomen van f 20 per week, en daarbij gelegenheidvoor kosteloos onderwijs, baden, ontspanning en lektuur vanStaats- of gemeentewege, zou in de groote steden voor eenmenschwaardig bestaan bepaald noodig zijn. Een hoofd-voorwaarde is verder een arbeidsdag van niet meer dan 8uur per dag, daar bij langer arbeidsduur te veel van hetlichaam wordt gevorderd. Ook dient er voor gezorgd te worden,dat men in geval van ziekte, invaliditeit en ouderdom rechtheeft op een voldoend pensioen van staatswege, metkostelooze geneeskundige hulp en begraving. Kon dit allesbij de bestaande maatschappeiijke inrichting worden verkregen,zoo zouden de zwaarste en drukkendste stoffelijke zorgenden menschen van de schouders zijn genomen en eerst danzullen zij gaan beseffen, wat )een menschwaardig bestaan"eigenlijk beteekent. Eerst als zij dat hebben verkregen zalzich bij hen dat fiere gevoel van vrijheid en gelijkheidontwikkelen, dat de overheersching van den een door denander buitensluit en hun geest, van de laagste zorgen ontlast,zal vatbaar worden voor de hoogste en reinste genietingen.Zij zullen gaan grijpen naar de gouden vruchten van kunst,wetenschap en poezie, die het leven zoo schoon maken. Zijzullen, als burgers eener waarlijk menscheliike samenleving,in hare inrichting belang gaan stellen en levendig gaan deel-nemen aan alles wat de publieke zaak betreft. Het matigegenot bij matigen arbeid, dat hun deel is, zal hen krachtigeren viugger maken bij het voibrengen hunner taak als werkendeleden der gemeenschap.

Een menschwaardig bestaan kan echter in deze kapitalistischemaatschappij niet worden verkregen. De kapitalisten zuigenteveel van den volksrijkdom op, dan dat er genoeg voor eenmenschwaardig bestaan der arbeiders zou overblijven. Het isde vloek vanhet kapitalisme, dat het op de armoede der werkersis gebouwd. Indien het al mogelijk ware, in deze maatschappijaan alien een bestaan te verschaffen, zooals wij hierbovenschilderden, zoo zou juist dat tengevolge hebben, dat demenschen het bestaande stelsel van geldheerschappij voorde socialistische maatschappij zouden doen plaats maken. Hetkapitalisme eischt rijke meesters en arme knechten; alleen in desocialistische maatschappij werken vrije menschen met en voorelkander, om aan alien een menschwaardig bestaan te verzekeren.

UTRECHT, Mei, t 894.

Wie is de vijand ?„Te wapen 1 Het vaderland is in gevaar 1 De slagorde

geformeerd; de kanonnen geladen ; de vijandelijke scharenweggemaaid als koren door de zeis in den oogsttijd. Maarvooraf zal de veldprediker den zegen afsmeeken over dezenveldslag, opdat de vijand in het zand bijte en zijn bloed metstroomen den grond kleure 1"

De donder van het geschut is verstomd ; het slagveld rooktvan bloed ; nog hoort men het gerochel der stervenden, desmartkreten der gewonden. Duizenden zijn gevallen en deverheugde vorst van het overwinnende yolk heeft zijne gemalingetelegrafeerd, dat de Heere genadiglijk Zijn zegen heeftverleend aan hunne legers. En als de Zondag komt, hoortmen in alle kerken en synagogen van dat land de priestersder .... liefde juichkreten uiten over den nederlaag van denvijand en God danken, dat Hij hunne wapenen heeft . . . .gezegend 1 . . ..

Wat hebben die vermoorde „vijanden" ons gedaan? Waarommoesten zij worden gedood ? En is nu door de behaaldeoverwinning het geluk der menschen bevorderd ? Zijn wijdoor die stroomen bloeds vooruit gekomen op den weg derbeschaving ? Is er door dezen strijd meer brood en welvaartdan vroeger voor de menschen ? Is de nood der armen enellendigen door dezen reusachtigen moord gelenigd?

Neen, de vermoorden waren meestal ontberende proletariers,precies als de moordenaars. Ze hadden elkaar nimmer gezienen de moordenaars zegen misschien niet eens, wie ze doodden,toen ze hun „plicht als vaderlander" vervulden. Bevuild metbloed zijn hunne handen, maar zij weten slechts een zaak endie is: dat het onschuldig bloed is. Het doel van den oorlogwas misschien een stuk grond toe to voegen aan het „vaderland."De „eer" van het yolk eischte dat, zoo had men denongelukkigen voorgehouden. Intusschen hadden de bankiersmooie zaken gemaakt op de Beurs, daar de staatspapierendan weer omhoog, dan weder omlaag gingen al naar gelanghet eene of andere yolk aan de winnende hand was. Nu isdat nieuwe stuk land veroverd; maar de bewoners van het

39

vroegere grondgebied krijgen 't daardoor niet beter en demenschen die op dat nieuwe stuk grond wonen, krijgen heter niet slechter om. De beschaving is niet vooruitgegaan;verwildering en bloeddorst is gekweekt; de bestaande ellendeder werkers is niet gelenigd — maar vorst en veldheerenworden bewierookt, ridderkruisen worden uitgedeeld, Kruppheeft millioenen aan nieuwe kanonnen verdiend, en .... invele, vele huizen heerscht rouw, daar de oorlog ook aande overwinnaars duizende en duizende kostbare levens heeftgekost I Bovendien zijn er vele invalieden gekomen, waarvangij daar straks velen zult zien bedelen langs de straten, omhun verminkt lichaam voor den hongerdood to behoeden.

* **Neen, wij noemen iemand niet onzen vijand, omdat hij in

een ander land woont dan in het onze. De arbeiders vanhet eene land weten, dat die van het andere land ook alevenzoo erg zuchten in ontbering en slavernij als zij. Overalmoet degene die arbeidt, gebrek lijden; overal vindt men deweelde bij de niet-arbeiders. Overal zijn het de rijken enmachtigen, die op hun grand, in hunne fabrieken, met hunnemachines de arbeiders uitzuigen. Overal is het een kleineklasse van bezitters, waarvoor de arbeider moet zwoegen, diedagelijks diefstal pleegt op hetgeen de werkman voortbrengt1

Voor hen de paleizen en lusthoven, voor hen de fijnstebloemen en vruchten, de prachtigste kleeding, de concertenen bals, het hoogste kunstgenot, de bruisende champagne,de mooie vrouwen, alle zinnelijke en geestelijke genietingender aarde. Hun geld is de tooverstaf, waarmede zij de aardevoor zich herscheppen in een lusthof. Maar die tooverstaf isdoor de arbeiders vervaardigd l En al die genietingen, diepaleizen en tuinen, die keur van gerechten en dranken, dieruime zalen voor muziek en dans, die schitterende kleedingder aanzienlijke vrouwen — dat alles is gemaakt door dearbeiders. Ja, de mooie vrouwen die hun edel lichaamverkoopen aan de lusten der rijken ze zijn kinderen derarbeiders. Op de armoede der werkers, op hun leed en ellende,op hun wroeging en wanhoop, zijn en de rijkdom en het genotder bezitters opgehouwd. En tot loon worden zij door dezenveracht I

ZOO is de toestand in ons land, zoo in Duitschland enFrankrijk, zoo in Oostenrijk en Belgie, zoo overall

Maar de verachten der wereld hebben ingezien, dat die

40

toestand moet worden veranderd 1 Ze hebben begrepen, datzij zelve die verandering moeten teweeg brengen. Nietvrijwillig doen de genieters afstand van de voorrechten, diehet hun mogelijk maken, ten koste eener menigte slaven tegenieten. De slaven moeten eerst vrij worden, en om dat teworden, moeten zij eerst vrij willen worden. Zij moeten denstrijd durven en willen aanbinden tegen de heerschers, tegende bezittende klasse. Zij moeten aan deze het middel harermacht willen ontrukken, en dat middel is : het bezit van dengrond, de fabrieken, de machines, de grondstoffen en vanhet geld.

* *Wit is de viand? Slaven van Nederland, zijn het uwe

medeslaven uit een ander land ? Wanneer de buitenlandschekapitalist zijne slaven hierheen zendt, om U het brood uitden mond te stooten, aan wien wij t j dat? Aan den vreemdenarbeider niet ; wel aan den vreemden kapitalist. Maar wie heeftdien vreemden kapitalist in uw land werk gegund ? het was deNederlandsche kapitalist, die bij hem het goedkoopst terecht kon.

Daarvoor moet gij bloeden, arbeider1 zonder dat men ernaar vraagt, of men U daardoor aan den hongerdood prijs geeft.

Wie dus de viand is? Slechts een is het, een die overgeheel de wereld geheel het proletariaat onderdrukt. Het isde kapitalisten-klasse l

Weg met het Kapitalisme!

UTRECHT, Juni, 1894•

Saulus.Toen Stephanus gesteenigd werd, legden de getuigen

hunne kleederen of aan de voeten eens jongelings, genaamdSaulus, die zich verlustigde in den dood van den vromenmartelaar. En in de groote vervolging, die te dien dage tegende gemeente van Jeruzalem plaats vond, was het vooralSaulus, die in de huizen ging, trekkende de mannen envrouwen, die hij overleverde aan de gevangenis. En waarvele Christenen uit de stad vluchtten, begeerde Saulus brieven

4 1

van den hoogepriester naar Damaskus aan de synagogen,om de Christenen die hij daar vond, gebonden te kunnenbrengen naar Jeruzalem.

Maar onderweg, nabij Damaskus, verscheen hem plotselingeen Licht van den hemel. En ter aarde gevallen zijnde, hoordehij een stem, die tot hem zeide : )Saul, Saul, waaromvervolgt gij mij ?" En hij zeide : »Wie zijt gij, Heer." En deHeer zeide : DIk ben Jezus, dien gij vervolgt. Het is u hard,de verzenen tegen de prikkels te slaan

En Saulus, bevende en verbaasd zijnde, zeide : *Heer, watwilt gij, dat ik doen zal ?"

* *

Er zijn in onze dagen nog vele Saulussen, die Jezus enzijne discipelen vervolgen. Want wat ook de kerkdienarenmogen zeggen, de eenige maatschappelijke strooming van dentegenwoordigen tijd, waarin Jezus' leer, vernieuwd en verjongd,het krachtigst is herleefd, is de sociaal-demokratie. Zij hechtaan geen predikatien en kerken ; naar den vorm vraagt zijniet ; wat zij wil, is : de maatschappij zelve vervormen toteen tempel, waarin de liefdeleer door feiten en daden wordtgeleerd.

Wat baten haar de schoone woorden van priesters, die inde kerk over liefde spreken en daarbuiten het kapitalistischeuitbuitings-stelsel mede helpen handhaven ? Wat baten haarde heerlijkste koorgezangen, op orgeltoon gedragen, als in dewerkelijke wereld een helsch gekrijsch om geld en gewin,vermengd met de klachten en pijnkreten der armen, omhooggaat ? Werkelijkheid wil zij en alien schijn, die dienen moetom de waarheid te verbergen, veracht zij. Zij is, door haarstreven naar een op samenwerking en gemeenschapslevengegronde maatschappij, de erfgenaam van Christus en allezoogenaamde Christenen, die aan de rokspanden der rijkenhangen en het bestaande stelsel van loonslavernij willenbeschermen, behooren tot de Farizeers en schriftgeleerden,waartegen Jezus het hardst had te kampen.

Geen wonder, dat alles wat leeft van de ellende, de dom-heid en de slaafsheid der massa, met angst en haat die jongepartij ziet opkomen, die over geheel de wereld den strijdtegen de onderdrukking heeft aanvaard Al wat leven moetvan voorrechten, vreest den strijd om recht van de arbeiders.Al wat groot is door een maatschappelijk stelsel, dat hemin staat stelt, van den arbeid van anderen te leven, gruwt

42

van gene beweging, die wil, dat de vruchten van ons alterarbeid ook aan alien, die arbeiden, ten goede zullen komen.En daarom worden de sociaal-demokraten overal vervolgddoor de rijken en hunne slippedragers on der de priesters, die hetevangelie van Jezus tot een doode letter hebben gernaakt enhet levende liefdebeginsel met alle macht ten voordeele derrijken bekampen.

Over die vervolging klagen wij niet. De kapitalistischeklasse is van nature onze vijand en wij de hare. De strijd,dien wij tegen haar hebben aangebonden, kan met geenverdrag, doch slechts met onze overwinning eindigen. Doorstuk voor stuk de politieke rechten van vereeniging envergadering, het kiesrecht, het recht van onbelemmerdepropaganda te veroveren en die rechten te gebruiken, gevoelenwij ons in staat, langs wettigen en ordelijken weg de massades yolks voor onze ideen te winnen, in fabriek en werk-plaatsen, in den staat en het leger, onzen invloed overwegendte maken. En mocht, wanneer wij zoover zijn gekomen, debezittende klasse dan nog trachten, ons met geweld ten onderte brengen, dan zullen wij ook op dat terrein onze overwinninghandhaven. Wij zijn onoverwinnelijk, omdat de ontwikkelingder industrie, de veranderingen in de wijze van voortbrengenzelve, de vervulling onzer eischen noodzakelijk maken.Daarom voeren wij den strijd met de bezitters met moed enopgewektheid, wetende, dat de arbeidende klasse juist in endoor dien strijd wordt gevormd voor hare groote taak, hetroer der maatschappij in handen te nemen.

* *

Maar er zijn erger Saulussen dan de rijken en hunnebetaalde handlangers. Onze ergste vervolgers zijn de arbeiderszelve. Hoe dikwijls niet hadden wij gelegenheid, die dommevijandschap tegen ons bij de arbeiders op te merken, diemen het best vergelijken kan bij de dolle woede van denstier, als hem een roode doek wordt vertoond I Diezelfdeziellooze, hardnekkige uitdrukking in de oogen, diezelfdedierlijke razernij, diezelfde onberedeneerde drift. En als zijdan ons hebben vervolgd en geschaad, waarbij zij de goed-keuring, de fooitjes of de borreltjes der rijken hebben inontvangst te nemen, keeren zij als dom werkvee terug in hettuig, waarin zij zijn gespannen, mopperend en pruttelendtegen diezelfde meesters, voor wie zij het pas nog zoo dappertegen ons hadden opgenomen.

43

Arme Saulussen waarom vervolgt gij ons ? flebben wij uooit eenig leed gedaan? Is het er ons om te doen, u armeren ongelukkiger te maken ? Weet ge zelfs wel eens, wat wijwillen ? Zou het niet de moeite waard zijn, eens goed teonderzoeken wat ons doel en streven is, opdat gij daarnakondt beoordeelen, of het niet verstandiger van u zou zijn,ons met rust te laten, ja, met ons tot de verbetering vanuw en ons lot mede te werken ?

Want gij hebt toch eenige verbetering in uw lot wel vannoode.

Uw werkduur als gij werk hebt — is veel te lang enmaakt van u een slaaf van den arbeid. zoodat er van eenopgewekt huiselijk leven, van ontwikkeling en ontspanning,weinig terecht komt. Daarbij zijn uwe woningen veel tedompig en te klein, om er behagelijk en genoegelijk in tekunnen wonen. Ook het loon, dat gij verdient, is op verrena niet voldoende voor uwe behoeften, zoodat uwe armevrouw zich het hoofd moet kapot denken en zich inoetafsloven, om u voor de paar centen, die gij thuis brengt, hetnoodige te verschaffen. Daarbij die steeds dreigende werk-loosheid, die u dwingt, de rijken om een aalmoes te bedelen —de wanhoop, die zich van u moet meester maken, als gijdoor ziekte niet bij machte zijt, uw brood te verdienen —de donkere toekomst, als gij oud zijt geworden en u hetarmenhuis aangrijnst.

Dit zijn slechts enkele van de meest opvallende misstanden,waaronder gij gebukt gaat. En dan te moeten weten, datgij het in alle opzichten goed zoudt kunnen hebben, datal die zorgen en ontberingen niet behoefden te bestaan,wanneer slechts datgene, wat de arbeidende kiasse voort-brengt, ook te haren nutte werd aangewend 1 Dan te moetenzien, hoe inplaats daarvan menschen, die er niets voorhebben gedaan, den rijkdom opstapelen, door u voort-gebracht — hoe de grond meer en meer in handen komt vangrootkapitalisten, die uwe armoede gebruiken, om u voorhooge pacht of voor een hongerloon op hun grond te latenploeteren — hoe de fabrieken en andere arbeidsmiddelenmeer en meer worden gedreven door groote maatschappijen,wier aandeelhouders hooge dividenden opstrijken van dendiefstal, in hunne slavenholen aan uw lichaam, aan uwengeest, aan uw geluk, aan uwe menschelijkheid gepleegd !

Het is dus voor u wel eens de moeite waard, armeverstootenen van den rijken disch des 'evens, over uwen

44

ongelukkigen toestand na te denken en te trachten, zoomogelijk daarin eenige verbetering aan te brengen.

En als wij sociaaldemokraten dan tot u komen, om u teleeren, dat gij reeds terstond enkele verbeteringen kuntbekomen, zoowel door het oprichten van vak- en anderevereenigingen, als door het kiesrecht te veroveren en tegebruiken — zoudt gij dan in ons uwe vijanden zien ? Zoudtgij dan uwe meesters, uwe hypotheekhouders en landheeren,uwe uitzuigers van allerlei slag gaan verdedigen tegen ons,dat wil dus zeggen : tegen u zelve ?

Want weet het, gij alien die werkt en lijdt, dat de sociaal-demokratie is: het strijdbare arbeidsleger, dat over geheelEuropa, Amerika en Australia bezig is, de arbeidende klassesterker, gelukkiger en verstandiger te maken — dat zij nietalleen uw toestand reeds thans zooveel mogelijk wil verbeteren,maar het middel heeft gevonden, u totaal te verlossen vanden druk der geldmacht, u tot gelijke in welvaart, ontwikkelingen levensgenot te maken met hen, die thans alleen allebeschaving en genot in pacht hebben 1

Dat doel kan slechts worden bereikt, indien geheel hetyolk recht krijgt op den grond, waarop het woont en werkt;indien de fabrieken enz. niet meer door enkele kapitalisten tehunnen bate kunnen worden geexploiteerd, maar aan den wil ende belangen van ons alien worden dienstbaar gemaakt. Dat zalalleen dan het geval zijn, wanneer den rijken hunne grootelandgoederen, kapitalen, fabrieken enz. worden ontnomen — enomdat zij dit zeer goed weten, trachten zij u tegen ons in hetharnas te jagen en maken zij u wijs, dat wij slechte menschen,geweldmannen, oproermakers en vijanden der arbeiders zijn.

Zoolang gij, die door de geldmacht wordt gedrukt, u tegenons laat gebruiken, zal niet alleen uw vrijmaking in de toe-komst, maar ook de verbetering van uw toestand in hetheden, tot de vrome wenschen blijven behooren. Misschienzal men u, als ge maar heel boos op ons wilt zijn, daarvoormet een kleine fooi beloonen ; maar als men eenmaal heeftbemerkt, dat gij nog dom genoeg waart om ons te vervolgen,zal men u blijven uitzuigen en trappen als tot heden. Alleenvoor een helder denkend yolk heeft de heerschende klasserespekt en het beste bewijs, dat gij uit uwen slaap enuwe onkunde ontwaakt, is: uwe aansluiting bij de sociaal-demokratische arbeiderspartij.

45

Niet van boven komen meer gezichten en stemmen, om ute bekeeren. Niet door een wonder zult gij, arme verstootenen,uit uw armoede en gedruktheid worden gered. Zelfs desociaaldemokratie kan de arbeidende klasse eerst dan redden,wanneer deze zich in groote meerderheid bij haar heeft aan-gesloten.

Door ons te bestrijden, bestrijdt gij dus u zelve. Onzekleinheid is uwe kleinheid, onze zwakheid is de uwe. Demacht der onderdrukte massa tegenover hare onderdrukkerswordt gemeten naar den omvang en de innerlijke krachtder Sociaaldemokratie.

Arme Saulussen van dezen tijd, die toch onze broederenen lotgenooten zijt, waarom vervolgt gij ons — WAAROMVERVOLGT GIJ U ZELVE? . . . .

UTRECHT, Sept. 1896.

Moderne Afgoden.Wie beweert, dat de afgodendienst, die bij onbeschaafde

volkeren bestaat, niet in onze maatschappij wordt aangetroffen,bewijst daarmede, schijn niet van wezen te kunnen onder-scheiden.

Zeker, de monsterachtige zwarte houten mansbeelden metwit rollende oogen en breede roode bekken, zittend op hungekruiste beenen, waarvoor de halve wilde beeft, vindt menbij ons niet. Toch is zelfs de beeldendienst niet afgeschaft —in elke Roomsche kerk wordt voor beelden geknield.

Maar lager dan zulk knielen voor beelden, die dan tochedele personen of hooge begrippen vertegenwoordigen, staathet aangapen van- en buigen voor zoovele levende beelden,hetwelk de meest ontwikkelden, ja ongeloovigen en geleerden,met ernst en deftigheid doen. Wat is de zinsbegoochelendeeerbied voor een „gekroond hoofd" anders, dan afgoden-dienst? Die kreten van bewondering en geestdrift, uit denmond van mannen met baarden en oude vrouwtjes pas nogopgerezen, toen het koninginnetje in den Bosch, Nijmegen,Venlo en Maastricht door de straten reed — wat waren zeanders dan uitingen van afgoderij, waarvoor een verstandig

46

mensch zich moet schamen ? De drukte, die er gemaakt isin Amsterdam, toen de Duitsche keizer daar was, wat eendwaze vereering, en nog wel van een vreemden afgod

Dat velen der priesters van deze afgoden, die het dommeyolk in vereering voorgaan, elkaar onder vier oogen al evenleuk zullen toelachen, als de Romeinsche waarzeggers in huntijd, die elkaar niet zonder lachen konden voorbijgaan, laatzich begrijpen.

* *

Er zijn vele afgoden, waarvoor men wel tempels heeftgebouwd, maar waarvan men geene beelden gesneden heeft.De Mammon toch, voorheen „het gouden verzameltnog steeds de dansende scharen om zich heen. Eenmaaltrachtte Mozes die afgoderij te vernietigen met zijne tiengeboden ; maar dezen hebben niets aan het wezen, alleeniets aan den vorm veranderd. De tien geboden toch zijn degeboden van het privaat bezit, de geloofsbelijdenis van denMammondienst. Eerst aan onzen tijd is het beschoren, dieafgoderij den genadeslag toe te brengen door het socialisme.

De priesters van den Mammon zijn tevens wetgevers enregeerders, en in het dagelijksch leven worden zij — hoeweldikwijls met een vloek op de lippen algemeen geeerd.Zij vragen voor hunnen God menschenoffers: vrouwen enkinderen, maar ook mannen in de kracht van hun leven,worden aan hem gewijd. Een langzame marteldood is de meestgewone vorm, waarin zij worden geofferd. Vooral velezuigelingen beneden het jaar worden door den hongerkuurof het wegdrijven der moeder naar veld of fabriek aan denMammon prijs gegeven.

De Mammon is een sterke god, die straft wie hem haten.Wee, wie hem bekampt ; met oud-testamentischen ijver wordtdeze door de dienaren, ja zelfs door andere slachtoffers vanden God, vervolgd. De honger is het scherpe zwaard, dathem treft, en ontkomt hij hieraan, dan openen Mammonsknechten hem wel de poorten der gevangenis.

Machtige afgoden, maar van lager rang, zijn Vaderlan d,V r ij h e i d en 0 r d e, drie goden, die meest ter bevestigingvan de macht des Mammoms dienen. Aan Vaderland gelooftbijna niemand meer; om er warm voor te kunnen worden,drinkt men zich gewoonlijk eerst een halven roes en dantreden de priesters op voor de menigte, wijnoffers plengendeaan den afgeleefden god. Bovendien zijn er menschen, in hun

47

denken een drietal eeuwen achteraan komende, die ter goedertrouw nog aan dezen afgod gelooven.

V r ij h e i d is een liberale afgod, die zijn besten tijd heeftgehad. Hij is eigenlijk dezelfde als Mammon, maar draagteen anderen naam en dient om hen, die als offers voor dezenbestemd waren, te beletten, zich aan die bestemming teonttrekken.

Bij de hoogepriesters van Mammon is Vrijheid dan ook nogzeer geacht, maar de menigte hoort de ketenen al rammelen,als ze Vrijheid's naam maar verneemt.

Een dergelijke funktie vervult ook 0 r d e, welks doel is,Mammons altaar voor omverwerping door de slachtoffers tebewaren en zijne priesters en dienaren te beschermen tegende aanvallen dergenen, die het spel, dat met hen wordtgedreven, doorzien en er dus een einde aan willen maken.Orde is nog algemeen geacht; de meesten gelooven ernog aan. Als 't met Vrijheid niet meer wil, beginnen deMammondienaren met Orde — men heeft er zelfs nog eenapart kerkje voor gebouwd, waarin een notaris en eenverlegen volksvertegenwoordiger oefeningen houden en naastdezen „Bond van Orde door Hervorming" is een „Oranjebondvan Orde" opgericht, waarmede een jonkheer, dien het hoofddwars op den romp zit, zoodat hij alleen achteruit kanzien, de beschaving denkt te zullen keeren. Toch beginnenvelen reeds in te zien, dat Orde de gevaarlijkste van alleafgoden is, daar hij juist dient, om de schandelijkste wanordete bestendigen, door hen, die de laatste willen doen ophouden,als vijanden van den nog algemeen geliefden afgod voor testellen. Orde's dienaren zetelen in raads- en rechtszalen,kazernes en politiebureaux ; zijne vijanden komen in degevangenis.

* *

Meer afgoden zouden wij kunnen noemen, dingen zonderziel en zin, maar toch algemeen aangebeden. In Siam vereertmen den oli fan t, bij ons by. den Nederlandschen, leeu w.Ook is er een Nederlandsche m a a g d, die echter veel teveel met soldaten heeft verkeerd, om haar naam met rechtte kunnen dragen. De dienst dier Nederlandsche maagd envan den Nederlandschen leeuw doet nog het meest aan diender ouderwetsche afgoden denken, nl. : het,:ombrengen vanmenschen. Het is van belang, deze antieke instellingen eenswat nader te beschouwen.

48

Zooals wij een eigen leeuw en een eigen maagd hebben,houdt by. Duitschland er een adelaar op na en 66k eenvrouw: Germ a n i a, terwijl ook Frankrijk een adelaar heeftmet een vrouw : la Franc e.

Als nu aan Frankrijks nationale afgoden moet geofferdworden, slacht men geen Franschen, neen, men gaat ruilenmet Duitschland, dat ook menschenbloed vraagt voor zijneafgoden.

De Franschen offeren op die wijze Duitschers, en de Duit-schers Franschen, en nu zit de grap hierin : wie de meesteoffers maakt en op wiens grond het meeste bloed zal vloeien. Wieop des anderen grond de grootste slachting aanricht, viertdaarna in zijn eigen kerken dit feit als een roemvolle daaden richt voor de offers monumenten op, waarop hunne namengebeiteld staan

Om dergelijke offeranden mogelijk te maken, worden jaar-lijks millioenen opgebracht en de toekomstige menschenoffersworden z66 gekleed en gedrild, dat de laatste voorstellinggoed gelukt.

Ook gebruikt men hen tusschenbeiden als wachters vanMammon, Vrijheid en Orde,

* *

Ziethier eenige afgoden van onzen tijd : wie „vooruit wilin de wereld" dient ze voor oogen te houden. Reeds in deschool worden de kinders in hun dienst opgeleid, vaak dooronderwijzers, die zelf de afgoderij al hebben vaarwel gezegden haar buiten de school met alle macht bestrijden. In hetdistrikt Leeuwarden mag dit niet meer ; de schoolautoriteitenbleken priesters van Orde te zijn, hebben gedekreteerd datmen niet „weldenkend" is en z'n naam weggooit, als mende afgodstempels wil omverwerpen en de onderwijzers, dieaan dit laatste middellijk of onmiddellijk meedoen, metontslag bedreigd : . . . met Mammons hongerzwaard. Men zietdus, dat de afgoderij toch wankel begint te staan — anderstoch ware zulk een maatregel overbodig.

Het is dan ook een feit, dat de menschen wijzer beginnente worden. Velen grijpt zoo'n onoverwinnelijke afkeer vande ofhcieele afgoderij aan, dat ze in heilige woede ontstokende groote menigte, die al die nonsens met haar levensgeluk,ja met haar gezondheid, haar leven zelfs moet onderhouden,oproepen om er een einde aan te maken. Wie het ongelukheeft, een gestel te hebben, dat z66 door de algemeene

49

afgoderij wordt aangedaan, dien noemt men „opruier" enmen werpt hem in naam van „Orde" in de gevangenis.

* **

Heil U, vervolgden en gevonnisden, ketters van onzentijd ; heil U alien, die verdoemd zijt door de afgodspriesters ;heil U, die versmacht onder de wraak der officieele leugenaars,— gij, die hongert voor uwe overtuiging, die gewond zijt doorde kogels der Ordebewaarders, die den dood hebt gevonden inden harden strijd, heil U, onze broeders, onze voorgangers,onze martelarenl

Over uwe zuchten en tranen, over het slachtveld met uwbloed gedrenkt, gaat de Nieuwe Tijd op. — Akelig misvormden verschrompeld verschijnen de afgoden van heden bij hetlicht van den nieuwen dag; vaal en doodsch staan zij in denuchtere morgenschemering ; het bleek alles waan te zijn —en de menschen zien elkaar onthutst, beschaamd aan, uitgedachten vol domheid en slechtheid tot bewustzijn gekomen,en zij drukken elkaar zwijgend en bevend de hand als broeders,die elkaar heel veel te vergeven hebben, en denken: „G e e nafgoden meer, maar waarheid."

LEEUWARDEN, Jan. 1893.

Ons Strafrecht.De geschiedenis van den Leeuwarder kassier, die een

meisje van 14 jaar voor zijne ziekelijk overdreven lustengebruikte en daarvoor een jaar gevangenisstraf kreeg, is onzenlezers bekend.

In een der socialistische bladen lazen wij het bericht van deneisch, die tegen den schuldige is gedaan, luidende : 3 jarengevangenisstraf. De redaktie liet daarop volgen : „Als hij datnu maar houdt !" —

Voor ons zijn deze woorden weer een bewijs, hoe weinigvele bekende socialisten, zelfs woordvoerders, nog in desocialistische levensbeschouwing zijn doorgedrongen; wantware dit met de redaktie van het bedoelde blad het geval,zij zou den wensch, dat de man toch maar niet minder dan3 jaar mocht krijgen, niet hebben geuit.

4

5o

In de verwachting, dat velen onzer lezers, in heilige ver-ontwaardiging over zooveel vuilheid, misschien dienzelfdenwensch wel zullen hebben uitgesproken, willen wij heton-socialistische en onjuiste daarvan eens trachten aan tetoonen.

Een der eerste Duitsche strafrechtsgeleerden, Berner, gafin 1849 een werk uit „Die Imputationslehre", waarin de (alsmen 't zoo noemen wil) zedelijke grondslag is opgenomen,waarop ook het Nederlandsche strafrecht nog steunt. Dat ishet leerstuk van den v r ij en w i 1, de stelling, dat iedermensch in den regel zijn eigen daden beheerscht, in zichzelf den aandrang en de kracht bezit, iets al dan niet tedoen, en dus zedelijk aansprakelijk is voor zijne daden. Ditleerstuk wordt door Berner zeer onvoldoende bewezen ; hijplaatst het meer als een axioma (onbewijsbare stelling) vooropbij zijne beschouwingen over het recht van den staat, omzijne burgers te bestraffen.

Dat leerstuk van den v r ij en wil heeft sinds dien tijdvolkomen fiasko gemaakt. De geloovigen kunnen een v r ij e nw i 1 der menschen in gemoede niet aannemen tegenoverhun idee van een God, „die de harten leidt als waterbeken".De leer der predestinatie laat evenmin een vrijen wil toe,als die van het determinisme, hetwelk alle daden voorstelt alsnoodwendige schakels in dien keten van oorzaak en gevolg, diede historie der wereld vormt. De natuurwetenschap heeftde hersens der menschen onderzocht, hunne aandoeningenen gedachten ontleed, en is tot de konklusie gekomen, datde mensch een produkt is van allerlei stoffelijke, dierlijkeprocessen en dat van een boven zijn stof verheven en dienbeheerschenden vrijen wil Been sprake kan zijn. Het is vooralLombroso, die uit den lichamelijken bouw van den menschallerlei zedelijke eigenschappen afleidt en heeft aangetoond,dat vele menschen van nature een groote voorbeschiktheidhebben voor zoogenaamde „misdaden."

leder mensch is, met zekerlijke erfelijke eigenschappen,van zijne ouders geboren. Niet als willoos voorwerp kwamhij ter wereld, neen : hij heeft een eigenschap, die, bij goedeoefening, zich tot een meer of min sterken wil zal kunnenontwikkelen. Zijn eigen opvoeding heeft hij niet in de hand ;misschien bederft deze voor goed zijn wilskracht. Maar ookal wordt zijn wil door de opvoeding gestaald, toch is dezeniet o n b e p e r k t, toch kan hij zich niet boven alle licha-melijke aandoeningen verheffen, toch zal die wil kunnen

5 I

bezwijken in den strijd met de natuurlijke hartstochten van denmensch, als deze zich bovenmatig hebben ontwikkeld ; tochzal die wil kunnen worden gebroken en in een bepaalderichting worden geleid door de macht van uiterlijke, socialeomstandigheden. Verder is het mogelijk, dat iemands wilskrachtzeer groot is, maar dat hem het inzicht ontbreekt, omzijn wil op het juiste punt te richten. Wie in een refineomgeving is opgevoed, zal zich met zijn wil tegen hetonreine teweerstellen ; wie in onreine gedachten is opgebracht,daarmede reeds vOOr de jaren des onderscheids is vertrouwdgemaakt, zal zijn wil niet gebruiken om onreine neigingente bestrijden, doch juist om ze te bevredigen en om deverkeerde gevolgen ervan zooveel mogelijk te voorkomen.

Het zijn dus vooral ook de ideeen, het inzicht der menschen,die hun beperkten wil en hunne daden beheerschen. Dieideeen echter, dat inzicht, hangen weer of van de ekonomischegrondslagen der maatschappij, waarin men verkeert. Marxen Engels hebben aangetoond, hoe de wereldbeschouwingder menschen de weerspiegeling is van de heerschendeproduktiewijze.

In een tijd, waarin het privaat bezit heerscht, de partikulierevoortbrengingswijze zich ontwikkelt, het partikulier initiatiefnog groote dingen tot stand brengt, in zulk een tijd gelooftmen aan vrijheid van arbeid, vrijheid van wil, vrije konkurrentie,enz. Zulk een tijd draagt het individualistisch kenmerk op hetvoorhoofd, gelooft aan de oppermacht der persoonlijkheid.

Het leerstuk van den vrijen wil past dan ook uitnemendbij onze kapitalistische bourgeoisie, die in haar roes vanegoisme zich zelve boven de stof verheven waant en desouvereiniteit der menschelijke persoonlijkheid predikt, terwijlzij duizenden persoonlijkheden van uitgebuite arbeiders onderhare voeten vertreedt.

Die arbeiders, voor zoover zij begonnen te denken, zwelgenniet in vreugde, door de „zegeningen van het privaatbezit"opgewekt, maar vergaan van leed tengevolge der steedstoenemende nadeelen van de partikuliere voortbrengingswijze.Zij, door de industrie tot de gemeenschap van lijden vereenigdin de groote fabrieken ; zij, vertrapt en verplet onder hetJuggernautrad van het kapitalisme ; zij deelden niet devergoddelijking van het individu, zij leerden de idee vangemeenschap kennen, in hun werd solidariteit van lijden enstrijden opgewekt ; zij voelen zich als deelen van een grootgeheel: voor hen is de enkele mensch een gering deel van het

52

al, een produkt van allerlei natuurlijke, maatschappelijkeen erfelijke krachten. V r ij en wil kennen zij den menschdus niet toe ; achter elk individu zien zij zijne geschiedenis,zijne omgeving staan ; zij stellen niet meer de personenalleen aansprakelijk voor hunne daden, maar zien in dezeopenbaringen van een vaak onnaspeurlijke verwikkeling vanoorzaken.

Acht de liberale bourgeoisie zich gerechtigd, een menschdie tegen de zeden handelt, daarvoor te s t r a ffe n, hetsocialistische proletariaat zal zich niet als zederechter overzijne medemenschen opwerpen. Treedt volgens het bestaandestrafrecht de staat nog steeds min of meer als zaakwaarnemerder Godheid op, om aanranding van diens wetten te straffen,het socialisme laat geen wrekend rechter toe, sluit elk eigenlijkgezegd „strar-recht buiten en erkent alleen den plicht dergemeenschap, om zich tegen feitelijke aanrandingen vanhare burgers te beveiligen.

De huidige gevangenissen zijn martelplaatsen, wier inrichtingreeds aanduidt, dat zij zijn gebouwd om wraak te nemenop hen, die onmaatschappelijke daden hebben verricht.W r a a k r e c h t is nog steeds het strafrecht der bour-geoisie. Elke misdaad die haar wordt aangedaan, wreekt zijdoor een meestal nog grootere misdaad te plegen op denmisdadiger. Elk socialist, die wat anders is dan een nogonbewuste wraakgierig ontevredene, dient de gevangenis alseen belichaming van de verouderde kapitalistische levens-beschouwing der bourgeoisie te vervloeken ; de grootstemisdadiger, de rijkste millionair zelfs, is nog te goed voorde gevangenis.

Vooral van uit Italie brak zich een nieuwe straftheoriebaan, die het meest te danken heeft aan onzen partijgenootprofessor Ferri, en die de maatschappelijke oorzaken vananti-sociale daden opspoort en wil bestrijden. Wij socialistenwillen ook de misdaad zooveel mogelijk voorkomen, doorde maatschappij op redelijken grondslag te doen rusten,ieder een menschwaardig bestaan te verzekeren, elk deel tedoen nemen aan den maatschappelijken arbeid, de bron derwetenschap voor ieder te openen, de kunst te maken totgemeen goed.

En wie dan nog voor de eerbaarheid, het leven of deveiligheid zijner medeburgers een zoo groot gevaar oplevert,dat hij niet vertrouwd is, vrij rond te loopen, dien zal menwel weten onschadelijk te maken, zonder hem de middel-

53

eeuwsche folteringen der gevangenis te doen ondergaan. Alszieke of krankzinnige zal hij worden behandeld met dieliefde en toegevendheid, die de gezonde, gelukkige menschgevoelt jegens zijne zieke, zwakke, ongelukkige natuurgenooten.

Het heerlijkste werk, dat de geschiedenis kent, zal plaatshebben, wanneer de Menschheid, geestelijk en lichamelijkverlost uit de boeien van het kapitalisme, voor goed deBastille neerhaalt.

UTRECHT, kill, 1 895.

De Verlosser onzer Eeuw.Het is Kerstmis.In alle kerken klinkt het, onder het ruischen der orgel-

toonen, het walmen van den wierook of bij het prevelen dergebeden: „Onze verlosser is geboren! Geboren is 14, die vredezal brengen op aarde en God een welbehag-en zal geven in deinenschen

En woorden van hoop en troost, van verlangen naar dienvoorspelden vrede, van heilige vreugde over de geboortevan den verlosser der menschen, worden van alle kanselsgesproken !

* *

Daarbuiten walmt de rook uit de schoorsteenen derfabrieken. Daar sist de stoom en gilt de fluit langs de ijzerenbanen.

Zwarte gezichten, druipend van zweet, staan onheilspellendbij de gloeiende vuren in de fabrieken en op den lokomotief.Hard is de arbeid en lang duurt hij en slecht wordt hijbetaald. Er druid een juk op den arme, die werken moetzonder tijd over te houden voor ontwikkeling en ontspanning.Rijk wordt zijn meester van zijn arbeid hij weet het — endie gloeiende oven is hem een hel, waarin zijne verbeeldingspoken van haat en wraak ziet rond dansen.

. . . . Vrede op aarde ...En in de achterbuurten zitten op drempels van donkere

krotten armzalig vervallen kindertjes neergehurkt. Onreinheidligt over geheel hun wezen verspreid. Het bloote lijf kijkt

54

blauw door de gaten der lompen heen, die zij dragen. Vaderligt bezopen op bed en moeder staat te kijven daargindsmet de buurvrouwen: alien diep gerimpelde gezichten, zondereen trek van hooger leven, de knokige handen in de heupen,uitschreeuwend hun vuile praat.

. . . . In de menschen een welbehagen . . . .* *

*

Zouden we ooit wel zOOver van de vervulling der kerst-belofte af zijn geweest als tegenwoordig?

Wel stijgt de beschaving, maar zij wordt niet in dienstgesteld van de humaniteit, doch in dienst van het onrecht,van den oorlog, van de kapitaalheerschappij, van de uitbuitingvan millioenen menschen door enkele honderden.

Wel worden er week aan week nieuwe machines uitgevonden,die 's yolks arbeidskracht vermeerderen, de welvaart dermaatschappij verhoogen, den zwaarsten arbeid van de menschenovernemen, en toch: de ellende stijgt, de welvaart neemt af,middenstand en arbeidersklasse gaan te gronde, vrouwen enkinderen worden tot zwaren arbeid gedwongen en werkloosloopen duizenden volwassen mannen in armoede rond . . ..

Die zegeningen der beschaving werden gekocht door denkapitalist; voor hem de voordeelen der machines, voor deniet-bezitters hunne nadeelen . . ..

En niemand ziet een einde aan dien loop van zaken danalleen de socialist, die het luide verkondt : alleen dan zalgeheel de menschheid de vruchten der beschaving plukken,wanneer de machines, de fabrieken, de grond en de anderearbeidsmiddelen niet meer door enkelen kunnen wordenbezeten, maar in bezit en beheer zijn van de maatschappij inhaar geheel.

* **

%De Verlosser is geboren". Kinderlijk geloof aan eenwonderdadige uitredding uit nood en zonde door een boven-natuurlijke macht, buiten den mensch om I Reeds zijn bijna19 eeuwen verloopen en nog doet dat innige verlangen naarverlossing uit de steeds ondragelijker ellende duizenden enduizenden op dezen dag samenstroomen, om voor de zO6-veelste maal te hooren van dien heiligen kerstnacht, toen deengelen het hebben uitgeroepen van uit den donkerblauwensterrenhemel, dat er vrede zou zijn op aarde en een wel-behagen in de menschen I

55

Tot heden hebben de scharen te vergeefs op de vervullingdier belofte gehoopt. Maar intusschen is er, niet van boven,maar van onderen op onder de verdrukten zelve, een bewegingontstaan, die aanwijst dat de verlossing aanstaande is, datde maatschappij zelve bezig is, een grondige verandering teondergaan, die noodzakelijk tengevolge moet hebben, datarmoede en ontbering zullen verdwijnen, algemeene welvaartons deel zal worden, de oorlog tot het verleden zal behooren,dat geweren en kanonnen zullen worden omgesmeed totploegscharen en machines en dat elke nieuwe machine allemenschen vrijer en gelukkiger zal maken.

De socialistische maatschappij is bezig te groeien en dekapitalistische wereld is bezig te sterven aan haar eigenkwalen.

En de verlosser onzer eeuw, die geroepen is, alle hinder-palen uit den weg te ruimen, opdat de tot stand koming dersocialistische maatschappij zoo snel en geleidelijk mogelijkplaats vinde, die verlosser uit stoffelijke en zedelijke ellende,dat is de klasse der ellendigen zelve, dat is het Proletariaat,de arbeidende klasse.

Wie haar oproept om zich aan de vervulling harer taak tewijden ; wie haar duidelijk maakt, dat Been wonder haar reddenkan, doch dat zij haar eigen verlosser moet en kan zijn, diewerkt meer in de richting van het Christendom, dan alleberusting-predikende priesters te samen.

De vervulling der kerstbelofte is 66k allereerst een stoffelijkezaak, kan alleen van een verandering der maatschappelijkeinrichting het gevolg zijn. Tevergeefs zijn, gij geloovigen,uwe zuchten en gebeden, uwe orgelzangen en wierookofferslVan uit de diepten der maatschappij zullen zij opkomen, dielijden ; zij zijn reeds bezig zich te organiseeren in hunneverschillende vereenigingen, die het kapitalisme bestrijden ;zij vormen in vele landen reeds hunne zelfstandige arbeiders-partij, die den politieken strijd voert tegen de klasse derbezittenden ; het eene land reikt de hand aan het andere enzoo vereenigen zich de ontwaakte proletariers tot eene machtigewereldorganisatie en eenmaal zal het internationale proletariaatde kluisters breken, door de onderdrukkers gesmeed, en naden langen zwaren strijd zal het juichend klinken over degeheele wereld„Vrede op aarde, in de menschen een welbehagen!"

UTRECHT, Dec. 1894.

De Tooverleerling.In een werk van den ouden schrijver Lucianus, „de

Leugenaars" geheeten, komt het verhaal voor van een jongenman, die zich had aangesloten bij een toovenaar, om vandezen de tooverkunst te leeren. Van zijn meester had hijdikwijls gezien, hoe deze allerlei levenlooze voorwerpen, alsbezemsteelen en dergelijke, door een tooverspreuk zoodanigwist te bespreken, dat zij armen en beenen kregen als eenmensch en dat werk verrichtten, dat hun werd opgedragen.Zoodra echter de toovenaar een tweede tooverformule sprak,keerden zij weer tot hun vroegere gedaante terug.

Het gelukte den leerling, uit zijns meesters mond de spreukte vernemen, waarmede die levenlooze voorwerpen, in arbeidersveranderd, door den toovenaar in zijn dienst werden gesteld.Eens, terwijl de meester van huis was, wilde de leerling deproef nemen, of ook hij den bezemsteel kon bezweren. Hijhad juist water noodig, daar hem was opgedragen, devloer te reinigen, en gelastte een bezemsteel, onder hetuitspreken der vereischte formule, dit voor hem te halen.Terstond kreeg het ding armen en beenen, nam den emmerop en haalde water aan uit een nabijzijnde bron. Toen hijden emmer in huis geleegd had, vulde hij hem voor de tweede,toen voor de derde maal, enz. De leerling had reeds meerdan genoeg water en riep het ding toe, dat het nu maar weerbezemsteel moest worden, daar anders het geheele huis onderwater zou worden gezet. Hij kende echter niet de tweedetooverspreuk, waardoor alleen de betoovering kon wordenopgeheven. En steeds werd er meer water aangebracht. Inzijne verlegenheid nam hij een bijl, om den bezemsteel intweeen te hakken ; maar toen dit was geschied, liepen debeide halve bezemsteelen met een emmer naar de bron enhet water werd aangevoerd in dubbele hoeveelheid.

Totdat de meester kwam, die de tooverformule uitsprak,waarop de bezemsteel weer in zijn oude gedaante in denhoek ging staan.

57

Aan dit verhaal, door Goethe in zijn „Zauberlehrling"poetisch bewerkt, denken wij vaak, wanneer wij de toenamevan machinale arbeidskracht, de nieuwe uitvindingen op hetgebied der techniek, voor onzen blik zien voorbijgaan. Demenschheid is de tooverleerling, die eenmaal de tooverformuleheeft uitgesproken, waardoor doode voorwerpen, hout enmetaal, tot arbeiders zijn gemaakt, armen en beenen hebbengekregen en in rustelooze beweging werden gebracht. Dekrachten, sluimerende in den schoot der aarde, zijn doorhaar tot haren dienst opgeroepen. En gewillig zijn zijgekomen : de kolen en het water, het gas en de electriciteit,het koper en het ijzer ; en er zijn reusachtige machines enfijne radertjes ontstaan, wier arbeidsvermogen steeds toeneemtmet hun verbeterde inrichting en hunne beweging ontleenenzij aan weer andere machines, die op een wenk van denmensch het geheele doode samenstel eener fabriek met eenkracht doortintelen, die straks alles doet daveren en devormlooze grondstof in waren omzet.

Reeds spoedig, toen de machine in werking was gebrachtbleek het, voor welke ontzaglijke vermeerdering van arbeids-kracht de deur was geopend. In 1760 omstreeks vond Hargreavede spinmachine, de jenny, uit. Deze uitvinding werd gevolgddoor spinning-throstle van Arkwright, die in 1815 eenwerkman in staat stelde, zooveel garen te spinnen, alswaartoe eenige jaren te voren 200 werklieden noodig waren.Welke nieuwe uitvindingen zijn daarop al weer niet gevolgdlEn elke nieuwe uitvinding heeft tengevolge, dat het voort-brengingsvermogen der menschheid toeneemt.

Zoo is nu pas weer in Amerika een machine uitgevonden,met behulp waarvan een werkman driemaal zooveel zal kunnenvoortbrengen, als thans. Het mechanische weefgetouw isdaardoor zoo verbeterd, dat een wever minstens 16 getouwenbedienen en een wekelijksch product van 4700 Meter leverenkan. Dit is de „Northrop Loom", die thans in Amerika zijnerevolutioneerende werkzaamheid begint.

De tegenwoordige weefgetouwen bevatten slechts een spoel.Zoodra deze is afgeloopen, moet de weefstoel stil gezet, hetscheepje eruit genomen, een nieuwe spoel ingebracht en eennieuwe draad er in gedaan worden. Deze tijdroovende bezig-heid is om de 5 of Jo minuten noodzakelijk. De „NorthropLoom" wordt in eens met 14 spoelen gevuld, legt automatischeen voile spoel op de plaats der ledige in het scheepje enhecht de draad ook zelf aan. Om 14 spoelen te verwerken,

58

heeft de wever nu slechts eenmaal te doen, wat hij volgenshet oude systeem 14 maal te doen heeft.

Bovendien staat de machine van zelf stil, wanneer ditnoodig is. Tegenwoordig moet de wever steeds oppassen, ofer ook een draad breekt of iets in de war geraakt. Past hijdaar niet op, dan vermindert daardoor het produkt, watzich wreekt aan zijn loon. Het nieuwe weefgetouw heeft dusgeen voortdurend toezicht noodig, zoodat in het middaguuren een uur nadat de arbeidsdag is geeindigd, de machine inwerking kan blijven, zonder dat een wever in de fabriek is.Het vakblad der Amerikaansche textielarbeiders „Yarn andCloth" zegt van deze nieuwe vinding : „De Northrop Loomzal de weverij van eenvoudige katoenen stoffen revolutioneeren.Afgezien van het groote getal getouwen die ieder wever onderzijn toezicht heeft, kan ieder wever meer voortbrengen ....Terwijl een wever thans 15 tot 20 weefgetouwen bedient, is hetduidelijk, dat hij er spoedig nog meer zal bedienen, doordienmen hem een jongen of meisje geeft, om de magazijnen metspoelen te vullen."

* **Sedert in 1814 de eerste machinale katoenweverij in

Waltham (Massachussets) werd begonnen, hebben de arbeidersin deze industrie steeds-door meer kunnen voortbrengen,hebben zij met steeds minder kosten steeds meer rijkdommenopgehoopt voor hunne meesters, terwijl zij zelve arm bleven.De kapitaalwaarde der katoenfabrieken in Amerika steegvolgens de „Hamburger Echo" als volgt :

In 1831 bedroeg zij 40 millioen dollars.„ 185o ff If 74 f 1 ff

„ 1860 f 1 „ 98 ff f f

„ 1870 f f ,, 140 f 1 1 1

„ 1880 ,, „ 208 ff If

„ 1890 ft If 354 ff f 1

Al deze toenemende rijkdom bleef feitelijk in handen vandezelfde personen, die bij de vestiging der industrie dearbeidsmiddelen in hun bezit hadden. In 1831 waren er 800

firma's, 188o slechts 756 en in 1890 slechts 904. Het is gebleken,dat op zeer kleine uitzonderingen na voortdurend dezelfdefamilies tot deze firma's hebben behoord.

* **

59

Deze toename van voortbrengingskracht vinden wij inbijna alle takken van arbeid. De natuurkrachten zijn door detooverspreuk ontketend en als een lawine groeit de rijkdomder menschheid aan.

Maar de menschheid is al meer en meer verlegen metdien rijkdom. Zij heeft tijden, dat zij ze niet weet te besteden,dat ze in voile magazijnen bederven, dat er meer is voort-gebracht, dan de menschen kunnen . . . . gebruiken? — neen :dan zij kunnen koopen. Want diezelfde machine, die hetvoortbrengingsvermogen van den arbeider vermeerdert, doetzijn koopkracht, zijn verbruiksvermogen dalen. Zij toch ishet, die de werkloosheid doet toenemen, de vrouwen enkinderen aan het werk zet, de loonen doet dalen. In denzelfden tijd, dat het voortbrengingsvermogen der textielarbeidersminstens is verdubbeld, zijn in sommige streken hunne week-verdiensten tot op de helft verminderd. Krisissen als gevolgvan z.g.n. overproduktie komen zoodoende geregeld voor endaarvan zijn niet alleen honderden op straat gezette arbeiders,doch ook enkele (kleinere) kapitalisten het slachtoffer.

Zoo wast met het voortbrengingsvermogen der mensch-heid haar onrust, de onzekerheid in zaken ; de faillissementender ondernemers, wier weerstandsvermogen niet tegen dieonophoudelijke schokken bestand is; de ellende der werkers,de afkeer van de bestaande instellingen, het verlangen naareen meer geregelde produktiewijze, de ontevredenheid in allelagen der maatschappij. De voortbrengende kracht der maat-schappij is bezig, haar over het hoofd te groeien, zoodat zij ereven verlegen mee is, als de tooverleerling, die wel het eerste,doch niet het tweede tooverwoord kende.

En zoo zal het blijven, ja erger worden, totdat ookde menschheid haar tweede woord zal hebben gesproken,het woord, waardoor het doode metaal wel niet tot zijnouden vorm zal worden teruggebracht, waardoor de opge-roepen natuurkrachten niet weder in hunne sluimeringzullen worden teruggevoerd ; maar waardoor zij bij hunnetoomlooze ontwikkeling weder geheel ander de heerschappijvan den mensch zullen worden gesteld, zoo dat zij aan hetgeluk en de welvaart van alien zullen worden dienstbaargemaakt.

Eerst wanneer niet meer de voortgebrachte rijkdommen tengoede komen aan de bezitters der arbeidsmiddelen ; eerstwanneer deze laatste niet meer aan enkele personen, dochaan de gemeenschap toebehooren ; eerst wanneer de voort-

60

brenging niet meer aan partikulieren wordt overgelaten, dochals maatschappelijk werk wordt geregeld, eerst dan zal demachine voor ons niet meer zijn, wat de behekste bezemsteelwas voor den tooverleerling.

Het woord, dat de kapitalistische betoovering moet doenwijken is :

HET SOCIALISME.

Grootindustrie.De I 9d. eeuw is de eeuw der grootindustrie. De ontwikkeling

van het machinewezen heeft geleid tot de oprichting vankolossale fabrieken, waar met een betrekkelijk klein getalarbeiders een verbazend groote hoeveelheid waren wordtvoortgebracht. Daar voor een persoon de risico van zulk eenereusachtige onderneming te groot zou zijn, is het kapitaalvoor de oprichting er van meestal in aandeelen bijeengebrachten behoort de zaak aan eene maatschappij. In Engelandwaren in 1884 8682 maatschappijen, maar 9 jaren later washun aantal reeds tot 17653 gestegen, die met een kapitaalvan ruim 350.000 millioen gulden werkten I In verscheidenetakken van nijverheid verbinden zulke maatschappijen zichook weer tot reuzenondernemingen, die trust worden ge-noemd. Zoo maken alle suikerfabrieken en suikerraffinaderijender Vereenigde Staten deel uit van de „Amerikaansche Sui-kermaatschappij", die in November al hare raffinaderijensloot, om de regeering te dwingen, haar met hooge invoer-rechten te beschermen, tengevolge waarvan 50.000 arbeidersop straat werden gezet. Z66 zijn alle diamantmijnen aande Kaap in handen van eene wereldtrust, de „De BeersCompany", die het alleen in de macht heeft, zooveel ruwediamant aan de markt te brengen als zij wenscht. Van haarhangt het af, hoeveel arbeiders in dat vak werk zullenhebben ; door in enkele mijnen voorloopig niet te latenwerken (om daardoor den prijs op te drijven) heeft zijduizenden werklieden broodeloos gemaakt.

Bekend is ook de groote petroleumtrust „Standard Oil

61

Company", die bijna alle Amerikaansche maatschappijen aanzich heeft onderworpen en daardoor 9/10 der Amerikaanschepetroleum-voortbrengst in handen heeft gekregen. Haareenige konkurrent in Europa en Azie is een andere grootemaatschappij, die van Nobel en Rothschild.

Om elkaar niet dood te konkurreeren, wat alleen hetpubliek ten goede zou komen, hebben beide trusts onlangs be-paald, dat de Amerikaansche de wereld zullen voorzien van 70pCt. en de Russische van 3o pCt. van de noodige petroleum.

Op allerlei gebied zien wij die samentrekking der industrie.Zoo zijn er in Engeland niet meer dan 7 distilleerderijen enin ons land zijn b.v. de Schiedamsche branderijen door dekonkurrentie met Van Marken en andere groote fabriekenreeds grootendeels vernietigd.

In het Noorden van Frankrijk en het Westen van Duitsch-land vereenigden zich de paar laatste jaren verschillendeijzermaatschappijen tot trusts. Dikwijls worden bij zulk eenevereeniging enkele fabrieken afgebroken en nieuwe machinerienaangekocht, om minder levende arbeidskracht noodig tehebben. Bovendien is zulk eene samensmelting voor dearbeiders nadeelig, omdat zij daardoor van een oppermachtigenpatroon afhankelijk worden en, hebben zij het bij dezenverbruid, geen ander heenkomen hebben.

Zal die samentrekking der industrie zoo doorgaan? Zal degrootindustrie steeds meer veld winnen, tot nadeel van hetkleinbedrijf en van den arbeider ?

Ja ; het is absoluut zeker, dat deze beweging zoo verderzal doorgaan. Zij is een gevolg van de partikuliere produktie-wijze, d. w. z.: van het feit, dat fabrieken enz. door en voorpartikuliere bezitters worden gedreven.

Tusschen de verschillende private ondernemingen, die aldusworden opgericht om winst te maken, breekt eerst een fellekonkurrentiestrijd uit. Daarin gaan de zwakste ondernemerste niet, waarbij allerlei toevallige omstandigheden den door-slag geven. De overblijvenden sluiten vrede, met het doel,om tot hun gezamenlijk profijt hunne waren door het publiekzoo duur mogelijk te laten betalen.

Dat de grootindustrie toeneemt blijkt uit allerlei feiten. Dekonkurrentie zelve is het, die de groote fabrikanten dwingtte trachten, aan hare noodlottige gevolgen te ontkomen.

Zoo werd er op een internationaal kongres van papier-fabrikanten verleden jaar een »Internationale Bond van papier-fabrikanten" gesticht met het doel om de overproduktie te

62

beperken. Als ieder ondernemer er maar op los pioduceert,raakt de markt overvoerd, wat alien ten nadeele verstrekt;het eenige middel om daaraan te ontkomen, is : samen deproduktie te regelen. Dus: geen vrije konkurrentie meer, maaropheffing daarvan en gemeenschappelijke regeling der voort-brengst, naarmate van de behoefte. Hetzelfde wat de socialistenwillen, met dit verschil, dat in de socialistische maatschappijniet enkele kapitalisten voor h u n voordeel zullen bepalen,hoeveel er van een bepaald artikel zal worden voortgebracht,maar dat dit zal geschieden door de maatschappij zelve , opgrond der onderzoekingen en berekeningen van hare statisti-sche bureaux en ten profijt van alle

De groot-industrie beperkt zich niet meer tot Europa ende Vereenigde Staten van Amerika. Ook in Zuid-Amerikatreedt zij op. Zoo bestaat in Chili het syndicaat North, datalle nitraatmijnen in Chili exploiteert. Toen in Columbia ooknitraatmijnen werden ontdekt, wier inhoud wel op 7 millioentonnen werd geschat, besloot het Chiliaansche syndicaat een-Voudig, ter vermijding van konkurrentie, deze aan te koopen.

Ook Rusland wordt meer en meer in de kapitalistischegroot-industrie ingelijfd In 1870 brachten de Russische mijnen260.750 ton anthracytkolen voort, in 1885 was de voortbrengsttot 1.915.000 ton gestegen en in 1893 bedroeg zij reeds3.824.000 ton.

Ook in Azie nemen de groote ondernemingen steeds toe.De Deli-tabakmaatschappij, oorspronkelijk met slechts f 300.000kapitaal opgericht, telt nu reeds ettelijke millioenen en haredividenten bedroegen in de laatste 24 jaren gemiddeld 58procent, terwijI een reservekapitaal van 4 millioen is opge-spaard. Is dit eene onderneming van Europeanen , in Japanheeft zich de inlandsche kapitalist op de nijverheid toegelegden ook daarin den Europeaan nagebootst. De japansche Staatis voorgegaan met het oprichten van fabrieken van wollenstoffen, die daarop aan maatschappijen in exploitatie zijngegeven, precies als bij ons de spoorwegen. Eene fabriek, diete Kanegafuchi, heeft niet minder dan 2100 arbeiders en 3700vrouwen aan het werk in twee ploegen, dag- en nachtploeg,met een rusttijd van 4o minuten in de 12 uren. In de 35weverijen van Japan werken zelfs kinderen van 8 en 9 jaar,slechts 573o mannen en 16.879 vrouwen. Het groot-kapitalismein al zijne verschrikkelijkheid !

De sociaal-demokraat neemt de teekenen der maatschappe-lijke ontwikkeling waar, onderzoekt hare wetten, maakt daaruit

63

zijne gevolgtrekkingen en vormt zich zoo een beeld van dewordende nieuwe maatschappij.

Hij ziet in de toeneming der grootindustrie het bewijs, dathet kapitalistisch stelsel bezig is, uiteen te spatten. De over-macht van de kapitalisten groeit tegelijk met het legerdergenen, die door hen onteigend, vernietigd, werkloos enbroodeloos gemaakt zijn. Is eene tak van nijverheid eenmaalin handen van eene maatschappij, dan kan deze de geheelewereld eene belasting opleggen, door hooge prijzen voor harewaren te bedingen. Een dergelijke tyrannie is onbestaanbaar,zelfs de meest verstokte behoudsman zal die niet willen ver-d ragen.

Tegelijk is echter de arbeid in die industrie zoo ingericht,dat het gemakkelijk is voor de Gemeenschap, haar in beheerover te nemen. Men heeft in den aanvang slechts de paarkapitalisten naar huis te sturen, die gewoon zijn, de profijtenjaarlijks op te strijken en gekozen vertegenwoordigers desyolks het voorloopig beheer op te dragen.

De toenemende ontwikkeling der grootindustrie maakt dushet kapitalisme on m ogel ij k, het socialisme noodzakel ij ken mogel ij k. Wat wij wenschen is geen droombeeld meer,geen utopie, maar de b e w us te verwezenlijking van datgene,waarnaar zich de geheele maatschappelijke ontwikkelingon be w ust beweegt. 1895.

De Strijd om den Arbeidsdag.

In de laatste helft der 17 e eeuw verscheen een geschriftvan een beroemd Engelsch staathuishoudkundige, WilliamPetty, waarin deze o. a. mededeelt, dat de Engelsch arbeidersdaags 10 uren werkten en wekelijks 20 maaltijden gebruikten,nl. 3 op werkdagen en 2 op Zondagen. Uit andere werkenvan dien tijd en later vernemen wij, dat de Engelschearbeiders over het algemeen niet meer dan 4 dagen perweek werkten. Net loon, dat zij in 4 dagen verdienden,was toereikend, om hen eene geheele week met hun gezinte onderhouden. Marx zegt : „Nog gedurende het grootstedeel del 18de eeuw tot het tijdperk der grootindustrie washet kapitaal in Engeland er niet in geslaagd, door betaling

64

van de wekelijksche waarde der arbeidskracht zich gedurendede geheele week van den arbeider meester te maken. Hetfeit, dat zij een geheele week met het loon voor 4 dagenkonden leven, was voor de arbeiders geen voldoende reden,ook de andere twee dagen voor den kapitalist te arbeiden."

De gewone arbeidstijd was toen van dien aard, dat eenschrijver, die tot schrik van de luiaards een „ideaalwerkhuis"wilde oprichten, den arbeidstijd in dat huffs op 12 urenwilde bepalen.

In onzen tijd heeft het kapitaal op zich zelf zulk eeneekonomische macht, dat het zich het best bevindt bij eentoestand van „volkomen vrijheid", waarbij de staat nietingrijpt in de verhouding tusschen werkgever en arbeider.De noodzakelijkheid om van arbeid te leven; de steedstoenemende konkurrentie tusschen de arbeiders ; de ver-mindering van arbeidsgelegenheden, maken, buiten alle wettenom, de arbeidersklasse van de bezitters der arbeidsmiddelenafhankelijk. De wet heeft slechts den eigendom der be-zitters te beschermen ; het overige volgt dan wel van zelf.

ZOO was het echter niet in de vier a vijf eeuwen, die aan der9de eeuw, de eeuw der machinale grootindustrie, zijn voor-afgegaan. Toen was de ekonomische macht der kapitalistennog niet voldoende, om de arbeiders geheel naar hun zinte dwingen. Toen hadden, op hun beurt, de arbeiders maarliefst, dat de Staat niet tusschenbeide kwam in den strijdvan arbeid tegen kapitaal. Toen waren het juist de kapita-listen, die de hulp van de wetgeving tegen de arbeidersinriepen, hunne ekonomische macht met hunne politiekeaanvulden.

Trachten tegenwoordig de arbeiders — van ekonomischemacht steeds meer ontbloot — zich van de staatsmachtmeester te maken, om daardoor den arbeidsdag verkort tekrijgen — toen waren het de werkgevers, die de vorstenen autoriteiten wisten te bewegen tot het uitvaardigen vanstatuten en plakkaten, waarbij de arbeidsduur werd verlengd.In een Engelsch statuut van 1496 werd de arbeidsdag op11 1/2 uur bepaald, buiten de schafttijden. In de praktijkkwam er weinig van die bepalingen terecht.

In Duitschland enz. liep de strijd der werkgevers voor-namelijk tegen den „blauwen Maandag" ; ja, zij wilden ookgaarne beslag leggen op den Zondag, zoodat reeds tegen heteinde der 1 se eeuw voorbeelden van Zondagsarbeid voorkomen.

De positie der arbeiders was toen betrekkelijk gunstig,

65

omdat het handwerk (toen de eenige vorm van produktie)bijna alleen berustte op de handigheid en bekwaamheid derwerkers, die slechts in een langen leertijd konden wordenverworven. Geen reserveleger van werkloozen, die in tijdenvan werkstaking als onderkruipers dienst zouden doen, stondter beschikking der werkgevers. De gezellen-vereenigingen,waartoe ieder gezel verplicht was te behooren, konden in demeeste gevallen den strijd tegen de meesters met succesvoeren.

Vandaar die zucht der meesters, om de werkstaking metbehulp hunner politieke macht — bij de wet — te beletten.Te Dantzig werden in 1385 werkstakende gezellen de oorenafgesneden. In Engeland bestonden dergelijke bepalingen.

In onzen tijd ziet de wetgeving er vrij wat milder uit. Isde heerschende klasse zooveel zachtmoediger geworden ?Neen, de strijd is op ekonomisch gebied overgebracht, waarzij de machtigste is ; zij kan het wel buiten de wetgevingstellen en het is nu juist de arbeidersklasse, wier politiekeinvloed toeneemt met haar verstandelijk inzicht, en diebegrijpt, op politiek terrein met succes te kunnen strijden.

Was in 1730 een werkhuis met 12 uur arbeid per dagnog een „house of terror" (een huis van schrik) na hetbegin der 19de eeuw, onder den invloed der grootindustrie,ontwikkelden zich toestanden, waarbij zulk een werkhuis eenparadijs moest gelijken.

„Elke grens van zede en natuur, ouderdom en geslacht,dag en nacht (zegt Marx) werd vernietigd."

Een strijd der Engelsche arbeiders op politiek terrein washet gevolg van dezen toestand, waarbij het voorkwam, datkinderen van 2 jaar (zegge : twee jaar!) voor den arbeidwerden gebruikt. Twee overwinningen behaalden zij : in 1824veroverden zij het recht van vereeniging en in 1833 kwamde fabriekswet tot stand, waarbij voor de boomwol-, wol-,vlas- en zijde-fabrieken een normale arbeidsdag van half 6's ochtends tot half 9 's avonds werd vastgesteld, met debepaling, dat personen beneden 18 jaren in dien tijd hoogstens12 uur zouden mogen arbeiden. De arbeid van kinderenbeneden 9 jaren werd verboden en die van kinderen van 9tot 13 jaren op hoogstens 8 uur bepaald. Voor volwassenarbeiders werden geene bepalingen gemaakt ; in 1844 werdde wet ook op volwassen vrouwen toepasselijk gemaakt. In1847 werd de 12-urige arbeidsdag der wet van 1833 tot eeno-urigen gemaakt. Hoewel de wet nimmer op volwassen

5

66

mannen van toepassing is verklaard, hebben dezen in debedrijven, waarvoor zij geldt, denzelfden arbeidstijd als debeschermde personen. In 1867 werd zij ook voor kleinerewerkplaatsen geldig verklaard, zoodat zij de geheele industrieomvatte, voorzoover daarin vrouwen en kinderen arbeiden.

In bedrijven, waarin alleen volwassen mannen werkzaamzijn, is de uitbuitingsgeest der fabrikanten niet aan bandengelegd.

Ook in de andere landen van Europa heeft men, onderden indruk der politieke arbeidersbeweging, die onder deverschrikkelijke werking der groot-industrie is ontstaan, metde beperking van den arbeidsduur in het belang der arbeiderseen begin gemaakt. En de gunstige resultaten van denachturendag in Australia, Amerika en verschillende fabriekenin Europa, de invoering daarvan op de Staatswerkplaatsenin Engeland en elders, gevoegd bij den wassenden invloedder arbeidersklasse op de parlementen — dat alles doet onsverwachten, dat de normale arbeidsdag van acht uren,binnen niet al te landen tijd tot werkelijkheid zal worden.

* *De strijd om den arbeidsdag is meer dan een streven naar

gemak, naar rust en ontspanning, naar gezondheid en huiselijkgenot voor den arbeider. Hij is het gewichtigste onderdeelvan dien grooten strijd der arbeidende klasse, die ten doelheeft, haar te verlossen van den druk der bezitters ; hij ishet belangrijkste moment in den klassenstrijd en elke over-winning, in dezen strijd behaald, voert nieuwe scharen vanherleefde en bewust geworden proletariers toe aan hetinternationale arbeidersleger.

De langdurige arbeidsdag houdt de arbeiders om tweeredenen dom en slaafsch en buiten den klassenstrijd. Omdaaraan te kunnen deelnemen, moet de arbeider tijd hebben,om vergaderingen te kunnen bijwonen en bladen en brochureste lezen ; maar hiervoor is niet alleen tijd, doch ook frischheidvan geest noodig.

Overspanning leidt tot afmatting en deze tot kunstmatigeopwinding. Drankmisbruik en lange arbeidsdagen behoorendaarom bij elkaar. En daar een helder hoofd noodig is omde logische klare theorieen van het socialisme in zich tekunnen opnemen, is een lange arbeidsdag onze grootstevijand.

Wij verwachten van een doorgaande verkorting van den

67

arbeidsdag niet alleen meer, doch ook degelifker strijders inonze gelederen.

Afmatting leidt tot behoefte aan kunstmatige opwinding,zeiden wij. Welnu, wij hebben waargenomen, dat vele arbeidersjuist door die behoefte aan opwinding in onze gelederen zijngeraakt. Voor verscheidenen heeft het socialisme den borrelvervangen, precies als dit met het Heilsleger vaak het geval is.

Het gevoelssocialisme, de prediking van haat tegen bepaaldepersonen en autoriteiten, het werken op oogenblikkelijk succes,op de lach- en traanzenuwen — dat alles is voor menignaar overprikkeling snakkend afgebeuld proletarier een hell-zame verkwikking. Sommigen, daardoor in onze beweginggelokt, hebben langzamerhand den beteren kern van hetsocialisme begrepen ; vele anderen zijn, toen de eerste op-winding voorbij was, teleurgesteld weer uit de gelederengegaan ; weer anderen blijven in den halven roes van zenuw-prikkeling leven, nemen telkens zwaardere dosis revolutionnairebombast in en bederven, waar zij hun overdreven beweringenlaten hooren, de beweging.

Op den bodem van de uitputting, die het gevolg is van denlangen werkdag , tiert de kwasi- revolutionnaire opwindinglevendig en wanneer wij dan ook lezen in het verslag vanden arbeidsinspekteur Struve, dat in 1893 in zijne inspektiedoor 3/4 der werklieden nog 12 uren per dag werd gewerkt,dan zien wij daarin een der voornaamste redenen, waaromten onzent zoovele arbeiders of nog koud bleven voor onzenstrijd, of nog hun ooren liever laten hangen naar woordendie op de zenuzuen, dan die op het verstand werken.

* *

Zoo hebben wij op de invoering van den achturigen-arbeidsdag onze hoop gevestigd, ook omdat door verscheidenegeneeskundigen, onlangs nog door een hygienisch kongreste Buda-Pest, is uitgemaakt, dat een langere arbeidsduurin het algemeen schadelijk is.

Wij wenschen een normalen arbeidsdag, omdat alleennormale menschen in staat zullen zijn, den reuzenstrijd tegenhet kapitalisme met verstand, vuur en volharding te voeren.Alle voordeelen die de achturige arbeidsdag overigens mogehebben, zinken voor ons in het niet bij dat eene voordeel,dat hij den arbeider teruggeeft aan zijn klasse, aan denstrijd tot zijne vrijmaking.

En omdat de invoering van den achturendag zonder de

68

politieke aktie der arbeiders niet kan worden verkregen, wekkenwij de arbeiders op, al hunne krachten in te spannen voorde verovering van het kiesrecht. Aansluiting van alle arbeiders-vereenigingen bij de S. D. A. P. is daartoe het meest voorde hand liggend middel.

Van dit standpunt bezien wordt elke daad, hoe geringook, elke stap, hoe klein ook, op het gebied der arbeiders-beweging gedaan, gewijd door het verheven einddoel, waar-naar wij sociaal-demokraten streven, nl. de vrijmaking derarbeiders door hen zelven ; de opheffing van het loonstelsel ;de vernietiging der klassen-verschillen ; de vrije ontwikkeling;de socialistische gemeenschap.

April, 1895

Bekentenissen.De Tweede Kamer heeft in Maart 1895 de motie-Dobbelman

behandeld, die luidde:„De Kamer, van oordeel, dat eene herziening en uitbreiding

van ons tarief van invoerrechten, tot verbetering van dentoestand van landbouw en industrie en in het belang derschatkist dringend wordt geeischt, gaat over tot de ordevan den dag."

De kwestie van het protectionisme, der bescherming vanlandbouw en nijverheid, door het belasten van producten,die van het buitenland worden ingevoerd, werd hiermedein de Tweede Kamer aan de orde gesteld.

Wij willen uit de debatten een en ander mededeelen.Het meest treffen ons dan de luide klachten, door den

heer Dobbelman en zijne vrienden geuit over den treurigentoestand der maatschappij, die volgens hen alleen kan wordenverholpen door . . . . verschillende goederen duurder temaken door ze met invoerrechten te belasten !

Zoo zegt de heer Dobbelman, dat „de totale ondergang"van den landbouw „nog slechts eene kwestie is van eenkorte spanne tijds" . . . . „Men herinnere zich het jaar 1893,toen de aardappelen een zeer overvloedigen oogst gaven,maar niet van de hand konden gedaan worden en honderdenja duizenden H.L. zoo lang bewaard werden, dat ze bedierven,toen bovendien duizenden H.L. aan het vee werden gevoederd,

69

waardoor ze niet veel waarde hadden." — Hij had er bijmoeten voegen, dat duizenden menschen toch nog te armwaren om zich aardappelen aan te schaffen I

Verder: . . . „Slaat men niet met ernstige bezorgdheidden toevloed gade van die scharen arbeiders, die van hetplatte land en de kleine gemeenten naar de groote stedentrekken en daar het getal werkloozen en behoeftigen oponrustbarende wijze doen toenemen?"

De beer 't Hooft zegt: „Het is voor onze graanboeren eenstrijd om niet meer vol te houden. Het geldt voor hen tezijn of niet te zijn." De heer Truijen vindt, dat de ongezondetoestand niet meer door palliatieven (lapmiddelen) is te genezenen acht „den nood gestegen tot een peil dat, zoowel onderpolitiek als sociaal opzicht, zonder ernstig gevaar voor denstoat niet kan overschreden worden. De toestand, waarineen zeer groot deel van het Ned yolk zich bevindt, is treurig,hoogst treurig."

Ook den eigenerfden boeren gaat het, volgens dezen spreker,niet voorspoedig. „Sommigen hunner zijn er nog slechteraan toe, dan vele pachters. En hun schuldenlast neemtvoortdurend toe . . . Door den nood gedrongen, neemt deeigenerfde boer zoolang mogelijk hypotheek. Is het kredietuitgeput, en kan de eigenaar de verschuldigde rente nietmeer voldoen, dan gaat de boerderij over in eigendom bijden kapitalist en de vroegere eigenaar neemt plaats in derij der pachters.

Dat die gevallen niet zeldzaam zijn ; blijkt uit het voort-durend toenemen van het aantal pachters. Van 1881 tot 1892steeg dat van 53500 tot 71100 of met bijna '/3.

Aldus de heer Truijen. Of de heeren den toestand ookkennen1 Of ze het onteigeningsproces ook waarnemen, datdeze kapitalistische maatschappij ten bate van den groot-bezitter op den kleinbezitter toepast! En dan zijn diegrootbezitters tevens zulke voorstanders van behoud van hetprivaat bezit I Dat wil zeggen : van hun eigen privaatbezit; niet van dat der door hen onteigende boeren.

Maar de beer Truijen, als ware hij een sociaaldemokraat,schildert eveneens den ondergang van den middenstand :

»Dat het aantal faillissementen in het vijftienjarig tijdvak1872/1892 van 464 tot of met 140 pCt. toenam, zegt veel.Maar dat dit groot aantal bankroeten bijna geheel voorrekening van den middenstand komt, zegt nog meer.

Niet minder bedenkelijk acht ik het verschijnsel, dat de

70

onafhankelijke middenstand of, zoo men wil, de kleine maarzelfstandige burgerstand, voortdurend afneemt.

Volgens de statistiek van het patentrecht zijn de patent-plichtige ambachtslieden in de laatste jaren met duizendenverminderd, in plaats van, zooals vroeger, in verhouding totden aanwas der bevolking, toe te nemen.

Die duizenden zouden, bij normale toestanden, zelfstandigeburgers zijn geweest, geroepen om weer andere personen inhet vak op te leiden en tot onafhankelijke mannen te vormen.En wat zijn ze nu?

Het zijn afhankelijke loondienaars, misschien reeds opge-nomen, althans zeer zeker aangewezen om plaats te nemenin het steeds wassende leger der proletariers."

Hetzelfde, wat ook wij steeds herhalen. En geldt dieachteruitgang ook voor grootkapitalisten? Men leze verder,wat de heer Truijen er zoo argeloos uitflapt :

„Dus overal achteruitgang en verarming ; overal, behalvebij de bedrijven en ondernemingen, die, door het vereenigdkapitaal gesteund, in 't groot gedreven worden.

Bij deze wordt nog bloei en leven waargenomen.De naamlooze vennootschappen deelden in de tien laatste

jaren 1883-1893 een gemiddeld jaarlijksch dividend uit vanbijna 6 pCt, in de laatste vijf jaren ruim 6 pCt. Dus,behalve het bedrag dat besteed werd tot amortisatie vanhet aanlegkapitaal schoot er nog een winst over, die gelijkstaat met bijna het dubbele van den tegenwoordigen rente-koers."

Ook hier dus precies als bij den landbouwer : de kleinenworden arm en enkele grooten verrijken zich. De slokop :grootkapitaal zuigt alien rijkdom uit het yolk.

Dat men dus datgene, wat den kapitalist in staat stelt,zich den rijkdom toe te eigenen, in handen van het algemeenmoet zien te brengen, opdat de gemeenschap kapitalistworde — dat zal de beer Truijen natuurlijk niet toegeven,hoewel het toch de eenige oplossing is. Neen, hij wil juistde macht der kapitalisten vergrooten, door invoerrechten opte leggen ter betaling door geheel het yolk, die de pachtenvoor den grondeigenaar en de winsten voor den kapitalistverhoogen.

En dat terwijl hij erkent, dat van de „vijf Nederlandschehuisgezinnen een gezin zoo arm is, dat het de openbareliefdadigheid moet inroepen."

Ook de heer Cremer gaf inlichtingen, waaruit blijkt, dat

7 1

bij den treurigen toestand van middenstand en arbeiders-klasse, de grootindustrieelen nog niet te klagen hebben.

Hij spreekt van een papierfabriek te Maastricht, die in 'tjaar ruim f 177.00o winst opleverde. Deze fabriek had 66kmedegeroepen om protectie en zag haar ondergang al tegemoet. Toch bedroeg het dividend, na aftrek van een grootdeel der winst voor andere doeleinden, gedurende 10 jarengemiddeld 6.4 percent.

Van de 5 fabrieken van werktuigen en ijzergieterijen, doornaamlooze vennootschappen gedreven, hebben 4 in de laatste4 jaren 4 tot 8 1/2 pCt. dividend uitgekeerd, terwijl de beet-wortelsuikerfabrieken „mooie dividenden" uitkeerden. Eeneoliefabriek keerde van 5 tot 17 en een gist- en spiritusfabriek(van Van Marken) van 8 tot 3o pCt. dividend uit, hoeweldeze tegen het buitenland heeft te concurreeren, dat dieindustrie heeft beschermd.

Men ziet het: alles stof voor eene socialistische redevoeringaantoonend hoe de strijd om het bestaan niet loopt vanNederland tegen andere landen ; maar van de weinig of nietsbezittenden tegen de veelbezittenden : de klassenstrd!

Volgens de voorstanders van beschermende rechten is deoorzaak aller ellende : dat we geen invoerrechten van granenen andere van het buitenland komende producten heffen.Doen we dat, dan zal er meer werk komen en de arbeidervooral zal er bij profiteeren.

Inmiddels heeft de heer Heldt uitgerekend, dat een „matigrecht," alleen op de granen, zooals de heeren het willen,een gewoon arbeidersgezin per jaar f 35 a f 36 zou kostenaan duurder brood enz.

En de heeren geven zelve toe, dat niet de pachter, maarde grondeigenaar de voordeelen der belasting op den duurin den zak zal steken 1

Wat willen de tegenstanders van beschermende rechtendan doen, om in den onhoudbaren toestand te voorzien ?

De beer Cremer verwacht het meest van . . . , ambachts-onderwijs. En de Minister van Buitenlandsche Zaken deeltmede, dat de Regeering het landbouwonderwijs wil bevorderen.Is het niet, alsof men met een pennemesje een granietrotswil wegkrabben ? „Voorts kan er nog veel geschieden totwegneming van belemmeringen, verbetering van communi-catiemiddelen, tot verbetering van den bodem. Ook kan hetmuntstelsel worden verbeterd" . . . .

Z66 huppelen de heeren over de sociale kwestie heen,

72

over die invretende kwestie, waar 's yolks tranen en bloedmee gemoeid gaan. „Na ons de Zondvloed."

Ja mijne heeren, die Zondvloed kan niet uitblijven 1 Ofhij eerst na u zal komen ? . . . . Wij hopen het niet.

Dit debat, hoe totaal vruchteloos het is geweest, heeft tochgetoond, dat de nood stijgt en dat de bourgeoisie geenmiddel weet, hem te bezweren. Machteloos staat zij tegen-over de schrikwekkende konsekwentien van haar eigen geliefdstelsel. Zij ziet, hoe zich de ekonomische krachten, doorgeene maatschappelijke regeling beheerscht, met elementairgeweld baan breken, als een orkaan verwoestend, wat deeeuwen hadden opgebouwd, en zij weet niets anders te doen,dan een beschut hoekje op te zoeken en daar den tijd metmooie praatjes te verdrijven.

Hoe lang nog?11895

De Regeering en de Werkloosheid.

Wanneer er evenveel notitie werd genomen van het levender arbeiders, als van de veredeling van het paardenras, zoozouden reeds nu van regeeringswege cijfers zijn openbaargemaakt, waaruit zou blijken, dat op dit oogenblik de werk-loosheid schrikbarend groot is. Ons werd medegedeeld, datvan de timmerlieden en schilders te Amsterdam de grootstehelft reeds zonder werk is en van vertrouwbare zijde hoordenwij het getal personen, die aldaar werkloos rondloopen, op20.000 begrooten. Maar men weet niet precies, hoeveelwerkloozen er zijn. Want wel wordt er voor de veredelingvan het paardenras van overheidswege dikwijls geld toegestaan ; maar geene maatregelen worden hier en eldersgenomen, om het kwaad der werkloosheid grondig onder deoogen te zien. Het behoort volgens de heeren regeerdersniet tot de taak der regeering, te weten, hoevele burgersbij gebrek aan werk met hun gezin omkomen in ellende.Jaarlijks worden statistieken gemaakt van het getal paardenen runderen, die aan de markt zijn geweest, maar niemandbekommert zich om de menschen, die van de arbeidsmarktzijn verdrongen en hun arbeid niet kunnen verhuren tervoorziening in hunne behoeften.

73

Aileen in Engeland bestaat een dergelijke statistiek vanden arbeid ; in de overige landen van Europa en vooral bijons, laat zij alles te wenschen over. De Centrale Commissievoor de statistiek, door de regeering benoemd, heeft tekennen gegeven, dat zij voorloopig geen kans ziet, eenstatistiek van de werkloosheid op te maken, niettegenstaandeonze partijgenoot Van Zinderen Bakker, lid dier Commissie,hierop had aangedrongen. De Minister van BinnenlandscheZaken heeft voor ongeveer twee jaar de Commissarissen derKoningin aangeschreven, hem over de werkloosheid in hunneprovincien een rapport uit te brengen ; maar deze heerenhebben te kennen gegeven, dat de werkloosheid plaatselijkeoorzaken had en dus ook plaatselijk moet bestreden worden.Toen de regeering later werd gevraagd, ter bestrijding derwerkloosheid tusschenbeide te treden, verschuilde zij zichachter dit antwoord der Commissarissen der Koningin, omhaar niets doen te verklaren. Doch toen later de Gemeenteraadvan Opsterland werkelijk plaatselijk wilde te werk gaan eneen kleine som had uitgetrokken om door landaankooparbeid te verschaffen — toen lag de bestrijding der werk-loosheid volgens de Regeering weer niet op den weg derGemeente 1

Dus : de Regeering mag er zich niet mee bemoeien, daar't een plaatselijke zaak is ; en de plaatselijke besturen mogen't niet doen, omdat 't niet op hun weg ligt. En overal,waar particulieren de zaak aanvatten, bemerken zij, dat hetkwaad der werkloosheid te groot is, om buiten de hulp vanGemeente, Provincie en Rijk bestreden te worden. Waarheenmoeten dan de werkloozen zich wenden om voorziening inhun benarden toestand ? * *

„Och, het zijn meest slecht-oppassende lui, die door eigenschuld geen werk hebben," wordt er door velen beweerd.Ja, Kater van Patrimonium is eens zoo ver gegaan van tebeweren, dat er onder Patrimoniums leden in Amsterdamgeen werkloozen waren, daar ze zoo godsdienstig waren.Maar hooren wij een onverdacht getuige over het gehalteder werkloozen, nl. den advokaat-generaal Jolles bij hetGerechtshof te Amsterdam met eenige zijner geestverwanten,die in een rapport omtrent de werkloosheid hebben verklaard,„dat het bij zoovelen als axioma (waarheid) g-eldende „eenknap werkman kan alqd werk vinden," ten eenen male metde werkelijkheid in strijd is."

74

De oorzaak der werkloosheid ligt dan ook voornamelijkin den ontwikkelingsgang der maatschappij, die door detoeneming der machines allerlei kleine neringdoenden enarbeiders werk en brood ontneemt. In landbouwstreken wijtmen de werkloosheid voornl. aan de groote grondbezitters,die ver van hun grond wonen en een te hooge pacht trekken,dan dat de pachter in staat zou zijn, veel werk aan dengrond te laten verrichten. Dat de machines den arbeiderwerk en brood ontnemen, behoefele zoo niet te zijn 1Wanneer de arbeider zelf mee deel had aan de machine,zouden nieuwe machines wel zijn werktijd verkorten, maarhem niet broodeloos maken. Men ziet thans, dat de arbeidersdie werk hebben, veel te Lang arbeiden, terwijl anderen in 'tgeheel niet aan den slag kunnen komen. Haddenhad de gemeenschap, het beheer over fabrieken en machines,dan zouden wij den werktijd der afgebeulde arbeiders ver-korten en daardoor aan de werkloozen arbeid kunnen geven.De machines waren dan een zegen voor de werkers, terwijIzij hun thans meestal ten vloek is.

Dat fabrieken, machines, grondstoffen en grond het eigen-dom zijn van enkele personen, zietdaar dus de ware redender werkloosheid. Aileen uit de socialistische maatschappij,waarin alle burgers mede-eigenaren zijn van den grond ende arbeidsmiddelen, zal de vloek der werkloosheid zijn ver-bannen. Totale opheffing der werkloosheid in de bestaandemaatschappij is even onmogelijk, als dat men vijgen zoukunnen lezen van distelen.

* *

Toch zou ook thans bij inspanning van alle krachtendoor wetgeving en regeering tijdelijk veel tot bestrijding derwerkloosheid kunnen worden gedaan. Ontginning van woestegronden, aanleggen, verbreeden en verbetering van stratenen kanalen, opruiming van krotten, bouwen van arbeiders-woningen, zietdaar werkzaamheden ten bate van alien enwaarbij allerlei vakken zijn betrokken. Wanneer men demeeste steden doorwandelt, roept men onwillekeurig uit: „ Wateen werk!" Wat een werk om die pestholen van ongezondheid enonzedelijkheid, die stinkende sloppen en stegen, die duffe krot-ten, op te ruimen ! Wat een werk, om aan de arbeiders ruimeen luchtige woningen te verschaffen 1 Wat een werk, omalien, die thans half in lompen loopen, fatsoenlijk in dekleeren te steken !

75

Maar Burgemeesters en Gemeenteraden lachen u uit, alsge hen hierop wijst. Zij behooren niet tot de klasse, dielast heeft van de werkloosheid. Zij wonen niet in sloppenen stegen 1 Zij struikelen niet over de slechte bestrating inhunne buurt. Zij hebben fatsoenlijke kleeren aan het lijf.Het zijn slechts de arbeiders die aldus lijden. Maar diearbeiders zijn het niet, waarvan de burgemeester en degemeenteraadsleden afhankelijk zijn ; neen alleen met dekiezers hebben zij te rekenen. En die kiezers zijn geen werk-loozen, daar dezen het kiesrecht niet bezitten.

Wanneer de arbeiders het kiesrecht bezitten, kunnen zij deregeeringen en wetgevende lichamen ook van hen afhankelijkmaken. Laten die arbeiders zich dan niet door de heeren opsleeptouw nemen, maar vormen zij hun eigen partij, brengen zijhun eigen mannen in Gemeenteraad en Kamer, dan moetende gekozenen rekening houden met de belangen der armen,op straffe van uit den zetel te worden gewipt. Dan zal detijd komen, waarin het wel op den weg van Regeering enGemeenteraad ligt, de werkloosheid met alle macht tebestrijden. Beperking van arbeidsduur, werkverschaffing vangemeentewege, zal dan niet kunnen uitblijven. De gemeentenzullen den grond aankoopen en laten bewerken, fabriekenbouwen en deze zelve exploiteeren. De gemeente zal danop den duur de grootste werkgever worden, waarnaar deandere werkgevers zich hebben te richten, wat de belooningen den werkduur hunner arbeiders en de prijzen der gocderenbetreft. Al meer en meer zal zoodoende de gemeenschapworden gedrongen op den baan van het socialisme, hetwelkslechts eene werkgeefster toelaat : de maatschappij — eneischt, dat niemand meer in dienst is van enkelen, doch datalien in dienst zijn van alien.

Daarom juist zijn de heeren bezitters zoo totaal ongezind,de werkloosheid met ernst te bestrijden, omdat zij weten,in dat geval tot het socialisme te moeten komen. Hun eigenfabrieken, hun eigen land- en huisverhuurderij, hun eigenstoomboot-, tram-, spoorweg- en andere maatschappijen loopengevaar, wanneer de Gemeenschap fabrieken exploiteert, huizenverhuurt, grond bebouwt, trammen en treinen doet loopen,kortom : zelve zaken drift.

Om de uitzuigerij der rijken in stand te houden, daaromalleen moeten de werkloozen van den bok op den ezel, enten slotte met leege handen naar huis worden gestuurd.

Willen zij, dat dit zoo spoedig mogelijk zal veranderen,

76

zoo dienen zij zich aan te sluiten bij de groote proletariers-beweging, bij de sociaaldemokratische partij. Deze wil aller-eerst den invloed der armen en verdrukten op de wetgevingvergrooten door verovering van het algemeen Kies- en Stem-recht. En is dit veroverd, zoo wil zij, dat de arbeiders hetzullen gebruiken, om in de duffe bourgeois-parlementen engemeenteraden de frissche stem der sociaaldemokratischearbeiderspartij te doen weerklinken, die werk en broodeischt voor die hongeren. Verder wil zij, door verhelderingder begrippen, de arbeiders geschikt maken voor hunnetaak, om eenmaal de weg-suffende bezittende klasse het roeruit handen te nemen, hare goederen te maken tot goederender gemeenschap, landbouw en nijverheid van gemeenschaps-wege te regelen en te besturen, en aan het hoofd te staandier nieuwe maatschappij, waarin

werk en brood is voor alien.1894.

„Weg met de Bloedwet."Elke tijdperk heeft zijn eigen plagen. Voorbij is de tijd,

dat pest en hongersnood nu en dan geheele landstrekenontvolkten en overal dood en verderf verspreidden. Welblijven wij ook thans niet van besmettelijke ziekten verschoond,wel komen ook thans misjaren voor, die de opbrengst vanden landbouw verminderen en duurte der eerste levensmiddelentengevolge hebben ; maar de menschheid heeft wel z6Oveelmacht over de natuur gekregen, dat zij deze natuurlijke plagentot een mimimum kan beperken.

De kwalen van onzen tijd, minder snel maar zekerderwerkend dan die van vroeger eeuwen, dieper invretend inhet leven der massa, Iangzamer maar erger moordend, komenniet uit de natuur, doch uit onze gebrekkige maatschappelijkeinrichting voort. Wij hebben de produktie tot eene hoogtegebracht, dat gebrek iets ongekends behoefde te zijn, alsvoortbrenging en verdeeling van den maatschappelijken rijkdomniet door enkelen, doch door en voor ons alien werden beheerd.

De machines, in 't bezit van de kapitalisten, werpen dezenhun onmetelijken rijkdom toe en slaan de massa des yolksmet werkloosheid, vrouwen- en kinderarbeid, armoede en

77

toenemenden kommer. Daar er geen algemeen maatschappelijklichaam is, dat de produktie regelt naar de behoeften daarde enkele ondernemers, zich regelend naar den bedriegelijkenoogenblikkelijken stand van vraag en aanbod, er maar op losproduceeren — daar de koopkracht der massa vermindertdoor de toeneming der werkloosheid, volgt de eene krisis deandere op met hun nasleep van faillissementen en het opstraat zetten van duizenden werklieden. Daar de strijd omhet bestaan niet slechts gestreden wordt tusschen de personen,maar ook tusschen de volken, die alien in dezelfde mate eenafvoermarkt zoeken voor de produkten hunner industrie enlandbouw, bekampen de volken elkaar, door elkaars waren tebelasten met invoerrechten (handelsoorlog) en staan de „be-schaafde" natien alle van top tot teen gewapend tegenoverelkaar, gereed, om met de nieuwe krijgsmiddelen een reuzen-moord te beginnen.

ZOO zijn de plagen van onzen tijd, de gedrochtelijke mis-geboorten onzer maatschappelijke „Orde" de voortdurendewereldkrisis, werkloosheid, onteigening van den middenstand,ondergang der arbeidende klasse en niet het minst het militairisme.

Sedert de in 1866 door Pruisen ingevoerde veroverings-politiek, is de ontwikkeling van het militarisme in Europakolossaal geweest. De Fransche majoor Molard van denGeneralen staf heeft aan de hand van officieele gegevens devolgende cijfers bekend gemaakt otntrent de grootte derEuropeesche krijgsmacht in oorlogstijd :

In 1869. In 1893.Frankrijk 1.350.000 man, 4.350.000 man.Duitschland 1.700.000 „ 5 000 000Rusland 1,100.000 4.000.000 17

Oostenrijk-Hongarije 750.000 „ 1.960.000 1)

Italie 570.000 „ 2.230.000 )1

Engeland 34.2.000 „ 602.000Spanje 300.000 „ 80o.000Turkije 320.000 „ 1.500.000 „

Zweden en Noorwegen 170.000 „ 510.000 man.Ook in de kleine staten van Europa heeft het militairisme

zich in dezelfde mate ontwikkeld.Belgie bracht zijn krijgsmacht van 95.000 man in 1869, op

258.000 man ; Denemarken de zijne van 45.000 op 91,000;Zwitserland van 150,000 op 489,00o man.

In het jaar 1870 telden de Europeesche legers weinig meerdan 2.000.000, heden tellen zij omstreeks 3 1/2 millioen.

7 8

In 1870 kon Europa in oorlogstijd 7 millioen soldaten opde been brengen, heden meer dan 22 millioen soldaten.

Natuurlijk zijn de kosten voor leger en vloot buitensporigtoegenomen. De uitgaven voor het krijgswezen beloopentegenwoordig 5.000 millioen francs per jaar.

De krijgsmacht van Nederland bestond in 1895 uit 69.000man troepen ; 43.000 man dienende schutterij ; 34.723 manvrijwilligers in Indie en 8.775 man schutterij. Volgens detabel, samengesteld door prof. Camille Flammarion, wordenin de verschillende landen per jaar en per hoofd der bevolkingde volgende sommen voor het militairisme besteed, waarachter wij het bedrag hebben geplaatst, dat voor het onderwijswordt uitgegeven :

Militairisme. Onderwijs.Frankrijk f io.— f 1 .75Engeland 9.30 „ 1.55Nederland „ 8 .95 „ 1.60Saksen ,, 5 95 „0.95Wurtemburg ,, 5.95 „0 95Beieren ,, 5.95 „ 1.30Pruisen „ 5.10 „ 1.25Rusland ,, 5. 10 „ 0,07 1 /2Denemarken ,, 4.40 „2.35Italie ,, 3. 80 „ 0.90Belgie ,, 3.45 „ i.I5Oostenrijk ,, 3.40 „ 0.80Zwitserland „ 2.05 „ 2.I0

Men ziet hieruit, dat alleen in Zwitserland de kosten vanonderwijs die voor militaire doeleinden overtreffen, terwijl deNederlandsche burger per hoofd (zuigelingen, kinderen envrouwen medegerekend) van alle naties op 2 na het meestvoor den oorlog betaalt. En nu zijn de renten der staatsschuld(die voor een groot deel voor militaire doeleinden is aan-gegaan) hierbij niet eens in rekening gebracht. Die staatsschuldbedraagt ongeveer I Ioo millioen gulden, waarvoor het Neder-landsche yolk jaarlijks een rente van circa 3o millioen guldenopbrengen, wat per hoofd der bevolking ruim 6 guldenbedraagt.

De uitgaven voor Marine voor 1896 zijn door den Ministergeraamd op /15.758.026.40 en die voor Oorlog op f2 3.792 . 645,to samen f39.55o.671.4o, dus alweer een paar millioen hoogerdan de begrooting voor 1895 bedroeg. Men weet trouwens,dat de tegenwoordige Regeering zich dit jaar berucht heeft

79

gemaakt, door van de al te gewillige Kamer voor nieuwegeweren 9 millioen en voor nieuwe oorlogschepen 3 millioente eischen.

Genoeg om in te zien, dat het militairisme in geheel Europaals een kanker vreet aan de welvaart des yolks en steedsmeerdere millioenen mannen in de kracht van hun leven uithun gezin en werkkring rukt, om hen voor te bereiden voorde moord op groote schaal, die voortdurend als een dreigendonweer den politieken horizon verduistert.

ZOOver zijn we dus met onze „Christelijke" beschavinggekomen, dat wij alle jaren de keur onzer jongelingen en eenhoog bloedgeld moeten opbrengen voor het monster van denOorlog, evenals in den ouden tijd de Atheners jaarlijks hundaartoe uitverkoren jongelingen en jonkvrouwen offerden aanden Minotaurus, het monster, ontsproten uit de onnatuurlijkeliefde eener vrouw tot een stier, dat door Theseus, Athene'seersten wetgever, is gedood.

Natuurlijk gevoelen de volkeren steeds erger den druk,dien het militairisme uitoefent ! De verarmende burgerij klaagtterecht over de hooge belastingen ; de arbeider, die hetlevende kanonnenvoer moet leveren, klaagt over de bloedwet,die hem zijne zonen ontrooft op een tijd, dat zij mee moetenhelpen verdienen, om ze onder een stelsel van onrechtvaardigetyrannie op te sluiten in de kazerne bij slechten kost envloekende meerderen en kameraden, waarvan een deel doorvenerische ziekten worden aangetast.

En behalve in die kringen, waaraan het militairisme goudenkragen, lintjes, eer, een lui leven, een goed baantje en flinkepensioenen bezorgt , rijst allerwege in ernstige bezorgdheiden toenemend ongeduld de vraag : Waar moet het bij dienwassenden vloed van militaire lasten been, hoe lang zal datnoodlottige spel der grooten met levende menschenpoppennog duren, wanneer zal onze tijd niet meer staan onder hetteeken van den menschenmoord in het groot ? En steedsbeter wordt de kreet begrepen, waarin een mishandeld yolktelken jare bij de loting zijn afkeer van het moordstelsel onzereeuw uit, de kreet : „Weg met de bloedwet !"

Men vatte dien uitroep toch niet zoo op, alsof door afschaffingvan onze militiewet het militairisme zoude te vernietigen zijn.Neen, hoewel de partij der bewuste arbeiders terecht „geenman en geen cent" voor militaire doeleinden toestaat in deParlementen, weet zij zeer goed, dat het militaire stelsel alleenverdwijnt met den oorlog tusschen de volkeren, en dat die

8o

oorlog eerst voor goed zal verdwijnen, als de volkeren nietmeer tegenstrijdige, doch gemeenschappelijke belangen hebben.Bij het bestaande stelsel van konkurrentie tusschen menschenen volkeren is de geheele aarde een slagveld, waarop debrutale macht van het kapitaal, de list en het geweld, dezege wegdragen.

Hoe scherper de konkurrentie wordt, hoe meer behoeftede volkeren hebben, om zich voor den afzet hunner produktennieuwe markten te verschaffen, des te grooter wordt hetgevaar voor oorlogen. De oorlog tusschen Japan en Chinais hiervan en klassiek voorboeld: de strijd liep over het eilandKorea, dat Japan bij zijn toenemende industrie noodig heeftvoor zijn handel en hetwelk aan China is ontrukt. Deonbelemmerde opening van geheel China voor den Japanschenhandel is een der voornaamste gevolgen van dien oorlog.Thans botsen de belangen van alle groote industrielanden derwereld op elkaar in het Oosten, dat, nu het begint te ontwaken,de aangewezen markt is voor de wereldindustrie en nieuweoorlogen met Japan, waarin ook Europeesche rijken zijnbetrokken, kunnen op den duur niet uitblijven. De kar vanhet kapitalisme rolt been over lijken.

Vrede tusschen de menschen is alleen mogelijk, als destrijd om het bestaan niet meer door den een tegen den andermoet worden gestreden, als des eenen dood niet meer desanderen brood is ; doch als alien in dienst van het geheelgemeenschappelijk aan de exploitatie der natuurkrachten deel-nemen. De strijd tusschen de natien zal eerst dan voor eeneinternationale broederschap kunnen plaatsmaken, als elk yolkzooveel mogelijk produceert voor zijne eigen behoeften en deruiling van land tot land geschiedt volgens de besluiten vaneen wereldkongres, dat de internationale productie regelt naarde behoeften der volkeren en naar dezelfde behoeften devoortgebrachte goederen over de verschillende landen verdeelt.Alleen de socialistische wereldproductie kan ons den wereld-vrede geven. Als een moderne Theseus zal het socialistischeproletariaat, de wetgever der nieuwe wereld, den Minotaurusvan den oorlog moeten dooden.

Zoolang dat einddoel, dat wij bewust verlangen en dat degeheele maatschappij onbewust tegemoet gaat, niet is vervuld,zal het militairisme niet geheel verdwijnen. De eisch vanEngels, om den diensttijd der miliciens bij gemeenschappelijkoverleg der natien langzamerhand te verminderen, door deFransche socialisten op hun kongres te Romilly overgenomen;

de eisch, door de geheele sociaaldemokratie gesteld, ominplaats van de staande legers de algemeene volkswapeningte stellen, waarbij (als in Zwitserland) de dienst voornamelijkop school wordt geleerd, zijn overgangsmaatregelen, geldendevoor den tijd, dat de ekonomische en politieke tegenstellingender maatschappij nog beslissingen met geweer en kanonnoodig maken.

Eerst nadat de sociaaldemokratie, de organisatie derarbeidende klasse, de macht der bezitters heeft vernietigd, zalhet oogenblik aanbreken, dat de legers hun laatste werkzullen moeten doen. Dan zal diezelfde propaganda, die vande arbeiders sociaaldemokratische kiezers heeft gemaakt, hunnedoor de bourgeoisie in het leger gepreste zonen en broederenmeerendeels tot sociaaldemokratische soldaten hebben vervormdDe overwinning onzer Partij in de Europeesche parlementengeeft haar de wettelijke formeele macht over schatkist enleger in handen ; de propaganda, die deze overwinning heeftmogelijk gemaakt, zet aan die wettelijke beschikking over hetleger de noodige kracht bij, daar zij de overgroote meerderheidvan het leger reeds vroeger tot vrienden der nieuwe regeeringvan het Proletariaat had gemaakt.

Mocht dan de bourgeoisie, waar zij in de Parlementen isoverwonnen, den politieken strijd op straat willen overbrengen,door, steunende op het leger, met geweld zich tegen debesluiten der nieuwe Regeering te verzetten, zoo zal zij te-vergeefs de arbeid'erszonen in uniform oproepen, om als vroeger,hunne vaders en moeders, broeders en zusters, terwille vanhun alley vijand te bekampen. Dan zal de rebellie der uit-buitende klasse in haar eigen bloed worden gesmoord.

En waar aldus het Proletariaat heeft gezegevierd, daar zalhet, na in eigen land het geweld voor het laatst in den dienstder beschaving te hebben gesteld, zijne overwinnende legersuitzenden naar die landen, waar zijne broeders nog nietkrachtig genoeg waren, de ketens of te schudden, om daarde bourgeoisie van den troon te stooten en den Arbeid deteugels in handen te geven.

Eerst nadat die taak is volbracht, zullen de wapenen kunnenworden omgesmeed tot machines en werktuigen en zal deverloste Menschheid den lichtenden Nieuwen Tijd, den tijdvan beschaving en menschelijkheid, kunnen ingaan.

Oct. 1895.

6

Vrouwenarbeid en Kindersterfte.

Van alle slachtoffers der kapitalistische maatschappij zijnwel de kinderen het meest te beklagen. Zonder weerstands-vermogen, hulpeloos aan hare ontzenuwende en vaak doo-dende invloeden overgeleverd, worden de kinderen derarmen niet alleen geestelijk verschrompeld, daar hun aanlegbijna nimmer tot ontwikkeling komt en velen door hetslechte voorbeeld der omgeving zedelijk worden te grondegericht, maar zelfs hun leven, hun gewone lichamelijketoestand is aan de grootste gevaren onderhevig.

Het is vooral de arbeid der gehuwde vrouwen, die in ditopzicht een verwoestende werking heeft, waarop wij ditmaaleens de aandacht willen vestigen.

Het is een vreeselijke waarheid, dat onze beschaafdemaatschappij vele vrouwen dwingt tot het uitoefenen vaneen beroep, waarbij het wordende kind, reeds voor zijnegeboorte, in den schoot zijner moeder wordt gedood. Invele gevallen sterft het kind voor de geboorte door dearmoede, den overspannen arbeid, den kommer der moeder,zonder dat dit te b e w ij z e n is. Maar er zijn gevallen,waarin de feiten geen twijfel toelaten, of reeds voor degeboorte was het kind vermoord door den dwang, diendeze schandelijk ingerichte maatschappij uitoefende op demoeder, om een arbeid te verrichten, die het leven van haarwordend kind in gevaar moest brengen.

Terwijl in 1871-1887 in Pruisen bij zelfstandige personenhet gemiddeld getal doodgeborenen 38.4 per woo bedroeg,was dit bij arbeidsters 42.75 en bij dienstboden 46.74,terwijl het onder hen, die van de liefdadigheid moestenleven, tot 65.61 per woo klom 1).

Dr. Lux zegt : „De zorg voor het eigen leven, hardevermoeiende arbeid in nauwe, duffe werkplaatsen, in ver-peste fabrieken, op het land, zij dooden reeds het kind in

1) Jahrb. fur amtl. stat. des preuss. staates V, 1383, aangehaald bij Lux,Soc, pol. Handbuch, blz. 125.

83

het moederlijf, of zij verzwakken de moeder zOOzeer, datdan eene te vroege, dan eene misgeboorte plaats heeft.VOOr alles werkt de arbeid aan de naaimachine moordend,het onophoudelijk trappen bewerkt veranderingen in deJigging der baarmoeder, storingen in de menstruatie, onder-lijfskwalen van allerlei aard, die te samen verhinderen, dathet kind voldragen wordt — en de oorzaak voor deze kwalenkomt reeds tot stand in die jaren, waarin het organismeder meisjes zelve nog bezig is, zich te ontwikkelen."

Verschrikkelijk zijn ook de gevaren, waarmede de kwik-zilverindustrie de kinderen reeds in het moederlijf bedreigt.De kwikzilverdampen, waarin de moeder verkeert, makenhaar bizonder voorbeschikt voor miskraam ; de kinderenkomen voor een groot deel reeds half vergiftigd ter wereldof worden het in de eerste maanden van hun leven. „Naarprof. Hirtl sterven gemiddeld 65 procent der kinderen vankwikzilverarbeidsters in het eerste levensjaar" in Pruissen,waar het algemeen gemiddeld is 18,35 proc. voor gehuwdenen 32,87 voor ongehuwden Dat dit een ,openbare kinder-moord" is, die plaats heeft, omdat de honger de moedersin dergelijke fabrieken drijft, wordt door verschillendeschrijvers erkend.

Maar niet alleen in bepaald g e v a a r l ij k e bedrijven isde invloed van den arbeid der moeder op den gezondheids-toestand van het kind noodlottig.

In alle fabrieksstreken openbaart zich die invloed in hethooge sterftecijfer bij kinderen beneden het jaar. In eenjaar, van September 1867 tot September 1868, bestond hetvierde deel der in het fabrieksdistrikt Nottingham over-ledenen uit kinderen beneden het jaar. In het jaar 1874sprak zich de ,General Registrar" over de veel grooteresterfte van kinderen in de fabrieksdistrikten van Oldham,Salford en Leicester dan in Londen, aldus uit : „Het is nietonwaarschijnlijk, dat dit ten deele hierdoor veroorzaakt wordt,dat de moeders zich niet meer om hare kinderen kunnenbekommeren." Verschillende Engelsche geneesheeren be-vestigen dit. Een hunner, dr. Leach, schilderde in 1874 hetverwoeste familie-leven der Oldhamer textiel-arbeiders alsvolgt : „De moeder verlaat heden haar kind, dat misschientwee maanden oud is, om zes uur 's morgens, terwijl hetnog slaapt in zijn bedje. Om acht uur, terwijl zij onbijt,

Zie Schippel, Das Moderne Elend, blz. 62-63.

84

geeft zij het de borst, en stopt het met een of anderonverteerbaar voedsel vol. 's Middags, als zij terugkeert,verhit en afgemat, deugt haar zog niet als voedsel ; hetgevolg is, dat de kinderen dikwijls aan diarrhee lijden, dievaak met krampen verbonden is en den dood veroorzaakt."

Verbod van den arbeid van vrouwen tot 4 weken na debevalling (als in Oostenrijk en thans bij ons) en tot minstenszes weken daarna (als in Duitschland en Zwitserland) mogede moeder verhinderen, zich zelve door arbeid na harebevalling te gronde te richten, ten opzichte van het kind,dat maanden achtereen de moeder noodig heeft, is dezemaatregel geheel onvoldoende.

Dat trouwens voor de vrouwen-zelve in ons land eendergelijk verbod alles behalve overbodig was, bleek in 1887overtuigend voor de Enquete-kommissie.

De direkteur der Kon. fabriek van waskaarsen te Amsterdamverklaarde, dat er vrouwen waren, die twee dagen na debevalling, ja zelfs den volgenden morgen op de fabriekterugkwamen. Hij had gezegd : „g ij z ij t beeste n"; maarze toch niet weggezonden : „cl an hadden ze geen et engehad" 1).

Dr. J. Nijst te Maastricht verklaarde voor dezelfde kommissie,dat de arbeid der moeders een reden is van de grootesterfte onder de kinderen, „die thans de borst niet krijgen,daar de moeders reeds drie weken na de bevalling weeraan het werk moeten zijn. In Maastricht sterven demeeste kinderen beneden den leeftijd van eenjaar en dat is de oorzaak daarvan" 2). Ook pastoorWijnen deelde mede, dat 't gewoonte was, dat de vrouwen14 dagen of uiterlijk 3 weken na de bevalling weer naarde fabriek gaan 3). De kinderen „worden bij de moeder vande vrouw of van den man gebracht, of bij een buurvrouwuitbesteed tegen betaling van 10 cents per dag plus hetvoedsel, dat het kind noodig heeft. Er zijn soms wel vijftot acht kinderen 4) in een kamertje bijeen, wat natuurlijkzeer ongezond en nadeelig is."

Dit doet denken aan wat Jules Simon ons mededeelt inzijn 1867 verschenen werk : „L'ouvrier de huit ans". „Vooralde afwezigheid der moeder," zegt hij 5), is een ongeluk voorhet kind Reeds in de laatste maanden van hare

Enquete, vraag 2309-2313. 2) Vraag 5858. 3) Vraag 601¢-6ot8.4) Men noemt ze „hou-kinderkens". 6) Blz. 106 vgg.

85

zwangerschap benadeelt de moeder het kind, daar zij dengeheelen dag (in de fabriek) blijft opgesloten. Nauwelijks ishet ter wereld gekomen, of zij is verplicht, het aan de zorgeener andere vrouw toe te vertrouwen en haren arbeid weerop te nemen, lang voordat zij is hersteld, met al het gevaardat zijzelve daarbij loopt. Het kind, aldus door de moederverlaten, wordt bij een min besteld, of in een creche(algemeene kinderbewaarplaats) of bij eene bewaarster gebracht.

Het is moeilijk in het algemeen te zeggen, wat het bestis, omdat alles afhangt van personen en ornstandigheden".Als de moeder het uitbesteden van het kind bij eene minkan betalen, „is het gelukkigste, wat haar kan overkomen,dat zij een nette vrouw vindt, die haar zog verdeelt tusschenhaar eigen en haar voedsterkind. Die melk is onvoldoendevoor twee zuigelingen ; het gebeurt zelfs wel, dat eerie mintwee voedsterkinderen aanneemt, waarvan het onvermijdelijkegevolg is, dat er vier personen worden uitgehongerd. Omhaar dunne zog aan te vullen, neemt deze vrouw haar toe-vlucht tot koe- of geitemelk, met veel water vermengd, totkooksels en soepen, die een bijna altijd doodelijke ingewands-ziekte ten gevolge hebben."

Na de bewaring in een creche, waar althans toezichtop de minnen wordt uitgeoefend, doch die wegens gebrekaan steun niet aan de behoeften kunnen voldoen, te hebbenbeschreven, gaat Simon aldus verder : „Vele arbeidstershouden hunne kinderen thuis, de een uit liefde, de andereuit noodzaak : een ouder meisje van 4 of 5 jaar, eenziekelijke grootmoeder waken bij de wieg en bewegen dezemet den voet, om den honger van het kind in slaap tesussen. De moeder geeft het kind drie of vier maal daagsde borst : 's morgens voor zonsopgang, in den schafttijd en's nachts. Daags werken en 's nachts niet slapen, dat isgeen houdbare toestand, noch voor het kind, noch voor demoeder. Wanneer men een dezer ongelukkigen op het etensuurziet wegsluipen en geheel in het zweet onder een stalpoortof op den hoek eerier straat de horst ziet geven aan haarkind, dan weet men niet, of men hare opofferende liefdemoet bewonderen, dan wel hare onvoorzichtigheid moet laken.

Als zij geene moeder, geen dochter, geen zieke zusterheeft om den jonggeborene te bewaken, doet zij dezen bijeene bewaarster, voor een, helaas, zeer billijken prijs. Menmoet zulke bewaarplaatsen zien in de steden, waar geenecreches zijn. Er zijn er, die u doen schrikken wegens hun

86

onzindelijkheid, de stinkende lucht, de afwezigheid van zorgen voedsel Het was voor deze laatste jaren niet zeldzaam,in de graafschappen van het noorden van Engeland bewaar-plaatsen te vinden, waar een oude vrouw in een nauweruimte twaalf of vijftien ellendige zuigelingen hield opgesloten,die bezig waren te sterven onder haar toezicht. Het kwamzelfs voor, dat de bewaarsters opium deden in het drinken,om zich het werk gemakkelijker te maken. Deze gezamenlijkevergiftiging der jonggeborenen maakte deel uit van degewoonten der bevolking."

Het algemeene sterfte-cijfer in Belgie in 1866—'72 was24.3 (op de woo inwoners) en in 1885—'88 gedaald tot20.25. Maar het sterftecijfer van kinderen beneden 1 jaarwas in dienzelfden tijd g e s tegen van 14.8 (per woogeborenen) op 15.9. De reden hiervoor werd gezocht in hetfeit, dat de arbeid van vrouwen in fabrieken in dien tijd istoegenomen.

Het is de Engelsche geneesheer Hugh R. Jones, die dezeopmerking maakt in zijn rapport over „de gevaren en be-scherming van het leven der kinderen", 19 Dec. 1893 uit-gebracht in eene vergadering van de Royal Statistical Society 1).Ook hij komt door vergelijking van de kindersterfte in fabrieks-steden met die in andere steden van Engeland tot de gevolg-trekking, dat deze hooger is, naarmate de vrouwenarbeidgrooter is ; de ziekten, die zich dientengevolge vooral bijhet kind voordoen, zijn stuipen, diarrhee en tering — „oor-zaken, die voor het grootste deel afhankelijk zijn van slechtevoeding en te vroege geboorte.

Het is met deze gegevens voor oogen niet moeilijk na tegaan, hoe in Roubaix de sterfte onder de arbeiders-kinderenin 1867 door Simon kon worden gesteld op 20 tot 22 percent endie te Miihlhausen op meer dan 3o p.Ct. ; hoe dr. Boudetin 1866 in de Academie de Medicine kon mededeelen, datte Lyon de sterfte onder de kinderen der gezeten familiesTo procent en die der wevers 35 procent bedroeg 2) ; hoein Manchester, die beruchte fabrieksstad, in 1878'79 vanalle kinderen onder de 5 jaren 44 procent zijn gestorven,tegen 33 procent in andere Engelsche steden 3) — het is

1) Dit rapport is te vinden in het Journal of The Royal Stat. Society, deelLVII, jaar 1894.

2) Jules Simon, L'ouvrier de huit ans, pag. iii.2) Schippel, t. a. p. blz. 63.

87

voornamelijk de afwezigheid, de fabrieks-arbeid der moeder,die deze kinderlevens heeft vernietigd.

Zóci hebben wij gezien, hoe het kapitalisme, dat de moedersvoor en na de geboorte hunner kinderen in de fabriekendrijft, niet vragend, of gevaarlijke vergiften daar de luchtverpesten, als een ware Herodes huishoudt onder de kinderender proletariers en zelfs de ongeborenen niet verschoont

Deze verschrikkelijke schandvlek op onze beschaving, dezevoortdurende kindermoord, breidt zich uit met de machine,omdat deze den vrouwenarbeid doet toenemen. Beperkingvan den arbeid van zwangere vrouwen kan niet de zuigelingenredden en heeft vaak broodeloosheid ten gevolge in diegevallen, waarin de ondernemer niet verplicht is, aan dethuisblijvende vrouw haar loon uit te keeren. De werkloos-heid, dat spook in het leven van den werkman, was hetsoms, die kinderen redde van den dood ZOO warrelen indeze onhoudbare maatschappij de verschrikkelijkste tegen-strijdigheden door elkander ; waarbij de eene vloek de andereopvolgt en de vooruitgang der beschaving heenrolt over delijken van jong- en ongeborenen.

En terwijl kapitaal-dienende priesters bij dit barbaarscheschouwspel nog blijven prevelen van „liefde" en „barmhar-tigheid" en van broederschap der kinderen van eenen vader,trekken de proletariers hunne macht samen en organiseerenzij hun wereldleger, om de kapitalistische moordenaars hunbeulswerk onmogelijk te maken en de aarde te zuiverenvan het bloed der onschuldige kinderen, door de kapitalistenvermoord.

1896.

De Kunst en het Volk.Een inzender in de „N. Rott. Ct." beklaagde zich eens

over een uitdrukking van Jhr. Six, hoogleeraar aan de Rijks-akademie van Beeldende Kunsten, die had gezegd, dat denatuurlijke behoefte van den mensch aan kunst tegenwoordigzeer weinig bevredigd wordt, behalve ten aanzien van derijksten onder de rijken. Om hieraan tegemoet te komen, om

i) Schippel, t. a. p. blz. 63.

88

de kunst aan het yolk te brengen (bedoeld wordt blijkbaarschilder- en beeldhouwkunst) wist de hoogleeraar slechts eenmiddel en dat was : e en museum.

Dat is weer een van die uitspraken van een officieelgeleerde, waarover een mensch met gezond verstand metverbazing de handen ineenslaat, eene, die hem doet vragen,of dan alleen de officieele wetenschap het recht heeft, inhet openbaar onzin te verkondigen, zonder uitgelachen ofuitgefloten te worden. Eene van die uitdrukkingen, waaruitweer blijkt, hoe onze bourgeoisie, door totaal gebrek aanterreinkennis van het maatschappelijk leven, onbevoegd is,iets voor het yolk te doen, zelfs op een gebied, waarop zijnog het monopolie van kennis en macht bezit.

Het was, meenen wij, de Romeinsche wijsgeer en staatsmanSeneca, die omtrent de kunst deze ware woorden heeftgesproken ; Res severa verum gaudium (ware vreugde is eenmoeielijke zaak). Ware v r e ugde geeft de kunst hem, diehaar kan genieten : de dichtkunst, de muziek, de schilder-,bouw- en beeldhouwkunst, zij alien kunnen de hoogste ver-rukking schenken door den vorm waarin zij, in de rhytmischeklanken der poezie, door de aanschouwelijke voorstelling ophet tooneel, in de wonderbare taal der toonen, in kleurenen lijnen, vormen en beelden, ons weergeven, wat de genieenonder ons hebben aanschouwd en beleefd in die oogenblikken,als hun geest zich plaatste buiten de alledaagsche werkelijk-heid en hunne fantasie een nieuwe wereld schiep,

„Ware vreugde" ; maar slechts voor hem, die de werkendes dichters begrijpt, de muziek meegevoelt, oog heeft voorde melodie der kleuren en vormen. En hoe meer het kunst-gevoel, waarvan zeker in de meeste menschen de aanlegaanwezig is, is ontwikkeld, des te hooger en bewuster zalde vreugde zijn, die ware kunst bij hem opwekt.

De vreugde, die de kunst schenkt, is een dubbele. Dekunstenaar zelf, door scheppingsdrang aangegrepen, vindtzijne vreugde in en door het scheppen zijner kunstwerken.En tegenover die vreugde van het geven, staat, bij hetpubliek, de vreugde van het ontvangen.

„Een moeielijke zaak", zegt Seneca terecht, is die warevreugde. Hoeveel oefening, studie, ondervonden leed heeftniet de kunstenaar achter den rug, voordat zijn werk zoo vol-maakt is, dat het hem ware vreugde kan schenken ? Wiekennis heeft genomen van de jongste onderzoekingen omtrenthet wezen van het genie, die weet, dat de hoogste kunste-

89

naars, zij die de nieuwe banen hebben ingeslagen, de onsterfe-lijken, menschen zijn wier arbeid onze eerbiedige bewon-dering, doch wier persoon dikwijls ons innig medelijden verdient.Die groote gaven van fantasie, hun zienersblik, hun voelingmet een hoogere wereld dan de voor ons zichtbare — datalles heeft zich in hen meestal ontwikkeld ten koste van andereeigenschappen, die de mensch in het maatschappelijk levenzoo noodig heeft. Met hun hartebloed zijn ze geschreven,die drama's en verzen, waarin de dichter meestal zijn eigenonbegrepen lot verhaalt. De oogenblikken van geestverrukking,waarin de musicus de nieuwe rnelodien in zich voelt oprijzen,worden gevolgd door een overgevoeligheid, een afmatting,die evenzeer het gevolg zijn van een geschokt zenuwgestel.

Het is zoo goed als zeker, dat vele genieen zieke menschenwaren, van epileptische natuur of altans ziek gemaakt doorde maatschappelijke omgeving. Het groote en schoone, dat zijons schonken, was een diefstal, ten bate van ons alien gepieegdaan hun eigen gemoedsrust, aan hunne gezondheid en geluk,aan hun eigen harmonische ontwikkeling. „Altijd heeft eendeel van hun organisme te lijden," zegt Lombroso, „en teboeten voor de al te uitstekende werking van een ander deel."Daarom doen geniale menschen in het gewone leven vaakook dingen, die op verzwakking van hun zedelijk gevoel,op verzaking hunner maatschappelijke plichten wijzen enwaarvoor zij de verachting van alle Slijmeringen en Droog-stoppels op zich laden.

Wel een „zware zaak" dus, die kunstenaarsvreugde ; maarniet minder zwaar, hoewel in ander opzicht, is het, de massades yolks vatbaar te maken, om in de kunst een ware vreugdete vinden.

Daartoe behoort een mate van ontwikkeling, eene oefeningvan den kunstzin, die alleen dan kunnen worden verkregen,als het yolk in een artistieke omgeving verkeert, veel tijdaan de kunst heeft kunnen besteden en — dit het eerst 1 —in alle stoffelijke behoeften kan voorzien, zonder voortdurenddoor de vernederende zorg om het dagelijksch brood teworden gekweld.

Hoeveel laat dat alles thans niet te wenschen over I Delaagste zorgen kwellen den arbeider, kleinen ambtenaar,middenstand, kleineren kapitalist. De kapitalistische voort-brengingswijze heeft tot toestanden geleid, waarbij alleen derijksten voortdurend gerust kunnen leven. De onzekerheidin zaken, ontstaan doordat de produktie een wereldproduktie

90

is geworden, terwijl er geen wereldmacht is, die haar regelt,heeft aan 9/10 der menschheid dien vasten grondslag vooreen rustig bestaan ontnomen, waarop alleen de hoogeregenietingen welig kunnen tieren.

Overspanning in den strijd om het bestaan aan deneenen — heele of halve werkloosheid aan den anderenkant — zietdaar het kenmerk van onzen tijd. Daatbij vreetde armoede als een zich snel uitbreidende kanker aan devolksklasse. Welke ruimte is er in zulk eene maatschappijvoor de kunst? Neen, de heer Six heeft gelijk, alleen voorde rijksten onder de rijken is zij eene werkelijkheid.

Hoe treurig is het dan ook met den kunstzin gesteld 1 Dearbeiderswoningen, in eentoonige, vaak vuile achterbuurten,zijn van binnen hoogstens met bloemen op de vensterbankeenigszins dragelijk versierd. Van kunst geen sprake ; deversiering der arbeiderswoningen getuigt van geen hoogersmaak, dan bij de Botokuden of Laplanders kan wordengevonden.

Het muzikaal genot wordt hun in de groote steden geleverddoor militaire muziek op open pleinen, onder het joelenvan kinderen, of door beneden-middelmatige muziekkorpsenvan partikulieren. Toch is in dit opzicht een streven naarkunstgenot merkbaar, waar ook onder de arbeiders muziek-gezelschappen en fan farekorpsen worden opgericht. Om hetechter tot iets te brengen, daartoe ontbreken tijd en geld.Het blijft half werk.

De smaak voor letterkunde en tooneel staat — niet alleenbij de arbeiders I — zeer laag. De tooneeldirekteuren, dietegen den wansmaak zouden willen strijden, gaan ten gronde :op dien wansmaak moet worden gespekuleerd, daar de tooneel-kunst niet om haar zelfs wil, doch om den broode moetworden beoefend. De schrijvers, die van hunne pen moetenleven, dienen ook hiermee rekening te houden. Zoodoendeblijft men in het moeras der draken.

Dit geldt in het algemeeen voor de kunst : zij is voor demeeste kunstenaars het middel, om aan den kost te komen ;velen verkoopen daarom hun talent aan den Mammon, datis : leveren werken of volgens den smaak van het publiek,dat ze moet betalen. Natuurlijk maken de grootste geestenonder kunstenaars hierop dikwijls eene uitzondering.

Wat blijft er bij dit alles over van de kunst voor het volk ?Deze maatschappij heeft daar geen plaats voor. Aileen eenekonomisch en politick v r ij yolk kan de kunst beoefenen

91

en waardeeren. Kunst en welvaart gaan hand in hand. DeNederlandsche bourgeoisie heeft haar bloeitijdperk der kunstgehad in die zeventiende eeuw, die tevens „de gouden eeuw"voor haar was in politiek en ekonomisch opzicht.

Daarom gaan wij ook vol vertrouwen de toekomst tegemoet.De arbeidende klasse rust zich al meer en meer uit tot denstrijd om hare politieke en ekonomische vrijheid. Dien strijdkan zij niet verliezen, daar alleen door har e overwinningde voortgaande ontwikkeling der maatschappij is verzekerd.Dan zal het yolk zich opheffen uit het stof, waarin hetthans gebukt ligt en het hoofd oprichten in de lucht ; danzal uit en voor het yolk een nieuwe kunst opbloeien

Eerst dan zullen uit het yolk opstaan de vrijwilligers-legersder kunst, die, alleen uit liefde tot haar gedreven, de grootetoonwerken der meesters, opera's, symfonien en oratoriums,uitvoeren. Eerst dan zal de baan zijn gebroken voor deontwikkeling van zoovele genieen, die in de tegenwoordigemaatschappij reddeloos ten gronde gaan, nooit gekend. „Alte groote armoede", zegt Lombroso, „is de ondergang vanhet genie" en hij voegt er aan toe, dat de stoommachinevan Stephenson waarschijnlijk niet tot stand ware gekomen,als diens vader het niet met groote offers mogelijk hadgemaakt, zijn zoon te laten studeeren. De beide kenmerkendeverschijnselen van onzen tijd : groote rijkdom eenerzijds engroote armoede anderzijds zijn juist de ergste hinderpalenvoor de ontwikkeling van het genie.

De kwestie der „kunst voor het yolk" is dus niet zooeenvoudig, als Jhr. Six haar voorstelt. Richt musea op, geeftvolksconcerten, versiert de straten met schoone gebouwen,richt de kerken in tot kunstpaleizen, dat alles helpt hetyolk niet, zoolang het in ekonomisch-politieke en dus ookgeestelijke slavernij verkeert.

Ook in dit opzicht is het waar, dat niet van boven af,door een goedigheid der bezittende klasse, het yolk kanworden geholpen. Aileen dat wordt 's yolks eigendom, verheften versterkt het, wat het zich in den strijd tegen de bezittersheeft veroverd. Ook de kunst zal het voor zich moeten ver-overen, nadat het zich eerst heeft meester gemaakt van depolitiek-ekonomische macht.

Het is nu eenmaal niet anders : wil de arbeidende klassezich een in alle opzichten menschwaardig bestaan verschaffen,dan dient zij alleen op zichzelve te vertrouwen. Dan dientzij zich steeds krachtiger te organiseeren in den klassenstrijd,

92

hetgeen alleen kan geschieden, door zich aan te sluiten bijde sociaaldemokratie, die de belichaming, de organisatie isvan het naar recht en brood, vrijheid en beschaving, weten-schap en kunst worstelende Proletariaat.

LEIPZIG, Aug. 1895.

Zomergenoegens.

De tijd is aangebroken, waarop zij, die het kunnen betalen,zich weer gereedmaken, om met hunne familie uit te vliegennaar buiten, naar hunne villa's of landhuizen in Gelderlandof het Gooi, naar een gezondheidsoord in Zwitserland ofaan den Rijn, naar het frissche zeestrand te Scheveningen,Ostende of op Helgoland of Norderney, naar den Hartz of heteiland Wight, naar Noorwegen of Italie.

Heerlijk, na de beslommeringen, die zelfs de rijke heeft,voor eenige maanden — als het zoo stoffig wordt in destraten en vaak zoo duf in de woningen — het dagelijkschverblijf te verruilen voor het onbekende, het vrije buiten, defrissche kusten der zee, de overweldigende majesteit derbergen, de blauwe schittering der bergmeren, het statigegeruisch der woudeiken, het eeuwige spel der groene golven.Heerlijk, alle zorgen eens op zij te zetten, eens totaal „uitalles" te zijn (wetende dat anderen zoolang voor de zakenzorgen), nieuw leven en veerkracht in te drinken uit berg-,woud- of zeelucht ; nieuwe streken en menschen te leerenkennen ; eens volop te genieten van het vele, dat natuur enkunst te genieten geven.

Dan ontspannen zich de trekken, door veel gepeins vaakzoo stroef geworden ; de strakke plooi van berekening, diehet dagelijksch leven in de handels-, nijverheids- of ambte-naarswereld in het gemoed der menschen teweegbrengt,begint zich eveneens te ontspannen — en men komt nietalleen frisscher en gezonder, doch ook beter en menschelijkerterug, dan toen men heenging.

Dan vindt men de kinderen, zoo bleek vaak door deschool- of kamerlucht, met gebruind gelaat, schitterenden

93

blik en rechter houding teruggekeerd van de streek, waarzij hunne vakantie hebben doorgebracht en bezield metnieuwe levenskracht, gerijpt aan kennis van deze wijde werelden van de menschen, gaan alien den herfst en den winterin, wetende dat de volgende zomer weer nieuwe genoegenszal medebrengen.

* **Deze medaille heeft echter een donkere keerzijde. Terwijl

de bureauchef zijn jaarlijksch uitstapje doet, zitten zijneklerken dubbel hard te pennen, in het benauwde bureau,suffend en zweetend ; terwijl de fabrikant zijn heerlijk buitenbetrekt en lawntennis speelt met zijne vrienden of zich laatrondzeilen in zijn jacht, ploeteren zijne arme slechtbetaaldearbeiders van den morgen tot den avond in de ondragelijkehitte der fabriek, bij het gestamp en geratel der machinesof bij den gloed en den smook der ovens ; terwijl de vrouwenen kinderen der bezittende klasse Licht, lucht en leven halenvan het strand of uit de bergen, blijft de arbeidersvrouwsteeds gebukt gaan onder den last der meest afmattendezorgen, moet zij zich elken dag kwellen om van een dubbeltjeverdienst voor twee dubbeltjes te koopen, en blijven harekinderen de duffe lucht der kleine woning of de vunzigedampen der benauwde stegen inademen.

Het is het oude liedje, op duizenden wijzen terugkeerendin onze op uitbuiting van menschen door menschen gebouwdemaatschappij. De rijken, wier woningen reeds zoo frisch engemakvol, wier tuinen reeds zoo uitlokkend zijn, zij kunnende genoegens van den zomer in voile teugen smaken, zijkunnen naar hartelust u i t r u s ten van den arbeid, ook waardeze misschien van geen beteekenis was. Maar de armen,de werkbijen, wier arbeid alien rijkdom schept zij moetenin den zomer, evengoed als in den winter, het zware jukverder voortslepen ; onmeedogend drijft hen „des drijversgeweldige roede" verder op het alledaagsche spoor van zorg,langen arbeid, ontbering, overspanning, vreugdeloosheid . . . .Juist opd at die anderen zorgeloos kunnen genieten, is hetnoodig, dat zij rusteloos bezig blijven in den tredmolen vanden eentoonigen, geestdoodenden arbeid aan de machine,voor den oven, op het bureau, spinnend en wevend, scheppenden stokend, hamerend en metselend, kruiend en sjouwend,cijferend en kopieerend

*

94

Ons krimpt het hart van pijn, als we die harde strakketrekken onzer arbeidersvrouwen zien, met dien schuwendoffen blik, die stijfgeknepen lippen, die knokige werkhanden,die uitgedroogde boezems .... vroeg oud en leelijk ... .nooit geheel opgewekt, altijd in de kleinste zorgen verdiept ...wanhopig mislukte kreaturen dezer schepping, die ze tochgezond en krachtig en schoon dikwijls ter wereld deedkomen 1 Medelijden en woede overmeesteren ons, als wij diekinderen zien, in benauwde woningen in achterafbuurtengroot gebracht, vaak onvoldoende gevoed, slecht verpleegden gekleed, die kinder en der werkers, stiefkinderender maatschappij, reeds vroeg in de zorgen der oudersingewijd, als werkslaven geboren en bestemd, veel te vroeghet winstbejag der ondernemers ten offer te vallen. Velendier kinderen sterven in hun eerste of tweede levensjaar ;anderen blijven wel suf en teer, maar gaan toch niet dooden hunne zwakke stroeve gezichtjes staren u aan als de totvleesch geworden klacht van het proletariaat over al deellende en vernedering, sinds eeuwen over hem uitgestort.De krachtigen worden al spoedig ingelijfd in het arbeidsleger,dat den kapitalist dient ; de zwakken komen op kantorenof worden in andere funkties als goedkoope arbeidskrachtgebruikt.

Voor hen alien : geen zomergenoegens, geen uitvliegennaar buiten van uit het donkere, morsige nest. Die afgemattevrouwen, die half verwaarloosde kinderen : ze blijven denganschen heeten zomer in de vunzigheid hunner sloppen enstegen, in hunne benepen woningen, vaak hoog in de lucht,vijf trappen hoog, waar hun zenuwgestel wordt bedorven,hun lichaam en geest worden ondermijnd, hunne veerkrachtwordt verlamd I

* **

Is het teveel gevraagd, wanneer wij eischen, dat ook dearbeider zijn zomervakantie heeft en dat hem in die wekenminstens een dubbel loon wordt uitbetaald, opdat hij ookvan zijne vakantie kan profiteeren ? De eisch is b es c h ei d enen toch : zelfs de meeste arbeiders zelve zouden hem nogniet op het lijstje hunner eischen durven opnemen. En deondernemers, die zelve twee maan d en vaak gaan pret-maken van hetgeen hun arbeiders voor hen verdienen — deondernemers zouden hen hartelijk uitlachen, als zij dezeneisch deden hooren!

95

Is het teveel gevraagd, wanneer wij eischen, dat vanstaatswege aan 't zeestrand en in de andere gezonde strekenvan het land, groote landhuizen worden opgericht, waardegenen, wier gezondheid het eischt (mannen, vrouwen enkinderen) in den mooien tijd van het jaar eenigen tijd kunnenverblijven, om onder goede verpleging te genezen van degevolgen van overspanning, ziekte enz.? Is de gezondheidvan den mensch niet de eerste voorwaarde voor zijn geluk,voor zijn werkkracht in 't belang der gemeenschap ? Ligthet dan niet allereerst op haar weg, daarvoor de noodigemaatregelen te treffen, wanneer het blijkt, dat er bij debestaande inrichting der maatschappij niet voldoende inwordt voorzien ? Heeft men reeds niet door oprichting vanziekenhuizen enz. den eersten stap op dezen weg gezet ?En toch: men zal het zeer gek en overdreven vinden, datwij ook dezen eisch aan den staat durven stellen.

Is het teveel gevraagd, wanneer wij willen, dat de kinderendes yolks door vakantiereisjes en in vakantiekolonies gezond-heid en kennis van de wereld zullen opdoen ? Van partikulierezijde wordt hier en daar ook thans wel iets in die richtinggedaan en aandoenlijk is het, in de verslagen der vakantie-kolonies te lezen, hoe de arme kleinen in gewicht zijn toe-genomen en van allerlei kwalen genazen, onder den invloedder vrije natuur en eener liefderijke verpleging 1 Maar waarhet partikulier initiatief in dezen veel te kort schiet en dezezaak bovendien geen kwestie van liefdadigheid m a g zijn,daar eischen wij ook van Staat en Gemeente, dat zij denkinderen des yolks hunne zomeruitspanning zullen verschaffen.Doch wij weten 66k, dat juist zij dezen eisch bespottelijkzullen vinden, die zelve niet alleen in den zomer, maargeheel het jaar, mooi weer spelen van hetgeen door dearbeiders voor hen werd voortgebracht.

* **In de bestaande maatschappij, zoolang de bezittende klasse

de macht in handen heeft, is geene afdoende verbetering inden toestand des yolks te verwachten.

Zal ook het arbeidende yolk iets genieten van de prachtder natuur, iets te zien krijgen van de wonderen der wereld,zich na ijverigen arbeid een poos kunnen ontspannen in denheerlijken zomertijd, genezing kunnen zoeken van ziekten enkwalen in daarvoor geschikte streken — dan zal het zichdat alles moeten veroveren door een aanhoudenden, hard-

96

nekkigen politieken strijd tegen de bezitters. Dan dient hetzich te vereenigen op elk gebied ; het dient het kiesrechtmachtig te worden en dit te gebruiken, om de bezitters teonttronen en zichzelf in gemeenteraden en parlementen tedoen vertegenwoordigen. Dan dient het niet te rusten, voordat het de meerderheid heeft verkregen in die lichamen,opdat de wetten, thans door de bezitters te hunnen voor-deele gemaakt, de wenschen der arbeiders zullen vervullen,in de belangen van geheel de menschheid zullen voorzien.

Het is de Sociaaldemokratische Arbeiderspartij, die alleproletariers tot dien strijd oproept en die den bezitters alhunne voorrechten wil ontnemen, door den grond, de fabriekenen machines, ja alle arbeidsmiddelen in het bezit en beheerder Gemeenschap te brengen, opdat niet meer de eenemensch den ander exploiteere, maar alle menschen te samende natuur exploiteeren ten hate van alien.

SCHEVENINGEN, Juni 1895.

„Lombok."Reisindrukken in Friesland.

De lentezon, die aan den blauwen hemel schittert, groetmij met duizend stralen, terwijl ik, midden op een propa-gandareis in het Noorden, mij neerzet om eenige reisindrukkenop te schrijven.

Heerlijke zon, die mij tot heden zulk een trouwe metgezelwaart, ik dank u voor dien morgengroet, dien mijne ziel, inden winterachtigen strijd op dorre vlakten afgemat, blij jubelendweerkaatst. 1k heb bruin glanzende bladerenbundels zienspruiten aan den vlierboom en gezien, hoe het huiverendegroen van de kamperfoelie zich hoopvol verlengt in de warmedampkringslucht ; ik heb de reine sneeuwklokjes zien bloeien,het maagdelijk wit glanzend onder den kus der spelendezonnestralen en ik heb daarnaast den crocus zien staan, metwijd-open kelken indrinkend het levenwekkende licht. En opde groenende weiden zag ik een nieuw dierenleven worden,

97

waar pasgeboren lammeren de blijheid van het leven uitdar-telden en zich zat dronken aan de melk hunner moeder.

En ook in mijn moegestreden lichaam is de nieuwe lentedoorgedrongen en heeft kracht gegeven aan wat er leefdeen wakker geroepen, wat er sliep en mij vervuld met den-zelfden reinen lentegroet, die den hoogen hemel doorglansten de donkere aarde doortintelt en het scheppingswonderopnieuw voor onze verbaasde blikken voltrekt.

** *

1k heb 66k de menschen gezien en er is, zelfs bij hetvroolijkste lenteweer, niets treurigers, dan men schen tozien met dien blik, waarmede de kenner van het maatschappelijkleven den mensch doorziet. Wisten wij, h o e de plant deinwerking van aarde, vocht en lucht op haar :organismegevoelt — kenden wij de pijn, die de ontwikkeling dernatuur op plant en dier uitoefent, in hun overgang van kiemtot volwassen wezen, in hun langzaam sterven als het hoogstelevensstandpunt eenmaal is bereikt — onze vreugde over hetopleven der natuur zou misschien met veel smart en mede-lijden gepaard moeten gaan. Maar die wetenschap ontbreektons en alleen der m en schen leed is ons in zijn voiledonkere majesteit geopenbaard. Wij, die juist van het ont-wikkelingsleven der maatschapppij onze studie maken, kennenhet nameloos verdriet, dat het den menschen berokkent,waar het klassen schept en vernietigt en tegen elkander tenstrijd voert en de wereld maakt tot het tooneel van eenwanhopigen bestaansoorlog, waarin duizenden vallen en slechtsenkelen zegevieren. Voor ons schijnt deze nieuwe zon helflikkerend op meren van bloed en tranen, die het blauw derlucht rood kleuren met hun bloedigen weerschijn en waaruitde doodsche hoofden van ondergegane vrienden en lotge-nooten, wanhopig omhoog gestrekte armen en doode rompenvan vernietigde existenties ons jammervol aangrijnzen.

** *

Z66 jammervol is de aanblik van „de heide" bij Zwaag-westeinde. 1k heb tegen het vallen van den avond dit tooneelvan maatschappelijk, geestelijk en zedelijk verval bezocht.Verwaarloosde zandpaden voeren u naar een eentonige massahutten, meest van hout en met riet gedekt, dooreengeworpenop een uitgestrekt heideveld, alles met den grauwen tintvan nood en ontbering overtogen. Voor de donkere lage

7

98

openingen der hutten stonden enkele havelooze, magerefiguren rechtop, met zielloozen blik starende in de oneindigeleegte van hun bestaan. Een vuil kroost met fijne trekkenen heldere oogen, blijkbaar onbewust van de lompen, waarmeehet grootendeels bedekt was, krioelde over den dorren grond,waar de ouders geen arbeid en brood kunnen vinden. Enkelekinderen liepen vertrouwelijk met ons mede ; een jongenriep ons trotsch achterna, dat zijn vader de beste sociaalvan de geheele heide was. Ook een paar mannen liepen metons mede en wezen ons op de lage hutten, waar zij methun talrijk gezin woonden en klaagden er over, dat zij vande 50 cent bedeeling, die zij per week genoten, niet kondenleven. „Wie heeft, dien zal gegeven worden," zei er een,daarbij doelende op den armvoogd, die f 4.— per weekkrijgt voor zijn moeite en op een armvoogd in Achtkarspelen,die zelfs f 8.— daarvoor ontvangt, terwijl de bedeelden metjets meer dan niets worden afgescheept.

Ik ben de hutten der armen niet binnengegaan. In delaatste jaren heb ik het leed der massa met zoo voile teugengedronken — 1k ben door al wat ik gezien, gehoord en ge-voeld heb met zOciveel walging en machtelooze woede vervuld,dat ik huiver, het ergste onder de oogen to zien. Buitendienstaat het inwendige der woonhokken van Beets mij nog inal zijn protesteerende gruwzaamheid voor oogen. Kon 1khelpen, ik zou alle krotten binnengaan en juichen, waar 1kellende zag, die ik kon opheffen ; nu ik arm en machteloossta tegenover die hemeltergende armoede, beef ik voor deaanschouwing harer naaktheid terug.

Een lid der Tweede Kamer moet onlangs in gezelschapvan eenige anti-revolutionairen „het ergste" hier hebben aan-schouwd ; het zal mij benieuwen, of wij eerlang de vruchtenvan dat onderzoek kunnen waarnemen.

** *

Heeft men zich zoo goed mogelijk ontworsteld aan denverlammenden jndruk dezer bodemlooze ellende en stelt menzich op de hoogte van hare oorzaken, dan ziet men- in dezeheide een stuk van het kapitalistisch ontbindingsproces voorzich, dat zeer leerzaam is voor de kennis van den ontwik-kelingsgang der bestaande maatschappij.

VOOr ruim dertig jaren, zoo vertelde mij iemand, die 55jaar op deze pl ats heeft gewoond, stond er slechts een enkelhuisje op de heide. Daar de grond in deze streek slecht is

99

en er slechts enkele boeren wonen, levert hij zeer weinigarbeid op. Zoodoende heeft de vermeerderende bevolkingzich naar de heide teruggetrokken, waar men voor f 2.- af 2.50 in het jaar een stukje grond huurt en met behulpvan vrienden en buren voor weinig geld zich zijne woningbouwt. ZOO zagen wij een nieuwe but staan, die den bewonerf 4.25 aan hout en f 2.- aan dekking heeft gekost. Vanden een had hij een paar palen, van den ander spijkers enandere materialen kadeau gekregen en zoo had hij zijnenieuwe woning kunnen bouwen, waar hij nu met zijne —niet „wettige" — huisvrouw is binnen getrokken. De nood-zakelijkheid van het burgerlijk huwelijk wordt door de meer-derheid dezer bevolking niet ingezien ; in „vrije liefde" levende meesten, zonder dat daaronder de huwelijkstronw schijntte lijden. Aileen in een gedeelte der heide, liggende in eenegemeente, die geene onwettige kinderen bedeelt, begint mende formaliteiten der wet meer in acht te nemen. Over hunlevensstandaard kan men eenigszins oordeelen, als men weet,dat onlangs een but met „inboedel" voor 8o cent is verkocht!

De bezigheden der bevolking bestaan slechts voor een zeerklein gedeelte uit produktieven arbeid. Zij, die zich voorboerenwerk laten gebruiken, verdienen zeer minieme loonen:van f 2.50 per week b.v. De groote meerderheid bestaat uitkleine kooplieden en kratriers, die of in de buurt venten endan Zaterdags en Zondags thuis zijn, Of weken van huiszijn, wanneer zij hun bedrijf uitoefenen tot in Holland enOverijssel, b.v. in Alkmaar, Almelo, enz. Zij verkoopen nietalleen kaas, maar ook houtwaren, muizenvallen (vaak inDokkum gemaakt) en galanteriewaren, die zij bij een grossierin het dorp inkoopen. Natuurlijk trachten zij verbazendewoekerwinsten te behalen, wat hun evenwel, vooral in denwinter, zeer slecht gelukt. Hunne verdiensten worden gaandewegminder door het toenemend gemis aan koopkracht bij hunneklanten. Wat er te kort komt, moet door bedelen wordenaangevuld en de booze wereld in Friesland weet te vertellen,dat „de Westereinders," zooals men dit zwervend kramersvolknoemt, de heiligheid van den eigendom in de praktijk slechterkennen. Zij slapen in slaapsteden of bij den Boer in deschuur of soms onder de kar.

Deze menschen staan feitelijk buiten de maatschappij,die hen verstoot, door hun geen produktieven arbeid te gevenen hen doemt tot een vagabondeerend leven, waarin hetbedrog een noodzakelijk middel is om winst te behalen,

afgewisseld met bedelarij en kleine diefstallen, die de wapenenvan noodweer vormen tegen eene samenleving, wier krasseorganisatie ten voordeele der bezittende klasse, hen metondergang bedreigt. Dit yolk is een yolk van parasieten,knagende aan het maatschappelijk lichaam ; de Zwaagwest-einder heide is een weerzinwekkend menschelijk luizennest.Zij Levert ons een beeld van wat er terecht komt van eenemaatschappij, die haren leden geen loonenden arbeid verstrekt ;zij toont ons de geestelijke en stoffelijke ontaarding van eenoorspronkelijk intelligent geslacht, dat buiten de maatschappijis geplaatst. En daar onze maatschappij steeds grooter scharenharer burgers tot werkloosheid, bedeeling, vagabondage enparasitisme doemt, is deze heide een maatschappelijkto ekomstbeel d, voor het geval het niet mocht gelukken,de maatschappij op nieuwe grondslagen te organiseeren.

** *

Het is al bedroevend te zien, hoe de maatschappij dezeaangroeiende menschenmassa aan haar eigen lot overlaat.Reeds wees ik op de slechte bedeeling ; deze is echter nietmijn hoofdgrief tegen de gemeentelijke bestuurders. Ik klaaghen aan, omdat zij niets doen om deze bevolking duurzaamte redden uit de ontaarding der vagabondage. Ook klaag ikaan de kapitalisten in de gemeenten Kollumerland en Acht-karspelen, die wel klagen over de bedelarij der Westereinders,doch niets doen, om door het scheppen eener doelmatigeindustrie het opkomend geslacht te bewaren voor eenetoekomst, nog erger dan thans het lot hunner ouders is.Met des te meer recht maak ik hen hiervan een verwijt,waar hun eigen klasgenooten in het verslag van de Landbouw-enquete-commissie de zegenrijke gevolgen van het scheppeneener nieuwe industrie (hulzenfabrikage) voor de bewonersder Surhuisterveensterheide in het Licht hebben gesteld.

Hetgeen tot heden hier is gedaan, is het bouwen eenernieuwe school „over het spoor," waarbij echter eene schrielheidvoorzit, die aantoont, hoe weinig ernst en wezenlijke toewijdingde gemeente hierbij bezielt. Van de misschien 150 kinderen,die deze school moesten bezoeken, gaan er omstreeks 75kinderen naar school, en deze moeten door een onderwijzerworden „onderwezen." Dikwijls wordt de eene klasse maarnaar buiten gestuurd, omdat meester het te druk heeft metde andere klassen. Wat er van zulk onderwijs terecht komt

wat er terecht moet komen van de geestelijke kracht en

161

lust van dien in vele stukken verdeelden onderwijzer zelven,dat moge de lezer zelf beslissen.

Afgezien van de totale onmogelijkheid, om dit geslachtvan kinderen geestelijk te redden door wat schoolonderwijs,zoolang er le geen leerplicht bestaat en 2e na het verlatender school het zwervend leven der ouders het in de geestelijkeontaarding medesleept — is bovendien de wijze, waarop degemeente dit onderwijs inricht, het beste bewijs, dat ditslechts voor den vorm geschiedt.

* *

„Ach, had ik maar over een kapitaal te beschikken 1" zoozuchtte ik na de kennisneming van al deze toestanden, „ikzou dit arme Friesche „Lombok" wel redden uit zijn onder-gang. Door den spoorweg doorsneden, met zijn goedkoopengrond, bij den bestaanden lagen levens- en loonstandaardder bewoners, moet eene industrie, die niet te hooge eischenstelt aan de arbeiders, hier wel kunnen bestaan. Natuurlijkheb ik hier niet op het oog de vestiging eener kapitalistischeonderneming, die gebruik maakt van den lagen levens-standaard dezer menschen, om op gemakkelijke wijze dividentte maken. Al zou zelfs de vestiging zulk eener industrie opden duur den bewoners ten goede komen, daar zij hen vanhet zwervend leven terughield, hen organiseerde, hen zourevolutioneeren — ik zou wenschen, dat er kapitaal beschikbaarware voor de vestiging eener industrie, wier voordeelengeheel ten bate kwamen aan deze bevolking.

Maar ik weet te goed, dat de vervulling van dien wenscheen „witte raaf" zou zijn. De redding dezer ongelukkigenzal niet door de welwillendheid der kapitalisten, maar doorde machtsvorming der proletariers plaats vinden. Het socialisme,dat de industrie en de andere takken van voortbrenging inhanden van geheel de maatschappij brengt, zal eenmaal ookdeze zinkende menschenmassa de hand toereiken en haarin staat stellen, hare plaats in de nieuwe maatschappij in tenemen.

* *

Hoewel wij socialisten meer moeten lijden dan anderen,omdat de diep invretende kanker onzer samenleving ons inal zijne verschrikkelijkheid is geopenbaard, wij zijn tevenste benijden, omdat ons inzicht in het maatschappelijke

roe

ontbindingsproces maakt, dat wij niet „treuren als zij, diegeene hope hebben."

De Sassaks van dit Lombok, ontzenuwd als die in hetOosten, levend bij den dag, van hunne ellende weinig meergevoelend dan den honger, zijn niet ten eeuwigen onderganggedoemd. Zoodra het proletariaat, welks macht over geheelde wereld toeneemt bij den dag, ook bier de tyrannie derkapitalistische Balineezenvorsten heeft ten onder gebracht,zal een menschenleeftijd voldoende zijn, de schande van hetverleden uit te wisschen en den goeden aanleg van ditverwaarloosd yolk te ontwikkelen. Als een donkere stinkpoelvan barbaarschheid zal dan deze tijd achter ons liggen enhemelsche glanzen van menschenmin en beschaving zullenook op deze plek van ons land een yolk van men s c h enbestralen.

En zoo stroomen mijne gedachten weer terug tot U,gloedvolle lentezon, die, terwijl ik dit schreef, weer een eindhebt beschreven van uw dagelijkschen loop aan den hemel.Eeuwig gaat gij voort, metend den tijd, de jaargetijdenvormend, de jaren verlichtend, de eeuwen bestralend. Enmillioenen geslachten van menschen hebben, onder uw licht,in wisselende maatschappelijke levensvormen, het oude zienvergaan en den strijd gevoerd voor het nieuwe, dat zij zagengeboren worden.

Zoo ook willen wij, die gruwen van de verouderde bar-baarschheid der bestaande en juichen in den rijzenden dageraadder komende maatschappij, het zwaard en schild van onzenstrijd in uw licht doen flikkeren, en met de weerbare scharender proletariers de vijanden van beschaving en menschelijkheid,de kapitalistische klasse overwinnen.

Dan zal de zon der humaniteit stralen boven eene maat-schappij, uit wier donkerste diepten zij nieuw leven zalwekken, wier slapende, geestelijke en produktieve krachtenzij ten bate van alien zal ontwikkelen

LEEUWARDEN, 23 Maart '96.

De Nieuwe Tijd.

Wij treden vooruit door regen en wind,Vooruit naar den Nieuwen Tijd;

Met vader en moeder, met vrouw en kindVooruit naar den Nieuwen Tijd.

De donder rolt en de bergstroom bruist —Op het donkere pad onze strijdzang ruischt,

Ons lied van den Nieuwen Tijd.

De vijand verspert met zijn krijgsgeweldDen weg naar den Nieuwen Tijd;

Hij lokt ons, armen, met list en met geldVan den weg naar den Nieuwen Tijd.

Hij perst met den honger ons merg en bloed;Maar lijdende gaan wij het licht tegemoet,

Het licht van den Nieuwen Tijd.

Wel vallen ons vele vrienden ofOp weg naar den Nieuwen Tijd;

Wel vinden er velen strijdend hun grafOp weg naar den Nieuwen Tijd;

Maar immer groeien de scharen aanEn hooger rijst bij het voorwaarts gaan

De dag van den Nieuwen Tijd.

Adieu, gij vrienden, die ons verliet,Adieu tot den Nieuwen Tijd;

Wij hebben geen tijd voor lang verdriet,Hij roept ons, de Nieuwe Tijd.

Uw wapens en ransel, wij nemen ze opEn dragen ze mee naar der bergen top

Op marsch naar den Nieuwen Tijd.

104

Zoo gaan wij vooruit naar de menschlijkheid,Vooruit naar den Nieuwen Tijd;

Waar de vrijheid bloeit en de kunst ons beidt,Naar 't geluk van den Nieuwen Tijd.

Reeds scheemren er koepels in 't morgenlichtEn vaart ze omhoog als een droom, een gedicht,

De stad van den Nieuwen Tijd.

Komt alien, beladen met vloek en schand',Komt mee naar den Nieuwen Tijd I

Gij werkers zonder vaderland,Voor u is die Nieuwe Tijd.

Dit leven vergaat, die langzame dood ;Daar glanst nieuw leven in 't morgenrood :

De zon van den Nieuwen Tijd.

UTRECHT, October 1896.

Het droombeeld van den Paus.Uit Rome klinkt nu en dan een ernstig woord, dat de

wereld over gaat en rondom wordt herhaald en besproken.Het is het woord van den grijsaard, die den pauselijken stoelbekleedt. Paus Leo acht het terecht zijne roeping, over degroote politieke en maatschappelijke kwestien van onzen tijdzijn oordeel kenbaar te maken aan die alien, die in hemhun geestelijk opperhoofd zien.

De encykliek Rerum novarum handelde wel degelijkover „nieuwe zaken," n.l. over de arbeiderskwestie. De Pausheeft daarin zijn oordeel gezegd over de wijze, waarop dearbeiders met behulp der kerk hunne positie in de maat-schappij moeten trachten te verbeteren. Bij een vaak vlijmendekritiek op het bestaande, gaf hij middelen ter verbeteringaan de hand, die reeds nu blijken, onvoldoende te zijn terbestrijding van het diep ingevreten kwaad dezer maatschappij.Evenals radikalen, werkliedenverbonders en Patrimonium-mannen wil hij het kwaad alleen in zijne gevolgen bestrijden.M. a. w. het privaatbezit van grond en arbeidsmiddelen inhanden eener klasse wil hij niet aantasten — alleen enkeleonvermijdelijke gevolgen daarvan wil hij trachten op te heffen.

1 05

Later is er een nieuwe encykliek verschenen, gewijd aanhet heerlijkste droombeeld, dat de menschheid ooit heeftgekoesterd : de broederschap aller menschen ; het „vrede opaarde"... de vervulling der Kerstbelofte 1 De Paus acht hetthans den tijd, om daarover tot de wereld te spreken, „want,"zegt hij, „nimmer was het gevoel van verbroedering onderde menschen zoo diep in de gemoederen doorgedrongen alsthans en nimmer scheen de mensch er ijveriger op uit, zijnegelijken te gaan opzoeken om hen te leeren kennen en tehelpen."

Op het einde zijns levens, eerbiedwaardig door de grijsheidzijner jaren en zijner ervaring, van uit de priesterlijke hoogtevan zijn ambt verkondigt paus Leo in dit schrijven aan geheelde wereld, dat volgens hem de eendracht onder de menschengeen ijdel droombeeld is, maar een vervulbare wensch eneen doel, waardig om naar te streven.

„Het einde der vorige eeuw", zoo spreekt hij, „liet Europavan rampen afgemat en nog sidderend van beroeringen.Waarom zou deze eeuw, die ten einde spoedt, niet omge-keerd aan het menschdom als erfenis vermaken : de hoop opeendracht en de hoop op de groote goederen, opgesloten inde eenheid van het Christelijk geloof?"

De Paus dus koestert nog steeds het blijde geloof, dat devrede op aarde, de liefde en broederschap onder de menschen,iets meer zijn dan ijdele klanken. Hij meent, dat de noodender bestaande maatschappij het beginsel dier broederschapmeer en meer ontwikkelen; hij getuigt in den avond van zijnleven, terwijl de duisternis van het graf hem reeds wenkt,van het vaste vertrouwen, dat uit dit tijdperk van twist enscheuring eenmaal zal geboren worden die samenleving vanmenschen, waarin de nijd der volkeren is geweken, waarin deheerlijke belofte van het Christendom in vervulling is gegaan.

* **

In dit opzicht staan wij, socialisten, geheel aan de zijdevan den Paus. Ook wij meenen, dat de haat tusschen devolkeren en die doorloopende strijd tusschen de menschen,niet eeuwig zullen blijven bestaan. Wel droomen wij niet vaneen paradijs in de toekomst, waarin de menschen als tevredenengelen steeds glimlachend zullen wandelen over de aarde;wel beseffen wij diep, dat de overgeerfde eigenschappen dermenschen, hunne lusten en hartstochten, steeds tot persoon-lijke verschillen aanleiding zullen geven ; maar toch zien wij

i o6

eene maatschappij in het verschiet, die niet, als de tegen-woordige, op strijd en afgunst, doch op vrede en samen-werking is gebouwd.

De Paus meent echter een ander middel te hebben danwij, om tot de eendracht tusschen de menschen te geraken.Hij ziet in den terugkeer van alien tot de KatholiekeKerk „een afdoend geneesmiddel tegen alle rampen."

„Allereerst zou het herstel van de „waardigheid en debedieningen der kerk," als de van God geschonken leer-meesteres en gids, er meer dan wie ook, toe bijdragen, datzelfs de grootste beroeringen het algemeen welzijn ten bate,dat ook de ingewikkeldste vraagstukken tot eene gelukkigeoplossing komen, dat de zegepraal van recht en billijkheid,de hechtste grondslagen van den Staat bevorderd worden."

De Paus voorziet verder van de eenheid van godsdiensttoenadering tusschen de volkeren, voorkoming van oorlog,van de nadeelen van het soldatenleven en van de grootelegers en wapeningen, zoo voor de personen als voor deschatkisten. Voorts zal ook in het inwendig bestuur krachtigerwaarborg voor de openbare veiligheid ontstaan dan ooitwetten en wapenen kunnen geven tegen de herhaalde gruwel-daden en oproerige vereenigingen. Bij de twee groote vraag-stukken van heden, het sociale en het politiek e, wordenloffelijke maatregelen en proefnemingen om tot een recht-vaardiger oplossing te komen, reeds aangewend; — „tochzal er blijken geen afdoender middel te bestaan dan datonder den invloed van het innerlijk Christelijk geloofsbeginsel,de zielen weder gebracht worden tot bewustzijn en volbren-ging van hun plicht."

Er is een tijd geweest, dat de wensch van den Paus: alleChristenen behoorende tot de Katholieke Kerk,vervuld was. Maar was er daarom voor de Hervormingeendracht en vrede onder de menschen ? Immers neen; ooktoen rookte de brandstapel, plunderden vijandelijke legers delanden, werden vorsten vermoord, werden kooplieden geplun-derd door godsdienstige roofridders, heerschten zedeloosheiden bederf aan de hoven, zelfs aan het hof van sommigepausenl De Katholieke Kerk heeft dus in dien tijd getoond,niet bij machte te zijn om vrede, broederschap en reinheidvan zeden onder de menschen te brengen.

En thans, nu een steeds scherper wordende klassenstrijdarbeiders stelt tegenover bezitters, nu werkstakingen bloedigebotsingen veroorzaken, nu dynamiet-aanslagen de lucht ver-

107

vullen met het dof gerucht van een naderend onweer — thans,nu de strijd der klassen geweldiger is dan die der volkeren,is het ook niet de eenheid van godsdienst, die deverscheurde menschheid weer kan samenbinden. Of de patroon,die een stel arbeiders uitzuigt, evenals zij katholiek is, destrijd tusschen hen blijft er gelijk om. De vroomste patroonsworden door de konkurrentie gedwongen, oude afgebeuldeloonslaven voor half geld zwaren arbeid te laten verrichten.In katholieke landen als Italie en Spanje, waar de eenheidvan godsdienst bijna nog bestaat, woedt de strijd tusschenverarmde werkers en verrijkte bezitters veel heftiger dan bijons in Nederland, waar de meerderheid protestant is en deongodsdienstigheid groot is.

Het is niet de godsdienst, die de gevolgen van het onze-delijk stelsel van loondiefstal en uitbuiting en der konkurrentiekan wegmaken. Wat baten de stichtelijke predikatien, demissen en koorgezangen in de kerken, wanneer buiten dekerk de wereld een tooneel van strijd is ? En dat is dezemaatschappij, waarin, zooals de Paus in zijne vorige encykliekzegt : „produktie en handel schier het monopolie zijn gewordenvan eenige weinigen", zoodat „enkele bezitters van onmetelijkeschatten de massa's van het proletariaat een juk kondenopleggen, dat slechts weinig van dat der slaver verschilt."

Konkurrentie is het kenmerk dezer maatschappij. Deeene fabrikant konkurreert tegen den ander. Wie zijne arbei-ders een te groot aandeel in de opbrengst van den arbeidgeeft, kan de konkurrentie niet volhouden. De meest geraffi-neerde uitzuiger kan het best bestaan. Konkurrentie drijftkleine neringdoenden en handelaren als wilden tegen elkaarin het harnas, om elkaar de beste brokken voor den neusweg te halen. Konkurrentie doet de arbeiders elkaarverdringen op de arbeidsmarkt, maakt dat de arme honger-lijder die voor een bagatel wil werken, om toch maar tekunnen leven, den krachtvollen arbeider die een vol loonwenscht te verdienen, uit de fabriek stoot, waardoor deloonen worden verlaagd. Daar de voortbrenging der goederenin handen is van partikulieren, die de behoeften hunner mede-menschen gebruiken om er geld uit te kloppen, is het eenwilde strijd tegen elkaar, waarin hij het wint, die het zelf-zuchtigst, geslepenst en het meest gewetenloos is. De vrijekonkurrentie kweekt schurken.

In een dergelijke maatschappij kan men wel het evangelieder liefde verkondigen en menschen tot eene godsdienstige

tog

gemeenschap vereenigen; maar de wreede werkelijkheid scheurtalles vaneen, wat men zoo zacht met zedelijke of godsdien-stige banden had willen binden. Daarom kan niet de eenheidvan godsdienst, die de Paus wenscht, den zoo vurig verbeidenvrede der menschen brengen.

De maatschappij moet in hare grondslagen worden ver-anderd, zal die vrede ku nnen komen.

De vrije konkurrentie, die menschen aanvuurt tegen menschenin den hachelijken strijd om het bestaan, dient voor gemeen-schappelijke samenwerking plaats te maken. De voortbrengingzij niet meer in handen van partikulieren een middel, omarbeiders en verbruikers uit te zuigen; zij kome in handender Gemeenschap. De koOperatieve of samenwerkende maat-schappij kent een meester: de Gemeenschap, dat is: wijalien; voor haar te werken is: voor elkander te arbeiden.In haar wordt zooveel voortgebracht als er voor de menschennoodig is. Dan heeft de een er belang bij dat de anderwerkt; dan stoot men elkaar niet uit het werk; dan is eenkorte werkduur mogelijk; dan behoeft het spook van denhonger de menschen niet meer met de onmacht van denverlamde of met de roofzucht van den tijger te vervullen.

Een dr oomb eeld noemen wij de meening, dat terugkeeraller menschen tot welke kerk dan ook, ons verlossen zalvan de zonden en rampen dezer maatschappij. Wat uit deinrichting der maatschappij is geboren, zal eerst met deverandering dier inrichting verdwijnen. Waar het leven elkuur tot haat en nijd voert, kan geen leer liefde brengen.Het socialisme, dat uit de maatschappij het stelsel van vrijekonkurrentie wil verbannen en haar van een slagveld wilveranderen in een inrichting tot gemeenschappelijke produktie— het socialisme alleen is in staat, den vrede der menschentot stand te brengen.

Daarom zien ook wij glinsteren in de verte het licht eenerbetere toekomst. Door den kamp der vakvereenigingen, overde slagvelden der werkstakingen, door den strijd der politiekepartijen heen, komen wij socialisten met de steeds wassendescharen der werkers nader en nader tot den drempel diermenschwaardige samenleving, boven welker poorten invlammenteekenen geschreven staat:

Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap!

UTRECHT, 1894.

109

Een Christelijk aristokraat over „vrijheiden gelijkheid."

Het kamerlid jhr. A. F. de Savornin Lohman heeft in deanti-revolutionaire propaganda-club K e u c h e n i us te Am-sterdam, o.a. de bewering uitgesproken, dat „vrijheid engelijkheid" in strijd zijn met de ordinantien Gods, daardeze de menschen onvrij en ongelijk heeft geschapen. Wijlezen in het verslag der N. Roil. Ct. hieromtrent het volgende :

„De onvrijheid en de ongelijkheid zijn twee verschijnselen door God in hetleven geroepen. Wie hoog staat heeft zijne positie verkregen ter eere Gods enter bescherming van hen, die onder hem zijn geplaats. Wie het recht heeft teheerschen over anderen, wete, dat hij zijne macht ontvangen heeft van God,om daarmede te heerschen ten hate zijner onderdanen. De onvrijheid enongelijkheid moeten dan betracht worden in verband met God en zijne wetten.Wanneer men de gansche maatschappij in dit Licht beschouwt, wordt zij eenschoon geheel. In de dierenwereld zijn de onvrijheid en ongelijkheid mindermerkbaar ; maar de dierenwereld is ook weinig of niet vooruitgegaan. Dewereld der menschen wel."

Of de aarde met al wat er op en er in is, al dan nietdoor God is geschapen, is een punt, waarover wij nietwenschen te debatteeren, om de eenvoudige reden, dat diteen geloofskwestie is. Wij begrijpen echter niet, waaromjhr. Lohman er zoo uitdrukkelijk op wijst, dat de onvr ij-hei d en de ongelijkheid door God in 't leven zijngeroepen. Wij dachten, dat volgens hem alles afkomstigis van God, zegeningen en rampen, gezondheid en ziekte,onweer en zonneschijn ; maar is dat voor ons menschen eenreden, om de ziekte niet te bestrijden en niet te trachten,rampen te voorkomen ? Is niet het geheele maatschappelijkleven der menschen een strijd, om zich vrij te makentegenover die natuur, die in de vroegere tijdperken van hetmenschdom den mensch beheerschte, terwijl zij thans invele opzichten door den mensch wordt beheerscht ? Vergelijkeens den toestand van de volkeren der oudheid, die geenandere dan steenen werktuigen hadden en van jacht envischvangst leefden, met dien van de tegenwoordige mensch-heid. Toen stond de mensch machteloos tegenover de natuur.Hij moest tot voedsel nemen, wat de omgeving hem bood.Dat hij den grond zou kunnen dwinge n, hem koren teverschaffen of wijn ; dat hij de bergen zou kunnen door-boren, om met de snelheid van den wind er doorheen tevliegen ; dat hij in den tijd van enkele uren zijne gedachte

I10

zou kunnen doen vliegen langs een metalen draad rondomde oppervlakte der aarde dat denkbeeld had de paal-bewoner der Zwitsersche meren zelfs niet kunnen bevattenDe geheele vooruitgang bestaat in niets anders, dan dat demensch, gebruik makende van zijne „hem door God gegeven"vermogens, bezig is, de natuur aan zijn dienst te onderwerpen,v r ij van haar te worden.

Hoewel dit niet strookt met de onvrijheid van den menschbij zijne geboorte, zal jhr. Lohman er, naar wij vermoeden,toch wel niets tegen hebben, dat de menschheid op dienweg voortgaat.

Die dieren zijn geheel onvrij in dit opzicht ; dat zij weinigzijn vooruitgegaan, komt niet van hunne meerdere vrijheid,maar van de totale afhankelijkheid van de omgeving, waarinzij zijn geplaatst.

Laten we nu eens zien, hoe het met de vrijheid dermenschen ten opzichte van elkaar is geschapen. Jhr. Lohmanbeweert, dat God aan sommige personen een „hooge" positieheeft verleend (zoo b.v. aan de Lohmans), hun macht heeftgegeven om daarmee „te heerschen ten bate hunneronderdanen."

Men zou zeggen : hoe weet jhr. L. zoo precies, wat doelGod daarmee heeft gehad ? Is diens wil niet onnaspeurlijk ?

Als wij nu echter eens kunnen bewijzen, dat er tijden, jaeeuwen aan eeuwen zijn geweest, waarin van heerschenover „onderdanen" geen sprake was, waarin alle burgers,mannen en vrouwen, vrij waren en gelijke rechten en plichtenhadden te vervullen ? Als wij nu eens kunnen aantoonen,dat dit zelfs de oudste ons bekende toestand is geweestover de geheele wereld ? Wat blijft er dan van het rechtder heerschers en het door God gewilde der onvrijheid over ?

Welnu, dat bewijs i is geleverd. Al de oudste bekendevolksstammen in Amerika, Australie, Europa, Azie en Afrikabestonden uit vrije mannen en vrouwen, die in de ver-gaderingen der geslachten en van den stam mede stemden,als er besluiten moesten genomen worden en over welkegeen heerscher stond. De geslachts- en stamhoofden werdengekozen door de stamgenooten en hadden minder macht,dan de president eener republiek. Wetten, straffen, politie,rechtspraak — dat alles bestond niet. leder man droeg dewapenen tegen den vijand ; de grond was gemeenschappelijkbezit ; de arbeid werd door geen slaven of „arbeiders"verricht, maar door hen, die er de vruchten van wilden

III

plukken. Buiten elk gezag om had zich een gewoonterechtontwikkeld, waarnaar zich de stamgenooten zonder gevangenis-vrees of politiedwang gedroegen.

Dit is geen sprookje ; maar geschiedkundige waarheid.T o e n dus heeft God de onvrijheid der menschen vanelkaar niet gewild, toen waren er heerschers nochonderdanen.

De ontwikkeling der maatschappij heeft die oorspronkelijketoestanden grootendeels doen verdwijnen. Aileen bij de.,onbeschaafde" stammen bestaan zij nog. Met het privaatbezit heeft zich de onvrijheid van een deel des yolksontwikkeld ; door het onstaan van heerschende en dienendeklassen is de gezag-uitoefenende Staat eene noodwendigheidgeworden.

Maar nu is een maatschappij in wording. die de produktieuit de handen der partikulieren in haar eigen handen zalovernemen ; daarmee vervalt de mogelijkheid, om deproduktiemiddelen in het bezit van een klasse te laten ; degemeenschap herneemt grond en arbeidsmiddelen ; hetonderscheid in bezittende en niet bezittende, in genietendeen ontberende klasse verdwijnt ; de Staat gaat op in deMaatschappij ; de vrijheid der burgers wordt niet meerbeperkt door de macht van e n k e 1 e n, maar door hetbelang van a 11 e n. Vrijheid en gelijkheid, voor zoover dezein een georganiseerde maatschappij in aller belang mogelijkzijn, zijn dan op aarde gevestigd.

Omdat jhr. Lohman te kortzichtig, te aristokratisch en teouderwetsch is, om zich de mogelijkheid van zoo iets voorte stellen, zegt hij, dat God het niet wil. Dat hebben zealtijd gezegd, de onderdrukkers des yolks, dat ze God aanhunne zijde hadden. Maar de grootste en oprechtste enheldhaftigste geloovigen hebben hun dat heeten liegen enwanneer wij geloovigen waren, zouden we hen, die zoospreken, uitmaken voor godslasteraars

* *

Verder heeft deze anti-revolutionaire professor zich aaneen andere verkrachting der geschiedenis schuldig gemaakt,die bij zijne geloofsgenooten algemeen is. Volgens hen isde Fransche revolutie de oorzaak van de slechte toestanden,waaronder wij zuchten. Zij is het geweest, die de ordinantienGods heeft omvergeworpen, de maatschappelijke bandenheeft verscheurd, de gilden heeft opgeheven, den arbeid

I I 2

onbeschermd heeft gelaten, de vrije konkurrentie in al haretoomeloosheid heeft laten woeden, enz. enz. De Franscherevolutie, oftewel : het liberalisme, het breken met God enzijn gebod — zietdaar volgens hen de bron der ellende vanheden. Zoo zegt jhr. Lohman :

„Juist het kenmerkende van de revolutie is, dat zij den band tusschen Goden de Maatschappij heeft afgesneden. De mannen der revolutie kenden geenGod, werkende in de Maatschappij. Vandaar, dat thans de hooggeplaatste inzijne positie eene zelf-verkregen macht ziet, alleen aan banden gelegd doorwetten. De overheid staat slechts aan het hoofd tengevolge van toevalligoverwicht. Zoo is de geheele maatschappij veranderd en is de strijd om hetleven ingetreden, waarin de zwakke moet ten onder gaan, en deze veranderingis gekomen door de huldiging van het begrip dat alle menschen vrij en gelijkzijn voor elkander."

Als het de Fransche revolutie is geweest, die de overheid,den hooggeplaatste, het idee heeft ontnomen, dat hij zijnepositie ten bate der zwakken moest gebruiken, hoe stondhet daarmee dan wel voor die revolutie ? Waren toen devorsten zoo mild voor hunne onderdanen, was er toen liefdeen gerechtigheid onder de menschen, werden toen de arbeidersniet uitgebuit, leefde toen niet een klein deel van het yolkvan den arbeid van geheel het yolk

Maar hoe is het dan gekomen, dat de revolutie kon uit-breken I Was er geen nood onder de Fransche boeren, ergerdan thans ? Werden deze niet op de gruwelijkste wijze uit-gezogen door den adel, moesten zij niet zooveel belastingopbrengen, dat de eene exekutie de andere volgde, terwijl adelen geestelijkheid vrij waren van belasting ? Hield LodewijkXV zijne maitressen uit liefde voor het yolk ? En priesterschapen adel, de „hooggeplaatsten" van die dagen, maakten zijzich niet meester van alle vette baantjes, werden zij niet doorhet verarmde yolk gehaat wegens de zedeloosheid en brutaliteit,die hen kenmerkten ? Het hof gaf zich over aan de on-zinnigste weelde, verspilde schatten aan pensioenen engeschenken voor zijne gunstelingen en de nuttelooze oorlogenputten de schatkist uit en vermeerderden den last van schulden.

Dat was voor de Fransche revolutie en durft jhr. Lohmannu beweren, dat toen de heerschers hunne macht w e 1gebruiken „ter eere Gods en ter bescherrning van hen, dieonder hen waren geplaatst"

Neen, wanneer de toestanden van heden weer op veront-rustende wijze beginnen to gelijken op die van voor roojaren in Frankrijk onder een „Allerchristelijksten" Koning; wan-neer de armoede der massa scherper aan het licht treedt, evenals

113

rijkdom van enkelen ; wanneer in onze dagen de klassenstrijdaan de maatschappij wordt o p g e d r o n g e n door deverscherping dier tegenstellingen — dan is dit niet hetgevolg van de Fransche revolutie, van het ongeloof ; enz.,doch doodeenvoudig van den s t o o m en het mac h i n e-w ez e n, die de grootindustrie hebben doen ontstaan.

Zietdaar de groote g e 1 ij k maker dezer eeuw, die voorvrijheid en gelijkheid propaganda maakt, door eerst zulkeen ondragelijke onvrijheid en ongelijkheid inde wereld te brengen, dat de menschheid ze niet meerkan verdragen. De machine is de groote revolutionair, diespot met alles, wat nog voor heilig geldt.

De machine is de groote perspomp, die de arbeidersklassehet bloed uit de aderen zuigt en dit in den vorm vanrijksdaalders overstort in de brandkasten der bezitters. Demachine vernietigd het gezin, door vrouwen en kinderen inde fabriek aan het werk te zetten en mannen werkloos temaken. De machine ontneemt den werkman den arbeid endaarmede zijn loon, terwijl zij in het groot voortbrengt ende zoogenaamde „overproduktie" schept. De krisissen ontstaanmet hun nasleep van faillissementen en werkloosheid. Demachine vernietigt den kleinen burgerstand, ontneemt denkleinen bezitter zijn eigendom, maakt hem tot proletarier.

Aileen dan zal de machine geene verwoestingen in hetmaatschappelijk leven meer aanrichten ; alleen dan zal zijgeen onheil, doch slechts zegeningen over het menschdomuitstorten, wanneer zij niet meer kan toebehooren aane n k e 1 e n, doch in eigendom en beheer wordt gesteldvan a 11 e n, van de Gemeenschap.

Deze toestand is aanstaande en hij zal verlossing brengenaan ongeloovige, zoowel als aan geloovige arbeiders, diezullen beseffen, dat de rijke jonkers aan hun God de eigen-schappen hunner eigen zelfzuchtige klasse hebben toegekenden voor zulk een eigengemaakt afgodsbeeld niet zullenwillen buigen.

Rijkdom en macht in handen van enkelen hebben in alletijden en landen, onder alle begrippen, steeds armoede enslavernij voor velen tengevolge gehad. Wij willen strijden,om alien rijkdom en alle macht in handen der Gemeenschapte brengen, opdat zij ons a 11 e n ten goede zullen komen.

UTRECHT, Januari 1895.

8

Arbeiders en kleine burgers.

Men vraagt ons : waarom we altijd over arbeidersschrijven en of het socialisme alleen een zaak van de h a n-denar b eiders is.

Antwoord : het socialisme is een zaak van geheel demenschheid. Het is het nieuwe tijdperk, dat de maatschappijingaat. De tegenwoordige toestand is voor enkelen slechtsvoordeelig (in den laagsten zin des woords), maar voorverreweg de meesten een bron van voortdurende zorg.

Doordat enkelen beslag hebben gelegd op grond, fabrieken,huizen, schuren en andere arbeidsmiddelen, moeten de anderensteeds hij h e n terecht komen, wanneer ze willen werken.

De arbeider hangt af van zijn patroon.Die patroon is misschien op zijn beurt weer dienaar van

aandeelhouders of van een kapitalist, die hem geld voor zijnzaak heeft gegeven.

Marcheert de zaak niet, dan eischt de kapitalist zijn geldop en de gewezen patroon wordt zelf knecht (reiziger, ofboekhouder of opzichter b.v.)

De kapitalist is de eenige, die zonder arbeid rijk wordt :zijn schuldenaar en diens arbeiders werken met z ij n kapitaalen dragen hem daarvoor de renten en dividenten af.

De landeigenaar verhuurt zijn land aan den pachter.De pachter neemt arbeiders in dienst.Nu zorgt de pachter, dat mijnheer jaarlijks de pacht binnen

krijgt, waarvoor de pachter en diens arbeiders moeten werken.„Mijnheer" is weer de eenige, die niets doet en 't meeste

opstrijkt.* *

*De machine is de vijand van den gewonen arbeider, dien

hij werkloos maakt ; maar 66k van den neringdoende, die dekonkurrentie tegen het machinale werk niet kan volhouden.De groot-kapitalisten hebben feitelijk de groote fabrieken enmachines in handen. Zij profiteeren er van, en arbeider enneringdoende gaan to gronde.

De neringdoende is juist door de konkurrentie vaak gedwon

115

gen, zijn personeel uit te zuigen. Toch wordt hij daardoorniet rijk ; integendeel, hij verarmt nog. Niet voor zich zelf,maar om den groot-kapitalist, zuigt hij de arbeiders uit.

* •

Pachter, neringdoende, kleine patroon, zijn feiteiijk deperspompen in de hand van het kapitaal, om den arbeideruit te zuigen, opdat een deel van diens onbetaalden arbeidin de zak van den kapitalist vloeit.

Daardoor meen en kleine bazen en arbeiders vaak, datz ij tegenover elkaar staan. Dat lijkt ook zoo, maar in werke-lijkheid worden zij beiden doodgedrukt door den groot-kapitalist.

De kleine patroon werkt even goed, vaak nog langer enmoeitevoller, dan zijn arbeiders. Voor wien werkt hij Wordthij er zelf rijk mee ? Neen, de groote hommels worden steedsvetter, maar de arbeiders (kleine bazen en knechten) mogenblij zijn, als zij kunnen blijven bestaan.

* **Ook de kleine beambte leidt een kommervol bestaan, daar

hij het meeste werk doet en zijne chefs veel beter wordenbeloond. Het is een bijna vaste regel : hoe minder werk eraan een baantje is verbonden, hoe beter het wordt betaald.'t Is overal dezelfde uitbuiting : „mijnheer" strijkt de centenop en de ondergeschikten doen het werk. De kapitalisten-klasse heeft voor haar kornuitjes de vetste brokken bewaard.Wie heeft, dien wordt gegeven en wie hebben geploegd,gezaaid en gemaaid, die oogsten niet.

* *

Al die door zorgen geplaagde „fatsoenlijke" en „onfatsoen-lijke", met kiel of verschoten gekleede jas voorziene honger-lijders zijn door ons bedoeld, als wij over „arbeiders" spreken.Trek uw neus niet op voor dien naam, kale meneer I uwkinders mogen blij zijn, als ze eenmaal aan eerlijken handen-arbeid kunnen komenl Pachter, denkt er aan, dat ge 66kdaglooner kunt worden, als ge door tegenslag en misgewasuwe hoeve moet verlaten. Baas of winkelier, zorgt er voor,dat ge uwe krediteuren betaalt : anders moogt ge 66k blijzijn, als ge na uw faillisement als arbeider uw brood hebt.

I16

ten belang hebben alien, die van hun arbeid met hoofdof hand moeten Leven I De kapitalisten moeten de machtverliezen, om alles naar zich toe te trekken. Die macht ver-liezen zij eerst, wanneer zij hun kapitaal hebben verloren.Grond, fabrieken en arbeidsmiddelen aan de gemeenschap,dat is wat het socialisme wil en daarbij hebben en arbeidersen kleine burgers, belang.

Wij kenden een schildersbaas, die 't 66k al zwaar te ver-anwoorden had. Die wissels plaagden hem zoo ... Eensin een vlaag van wanhoop zei de man, die niets van 'tsocialisme wilde weten : „Was ik maar opzichter voor 1 wooin 't jaar dan zou ik mijn rommel wat gauw aan kant doen !"

„Man," antwoorden wij hem, „dan ben je al zoo'n beetjesocialist ; want als de gemeenschap alle schilderswerk verrichtte,had je daar kans op I"

Mochten de kleine burgers dit alles wat beter inzien !

UTRECHT, Jan. 1894.

Hoedeproletariers.

Het is in elken strijd van het grootste en eerste belang,dat elk der strijdende partijen weet, wie zijn vijand, en wiezijn vriend is en dat elk soldaat weet, in welk leger hij behoort.

In den militairen oorlog is dit gemakkelijk ; daar verrijzenop het slagveld overal de vaandels en standaarden der legers,die door hun verschil in vorm en kleur overal kenbaar zijnen daar is door het verschil in uniform het eene leger voorieder kenbaar van het andere onderscheiden.

Anders is dit in den oorlog der klassen, die niet op hetslagveld wordt gevoerd door uiterlijk onderscheidene legersvan verschillende nationaliteiten ; doch die gevoerd wordtin fabrieken en werkplaatsen, op bureaux en open terreinen,in huis en in de volksvergadering, bij de stembus en in deParlementen.

Wat in dezen strijd de partijen scheidt, is geen uiterl ij kwaarneembaar kenteeken. De uniform beslist niet. De heeren-

117

partij, die der bezitters, telt nog duizenden werklieden onderhare aanhangers ; bij de arbeiderspartij, die der niet-bezitters,hebben zich verscheidene „heeren" en zelfs ook enkelebezitters aangesloten.

Het is allereerst een ekonomisch verschil, dat den klassen-strijd deed ontstaan. De oorzaak van den klassens t r ij d is :het bestaan van twee kl as s e n met tegenstrijdige ekonomischebelangen. De kiasse der bezitters wil grond en arbeids-middelen in (haar) privaat bezit houden, omdat zij er daneen middel in heeft, een deel der menschheid voor haar telaten werken. Niets-doende leven van den arbeid van anderenis het voorrecht van den bezitter-genieter, hetwelk hij wilbehouden.

De niet-bezittende kiasse stelt zich die illusie niet. Zijvraagt niet, van anderer arbeid te leven ; zij — voor zooverzij een begrip van den strijd heeft gekregen — wil integen-deel, dat niemand, die werken kan, meer op den arbeid vananderen zal kunnen teren. Zij, thans gebruikt, om met haararbeid anderen rijk en gelukkig te maken, eischt, van dienarbeid eindelijk zelf eens te profiteeren. En daar niemandkan bepalen, wat hij-zelf nu eigenlijk heeft voortgebracht,omdat in elk stuk werk, dat de werkman aflevert, zulk eenovergroot deel m aats c h app el ij k e arbeid verborgen is —daarom streeft de ontwikkelde, strijdbare proletarier naareene maatschappelijke regeling, waarbij de maatschappij inhaar geheel als voortbrengster optreedt, den arbeid verdeelendeonder al hare tot werken bekwame leden, en waarbij demaatschappij in haar geheel, dus ook elk harer leden, deopbrengst der maatschappelijke voortbrenging geniet.

Komt deze tot stand, dan mist de thans bezittende klassehet voorrecht, dat haar den maatschappelijken rijkdom inhanden speelt : daarom is zij konservatief, wil zij de bestaanderegeling wel verbeteren, maar niet in den grond veranderen,wel reformeeren (hervormen), maar niet transformeeren(omvormen). De thans niet-bezittende kiasse echter, hoeweldoor den wassenden nood gedwongen, elke hervorming vanhet bestaande, die voor haar eene direkte verbetering, zijhet ook slechts tijdelijk, daarstelt, te aanvaarden, heeft juistbelang bij de totale omvorming der maatschappij, daar alleendeze in staat is, haar te verlossen van hare exploitatie dooreene andere kiasse.

Wie nu wil weten, tot welke partij in den klassenstrijdhij uit den aard der zaak behoort, heeft zich slechts de

118

vraag te stellen, of hij thans van den arbeid van anderen(dat is: van rente, pacht of ondernemerswinst) bestaat, ofdat hij moet leven van zijn eigen arbeid. Waarin die arbeidbestaat, dat komt er niet op aan; de machinearbeider, diedividenten vormt voor den aandeelhouder, werkt evengoedvoor dezen, als de karig bezoldigde kantoorklerk, die heteigenlijke schrijf- en rekenwerk verricht, werkt voor den bestbezoldigden chef, die weinig meer heeft te doen, dan zijnnaam te zetten onder hetgeen anderen hebben volgepend.Het monopolie, om anderen voor zich te laten werken, issteeds een gevolg van de eenzijdige werking der staatsmacht.Deze is het, die den fabrieksheer in het bezit stelt van dearbeidsopbrengst zijner arbeiders, door zijn eigendom op defabriek enz. in de wet te huldigen en met de geweldmiddelenvan den staat te beschermen. De ambtenaren in openbarendienst, die voor weinig arbeid vette traktementen en rijkepensioenen genieten, waar heel een yolk voor moet zwoegen,ontleenen hun luiheidsmonopolie meer di r ekt aan denbourgeoisstaat. Dien staat in bezit te krijgen, Om die mono-polies te doen verdwijnen, moet dus het streven van alleuitgebuiten zijn.

* *

Hebben wij hiermede den algemeenen regel aangegeven,volgens welken de partijen zich behoeven te groepeeren, dekwestie is daarmede nog volstrekt niet afgehandeld. Er zijnkapitalisten, wier idealisme of wier wetenschappelijk inzichtin den ontwikkelingsgang der maatschappij hun persoonlijken klassebelang zoozeer op den achtergrond dringt, dat zijzich bij de partij der bezitloozen aansluiten. Zij blijvenkapitalist ; zij blijven rente trekken of pacht innen; zij blijvenprofijt trekken van de kapitalistische inrichting der maat-schappij. Maar de voordeelen daarvan laten zij, wat zij alshun plicht beschouwen, voornamelijk ten goede komen aandie beweging, die de opheffing van het kapitalisme beoogt.Gaarne bereid, om jubelend over de overwinning der prole-tariers van hun klasse-voorrecht voor goed afstand te doen,als de tijd daar is, weten zij die overwinning thans het meestin de hand te werken, door hunne persoonlijke ekonomischemacht thans wel te behouden, doch ze dienstbaar te makenaan den strijd tegen hun eigen klasse.

Is dit motief van aansluiting bij onze partij van meeridealistischen aard, er zijn nog andere ekonomische redenen

119

dan de reeds genoemde, die daartoe leiden. Uitbuiting vanvelen door weinigen is wel het hoofdgevolg van het kapi-talisme ; maar dit heeft nog andere gevolgen, minstens evennoodlottig. Werkloosheid in alle vakken van hand- en hoofd-arbeid wordt meer en meer het kenteeken van onzen tijd.Wie werkloos is, wordt niet uitgebuit ; integendeel is hijgedwongen, in den vorm van liefdadigheid van anderen televen; hij is een gedwongen parasiet. Toch zal niemandbeweren, dat hij daarom gelukkig is; neen, hij zou wel gaarnewillen uitgebuit worden, als hij maar zooveel overhield, dathij er nauwelijks van kon leven.

Door de werkloosheid wordt zoowel de handwerksman alsde geleerde, de pette-proletarier als de hoede-proletarier, defabriekslaaf als de bureauslaaf geteisterd. De laatste moet,wanneer hij al werk heeft, gewoonlijk veel te lang wachtenop promotie, daar er in de hoogere rangen geen plaats voorhem is. Advokaten, artsen, onderwijzers en dergelijke lijdeneven erg onder de bestaande werkloosheid in hun vak, alsde handwerkslieden. De rechtsgeleerden en geneesheeren,die werkelijk een goed bestaan hebben, hebben gewoonlijkveel te veel te doen, om de zaken naar eisch te kunnenwaarnemen en nog voldoenden tijd voor ontspanning overte houden. Op het platteland beulen zich de geneesheerenvaak op de erbarmelijkste wijze af, om van de verarmendeboeren en doodarme arbeiders een fatsoenlijk inkomen saamte schrapen, waarbij zij geheel verboeren, afstompen, hunvak tot een handwerk maken. Daar staat tegenover, dat weertal van geneesheeren of niets te doen hebben, Of eerst nalange jaren wachtens een goede praktijk krijgen.

Wanneer ook in dergelijke vakken de arbeid ware g e r e-g e 1 d , tusschen alle deskundigen ware verdeeld, en aan iedereen goed inkomen gewaarborgd ware, dan zou dit allereerstden heel of half werkloozen geneesheeren ten goede komen.Wanneer zij dit beter inzagen, zouden velen hunner zichniet meer vastklampen aan de bestaande maatschappelijkeinrichting, die ook hun ten verderve is; maar zich met deandere slachtoffers dier ongeregelde maatschappij tegenoverde bevoorrechte klasse in een gelid scharen.

Ook zijn er verscheidene ondernemers van kleine zaken,kleine kooplieden en tusschenpersonen, die wel is waar nietin dienst van anderen zijn, dus niet worden uitgebuit, jaintegendeel anderen in hun dienst hebben en dus zelveuitbuiters zijn ; maar voor wie de konkurrentie met het

120

grootkapitaal zoo moeilijk is, dat zij toch niets dan eenellendig bestaan hebben.

De ondergaande middenstand zal meer en meer tot hetbesef komen, dat ook zijne leden eerst dan een mensch-waardig bestaan, vrij van de doodende ekonomische zorgen,zullen verkrijgen, als de arbeiderspartij erin geslaagd is, degrootkapitalisten te dwingen, hun grond en arbeidsmiddelenvoor de maatschappelijke produktie aan de Gemeenschap ofte staan. Ook zij behooren dus uit den aard der zaak bij desociaaldemokratische arbeiderspartij.

* **ZOO zien wij, dat het alleen gebrek aan inzicht is, waardoor

zoovele slachtoffers der huidige samenleving zich nog ont-houden van aansluiting bij het klassebewuste proletariaat.Veel trots en bekrompen bourgeoisgeest houden hen daarvannog terug. Zij zien te veel nog naar het uiterlijk, alsof desnit der jas of de hoed of pet in dezen beslisten. Terwijlzij zich morrend laten uitknijpen door de heerschende klasseof van zorg en kommer vergaan door de slechte maatschap-pelijke inrichting, loopen deze verdwaasden nog rond metden zelfvoldanen glimlach op de lippen, die den bourgeoiskenmerkt. En inmiddels gaat meer en meer dat woord vanKautsky in vervulling, waar hij zegt, dat spoedig de hoede-proletarier zich van de andere loonarbeiders nog slechts dooreene zaak zal onderscheiden, nl. door zijne aanmatiging.

Toch worden dag aan dag steeds meerderen de oogengeopend ; zij treden toe tot onze rijen, versterken het prole-tariaat in zijn strijd en gaan met ons de overwinning tegemoet.

LEIPZIG, Aug. 1895.

De Sociaaldemokratie en Arbeidersbeweging.Wanneer wij socialisten zeggen, dat in de tegenwoordige

maatschappij de bezittende en niet bezittende klassen tegen-over elkaar staan, drukken wij ons in verscheidene opzichtenonjuist uit.

Wij laten nog daar, dat tusschen de bezittende en niet-bezittende klassen de middenstand staat, die voor een deelhalf behoort tot de bezittende, voor zoover hij leeft van deopbrengst van zijn grond of kapitaal — en voor een anderdeel tot de niet•bezittende, voor zoover hij tevens als onder-nemer of werkman mede deelneemt aan de maatschappelijkevoortbrenging. De middenstand toch is bezig te verdwijnen,neemt in den klassenstrijd geene zelfstandige positie in, dochschaart zich of bij de kapitalisten of bij de arbeiders enbehoeft dus in dit opzicht niet als afzonderlijke klasse teworden vermeld.

Neen — de onjuistheid zit voornamelijk hierin, dat nietde geheele niet-bezittende klasse in een gelid staat tegen-over de bezitters, zooals de door ons bedoelde uitdrukkingzou doen vermoeden. Aileen dan zou dit geval zijn, wanneeralle arbeiders zich onder het vaandel van het socialismehadden vereenigd.

De socialistische arbeidersbeweging alleen voertden strijd tegen de bezitters, om dezen hunne voorrechtente ontnemen. Arbeidersvereenigingen, die niet op het stand-punt van den klassenstrijd staan, zijn Of totaal onschadelijkvoor de kapitalisten, Of worden door dezen tegen dee i g e n l ij k e arbeidersbeweging. tegen de sociaal-demokratie,gebruikt. De Roomschen verklaren dit duidelijk, door hunnearbeiders-vereenigingen „anti-sociaaldemokratisch" te noemen.Zij bevechten de verstandige arbeiders, door de onverstan-digen zich tegen hen te laten vereenigen. In het blaaadjevan pastoor Ariens „De katholieke Werkman" komt eenrubriek „van de overzij" voor. Met die „overzij" worden nietbedoeld : de vijanden der a r b e i d e r s, dus : de kapit a-1 i s t en — neen, men doet den katholieken werkman eenvijand zien in hen, die juist de vijanden van de uitzuigers

122

der arbeiders zijn. De arbeiders, die zich door deze praatjeslaten vangen, staan dus niet tegenover de bezittende klasse.Neen, als daar straks de stembus voor hen is geopend, zullenzij de macht hunner eigene en onzer vijanden, der kapita-listen, versterken, door die kandidaten te stemmen die hundoor dezen worden aanbevolen. In den politieken strijd zullenzij dus staan niet t e g e n, maar n a a s t de bezittendeklasse . .. totdat hun de oogen zijn opengegaan, wat nietzal uitblijven.

Ook in den ekonomischen strijd, bij werkstakingen by.,ziet men meer dan eens arbeidersvereenigingen de zijde vanhet kapitaal kiezen. Hoe menigmaal werd reeds niet eenwerkstaking verijdeld door de mannen van den R. K. Volks-bond en van Patrimonium, daar dezen geheel of half depatroons steunden tegen de arbeiders1 Een sterk sprekendfeit in dit opzicht is wel het gebeurde te Kampen, waarPatrimonium een vergadering van patroons e. a. bijeenriep,om te verhinderen, dat aldaar eene afdeeling van den Ned.Sigaren- en Tabaksbewerkersbond zou worden opgericht. Ofde heer Boele ook het recht had, dergelijke gedienstigegeesten zijne „medearbeiders" te noemen 1 „Medearbeiders"nl. bij het zware werk, om de macht der kapitalisten tegen-over de opkomende arbeidersbeweging te bevestigen.

Ook zijn er arbeidersbewegingen, die niet vijandig staantegenover het socialisme, maar het evenmin kennen, aannemenen volgen. Als de „Nederlandsche Volkspartij" by. ooit ietswordt, dan wordt zij eene vereeniging van arbeidersgroepen,die bij de stembus en in de Kamer voor de verkrijging vandirekte verbeteringen zal strijden. Hetzelfde geldt — dochop ekonomisch gebied — van verschillende vakvereenigen.Door het diskrediet, waarin het socialisme bij ons staat, enwegens de achterlijkheid van de meeste arbeiders, die meenen,hunne zaak een o n d i e n s t te doen, als zij zich tot hetsocialisme bekennen, trachten dergelijke vereenigingen zichzooveel mogelijk buiten socialistisch vaarwater te houden envreezen zij zelfs den s c h ij n van socialistisch te zijn.

* **

Maar in 1895 kwam er uit Denemarken een bericht tot ons,dat de Nederlandsche anti- en niet-socialistische arbeiderswel eens ernstig mogen overwegen.

Denemarken is een landje, dat o. a. ook dit met hetonze gemeen heeft, dat het geen industrieland is.

123

„De geheele bevolking van Denemarken bedraagt circa2 millioen menschen. De landbouw is het hoofdbedrijf derbevolking, daar ongeveer de helft bij den landbouw werkzaamis. De industrie houdt iets meer dan een vierde bezig enhet overige deel vindt zijn bestaan in handel, scheepvaart,visscherij en dergelijke". ZOO lezen we in het bericht derDeensche Partij aan het kongres te Zurich.

De Deensche sociaal-demokratie dateert van 1871. Daarzij in 1873 werd verboden, moest zij zich opnieuw organi-seeren en zoo werden de „vrije vakvereenigingen" opgericht,die stonden onder een centrale leiding, waarin de afgevaar-digden der vakvereenigingen zitting hadden. Deze organisatienam een socialistisch program aan en hield in 1876 teKopenhagen haar eerste kongres, waarop 55 afdeelingen met5500 leden door 75 afgevaardigden vertegenwoordigd waren.

In 1878 werd de vakbeweging van de politieke beweginggescheiden. De laatste organiseerde zich afzonderlijk als :Sociaal-demokratisch Verbond, dat in 1893 reeds 150 afdee-lingen met 17000 leden telde, van welke circa 5000 op hetplatte land woonden. Daarnaast staan nu de vakvereenigingenmet 400 organisaties en 35000 leden, waarvan 20000 inKopenhagen en 15000 daarbuiten. 1)

Na de scheiding van vak- en politieke beweging bleefechter tusschen beide een vaste band bestaan. Zoo hebbente Kopenhagen de vakvereenigingen een „kartel" (bond)gevormd onder den naam : de gecentraliseerde vakvereeni-gingen. Hierin is elke vakvereeniging door haar bestuurvertegenwoordigd ; maar ook het bestuur der soc. dem. partijheeft zitting in dit kartel en oefent aldus mede invloed uit opde vakbeweging. Hetzelfde vindt men op verschillende andereplaatsen.

Zien wij dus hier eene verbinding van politieke (soc. dem.)en vakbeweging, ook op andere wijze komt de sociaaldemo-kratie geregeld in aanraking met de overige arbeidersbewegingen wel op de „algemeene Skandinavische arbeiderskongres-sen", waartoe alle arbeidersvereenigingen van Denemarken,Zweden en Noorwegen toegang hebben

Wij zien dus in Denemarken de sociaal-demokratie zelf-standig optreden als afzonderlijke politieke partij, doch tevensop allerlei wijze voeling houden met de andere arbeiders-vereenigingen.

1) In de laatste 5 jaren (tot 1898) zijn deze getallen met een vierde vermeerderd,

124

Voor haar zelve is dit blijkbaar niet nadeelig geweest.Het hoofdorgaan der Partij „Social-demokraten", een dagblad,had een paar jaar geleden een oplage van 2500o exemplaren I)en nog verkeert zij onder den verschen indruk harer over-winning bij de stembus, die haar getal vertegenwoordigersin het Folkething van 2 op 8 2) bracht, en dat bij een zeerslecht geregeld kiesrecht.

Maar de andere arbeidersvereenigingen, welk resultaat heeftvoor hen het samenwerken met de sociaaldemokratie gehad ?

Op deze vraag is thans het antwoord gegeven door de orga-nisatie dier soort van arbeiders, die volgens alle deskundigenhet slechtst voor onze beginselen zijn te winnen, nl. de land-arbeiders. Men weet, hoe veel moeite men in Duitschland,Frankrijk en Engeland doet, om dit belangrijke deel vanhet proleteriaat op onze zijde te krijgen en hoe in Belgiede hoop der Katholieke partij juist op de landarbeiders in't Vlaamsche gebied is gevestigd. En hoewel bij ons inFriesland en Groningen het socialisme (hoe slecht ook be-grepen I) de landarbeiders hier en daar een poosje heeftgeorganiseerd, bleek het op vele plaatsen slechts een stroo-vuurbrand te hebben ontstoken, daar men de menschen weltot toorn, maar niet tot nadenken en overleg hadgebracht, daar ze wel rebellisch, doch niet b e w u s twaren geworden.

In Denemarken hebben de landarbeiders hunne vastelandelijke organisatie, die dezer dagen te Roskilde haarzevende kongres hield. Dit kongres heeft, op voorstel vanhet Bestuur, het volgende besluit genomen :

„Terwijl het kongres erkent, dat de geheele maatschappe-lijke ontwikkeling, waaronder ook de toenemende macht derondernemersvereenigingen, de eenheid der arbeidersbewegingnoodzakelijk maakt, die een hoofdvoorwaarde voor haarmacht is:

dat het slechts in d i e vereenigingen, wier leden in grootereof geringere mate van so ci alis tische ideen door-drongen zijn, gelukt is, eene werkelijk levensvatbare arbeiders-beweging op touw te zetten :

dat de buitengewone krachten, die noodig zijn, om detalrijke klasse der landarbeiders tot het bewustzijn harermenschenrechten op te wekken en hen de beteekenis der

1) Thans (1898) sneer dan 32000. 1) Thans (1898) 12.

125

aaneensluiting te leeren, slechts bij de sociaaldemokratieworden gevonden :

dat de sociaaldemokratie slechts in zooverre alle bizondereplattelandsbelangen kan verstaan en bevorderen, als zich delandbevolking bij haar heeft aangesloten:

dat de landarbeiders alleen door een nauwe verbindingmet de overige arbeiders van hun kiesdistrikt hun eigenvertegenwoordiger in de kamer kunnen brengen :

dit alles overwegende besluit het Kongres, vanaf i Juli deuitgave van het orgaan „Program" te staken en voortaanslechts het soc. dem. orgaan „De Landarbeider" aan tebevelen en voor zijne verbreiding te werken, en de ver-schillende afdeelingen aan te sporen, zich bij de soc. dem.vereenigingen in hun distrikt aan te sluiten."

* *

Onder de overwegingen van dit besluit komen er een paarvoor, waarop wij de aandacht vestigen.

Meermalen beweerden wij, o. a. aan het adres der mannenvan de Volkspartij, dat alleen de sociaaldemokratie de krachtheeft, de massa's duurzaam op te wekken. Sociaaldemokratieis vereeniging van einddoel (bevrijding des yolks uit deekonomische knechtschap) en van direkt praktisch werken(verbetering van toestanden voor het heden). De strijd voorhet einddoel geeft wijding en geestdrift aan den strijd voordirekte hervormingen, terwijl de laatste een middel zijn voorhet eerste. Het internationale karakter der beweging versterkthet machtsbewustzijn der enkele deelen, doet teleurstellingendragen en gevaren trotseeren. Vandaar de „wereldveroverendekracht" der sociaal-demokratie beweging.

De landarbeiders van Denemarken hebben dit begrepen ;zij verklaren zelve, dat alleen de sociaaldemokratie de mas-saas tot bewustzijn kan brengen ; dat alleen van die ver-eenigingen kracht uitgaat, die door de socialistische ideenworden voortgestuwd.

Hieruit trekken zij de konklusie, dat de bloei dersociaaldemokratie de bloei der arbeiders-beweging is.

Willen de landarbeiders van den invloed der sociaaldemo-kratie profiteeren, zoo redeneeren zij, dan dienen zij zicheerst erbij aan te sluiten. Wanneer ik mij met een zwaardmoet verdedigen, dien ik eerst te zorgen, dat het solied enscherp zij. De sociaaldemokratie is het zwaard der arbeiders-

126

beweging ; deze zorge dus, dat het goed in orde zij. Datkan alleen, wanneer de arbeiders van alle vakken zich erbijaansluiten ; alleen daardoor kan de sociaaldemokratie ookvoor aller belangen opkomen.

Zullen de weifelenden en vreesachtigen, de kortzichtigenonder de Nederlandsche arbeiders dit begrijpen ? Hunnekracht zullen zij moeten ontleenen aan de Sociaal-demo-kratische Arbeiderspartij ; maar die partij moet op haar beurtweer alle kracht ontleenen aan het getal bij haar aangeslotenarbeiders. Het is een wisselwerking wat de arbeiders doenvoor de sociaaldemokratie, krijgen zij met woeker terug.Eerst voor het hede n; later voor de toekomst; than sin meer loon, minder werktijd, meer genot; eenmaal inde totale overwinning van het proletariaat op de kapitalis-tische klasse.

Op dus, arbeiders, het socialisme niet meer onder stoelenen banken gestoken. Niet meer gevreesd voor het socialisme,alsof het uw vijand ware.

Een slechts is de vijand, een slechts de beroover van uwrijkdom, de dief van uw geluk dat is de kapitalistenklasse.

Daartegen gestreden; daartegen uwe macht vermeerderd ;daartegen de wapenen van uw verstand en uwe organisatiegewet ; daartegen het vuur uwer geestdrift aangestoken.

Maar een slechts is ook uw vriend, uw raadsman en helper ;en die eene dat zijt gij zelf, voor zoover gij uw toestand ubewust zijt ; dat is de ontwaakte arbeidersklasse, de sociaal-demokratische partij.

Door haar to versterken, versterkt gij u zelf: want alleendan kan en zal de sociaaldemokratie de overwinning be-vechten, als zij een is geworden met de arbeidersbeweging.

UTRECHT, Mei 1895.

De Marsch der Arbeiders.Naar WILLIAM MORRIS.

Hoort gij wel die doffe klanken, die heel d' aard verstomddoen staan,

Als de wind in diepe dalen bij het naadren van d' orkaan ?Als in donkere avondstonden 't buldren van den oceaan? —

't Is het yolk, dat opmarcheert 1Hoor het rollen van den donder 1Hoog de zon en nacht daaronder,Door het donker komt een wonder :'t Is het yolk, dat opmarcheert 1

Waarheen gaan ze, waar vandaan toch en wie zijn ze, dieg' ons meldt ?

Waar is tusschen hel en hemel hunne woning opgesteld ?Willen zij een meester dienen? Werken z' ook voor weinig geld?

Wat is 't yolk, dat opmarcheert ?Hoor, enz.

Uit de smart en de verneedring gaan zij op naar licht en kracht;Overal is hunne woning waar het leven schreit en lacht.Koop ze, huur ze, om u te dienen; — maar dan niet te lang

gewacht ;Want bedenk: de tijd marcheert.

Hoor, enz.

Zij zijn 't, die uw huizen bouwen, 't linnen weven, bakken 't brood,Heel het leven u verzoeten, koestren als in moeders schoot,Steeds bereid om u te dienen. En wat loon was 't, dat ge boodt?...

Ha bedenk, het yolk marcheert 1Hoor, enz.

Eeuwen zijn voorbijgetrokken, dat zij zwoegden, doof en blind,Nooit eens opgeschrikt van 't lijden, zonder hope, slaafs gezind;Maar nu steken ze op hun ooren en hun kreet ruischt op den wind

En 't ontwaakte yolk marcheert.Hoor, enz.

128

„Hoort en beeft nu, trotsche rijken ; want vervuld is nu de tijd ;„Eens voor u was al ons werken, maar nu roept ons hooger strijd.„Wij zijn menschen en veroovren ons de voile menschlijkheid,

„Wie ook tegen ons marcheert 1"Hoor, enz.

„Wilt gij strijd dan? wilt gij, als het dorre rijs in 't vuur, vergaan?„Wilt gij vrede ? kom dan tot ons ; v o or of tegen; maak

wat aan.„Kom en leef met ons; voor 't nieuwe leven breken wij de baan —I

„'t Is de hoop, die mee marcheert 1"Hoor, enz.

„Zoo marcheeren wij, de werkers, en 't geluid, dat gij daar hoort,„'t Is de krijgskreet der bevrijding, die de zware lucht doorboort,„En ons vaandel draagt de kleuren van den morgen, die er

gloort.„Nu de Nieuwe Tijd marcheert 1"

Hoor het rollen van den donder,Hoog de zon en nacht daaronder.Door het donker komt een wonder :

't Is het yolk, dat opmarcheert 1

UTRECHT, October 1896.

Samenwerking.

Een socialist, die tegen „samenwerking" zou zijn, is eenondenkbaar iets. Het is immers juist de socialist, die detegenwoordige, op strijd van alien tegen alien berustendemaatschappij wil vervangen door eene werkelijke „samenle-ving", wier leden met elkander samenwerken, om de aardeen haar rijkdom ten bate van allen te exploiteeren. Het isjuist de socialist, die gruwt van de tegenwoordige wijze vanvoortbrengen, met haar zoogenaamde „vrije" konkurrentie,haar onmeedoogenden strijd om het bestaan, waarin demiddenstand door het grootkapitaal wordt vernietigd, waarinde arbeider door de machines der grootindustrie wordtbroodeloos gemaakt, waarin de werklooze proletarier aast opde ledige plaats, in tijden van werkstaking door zijne mede-proletariers opengelaten, waarin de millioenen der werkersniets zijn dan arbeiderskudden, die het grootkapitaal er voorde vulling van zijn brandkast „op na houdt". Het is juistde socialist, die met innige vreugde ziet, hoe een anderewereld bezig is, zich baan te breken, waarin de vrijekonkurrentie heeft plaats gemaakt voor een regeling vanden arbeid door en ten bate der gemeenschap, waarin deeene mensch den ander niet meer in den weg staat, zooalsthans, maar allen s a m e n w e r k en in de produktie, omzooveel en zoolang te arbeiden als noodig is, om ieder lidder gemeenschap een menschwaardig bestaan te verschaffen.

En het is juist de sociaaldemokratie, die den arbeidersinds bijna 5o jaren toeroept, zich te v e r e e n i g e n, metelkaar samen te werken, om door hun gemeen-s c h a p p el ij k optreden een macht te vormen tegenoverde bezittende klasse, die door middel van wetgeving, recht-spraak, politie en Leger de tot stand koming der same n-w e r k end e, der socialistische maatschappij denkt tebeletten.

En wij zijn het juist, die elken dag weer op nieuw alien,die zuchten onder de overmacht der kapitalistische over-heersching toeroepen, ook voor de tijdelijke, onmiddellijke

9

130

verbeteringen, die zij eischen, elkaar de hand te reiken,samen te staan tegenover het konservatisme der bezitters,om in den politieken strijd dezen al datgene of te dwingen,wat zij, tuk op hunne voorrechten, alleen gedwongen willenafgeven.

In beginsel en t a k t i e k zijn wij sociaal-demokratendus groote voorstanders van „samenwerking".

Maar die samenwerking wenschen wij juist, om des tekrachtiger strijd te kunnen voeren.

Wij zijn geene vrienden van strijd tusschen de menschen.Geen oprechter vijanden van den menschen- en geld-verslindenden oorlog vindt men, dan wij zijn. Wij gaan nietgebukt onder het pessimisme dergenen, die beweren, datde oorlogen nooit uit de wereldgeschiedenis der toekomstzullen verdwijnen. Ons beginsel van internationaliteit omvatalle volkeren der wereld in den band eener algemeenewereldvrede.

Ook zijn wij allerminst voorstanders van dien strijd,wreeder en moordender dan de oorlogen der volkeren, vanden k 1 a s s ens t r ij d, die in steeds toenemende woede islosgelaten op ekonomisch en politiek gebied, tusschen devoortbrengers van alien rijkdom en de bezitterservan, tusschen de ontberende arbeiders en dein weelde levende genieters der maatschappij.Hadden wij het in onze macht, die strijd zoude spoedigbeslecht zijn en onze voornaamste grief tegen de bestaandemaatschappelijke inrichting is juist, dat zij dien klassenstrijdn o o d z a k el ij k maakt. Een stelsel, dat steeds meer weeldeophoopt in enkele handen en steeds meer armoede tengevolge heeft bij velen — een maatschappij, die enkelefamilien van bezitters steeds meer ekonomische macht inhanden speelt en daartegenover millioenen tot afhankelijk-heid en ellende doemt — een dergelijke maatschappijm o e t met haar scherper wordende tegenstellingen tusschenarm en rijk een strijd der klassen opwekken, hierin bestaande,dat de wanhoop van den drenkeling den zinkenden midden-en arbeidersstand aangrijpt en deze, door het instinkt vanzelfbehoud gedwongen, de voorrechten der bezitters aantasten.Dezen, gewend om het overig deel der menschheid te be-schouwen als geboren om voor h e n te werken, weigerentoe te geven, steunend op hun macht in den staat, en zooneemt de strijd toe in woede, in kracht en in omvang.

Hoewel wij Been v o o r s t a n d e r s zijn van dien strijd,

131

onderscheidt juist dit ons van de andere politieke partijen,dat wij hem erkennen als een geschiedkundige noodzakelijk-heid en er ons naar willen inrichten. Ja, wij trachten ookden anderen slachtoffers der huidige samenleving de oogente openen voor het bestaan van den klassenstrijd. Dat tochis noodig, opdat wij er zoo spoedig mogelijkdo o r h e e n z ij n. Daar hij noodzakelijk moest voort-komen uit eene maatschappij, die enkelen laat bezittenhetgeen alien noodig hebben, die dus klassen vormt,kan hij ook eerst zijn geeindigd, zoodra die goederen (gronden arbeidsmiddelen) aan alle n, aan de gem e e n s c h a p,behooren, zoodat er van geen klassen meer sprake is.Hiervan moeten wij de niet-bezitters doordringen, opdat zijin den klassenstrijd hunne plaats innemen, den strijd nietaan enkelen overlaten en daardoor de macht der bezittersversterken. Het kapitalisme deed den klassenstrijd geborenworden ; het socialisme wil hem zoo spoedig mogelijk in 'tvoordeel der verdrukten, ten bate der menschheid, beslechten.

* *

Aan den eenen kant dus flinke samenwerking met alien,die inzien, dat de bestaande maatschappij hen arm enonderdrukt houdt ; aan den anderen kant dapper den strijdgestreden tegen den noodzakelijken vijand : de bezittende,de heerschende klasse.

Met haar is samenwerking onmogelijk.Onder haar kunnen per s on en worden aangetroffen,

die het wel go e d m e e n e n; maar de politieke strijd isgeen strijd van personen, doch van klassen. Men kan nietbeiden, arbeiders en bezitters, te vriend houden, als menwaarlijk m e e d o et aan den strijd. Men kan niet beideklassen helpen. Tracht men dit te doen, dan lijdt zeker eenvan beide schade.

Daarom zijn patroons-donateurs van een arbeidersvereenigingeven schadelijk voor de arbeidersbeweging, als arbeiders-vereenigingen, die zich b.v. in tijden van werkstaking aande zijde der patroons plaatsen. Onder de leuze van „overlegte plegen" en „samenwerking" te willen, worden voortdurendvan beide zijden vereenigingen opgericht en kommissien totstand gebracht, die gewoonlijk spoedig in het zand verloopen,nooit een belangrijken invloed ter verbetering van toestandenuitoefenen en in elk geval d i t tegen hebben, dat zij velenin den waan laten, dat door samenwerking van kapitaal en

13 2

arbeid de maatschappelijke kwestie kan worden opgelost.Een treurig voorbeeld van die „samenwerking" leverde

indertijd eene feestvergadering van Reck! en Plicht, waar devoorzitter, een spoorwegbeambte, als het ware in ruil voorden stein, van de donateurs ontvangen, dezen, die tot dehooge ambtenaren der SS. behoorden, beloofde, dat de wooleden van R. en P. in tijden van werkstaking niet de zijdeder arbeiders, doch die der direktien, zullen kiezen I Methuid en haar schijnen zich dus die werklieden aan de Maat-schappijen te hebben overgeleverd.

Dat is dus het gevolg van hunne „samenwerking" met debezittende klasse, dat zij door deze totaal zijn ingeslokt, zichverlagen tot de rol van handlangers van het kapitaal indiens strijd met den arbeid. lets dergelijks ziet men meervan arbeidersvereenigingen, die niet staan op het standpuntvan den Klassenstrijd : wij herinneren slechts aan de afd.Kampen van Patrimonium, die zelf de patroons opriep, ommet haar een op te richten afd. van den Sigarenmakersbond uitKampen te wezen. Ook de R. K. Volksbond en enkele afd.van het A. N. Werkl. Bond traden zoo nu en dan openlijkop als helpers van de kapitalisten, om de arbeiders in hunneworsteling om meer recht en brood te bekampen.

Op de zelfde wijze werken de Bond van Or de doorHervorming en de Oranjebond van Orde, dieook door „samenwerking" de sociale nooden zullen verlichten,doch intusschen een stork anti-socialistisch karakter dragend. w. z.: den strijd hebben aangebonden tegen dat gedeeltevan het proletariaat, dat de bezittende klasse hare voor-rechten wil ontnemen.

Met hetzelfde doel hebben zich de Roomsche priesters inde arbeidersvereenigingen gedrongen.

Ja zelfs, in de parlementen treden verschillende burgerlijkepartijen met mooie eischen ter bescherming van den arbeiderop, om dezen of te houden van zelf deel te nemen aan denpolitieken strijd, d. zich bij de a r b e i der spar t ij aante sluiten.

* *

De arbeiders echter, die inzicht hebben in het wezen dermaatschappij, weten, dat de klassenstrijd blijft bestaan, ookal tracht men hem onder bloemen te bedekken. Zij zullennooit vergeten, zelfs wanneer zij met de vertegenwoordigersder bezittende Hasse voor een bepaald doel in overleg zijn

1 33

getreden, dat deze slechts toegeeft onder den invloed vande machtsvermeerdering der arbeiders. Zij zullen meesmuilendlachen, als men ons verwijt, geen „samenwerking" te willen,wetende, dat de bezittende klasse z elv e, alleen d a n wil„samenwerken", wanneer zij inziet, iets te moeten toegevenaan de eischen der arbeiders.

De grootste, ja, de eenige macht, die de arbeiders hebbentegenover het kapitalisme, is het socialism e. Juist daaromis het socialisme zoo gehaat bij de machthebbers. Het erkentden strijd en vreest hem niet. Het laat niet met zich sollen,zich niet in slaap wiegen door liedjes van samenwerking,Zoolang mogelijk trachten de bezitters van het goed ver-trouwen, 't gebrekkig inzicht en de onzelfstandigheid derarbeiders gebruik te maken, om hen buiten de socialistischebeweging te houden, totdat eenmaal de toestanden te on-houdbaar, de druk te zwaar, de ellende te erg worden ende oogen der arbeiders voor goed zijn open gegaan.

December 1894.

Bisschop en Arbeiders.

Het jubile van den bisschop van Haarlem in September1896 werd 66k door de Roomsche „werklieden" gevierd.

In het „Paleis van Volksvlijt" had een feestelijke bijeen-komst plaats, waar de heilige man zelf tegenwoordig wasen waar de afdeelingen van den R. K. Volksbond voor hemhebben gedefileerd.

Aan muziek en zang, aan woordenpraal en uiterlijk vertoongeen gebrek. Uit alles bleek, dat men het theatrale karaktervan den Roomschen kerkdienst al meer en meer op dewerkliedenbeweging gaat toepassen.

1 34

Ons wel. Als er groepen van arbeiders zijn, die door hunneopvoeding en gewoonten behoefte hebben, hun strijd totverbetering van toestanden in bepaalde vormen te kleeden,afwijkend van de onze, wij kunnen er geen bezwaar tegenhebben. Maar wat wij mogen eischen is, dat het eigenlijkedoel, dat een denkend arbeider met zijne vereeniging beoogt,niet in het uiterlijke vertoon onderga. Dat de strijd om eenmenschwaardig lot niet ontaarde in een zinledig komedie-spel. Dat overal, waar vereenigde arbeiders samenkomen - -doch vooral bij hunne plechtigste feesten I — de grondtoonvan al hunne woorden en daden zij : de smart over het leeden de ontbering hunner vrouwen en kinderen ; heilige ver-ontwaardiging over de vernedering, waarin zij verkeeren ; devaste wil, om zich een m e n s c h e l ij k leven te veroveren ;een mannelijke en zelfstandige houding tegenover de grootender aarde, die hen tot heden zoo arm en klein hebbengehouden.

Het spijt ons, te moeten zeggen, dat van dat alles op hetjubelfeest van den heer Bottemanne niets, totaal niets, isgebleken. Diepe buigingen der vereenigde Roomsche arbeidersvoor staf en mijter en wereldsche koningskroon; veel uiterlijkvertoon en zinsbegoocheling; maar geen woord, geen wenk,waaruit de drang naar een menschwaardig leven sprak— geen zucht, geen klacht over de toch zoo schandelijketoestanden geen woord van protest over de rechtsver-krachtingen, waaraan juist in den laatsten tijd de arbeiders-beweging weer blootstaat — geen enkel teeken, dat biervertegenwoordigers van een ontwakend, om licht, lucht enleven worstelend proletariaat bijeen waren.

Maar dan die priester, die zich ditmaal een vader dierarbeiders noemde? Zijn zij door de treurige inrichting onzermaatschappij verstoken gebleven van eene ontwikkeling, diehun een ruimen blik over hun toestand kon geven, die hunnelevenseischen hoog kon stellen en hen de diepe vernedering,waarin de arbeider thans verkeert, diep kon doen gevoelen

anders is het met hem, den geleerden ervaren man. Hemontbrak ncich de gelegenheid, ncich de tijd, zich aan destudie der maatschappelijke vraagstukken te wijden. Enwanneer hij werkelijk een v ad er is over de arbeiders, dankan hem ook niet de smart en verontwaardiging over hunnearmoede en slavernij ontbreken — dan moet ook hem eerieallerbeheerschende gedachte vervullen: de stoffelijke engeestelijke vrijmaking van den arbeider.

1 35

Ook ontbrak hem daartoe niet de aanleiding, de spoorslag.Had niet meer dan 5 jaren geleden de Paus den wenschuitgesproken, dat alle priesters hun voile kracht en al hunijver mogen aanwenden voor de oplossing der sociale kwestieen heeft hij niet een kritiek geleverd op deze maatschappij,scherp en veroordeelend, waarin van de „slavernij" derarbeiders en van ,.de gevoelloosheid der bezitters" en de„teugellooze hebzucht der konkurrentie" werd gesproken?Zijn daarin niet de kinder- en overmatige vrouwenarbeid, delange arbeidsduur, de lage loonen, de slechte woningen,het droevige leven der arbeiders geschilderd? Is daarbij nietgewezen op de noodzakelijke voorziening bij ziekte en on-gelukken en bij ouderdom? En wat is er sedert 1891 inNederland op dat gebied gedaan? Ziet men niet, waararbeiders een wettige vereeniging vormen, een zoon derkatholieke kerk de bestuurders dier vereeniging ontslaan?Zijn het niet de katholieke streken van ons land, waar deschromelijkste misstanden heerschen en — op het platteland — de laagste loonen worden betaald? Is niet dewerkloosheid stijgende en grijnst niet de onzekerheid vanhet bestaan de arbeiders jaar op jaar dreigender aan ?

Bisschop van Haarlem, toen die arbeiders op uw feest ukwamen begroeten, wat hadt gij hun toen te zeggen? Istoen uwe vaderliefde uitgebarsten in een wee-geroep tegende machtigen en rijken, die nog even koud en gevoellooszijn als 5 jaren vroeger? Is toen uw gemoed in opstandgekomen tegen de „teugellooze hebzucht der konkurrentie",die al erger en erger wordt en niet alleen arbeiders, maarook den geheelen middenstand te gronde richt? Is toen degeest van den Christus op u neergedaald, de armen zegenende,en de rijken vermanende, en den woekeraar vloekende?Zoodat uwe kinderen van u konden henengaan, wetende, inu niet alleen een voorspraak in den h e m e 1, maar ook opaar de te hebben?

Neen, niets van dat al! Geen woord over het treurig lotder arbeidende klasse. Geen klacht, geen zucht, geen toorn,geen opwekking, geen troost! Voor de ziel van dezen prelaatheeft op dat oogenblik slechts de K e r k gestaan in hareuitwendige heerlijkheid. De a r b e i der s in hun dagelijkschenzorg om het brood, hunne afgesloofde vrouwen en verwaar-loosde kinderen, heeft hij niet gezien. Hij heeft, als lidder bezittende klasse, in die arbeiders alleen gezien : kinderen,die zoet moeten worden gehouden, daar ze anders de rustige

136

rust der heeren rijken wel eens konden verstoren. Hij heeftvoor zijne oogen de nevelachtige drommen van het socia-listisch arbeidersleger zien naderen en zijn grooten invloedop deze arbeiders willen gebruiken, om hen te organiseerenals hulptroepen voor het kapitalisme t e g en dat socialistischewereldleger.

Zoodat de slotsom van de nietszeggende woorden, die hijsprak, deze was: Gebruikt de twee jaren, diemoeten verloopen tot aan de troonsbe-stijging der koningin, om de kroningsfeestengoed te doen slagen.

Arbeiders, hoort gij het? Den tijd, die u rest van uwzwoegen in de fabriek, op het veld, in de werkplaats, opden trein, gij hadt dien deze twee jaren niet allereerst tebesteden voor de verbetering van uw treurig lot, maar voorhet feest der koningin! Niet voor u zijn uwe organisaties,maar voor de ma c h t i g e n. Duidelijker dan zoo, had dezekerkvorst het u niet kunnen doen gevoelen. Feesten, feesten,dan voor een priester, dan voor een koningin; feesten envertooningen, aan de heerschende machten gewijd. Armehulptroepen der rijken, merkt ge nu nog niet, hoe gij wordtbedrogen? Dacht ge, dat de priesters u voor u z e 1 v e nhadden vereenigd ? Zij zullen net zooveel voor u doen, alsnoodig is, om u zonder morren te kunnen blijven spannenvoor de zegewagens uwer verdrukkers en uitzuigers, Terwijlde fabrikant u regeert met den zweep, komt de priester uhet lot verzoeten, door u een klondje in uw dommen mondte stoppen. Als ge maar v o o r t g a a t, immer voort,om den wagen van het kapitalisme te trekken. Als ge maararbeidt voor uw meester en maar stil en tevreden blijft.In uw arbeidstijd maakt ge hem rijk en in uw vrijen tijdmoogt ge vereenigingkje-spelen, dat wil zeggen: gedrildworden als rekruten voor het leger, dat de kapitalisten metbehulp der priesters vormen tegen on s. tegen de eenigemacht, die u redden kan, tegen u z el v e, tegen uweklasse. Terwijl gij op de fabriek moppert en vloekt op uwebazen en patroons, laat gij u buiten de fabriek gebruiken,om het juk, dat u drukt, nog wat vaster op uwe schouderste schroeven. Arme dwazen, die zoodoende steeds vechttegen u zelve, steeds een zedelijken en maatschappelijkenzelfmoord pleegt !

Maar gaat nu vlug aan den arbeid 1 Uw meester wacht;de konkurrentie is zwaar en hij, die zijn yolk het best

1 37

uitbuit, is de baas. Werkt en zwoegt, smeedt rijksdaalders,smeedt de zware gouden ketenen, die u en de andere slavengeboeid doen gaan. En dan: leve de Koningin1 Uwe priestersen meesters moeten kunnen zeggen, dat „Neerlands werkman"nog steeds een willig werkdier is. Alleen zoolang een yolkzijn rug kromt, staat de troon stevig. Zoodra het proletariaatovereind gaat staan, valt het geheele parasietendom (priesteren kapitalist) naar beneden.

Maar terwiji gij, katholieke arbeiders, dus tegen u zelfen voor uwe ergste vijanden wordt gebruikt, gaat desociaal-demokratie voorwaarts. De pogingen van hen, diehet oude willen handhaven, door de arbeiders dom en onder-danig to houden, stuiten of op de onverbiddelijke ontwikkelingder maatschappij. Nieuwe machines doen hun intocht, degroot-industrie breidt zich uit. Vrouwen- en kinderarbeidscheuren het huisgezin vaneen; de toenemende werkloosheiden armoede toonen het onbestaanbare der tegenwoordigemaatschappij aan. Werkstakingen breken uit, faillissementennemen toe, de onzekerheid van bestaan grijpt steeds verderom zich been. Alles roept om nieuwe regeling ; miljoenenoogen zoeken den dageraad van een nieuwen tijd; miljoenenharten kloppen van angstige verwachting naar het socialisme.

En hoog boven de bijgeloovige drommen, die buigen voorde oude afgoden, rijst de zon der toekomst en verlicht destad des Vredes, de maatschappij van Welvaart en Beschaving,die in de roodtintelende nevelen omhoog gaat.

UTRECHT, September 1896.

Maartsche buien.

Over de daken en om de hoeken der huizen, door de stratenen tegen de ruiten, door de kale boomen en over het geleriet der slooten rent en jaagt, built en loeit, zwiept en zwaaitde voorjaarsstorm.

Onrust en beweging overal. Aan het water-grijze zwerk dejagende wolken, zeilend over het donkere Iuchtvlak, en grijs-

138

zwarte schimmen, hen jagend achterna. In de tuinen en veldende wuivende boomen en struiken, wild been en weer gezwiept,door wier kruinen en takken de storm piept en fluit en wierstammen kraken en stenen onder het wicht van den wildenMaartwind. Over de brokkig zwarte akkers, de geelgroeneweiden en langs de zwartgolvende slooten de witte en gelehalmen, vliegend en fladderend, en het dorre riet, buigendtegen den grond, als de wilde ruiter passeert.

En dicht vciOr mijn oogen draaien de wieken van eenmolen met dof geplomp zonder zeilen en in vliegende vaartdoor de lucht.

Op eens blijven zij staan. De storm verdubbelt in woede.Zwart wordt de lucht — een zwart dak, staande op glanzigwitte muren. Regenwolken vliegen over de velden. Huilendstormt de eene waterbui de andere achterna. Het klettert —razende hagelbuien storten neer. Milker wordt het en koud-ijzige winter waart door de wereld

En straks breekt op eens het wolkendak en door de retenblikt de blauwe hemel lachend neer en valt een stroom vanwarme zonnestralen op de beploegde akkers, zwaar vanvruchtbaarheid — en speelt op de zwellende knoppen derboomen en schittert op de enkele sneeuwklokjes, die bier endaar verscholen bloeien en vaagt den bagel weg en doet denbrullenden storm verklinken in een levensvollen schaterlach.

Neen — hoe ook de winter zich weert met storm en bagel,zijn rijk is uit. Dit zijn zijne laatste stuiptrekkingen. Zie, hoezelfs de kinderen lachen om den laatsten wanhopigen weerstand,dien hij de Lente, dien hij het wordende nieuwe leven biedtZe loopen joelend tegen den storm op, de blonde krullebollen,met papieren vliegertjes in de hand, die vroolijk dansen inden wind. Ze huppelen in scharen rondom den molen — eerstworstelend tegen den storm in en dien brekend met hunnekleine lichamen en hunne mager frissche geluiden, en danzich omkeerend, de jassen en kielen als zeilen omhooggeheventusschen hunne armen, en joelend en juichend vooruit waaiend,den molen voorbij en bij den heuvel neer.

Zoo is de winter, hoe ernstig hij doet en hoe zwart hijkijkt, reeds een spot der jeugd geworden — van het komendgeslacht, dat de lente reeds voelt woelen in zijn aderen enhet nieuwe leven leeft.

1 39

En voor mij, kind van den Nieuwen Tijd, zingt deze voor-jaarsstorm het stormlied van onzen grooten strijd.

Zwaar van vruchtbaarheid is de akker, dien wij beploegen.Omgewoeld is bijna overal de aarde — de velden liggenbraak. Zijn kaal nog de takken der boomen en zijn nog allehalmen wit van dorheid, hier en daar schuilt reeds nieuwbloeiend leven en overal zijn sluimerende kiemen bezig teontwaken.

Het wordt en het groeit overal om ons heen — alles iszwanger van socialisme. Het groot bedrijf heeft met goudenploeg arbeidersklasse en middenstand doorwoeld en oudeinstellingen bedolven onder de aarde en geheel de maatschappijgerevolutioneerd. Overal zien wij die ploeg doorklieven denouden grond en hem open breken voor de ontvangst vanhet nieuwe licht en het nieuwe zaad. Nog slechts korten tijden de velden zijn gereed, het nieuwe leven te dragen.

Storm en raas dan, Maartsche buien — stuur dan uwkoude vlagen en bagel op ons los, winter van het kapitalisme —wij weten, dat uw uur heeft geslagen. Het is de laatste strijd,dien wij voeren : het is de botsing van het oude, dat tendoode is gedoemd, met het Nieuwe, dat komen moet enwaarvan reeds de geheele wereld zwanger is. Reeds zien wijnu en dan door de zware nevelen van thans de blauwe luchten de stralende zon! Als visioenen van den tijd der mensche-lijkheid verschijnen zij ons tusschen de aschgrauwe wolken ende ijzige koude van het heden. Dan weenen wij tranen vanvreugde en juichen vol overmoed den Nieuwen Tijd tegen.

* *

Eenmaal zwijgen de stormen, als het doodelijk wit dersneeuwklokjes heeft plaats gemaakt voor de lila pinkster-bloemen. Paschen komt, de tijd, dat het nieuwe levenopstaat uit den dood. Dan zal de leeuwrik juichend opvarennaar den hemel, drijvend op zonneglansen en voorjaarskoelteboven bloeiende velden. Dan zijn de winterboeien geslaakten kan zich alles wat leeft, vrij ontwikkelen.

Zoo ook zie ik, te midden der stormen, die wij thansdoorworstelen, de Lente der Menscheid komen, met hetPaschen, waarop uit de weggestorven vormen van het kapitalismede socialistische wereldorde opleeft. Dan zullen nieuwe liederengezongen worden door nog ongeboren dichters en in allemenschen zal een nieuw gedachtenleven opstaan. Daar zalzonneschijn zijn en broederschap en vrij zal zich in het zon-

140

licht elke levenskiem kunnen ontwikkelen. Nieuwe menschenzullen ontstaan, wijzer en beter en gelukkiger dan wij.

Wij echter, die de Maartsche buien hebben medegemaakt,zullen dan rusten van onzen strijd — hetzij in een vergetenhoekje der wereld vergenoegd ons oude lichaam badend inden nieuwen zonneschijn of reeds opgenomen in den schootder aarde, om daarin met de andere overblijfselen van denwinter to vergaan,

NIEUWE SCHANS, 19 Maart '97.

De Lente der Volkeren.Eindelijk is de winter voor goed voorbij 1 Het gejubel der

voge!s op dakgoot en boomtak roept ons dat toe. De zonschittert hel lachend over hare overwinning aan de blauwe1 ucht. Uit kale twijgen en dorre velden schieten kleine spruitjesop. De jonge Lente wandelt in luchtig gewaad door deontwaakte velden.

Ook de menschheid leeft op. Loodzwaar drukten haar dezorgen. Armoede, werkloosheid, bedeeling, nieuwjaarsrekeningen,winterkleeren, vorst en open reten in tochtige woningen —

ziedaar woorden, die een droeve beteekenis hebben voorverreweg 't grootste gedeelte van het menschdom. Bij deniet-werkers, die van anderer arbeid leven, moge het woord„winter" een lekker gevoel van warme pelzen, concerten enbals, warmen wijn en vlammende haarden opwekken, voorde werkers, die hen met hun arbeid moeten onderhouden,bergt datzelfde woord een schat van kwalen, ontbering,vernedering.

Maar de lente komt en nieuw leven staat op in de hartender zorgvollen, der door wissels geplaagde burgers, deruitgebuite arbeiders, der kale kantoorheeren, der werkloozeproletariers. De Lente oefent zelfs op de meest gebogen,verstompte, verharde zielen haar weldadigen invloed. Daaromhalen ook wij haar jubelend in, onze troosteres, onze vriende-lijke weldoenster.

1 4 1

Straks komen weer nieuwe zorgen. Die heldere zon doethet verschotene en gelapte der kleertjes onzer lievelingenzoo akelig duidelijk uitkomen. De scherpe trekjes van ontbe-ring op 't gelaat der arme afgesloofde huismoeder komen in't lentelicht zoo onbarmhartig te voorschijn I Ach, wat is ookde huiselijke omgeving der armen treurig in tegenspraak metdat rijke, levensvolle, overstroomende licht der warme lente !

Daarbuiten op de singels loopen eenige half afgeleefdestumpers . . . invaliden van den arbeid, vOOr hun tijd oud engrijs geworden. Hoe oud schat gij ze ? Over de zeventig?Mis, man I pas zestig zijn ze ; maar in dienst van god Kapitaalis hun het bloed uit de aderen, het licht uit de oogen, devreugde uit de ziel, de denkkracht uit de hersenen gezogen.Hun leven was een langzaam afsterven van hunne vermogens,een voortdurend dooder-worden . En nu vertoont de duide-lijke lentezon hen aan de gewetenlooze maatschappij in al hunafgebeuldheid, als slachtoffers eener samenleving, die op dief-stal en menschenmoord berust. En terwijl ze ons doet schrik-ken voor den aanblik dezer vermoorde zielen, kust zij zachten warm de verweerde trekken, de ruige wenkbrauwen, deingevallen wangen, den blauwachtigen mond en de dik-geaderdeknokige stijve handen.

* *

Lente I . . . Gij die z o o v eel wakker roept, wat ten eeuwigendoodslaap scheen gedoemd l Help ons, help ons, in den boven-menschelijk zwaren strijd, om op te roepen uit hunne verdoovingde met ketenen beladen proletariers.Gij, die beschikt over ondoor-grondelijke bronnen van licht, leen ons uw licht, om die miljoenendie in 't donker zijn ziende te maken. En daar wij-zelve ook slechtszwakke menschen zijn, gebogen onder tal van zware zorgen,op wier schouders zoo menige last van onverdiend leed boven-dien wordt opgestapeld — zoo doortintel gij ook ons metuwen gloed, met uw vreugdevol leven, met den overmoeduwer jeugd.

Opdat wij verder zullen strijden tegen den winter, die overdeze maatschappij ligt uitgespreid. Tegen het kapitalisme, dathet arme yolk in zijn kille boeien geklonken houdt. Tegenden ijzigen wind der zelfzucht, der bekrompenheid, der dom-heid. Tegen de gevloekte overmacht der geldtyrannen I

Om mede te werken naar onze zwakke krachten tot dekomst van de le nt e der vo lk eren over de wereld,wanneer het socialisme is opgestaan uit de wegstervende

1 42

vormen van het heden. Dan zal overal ontspruiten, wat nognimmer gelegenheid had, zich te ontwikkelen. Niemand zaldan te arm zijn, om zijn deel te nemen van de stoffelijke engeestelijke goederen dezer aarde. Ieders aanleg kan dan totzijn recht komen. Het juk der gelddienerij, thans alle menschendrukkende, is dan afgevallen. De ijskorst is dan gebroken.Alles leeft op; een nieuw tijdperk begint; alle menschenkunnen mensch zijn ; alles zal jubelen: Het is Lent e!

UTRECHT, Maart 1894.

Paschen.Daar gaat door de wereld een oude sage van een jong

edel menschenleven, door de menschen vermoord en begra-ven en door God opgewekt en drie dagen na zijn doodopgestaan en in de wereld teruggekeerd.

Het tijdstip dier opstanding is gesteld in dat gedeeltevan het jaar, als de doode natuur herleeft — als de lenteden winter heeft overwonnen — als de boomen vol staanvan zwellende knoppen of met een fijn rag van jong groenzijn overtogen — als de leeuwerik jubelt in den zonneschijnen geurig frissche koeltjes levens-zwanger waaien doorwouden en velden.

De Christenmythe heeft zich gehuwd aan de oeroudenatuurfilosofie, zooals het vroeger de heidensche godenleerhad gedaan en zelfs uit de meest versteende Paaschdogma'sbreekt het eeuwig-jonge natuurleven te voorschijn, zooalsoude kerkruines begraven zijn onder den last van purperenrozen, wilde wingerd en weelderige kamperfoelie.

Geen jubelender feest dan het paaschfeest. Niet meer diedoodsche stilte, die angstige verwachtingen van Kerstmis,als Herodes rondwaart om „den Zoon des menschen" tedooden. Niet meer de schamele kribbe en de armzaligekoestal in den kouden winternacht.

Neen, de M e n s c h heeft gewerkt en geleefd en zijn

1 43

onbluschbaar levensvuur aan de wereld geopenbaard en talvan harten gewijd tot altaren, waarop dat vuur thans brandten het medegedeeld aan tal van fakkels, die voortaan bran-dende zullen worden gedragen door de wereld, eene vurigepropaganda voor het Leven, voor het M en s c h-z ij n. Deapostel-geschiedenis der menschelijkheid is begonnen en zalhaar doornenvolle loopbaan vol bloed en vol Licht tot heteinde toe volbrengen.

Als symbool van de onvergankelijke, ondoodbare men-schelijkheid verschijnt ons de Christus, opgestaan uit hetgraf en na zijn dood levende, wandelend onder de menschen,den twijfelaars zijne wonden toonende en de onwetendenleerende en de profetien der ouden vervullende.

En terwijl de wieg van den Zoon der menschen stond inden dooden winter, staat zijn gebarsthn graf in het bloeiendevoorjaar, wanneer de aarde openbreekt om de bloemen doorte laten en het onbluschbare levensvuur van het Wordendeopvlamt overal.

* *

Nieuwe tijden, nieuwe gedachten, nieuwe vormen van hetoude, eeuwige leven.

De idee van den eenen M ens c h, die anderen een Messiasis, maakt meer en meer plaats voor het begrip der Me nsc h-h e i d, zichzelve bevrijdende, zelve in h a a r g e he elopklimmende van haar laag standpunt tot immer hoogertrap van ontwikkeling.

Eeuwen en eeuwen lag de Menschheid neer, levende naarde stof, maar dood naar den geest. Slechts enkele individuenleefden het hooge, waarachtige menschenleven, dat onderbetere omstandigheden voor alle n, voor de m ass a, zoukunnen ontsloten worden. De dierzorgen drukken met haarzwaarte den menschelijken aanleg neer, belemmeren zijnopgang, zijne ontwikkeling. De groote geestelijke aanleg dermassa, der Menschheid, ligt, gekruisigd op de martelpaalder broodzorgen, dood en gewond in het graf. Droef zittenvelen en klagen over de „verdorvenheid" van ons geslacht,over de onkunde der massa, over de zelfzucht, de onzede-ijkheid, de slaafsheid . . .

Met zulke menschen, zoo jammert men, is geene goedemaatschappij te vormen; eene zoo laag staande massa zalnimmer tot hoog leven kunnen worden gewekt .. .

Eilieve, gij die zoo zucht en jammert, ziet gij niet dat

1 44

het graf is gebarsten ? De doode Mensch is uitgegaan enwandelt langs u rond. Het proletariaat, tot bewustzijngekomen van zijn waarde als mensch, van zijne roeping inde maatschappij, is opgestaan uit den dood. Gelooft gij hetniet ? Ziet dan de wonden, waaruit het nog bloedt, dewonden der bloedige Meiweek, van Chicago. Dit is welhetzelfde proletariaat, dat in de Jacquerien, in den Boeren-krijg, in de slavenopstanden, met zijn eeuwig bewustzijn vanmensch te zijn in opstand kwam tegen tyrannenwreedheiden menschenschennis. Reeds meermalen flikkerde het op inden zwarten nacht der eeuwen, dat ondoofbare levensvuurder massa, die onuitroeibare zucht om te le v en niet alleen,maar ook om als mensch te leven.

En zie thans, gij zuchters en klagers, die onsterfelijkeMenschheid krachtiger en voller leven dan ooit. Demoderne maatschappij, die het meerendeel der menschenvervormt tot eene groote klasse van onteigenden, heeft haargeorganiseerd, de lijdende, doode, tot dierleven gedoemdemassa. Nu heeft zij eerst haar ware ley en ontvangen.Leven toch is : organisatie ; zonder haar is geen levenmogelijk.

Zelfstandig staat zij thans, uit hare ontelbare wondenbloedende, den doornenkrans van armoede en miskenningop het hoofd, zij, de ontwaakte Menschheid. Zij heeft stuk-getrapt den zwaren steen, die haar graf sloot en loopt numet hoog opgeheven hoofd door de wereld, de mishandelde,bestolen, beleedigde scharen samenroepend, om de vijandenvan het Mensch-zijn der massa te bekampen.

En waar zij komt, jubelt nieuw leven op. Doffe oogenbreken los in tranen, stroeve monden plooien zich tot eenlach, over diepe rimpels glijdt een zonnestraal van hoop,kromme ruggen heffen zich op.

Neen, kapitalisten, wel hebt gij het merg der massa gezogenen geteerd van haar heilige leven, maar g e d o o d hebt gijhaar niet. Wat haar nog rest aan geestkracht en aanleg, datroepen wij op, wonderen van ontwikkeling voltrekken zichin zoo menig verwaarloosd hoofd voor ooze oogen; het leeft,het leeft, als de jonge natuur, als de ontwaakte wereld.

Het is Paschen, o n s Paschen, de opstanding der m ass a ...

April, 1897.

Op den Tweesprong.

Waarheen, waarheen ? ...

Een feest van eer en weelde en genot,Of een zwerftocht naar d'onbekenden God ?

In d'engen kring van 't belang bekneld,Of in naam van het Recht bekampt het geweld?

Een parasiet aan de welvaart van 't volk,Of der Waarheid en Vrijheid profeet en tolk ?

Gevangen in geestesduisternis,Of geknield voor het Licht, dat rijzende is ?

Een versierde pluim aan Mammon's troon,Of een bloedig gelauwerde doornenkroon?

Wat wilt ge, zeg ?

Voor d'Arbeid of voor 't Kapitaal ?Of voor, of tegen ons in 't staal ?

Daar is geen middenweg 1

10

Net Meifeest.In Juli 1889 waren — voor het eerst sedert den ondergang

der oude Internationale — de socialisten aller landen wederin kongres bijeen te Parijs. Op het honderdjarig gedenkfeestder roemruchte Fransche revolutie, waarin de geldklasse, debourgeoisie, de overwinning heeft behaald op de oude standenvan adel en geestelijkheid, hadden de ontwaakte arbeidersder wereld hunne afgezanten daarheen gezonden, om kond tedoen aan heerschers en verdrukten, dat een nieuwe revolu-naire macht is opgestaan, die zal volbrengen, hetgeen honderdjaren geleden nog onmogelijk was.

Toen was onder de arbeiders nog niet het besef levendiggeworden, dat zij eerie afzonderlijk klasse vormen, met eigenbelangen en een eigen taak. In den strijd met den burgerstandtegenover de hoogere standen vormden de arbeiders het legerder burgerij. Zij waren het, die voor de burgerij de kastanjesuit het vuur haalden en tot loon daarvoor werden zij — reedstijdens de revolutie — door de bourgeoisie onderdrukt.

Zoo werden onder den maire Bailly de samenscholingenvan arbeiders, die werk eischten, uiteengeranseld en allearbeiders-vereenigingen die vaststelling van het loon ten doelhadden, verboden. Terwijl de burgerklasse de vruchten derrevolutie plukte, kon eene deputatie der Parijsche Communeomstreeks 1792 verklaren : „Het talrijkste deel des yolks,dat, hetwelk de revolutie heeft gemaakt en haar in standhoudt, is aan de grootste zorgen, de gruwelijkste ellende prijsgegeven. Eene vereeniging van kapitalisten wil zich meestermaken van alle hulpmidddlen van bodem en industrie. Eenenieuwe aristokratie wil zich op de puinhoopen der oude ver-heffen door het verderfelijk overwicht der rijkdommen."

Maar de arbeiders, hoewel ook toen de meerderheid vor-mend, waren niet in staat, de nieuw gevormde tyrannie der-genen, die aan hen hunne overwinning hadden te danken,tegen te gaan. Zij hadden geen klassebewustzijn; zij gevoeldenzich als een deel van den derden stand, niet afzonderlijk tegen-over de bourgeoisie. De rijken beschouwden zij niet als hunne

1 47

beroovers, doch als hunne weldoeners. De grootste arbeiders-vriend der revolutie, Marat, schreef hieromtrent : „Den armenontbreekt alles en niemand komt hun te hulp ... Het yolkheeft zulk eene blinde ingenomenheid met de grooten, datdezen, als zij goed wilden zijn, bepaald als afgoden zoudenworden vereerd. Welke treurige ervaringen hebben wij al nietmet die neiging des yolks gemaakt 1 Daaraan is vooral hetoverwicht toe te schrijven, dat de grooten sedert de revolutieweer over ons hebben verkregen."

* *

Wij weten, tot welk eene oppermachtige klasse de bour-geoisie zich in die eene eeuw heeft ontwikkeld. Sedert zij demachine in haar dienst heeft genomen, zoog zij de rijkdommender gansche wereld op. De arbeiders onderwierp zij eerst. Demiddenstand, de kleine bezitters, boeren en werkbazen, werdendoor haar aan den ondergang gewijd. Het middel hiertoe wasde grootindustrie, waartegen de kleinen in den vinnigen kon-kurrentiestrijd op de wereldmarkt niet bestand waren. En waardie grootindustrie (in de trust) haar toppunt bereikt, als bijde petroleum, daar zijn het niet alleen arbeiders en kleineburgers, die voor de kapitalisten moeten bukken ; maar daarworden alle bewoners der aarde gedwongen, hun een cijns tebrengen, in den vorm der hooge prijzen, die zij bij gemis vankonkurrentie voor hun monopolie-artikel kunnen bedingen.

Maar tegelijk met haar ontzaglijken rijkdom heeft de kapita-listische bourgeoisie zich een vijand groot gemaakt : het fabrieks-proletariaat. De arbeiders van een eeuw geleden waren in dekleinere inrichtingen en werkplaatsen verspreid. Nog was hetklein-handwerk veel in zwang en kon een werkman hopen, naafgelegd proefstuk in het gilde als meester te worden opge-nomen. De werkman voelde zich nog meer als aanstaandpatroon ; het juk van den loonarbeid drukte hem niet zijngeheele leven ; hij vormde geene duurzame klass e. Vansolidariteit aller arbeiders, van eene allen omvattende organi-satie, van eenzelfde bewust streven, kon dus geen sprake zijn.

Maar de fabrieksnijverheid bracht honderden slaven van denarbeid in eene fabriek samen ; in dezelfde streek verrezen talvan fabrieken en duizenden arbeiders leefden bijeen onder hetjuk derzelfde uitbuiting, met dezelfde zorgen, met eenzelfdewrok in het hart, met dezelfde wenschen. De grootindustrieorganiseerde de arbeiders tot een gedisciplineerd leger en

148

dezen leerden deze organisatie toepassen op de bevorderinghunner eigen belangen.

De wereldindustrie vormde een wereldproletariaat en deverbetering van het verkeer en van het onderwijs bracht dearbeiders van her en der te samen, deed hen hunne belangenkennen en bespreken en wekte in hen het inzicht, dat overde geheele wereld het geheele proletariaat als eerie onder-drukte klasse staat tegenover de kapitalistische bourgeoisie.

De krijgskreet : „PROLETARIERS VAN ALLE LANDENVEREENIGT U I" was gehoord en verstaan.

* **Het kongres te Parijs heeft een besluit genomen, waardoor

aan het bewustzijn der arbeiders, over geheel de wereld Celleklasse, met dezelfde belangen te vormen, telken jare op 1 Meiuitdrukking wordt gegeven. Het heeft besloten, dat de arbeidersaller landen op dienzelfden dag aan de wetgevende en bestu-rende lichamen den eisch zullen stellen, den arbeidsdag opacht uren te bepalen. Eene internationale betooging zou tedien einde op i Mei worden gehouden.

Tot groote schrik der bourgeoisie had deze betooging heteerst in 1890 plaats. Het kwaad geweten der heerschers hadhun de meest benauwde droomen bezorgd. Zij schenen nu„de groote revolutie" der 19e eeuw te verwachten. Overalhadden zij politic en legers samengetrokken, om haar opbloed gebouwde macht te handhaven. Het gevolg was, datop verschillende plaatsen de ordelijke demonstratie der arbeidersdoor de ordehandhavers werden verstoord. Bloed vloeide hieren daar : de hecatombe 1) der vrijheid werd met nieuweslachtoffers opgehoopt. En toen de telegraaf het over degansche wereld meldde, dat overal de kapitalistische maat-schappij nog op de oude grondslagen was blijven rusten,ademden de machthebbers weer ruim. Onnoozelen ! alsof diegrondslagen niet elken dag meer worden ondermijnd tengevolgeder natuurlijke ontwikkeling der maatschappij zelve !

* **Reeds dadelijk hadden op 1 Mei talrijke werkstakingen

plaats. Een feestdag dient een r u s t d a g te zijn. En totfeestdag was 1 Mei geworden, tot den meest gewijden dagin onze beweging, voornamelijk door zijn internationaal karakter,

1) Groote offerande.

1 49

dat aan elke plaatselijke betooging (hoe gering op zich zelve)zulk een hooge wijding geeft.

En zoo nam dan ook het Internationaal Socialisten-kongreste Brussel in 1891 het volgende besluit :

„Om den eersten Mei zijn bepaald ekonomisch karakter —de eisch van den achturendag en de uitroeping van denklassenstrijd te doen behouden, besluit het kongres :

De eerste Mei is een gemeenschappelijke feestdag van dearbeiders aller landen, waarop de arbeiders het gemeenschappe-lijke hunner eischen en hunne solidariteit moeten konstateeren."

Overal waar arbeiders voor een punt samenwerken, ontwaakthun klassebewustzijn. Vooral bij hunne samenwerking op datMeifeest, dat der bourgeoisie zulk een doom in het oog is,waarop de arbeiders zich aan de vervolging hunner meestersblootstellen. Geen land, geen plaats bijna is er, waar hetMeifeest (met of zonder werkstaking) reeds geene slachtoffersheeft gemaakt, Een strijdfeest bij uitnemendheid werd het ookdaardoor. Maar tevens werd het daardoor ook den arbeiderssteeds meer dierbaar.

Het kongres te Zurich in 1893 nam verder de volgendebesluiten :

„De sociaaldemokratie van elk land heeft den plicht, naardoorvoering der arbeidsrust op t Mei te trachten en elkepoging te ondersteunen, die op bepaalde plaatsen of doorbepaalde organisation in die richting wordt gedaan.

„De proklamatie van den i Mei tot een 8-urendag zaltevens de verkondiging zijn van den vasten wil der arbeiders-klasse, om door de vervorming der maatschappij (transformationsociale) de klassenverschillen te doen verdwijnen en zoo deneenigen weg te betreden, die tot den inwendigen vrede vanelk land, als tot den internationalen vrede voert."

Deze resolutie wordt door sommigen verkeerd uitgelegd.Zij wil n.1. zeggen, dat de 8-urendag juist daarom door dearbeiders wordt gewenscht, omdat deze zoo sterk bijdraagttot de verhaasting der maatschappelijke ontwikkeling, daarhij het proces der groot-industrie bevordert en de macht derarbeidersklasse in den klassenstrijd versterkt. Door voor den8-urendag te propageeren, aldus zegt zij ons, propageert mendus indirekt het krachtigst voor de vestiging der socialegelijkheid en der broederschap aller volkeren.

Zij echter, die den 8-urendag hebben laten vallen en opMei alleen voor de broederschap der menschen, of der

arbeiders, of voor den algemeenen wereldvrede propageeren,

i50

zij ontnemen daarmede aan I Mei zijn revolutionair karakteren doen hem verwateren tot een dag van vrome wenschen,te vergelijken met de internationale kongressen van den ochzoo onschadelijk-platonischen vredebond.

* *

Lezers, wie gij zijt — of gij staat buiten of in onze rijen !Op I Mei zal in Amerika, Australie en Europa weer diegroote wereldgebeurtenis plaats grijpen, die het voor iederduidelijk maakt, dat wij een nieuwen tijd zijn ingetreden.Onderschat hare beteekenis niet. Wie weet, hoe moeilijk hetis, in eene bepaalde plaats de arbeiders tot herleving, totbewustzijn hunner eigenwaarde, tot organisatie, tot openlijkmachtvertoon te brengen — hij slaat van verbazing de handenineen bij de aanschouwing dezer internationale arbeiders-betooging, gewijd aan zulk een hoog, veel omvattend doel,in een zoo praktischen, preciesen vorm belichaamd. Gaat opdezen dag de teekenen der tijden nog eens goed na : deonhoudbare maatschappelijke toestanden, de wisselvalligheiden radeloosheid der Regeeringen, de alles doordringendevrees voor het socialisme en daartegenover dat arbeidersvolk,vroolijk en hoopvol feestvierende overal onder het gejubelvan liederen, waarin hun krachtgevoel zich uitschatert, hunstrijdmoed wordt uitgetrompet en het bazuingeschal hunneroverwinning reeds overmoedig weerklinkt.

Arbeiders ! broeders en medestrijders voor den achturendag.Allen met ons op ten Meifeest, met vrouwen en kinderennaar de wei of betoogd langs de straten of saamgestroomdin de vergaderingen, opdat de machtige siddere bij onzenaanblik en de zwakken worden aangedaan met eenvan hoop, of misschien toch eindelijk ook hun een menschelijkleven zal beschoren zijn.

Allen op ten Meifeest met den kreet:

Op voor den achturendag. Leve de arbeid!

UTRECHT, April 1895.

MEIZANGEN.

Een lied van Mei.

Een lied van Mei, van Zonnegloed,Een lied van leven hoor 'k zingen ;Het klinkt als een blijde morgengroet ;'t Wil heel de wereld doordringen ;En hoe ook de winter ons lijden dee,Wij kunnen opnieuw weer hopen —O lied van Mei, we zingen u mee,Ons hart gaat voor u open

De scharen krioelen in 't lentelichtOnder den blauwen hemel ;Nieuw leven schittert op elk gezichtIn 't bonte menschengewemel ;Forsche gezangen van vrijheid en rechtLaten z' in geesdrift hooren;„Geen meesters meer, niemand zij knecht1"Zoo klinken hun man'lijke koren.

En bevende hoort de zelfzucht hem aan,Dien strijdkreet der proletaren ;Wat groot is en machtig blijft angstig staanVoor die luid-op jub'lende scharen ;Is dat het yolk, dat zoo lijdzaam droeg,Zoo stil bij zijn eeuwig ontberen ? —'t Meilied roept hun toe : „Het is genoeg 1Geen slaven meer en geen heeren l"

Maar wat er zucht onder 't harde juk,Slaat weiflend den blik naar boven :„Is er ook voor ons nog kans op geluk ?Wij kunnen 't haast niet gelooven.

152

Wij hebben nog steeds gezucht en geweend ;Zou nu onze blijdschap beginnen ?'t Meilied roept hun toe: „Wij kuunen, vereend,Geheel de wereld verwinnen t"

Wijd over de wereld rolt dit woordOp dien heerlijksten dag aller dagen ;Van Oost naar West, van Zuid naar NoordWordt het jubelend verder gedragen ;Het is een hymme van mensch'lijkheid,Een bede om licht en om leven ;Een vloek der vernederde majesteit ;Een strijdkreet : verwinnen of snevenl

Gegroet dan, heerlijk lied van Mei,Wij willen uw woorden zingenEn stad en dorp, en bosch en weiVan uw blijde boodschap doordringen ;Wij wekken, marcheerend op uw maat,De strijders allerwege:O Paaschlied van 't proletariaat,Leid haastig ons tot de zege.

LEEUWARDEN, April 1893.

153

Optocht.Wat straalt er zoo blauw aan de donkere lucht,Bezwangerd met bliksem en donder?Wat ruischt er zoo hoog over 't vloekend gezuchtDer worst'lende wereld hieronder?Wat doet al die ruggen, gekromd onder 't gaan,Op eenmaal zoo recht tot den hemel op staan?Wat tooverwoord wekte dat wonder?

Uit donkere stegen, uit hutten van hout,Gaan plechtig de jub'lende stoeten;Langs straten en wegen, door 't jong-groene woudKlinkt dreunend de stap hunner voeten;Met bloemen in 't haar schrijdt de lachende jeugd ;Zacht glanst op verweerde gezichten de vreugd —'t Zijn werkers, den Mei te begroeten.

Verdoofd zijn de vuren in smidse en fabriek,De klepp'rende raad'ren, zij zwegen ;Op steigers en ladders thans geen gymnastiek;De Zondagsrust waart langs de wegen.Die anders een slaaf is in dienst van zijn heer,Hij nam dezen dag zijn zelfstandigheid weerEn jubelt de lentezon tegen.

Bij 't zien van die scharen, der knechtschap ontgroeid,Vol blakenden moed om te strijden,Is menig dood hart tot nieuw leven ontgloeid,In hoop op verlossing van 't lijden.Maar angstig vertoornd ziet de rijkaard het aan,Hoe d'armen der wereld ter wapenschouw gaanEn zich aan 't verlossingswerk wijden.

Gegroet, gij soldaten in mouwvest en kiel,Die 't heilige werk wilt beginnen,Uw strijdkreet der vrijheid doordringt onze ziel,De geeftdrift verheft onze zinnen.Wij sluiten ons aan bij uw wassenden stoetEn volgen de wapp'rende vaan op den voetEn zullen met u overwinnen 1

UTRECHT, April 1896.

IN MEMORIAMJean Volders

Geboren 8 Oktober 1855 — Gestorven 11 Mei 1896.

In de mooie Meimaand, als jonge bloemen blinkendgeurden en over het lichte groen der boomen en weiden deblijde schittering gleed van de lentezon, is een man gestorven.

Een jonge held is uitgegaan uit het leven, een jongeheld, schoon als de Mei, met diezelfde tinteling van veel-belovende kracht in zijn open blauw oog, een lieveling dermenschen, de oogappel van gansch een volk van ontwakendeslaven.

Gestorven is hij, wiens naam was strijdlust en liefde tevens,in wien de fiere kracht des mans zich paarde aan de zachtheidder vrouw, wiens edele zin uitblonk van het hoog opgehevengelaat en uit zijne daden, uit zijn leven van toewijding, zijnhartstocht om de armen en verdrukten te helpen, zijn jagendezucht om overal te zijn, waar tyrannen bevochten en armengezegend moesten worden.

Jean Volders is niet meer 10, toen ons oog die zwarte letters ontmoette, die ons den

dood van den grooten meester Friedrich Engels meldden,vulde het zich met tranen van smart over dat onherstelbaarverlies, door ons geleden ; maar bij den dood van dezenveelbeminde is het geen droefheid, die ons hart vervult,doch diep, innig diep medelijden en groote, warm uitstroo-mende dankbare liefde.

Het tragische in dezen doode is juist, dat wij hem hebbente begroeten met een juichkreet, omdat deze vurige geestreeds :meer dan twee jaren dood was voor de wereld, voorde menschheid, die hij zoo liefhad, voor het leven dat hijzoo als een woekeraar rentegevend maakte voor zijn ideaal —dat die heldere geniale geest ziek, ongeneeslijk ziek was enzijn armen drager zulk een vreeselijke marteling bezorgde.

Jean Volders, de edele, begaafde, welsprekende volkstri-buun is in het krankzinnigengesticht gestorven 1

/55

Laat thans vrij uwe tranen stroomen, Belgische Arbeiders-partij. Als het waar is, dat het kind den naam zijns vadersdraagt, dan staat gij thans bij het graf uws vaders ; wanthij was het, die u in 1885 uwen naam van „Arbeiderspartij" gaf.

Voortgekomen uit de radikale partij; wegens zijne propa-ganda bij de werkloozenbeweging te Brussel in 1883 alsemploye aan de Nationale Bank te Brussel ontslagen ; daarnamedewerker aan het radikale dagblad „National Beige,"waarvan hij spoedig hoofdredakteur werd en dat in den strijdtegenover de klerikale bourgeoisie meer en meer socialistischwerd, was hij een dergenen, die als lid van den Werklieden-bond te Brussel in 1885 het kongres in „de Zwaan" te Brusselbijeenriep, waar de samensmelting der socialistische groepenmet de andere vooruitstrevende arbeidersvereenigingen totstand kwam, die op het kongres te Antwerpen, den 15 en16 Aug. 1885 de formeele stichting der Belgische Arbeiders-partij ten gevolge had.

En toen den 13 Dec. 1885 het kleine een-cents dagblad„Le Peuple" te Brussel verscheen, was het Volders, die alszijn redakteur met Cesar de Paepe en Louis Bertrand optraden van dat oogenblik vooral dagteekent zijne onvermoeide,overspannend drukke werkzaamheid voor de Belgischesociaaldemokratie.

Deze werkzaamheid werd bijna geheel in beslag genomen,nevens het optreden in enkele werkstakingen, door den strijdvoor het algemeen kierecht, van 1886 tot 1893 met taaigeduld en gloeienden ijver gestreden en in April 1893bekroond met het, zij het dan ook verminkt algemeenkiesrecht in de Belgische grondwet, dat in October 1894met 350.000 stemmen 3o afgevaardigden der Arbeiderspartijin de Belgische Kamer heeft gebracht.

Deze strijd voor het algemeen kiesrecht heeft niet alleende Belgische partij groot gemaakt en haar de leiding dergansche arbeiders- en demokratische beweging in handengegeven ; doch hij heeft tevens het half onbewuste anarchis-tische karakter der Belgische Internationale omgezet in eenbewusten politieken strijd, in de sociaaldemokratie.

En wie zich dezen reuzenstrijd der aangroeiende massa'stegen anarchisme en kapitalisme voor oogen voert — metzijne koOperaties, zijne gedeeltelijke en algemeene werkstakingen, zijn straatbetoogingen, zijne bloedige botsingen, zijnekolossale volksmeetings — die ziet steeds vOOraan, naastAnseele en Van Beveren, naast de Paepe en Bertrand en

156

vele anderen : Jean Volders, de fiere held, schoon en krachtvolals een Grieksch kampvechter, de massa bezielende, organi-seerende, ten strijd voerende, beheerschende en ter over-winning leidende.

Totdat hem in dien heeten kamp, waarin hij meer gafdan zijn door vele ziekten geteisterd lichaam kon verdragen,de krachten begaven — langzaam aan, van 1890 of — zoo-dat hij wanhopig het krankzinnigengesticht binnen gingop het oogenblik, dat zijne strijdmakkers en velen, die slechtshalf een aandeel hadden genomen aan den strijd, de ver-overde zetels innamen in het parlement.

* **En thans rust van alien strijd dit vermoeide hoofd in de

aarde. Wat er maar kOn gedaan worden, om de liefde vande jonge geestdriftvolle arbeiderspartij aan den doode tebetuigen, is geschied. Geen bloemen en vaandels zijn gespaard,maar ook geen tranen. Het Belgische proletariaat, zoo gehar-nast steeds in zijn harden strijd tegen den vijand, heeft alseen kind zitten schreien aan de doodenbaar van dezenveelbeminde.

En daar naast zat, in de voile kracht van den mannelijkenleeftijd, een breedgeschouderd man, in het gewaad van eenwerkman, met het doorploegde gebaarde gelaat van denkrijgsman, met de diep denkende oogen van den man derwetenschap — het zware hoofd in de knoestige hand waar-over tranen rolden. En hij stond op en sprak over het lijdender voortbrengers en over de weelde der parasieten en overden hoogen strijd en wees in de verte de heerlijke toekomst,de eeuw der menschelijkheid.

Hij sprak over de waarde van het leven, niet afhangendvan zijn duur, doch van zijne daden ; over den lust om testrijden en de glorie van te sterven voor de armen en ver-drukten en hij droogde de tranen en deed de gebogengestalten rechtop gaan en de vertrooste scharen opmar-cheeren van den doodenakker naar het volle wenkendemenschenleven en hij marcheerde zelf voorop, zwaaiend eenrood vaandel, waarop stond zijn naam :

Sociaaldemokratie.

Rotterdamsche Waterpolitie en nog wat.

Een beeld ult de bootwerkersstaking van 1896.

De Bruin had mij uitgenoodigd, verleden Maandag eenseen tochtje op de Maas mee te maken op het bootje, dathet Bestuur van den N. N. B. B. heeft gehuurd met hetdoel, het yolk dat op de rivier aan het werk mocht zijn,daarvan af te houden en nieuwe toevoer van onderkruiperste beletten. Toen ik j.1. Zondag onzen half dooden, maarnog altijd springlevenden vriend Van der Wallen meedeelde,dat ik aan die uitnoodiging gevolg dacht te geven, ging indat zwakke lichaam de sterke geest rechtop staan en zeihij, ook van de partij te willen wezen. En zoo bracht onsde trein Maandagmorgen behoorlijk doorgeschud te Rotterdam.

Het vroolijke gevoel, dat het vooruitzicht, daar straksmidden in een der heftigste schermutselingen van den klas-senstrijd te verkeeren, bij ons opwekte, werd totaal over-stemd door de bedenkelijke tijdingen, die tot ons warengekomen. Had Polak ons Zondag, onder den verschen indrukvan geestdriftige volgepropte vergaderingen, nog gesprokenvan den prachtigen stand der staking, van de volhardingder mannen, van de geestdrift der vrouwen thans hadons de Telegraaf gemeld, dat op een in de war geloopenvergadering, tegen den zin eener verontwaardigde minder-heid, tot hervatting van het werk was besloten.

Wij als buitenstaanden konden maar niet begrijpen, hoehet bestuur tot beeindiging der staking kon aanraden, zoo-lang de stakers niet alleen geen steun noodig hadden, maar zelfshunne kontributie aan den Bond nog betaalden en alleeischen niet geheel waren ingewilligd. En waar De Heer hadgeroepen: „alleen dan kan de staking doorgaan, als julieons f 25000 bezorgt" — daar begrepen wij, dat deze uit-drukking den man moest zijn ontsnapt onder den indrukvan de overspanning der laatste weken, die in staat is, zelfsden sterkste nu en dan het hoofd te doen verliezen. En toenwij lazen, hoe verscheidene Bondsleden in drift hun diplomahadden verscheurd, vroegen wij ons angstig en droevig af,

158

of dan deze jonge hoopvolle organisatie, in een vlaag vangeestdrift saamgekomen, met zooveel beleid ingericht, zookrachtvol optredende, nu in een vlaag van drift en teleur-stelling weer zou moeten te niet gaan.

Later begrepen wij, dat het Bestuur de leden beter kende,dan deze zich zelve kennen en dat het juist het einde derstaking in dezen stand van zaken noodig achtte, om hetverloopen der beweging te voorkomen en den Bond te kennenbehouden en sterk te maken.

Voor het Algemeen Verkooplokaal stond weer een dichtemenigte. De tram voerde ons heen door al die stoere, ver-weerde gezichten, typen van zeelui, sprakeloos staande ofslenterende langs den weg. De harde ernst sprak uit dezegegroefde gezichten ; scherp trokken zich de ruige wenk-brauwen samen boven het diepliggend oog. Uit de vastbe-raden sombere trekken sprak geheel een Leven van hardenarbeid aan de kaden, op de booten, in het stodge ruim, inde zwarte steenkool, met de zware erts, in het graan, twintig,dertig, veertig, ja vijftig uren soms aaneen. Als duivels kuntgij ze soms zien, stijgend uit de donkere hel der kolenschepen,varend over de rivier, marcheerend langs de kaden. Z66 hier,z66 te Londen, te Liverpool, Hamburg en overal, waar hetwereldverkeer, de wereldhandel der kapitalisten zich uit inhet uitstorten van den inhoud der volgepropte booten en inhet volladen van de holle buiken der schepen, wier ruimensteeds grooter worden door de konkurrentie der reeders.

Eenmaal heb ik een gezicht gehad van die bootwerkers— het was te Hamburg aan de haven, toen de arbeid wasgeeindigd, op een schoonen zomeravond.

Van alle kanten kwamen zij opduiken uit de bodems derreusachtige kolenschepen, zwart en vuil, opeengedrongen inbootjes, die pijlsnel vlogen door het water. Uit alle richtingennaderen zij — nu de slavernij van den harden werkdag wasgeeindigd om de povere rest van den dag te bestedenvoor zichzelve, vrij te zijn. Ze richtten zich alle naar eenpunt, een grooten steiger, voerende van de rivier naar denwal, een lange houten weg, die hen bracht van het terreinvan hun zwoegen en slaven naar de stad, naar hun gezin,naar hun armzalig beetje menschzijn 6Ok velen naar dezorgen eener zieke vrouw, naar huiselijke twisten, dronken-schap in de kroeg, onzedelijkheid, geboren uit de onmacht,om bij gebrek aan ontwikkeling en bij de uitputting na denvaak bovenmenschelijken arbeid normaal genot te smaken.

1 59

En zij kwamen aan land in groote dichte donkere scharen,met de dreigende zwarte gezichten, waarin de rood beloopenoogen flikkerden, met de kloeke lichamen, de harde pezen,de zware knuisten — en over den langen houten steigerdreunden sterk en lang de zware voetstappen.

En voor mijn oogen doemde op uit zijne bodemloozeellende het yolk der proletariers, verlaagd, vertrapt in stofen slijk door de bezitters dier trotsche schepen, dier hoogehuizen, door de bewoners dier drukke kaden. Het proletariaat,vuil van den modder waarin het wordt neergetrapt, kwamwrekend op, met ontembare wilskracht in het oog, van zijnreuzenkracht opeens bewust, zich scharend in het gelid,vullend de straten met zijne regelmatig neerdreunende voet-stappen, waarbij zich uit alle donkere sloppen en stegenvoegen de vermagerde vrouwen, de hoekige mannen, grijsin hun vale armoede .... Maar ook andere georganiseerdescharen voegen zich bij hen : de werkers van andere vakken,met vaandels en banieren, en een reuzenleger schreed doorde straten, alles wat van zijn arbeid leeft meesleepend inzijn overweldigende kracht, langs de paleizen, die geslotenen de publieke gebouwen, die bewaakt werden.

En opeens dreunde het door de straten van het rijdender kanonnen — geweren blonken en kommandoroepenwerden gehoord. Toen klonken door de lucht hartverscheu-rende kreten : moeders riepen hunne zonen en meisjes hunnegeliefden — een oogenblik van weifeling, en de gewapendebenden liepen uiteen, de kanonnen werden medegevoerd inde gelederen der arbeiders, en in blijden tocht trok eenoverwinnend yolk van verloste proletariers een nieuwen tijdtegemoet.

* *Maar ik was niet van plan, u, mijne lezers, een beeld te

geven van de toekomst, die z a 1 komen, zoo zeker als dedag volgt op den nacht ; doch ik wilde u onze ervaringen opdat tochtje met het Bondsbootje mededeelen.

Niet ver van het Bondsgebouw aan de Boompjes ont-moetten wij De Bruin, die ons mededeelde, dat pas dezenmorgen was besloten, de werkstaking vol te houden en datde geest onder de stakers uitstekend was.

Toen wij heelhuids waren gedrongen door het kordon vanschutters, die bij het wachthuis der bootwerkers de Boompjeshield afgezet, duurde het niet lang, of wij bevonden ons op

16o

het kleine stoombootje, dat de vlag van den N. N. B. B. intop had. Wij waren met z'n zessen aan boord : de kapiteinmet zijn helper, Piet Sas, de bekende bootwerker uit destaking van 1889, De Bruin en wij beiden. Piet Sas waselken dag in de weer om de onderkruipers tot andere ge-dachten te brengen. Hoewel zijn stem van het vele schreeuwendeed denken aan het schuren van een mes op een slijpsteen,weet hij zich door zijn geroep en zijne gebaren zeer goedverstaanbaar te maken. Hij vloekt evengoed op z'n Engelschals op z'n Hollandsch en zou, met z'n zeemans-uiterlijk, z'nlief orgaantje en z'n eigenaardige manier van spreken, inhet salon van den burgemeester denzelfden indruk maken alseen stekelvarken in een kring van witte muisjes. Hij was reedsvan 's morgens half drie aan 't kruisen op de rivier, waarhij de waterpolitie handen vol werk gal.

Wij stoomden voorbij de Kortenaer, die met de Evertsenen nog een oorlogsbodem te Rotterdam is aangekomen alshet ijzeren getuigenis van de „samenwerking van kapitaalen arbeid" om de maatschappelijke kwestie op te lossen.Zooals Alexander de Groote den Gordiaanschen knoop„losmaakte" door hem kalm met zijn zwaard stuk te slaan,zoo lost de heerschende klasse ook de sociale kwestie opmet politie en soldaterij, met geweer en kanonnen. Reedsdikwijls had ik gelegenheid, op den vasten grond deze bescha-vende en vrede brengende methode onzer machthebbersin voile werking te zien, ja de ijzeren knuisten van hen,die deze beschavingsmiddelen der bezitters in toepassingmoeten brengen, deden mij nog onlangs voor de WinschoterRechtbank het zegenrijke en doeltreffende van dat stelselgevoelen. Thans zou ik gelegenheid hebben, de welwillendegezindheid onzer vaderlijke klasseregeering ten opzichte derarbeiders op het water na te gaan.

Pas waren wij eenige meters de rivier op, of men weesmij een bootje, even groot als het onze, met militairenbemand, dat ons fluks achternastoomde. „Daar heb je ze,"zei Piet, „ze loopen ons achterna als een hond een stuklever." Het was een der bootjes van de waterpolitie, die tendoel heeft, in deze tijden „de orde" op het water te „hand-haven" en „de vrijheid van arbeid" te beschermen.

Elk bootje had een inspekteur van politie aan boord,een marineluitenant, een bemanning van een tiental mari-niers en de noodige sabels, geweren met bajonetten enkogels. De jacht beg-on.

161

Wij stoomden naar beneden, de Harwich-boot voorbij;waar nu en dan gewerkt wordt met Engelsch yolk en verderdoor tot aan de Brittannia. Er waren enkele onderkruipersuit Engeland aangekomen, niet-leden der Union, die doorPiet behoorlijk op z'n Engelsch werden uitgescholden : „Scabs,black-legs, for shame 1" rochelde hij hun toe en vele andereminder verstaanbare liefelijkheden meer.

Op alle booten bijna heerschte volkomen werkloosheid ;zoo passeerden wij de Dotterel, met palmolie voor de kaar-senfabriek geladen, dien men aan het Bestuur van den N.N. B. B. had verzocht te mogen lossen, hetwelk echtergeweigerd was en vele andere kolossale schepen passeerdenwij, met hunne voile buiken vadzig neerliggend in stillerust. Voor duizenden schade werd per dag door velekargadoors geleden : de zware klauw van het vereenigd prole-tariaat rustte dreigend op vele brandkasten.

Op de Brittannia werd wel niet gewerkt, maar daar wastoch yolk op. Sas riep hun toe, niet te gaan arbeiden, hunnebroeders niet te bemoeilijken, enz. Andere schepen kwamenwij voorbij waar eenige menschen werkten. Zoo zagen wijop een boot vroegere stakers arbeiden, waaronder nog weleen revolutionair socialist, die door Sas op het schandelijkevan hun gedrag werden gewezen. „Benne jullie g. v. d.Rotterdammers !" schreeuwde hij. „Heb je dan geen schaamtemeer in jelui verdommenis 1 Ala, leg het werk neer, laat jeniet bedondere voor een paar centen" enz.

Intusschen waren wij niet meer alleen. Achter ons warentwee politiebootjes en beneden aan de rivier was een anderepolitieboot op ons afgekomen, die ons als het ware van detwee eerstgenoemde overnam en uit alle macht begon tefluiten, om alle geroep onverstaanbaar te maken. Het werdeen edele wedijver tusschen Piet en den luitenant van hetpolitiebootje: als Piet den mond opendeed, beval de luitenantde stoomfluit te openen — het was een eigenaardig concert:een heesche stem, de leer der solidariteit met vloeken enverwenschingen predikend, geaccompagneerd door de schellestoomfluit, die het krijschend geschreeuw totaal overstemde.

Dit concert werd voortgezet, toen wij de rivier overstakenen ons wendden naar de Claud Hamilton, waarop het Engelschezeevolk ons glimlachend zag naderen en door zijne houdingtoonde, het met ons eens te zijn.

Hier werd niet gewerkt, hier kon of behoefde niemand inzijn „vrijheid van arbeid" belemmerd te worden. Toch klonk

II

162

tartend de schelle stoomfluit, toen Sas het bootsvolk ietstoeriep. Hij, daardoor geprikkeld, ging nu telkens met roependoor, zoodra de stoomfluit zweeg. De beide bootjes warenthans geheel naast elkaar. Het politiebootje had zich ge-nesteld tusschen de Claud Hamilton en ons. Het had eenjongen luitenant aan boord, een gezonde knaap, met eenuittartend aristokratisch lachje op het gelaat. De bovenlipmet het kleine zwarte kneveltje was verachtelijk opgetrokkenen liet de witte tanden zien. Op dat bootje was hij beer enmeester en met waren wellust vervulde hij hier de taak, dearbeiders tegen te werken. Het was hem aan te zien, dathij daar straks, als er maar een schijn van recht ware aante wijzen, gaarne het bevel zou geven aan die mariniers,hunne wapenen te grijpen en op ons te schieten. En diernarinierr, jonge kerels, zouden aan dat bevel gehoorzamen,misschien met graagte, omdat het zoo beroerd is, altijd metzoo'n spuit rond te loopen en hem nooit eens te kunnengebruiken.

Wij voeren rond het schip, telkens gevolgd door hetpolitiebootje, onder het driftige geschreeuw van Piet en hetkinderachtige gefluit van den luitenant. En ik kon nietnalaten te zeggen, dat de politie op het water al even noode-loos sarrend optreedt, als dit in tijden van beweging op hetland plaats vindt.

Op eens werd onze aandacht getrokken door een bootje,dat de rivier kwam opstoomen. „Daar is yolk op", riepeneenigen onzer.

Ook het politiebootje had het opgemerkt.Een wilde jacht begon. Het bootje met werkvolk stoomde

met volle kracht voorwaarts. Het onze zette eveneens allestoom bij. Het politiebootje blaasde den stoom aan beidezijden met ware woede uit. Het jaagde ons voorbij. En vande Boompjes af kwamen de twee andere politiebootjes opons toestoomen.

Een gelukkige wending van ons bootje echter, en op hetoogenblik dat het bootje met werkvolk ging liggen naastde Dotterel, kwamen wij liggen naast dat bootje, zoodat detoeleg der politie om ons van nadere aanraking met hetvreemde werkvolk af te houden, mislukte.

Wat nu gebeurde, weet ik niet precies. Op eens stovenwij alien over het dek en zag ik water loopen ... ik dacht,dat het watervat was omgerold, maar vernam later, dat hethet water van de Maas was, dat over het dek stroomde,

163

toen wij alien, aan de eene zijde van ons bootje staande,het bootje met het werkvolk hadden vastgeklampt.

Met angstige, verwarde gezichten, in de onmogelijkste ver-legenheid verkeerende, hoorden deze arbeiders in hun werkpakons aan, toen wij hen, elk op zijne wijze, bezwoeren, niet aanhet werk te gaan. Een aangrijpend tooneel was het, dieverschrikte mannen, besluiteloos staande, door ons haastiggeroep overdonderd, worstelend tusschen de vrees voor hundirekteur, die op het bootje aanwezig was, en door allerleigevoelens van angst en ontwakende solidariteit, door onzeverschijning opgewekt.

„Onze dirckteur is erbij", zei er een. Wij beduidden hun,dat zij vrij waren en met de arbeiders moesten staan in denstrijd voor het brood. Een deel van hen drong naar onzenkant; een ander deel trok zich als een bange kudde terugom zijn herder, den .direkteur Plate van de kaarsenfabriekte Schiedam,

Deze riep : „Dit zijn mine werklieden" waarop ik hemtoevoegde, dat ze niet zijne, doch vrije menschen waren.Van de arbeiders zelven zeiden velen tot ons, dat zij geheelop onze hand waren. Zoo hadden wij in minder dan Beentijd ongeveer de helft van het Schiedamsche werkvolk opons bootje over. Maar van de politieboot, die afgrijselijkHoot, wenkte men hen, de aanschouwing van die gewapendebemanning, die dreigend daar stond om de „vrijheid vanarbeid" te beschermen, maakte de menschen blijkbaar bevreesdvoor hun Leven en op een na stapten zij van onze boot opdie der politie over.

Er was nu een onbeschrijfelijk gefluit van verschillendestoomfluiten om ons heen ; ons bootje lag bekneld tusschenhet Schiedamsche bootje en dat der politie. Van het laatstestapten de inspekteur en de luitenant met een viertal mariniersover op het Schiedamsche bootje. De bajonnetten werdenop de geweren gezet en het werkvolk weer op het Schie-damsche bootje overgebracht.

Te midden van het helsche gefluit en de pogingen, vanweerszijden aangewend, om de arbeiders te bewerken, kwa-men ook eenige vermakelijke incidenten voor. Zoo achtteik het op een gegeven oogenblik geraden, Van der Wallenbij den kraag te pakken en hem tot kalmte te brengen,toen hij met de doodskleur op het gelaat tusschen hetgefluit in bezig was, zijn woede te uiten tegen den luite-nant, in wien hij een schoolkamaraad meende te herkennen

164

en wien hij zijn kaartje wilde afgeven. Zenuwachtig stondhij daar te frommelen in zijn portefeuille, aldoor roependemet zijn arme holle stem tegen dien luitenant, tot ik hemvan de verschansing weghaalde en tot bezinning bracht.

Een ander incident deed zich voor, toen de direkteur ofagent in werkvleesch, die op het Schiedamsche bootjestond, De Bruin toeriep : „kom toch weer hier, dan ben jeveilig, we zullen je wel beschermen !" En toen De Bruinantwoordde, dat hij geen bescherming noodig had, scheende ander nog niet in te zien, dat hij zich in den persoonvergiste, maar riep nog : „Als je niet wilt doodgeschotenworden, kom dan hier 1"

Van der Wallen was intusschen weer bedaard en gaf nulucht aan zijn afkeer van den luitenant door hem „eenkapelmeester over drie stoomfluiten" te noemen.

Wij lieten intusschen niet af, de menschen te raden, niette gaan werken op de Dotterel. De luitenant beval henechter, niet naar ons te hooren. Dreigend zag hij mij aan,toen ik hem verbood, die menschen aan te raken en huntoeriep, dat niemand het recht had, hen tot den arbeid tedwingen. Zij zagen nu en dan als hulpzoekend naar ons om;maar onder bescherming van patroon, politic en militiewerden zij als werkvee overgebracht op de Dotterel, het hoogeschip, dat bezet was met schutterij, blijkbaar alweer om devrijheid van niet te werken aan deze menschen te ontnemen.

Wij lieten het hierbij evenwel niet zitten en bleven, waarwij waren, de arbeiders op het schip toeroepende, zich nietbevreesd te laten maken, doch aan wal te gaan. Natuurlijkwerd ons geroep meestal door het gefluit van de drie politie-booten onverstaanbaar gemaakt; maar juist dat gefluit trokde aandacht der menschen op het schip en aan den wal enonze gebaren zeiden het overige. Dat alles, wat er geroepenwerd, niet even parlementair was uitgedrukt, laat zich be-grijpen. Zoo riep bijv. Piet: „Word je nou van je eigepatroon niet genoeg besodemieterd en mot je je nou hierook nog late belazere? „Heb je geen Hollandsch bloed meerin je verdommenis ?" en dergelijke uitdrukkingen meer.

Toen de havenboot het fluiten kwam verbieden, omdatdit noodsein hier niet zonder reden mocht worden aange-heven, hadden we gelegenheid, nu en dan nog eens eenverstaanbaar woord naar boven te zenden.

Het einde van de geschiedenis was, dat een deel der schut-ters de Dotterel verliet en daarna het grootste deel der

165

Schiedamsche arbeiders aan den wal gingen, zoodat ik desavonds met groote voldoening in de N. Rott. Ct. kon lezen,dat 30 Schiedammers op de Liverpoolboot Dotterel, door destakers daartoe aangezet, het werk hadden gestaakt.

Nadat wij aan wal nog kennis hadden gemaakt met Mr.Wilson en Mr. Johnson, die beiden vol lof waren over denvoorzitter van den N. N. B. B., de Jong, en vol goedenmoed over den afloop der staking, gingen wij, na onzevrienden met een woord van bemoediging de hand tehebben gedrukt, weer naar Utrecht.

In den trein hadden wij gelegenheid, een stukje onver-valschte beursman-natuur waar te nemen, die wel in schrilletegenspraak was met het werk der toewijding en der o ffer-vaardigheid, dat wij bij de Rotterdamsche arbeiders haddenwaargenomen, doch waaraan anderdeels het komische elementniet ontbrak.

Een min of meer poffige mijnheer, met een achttal mon-sterzakjes gewapend, had nog pas in onze coupe plaatsgenomen en mij in het vizier gekregen, of hij vuurde los.Niet direkt op mij richtte hij de batterij zijner scheld- envloekwoorden ; neen, een paar eerzame reizigers haddendeze in ontvangst te nemen ; maar uit hun inhoud en uitde triomfantelijke blikken, die hij bij zijne ontlading op mijrichtte, bleek, dat ze voor mij bestemd waren.

„Hoe is het mogelijk, dat een stad van 220.000 inwonerszich door 2000 stakende menschen in de war laat brengen 1Onzin is het, onzin ! Nonsens ! Die kerels kunnen immersalles krijgen wat zij willen ! Zijn ze gek ? Ik wou de mil-joenenjuffrouw wel eens zien, die ze steunt 1 Ik wou weleens door zoo'n miljoenen-juffrouw geholpen worden. Maarhet is niets dan baantjesjagerij van een paar sociaal- demo-kraten I Die kerels hebben immers niets te verliezen — hetzijn toch allemaal lui zonder positie. Hun voorgangersbeleggen hun geld in het buitenland, om hier maar veiligte wezen. Maar wie zal mij mijn schade vergoeden ? Twee-honderd gulden heeft het me nu al gekost 1 De beurs wasg. v. d. vandaag weer geheel gedemoraliseerd. 't Is schandeg.d. Ze moesten er maar op in schieten, de stad zou welvoor de weduwen en weezen zorgen. Die huppelende kereltjesuit Den Haag moesten maar komen. Maar binnen tweedagen is de heele stad weer rustig. Binnen twee dagen ! Datheele sociaaldemokratisme beteekent niets. Met fluit en tromworden ze overal uitgejaagd. In Arnhem komen ze terug,

66

om zich te laten oppakken l Maar Rotterdam moet naar denbliksem, zeggen ze. Ja natuurlijk, dan gaat de boel naarVlissingen, dat is immers een goede haven. En dan kanRotterdam z'n bootwerkers onderhouden als die op straatloopen bedelen.

Neen, ik als oud-Rotterdammer vindt het misselijk, misselijk 1dat ze zooveel drukte maken om 2000 kerels. Want ik benoud-Rdtterdammer, meneeren, en altijd een man voor hetyolk geweest 1 Maar dan op de goeie manier, zie je? Socialist —ja, dat ben ik; maar sociaaldemokraat, neen 1 Laten ze op-komen voor de kleine keuterboertjes — laten ze die men-schen voorthelpen; maar die staking — neen, dom, dom,onzin 1 En nou gaan ze schelden op de Jezuieten ; nou haleze de geloofshaat erbij: maar de Katholieke Volksbond zal hetwel weer in orde brengen. Neen, schieten moeten ze . 220,000menschen tegen 2000 . .. en kavalerie . .. wat een onzin 1"

Wij hoorden deze uitbarsting van beurs-waanzin lachendaan, zonder ons tot een „debat" met dezen dollen stier telaten overhalen. Onze menschlievendheid verbood ons, denman aan eene beroerte bloot te stellen.

22 Mei 1896

Het Klompenbataljon.Het was in den ochtend van den dag der overwinning

onzer partij in het distrikt Enschede.Na het heftige debat met den vertegenwoordiger der geld-

macht in het stille plaatsje, den fabrikant G., wiens vadervoor 40 jaren met niets was begonnen en die nu zes fabrieken,waarop ruim 3000 werklieden arbeiden, de zijne mag noemen

na de aangrijpend voile, stikheete vergadering, was ik metmoeite in slaap gevallen, telkenmale door het geringste geluidopgeschrikt.

Door den stillen ochtend kwam een gedruisch, aanzwellendvan verre, eentonig en langdurig, als een gemurmel vanwater eerst, daarna als het getik van duizend klokken, danals een geluid van honderden voetstappen, maar hard envreemd, klossend en schuivend, stootend en sleepend overde keien.

1 67

1k werd wakker en luisterde .. .Daar ging het heen : klos-klos, klos-klos, een geklos van

klompen, groot en klein, eenvormig en eentonig en tocheen geklos van groote verscheidenheid.

Daar waren vele klompen, die schoven of sleepten overde hardklinkende straat, in den sleur voortgaande klompen,waarin de lichamen zwaar hangend steunden, zonder ophef-fing van den grond den valen werkdag in de fabriek tegemoetsleepend.

Daaronder waren klompen van mannen, zwaar vooruit-stappend, sommige met nijdige schokken tegen den grond —berustend voorttredende klompen van vrouwen — licht vooruitklossende klompjes van kinderen. Het was een groot legervan klossende klompen, onder mijn venster voorbij loopend,waarin allerlei bizondere en eigenaardige klompen waren teonderscheiden.

Nu en dan, tusschen dat eentonig voortwandelende klompen-bataljon, hoorde ik een paar extra zware klompen, met doffendreun beukende de keisteenen, sombere geluiden van onwiluitstootende. En dan weer klompen van kreupelen : de eenloopend, de ander sleepend, met onregelmatige tusschenpoozengeluid gevend op de straat.

En ik dacht aan al die menschen, wel duizenden, zoodicht bij mij loopend voorbij mijn venster, daar aanstondshun geestdoodenden arbeid verrichtend in de fabriek tusschenhet gestamp der machines, het geratel der wielen, voortge-dreven door den oppermachtigen stoom, die van hun lichaameischt zich te voegen naar den haast der machines.

1k had de woningen dier armen gezien, in de vunzigeachterbuurten van dit stille, aan een grooten kapitalist onder-worpen stadje; ik had enkelen gesproken van hen, wier levenin zijn dienst verminkt en langzaam vermoord wordt. En uitmonden van menschen, die trouw naar kerk gaan en elksocialist oprecht verafschuwen, had ik dof gemompel gehoordvan ontevredenheid over geleden onrecht, te weinig ver-dienste, slaafsche onderworpenheid aan dien eenen almach-tigen fabrikantl .. .

En het was, alsof die drommen verwaarloosde uitgezogenwerkmenschen, broeders en zusters van ons, over mijn hartliepen, dat ineenkromp onder het gewicht der smart en derellende, die zij torschen... •

1k sprong van het bed en zag naar buiten en zag ze gaan,met stille stappen wandelen, onderdrukt sprekend met korte

168

woorden, stroeve vreugdelooze gezichten, sommigen nogkauwend op het brood, dat zij thuis niet hadden kunnenverteren, gezichten zonder leven, zonder uitdrukking ...

*

Den volgenden ochtend hoorde ik het weer, dat klompen-bataljon, maar thans in eene andere stad, in Enschede.Terwijl de stoomfluiten der fabrieken hun schelle roepstem mendeden weerklinken, schreden zij vooruit, al die klompen.

Thans werd er harder gemompeld dan daags to voren ;tusschen het veelsoortig klompengeklos klonken drukkestemmen, gedempt maar met opgewektheid sprekende. Eenenkele lach, half gesmoord, brak het geklos der klompen enhet druk gepraat der monden. Er ruischte iets als een liedvan blijde verwachting over die voortrollende klompenzee....

Het woord, dat ik soms loon onderscheiden, was :„Oewonnen !"

OLDENZAAL-ENSCHEDE, 17-18 Aug. '97.

Kerstmis van 't Proletariaat.De Kerstboom met schitterende lichten verspreidt niet zijn

glans en dennelucht in onze woningen en de liederen, dielangzaam golven in de kerken, bevatten geen klanken meer,die snaren doen trillen in ons hart. En in de groote leegedroefenis onzer ziel worden de heilige woorden „Vrede opaarde 1" met een doffe ongeloovige weerklank weerkaatst.

Daar is veel opwinding, zelfbedrog en rederijkerij in hetkerstfeest der bourgeoisie — als in al hare feesten, al harevreugden, haar zoogenaamde geestdrift, haar kunst, haarmoraal, haar redevoeringen en preeken. Er is zooveelonwaarheid in.

Hoe kan dat anders ? is de w erk el ij kheid niet in strijdmet elke moraal, die dien naam verdient 1 Past zij niet opde schoone christelijke theorien als de grijnzende kop vanden Satan op het lichaam van den gekruisigden Christus ?Wie waarheid zou willen spreken in zijn kerstpreek — hoezouden zijne woorden klinken als eene godslastering door dehooge gewijde gewelven — welk een vloek zou hij slingeren

169

tegen al het bestaande op dezen dag van zegen — welkeen metalen klank van strijd, onbarmhartigen strijd tegen alwat thans hoog en geeerd is, zou hij doen daveren, in plaatsvan het harpgeruisch van den Vrede, dat de Engelen hemhebben voorgespeeld in den sterrenhelderen nacht in Bethlehemsvel den

De kapitalistische maatschappij is de belichaming van eenstelsel van strijd van alien tegen alien — in dien strijdhebben sommigen de wapenen van het kapitaal, grond,fabrieken, machines enz. tot hunne beschikking. De miljoenenproletariers staan daar ongewapend tegenover en worden alsslaven uitgebuit. Deze maatschappij, met haar werkloosheidvoor duizenden en overmatig lange werkdagen voor tien-duizenden, met haar dubbele sterfte voor arbeiders-kinderenin het eerste levensjaar, met haar onderdrukking van alienaanleg voor hooger bij de groote massa des yolks — dezemaatschappij staat onder het teeken van den broedermoord.

Uw „vrede op aarde," aanhangers van het kapitalistischestelsel, handhavers der bestaande „Orde", is een monsterachtigeleugen1 Van u w Kerstfeest walgen wij !

* *

Den 21 Dec. komt de zon op om 8.13 en gaat te 3.40onder. Het is de kortste dag. Dan beginnen de dagen weerte lengen, 21 Jan. 8.o-4.24, 4 April 5.30-6.38, 21 j111:13.38-8.25. Dan vangt het korten der dagen weer aan: 7Aug. 4.30-7.40, 17 Oct. 6.30-5.o en 21 Dec. weer dekortste dag. van 8.13 tot 3.40.

We zien in deze cijfers zoo duidelijk den op- en afgaandentijd van het jaar voor ons, den tijd der toenemende zonne-warmte van 21 Dec. tot 21 Juni en den afgaanden tijd, alshet rijk der zon elken dag weer korter duurt, tot de bloemenverwelken en het gele graan van den akker wordt gehaald,tot er herfstdraden wuiven van boom tot boom en de nevelenkomen en October klagend stormt door de dorrende wouden.En dan loeien de orkanen, waarin de strijd van warme enaandringende koude luchten uitwoedt, en die al wat eons depronk van veld en woud uitmaakte onmeedoogend verscheurenen verwoesten en wegslingeren in het slijk. Het jaar leeft zichuit, gaat morsig en vuil te gronde, als een afgeleefd grijsaard,die zich zelf niet meer helpen kan Dan leggen zich destormen, de wegen worden hard en droog, de sneeuw weefteen doodshemd voor het gestorven jaar en .... met de

170

lengende dagen begint een nieuw jaar, een nieuw tijdperkvan opgang, van uit de krachtige kernachtige vorstkoude,tot de komende lente, als het weer stormt en giert, maar numet een overwinning van de warme zon op de koude duisternis,totdat het overal kiemt en knopt, het leven overal opbruist,van het wiegelende sneeuwklokje in Maart tot de Pinksterbloemenin Mei, om eindelijk uit te jubelen in een overvloed vanzonneglans en warmte, van vogelgejuich en bloemengeur,van golvende graanvelden en zacht kabbelende meren — tothet wordende, groeiende jaar het hoogtepunt zijner ont-wikkeling heeft bereikt.

En dan, terwijl het zich nog baadt in een verkwistendenoverdaad van leven, terwijl alles rijpt en een volheid vanvruchten de aarde bedekt — knaagt reeds weer de ondergangaan het volrijpe jaar en gaat het den dood op den kortstendag tegemoet .

En vier dagen na dien dood, als de Zon reeds weer winnendeis op het Duister, als een nieuw jaar reeds komende enwordende is, viert de Christenheid het geboortefeest vanharen Held en Verlosser, haar Kerstfeest.

* **Ook wij hebben onze Kerstmis 1 Maar niet elk jaar komt

zij — niet eens elke eeuw. Wat de jaren zijn in het levender menschen, wat de eeuwen zijn in de geschiedenis dervolkeren, dat zijn de groote eeuwendurende produktietijdperkenin den onafzienbaren ontwikkelingsgang der menschheid.

Het Kerstmis der proletariers komt slechts eenmaal.Zooals de jaren komen en gaan, met hun tijd van wording

en verwording, met hun zonnetijd en hun duisterenden tijd,zoo komen in het leven der menschheid de klassen op engaan onder en ruimen de plaats voor eene nieuwe klasse.Totdat eenmaal die klasse aan het roer komt, wier taak hetis, alle klasseverschil te doen verdwijnen.

Het groote jaar der geldbezittende burgerklasse is in deMiddeleeuwen begonnen. De Kerstmis van haar bestaan, toenreeds het doodsklokje had geluid over de ondergaande adels-klasse, valt omstreeks de ontdekking van Amerika. Toenkwam haar lente, haar krachtvolle lente, 66k met stormen,met strijd van haar licht tegen de duisternis der leenheerlijkemachten. Maar haar licht overwon l voornamelijk het schitter-licht van haar geld, dat de vorsten noodig hadden en waar-mede zij zich den invloed kocht op 's Lands zaken. En het

171

Licht barer wetenschap, van haar kunst volgde, schitterdeglorierijk over Europa, in de Renaissance, het tijdperk derHervorming, de bloeiende 17e eeuw, de naar positieve kennisdorstende 18e eeuw. Totdat de bourgeoisie haar zomer vierdein de Fransche revolutie, waarin haar „langste dag" valt.Toen kwamen, na dien strijd, na de bloemen van kunst enwetenschap, de v r u c h t e n: de machine kwam, de groot-industrie, de overdaad van rijkdom, de weelderige nazomerder bourgeoisie, waarin haar stelsel een volheid van rijkdomover haarzelve uitstrooide.

Maar de dagen korten; het is reeds de wintertijd derbourgeoisie. Reeds stormde het : in 1848 en 1871 waaide hetverschrikkelijk en talloos zijn de vele kleinere windvlagen, dieer gieren. Wereldorkanen woeden er sedert het begin dezereeuw; al vaker en vaker komen ze terug ; pas week de eene,of de andere komt op; het zijn de industrieele krisissen, dietallooze scheppingen van het uitbuitingsvernuft der bourgeoisieomverwerpen. Het is de afgaande tijd van het eeuwen durendebourgeoisiejaar. Haar kunst is verwelkt, haar wetenschap isoudsch, haar moraal is leugenachtig, haar politiek is onmachtig,de tegenspraak tusschen haar eigenbelang en de eischen destijds op to lossen — zij heeft haar tijd gehad. De kortste dagis zeer nabij, wanneer zij reeds niet achter den rug is !

Dan is het Proletariers-kerstmisl De geboorte van de nieuweklasse, die nu reeds wordende is in het lichaani dezer hoog-zwangere maatschappij. Dan komt het ter wereld, het reuzen-kind, dat zijne beangste moeder reeds ruim een halve eeuwzooveel pun doet. Dan begint een nieuw menschheidsjaar, eennieuw maatschappelijk beschavingstijdperk.

* *

Donker en droevig zijn de tijden, waarin het einde vanhet oude en het begin van het nieuwe jaar in elkaar vloeien.De scheiding tusschen beide zou niet merkbaar zijn, als dekalender ze ons niet aanwees.

Maar van den overgang van het kapitalistische tijdperk inhet socialistische bestaat geen kalender. Plaats hebbende onderden drang eener even onvermijdelijke noodzakelijkheid, alswaaronder de wisseling der jaren plaats vindt, geschiedt zijook even onmerkbaar.

Eerst het nageslacht zal met juistheid kunnen bepalen,wanneer de bourgeoisie en haar stelsel van voortbrengingwaren uitgeleefd en wanneer het proletariaat met zijn stelsel

172

van maatschappelijke produktie aan den aanvang heeft gestaanvan het tijdperk zijner opkomst.

Wij echter, in de duisterheid dezer tijden om ons heentastende naar de toekomst, begroeten u, kerstmis van hetproletariaat met innige blijdschap. Dan vangt de tijd aan,waarin de zon van beschaving, menschelijkheid en gerechtig-heid steeds-door aan invloed wint. Dan wijken de nevelenvan onverstand, de nacht van barbaarschheid. Dan zal uit demenschheid, tot heden voor het overgroote deel eerie dorre,logge dierlijke massa, het leven opbruisen overal, een levenvan nieuwe groote gedachten, van hoog streven, van grootscheongekende en ongedachte kunst, van welvaart en schoonheidover geheel de wereld. Dan zal de menschheid, door harewereldregeling der produktie, in waarheid „heer der schepping"worden en zich onttrekken aan de slavernij van den arbeid,door de machines tot hare slaven to maken. Dan zullen demenschenbloemen zoo heerlijk bloeien in de milde zomerluchtder algemeene beschaving I Dan zal op den bodem der nieuwevoortbrengingswijze, die de landen en werelddeelen vereenigttot eene produktieve Gemeenschap, een nieuwe Moraalopgroeien, waarbij onze tegenwoordige zoo klein en bekrompenzal zijn, als het binnenste van een Menistenkerkje, vergelekenbij de ruime wereld op zee, waarin het hooge uitspansel hetdak en de wijde zee de vloer is. Dan zal, met den groei ende opkomst der nieuwe periode, het egoIsme der menschenmeer en meer van het maatschappelijk bewustzijn wordendoortrokken en overgaan in gemeenschapszin. Deze zal deharten verwarmen en verhelderen, evenals de wetenschap dehoofden.

De strijd tusschen de natien vervalt met het ontstaan derwereldgemeenschap ; die tusschen de individuen verliest zijnvoornamen prikkel door de opheffing van het konkurentiestelsel.

Dan is de tijd daar, dat de roep om „Vrede op aarde 1"geen wanklank meer is

UTRECHT, Dec. 1895.

Gewond.

Gewonnen ; maar : gewondlGewond diep in de ziele,Waar enk'le slagen vielen,

Diep, diep tot aan den grond.

Diep in mijn ziel bedolvenIs een kristallen meer —Daar viel iets zwarts in neer

En troebel zijn de golven.

Gewonnen, maar : gewond 1Luid jubelende stoetenDen overwinnaar groeten —

Hem perst de pijn den mond.

Smart.

Zou ik ooit weer genezen,Genezen van die pijn,Die brandt in mijne pezenMet vlammen van venijn?

Zou ooit uit mijn gedachtenDie scherpe kanker gaan,Die dagen maakt tot nachtenEn knaagt aan mijn bestaan?

Zou ik mij ooit verheffenUit al het zieleleed,Dat mij zoo diep moest treffenSinds ik mijn' keuze deed?

Zou ooit in milder tijden,Wanneer de haat verstomt,M'een nieuwe zon verblijden,Die door de wolken komt

Hoe 't zij — wat ik moet dragen,Is niets bij wat gij lijdt;Ik wil dus niet meer klagen,0 yolk, waarmee ik strijd.

In de bloedroode golvenVan uw gevloekt bestaanWordt mijn klein leed bedolven. . . . Een drup in d'oceaan.

Verhard.

Ik heb vergiftigde pijlen getartEn ben met drek gesmeten;

Ik heb in donkre valleien van smartMijn tranen-brood gegeten.

Met scherpe messen van haat en nijdIs mij het hart gekorven;

Veel blijde illusies, in korten tijdZijn zij verwelkt, gestorven.

Nu dekt een pantser mijne borst,Mijn arme ziel to beveilgen;

Met ijz'ge blokken is omschorstMijn heilige der heilgen.

Mijn fiere, onkwetsbre MajesteitTroont achter hooge muren —

Zoo storm ik voort naar nieuwen strijdEn kan het ergste verduren.

ENKHUIZEN, Jan. 1898.

INHOUDBldz.

Voorrede 5De Propagandist 13De Zelf bevrijding der Verdrukten 17Aan de Mannen van Friesland 20

Arm Londen 22

Werkmanslot 25Hongerdood 28Tot zonde gedwongen 31Een Menschwaardig Bestaan 34Wie is de vijand ? 38Saulus 40Moderne Afgoden 45Ons Strafrecht 49De Verlosser onzer Eeuw 53De Tooverleerling 56Grootindustrie 6oDe Strijd om den Arbeidsdag 63Bekentenissen 68De Regeering en de Werkeloosheid 72Weg met de Bloedwet 76Vrouwenarbeid en Kindersterfte 8zDe Kunst en het Volk 87Zomergenoegens 92Lombok 96De Nieuwe Tijd 103Bet droombeeld van den Parts. . 104Een Christelijk aristokraat over ,,vrijheid en gelijkheid" 109Arbeiders en kleine burgers 114Ho ecleproletariers 116De Sociaaldemokratie en Arbeidersheweging 121

De Marsch der Arbeiders 127Samenwerking 129Bisschop en Arbeiders 133Maartsche buien 137De Lente der Volkeren 140Paschen 542Op den Tweesprong 145Het Meifeest 146Meizangen : 1. Een Lied van Mei. 2. Optocht 151In Memoriam - Jean Volders 154Rotterdamsche Waterpolitie en nog wat 157Het Klompenbataljon 166Kerstmis van 't proletariaat 168Gewond 173Smart 174Verhard 175

Bij den Ilitgever dezes verscheen:

Woorden van Vrouwen.Bijdragen tot

den strijd over Socialisme en Feminisme.DOOR

MR. P. J. TROELSTRA.Prijs fr.—; fr. p. p. fr.ro.

Leden van Arbeidersvereenigingen is de prijs:5o Cent, fr. p. p. 55 Cent.

Organische Ontwikkeling der Maatschappij.Socialistische studie

VAN

F. VAN DER GOES.Prijs f0.50; franco p. p. fo.55.

Het Huwelijken zijn plaats in een vrije Samenleving.

DOOR

EDWARD CARPENTER.Uit het Engelsch door GEORGINE MAETSUYCKER.

Prijs f o.6o; fr. p. p. o.65.

Over de Aequivalentie van Man en Vrouw.