Energie houtkanten

3
LANDSCHAPPEN IS EEN WERKWOORD > ENERGIEWINNING de return van betrokkenheid Landschap, of landschappen? Ons landschap produceert voedsel, energie en grondstoffen. Die functies liepen van oudsher door elkaar heen, maar vandaag zijn ze veelal - geografisch en juridisch - gescheiden. Een stuk land produceert nu óf voedsel óf energie óf grondstoffen. In de plaats van één landschap kwamen er vele landschappen, elk met zijn eigen ecosystemen, beheerd door eigen actoren, met eigen verdienmodellen, et cetera. Ruimtegebruik is echter dynamisch. Zo zijn de energie- en grondstoffuncties de voorbije decennia sterk afgenomen door het aanboren van goedkope en gemakkelijke brandstof als aardolie en aardgas. Om plaats te maken voor functies als biodiversiteit en natuur- beleving. Binnen de filosofie van het gewestplan moet aan elk nieuw grondgebruik een specifieke ruimte worden toegewezen. Omdat ruimte schaars is, betekent elke nieuwe toewijzing auto- matisch ook het schrappen van bestaand gebruik. Met andere woorden, de verschillende landschappen beconcurreren elkaar. Dit gaat niet enkel ten koste van de kwaliteit van het landschap als geheel, maar ook van de individuele landschappen. De uit- daging is dan ook niet enkel het betrekken van actoren bij het maken van landschap, maar ook het betrekken van actoren op elkaars landschap. Comeback van de productieve houtkant Een interessante case in dit verband is de herontdekking van een stuk landschapserfgoed: de houtkanten. Dit zijn bomenrijen en struiken met aan één of weerszijden een greppel, typisch aange- legd in een rasterpatroon rond een reeks akkers. Samen vormden deze rijen een draineringssysteem dat de grondwatertafel deed zakken , waardoor het mogelijk werd om ook in drassige gebieden aan landbouw te doen. Daarnaast fungeerden houtkanten ook als windscherm, beschermden ze gewassen tegen vorstschade en voorkwamen ze erosie. Ten slotte werd het hout gebruikt om broodovens te stoken, als geriefhout (stelen, rijshout), om de assen van molens of karren te vervaardigen, enzovoort. Houtkanten werden om de tien jaar gesnoeid, tot een hoogte van ongeveer twee meter (bij knotbomen zoals knotwilgen, knoteiken) of tot vlak bij de grond (bij hakhout zoals hazelaar). Dit verhoogde de houtproductie, beperkte de hoeveelheid schaduw en optimaliseerde de wateropname. Uit de stronken die over- bleven, ontsproten nieuwe twijgen die uitgroeiden tot dikkere takken, tot ze opnieuw gekapt konden worden. Samen met de grachten en poelen in de buurt, vormden de houtkanten een compleet landbouwkundig systeem dat zeer efficiënt werkte van de dertiende tot de negentiende eeuw. Niet alleen verhoogden ze de opbrengst van de landbouw, leverden ze energie en produceerden ze grondstoffen, ze kenden bovendien ook een erg hoge biodiversiteit. Of hoe één landschappelijk element alle landschapsfuncties kon integreren. In Vlaanderen werden duizenden kilometers houtkanten en houtwallen aangelegd rondom landbouwpercelen. Met de modernisering van de landbouw en de beschikbaarheid van andere energiebronnen kwam een aantal functies van hout- kanten echter onder druk te staan. In de provincie Limburg staat vandaag nog maar ongeveer de helft overeind. Ook zijn ze niet altijd meer herkenbaar. Omwille van gebrekkig onderhoud zijn heel wat houtkanten uitgegroeid tot stroken bos. De zoektocht naar duurzame energiebronnen heeft de houtkant terug in het vizier gebracht. Biomassa is immers de enige vlot toegankelijke (vernieuwbare) energiebron van Europa. Wind is enkel interessant voor kustgebieden en water enkel voor berg- gebieden. Zonne-energie is dan weer seizoensgebonden. Zonder het zelf te beseffen, zwemmen we in de biomassa. Wat nu nog ontbreekt is de kennis en de infrastructuur om deze efficiënt te ontginnen. Heel wat organisaties in binnen- en buitenland voeren eerste experimenten. Zo ook rond het inzetten van houtkanten in de productie van biobrandstof. Deze tonen aan dat houtsnippers een ideale energiebron zijn voor zogenaamde ‘middenschalige’ projecten: landbouwbedrijven, openbare gebouwen, zwembaden, gevangenissen of scholen. Maar ook voor woningen. Zo kan je met het snoeihout van 150 meter houtkanten een standaardge- zinswoning één jaar lang van energie voorzien. In een cyclus van tien jaar heb je dus anderhalve kilometer houtkanten nodig. Omdat heel wat gemeenten behoorlijk wat openbaar groen bezit- ten, is dit haalbaar. Zo beschikt Bocholt over honderd kilometer houtkanten. Hier kan je 65 gezinswoningen mee verwarmen (en zo 165.000 liter stookolie per jaar uitsparen). Lummen heeft rond de zeshonderd kilometer houtkanten, Paal-Beringen nog meer. Er OSWALD DEVISCH [ HOOFDDOCENT FACULTEIT ARCHITECTUUR EN KUNST, UNIVERSITEIT HASSELT ] HANS JOCHEMS [ PROJECT MANAGER TWECOM, REGIONALE LANDSCHAPPEN LAGE KEMPEN ] Energieke Terwijl bedrijven en consumenten in Vlaanderen bang het wel en wee van verre gas- en olieproducenten volgen, beginnen her en der coöperatieven hun energie alvast dichter bij huis te zoeken: langs een veldrand, bijvoorbeeld. Een lichtend voorbeeld voor onze verwarmingstoekomst? Allicht. Maar voor deze (ver)nieuw(d)e vorm van energiewinning is samenwerking wel van primordiaal belang. ZONDER HET ZELF TE BESEFFEN, ZWEMMEN WE IN DE BIOMASSA. 22 | | 23

description

Artikel over Energie Houtkanten in het magazine 'Ruimte'

Transcript of Energie houtkanten

Page 1: Energie houtkanten

L A N D S C H A P P E N I S E E N W E R K W O O R D > E N E R G I E W I N N I N G

de return van betrokkenheid

Landschap, of landschappen?Ons landschap produceert voedsel, energie en grondstoffen. Die functies liepen van oudsher door elkaar heen, maar vandaag zijn ze veelal - geografisch en juridisch - gescheiden. Een stuk land produceert nu óf voedsel óf energie óf grondstoffen. In de plaats van één landschap kwamen er vele landschappen, elk met zijn eigen ecosystemen, beheerd door eigen actoren, met eigen verdienmodellen, et cetera. Ruimtegebruik is echter dynamisch. Zo zijn de energie- en grondstoffuncties de voorbije decennia sterk afgenomen door het aanboren van goedkope en gemakkelijke brandstof als aardolie en aardgas. Om plaats te maken voor functies als biodiversiteit en natuur-beleving. Binnen de filosofie van het gewestplan moet aan elk nieuw grondgebruik een specifieke ruimte worden toegewezen. Omdat ruimte schaars is, betekent elke nieuwe toewijzing auto-matisch ook het schrappen van bestaand gebruik. Met andere woorden, de verschillende landschappen beconcurreren elkaar. Dit gaat niet enkel ten koste van de kwaliteit van het landschap als geheel, maar ook van de individuele landschappen. De uit-daging is dan ook niet enkel het betrekken van actoren bij het maken van landschap, maar ook het betrekken van actoren op elkaars landschap.

Comeback van de productieve houtkantEen interessante case in dit verband is de herontdekking van een stuk landschapserfgoed: de houtkanten. Dit zijn bomenrijen en struiken met aan één of weerszijden een greppel, typisch aange-legd in een rasterpatroon rond een reeks akkers. Samen vormden deze rijen een draineringssysteem dat de grondwatertafel deed zakken , waardoor het mogelijk werd om ook in drassige gebieden aan landbouw te doen. Daarnaast fungeerden houtkanten ook als windscherm, beschermden ze gewassen tegen vorstschade en voorkwamen ze erosie. Ten slotte werd het hout gebruikt om broodovens te stoken, als geriefhout (stelen, rijshout), om de assen van molens of karren te vervaardigen, enzovoort.Houtkanten werden om de tien jaar gesnoeid, tot een hoogte van ongeveer twee meter (bij knotbomen zoals knotwilgen,

knoteiken) of tot vlak bij de grond (bij hakhout zoals hazelaar). Dit verhoogde de houtproductie, beperkte de hoeveelheid schaduw en optimaliseerde de wateropname. Uit de stronken die over-bleven, ontsproten nieuwe twijgen die uitgroeiden tot dikkere takken, tot ze opnieuw gekapt konden worden.Samen met de grachten en poelen in de buurt, vormden de houtkanten een compleet landbouwkundig systeem dat zeer efficiënt werkte van de dertiende tot de negentiende eeuw.

Niet alleen verhoogden ze de opbrengst van de landbouw, leverden ze energie en produceerden ze grondstoffen, ze kenden bovendien ook een erg hoge biodiversiteit. Of hoe één landschappelijk element alle landschapsfuncties kon integreren.In Vlaanderen werden duizenden kilometers

houtkanten en houtwallen aangelegd rondom landbouwpercelen. Met de modernisering van de landbouw en de beschikbaarheid van andere energiebronnen kwam een aantal functies van hout-kanten echter onder druk te staan. In de provincie Limburg staat vandaag nog maar ongeveer de helft overeind. Ook zijn ze niet altijd meer herkenbaar. Omwille van gebrekkig onderhoud zijn heel wat houtkanten uitgegroeid tot stroken bos.De zoektocht naar duurzame energiebronnen heeft de houtkant terug in het vizier gebracht. Biomassa is immers de enige vlot toegankelijke (vernieuwbare) energiebron van Europa. Wind is enkel interessant voor kustgebieden en water enkel voor berg-gebieden. Zonne-energie is dan weer seizoensgebonden. Zonder het zelf te beseffen, zwemmen we in de biomassa. Wat nu nog ontbreekt is de kennis en de infrastructuur om deze efficiënt te ontginnen. Heel wat organisaties in binnen- en buitenland voeren eerste experimenten. Zo ook rond het inzetten van houtkanten in de productie van biobrandstof. Deze tonen aan dat houtsnippers een ideale energiebron zijn voor zogenaamde ‘middenschalige’ projecten: landbouwbedrijven, openbare gebouwen, zwembaden, gevangenissen of scholen. Maar ook voor woningen. Zo kan je met het snoeihout van 150 meter houtkanten een standaardge-zinswoning één jaar lang van energie voorzien. In een cyclus van tien jaar heb je dus anderhalve kilometer houtkanten nodig. Omdat heel wat gemeenten behoorlijk wat openbaar groen bezit-ten, is dit haalbaar. Zo beschikt Bocholt over honderd kilometer houtkanten. Hier kan je 65 gezinswoningen mee verwarmen (en zo 165.000 liter stookolie per jaar uitsparen). Lummen heeft rond de zeshonderd kilometer houtkanten, Paal-Beringen nog meer. Er

O S WA L D D E V I S C H [ H O O F D D O C E N T FA C U LT E I T A R C H I T E C T U U R E N K U N S T, U N I V E R S I T E I T H A S S E LT ]H A N S J O C H E M S [ P R OJ E C T M A N A G E R T W E C O M , R E G I O N A L E L A N D S C H A P P E N L A G E K E M P E N ]

Energieke Terwijl bedrijven en consumenten in Vlaanderen bang het wel en wee van verre gas- en olieproducenten volgen, beginnen her en der coöperatieven hun energie alvast dichter bij huis te zoeken: langs een veldrand, bijvoorbeeld. Een lichtend voorbeeld voor onze verwarmingstoekomst? Allicht. Maar voor deze (ver)nieuw(d)e vorm van energiewinning is samenwerking wel van primordiaal belang.

ZONDER HET ZELF TE BESEFFEN, ZWEMMEN WE IN DE BIOMASSA.

houtkanten

22 | | 23

Page 2: Energie houtkanten

werken om het financiële plaatje rond te krijgen.Een voorbeeld van zo’n samenwerking is Bois Bocage Energie1, een coöperatie opgericht in 2006 in Normandië, Frankrijk. Stap voor stap heeft deze coöperatie actoren bij elkaar gebracht en een productieketen ontwikkeld die van houtkanten terug een energiebron maakt die kan concurreren met andere energiebron-nen. Zo hebben ze eigen machines ontwikkeld voor het oogsten en lokaal verhakselen van hout, hebben ze een eigen techniek uitgewerkt voor het drogen van houtsnippers en een eigen ver-brandingsoven ontworpen. Verder staat de organisatie in voor het uittekenen en opvolgen van oogstplannen, voor het beheer van het machinepark, voor kwaliteitszorg en voor een constante afname van houtsnippers. Die volgehouden inspanning heeft

1 http://www.boisbocageenergie.fr/

ertoe geleid dat een historisch bocagelandschap aan een tweede leven begonnen is zonder dat het eerst erkend moest worden als werelderfgoed. Een tweede voorbeeld zijn de biomassawerven in Oostenrijk2 die instaan voor de verwerking van geoogst hout tot bruikbare brandstof. Ze garanderen een continu aanbod van een minimale kwaliteit tegen een vaste prijs. Ook dit zijn coöperaties waarvan zowel producenten als consumenten deel uitmaken. De biomassawerven zijn opgestart met overheidssubsidies, maar draaien vandaag op eigen kracht.Vlaanderen verleent al jarenlang subsidies voor het beheer van landschapselementen zoals houtkanten. Toch staat dit systeem onder druk: subsidies zijn beperkt en vaak enkel beschikbaar voor eenmalige achterstallige ingrepen. Het beheer daarentegen is zeer duur en gesubsidieerde eenmalige ingrepen garanderen niet automatisch de verderzetting van het reguliere beheer. Het hout dat vrijkomt bij beheer van landschapselementen is voor het grootste deel een reststroom of ‘afval’, afgezien van een kleine fractie die als brandhout wordt aangewend. Het project ‘Energiek landschapshout’3, een initiatief van Samenwerking voor Agrarisch Landschap, probeert het anders aan te pakken. Het zet in op het sensibiliseren van individuele burgers en begeleidt hen bij het aanplanten, beheren en oogsten van houtkanten. Het verhuurt machines, geeft advies over verbrandingsinstallaties, en het helpt bij het aanvragen van subsidies en het ontwarren van de regelgeving. Een tweede initiatief in Vlaanderen is het project TWECOM (Towards eco-energetic communities)4, onder leiding van het Regionaal Landschap Lage Kempen. Dit project

2 Zie video op: http://www.rllk.be/publicaties/videos/22/

3 http://energieklandschapshout.be/

4 TWECOM is een Interreg IVB NWE project gesteund door de Europese Unie dat gestart is op 1 januari 2013 en nog loopt tot 31 december 2015.

zit dus heel wat energie in het Limburgse landschap, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de bestaande landschappen. Omdat eenzelfde landschapselement terug meerdere functies opneemt, als bron van energie, als ecosysteem en als stuk erfgoed.

Coöperaties en beheerplannenDoor terug te kijken naar vroegere gebruiken kan het evenwicht tussen de landschappen dus hersteld worden, maar eerst moeten enkele hindernissen genomen worden. Zo is er de laatste dertig jaar niet meer omgekeken naar heel wat houtkanten, waardoor deze tot bossen zijn uitgegroeid of gekoloniseerd zijn door exo-tische soorten. Dit vraagt om het verwijderen en vervangen van de bestaande beplanting, en dus om zware, zij het eenmalige, investeringen. Zeker omdat nieuwe houtkanten pas na tien jaar beginnen te renderen. Ten tweede is er het reguliere cyclisch hakhoutbeheer. Snoeien en kappen is erg arbeidsintensief en wordt pas rendabel als het machinaal kan gebeuren. Om het rendement van de verbranding te optimaliseren moet het geoog-ste hout versnipperd en gedroogd worden. Al deze handelingen vragen om specifieke machines en gebouwen — opnieuw een zware investering. Ten derde is er de opwekking en verdeling van energie. Hier zijn een aangepaste verbrandingsinstallatie en

een warmtenet voor nodig. En dus opnieuw een investering. Ten slotte moet elke stap in dit proces aan specifieke kwaliteitseisen voldoen, uitgeschreven door verschillende sectoren. Zo mag de biodiversiteit van bestaande houtkanten niet achteruitgaan, mag het snoeien geen schade aanbrengen aan de aanpalende landbouwgronden, moeten de houtsnippers aan een minimum kwaliteit voldoen en moet ook de verbrandingsinstallatie voldoen aan een reeks normen.Het beheer van houtkanten is vandaag dan ook geen zaak meer van één landbouwer, die het snoeien en hakken er gewoon bij-neemt. De grote investeringen, de minimale lengte aan houtkanten en de noodzakelijke expertise vragen om samenwerking tussen meerdere actoren. En omdat niemand zomaar van energiebron wisselt, moet deze samenwerking geformaliseerd worden, bijvoor-beeld in een coöperatie. De schaalvergroting vraagt daarnaast ook om een planning, om zogenaamde houtkantbeheerplan-nen, die aangeven welke houtkanten wanneer gesnoeid moeten worden en op welke manier. Men moet er daarbij over waken dat de energiefunctie van de houtkant de andere landschaps-functies niet onder druk zet. Het uitwerken van zo’n beheerplan veronderstelt dan ook dat er onderhandeld wordt met andere landschapsgebruikers. Om samen terug het systeemkarakter van landschapselementen te herontdekken. En dit allemaal aange-stuurd door economische overwegingen. Samen aan landschap

L A N D S C H A P P E N I S E E N W E R K W O O R D > E N E R G I E W I N N I N G

© w

ww

.RLL

K.b

e

© w

ww

.RLL

K.b

e

24 | | 25

Page 3: Energie houtkanten

Binnen de coöperatie is de gemeente verantwoordelijk voor het herinrichten van de houtkanten (verwijderen van exoten en aanplanten van streekeigen soorten), de landbouwers voor het cyclisch hakhoutbeheer en de school voor de afname van gedroogde houtsnippers. Het Regionaal Landschap Lage Kem-pen helpt met het opstellen van het beheerplan, in samenspraak met de lokale landschapsbeheerders.Ondertussen is de lokale coöperatie opgericht, is het machinepark aange-kocht (met Europese en provinciale subsidies) en is een gedeelte van de houtkanten opnieuw ingericht. Eerste opbrengsten tonen aan dat de berekeningen kloppen en het beheerplan financieel rendabel is. Daarnaast wordt ook aan sensibilisering gewerkt omdat heel wat bewoners schrikken van het – soms wel erg grondige – snoeien van hun vertrouwde landschap.

Van economie terug naar betrokkenheidHet verhaal van de houtkanten laat zien hoe een landbouwkun-dig systeem, gericht op voedsel, energie en grondstoffen, kan transformeren naar een landschapselement waar bijkomend ook met een ecologische en recreatieve bril naar gekeken wordt. Het TWECOM-project richt de focus op energie en keert de transfor-matie hierdoor terug om. Door het cyclisch beheer te opnieuw introduceren, neemt immers niet enkel de hoeveelheid biomassa toe, maar verbetert ook de voedselopbrengst, stijgt de biodiver-siteit en daardoor ook de natuurbeleving. En dit zonder nood

aan subsidies of sensibilisering, maar gewoon omdat het opbrengt. Het verhaal hoeft hier echter niet te eindigen. De onzekerheid die er op dit moment leeft rond fos-siele brandstoffen maakt dat het in de nabije toekomst rendabel (en misschien zelfs noodzakelijk) zal worden om nieuwe houtkanten aan te planten. En dus wordt een landschap opnieuw aangemaakt, waar het ooit stond, tussen de ak-

kers. Waarom ook niet in woonwijken, op bedrijventerreinen, langsheen wegen? En waarom zou dat per se ten koste moeten gaan van bestaand grondgebruik? Een houtkant hoeft tenslotte niet breder te zijn dan een meter.Om het houtkantenverhaal economisch rond te krijgen, is er

nood aan samenwerking. Om de ini-tiële investeringen te maken en om voldoende biomassa te verzamelen. Eigendomsstructuren zijn immers versnipperd. Het operationaliseren van deze samenwerking vraagt om aangepaste structuren en instrumen-ten. Zo introduceert TWECOM een

digitaal platform om landschapsbeheerplannen uit te tekenen. Het interactieve karakter van dit platform ondersteunt het coproduc-tief en dynamisch uitwerken van geïntegreerde beheerplannen. Daarnaast werkt TWECOM met een dubbele samenwerkings-structuur. Enerzijds lokale coöperaties van producenten en consumenten. En anderzijds regionale coöperaties die instaan voor grotere investeringen, kwaliteitszorg en ondersteuning.Het betrekken van actoren op elkaars landschap vraagt dus om meer dan wat vrijblijvende infoavonden en natuurwandelingen. Maar het resultaat is dan ook een erg directe betrokkenheid. Eén die doet denken aan het principe van de gemene gronden; overheidsgronden waarvan het vruchtgebruik voor de burger was. Bijvoorbeeld om er vee op te laten grazen of om er brandstof uit te verzamelen. Omdat het opbracht, werd er zorg voor gedragen. Ook heel wat houtkanten zijn openbaar bezit en zouden beheerd kunnen worden door de lokale gemeenschap, als gemeen bezit. En dit in het verkavelde Vlaanderen. Of hoe een economisch perspectief op ons landschap niet alleen tot meer betrokkenheid kan leiden, maar ook tot ruimtelijke kwaliteit.

zet in op sensibiliseren en adviseren, maar investeert ook in concrete proefprojecten. De finale ambitie van het project is het oprichten van een biomassawerf, in navolging van het Oos-tenrijkse voorbeeld.

De kracht van een DIPLAHet project TWECOM wil aantonen dat het lokaal valoriseren van houtige biomassa uit landschapselementen economisch haalbaar is. Het wil deze biomassa als een product in de markt zetten, met een specifieke eindbestemming en een zo hoog mogelijke kwaliteit. Dat moet gebeuren zonder dat de andere functies van een landschap – voedsel, grondstof, biodiversiteit en natuurbe-leving – in het gedrang komen. Zoals eerder aangehaald kan dit enkel door actoren te laten samenwerken, om samen één lokale keten te vormen die instaat voor de inrichting en het beheer van de houtkanten, het verwerken van geoogst hout tot biobrandstof, het stockeren van deze brandstof, tot en met het creëren en het leveren van de energie aan de eindgebruiker. TWECOM zet hiervoor drie instrumenten in: lokale coöperaties, een regionale biomassawerf en een (digitaal) houtkantenbeheerplan. De lokale coöperaties staan in voor de organisatie van de oogst, de verwerking en de afname. Zowel producenten (eigenaars van landschapselementen zoals landbouwers en gemeenten) als consumenten (afnemers van biomassa of warmte) zijn in deze coöperaties vertegenwoordigd. Deze werken optimaal op de schaal van een woonwijk, een school, een woonzorgcentrum, of een landgoed. Binnen de coöperatie worden prijsafspraken gemaakt.De regionale biomassawerf beheert en verhuurt het machinepark. Ze verzamelt biomassa, houdt de herkomst bij, droogt het en kan zo garant staan voor de kwaliteit en beschikbaarheid van de energiebron. Ze verenigt de lokale coöperaties, verdedigt hun belangen en creëert kansen voor nieuwe lokale coöperaties.Het houtkantenbeheerplan moet helpen om de oogst uit land-schapselementen efficiënt te laten verlopen, in evenwicht met de andere landschapsfuncties. Dit vraagt om samenwerking tus-sen sectoren zoals de Boerenbond, Natuurpunt en het Vlaamse Agentschap voor Natuur en Bos. Om deze samenwerking te faciliteren is een digitaal platform landschap (DIPLA) uitgewerkt, een online geografisch informatiesysteem dat de specifieke kennis van deze sectoren rond het beheer van onder andere houtkanten verzamelt. Bijvoorbeeld rond de maximale toegelaten

hoogte van een houtkant naast een akker. Deze input vormt de randvoorwaarden van het beheerplan. Daarnaast documenteert het platform ook parameters zoals de geschatte opbrengst per vierkante meter, de frequentie van beheer, het seizoen van beheer, de aanwezige soorten, de huidige dikteklasse, enzovoort. Op basis van deze gegevens en van de randvoorwaarden kan dan een beheerplan uitgewerkt worden dat aangeeft waar, wanneer, hoeveel en hoe geoogst moet worden. Een druk op de knop levert de basis voor een bestek met details over het beheer. Het resultaat is een geïntegreerd beheerplan, waarbij elke sector expertise inbrengt, maar ook leert van de inbreng van anderen. De applicatie laat bovendien toe om de rentabiliteit van beheer- en aanplantingsscenario’s te berekenen. Het digitale karakter, ten slotte, maakt dat het plan makkelijk aanpasbaar is aan ons dynamisch ruimtegebruik.

Bocholt bijt de spits afTWECOM is met een eerste proefproject gestart in de gemeente Bocholt, Limburg. Het opzet is het oprichten van een lokale coöpe-ratie en het uittesten van het digitaal platform. De gemeente heeft zelf meer dan 75 kilometer houtkanten in eigendom. Daarnaast zijn er ook heel wat landbouwers in Bocholt met houtkanten. Allemaal samen herbergen deze voldoende biomassa om een cluster van gebouwen te verwarmen, bijvoorbeeld een school. Zo is binnen het proefproject gekozen om samen te werken met een landbouwschool die concrete renovatie- en uitbreidingsplannen had. De bereidheid om over te schakelen op biomassa was groot, maar de school kon zelf niet investeren in een houtsnipperin-stallatie. De prijs tegen dewelke de scholencampus aardgas kon aankopen, was immers bijzonder laag. Hierdoor was het verschil tussen de prijs van aardgas en die van houtsnippers niet groot genoeg om de grote investeringskost op afdoende termijn terug te verdienen. Binnen het project is daarom een lokale coöperatie opgericht, met daarin de betrokken landbouwers, de gemeente, de scholencampus en het Regionaal Landschap Lage Kempen. Deze coöperatie neemt de investering in de snipperverbran-dingsinstallatie en het warmtenet op zich, baat de installatie uit en staat in voor het onderhoud en het verhelpen van storingen.

EERSTE OPBRENGSTEN TONEN AAN DAT DE BEREKENINGEN KLOPPEN EN HET BEHEERPLAN FINANCIEEL RENDABEL IS.

L A N D S C H A P P E N I S E E N W E R K W O O R D > E N E R G I E W I N N I N G

© w

ww

.RLL

K.b

e

© w

ww

.RLL

K.b

e

26 | | 27

kraeyraeymaekers
Doorhalen
kraeyraeymaekers
Ingevoegde tekst
te