Energie

17
Energie

description

Energie. Energiebronnen en soorten. 1. Om energie te bereken in joule , zet je het vermogen in de eenheid kW en de tijd in de eenheid h zet je het vermogen in de eenheid J en de tijd in de eenheid s zet je het vermogen in de eenheid W en de tijd in de eenheid s - PowerPoint PPT Presentation

Transcript of Energie

Page 1: Energie

Energie

Page 2: Energie

Energiebronnen en soorten

1. Om energie te bereken in joule,

A) zet je het vermogen in de eenheid kW en de tijd in de eenheid h

B) zet je het vermogen in de eenheid J en de tijd in de eenheid s

C) zet je het vermogen in de eenheid W en de tijd in de eenheid s

D) zet je het vermogen in de eenheid N en de tijd in de eenheid s

Page 3: Energie

1 J = 1 Ws

E = P x t

1 Ws = 1 W x 1 s

Page 4: Energie

Energiebronnen en soorten

2. Om elektrische energie te berekenen in kWh,

A) zet je het vermogen in de eenheid kW en de tijd in de eenheid h

B) zet je het vermogen in de eenheid J en de tijd in de eenheid s

C) zet je het vermogen in de eenheid W en de tijd in de eenheid s

D) zet je het vermogen in de eenheid N en de tijd in de eenheid s

Page 5: Energie

1 kWh

E = P x t

1 kWh = 1 kW x 1 h

Page 6: Energie

Energiebronnen en soorten

4. 5.400.000 J =

A. 1,5 kWhB. 1500 kWhC. 5.400 MJD. 5.400.000 kWh

5.400.000 J = 5.400 kWs = 1,5 kWh

/1000 /3600

Page 7: Energie

Energiebronnen en soorten

5. 900.000 Ws =

A. 250 kWhB. 0,25 kWhC. 9000 JD. 2000 kWh

900.000 Ws = 900 kWs = 0,25 kWh

/1000 /3600

Page 8: Energie

Energiebronnen en soorten

6. 7,2 MJ =

A. 7,2 WsB. 2 kWhC. 7200 JD. 2000 kWh

7,2 MJ = 7200 kJ = 2 kWh

x1000 /3600

Page 9: Energie

Energiebronnen en soorten

7. In Zwitserland is het totale door waterkracht opgewekte elektrische vermogen 60 MW. Dit dekt 2, 7% van de energiebehoefte.

Bereken hoeveel elektrisch vermogen in Zwitserland dat in totaal wordt opgewekt.

A. 1,62 MWB. 2222 MWC. 2162 MWD. 22 MWE. 162 MW

𝐸𝑤𝑎𝑡𝑒𝑟=𝐸 𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙×𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡𝑎𝑔𝑒

𝐸𝑡𝑜𝑡𝑎𝑎𝑙=𝐸𝑤𝑎𝑡𝑒𝑟 /𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡𝑎𝑔𝑒

0,027

Page 10: Energie

Energiebronnen en soorten

8. Een gewone gloeilamp van 60 W zet 5% van de opgenomen energie om in licht. Een spaarlamp van 12 W zet 25% van de opgenomen energie om in licht. Neem het energie-stroomdiagrammen over en maak het af.

Bereken en vermeld in elke pijl het aantal Watt.

Page 11: Energie

5% Pnut = 3W

95% Pniet nut = 57W

25% Pnut = 3W

75% Pniet nut = 9W

η

𝑃𝑛𝑢𝑡=3𝑊

𝑃𝑎𝑓𝑣𝑎𝑙=57𝑊

Page 12: Energie

Energiebronnen en soorten

9. Een straalkachel geeft voor 50 W licht en voor 450 W warmte. Bereken het rendement van de kachel.

A. 10%B. 11%C. 89%D. 90%

η

450 W : 500W x 100% = 90%

¿𝑃𝑛𝑢𝑡

𝑃𝑡𝑜𝑒

×100%

Page 13: Energie

Energiebronnen en soorten

10.Een geluidsinstallatie levert maximaal een vermogen van 140 W. Het apparaat verbruikt 250 W aan elektrische energie

Bereken het rendement .

A. 28%B. 36%C. 44%D. 56%E. 179 %

η

𝑃𝑇𝑜𝑒=250𝑊

¿𝑃𝑛𝑢𝑡

𝑃𝑡𝑜𝑒

×100%

Page 14: Energie

Energiebronnen en soorten

10.Op het gasstel staan 3 pannen. Pan één verbruikt 0,75 dm³/min. Pan twee verbruikt 0,5 dm³/min. De Gasmeter wees in het begin 9568,286 m³. Na 10 min koken wijst de gasmeter 9568,301 m³ aan.

a) Hoeveel dm³ is er verbruikt

A. 15.000dm³B. 1.500 dm³C. 150 dm³D. 15 dm³E. 1,5 dm³F. 0,15 dm³G. 0,015 dm³H. 0,0015 dm³

10.Op het gasstel staan 3 pannen. Pan één verbruikt 0,75 dm³/min. Pan twee verbruikt 0,5 dm³/min. De Gasmeter wees in het begin 9568,286 m³. Na 10 min koken wijst de gasmeter 9568,301 m³ aan.

a) Hoeveel dm³ is er verbruikt

𝑉 𝑡𝑜𝑡=𝑉 𝑒𝑖𝑛𝑑−𝑉 𝑏𝑒𝑔𝑖𝑛

=

Page 15: Energie

Energiebronnen en soorten

10.Op het gasstel staan 3 pannen. Pan één verbruikt 0,75 dm³/min. Pan twee verbruikt 0,5 dm³/min. De Gasmeter wees in het begin 9568,286 m³. Na 10 min koken wijst de gasmeter 9568,301 m³ aan.

b) Wat is de stroomsterkte van gaspit drie

A. 0,25 dm³/minB. 1,25 dm³/minC. 2,5 dm³/minD. 14,75 dm³/minE. 16,25 dm³/min

𝐼 𝑡𝑜𝑒=𝑉 /𝑡𝐼 𝑡𝑜𝑒=15𝑑𝑚

3/10𝑚𝑖𝑛𝐼 𝑡𝑜𝑒=1,5𝑑𝑚

3/𝑚𝑖𝑛

1,5 dm³/min

0,75 dm³/min

0,5 dm³/min

Page 16: Energie

Energiebronnen en soorten

11. Door een slang stroomt 40 L water per min. Jan merkt dat de slang te kort is en hij verlengt hem met een tweede slang. De diameter van de slang is de helft.

Wat kan je vertellen over de stroomsterkte

A. Een kwartB. De helftC. Even grootD. Twee maal zo grootE. Vier maal zo grootF. Kan je niet zeggen

Page 17: Energie

Energiebronnen en soorten

11. Door een slang stroomt 40 L water per min. Jan merkt dat de slang te kort is en hij verlengt hem met een tweede slang. De diameter van de slang is de helft.

Wat kan je vertellen over de snelheid van het water in de slang

A. Een kwartB. De helftC. Even grootD. Twee maal zo grootE. Vier maal zo grootF. Kan je niet zeggen