EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN - Humanistisch Verbond...Over armoede en ongelijkheid. 2 H ET W OORD H...
Transcript of EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN - Humanistisch Verbond...Over armoede en ongelijkheid. 2 H ET W OORD H...
DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT SEPTEMBER - OKTOBER - NOVEMBER 2017 JG 62 NR 4 UITGAVE VAN HUMANISTISCH-VRIJZINNIGE VERENIGING VZW V.U. MARIO VAN ESSCHE P/A POTTENBRUG 4, 2000 ANTWERPEN P3A8098 AFGIFTEKANTOOR 9099 GENT X
Het Vrije WoordMagazine voor vri jdenkers
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
LEEN ACKAERT CHRISTOPHE CALLEWAERT PAUL CALLEWAERT RUDY CODDENS JESSICA DE MAEYER EN DIDIER REYNAERT GUY FISSERS DANNY LESCRAUWAET IVE MARX NETWERK TEGEN ARMOEDE EMMA ONRAET EN ALAIN VAN HIEL MARTHE ROMBOUTS GUY TEGENBOS BOGDAN VANDEN BERGHE DRIES VANDERMEERSCH DIRK VAN DUPPEN PAUL VANGENECHTEN MARC VAN MUYLEM RAYMONDA VERDYCK
Over armoede en ongelijkheid
H E T V R I J E W O O R D 3H E T V R I J E W O O R D2
INHOUD
SEPTEMBER
8
20
32
22
35PAUS FRANCISCUS, ENCLOSURE EN THOMAS PAINEChristophe Callewaert over het basisinkomen
38DE VRAAG EN T'ANtWOORDInterview met Marthe Rombouts
42WAT SCHAFT DE POT NIET?Armoede, voeding en (on)gezondheid
46HET BELANG VAN EEN GEDEELD REFERENTIEKADERInterview met Jessica De Maeyer en Didier Reynaert van EQUAL
50POSITIEVE ACTIE: EEN GOED IDEE?Emma Onraet en Alain Van Hiel over discriminatie op de arbeidsmarkt
54ONGELIJKHEID EN MIGRATIEBogdan Vanden Berghe, algemeen directeur van 11.11.11
58RECHT OP VRIJE TIJDNetwerk tegen Armoede over participatie
62KINDEREN ZONDER THUISLeen Ackaert, beleidsadviseur Kinderrechtencommissariaat, in gesprek met dak en thuisloze kinderen
66THUISLOOSHEID, DICHTERBIJ DAN JE DENKTInterview met Danny Lescrauwaet, stafmedewerker thuislozenzorg
70NACHT VAN DE VRIJDENKERFilosofisch festival
72KRITISCH LEZEN
73HVV BOEKENTIPS
74GOED BEKEKEN'I, Daniel Blake' (Ken Loach)
75ACTIVITEITENKALENDER COLOFON
4RIJKErik Strieleman
5ARM MAAR NIET ZO PROPERColumn door Lukas De Vos
8EEN PLEIDOOI VOOR OPENHEID VAN GEESTInterview met Ive Marx
14DE DUIVELSE CIRKELInterview met Paul Vangenechten
16ARMOEDE BIJ OUDERENMarc Van Muylem over een humanistische uitdaging
18RIJK BELGIË, ARME OUDEREN Guy Fissers over de beperkte stem van ouderen
20DE GEZONDHEIDSKLOOF WORDT DIEPER EN BREDERGuy Tegenbos vraagt zich af of onze gezondheidszorg wel zo sociaal is
22DE VREES VOOR DE FACTUURPaul Callewaert over betaalbare zorg
24SOLIDARITEIT IS HET BESTE MEDICIJNDirk Van Duppen over een solidaire gezondheidszorg
26ONDERWIJS, GEEN OPLOSSING VOOR ARMOEDE, WEL HEFBOOM VOOR EMANCIPATIERaymonda Verdyck over kansengelijkheid in het GO!
30LEGE MAGEN, LEGE HERSENENDries Vandermeersch, directeur CLB Brussel, over armoede in Brusselse scholen
32OCMW: VEEL MEER DAN MISTER CASHInterview met Rudy Coddens, voorzitter OCMW Gent
Beminde ongelovigen Als humanisten geven wij ons leven zelf zin. Wij krijgen
dat niet voorgeschoteld door een externe godheid, boek
of religie, maar maken er zelf het beste van. Dat is de kern
van ons humanisme en daarin zijn we allemaal gelijk en
hebben we allemaal evenveel rechten.
Daarom hameren wij steeds op vrijheid van meningsui
ting, vrij onderzoek en recht op zelfbeschikking, omdat dat
net de instrumenten zijn die ons streven om ons leven zelf
in te vullen helpen verwezenlijken.
Welvaart en welzijn zijn eigenlijk evenzo essentieel. Er
is genoeg op deze wereld voor iedereen, maar wat er is
wordt dermate oneerlijk ‘verdeeld’ dat een aantal mensen
niet tot enige ‘zelfverwezenlijking’ kan komen (hoewel er
natuurlijk evenmin iets of iemand is die het beschikbare
verdeelt, maar sommigen nemen er gewoon te veel van).
Vaak klaagt men daarvoor de grote instituten, banken en
multinationals aan met het verwijt dat ze daaraan enige
schuld hebben. We mogen evenwel niet vergeten dat die
instituten ook des mensen zijn en het werk van mensen
die zichzelf groeperen en organiseren om meer te krijgen
dan hen moreel toekomt.
Ik ben geen grote fan van limieten op rijkdom en inko
mens. Althans geen bovenlimieten. Er moeten wel meer
onderlimieten, minima zijn. Het hysterische politieke debat
mag ons niet afleiden van de humanistische boodschap
dat elke mens recht heeft op zelfverwezenlijking en daar
om recht heeft op zijn deel. Dat is geen rechts of links
verhaal. Dat is een humanistisch verhaal.
Zolang er politici zijn die het normaal vinden dat men over
mensen kan tweeten dat ze moeten worden ‘opgekuist’,
zijn we erg ver af van dat humanistische ideaal.
De HumanistischVrijzinnige Vereniging heeft een op
dracht en die opdracht moeten we beter brengen en we
moeten onze idealen harder verdedigen dan ooit tevoren,
nu er meer bedreigingen voor een humanistisch geïnspi
reerde maatschappij bestaan.
Daarom werken wij vandaag voor onze vereniging, als in
strument om onze idealen te verdedigen, aan een nieuw
profiel. We willen opnieuw wegen op het debat. Niet omdat
we ons aandeel willen, maar omdat we als ideologische
vereniging de opdracht hebben om onverschilligheid, on
verdraagzaamheid, haat, ongelijkheid en onrechtmatige
inmenging in andermans leven en keuzes met kracht te
bestrijden.
Voor minder doen we het echt niet meer.
Met geuzengroeten
MARIO VAN ESSCHEVOORZITTER HUMANISTISCH-VRIJZINNIGE VERENIGING
54
H E T V R I J E W O O R D 5H E T V R I J E W O O R D4
enkele kamers. “En dit was de werkkamer van de president”, vertelde de gids trots. Een sjofel bed, een kastje met enkele boeken, een kale tafel en een stoel. Dat was het voor deze dichterpoliticus. Armoede is geen absoluut begrip. Armoede hangt ook af van de plaats waar je woont. Een dak boven je hoofd en centrale verwarming naast je bed is in Dakar niet levensnoodzakelijk. Maar naast het sociale vangnet vallen is hier in het Noorden even erg als in Senegal. Enkele Vrije Woorden geleden interviewde ik Yves Desmet, hoofdredacteur van De Morgen, op zijn redactie, niet ver van de KVS in Brussel. Op de terugweg naar het station werd ik – wist ik veel dat ik mij in de tippelbuurt bevond – aangeklampt door een jonge vrouw, die mij, tegen betaling, haar gunsten aanbood.
Ik geef het toe: ik ben arm geweest. Zwarte sneeuw is mij niet onbekend. Want ik was destijds
een alleenstaande vader. Met een vast inkomen, dat wel. Maar kosten voor crèche, huishuur, af en toe babysit en wat sociale verplichtingen roomden dat nettobedrag behoorlijk af. Mijn zoontje kwam niets te kort. En ik eigenlijk ook niet. Er was altijd wel geld om snaren voor de gitaar te kopen, en voor een flesje wijn als m’n vriend Steff op bezoek kwam. Die elektriciteitsrekening? Ach, bij het begin van de nieuwe maand werd die wel betaald. En zo modderde ik jaren aan. Dat ik voor mijn werk af en toe eens op een verre reis mocht, was een luxe die ik me anders niet had kunnen veroorloven. Een van die reizen bracht me naar Senegal. Eerst naar het groene Casamance, een waar tropisch paradijs. En daarna naar Dakar, een gigantische negorij, gelegen naast de stinkende vuilnisbelt van Pikine. De onontkoombare geur overheerste mijn verblijf daar. Maar er was meer. Bij een rit doorheen Dakar viel me het grote aantal gehandicapte kinderen op. Kinderen met kreupele benen, met misvormde armen. Toen ik de gids om uitleg vroeg, vertelde die dat ouders de armen of benen van hun baby’s braken, omdat die dan als bedelaar meer opbrachten. Kouder kan de werkelijkheid niet worden, zelfs in het hete Afrika.Ik bezocht er ook het museum Léopold Sédar Senghor, het huis van de eerste president van Senegal. Het huis, naar Senegalese normen vrij chic, had maar
I
“En dan kwam het antwoord dat me naar adem deed happen: “vous avez de la chance, monsieur.”
Rijk
COLUMN
Arm maar niet zo proper
Lukas De Vos (°1949) was senior VRTjournalist. Hij is auteur en docent en is voorzitter van het Arkcomité van het Vrije Woord en van de Beroepsbond van de Filmpers VVF. Hij is bijzonder beslagen in Europese en internationale (geo)politiek, semiotiek, ideologiekritiek en populaire literatuur gen res. Recente boek publicaties: 'Winst is Verlies: Jeroen Olyslaegers' (2014); 'Ivo Michiels: Poortwachter Woordwachter' (2013); 'Heen' (2012); 'Land! Land!' (2011); 'Cruise Control' (2011); 'Buiten het Bereik van Fari sese Handen' (2010); 'Verbrande Schrijvers' (2009). Hij is ook vast mede werker van Knack, Volksbelang en Lezen op Zondag.
Ik kom uit een arbeidersgemeente. Het schijnt dat wij midden vorige eeuw arm waren. Fabrieksarbeiders en steenbakkers hadden het niet breed, maar dat wisten we niet. De meesten werden nog per week betaald. Ze gingen nog werken per fiets, en belandden in hun stamcafé, waar ook hun loon in een omslagje werd gegeven, en na alle Duvel en jenever vaak in de gracht. Er waren bazen en werkmensen, voor de rest kenden ze als buitenstaanders al
leen de pastoor, de baron en de brouwer. “Rijke stinkerds, niet ons soort volk”.
Mijn vader werkte bij Metaal Hoboken. Met de jaren kwam daar steeds meer een reukje aan, net zoals bij de gelegen (de geur van klampsteen ben ik nooit vergeten), de scheikundige industrie (ik heb de bomen langs de vaart door chloordampen zien afsterven), de cokes (onze appels kregen een steeds dikkere roetlaag), den “IJzeren”, en veel later ook de papierfabriek (die dagelijks andere kleuren gaf aan de afvoerbeken, geuren ook trouwens).
Iedereen was arm en niemand had het door. Arm maar tevreden, hoewel geregeld kwaad op de bazen. Wij moeten nog iets beter af geweest zijn. We woonden in een echt rijhuis. Met een gemak nog buiten, zonder spoelbak, wcpapier bestond niet. Een plank met een gat erin, kranten om het gat af te vegen. En geregeld een scheut carboline in de pijp om de omhoogkruipende maden dood te doen. Een badkamer kenden we niet, waterleiding, gas, elektrische verwarming, een tv, vergeet het. Een Leuvense stoof, een “basseng” in de keuken om je te wassen, een fles butaangas in het kot bij de beerput om
groenten te steriliseren. Maar we hadden een hof, waar we vrolijk beerden en patatten plantten.
Op school was iedereen gelijk en even lelijk. Halvegaren en gebrekkigen zaten mee in de klas, ze werden aanvaard en niet altijd mild bespot, maar dat overkwam ook de zoon van de melkboer of de kwijlende dwerg met loopneus, het was tenslotte Geel niet. In de winter was het berekoud, zelden werd de buiskachel op tijd aangestoken, er waren nog winters, vaak kwam ik huilend thuis op sandalen, in korte broek, de kousen vol sneeuw, langs het donkere bos waar Dokus, de kinderpakker, rondzwierf, en langs de veldwegel. Mijn grootmoeder troostte mij, ze woonde bij ons in.
Haar man Porfier (in het schoonschrift van de gemeentesecretaris ‘Porphyre’) ook; hij was zot, maar grootmoe Marie weigerde hem in het zothuis te steken. Mijn andere grootouders, Filibert (‘Philibert’) en Palmyre, woonden een steenworp verder. Zij hadden een duivenkot en een grote hond. Ik heb vaak uren zitten turen tussen die beesten. 's Nachts hoorde je niks, behalve slagregen, een klok, een schreeuwlelijke vogel, en het geblaas en het gemompel van de zatten die naar huis wankelden en af en toe omvielen, midden op straat (want er was amper verlichting). Dat kon toen, er reden geen auto's, een boerenkar, wat aftandse vélocipèdes, een snuivend paard. Als kind gingen wij dan paardenvijgen rapen voor de rozenstruik of om te drogen en te stoken. Wisten wij veel van klem of andere vuile ziekten. Overigens zeiden we toen gewoon paardenstront. Want de taal was rauw en ruw. Er werd luidruch
“En ik besefte toen ik groot was gewor-den dat armoede niet in het hoofd zit, maar in de ver-gelijking.”
Toen haar duidelijk werd dat ik daarop niet zou ingaan vroeg ze: “Vous allez à la maison, monsieur?” “Oui…” “Chez votre famille?” “En effet.”En dan kwam het antwoord dat me naar adem deed happen: “vous avez de la chance, monsieur”. Ik heb het meisje 10 euro gegeven. Zonder seksuele tegenprestatie.Maar hoever kun je daarin gaan? Aan supermarkten, in de nabijheid van stations in grote steden en bij winkelcentra tref je steeds meer bedelaars aan. Die maken vaak deel uit van grotere bendes, die werken in opdracht van ik weet niet wie. Met die bedelaars vermijd ik oogcontact: “als ik ze niet zie, zien ze mij ook niet”. Is dat laf of verstandig?Aan de rand van het rustige, vriendelijke dorpje waar ik nu woon, word ik minder geconfronteerd met die gewetensproblemen. In het gezellige huis met de grote groene tuin is er bescheiden overvloed, die ik graag deel met passerende vrienden. En de vele cd’s en boeken, die mee naar hier verhuisden, Klara op de digitale radio, maken dat ik me heel rijk voel. Rijk aan muziek, aan literatuur en cultuur. Dat is voor mij de ware rijkdom. En ik weet dat ik geprivilegieerd ben. Ik wou dat het voor iedereen zou kunnen gelden.
ERIK STRIELEMAN, HOOFDREDACTEUR
H E T V R I J E W O O R D 7H E T V R I J E W O O R D6
tig gevloekt en geschreeuwd en vaak een vrouw afgerost. Ik heb die brutale directheid nooit kunnen afleggen, ik wou ze ook niet verloochenen.
Ik vertel dit omdat ik pas veel later de omslag in mijn leven heb begrepen. Dat ik om een balpen moest bedelen. Dat ik nooit mee op reis kon, niet naar de Expo, nog minder naar Parijs. Dat ik op verplichte schoolreis met één belga (5 frank) maar drank en eten moest vinden. Dat ik papier moest schooien, en later aan de universiteit weken overleefd heb op koekjes en pompelmoezen van vier aardige vriendinnen. Het heeft mij geholpen toen ik naar de Kongo vertrok en échte armoede zag. Niet dat ik rijk was, ik werkte dan ook als ATG voor de Zaïrese regering en verdiende 20 zaïre (officieel 20.000 frank, maar in werkelijkheid niet eens een tiende daarvan). Als ik mij vergeleek met een CTB (de Belgische Ontwikkelingsbijstand), was ik een neet.
Maar wat mijn boy kon betalen (oogluikend liet ik hem rijst en suiker meegraaien, en alle afval van vis die hij wou), mijn tuinman (die echt in een hok leefde en aan de papaver zat), of mijn nachtwaker (die overleefde op geroosterde sprinkhanen en boomwormen), dan was ik beschaamd in hun plaats. Ik begon te begrijpen dat mijn studenten wel een kleine toelage van de staat kregen, maar dat dat vaak de enige inkomsten waren waarop de hele uitgebreide familie, soms 80 of 90 mensen, moest overleven. Ik begon geweld te begrijpen, zowel tegen de stinkende blanken in hun getto’s (blanken ruiken naar de dood, vertrouwde mijn boy me
toe; hij naar zweet en fufu), als onderling. Het hielp om later de golven van volkenmoord te kunnen plaatsen, ik heb er een viertal meegemaakt. Het was een uitvergroting van de eerste gewelddadige protesten die ik thuis had begrepen, de schoolstrijd, de opstand tegen de Eenheidswet, het verzet tegen nieuwe talentellingen (“Geen Talenting” stond er gekalkt op een scheve muur van betonnen platen).
En ik besefte toen ik groot was geworden dat armoede niet in het hoofd zit, maar in de vergelijking. Wij wisten niet beter, ondanks alle communistische agitatie en propaganda. We zagen dat we best konden overleven en het dus “goed hadden”. Er was ook geen mobiliteit; gammele bussen en “mazoetekes” waren de enige vervoersmiddelen als je naar den vreemde moest, naar een tandarts of een trouwfeest ettelijke dorpen verder. In amper een halve eeuw ligt de hele wereld aan onze voeten, en als het daar niet is, dan toch op ons scherm. Schaalvergroting en vooral de radicale economisering van de wereldbenadering hebben de onschuld van de onwetenden omgeturnd tot afgunst en wantrouwen. Het taalgebruik van de overheid is ondoorzichtig, nodeloos ingewikkeld, opgeblazen, onbegrijpelijk, ja raadselachtig geworden; het eindeloos toenemende toezicht op de gewone man onder het mom van veiligheid en praktische voordelen heeft de warme gemeenschap stukgeslagen, en de vanzelfsprekende hulpvaardigheid uitgehold. Welvaart wordt uitgedrukt in geld, en nog meer geld, de belastingen zijn navenant, de druk om te presteren is ondraaglijk geworden. Ik ben dus de naïviteit van mijn jeugd kwijt. Maar niet mijn woede. Die nu misschien abstracter is, maar niet minder hevig.
Ik probeer, zoals alle beschaafde lieden, die overgang van betrekkelijke eenvoud naar een vrij harteloze ratrace te rationaliseren. En roep ‘Godverdomme!’ als ik lees dat de acht rijkste mensen (mensen?) ter wereld – Gates, Zuckerberg, Bloomberg, Slim,
Bezos, Ortega, Buffett en Ellison – zoveel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking, 3,7 miljard andere mensen. Eén Belg, Albert Frère uit Gerpinnes, heeft zoveel als de armste 20% van het land, “amper” 4,9 miljard dollar. Ik vloek, niet uit nijd, of omdat ik mij onheus behandeld of achteruitgesteld voel, maar vanwege de woeker. De grote dichter Ezra Pound heeft daar een baldadige tirade over geschreven (‘With Usura’ in zijn Canto XIV). Woeker is de ongeneeslijke kanker van de moderne tijd, het is de tegennatuurlijke omgang met de ander omdat geldgewin op die manier ingaat tegen elk besef van productie of van productiemogelijkheden.
with usura, sin against nature, is thy bread ever more of stale rags is thy bread dry as paper (…)
CONTRA NATURAM They have brought whores for Eleusis Corpses are set to banquet at behest of usura.
Ook in België viert het wilde kapitalisme hoogtij. Het Netwerk tegen Armoede bezweert de regering dat ze ten achter blijft bij de Europese normen, en onvoldoende sociale uitkeringen voorziet voor mensen met een leefloon of de inkomenswaarborg voor ouderen. Minister van Alles Kris Peeters (hij wil tenminste over alles zijn zeg hebben) werkt naarstig aan de afbouw van werkzekerheid en de vaste verloning, hij noemt de “anciënniteitsvergoeding een gouden kooi”, maar grijpt niet in tegen grote bedrijven die hun mensen vroegtijdig naar huis sturen terwijl de pensioenleeftijd naar 67 jaar wordt opgetrokken. De VDAB kirt van plezier omdat ze nu werklozen sneller kan dwingen een baan aan te nemen. De nonsens!
“Een leraar heeft bijvoorbeeld 80% van de competenties van een vertegenwoordiger. Die laatste 20% kunnen we met een korte bijscholing aanvullen”. Alsof dat de bedoeling was van een leraar of lerares die in het onderwijs een roeping, een engagement ziet, en geen verkoopsmachine. Marten Toonder zou minachtend schrijven: minkukels. In mijn woest taalgebruik: dwaze kloten.
Minister voor Woonbeleid Liesbeth Homans trekt de huurwaarborg op van twee naar drie maanden. Afbetalingsmoeilijkheden voor weinigverdieners gegarandeerd. “De armen moeten eigen lot in handen nemen”, schreef Gazet van Antwerpen laconiek. “Arme mensen moeten ook leren zelfredzaam te zijn. Heel veel mensen kunnen er niet aan doen dat ze arm zijn, maar kunnen wel uit die armoede geraken als ze de Nederlandse taal beter leren, naar de werkwinkel stappen of een van de vele gratis beroepsopleidingen bij de VDAB of partnerorganistaies volgen.” Dat is zeker (al wordt hier duidelijk verwezen naar inwijkelingen), maar de schrijver verheelt wel dat het hele speelveld en de spelregels intussen eenzijdig gewijzigd zijn. De meritocratie heeft de solidariteit verdrongen, de digitalisering heeft nieuwe outcasts geschapen, de klassenstrijd is nu gericht op generatiekloven en strikt eigenbelang.
Geen wonder dat, op de fanatieke supporter na, zelfs de grootste oen inziet dat een voetballer verkopen voor 500 miljoen euro weerzinwekkend is. Ingrijpen tegen vrouwenhandel, tegen mensensmokkelaars is noodzakelijk, maar mensenruil in topsport is de fulgurante terugkeer van gladiatorenslavernij, de “gouden kooi” van Peeters. “FIFA en UEFA collaboreren met weldoeners uit Qatar die in nauwelijks vijf jaar 700 miljoen spendeerden aan spelers. Wel bouwvakkers laten creperen op de steiger”, schreef een boze Hugo Camps in De Morgen. Harteloosheid is de wreedheid van de moguls. De wreed aards zijn niet arm van bezit, wel arm van geest. En dat is al helemaal niet te benijden.LUKAS DE VOS
“De meritocratie heeft de solidari-teit verdrongen, de digitalisering heeft nieuwe outcasts geschapen.”
“Harteloosheid is de wreedheid van de moguls.”
H E T V R I J E W O O R D 9H E T V R I J E W O O R D8
beweegt wel mee met de algemene levensstandaard. Als de relatieve armoede constant blijft, betekent dit dat de mensen ‘aan de onderkant’ er wel wat mee op vooruitgaan. Het bedrag wordt telkens ietsje hoger, maar het blijft niettemin een heel krap inkomen. Het gaat hier over 15% van de bevolking, een niet te veronachtzamen groep dus. We hebben vaak een verkeerd beeld van mensen in armoede: het gaat vooral niet om mensen die op straat leven of heel zichtbaar arm zijn, het gaat niet om fotogenieke vierdewereldarmoede, wel om mensen die vaak en zeker tegenover de buitenwereld een normaal leven proberen te leiden. Een behoorlijk aantal van hen werkt trouwens ook. Zeker niet iedereen die arm is, is dus werkloos. In een ‘rijke’ samenleving als de onze met bovendien een vrij gelijke inkomensverdeling en een goed uitgebouwde sociale zekerheid is dit armoedecijfer toch wel een heel problematisch gegeven.
W E R K E N D E A R M E NWat soms wel voor enige verwarring of onduidelijkheid zorgt: we spreken over armoede, maar ook over kinderarmoede en kansarmoede. Zijn er verschillen? Je kunt toch geen arme kinderen hebben als ook de ouders of hun zorgomgeving niet arm zijn? En is er dan geen eenopeenrelatie tussen armoede en kansarmoede?Dat zijn inderdaad geen aparte problemen. Als we over armoede spreken, gaat het over mensen die in een gezin leven met een laag inkomen. Neem een klassiek voorbeeld, een gezin met twee kinderen, de man kostwinner met een ‘redelijk’ maar bescheiden inkomen en een nietwerkende partner. In zo’n gezin is de man een ‘werkende arme’: hij werkt voltijds maar heeft een arm gezin. Als je de situatie vanuit het standpunt van de vrouw bekijkt, komen we uit bij de problematiek van armoede bij werkloosheid. Vanuit het perspectief van de
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
HET VRIJE WOORD: We leven in een van de meest welvarende regio’s van de wereld, maar onderzoekers en mensen uit het middenveld moeten jaar na jaar constateren dat er een smet kleeft aan die grote welvaart, de smet van armoede. En die armoedecijfers dalen maar niet, ondanks de toenemende welvaart, de grotere scholingsgraad, de ogen
Een pleidooi voor openheid van geest
kinderen gaat het dan om kinderarmoede, want zij leven in een arm gezin. Je hebt dus drie mogelijke perspectieven vertrekkend van hetzelfde gegeven. Het is inderdaad geen goede zaak om hier die problematiek uit elkaar te trekken, wat in de praktijk wel vaak gebeurt. Kansarmoede is een enigszins ander gegeven. Hier hebben we ook te maken met de noties van mobiliteit en zelfredzaamheid. Bij die 15% die in armoede leeft is er wel behoorlijk wat mobiliteit: mensen blijven niet noodzakelijk vastzitten in die situatie, vinden bv. opnieuw werk na een tijdelijke werkloosheid, enz. Permanente armoede is ook voor een belangrijk deel te situeren bij ouderen, mensen met lage pensioenen die structureel arm zijn maar bij wie het begrip kansarmoede eigenlijk niet (meer) van toepassing is. Een aantal van die laatste categorie heeft bovendien ook een eigen vermogen, bv. in de vorm van een woning, en dat wordt niet meegerekend in het bepalen van de armoedenorm, zodat hier ook enige relativering op zijn plaats is. Een risicogroep voor langdurige of permanente armoede is bv. wel de groep van alleenstaande ouders. De globale levensstandaard wordt immers heel sterk bepaald door de situatie van de tweeverdieners. Deze groep van meestal ‘werkende armen’ is niet zo herkenbaar als arm: het zijn vaak mensen die erin slagen om vrij goed voor hun kinderen te zorgen en hen een vrijwel normaal leven te laten leiden, maar die het wel heel moeilijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Het beleid focust heel erg op de meer zichtbare armen, de leefloontrekkers enz. We moeten er misschien aan toevoegen dat het probleem in werkelijkheid ook nog iets groter is dan die genoemde 15%, omdat bv. mensen met schulden of mensen die een hoge alimentatie moeten betalen daar niet in opgenomen zijn. De meting gebeurt immers in functie van het (gezins)inkomen.Volgens verschillende onderzoekers zoals onder meer ook uw collega Bea Cantillon schiet de welvaartsstaat vandaag tekort: die welvaartsstaat staat vooral ten dienste van de economie en de markt, niet van de mensen die uit de
boot vallen van die markt. Op die manier wordt sociale zekerheid meer een controlemechanisme dan een vangnet.Er gaat heel veel geld om in de welvaartsstaat, in de sociale zekerheid, en het is schrijnend om vast te stellen dat de uitkeringen voor de mensen die het echt nodig hebben niettemin veel te laag zijn. Leeflonen zitten een stuk onder de armoedegrens, de minimumpensioenen zijn bepaald niet genereus, mensen die langdurig werkloos zijn lopen ook risico, kortom heel wat mensen die van een uitkering leven zitten in een precaire positie. Een belangrijk deel van het geld in de sociale zekerheid komt dus inderdaad bij de middenklasse terecht. België is koploper in werkloosheidsuitkeringen, maar vele daarvan komen niet terecht bij mensen die in armoede leven. Er is bv. een heel uitgebreid systeem van economische en tijdelijke werkloosheid. Dat helpt in perioden van crisis, maar die ondersteuning komt terecht bij mensen die eigenlijk aan het werk zijn en een betrekkelijk sterke positie hebben. Veel geld gaat ook naar vormen van vervroegde pensionering, en zo zijn er nog talloze voorbeelden te noemen van ondersteuning die niet ten goede komt aan mensen in armoede. We hebben bovendien een zwak uitgebouwde sociale huursector en we moeten vaststellen dat het beschikbare geld voor huisvesting voor het grootste deel naar de woonbonus gaat. Het komt erop neer dat 60 à 70% van al die middelen bij de hogere inkomenscategorieën terechtkomt. Die situatie is een weerspiegeling van economische en politieke machtsverhoudingen in de maatschappij. In België en
Een genuanceerde en kriti-sche visie op het armoede- en tewerkstellingsbeleid, het basisinkomen, de rol van de vakbonden en de impact van migratie krijgt u van Ive Marx, hoogleraar sociaaleconomische we-tenschappen aan de UAnt-werpen.
“Armoede is eigenlijk relatief.”
“België is koploper in werkloosheids-uitkeringen, maar vele daarvan ko-men niet terecht bij mensen die in ar-moede leven.”
schijnlijk dalende werkloosheid. Wat is het probleem en waarom is dat zo hardnekkig?IVE MARX: Een eerste belangrijke opmerking is dat armoede eigenlijk relatief is. Concreet gaat het over 60% van het mediane gezinsinkomen en dat vertaalt zich in een armoedelijn die voor een alleenstaande iets boven de € 1000 be
draagt, wat uiteraard geen hoog bedrag is. De meesten zijn het erover eens dat dit allesbehalve een genereuze norm is. We hebben geen sterk uitgebouwde sociale woonmarkt, dus als je van dat bedrag de prijs voor een woning of appartement op de private huurmarkt aftrekt, blijft er al niet meer zo veel over voor je levensonderhoud. Dat bedrag
© TIM
DIR
VE
N
H E T V R I J E W O O R D 11H E T V R I J E W O O R D10
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
a forti ori in Vlaanderen gaat de electorale strijd precies om die middenklasse, de groep waarop alle mainstreampartijen zich richten. Al die partijen formuleren mooie intenties voor de bestrijding van armoede, maar geen van hen durft fundamenteel te raken aan die middenklasse. Woonbonus of dienstencheques, het zijn uiteindelijk maatregelen waarvan vooral de beter gesitueerden profiteren, niet de arme onderlaag. Die dienstencheques bv. hebben misschien initieel wel wat zwarte economie wit gemaakt, maar wat oorspronkelijk ook bedoeld was om werkloze mensen opnieuw te integreren in de arbeidsmarkt is geëvolueerd naar een systeem met veelal buitenlandse werknemers (de ‘Poolse poetsvrouwen’ zeg maar) of met mensen die de overgang hebben gemaakt van het reguliere circuit (bv. industriële poetsbedrijven met weinig aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden) naar het veel flexibelere dienstenchequecircuit. Aan de werkloosheidsgraad van lager geschoolde vrouwen of lager geschoolde allochtone vrouwen is dus met dit systeem niet zo veel veranderd.Daarmee zijn we bij de overheid en het beleid beland. We horen met de regelmaat van een klok ronkende beleidsverklaringen en stellige beloften over het terugdringen van die armoede. Hoe evalueert u de inspanningen van beleidsmakers en politici?We worden hier jammer genoeg geconfronteerd met de politieke en dus electorale realiteit: politici willen zich wel inspannen en hebben wellicht ook goede intenties, maar ze botsen op de politieke realiteit met een electorale strijd die moordend is. Een tekenende illustratie daarvan is de problematiek van de kinderbijslag. De regionalisering daarvan was een unieke kans om iets concreets te doen aan de (kinder)armoede, maar men is uiteindelijk beland bij een gelijk bedrag voor elk kind. Geen enkele partij zou het hebben aangedurfd om een selectieve kinderbijslag in te voeren, ook de linkerzijde heeft zich daarin niet radicaal geprofileerd. Die politieke logica speelt een prominente rol in alle herverdelingsmechanismen van onze welvaartsstaat en dat is een belangrijke
reden waarom er na zovele jaren nog altijd niet veel verandert in die armoedecijfers.
N O N S E N SWe keren nog even terug naar de tewerkstellingsproblematiek: u hebt in de media erg kritisch gereageerd op de intentie of zelfs belofte van Kris Peeters om op termijn te komen tot volledige werkgelegenheid (tegen 2025)?Die stelling is echt complete nonsens. België is nu bij de zwakst presterende landen in noordelijk Europa als het gaat over tewerkstelling. We hebben de hoogste werkloosheidsgraad bij laaggeschoolden, we presteren het slechtst bij mensen met een migratieachtergrond. Het is perfect legitiem dat een minister een ambitie verwoordt om die situatie concreet te verbeteren, maar op korte termijn volledige tewerkstelling in het verschiet stellen terwijl je vandaag de slechtste leerling in de klas bent, is ronduit belachelijk.
M I N I - J O B SHet is hierboven al aan bod gekomen: het is duidelijk dat tewerkstelling niet voldoende is om armoede uit te sluiten en er zijn dus heel wat mensen die werken en arm zijn. Wat vindt u in dat verband van extreem slechtbetaalde banen als alternatief voor werkloosheidsuitkeringen, zie het voorbeeld van de ‘minijobs’ in Duitsland?We moeten een verschil maken tussen verschillende vormen van atypische arbeid. Er zijn inderdaad slechte jobs met slechte arbeidsomstandigheden, maar niet alle arbeid die weinig betaald wordt is slecht werk. Bovendien is er niet altijd een verband tussen dergelijke jobs
en armoede. Armoede heeft te maken met het inkomstenpakket binnen een gezin. Voor een gezin is het belangrijk dat er meerdere inkomensbronnen zijn. In Nederland en Duitsland zijn er veel meer mensen die deeltijds of tijdelijk of in laagbetaalde banen werken en desondanks is het armoedepeil er een stuk lager. Voor vele mensen in die jobs gaat het om een tweede of derde inkomen voor het gezin. Hetzelfde geldt voor de minijobs in Duitsland, die trouwens soms ook bijkomende jobs zijn voor eenzelfde werknemer. We hoeven dus niet noodzakelijk negatief te staan tegenover dergelijke flexibeler vormen van arbeid. Dit wil niet zeggen dat er geen nadelen aan verbonden (kunnen) zijn, zoals een grotere werkonzekerheid enz. Maar als je alles goed afweegt, zijn er voldoende redenen om inderdaad te evolueren naar een flexibeler arbeidsmarkt.
VA K B O N D E NHiermee kunnen we makkelijk de sprong maken naar de vakbonden, die erg kritisch staan tegenover dergelijke evoluties. Hoe kijkt u naar de manier waarop de vakbonden vandaag hun rol opnemen, ook in het sociale overlegmodel?De vakbonden zijn inderdaad behoorlijk conservatief, daar kunnen we niet omheen. Soms zijn hun defensieve reacties weliswaar legitiem, maar bv. hun verzet tegen een flexibilisering van de arbeidsmarkt is achterhaald, denk aan de vrij recente discussie over ecommerce waar de economische en concurrentiële realiteit uiteindelijk de bovenhand heeft gehaald. Wij hebben een heel specifiek overlegmodel, met een sterke positie van de sociale partners. Daar zijn vele positieve kanten aan, zoals het gegeven dat we een relatief lage graad van (loon)ongelijkheid hebben, dat mensen aan de onderkant ook kunnen profiteren van een betere conjunctuur, enz. Maar de keerzijde is dat (noodzakelijke) veranderingen soms worden tegengehouden of bijzonder traag gaan. Hoewel er regelmatig wel eens wordt weggelopen van de onderhandelingstafel, werkt het systeem voorlopig nog steeds. Men heeft toch een nieuw IPA (interprofes
sioneel akkoord) kunnen afsluiten, in een politieke context die dat overlegmodel toch wel in vraag durft te stellen. Vakbonden rijden natuurlijk voor hun achterban en vertalen wat hun leden willen op het vlak van lonen, arbeidsvoorwaarden, vakantie, pensioen enz. Daarop worden hun onderhandelaars immers afgerekend. Bedrijven willen productieve werknemers en sociale vrede. De belangen van mensen die niet in dat model passen, staan dus begrijpelijkerwijze niet centraal in dat overleg.
G AT E S E N Z U C K E R B E R GEen ander discussiepunt waarover diverse partijen het grondig oneens zijn: hoe zit het eigenlijk met dat fameuze basisinkomen?Je kunt natuurlijk sterke ethische argumenten aanvoeren voor dat basisinkomen. Je kunt het zien als een logische stap in de emancipatie van de mensheid: gelijke politieke rechten voor iedereen, gelijke juridische rechten, dus ook (in zekere mate) gelijke economische rechten in een wereld waarin ontzettend veel rijkdom circuleert. Die rijkdom is allesbehalve gelijk verdeeld, is vaak historisch geaccumuleerd en staat ook meestal niet in verhouding tot bv. reëel gepresteerde arbeid – denk bv. aan de fortuinen op korte termijn verworven door mensen als Bill Gates of Mark Zuckerberg. De discussie gaat dan natuurlijk over de manier waarop je die rijkdom een beetje kunt gaan herverdelen. Doe je dat via goed en gratis onderwijs, via een goede en goedkope gezondheidszorg, via goede publieke voorzieningen enz.? Of inderdaad ook met een mechanisme als dat van het basisinkomen? De vraag daarbij is welke effecten dat heeft
op de armoedeproblematiek, en we weten dat er zich daar toch problemen voordoen. Een relatief laag basisinkomen kan weliswaar een sokkel bieden waarop nog andere herverdelingsmechanismen kunnen worden geënt, maar is op zichzelf ontoereikend. We kunnen ook geen collectief basisinkomen invoeren dat hoog genoeg is om boven de armoedelijn uit te komen, dat is onbetaalbaar.Over (on)betaalbaarheid gesproken: vooral vanuit economisch liberale hoek (en we koppelen dit even los van partijen) wordt voortdurend die sociale zekerheid geviseerd. Hebben die critici een punt, wordt er te veel geld verspild, zijn er te veel misbruiken of overbodige privileges?Het gaat toch vaak om nogal gratuite kritiek die zich richt op de socialezekerheidsuitkeringen in het algemeen, zonder te specificeren waarop er dan bespaard zou moeten worden. Bovendien worden daarbij zelden de groepen genoemd die voor de betrokken partijen electoraal belangrijk zijn. Men kan niet op een ernstige manier beweren dat de leeflonen of andere sociale uitkeringen momenteel te hoog zijn. Er is ongetwijfeld ruimte om te besparen in de sociale zekerheid, de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen bedragen hier bv. het dubbel van bij de ons omringende landen en dat is inderdaad een anomalie. Als we dat bedrag willen reduceren zonder daarbij het risico op armoede te verhogen, dan moeten we inderdaad gaan kijken naar elementen als technische en economische werkloosheid, enz. Maar ik ben ervan overtuigd dat men die piste niet zal volgen, om, nogmaals, politieke lees electorale redenen. Het snijden aan die onderkant, met bv. maatregelen zoals het beperken in de tijd van werkloosheidsuitkeringen, is eigenlijk voornamelijk een symbolisch politiek manoeuvre.Het lijkt er ook op dat er hoe langer hoe meer initiatief en verantwoordelijkheid bij de burger gelegd wordt: die moet zich het best extra verzekeren voor zijn gezondheid, moet het best zelf zorgen voor een aanvullend pensioen, moet trouwens ook liefst werken tot hij erbij neervalt, enz. De bijdragen en belastin
gen worden er niet minder op, maar de overheid geeft hoe langer hoe minder ‘in return’. Kwalijke of onvermijdelijke evolutie? Of lijkt het maar zo?Ik weet niet of we inderdaad minder in return krijgen, maar er zijn inderdaad wel een aantal aandachtspunten. Mensen worden ouder, ontvangen dus langer pensioen, de pensioenen worden hoger omdat mensen langer werken, gezinnen hebben dubbele pensioenen door de intrede van vrouwen op de arbeidsmarkt, enz. We weten al decennia dat die pensioenlast zal stijgen. Gezondheidszorg wordt ook duurder door allerhande ontwikkelingen, onder andere hoogtechnologische ontwikkelingen. Je ziet inderdaad die evoluties, maar tegelijk worden er geen ingrijpende maatregelen genomen om daar structureel in te besparen. Er wordt wel gesneden in de extra’s, er wordt op kleine schaal bespaard en die extra’s moeten dan vandaag door de burger worden opgevangen door bijkomende hospitalisatieverzekeringen, die trouwens ook duurder zullen worden enz. Die trend zal zich inderdaad voortzetten.
C O M M U N A U TA I R E V E R S C H I L L E NZijn er eigenlijk significante regionale (lees communautaire) verschillen tussen Vlaanderen, Brussel, Wallonië? Kunnen of moeten we daar conclusies uit trekken?Eigenlijk zijn er verrassend weinig verschillen, dat is werkelijk opvallend. Ik verwijs hier bv. naar de kinderbijslag: ondanks de erg verschillende politieke constellatie in Vlaanderen en Wallonië stellen we vast dat voor die kinderbijslag dezelfde systematiek wordt gehanteerd. Ook dat ondersteunt misschien het argument dat de achterliggende electorale
“We hoeven niet noodzakelijk ne-gatief te staan te-genover dergelijke flexibeler vormen van arbeid.”
“We kunnen geen collectief basisinko-men invoeren dat hoog genoeg is om boven de armoede-lijn uit te komen.”
“Het beperken in de tijd van werk-loosheidsuitkerin-gen is voornamelijk een symbolisch po-litiek manoeuvre.”
H E T V R I J E W O O R D 13H E T V R I J E W O O R D12
mechanismen met als inzet de strijd om de middenklasse eigenlijk overal dezelfde zijn. Dat lijkt best verrassend gezien de verschillen in het ideologische DNA van de partijen in kwestie.
G R E N Z E N D I C H TEen ander actueel punt: er wordt weleens gezegd dat onze sociale zekerheid een grote(re) toevloed aan vluchtelingen en migranten niet aankan en dat we onder meer om die reden onze grenzen moeten dichthouden. Populistische propaganda of zit daar een kern van waarheid in?Dat is een heel moeilijke kwestie die moeilijke beslissingen vergt. We hebben ook in het verleden gedurende de voorbije vijftig jaar een grote instroom gekend, arbeidsmigratie, gezinshereniging, humanitaire migratie enz. We zien dat die mensen met een migratieachtergrond het globaal genomen sociaaleconomisch heel slecht doen, met een lage tewerkstelling, een hoge werkloosheid en veel armoede. Het probleem daar is niet zozeer wat die mensen kosten in termen van sociale zekerheid, want velen van hen hebben weinig rechten opgebouwd, en precies het opbouwen van rechten door arbeid en het betalen van bijdragen is het vertrekpunt van onze sociale zekerheid. Die mensen worden dus dubbel getroffen: ze bevinden zich in de marge, geraken niet op de arbeidsmarkt, zitten daardoor in een penibele positie en ze bouwen geen rechten op en dus ook voor later geen pensioenrechten. We stellen vast dat de hervormingen in de arbeidsmarkt die nodig zijn om die mensen kansen te bieden, niet bespreekbaar zijn. We spreken dan over vormen van flexibilisering en het ontsluiten van delen van de arbeidsmarkt die in
het buitenland wel voor dergelijke groepen toegankelijk zijn. Ons sociaaleconomische systeem, ons arbeidsbestel, is er duidelijk niet op ingericht om deze mensen kansen te bieden. Tegelijkertijd is er het gegeven van een problematische internationale politieke situatie, met politieke en economische crisissen in de betrokken gebieden. Als ik voorbij het Maximiliaanpark in Brussel stap, kan ik moeilijk anders dan de bedenking maken dat de situatie in de thuislanden van die vluchtelingen wel heel erg moet zijn, als dit het betere alternatief is. We kunnen natuurlijk niet alle kommer van de wereld in onze armen sluiten, temeer omdat we er nu al niet in slagen om de mensen die er zijn een volwaardige plaats te geven in onze samenleving. Dat vraagt immers niet alleen structurele hervormingen in de arbeidsmarkt, maar ook een grote initiële investering. Die laatste doen we sowieso voor mensen die hier geboren worden, met kinderopvang, onderwijs, gezondheidszorg enz. We zijn als samenleving bereid om die investering te doen tot mensen oud genoeg en voldoende opgeleid zijn om klaar te zijn voor een veeleisende arbeidsmarkt en op hun beurt bij te dragen tot het systeem. Maar voor mensen die hier als vluchteling toekomen en voor wie we een belangrijke ethische verantwoordelijkheid hebben om ze humanitair op te vangen, zijn we duidelijk niet bereid om een dergelijke grote investering te doen. Het deficit bij die mensen is vaak heel groot waar het gaat over vaardigheden, kennis en competenties om te kunnen meedraaien op onze arbeidsmarkt. Het is dus werkelijk een bijzonder moeilijke kwestie …Anderzijds hoor je toch vaak de mantra dat we arbeidskrachten zullen moeten importeren omdat we het in de nabije toekomst niet meer zullen aankunnen met het beschikbare contingent.We hebben al een zeer grote groep mensen die hier vandaag verblijven en niet economisch actief zijn en er ook niet in slagen om die arbeidsmarkt binnen te komen. We falen omdat we die groep niet aan het werk krijgen, we zijn blijkbaar niet bereid om daarvoor de nodige inspanningen te doen.
MIREILLE HILDEBRANDT & BERNARD MANDERICKDemocracy as a successful misunderstanding in an algorithmic world CitizenLab & VUB studentenraadOnline participation & engagement: co-create the campus
SOPHIE WENNERSCHEID & BRAM VANDERBORGHTThe science and fiction of human/robot relationshipsImalHuman/Machine interactions
PETER WESTENBERG Exploring the urban WIFIBENJAMIN VANDEWALLE Walking the line ILSE MARIËN (Dis)empowerment in a digital societyJESSE ZAMAN & WOLFGANG DE MEUTERMaking a citizens observatory<DEBATE> RECLAIMING THE CITYToha De Brant, Filis Zümbültas, ea
PETER-PAUL VERBEEK Smart cities and citizens, a question of technology?
2017
FLOOR BROCK & LAURA OKKERSEN Bio-hacking: we need an upgradeYONI BAERT3D-printed biotissuesTOM PEETERS DIY-BioTech in the Open BioLab<DEBATE> REDESIGNING LIFEThierry Vanden Driessche, Eveline Peeters, ea
2018
MARCH 20 <THE EXTENDED HUMAN BODY>
OUR BRAVE NEW WORLDTECHNOCALYPS OR TECHNOTOPIA?
MITCH ALTMAN & LIEVEN STANDAERTHacking: rethinking technology in collaborationMicroFactoryUsing Open Technology in a Makerspace
ROBERT RIENER & DIRK LEFEBERHuman-centered technologies for movement assistance & rehabilitation DOLORES BOUCKAERTGalop, biography of a body
WWW.REDELIJKEIGENZINNIG.BE
NOVEMBER 7 <LIFE AMONGST ROBOTS<
NOVEMBER 21 <RECLAIMING THE CITY>
OCTOBER 17 <ON GOING ONLIFE>
OCTOBER 12 <INAUGURAL LECTURE> FEBRUARY 13 <OPEN SOURCE TECHNOLOGIES>
FEBRUARY 27 <REDESIGNING LIFE>
APRIL 24 <CLOSING EVENT> VUB
BOZAR
VIA VIA
iMAL
BRONKSTBC
OPEN BIOLAB
RecyK
LECTURESPERFORMANCESDEBATESWORKSHOPS
“Er zijn te veel mensen met een uitkering en de uitkeringen zijn te laag.”
P R O C E SOm af te sluiten: welke aanbevelingen zou u in een notendop doen om de armoede zo efficiënt mogelijk terug te dringen?Er zijn een aantal voor de hand liggende maatregelen, maar wat vaak gezegd wordt door mensen die er zich om bekommeren, is dat we de uitkeringen moeten verhogen. Dat is ontegenzeggelijk waar. Maar gegeven het aantal mensen dat vandaag een uitkering krijgt, denk ik niet dat die optie realistisch is, tenzij we erin slagen om meer mensen aan het werk te krijgen. De werkzaamheidsgraad blijft te laag en men kan maar een adequate sociale zekerheid hebben als we maar een beperkte groep van mensen moeten bedienen. Er zijn te veel mensen met een uitkering en de uitkeringen zijn te laag. We moeten naar een toestand evolueren waar minder mensen een uitkering krijgen, waar voor meer mensen het krijgen van een uitkering een tijdelijke situatie is. Het verhogen van die tewerkstellingsgraad veronderstelt hervormingen in de arbeidsmarkt, maar op dat vlak is er dus heel weinig openheid van geest. Op de arbeidsmarkt is alles momenteel heel strak gereguleerd en dat is niet bevorderlijk voor het verhogen van de tewerkstellingsgraad, voor het verhogen van uitkeringen en het terugdringen van armoede.Aansluitend daarbij, er zijn vandaag ook bijzonder veel werknemers langdurig arbeidsongeschikt.De realiteit is dat de situatie niet makkelijk omkeerbaar is, een mammoettanker verander je niet zo snel van koers. We komen van een situatie met korte loopbanen waar de economie zich ook op geënt had en waarbij van werknemers gedurende die relatief korte periode een grote productiviteit werd gevraagd. Als we aan mensen vragen om langer te werken, moet de arbeid ook worden aangepast aan die veranderde situatie. Dat proces is in gang gezet, maar zo’n transitie kan niet gebeuren van vandaag op morgen.
GERT DE NUTTE
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
H E T V R I J E W O O R D 15H E T V R I J E W O O R D14
epifenomenen ervan, via haar systemen van politiek beleid en van maatschappelijke voorzieningen zoals het kansrijk onderwijs en de tewerkstelling van laaggeschoolden, welzijn en hulpverlening, gezondheid en ziekteverzekering. Daar mag men niet op toegeven, vind ik.
PA R T I C I PAT I EHoe zie je de rol van de vrijzinnigheid hierin?De vrijzinnigheid is mijns inziens de partner om hierop te blijven aansturen via platformen zoals de ouderenraad, de Grijze Geuzen en de vrijzinnige beweging in het algemeen. Al maak ik daar wel een bedenking bij. Ik heb de indruk dat er tot het ledenbestand van de vrijzinnigheid weinig mensen in armoede behoren. Ik zie vooral goed opgeleide mensen uit een nietkansarme omgeving aanwezig op de diverse activiteiten waaraan ik deelneem. Ligt hierin ruimte voor een actieplan om mensen in armoede al dan niet van een andere etniciteit aan te spreken tot participatie aan de vrijzinnige beweging? Jong en oud? Het thema armoede en gezondheid is een hiervoor sterke insteek, me dunkt.
PAUL VANGENECHTEN EN MAGDA HEEFFER
hesie. In een artikel in Knack heeft prof. Sara Willems van de UGent dit expliciet beschreven: hoe lager de sociale klasse, hoe minder levenskansen en hoe minder gezond de mens leeft.
SOLIDARITEIT ZONDER BETUTTELINGHoe ga je hiermee om als vrijzinnige?Deze duivelse cirkel van de duplicering van ongelijkheid via armoede in de lagere sociale klasse staat haaks op mijn vrijzinnige visie over de sociale cohesie, de solidariteit zonder betutteling, het kansenbeleid in het onderwijs en de tewerkstelling, het recht op menswaardig wonen en samenleven en groeien. Elke mens heeft gelijkwaardige rechten en vrijheden, waarbij herkomst en klasse niet in de weg ervan mogen staan om te kunnen evolueren tot zijn eigen, unieke en gewaardeerde persoonlijkheid, een heel leven lang. Dat geldt ook voor de ouderen met de gewaarborgde toegang tot betaalbare behuizing, cultuurparticipatie, recreatie, betaalbare gezondheidszorg.
S E G R E G AT I EWat is de taak van de maatschappij?Een maatschappij is krachtens haar kerntaak verplicht om de ongelijkheid weg te houden uit het maatschappelijk bestel omdat de door armoede aangestuurde ongelijkheid de segregatie tussen mensen en bevolkingsgroepen op gang brengt en installeert, als een soort van als normaal beschouwde dichotomie van have en nothavegroepen. We weten via Kind en Gezin dat de armoedecijfers toenemen, dat de ongekwalificeerde uitstroom stabiel te hoog ligt in vergelijking met andere landen: 17%! En via het UGonderzoek weten we dat armoede reikt tot op oudere leeftijd. Kijk naar de kostprijs van de rusthuizen. Kansarmen kunnen dat niet betalen. Een maatschappij dient volgens mij pertinent te investeren in armoedebestrijding en de
die voorzieningen te garanderen met het oog op maximaal profijt. Zoals cultuurpassen, taalprogramma’s, basiseducatie, het voorkomen van achterstand op school, het inperken van de laaggeschooldheid, het stimuleren van de toegang tot het technisch en het hoger onderwijs zoals vermeld in de aanbevelingen van de ‘StatenGeneraal’ van de provincie Limburg van 2016.Heeft dat effect?We weten dat dergelijke compensaties in het onderwijs over het algemeen relatief onvoldoende effecten sorteren. Dat is af te lezen aan de onvoldoende leerwinst ervan. Vaak zijn het de kansarme leerlingen die in het buitengewoon onderwijs terechtkomen, die dubbelen, die al dan niet voortijdig uitstromen uit het middelbaar onderwijs, zonder diploma of met irrelevante kwalificaties. Onder anderen Nicole Vettenburg, Ides Nicaise, JeanPierre Verhaeghe en Dirk Van Damme (OESO) zijn onderwijsdeskundigen die zich met deze materies bezighouden. Een constante die we blijven terugvinden is het zogenaamde mattheuseffect: de armen annex de lagere sociale klasse, hebben minder toegang tot of vinden minder baat bij de voorzieningen dan de meer welgestelden, de hogere of middenklasse.
H A R D N E K K I G F E N O M E E NWat houdt dat in?Het mattheuseffect is een hardnekkig fenomeen dat niet uitdooft en zelfs meeloopt tot op de oudere leeftijd. Armoede heeft de neiging zich te institutionaliseren in een lagere sociale klasse. We spreken van een soort van dominantie van generatiearmoede en van de duplicering van sociale ongelijkheid als aandrijver van de maatschappelijke segregatie en separatie in plaats van de wenselijke sociale co
“Een zesjarige wordt ingeschaald op indicatoren van kansarmoede.”
“Armoede reikt tot op oudere leeftijd. Kijk naar de kost-prijs van de rust-huizen.”
“Elke mens heeft dezelfde rechten en vrijheden, waarbij herkomst en klasse niet in de weg mo-gen staan.”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
HET VRIJE WOORD: Je vraagt je af of armoede bij ouderen in het verlengde ligt van door herkomst aangestuurde kansarmoede?PAUL VANGENECHTEN: Het betreft een zeer complexe materie. Wie wordt geboren in Vlaanderen, wordt door Kind en Gezin ingeschaald op kenmerken van armoede. We weten dat het percentage kinderen die geboren worden en opgroeien in armoede, stijgt. Hiervoor zijn allerlei maatschappelijke oorzaken zoals anderstaligheid, eenoudergezin, behuizing, inkomen. Een jongere die op zesjarige leeftijd leerplichtig wordt en naar school gaat, wordt op zijn beurt ingeschaald op indicatoren van kansarmoede: eenoudergezin, vervangingsinkomen, moeder zonder diploma middelbaar onderwijs en trekkende bevolking. Als mogelijke versterker wordt de anderstaligheid mee opgenomen. In het onderwijs spreken we van indicatorleerlingen en het percentage ervan op een school wordt weergegeven als de relatieve aanwezigheid RA. Scholen worden bijkomstig gefinancierd op hun percentage RA en schrijven hiervoor een beleid uit voor gelijke onderwijskansen, het zogenaamde GOKplan.
K A N S A R M E L E E R L I N G E NWelke ongelijkheid stel je vast ondanks dat gelijkekansenbeleid?We weten dat kansarme leerlingen en hun omgeving minder toegang hebben tot of minder profijt hebben van de voorzieningen van onderwijs, cultuur, welzijn en hulpverlening, geestelijke gezondheidszorg en de gezondheidsbeleving. Denk bijvoorbeeld aan de grens voor het remgeld, gezonde voeding, sporten, ... Daarom biedt de overheid compenserende maatregelen aan om de toegang tot
Bestuurslid van de Grijze Geuzen Hasselt Paul Vangenechten heeft zich in zijn beroeps-leven beziggehouden met leerplichtige jongeren. Hij kwam daardoor ook in aanraking met de gezinnen en ouderen in armoede. Paul was directeur van het PMS Gemeenschapson-derwijs van Tongeren van 1995 tot 2000. Toen veranderde PMS in CLB en werd hij direc-teur van het CLB Gemeenschapsonderwijs Zuid-Limburg tot zijn pensioen eind augustus 2015. Die twintig jaar ervaring vormen zijn referentiekader.
De duivelse cirkel
MATTHEUSEFFECTHet mattheuseffect is de socio-logische vakterm voor het rijker worden van de rijken en het armer worden van de armen. Hij is geba-seerd op een vers in de parabel van de talenten in het evangelie vol-gens Mattheus, 25:29. “Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog wor-den ontnomen.”
H E T V R I J E W O O R D 17H E T V R I J E W O O R D16
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
De basis van armoede is vooral van sociaaleconomische aard. De belangrijkste dagelijkse problemen zijn de kosten van het levensonderhoud, werk, pensioenen en gezondheidszorg. Maar ook de wens om gezien of gewaardeerd worden door de maatschappij is sterk aanwezig.Ouderen die in armoede leven, hebben het gevoel dat niemand geïnteresseerd is in hun dagelijkse problemen. De media houden zich niet bezig met het vertellen van hun verhaal. Beleidsmakers en beslissers kennen de statistieken, maar niet de realiteit. Ouderen die in armoede leven, hebben het gevoel dat hun stem slechts beperkt gehoord wordt. Ouderen in armoede hebben een dagelijkse zorg rond voeding, veiligheid, huisvesting en gezondheid. Ook de discriminatie om op oudere leeftijd nog werk te vinden, is een sterke zorg. Ouderen vragen zich af of ze nog een maatschappelijke rol of waardigheid hebben. Pensioenen en lage pensioeninkomsten liggen aan de basis van alle belangrijke zorgen die ouderen hebben. Ouderen denken dat er weinig politieke wil is om hier ook effectief iets aan te doen.Dat het wegwerken van armoede bij ouderen enkel en alleen een politiek gegeven is, is een achterhaalde gedachte. Ook wij vrijzinnig humanisten hebben hier, bij de invulling van onze levensbeschouwelijke houding, een belangrijke rol te vervullen.Een vrijzinnighumanistisch mens en wereldbeeld omvat immers ook een visie op de plaats van de mens in het geheel van de natuur. Alzo is ook de bestrijding van armoede, en dan vooral bij ouderen, ook ons probleem.Ervan uitgaande dat het humanisme van bij zijn ontstaan een ontvoogdingsbeweging is geweest, dient men toch te spreken over gelijkwaardigheid voor alle mensen – en dit zonder enig onderscheid.
S T I L L E A R M O E D E Vandaar dat men waakzaam moet zijn omdat in deze context alle sociale groepen, waaronder zeker ook de bejaarden, zich nog te vaak dienen te richten naar wat anderen ze als waarden en normen voorschrijven en hierdoor de echte problematiek van bijvoorbeeld armoede bij
Uit een onderzoek van het Europees Parlement blijkt dat in heel wat lid-staten ouderen onder de armoedegrens le-ven. Binnen sommige politieke kringen zijn er individuen die bewe-ren dat dat aan henzelf te wijten is. Laten we in eerste instantie van deze gedachtegang af-stappen. Wanneer je in de armoede terecht bent gekomen, heb je daar zeker niet zelf voor ge-kozen, omstandigheden van allerlei aard hebben daarvoor gezorgd en het is zeker niet iemands persoonlijke keuze. La-ten we daarover duidelijk zijn.
ouderen niet de nodige aandacht krijgt. De vraag is dan ook welke houding wij als vrijzinnig humanisten hierin dienen aan te nemen.In eerste instantie denk ik dat wij de benadering van arm zijn of in de armoede zitten op een andere manier dienen te bekijken. Ouderen die in armoede leven, zijn niet bijzonder ‘zichtbaar’ in onze samenleving. Vanwege hun trots en waardigheid verbergen ze hun kwetsbaarheid en praten ze er niet of weinig over. Daarom spreekt men ook wel eens over ‘stille’ armoede. Het is evident dat ouder worden risico’s van kwetsbaarheid met zich meebrengt voor alle sociale lagen van de bevolking, maar ze zijn duidelijk groter voor mensen die een levensparcours kennen dat gepaard gaat met bestaansonzekerheid. Zij hebben immers het vaakst zwakke reserves, moeten het hoofd bieden aan grotere moeilijkheden en genieten minder vaak compenserende ondersteuning.Niet weten of je op het eind van de maand de rekeningen zal kunnen betalen, moeten leven in een slecht geïsoleerd huis, een doktersbezoek moeten uitstellen omdat het budget het niet toelaat, … het zijn maar enkele obstakels die mensen in armoede meemaken. Leven in armoede wordt dan ook vaak ‘overleven’.
O N B ETA A L B A R E Z O R GUit een studie van de Rusthuisbarometer van een ziekenfonds blijkt dat de kostprijs van een rusthuisbewoner een pak hoger ligt dan een gemiddeld pensioen. De vraag die wij ons kunnen stellen is of de ouderenzorg betaalbaar blijft, het is immers zo dat 3 op de 4 Vlaamse ouderen hun rusthuisfactuur niet meer kunnen betalen. Verwonderlijk?Om de betaalbaarheid van de zorg te
garanderen moeten er sociale correcties komen op de eigen bijdragen die zorgbehoevenden betalen. Deze sociale correcties dienen rekening te houden met het inkomen en vermogen van de zorggebruiker.Mede hierdoor dient ‘solidariteit’ binnen het humanisme meer inhoud te krijgen. De ongelijke verdeling van kansen in het leven moet bij ons als humanisten een strijdpunt blijven.Daarom dat wij als georganiseerde vrijzinnig humanisten, maar ook als individu mee moeten werken of steunen dat er een globaal structureel armoedebestrijdingsbeleid komt. Denk hierbij maar aan onderwijs voor de kinderen uit dergelijke gezinnen, aan werk voor volwassenen, aan een aangepaste medische ondersteuning, want laten wij niet vergeten dat het grootste deel van de mensen die in armoede leven uit ouderen en gehandicapten bestaat.
E E N Z A A M H E I DWij moeten er mee voor zorgen dat zij die in de armoede verzeilen niet uitgesloten worden en ongelijk behandeld worden, zij mogen geen slachtoffer zijn van een uitsluiting in de samenleving. Zij vinden minder gemakkelijk de weg naar bijvoorbeeld het verenigingsleven of blijven er gewoon weg, waardoor er ook geen sociaal contact bestaat. Hier kunnen wij op maatschappelijk vlak als hulpverlener zeker bij optreden, want wie in de armoede verzeilt, gaat meestal ook gebukt onder sociaal isolement en eenzaamheid.Misschien moeten wij samenwerken aan een meer humanistische wereld, waarbij prioritair aandacht gegeven wordt aan de zwakkere groepen. We moeten solidariteit erkennen als mensenrecht.
MARC VAN MUYLEMVRIJWILLIG VRIJZINNIG-HUMANIS-TISCH CONSULENT, VOORZITTER VRIJZINNIG HUIS KOKSIJDE
“Leven in armoede wordt dan ook vaak ‘overleven’.”
“Ouderen vragen zich af of ze nog een maatschappelijke rol of waardigheid hebben.”
Armoede bij ouderen: een humanistische uitdaging
H E T V R I J E W O O R D 19H E T V R I J E W O O R D18
het hoogstnodige.Dat alles is het gevolg van de reeds tientallen jaren durende besparingsdrift van onze politici. Vele ouderen zijn hierdoor uitgesloten van elke vorm van ontspanning en wooncomfort en hebben de grootste moeite om in hun dagelijks levensonderhoud te voorzien. Dit alles werkt de vereenzaming in de hand. Er moet dringend werk gemaakt worden van een ernstig bejaardenbeleid en niet van het oprichten van allerlei commissies die aan bezigheidstherapie doen.
L A C H E R TJ EGaat het in de toekomst verbeteren? Ik vrees van niet. Wanneer ik de nieuwe pensioenhervormingen lees, houd ik mijn hart vast: langer werken voor nog minder pensioen. Je houdt het niet voor mogelijk, maar dat is de enige oplossing om die te kunnen blijven betalen. Ik denk het niet. Wij onderhouden een land, zee en luchtmacht. Daar worden probleemloos honderden miljarden uitgegeven aan aankopen, wij onderhouden zes regeringen, verschillende parlementen en dat betalen wij allemaal uit de begroting. Maar voor de pensioenen moeten de inkomsten de uitgaven dekken! Dat is werkelijk een lachertje!Dat alles is maar mogelijk door het feit dat niemand de ouderen vertegenwoordigt. Ouderen hebben slechts een beperkte stem en daar liggen politici niet van wakker. Het is jaren geleden geprobeerd met de partij Waardig Ouder Worden. Spijtig genoeg is die de mist ingegaan. Laten wij hopen dat uiteindelijk het gezond verstand de bovenhand haalt.
GUY FISSERSVOORZITTER GRIJZE GEUZEN ANTWERPEN
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
De armoede bij de ouderen van onze bevolking is een ernstig miskend probleem. Meestal proberen de minder gegoeden hun problemen ten koste van alles te verbergen. Het is een bewezen feit dat het rijke België de laagste pensioenen van West-Europa uitkeert. Gemid-deld ligt het gezinspensioen tussen € 1.100 en € 1.300 per maand. Dat is echt niet te veel voor iemand die zijn volledige leven gewerkt en bijdragen voor de RSZ betaald heeft. Het is zelfs minder dan het levensminimum bepaald door de Europese Unie.
“Een normaal ap-partementje betaal je minstens € 600 à € 750 euro, meer dan de helft van je pensioen.”
“Ouderen hebben slechts een beperkte stem en daar lig-gen politici niet van wakker.”
“Er moet dringend werk gemaakt wor-den van een ernstig bejaardenbeleid.”
ele ouderen hebben een kleiner pensioen en kunnen soms een aanvulling tot het Belgisch levensmini
mum genieten via het OCMW. Wanneer je geen eigendom hebt en dient te gaan huren, dan ben je helemaal de klos. Een normaal appartementje betaal je minstens € 600 à € 750 euro, meer dan de helft van je pensioen. Er blijft dan nog ongeveer € 600 over om van te leven, dit is € 20 per dag. Hiervan moeten evenwel nog betaald worden: gas, water, elektriciteit, verwarming, kleding. Het zeer kleine overschot kan je gebruiken voor de aankoop van voeding. Ontspanning is er helemaal niet bij. Komt een van de gezinsleden te overlijden, dan schakel je over op een overlevingspensioen, in de meeste gevallen minder dan € 1.000 per maand, maar de vaste kosten blijven ongewijzigd en dienen betaald te worden.Heb je als bejaarde een eigen woning, dan ben je beter af, op voorwaarde dat die volledig in orde is. Dan kan je het redden met je pensioentje, zonder speciale uitgaven te verrichten voor ontspanning en dergelijke. De overheid blijft ontzettend in gebreke. Er is een geweldig tekort aan sociale huurwoningen en er wordt maar met mondjesmaat in geïnvesteerd. De taksen op de vaste kosten worden elk jaar duurder, maar een indexaanpassing wordt overgeslagen. De politici begrijpen niet wat een indexaanpassing voor de kleinste inkomens kan betekenen.
C I T R O E N E NOuderen worden uitgeknepen als citroenen. Zij zijn het evenwel die onze huidige levensstandaard door hun arbeid hebben helpen verwezenlijken. Bereik je dan de eindfase van je leven, dan kom je terecht in een zorgcentrum. Begin van nieuwe
ellende. Het personeel heeft amper de tijd om de hoogstnodige zorgen te verlenen, alles draait om papieren en statistieken en daar komen er bijna dagelijks bij. Slechts weinigen kunnen hun verblijf aldaar betalen met hun pensioentje. Heb je een eigendom, dan kan je dat verkopen om bij te leggen bij je plaatsingskosten. Heb je geen eigendom, of zijn de gelden van de verkoop van je woning opgebruikt, dan worden je kinderen aangesproken in het kader van onze roemrijke onderhoudsplicht. Hier is al een lichte verbetering; je bent ‘slechts’ aansprakelijk voor een kindsgedeelte, behalve als je enig kind bent, natuurlijk. Deze wet heeft al veel families overhoopgezet: de ouderen kunnen hier niets tegen inbrengen, vaak verbreken de kinderen hun relatie met de bejaarde moeder of vader. Ik moet hier opmerken dat in WestEuropa enkel België, Italië en Spanje nog de onderhoudsplicht handhaven. Toevallig drie landen waar de katholieken het nog altijd voor het zeggen hebben.
Z A K G E L DHet zou eigenlijk zo moeten zijn dat je pensioen je moet toelaten om je verblijf in een zorgcentrum te kunnen betalen. Momenteel mag je dus rekenen op minimaal € 1.650 per maand, vermeerderd met het door de wet voorziene zakgeld. Kun je dat niet, dan legt de overheid het verschil bij, zoals in andere landen gebeurt. En zeker geen onderhoudsplicht meer inroepen. De overheid in België gaat ervan uit dat 20% van de inwoners onder de Belgische armoedegrens leeft. Dat is wel aan de zeer lage kant geschat. Vooral in de steden heerst er enorme armoede. De mensen geven evenwel niet graag hun behoeftigheid toe. Zij bewonen in veel gevallen een gevelappartement: mooie gevel, maar binnen ontbreekt vaak zelfs
Rijk België, arme ouderen
V
H E T V R I J E W O O R D 21H E T V R I J E W O O R D20
stellen wegens geldgebrek: 12 procent, variërend van 5 procent in Vlaanderen tot meer dan 20 procent in Brussel; onder de lage inkomens is het meer dan 20 procent, één op de vijf gezinnen.
D WA A SBij nader toezien blijkt dat de gezondheidszorg in ons land, ondanks vele ‘sociale’ inspanningen, feitelijk nog altijd op het lijf geschreven is van de midden en hogere klasse. Bewijs: het aandeel dat de patiënt zelf cash betaalt voor zijn gezondheidszorg is in ons land bij de hoogste in Europa. Het bedraagt 28 à 30 procent. Wel zijn er in onze ziekteverzekering veel ‘correcties’ daarop: regelingen die deze hoge uitgaven verlagen voor mensen met een laag inkomen. De verhoogde tegemoetkoming, een verhoogd terugbetalingstarief, is een voorbeeld daarvan. Voor een raadpleging bij een huisarts die ± 25 euro kost, krijgt die groep 24 euro terugbetaald.Maar zo simpel is het dan ook weer niet. België handhaafde tot voor kort de dwaze regel dat ook deze mensen eerst die 25 euro moesten neertellen, voor ze een aanvraag konden indienen om de 24 euro terugbetaald te krijgen. Als je gewoon geen 25 euro hébt, brengt die verhoogde tegemoetkoming je geen stap verder. De recente uitbreiding van de regeling derde betaler, de rechtstreekse afrekening van het honorarium tussen arts en ziekenfonds, heeft nu eindelijk tot gevolg dat armen inderdaad effectief maar 1 euro moeten neertellen. Maar dat geldt nog niet bij de tandartsen en zo.
D E K LO O F B L I J F TLeidt dat ook tot een grote gelijkheid van de Belgen inzake gezondheid? Helaas niet. Erger zelfs: er zijn aanwijzingen dat
de verschillen toenemen, breder en dieper worden. Er is sprake van een echte gezondheidskloof.Er zijn twee simpele vragen om dat af te meten: leven armen en laaggeschoolden even lang als rijken en hooggeschoolden? En: zijn er verschillen in het aantal gezonde levensjaren tussen hoog en laaggeschoolden? De cijfers daarover zijn dramatisch.Ondanks alle inspanningen blijkt dat mensen die onderaan de sociale ladder staan, vele jaren vroeger sterven dan degenen die bovenaan staan. De verschillen zijn even schokkend als de gezonde levensjaren geteld worden. Neem even twee mannen die 50 geworden zijn. De hooggeschoolde heeft op dat ogenblik gemiddeld nog 34,3 jaar te leven, waarvan 21,6 jaar in goede gezondheid. De laaggeschoolde heeft nog maar 24,7 jaar te verwachten – 10 jaar minder –, waarvan 13,3 in goede gezondheid. Dat is 8 jaar minder.Er zijn ook grote regionale verschillen. Een Waalse man sterft gemiddeld ruim 2,5 jaar vroeger dan een Vlaamse. De eerste wordt gemiddeld 79,6 jaar, de tweede 82,2. De Brusselaar zit tussen de twee met 81,20. Die verschillen zijn groot, en zijn zeker niet kleiner dan in landen waarvan men hier zegt dat ze een minder toegankelijk of minder sociaal gezondheidssysteem hebben. Merkwaardig.
N I ET O P A G E N D AIn veel landen is de gezondheidskloof een hot issue; hier wordt er nauwelijks over gesproken. Partijen van links of van rechts maken er geen issue van. Pressiegroepen ook zelden. Zelfs van de regionale verschillen wordt hier niet of nauwelijks gerept. En als er over die sociale verschillen gesproken wordt, is dat weinig wetenschappelijk en vooral ideologisch. In de meeste gevallen wordt verwezen naar het ongezonde gedrag en de ongezonde levenswijze van de lagergeschoolden.
Daar zit een stukje waarheid in. Maar de mindere gezondheid van de lagergeschoolden heeft vooral te maken met hun minder gezonde werk, leef en woonomgeving. Het blijkt ook dat mensen maar
aandacht kunnen geven aan gezondheid als andere primaire noden voldaan zijn. Bovendien spreken het gezondheidssysteem, de preventieve zorg en de gezondheidsopvoeding letterlijk en figuurlijk de taal van de hogere en middenklasse. Lagergeschoolden en zeker de talrijke recent geïmmigreerden lopen erin verloren of worden er niet door aangesproken. De gezondheidszorg mag formeel en financieel toegankelijk zijn, cultureel is dat niet het geval.
C U LT U R E L E M U R E N S LO P E NMen besteedt hier heel veel inkt en onderhandelingstijd aan één facet van de zaak: de terugbetalingstarieven in de curatieve zorg. Met de beste bedoelingen. Maar een systematische politiek om de gezondheidsverschillen in de breedte en de diepte te verkleinen, is er niet.Gezondheidsverschillen verkleinen doe je door op vele vlakken tegelijk te ageren: de formele en financiële toegankelijkheid zijn belangrijk, maar het slopen van de culturele muren rond de gezondheidszorg is nog belangrijker. De preventieve zorg en de gezondheidsopvoeding zijn cruciaal, maar zijn hier nog vaak – niet altijd, er is beterschap! – gesteld in een taal die niethooggeschoolden amper begrijpen. Er is ook meer aandacht nodig voor de gezondheid van het woon, werk en leefmilieu.Goed beleid laat zich bijstaan door de wetenschap, en laat systematisch meten wat de effecten zijn van het beleid. In België meet men zelden het effect van het beleid dat men voert. Men volgt vooral op of de belangengroepen nog van hun oren maken. En over de gezondheidskloof doen de meeste belangengroepen dat niet, of niet echt.
GUY TEGENBOSSENIOR REDACTEUR DE STANDAARD
“Mensen onderaan de sociale ladder sterven vele jaren vroeger dan degenen bovenaan.” “In België meet men
zelden het effect van het beleid dat men voert.”
e formele toegankelijkheid is alleszins oké. Toch wat de curatieve zorg betreft. Bijna nergens ter we
reld kan men zo vrij en onbeperkt artsen en andere zorgverstrekkers raadplegen en ziekenhuizen bezoeken. Men kan vrij zijn arts en zijn ziekenhuis kiezen, en wie een tweede, derde, vierde opinie wil van een andere arts, kan die vragen en zal die ook terugbetaald krijgen.Is de financiële toegankelijkheid ook oké? Alle hogergenoemden zullen uitroepen van wel. Ze hebben inderdaad constant aandacht voor terugbetalingsregelingen voor allerlei behandelingen, en ze passen die ook aan voor de laagste inkomens.Ze hebben – met alle respect – echter vooral aandacht voor hun inspanningen. Niet voor de resultaten. Want wat blijkt? Die politiek werkt maar matig. Ondanks alle maatregelen meldt een aanzienlijk deel van de bevolking dat ze het gebruik van medische diensten uitstellen of af
D
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
De gezondheidskloof wordt dieper en brederIs onze gezondheidszorg wel zo sociaal?Vechten we wel echt tegen gezondheidsongelijkheid?“Wij hebben de beste, de meest sociale en de meest toegankelijke gezondheidszorg ter wereld.” Onze leiders en al wie betrokken is bij het beheer van het gezondheidssysteem, verkondigen dit: politieke partijen van links en van rechts, ziekenfondsen en artsenor-ganisaties van alle kleuren, ziekenhuisdirecties, vakbonden, werkgeversorganisaties, … Strookt dat met de werkelijkheid?
© FRED DEBROCK
H E T V R I J E W O O R D 23H E T V R I J E W O O R D22
kunnen betalen door het schrikbeeld van de supplementen en de vrees voor de factuur van toekomstige zorg. De tandzorg is hier een typisch voorbeeld van. In theorie is preventieve tandzorg zeer betaalbaar, wegens geen of lage remgelden. In de praktijk zien we dat steeds meer tandartsen supplementen aanrekenen, en dat toekomstige zorg – bv. de nood aan implantaten als het gebit slecht is – onbetaalbaar dreigt te zijn.Als Socialistisch Ziekenfonds ijveren wij voor meer solidaire investeringen in de wettelijke ziekteverzekering, zodat aanvullende verzekeringen overbodig worden en ereloonsupplementen teruggedrongen, zelfs afgeschaft kunnen worden.Het ziekenfonds pleit ervoor dat in de herziening van de ziekenhuisfinanciering die minister Maggie De Block ambieert, het debat over de ereloonsupplementen niet uit de weg gegaan wordt. Volgens cijfers van het Intermutualistisch Agentschap betaalden patiënten in 2015 ruim 531 miljoen euro aan ereloonsupplementen tijdens een ziekenhuisopname. Sinds 2006 steeg deze massa gemiddeld met 6,5 procent per jaar, wat ruim 2,55 maal sneller is dan de toename van de erelonen. We kunnen bovendien niet genoeg benadrukken dat deze supplementen zeer ongelijk verspreid zitten over artsen, ziekenhuizen en patiënten. Er is geen enkele lijn in te trekken.
S O L I D A I R E F I N A N C I E R I N GHet Socialistisch Ziekenfonds toonde onlangs met een concreet voorstel aan dat het mogelijk is de patiëntenfactuur te verlagen en de vergoeding voor de ziekenhuizen en artsen te uniformiseren in een budgetneutrale context. Het ziekenfonds analyseerde daartoe 2976 acute appendectomieingrepen die zijn leden in 2015
Kortom: het terugbrengen van de sociale gezondheidskloof moet een kernopdracht zijn van de premier en/of de ministerpresident. De gezondheidskloof verkleinen vergt inderdaad investeringen buiten de gezondheidszorg, bv. in betaalbare woningen in gezonde leefomgevingen of in voldoende hoge uitkeringen die een menswaardig leven mogelijk maken. Ons Socialistisch Ziekenfonds is daarom actief lid van het samenwerkingsplatform Decenniumdoelen 2017, dat ijvert voor een dergelijke globale en brede aanpak van de armoedeproblematiek.
E R E LO O N S U P P L E M E N T E NWanneer we specifiek kijken naar het terrein dat ons het meest vertrouwd is, met name de gezondheidszorg, dan is onze eerste prioriteit om de wettelijke ziekteverzekering nog sterker te maken en niet ze stelselmatig af te zwakken zoals momenteel aan het gebeuren is. De ziekteverzekering is de voorbije jaren met miljardenbesparingen geconfronteerd en er werd geen geld uitgetrokken voor noodzakelijke nieuwe initiatieven en onvervulde noden – denk maar aan de geestelijke gezondheidszorg, de hoge patiëntenfactuur in de tandzorg, hoorapparaten of brillen.Steeds meer zorgverstrekkers – van artsenspecialisten over kinesitherapeuten en tandartsen – respecteren de wettelijke tarieven niet meer en rekenen extra supplementen aan de patiënt aan. Gevolg: een hogere en arbitraire factuur voor de patiënt. Een groeiende markt voor extra private verzekeringen. Het hoeft geen betoog dat dit de gezondheidskloof niet doet afnemen. Wel integendeel. Er ontstaat in toenemende mate een dubbele drempel: de vrees de factuur niet meer te
“Door de supple-menten af te bou-wen, krijg je ge-garandeerd een supplement aan soci-ale gelijkheid.”
“De gezondheids-kloof verkleinen vergt investeringen buiten die gezond-heidszorg.”
Schaf ereloonsupplementen bij routine-ingrepen af (concreet voorstel binnen budgetneutrale context): http://www.devoorzorg.be/antwerpen/contact/Pers/pers-bericht/Pages/Studie_appendecto-mie.aspx
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
De vrees voor de factuurBelgië mag best tevreden zijn over zijn gezondheidszorg. Ze behoort internationaal tot de top. We leven met zijn allen ook steeds langer en gezonder. We kennen een toegankelijke, kwalitatieve en betaalbare zorg voor iedereen, maar helaas zijn gezondheid, welbevinden evenals de toegang tot betaalbare zorg ook in ons land niet gelijk verdeeld.
ersonen met een lagere positie op de sociale ladder leven minder lang en brengen minder jaren door in
goede gezondheid dan wie hoger op die sociale ladder staat. Deze ongelijkheid vertaalt zich ook in de toegang tot de gezondheidszorg: de sociaal meest kwetsbaren stellen meer en onnodig beroep op zorg uit.Deze sociale ongelijkheid is reeds lang bekend, uitvoerig gedocumenteerd, geanalyseerd en beoordeeld. Dat er desondanks geen vooruitgang wordt geboekt in het aanpakken van deze sociale ongelijkheid, is dan ook een wrange vaststelling.Het verminderen van armoede, sociale ongelijkheid en de gezondheidskloof vergt een grondige, integrale en vooral duurzame aanpak vanwege alle beleidsniveaus. Als we weten dat dankzij onze sociale zekerheid en de wettelijke ziekteverzekering meer dan 43% van de bevolking gevrijwaard wordt van armoede, dan is dat wel degelijk een bewijs dat sociale ongelijkheid wél kan worden aangepakt mits men bereid is tot de nodige bijkomende maatregelen en extra investeringen. Dat dat nog steeds onvoldoende gebeurt, is een zware politieke verantwoordelijkheid.Voor een verkleining van de gezondheidskloof is een brede sociale politiek fundamenteel. Betaalbare huisvesting, werkbaar werk, menswaardige uitkeringen, toegankelijk onderwijs en scholing, maatschappelijke participatie en evenwaardige gezondheidszorg voor iedereen zijn stuk voor stuk essentieel om te komen tot minder sociale ongelijkheid.
ondergingen en werkte volgend voorstel uit, dat doorgetrokken kan worden naar alle routineingrepen.Het ziekenfonds steunt hierbij de intentie van de minister om alle ziekenhuizen en artsen evenveel te betalen voor een routineingreep. Maar het gaat een stap verder en wil dezelfde logica doortrekken voor de patiëntenfactuur door een afschaffing van de ereloonsupplementen. Het bedrag dat artsen en ziekenhuizen daardoor mislopen, kan via twee wegen gecompenseerd worden. Ten eerste door de invoering van een uniform comfortsupplement ten laste van de patiënt in eenpersoonskamers; ten tweede door een shift van de premieinkomsten van de hospitalisatieverzekeringen. Het Socialistisch Ziekenfonds stelt voor dat zij het bedrag dat ze minder moeten betalen aan hun verzekerden door de afschaffing van de ereloonsupplementen doorstorten via een solidariteitsbijdrage aan de wettelijke ziekteverzekering. Dat bedrag kan dan gebruikt worden voor de ziekenhuizen en artsen, die ook onvervulde noden toegankelijk kunnen maken voor iedereen.Op deze manier is het perfect mogelijk om binnen een budgetneutrale context de ziekenhuisfactuur meer eenvoudig, doelmatig en uniform te maken; zowel naar artsen, ziekenhuizen als patiënten toe. In ons voorstel daalt de patiëntenfactuur met een kleine 20 procent. We zorgen ten slotte voor een meer solidaire financiering door een verschuiving van de hospitalisatieverzekeringen naar de wettelijke ziekteverzekering. En dat komt iedereen ten goede. Door de supplementen af te bouwen, krijg je gegarandeerd een supplement aan sociale gelijkheid.
PAUL CALLEWAERT ALGEMEEN SECRETARIS SOCIALISTISCHE MUTUALITEITEN
P
BEELDBANK BOND MOYSON
H E T V R I J E W O O R D 25H E T V R I J E W O O R D24
De mens wordt als meest kwetsbare, afhankelijke, hulpbehoevende zoogdier geboren en kan dus maar overleven en reproduceren dankzij de natuurlijke selectie van enorm sterke sociale instincten. De homo sapiens is inherent een prosociaal en daardoor supersamenwerkend wezen, maar in staat tot het kwade. Deze these gaat in tegen de zogenaamde ‘vernistheorie’ die de moraal beschouwt als een laagje vernis. Als je eraan krabt, komt de ware zelfzuchtige aard van de mens tot uiting. Er is de laatste vijftien jaar een overweldigende hoeveelheid wetenschappelijk bewijs gepubliceerd in toptijdschriften dat aantoont dat de mens een aangeboren neiging heeft tot empathie, altruïsme en samenwerking. We brengen dat bewijs in ons boek ‘De Supersamenwerker’.
D E S U P E R S A M E N W E R K E RDe neurowetenschappen tonen aan dat ons evolutionair jongste deel van de hersenen, de neocortex, door en door ‘hardwired’ is om sociaal te zijn. We beschrijven in ons boek tien neurobiologische gereedschappen die de laatste twintig jaar zijn ontdekt en die de neurobiologische basis vormen voor onze neiging tot empathie en prosociaal gedrag. Het woord gereedschap is goed gekozen, omdat die gereedligt maar daarom nog niet gebruikt wordt. De evolutionaire psychologie leert ons dat onze sociale cognitieve vaardigheden het belangrijkste kenmerk is waarin we verschillen van onze meest verwante primaten, de chimpansees. In 2009 krijgt Elinora Ostrom de Nobelprijs voor de Economie voor haar onderzoek naar de ‘commons’. Dat zijn entiteiten die gemeenschappelijk worden beheerd. Dat kunnen grasvelden zijn beheerd door herders, visgronden door
“Mensen met de minste middelen hebben de meeste behoefte aan ge-zondheidszorg.”
“Solidariteit botst met de markt-logica.”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
Solidariteit is het beste medicijnGezondheid kampt inherent met twee sterke ongelijkheden, waardoor alleen solidariteit ge-zondheidszorg toegankelijk kan maken voor iedereen. Gezondheidszorg moet daarom een basisrecht blijven en mag geen koopwaar worden. Het goede nieuws is dat recente weten-schap aantoont dat solidariteit bij onze soort evolutionair een oude verworvenheid is, die diep in de menselijke natuur verankerd is.
jag). Solidariteit botst met de marktlogica.In de wetenschappelijke literatuur zijn volgende vijf kwalen als gevolg van vermarkting, commercialisering of privatisering in de gezondheidszorg sterk gedocumenteerd. 1) Private ziekteverzekeringsmaatschappijen zijn vooral geïnteresseerd in mensen die rijk, jong en gezond zijn. Als je aan een van deze drie kenmerken niet voldoet, dat ben je minder interessant. Ik heb onlangs een patiënt gehad die voor zijn hospitalisatieverzekering werd uitgesloten van alle ziekenhuisopnames die iets met de prostaat te maken hadden, omdat hij een middel tegen prostatisme nam. Een andere patiente werd uitgesloten omdat ze diabetes heeft. De markt leidt daardoor noodzakelijkerwijze naar een geneeskunde met twee snelheden: één voor de rijken en één voor de nietrijken; 2) De markt veroorzaakt onderconsumptie voor wie zorgen nodig heeft en niet kan betalen, overconsumptie en medicalisering bij mensen die wel kunnen betalen, kortom slechte geneeskunde; 3) De markt heeft geen langetermijnbelang, iets wat zeer belangrijk is in de gezondheidszorg. Preventie, bij uitstek een onderdeel van zorg gericht op lange termijn, zal minder aandacht krijgen; 4) Het marktprincipe betekent: zorg leveren tegen een zo laag mogelijke prijs. Gevolg: besparingen op kwaliteit, scholing en arbeidsomstandigheden van het personeel. Privatisering en winstjacht leiden tot voortdurende verhoging van de werkdruk en tot onderbetaling van het personeel. Ziekenzorg is echter bovenal mensenzorg. De motivatie, de menselijke houding en de bekwaamheid van de zorgverleners en hun beschikbare tijd voor de patiënt zijn daarbij cruciaal. Dat alles komt onder druk te staan; 5) Bij privatisering primeert de concurrentie boven de noodzakelijke samenwerking in de zorg. Vermarkting leidt tot versnippering, chaos en verspilling in plaats van doelmatige planning en samenwerking. Om al deze redenen mag gezondheidszorg geen koopwaar worden.
M O R A A L A LS L A A G J E V E R N I SDe mens kan alleen overleven dankzij de zorg van anderen. Daarom heeft solidariteit bij de mens evolutionair diepe wortels.
vissers, waterreservoirs, bossen, maar ook de traphal van een appartementsgebouw of een forum op het internet. In de jaren zeventig hebben neoliberale ideologen de ‘tragedy of the commons’ uitgevonden. De redenering gaat als volgt: door de egoïstische natuur van de mens zal er altijd wel één herder zijn die probeert meer schapen te laten grazen dan afgesproken was. Gevolg: de andere moeten volgen, want anders zijn die de klos. Verder gevolg: de samenleving stort in. Hun oplossing: privatiseer de zaak. ‘Commons’ kunnen niet blijven bestaan, aldus de neoliberalen. In een empirische metaanalyse van meer dan duizend verschillende ‘commons’ toonde Ostrom in de jaren negentig aan dat ‘commons’ wel degelijk kunnen bestaan en ze leidde de gedragsregels af waaronder samenwerking tussen mensen duurzaam is. Kort samengevat komen die neer op volgende triade: 1) wees genereus, steek als eerste de hand tot samenwerking uit; 2) vertrouw erop dat de ander ook bereid zal zijn tot samenwerking, wees optimistisch; 3) maar wees ook mild, als de ander eens afhaakt, wees dan verdraagzaam of vergevingsgezind, anders beland je snel in een negatieve spiraal. Maar stel ook duidelijk je grenzen die niet overschreden mogen worden. De evolutionaire dynamica bevestigt dat samenwerking evolutionair de meest voordelige strategie is voor onze soort en dat dezelfde drie gedragsregels van Ostrom daarbij bepalend zijn. Ten slotte bewijst de epidemiologie dat sociaaleconomische ongelijkheid de mensen ziek en ongelukkig maakt doordat de menselijke natuur mismatcht met ongelijkheid en onrechtvaardigheid. ‘De homo sapiens kan een homo sanus worden als de homo socialis in hem kan bloeien.’
DR. DIRK VAN DUPPENVOORZITTER VAN GENEESKUNDE VOOR HET VOLK EN COAUTEUR VAN DE SUPER-SAMENWERKER (EPO 2016)
A R M O E D E I S E E N S Y M P T O O M VA N E E N Z I E K T ETwee ongelijkheden kenmerken de gezondheid van mensen. Enerzijds heb je de sociale ongelijkheid in gezondheid. Mensen met een lagere sociaaleconomische status hebben het meeste risico op gezondheidsproblemen, overlijden
eerder en hebben het meeste behoefte aan zorg. Een studie toonde aan dat in België mannen met een lage opleiding 5,5 jaar minder lang leven en vrouwen zonder diploma 25 jaar minder lang gezond leven dan mensen met een universitair diploma. Een tweede studie keek naar drie variabelen: opleidingsniveau,
inkomen en sociale status. Volgens die drie variabelen bedraagt het verschil in levensverwachting tussen de meest en de minst bedeelden zelfs 14 jaar. Dat kan betekenen dat je over een afstand van twee metrostations in Brussel een verschil in levensverwachting van 14 jaar opmeet. Dus mensen met de minste middelen hebben de meeste behoefte aan gezondheidszorg.Anderzijds is er de ongelijkheid in gezondheidsbehoeften. De uitgaven voor gezondheidszorg zijn geconcentreerd bij een klein deel van de bevolking. In België verbruikt 10% van de bevolking, vooral bejaarde en chronische patiënten, 70% van de uitgaven in gezondheidszorg. Dat heet een ongelijkmatige of scheve risicoverdeling. Met de vergrijzing gaat deze nog fors toenemen.
G E Z O N D H E I D S Z O R G I S G E E N KO O P WA A RAls we gezondheidszorg toegankelijk willen houden voor iedereen, dan is juist vanwege deze ongelijkheden solidariteit een noodzakelijke voorwaarde. Solidariteit betekent een transfer van ‘rijke en gezonde’ naar ‘arme en zieke’ mensen. Aan de inkomstenzijde moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Aan de uitgavenzijde dienen de middelen verdeeld te worden volgens wie het meeste nodig heeft (behoefte) en niet zoals bij marktwerking volgens wie het meeste kan betalen (koopkracht) of er het meeste aan kan verdienen (winstbe
H E T V R I J E W O O R D 27H E T V R I J E W O O R D26
A R M O E D E Z I T I N E L K E S C H O O LHet aantal kinderen dat geboren wordt in kansarmoede blijft stijgen in ons land. Ondertussen leeft 1 op de 5 kinderen in België in armoede. Ondanks alle inspanningen die scholen leveren, blijft er een duidelijk verband bestaan tussen armoede en leerachterstand. Onderzoek leert ons dat de socioeconomische achtergrond van kinderen vandaag nog steeds een beslissende factor is voor schoolsucces. Kinderen die met een achterstand aan een schoolcarrière beginnen, lopen een hoger risico om de school vroegtijdig of zonder diploma te verlaten. Ondanks alle inspanningen is onderwijs nog steeds onvoldoende de hefboom die het zou kunnen zijn. Heel veel talent gaat op die manier verloren, en dat mogen we niet laten gebeuren. Onderwijs is voor deze kinderen vaak de enige ontsnappingsroute uit de kansarmoede. En net daarom geven onze onderwijsprofessionals elke dag weer het beste van zichzelf om elke leerling gelijke en maximale onderwijskansen te bieden.
de manier waarop onze samenleving georganiseerd is. Armoede betekent uitgesloten zijn, geen toegang krijgen, je rechten niet kunnen benutten. Inspelen op die maatschappelijke kwetsbaarheid begint daarom bij de aanpak en de organisatie van onze scholen, CLB en andere onderwijsinstellingen. Hierin zoeken we zelf de middelen om onze verantwoordelijkheid te nemen en kansen te bieden.Om die reden staan het maximaliseren en waarborgen van gelijke ontwikkelingskansen voor het GO! voorop in het pedagogisch project. Dat project reikt veel verder dan de schoolpoort: het wil een hefboom zijn tot emancipatie, en op die manier actief bijdragen tot maatschappelijke verandering, meer gelijkheid en minder armoede.Gelijke onderwijskansen worden gerealiseerd door ongelijk onderwijs. Talenten ontdekken en kansen bieden dient bovendien te gebeuren van jongs af aan. Het is dan ook belangrijk om kinderen jong op school te krijgen. Jong geleerd, oud gedaan is en blijft een waardevol spreekwoord. Kinderen leren op jonge leeftijd heel wat vaardigheden. Van jongs af aan willen we in ons onderwijs werk maken van de ontwikkeling van vaardigheden die kinderen later kansen bieden.
E E N LO V E N S WA A R D I G P L A NDe strijd tegen kinderarmoede is een topprioriteit binnen het geheel van armoedebestrijding binnen het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 20152019. In 2015 werd ook het Vlaams Jeugd en kinderrechtenbeleidsplan geïntroduceerd door de Vlaamse Regering. Hierin engageert de Vlaamse Regering zich om tegen 2019 het aantal kinderen en jongeren dat in armoede leeft met 30% te doen dalen. Dit is lovenswaardig, maar het beleid dat gevoerd wordt door de Vlaamse Overheid bevat nog te weinig garanties en concrete acties om deze doelstelling te bereiken.Kinderbijslag en de school of studietoelage zouden belangrijke hefbomen moeten zijn in het structureel aanpakken van kinderarmoede. Het gaat over de nodige middelen geven aan de toekomst van kinderen die leven in armoede. In opdracht van de minister van Onderwijs, Hilde Crevits, werd in oktober 2016 een stu
diekostenmonitor opgeleverd, om zicht te krijgen op de discrepantie tussen studierichtingen en hun kosten. Daarnaast worden discussies gevoerd over een maximumfactuur in het secundair onderwijs. Tegelijkertijd worden er maatregelen genomen die de kosten voor buitenschoolse opvang doen toenemen. Maar ook het inschrijvingsbeleid is aan de orde: zo verdedigt het GO! mee de voorstellen om te werken met een dubbele contingentering. Het systeem van dubbele contingentering betekent dat op basis van duidelijke criteria voorrang wordt gegeven aan bepaalde groepen leerlingen. Op die manier wordt de sociale mix in klassen bevorderd.Elk van deze maatregelen raakt het hart van een onderwijs waarin het bieden van maximale ontwikkelingskansen, ook voor kinderen in kansarmoede, een garantie moet zijn. En ook de samenleving heeft veel te winnen met de strijd tegen armoede: zo zou de overheid door sterker te investeren in kansenbedreigde kinderen het bruto nationaal product in 25 jaar verviervoudigd kunnen zien.
B L I J V E N I N V E S T E R E NEr zijn heel wat aandachtspunten om die ambities waar te maken. Vanuit het GO! proberen we steeds de aandacht van beleidsmakers te vestigen op de grote noden die bestaan binnen onze scholen. En vanzelfsprekend steken we ook zelf de handen uit de mouwen. Een kleine greep uit de brede waaier aan standpunten, pleidooien en initiatieven:Het GO! vraagt aan de overheid om extra leermiddelen om taalachterstand van leerlingen te remediëren. Er moet ook blijvend ingezet worden op begeleidend personeel om de nodige zorg aan deze leerlingen te kunnen verstrekken. Infor
“Onderwijs is geen toverstaf die maat-schappelijke onge-lijkheid de wereld uit kan helpen.”
“Ondanks alle in-spanningen is on-derwijs nog steeds onvoldoende de hef-boom die het zou kunnen zijn.”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
Onderwijs, geen oplossing voor armoede, wel hefboom voor emancipatie
P E D A G O G I S C H P R O J E C T Elk kind heeft recht op kwaliteitsvol onderwijs, ongeacht zijn of haar achtergrond. Het GO! wil aandacht hebben voor de onderwijs en opvoedingsbehoeften van alle leerlingen en bereidt hen voor op de maatschappij in haar verschillende facetten. Dat gebeurt vanzelfsprekend met nauwe betrokkenheid van en in partnerschap met ouders. De verscheidenheid die in onze samenleving aanwezig is, komt uiteraard onze school binnen.Voor het GO! is deze diversiteit een evidentie die we moeten erkennen en benutten, én een meerwaarde van maken. Toch betekent diezelfde diversiteit jammer genoeg ook dat veel kinderen hun onderwijsloopbaan vandaag nog steeds niet met gelijke kansen kunnen aanvatten. Waar de wieg staat is nog steeds te bepalend voor het schoolsucces.Recente onderzoeksresultaten tonen dit aan. De kloof tussen de zogenaamde toppresteerders en de zogenaamde laagpresteerders wordt groter. 17% van onze jonge mensen haalt niet het niveau van de basisgeletterdheid in taal en wetenschappen.Nergens is de afkomst van de leerling zo bepalend voor zijn studieresultaten. Het land waar je vandaan komt, de taal die je thuis spreekt, het inkomen van je ouders, het heeft niets te maken met hoe getalenteerd je bent. Reeds van in de lagere school lopen leerlingen uit kansengroepen leerachterstand op. Het aantal leerlingen uit deze groepen dat zonder diploma de school verlaat of in het buitengewoon onderwijs belandt, is erg groot. Nochtans zijn kinderen uit kansarme gezinnen niet minder intelligent dan kinderen uit kansrijke gezinnen, maar toch slaagt ons onderwijssysteem er niet in de kloof weg te werken.Armoede is voor het GO! een gevolg van
Onderwijs wordt weleens gezien als een middel om maatschappelijke problemen allerhan-de op te lossen. Realistisch is deze visie echter niet. Onderwijs is geen toverstaf die maat-schappelijke ongelijkheid de wereld uit kan helpen of armoede zal oplossen. Dat is ook niet de kerntaak. Wat we wel moeten doen in onze scholen, is ervoor zorgen dat élk kind maximale ontwikkelingskansen krijgt, ongeacht zijn of haar achtergrond. Vanuit het GO! vragen we daarom extra aandacht voor armoedebestrijding, en zetten we expliciet in op kansengelijkheid.
H E T V R I J E W O O R D 29H E T V R I J E W O O R D28
matieoverdracht in scholen of in CLB moet gefaciliteerd worden door de aanwezigheid van tolken.Het GO! pleit als enige onderwijsverstrekker expliciet voor het stimuleren van een sociale mix op onze scholen. Want het bieden van gelijke onderwijskansen aan élk kind is onlosmakelijk verbonden met de doelstelling om te leren samenleven. Mogelijkheden tot participatie bieden nog steeds de beste garantie op emancipatie en het doorbreken van de intergenerationele armoedecirkel.Het GO! wil van elke school een brede open school maken die de maximale ontwikkelingskansen nastreeft voor alle kinderen en jongeren. Het is een plek waar verschillende achtergronden, culturen en generaties elkaar ontmoeten en de handen in elkaar slaan om een leven lang en levensbreed te leren. Scholen bouwen hiervoor aan een uitgebreid maatschappelijk, sociaal en cultureel netwerk.
S C H O O L FA C T U R E NHet GO!onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap vindt dat iedere jongere het onderwijs moet kunnen volgen waar hij of zij van droomt en dat financiële beperkingen dit doel niet in de weg mogen staan.Volgens de Belgische grondwet is de toegang tot het onderwijs gratis tot het einde van de leerplicht. Dat betekent dat je je kind gratis kan inschrijven in een school van het kleuter, lager en secundair onderwijs. Maar dat gratis inschrijven wil niet zeggen dat er geen schoolkosten zijn. Voor sommige leerlingen en hun ouders zijn die niet altijd even makkelijk te betalen. Elk jaar kampen scholen daarom met onbetaalde schoolfacturen.Het GO! onderstreept een kostenbeheer
send beleid. Het GO! wil gelijke toegang tot scholen en richtingen bevorderen voor alle leerlingen en cursisten. Kwaliteitsvol onderwijs waarborgt zijn toegankelijkheid door het wegwerken van financiële drempels. We streven naar kosteloos en toegankelijk onderwijs voor iedereen. Wat betreft schoolkosten voert het GO! een preventief beleid. Enkel in extreme gevallen mogen curatieve maatregelen ingeschakeld worden. Het GO! is gekant tegen incassobureaus door hun agressieve aanpak waarbij geen rekening gehouden wordt met de context.Het was dan ook niet meer dan logisch dat het GO! zich mee inschreef in het project ‘Samen tegen onbetaalde schoolfacturen’ van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, een project dat in het bijzonder werk wil maken van het probleem in secundaire scholen.Het GO! wil echter verder gaan en pleit daarnaast voor het invoeren van een maximumfactuur in de eerste graad van het secundair onderwijs en voor het automatisch toekennen van school en studietoelagen. In het secundair onderwijs nemen schoolkosten immers sterk toe, en worden de ongelijkheden tussen scholen alleen maar groter. Dat scholen leerlingen in kansarmoede impliciet uitsluiten door hoge studiekosten of door het organiseren van dure studiereizen, is voor het GO! onaanvaardbaar.
K A N S E N C R E Ë R E NZelf zetten we sterk in op het sensibiliseren en informeren van elke medewerker van het GO! rond het positief inzetten op gelijke kansen. We bieden vormingen en nascholingen aan waarin we kansengelijkheid op de tafel leggen en scholen tips geven hoe ze hier concreet werk van kunnen maken. Tegelijk focussen we op meer bewustzijn over de mechanismen van kansarmoede en het belang van een positieve beeldvorming.Deze professionaliseringsinitiatieven richten zich tot alle geledingen van ons personeel: het versterken van directies, SEScoördinatoren, leerkrachten, zorgcoördinatoren, GOKcoördinatoren, leerlingenbegeleiders, CLBmedewerkers, … krijgen een specifiek aanbod op maat.Naast deze professionaliseringsinitiatie
ven vormt het pedagogisch project de rode draad in het streven naar gelijke onderwijskansen en het gevecht tegen kansarmoede. Dat pedagogisch project betreft niet alleen wat we willen bereiken in hoofde van individuele leerlingen: in onze scholen koppelen we individuele ontwikkeling aan een samenlevingsproject. Alleen op die manier kunnen we leerlingen vormen tot actieve burgers van de samenleving van morgen: door gevoelig te zijn voor onrecht, hen te scherpen in hun kritische burgerzin en sociale ongelijkheden aan te vechten. Daarbij zorgen we er ook voor dat ouders zich versterkt voelen zodat zij kunnen bijdragen aan de maximale ontplooiingskansen voor hun kinderen.Het GO! positioneert zich met zijn pedagogisch project in de samenleving. Dit pedagogisch project is niet vrijblijvend. In alle scholen en instellingen van het GO! dragen al onze collega’s er actief toe bij om de doelstellingen van dit PPGO! effectief te realiseren. Elke collega onderschrijft daarmee het universele recht op onderwijs, dat veronderstelt dat de samenleving in maximale ontplooiings en participatiekansen voorziet voor elk individu volgens zijn of haar mogelijkheden. Dit recht is voor het GO! onlosmakelijk verbonden met het nastreven van gelijke kansen en het tegengaan van maatschappelijke uitsluiting. We focussen daarbij ook op wat jongeren verbindt en leren hen zo samenleven over de grenzen van verschillen heen. Zo maken we van de school een betekenisvolle leer en leefomgeving die bijdraagt tot een meer rechtvaardige samenleving.‘Samen creëren we kansen’ en ‘Samen leren samenleven’ zijn bij ons geen mooie slogans, maar onze dagelijkse praktijk.
RAYMONDA VERDYCK
“17% van onze jonge mensen haalt niet het niveau van de basisgeletterdheid in taal en weten-schappen.”
“Dat scholen leerlin-gen in kansarmoede impliciet uitsluiten is voor het GO! onaanvaardbaar.”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
H E T V R I J E W O O R D 31H E T V R I J E W O O R D30
roeiende armoede in Brussel weerspiegelt zich ook op de klasvloer en zorgt ervoor dat kinderen niet altijd
de kansen krijgen waarop ze recht hebben. Het onderwijs in Brussel staat voor enorme uitdagingen. Traditioneel wordt terecht vanuit de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en het beleid ingezet op de verwerving van het Neder
ging men te veel voorbij aan de inzichten die Maslow ons heeft bijgebracht met zijn piramidaal systeem van behoeften. Vooraleer men sociale en culturele behoeften kan aanpakken, moeten in de eerste plaats de primaire behoeften worden ingevuld. Het voorbijgaan aan een aantal fundamentele biologische behoeften leidt tot de politiek van dweilen met de kraan open.
L E G E B R O O D D O Z E NJarenlange ervaring in het CLB leert mij dat een steeds groeiende groep kinderen zonder ontbijt naar school komt. Het fenomeen van kinderen die met lege brooddozen naar school komen, lijkt de laatste jaren zelfs toegenomen te zijn. De terechte discussie over de kwaliteit van wat er soms in de brooddozen zit, wil ik even terzijde laten om te kunnen focussen op het hoofdprobleem. Dat omdat hierbij te veel en ten onrechte met een beschuldigende vinger naar de ouders, en soms zelfs naar de kinderen, wordt gewezen. Dat soms onwil, onvoldoende kennis of culturele verschillen een rol spelen, wil ik niet ontkennen, maar toch. Wat er al dan niet in een brooddoos zit, is vooral het gevolg van onvoldoende financiële middelen. Zo hoor ik regelmatig dat in brooddozen koude gebakken frieten worden meegegeven. Liever iets dan niets.Scholen proberen hier creatief en individueel een oplossing aan te geven. In verschillende scholen staat er een brood met een chocopot klaar om kinderen die ’s middags niets hebben, tóch wat eten te geven. In vele gevallen betaalt de school, of de individuele leerkracht of directie, dat uit zijn of haar werkingsmiddelen.Nemen we eens volgend beeld voor
ogen. Een auto werkt niet zonder brandstof. Ook hersenen hebben brandstof nodig en deze haalt de mens uit zijn voedsel. Als er geen brandstof is, rijdt een auto niet. Als er geen of onvoldoende voeding is, werken de hersenen niet zoals zou moeten. Dus als er ’s morgens geen ontbijt is, dan werken de hersenen niet of onvoldoende. Terwijl onze pedagogische methodes er steeds van uitgaan dat die hersenen normaal werken als het kind in een klasomgeving zit. Kan het kind niet volgen of vertoont het storend gedrag, dan wordt het nogal vlug een leer en/of gedragsprobleem toegedicht. Niet overtuigd? Ga voor jezelf eens na hoe je je voelt als je honger hebt. Word je zelf niet prikkelbaarder? Is je aandacht nog even sterk op de vergadering? En voor de meesten die dit lezen is dat maar tijdelijk …Steeds meer wordt in het onderwijs vandaag ingezet op leer en gedragsproblemen vanuit een terechte bezorgdheid voor de kinderen en het klasgebeuren. Het is echter mijn overtuiging dat het fysische aspect in deze discussie te weinig belicht wordt. Naast slaaptekort is honger volgens mij een van de fundamentele oorzaken van leer en gedragsproblemen. Ik ben ervan overtuigd dat we er, door dat aan te pakken, in zouden slagen om het aantal leer en gedragsproblemen te verminderen. Dat zou op lange termijn kostenverlagend kunnen werken voor de maatschappij.
G R AT I S M A A LT I J D E NDe analyse die ik maak, lijkt ons terug te laten keren naar oude percepties over onderwijs. Maar waren die dan zo slecht? Ter ziele gegane maatregelen waardoor
we ons onderwijs hebben kunnen socialiseren, moeten misschien opnieuw uit de kast gehaald worden. Ik denk daarbij aan het leveren van gratis of goedkope maaltijden in de school, zoals vroeger gebeurde. Experimenten in het secundair onderwijs in Amsterdam met het aanbieden van gratis ontbijt aan de leerlingen, hebben het slaagpercentage doen stijgen. Daarnaast had het tevens het positieve effect dat het aantal spijbeldagen spectaculair daalde. In de Scandinavische landen is het aanbieden van maaltijden in scholen reeds jarenlang een systeem. In ons Vlaamse onderwijs werden een twintigtal jaar geleden uit besparingsoverwegingen de schoolkeukens afgebouwd. Misschien moet toch eens nagedacht worden hoe we dat op een hedendaagse manier opnieuw ingang kunnen laten vinden. Toch zal dat maar lukken als ouders deze maaltijden gratis of tegen erg democratische prijzen krijgen, rekening houdend met culturele wensen rond voeding. Persoonlijk denk ik dat de middelen die nu naar de schooltoelage gaan, daardoor efficiënter kunnen worden ingezet. Dat betekent dat de overheid een meer dirigerende rol zal moeten opnemen. Het laten afhangen van liefdadigheid en/of sponsoring betekent opnieuw een risico tot versterking van het mattheuseffect. “Aan hen die hebben, zal gegeven worden.”Het voldoen aan de voedingsbasisbehoefte vormt de biologische grondslag om tot leren in staat te zijn. Laten we dan ook deze realiteit onder ogen zien waarmee een vierde van de kinderen in Brussel wordt geconfronteerd en een beleid uitstippelen over de bevoegdheidsgrenzen heen, waarbij kinderen niet meer met honger in de klas zitten. Het aanbieden van gratis maaltijden op school lijkt mij een belangrijke stap. Want wie vandaag in de klas zit, zijn de volwassenen van de toekomst.
DRIES VANDERMEERSCHDIRECTEUR CLB BRUSSEL EN VOORZITTER RAAD VAN DIRECTEURS CLB-CENTRA GO!
“Vooraleer men de sociale en culturele behoeften kan aan-pakken, moeten de primaire ingevuld worden.”
“Naast slaaptekort is honger een van de fundamentele oorzaken van leer- en gedragsproble-men.”lands. De laatste twee decennia is er ook
uit noodzaak enorm ingezet op armoede in de scholen. Het in het Onderwijscentrum Brussel opgegane Schoolopbouwwerk is daar een voorbeeld van. Deze goedbedoelde initiatieven zijn nodig, maar missen het inzicht en de wil dat economische armoede en het daarmee gepaard gaande hongergevoel bij kinde
ren structureel aangepakt moeten worden. Daardoor wordt de kloof tussen de haves en de havenots ook in ons onderwijs groter. De laatste twee decennia lag in ons onderwijs de klemtoon te veel op de aanpak van de gevolgen van armoede (leerproblemen, inclusief onderwijs, …) en te weinig op de aanpak van de oorzaken (armoede en honger). Hierbij
Iets minder dan een vierde van de jongeren onder de achttien jaar groeide in 2016 op in een huishouden zonder inkomen uit werk. Dat blijkt uit cijfers van het Observa-torium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofd-stad. Dat cijfer ligt hoger dan in Vlaanderen. Neem daar-bij in rekening dat binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest enorme verschillen bestaan tussen pakweg Wa-termaal-Bosvoorde en Sint-Joost-ten-Node en je kunt je voorstellen wat dat betekent voor de context waarmee heel wat scholen in Brussel geconfronteerd worden.
G
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
Lege magen, lege hersenen
H E T V R I J E W O O R D 33H E T V R I J E W O O R D32
dere mensen willen we zo lang mogelijk in goede omstandigheden thuis laten wonen. We hebben assistentiewoningen, aangepaste woningen en daarnaast hebben we ook nog vier eigen woonzorgcentra die operationeel zijn en een vijfde dat in opbouw is. Niet elk OCMW doet dat nog. Spijtig genoeg laat men dat dikwijls over aan derden. Ik denk dat het een meerwaarde betekent dit als openbare dienst te doen. Zo kun je niet alleen een pluralistisch karakter garanderen, maar ook trendsetter zijn op het gebied van kwaliteit in de begeleiding.Dat zijn de twee belangrijkste functies. Daarnaast hebben we hier in Gent een aantal beleidsmatige rollen en zijn we ook regisseur van het ganse armoedebeleidsplan. Er zijn immers heel wat actoren actief rond armoedebestrijding. Ik denk aan het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk en aan diverse verenigingen zoals de dienst voor armen in de stad, de verenigingen waar armen het woord nemen, sociale restaurants enzovoort.
A C T I V E R I N G S L A D D E ROp welke manieren werkt het OCMW aan sociale activering en maatschappelijke integratie van mensen? Welke instru
re tewerkstelling of een job in de sociale economie, als dit mogelijk en haalbaar is voor de mensen. Er zijn ook mensen die steun krijgen van het OCMW en die door de VDAB naar een job begeleid worden. Dat zijn dan de sterkste mensen. Dat zijn allemaal verschillende trappen op de activeringsladder. Het is belangrijk dat er een goede oriëntatie gebeurt door ons opleidings en tewerkstellingscentrum. We hebben een eigen activeringsdienst, die zeer goed uitgebouwd is. Samen met de maatschappelijk werker tracht deze de mensen zo snel mogelijk vooruit te helpen. De duurzaamheid van een traject is heel belangrijk. Je moet vermijden mensen op te hoge trappen te zetten op de activeringsladder, meestal krijg je dan een draaideureffect. Daar dragen we toch wel zorg voor.
M É É R D O E NIk las dat er in 2013 reeds meer dan 100 000 mensen per maand waren met een leefloon en dat dat aantal in de toekomst waarschijnlijk nog zal stijgen. Kunt u iets zeggen over deze bijstandspopulatie: samenstelling, groei en verscheidenheid? Blijft het huidige systeem haalbaar en welke hervormingen moeten volgens u gebeuren?Het aantal mensen dat komt aankloppen bij het OCMW stijgt, om diverse redenen. Ten eerste is er de hervorming van de werkloosheid, met name het feit dat jonge mensen langer moeten wachten voor ze een inschakelingsuitkering krijgen. Vroeger was dat negen maanden, nu is dat een jaar. Er zijn jongeren die sneller uit het systeem gezet worden en naar het OCMW gestuurd worden. Wij zien ook een toename van het aantal erkende vluchtelingen of subsidiair beschermden, die ook een leefloon kunnen krijgen en dan in een activeringstraject terechtkomen. Daarnaast hebben we mensen die werken: deeltijds werken, over onvoldoende middelen beschikken en ande
“Steeds meer an-derstalige mensen kloppen aan bij het OCMW.”
“Armoede heeft verschillende gezichten.”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
HET VRIJE WOORD: Wat is de functie van het OCMW in de huidige maatschappij? Hoe is deze functie geëvolueerd ten opzichte van de oprichting ruim veertig jaar geleden?RUDY CODDENS: De Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn verzorgen publieke dienstverlening op lokaal niveau, in nauwe samenwerking met de gemeente of met de stad. De OCMW’s zijn veel meer dan, wat sommigen durven te beweren, de Mister Cash van de samenleving. Het OCMW helpt vanuit een integrale benadering mensen die het
OCMW: Veel meer dan Mister Cash
re begeleidingsnood hebben. Soms zijn het mensen die ‘minijobs’ doen en dus onvoldoende en geen duurzame werkgelegenheid hebben. Dat zijn een aantal elementen waaraan we zien dat armoede verschillende gezichten heeft. Er zijn jongere mensen die het moeilijk hebben. Er zijn nieuwe mensen die komen aankloppen, nieuwe armen. Dat zijn mensen die door een plots voorval zoals echtscheiding, ziekte en werkloosheid niet in orde zijn met hun documenten. Dan zijn er de mensen die door psychologische problemen afhaken en terechtkomen bij het OCMW. Er zijn de generatiearmen, mensen die het van generatie op generatie moeilijk hebben, mensen die anders geschoold zijn, laaggeschoold zijn. Mensen die uit de bijzondere jeugdzorg komen en de overstap naar de volwassenheid heel moeilijk maken en zo in de miserie geraken. Er is ook de gekleurde armoede, zeker niet te onderschatten, mensen die naar ons land komen en hier een nieuwe toekomst proberen op te bouwen, bijvoorbeeld vluchtelingen die bijzondere aandacht vragen. Ook niet te vergeten zijn de vele alleenstaande mensen. In Gent zijn 50% van de huishoudens alleenstaanden. Dat zijn mensen die het vaak moeilijker hebben om rond te komen. Dat is een groep die bijzonder veel aandacht vergt. Waar we ook veel aandacht aan besteden zijn alleenstaanden met kinderen. Wij trachten deze gezinnen een duwtje in de rug te geven. In Gent hebben we een beleid waarbij we zo veel mogelijk kinderen trachten te helpen.Of dat in de toekomst nog allemaal mogelijk zal zijn? Het is echt noodzakelijk dat de federale regering de leeflonen en de minimumuitkeringen optrekt, zodanig dat deze minstens tot aan de Europese armoedegrens komen. Vandaag zijn de mensen voor een financiële tegemoetkoming boven op het leefloon afhankelijk van het lokale bestuur. Het is niet goed dat het afhangt van waar je woont of je een extra financiële tegemoetkoming krijgt.Als het aantal mensen dat bij het OCMW aanklopt blijft stijgen, zullen er meer middelen moeten komen. De federale regering zou nog meer moeten tussenkomen, want vandaag is er maar een gedeelte
Het OCMW is vooral bekend als verstrekker van financiële hulp, maar de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn vervullen zoveel meer functies. Wat is de rol van het OCMW in onze huidige maatschappij? Rudy Coddens, voorzitter OCMW Gent en schepen van Seniorenbeleid, Werk, Armoedebestrijding en Openbaar Groen, licht toe.
moeilijk hebben, mensen die in armoede leven of niet in orde zijn met de sociale zekerheid. Het gaat over het geven van dikwijls ook financiële ondersteuning, maar ook mensen sterker maken, activeren en handvatten aanreiken zodat men uit de vicieuze cirkel van de armoede geraakt en een menswaardig bestaan kan leiden. Het OCMW in Gent heeft daarvoor verschillende diensten waar je als lokale overheid voor kunt kiezen: een sterke juridische dienst, een psychologische dienst, maar ook integrale gezinsbegeleiding, een jongerenwerking, een sociaal verhuurkantoor, job en wooncoaching. Armoede begint bij financiële armoede. Je hebt een tekort aan financiële middelen of je hebt schulden opgebouwd en je geraakt in de miserie. We proberen dan de mensen te helpen vanuit een integrale benadering, met aandacht voor alle levensdomeinen. Een belangrijk luik gaat over activering. Mensen op weg helpen naar een duurzame job, is een van de doelstellingen. Er zijn mensen die niet kunnen werken en bijvoorbeeld een paar dagen in de week vrijwilligerswerk doen. Zo kunnen ze hun talenten inzetten en ontwikkelen. In Gent hebben we op deze manier een uitgebreid systeem arbeidszorg.Daarnaast zijn er nogal wat OCMW’s die kiezen om actor te zijn in ouderenzorg. In Gent hebben wij bijvoorbeeld een heel gamma van voorzieningen en diensten voor oudere mensen. Er zijn de lokale dienstencentra van het OCMW die op jaarbasis 15 000 mensen bereiken. Ou
menten heeft het OCMW daartoe?Het is zo dat sinds kort voor iedereen een GPMI, een geïntegreerd programma maatschappelijke integratie, moet worden opgesteld. Het is een term die eigenlijk niemand begrijpt, vandaar dat wij in Gent spreken van ‘traject op maat’. Aan elke persoon die bij het OCMW komt aankloppen voor financiële ondersteuning, een leefloon, stellen we een activeringstraject voor. Dat doen we in wederzijdse dialoog. In dat trajectplan is opgenomen wat de cliënt mag verwachten van het OCMW, welke levensdomeinen extra aandacht en ondersteuning verdienen en wat het OCMW van de cliënt mag verwachten. We gebruiken daarvoor een ‘activeringsladder’ waarbij er bijvoorbeeld aandacht gegeven kan worden aan het leren van de Nederlandse taal. Steeds meer anderstalige mensen kloppen aan bij het OCMW. Taal is belangrijk om stappen vooruit te zetten en zo hopelijk terecht te kunnen op de arbeidsmarkt. Het kan evengoed gaan over emancipatorisch werken: mensen die volledig het zelfvertrouwen kwijt zijn, die niet durven buiten te gaan, zich minderwaardig voelen, zich schamen voor armoede. We maken dan de afspraak om een of tweemaal per week een gesprek te hebben zodat deze mensen stappen kunnen zetten in de maatschappij. Zo hebben we ook een project ‘sociale gidsen’: mensen die zelf in armoede leven of geleefd hebben, die cliënt zijn bij het OCMW en die lotgenoten meehelpen drempels te overwinnen. Er zijn niet alleen financiële moeilijkheden, daarom hebben wij ook psychologische ondersteuning of ‘perspectief’, een aanpak op maat voor mensen met een verslavingsproblematiek. Daarnaast hebben we arbeidszorg, wat sterk gelinkt is aan vrijwilligerswerk. We geven daarvoor een kleine financiële stimulans, namelijk 5 euro per halve dag boven op het leefloon. Dat kan voor mensen een groot verschil maken. Daarnaast is er het instrument van tewerkstelling artikel 60, waarbij we mensen via het OCMW tijdelijk kunnen tewerkstellen in een vzw of in een private organisatie met de bedoeling werkervaring op te doen van één of twee jaar, afhankelijk van de leeftijd. We hopen nadien op doorstroom naar een regulie
H E T V R I J E W O O R D 35H E T V R I J E W O O R D34
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
lijke financiering vanwege de federale overheid. De Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten is reeds lang eisende partij voor een terugbetaling van ten minste 90% van een leefloon, nu is dat 55 tot 70%, afhankelijk van de typologie van de mensen die een leefloon krijgen. De rest wordt bijgelegd door de lokale overheid, dus door de lokale belastingbetaler. Met een toename van het aantal leefloners moet een lokale overheid vaker bijleggen. Politieke keuzes op lokaal niveau maken dat een OCMW enkel zijn basisopdracht vervult, die bij wet bepaald is, of dat het OCMW meer doet. Meer doen is mijns inziens noodzakelijk om de mensen integraal te helpen en te ondersteunen.
O N T O E R E I K E N DEr is blijkbaar nogal een kloof tussen het leefloon en de Europese armoedegrens, en wat het minimuminkomen zou moeten zijn om een menswaardig bestaan te hebben. Is dit leefloon toereikend, zou dit anders georganiseerd moeten worden?Het leefloon is zeker niet toereikend. Momenteel bedraagt het leefloon voor een alleenstaande 892,70 euro, voor een gezin ongeacht het aantal kinderen is dat 1190,27 euro, voor iemand die samenwoont is dat de helft, dus 595,13. Dat is natuurlijk niet veel. Als je kijkt naar de huishuur, dan gaat een groot stuk van het leefloon naar wonen. Reken daarbij nog de energiekosten en er blijft weinig over om op een menswaardige manier te kunnen leven. Het is dikwijls overleven en elke euro geen twee, maar driemaal omdraaien.Om in aanmerking te komen voor een leefloon moet men bereid zijn om te werken en werk te aanvaarden. Ik las de volgende formulering: ‘U moet bereid zijn om te werken, tenzij dit niet kan om
redenen van gezondheid of billijkheid’. Is het de maatschappelijk werker die vanuit haar/zijn expertise deze inschatting maakt?De maatschappelijk werker is deskundig, doet het volledige intakegesprek en tracht een totaal zicht te krijgen. Samen met collega’s bekijkt de maatschappelijk werker hoe mensen geactiveerd kunnen worden. In Gent hebben we ook geïnvesteerd in een arts die verbonden is aan het OCMW, mochten daar twijfels zijn rond medische geschiktheid, zodat ook dat beoordeeld kan worden. Daarnaast hebben we een psychologische dienst omdat er ook psychologische drempels en problemen kunnen zijn. Alle aspecten worden grondig en op een integrale manier bekeken. Wij investeren ook in jonge mensen om hen de kans te geven een diploma te behalen terwijl ze een leefloon krijgen. Daarvoor zijn er dan andere afspraken: je gaat naar school en eenmaal per maand kom je bij de maatschappelijk werker. De schoolresultaten worden bekeken. We verwachten wel van studenten dat ze in de loop van het jaar wat studentenarbeid doen. Ook daar zijn er billijkheidsregels en studenten kunnen volledig of gedeeltelijk vrijgesteld worden. Zo zijn er studenten die alles op alles moeten zetten om hun studies te kunnen voltooien of in een gezinssituatie zitten waar er grote kinderlast is en zij moeten bijspringen. Oudere kinderen die zorg voor vader of moeder of voor een gehandicapt iemand moeten opnemen. Dat kan dan meegenomen worden in de beslissing. We werken dus op maat, maar we hebben wel referentiekaders. We proberen aan lijnbewaking te doen: als er afgeweken wordt van bepaalde referentiekaders, dan moet dat gemotiveerd worden.
A R M O E D E B E L E I DHet OCMW werkt op lokaal vlak samen met onder meer de VDAB en welzijnsorganisaties.Wat moet de rol zijn van het OCMW in dergelijke sociale netwerken?In Gent hebben we een convenant tussen VDAB, OCMW en de stad Gent, meer bepaald de dienst werk in het kader van activering. Daarin bekijken we wie welke rol opneemt en hoe we com
plementair kunnen samenwerken. We hebben convenanten met het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk, waarbij bijvoorbeeld de nachtopvang voor daklozen door het CAW wordt uitgevoerd, maar door het OCMW, de lokale overheid, wordt betaald. We werken ook samen met allerlei middenveldorganisaties. Die middenveldorganisaties zijn voor het OCMW partners in het uitvoeren van het armoedebeleidsplan. Zo is er schoolse ondersteuning door vzw Compagnon en Uilenspel, waar wij financieel toe bijdragen. Wij ondersteunen bijvoorbeeld ook sociale restaurants zodat ze nog lagere tarieven kunnen geven aan mensen met de laagste inkomens.Dat alles gebeurt binnen het kader van
het armoedebeleidsplan. Dat kader geldt voor zes jaar, maar wordt geregeld geevalueerd. Ook de Krasdiensten, Kring rond armen in de stad, zijn een belangrijke partner in het armoedebeleid. Dat zijn diensten die voedselondersteuning en materiële hulp voorzien. We zijn daar niet echt voorstander van, want dat is altijd ‘hulp onder protest’. Eigenlijk moeten mensen het zelf kunnen kopen, maar de realiteit is dat het niet altijd kan met een laag vervangingsinkomen of leefloon. We waken er samen over dat deze voedselondersteuning op een kwaliteitsvolle manier gebeurt. Daarnaast denken zij mee over het structurele armoedebeleid. Zo is er een professionele medewerker bij de Krasdiensten, die betaald wordt door het OCMW, zodat er een verbindingspersoon is die het beleid mee kan uitstippelen.De sterkte van de stad Gent is dat we ernaar streven al die partners te erkennen in hun rol, goede afspraken te maken en bovenal samen te werken. Er zijn zeker ook andere steden en gemeenten die soortgelijk werken, elk op hun manier met hun partners.PHILIPPE VLAYEN
“We werken op maat, maar we heb-ben wel referentie-kaders.”
“Het is dikwijls overleven en elke euro geen twee, maar drie keer omdraaien.”
In het debat over armoede en ongelijkheid zijn er weinig thema’s die zulke verdeelde reac-ties oproepen als het basisinkomen. Wat de problematiek nog complexer maakt, is de vast-stelling dat er geen zuivere breuklijn is tussen links en rechts, progressief en conservatief. Christophe Callewaert, journalist bij DeWereldMorgen.be, schept enige klaarheid in een debat dat vertroebeld wordt door ideologische vooringenomenheid en uiteenlopende visies over sociaaleconomische rechtvaardigheid. Een boeiend verhaal over enclosure vroeger en nu, vrijheid, sociale (on)zekerheid en de uitdagingen van een hedendaags basisinkomen.
Paus Franciscus, enclosure en Thomas Paine
‘De aarde is in wezen een gemeenschappelijke erfenis en iedereen zou moeten kunnen ge
nieten van haar vruchten.’ Dat schreef paus Franciscus twee jaar geleden in zijn brief over de klimaatcrisis. Een artikel in een blad van de HumanistischVrijzinnige Vereniging beginnen met een citaat van het hoofd van de roomskatholieke kerk is natuurlijk een kleine provocatie, maar die ene zin gaat tegelijk meteen naar de kern van de zaak. Rond de discussie over het basisinkomen hangt namelijk meer mist dan op een druilerige dag in Peking. Die smog kan opklaren door terug te keren naar de periode waarin het idee van het basisinkomen vorm kreeg. In de meeste historische overzichten wordt dan verwezen naar Thomas More en Juan Luis Vives, die in het begin van de 16de eeuw – allebei nauw verbonden met Leuven – een filosofisch antwoord zochten op het vraagstuk van armoede en liefdadigheid en bij een vorm van basisinkomen uitkwamen. Het citaat van Franciscus sluit echter niet aan bij deze katholieke traditie, maar wel bij die van de EngelsAmerikaanse vrijdenker Thomas Paine. Paine was de eerste die niet alleen een basisinkomen beschreef, maar ook nog eens
D een heel concreet voorstel formuleerde. In de winter van 1795 sneed hij het onderwerp aan in zijn laatste grote pamflet ‘Agrarian Justice’. ‘De overheid moet een nationaal fonds oprichten, van waaruit iedereen die 21 jaar wordt een som van 15 pond betaald kan worden, om een stuk te compenseren voor het verlies van zijn of haar natuurlijke erfenis, door de introductie van private landeigendom. En ook, de som van 10 pond per jaar, gedurende de rest van zijn of haar leven voor elke persoon die nu ouder is dan 50 jaar en alle anderen nadat ze deze leeftijd bereikt zullen hebben.’ Het gaat om aanzienlijke bedragen. Het is moeilijk om dat om te zetten naar de huidige koopkracht en er zijn heel wat verschillende manieren om dat te berekenen, maar volgens de hoogstaande wetenschappelijke website Measuringworth.com zou 15 pond nu een koopkracht opleveren van 23.750 pond of 33.000 euro. Tien pond in 1795 is vandaag 15.830 pond of 22.000 euro waard. Volgens Paine heeft elke mens het recht op een deel van de natuurlijke rijkdommen. Maar de enclosurebeweging had in de 18de eeuw een einde gemaakt aan de gemeenschappelijke gronden. Grootgrondbezitters hadden
met de hulp van de overheid stukken grond – die vroeger van niemand en dus van iedereen waren – in beslag genomen. Als er plots een omheining rond een bos wordt gezet, verliezen de omwonenden niet alleen een plaats waar gejaagd kan worden en waar er vruchten en paddenstoelen te vinden zijn, maar ook de energiebron die hen ’s winters warm kan houden. Hetzelfde geldt voor weidegronden waar vee kon grazen of zelfs moerassen waar turf – voor de komst van steenkool de belangrijkste brandstof – te vinden was. De enclosurepolitiek lag mee aan de basis van de agrarische revolutie en bezorgde de prille industrie de eerste arbeidskrachten. Het waren de berooide boeren die wel verplicht waren voortaan hun arbeidskracht te verkopen. Maar die politiek bewerkstelligde ook veel armoede en ongelijkheid. Paine, de schrandere observator van die evoluties, schreef: ‘Elke eigenaar van gecultiveerde grond is de gemeenschap daarom een grondrente verschuldigd.’ En verder: ‘Dit [de som geld voor 21jarigen en het basisinkomen voor 50plussers] is geen liefdadigheid maar een recht, het is geen beloning maar rechtvaardigheid waar ik voor pleit. De huidige staat van de beschaving is
H E T V R I J E W O O R D 37H E T V R I J E W O O R D36
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
even hatelijk als onrechtvaardig. Het is absoluut het tegenovergestelde van wat het zou moeten zijn. En daarom is een revolutie nodig.’ De bedragen die Paine noemt zijn niet zomaar uit de lucht gegrepen. Hij berekende nauwkeurig wat een erfenisbelasting van 10 procent zou opleveren en deelde dat door het aantal 21jarigen en 50plussers. Het idee van Paine werd nooit gerealiseerd, maar er zijn sporen van terug te vinden. In de Amerikaanse staat Alaska wordt een deel van de opbrengsten van de olieontginning verdeeld onder de bevolking. In 2014 kreeg elke inwoner van Alaska zo 1884 dollar op haar/zijn rekening gestort, een fractie van het voorstel van Paine.Het ging Paine dus om rechtvaardigheid. Paine was niet het type revolutionair dat pleitte voor een radicale verdeling van de gronden of die wou terugkeren naar de situatie van de commons vóór de enclosurebeweging. Maar hij was zich wel bewust van de ontstellende onrechtvaardigheid die zich voor zijn ogen afspeelde. Een kleine groep eigende zich de rijkdom van de aarde toe en de grote meerderheid werd verplicht zich te verkopen op de arbeidsmarkt.
S O C I A L E R E C H T VA A R D I G H E I D , V R I J H E I D E N Z E K E R H E I DDe populariteit van het basisinkomen kent een golfbeweging. Naast sociale rechtvaardigheid zoals in het voorstel van Paine zijn er nog twee andere verzuchtingen die het ritme van de golfbeweging verklaren: vrijheid en zekerheid. Telkens wanneer een van die drie waarden op het spel staat, steekt het idee van een basisinkomen de kop op. Dat was zo in de jaren 20, toen de wereld probeerde te herstellen van een verwoestende oorlog. De grote filosoof, wiskundige en pacifist Bertrand Russell was een van de bekende namen in die golf van voorstan
E N C LO S U R E VA N D A A GDe hedendaagse enclosurebeweging gaat echter niet alleen over gronden. De wereld kreunt onder de renteniers, maar het zijn niet meer de grootgrondbezitters zoals in de 18de eeuw die de dans leiden. Neem de Mexicaan Carlos Slim. Met het fortuin dat hij elk jaar op zijn rekeningen gestort krijgt, kan hij 2 miljoen Mexicanen in dienst nemen. En hij is slechts een van de acht Mexicaanse miljardairs. Hoe Slim aan dat fortuin kwam? Via een vriendendienst kreeg hij het geprivatiseerde telecommunicatiebedrijf van de overheid in handen. Hij zet dus niet een hek rond een stuk grond, maar bouwde wel een privémuur rond een overheidsbedrijf. Hij verhoogde meteen de prijzen en doordat hij 90 procent van de markt controleert (dat maakte deel uit van de vriendendeal), hoeft hij zich geen zorgen te maken over concurrenten. Hebt u ooit gehoord van Gilead? Dat bedrijf is eigenaar van het patent op een van de bekendste medicijnen tegen hepatitis C. Dat medicijn werd ontwikkeld aan universiteiten, met overheidsgeld dus, maar Gilead verkoopt het voor 84 000 dollar per behandeling (waarvan een groot deel opnieuw betaald wordt door de overheid in de vorm van de ziekteverzekering). De productiekost van één zo’n behandeling bedraagt 140 dollar. Tel uit hun rentenierswinst. Ik zal het voor u doen: Gilead verdiende in een paar jaar tijd 10 miljard dollar aan dat ene medicijn. Bedrijven als Google en Facebook bakken het nog bruiner. In een paar jaar tijd groeiden zij uit tot de grootste bedrijven ter wereld. Toch wat hun marktwaarde betreft, want op vlak van werknemersaantallen bleven ze relatief klein. Dat komt doordat de echte werkkrachten van Google en Facebook niet de programmeurs en verkopers zijn in hun respectievelijke hoofdkwartieren. Het werkvolk van Google en Facebook zijn u en ik. Telkens als iemand een zoekterm in het minimalistische balkje van Google gooit, versterkt zij/hij het logaritme. Facebook lijkt dan weer op een reusachtige krant die elke dag volgeschreven wordt door de meer dan 1 miljard lezers zelf. De aandeelhouders van Facebook worden schatrijk dankzij de advertenties die ze tussen die selfies en statussen plaatsen
zonder zelf een letter inhoud te publiceren. Rechtvaardigheid betekent dat geld te verdelen. Het gaat daarbij niet alleen maar om de vruchten van de aarde die, zoals paus Franciscus het stelt, aan elke aardbewoner toekomen, maar ook om de vruchten van de collectieve wijsheid die door technologische, culturele en farmaceutische bedrijven geprivatiseerd worden. Als je dat als uitgangspunt neemt, dan blijkt dat de traditionele discussie ‘sociale zekerheid’ versus ‘basisinkomen’ een vals debat is. Het basisinkomen gaat op zich niet over de vraag hoe je mensen verzekert tegen ziekte, een handicap of werkloosheid. Het gaat over de verdeling van de geprivatiseerde collectieve rijkdom en de groeiende onzekerheid en gebrek aan vrijheid die het gevolg zijn van die privatisering. De crisis van 2008 opende niet alleen de ogen over de groeiende sociale ongelijkheid (in de slipstream van de crisis ontstond de slogan ‘we are the 99%’). Sinds 2008 piekt ook de onzekerheid en voelen steeds meer mensen zich onvrij gewrongen tussen een veeleisende arbeidsmarkt en een bestraffende en controlerende sociale zekerheid.
S O C I A L E O N Z E K E R H E I DHet klopt dat een aantal mensen uit neoliberale hoek in het basisinkomen een breekijzer zien om de hele sociale zekerheid op de schop te doen. Maar het klopt al evenzeer dat de sociale zekerheid na jaren van neoliberaal afbraakbeleid grote tekortkomingen vertoont die de groep van voorstanders van een basisinkomen doet aanzwellen. Links dreigt zich daardoor twee keer te laten vangen. Enerzijds
aanvaarden zij de binaire tegenstelling tussen sociale zekerheid en basisinkomen en gaan ze mee in de framing van rechts. Anderzijds nemen ze de kritiek op de huidige sociale zekerheid te weinig ernstig. Veel mensen die oreren over de sociale zekerheid lijken er zelf zelden mee in aanraking te zijn gekomen. De helft van de werklozen krijgt minder dan 1000 euro per maand. Het gemiddelde wettelijke pensioen van een werknemer bedraagt 950 euro voor een man en 710 euro voor een vrouw. Werklozen en zieken worden in een administratief labyrint gestuurd waarin de bewijslast wordt omgekeerd. Je bent per definitie een fraudeur die geen recht heeft op een uitkering en moet er alles aan doen om te bewijzen dat dat niet zo is. Bij jongeren wier wachtuitkering geschrapt is, hoef je ook niet af te komen met een lofzang op de sociale zekerheid. Zij werden (nota bene door een door socialisten gedomineerde regering) op die manier overgeleverd aan de grillen van platformkapitalisten als Uber en Deliveroo. Als je nog eens een fietskoerier met zo’n reusachtige groene kubus ziet voorbijsnellen, weet dan: dit is een slachtoffer van die maatregel.Links zou er dus beter op wijzen dat een basisinkomen het best deel uitmaakt van de sociale zekerheid. Meer nog: de sociale zekerheid bevat al veel elementen van een basisinkomen. Het brugpensioen gaf decennialang uitgebluste, kapotgewerkte of aan de kant geschoven werknemers de kans om lang voor de officiële pensioenleeftijd hun autonomie te herwinnen. Het tijdskrediet bood werknemers de gelegenheid om even aan de ratrace te ontkomen. De werkloosheidsuitkering was ooit veel onvoorwaardelijker zonder sanctiemallemolen. En wie heeft die experimenten met het basisinkomen afgeschaft? Juist, de partij van Nele Lijnen en Noël Slangen, twee mensen die nu ijveren voor een basisinkomen.
I N D E P R A K T I J KBedrijven zetten steeds meer mensen aan het werk met korte en onregelmatige contracten. Zo blijkt uit recent onderzoek van het Hiva, een onderzoeksinstituut van de KU Leuven. De voltijdse contracten van onbepaalde duur vormen nog
maar een minderheid van de aanwervingen. Hoe zou een links voorstel om naar een basisinkomen te evolueren er dan kunnen uitzien? Ten eerste zouden we binnen de sociale zekerheid kunnen kijken naar de uitkeringen die lijken op een basisinkomen om die dan verder te versterken. Waarom niet pleiten voor een goed gefinancierd tijdskrediet dat iedereen onvoorwaardelijk mag opnemen? Ook het ouderschapsverlof kan flink uitgebreid worden. Je zou ook een participatieinkomen kunnen geven aan mensen die zich willen inzetten voor sociale organisaties of de drempels voor een inkomen voor jonge kunstenaars verlagen.Daarnaast kan er gekeken worden om een basisinkomen à la Paine geleidelijk aan in te voeren. Reprobel int bijvoorbeeld een forfaitaire vergoeding op alle verkochte kopieerapparaten en scanners waarvan de opbrengst verdeeld wordt onder kunstenaars en schrijvers. Je zou ook een gelijkaardige vergoeding kunnen vragen aan alle bedrijven die aan datamining doen. Bij datamining gebruiken bedrijven persoonlijke gegevens zoals klik en aankoopgedrag om hun advertentie en verkoopbeleid te sturen. De opbrengst van een dergelijke vergoeding zou je kunnen verdelen onder de bevolking. Je zou ook enkele fiscale voordelen kunnen afschaffen en de opbrengst daarvan eerlijker verdelen. Denk aan de woonbonus of de bedrijfswagens. De belangrijkste uitdaging blijft de sociale zekerheid niet tegenover een basisinkomen te stellen en tegelijk de verzuchtingen van de mensen die pleiten voor een basis inkomen ernstig nemen.
CHRISTOPHE CALLEWAERT
ders van een basisinkomen. Hij schreef erover in zijn boek met de toepasselijke titel ‘Roads to Freedom’. Sinds 2008 zijn we toe aan een nieuwe golf. Het lijstje prominenten dat de afgelopen jaren voor een basisinkomen pleitte, is bepaald indrukwekkend: de Griekse exminister van Financiën Varoufakis, techgoeroe Elon Musk, de voormalige minister van Arbeid onder Clinton en flamboyante strijder tegen sociale ongelijkheid Robert Reich en de chef economie van de Financial Times Martin Wolf. Ook president Obama maakte een opening naar het basisinkomen in een van zijn afscheidsinterviews. De burgerrechtenbeweging Black Lives Matter pende vorig jaar na maandenlange interne debatten een politiek programma waar het basisinkomen een prominente plaats in kreeg. 2008, dat was het jaar van de grootste economische crisis sinds de jaren 30. Een politieke crisis entte zich op die economische chaos met als resultaat de Brexit en de choquerende overwinning van Trump in de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Samen met de klimaatcrisis zorgt dat voor een permanente staat van onstabiliteit en dreiging. Sociale rechtvaardigheid, zekerheid en vrijheid staan onder grote druk en het basisinkomen wordt door steeds meer mensen gezien als een uitweg uit de crisis. Het is belangrijk te beseffen dat de enclosurebeweging niet iets is uit een ver verleden. In de global south – de landen in het Zuiden – gaat het stelen van land almaar door. Tussen 2006 en 2011 legden buitenlandse mogendheden en bedrijven wereldwijd beslag op meer dan 200 miljoen hectare land. Het merendeel daarvan bevond zich op het Afrikaanse continent. Maar het is een fenomeen dat niet beperkt blijft tot het Zuiden. Eind vorig jaar verzetten native Americans zich met Standing Rock tegen de pijplijn die onder hun gronden geboord werd in North Dakota.
“Het werkvolk van Google en Facebook zijn u en ik.”
“Blijkt dat de tra-ditionele discussie ‘sociale zekerheid’ versus ‘basisinko-men’ een vals debat is.”
“Werklozen en zieken worden in een administratief labyrint gestuurd waarin de bewijs-last wordt omge-keerd.”
“De populariteit van het basisinko-men kent een golf-beweging.”
H E T V R I J E W O O R D 39H E T V R I J E W O O R D38
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
HET VRIJE WOORD: Waar situeert T’ANtWOORD zich binnen het Netwerk tegen Armoede?MARTHE ROMBOUTS: Eigenlijk zijn wij begonnen in 1994 als een vzw opgericht door welzijnswerkers, maar we voelden in Turnhout een gemis aan een aanbod en ontmoetingsruimte voor kwetsbare mensen. We zijn historisch gegroeid uit een vijftal verenigingen, die uiteindelijk op vraag van het Turnhoutse stadsbestuur fusioneerden tot wat nu T’ANtWOORD is. Ik ben er sinds 2013 coördinator van, maar was ook een van de stichters.Vandaag zijn wij een van de 62 vereni
ratiearmoede blijft wel het meest schrijnend. Je ziet zelden dat kinderen het allemaal beter doen dan de ouders. Typisch zal in een gezin van drie kinderen één kind, hooguit twee, iets kunnen bereiken voor zichzelf. Soms is het een attitudeprobleem. Stel je voor dat je opgroeit in een omgeving waarin niemand ooit gewerkt heeft... Maar er zijn kinderen die het kunnen loslaten, verwerken. Het onderwijs reproduceert helaas nog vaak ongelijkheid.Heb je dan niets zien veranderen over de lange tijd dat je in dit werk staat?Toch wel, er is wel een evolutie. Vroeger belandde zowat 80% armen in het bijzonder onderwijs. Nu minder. Ik juich dan ook de GONondersteuning, het Mdecreet etc. toe. Maar het blijft vaak een gevecht. Als ouder moet je sterk staan om een kind binnen het gewoon onderwijs te krijgen en te houden. Moeilijk, zeker indien je als ouder zelf geen onderwijs hebt genoten.
S T I G M AZijn er vandaag veel nieuwe doelgroepen?In ons restaurant komen veel gepensioneerden. Mensen die moeten rondkomen met € 800. We zien ook steeds vaker jongvolwassenen die geen eten meer hebben aan het eind van de maand. En er zijn de moeders met kinderen; zij komen op woensdag, de speciale restaurantdag voor gezinnen met kinderen. Helaas blijven veel buitenlandse moeders niet terugkomen. We weten niet goed waarom.Meer mensen bereiken is een van de acht actiepunten in het beleidsplan, maar er is een imagoprobleem: er hangt nog een stigma rond armoede. Dat merken we vooral omtrent ons centrum. Bovendien heeft armoede geen duidelijk gezicht. Er komen hier allerhande categorieën: verslaafden, daklozen, alleenstaande moeders, koppels, senioren, mensen met
werkstraffen, … Er is geen uitgesproken profiel.Eigenlijk moet je aan een vorm van straathoekwerk blijven doen en zo mensen binnenhalen. En natuurlijk moeten we geregeld doorverwijzen naar gepaste diensten. Bijvoorbeeld naar ’t Twijgje, een activiteitencentrum voor mensen met psychische moeilijkheden, of Route 11, een psychosociaal revalidatiecentrum.Draait het restaurant goed?We moeten het zeker moderniseren en gezelliger maken. Maar het feit dat wij specifiek bekendstaan als een armoedevereniging schrikt af. De sociale functie blijft belangrijk, ook al gaan sommigen liever gratis koffie drinken in een winkel.Zijn er groepen die je desondanks niet bereikt?We bereiken toch moeilijk anderstaligen, migranten. Ze komen wel, maar blijven vaak niet komen. Zo hielden we gesprekken met de lokale moskee – voornamelijk met een aantal vrouwen – maar zij begonnen vooral over hun rechten en plichten, papieren, ... We kregen het gevoel dat we niet echt konden doordringen. Men lost problemen toch liever in de eigen gemeenschap op. Anderzijds zijn er ook groepen die het probleem van armoede in België zelfs niet snappen of erkennen. Bijvoorbeeld de Afrikanen; zij zeggen dan: ‘jullie hebben toch uitkeringen?’ Ze begrijpen niet dat mensen van alles hebben meegemaakt of te veel moeten betalen. Maar vooral: ze hebben een geheel ander referentiekader. Er is in al die gemeenschappen veel onderlinge solidariteit. Zo worden moeilijkheden aangepakt.
S C H A A M T EDe islam kent bijvoorbeeld de schenking aan armen, de zakat.Inderdaad. Zo delen bijvoorbeeld winkeliers hun voedseloverschotten uit aan minderbedeelden. Het is verder ook heel fragmentarisch. Hier komt bijvoorbeeld wel een Armeens koppel douchen, maar onderdak krijgen ze via hun kerk. Maar wellicht speelt schaamte over het algemeen toch een aanzienlijke rol.Hoe belangrijk zijn initiatieven als jullie wekelijkse restodagen voor het doelpubliek?
“Mensen in armoede ontberen vaak een deel van hun grond-rechten.”
De vraag en T’ANtWOORDKinderarmoede bestaat niet. Kinderen groeien immers op in een gezin. Efficiënte armoe-debestrijding vraagt vooral om brede samenwerking. De Turnhoutse vereniging tegen armoede en sociale uitsluiting vzw T’ANtWOORD is een dynamische organisatie die zo-wel lokaal als bovenlokaal werkt middels concrete projecten en duidelijke doelstellingen. T’ANtWOORD vindt een integrale aanpak rond armoede cruciaal.
gingen van de koepel Netwerk van Verenigingen tegen Armoede. We hebben daarnaast een convenant met de stad voor € 82.000 en ontvangen € 49.000 subsidies via het departement Welzijn. Vroeger hadden we slechts één personeelslid onder Samenlevingsopbouw, nu een klein team. Het is een heel specifiek werk om in te staan.Zie je in de alledaagse praktijk vaak het verband tussen armoede en exclusie?T’ANtWOORD is er eigenlijk voor iedereen die sociaal uitgesloten is. We zijn pluralistisch en willen voor verschillende doelgroepen iets betekenen. Het ene probleem brengt immers vaak het andere mee. Vereenzaming kan bijvoorbeeld ook een reden zijn. Zo kwamen wij bij iemand die dusdanig vereenzaamd was dat ze enkel nog rap rap buitenkwam voor een broodje. Het hele huis was opgehoopt met vuilnis.Is jullie werking de voorbije jaren sterk veranderd?De vzw heeft drie doelstellingen in haar beleidsplan. Ten eerste structureel werk: kansen bieden om te leren en te werken aan zichzelf en aan de groep. We werken rond alle sociale grondrechten: gezondheid, inkomen, wonen, onderwijs, toegankelijkheid, ... Ten tweede: een tweede thuis zijn. Ten derde: een veilige haven zijn om te kunnen vetrekken en weer aan te komen. Voor ons nieuwe beleidsplan voor de komende periode zijn we van nul herbegonnen: het is opgebouwd in over
leg met de doelgroep zelf. We willen heel sterk inzetten op basisopbouwwerk, maar tevens focussen op beleidskwesties.Wat zijn jullie acties rond voeding en gezondheid?Het sociaal restaurant is een van de basiswerkinitiatieven. Er is een wijkgezondheidscentrum in oprichting, klaar om te starten. Minister De Block heeft echter een moratorium ingevoerd zodat de opstart momenteel on hold staat. Gelukkig is er wel de piste van het forfaitair systeem. We zetten in grote mate in op het thema gezondheid. Belangrijk om te weten is dat welhaast alles binnen onze werking gebeurt op vraag van de mensen zelf.
K E N N I S K LO O FJullie hebben echte Werkgroepen in huis. Wat doen jullie bijvoorbeeld in de Werkgroep Gezondheid?In die groep startten we met twaalf mensen, als een soort plek om te praten over gezondheid en wat mensen en hun omgeving op dat vlak meemaakten. Maar men wou naderhand ook actie ondernemen. Zo werken we intussen onder andere educatief rond tandzorg, een basis
probleem bij velen, en kwam het plan er voor het wijkgezondheidscentrum. Ook een samenwerking met Uilenspiegel vzw, patiëntenvereniging geestelijke gezondheidszorg, voor een praatgroep ontstond hierbinnen. Er is immers een verband tussen armoede en psychische kwetsbaarheid. Die ‘lotgenotengroep’ bestaat nu anderhalf jaar en functioneert autonoom. Wij faciliteren enkel. Ze beantwoordt aan een reële nood. We werken educatief op allerlei vlakken, onder andere rond gezondheid. Ik stel geregeld vast dat mensen weinig basiskennis hebben over hun eigen lichaam of over medicatie – pillen nemen ze alsof het snoepjes zijn – of bijvoorbeeld over seksualiteit. Ze hebben het gewoon vaak niet meegekregen. Of mensen worden wel voldoende geïnformeerd, maar handelen uiteindelijk toch niet naar die kennis.Is de zogenaamde ‘kenniskloof’ zo uitgesproken?Toch wel. We vormen mensen onder meer over zaken als je huis goed verluchten, over hun rechten en plichten als patiënt, we geven uitleg bij vakjargon, ... We geven zeer veel vormingen. Ook in het tweemaandelijkse krantje T’ANtWOORDje vinden de lezers veel informatie.In jullie beleidsplan is een grondrechtenbenadering het vertrekpunt. Hoe pakken jullie dit aan?Mensen in armoede ontberen vaak een deel van hun grondrechten, zoals gezondheid. In het najaar wil de Werkgroep Gezondheid in samenwerking met HIVSET en Thomas More Turnhout een bevraging organiseren in verband met het thema gezondheid. Voorlopig is het idee nog vaag: zicht krijgen op de beleving van (on)gezondheid bij de doelgroep en wat zij daarrond al dan niet als een onrecht ervaren, om te achterhalen welke visie de mensen zelf hebben op gezondheid en gezondheidszorg en te onderzoeken wat de echte drempels en problemen zijn. Ook voor andere thema’s, zoals vrije tijd, werken we vanuit die basisvisie.
S C H R I J N E N DIs er een evolutie merkbaar in het doelpubliek?Armoede heeft veel gezichten. Gene
“Er is een verband tussen armoede en psychische kwets-baarheid.”
H E T V R I J E W O O R D 41H E T V R I J E W O O R D40
Met de maaltijden bereiken we toch een 30 tot 70tal personen per keer. Wij wenden de subsidies – van het kabinetHomans ontvangen we drie jaar lang € 20.000 voor warme maaltijden – aan voor de woensdagrestomaaltijden. Dan betalen 12jarigen € 1. Eigenlijk zijn we meer een soort gaarkeuken, in het WEB is er het ‘echte’ sociaal restaurant, maar daar gaat iedereen naartoe. De 1 euromaaltijden van minister Homans zijn bezwaarlijk een structurele maatregel te noemen. Qua armoedebeleid is ze zeker niet voorbeeldig. Maar wij zetten ons keukenproject, dat onder andere de populaire maandelijkse activiteit ‘Buitenlands Koken’ bevat, zeker voort. Het is een leuke en laagdrempelige manier om iets te doen. Het eten is lekker en met € 2 goedkoop, en mensen komen graag. Deze werking omvat koks en helpers, vrijwilligers – we spreken toch over een 50tal mensen voor alle taken – en heeft perspectief. We willen onderzoeken of we dat wat mensen doen, kunnen waarderen in de zin van ‘echt werk’. Bijvoorbeeld door in samenwerking met de lokale horeca het aanbod verder te verspreiden in Turnhout en door trajecten met stageplaatsen te organiseren. Dat gebeurt in samenwerking met WEB vzw, kringwinkel en sociaal restaurant, Den Leeuweric, beschermd en begeleid wonen, en Unizo vzw. We zullen binnen een jaar zien welk concreet resultaat dit geeft. Misschien goedkope en creatieve maaltijden in een aantal lokale restaurants? We voeren ook gesprekken over het oprichten van een aparte vzw daarvoor.Ken je KOMOSIE?Ja, een van onze deelnemers gaat daarnaartoe. We bezoeken tevens andere resto's, maar dit soort lerend netwerk is ook voor ons leerrijk.
MEER INFOVzw T’ANtWOORDwww.tantwoord.be
Hartenprojecten: theater als em-powerment en zelfontdekkinghttp://www.hetgevolg.be/harten-projecten/Getuigenis van Agnes Beckx over de Kracht van HETGEVOLGhttps://www.youtube.com/watch?v=EQsZ2ydzCHI
Vrijetijdsadvies en voordelen voor mensen met een kleine portemon-nee http://www.rapopstap.be/
V E R D R O N G E NWerken jullie outreachend rond participatie?Ja. Vooral sociaalartistieke projecten blijken erg dankbaar. In Turnhout hebben we theaterwerkplaats HETGEVOLG, en hadden we het geluk dat Stefan Perceval, directeur en artistieke leiding, hier belandde. Zo creëerde men samen met de doelgroep ‘Verdrongen’, een toneelstuk over mensen die van een vervangingsinkomen leven. Deelnemers komen heel trouw naar repetities, dat valt op. Zo'n project haalt mensen uit hun comfortzone en brengt een heel proces van verwerking op gang. Omdat ze een forum en podium krijgen, kunnen mensen uiten wat ze meegemaakt hebben of voelen. Dat werkt vaak beter dan de beste therapie, maar is ook heel confronterend, mede voor de begeleiders.
Wat gebeurt er in de Werkgroep Vrije Tijd?In samenwerking met Basiseducatie deden we een ‘Kennismaking met cultuur’reeks. We gingen met een gids naar een opera, trokken naar cultuurcentrum De Warande, ... We proberen mensen te prikkelen. Maar we merken dat wij ook
echt naar hen moeten blijven stappen. Het vrijetijds en culturele aanbod is hen vaak onbekend. We proberen deelnemers te laten proeven van onbekende zaken.Mensen schamen zich ook. Toen we samen met de bibliotheek voorlazen uit L.P. Boon, bijvoorbeeld. Maar vaak genieten ze ook echt. Activering blijft evenwel nodig. Velen gaan liever kienen, of trekken naar hun caravan. Geld uitgeven aan kunst en cultuur, dat is toch eerder onvertrouwd terrein. Het zit niet in hun leefwereld.Welke verwachtingen leven er bij hen over vrije tijd?Vrije tijd blijft voor velen moeilijk. We hebben evenwel een Werkgroep Toeleiding voor een betere participatie. De stadsdiensten trekken ook volop deze kaart. En eerst was er de vrijetijdspas, nu omgeturnd tot UiTPAS, met speciaal kansentarief. We moeten het gebruik wel nog stimuleren. We voorzien verder soms in extra ondersteuningsmaatregelen, zoals kinderopvang. En samen met de dienst Toerisme willen we een Rap op Stapkantoor, een soort reisbureau, oprichten. We organiseren al wel een uitstap naar de vakantiebeurs, met als partners onder andere ziekenfondsen en het Steunpunt Vakantieparticipatie.
SIEN SIMOENS
“We zien steeds va-ker jongvolwassenen die geen eten meer hebben aan het eind van de maand.”
“Geld uitgeven aan kunst en cultuur, dat is toch eerder on-vertrouwd terrein.”
InformatieBij ons vind je informatie over levensbeschouwelijke onderwerpen, over het vrijzinnig humanisme en zijn waarden, en over ethische en maatschappelijke thema’s zoals euthanasie, abortus, mensenrechten …
Vrijzinnig humanistische plechtighedenWil je graag stilstaan bij een belangrijke gebeurtenis in je leven?Wij helpen je bij de organisatie van een vrijzinnig humanistische plechtigheid bij een geboorte of adoptie, een huwelijk of relatieviering, een overlijden of afscheid …
GesprekkenBij ons kan je terecht voor gesprekken omtrent levensvragen en zelfbeschikking, levensbeschouwing en zingeving.
Waardig levenseindeWij bieden informatie over euthanasie, patiëntenrechten, palliatieve zorg … en helpen je met het opstellen van een wilsverklaring.
GemeenschapsvormingEen huisvandeMens werkt als vrijzinnig humanistische draaischijf en geeft ondersteuning aan onze lidverenigingen. In een huisvandeMens vind je informatie over initiatieven en activiteiten van de lokale vrijzinnig humanistische verenigingen en ontmoetingscentra.
VrijwilligerswerkHeb je zin om het vrijzinnig humanistische netwerk te versterken?Vrijwilligers zijn bij ons meer dan welkom. Wij zorgen voor begeleiding en geven je alle kansen. Zo kan je onder meer plechtigheden verzorgen of meewerken aan gemeenschapsvormende activiteiten.
Wij zijn er voor jou!Bij deMens.nu staat de mens centraal. Mensen hebben mensen nodig. En mensen willen verbonden zijn met elkaar. Daarom vind je overal in Vlaanderen en Brussel een huisvandeMens in je buurt.
De huizenvandeMens zijn een initiatief van deMens.nu
deMens.nu vertegenwoordigt Nederlandstalige vrijzinnig humanistische verenigingen in Vlaanderen en Brussel
Unie
Vrij
zinn
ige
Vere
nigi
ngen
vzw
deMens.nu MagazineZoomt in op mensen en maatschappelijke tendensen vanuit een vrijzinnig humanistisch perspectief. Verschijnt viermaal per jaar.
Gratis proefnummer of gratis abonnement?Mail naar [email protected] schrijf naar deMens.nu-UVV vzwBrand Whitlocklaan 87 bus 91200 Sint-Lambrechts-WoluweOf telefoneer naar 02 735 81 92
In een huisvandeMens kan je terecht voor:
1200 Sint-Lambrechts-Woluwe1200 Sint-Lambrechts-WoluweOf telefoneer naar 02 735 81 92Of telefoneer naar 02 735 81 92
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
H E T V R I J E W O O R D 43H E T V R I J E W O O R D42
r zijn verschillende definities van armoede gangbaar. De definitie vanwege Vlaams Netwerk van vereni
gingen waar armen het woord nemen, is misschien het interessantst. Zij onderscheiden twee grote aspecten: de buitenkant en de binnenkant van armoede. De buitenkant slaat op verschillende levensdomeinen: slechte huisvesting, een laag inkomen, … en op uitsluiting op meerde
E
de vicieuze cirkel van armoede.Binnen de Europese 2020strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve economie is een concrete doelstelling opgenomen rond armoede én, niet toevallig, sociale inclusie: meestal is er een sterke wisselwerking. Bedoeling is tegen 2020 het aantal armen of sociaal uitgeslotenen met 20 miljoen te reduceren. Daarvoor werd een samengestelde armoedeindicator uitgewerkt. Volgens deze bepaling is iemand arm of sociaal uitgesloten wanneer is voldaan aan minstens een van volgende voorwaarden: 1. Leeft in een gezin met een inkomen onder de nationale armoederisicodrempel na sociale transfers; 2. Leeft in een gezin met ernstige materiële deprivatie; 3. Is jonger dan 60 jaar en leeft in een gezin met zeer lage werkintensiteit. Volgens deze meetmethode leefde in 2015 zo’n 15% van de Vlamingen in een situatie van armoede of sociale uitsluiting!
O N T O E R E I K E N D E U I T K E R I N G E NEen extra pijnpunt is dat in België de meeste uitkeringen niet volstaan om een inkomen te verkrijgen gelijk aan of boven de armoederisicodrempel. De armoederisicodrempel is een maatstaf om het armoederisico te meten, bepaald op 60% van het landelijke mediaan gestandaardiseerde netto beschikbare huishoudinkomen. Wie hier ónder valt, loopt een verhoogd armoederisico. Wat de uitkeringen betreft, liggen enkel de bedragen voor pensioenuitkering na een volledige loopbaan en de arbeidsongeschiktheidsuitkering hierboven. Voor koppels met of zonder kinderen en alleenstaande ouders met kinderen volstaat geen enkele uitkering, ondanks de licht verhoogde uitkeringsbedragen.Vooral personen in eenoudergezinnen, in grote gezinnen en alleenstaanden lopen een hoger risico. Bij eenoudergezinnen hebben bijna drie op de tien een inkomen beneden de armoederisicodrempel, bij grote gezinnen iets minder dan een op de vijf. Ook zieken en zelfstandigen lopen dikwijls een groter risico.Enkele cijfers: voor een alleenstaande ligt de armoedegrens op een maandinkomen onder € 800, voor gezinnen met twee kinderen op een inkomen onder €
1700. 14,7% van de Belgische bevolking leeft onder de armoedegrens. 78% van de armen is niet tewerkgesteld op de arbeidsmarkt. Mensen die onder de armoedegrens leven, besparen gemiddeld 40% meer dan anderen: vooral op reizen, privévervoer, vrijetijdsbesteding en op … gezondheid en voeding.
A R M M A A K T O N G E Z O N DArmoede en een slechte gezondheid beïnvloeden elkaar. Een lagere sociaaleconomische status creëert hogere gezondheidsrisico’s. Anderzijds krijgen mensen met een slechtere gezondheid minder kans voldoende inkomen te verwerven en hebben ze hogere medische uitgaven. Vooral de combinatie van een ongezonde woonsituatie, slechtere werkomstandigheden en onevenwichtige voeding creëert gezondheidsproblemen. Ook administratief hapert het doorgaans: men is niet in orde met de mutualiteit. Bepaalde groepen zijn bovendien moeilijker verzekerbaar. Armoede schept vele situaties van gebrekkige toegankelijkheid.Via de Armoedebarometer rapporteert de overheid jaarlijks over de ontwikkeling van zes doelen op verschillende beleidsniveaus en over verschillende levensdomeinen heen, om de armoedeevolutie in Vlaanderen op te volgen. Decenniumdoelen 2017, het samenwerkingsplatform van dertien organisaties die de leefsituatie van mensen in armoede structureel wil verbeteren, schoof negen jaar geleden zes beleidsdoelen naar voren. Een van die doelen is om de gezondheidskloof tussen armen en nietarmen te verkleinen, zelfs te halveren.Helaas pakt dit anders uit: sinds 2013 is de kloof juist vergroot, er is eerder een verdubbeling. Vooral laaggeschoolden omschrijven hun eigen gezondheidstoe
“Vooral generatie-armen illustreren de impact van de vicieuze cirkel van armoede.”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
Wat schaft de pot niet?Een op de zeven Belgen is arm. Het huidige armoedebeleid schiet tekort, een recordaan-tal mensen moet naar de voedselbank en het aantal leefloners overtreft alle vorige cijfers. Er komt al maandenlang kritiek op het overheidsbeleid van halve maatregelen en niet-in-geloste verwachtingen. Sinds 2008 stijgt de armoede in België.Dat is ook een slechte zaak voor de volksgezondheid. Volgens gecombineerd Europees onderzoek is armoede, naast roken en diabetes, de grootste risicofactor voor onze ge-zondheid. We nemen een duik in de thema’s armoede, voeding en ongezondheid en bekijken enkele initiatieven die linken leggen tussen armoedebestrijding en het voedsel-vraagstuk.
re domeinen, zoals cultuur, onderwijs, tewerkstelling, sociale contacten, welzijn, gezondheid, … Meestal spelen verschillende factoren op elkaar in en versterken elkaar. De verwevenheid is als een net waarin men vastplakt. De binnenkant gaat over wat het doet met een mens om in armoede te leven. Niet zozeer over iets niet of wel hebben, maar over de effecten op het zijn.
Armen voelen zich meestal niet herkend, en wantrouwen vaak de samenleving. Ze ervaren geregeld schaamte, schuldgevoelens en eenzaamheid en hebben een negatief zelfbeeld. Armoedeorganisaties wijten armoede uitdrukkelijk niet aan individuele oorzaken, maar zien een combinatie van maatschappelijke, institutionele en persoonlijke oorzaken. Vooral generatiearmen illustreren de impact van
stand als zeer slecht, ook mensen van buiten de EU zijn oververtegenwoordigd. Bovendien stellen steeds meer mensen, zo’n 3-4%, gezondheidszorgen uit om financiële redenen.
S U B J E C T I E V E G E Z O N D H E I DEen eerste indicator uit de Decenniumdoelen is de subjectieve evaluatie van de eigen gezondheid. Volgens het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid is dit een van de beste indicatoren om de gezondheidstoestand op individueel en maatschappelijk niveau te representeren.Volgens de Armoedemonitor 2017 omschreef 7% Vlamingen vanaf zestien jaar zijn gezondheid als slecht of zeer slecht. Oudere koppels en gepensioneerden scoren minder, wat op zich evident is. De slechtere situatie van alleenstaanden is daaraan gerelateerd, omdat daarbij relatief veel ouderen zitten. Andere sterk vertegenwoordigde groepen zijn personen in eenoudergezinnen, nietactieven, leden van gezinnen met zeer lage werkintensiteit en personen uit de laagste inkomensgroep.En er zijn nog meer data: naar aanleiding van Wereldgezondheidsdag 2017 publiceerde de Algemene Directie Statistiek cijfers uit de EUSILCenquête 2015 over het aanvoelen van de algemene gezondheid van de Belg. Naast gepensioneerden (16%) zijn het vooral werklozen (10%) en andere inactieven die zich vaker slecht voelen. Ook huurders (15%), een categorie die oververtegenwoordigd is bij mensen in armoede, schatten hun gezondheid dubbel zo vaak slecht in (7%). En mensen die ernstig materieel gedepriveerd zijn, of in een huishouden wonen met een heel lage werkintensiteit, maken ruim een kwart uit van de ongezonde groep.Ernstige materiële deprivatie is als armoedeindicator op Europees niveau ontwikkeld. Deze focust niet zozeer op het inkomen zelf, maar op het feit of men mede dankzij dat inkomen kan genieten van een minimale levensstandaard, door na te gaan hoeveel basisitems uit een lijst van negen – van degelijke verwarming tot een auto – elk gezin moet missen door geldgebrek. Wie minstens vier van de negen items ontbeert, is ernstig materieel
H E T V R I J E W O O R D 45H E T V R I J E W O O R D44
gedepriveerd. Volgens de EUSILCenquête 2015 leefde 3% van de Vlamingen in een ernstig materieel gedepriveerd gezin: 200 000 mensen in een situatie van ernstige armoede. Omdat gezondheid de noodzakelijke basis is voor een goed leven, zijn dit kwalijke trends. De opmerkelijke verschillen in levensverwachting en goede gezondheid zijn bovendien een duidelijk signaal van de gezondheidsongelijkheid tussen arm en rijk.
E E N E U R O M A A LT I J D E NHelaas besparen mensen in armoede vaak op degelijk voedsel en gezondheid. Aandacht hiervoor kan mensen empoweren. Dat gebeurt onder meer via projecten waarin men hardnekkige misvattingen en verkeerde aankoop en kookgewoonten doorbreekt. Via groepsactiviteiten in samenwerking met deskundigen leren mensen gezond en budgetvriendelijk koken: het Netwerk gezonde voeding en sociaal zwakkere groepen sensibiliseert bijvoorbeeld tal van partnerorganisaties om gezonde voeding structureel in hun werking te verankeren. Er bestaan zelfs aan de doelgroep aangepaste kookboeken en infobrochures. Ook het werken met buurtmoestuintjes en buurtwinkels zijn mogelijke strategieën.Intussen zouden sommige beleidsmaatregelen, zoals de eeneuromaaltijden door minister Homans naar voren geschoven binnen de strijd tegen kinderarmoede, hun doel missen. Deze maaltijden worden vooral aangeboden in sociale restaurants. Sociaal Net, online platform over sociaal werk, welzijn en gezondheid, onderzocht deze sector, voortbouwend op wat het Vlaams Armoedesteunpunt daarover verzamelde, en bevroeg 39 restaurants in Vlaanderen
om een sectorbeeld te schetsen. Tevens reflecteerden ze over de rol die deze sociale innovatie vandaag kan spelen in armoedebestrijding.Er bestaan veel soorten sociale restaurants. Wel hebben ze hun permanente karakter en aanbod van volwaardige maaltijden tegen lage prijzen gemeen. Zo onderscheiden ze zich van gaar en soepkeukens, gratis voedselbedelingen en voedselkantines gekoppeld aan slaapgelegenheid voor daklozen. Cijfers plakken op het aantal is moeilijk, maar jaarlijks leveren ze zo’n 14 500 maaltijden. Wat opvalt aan een bepaald sectorsegment is de aantrekkingskracht op het reguliere publiek, bij wie naast geldtekort vooral sociaal contact en een onvermogen om zelf te koken motivators vormen. Een derde van deze restaurants hanteert een uniforme tariefstructuur.Frappant voor ons verhaal is dat het gemiddelde goedkoopste tarief iets boven € 3 ligt: een eind weg van de eeneuromaaltijden. De eerder caritatieve initiatieven, met zeer lage prijzen en draaiend op vrijwilligers, dalen bovendien in marktaandeel. En ondanks het succes klagen uitbaters over gebrek aan subsidies en stijgende voedselprijzen. Dat zet prijzen onder druk.Betekenisvol is vooral dat deze initiatieven voor armen eigenlijk niet kostenbesparend zijn. Bovendien is er te weinig aandacht voor geschikte openingsuren en het wegwerken van drempels. De klanten zijn vooral mensen van gemiddelde leeftijd, en aangezien veel restaurants verbonden zijn aan lokale dienstencentra, bereiken ze zelfs vooral gepensioneerden. Allochtonen komen er slechts met mondjesmaat, zelfs wanneer resto’s in etnisch diverse buurten liggen. Men bereikt slechts in de laatste plaats kinderen en grote gezinnen. Het zeer variabele profiel van de resto’s maakt bovendien dat ze moeilijk een structurele hefboom kunnen vormen in een armoedebeleid. Sommige scholen en gemeenten beseffen dat reeds en willen de eeneuromaaltijden in de scholen gebruiken: het is de meer logische keuze. Maar daarmee zijn er nog geen gratis of eeneuromaaltijden in het volledige schoolnet! En het lost zeker het voedselprobleem van de kwets
baarsten niet op, voor wie alleen al naar een restaurant gaan vaak reeds drempels oproept.Het nut van sociale restaurants ligt eigenlijk vooral in de sociale economie en niet zozeer in het goedkope voedselvraagstuk. Betaald werk biedt immers een inkomen, toegang tot sociale zekerheid en leidt tot sociale contacten en maatschappelijke erkenning. De hoge arbeidsmarkteisen, zoals gespecialiseerde opleidingen, diplomavereisten en mobiliteits- en flexibiliteitseisen, leveren te veel moeilijkheden op voor wie zwak staat. Het potentieel van sociale restaurants in structurele armoedebestrijding ligt verder in het creëren van een lerend netwerk, om aldus het veld beter te coördineren en professionaliseren. Opschaling en samenwerking zouden toelaten een groter arbeidsmarktaandeel op te nemen en logistieke problemen te counteren. En dan kan de overheid wel een concrete taak opnemen, door tussenkomst in prijsafspraken en dienstverlening.Dat vormt een vruchtbare piste aangezien werk een van de belangrijkste buffers vormt tegen armoede. Het inkomen van armen is immers vaak samengesteld uit flarden arbeidsinkomen, socialezekerheidsgelden en vervangingsuitkeringen.
S E C T O R F O O D S AV E R SOngeveer 138 500 mensen in armoede kregen in 2015 toegang tot voeding via hulporganisaties aangesloten bij Voedselbanken, in 2016 liep dit al op tot 143 287. Gelukkig maken nieuwe initiatieven intussen opgang.KOMOSIE vzw (Koepel van Milieuondernemers in de Sociale Economie) biedt in Vlaanderen al sinds 2013 actief ondersteuning aan bestaande en startende socialeeconomieorganisaties die werken met voedseloverschotten, de zogenaamde Foodsavers. Ze treedt tevens op als expertisecentrum en aanspreekpunt. Het
sociaal werken met voedseloverschotten omvat zowel sociale restaurants, voedselbanken en andere distributieplatformen, fysiek of online, als verwerking tot nieuwe en langer houdbare producten, dorpsrestaurants, voedselbedelings of ondersteuningsinitiatieven, kookactiviteiten en workshops, volkskeukens, … en mengvormen en afgeleiden. Een waaier aan initiatiefnemers werkt daarin mee: armoedeverenigingen, Samenlevingsopbouw, Welzijnsschakels, socialeeconomiebedrijven, lokale besturen, OCMW’s, middenveldspelers zoals welzijnsorganisaties, … en zelfs hippe ondernemers.Foodsavers zijn organisaties die sociaal werken met voedseloverschotten of nevenstromen. Voedselverlies heeft een grote milieuimpact. Interessant is dat Foodsavers tegelijkertijd werkcreatie of behoud voor kansengroepen nastreven. Reken daarenboven op de aandacht voor andere sociale meerwaarden, bijvoorbeeld een verbeterde toegang tot kwalitatieve voeding voor armen, en er is sprake van cumulatieve meerwaarde. Concrete projecten bestaan uit sociale buurtrestaurants en distributieplatformen die overschotten herverdelen aan mensen in armoede, of initiatieven voor de verwerking ervan tot nieuwe, lekkere producten, zoals de Restjesfabriek. Ook schenkingen horen daarbij. Projecten onderscheiden zich van andere initiatieven omdat ze keuzevrijheid bieden die positief is voor de eigenwaarde van de betrokkenen, aanbodvariatie creëren, verbonden zijn aan een ruimere werking en participatie van de doelgroep omvatten. Met een nieuwe, sterke naam en een nieuw logo wil de sector zijn activiteiten en diensten zichtbaarheid geven en cohesie creëren.Foodsavers staan niet enkel mee in voor de garantie van het basisrecht op voedsel: het project brengt indrukwekkende voordelen van economische en sociale aard mee, boven op de milieuwinst. Het initiatief is ethisch prijzenswaardig, omdat waardebehoud via humane voeding rechtstreeks naar de maatschappelijk zwaksten kan gaan. Tegelijk stimuleert men deelnemers en partners tot gezond eten of minstens aandacht voor gezonde voeding.
Deze sector biedt dus mooie perspectieven, door combinatie van lokaleeconomieondersteuning en werkgelegenheid, armoedebestrijding, de strijd tegen voedselverlies en sociale tewerkstelling met een potentieel aan doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt! Daarenboven ijvert men voor duurzame engagementen, samenwerkingsverbanden en praktische, technische en logistieke oplossingen.
B E L A N G VA N B E W U S T M A K I N GBrede bewustmaking blijft echter nodig als we beseffen dat in België jaarlijks gemiddeld 345 kg voedsel per persoon wordt verspild! Ook Europa wil hieraan iets doen: het heeft als doelstelling voedselverlies met 30% terug te dringen tegen 2025, onder meer door inzet op slimme etiketten, een 0% btwtarief voor gratis verdeling van onverkochte voedingsmiddelen – in België is dit overigens reeds het geval – en bewustmaking.In het Vlaamse Hervormingsprogramma voor de EU2020strategie neemt de Vlaamse regering zich voor het aantal personen met een inkomen onder de armoederisicodrempel tussen 20082020 met 30% te verminderen. Er is duidelijk nog een lange weg te gaan.Vernieuwende dynamieken, zoals in de sector Foodsavers, bieden in een context van voedseloverschotten en tekorten tewerkstellingskansen en vaak lokaal economisch surplus, waarmee zwakkeren geëmpowerd worden om letterlijk gezonder en sterker te worden en uit armoede te geraken.Ook op scholen is vandaag meer aandacht voor gezond voedsel. Niet enkel worden snoep en frisdrankenautomaten geweerd, sommige scholen houden een echte Refterrevolutie door de keuze voor vers, lokaal en gezond koken, waarbij kinderen liefst zelf de voorgestelde maaltijden vooraf beoordelen. Samenwerking
“Steeds meer men-sen stellen gezond-heidszorgen uit om financiële redenen.”
“In België wordt jaarlijks gemiddeld 345 kg voedsel per persoon verspild!”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
met lokale leveranciers en de doelgroep betrekken helpt hoge kosten en ontevreden klanten te vermijden.En dan zijn er nog die niet nader genoemde presidenten die de gezonde lunch op school weer schrappen – zelfs in een context van hoge obesitascijfers bij kinderen, namelijk het stopzetten van Obama’s Healthy, HungerFree Kids Act uit 2010. Gelukkig liggen meer creatieve keuzes, waarin honger en armoede worden bestreden, evengoed binnen bereik. De betere piste waarbij ook gezinsarmoede – of was het nu kinderarmoede? – wordt aangepakt. En zo is de cirkel weer rond: jong geleerd, oud gedaan! Een principe dat zeker geldt voor eten en voeding.
SIEN SIMOENS
MEER WETEN?Netwerk tegen Armoedehttp://www.netwerktegenar-moede.be/standpunten/ge-zondheidKOMOSIEwww.komosie.be Schenkingsbeurs: het platform voor het beheer van voedsel-schenkingenhttps://www.schenkingsbeurs.beTest je voedselverlieswww.voedselverlies.beSociale kruidenierswww.socialekruideniersvlaan-deren.be
“De meeste uitke-ringen volstaan niet om een inkomen te verkrijgen gelijk aan of boven de armoede-risicodrempel.”
H E T V R I J E W O O R D 47H E T V R I J E W O O R D46
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
HET VRIJE WOORD: Er is veel debat over de juiste benadering van het armoedeprobleem. Enerzijds speelt nog paternalisme, anderzijds is er een discours van culpabilisering. We zien daartegenover de overschatting van de zelfredzaamheid en maakbaarheid van zwakkeren. Hoe kijken jullie daarnaar?E-QUAL: Het armoededebat maakt een slingerbeweging tussen wat Jan Vranken het individueel schuldmodel noemt en het maatschappelijk ongevalmodel. In het eerste worden mensen gezien als medeverantwoordelijk voor hun situatie: armoede heeft een oorzaak in onaange
Het belang van een gedeeld referentiekaderKennisverwerving met betrekking tot Quality of Life, een relevant kader voor het werken met mensen met langdurige ondersteuningsnoden. Het expertisecentrum E-QUAL van de faculteit Mens en Welzijn van de HoGent zet daarop in. E-QUAL vertrekt vanuit een doelgroep-, sec-tor- en disciplineoverschrijdende visie. Het centrum richt zich voornamelijk op hen die werken met mensen in maatschappelijk kwetsbare situaties. E-QUAL’s Jessica De Maeyer en Didier Reynaert werpen samen een ander licht op de benadering van mensen in armoede.
past persoonlijk gedrag zoals gebrek aan inzet om werk te zoeken, aan motivatie om te studeren, ... De oplossing ligt er dan in persoonlijk gedrag te corrigeren, bijvoorbeeld via activeringsstrategieën, al dan niet gekoppeld aan sanctionerende maatregelen. Het probleem daarbij is dat de levensomstandigheden en sociale context van mensen in armoede niet in rekening worden gebracht. Alle schuld wordt bij mensen zelf gelegd. Daartegenover staat een benadering die de oorzaken legt bij de structurele organisatie van onze samenleving: deze leidt ertoe dat mensen in armoede terechtkomen.
Daarbij wordt onder meer gewezen op de impact van een economische recessie op de werkloosheidsgraad of op de automatisering van bepaalde economische sectoren. De laatste jaren zien we in de armoedebestrijding duidelijk de nadruk liggen op het individueel schuldmodel.Opvallend daarbij is dat er een andere kijk bestaat op armoede bij volwassenen dan bij kinderen. Kinderarmoede kwam de laatste jaren sterk onder de aandacht vanuit de vaststelling dat de kinderarmoedegraad in Vlaanderen systematisch stijgt. Hier zien we dat dit individueel schuldmodel niet van toepassing is,
toch niet voor kinderen zelf: van kinderen wordt verondersteld dat ze geen aandeel hebben in hun armoedesituatie, waardoor ze er niet op aangesproken kunnen worden. Dat ligt anders bij ouders, bij wie dat model wel opnieuw zijn intrede doet. Daarbij wordt gesteld dat zij ofwel onvoldoende initiatief nemen om hun kinderen uit armoede te houden, ofwel de schuldigen zijn dat hun kinderen opgroeien in armoede. Je krijgt dus verschillende ideeën over wat armoede veroorzaakt en hoe we daar het best mee omgaan. De rode draad is wel dat we armoede niet onder controle krijgen en dat mensen onvoldoende ondersteuning krijgen om uit de armoedesituatie te geraken.
K WA L I T E I T VA N L E V E NEQUAL werkt met het concept ‘Quality of Life (QoL)’ als uitkomstmaat om bij kwetsbare doelgroepen – mensen met langdurige ondersteuningsnoden – in diverse sectoren succes te meten, uitgaande van sterktes en capaciteiten in plaats van problemen. Wat houdt dat in?Centraal staat het zoeken naar een gedeeld referentiekader in de ondersteuning van mensen in maatschappelijk kwetsbare leefsituaties, uitgaande van een doelgroep, sector en disciplineoverschrijdende visie, met aandacht voor inbedding van het concept ‘QoL’ op micro, meso en macroniveau. We zijn ervan overtuigd dat het streven naar een hoge levenskwaliteit enkel kan samen met personen in maatschappelijk kwetsbare leefsituaties en hun netwerk én met organisaties en lokale, Vlaamse en federale overheden, waarbij we structuren kritisch evalueren. In de dagelijkse praktijk zien we immers dat de doelgroep frequent met verschillende vormen van dienst, hulp en zorgverlening in aanra
king komt. De complexiteit van de langdurige ondersteuningsnoden evenals de behoeften op verschillende levensdomeinen, vraagt om een integrale en intersectorale samenwerking. In de praktijk blijkt echter dat verschillende sectoren en overheden een andere taal hanteren, wat de toegankelijkheid van de zorg, hulp en dienstverlening en de overzichtelijkheid bemoeilijkt.Vanuit het expertisecentrum schuiven we het concept ‘QoL’ naar voren als gemeenschappelijk kader, om verschillende redenen. Kenmerkend is dat het nastreven van een hoge kwaliteit van leven voor iedereen van belang is, ongeacht beperking, chronische ziekte, maatschappelijke status enzovoort. Daarnaast is dat een multidimensioneel concept dat vorm krijgt via verschillende levensdomeinen en niet louter focust op gezondheidsgerelateerde aspecten. Relaties met anderen, het opnemen van verschillende maatschappelijke rollen, jezelf kunnen ontwikkelen en veilig voelen staan daarbij centraal. Bij de invulling wordt zowel gekeken naar objectieve als subjectieve factoren. Het subjectieve karakter is herkenbaar in het belang om de perspectieven en persoonlijke gevoelens, doelen, verwachtingen en ervaringen van mensen als uitvalsbasis te nemen. Het objectieve gaat over zaken die gegarandeerd moeten worden als basisgrondrechten, zoals recht op inkomen, huisvesting en onderwijs. Het is de wisselwerking tussen een persoon en diens omgeving die dat mee modelleert. Daarnaast vertrekken we vanuit sterktes, krachten en dromen en bieden tegengewicht aan de vaak nog overheersende focus op tekortkomingen en problemen. Het universele, multidimensionele karakter van ‘QoL’ maakt het als construct bovendien breed inzetbaar en hanteerbaar als gemeenschappelijke taal in het werken met de doelgroepen.
G R O N D R E C H T E NOp welke manier kadert jullie aanpak binnen een grondrechtenbenadering, zoals het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 20152019 vooropstelt? Daarin wordt participatie, en ook vrijetijdsbesteding, gezien als een sociaal grondrecht.QoL en een grondrechtenbenadering
zijn sterk gelinkt, we proberen beide kaders ook met elkaar te verweven. Een gemeenschappelijk uitgangspunt is het vertrekken vanuit een integrale kijk op sociale kwesties zoals armoede, sociale uitsluiting of psychische kwetsbaarheid. Van grondrechten wordt gesteld dat ze ondeelbaar zijn en comprehensief: het ene recht kan niet zonder het andere. Als je voor mensen met een psychische kwetsbaarheid in het kader van vermaatschappelijking hun recht op maatschappelijke participatie wilt realiseren, moet je voldoende ondersteuning voorzien om aansluiting met de samenleving te verzekeren, bijvoorbeeld via initiatieven die het recht op sociaalculturele ontplooiing realiseren. Belangrijk aandachtspunt hierbij, zeker vanuit een grondrechtenbenadering, is de rol die een overheid te spelen heeft. Grondrechten zijn in eerste instantie een appel op een overheid om te voorzien in ondersteuning voor elke burger, dus zeker ook mensen in maatschappelijk kwetsbare posities. En daar wringt het schoentje nogal eens. Steeds meer zien we een verschuiving waarbij burgers zelf initiatief nemen om ondersteuning te realiseren, en de overheid schuift frequenter verantwoordelijkheid door naar burgerinitiatieven. Zo zien we dat, door lange wachtlijsten in de hulpverlening, sociale netwerken almaar vaker zorg op zich nemen. Vanuit een grondrechtenbenadering schiet de overheid hier tekort. Ook bij armoedebestrijding zien we dit gebeuren: meer mensen zijn aangewezen op extra ondersteuning van bijvoorbeeld voedselbanken, om hun basisrecht op voedsel te realiseren. Dat is waarschijnlijk een van de grote uitdagingen van ons huidige sociaal beleid: hoe laten we burgerinitiatieven en overheid samenwerken om te zorgen voor kwaliteitsvolle maatschappelijke ondersteuning, in partnerschap?
“In de praktijk blijkt dat verschil-lende sectoren en overheden een andere taal hanteren.”
“De overheid schuift frequenter verantwoordelijk-heid door naar bur-gerinitiatieven.”
H E T V R I J E W O O R D 49H E T V R I J E W O O R D48
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
MEER WETEN?E-QUAL http://fmw.hogent.be/e-qualFototentoonstelling ‘Maatschap-pelijke kwetsbaarheid in beeld’ https://www.hogent.be/onderzoek/onderzoeksnieuws/fototentoon-stelling-maatschappelijke-kwets-baarheid-in-beeld/
Welke plaats nemen kansarmen in binnen jullie doelgroep?Aangezien we een sector en disciplineoverschrijdend centrum zijn, vertrekken we vanuit de gemeenschappelijkheid rond maatschappelijke kwetsbaarheid, namelijk sociale uitsluiting en schending van mensenrechten. Onze projecten richten zich op verschillende doelgroepen: personen met een verstandelijke of andere beperking, met verslavings of psychische problemen, jongeren met ervaring in de jeugdhulp, … Gemeenschappelijk element is dat mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie kunnen verkeren, wat impliceert dat ze een risico op sociale uitsluiting kennen, en dat hun grondrechten geschonden worden. Denk aan recht op huisvesting, op culturele participatie, … Gemeenschappelijk is tevens de nood aan ondersteuning in haar meest brede vorm, met als doel het bevorderen van levenskwaliteit. Kansarmoede is vaak een extra gegeven bij specifieke doelgroepen, wat de ondersteuningsvraag bemoeilijkt. We weten immers uit onderzoek dat de verschillende domeinen van kwaliteit van leven, sociale participatie, persoonlijke ontwikkeling, materieel welbevinden, … sterk gelinkt zijn.Het holistische karakter van het QoLconcept toont dat het leven van cliënten niet opgesplitst mag worden in aparte delen, waarin aparte sectoren gespecialiseerd zijn: het gaat om de totaliteit. Dat kan slechts wanneer het netwerk een integraal en voldoende gedifferentieerd aanbod verstrekt, met aandacht voor de verschillende levensdomeinen en samenhang daartussen, om daar vervolgens samen met mensen aan te werken.Psychische problemen en gedragsstoornissenKun je enkele projecten toelichten?Voor de inbedding van het QoLkader in de dagelijkse praktijk heeft het centrum
volwaardige partners nodig, op verschillende niveaus: het werkveld, het beleid en personen in maatschappelijk kwetsbare leefsituaties zelf. Dat gebeurt onder meer via opzet en uitvoering van praktijkgericht, wetenschappelijk onderzoek, waarbij we ook streven naar kwaliteitsvolle valorisatie van de onderzoeksresultaten in werkveld en beleid. Onderzoekers hebben daarbij de functie dingen in vraag te stellen, kritisch te belichten en initiatieven te formuleren die inspireren tot verdere optimalisering van ondersteuning.Een concreet voorbeeld is het project ‘Maatschappelijke kwetsbaarheid in beeld’. Middels fotografie brachten mensen met een psychische kwetsbaarheid daarbij hun verhaal in beeld en reflecteerden over hun positie in de samenleving en de rol van kwetsbaarheid daarbij. Door deelnemers een camera aan te reiken, werden ze uitgenodigd persoonlijke ervaringen te verbeelden en te reflecteren over de eigen identiteit en plaats. Dat resulteerde in een fotoboek en reizende tentoonstelling in culturele centra, buurtcentra, scholen, psychiatrische centra, … De bezoeker krijgt inzicht in het ontstaan van kwetsbaarheid en maakt kennis met mensen die vaak een onzichtbaar bestaan leiden in onze samenleving. De fototentoonstelling werkt ook als sensibiliseringscampagne om de taboesfeer rond psychische problemen te doorbreken en vooroordelen in te ruilen voor realistischere beeldvorming.Een ander voorbeeld is de leerstoel Leonardo da Vinci, gerealiseerd met de steun van Diensten en Begeleidingscentrum Openluchtopvoeding vzw te Brasschaat. Deze organisatie kent binnen haar hulpverlening een centrale plaats toe aan het bevorderen van de levenskwaliteit. Met de leerstoel werd daarrond gewerkt bij jongeren met gedrags en emotionele stoornissen die residentieel begeleid worden. Er werd samen gezocht wat ‘QoL’ voor hen betekent en hoe de hulpverlening daarop kan inzetten. Een vergelijkbaar traject liep bij personen met een nietaangeboren hersenletsel. Als volgende stap zullen professionals binnen de jongerenwerking getraind worden in het ‘QoL’kader en mogelijkheden onderzoeken om dat in hun dagelijks werk
te implementeren.We willen als centrum kortom een brug slaan tussen beleid, praktijk en onderzoek en een interactieve vorm van kennisproductie realiseren, waarbij de verschillende actoren elkaar vinden.
U I T S L U I T I N GExclusie en isolement zijn gangbaar bij armen. Jullie stippen aan dat een inclusief burgerschap meer moet inhouden dan enkel een aanwezigheid, maar moet bestaan in ‘deel uitmaken van’. Kun je dat verduidelijken?Binnen de huidige evoluties naar vermaatschappelijking van zorg zien we een sterke inzet op ondersteuning in de leefwereld van de persoon en ruimere samenleving, met aandacht voor de betrokkenheid van de lokale gemeenschap, bijvoorbeeld buurtwerking. Dat maakt dat ondersteuning meer vraagt dan enkel professionele ondersteuning vanuit de welzijns en gezondheidssector: de hele gemeenschap speelt een rol, bijvoorbeeld door kansen te bieden en barrières weg te ruimen. Zodoende wordt het niet langer gezien als een individueel probleem. Maar desondanks zien we dat dat vaak beperkt blijft tot het fysieke aspect, ‘aanwezig zijn’, en zelden leidt tot ‘inclusief burgerschap’, ‘deel uitmaken van’. Een grote groep mensen zit niet langer in instituten, heeft een huis in de wijk, terwijl zij zich nog steeds niet geconnecteerd voelen met de samenleving. Dat resulteert dan weer in sociale uitsluiting, isolement en vereenzaming. Uit onderzoek blijkt dat vooral de ervaren sociale consequenties, zoals discriminatie en stigmatisering, een negatieve impact hebben op sociale inclusie en het gevoel erbij te
horen – beide cruciale componenten van een goede levenskwaliteit. Wanneer we willen inzetten op inclusief burgerschap is het dus noodzakelijk om naast fysieke integratie ook aandacht te geven aan het creëren van kansen zodat mensen ook in de sociale, economische, politieke, burgerlijke en culturele sfeer kunnen participeren.
E R VA R I N G S D E S K U N D I G E NInclusie en participatie zijn nochtans belangrijke sleutelconcepten, ook in het overheidsbeleid. Wat zien jullie als knelpunten en facilitatoren?Dat zijn inderdaad sleutelconcepten, ook binnen ‘QoL’ en een grondrechtenbenadering. Door participatie in ondersteuning centraal te stellen geef je aan dat ook deze kwetsbare mensen erkend moeten worden in hun mogelijkheden mee zeggenschap te hebben over de invulling en organisatie daarvan. Je erkent ze dus in hun medeactorschap. Belangrijk, want net deze groep heeft een bijna chronische ervaring met uitsluiting, waarbij ze niet worden erkend in hun ideeën of geen rekening wordt gehouden met hun kijk op bijvoorbeeld armoede en de aanpak ervan. Vandaar de groeiende belangstelling voor ervaringswerkers en opleidingen tot ervaringsdeskundigheid: dergelijke initiatieven streven specifiek naar participatie en inclusie. Uit onderzoeksprojecten binnen EQUAL en praktijkervaring blijkt dat minstens twee aspecten participatie en inclusief burgerschap bevorderen. Het eerste heeft te maken met de kwaliteit van de relatie die we als hulpverlener aangaan met de doelgroep waarmee we werken. Een respectvolle houding, authenticiteit en erkenning zijn cruciaal om mensen ertoe te brengen zichzelf te zien als medeactor in ondersteuning en zorgverlening. Mensen hebben bovendien vaak de ervaring aangesproken te worden op wat ze níét kunnen, op problemen, op wat ze slecht doen. Door mogelijkheden en krachten aan te boren, geef je hun een stuk zelfwaarde terug, vaak een eerste stap naar een kwaliteitsvoller leven. Ten tweede is ook het structurele een voorwaarde voor participatie en sociale inclusie: ondersteuning bij organisaties die
maatschappelijke participatie faciliteren. Want deelnemen aan de samenleving gaat voor vele mensen niet vanzelf: er is begeleiding nodig, laagdrempelige plaatsen waar men gelijkgezinden ontmoet bij wie men zich goed voelt of waar activiteiten worden georganiseerd, bijvoorbeeld om mensen in de buurt te leren kennen. Uit onderzoek blijkt echter dat organisaties vaak onvoldoende toegankelijk zijn, dikwijls omdat hun ‘taal’, letterlijk en figuurlijk, onvoldoende aansluit bij de leefwereld van armen. Er is dus een belangrijke opdracht om die aansluiting beter te realiseren, zodat basisinstituties zoals onderwijs, gezondheidszorg, vrijetijdsbesteding, … voldoende toegankelijk zijn. Ook hier kunnen ervaringsdeskundigen een belangrijke brug bouwen.Welke zaken vinden mensen in armoede zélf belangrijk, naast maatregelen omtrent de materiële factoren en de onzekerheid waarmee ze kampen?Op basis van een sectoroverschrijdende expertenmeeting met mensen uit kansarmoede, verslavingszorg, geestelijke gezondheidszorg, … werd gezocht naar een antwoord op de vraag ‘Wat is belangrijk in het leven van iemand in een maatschappelijk kwetsbare situatie om een goede kwaliteit van leven te hebben?’. Hieruit kwamen als centrale domeinen terug: ‘Perspectief’, ‘Zelfbepaling’, ‘MensinVerbinding’, ‘Ondersteuning’ en ‘Maatschappij’.Hoe schakelen jullie zelf ervaringsdeskundigen in?Momenteel loopt er een concreet onderzoeksproject rond cocreatie van kennis tussen ervaringswerkers – mensen met eigen ervaringen van bijvoorbeeld armoede, stigmatisering, middelenafhankelijkheid, … – als bijdrage aan de ondersteuning van anderen met ondersteuningsnoden, en professionals. Ervaringswerkers helpen om de dagelijkse leefwereld en noden van de doelgroep begrijpbaar te maken voor professionals in de zorg, hulp en dienstverlening en komen mee op voor hun belangen. Tevens zetten ze in op interventies die aansluiten op hun leefwereld, met aandacht voor structurele uitsluiting. In het project bekijken we hoe kenniscocreatie reeds vorm krijgt en verder kan krijgen. We
vertrekken vanuit een aantal cases, in drie zorgsectoren: de geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en jeugdhulp. In elke casestudy gaan ervaringswerkers en professionals samen aan de slag als onderzoeksteam. Zo fungeert het project als een ‘community of practice’, waarbij verschillende stakeholders zich engageren in een collectief leerproces, met focus op cocreatie.De valorisatie is divers, bijvoorbeeld het uitwerken van een handboek rond de implementatie van ervaringsdeskundigheid, vertrekkende vanuit de principes van cocreatie, een vorming rond cocreatie tussen professionals en ervaringsdeskundigen in de betrokken sectoren, en een tentoonstelling als sensibiliseringscampagne omtrent de kennis en sterktes van ervaringswerkers in relatie tot professionele kennis. Hiermee worden mensen in maatschappelijk kwetsbare situaties benaderd als actieve actoren, eerder dan als passieve ontvangers van zorg. Dit specifieke project is tevens ingebed binnen de academische werkplaats Vermaatschappelijking, een langdurig formeel samenwerkingsverband tussen EQUAL en externe partners rond dit thema. Doel daarvan is de academisering van de thematiek te bevorderen vanuit een kruisbestuiving van wetenschappelijke, professionele en ervaringskennis.
SIEN SIMOENS
Jessica De Maeyer is coördinator van EQUAL en verbonden aan de vakgroep Orthopedagogie. Didier Reynaert is senior researcher aan EQUAL en verbonden aan de vakgroep Sociaal Werk.
“We willen als centrum een brug slaan tussen beleid, praktijk en onder-zoek.” “… zoeken naar
een gedeeld refe-rentiekader in de ondersteuning van mensen in maat-schappelijk kwets-bare leefsituaties.”
H E T V R I J E W O O R D 51H E T V R I J E W O O R D50
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
Discriminatie op de arbeidsmarkt
Positieve actie: een goed idee?Is positieve actie een goed idee? Het antwoord daarop is genuanceerd en hangt voor een groot stuk af van wat onder positieve actie verstaan wordt. De term positieve actie is name-lijk een vlag die veel ladingen dekt. De inhoud van dergelijke maatregelen kan namelijk sterk variëren, gaande van soepel tot streng. Er zijn drie grote categorieën van positieve actie. Die belichten we eerst. Daarna bespreken we waarom positieve actie weerstand oproept en hoe het best geïmplementeerd wordt.
n februari dit jaar presenteerde Unia, het Interfederaal Gelijkekansencentrum, cijfers uit 2016 waaruit bleek
dat het aantal klachten over discriminatie gestegen was in vergelijking met 2015. Deze negatieve cijfers waren in verschillende domeinen merkbaar, maar vooral uitgesproken op de arbeidsmarkt, met een stijging van maar liefst 47 procent in het aantal dossiers dat Unia opende. Vooral discriminatie op basis van leeftijd en tegenover mensen met een beperking bleken in opmars, maar ook de aanwezigheid van discriminatie op vlak van afkomst en geloof waren opmerkelijk. Wat kunnen we doen om deze situatie te veranderen? Een van de mogelijke oplossingen die vaak worden voorgesteld is ‘positieve actie’. Positieve actie heeft betrekking op leden van bepaalde groepen die gediscrimineerd worden op de arbeidsmarkt, zoals etnischculturele minderheidsleden, personen met een beperking, vrouwen of vijftigplussers. Deze groepen kunnen maatregelen genieten die hen ondersteunen bij aanwervingen, benoemingen en promoties.Het is niet verwonderlijk dat positieve actie een emotioneel geladen en maatschappelijk controversieel thema vormt. Bepaalde groepen zijn dat idee inder
daad meer genegen dan andere. Onderzoek wijst uit dat diegenen die baat hebben bij positieve actie, zoals vrouwen en etnischculturele minderheden, vaker welwillend staan tegenover positieve actie dan de ‘gemiddelde’ blanke man.
M O G E L I J K H E D E NDe mildste vorm van positieve actie is het scheppen van mogelijkheden en kansen voor leden van benadeelde groepen. De algemene bedoeling van dat soort programma’s is om een groter aantal geschikte kandidaten klaar te stomen voor het hoger onderwijs en hoog aangeschreven beroepen. Dat kan concreet gebeuren door middel van (bij)scholing en training. De redenering daarachter is eenvoudig: indien er meer geschikte kandidaten uit minderheidsgroepen voor hoge functies beschikbaar zijn, zullen ze vanzelf doorstromen naar de hogere echelons van onze samenleving.In de realiteit echter maken personen uit benadeelde groepen door middel van een betere scholing niet automatisch meer kans op die felbegeerde hogestatusjobs. Een van de redenen hiervan is dat ze het slachtoffer kunnen worden van discriminatie.
D I S C R I M I N AT I EEen volgende trap in positieve actie bestaat er daarom in om discriminatie zelf op te sporen en aan te pakken. Ondernemers die botweg stellen dat personen uit een minderheidsgroep niet binnen de onderneming passen omdat klanten dat niet willen, om maar een voorbeeld te noemen, kunnen hiervoor aangeklaagd worden.Discriminatie gebeurt echter vaak op een veel heimelijkere manier. Een beken
de methode om dergelijke discriminatie op te sporen zijn praktijktesten. Hierbij worden twee fictieve cv’s verstuurd naar bedrijven met een openstaande vacature. Beide cv’s bevatten gelijkaardige opleiding, ervaring en competenties en zijn dus beide even geschikt voor de job in kwestie. Er is echter één belangrijk verschil: één cv komt van een persoon uit een minderheidsgroep (bijvoorbeeld iemand met een Turkse naam), het andere cv van een persoon uit een meerderheidsgroep (bijvoorbeeld iemand met een Vlaamse naam). Wanneer systematisch blijkt dat enkel de persoon uit de meerderheidsgroep uitgenodigd wordt voor een volgende fase in het sollicitatieproces, kan geconcludeerd worden dat minderheidsleden louter op grond van hun minderheidsstatus worden achtergesteld en dat het bedrijf of de organisatie in kwestie personen uit die groep discrimineert.De implementatie van praktijktests loopt echter niet van een leien dakje en uit politieke hoek is niet iedereen overtuigd dat dit de beste manier is om discriminatie aan te pakken. Beleidsmakers beroepen zich het liefst op de verantwoordelijkheidszin van de bedrijfswereld en pleiten voor zelfregulatie. In België zijn deze praktijktesten nog niet bij wet geregeld. Enkel in Brussel kunnen praktijktesten uitgevoerd worden, maar enkel bij bedrijven waarbij sterke vermoedens van discriminatie bestaan. De praktijktest wordt hier dus als een stok achter de deur gehanteerd, eerder dan als een actieve opsporingsmethode. Dat lijkt ons een goede manier van doen, vanwege de geringe effectiviteit van bestraffen in maatschappelijk relevante kwesties. Onderzoek toonde immers al in tal van domeinen aan dat een te grote focus op bestraffen vaak niet werkt om mensen op betere gedachten te brengen. Hoogstens passen ze hun gedrag aan, maar hun wereld en denkbeelden blijven vaak onveranderd.
V O O R K E U R S B E H A N D E L I N G E N E N Q U O TATen slotte is er nog een overtreffende klasse van positieve actie, namelijk die van de voorkeursbehandeling. Ook hierbinnen is er flink wat variatie. Voorkeurs
behandelingen kunnen gaan van een klein duwtje in de rug tot een absoluut recht. Op het mildste niveau krijgt het al dan niet behoren tot een benadeelde groep een klein gewicht bij een selectie of promotie. Zijn er twee kandidaten met gelijke competenties en bekwaamheden, dan krijgt de persoon uit de minderheidsgroep de voorkeur boven de kandidaat uit de meerderheidsgroep. Dat gewicht kan ook verhoogd worden, waardoor leden van benadeelde groepen steeds minder dienen te excelleren op het vlak van kwalificaties en competenties om de job in handen te krijgen. De sterkste vorm van voorkeursbehandeling is een absoluut quotasysteem, waarbij een vooropgesteld percentage van personen uit benadeelde groepen in de organisatie moet worden bereikt, los van het feit of de kandidaten uit die groepen geschikter zijn dan de tegenkandidaten uit de meerderheid.Pleidooien voor voorkeursbehandeling stuiten vaak op veel tegenstand, omdat er sprake is van omgekeerde discriminatie. Bij een quotasysteem is het immers mogelijk dat de meest geschikte kandidaat een functie niet krijgt, eenvoudigweg omdat hij blank is, of een man. Niet de benadeelde groep, maar de meerderheidsgroep wordt bij deze maatregelen gediscrimineerd. Met andere woorden, ongelijkheid wordt met ongelijkheid bestreden, of krom en krom zouden recht moeten maken.Het Amerikaanse Hooggerechtshof besliste trouwens in 2003 dat absolute quotasystemen ongrondwettelijk zijn, net omdat dat in de kern vormen van discriminatie zijn. In het Belgische rechtssysteem biedt de antidiscriminatiewetgeving
“Voorkeursbehan-delingen kunnen gaan van een klein duwtje in de rug tot een absoluut recht.”
“Pleidooien voor voorkeursbehande-ling stuiten vaak op veel tegenstand, omdat er sprake is van omgekeerde discriminatie.”
I
H E T V R I J E W O O R D 53H E T V R I J E W O O R D52
Emma Onraet en Alain Van Hiel zijn sociale psychologen ver-bonden aan de UGent. Eerder verscheen van Alain Van Hiel het boek 'Iedereen racist'.Zijn we terecht bang van andere culturen? Zijn allochtonen ra-cistisch? Is integratie wel mo-gelijk?Racisme is er altijd en overal. Het zit in de mens ingebakken om leden van een andere groep op een andere manier te bena-deren. Discussies over migratie en de multiculturele samen-leving zijn nauwelijks weg te denken uit onze maatschappij. Maar wat is racisme nu eigen-lijk?In dit boek krijgt het wij-zij-den-ken een objectieve verklaring vanuit de sociale psychologie. Op basis van een genuanceer-de analyse toont expert Alain Van Hiel aan dat harmonieus samenleven niet evident is, maar tegelijkertijd zeker niet onmogelijk.'Iedereen racist' vertolkt een centrale positie binnen het mul-ticulturele debat, los van enige politieke overtuigingen en waar nodig van politieke correctheid. Het boek toont de basis van ra-cisme en onverdraagzaamheid, maar ook hoe eraan weerwerk te bieden en verandering te re-aliseren.
‘Iedereen racist. De multicultu-rele droom ontleed’, Alain Van Hiel, Lannoo Campus, 2016, ISBN 9789401435383, 302 p., € 24,99
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
de mogelijkheid tot voorkeursbehandeling, mits er sprake is van kennelijke ongelijkheid. Het moet bovendien over tijdelijke maatregelen gaan en enkel toegepast worden wanneer de rechten van anderen niet onnodig beperkt worden. Vrouwen kunnen bijvoorbeeld bij gelijke competentie voorrang krijgen op mannen tot een bepaalde manvrouwverhouding in een organisatie bereikt wordt, maar daarna dient de maatregel ingetrokken te worden.
L A U WLos van het wettelijke kader is er bij een groot deel van de bevolking weinig enthousiasme voor positieve actie. Onlangs voerden we een onderzoek uit in een representatieve Nederlandse steekproef naar positieve actie ten opzichte van etnischculturele minderheden. Uit dat onderzoek bleek dat de gemiddelde burger eerder negatief staat tegenover maatregelen zoals bijscholing en training, of die verwezen naar vrijwillige inspanningen om personen uit etnischculturele minderheden meer kansen te geven. Een voorbeeld van een dergelijke maatregel die lauw onthaald werd, is de stelling dat organisaties hun best moeten doen om gekwalificeerde kandidaten van verschillende achtergronden aan te trekken. Dat matige enthousiasme krijgt dan nog een flinke dreun door de strengere maatregelen die betrekking hebben op voorkeursbehandeling. De gemiddelde Nederlander gaat niet akkoord met stellingen zoals ‘als een allochtoon en een autochtoon even geschikt zijn voor een baan, dan moet de beslissing over wie de baan krijgt in het voordeel van de allochtoon zijn’ en ‘allochtonen moeten voorrang krijgen bij het inschrijven in een school, ook als ze minder geschikt blijken te zijn’. Er is geen enkele reden om aan te ne
men dat Belgen anders tegen deze maatregelen aankijken. Jan Modaal is geen grote voorstander van positieve actie en al zeker niet van strikte voorrangsregels voor etnischculturele minderheden.Positieve actie wordt vaak afgekeurd vanwege rechtvaardigheidsgevoelens. Veel burgers zijn ervan overtuigd dat er door positieve actie ten onrechte mensen gediscrimineerd worden. En dat aanvaarden ze niet. Ze zijn van mening dat wie veel moeite heeft gedaan, de grootste beloningen moet krijgen. Wie minder deed, heeft minder rechten. Toegepast op de werkvloer uit zich dat in het idee dat diegenen die hard werkten om hoge kwalificaties en belangrijke competenties te verwerven, meer recht hebben op een promotie of op een bonus. Iemand die weinig deed en geen kwalificaties en competenties kan voorleggen, kan geen aanspraak maken op zulke dingen. Onderzoek toont aan dat opvattingen over rechtvaardigheid en eerlijkheid een betere verklaring bieden voor onze houdingen tegenover positieve actie dan racisme.Tegenstanders van positieve actie zijn dus niet per definitie racisten of seksisten. In dat geval zouden we immers meer dan de helft van alle burgers als dusdanig moeten omschrijven. Dat kan het best geillustreerd worden door hun reacties wanneer een verdienstelijke en hardwerkende persoon uit een minderheidsgroep ten prooi valt aan discriminatie. Stel je even voor dat Irem een bepaalde positie niet krijgt, louter omdat ze tot een etnischculturele minderheid behoort, terwijl ze duidelijk de beste was in het selectieproces. Indien tegenstanders van positieve actie racisten zouden zijn, zouden ze het feit dat Irem de functie niet krijgt als een positieve zaak moeten ervaren. Maar onderzoek toont aan dat dit niet gebeurt: we zien dat de tegenstanders van positieve actie niet pikken dat bekwame personen uit minderheden achtergesteld worden.
H O E I M P L E M E N T E R E N ?Organisaties of actoren die positieve actie willen implementeren, moeten de noodzaak hiervan heel goed communiceren en aantonen. Bovendien moeten ze de wijze waarop expliciteren.Hoe positieveactiemaatregelen wor
den geïmplementeerd, is inderdaad belangrijk voor de aanvaarding ervan. Het is belangrijk dat er in eerste instantie draagvlak wordt gecreëerd voor dergelijke maatregelen bij de directe betrokkenen. Zoals we net zagen, staan de meeste mensen niet echt welwillend ten opzichte van positieve actie. Als we dergelijke maatregelen succesvol willen implementeren, moeten we eerst deze initiële weerstand aanpakken en mensen overtuigen van het nut en het doel ervan.Een andere belangrijke voorwaarde is dat de procedures waarmee de maatregelen geïnitieerd worden als eerlijk worden gezien. Zo kan er in concrete situaties een grote weerstand tegen positieveactiemaatregelen optreden als die eerder heimelijk dan openlijk worden doorgevoerd, of wanneer mensen niet in de gelegenheid gesteld worden om hierover een mening te geven, of wanneer de procedures niet nauwkeurig gevolgd worden.Organisaties falen vaak om aan deze twee regels te voldoen. Ook politici zijn vaak merkwaardig vaag in hun communicatie wanneer ze het hebben over ‘streefcijfers’. Allemaal goed en wel, maar met welk quotasysteem denken politici dat te realiseren? Een beetje ‘onhard’, zoals bij een zachte vorm van voorkeursbehandeling, of hard, zoals bij een absoluut quotasysteem? Of hebben ze andere ideeën over hoe hun doelstellingen te bereiken? Daar zouden ze het best transparantie over verschaffen.
N A D E L I G E G E V O LG E NEen bijkomend probleem van positieve actie is dat het nadelige gevolgen kan hebben voor de begunstigden. Over het algemeen lijken ze behoorlijk tevreden over de voordelen die hen te beurt vallen, maar toch zijn hier enkele kanttekeningen op hun plaats. In het bijzonder kunnen absolute quotasystemen, waarbij geen of weinig rekening wordt gehouden met de kwalificaties en de bekwaamheid van de kandidaat, nadelige psychische gevolgen hebben voor de bevoordeelde. Het gevoel van onrechtvaardigheid waar we het daarnet over hadden, knaagt ook aan hen. Hoe zou jij je voelen wanneer je een functie krijgt die eigenlijk een ander
toekomt, louter omdat je de goede kleur, het juiste geslacht of de meest gezegende leeftijd hebt? Bovendien schatten bevoordeelden zichzelf lager in en hebben ze de neiging om, wanneer er iets misloopt, dat toe te schrijven aan zichzelf. Als het wel goed loopt, onderschatten ze hun eigen aandeel in het succes. Maar ook collega’s kunnen twijfels hebben over hun bekwaamheden en talenten. De gedachte dat iemand de functie heeft omdat hij of zij bijvoorbeeld de juiste afkomst heeft, kan suggereren dat dat dan ook de enige reden is. Ten slotte is een voorkeursbehandeling hoe dan ook een vorm van hulp, die bij de begunstigden als het ware bevestigt dat anderen geen al te hoge pet van hen ophebben. Een combinatie van een onrechtvaardigheidsgevoel, zelftwijfel, en twijfel van collega’s is niet de beste cocktail voor tevredenheid op het werk.Vanuit een psychologisch perspectief is het dus geen goed idee om selectieprocedures enkel op basis van bijvoorbeeld geslacht of etnischculturele achtergrond uit te voeren en met absolute quotasystemen te werken. Wanneer de procedure echter expliciet rekening houdt met de bekwaamheden van de bevoordeelden, dan vermindert de kans op negatieve gevolgen. Indien duidelijk is dat de geselecteerde persoon competent en voldoende gekwalificeerd is om de positie te bekleden, dan zal voor diegene die de baan krijgt, maar ook voor de collega’s, de voorkeursbehandeling meer aanvaardbaar zijn.
V O O R O F T E G E N ?We hopen te hebben verduidelijkt dat de vraag of we voor of tegen positieve actie moeten zijn, een nonvraag is. Het hangt af van wat er net onder positieve actie verstaan wordt en hoe die positieve actie geïmplementeerd wordt. Het is trouwens
frappant dat mensen aan de politieke linkerkant bij het horen van ‘positieve actie’ vaak denken aan de zachtere maatregelen, terwijl aan de rechterkant spontaan aan quota’s gedacht wordt.Omgaan met kansengroepen is vaak een eyeopener voor de mensen die met hen samenwerken. Er is geen beter middel tegen vooroordelen dan contact, ook op het werk, en dat geldt zeker voor de omgang met personen van etnischculturele groepen en mensen met een beperking, met wie we vaak minder frequent omgaan. In sommige contexten waar ze minder aanwezig zijn, zoals in hogere kaderfuncties, bewijzen vrouwen aan hun collega’s dat ook zij ‘hun mannetje staan’.Er moet ten slotte zorgvuldig omgesprongen worden met de toepassing van positieveactiemaatregelen. Daarbij verdienen de mildere maatregelen duidelijk de voorkeur, zoals bijkomende scholing en training van leden van minderheidsgroepen.De grootste voorzichtigheid is geboden bij quotasystemen en vormen van voorkeursbehandeling, zeker in het geval van absolute quota’s. Dergelijke maatregelen worden meestal niet breed aanvaard en kunnen ook negatieve en vervelende psychische gevolgen hebben voor diegenen die ze bevoordelen. In deze context wekt het verwondering om politici te horen pleiten voor streefcijfers, onder meer in publieke en semipublieke sectoren, die in feite lijken neer te komen op quota’s. Voor de overheid zijn quota’s wel heel gemakkelijk, als het ware met een pennentrek te ‘realiseren’ (sic). Het is voor een stuk het doorschuiven van de eigen verantwoordelijkheid naar burgers, bedrijven en organisaties, terwijl diezelfde politici alle middelen in handen hebben met betrekking tot mildere positieveactiemiddelen, in het bijzonder scholing en maatregelen tegen discriminatie.Die mildere middelen vragen wel de grootste investeringen. Maatregelen in onderwijs en vorming zijn nu eenmaal duur en vragen veel inspanningen en creatieve ideeën. Dat is the hard way, maar tegelijk ook de beste weg om structureel iets te veranderen.
EMMA ONRAET EN ALAIN VAN HIEL
“De vraag of we voor of tegen positieve actie moeten zijn, is een non-vraag.”
“Er is geen beter middel tegen vooroordelen dan contact.”
H E T V R I J E W O O R D 55H E T V R I J E W O O R D54
Als we niet bereid zijn om de ongelijkheid tussen landen te doen afnemen, dan komt die ongelijkheid als een stormram op onze deuren bonken. Migratie is voor velen de enige mo-gelijkheid om een begin van gelijke kansen af te dwingen. Dat zegt Bogdan Vanden Berghe, algemeen directeur van 11.11.11.
Eind vorige maand lanceerden we in een volgelopen Roma onze nieuwe campagne, waarin we focussen op het thema migratie. Vandaag zijn wereldwijd meer dan 65 miljoen mensen op de vlucht voor conflict en vervolging. Dat is ongezien sinds de Tweede Wereldoorlog. Miljoenen anderen migreren vanwege armoede, de klimaatverandering of natuurrampen. In Europa spitst de discussie zich vooral toe op de symptoombestrijding: hoe verhinderen we dat die mensen hier geraken? De muren moeten hoger, de zeeën dieper en we wijzen met de vinger graag in de richting van de overkant. Tegelijkertijd horen we bitter weinig over de echte grondoorzaken van die migratie. Op korte termijn moeten we de crisis bedwingen, met aandacht voor soms terechte bezorgdheid bij heel wat mensen over een ongecontroleerde migratie. Op de langere termijn moeten we blijven investeren in duurzame oplossingen voor armoede en ongelijkheid. Als we niet bereid zijn daar echt iets aan te doen – en daar lijkt het vooralsnog heel sterk op – dan komt die ongelijkheid als een stormram op onze deuren bonken. Letterlijk.
P E R S P E C T I E F I N E I G E N L A N DEr zijn natuurlijk evenveel redenen om te migreren als dat er migranten zijn. Maar een belangrijke, zo niet de belangrijkste reden waarom mensen vertrekken blijft het gebrek aan perspectief in eigen land. Al is er een belangrijke nuance. Net landen die erop vooruitgaan en waar mensen hun inkomen de laatste jaren met enkele dollars hebben zien toenemen, zien heel wat mensen vertrekken. Zo zien we verhoudingsgewijs een pak meer migranten uit Nigeria dan uit Niger, waar mensen gemiddeld zes keer armer zijn. Om tot in Europa te geraken heb je immers ook geld nodig en vaak is migratie
bewegingen hier in Europa – van Marine Le Pen in Frankrijk over de Alternative für Deutschland op rechts tot Podemos en Syriza op links – wordt toegeschreven aan de toenemende sociale en economische polarisering in de samenleving.
W I N N A A R S E N V E R L I E Z E R SDe kern van die recente hausse in ongelijkheid ligt in de fundamenteel ambivalente aard van de globalisering. Die levert zowel uitgesproken winnaars als verliezers op. Enerzijds zorgt die globalisering ervoor dat we elke twee jaar voor geen geld een nieuwe smartphone kopen. Anderzijds dwingt die globalisering de Congolese mijnwerker die de grondstoffen voor die telefoons uit de grond haalt in abjecte armoede. Het beste beeld om die ambivalente globalisering te vatten is de zogenaamde ‘olifantcurve’ van topeconoom Branko Milanovic. Die curve – recent door een gespecialiseerd tijdschrift verkozen tot ‘grafiek van het jaar’ – toont op weergaloze wijze hoe de verschillende, wereldwijde inkomensgroepen erop zijn vooruitgegaan sinds het einde van de jaren tachtig van vorige eeuw. Er bestaat geen betere manier om zowel de bloei van de middenklasse in de opkomende economieën (vooral in Azië) en de ‘wereldwijde plutocratie’ of ‘onepercenters’ als de ‘uitholling’ van de middenklasse in het Westen en de stagnatie van de allerarmsten in Afrika in één beeld te vatten.Waar je je bevindt op de olifant wordt niet zozeer bepaald door de maatschappelijke groep waartoe je behoort, dan wel door het land waarin je wordt geboren. De één procent rijkste Indiërs verdient gemiddeld evenveel als onze laagste middenklasse. Tegelijk zijn de armste Amerikanen rijker dan de helft van de wereld. Louter het land waarin je bent geboren verklaart voor meer dan de helft je positie op de globale inkomensladder. Enkel en alleen omdat je in België bent geboren, maakt dat je inkomen tachtigmaal groter is dan in Congo. Om dat duidelijk te maken, ontwierp diezelfde Branko Milanovic een fascinerend gedachteexperiment. Stel dat je in alle landen ter wereld de ongelijkheid reduceert tot nul. In arme landen heeft iedereen dan natuurlijk minder dan in rijke landen, maar binnen elk land
heeft iedereen evenveel. Met die maatregel zou je de wereldwijde ongelijkheid slechts met een derde doen afnemen. Voor de resterende twee derden moet je de kloof tussen rijke en arme landen verkleinen. Iedereen voelt aan dat één factor die zo weegt op de gelijkheid van kansen van elk individu, namelijk je herkomstland, vanuit geen enkel opzicht moreel te verdedigen valt.
G LO B A L I S E R I N G H E R S C H R I J V E NMaar hoe pak je die ongelijkheid nu aan? De transfers tussen rijke en arme landen zijn vandaag beperkt, om niet te zeggen marginaal. Het gaat voornamelijk om hulp en die blijft steken op een schamele 0,29 procent van het bbp over alle
Ongelijkheid en migratie
“Er zijn evenveel redenen om te mi-greren als dat er migranten zijn.”
“Ook de allerarm-sten weten hoe het leven er aan de andere kant van de wereld uitziet.”
een enorme investering: niet alleen op menselijk vlak maar ook financieel. De migratie van Afrika naar Europa is vandaag ook een pak groter dan in de jaren negentig, ondanks het aanhoudende geweld op het continent. Er waren meer vluchtelingen, maar die mensen namen vooral de wijk naar de buurlanden. Pas vanaf de recentste eeuwwisseling kwam de migratiestroom écht op gang. Daar zit niet alleen het relatieve succes van een aantal Afrikaanse groeilanden tussen. Ook de digitale revolutie speelt een rol. Die maakt dat mensen, ook de allerarmsten, weten hoe het leven er aan de andere kant van de wereld uitziet. De wereld wordt kleiner in alle opzichten.Hoewel we moeten opletten voor overdrijving – slechts drie procent van de wereldbevolking steekt de landsgrenzen over, waarvan de meesten nog binnen dezelfde regio – hebben de toenemende migratiestromen erg veel te maken met de enorme wereldwijde ongelijkheid. Niet toevallig was ongelijkheid hét thema van rapporten van instellingen als het IMF en de OESO, van gesprekken tussen wereldleiders en CEO’s op het Wereld Economisch Forum en stond een saaie Franse cijferaar als Thomas Piketty voor uitverkochte concertzalen. De cijfers spreken voor zich: één procent van de wereldbevolking bezit meer dan de helft van de globale rijkdom. Volgens een veelbesproken rapport van Oxfam bezitten amper acht mannen – de rijken de aarden zijn inderdaad meestal mannen – evenveel als de helft van de wereldbevolking. Met uitzondering van enkele landen in LatijnsAmerika neemt de ongelijkheid zowat overal ter wereld toe. Ook in België, een van de minst ongelijke landen. Nog zorgwekkender zijn de verschillen tussen landen onderling: als je de wereld als één land zou beschouwen, zijn de inkomens ongelijker verdeeld dan in ZuidAfrika, het land met de grootste ongelijkheid.Die ongelijkheid zorgt voor heel wat maatschappelijk onbehagen. Uit onderzoek blijkt dat landen met grote ongelijkheid ook meer problemen kennen op vlak van gezondheid, geweld en sociale cohesie. Ook de overwinning van Donald Trump of het succes van populistische
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
© SASKIA VANDERSTICHELE
H E T V R I J E W O O R D 57H E T V R I J E W O O R D56
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
OESOlanden. Dat terwijl de rijke landen zeer recent in het kader van de top over de Duurzame Ontwikkelingsdoelen nogmaals hun belofte om 0,7% van het bnp aan hulp te besteden hebben herhaald. Bij het begin van de legislatuur liet deze regering alvast weten meer dan een miljard te besparen op die post. Om dat goed te praten wordt dan vaak gewezen op andere stromen, zoals buitenlandse investeringen door bedrijven of de middelen die migranten naar hun thuisland opsturen. Waarom nog zoveel aandacht voor die marginale ontwikkelingshulp als ze verzinkt in de allerlei andere financiële stromen tussen rijk en arm? Niet alleen gaat die stelling voorbij aan de kwaliteit van hulp als dat geld specifiek voor strijd tegen ongelijkheid en armoede is bedoeld. Ze negeert ook het feit dat voor elke dollar die ontwikkelingslanden ontvangen, meer dan twee dollar wegstroomt door afbetalingen van buitenlandse schulden, repatriëring van winsten door internationale ondernemingen, belastingontwijking en illegale kapitaalvlucht. Vandaag lopen de transfers
eerder van arm naar rijk.Een ander antwoord dat je vaak hoort is dat landen dan maar zelf een groeidynamiek moeten ontwikkelen om op die manier de kloof met rijke landen te verkleinen. Maar in de praktijk zien we dat die economische groei vaak niet doorstroomt naar de onderste lagen in de samenleving, ook in het Zuiden. Neen. Armoede en ongelijkheid aanpakken vergt eigenlijk een reboot van de globalisering zoals die vandaag gebeurt. Die globalisering is immers geen wetmatigheid. Ze is mensenwerk. Dat nieuwe globaliseringsverhaal moet herschreven worden met aandacht voor zowel de winnaar als de verliezers en met solidariteit als sleutelwoord. Die solidariteit mag niet beperkt blijven tot ontwikkelingshulp, maar moet vorm krijgen op een hele reeks nieuwe terreinen.Eerlijke belastingen, bijvoorbeeld, is zo’n cruciaal terrein. Amerikaans onderzoek bracht aan het licht dat jaarlijks 1000 miljard dollar verloren gaat voor ontwikkeling als gevolg van belastingontwijking en corruptie. Ook in België blijft dat een hardnekkig probleem. Uit cijfers van de overheid blijkt dat meer dan 800 Belgische bedrijven voor meer dan 221 miljard euro onderbrachten in belastingparadijzen. Die gaten in het net dichten moet een absolute topprioriteit zijn om een eerlijkere globalisering ook financieel te dragen. Eigenlijk moeten we naar een mondiale taxshift waarbij we de druk verhogen op zaken die ongelijkheid vergroten, zoals monopoliewinsten en ongebreidelde speculatie. Daarom voert 11.11.11 al meer dan een decennium
strijd voor een tobintaks, een kleine belasting op financiële transacties die ons financieel systeem weer mee gezond kan maken.Handel is zo’n ander sleutelterrein. Een jaar geleden brachten we samen met heel wat andere spelers uit het middenveld meer dan 15 000 mensen op de been die hun ongenoegen uitten over het vrijhandelsverdrag dat Europa zou afsluiten met Canada (CETA). Het ging ons daarbij niet om de handel als dusdanig een stok in de wielen te steken. Waar het wel om draait, is de vraag wie de pen mag vasthouden wanneer dergelijke verdragen worden geschreven. Zijn dat enkel de winnaars, de ‘onepercenters’, of krijgen ook de verliezers van de globalisering een vinger in de pap? Vandaag hebben de verliezers van de globalisering die pen onvoldoende in handen zodat dergelijke verdragen onvoldoende bescherming bieden voor de volksgezondheid, het leefmilieu, arbeidsrechten of de mogelijkheid om alle spelers via belastingen te doen bijdragen.
“Landen met grote ongelijkheid ken-nen ook meer pro-blemen op vlak van gezondheid, geweld en sociale cohesie.”
“Het land waarin je bent geboren ver-klaart voor meer dan de helft je po-sitie op de globale inkomensladder.”
S T O R M R A MZolang we het verhaal van de globalisering niet herschrijven, is migratie voor heel wat mensen eigenlijk de enige overblijvende optie om over de kansenongelijkheid heen te springen. Betekent dat dan dat we onze grenzen zomaar moeten opengooien? Ook dat is een al te simplistisch antwoord met ontwrichtende gevolgen voor de samenleving. Zeker is wel dat we minder verkrampt moeten omgaan met de realiteit van migratie. Want die is er om te blijven. We moeten leren de kansen te zien. Voor onze economie en voor de ontwikkeling van de landen van oorsprong. Veel migranten behouden immers contacten en netwerken met hun thuisland. De bedragen die zij zelf overschrijven naar het thuisfront liggen ondertussen driemaal zo hoog als de officiële ontwikkelingshulp. Politici moeten migranten ook erkennen als sleutelspelers voor toekomstige vooruitgang. Dat betekent werk maken van migrantenrechten, tewerkstelling en programma’s die de ontwikkelingsimpact van migratie versterken. Maar ook komaf maken met de mythe van de migratiestop die sinds 1974 officieel van kracht is in België.De enorme druk die van de gigantische
wereldwijde ongelijkheid uitgaat, was tot nu toe niet voldoende om te werken aan een betere verdeling van de welvaart. Integendeel: échte internationale solidariteit en maatregelen die het nationale eigenbelang op korte termijn overstijgen, zagen we nauwelijks. Of we het nu hebben over afdwingbare oplossingen voor de klimaatverandering of de aanpak van armoede en ongelijkheid bij de wortels. Maar net zoals de klimaatopwarming steeds luider op de deur bonkt – denk maar aan de verwoestende passages van Harvey en Irma – zal ongelijkheid in de vorm van migratie met een stormram aan de toegangspoort staan. Wachten we tot dan? Of komen we onder de Europese (en Belgische) kerktoren vandaan en ontwikkelen we een écht solidair en internationaal beleid? Als het van ons afhangt alleszins wel. Wanneer over enkele weken meer dan 20 000 vrijwilligers de straat opgaan voor 11.11.11, doen ze dat om solidariteit fysiek gestalte te geven, maar doen ze dat vooral ook omdat ze geloven dat de globalisering anders kan en moet. Ze hebben overschot van gelijk.
BOGDAN VANDEN BERGHEALGEMEEN DIRECTEUR 11.11.11
Wie ging er de afgelopen dertig jaar het meest/minst op vooruit in de wereld? Deze grafiek van Branko Milanovic beantwoordt die vraag.
H E T V R I J E W O O R D 59H E T V R I J E W O O R D58
Recht op vrije tijdMensen in armoede zijn op vele manieren kwetsbaar. Volgens Marc Jans, covoorzitter van Net-werk tegen Armoede, hebben acties zonder sturing van mensen in armoede vaak een averechts effect. “Wanneer mensen in armoede niet nauw betrokken zijn – en dus ‘object’ van verandering zijn – lopen ze risico op bijkomende kwetsuren”, stelt hij. In de huidige maatschappelijke context van besparingen en prijsstijgingen dreigen de mechanismen van uitsluiting als gevolg van armoe-de nog versterkt te worden. Hoe laten we armen juist meer participeren aan cultuur en vrije tijd?
U I T S L U I T I N GVolgens de Armoedemonitor is er sprake van langdurige armoede wanneer mensen twee of drie jaar in een huishouden leven met, na sociale transfers, een inkomen onder de armoederisicodrempel. Men spreekt van kansarmoede wanneer een gezin in de twee jaar voorafgaand aan de ‘meting’ zwak scoort op minstens een van de drie volgende criteria: het maandinkomen, de opleiding en arbeidssituatie van de ouders, de ontwikkeling van de kinderen, de huisvesting en de gezondheidssituatie van het gezin (definitie Kind & Gezin).Armoede blijkt een verwevenheid van uitsluiting op vele vlakken – werk, inkomen, degelijke huisvesting, … – en heeft een zichtbare en minder zichtbare kant. De ‘onzichtbare’ kant is de ervaring van schuld, stress, schaamte en falen, en de eenzaamheid, onzekerheid of gevoelens van angst en nutteloosheid. Armoede is tevens een onrecht: bepaalde rechten worden voor armen niet geeffectueerd. Het is eigenlijk de taak van de hele maatschappij, zowel instituties, beleid als personen, om hieraan te verhelpen.
PA R T I C I PAT I EUit de gegevens van de Vlaamse Armoedemonitor 2017, die armoedeindicatoren samenbrengt uit Europese, federale of andere Vlaamse monitorrapporten, blijkt dat kwetsbare groepen minder deelnemen aan sport, cultuur en het verenigingsleven en minder frequent het internet gebruiken. 17% van de Vlamingen tussen 18 en 85 jaar nam in 2016 niet deel aan culturele activiteiten en bijna 50% niet aan het verenigingsleven: hoge cijfers! Het gaat in de eerste plaats om gepensioneerden, alleenstaanden, alleenstaande ouders, huurders, laaggeschoolden en de laagste inkomensgroepen.Vooral werklozen en mensen van bui
ten de EU participeren minder aan het verenigingsleven, gevolgd door alleenstaande ouders en huurders: zij nemen minder deel aan cultuur en sport. Niet participeren betekent dat men geen lid is van een vereniging. Niet participeren aan cultuur houdt in dat men in het afgelopen jaar niet minstens één keer een concert, theater of dansvoorstelling bijwoonde, een bibliotheek of museum bezocht of naar de bioscoop ging.Participatie is een breed begrip. In essentie is het doel ervan betrokkenheid te vergroten en mensen actief te laten deelnemen aan de samenleving, op allerlei domeinen: van politiek, over school, tot de eigen buurtwerking en cultuur. Er is de link met ‘actief burgerschap’ en het kan zowel gaan over individuele participatie, groepsparticipatie als structurele vormen van participatie. Denk dan bijvoorbeeld aan beleidsinspraak. Participeren beslaat tevens verschillende aspecten: het mee mogen, mee kunnen en mee willen doen. Hoe men mensen concreet precies bereikt of betrekt, kan er heel verschillend uitzien.Voorts heeft participatie een intellectuele, emotionele en actiegerichte component. Het is dikwijls onvoldoende om enkel geïnformeerd te zijn: men moet informatie tevens juist begrijpen. Wie meedoet, vertrekt bovendien vanuit bepaalde drijfveren en verwachtingen. En meedoen betekent niet louter praten, denken en voelen, maar ook handelen.Voor mensen in armoede hapert het meestal op diverse punten: er is een kenniskloof, geldgebrek, er zijn mobiliteitsproblemen, ... waardoor zij niet willen, kunnen of ‘mogen’, effectief of naar hun gevoel, volwaardig deelnemen, op verschillende levensdomeinen. Daarom is het belangrijk om bij samenwerkingen of participatieprojecten op deze verschillende punten te werken. Daarenboven wordt de maatschappij steeds complexer, waardoor iedereen meer vaardigheden en kennis nodig heeft om te kunnen blijven ‘volgen’. De OESO onderzocht welke competenties mensen nodig hebben om in de WestEuropese samenleving volwaardig mee te kunnen, en die lijst is indrukwekkend: naast communicatieve en technische compe
tenties, mediawijsheid, probleemoplossend vermogen en flexibiliteit, ook nog zelfsturing, kritisch en reflectief denken en handelen, een positief zelfbeeld met oog voor zelfontplooiing, zin voor initiatief, leergierigheid, ...Er bestaan verschillende vormen van participatie, gaande van minimale tot maximale vormen. Een bekend model daarover is de participatieladder: verschillende ‘treden’ tonen de mate van betrokkenheid. Men kan een doelgroep informeren, laten deelnemen, raadplegen, advies vragen, in zelfbeheer laten werken, of samen coproduceren. Er kan evenwel sprake zijn van schijnparticipatie, wanneer men mensen schijnbaar betrekt, terwijl eigenlijk manipulatie, afkoping of decoratie speelt. Denk bijvoorbeeld aan mensen betrekken terwijl alle beslissingen reeds zijn genomen. Dat wordt vermeden door mensen vanaf de start volwaardig en evenwaardig te betrekken en helder te zijn over doelstellingen en taakverdelingen. En bovenal door continue, open communicatie. Net omdat er dikwijls een grote kennis en leefwereldkloof gaapt tussen armen en nietarmen, temeer omdat vooroordelen over en bij de doelgroep – “men is niet geïnteresseerd” – en negatieve ervaringen roet in het eten kunnen gooien.Armen worden tevens geconfronteerd met het gegeven dat anderen problemen en mogelijkheden doorgaans vanuit een nietarmoede bril bekijken en van daaruit “helpen” of hen aanspreken. Vaak met een focus op wat verkeerd is, wat kwetsend of vernederend werkt. Beter is in dialoog te bekijken wat realistisch en wenselijk is. Zo zijn inspanningen ook geen maat voor niks. Door te zoeken naar verborgen krachten en talenten, kan vanuit een positieve benadering worden samengewerkt. Soms hebben mensen simpelweg minder vrijheid om te kiezen of participeren omdat ze opgeslorpt worden door een overlevingsstrijd.
R E C H T O P V R I J E T I J DBinnen het participatiedecreet (Ministerie Cultuur, decreet 2008) verwijst participatie naar deelname of deelhebben aan het cultuur, jeugdwerk of sport
“Zoeken naar verborgen krachten en talenten.”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
© ILLUSTRATIE KLAAS VERPLANCKE / WWW.KLAAS.BE SAMEN TEGEN ARMOEDE IS EEN CAMPAGNE VAN WELZIJNSZORG.
H E T V R I J E W O O R D 61H E T V R I J E W O O R D60
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
sociaal netwerk van de doelgroep gebruiken, en samenwerken met lokale sociale organisaties zoals het OCMW. Extra inzet voor een vriendelijk onthaal, een eerste rondleiding of kennismaking zijn troeven. Uiteraard passen ook kortingen en aangepaste tarieven in het plaatje, daarover moet bovenal duidelijkheid bestaan. Verder helpen ook praktische tussenkomsten zoals vervoer voorzien, kinderopvang organiseren en kleine programmatieaanpassingen doorvoeren. Zelf toenadering zoeken tot de doelgroep door hen op te zoeken in hun leefwereld, bijvoorbeeld een lokale armoedeorganisatie, maakt het mogelijk mensen rechtstreeks aan te spreken.Ook in de ‘Drempelmeter’ van de stad Hasselt, een instrument voor organisatoren om participatiedrempels in kaart te brengen, staan talrijke tips, onder meer omtrent mensen in armoede. Thuisbezoeken doen, vakjargon vermijden en het lidgeld betaalbaar maken zijn enkele aanbevelingen. Een gericht prijsbeleid vormt een logisch onderdeel van het geheel aan acties. Over het algemeen dienen aanbieders tevens hun imago ten aanzien van de doelgroep bij te stellen. Aanvragers voor samenwerking dienen er zich wel van bewust te zijn dat armen vandaag reeds heel wat maatschappelijke en politieke druk ervaren om geactiveerd en betrokken te worden, vaak zonder rekening te houden met persoonlijke omstandigheden, verwachtingen en mogelijkheden. Het belang van ontmoeten wordt dan ook benadrukt, want mensen in armoede moeten al zo veel. De ervaring toont dan ook dat participatie een vrije keuze moet zijn. Bij voorkeur spreekt men mensen aan op wat ze graag doen en op hun kwaliteiten.Er beweegt duidelijk heel wat om mensen in armoede sterker te betrekken bij het maatschappelijke leven en te oriënteren op culturele en sociaalculturele participatie. Armoede, kansarmoede en generatiearmoede blijven evenwel moeilijk uitroeibaar, door de verwevenheid van problemen. Binnen sociaal werk en welzijnswerk is men dan ook vertrouwd met de zogenaamde ‘basisschakelingsmethodiek’: men bekijkt de persoon en
luatie is veelbelovend: mensen participeren vaker, en proeven van nieuwe activiteiten. Er werden reeds ruim 88 000 sociale kortingen toegekend, zowat de helft van alle pashouders geniet van een kansentarief. Ook scholen kunnen tegen een voordelig tarief van € 2 de pas voor hun leerlingen gebruiken. Een troef voor kinderen uit armere gezinnen!Aan de aanbiederszijde biedt de UiTPAS extra mogelijkheden, met een digitaal platform en extra promotiemogelijkheden zoals een filmpje, affiches en flyers en een magazine. De overheid kan door de digitale gegevensregistratie een beter zicht krijgen op het algemene participatiegedrag. Zij zal de verschillende hefbomen voor vrijetijdsparticipatie voor de kwetsbare doelgroep beter coordineren, en evalueren wat de effecten zijn van alle instrumenten op armen.
T I P S V O O R C U LT U U R A A N B I E D E R SMusea en andere culturele instellingen denken echter binnen een bepaald denkkader, dat sterk kan verschillen van dat van armen. Overleg met mensen in armoede en hun vertegenwoordigers moet begrip en afstemming helpen creeren.Wat kunnen cultuuraanbieders zoal opsteken over participatie? Het Netwerk Armoede stelde een vormingspakket op met tips. Zij werken met zes criteria als unieke formule voor structurele armoedebestrijding, die actief kan bijdragen tot cultuurparticipatie. Uitgangspunt is het recht op cultuur en het idee dat cultuuraanbieders de opdracht hebben dit recht mee te realiseren. Basistips zijn volledige, duidelijke informatie bieden, starten met laagdrempelige, meer vertrouwde vormen van cultuurbeleving, groepsactiviteiten programmeren, het
aanbod tijdens de vrije tijd. De tendens is om participatie, ook aan cultuur en vrije tijd, te percipiëren als een sociaal grondrecht. De overheid heeft hierbij de opdracht de randvoorwaarden te creëren en in partnership structurele oplossingen te creëren die uitsluiting tegengaan. Dat gebeurt door te stimuleren tot juiste beeldvorming, deskundigheid in te schakelen, vormingstrajecten te ondersteunen en nascholingen en netwerkvorming te organiseren.Een van de huidige instrumenten voor participatieverbetering is het lokaal netwerk vrijetijdsparticipatie mensen in armoede, een intersectoraal, lokaal samenwerkingsverband tussen vrijetijdsdiensten, een OCMW en sociale organisaties die mensen in armoede bereiken. Men vertrekt vanuit een gemeenschappelijke visie op vrijetijdsparticipatie waarin men goed onderling afstemt.Hiermee probeert men het recht op vrije tijd voor armen te garanderen – men zal drempels verlagen of wegnemen en duurzame participatie nastreven. Cruciaal is het werken met in plaats van voor de doelgroep. Intussen zijn er ruim honderd dergelijke Vlaamse initiatieven: een succes. Partners engageren zich via een afsprakennota vrijetijdsparticipatie.Expertise is te vinden bij Demos: deze organisatie is als Vlaams kenniscentrum voor participatie en democratie actief binnen het participatiedecreet en ondersteunt geïnteresseerde partners vrijetijdsparticipatie met visieontwikkeling en methodieken. Ze werkt flankerend en biedt onder andere wetenschappelijke info, projectbegeleiding, inspiratie en advies voor organisaties binnen jeugd, cultuur en sport. Ze richt zich ook op kansengroepen, onder meer armen, nieuwkomers en migranten en mensen
met een beperking. Doel is te vertrekken vanuit hun leefwereld om te streven naar een open, inclusieve en democratische samenleving. Demos ontsluit tevens informatie over goede praktijken.Het betrekken en stem geven aan armoedepartners en experts biedt evenwel nooit garantie op slagen: bij een op de drie initiatieven is de impact ondermaats. Het blijft dus een leerproces. In de praktijk worstelen vooral kleine gemeenten met het betrekken van armen, bijvoorbeeld omdat ze geen geschikte partner vinden of omdat de draagkracht ervan te klein is. Valkuilen liggen ook in gebrekkige kennis en vooroordelen, problematische procedures, getrapte structuren of de heersende overlegcultuur. Voorts kan de grote techniciteit en complexiteit van projecten belemmerend werken. Bovendien wil of kan de doelgroep niet steeds meedenken of werken, of heeft haar inbreng geen noemenswaardige meerwaarde.Gelukkig is er wel steeds meer bereidheid om actief te werken aan het betrekken van armen om hen uit hun isolement te halen. Uit projecten en samenwerkingsverbanden blijkt de pluriformiteit van participatie: zo zijn er interculturele en intergenerationele projecten rond verhalen of theater; sociale, emancipatorische buurtprojecten met kansengroepen; of brugprojecten met jonge vluchtelingen en hun leeftijdsgenoten. Ook laagdrempelige educatie van kansengroepen of het vergoeden van een deel van de uitkoopsom bij programmatie van voorstellingen gericht aan een van de kansengroepen, behoren tot de mogelijkheden. Daarenboven kunnen ook hobbyverenigingen subsidies ontvangen, wanneer ze activiteiten voorzien die de participatie van leden verbreedt of verdiept door competentiebevordering, zij het cultureel, educatief of sportief. De mogelijkheden zijn talrijk. Wel kent elke methodiek voor en nadelen en heeft iedere doelgroep eigen verwachtingen en behoeften. Doelstellingen hebben doorgaans ook met empowerment te maken. Bovendien is het werkproces van aftasting, ontdekking en samenwerking minstens even belangrijk als het resultaat.
V L A A M S A R M O E D E B E L E I DDe Vlaamse regering subsidieert participatieve projecten die kansengroepen – naast mensen in armoede ook mensen met een handicap, gedetineerden, personen met een diverse etnischculturele achtergrond of gezinnen – op weg helpen naar het cultuur, jeugdwerk of sportaanbod, of valoriseert initiatieven die uitgaan van kansengroepen, om een diverse, duurzame en actieve participatie te bevorderen. Binnen het HPAO (Horizontaal Permanent Armoedeoverleg), die de acties van het Vlaams armoedebeleid coördineert, zitten aandachtsambtenaars en kernspelers uit diverse beleidsdomeinen, zoals het Netwerk tegen Armoede, Interfederaal Steunpunt Armoedebestrijding, vzw De Link en Samenlevingsopbouw, samen in functie van een integraal armoedebestrijdingsbeleid. Het VAPA, Vlaams Actieplatform Armoedebestrijding 20152019, formuleert specifieke doelstellingen voor sociale grondrechten, waaronder participatie en vrijetijdsbesteding. Inzake cultuur zijn vijftien acties opgenomen. Eén zeer omvattend en lonend drempelverlagend project is de UiTPAS. Deze pas, in Brussel de Paspartoe, werd in 2012 als proef gelanceerd in een aantal gemeenten, en is intussen speerpunt in het integraal Vlaams participatiebeleid. Met een zeer democratische aankoopprijs van € 5 en beschikbaarheid op courante locaties zoals bibliotheken en cultuurcentra, tal van welkomstvoordelen, een puntenspaarsysteem én een ondersteunend platform, biedt hij vlot toegang tot een uitgebreid vrijetijdsaanbod.De pas neemt eigenlijk voor de hele bevolking een reeks participatieobstakels weg en stimuleert tot andere en frequentere participatie, lokaal en bovenlokaal. Voor mensen met een laag inkomen biedt hij een opstap door het nietstigmatiserende karakter: zij hebben dezelfde pas gratis, nemen deel aan kansentarief en ontvangen extra voordelen. In samenwerking met kernpartners worden bijkomende toeleidingsinitiatieven voorzien boven op de gratis en ‘probeerhetuit’activiteiten, binnen het UiTPASsysteem. Een tussentijdse eva
“Participatie moet een vrije keuze zijn.”
“Cruciaal is het werken met in plaats van voor de doelgroep.”
“De UiTPAS neemt voor de hele bevolking een reeks participatieobsta-kels weg.”
diens situatie in zijn geheel, en helpt op verschillende levensdomeinen zoals onderwijs, gezin, huisvesting, cultuur en justitie de kloof te overbruggen.Ook cultuur en vrijetijdsactoren dienen bewust te blijven van het feit dat armoede en exclusie een gezamenlijke aanpak vereist. Het basisschakelingsmodel is alvast een handig hulpmiddel als opstap hiertoe en leidt tot een meer geïntegreerde strategie inzake armoedebestrijding.
SIEN SIMOENS
MEER WETEN?Netwerk tegen Armoede: http://www.netwerktegenarmoede.beUiTPAS: www.uitpas.beDemos: www.demos.be
H E T V R I J E W O O R D 63H E T V R I J E W O O R D62
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
“Thomas en Kelly wonen samen met hun moeder Ria in het huis van Ria’s nieuwe vriend. Hun huis is ongeschikt verklaard. De twee andere broers zitten op internaat en in een voorziening van de jeugdhulp. Daarvoor zaten ze in verschillende opvanghuizen, verspreid over Vlaanderen. Ze moesten telkens veranderen van school. Er zijn schulden en te weinig geld om een woning te huren.”Dit is een van de getuigenissen uit het leven van de 43 kinderen, jongeren en ouders waarmee het Kinderrechtencommissariaat in 2016 in gesprek ging. Ze verbleven in een voorziening van dethuislozenzorg, hadden tijdelijk onderdak gevonden bij vrienden, moesten hun woning verlatendoor een uithuiszetting of konden, dankzij
Kinderen zonder thuisIn gesprek met dak- en thuisloze kinderen, jongeren en oudersElk jaar kunnen in Vlaanderen honderden kinderen en jongeren niet langer thuis blijven wonen. Om allerlei redenen moeten ze, vaak samen met een of beide ouders, hun huis verlaten. Kinde-ren veranderen verschillende keren van buurt, school en vrienden. Ze moeten telkens opnieuw beginnen. Dit heeft grote gevolgen voor hun welzijn, gezondheid, ontwikkeling en latere leven. Het probleem is groot, want een op de drie dak- en thuislozen is minderjarig.
woonbegeleiding, in hun sociale woning blijven wonen.Zij vertelden over hun woonproblemen en de vele gebeurtenissen die tot dak en thuisloosheid leidden en deelden met ons hun grootste zorgen en wensen. De leidraad van onze gesprekken was het respect voor de rechten van de kinderen.
C I J F E R SThomas, Kelly en de andere kinderen, jongeren en ouders waarmee we spraken, zijn helaas geen uitzonderingen in Vlaanderen. Er zijn weinig cijfers beschikbaar over dak en thuisloosheid, een ‘nulmeting’ uit 2014 leverde de eerste systematische gegevens op. Een verdere analyse door het Kinderrechtencommissariaat toont dat ongeveer een derde van alle Vlaamse dak en thuislozen minderjarig is. Concreet kwamen 1728 kinderen in de thuislozenzorg, een doorgangswoning of in de winteropvang terecht. Daarvan leeft de meerderheid al langer dan een halfjaar in een onzekere woonsituatie.Maar ook eerder waren er signalen dat dak en thuisloosheid bij kinderen toeneemt. In 2010 trof 28% van de OCMW’s meer dak en thuisloze gezinnen met kinderen aan dan vroeger. De Programmatorische Federale overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie schatte in 2015 dat er 17 000 daklozen zijn in België. In 2017 werden in Brussel tijdens één uur 653 dakloze kinderen geteld.De cijfers maken duidelijk dat er meer aandacht moet komen voor deze groep minderjarigen. Wonen is een basisrecht. Het
VNKinderrechtenverdrag stelt dat alle kinderen en jongeren recht hebben op zorg, op bescherming tegen dak en thuisloosheid en op een best passende levensstandaard.
C O M B I N AT I E VA N O O R Z A K E NZie infografiek pagina hiernaastVanaf de eerste gesprekken werd duidelijk dat dak en thuisloosheid bij kinderen en jongeren geen eenduidig verhaal is. Geldgebrek is slechts één kant van de medaille. Ouders, kinderen en jongeren vertelden over hun woning die onbewoonbaar of ongeschikt verklaard is, de huisbaas die hen buitengooit, het huurhuis dat verkocht wordt, … Maar ook over alcoholmisbruik, een ouder die radicaliseert, een moeder die niet meer omkijkt naar de kinderen, geweld in het gezin, ruzies tussen de ouders. Een combinatie van oorzaken, dus.
A R M O E D E E N U I T H U I S Z ET T I N GUithuiszetting is een van de grootste oorzaken (35%) van dak en thuisloosheid bij kinderen en jongeren. In de meeste gevallen is uithuiszetting het gevolg van huurachterstal. Mensen verliezen hun woning door een te laag gezinsinkomen, onbetaalde rekeningen, oplopende schulden en boetes. Vaak komen er ook nog medische kosten bij. Uithuiszetting is erg ingrijpend, zeker wanneer er kinderen in het spel zijn. In 2014 werden in Vlaanderen 12 958 procedures tot uithuiszetting opgestart. Bij een op de vier uithuiszettingsdossiers zijn kinderen rechtstreeks betrokken.Petra, een alleenstaande moeder met drie
kinderen, vertelt: “Ik heb een invaliditeitsuitkering en zit in een collectieve schuldenregeling. Ik heb schulden omdat ik de medische kosten van mijn zoontje niet kon betalen. Mijn huurappartement wordt verkocht. Over een maand moet ik hier weg. Het zit al bij de vrederechter. Ik wil een uithuiszettingsprocedure. Dan kan ik de tijd wat rekken en de tijd tussen hier en de vrouwenopvang overbruggen. Anders sta ik met mijn kinderen op straat.”
G E W E L DRelatieproblemen (34%) en intrafamiliaal geweld (9%) vormen samen de grootste oorzaak van dak en thuisloosheid bij minderjarigen. Kinderen en jongeren vluchten alleen of samen met hun ouder, hun broers en zussen voor het geweld thuis. Vaak waren ze getuige van het geweld tussen hun ouders, soms waren ze zelf slachtoffer.Sofia, een achtjarig meisje in de gezinsopvang, vertelt: “We zijn hier door wat er gebeurd is. Mijn papa deed mijn mama pijn. Hij sloeg mijn mama met een touw. Hij sloeg met een stoel op haar hoofd en zo.
Per ongeluk heeft hij mijn arm geraakt. Die zat toen een tijd in een verband. Hij zei dat mijn mama met een andere man is, maar dat is niet zo.”Ouders en kinderen op de vlucht worden geconfronteerd met lange wachttijden vooraleer ze een plaats in de opvangcentra vinden. Als ze niet bij familie, vrienden of lotgenoten kunnen verblijven, moeten ze het geweld nog langer doorstaan.Nora, een alleenstaande moeder met vier kinderen, getuigt: “Ik had op 22 augustus mijn eerste afspraak. Ik moest wachten tot 24 november. Ik ben dan thuisgebleven. In angst. Mijn kinderen moesten in hun kamer blijven. Ik kon niet meer slapen, ik sliep bij de kinderen. Ik had beslist om te vertrekken, maar ik kan toch niet met mijn kinderen op straat gaan leven?”De politie telt maar liefst 40 000 aangiften van partnergeweld per jaar. Het belang van vluchthuizen en opvanghuizen voor vrouwen en kinderen mag nooit onderschat worden. Ze helpen schrijnende gezinsdrama’s te voorkomen.
E X T R A K W ET S B A A RJongeren en kinderen die alleen op de vlucht slaan voor geweld of verwaarlozing, bouwen vaak een geschiedenis op van weglopen en plaatsingen in een instelling van de bijzondere jeugdzorg of een pleeggezin. Als jongvolwassene kunnen ze niet terugvallen op een stabiele thuiscontext,
wat hen extra kwetsbaar maakt.Joke is alleenstaande moeder en verblijft met haar kind in de vrouwenopvang: “Ik zie mijn moeder niet meer. Ik wil haar ook niet meer zien. Ze heeft mij en mijn oudere broer in de steek gelaten. Ze is weggegaan van mijn vader, terwijl mijn vader ons sloeg. Hij sloot ons op. We kregen amper eten. Op een dag zei mijn broer: kom, we lopen weg. Van schrik plaste ik in mijn broek, maar we hebben het toch gedaan. We zijn naar Oostende gevlucht. We verbleven daar in een leegstaand appartement. We zijn opgepakt door de politie omdat we eten gepikt hadden. Vanaf dan hebben ze mijn broer en mij geplaatst in een jeugdvoorziening.”Als jongeren 18 jaar worden, stopt de jeugdhulpverlening. Ze riskeren op straat te belanden en vallen dan tijdelijk tussen de mazen van het net. Het overlijden van Jordy, vorige zomer, maakte op een schrijnende manier duidelijk hoe kwetsbaar deze groep is.
W E E R LO O SSarah is een alleenstaande moeder met vijf kinderen, hun verblijfsstatuut is precair. Eerst zaten ze in de winteropvang, nu leven ze in de gezinsopvang. Sarah vertelt hoe ze daar terechtkwamen: “Ik betaalde 700 euro voor een klein appartement. Alles was kapot. De eigenaar wilde plots 1000 euro per maand, wat ik niet kon betalen. Een advocaat zei dat de eigenaar mij drie maanden tijd moest geven. Maar de vijfde dag sloot de eigenaar water en elektriciteit af. Hij veranderde het slot. We konden niet meer binnen. Ik ben naar de politie gegaan, want ik moest weer naar binnen kunnen. Alles lag daar: 2000 euro, de schoolboeken van de kinderen, hun kleren en hun speelgoed. Toen ik weer naar binnen kon, was ons appartement bijna leeg. De eigenaar zei dat hij van niets wist.”Kinderen en ouders met een migratieachtergrond ─ met of zonder geldige papieren ─ weten amper waar ze terechtkunnen, ze getuigen over een geïsoleerd leven. Ze lopen extra risico op armoede en worden vaak gediscrimineerd. Hun zwakke onderhandelingspositie in combinatie met het tekort aan geschikte woningen in het goedkoopste huursegment, maakt ze weerloos tegen wanpraktijken.
‘BRON: KINDERRECHTENCOMMISSARIAAT’
“Een gebrek aan middelen is slechts één kant van de medaille.”
H E T V R I J E W O O R D 65H E T V R I J E W O O R D64
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
M O E I L I J K PA R C O U R SOuders, kinderen en jongeren die hun woning verliezen of vluchten voor geweld, weten niet altijd waar of van wie ze hulp kunnen krijgen. Een loket voor wonen waar je met alle vragen terechtkunt als je dak of thuisloos wordt, bestaat niet.“Dat staat niet ergens op een plakkaat: ben je dakloos, ga dan naar daar”, zegt Tania, die in de jongerenopvang verblijft. “Er zijn veel jongeren op straat die niet weten wat te doen. Ik heb er zelf heel lang over gedaan om een organisatie als het JAC te vinden. Ik wist niet dat dat bestond. Ik wist niet dat er opvang was voor jongeren.”
O N V O O R S P E L B A A RHet leven van dak en thuisloze kinderen wordt van de ene op de andere dag overhoopgehaald. Alles wordt plots onvoorspelbaar en onzeker.Joeri en zijn moeder vertellen: “Het was turnen. We konden eindelijk eens bij het zesde gaan turnen en toen moest ik daar weg. Ja, ze kwamen me uit de klas halen.” (…) “Om 7 uur heb ik mijn kinderen wakker gemaakt. En ik heb ze gezegd dat ze hun lievelingsknuffel nog in hun schooltas moesten stoppen. Ze zijn naar school gegaan. Later op de dag ben ik ze daar gaan halen.”
V L U C H T E L I N G I N E I G E N L A N DWanneer er in de regio geen opvang is of als ze er geen betaalbare woning vinden, trekken ouders en kinderen noodgedwongen weg uit de eigen streek. Kinderen verliezen dan niet alleen hun thuis, maar ook hun vriendjes uit de buurt, hun school, klasgenoten en juf. Ze worden vluchteling in eigen land.Shana: “Mijn eerste school was in Afrika, dan naar mijn tweede school toen we in het asielcentrum verbleven, dan in nog een andere school toen we bij mijn papa woonden. Dan naar de school bij het
vluchthuis en dan naar de school van nu. Ik moet elke keer opnieuw beginnen. En ik moet dan dingen leren die de anderen al kunnen.”Ouders en kinderen doorlopen vaak ook verschillende soorten opvangvoorzieningen: crisisopvang, winteropvang, gezinsopvang, studioopvang, transitappartement, collectieve opvang. Ze zitten constant in een situatie van tijdelijkheid en verandering, terwijl ze net stabiliteit en standvastigheid nodig hebben.Zaid: “Wij zaten in de winteropvang en nu zitten we hier (gezinsopvang). Hier gaat ’s avonds de deur niet zo snel dicht. Dan kan ik langer buiten blijven. In de winteropvang konden we ook knutselen, loombandjes. Daar is er een speelkamer en mogen we op de computer als we willen. Hier mag dat niet.”
G E D R O G E E R D E , Z AT T E , R A R E M A N N E NDe crisisopvang is bedoeld voor volwassenen, het is geen plek voor kinderen. Maar ouders en kinderen willen of kunnen niet altijd gescheiden worden.“In de crisisopvang kwamen ook gedrogeerde, zatte, rare mannen”, vertelt Anna, een alleenstaande moeder met drie kinderen. “Ze hadden me gewaarschuwd: dat is niet geschikt voor je kinderen. Maar ik had geen andere mogelijkheid. Ik ben daar drie maanden gebleven. Ze hebben gezegd: proficiat dat je je kinderen beschermd hebt.”
C O L L E C T I E FHet liefst willen ouders en kinderen een zo normaal mogelijk gezinsleven leiden. Maar een verblijf in de collectieve opvang maakt dat vaak bijna onmogelijk. Met uitzondering van de gezinskamer is alles er gemeenschappelijk. Het gebrek aan privacy en bemoeienissen van andere bewoners wegen zwaar. Sommige ouders en kinderen verblijven meer dan anderhalf jaar in de vrouwen of gezinsopvang omdat ze geen geschikte woning vinden of kunnen betalen. Dat eist zijn tol: de stress en wanhoop wegen op de relaties tussen ouder en kind, tussen ouder en begeleider en tussen de bewoners onderling. Ouders en kinderen worden moedeloos van de uitzichtloze situatie.
Anna is alleenstaande moeder en leeft met drie kinderen in de vrouwenopvang: “Ik ben het soms echt beu. Wanneer word ik met rust gelaten? Even alleen met de kinderen? Je wordt altijd gestoord. En als je iets doet, iedereen kijkt.”Zeker tieners hebben het er moeilijk. Ze snakken naar meer autonomie, en dat botst weleens met de collectieve en soms strenge regels van de voorzieningen.Deborah, Anna’s dochter: “Ik ben hier de enige dertienjarige. Ik mag niet doen wat ik wil. Je moet ook regels volgen en die zijn niet zo fijn. Ik moet om 20 uur gaan slapen. Ik mag in mijn vrije tijd niet alleen naar buiten.”Een balans tussen de collectieve en de individuele gezinsbelangen maakt het leven in de opvang draaglijker. Gezinnen die dankzij aparte woonentiteiten wat privacy hebben, waarderen dit fel.Tinne, een alleenstaande moeder met drie kinderen in vrouwenopvang, vertelt: “We laten elkaar met rust. We hebben elk onze studio, maar de begeleiding zorgt er ook voor dat we dingen doen waarvan we deugd hebben. Zoals met alle mama’s samenkomen. Ze houden daar rekening mee.”
T O E KO M S T D R O M E NWaarvan dromen dak en thuisloze ouders, kinderen en jongeren en wat staat hun dromen in de weg? Het hoeft niet te verwonderen dat een eigen bescheiden woning op nummer één staat. Maar ook een gezellig en warm gezinsleven. En werk om de kinderen een veilige toekomst te kunnen geven.Shana, Ria en Tinne vertellen:“Ik wil een huis hebben, en daar de dingen doen die we willen doen. We kunnen zelf kiezen of we in de living gaan of niet.”“Dat ik een huis heb waarin ik kan blijven wonen. Dat ik niet meer moet verhuizen. Nu moet ik voor de zoveelste keer verhuizen. Ik ben wel 22 keer verhuisd. En nu
moet ik weer weg.”“Werken, huisje, alles erop en eraan. Dat is wat ik voor mij zie. En dicht bij mijn kinderen wonen.”Veel kinderen snakken naar rust en veiligheid. Sommige kinderen zien graag hun ouders herenigd, onder één dak. Anderen beseffen heel goed dat ze alleen kunnen dromen van rust als een ouder wegblijft.Deborah: “Mijn toekomst is dat mijn ouders het bijleggen en dat we gewoon een nieuwe start kunnen maken.”Eva: “We willen nooit meer terug naar papa. Het is toch maar om te slaan. En ook dat mama geen andere man zoekt. Want ik wil geen andere papa.”
D R E M P E LSWanneer we ouders, kinderen en jongeren vroegen wat hun dromen in de weg stond, getuigden ze over hun moeilijke, weinig hoopgevende en lang aanslepende zoektocht naar een gepaste en betaalbare woning.Om te huren op de private huurmarkt heb je een startkapitaal nodig, anders kun je de waarborg niet betalen. Ze ervaren discriminatie op de private huurmarkt: omdat ze kleurling zijn, OCMWklant, of alleenstaande ouder met drie kinderen. Er is een tekort aan sociale huurwoningen. Ze staan op een wachtlijst en weten niet hoelang nog.Rachid: “Je kunt niet sparen, je kunt niets doen. Je hebt eigenlijk een startkapitaal nodig om iets te beginnen. Voor een huis moet je een waarborg hebben. Je hebt dat niet direct, hé. Sommige huisbazen weigeren als het OCMW de waarborg betaalt. Ze willen niemand die contact heeft met het OCMW.”
S C H U L D E N S TA P E L E N Z I C H V E R D E R O PDe onzekerheid kan aanslepen omdat schulden de kansen op een herstart hypothekeren. Tania verblijft in de jongerenopvang: “Toen ik hier aankwam, had ik een heel grote boete van de NMBS. Deurwaarders en zo. Daarom wil ik nog een beetje wachten met ergens te gaan wonen. Ik moet 3000 euro betalen. Het is niet dat ik niet wil betalen. Ik wil dat gerust betalen, maar ik heb er het geld niet voor. Daarom heb ik ook schrik
om een appartement te nemen. Die gaan voor mijn deur staan.”Bovendien is het verblijf in de thuislozenzorg niet gratis. Verblijfkosten voor een gezin variëren per voorziening en lopen soms op tot meer dan 80 euro per dag. Ouders maken hierdoor extra schulden als het OCMW niet tussenkomt.
A A N PA KDe getuigenissen van dak en thuisloze kinderen, jongeren en ouders leggen een enorme kwetsbaarheid bloot. Dak en thuisloosheid tast hun welzijn op vele domeinen aan. Het zet niet alleen hun recht op wonen onder druk, maar ook hun recht
op onderwijs, vrije tijd, privacy en gezinslevens, en passende levensstandaard. Het hypothekeert hun toekomst.Dak en thuisloosheid bij kinderen, jongeren en ouders is duidelijk een verhaal dat vraagt om acties die verschillende beleidsdomeinen raken. Zoals woon en huurbeleid, problemen met woningen en wanpraktijken op de huurmarkt, preventieve aanpak van uithuiszettingen, armoedebestrijding en de aanpak van intrafamiliaal geweld. Het belang van preventie kan niet genoeg benadrukt worden. Voorbeelden uit andere Europese landen laten zien dat preventieve woonbegeleiding en gezinshulp zoals budgetbeheer en schuldbemiddeling uithuiszettingen met succes kunnen voorkomen. Bovendien is woonbegeleiding gemiddeld zeven keer goedkoper dan uithuiszetting, opvang en herhuisvesting.
LEEN ACKAERT BELEIDSADVISEUR VAN HET KINDERRECH-TENCOMMISSARIAAT
“Veel kinderen en ouders met een mi-gratieachtergrond zijn weerloos tegen wanpraktijken.”
“Een gezinsleven in een collectieve op-vangvoorziening is bijna onmogelijk.”
“Ouder en kind zitten constant in een situatie van tijdelijkheid, terwijl ze net sta-biliteit en stand-vastigheid nodig hebben.”
MEER INFORMATIEHet dossier ‘(n)ergens kind aan huis. Dak- en thuisloosheid van-uit kindperspectief’ vind je online op de website van het Kinder-rechtencommissariaat: www.kin-derrechtencommissariaat.be
REFERENTIES•Kinderrechtencommissari-aat (2016), '(n)ergens kind aan huis. Dak- en thuisloosheid van-uit kindperspectief', Brussel, Vlaams Parlement.• Evy MEYS en Koen HERMANS (2014), 'Nulmeting dak- en thuis-loosheid', Leuven, Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Ge-zin.• Katrien DE BOYSER, Stepha-nie LINCHET en Lize VAN DIJ-CK (2010), 'Onderzoek naar de OCMW-hulpverlening aan dak- en thuislozen. Een onderzoek in opdracht van de POD Maatschap-pelijke Integratie. Eindrapport', Universiteit Antwerpen (OASeS) en Université de Liège.• Nicole MONDELAERS (2017), 'Vierde en dubbele editie van de dak- en thuislozentelling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - 7 november 2016/6 maart 2017', Steunpunt thuislozenzorg Brus-sel, La Strada.• POD Maatschappelijke Integra-tie. Jaarverslag 2015.
H E T V R I J E W O O R D 67H E T V R I J E W O O R D66
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
HET VRIJE WOORD: Wat is de algemeen gehanteerde definitie van dak- en thuisloosheid?DANNY LESCRAUWAET: De Belgische wettelijke definitie zegt dat iemand dakloos is als hij niet in staat is om zelf voor woning te zorgen en hij tijdelijk ergens opgevangen wordt. Die definitie is belangrijk omdat dak en thuislozen een aantal specifieke rechten hebben, zoals een installatiepremie. Als mensen woonst vinden, kunnen ze met die premie die woonst inrichten en die toekenning verloopt via het OCMW. Een OCMW moet kunnen toetsen of iemand dak of thuis
Thuisloosheid, dichterbij dan je denktIn 2014 werden maar liefst 5 500 unieke dak- en thuislozen geteld in Vlaanderen. Eind vorig jaar keurde de Vlaamse regering een strategisch actieplan dak- en thuisloosheid (2017-2019) goed, dat de versnippering van het hulpverleningsaanbod moet tegengaan. Ik sprak met Danny Lescrauwaet, stafmedewerker thuislozenzorg op het Steunpunt Alge-meen Welzijnswerk en actief in FEANTSA, de Europese koepel voor thuislozenzorg, over de huidige situatie in Vlaanderen en zijn hoop op een Vlaanderen zonder buitenslapers.
Een stuk vanuit de geestelijke gezondheidszorg, een stuk vanuit het OCMW, het algemeen welzijnswerk. De Vlaamse regering heeft eind vorig jaar beslist over een actieplan tegen dak en thuisloosheid. Daarin zitten drie prioriteiten: langdurige thuisloosheid verminderen via Housing First, preventie van uithuiszetting bij private huurders en het voorkomen van dakloosheid bij jongeren die de jeugdzorg verlaten. Dat actieplan is nu in uitvoering en ikzelf en mijn collega’s staan in voor de beleidsondersteuning ervan.De huisvesting die via Housing First verkregen wordt, zijn dat sociale woningen of komen ze uit de private huurmarkt?In meerderheid zijn dat sociale woningen en dat kan in Vlaanderen omdat daklozen in aanmerking komen voor een versnelde toewijzing van een sociale woning. Ook dan gaat men die wettelijke definitie gebruiken. Bij een sociaal verhuurkantoor (SVK) heeft iemand die in de nachtopvang zit altijd het maximum van de prioriteitspunten, of bijna het maximum als ze in de opvang zitten. Er stromen dus behoorlijk wat daklozen door naar SVK’s, maar het kan natuurlijk ook de private huurmarkt zijn. Het komt erop neer dat het gaat om een vaste woonst met een gewoon huurcontract en dat er een scheiding is tussen de verhuurders en de begeleidingsrol. Het is dus niet zo dat dat woningen of appartementen van hulpverleningsorganisaties zijn.
D I C H T G E S L I B DIs de wachtlijst voor sociale woningen niet enorm lang?Ja, die is enorm lang en wordt alsmaar langer. Sterker nog, die is nog nooit zo lang geweest! Via de gewone toewijzing zullen daklozen ook moeten wachten, maar met die versnelde toewijzing lukt dat op kortere termijn. Pas op, er is veel meer vraag naar die versnelde toewijzing, want die is beperkt. Op jaarbasis kan maximaal vijf procent van de toewijzingen versneld gebeuren. In heel Vlaanderen gaat dat ongeveer om een vijfhonderdtal. Hoe snel het gaat, verschilt van regio tot regio. Zes maanden, binnen een jaar, soms zelfs sneller. Een concreet voorbeeld: in Gent is Housing First door het OCMW vrij sterk uitgebouwd. Ze weten dat ze op jaarbasis
vijftig mensen versneld kunnen toewijzen. In het begin van het jaar kunnen zij er een heel pak doen, maar dan is hun contingent op. Die mensen staan dan op een wachtlijst of moeten via een SVK. Het loopt eigenlijk helemaal niet zo vlot, hoor. Als je het globale plaatje maakt van de dak en thuisloosheidsopvang in Vlaanderen, is een op de drie plaatsen dichtgeslibd. Daar zit iemand die er al langer dan zes maanden zit. De helft of twee derde van de mensen zijn in staat om zelfstandig te wonen. Daar zit een serieus efficiëntielek, nog erger dan dat bij de waterleidingen. Die verliezen minder dan een derde van hun water.Is thuisloosheid een groter probleem in grootsteden dan in kleinere gemeenten?Het komt zeker ook voor in kleinere steden. Van uithuiszettingen is bijvoorbeeld geweten dat de helft gebeurt in landelijke gemeenten. Het is zeker niet zo dat het enkel Antwerpen, Gent en nog een paar grote steden zijn. Daar wel meer, natuurlijk. De media gaan naar Brussel omdat ze weten en zien dat er in Brussel ruim vijfhonderd buitenslapers zijn. In Vlaanderen is dat een veel geringer probleem.
B ET E R V O O R KO M E N D A N G E N E Z E NWordt er over het algemeen door het beleid meer ingezet op opvang of op preventie van thuisloosheid?Het Vlaams beleid zet sterk in op preventie. Dat doen ze al ruimere tijd. Het Vlaams beleid vertrekt vanuit een internationaal uitgewerkte visie, ook door FEANTSA, rond het beëindigen van thuisloosheid. Die visie zegt vijf zaken: dat niemand op straat zou moeten zitten bij gebrek aan opvang, dat niemand langer dan nodig in de opvang zou moeten zitten, dat niemand uit zijn huis gezet zou mogen worden bij gebrek aan herhuisvesting, dat
loos is om uit te maken of die persoon voor die premie in aanmerking komt. Er zijn natuurlijk nog andere soorten omschrijvingen van dak en thuisloosheid, die dan meer bedoeld voor of gericht zijn naar de hulpverlening. Die spreken dan meer over het proces van ontankering, verdergaand op verlies van bindingen met de samenleving. Dat kun je keren via een herankeringsproces. Dat is een voor de hulpverlening geschikte definitie, maar die is minder concreet en hard dan de officiële waarmee men rechten toekent.Zo bestaat ook de Ethostypologie, de European Typology on Homelessness
and Housing Exclusion.Dat is een typologie gemaakt binnen de Europese koepel voor thuislozenzorg, FEANTSA. De Ethostypologie omvat een vijftiental verschillende slechte woonsituaties. Dat begint met dakloos zijn en mensen die op straat of in de nachtopvang leven en thuislozen die in een opvangcentrum zitten, maar gaat ook over mensen van wie de woonst bedreigd wordt vanwege uithuiszetting. Die typologie wordt vooral gebruikt voor onderzoeksdoeleinden. In 2014 is hier een wetenschappelijke telling gebeurd van het aantal unieke dak en thuislozen in Vlaanderen. Dan gebruikt men die typologie. Nu, men telt in de Europese landen zelden alle categorieën. Men heeft intussen namelijk ook een lightversie ontwikkeld met een zestal categorieën. Die tellingen zijn enorm belangrijk om het beleid op te baseren.Wat is de demografie van de thuislozen in België?In die telling van 2014 werden 5 500 unieke dak en thuislozen geteld. De meerderheid, zo’n 60%, zijn mannen. Een op de vier is een jongvolwassene, tussen 18 en 25 jaar. Er bestaat ook een belangrijke groep kinderen die mee met de ouder worden opgevangen. De drie voornaamste aanleidingen voor dak en thuisloosheid in Vlaanderen zijn relationele problemen, met name familiaal geweld, verslavingen en in de derde plaats uithuiszettingen.De afgelopen twintig jaar is thuisloosheid
enorm vervrouwelijkt. Is familiaal geweld daar de voornaamste oorzaak van?Het heeft voornamelijk met familiaal geweld te maken omdat familiaal geweld ‘as such’ toeneemt. Het beleid werkt daar ook op. De aangiftebereidheid van vrouwen – het gaat bijna altijd om vrouwen – neemt toe. Men voert campagne waarin men zegt: ‘wacht niet, contacteer de hulpverlening’, omdat men het beter telt, ook bij politie en parket. Het is dus een feitelijke toename, een aangiftebereidheidstoename en een betere boekhouding.
H O U S I N G F I R S TVerder naar een andere broze groep, de psychisch kwetsbaren. Hoe wordt met hen omgegaan? Ik kan me voorstellen dat ze niet in eender welke opvang terechtkunnen, juist vanwege hun problematiek.Mensen met een psychiatrische problematiek en/of verslaving – wij vatten dat ook een beetje onder de term ‘langdurig thuislozen’ – en mensen die al een jaar of langer in die situatie zitten – er zijn er in 2014 zo’n 1 100 geteld –, daarvoor is men, op basis van een Belgisch experiment, nu bezig de Housing Firstaanpak uit te rollen. Dat houdt in dat mensen niet meer in de opvang geplaatst worden, want in die opvang zijn allerlei regels, een groepsdynamiek, ... Dat werkt niet zo goed voor die groep. Housing First betekent dat de mensen een woonst huren, meestal met hun uitkering, en zolang als nodig aangepaste begeleiding krijgen omtrent die doelen die zij zelf naar voren schuiven. Uit het Belgisch experiment dat in 2016 afgesloten werd, bleek dat van de Housing Firstdoelengroep na twee jaar nog 90% hun woonst behouden hadden, wat zeer succesvol is. Momenteel wordt dit model in heel Europa uitgerold. Het is een benadering die uit Amerika afkomstig is, ontwikkeld door een psychiater, Sam Tsemberis. De begeleiding is multidisciplinair.
“Daar zit een seri-eus efficiëntielek, nog erger dan dat bij de waterleidin-gen.”
“België staat in de top drie van de Europese landen van uithuiszetting in verhouding tot de bevolking.”
H E T V R I J E W O O R D 69H E T V R I J E W O O R D68
niemand uit een instelling ontslagen zou mogen worden bij gebrek aan woonoplossing en dat niemand die jongvolwassen is, dak of thuisloos zou mogen worden. Drie van die vijf strategische doelstellingen hebben met preventie te maken. En ook, twee van de drie prioriteiten van het huidige Vlaamse actieplan zijn preventieve prioriteiten. De derde prioriteit, Housing First, is ook enorm belangrijk op het vlak van hervalpreventie.Brussel heeft een gans ander beleid. Daar richt men de aandacht op urgentie, op noodopvang – dat werkt daar trouwens totaal niet. Wallonië is dan meer gemengd: zij hebben ook meegedaan aan het Housing Firstexperiment, maar Wallonië, en zeker Brussel, zetten nog maar vrij beperkt in op preventie.Terwijl preventie veel goedkoper is dan op termijn remediërend te moeten gaan werken, want dat kost op den duur veel meer geld aan de maatschappij.We hebben dat eens becijferd. Bij sociale huurders slagen wij erin, als we iemand kunnen begeleiden, 70% van de uithuiszettingen te voorkomen. Zulke begeleiding is viermaal goedkoper dan iemand opvangen en daarna herhuisvesten. Bij private huurders gaan we dat nog moeten zien en evalueren, omdat dat organisatorisch complexer is. Sowieso is het altijd beter om menselijke miserie te voorkomen dan ze te moeten remediëren, maar het is wel degelijk een uitgesproken visie van het Vlaams beleid – gelukkig maar.
B E E L D V O R M I N G S M Y T H EVeel mensen kijken neer op daklozen, terwijl het iedereen kan overkomen. Hoe komt dat?Wie zien de mensen, ‘het publiek’, als dakloos? Dat zijn diegenen die op straat zitten, vaak verwaarloosde, oudere man
nen. Het is ook die groep die het vaakst in de media aan bod komt en daardoor ontstaat er een soort beeldvormingsmythe, terwijl in Vlaanderen de meeste daklozen al op een woongericht traject zitten. Een deel zit in de opvang, maar die zie je natuurlijk ook niet op straat. Vier op de tien zijn vrouwen en jongeren, maar die zie je zelden. Het is een kwestie van perceptie, van beeldvorming. De belangrijkste reden voor verlies van woonst, uithuiszetting, is het plotse verminderen van het inkomen. Een van de inkomens valt weg, iemand wordt ziek, tja. Dat kan inderdaad iedereen overkomen.Men kan in ieder geval preventief werken tegen thuisloosheid, maar hoe spoor je die eerste tekenen op en hoe kun je dat proces dan proberen tegen te gaan? Wie luidt de alarmbel?Als het om sociale huurders gaat, dan zijn er afspraken tussen huisvestingsmaatschappijen, OCMW’s en CAW’s. Wanneer ze een huurachterstand van een paar maanden merken, of overlast, en van mening zijn dat als het niet verbetert, ze de mensen uit huis zullen moeten zetten, dan contacteren ze de hulpverlening. Daar zijn equipes die dan actief naar die woonst gaan, op die deur kloppen, als het nodig is zelfs verschillende keren, en als die mens opendoet – ze zullen ook al wel een brief hebben gekregen van de maatschappij –, dan gaan ze zeggen: ‘kijk, wij zijn hulpverleners. Als jij op ons begeleidingsaanbod ingaat en wílt ingaan, dan zal de maatschappij jou niet uit huis zetten’. Als het probleem opgelost geraakt, natuurlijk. Zo werkt het.
C O M P L E XBij private huurders is het heel wat complexer. Daar heb je verspreide verhuurders, daar werkt men met meldpunten waar verhuurders probleemsituaties kunnen melden. Er zijn er zo een aantal, we zullen die nog trachten te verruimen. Dat is vóór de gerechtelijke fase. Wanneer het al in de gerechtelijke fase zit en wanneer de vrederechter vordering krijgt van uithuiszetting van de verhuurder, dan is hij verplicht het OCMW daarvan op de hoogte te brengen. Het OCMW heeft dan een bemiddelende opdracht. Toen de wet destijds werd ingevoerd, heeft het OCMW
daarvoor nooit extra middelen gekregen. Dan stelt men vast – en dat blijkt ook uit die telling die er geweest is – dat 57% van uithuiszettingssituaties onvoldoende opgevolgd wordt. Daar mikt dat actieplan nu op, om die opvolging te verbeteren. Liefst voordat de zaak in de gerechtelijke fase zit, want zodra het zover is, heb je niet veel tijd meer om een alternatief te zoeken. Dat belet echter niet dat je vanuit de hulpverlening heel goed kunt samenwerken met vrederechters, wanneer de vrederechter ziet dat er op een bepaalde situatie hulpverlening gezet kan worden. Een vrederechter moet, zoals de naam het zegt, vrede zoeken, de partijen tot overeenstemming brengen. Dat werkt goed. Zit je al in de gerechtelijke fase, dan heb je minder handelingsmarge.Maar het basisprobleem is natuurlijk dat de Vlaamse Woonraad, officieel adviesorgaan naar de Vlaamse regering inzake wonen, in het voorjaar een heel advies heeft uitgebracht over de crisis in de onderste lagen van de private huurmarkt. Mensen met de laagste inkomens krijgen onvoldoende huursubsidiesteun, waardoor dat uithuiszettingsprobleem zo aanzienlijk is. België staat in de top drie van de Europese landen van uithuiszetting in verhouding tot de bevolking. Dat heeft te maken met het feit dat wie in een sociale woning zit in een betaalbare woning zit, maar de meeste mensen zitten op de private huurmarkt. Daar is een immens betalingsprobleem. Dat los je niet alleen op met hulpverlening. Er moet iets aan gedaan worden. Er zijn voorstellen rond, die staan ook in dat Vlaams actieplan, maar die moeten nog concreet op de rails gezet worden. Hoe langer de overheid daarmee wacht, hoe groter dat probleem wordt. Een leefloon bedraagt 880 euro. Zelfs als je een studiootje huurt dat nauwelijks in orde is, ben je 400 euro kwijt, terwijl eigenlijk maximaal een derde van je inkomen naar woonkosten zou mogen gaan.
S T R A AT H O E K W E R KWat wordt er gedaan met de zogenoemde ‘zorgwekkende zorgmijders’ die niet geholpen lijken te wíllen worden? Dan denk ik bijvoorbeeld aan de mensen die geld krijgen, pintjes kopen en terug op hun bankje gaan zitten.
We bereiken hen via straathoekwerk, maar het begrip ‘zorgwekkende zorgmijder’ is eigenlijk ook relatief. Er zijn inderdaad mensen die niet naar een nachtopvang willen, maar bij die Housing Firstbenadering hebben wij al veel minder weigeringen. Mensen weigeren zelden hulp als je die op de juiste manier en in het verlengde van hun nood aanbiedt. Maar Housing First is ook geen wondermiddel. Tien procent van de begeleidingen lukt niet, dus daarom zal opvang ergens nodig blijven. En er zijn inderdaad mensen met wie vanwege psychiatrische problemen moeilijk te communiceren valt, vandaar die multidisciplinaire aanpak.Straathoekwerkers zijn ook onderlegd in motiverende gespreksvoering. Je moet actief op de mensen afstappen. Dat is hetzelfde met uithuiszetting. Als je als OCMW gaat wachten tot de mensen naar jouw bureau komen, dan is het te laat. We hebben daar hier op het Steunpunt een heel vormingsaanbod rond. Outreachend werk noemen we dat.Op die manier is de Belgian Homeless Cup ook een soort van outreachend werk: die mensen moeten ook benaderd worden en via het voetbalspel rollen ze dan in een soort van zorgtraject.Ja, en komen ze in contact met een voetbalploeg. Straathoekwerk is bijvoorbeeld zeer actief binnen de Belgian Homeless Cup. Het is eigenlijk vooral een project dat gericht is op socialenetwerkvorming van dak en thuislozen, wat enorm belangrijk is, want waardoor geraken en blijven mensen uit de dakloosheid? Dat is door een vaste, betaalbare woonst, een inkomen liefst uit arbeid en een ondersteunend sociaal netwerk. Nu, dat netwerk bij daklozen is er vaak niet meer. Via bijvoorbeeld zo’n sociaal sportief initiatief als de Belgian Homeless Cup kun je dat netwerk opnieuw opbouwen. Het mikt ook op het versterken van het zelfbeeld bij de mensen. In een voetbalploeg word je aangesproken als speler, op je positieve kwaliteiten, en niet als probleemgeval.
V L A A M S A C T I E P L A NIn uw boek ‘Een thuis voor meer dan een dag. Mythes, feiten en verhalen over thuisloosheid’ bemerkte u dat er geen nationaal actieplan was en het hulpverleningsaan
bod volledig versnipperd. Nu is er wél een actieplan dat ook die versnippering probeert tegen te gaan. Werkt het beter?Dat gaan we eind 2019 zien. Het is nu veel te vroeg om evaluatieve uitspraken te doen. Er zou voor het einde van de legislatuur absoluut opnieuw een nieuwe telling moeten komen, op dezelfde manier uitgevoerd, zodat je kunt vergelijken.Hebt u goede hoop?Voor wat betreft instellingsverlaters uit de jeugdzorg wel. Ik ben bezorgd dat er niets gebeurt rond de uithuiszettingsproblema
tiek, omdat die nog altijd toeneemt, en als de middelen die we hebben in het kader van dat actieplan niet vooral vanuit Wonen vermeerderen, zou het weleens kunnen dat het ondanks dat actieplan toch nog zal toenemen of stabiliseren. Ik zie het nog niet spectaculair verminderen. Dat is in de meeste landen die met actieplannen werken zo, het vinden van betaalbare woonst op korte termijn is altijd zeer moeilijk. Daarom spreiden landen die actieplannen over verschillende legislaturen. Finland en Denemarken zijn nu al met hun derde actieplan bezig.De doorlooptijd van een socialewoningproject in Vlaanderen is gemakkelijk vijf jaar. Als de minister van Wonen beslist, en ze heeft dat gedaan, meer te investeren in sociale huisvesting, renovatie en nieuwbouw, dan heeft dat pas volgende legislatuur effect. Dat is een van de kritische succesfactoren in elk actieplan, dat huisvestingsluik. Een tweede kritische succesfactor die we overal in Europa zien terugkomen, is de kwaliteit van de lokale samenwerking. Als men op lokaal vlak goed samenwerkt, zullen we betere resultaten boeken dan wanneer we naast elkaar werken of ruziemaken.Een Vlaanderen zonder thuisloosheid, is
dat een utopie?Wel, we verstaan onder het einde van thuisloosheid niet dat er geen thuislozen meer zijn, maar dat ze niet genoodzaakt zijn op straat te overnachten. Ja, dat is mogelijk. Er zijn landen die daar niet ver meer van af staan. Op Europees vlak doet Finland het het beste, maar ook in Vlaanderen is het zeker mogelijk. Natuurlijk, je moet voldoende ‘sense of urgency’ en handelingsbereidheid hebben bij het beleid om dat te willen doen.Wat kan de gewone burger doen om een thuisloze te helpen?Mensen zullen een praatje wel apprecieren, want de meeste daklozen worden vooral genegeerd. Als je spullen wilt geven, kun je contact opnemen met het OCMW. We hebben ook buddywerkingen en je kunt je zelfs engageren in een sociale vereniging. Er zijn verschillende mogelijkheden. Doorgaans werkt men graag met vrijwilligers, er zijn er heel veel actief.
JESSICA VAN SINTRUYEN
‘Een thuis voor meer dan een dag. Mythes, feiten en verhalen over thuisloosheid’, Danny Les-crauwaet, Bob Cools, Helen Blow en Ludo Serrien, Lannoo Campus, 2014, ISBN 9789401421553, 341 p., € 24,99
“Mensen weigeren zelden hulp als je die op de juiste manier en in het verlengde van hun nood aanbiedt”
“Als je als OCMW gaat wachten tot de mensen naar jouw bureau ko-men, dan is het te laat.”
EN DE WERELD IS VAN IEDEREEN
H E T V R I J E W O O R D70
York. Zijn expertise ligt in de wetenschapsfilosofie, zijn hart bij de Stoa. Hij laat zien wat je als moderne mens kan leren van de stoïcijnen en hoe ze je kunnen helpen om een gelukkig leven te leiden. Daarnaast neemt Pigliucci deel aan het filosofisch debat over waarheid, samen met Maarten Boudry en de Nederlandse publieksfilosoof Coen Simon. In tijden van posttruth en echte of alternatieve feiten lijkt een helder begrip van wat waarheid is en wat wetenschap vermag het voornaamste slachtoffer. Ons panel probeert dit kluwen te ontwarren, en spaart elkaar daarbij niet.
De Britse bioethicus John Harris is onze derde Engelstalige gast. Naast een in
“Onze sprekers stillen uw honger in meer dan vijftien verschillende lezin-gen, panelgesprek-ken en discussies.”
WAT K U N T U V E R WA C H T E N ?Religie staat weer op het voorplan, de waarheid lijkt een voetveeg, populisme neemt epidemische proporties aan ... en intussen blijven mensen maar op zoek gaan naar een gelukkig en zinvol leven. Geen wonder dat de honger naar filosofische inzichten zo groot is. Onze sprekers stillen uw honger in meer dan vijftien verschillende lezingen, panelgesprekken en discussies. Maar dat is niet het enige: er zijn tal van randactiviteiten, zoals ‘Op de filosofa’, ‘Filocafé, ‘Surfen met Confucius’ en natuurlijk onze relaxlounge. Kortom, een avond vol hersenkrakend plezier.
E D I T I E 2 0 1 7Voor een gedetailleerd overzicht van ons programma verwijzen we u graag naar onze website. Wel kunnen we hier enkele gasten voorstellen waar we bijzonder trots op zijn.Zo mogen we de wereldvermaarde Britse filosoof Simon Blackburn in Gent verwelkomen voor zijn lezing ‘David Hume voor vrijdenkers: wetenschap, moraal en religie’.Een andere internationale gast is Massimo Pigliucci, filosofieprofessor in New
Nacht van de Vrijdenker: filosofisch festivalJaarlijks brengen we toonaangevende denkers uit binnen- en buitenland samen rond vra-gen die ertoe doen. Gerenommeerde filosofen, wetenschappers en opiniemakers gaan in op de belangrijkste persoonlijke, maatschappelijke, filosofische en wetenschappelijke uitdagingen van onze tijd. De Nacht van de Vrijdenker is een ideeënfestival. Denkers die met uitdagende, verrassende ideeën een andere, verfrissende kijk kunnen bieden op hedendaagse kwesties en je de wereld – en jezelf – in een nieuw daglicht laten zien. Ontregelend en ontwarrend.
drukwekkende academische carrière is Harris als ethisch consulent betrokken geweest bij onder meer het Europees Parlement, de Wereldgezondheidsorganisatie en de Verenigde Naties. Geen kleine jongen, dus. Katrien Devolder – zelf een bioethica met internationale reputatie – gaat met hem in gesprek.De Nederlandse journalistantropoloog Joris Luyendijk, bekend van zijn boek over de financiële wereld in de Londense City: ‘Het kan niet waar zijn. Onder bankiers’. Voor zijn nieuwste project ‘Kunnen we praten?’ ging hij in gesprek met mensen die hun vertrouwen in de gevestigde politiek grotendeels of helemaal kwijt zijn. Benieuwd naar zijn conclusies? Na zijn lezing voegt Luyendijk zich bij ons debat over politiek en populisme. Daarin gaan we op zoek naar de echte drijfveren achter het succes van het populisme. Schuiven mee aan tafel: de Nederlandse politiek wetenschapper en migratiespecialist Paul Scheffer, bekend van zijn boek ‘Het multiculturele drama’, de Vlaamse armoedespecialiste Bea Cantillon en theatermaker Chokri Ben Chikha.Verder zijn er tal van dames en heren op de Nacht die geen introductie meer be
PRAKTISCH:Zaterdag 18 november 2017, 19.00 uurZebrastraat GentTickets: € 18 (leden) / € 20 (niet-leden) / € 25 (aan de deur)Tickets aan ledentarief kunnen besteld en afgehaald worden in het [email protected], T 09 220 80 20 Voor alle andere info en tickets: www.nachtvandevrijdenker.be of facebook.com/nachtvandevrijdenkerNacht van de Vrijdenker is een organisatie van VC Geuzenhuis, i.s.m. HV Gent, De Maakbare Mens en deMens.nu.
hoeven voor lezers van Het Vrije Woord: Etienne Vermeersch, Patrick Loobuyck, Griet Vandermassen en Heleen Debruyne, Simone Van Saarloos, Tobias Leenaert van Effectief Altruïsme Vlaanderen, Katleen Gabriels, ... Bereid u voor op een wervelwind van inzichten.
THOMAS LEMMENSCONSULENT-STAFMEDEWERKER VC GEUZENHUIS
18/11 2 017
T I C K E T S€ 18 leden€ 2 0 vvk€ 25 addwww.nachtvandevrijdenker.be
Z E B R A S T R A AT G E N Tw w w . n a c h t v a n d e v r i j d e n k e r . b e
kaban
v.u.:
Wim
Tae
ls -
Kant
ienb
erg
9, 9
000
Gen
t
Gent
T I C K E T S
www.nachtvandevrijdenker.bewww.nachtvandevrijdenker.bewww.nachtvandevrijdenker.bewww.nachtvandevrijdenker.bewww.nachtvandevrijdenker.be
EENAVOND VOL
HERSENKRAKENDPLEZIER
@ nachtvrijdenker
facebook.com/nachtvandevrijdenker
19 : 0 0
NACHTVANDEVRIJDENKER
SIMON BLACKBURNJORIS LUYENDIJK
MASSIMO PIGLIUCCIMAARTEN BOUDRY
COEN SIMONBEA CANTILLON
CHOKRI BEN CHIKHASIMONE VAN SAARLOOS
ETIENNE VERMEERSCHKATLEEN GABRIELSHELEEN DEBRUYNE
GRIET VANDERMASSENJOHN HARRIS
KATRIEN DEVOLDERSTIJN BRUERS
PAUL SCHEFFERPATRICK LOOBUYCK
LODE LAUWAERT
EN VERDERFILOCAFÉ
OP DE FILOSOFA KUNG FU MET CONFUCIUS
SURFEN MET EPICURUSFOOD & DRINKS
IN DE KIJKER
H E T V R I J E W O O R D 73H E T V R I J E W O O R D72
HVV BOEKENTIPSKRITISCH GELEZEN
SIEN SIMOENS
‘Ongelijkheid. Wat kunnen we er-aan doen?’, Anthony B. Atkinson, Uitgeverij Polis, Antwerpen, 2015, ISBN 9789463100397, 443 p., € 29,95
n deze diepgaande studie overloopt de auteur alle aspecten aan de basis van de huidige ongelijkheid. Oplossingen
liggen op het vlak van rechtvaardigheid en efficiëntie, de concurrentie van verzorgingsstaten wereldwijd en de lastenbatenmodellen en betaalbaarheid. Atkinson neemt in de eerste plaats het Verenigd Koninkrijk als voorbeeld. Zijn voorstellen zijn meestal elders in de westerse wereld toepasbaar, maar dat is tevens het heikele punt in zijn betoog: de écht arme landen komen veel minder aan bod. Lovenswaardig is dat hij ervoor pleit om ontwikkelingshulp op te trekken naar ten minste 1% van ons bnp. Hoe dat in een context van frequente overheidscorruptie concreet moet gebeuren, weet hij echter niet.
Als econoom vindt Atkinson dat we vooreerst alle aspecten van onze eigen samenleving moeten bestuderen. Hij start met een historisch perspectief, en bekijkt de periodes toen ongelijkheid tussen arm en rijk veel kleiner was. In de decennia direct na WO II nam ze af, na 1980 nam ze weer toe. De opkomst van de verzorgings
D E H A AT T E G E N D E D E M O C R AT I E‘De haat tegen de democratie’ is inmiddels een klassieker. Jacques Rancière laat erin zien hoe democratie sinds de Grieken steeds opnieuw werd gedefinieerd. Hij stelt dat vandaag wederom een nieuwe invulling nodig is: democratie kan niet meer simpelweg tegenover totalitarisme worden geplaatst of worden ‘geëxporteerd’ naar nietwesterse lan
den. Rancière ziet niet zozeer een crisis van de democratie, als wel een groeiende haat tegen democratie. De subversieve kracht van democratie lag historisch gezien in een aanval op de macht van een heersende elite die de democratie symbolisch omarmde, maar er in feite een haatliefdeverhouding voor ontwikkelde. Via voorbeelden van recente maatschappelijke en politieke ontwik
kelingen toont Rancière dat democratie in de eerste plaats is verbonden met emancipatie en gelijkheid, en pas daarna met legitimiteit en constitutie.‘De haat tegen de democratie’, Jacques Rancière, Octavo Publi-caties, 2017, ISBN 9789490334154, 142 p., € 17,50
W A A R H E I D , W A A R D E N & W E L -VA A R TOnze westerse samenleving staat op een keerpunt. Europa is met de nieuwe bankencrisis, de brexit en de snelgroeiende economische ongelijkheid een nieuwe fase ingegaan. Wat wij jarenlang als onze economische realiteit beschouwden, blijkt een achterhaald verhaal dat geen oplossingen biedt voor de financiële problemen en grote maatschappelijke spanningen die daaruit resulteren. In dit boek gaat Broers op zoek naar een nieuw leidend verhaal dat de kans biedt om anders te denken over productie, markt en welvaart. Hij ging daarvoor in gesprek met filosofen, economen, ondernemers en grote denkers, zoals Thomas Piketty, Wolfgang Streeck, David Graeber, Tomáš Sedláček en HansWerner Sinn: mensen met ideeen die vér voorbij de huidige norm reiken, zoals schuldafschrijving en economische modellen waarin groei niet langer centraal staat.‘Waarheid, waarden & wel-vaart. Een nieuwe cultuur voor ons economische denken’, Viktor Broers, Q, 2016, ISBN 9789021401867, 212 p., € 19,99
H ET PA U P E R PA R A D I J SNa een overweldigend succes wordt deze zomer Het Pauperparadijs, een theaterspektakel over arm en rijk, hernomen. Naar aanleiding van dat stuk van regisseur Tom de Ket, gebaseerd op de bestseller van Suzanna Jansen, verscheen tevens een nieuwe editie van ‘Het Pauperparadijs’. Dat bekende familieverhaal over Roza Dingemans, moeder van een door schulden en alcoholisme getroffen gezin die in AmsterdamNoord koste wat kost haar waardigheid probeert te bewaren, wordt gebracht door Suzanna Jansen, haar kleindochter. De lezer krijgt niet enkel vijf generaties familiegeschiedenis, maar ook het verhaal van de goedbedoelde heropvoedingsgestichten in Veenhuizen tot het wonenondertoezicht in de 20ste eeuw. Gaandeweg begrijp je hoe de familiegeschiedenis onlosmakelijk verbonden is met de opvoedcampagnes die vele Nederlanders ondergingen. Een gebonden, feestelijke 60ste editie met een extra hoofdstuk vol nieuwe, aangrijpende informatie over een van de hoofdpersonen.‘Het Pauperparadijs. Een fa-miliegeschiedenis’, Suzanna Jansen, Balans, 2017, ISBN 9789460035180, 272 p., € 15
Ongelijkheid is niet onvermijdelijk
staat, groei van uitkeringen en subsidies, loonstijgingen, geringere concentratie van persoonlijk vermogen en kleinere spreiding van looninkomens als gevolg van overheidsinterventies en caoonderhandelingen, reduceerden ongelijkheid. Ook werkloosheid speelde een belangrijke rol: begin jaren 60 was deze enkel problematisch in de Verenigde Staten met tussen 19601973 gemiddeld 4,8% werkloosheid, in Frankrijk ‘maar’ 2%, in GrootBrittannië 1,9% en in WestDuitsland 0,8%. Na 1990 veranderde dat drastisch en telde Frankrijk ruim 10% werklozen, GrootBrittannië ruim 8,5% en Duitsland 7%.Economen met aandacht voor groeiende ongelijkheid noemen globalisering en technologische veranderingen als meest voorkomende verklaringen. Nobelprijswinnaar Economie (1969) Jan Tinbergen sprak van ‘een race tussen een gestegen vraag naar hoogopgeleide werknemers en de uitbreiding van de hoogopgeleide bevolking’. Een gevolg is dat ongeschoolde werknemers steeds vaker in de kou blijven staan. Daarbij komt de robotisering die het werk bij minder geschoolde werknemers kan weghalen. Maar ‘marktinkomens worden niet uitsluitend gedreven door krachten van buitenaf waarover we geen controle hebben’. We moeten volgens Atkinson nagaan waar beslissingen genomen worden en het machtsevenwicht tussen individuen en groepen in de samenleving bekijken. Overheden hebben daar een aanzienlijke invloed.
A LT R U Ï S M ENaar schatting 1,2 miljard mensen leven dagelijks van minder dan 1,25 dollar. Met
“Hij noemt een we-reldwijd belastingre-gistratiesysteem het ideaal, maar velen vinden zo’n ‘mondiaal belastingregime’ een utopie.”
De groei van ongelijkheid in de wereld is geen product van krachten die bui-ten onze mogelijkheden liggen. Dat is de overtuiging van Anthony B. Atkinson. Er zijn beslissingen die door overheden en bedrijven genomen moeten worden, maar ook individu-eel of collectief handelen, consumentenorganisaties en vakbonden kunnen stappen zetten.
I
KANSARM MAAR NIET KANSLOOSHet globale armoederisico bleef het laatste decennium relatief stabiel, maar de kinderarmoede nam systematisch toe. Kinderarmoede bestrijden staat dan ook hoog op de Vlaamse beleidsagenda. Als hefboom voor de aanpak wordt vaak gekozen voor een kinderrechtenbenadering, gebaseerd op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Dit boek belicht het spanningsveld tussen de rechten van kinderen en ouders in een armoedecontext. Van kinderen wordt verondersteld dat zij geen aandeel hebben in hun armoede, maar ouders worden vaak wel als verantwoordelijk, zelfs schuldig gezien. Daardoor bestaat een grotere maatschappelijke bereidheid om hulpbronnen te mobiliseren die kinderen en jongeren ondersteunen, via onderwijs, kinderopvang, ... terwijl de ondersteuning van ouders, bijvoorbeeld in hun zoektocht naar een woning, kwaliteitsvolle baan of de garantie op een menswaardig minimuminkomen, minder als evidentie wordt gezien. Samenlevingsopbouw OostVlaanderen interviewde daarover 30 kwetsbare gezinnen.‘Kansarm maar niet kansloos. Een grondrechtenbenadering van kinderarmoedebestrij-ding’, Wouter Hennion, Siebren Nachtergaele, Didier Reynaert, Griet Roets, Rudi Roose, Nico-le Formesyn, Acco, 2017, ISBN 9789463440820, 182 p., € 23,50
jaarlijks zo’n 110 miljard dollar ofwel 5% van het Franse of Italiaanse bnp, kunnen we daaraan verhelpen. Het lijkt dus billijk dat rijken 1% afdragen. Bovendien levert dat andere voordelen op: een verminderde migratiedruk, versterking van politieke stabiliteit in arme landen en een dalend risico op terroristische aanvallen. Of om het met de woorden van een Brits Labourlid te zeggen: ‘Met mondiaal altruïsme komen we er niet. Je moet het een nationaal belang kunnen noemen. Dus: het ontwikkelingsgeld van mevrouw Smith betekent een veiliger wereld.’ Bevreemdend is dat regeringen vaak de hoogste belastingtarieven verlagen en de lagere ongemoeid laten. Bij Thatchers aantreden (1979) zag men een verlaging van 83% naar 60%, in 1988 verder naar 40%. Recent voerde ook president Trump een belastingverlaging in voor rijken en vennootschappen. Atkinson wil naar een progressieve tariefstructuur, met marginale belastingtarieven die volgens inkomsten geleidelijk oplopen tot een topniveau van 65%. Hij noemt een wereldwijd belastingregistratiesysteem het ideaal, maar velen vinden zo’n ‘mondiaal belastingregime’ een utopie.Dit boek beperkt zich niet tot moderne theorieën over inherente rechtvaardigheid; het is een poging om op haalbaarheid gerichte vergelijkingen te onderzoeken.GUIDO-JULES KINDT
H E T V R I J E W O O R D 75H E T V R I J E W O O R D74
COLOFONGOED BEKEKEN
Ken Loach (°17 juni 1936) is een Brits filmregisseur, bekend om zijn sociaal-realistische stijl en socialistische thema's. Hij studeerde recht aan de universiteit van Oxford en begon docudrama's te regisseren voor tv in het begin van de jaren zestig, meer bepaald het sociaal invloedrijke
‘Cathy Come Home’ (1966). In de late jaren zestig schakelde hij over naar films en maakte ‘Kes’, het verhaal van een jongen in moeilijkheden en zijn torenvalk, gebaseerd op de roman ‘A Kestrel for a Knave’ door Barry Hines.Vanaf de jaren negentig gooide Loach hoge ogen met een reeks populaire films zoals ‘Ladybird Ladybird’, over een vrouw wier kind afgenomen wordt door de sociale dienst, ‘Raining Stones’, over een koppel met schulden dat bedreigd wordt door incassoagenten, ‘Land and Freedom’, over de Spaanse burgeroorlog, ‘Bread and Roses’, over gastarbeiders in de VS, ‘The Navigators’, over de privatisering van de spoorwegen, en ‘It’s a free world’, waarin de problematiek van de illegale zwartwerkers annex mensenhandel in beeld gebracht wordt.Ken Loach kaapte na vijftig jaar films op het filmfestival van Cannes 2016 de Gouden Palm weg met ‘I, Daniel Blake’. In die
bureaucratie die werkwilligen horen te ondergaan in GrootBrittannië en die werkelijk kafkaiaans is. Loach en scenarioschrijver Laverty verbinden Daniels verhaal aan dat van Katie, een alleenstaande moeder van twee kinderen die lang dakloos geweest is en nu op 300 kilometer van haar vorige huis een sociale woning gekregen heeft. Ook zij moet zich onderwerpen aan vernederende situaties.Loach maakt van de mensen die het systeem tot nummers weggecijferd heeft, weer mensen. Hij doet dat in een heel eenvoudige en even efficiënte beeldtaal en met acteurs die zeer authentieke vertolkingen neerzetten. Dave Johns is in zijn eerste echte titelrol werkelijk fenomenaal en samen met Hayley Squires zet hij een ongelooflijk duo slachtoffers van een onmenselijk beleid neer. Ken Loach blijft strijdvaardig als immer, maar in dit sociaal portret krijgen humor, warmte en tederheid een aparte plaats.ANDRÉ OYENPUBLICIST EN LID VERENIGING VAN DE VLAAMSE FILMPERS (VVF)
film doet hij dan ook niets wat hij niet eerder gedaan heeft, integendeel. Als links activist levert hij tien jaar na ‘The Wind That Shakes the Barley’ een ontnuchterend sociaal drama af, dat hem opnieuw een verdiende Gouden Palm opleverde.We volgen Daniel Blake, een vijftiger die
de draad des levens weer probeert op te pikken na een licht hartinfarct. De dokters hebben hem nog niet arbeidsgeschikt verklaard, maar voor de bureaucratische dienst voor welzijn en gezondheid is Blake wel in staat om te werken.
In het Verenigd Koninkrijk bestaat er zoiets als een Employment and Support Allowance, een uitkering die financiële steun moet bieden aan mensen die moeilijk werk vinden omdat ze langdurig ziek of gehandicapt zijn. Hij moet eerst een Work Capability Assessment doorstaan, een test die bepaalt of hij überhaupt in aanmerking komt voor de uitkering. En in tegenstelling tot wat zijn eigen dokter benadrukt, acht die test hem wel degelijk ‘werkbekwaam’. Blake kan dat resultaat aanvechten, maar die optie vergt gigantisch veel tijd en gedoe, en intussen is hij verplicht om te solliciteren.Loach legt de klemtoon op de ellendige
“Loach maakt van de mensen die het sys-teem tot nummers weggecijferd heeft, weer mensen.”
H E T V R I J E W O O R D is een publicatie van de HumanistischVrijzinnige Vereniging (HVV). Zij wordt bezorgd aan alle leden van de vereniging. Losse verkoop aan nietleden: 5 euro. Jaarabonnement voor 4 nummers: 20 euro. Rekeningnummer:BE72 0011 7775 6216BIC: GEBABEBB
VOOR MEER INFOinfo@hvv.be 03 233 70 32HumanistischVrijzinnige Vereniging vzw www.hvv.be
VOORZITTERMario Van Essche Pottenbrug 4, 2000 AntwerpenHOOFDREDACTIEErik StrielemanCOÖRDINATIEGert De NutteEINDREDACTIEJessica Van SintruyenTEKSTCORRECTIESKris PanisVORMGEVING, FOTO’S & ILLUSTRATIESAn AvondsREDACTIE Anna GoovaertsMagda HeefferKatrien ScheirSien SimoensJessica Van Sintruyen
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Mario Van Essche p/a Pottenbrug 4, 2000 Antwerpen
De artikels vallen onder de verantwoordelijkheid van de auteur. Niets uit deze publicatie mag door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook verveelvoudigd of openbaar gemaakt worden zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
REGISSEUR: KEN LOACHDUUR: 100 MINUTENMET: DAVE JOHNS, HAYLEY SQUIRES EN SHARON PERCYLAND: VERENIGD KONINKRIJK, FRANKRIJK, BELGIËGENRE: DRAMAJAAR: 2016
DE FILM BESTAAT OOK OP DVD EN BLU-RAY.
Activiteiten KalenderVOOR MEER INFO: www.h-vv.be:
N O V E M B E R0 2 / 1 1HVV/HV KORTRIJKZahiravondHVV/GG VILVOORDEPraatcafé
0 6 / 1 1HVV SCHOTEN Filmvoorstelling: 'Captain Fantastic'
0 7 / 1 1HVV SCHOTEN Filmvoorstelling: 'Captain FantasticHVV/GG EEKLOI.S.M. HUISVANDEMENS EEKLO'Dementie' met o.a. prof. dr. Christine Van Broeckhoven, dr. Marc Cosijns, …HVV VRIJDENKEND LIER I.S.M. UPV LIER, HUISVANDEMENS LIER EN VORMINGPLUS MECHE-LEN-LIER, MET ONDERSTEUNING VAN IMD'Wat moet ik nu geloven dokter?' – voordracht over eten en bewegen door prof. dr. Hendrik Cammu
1 3 / 1 1HVV/GG HASSELT'Verborgen grote vrouwen' – lezing door Chris Reniers
1 4 / 1 1HVV/GG WAASLAND Filmvoorstelling 'Over SintNikolaas en Sinterklaas in SintNiklaas'HVV SCHOTEN'(Over)leven' – gespreksavond met prof. dr. Petra De Sutter
1 6 / 1 1HVV/GG VILVOORDE'200 jaar na Napoleon' – lezing door dhr. Jean DewaerheidHVV WILLEBROEK FilmnamiddagHVV HASSELTSE VRIJZINNIGE HUMANISTEN I.S.M. MASEREEL-FONDS HASSELT EN VRIJZINNI-GE VROUWEN LIMBURG. MET DE STEUN VAN IMD LIMBURG'Recht, krom of averrecht? Bertolt Brecht!' – door Koen Stassijns
1 8 / 1 1HVV/GG VILVOORDE I.S.M. HVV VILVOORDE Deelname aan het 4de Internationaal Soepfestival te VilvoordeHVV HASPENGOUW I.S.M. HUIS-VANDEMENS SINT-TRUIDEN EN HU!DA
Tafels van fortuin. Thema: vluchtelingenHVV/HV GENT VRIJZINNIG CEN-TRUM GEUZENHUIS I.S.M. HUMA-NISTISCH VERBOND GENT, DE MAAKBARE MENS, DEMENS.NUNacht van de Vrijdenker 2017
2 4 / 1 1HVV DENDERMONDE'Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap – Wat betekent die Gelijkheid voor een rechter, en betekent die rechter ook iets voor de Gelijkheid?' – lezing door Bruno Lietaert
2 6 / 1 1HVV HASSELTSE VRIJZINNIGE HUMANISTEN I.S.M. VOC, MET DE STEUN VAN IMD Aperitiefontmoeting: 'Het einde van een mooie wereld. Poëzie en liederen in tijden van oorlog'HVV SCHOTEN Geleid bezoek aan de Galerij van de Mens met als gids dr. Dirk Van Duppen
3 0 / 1 1HVV DENDERLEEUW'100 jaar Russische Revolutie' – lezing door Luc VernaillenHVV MECHELEN, HVV, UPV (UITSTRALING PERMANENTE VORMING VUB) EN VERMEYLEN-FONDS. Wetenschap is TOP!: 'Immuun worden tegen kanker: ontwikkeling en toekomst van antikankervaccins' – lezing door prof. dr. Jo Vanginderachter
D E C E M B E R0 5 / 1 2HVV VRIJDENKEND LIER I.S.M. UPV LIER, HUISVANDEMENS LIER EN VORMINGPLUS MECHE-LEN-LIER, MET ONDERSTEUNING VAN IMD
'Vergrijzing: toekomstige uitdagingen inzake wonen, zorg en welzijn' – lezing door prof. dr. Nico De Witte
0 6 / 1 2HVV HASSELTSE VRIJZINNIGE HUMANISTEN I.S.M. HVV/ VRIJ-ZINNIGE VROUWEN LIMBURG, HVV/ LIMBURG, DE MAAKBARE MENS, A. VERMEYLENFONDS HASSELT, VOC HASSELT, HUIS-VANDEMENS HASSELT, UCOS, CAVARIA, HET REGENBOOGHUIS, TRANSGENDERVERENIGING VLAANDEREN, OSB LIMBURG,
DE OPVOEDINGSWINKEL, PXL – EDUCATION, HEALTHCARE EN TECH EN SOCIAL WORK. MET DE STEUN VAN IMD LIMBURG'Is het een jongen of een meisje?' – gespreksavond over (trans) gender!HVV/OVM JETTE Vrijzinnig café met hapje
0 7 / 1 2HVV/HV KORTRIJK ZahiravondHVV/GG VILVOORDE Praatcafé
0 8 / 1 2HVV/HV MAASLAND I.S.M. VRIJ-ZINNIG ONTMOETINGSCENTRUM MAASLAND ‘VITA HUMANA’Midwinterdiner
1 0 / 1 2HVV GENKSE HUMANISTEN I.S.M. HVV LIMBURG EN IMD LIMBURGVUBorkest: 'planeet aarde'
1 1 / 1 2HVV/GG HASSELTMuzikale namiddag
1 2 / 1 2HVV/GG EEKLO'Hedendaags rouwen' – lezing door Joseph HaemerlinckHVV/GG WAASLAND'100x Praag' – voordracht door Chris Paris
1 4 / 1 2HVV/GG VILVOORDE I.S.M. UPV'De rol van de kunstenaar in de maatschappij doorheen de kunstgeschiedenis' – voordracht door dhr. Peter JonnaertHVV WILLEBROEK Muzikaal winterevent door Jacky Maes
1 7 / 1 2HVV/HV KORTRIJKZahiravondHVV/GG VILVOORDEPraatcaféHVV WILLEBROEK Kerstmarkt + WinterFakkeltocht
1 8 / 1 2 HVV/GG HASSELT EindejaarsfeestHVV SCHOTEN Filmvoorstelling: 'I, Daniel Blake'
1 9 / 1 2HVV SCHOTEN Filmvoorstelling: 'I, Daniel Blake'
I, Daniel BlakeEen ongelooflijk duo slachtoffers van een onmenselijk beleid
ASP Academicand Scienti�cPublishers
KAREL POMA, VRIJZINNIG EN LIBERAAL IS EEN UITGAVE IN DE REEKS HET VRIJE WOORD CAHIERS VAN DE HUMANISTISCHVRIJZINNIGE VERENIGING(WWW.HVV.BE). ZE KWAM TOT STAND IN SAMENWERKING MET HET CAVA (CENTRUM VOOR ACADEMISCHE EN VRIJZINNIGE ARCHIEVEN, WWW.CAVAVUB.BE), HET LIBERAAL ARCHIEF (WWW.LIBERAALARCHIEF.BE) EN UITGEVERIJ ASP (WWW.ASPEDITIONS.BE).
Karel Poma (1920-2014) was een veelzijdig man. Uitgesproken liberaal en overtuigd vrijzinnig, humanist, vrijmetselaar, maar ook wetenschapper, auteur, politicus en weerstander. In 1974 werd hij de eerste staatssecretaris met de portefeuille van Leefmilieu, in 1981 de eerste Vlaamse Gemeenschapsminister be voegd voor Cultuur. Zowel voor als achter de schermen van de politiek liet Karel Poma een blijvende indruk na. In 2014, enkele maanden voor zijn overlijden, blikte hij terug op zijn rijkgevulde leven.
Jimmy Koppen is doctor in de geschiedenis en, net als Karel Poma, vrijzinnig en liberaal.
Het Vrije Woord cahiersNIEUW VERSCHENEN IN DE REEKS
'Karel Poma, vrijzinnig en liberaal' kan worden besteld via de HVVShop (shop.h-vv.be), via Uitgeverij ASP (www.aspeditions.be) en via de betere boekhandel. ISBN 9789057 186837, winkelprijs € 12.