Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

30
ParticipatiePasPoort © Scala 2009 Eindverslag van het Portfolioproject Pendrecht Een gestandaardiseerde systematiek voor Rotterdam December 2009

description

Eindverslag van he pilotproject.

Transcript of Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

Page 1: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

ParticipatiePasPoort © Scala 2009

Eindverslag van het Portfolioproject Pendrecht Een gestandaardiseerde systematiek voor Rotterdam

December 2009

Page 2: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

ParticipatiePasPoort © Scala 2009

Colofon Deze uitgave is tot stand gekomen dankzij financiële steun van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) van de gemeente Rotterdam. In opdracht van de dienst JOS in Rotterdam uitgevoerd door: Scala, expertisecentrum voor emancipatie en partici patie Provenierssingel 66 Rotterdam Postbus 874 3000 AW Rotterdam www.scalarotterdam.nl en Centrum Voor Dienstverlening (CVD) Glashaven 42 Rotterdam Postbus 208 3000 AE Rotterdam www.cvd.nl Auteurs: Mireille van den Berg, Elly Soares, Henk van der Hoek Eindredactie: Miriam van Coblijn

Page 3: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

ParticipatiePasPoort © Scala 2009

Beeldmateriaal

Fotografie: Eddy Van 3000 (e3000) http://www.flickr.com/people/e3000/

Fotografie: Greg Robbins, 2007 http://www.flickr.com/photos/greg_robbins/

Fotografie: Fabiana Zonca, 2007 http://www.flickr.com/photos/faby74/

Fotografie: Alan Bates, 2007 http://www.flickr.com/photos/sp3ccylad/

Page 4: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

ParticipatiePasPoort © Scala 2009

Inhoudsopgave 1 Samenvatting .............................................................................................................................. 1 1.1 Aanleiding................................................................................................................................1 1.2 Conclusies ...............................................................................................................................2 1.3 Aanbevelingen voor implementatie .........................................................................................3 2 Achtergrond ................................................................................................................................ 5 2.1 Aanleiding................................................................................................................................5 2.2 Aanpak ....................................................................................................................................6 2.2.1 Ontwikkeling instrument ......................................................................................................6 Portfolio................................................................................................................................6 De Participatieladder ...........................................................................................................7 Het Participatiepaspoort ......................................................................................................8 2.2.2 Test instrument coachingstraject in Pendrecht ...................................................................9 3 De pilot .......................................................................................................................................11 3.1 Coachingstraject....................................................................................................................11 3.2 Betrekken van de organisaties in de wijk ..............................................................................11 4 De resultaten ..............................................................................................................................13 4.1 Het aantal deelnemers ..........................................................................................................13 4.2 Het profiel van de deelnemers ..............................................................................................13 4.3 Uitstroom ...............................................................................................................................14 4.4 Sociale kaart/Samenwerkingspartners..................................................................................15 5 Aanbevelingen voor implementatie .........................................................................................18 5.1 De methodiek ........................................................................................................................19 5.2 Uitkomsten ............................................................................................................................19 5.3 Randvoorwaarden .................................................................................................................19 5.4 Implementatie van de methodiek ..........................................................................................19 6 De slotsom .................................................................................................................................24 Literatuur Bijlagen Bijlage I: Motie 1 Bijlage II: Motie 2 Bijlage III: Het intake-interview Bijlage IV: Bewijsstukken Bijlage V: Expertmeeting 1 Bijlage VI: Expertmeeting 2 Bijlage VII: Expertmeeting 3

Page 5: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

ParticipatiePasPoort © Scala 2009

Page 6: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

1

1. Samenvatting

1.1 Aanleiding Aan dit project lag de vraag ten grondslag of er een goed instrument is om aan de ene kant het aan-bod van welzijnsinstellingen beter op elkaar af te stemmen en aan de andere kant competenties van vrouwen in kaart te brengen met als doel dat zij meer participeren. Competentie is een abstracte term die zeker binnen de doelgroep van het project voor veel verwarring zorgde. Daarom wordt hier verder gesproken over kwaliteiten en vaardigheden. Kwaliteit geeft aan of iets of iemand aan zijn doel beant-woordt en een vaardigheid is het vermogen om een handeling bekwaam uit te voeren of een probleem juist op te lossen. Uitgangspunt was dat Rotterdamse vrouwen volwaardig moeten kunnen deelnemen aan de samenleving en zich -naar vermogen- moeten kunnen ontplooien. Het vergaren van kennis, vaardigheden, het creëren van bewustwording en gebruik maken van de mogelijkheden die de omge-ving hiervoor biedt, zijn hier belangrijke voorwaarden voor. Het in dit project ontwikkelde instrument moest bijdragen aan een integrale aanpak en inzicht bieden op wat nodig is om deze groep meer te laten participeren in de samenleving. Er is gesproken over een pilot omdat in dit project een instrument is ontwikkeld en getoetst, het parti-cipatiepaspoort. Het betreft geen op zichzelf staande interventie, maar een werkwijze die door wel-zijnsorganisaties overgenomen kan worden om het aanbod beter op elkaar af te stemmen. Daarmee zal het participatiepaspoort bijdragen aan de ketensamenwerking. Het resultaat van de pilot bestaat uit twee delen: de ontwikkeling van het participatiepaspoort en het in de praktijk testen van het instru-ment. Voor de uitvoering van dit project is gekozen voor de wijk Pendrecht in de deelgemeente Charlois. Vrouwen tussen de 18 en 55 jaar oud werden benaderd om deel te nemen. Op basis van een intake-interview werden zij ingeschaald op een participatieladder, eerder al ontwikkeld in Pendrecht door het Sociaal Platform Rotterdam (SPR). Ten behoeve van het toetsen van het instrument is een coachingstraject uitgevoerd.Als onderdeel van het coachingstraject werden de knelpunten en belemmeringen voor de vrouwen om (meer) te partici-peren in de samenleving in kaart gebracht. Doel hiervan was niet uitsluitend de vrouwen naar werk en opleiding toe te leiden, maar vooral hen meer deel te laten nemen aan activiteiten in de buurt en hun kennis van het aanbod te vergroten. Na afloop van het coachingstraject stroomden de vrouwen door naar organisaties in en buiten de wijk met een aanbod dat paste bij de behoefte van de vrouwen. Ook sloot het aan op hun participatieniveau zodat zij verder konden gaan bouwen aan ervaring en compe-tenties.

Aan het project hebben in totaal 44 vrouwen deelgenomen. 32 van hen hebben een participatiepas-poort geopend. Hun participatieniveau was verspreid over de gehele participatieladder. Het oplei-dingsniveau varieerde van zeer laag opgeleid tot zeer hoog opgeleid. Een groot deel van de vrouwen was alleenstaand en had meerdere kinderen.

Page 7: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

2

Hoewel er ook sprake was van enige uitval, is het participatieniveau van de vrouwen na afloop van het coachingstraject gestegen en namen zij meer deel aan activiteiten in de wijk ten opzichte van het be-gin van het coachingstraject. Een aantal vrouwen is naar aanleiding van dit project vrijwilligerswerk gaan doen, actief geworden in de stuurgroep van het vrouwenhuis in oprichting en zelfs uitgestroomd naar opleiding of werk. Een aantal vrouwen die waren geworven via de OK-Bank, zijn daar uiteindelijk ook weer naar uitgestroomd. Deze vrouwen kregen binnen de OK-Bank een passend traject aange-boden. 1.2 Conclusies Is een participatiepaspoort een goed instrument om organisaties hun aanbod op elkaar af te laten stemmen? Op basis van de pilot kan worden geconcludeerd dat het participatiepaspoort kan bijdragen aan een betere afstemming van aanbod. Het participatiepaspoort biedt organisaties in de wijk en de stedelijke organisaties daaromheen voldoende handvaten om het aanbod beter op elkaar af te stemmen. Dit kan alleen als de organisaties met ondersteuning van de deelgemeente kunnen voldoen aan de volgende voorwaarden: • Er moet een sociale kaart zijn of worden gemaakt van het aanbod in de wijk per trede van de

participatieladder. Deze kaart moet ook bijgehouden worden. De deelgemeente kan een platform bieden voor een actuele sociale kaart, bijvoorbeeld op de website van de deelgemeente.

• Wanneer een vrouw nieuw bij een organisatie binnenkomt, dient het participatiepaspoort worden geraadpleegd of geopend wanneer dit er nog niet is.

• Het is van belang dat de organisaties in de wijk goed op de hoogte zijn van elkaars aanbod en ook naar elkaar doorverwijzen als het aanbod van een andere organisatie passender is.

• Het zou wenselijk zijn als een doorverwijzing van de ene naar de andere organisatie, bijvoorbeeld op basis van de intake, in het financieringssysteem wordt gezien als een resultaat en beloond wordt.

• De doorverwijzing van een vrouw van de ene naar de andere organisatie is het meest succesvol als dit gebeurt middels een warme overdracht. Een warme overdracht kan zowel een persoonlijk gesprek zijn tussen twee hulpverleners als een telefonische overdracht. De keuze tussen deze twee vormen is afhankelijk van de vrouw en de complexiteit van de vraag.

Randvoorwaarden op bestuurlijk niveau De deelgemeente heeft een belangrijke rol in het ondersteunen van de organisaties om de implemen-tatie van de methodiek mogelijk te maken. Dit uit zich in het creëren van draagvlak, het maken van goede onderlinge afspraken, het sturen van de financieringsstromen en het implementeren van de methodiek door deze in te bedden in het beleid. Op beleidsniveau zijn de volgende randvoorwaarden geformuleerd:

Page 8: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

3

1. De uitvoerende organisaties zijn bereid en in staat om met het participatiepaspoort te werken met het oog op de te realiseren doelen. Het creëren van draagvlak voorafgaand aan de imple-mentatie van het instrument kan hier een belangrijke factor in zijn.

2. Er bestaat voldoende bestuurlijk commitment om met het participatiepaspoort te werken. Hier-mee wordt gedoeld op het belang van de blijvende betrokkenheid van de bestuurders van de or-ganisaties en de deelgemeente tijdens het hele implementatie. Dit kan bereikt worden door het participatiepaspoort in te bedden in alle lagen van de organisaties en het beleid. Hoe dit kan worden gedaan wordt weergegeven in de aanbevelingen voor de implementatie en in het plan van aanpak voor de implementatie van het participatiepaspoort (www.scalarotterdam.nl).

3. Uitvoerende organisaties kunnen de tijd nemen om te werken aan kennisoverdracht, methodiek en uitvoering. Er moet tijd zijn voor incompany trainingen en de overgang naar het werken met het participatiepaspoort moet goed begeleid worden en niet overhaast zijn.

4. De infrastructuur om klanten naar elkaar door te verwijzen is aanwezig. Het gaat dan om logis-tieke zaken, maar ook om de onderlinge uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen de betrokken partijen.

In het plan van aanpak voor de implementatie van het participatiepaspoort is rekening gehouden met alle wenselijke randvoorwaarden. Is het participatiepaspoort een goed instrument om de mogelijkheden en capaciteiten van vrouwen in kaart te brengen en participeren zij hie rdoor meer in de samenleving? De vraag of het participatierapport meer inzicht biedt in de kwaliteiten en vaardigheden van vrouwen kan ook positief worden beantwoord. Betrokken organisaties geven aan dat het wenselijk is om op een systematische manier in kaart te brengen wat iemand kan, welke belemmeringen er zijn en welke trajecten deze persoon heeft doorlopen. De vrouw zelf biedt het ook inzicht in het eigen kunnen en draagt het systematisch in kaart brengen van de eigen kwaliteiten bij aan het zelfvertrouwen. Uit de resultaten van het project is verder gebleken dat vrouwen stijgen op de participatieladder. Mits op de aanbevolen wijze geïmplementeerd, mag op basis van de resultaten van deze pilot worden aangeno-men dat het opstarten en zelfstandig beheren van een participatiepaspoort een instrument is wat de participatie van vrouwen ondersteunt. 1.3 Aanbevelingen voor de implementatie: Om de methodiek te implementeren is het belangrijk om aan de randvoorwaarden te voldoen: de or-ganisaties in de wijk zijn gemotiveerd om deel te nemen en de deelgemeente heeft toegezegd de organisaties te ondersteunen gedurende het implementatietraject. De implementatie van de metho-diek bestaat uit drie fasen, te weten de inventarisatie en sociale kaart, de methodiekoverdracht en de implementatie op verschillende niveaus. In de eerste fase wordt er een procesbegeleider ingesteld die bij het opstellen van een sociale kaart een coördinerende rol heeft. Deze procesbegeleider heeft een belangrijke rol in het communiceren van de methodiek naar de organisaties toe. De deelgemeente heeft in deze fase niet alleen een on-

Page 9: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

4

dersteunende taak maar speelt ook een belangrijke rol in het implementeren en communiceren van de sociale kaart. De activiteiten in de tweede fase bestaan enerzijds uit het overdragen van de methodiek en ander-zijds het borgen van de methodiek binnen de organisaties. Werken met het participatiepaspoort kan in sommige gevallen namelijk betekenen dat het bedrijfsproces zal moeten worden aangepast. Op de lagere treden van de participatieladder zal er behoefte zijn aan een coördinerende organisatie. Het is wenselijk dat de deelgemeente een centraal punt aanwijst voor coördinatie in de wijk/-deelgemeente (Vrouwenhuis). Dit coördinatiepunt is verantwoordelijk voor het openen van een partici-patiepaspoort, het doen van een intake, het verzorgen van een warme overdracht naar een andere organisatie als uit de intake blijkt dat hier behoefte aan is en het waar nodig begeleiden bij het opstar-ten van het participatiepaspoort en ondersteuning bij het verzamelen van de eerste bewijsstukken. Deze rol is bij uitstek weggelegd voor een laagdrempelig buurthuis, vrouwenhuis of een broedplaats. De implementatie van een nieuwe methodiek kan plaatsvinden op cliëntniveau, of team- of afdelings-niveau en op organisatieniveau. Implementatie op klantniveau vindt plaats door het participatiepas-poort te gaan gebruiken in de gesprekken met de klant. Implementatie op teamniveau vindt plaats door het participatiepaspoort binnen het team te gebruiken als overdrachtsinstrument en op organisa-tieniveau kunnen directie en financiers de gegevens die instellingsbreed zijn verzameld direct benut-ten in het jaarverslag en jaarplan. Tenslotte is het van belang dat deelgemeenten het instrument op beleidsniveau integreren en de resultaten van het instrument (dus bijvoorbeeld het overzicht van de vraag en het aanbod, de door-verwijzingen en het gemiddelde participatieniveau en de veranderingen daarin) gebruiken voor hun eigen jaarrapportages en daar ook op sturen.

Page 10: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

5

2. Achtergrond 2.1 Aanleiding Begin 2007 presenteerde de gemeente Rotterdam de nota “Stadsburgerschap: het motto is mee-doen”. Een belangrijk thema in deze nota was het emancipatiebeleid. Het Uitvoeringsprogramma Emancipatie & Sociale Mobiliteit beschreef welke resultaten Rotterdam wil bereiken met het emanci-patiebeleid en welke acties daarvoor nodig zijn. Bevordering van actieve participatie door te investe-ren in competentie-ontwikkeling, empowerment, wegnemen van belemmeringen en tegengaan van allerlei uitsluitingsmechanismen als een belangrijk middel. Bij de bespreking van deze notitie in de gemeenteraad van Rotterdam zijn twee moties ingediend die aan het portfolioproject ten grondslag liggen (zie ook Bijlage I & II). De moties Motie 1 was afkomstig van GroenLlinks. GroenLinks constateerde dat veel vrouwen extra belemme-ringen ervaren in hun sociale mobiliteit als gevolg van armoede, gezondheidsproblemen en zorgtaken. Volgens GroenLinks ontbrak het in Rotterdam aan een integraal aanbod van ontwikkelings- en partici-patiemogelijkheden voor deze vrouwen. Vrouwen moeten een aanbod op maat krijgen aangeboden, waarbij aan een aantal randvoorwaarden, zoals kinderopvang en opvangvoorzieningen voor tieners, moest worden voldaan. GroenLinks verzocht het college in samenwerking met maatschappelijke or-ganisaties, deelgemeenten en diensten een participatieladder te ontwikkelen en op basis hiervan vrouwen, die een extra impuls nodig hebben, een persoonlijk ontwikkelingsplan met coaching aan te bieden. Motie 2 was afkomstig van Leefbaar Rotterdam. Leefbaar Rotterdam constateerde dat emancipatie een proces is waar op tal van leefgebieden verbeteringen mogelijk zijn die per persoon variëren in noodzaak en behoefte. Leefbaar Rotterdam gaf aan dat het wenselijk is aan de hand van een meetin-strument de individuele vorderingen van vrouwen te kunnen volgen. Een portfolio zou hierin kunnen voorzien en aan de instellingen de mogelijkheid bieden om maatwerk af te leveren. Bovendien heeft een portfolio een emancipatoire werking omdat het de vrouw in kwestie meer grip geeft op de stappen die zij wil zetten. Leefbaar Rotterdam verzocht het college portfolio’s te gaan gebruiken als aanvullend regulier meetinstrument en afspraken te maken met gesubsidieerde instellingen over de wijze waarop portfolio’s worden ingezet. Beide moties hadden tot doel een instrument te ontwikkelen waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de ontwikkeling en emancipatie van vrouwen. Daarop kwam het besluit tot realisatie van een in-strument waarmee aan beide moties tegemoet kon worden gekomen. De participatieladder, waarbij uitgegaan wordt van de vraag en ontwikkelingsstadia van vrouwen, biedt instellingen de mogelijkheid om in samenwerking met elkaar vrouwen een breed participatieperspectief te bieden. Het portfolio, waarin de competenties en ontwikkelingsdoelen van vrouwen zijn vastgesteld, geeft vrouwen de regie over hun ontwikkeling. Zij kunnen hiermee aan een instelling een gerichte vraag stellen. Organisaties kunnen op hun beurt op basis van de portfolio beoordelen of zij de vrouwen wel of geen passend aan-

Page 11: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

6

bod kunnen doen. Zo niet, kan worden bekeken naar welke andere organisatie op de participatielad-der de vrouwen doorverwezen kunnen worden. Tot slot biedt deze aanpak de subsidiegever de moge-lijkheid afspraken te maken met instellingen over resultaten die daadwerkelijk een emancipatoire uit-werking hebben binnen de doelgroep. Op verzoek van de dienst Jeugd, Onderwijs & Samenleving (JOS) hebben Scala en het Centrum Voor Dienstverlening (CVD) een instrument ontwikkeld ten behoeve van Rotterdamse vrouwen en instellingen. Het project is van start gegaan met de werktitel Mme de la Couvert. Tijdens de pilot wijzigde de naam in Portfolioproject Pendrecht. Omdat de termen portfolio en participatieladder niet specifiek genoeg zijn en weinig zeggen over wat het instrument precies inhoudt, gaat het project verder onder de naam ‘Participatiepaspoort’. Het Participatiepaspoort heeft als doel:

• Ketenaanpak • Vraaggericht aanbod • Meetinstrument om ontwikkelingen te kunnen volgen

2.2 Aanpak 2.2.1 Ontwikkeling instrument Portfolio In juli 2009 organiseerde Scala een expertmeeting om te discussiëren over het portfolio voor het pro-ject Mme de la Couvert. Het ging toen over de vraag “wat is het en welke zijn er?”. Vervolgens is er breed literatuuronderzoek gedaan naar resultaten over portfolio’s. De tweede bijeenkomst in september 2009 is een uitgebreid vervolg op de expertmeeting in juli. Tij-dens de bijeenkomst rond het portfolio zijn de genodigden op basis van hun expertise van portfolio’s of juist hun expertise van de doelgroep gevraagd advies en commentaar te leveren op het concept portfolio gekoppeld aan de participatieladder. Doel van dit advies is het portfolio zo het meest passend te maken voor de eerste groep vrouwen die er mee gaat werken. Portfolio’s werden vroeger vooral in de mode en de kunst gebruikt om het werk en de ontwikkeling van de maker te presenteren. In het onderwijs is de laatste jaren veel ervaring opgedaan met het gebruik van portfolio’s om competenties van leerlingen of studenten in kaart te brengen. Tegelijkertijd bege-leidt het portfolio de ontwikkeling van de competenties van de student en maakt dat ontwikkelingspro-ces transparant. Een presentatieportfolio is een map met behaalde resultaten waarmee de portfolio-samensteller zich voorstelt. Dit is nuttig voor docenten en werkgevers. Een ontwikkelingsportfolio is vooral bedoeld voor reflectie, om de eigen vooruitgang te volgen, plannen en bijsturen. Een beoorde-lingsportfolio wordt gebruikt om een student te begeleiden en feedback te geveni.

Page 12: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

7

Inmiddels wordt ook in andere sectoren gebruik gemaakt van portfolio’s om de kwaliteiten en compe-tenties van mensen inzichtelijk te maken. De methodiek, bestaande uit het maken van een portfolio en een begeleidingstraject, is beschreven en wordt vanwege de in de praktijk behaalde resultaten door anderen overgenomen. De portfoliomethodiek kan in deze zin een goede praktijk1genoemd worden. MOVISIE, het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling, is in 2008 begonnen met onderzoek naar de effectiviteit van methoden en instrumenten in de sociale sec-tor. De doelstelling is: onderzoeken of er bewezen effectieve interventies beschikbaar zijn voor deze sectorii. De portfoliomethodiek wordt toegepast in instrumenten als Internationale DiplomaWaardering (kortweg: IDW) en Erkenning van Verworven Competenties (EVC). Van Tartwijk e.a. (2003) formuleren een aantal randvoorwaarden voor het slagen van het werken met een portfoliomethodiek binnen het onderwijs. Het maken van een portfolio wordt gebruikt om competenties en kwaliteiten inzichtelijk te maken en mensen een passend opleidingsaanbod te doen. De Participatieladder De participatieladder van de SPR Deze ladder is door het SPR ontwikkeld om instellingen in de wijk te helpen met het categoriseren van de doelgroepen van vrouwen die zij met hun aanbod bereiken. In 2008 heeft het SPR op verzoek van de deelgemeente Charlois inzichtelijk gemaakt welke activiteiten voor vrouwen worden aangeboden. Met behulp van de SPR-participatieladder zijn de verschillende activiteiten van de instellingen inge-deeld en is duidelijk geworden welk aanbod voor welke doelgroep vrouwen bestemd is. Aan de hand van de tien treden van de SPR-participatieladder kan de deelgemeente zo vrij gemakkelijk overzien welke doelgroepen van vrouwen goed bediend worden en voor welke vrouwen er geen of gering aan-bod is. De ladder biedt daarnaast de instellingen in de wijk op het terrein van emancipatie en participa-tie een instrument om de vrouwen die zij met hun aanbod bedienen te volgen in hun ontwikkeling. De ladder is door Scala en CvD (Centrum voor dienstverlening) als basis gebruikt om een portfolio voor vrouwen te ontwikkelen, aan de hand waarvan instellingen in de wijk de competenties van vrouwen kunnen volgen en eveneens hun aanbod kunnen afstemmen. De participatieladder onderscheidt tien niveaus van volstrekt geïsoleerd zijn van vrouwen tot behoefte aan begeleiding bij doorstroming in werk. De participatieladder van Regioplan: een meetlat voor het Participatiebudget De participatieladder is bedoeld om de mate van participatie van burgers in een gemeente in beeld te brengen. Gemeenten kunnen zo periodiek vaststellen in hoeverre het gemeenschappelijke doel van het participatiebeleid wordt bereikt. De ladder kan een bijdrage leveren aan de integratie van de drie

1 De term goede praktijk komt van de Engelse term good practice. Voor het gebruik van deze term en niet de

meer gangbare term best practice is gekozen omdat best suggereert dat we weten wat het beste aanbod is en dat er geen verbetering meer mogelijk is. De term wordt vaak gebruikt om aan te geven dat in een be-

paalde context een aanpak met succes is toegepast en dus voor herhaling vatbaar is.

Page 13: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

8

beleidsterreinen van het participatiebudget.2 Als een meerderheid of alle gemeenten de ladder gebrui-ken kunnen zij ervoor kiezen de ladder te gebruiken als basis om gegevens te benchmarken. De par-ticipatieladder kan het participatiebeleid breeduit volgen maar ook de effecten van verschillende in-strumenten meten. Dat geldt voor re-integratie-, inburgerings- of educatie-instrumenten. Met deze instrumenten kan het effect op participatie van burgers en dus de bijdrage aan het participatiebeleid worden vastgesteld. De ladder van het P-budget onderscheidt zes niveaus van geïsoleerd tot betaald werk. De participatieladder voor Rotterdam: Om ontwikkelingen op het brede terrein van participatie inzichtelijk te krijgen zijn verschillende ladders in omloop. De ladders kennen diverse uitgangspunten die voor verschillende doelgroepen en doelein-den zijn ontwikkeld. Zo meet de SPR-ladder in samenhang met het portfolio met name ambities en de ontwikkeling van competenties. Deze ladder is ontwikkeld voor interventies in de wijk en specifiek gericht op participatie van vrouwen. De participatieladder voor het P-budget is ontwikkeld voor stede-lijke beleidssturing, om inzicht te krijgen in de positie van individuele – en groepen klanten en is ge-richt op algemene doelgroepen (niet categoraal). Het is mogelijk om de participatieladders van het P-budget en SPR op conceptueel niveau in elkaar te schuiven. Alhoewel de oorspronkelijke ladders voor verschillende doelgroepen zijn ontwikkeld, is de combinatie mogelijk vanwege de overlap tussen de doelgroepen en participatiedoelstellingen voor deze groepen. De SPR-ladder is ontwikkeld om ontwik-keling van vrouwen in het emancipatieproces weer te geven.

De P-ladder is in eerste instantie ontwikkeld voor de doelgroepen van de reïntegratie, inburgering en educatievoorzieningen. Een deel van deze groepen is vrouw. Ontwikkelingen in het emancipatiepro-ces kunnen deels weergegeven worden door middel van stappen richting opleiding en werk. Andere ontwikkelingen (empowerment in ruime zin) kunnen niet weergegeven worden op de ladder. Samengevat; de participatieladder van de SPR kan worden gezien als een onderdeel van de ladder van Regioplan wat specifiek gericht is op vrouwen, meer differentieert op de treden, behalve op de zesde trede, die ontbreekt en aansluit op voorzieningen op wijkniveau.xxviii Het Participatiepaspoort Het participatiepaspoort is een uniek meetinstrument, waarin competenties en het ontwikkelingsper-spectief van vrouwen meetbaar wordt gemaakt door treden op de participatieladder. Het participatie-paspoort is een map die in het bezit is van de klant. De klant kan iedereen zijn die bij een instelling een participatietraject volgt of gaat volgen. De map geeft een individueel overzicht van ervaring op het gebied van opleiding en werk, competenties en behaalde resultaten bij alle organisaties waarmee de klant te maken heeft gehad. Het is voorts een instrument dat instellingen in staat stelt om het eigen aanbod te plaatsen binnen een keten in de wijk en het aanbod binnen de keten op elkaar af te stem-men en gericht door te verwijzen. Op basis van de intake wordt een inschatting van de participatie-graad gemaakt. Dit gebeurt met behulp van de participatieladder en het portfolio, gerelateerd aan een standaard en voorzien van een persoonlijk stappenplan. Vervolgens wordt er een koppeling gemaakt

2 Het participatiebudget brengt de gelden van het gemeentelijk reïntegratie, inburgerings- en educatiebeleid bij

elkaar. Het centrale doel van de drie beleidsterreinen die door het participatiebudget onder één noemer ge-

bracht moeten worden, is bevorderen van de participatie.

Page 14: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

9

tussen de uitkomsten van het intakegesprek, de participatiegraad van de vrouw en het aanbod in de wijk of bij de stedelijke diensten. De samenvoeging van het portfolio en de participatieladder vormen het participatiepaspoort, waarmee het een geïntegreerd instrument en daarmee een uniek meetinstrument is. Het participatiepaspoort wordt door de vrouw meegenomen naar alle organisaties waar zij naar wordt doorverwezen. 2.2.2 Test instrument coachingstraject in Pendrecht Voor de uitvoering van dit project is gekozen voor de wijk Pendrecht. Dit is een wijk in de deelgemeen-te Charlois. De wijk telt bijna 12.000 inwoners en kent de grootste culturele diversiteit van Rotterdam. Ongeveer tweederde van de inwoners heeft een niet-Nederlandse achtergrond. De werkloosheid in de wijk ligt boven de 10%iii. Pendrecht is een Vogelaarwijk en scoort in de sociale index met een score van 4,6 als op één na slechtste wijk van Rotterdam. Deze lage score is het gevolg van lage scores op bijna alle punten die bijdragen aan de sociale index: gezondheid, inkomen en betaald werk zijn in het bijzonder problematisch. Ook in de veiligheidsindex staat Pendrecht hoog op de lijst van onveilige wijken in Rotterdam, hoewel de situatie de laatste jaren verbetertiv. Pendrecht is één van de negen focuswijken in Rotterdam. Dit zijn wijken die extra aandacht krijgen. Samen met de stedelijke diensten wordt er vanuit de deelgemeenten extra ingezet op de punten waar deze wijken laag scoorden op de sociale index. Uit het Verwey-Jonker onderzoek “Allochtone vrouwen doen mee! Eerste generatie allochtone vrou-wen in Rotterdam en hun perspectief op activering” zijn twee bevindingen het vertrekpunt voor een activeringsbeleid dat vrouwen ondersteunt in het realiseren van hun ambities en behoeften: de wijk doet ertoe en een groot deel van de allochtone vrouwen wil ‘wat’. De vrouwen willen participeren, maar ze kunnen hun weg niet vinden in het aanbod van de instellingen. De SPR concludeerde dat het aanbod van voorzieningen in de wijken meer op elkaar moet worden afgestemd. Er moet een pro-grammatische aanpak komen in de wijk waarin vraag en aanbod dichter bij elkaar worden gebrachtiv. Op basis van dit onderzoek heeft het SPR geadviseerd een programma op te zetten gericht op Socia-le Activering van Allochtone Vrouwen. In dit kader heeft het SPR een pilot uitgevoerd in Pendrecht. In de 1e fase van de pilot vond een tweetal inventarisaties plaats:

• inventarisatie van het bestaande aanbod voor vrouwen • inventarisatie van de vraag/behoefte van vrouwen.

De 2e fase was gericht op een participatietraject van 50 vrouwen. Met het coachingstraject werd hier uitvoering aan gegeven.

Page 15: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

10

De treden van de participatieladder van de SPR 1. Volstrekt geïsoleerd. De vrouwen worden zelden door iemand gezien. Kinderen worden door de

echtgenoot of oudere broertjes of zusjes naar school gebracht. 2. Weinig zichtbaar. De vrouwen komen wel op straat, maar alleen in gezelschap van echtgenoot

of kinderen. 3. Sociaal aanwezig. De vrouwen brengen hun kinderen naar school, doen boodschappen en zijn

bijvoorbeeld aanwezig op pleintjes en in parken waar hun kinderen spelen. Zij nemen niet deel aan activiteiten.

4. Behoefte aan/bereid tot oriëntatie op de samenleving. De vrouwen nemen deel aan activiteiten

dicht bij huis, zoals moederochtenden op school of bijeenkomsten van het consultatiebureau. 5. Behoefte aan/bereid tot basale scholing. De vrouwen willen Nederlands leren en nemen deel

aan cursussen op het gebied van opvoedingsondersteuning, opstap(je) en dergelijke. 6. Behoefte aan/bereid tot basale participatie. De vrouwen helpen mee bij de organisatie van fees-

ten op school en in de wijk. 7. Behoefte aan/bereid tot vrijwilligerswerk. De vrouwen willen bijvoorbeeld helpen in een vrou-

wenstudio, op de peuterspeelzaal of bij de naschoolse opvang. 8. Behoefte aan/bereid tot gerichte opleiding. De vrouwen willen een opleiding volgen die uitzicht

biedt op betaald werk. 9. Behoefte aan/bereidheid tot betaald werk. De vrouwen zoeken een betaalde baan. 10. Behoefte aan begeleiding bij doorstroming. De vrouwen hebben (betaald) werk onder hun ni-

veau en hebben de ambitie hoger op te komen.

Page 16: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

11

3. De pilot Deze pilot is uitgevoerd om te onderzoeken of het participatiepaspoort een goed instrument is om enerzijds de ketensamenwerking tussen welzijnsorganisaties onderling te versterken en anderzijds de participatie van vrouwen te vergroten. Om het plan van aanpak zoveel mogelijk praktijkgestuurd te maken, is er een expertmeeting (bijlage IV) gehouden met organisaties die veel ervaring hebben met de doelgroep. De uitkomsten van deze expertmeeting zijn meegewogen in de aanpak van het project. In de pilot werd onderzocht wat haalbaar is binnen de doelgroep met betrekking tot het ver-zamelen van bewijsstukken en competenties. Daarnaast werd onderzocht of het participatiepaspoort begrijpelijk en toepasbaar is voor de doelgroep. Op het niveau van de organisaties in de wijk en de stedelijke diensten werd onderzocht of het participatiepaspoort kan bijdragen aan een betere onder-linge afstemming van het aanbod. Tijdens de hele pilot is intensief samengewerkt met deelgemeente Charlois. Hun betrokkenheid was essentieel bij het creëren van draagvlak en het slagen van de pilot. Binnen de pilot is gekozen voor de opzet van een coachingstraject gericht op het op korte termijn tot stand laten komen van een participatiepaspoort. Het coachingstraject is gebaseerd op het model van het project ‘Home Sweet Home’, een aanpak gericht op toeleiding naar werk voor dak- en thuislozen in Rotterdam. Voor deze pilot is de methodiek van Home Sweet Home aangepast aan de doelgroep van vrouwen in de wijk Pendrecht. Voor de toekomstige implementatie van het participatiepaspoort geldt dat een coachingstraject geen wezenlijk onderdeel hoeft te zijn van de implementatie. Binnen deze pilot fungeerde de coaching als toets van het instrument. 3.1 Coachingstraject Voor de pilot zijn deelnemers nodig, hiervoor is nauw samengewerkt met deelgemeente Charlois. De deelnemers worden geworven via de wijk zelf via netwerken en organisaties. Met organisaties in de wijk is afgesproken dat zij de vrouwen informeren over de pilot, eventueel aanmelden, of de vrouwen melden zichzelf aan. Tijdens een intakegesprek wordt een inschatting gemaakt van de positie van de vrouw op de partici-patieladder. Tijdens het intakegesprek is vastgesteld op welke trede van de ladder een deelnemer zit en welk groeipotentieel zij heeft. Tijdens het coachingstraject worden de capaciteiten en talenten van de deelnemers in kaart gebracht. Een vrouw stopt wanneer het gehele coachingstraject is afgerond, of wanneer de deelnemer voor de afronding van het traject uitstroomt omdat zij een opleiding is gaan volgen of een activiteit heeft gevonden die past bij haar doelstelling. 3.2 Betrekken van de organisaties in de wijk Onlosmakelijk met het coachingstraject vond ook een traject plaats om het instrument te introduceren bij de instellingen in de wijk die een aanbod hebben voor vrouwen. Organisaties hebben met het parti-cipatiepaspoort in de hand in één oogopslag zicht op wat een vrouw zelf wil bereiken, wat deze al aangeboden heeft gekregen en wat het resultaat daarvan was. Voor het slagen van deze werkwijze is

Page 17: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

12

het van groot belang dat alle betrokken organisaties het participatiepaspoort gebruiken en vullen. Het motiveren van organisaties tot enthousiaste deelname aan het project is daarom een belangrijk on-derdeel van de uitvoering van het pilot. Betrokkenheid van de organisaties werd tijdens de pilotfase op een aantal manieren tot stand gebracht:

• De organisaties in de wijk zijn benaderd om vrouwen te verwijzen naar het coachingstraject van de pilot.

• Een aantal organisaties is gevraagd input te leveren tijdens het coachingstraject. • De organisaties vervulden een belangrijke rol bij de uitstroom van de vrouwen. Gedurende het

gehele project waren er daarom nauwe contacten met de organisaties en werd het contact tussen de deelnemers en de lokale organisaties opgebouwd. Om in kaart te brengen welk aanbod er was in en om de wijk, is er een sociale kaart opgesteld.

Werving De organisaties in de wijk die vrouwen van 18 tot 55 tot hun doelgroep rekenden zijn actief betrokken bij de werving van de deelnemers aan het project. Na een kennismakingsgesprek kregen zij informatie over het project en de gegevens van de contactpersoon die de intake deed. Input Een aantal organisaties is gevraagd om zich te presenteren tijdens het coachingstraject. Dit zijn bij aanvang voorzieningen in de buurt: activiteiten, buurtinformatiecentrum, bibliotheek. Later in het tra-ject werd er ook input gevraagd van vrijwilligersorganisaties, het UWV, de sociale dienst. Andere or-ganisaties van belang waren het consultatiebureau en Stichting MEE. Er werd verzocht om laagdrem-pelige informatie te geven aan de deelnemers en vragen te beantwoorden. Dit was niet alleen voor de deelnemers informatief, het bleek ook voor de organisaties een interessante manier om vrouwen te bereiken. Uitstroom en sociale kaart Tijdens de pilot werd er een expertmeeting georganiseerd voor betrokken organisaties. Het doel van deze bijeenkomst was om een sociale kaart te maken van het aanbod in de wijk, waarbij de participa-tieladder van de SPR is gebruikt om aan te geven welk aanbod er was voor vrouwen die zich op ver-schillende treden van de ladder bevonden. Deze sociale kaart is gebruikt om de uitstroom van de vrouwen te bevorderen en om instellingen een beeld te geven over hun eigen positie binnen de aan-wezige keten van samenwerkingspartners in de wijk. Het bestaande aanbod is gedifferentieerd naar de verschillende treden van de participatieladder. Deze sociale kaart toonde aan of het huidige aan-bod de zelfredzaamheid van deze doelgroep voldoende bevordert en in hoeverre dit was afgestemd op de vragen en behoeften van de doelgroep. De sociale kaart is gebruikt als hulpmiddel bij de uit-stroom van de deelnemers na afloop van de training. De vrouwen hadden een participatiepaspoort samengesteld waarin is aangegeven aan welk aanbod behoefte was om hun doelstellingen (zoals activiteiten in de wijk, hulpverlening, informatie, opleiding, vrijwilligerswerk en betaald werk) te beha-len. Met behulp van de sociale kaart kan worden vastgesteld welke organisaties in de wijk een pas-send aanbod hebben.

Page 18: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

13

4. De resultaten 4.1 Het aantal deelnemers In totaal zijn er 44 vrouwen gestart met het participatiepaspoort. Met hen is een uitgebreid intake-interview afgenomen door één van de trainers (bijlage III). Van de 44 vrouwen hebben er 32 daadwer-kelijk deelgenomen aan het coachingstraject. Hiervan kwamen 26 vrouwen uit Pendrecht en nog eens 6 vrouwen namen deel aan het project binnen een kadertraining met dezelfde uitgangspunten als het coachingstraject in de pilot.

4.2 Het profiel van de deelnemers De kadertraining Een groep vrouwen kreeg binnen het traject een kadertraining aangeboden. Per vrouw- het coa-chingstraject hoeft geen groepstraject te zijn- werd een participatiepaspoort geopend waarin informa-tie werd verzameld over hun kwaliteiten en competenties binnen de groep en hun doelen. Hiermee kregen zij een vergelijkbaar traject aangeboden als de vrouwen in de pilot, maar werd er ook gekeken naar de context van de groep waarbinnen zij zich bevonden. Demografische kenmerken De gemiddelde leeftijd van de vrouwen die aan het coachingstraject deelnamen was 39 jaar. Van de 26 vrouwen waren er 7 van Surinaamse of Antilliaanse afkomst, 15 vrouwen van niet-westerse af-komst en vijf vrouwen van Nederlandse afkomst. In de kadertraining was de gemiddelde leeftijd 41 jaar. De vrouwen waren overwegend van Turkse en Marokkaanse afkomst en 1 vrouw was van Egyp-tische origine. Werk en inkomen Van de 26 vrouwen hadden er 3 een eigen inkomen. 13 vrouwen ontvingen een bijstandsuitkering, 6 vrouwen waren niet uitkeringsgerechtigd (Nug) en 4 vrouwen gaven aan dat zij een ww-uitkering had-den. Op het moment van de training waren twee vrouwen actief in het vrijwilligerswerk, een deel van de vrouwen gaf aan in het verleden actief te zijn geweest als vrijwilliger. In de kadertrainingsgroep was er 1 vrouw die zelf werk had, 2 vrouwen hadden een uitkering en de rest was voor haar inkomen af-hankelijk van het inkomen van haar man. Opleidingsniveau Van de 26 vrouwen die hebben deelgenomen aan het coachingstraject, gaf meer dan de helft aan alleen (enkele jaren) basisschool te hebben gehad. 1 vrouw heeft in het land van herkomst de middel-bare school gedaan. Van de overige vrouwen hadden 3 vrouwen een MAVO-diploma, 2 doorliepen een opleiding op LBO-niveau, 1 had een HAVO-diploma, 2 vrouwen volgden een opleiding op MBO-niveau, 1 op HBO-niveau en 3 vrouwen hebben in het land van herkomst een universitaire opleiding gedaan. Bij de kadertraining lag het opleidingsniveau hoger. Het merendeel genoot een opleiding op

Page 19: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

14

LBO- of MBO-niveau. Slechts 1 vrouw in de kadertraining gaf aan ten hoogste basisonderwijs te heb-ben genoten. Nederlandse taal Het grootste deel van de vrouwen was al lange tijd in Nederland of volledig in Nederland opgegroeid. Meer dan driekwart van de vrouwen erkende de Nederlandse taal voldoende of goed tot zeer goed te beheersen (zie overzicht taalvaardigheid). Toch bleek bijna de helft moeite met lezen en schrijven te hebben. Over het algemeen was de taalvaardigheid van de vrouwen uit de kadertraining beter dan dat van de vrouwen in de pilot. Overzicht taalvaardigheid*

Luistervaardigheid spreekvaardigheid Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid

U 5 5 5 5 G 8 8 5 4 V 9 4 4 M 8 13 15 11 S 2 2 1 8

U=uitstekend; G=Goed; V=Voldoende; M=Matig; S=Slecht * niet door alle vrouwen beantwoord. Sociale contacten Veel vrouwen hadden vooral contact met buren, via de school van hun kinderen en in de straat. De vrouwen met een baan onderhielden bovendien nog contact met hun (oud)-collega’s. Slechts drie vrouwen gaven aan beperkte sociale contacten te hebben. Uit de intake-interviews blijkt dat hier een-zaamheid en een slechte (psychische) gezondheid aan ten grondslag lagen. Geen van de vrouwen is geïsoleerd in die zin dat ze niet of nauwelijks de deur uit (mochten) komen. 4.3 Uitstroom Wensen op het gebied van opleiding en werk Van de 26 vrouwen die zijn gestart met het coachingstraject is meer dan de helft doorgestroomd van-uit het participatiepaspoort naar een andere organisatie. Er is bij alle vrouwen sprake geweest van een warme overdracht. In het overzicht hieronder is te zien naar welke organisaties de vrouwen zijn uitgestroomd. In een aantal gevallen zijn vrouwen naar meerdere organisaties uitgestroomd. Een aan-tal vrouwen is bijvoorbeeld actief geworden in de stuurgroep van het nieuw op te richten vrouwenhuis in Pendrecht en sommigen van hen doen daar nog een opleiding of vrijwilligerswerk naast. Een aantal vrouwen die waren geworven via de OK-Bank, zijn daar uiteindelijk ook weer naar uitgestroomd. Deze vrouwen krijgen binnen de OK-Bank een passend traject aangeboden. De vrouwen die voortijdig zijn uitgevallen en het coachingstraject niet hebben afgerond, hebben een exit-interview gehad. In dit in-terview werd gevraagd naar de reden van hun uitval. 2 vrouwen gaven aan dat zij geen kinderopvang konden vinden en deelname aan het participatiepaspoort daarom niet meer konden combineren. 4 vrouwen gaven aan dat zij het vanwege hun (psychische) gezondheid niet konden volhouden om deel te nemen aan het project.

Page 20: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

15

Organisatie* Aantal vrouwen

Wilskracht Werkt 6 ID-Plein 2 Ok-Bank 7 SoZaWe 4 UWV 1 Betaald werk 4 Stuurgroep Vrouwenhuis Pendrecht 8 Inburgeringscursussen of taalcurssusen 2 Opleiding 1 Reïntegratietraject elders 1 Voortijdig uitgevallen 6

* Sommige vrouwen zijn naar meerdere organisaties uitgestroomd 11 vrouwen hebben wel een intake-interview gehad, maar zijn nooit begonnen met het participatie-paspoort. Ook aan deze vrouwen is gevraagd wat de reden hiervan was. Uit deze gesprekken bleek dat bij 2 vrouwen het ontbreken van kinderopvang een probleem was. 6 vrouwen wilden wel deelne-men, maar konden niet starten omdat zij een re-integratietraject moesten volgen van de sociale dienst. De contacten met de sociale dienst verliepen vaak moeizaam, het was daarom in veel gevallen niet mogelijk om goede afspraken te maken over deelname aan het participatiepaspoort. 2 vrouwen hebben geen reden opgegeven. 1 vrouw kreeg vlak voordat ze zou starten een baan aangeboden. 4.4 Sociale kaart/Samenwerkingspartners Participatieladder Aangezien alle vrouwen contacten hadden in hun directe omgeving en deelnamen aan activiteiten in de buurt of op de school van hun kinderen, werd geen van de vrouwen op trede 1 van de participatie-ladder ingedeeld. De laagste trede binnen de groep deelnemers aan de eerste twee trainingsgroepen van het participatiepaspoort is trede twee (1 vrouw) en trede 3 (4 vrouwen). De vrouwen in de kader-training bevinden zich op trede acht (1 vrouw) en hoger. In de tabel wordt een overzicht gegeven van de indeling op de participatieladder van de deelnemers. Van één vrouw uit het coachingstraject kon het participatieniveau niet worden ingeschat. Tijdens de uitvoeringsfase van het project is een expertmeeting georganiseerd voor de organisaties in de wijk. Het doel van de expertmeeting was een sociale kaart op te zetten met het aanbod voor de vrouwen in de wijk. Dit aanbod is gekoppeld aan de participatieladder, zodat bij elke trede van de par-ticipatieladder duidelijk is waar de vrouwen terecht kunnen. De uitnodiging en het verslag met daarin de sociale kaart kunt u terugvinden in Bijlage VI.

Page 21: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

16

SPR Trede bij aanvang Trede na afloop

Trede 10 2 5

Trede 9 3 2

Trede 8 4 6

Trede 7 2 4

Trede 6 1 4

Trede 5 6 4

Trede 4 2 -

Trede 3 4 -

Trede 2 1 -

Trede 1 - -

Page 22: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

17

SPR P-budget Omschrijving Pilot Kader Trede 10

Trede 5 Behoefte aan Begeleiding bij doorstroming. De vrouwen hebben betaald werk onder hun niveau en hebben de ambitie om hogerop te komen.

2 1

Trede 9

Trede 4 De behoefte aan/ bereidheid tot betaald werk. De vrouwen zoeken een betaalde baan. Dit is gezien hun kwaliteiten en vaar-digheden haalbaar.

3 4

Trede 8

Trede 4 De behoefte aan/ bereidheid tot gerichte opleiding. De vrouwen willen een opleiding volgen die uitzicht biedt op betaald werk. Dit is gezien hun kwaliteiten en vaardigheden haalbaar.

4 1

Trede 7

Trede 3 Behoefte aan/ bereid tot vrijwilligerswerk. De vrouwen willen bijvoorbeeld helpen in een vrouwenstudio, op een peuterspeelzaal of bij de naschoolse opvang.

2 -

Trede 6

Trede 3 Behoefte aan/ bereid tot basale participatie. De vrouwen helpen mee bij de organisatie van feesten op school en in de wijk.

1 -

Trede 5

Trede 3 Behoefte aan/ bereid tot basale scholing. De vrouwen willen Nederlands leren en nemen deel aan cursussen op het gebied van op-voedingsondersteuning en dergelijke.

6 -

Trede 4

Trede 2 Behoefte aan/ bereid tot oriëntatie op de samenleving. De vrouwen nemen deel aan activiteiten dicht bij huis, zoals moederoch-tenden op school of bijeenkomsten van het consultatiebureau.

2 -

Trede 3

Trede 1 Sociaal aanwezig. De vrouwen brengen hun kinderen naar school, doen boodschappen en zijn bijvoorbeeld aanwezig op pleintjes en in parken waar hun kinderen spelen. Zij ne-men niet deel aan activiteiten.

4 -

Trede 2

Trede 1 Weinig zichtbaar. De vrouwen komen wel op straat, maar alleen in gezelschap van echt-genoot of kinderen.

1 -

Trede 1

Trede 1 Volstrekt geïsoleerd. De vrouwen worden zelden door iemand gezien. Kinderen worden door de echtgenoot of oudere broertjes en zusjes naar school gebracht.

- -

SPR = Sociaal Platform Rotterdam (zie voor toelichting hoofdstuk 2), P-Budget = Participatiebudget (zie voor toelichting hoofd-

stuk 2)

Page 23: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

18

5 Aanbevelingen voor implementatie 5.1 De methodiek Het participatiepaspoort biedt welzijnsinstellingen en organisaties in de wijk een instrument om op gestandaardiseerde wijze een volledig en overzichtelijk beeld te krijgen van de behoefte aan onder-steuning die vrouwen hebben. De methodiek heeft als doel het aanbod van welzijnsinstellingen (in de wijk en op stedelijk niveau) beter op elkaar af te stemmen, daarbij de vraag van de doelgroep beter in beeld te krijgen en beter aan te sluiten op het stedelijk aanbod. Daarnaast geeft werken met het parti-cipatiepaspoort inzicht in de vraag en maakt het mogelijk voor organisaties om eenvoudig onderling informatie uit te wisselen. Het participatiepaspoort kan een belangrijke rol spelen als beleidsinstrument voor stedelijke overheden en diensten omdat het participatiepaspoort stuuringsinformatie biedt en gebruikt kan worden voor maatschappelijke verantwoording. Het participatiepaspoort is een map die in het bezit is van de vrouw. De map geeft een overzicht van kwaliteiten en vaardigheden, ervaring op het gebied van opleiding en werk en behaalde resultaten bij alle organisaties waarmee de vrouw te maken heeft en kan worden gebruikt om het aanbod op elkaar af te stemmen en gericht door te verwijzen. Het participatiepaspoort start met een intake waarin wordt nagegaan welke vaardigheden en kwaliteiten de vrouw heeft en welke interesses en ervaring de vrouw heeft, bijvoorbeeld op het gebied van (vrijwilligers)werk, trainingen en opleiding. Tijdens de intake worden zoveel mogelijk bewijsstukken over genoten opleidingen en werk verzameld voor het participatiepaspoort. Op basis van de intake wordt een inschatting van de participatiegraad gemaakt. Dit gebeurt met behulp van de participatieladder. Vervolgens wordt er een koppeling gemaakt tussen de uitkomsten van het intakegesprek, de participatiegraad van de vrouw en het aanbod in de wijk of bij de stedelijke diensten. Het participatiepaspoort wordt door de vrouw meegenomen naar alle organisa-ties waarnaar zij wordt verwezen. Tijdens dit traject worden er zoveel mogelijk bewijsstukken verza-meld. Belangrijke aspecten van de methodiek zijn: • Dat er een sociale kaart wordt gemaakt van het aanbod in de wijk per trede van de participatie-

ladder en dat deze kaart bijgehouden wordt. • Dat organisaties goed op de hoogte zijn van elkaars aanbod en ook naar elkaar door verwijzen

als het aanbod van een andere organisatie passender is. • Dat er een warme overdracht plaatsvindt op het moment dat de vrouw van de ene naar de andere

organisatie gaat. • Dat het participatiepaspoort wordt geraadpleegd wanneer een vrouw nieuw binnenkomt of dat er

een participatiepaspoort wordt geopend wanneer dit er nog niet is. Het participatiepaspoort is bedoeld voor alle uitvoerende organisaties die met de vrouw in contact komen. Hierbij wordt uitgegaan van de expertise en de autonomie van de verschillende organisaties en wordt niet wezenlijk afgeweken van de methoden die zij nu ook gebruiken.

Page 24: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

19

5.2 Uitkomsten Het werken met het participatiepaspoort levert ook (gestandaardiseerde) gegevens op die inzicht bie-den in het verloop van vraag en aanbod en de resultaten die worden behaald op het niveau van de organisatie, de wijk en op stedelijk niveau. Op het niveau van de organisatie kan inzichtelijk worden gemaakt op welke trede vrouwen binnen komen, voor welke vrouwen de organisatie een passend aanbod heeft en welke vrouwen op basis van het intake-interview een verwijzing krijgen naar een andere organisatie. Op het niveau van de wijk en de stad biedt het participatiepaspoort inzicht in de verdeling op de participatieladder en in de gemiddelde stijging op de participatieladder. 5.3 Randvoorwaarden Om het participatiepaspoort breed in te voeren zijn een aantal belangrijke randvoorwaarden van belang: 1. De uitvoerende organisaties zijn bereid en in staat om met het participatiepaspoort te werken

met het oog op de te realiseren doelen. 2. Er bestaat voldoende bestuurlijk commitment om met het participatiepaspoort te werken. 3. Uitvoerende organisaties kunnen de tijd nemen om te werken aan kennisoverdracht, methodiek

en uitvoering. 4. De infrastructuur om klanten naar elkaar door te verwijzen is aanwezig. Het gaat dan om logis-

tieke zaken, maar ook om de onderlinge uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen de betrokken partijen.

5.4 Implementatie van de methodiek Er is relatief weinig bekend over de condities voor succesvolle implementatie van interventies in de welzijnssector. De implementatie van het participatiepaspoort is daarom gebaseerd op de aanpak van procesherinrichting. Procesherinrichting (PHI) focust zich op logistieke vraagstukken door te onder-zoeken op welke wijze de zorg zo georganiseerd kan worden dat zowel de vrouw, de hulpverlener als de organisatie daadwerkelijk centraal staan. Procesherinrichting kenmerkt zich door een brede aan-pak: van voordeur tot achterdeur. Het ambitieniveau van deze aanpak is hoog: het realiseren van blij-vende, integrale veranderingen op wijkniveau. Een dergelijk ambitieniveau staat of valt met logistieke expertise, inspelend op de mogelijkheden en beperkingen van de organisaties in de wijk en aansturing en ondersteuning door de deelgemeente. De rol van de deelgemeente De deelgemeente heeft in fase 1 een ondersteunende taak. In aanloop naar de eerste bijeenkomst levert de deelgemeente een overzicht van alle organisaties in de wijk. Want het invoeren van het par-ticipatiepaspoort behoeft ondersteuning. Dat betekent dat het wenselijk is dat de deelgemeente een beleid voert dat het openen van een participatiepaspoort en het doorverwijzen (met warme over-dracht) naar een andere organisatie aanmoedigt. Het ideale uitgangspunt is dat binnen de deelge-

Page 25: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

20

meente dit onderwerp onderdeel uitmaakt van de portefeuille van een vaste beleidsmedewerker doet zodat de continuïteit vanuit de deelgemeente is gewaarborgd. Bijkomend pluspunt is dat deze persoon ook aanwezig zal zijn op alle bijeenkomsten in de wijk. Om de methodiek te implementeren is het belangrijk om aan de randvoorwaarden te voldoen: de or-ganisaties in de wijk zijn gemotiveerd om deel te nemen en de deelgemeente heeft toegezegd de organisaties te ondersteunen gedurende het implementatietraject. De implementatie van de metho-diek bestaat uit drie fasen: • Fase 1: inventarisatie en sociale kaart • Fase 2a: methodiekoverdracht • Fase 2b: implementatie Al tijdens de implementatiefase zal de methodiek ingebed worden in de werkwijze van de organisaties door deze onderdeel te maken van de verantwoordingscyclus. Fase 1: doelstelling en sociale kaart (± 3 maanden) In fase 1 wordt er een procesbegeleider ingesteld die in deze fase, het opstellen van een sociale kaart, een coördinerende rol heeft. Deze procesbegeleider heeft een belangrijke rol in het communice-ren van de methodiek naar de organisaties toe. Het heeft meerwaarde wanneer deze persoon niet alleen kennis heeft van implementatie, maar ook gevoel heeft voor de doelgroepen en de organisaties in de wijk. Om met een groot aantal organisaties naar een gezamenlijk doel te werken, namelijk invoe-ring van het participatiepaspoort, is het van belang een dat er een gemeenschappelijke doelstelling wordt geformuleerd. Deze doelstelling wordt SMART geformuleerd, bijvoorbeeld:

In een jaar tijd zal 80% van de nieuw ingestroomde vrouwen een participatiepaspoort starten. Om na te gaan of de doelstelling realistisch is en haalbaar binnen de gestelde tijd, komen de organi-saties in de wijk twee keer bijeen. De eerste bijeenkomst zal vooral worden gebruikt om te informeren en om het gezamenlijke ambitieniveau vast te stellen: welk percentage nieuwe instroom is haalbaar gezien de samenstelling van de populatie in de wijk en binnen welke termijn willen de organisaties dit behalen. Naar aanleiding van deze bijeenkomst wordt een gezamenlijke doelstelling geformuleerd. Deze wordt in een tweede bijeenkomst teruggekoppeld. Tijdens de tweede bijeenkomst wordt ook een sociale kaart gepresenteerd. Hiervoor is tijdens de eerste bijeenkomst een aanzet gemaakt. De rol van de deelgemeente Het is wenselijk dat de deelgemeente in fase 1 een ondersteunende taak heeft. In de aanloop naar de eerste bijeenkomst levert de deelgemeente een overzicht van alle organisaties in de wijk aan. De deelgemeente stelt in deze fase ook al een stuurgroep implementatie participatiepaspoort in met daar-in een weerspiegeling van de deelnemende organisaties uit de wijk. Deze stuurgroep inventariseert op basis van hun kennis over de wijk samen met de procesbegeleider de behoefte van de organisaties, de doelgroep en de mogelijke knelpunten en de oplossingen in de wijk. De stuurgroep blijft gedurende het gehele implementatieproces bestaan en komt ook nog na afloop bijeen.

Page 26: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

21

De deelgemeente speelt ook een belangrijke rol in het implementeren en communiceren van de socia-le kaart. De sociale kaart wordt bij voorkeur op de website van de deelgemeente gepubliceerd. Op dit moment wordt op de websites van de deelgemeente ook al een overzicht gegeven van de organisa-ties in de wijk. De infrastructuur hiervoor is aanwezig. Bij de jaarlijkse vernieuwing van deze gegevens kan in het vervolg om een vernieuwing van de sociale kaart worden gevraagd. NB: in de wijk Pendrecht is al een sociale kaart opgesteld tijdens de pilot in 2009. Het is in deze wijk echter nog steeds noodzakelijk om de organisaties goed te informeren. Daarnaast is de sociale kaart nog niet gedigitaliseerd en moeten er nog afspraken gemaakt worden over het up-to-date houden van de website zodat de continuïteit gewaarborgd blijft. Bij veel organisaties is er een groot verloop en tijdens de uitvoering van de pilot van het participatiepaspoort is gebleken dat er weerstand kan zijn tegen samenwerken en het delen van informatie. Ook is het noodzakelijk om in deze wijk een geza-menlijk ambitieniveau te formuleren omdat dit onderdeel is van het proces waarin er draagvlak wordt gecreëerd voor het participatiepaspoort. Fase 2a: Methodiekoverdracht (± 6 maanden) De activiteiten in fase 2 bestaan uit enerzijds het overdragen van de methodiek en anderzijds het bor-gen van de methodiek binnen de organisaties. Om de leesbaarheid te bevorderen is ervoor gekozen om de beide activiteiten gescheiden te beschrijven (fase 2a en 2b). De uitvoering hangt nauw met elkaar samen en loopt parallel aan elkaar. Werken met het participatiepaspoort betekent in sommige gevallen dat het bedrijfsproces zal moeten worden aangepast. Het participatiepaspoort start met een intake-interview. Veel organisaties doen dit al. Bij deze organisaties moet worden nagegaan of de intake voldoende informatie biedt om de vrou-wen in te delen op de participatieladder. Een aantal organisaties doet nog geen intake. Ook zij zullen een participatiepaspoort gaan opstarten en zal het intake-interview wat in de pilot is ontwikkeld, kun-nen worden overgenomen. Het doen van een intake-interview lijkt in eerste instantie een tijdsinveste-ring, maar levert veel informatie op waardoor ook een passender aanbod kan worden gedaan. Wan-neer een vrouw zich meldt bij een organisatie, moet na een intake niet alleen worden nagegaan wat het meest passende eigen aanbod is, maar ook of andere organisaties niet een beter passend aanbod hebben. Deze vraag zal voortdurend gesteld moeten worden wanneer een vrouw een traject heeft afgerond. Ondersteund in de implementatiefase door de procesbegeleider. De procesbegeleider kan dit doen door mee te lopen bij de organisaties en de ervaringen met de invoering te monitoren en te-rug te koppelen naar de deelgemeente en de organisaties zelf. De procesbegeleider investeert tijd in het participeren in werkoverleg en observeren van spreekuren etc. De procesbegeleider brengt in kaart welke obstakels er tijdens de invoering van het participatiepaspoort ontstaan en zoekt samen met de deelgemeente en de organisaties naar aanvaardbare oplossingen. Deze worden als goede praktijken onderling gedeeld. Gedurende de implementatiefase worden er drie intervisiebijeenkomsten gehouden in het kader van deskundigheidsbevordering. De bijeenkomsten worden enerzijds gebruikt om elkaar een kijkje in de keuken te geven en van elkaar te leren. Anderzijds bieden de bijeenkom-sten een platform om de goede praktijken, oplossingen bij de invoering, voor het voetlicht te brengen en onderlinge afspraken te maken.

Page 27: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

22

Coördinatie op de lagere treden Op de lagere treden van de participatieladder zal er behoefte zijn aan een coördinerende organisatie. Deze rol is bij uitstek weggelegd voor een laagdrempelig buurthuis, vrouwenhuis of een broedplaats. Door middel van de in de pilot ontwikkelde trainingen kunnen de werkers in deze organisaties (toe-komstig vrouwenhuis Pendrecht) de vrouwen begeleiden bij het opstellen bij het participatiepaspoort. Op de hogere treden zullen de vrouwen zelf meer verantwoordelijkheid dragen voor hun participatie-paspoort. Vrouwen die op een hogere trede voor het eerst een participatiepaspoort starten zullen hierbij echter in het begin ook enige begeleiding nodig hebben. De expertise hiervoor is beschikbaar en kanl als onderdeel van de intervisiebijeenkomsten of als incompany training worden verspreid (drie bijeenkomsten). De rol van de deelgemeente Het is wenselijk dat de deelgemeente een centraal punt aanwijst voor coördinatie in de wijk/ deelge-meente (Vrouwenhuis). Dit coördinatiepunt is verantwoordelijk voor: • Het openen van een participatiepaspoort voor de vrouwen die dit nog niet hebben. • Het doen van een intake. • Een warme overdracht naar een andere organisatie als uit de intake blijkt dat hier behoefte aan is. • Waar nodig begeleiding bij de opstart van het participatiepaspoort en ondersteuning bij het ver-

zamelen van de eerste bewijsstukken Fase 2b: implementatie (parallel aan implementatie ± 9 maanden) De implementatie van een nieuwe methodiek wordt onder andere bepaald door het integreren van de methodiek in de dagelijkse werkwijze. Implementatie kan plaatsvinden op cliëntniveau, of team- of afdelingsniveau en op organisatieniveau. Implementatie op klantniveau vindt plaats door het participatiepaspoort te gaan gebruiken in de ge-sprekken met de klant. Het werken met het participatiepaspoort is (mits goed gebruikt) een onderdeel van effectief hulpverlenen. Hulpverlener en vrouw zijn hierin de eerste gebruikers en de gegevens die het werken met het participatiepaspoort opleveren kunnen worden benut om sneller tot doelen en een goede werkrelatie te komen. De geboden hulp wordt effectiever en duurt korter door te verwijzen naar het participatiepaspoort of door feedback voor de vrouw uit het participatiepaspoort. Het participatie-paspoort kan gebruikt worden om de voortgang te bespreken en nieuwe afspraken voor een vervolg te maken. Het participatiepaspoort biedt niet alleen de mogelijkheid voor de organisatie om inzichtelijk te maken wat een vrouw wil, het kan ook bijdragen aan het inzicht van de vrouw in wat zij zelf wil of kan: waar haar mogelijkheden en beperkingen liggen. Het team en de afdeling zijn de tweede gebruiker. Op dit niveau kan benutting van de jaarrapporten bijdragen aan verbetering en verantwoording. Implementatie op teamniveau vindt plaats door het par-ticipatiepaspoort binnen het team te gebruiken als overdrachtsinstrument. Daarnaast levert het partici-patiepaspoort ook objectieve informatie met betrekking tot de instroom en de participatiegraad, het gebruik van het aanbod of een eventuele doorverwijzing naar een andere organisatie. Het team of de afdeling heeft op efficiënte wijze de beschikking over gegevens ten behoeve van de jaarverslagen en is in staat op basis van de verzamelde gegevens verbeteracties te formuleren.

Page 28: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

23

Door implementatie op organisatieniveau kunnen directie en financiers als derde gebruiker de gege-vens die instellingsbreed zijn verzameld direct benutten in het jaarverslag en jaarplan. Het levert een resultaatgerichte dialoog tussen directie en financiers op. Resultaatgericht werken heeft een positief effect op de kwaliteit van de zorg. Het monitoren van resultaten en uitvoering draagt bij aan het ver-groten van de effectiviteit van de hulp. Implementatie op beleidsniveau. Om het instrument ook op beleidsniveau te integreren in het dagelijk-se gebruik is het van belang dat de deelgemeente de resultaten van het instrument (dus bijvoorbeeld het overzicht van de vraag en het aanbod, de doorverwijzingen en het gemiddelde participatieniveau en de veranderingen daarin) gaan gebruiken voor hun eigen jaarrapportages en daar ook op gaan sturen. De rol van de deelgemeente In deze fase is het wenselijk dat de deelgemeente ongeveer dezelfde rol heeft als in de eerste fase. Het accent zal iets meer liggen op het scheppen van mogelijkheden voor de organisaties om met het participatiepaspoort te werken, bijvoorbeeld met betrekking tot de financiering. De stuurgroep die in de eerste fase is ingesteld door de deelgemeente blijft bestaan, ook na afloop van de implementatie. In de stuurgroep is er gelegenheid voor intervisie tussen de organisaties om knelpunten met de metho-diek op te lossen. In de stuurgroep worden ook de resultaten met de methodiek besproken. Hiervoor kunnen de resultaten op organisatieniveau als input worden gebruikt.

Page 29: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

24

6. De slotsom Samengevat kan worden geconcludeerd dat de vraag of het participatiepaspoort kan bijdragen aan een betere afstemming van aanbod positief beantwoord kan worden. Als instrument is het van belang dat het participatiepaspoort aansluit op de bedrijfsvoering van de organisaties. Het participatiepas-poort geeft als instrument organisaties in de wijk en de stedelijke organisaties daaromheen, voldoende handvaten om het aanbod beter op elkaar af te stemmen. Hierbij is het van belang dat wordt voldaan aan de randvoorwaarden. Als de betrokken organisaties vervolgens goed in kaart brengen welk aan-bod er in de wijk is en deze sociale kaart ook actueel houden, ‘warm’ naar elkaar doorverwijzen en het participatiepaspoort raadplegen of een nieuw participatiepaspoort openen als dit er nog niet is, dan draagt deze werkwijze bij aan meer inzicht in de vraag. In het plan van aanpak voor de implementatie van het participatiepaspoort is rekening gehouden met alle voorwaarden waaraan moet worden vol-daan. De vraag of het participatiepaspoort meer inzicht biedt in de kwaliteiten en mogelijkheden van vrou-wen kan ook positief worden beantwoord. De betrokken organisaties geven aan dat het wenselijk is om op een systematische manier in kaart te brengen wat iemand kan, welke belemmeringen er zijn en welke trajecten deze persoon heeft doorlopen (Bijlage VII). Voor de vrouwen zelf biedt het ook inzicht in het eigen kunnen en draagt het systematisch in kaart brengen van de eigen kwaliteiten bij aan het zelfvertrouwen. Uit de resultaten van de pilot is gebleken dat de vrouwen stijgen op de participatielad-der. Mits op de aanbevolen wijze geïmplementeerd, mag op basis van de resultaten van deze pilot worden aangenomen dat het openen en zelfstandig beheren van een participatiepaspoort een instru-ment is wat de participatie van vrouwen ondersteunt.

Page 30: Eindverslag ParticipatiePasPoort 2009

25

Literatuur i Jan van Tartwijk, Erik Driessen, Babet Hoeberigs e.a.,Werken met een elektronisch portfo-

lio.Groningen/Houten,Wolters-Noordhoff , 2003, p.10-11. ii Verschelling-Hartog M. Maatschappelijke participatie individuele activeringsmethoden groepsge-

richte activeringsmethoden. MOVISIE 2009, Utrecht iii Rotterdam Centrum voor Onderzoek en Statistiek, 2009 iv 09 Rotterdam sociaal gemeten. 2e meting Sociale Index. Gemeente Rotterdam, 2009

Bijlagen Bijlage I: Motie 1 Bijlage II: Motie 2 Bijlage III: Het intake-interview Bijlage IV: Bewijsstukken Bijlage V: Expertmeeting 1 Bijlage VI: Expertmeeting 2 Bijlage VII: Expertmeeting 3