eindexamenboek2007

62
1 De Theater- school Amsterdam Lichting 2007

description

Lichting 2007 1 Amsterdamse Toneelschool&Kleinkunstacademie Regieopleiding Mime Opleiding Opleiding Theaterdocent Ineens is het later geworden Dubbele gevoelens André Veltkamp

Transcript of eindexamenboek2007

1

De Theater-schoolAmsterdam

Lichting 2007

32

Amsterdamse Toneelschool&KleinkunstacademieRegieopleidingMime OpleidingOpleiding Theaterdocent

Ineens is het later geworden

54

et cetera. En dat is ook zo. In de jaren op school werd de lat op al dat soort punten hoog gelegd. En het diploma is daar ook de uiting van. Het aanvangs­talent is een mooi ding, zelfs onontbeerlijk, maar om met dat talent wat te kunnen doen is er nog veel meer nodig. Op de Toneelschool&Kleinkunstacademie bestaat sinds een jaar of tien een soort ontgroeningritueel voor de nieuwe eerstejaars. Omdat ik vanuit mijn eigen verleden wars ben van alles wat met ontgroening te maken heeft, houd ik me daar afzijdig van. Vage machtsspelletjes vind ik het en iedereen weet dat, accepteert dat, maar trekt zich er niets van aan. Nadat de nieuwe studenten geblinddoekt door het gebouw gevoerd zijn, komen zij uiteindelijk in een studio. Daar mogen zij de blinddoeken afdoen en moeten zij een soort eed afleggen. De tekst is: ‘Alles voor de kunst’. Dan volgt er gejuich en is de nieuwe student geaccepteerd. Nou ja, spielerei dus. Alleen dat zinnetje is wel treffend: ‘Alles voor de kunst’. Het wordt door de nieuwe student met grote overtuiging uitgesproken en hoe relatief je de betekenis ook kunt maken, het is waar schijn­lijk wel een basis om het later te kunnen redden.Vandaar dus ook altijd dat gevoel van trots op wat is bereikt en van hoop dat het zo mag blijven doorgaan. Dubbele gevoelens dus.

André Veltkamp

Dubbele gevoelensElk jaar het feest van de diplomering en tegelijk het wat treurige gevoel dat het weer voorbij is. Iedere afstuderende student zijn of haar ‘five minuts of eternal fame’ en daarbij veel tranen en emoties.Bij veel studenten is er het blije gevoel om eindelijk met succes van deze school af te gaan om het verder zelf te gaan doen, en tegelijkertijd de treurnis dat het beschermde schoolleven, waarin ze toch minstens vier jaar het centrum van het universum konden en mochten zijn, voorbij is.Voor docenten, artistiek leiders en voor mij is er de trots dat er weer een generatie veelbelovende acteurs, mimespelers, regisseurs en docenten in de praktijk stapt – wat zijn ze toch veranderd, hoe volwassen zijn ze geworden, weet je nog hoe die of die de school binnenkwam – en daarnaast de melan­cholie, omdat weer een groep mensen met wie we zo intensief zijn omgegaan, vertrekt en een toch tamelijk onzekere toekomst tegemoet gaat.Het theateronderwijs is immers een van de weinige vakopleidingen die zijn studenten van meet af aan geen garantie op (blijvend) succes geeft. Iedere studenten weet dat vanaf het moment dat hij of zij binnenkomt. Niemand zit op je te wachten, je zult heel goed moeten worden, je moet jezelf in de markt weten te plaatsen, een dosis geluk hebben en dan soms nog. Het werkveld is op een bepaalde manier ondoorzichtig, een amalgaam, zoals iemand het eens treffend zei, van afzonderlijke artistieke planeten, afhankelijk van smaak, luim, de tijdgeest, van commercie en veelal van geld.En toch, als je de cijfers ziet, ontdek je dat de doorstroom van onze studenten naar het beroepsveld opvallend hoog ligt. Betere cijfers zelfs dan vele andere vormen van hogere beroepsonderwijs. Een paradox dus. Ik kan dit een beetje verklaren. Acteurs en theatermakers hebben een grote ambitie, willen heel graag en zetten door. Ze malen dikwijls niet om forse bankrekeningen – iets wat overigens de beroepsgroep ook weer kwetsbaar maakt – maar zoeken naar hun oorspronkelijkheid, naar wat zij hebben toe te voegen, en laten zich veelal leiden door het heilige moeten.Soms is dat een zaak van lange adem, maar ik heb in de loop der jaren wel ontdekt dat zij die over zo’n lange adem beschikken uiteindelijk worden beloond.Intussen merk ik, dat ik onze binnenkort oud­studenten vele fraaie eigen­schappen toedicht: ambitie, doorzettingsvermogen, zoeken naar eigenheid

76

Amsterdamse Toneelschool &Kleinkunst-academieLichting 2007

Met een leeg hoofd en een koffer vol ideeën

Theater is een slap excuus

En bogen maken, mijn god, bogen maken

Iedereen heeft goede ideeën

Hallo wereld, ik besta! Ik ben actrice, ik spreek de taal

Roerige, heftige, liefdevolle en fantastische jaren

Vier jaar stuntelen met het gegeven ‘spelen’

Laten we samen spelen

Al die lappen tekst, ik kreeg ze mijn bek niet uit

Ik vind dat ik een mooi vak heb

98

De Amsterdamse Toneelschool&Kleinkunstacademie leidt de student op tot ­ acteur voor het klassieke en moderne repertoiretoneel­ acteur/podiumkunstenaar voor het toneel, muzikaal theater en

theaterentertainment­ podiumkunstenaar/maker van eigen drama tot cabaret

De school probeert de student uit te rusten met technieken, vakmanschap, artistiek inzicht, smaak en persoonlijk engagement, zodat hij of zij autonoom en met een krachtige voltage optimaal kan functioneren in de beroepspraktijk van het theater en een toevoeging daaraan kan zijn.

Lichting 2007 Femke Belmer, Ian Bok, Sarah Bourgeois, Clara Bovenberg, Wou­ter Brouwers, Lottie de Bruijn, Jan­Paul Buijs, Max Douw, Tjeerd Gerritsen, Markoesa Hamer, Maarten Heijmans, Chava voor in ’t Holt, Leonoor Koster, Anne Lamsvelt, Joris Maussen, Anne Prakke, Boy Ooteman, Bart Rijnink, Ma­rit Stocker, Emma Strijdhorst, Hanneke Willems

Artistiek leider Ruut WeissmanSecretariaat Bonnie van Caspel, 020-527685, [email protected] en gast docenten 2006-2007 Mildred Aikema, Annett Andriesen, Jenny Arean, Doris Baaten, Eva Baggerman, Wilbert Bank, Sabine Bauer, Eddie de Bie, Paul Blommaert, Bart­Jan te Boekhorst, Elisabeth Boender, Minou Boshua, Marijke de Braal, Annemarie Broekhuizen, Catherine ten Bruggencate, Jappe Claes, Thijs Cuppen, Jacob Derwig, Jurrian van Dongen, Diederik Ebbinge, Khaldoun Elmecky, Leonard Frank, Nancy Gabor, Marja Gamal, Edwin van Gelder, Jan­Peter Gerrits, Janni Goslinga, Rob de Graaf, George Groot, Marlies Helder, Bas Hoeflaak, Marlies Heuer, Alex Klaasen, Bart Kiene, Rutger Laan, Geert Lageveen, Arent­Jan Linde, Ola Mafaalani, Hans Man in ’t Veld, Eva Mathijssen, Wim Meeuwissen, Paul de Munnik, Ron Murdoch, Chris Nietvelt, Jeroen de Nooyer, Bas Odijk, Peter Oosthoek, Peter Oskam, Olaf Pieters, Leo van der Plas, Paul van der Ploeg, Lisa Portengen, Kees Prins, Joost Prinsen, Adelheid Roosen, Frances Sanders, Steven Schenk, Gijs Scholten van Aschat, John Silber, Sieger Sloot, Menno Stijntjes, Meral Taygun, Saskia Temmink, Pieter Tiddens, Bambi Uden, Yorgos Valiris, André Veltkamp, Marijke Veugelers, Susan Visser, Erik Vos, Jacqueline de Vries, Margriet van Waveren, Ruut Weissman, Ingrid Wenders, Erik Whien, Adrienne Wurpel, Allan Zipson, Floor van Zutphen

Persoonlijk maar niet privéRuut Weissman Artistiek leider

Ruut Weissman doceert het vak ‘liedperforming’. De lesmethodiek die hij zelf ontwikkelde staat beschreven in zijn boek De kunst van het bedriegen. ‘Er is bijna geen vakliteratuur op dit gebied’, zegt hij. ‘De bestaande acteer­methodes voldoen niet voor theaterzangers. Een lied heeft een spanningboog van een minuut of drie en dat kun je niet vergelijken met het spelen van een rol in een theaterstuk.’Als kind zong Weissman in een jongenskoor in de kerk: ‘Ik herinner me hoe, op een keer, het orgel muziek van Bach speelde. De combinatie van die muziek met onze stemmen ontroerde me diep. Het bracht me later op de gedachte dat de stem de spiegel is van de ziel. Het is de kunst om een lied heel persoonlijk te maken, zonder het publiek het gevoel te geven dat het een blik in je privé­leven krijgt.’ In zijn lessen draait het om vijf ‘concentratielagen’: ‘Je kunt het vergelijken met een berg. Onderin bevindt zich de “muzische laag”, een emotioneel reser voir waaruit je als performer kunt putten. Deze laag moet je op het podium activeren, maar je moet niet verklaren waar je gevoelens vandaan komen. De herinnering aan je overleden moeder is niet relevant maar wel de universele herinnering aan verdriet en verlies.De tweede laag draait om engagement, de spanning tussen je binnenwereld en de buitenwereld. Die twee kunnen sterk met elkaar in conflict zijn. De andere concentratielagen hebben te maken met het verhaal dat je op het podium vertelt en de manier waarop je dat als performer stileert. Tenslotte gaat het erom hoe je dit alles goed gedoseerd overbrengt op het publiek. Het is een groot verschil of je thuis in je kamer, zachtjes achter de piano, Schubert zingt voor je geliefde of dat je dit doet in een overvolle concertzaal. Toch moet je eenzelfde soort intensiteit kunnen overbrengen.’

Kleedruimte Theaterschool

1110

Een breed scala aan skillsBart Kiene Docent acteer- en stemtechniek en staflid

‘In mijn lessen draait het naast de stem om training van acteertechniek. We bestuderen acteerstijlen die ons vanaf het begin van de vorige eeuw bekend zijn uit de romantiek, het impressionisme, symbolisme, naturalisme of expres­sionisme. Maar of het nu gaat om melodramatisch, realistisch of episch spel; als acteur moet je geloofwaardig zijn en een persoonlijke invulling aan je rol geven, zonder de vorm uit het oog te verliezen.’ Welke manier van acteren spreekt de studenten vooral aan? ‘Alles, ze vinden het erg prettig om zich in elke stijl te kunnen verdiepen. In de praktijk doe je als acteur wat een regisseur en een voorstelling van je vragen. Een allround opleiding is dan ook belangrijk, om over een breed scala aan skills te beschik­ken. Dat sluit ook aan bij de variatie in de theaterpraktijk van nu. Bekende regisseurs als Johan Doesburg of Johan Simons stellen het op prijs als acteurs niet één manier van werken voor ogen hebben, maar ervoor openstaan om iets nieuws uit te proberen.’ Hoe groot is het verschil tussen de acteurs en kleinkunstenaars van de oplei-ding? ‘De twee varianten lijken elkaar steeds dichter te naderen. Studenten van onze school worden óf muzikale acteurs óf in drama geschoolde klein­kunstenaars. Soms hoor ik acteurs in het eerste jaar beweren dat ze vals zingen. Maar nadat ze een periode stemtraining hebben gehad, ontwikkelen juist zij soms een prachtige zangstem. Kleinkunstenaars ontwikkelen zich ook als toneelacteur en spelen soms mee in klassieke toneelvoorstellingen.’ En wat zijn de struikelblokken voor een acteur? ‘De ene acteur denkt dat hij niet muzikaal is, de andere heeft moeite met tekst. Het is voor iedereen anders en het is belangrijk dat de opleiding hen zowel steunt als stevig aanpakt. Acteer­ en stemtraining is de basis van de opleiding. Je moet die technieken gedurende een langere periode steeds herhalen, zodat het er als het ware langzaam insijpelt. Acteren in toneel en kleinkunst is een combinatie van vakmanschap en kunstenaarschap.’

Muzieklokaal 8e verdieping Theaterschool

1312

De nar van de koningAdelheid Roosen Adviseur van de artistieke raad, docent, theatermaker

‘Alle studenten beginnen hun eerste jaar met een workshop bij mij: twee weken, dag en nacht. Spellessen, pierewaaien langs het strand, de schoonheid van een schoolstructuur waarin ze vier jaar lang gaan wonen doorgronden, en de anarchie aanwakkeren die nooit verloren mag gaan. Ik leg hen uit dat je niet voor niks twee handen hebt. Met de ene draag en dank je het systeem waarin je functioneert, met de andere beuk je op het systeem als dat je niet geeft waarnaar je verlangt.Een voetbalwedstrijd bezoeken om te kijken naar spel met strategie van een groepsdynamiek, en het geweld… hoe bepaal je als speler je grens? Het Thea ter festival TF­1 uitwonen, het Stedelijk te lijf gaan, DasArts verlegen binnen treden, repetities bezoeken van collega­regisseurs en doorzakken in de artiestenkroeg. Het bewustzijn opbouwen dat je in een groep functioneert en vier jaar lang met elkaar gaat doorbrengen vind ik van levensbelang, gratie en empathie zijn voorwaarden. Ik blijf een aanspreekpunt, als er iets is kunnen ze altijd bij me binnen lopen voor een koffiegesprek. Ik kan oprecht zeggen dat ik van alle studenten die ik in de klas heb leer. Ik hou van hun vragen en hun lef, van hun verbazing en verzet. Het zijn beeldschone jonge wezens die tastend hun weg vinden naar moed en het is ontroerend om daar getuige van te mogen zijn.Daarnaast maken ze ook zélf theater, dat is het vak wat ik geef. De een doet een perfor man ce met video en alles erop en eraan, maar het kan ook een voor­dracht uit een poëziealbum zijn. Een student kwam met een persiflage op ons bezoek aan DasArts, een meesterlijke act over de Chinese gastdocent. Als studenten iets maken dat voor hen noodzaak is, ga ik dansend door de klas.Naast acteur of kleinkunstenaar, kunnen studenten zich ook ontwikkelen tot maker, dan stippel ik samen met hen en Ruut Weissman een pad voor ze uit om zich verder te ontwikkelen.Als adviseur van de artistieke raad geef ik Ruut advies. ‘Soms ben ik een brie­send paard dat met de hoeven tegen de staldeur slaat. Ik spreek vrijuit over het reilen en zeilen van de school, ongecensureerd. Hij laat het bezinken en wat hij waardevol acht, geeft hij vorm in zijn beleid. Hij heeft mij gevraagd als nar van de koning, en daarvoor ben ik hem dankbaar. Een nar is noodzakelijk in ieder systeem.’

Washok Theaterschool

1514

Femke Belmer

Ik vind theater maken geweldig. Het optreden, de bevlogen gesprekken tijdens een maakproces die soms fantastisch hoog oplopen, de gevechten die je soms moet voeren om een stukje van jezelf te kunnen inzetten dat je nog niet kende, of met je collega’s omdat je het maar niet eens kunt raken over de betekenis van een tekst of zin of zelfs maar een woord. Naast materiaalkennis in bovengenoemde betekenis geloof ik in techniek, om daarmee een zo zuiver mogelijk personage tot leven te brengen, ontdaan van mijzelf. Hoe preciezer, hoe begrijpelijker of herkenbaarder (of juist niet) en met begrip (of juist onbegrip) bereik je het hart van je toeschouwer. Sommige verhalen zijn tragisch, andere heroïsch; in alle gevallen hoop ik dat je als toeschouwer tijdens of na afloop, al is het maar een secondelang, het even helemaal snapt, verstandelijk of gevoelsmatig (misschien door alleen maar een beeld).In dit laatste jaar heb ik stage gelopen bij Het Nationale Toneel in de voor stel­ling Heksenjacht van Arthur Miller in regie van Franz Marijnen. Een prachtig geschreven stuk over massahysterie en verstrengeling van religie en macht. Het verhaal speelt in een klein dorpje in Noord­Amerika. In deze uitvoering heeft Marijnen ervoor gekozen vele rollen te bezetten en de leeftijd van de spelers flink uiteen te laten lopen om de diversiteit van zo’n dorpsgemeenschap te vertegenwoordigen. Wim van den Heuvel met zijn bijna tachtig jaar als de oudste en ik met 23 lentes de jongste. Wim heeft inmiddels bijna zes decennia ervaring. Dat vind ik mooi en dat lijkt ook alleen te kunnen in theaterland. Hij speelde met grootheden die ik alleen uit de boeken ken, heeft de Aktie Tomaat bewust meegemaakt en eens zei hij tegen mij dat acteren niet meer is dan je tekst verstaanbaar over het voetlicht krijgen op de manier die de regis seur voor je heeft bedacht. Dat vind ik prachtig vereenvoudigend en hoewel de tijden veranderen hoop ik zelf over zestig jaar ook zo’n brok ervaring te zijn en vermeld te worden in een eindexamenboekje van een jonge, ambitieuze acteur.

Femke Belmer

1716

Ian Bok

In mijn solo aan het begin van mijn afstudeerjaar heb ik mijzelf artistiek kunnen uitstorten. Al sinds mijn jeugd verzin ik constant rare figuren die soms raar praten, bijvoorbeeld in het nep­Zweeds. Een behoorlijk grote selectie van die figuren heb ik nu kunnen laten zien. Op een geschoolde manier qua stem, fysiek en spelinzicht.Daarna heb ik een voorstelling gemaakt met mijn klasgenoot Maarten Heijmans, De Huilende Kers. Hierin was de stem het masker. In deze voorstel­ling heb ik geleerd dat op het podium heel veel mogelijk is en dat publiek heel veel begrijpt.Mijn stage liep ik bij Bonheur in Een ander land, naar de gelijknamige roman van James Baldwin. Tijdens die voorstelling ben ik nog verliefder op mijn vak geworden. En heb ik vertrouwen gekregen dat ik mezelf kan verbeteren.Bij ballet heb ik op mijn poten leren staan. En in mijn solo heb ik ontdekt dat als ik iets leuk vind, anderen mensen dat vaak ook leuk vinden. En dat ik ter plekke op het podium mag ‘zoeken’. In de hele opleiding heb ik geleerd om mensen naar mij te laten kijken in plaats van te willen bepalen wat ze moeten zien.Ik vind dat ik een mooi vak heb. Een mooi oervak dat al sinds het begin van de mensheid bestaat. Ik maak portretten van mensen en daar blijft behoefte aan bestaan. Als mensen gaan lachen of huilen, dan schudt het hart, zodat er iets in past. Theater is een rite; een rite om contact te zoeken met het hogere of het diepere in ons, met datgene wat het leven stuurt.De toekomst vind ik doodeng en fantastisch tegelijk. Ik ga na mijn afstuderen in Drie zusters spelen van Hans Croiset. En ik hoop het publiek dan weer binnen een korte tijd aan het lachen en aan het huilen te maken. Of het te laten kirren van verbazing en plezier. Kraaien van de pret. Dat is toch een van de leukste dingen om te doen.

Ian Bok

1918

Sarah Bourgeois

Toen Picasso zestien was, schilderde hij Science and Charity. Het tafereel speelt zich af in een kamer. Een zieke vrouw ligt in bed en wordt omringd door een non die een baby vasthoudt en een man die haar polshoogte neemt.Ik was zeventien toen ik dit schilderij in het Picasso­museum in Barcelona zag. Ik moet daar met open mond hebben gestaan, want op een gegeven moment werd ik door een toerist naar de rechterkant van het schilderij geduwd. ‘Kijk nu maar ’ns’, zei hij en hij liep weg. Ik keek… zag niks, ik keek nog een keer… en verdomd! Het perspectief klopte niet! De benen van de vrouw die in bed lag waren, vanuit de rechterkant gezien, niet in verhouding met de rest van haar lichaam!Ik heb de rest van het museum niet meer gezien. Ik heb daar staan huilen, niet omdat ik verdrietig was dat Picasso een fout had gemaakt. Nee! Ik was juist blij! Ik vond het prachtig! Dat de grote meester, die al op jonge leeftijd een uit­ stekende schilder was, ook een fout had gemaakt, dat hij niet altijd perfect was.Tijdens mijn opleiding aan de Amsterdamse Toneelschool&Kleinkunstacademie heeft die voorliefde voor het imperfecte zich vaak gemanifesteerd. Al in het eerste jaar gaf een docent aan dat ik als enige in de klas voor lelijkheid durfde te kiezen. Het ontroert mij als mensen net niet in hun opzet slagen, als mensen heel hard proberen en dan toch falen. Ik denk dat dat ergens het drama van ons leven is en dat probeer ik op te zoeken als actrice. Wanneer ik over een rol nadenk, stel ik me meteen de vraag: Wat gaat er mis bij mijn personage? En hoe probeert mijn personage zich daar dan vervolgens uit te redden? Ik kijk niet graag naar toneel. Gek genoeg boeit het medium me niet echt. Ik speel ontzettend graag maar zelf lees ik liever een boek of kijk naar een film. Dat is wat mij het meest inspireert. Van de theaterstukken die ik in de voorbije vier jaar heb gezien, waren het vooral de jeugdtheaterstukken die ik goed vond. Bij ‘volwassenentheater’ mis ik vaak een soort warmte. En ook de durf om totaal onrealistisch te zijn, om zich te verliezen in een wereld die niks met de onze te maken heeft, maar die gevoelsmatig toch herkenbaar is. Ik ben een intuïtieve actrice. Tijdens mijn stages heb ik gemerkt dat het heel belangrijk voor me is om in de repetities de ruimte te krijgen zonder na te denken dingen uit te proberen. Dat is een manier om over mijn gêne te geraken en mijn grenzen te verleggen. ‘Ik voel dus ik ben’, is een uitspraak die volledig op mij van toepassing is. Sommige mensen noemen mij een ongeleid projectiel,

Sarah Bourgeois

2120

vinden mij te heftig. Gelukkig heb ik op school geleerd dat dit niet per se een valkuil hoeft te zijn. Als ik duidelijkheid heb over wat ik sta te doen en waarom, dan ben ik in staat om uit dat vat van mij een juweeltje op te vissen.Geef mij een verhaal en ik vertel het je!

Clara Bovenberg

Wat ik het afgelopen jaar heb ervaren, is de grote vrijheid om los van school te staan en je eigen verantwoordelijkheid te nemen. Om te zoeken naar je vrijheid binnen een regie. Elke dag iets anders uitproberen, de plank grof mis durven slaan. Bij mijn stage in Othello van Het Nationale Toneel en Annette Speelt heb ik met een groot regisseur mogen werken, Johan Doesburg. Het was verrijkend om de kans te krijgen mee te gaan in zijn ideeën, mee te denken, te discussiëren over mijn eigen en andere rollen, te leren hoe andere, bekwame acteurs omgaan met tekst en rolinterpretatie maar ook met decor, licht en kostuums. Wat te doen als je je niet goed voelt en toch moet spelen? Wat als er iets gebeurt met het decor? Hoe deel je je concentratie in als je niet het hele stuk speelt? Thijs Römer en Michel Sluysmans van Annette Speelt hebben mij geïnspireerd om vrijer te spelen, risico’s te nemen en ‘jaren tachtig’ te spelen: af en toe die brommer eens naar een andere versnelling te schakelen en vooral plezier te hebben en door te zetten, zonder zeiken. Een topsportmentaliteit. Volgend jaar ga ik met hen in Trojaanse Vrouwen spelen en ik hoop ook in de toekomst contact met ze te houden. Tijdens de opleiding leerde Diederik Ebinge mij in zijn workshop dat alles wat je denkt kan worden gebruikt. Denk je wel eens aan frietjes bakken in de leverworst? Maak er een liedje of een monoloog van en het begin is er. Je moet het gewoon maken; dus beginnen. Al die mensen die zeggen: ‘Ik zou ooit nog wel eens…’: weg ermee! Maak het! Iedereen heeft goede ideeën, wees slim en wees degene die ze uitvoert.Theater is belangrijk, want het dagelijks leven biedt niet per definitie diepgang. Je overdenkt de dingen minder, je laat je fantasie niet werken als je in een Albert Heijn bij de muziek van K3 moet kiezen wat je eet. Terwijl het zo belangrijk is om ergens een suggestie in te zien, te kunnen inzoomen op het gedrag van mensen, je eigen truttigheid even thuis te laten en je afgestompte gevoel een impuls te geven. De maatschappij van dit moment is gebouwd op de ratio: je bent wat je denkt, terwijl die ratio naar mijn idee maar een gedeelte is en je

Clara Bovenberg

2322

de rest niet moet verwaarlozen. Er wordt te weinig stilgestaan bij dingen, er is geen tijd meer om simpelweg van de natuur te genieten zonder dat je er iets mee moet. Dan ga je naar een bos waar leuke routes zijn uitgestippeld, terwijl je niet eens weet hoe de boom in je achtertuin eruit ziet. In het theater kun je bij dingen stilstaan. Realiteit zie ik al genoeg, ik vind het fijn om theater te zien dat de werkelijkheid ontstijgt.

Wouter Brouwers

Vroeger, toen ik klein was, verzamelde ik telefoongidsen uit alle delen van de wereld en tekende landkaarten van landen die nooit hebben bestaan. Ik begreep eigenlijk nooit waarom ik dat deed. Het hoorde bij me. Een aantal jaren later besloot ik te auditeren aan de Amsterdamse Toneelschool&Kleinkunst­academie.In de vier jaren die volgden heb ik mij ontwikkeld tot acteur, zanger en schrijver. Ik heb veel vrijheid gevonden om te werken vanuit mijn hart. Vooral als zanger heb ik geleerd mezelf te rijmen met wat ik zing en naar mezelf te luisteren.Als stage maakte ik in mijn laatste jaar samen met mijn oudere broers Kasper en Marijn een zelfgeschreven muzikale voorstelling op theaterfestival de Parade. Onder de naam Broertjes Brouwers vierden wij daar ons broederschap. Ook maakte ik in het laatste jaar een zangprogramma en schreef ik een toneel­stuk waarin ik samen met klasgenoot Lottie de Bruijn speelde. Vooral in dat laatste project heb ik de vrijheid teruggevonden die ik vroeger al had bij het tekenen van landkaarten. Ik heb het papier met mijn wensen en mijn wereld kunnen vullen.Hoewel ik niet van de herfst hou, schrijf ik er wel graag over. Op die manier verwerk ik het jaarlijks terugkeren van het korter worden der dagen. Ik probeer de wereld wat lichter in te kleuren aangezien ze al zo zwaar is. Naar die licht­heid wil ik ook op zoek in het theater. Ik hou van theater waarin het lijkt alsof er iets niet klopt. Theater met een klein steekje los. Zo denk ik graag vanuit een realistische setting, waarin licht absurde gebeurtenissen ervoor zorgen dat de toeschouwer een aantal keer extra met de ogen moet knipperen. Door een andere, lichtere denkwijze over de wereld zou deze wereld volgens mij veel luchtiger en aangenamer kunnen worden, meer zoals de werelden die ik vroeger al op papier weergaf.In de vier jaar aan de Jodenbreestraat heb ik zoveel mogelijk gehoopt dat de

Wouter Brouwers

2524

tijd niet te snel voorbij zou gaan. Toch is de tijd voorbij gevlogen. Op de wijzers van de torenklok van de naburige Zuiderkerk lees ik dat mijn schoolperiode ten einde is. Maar ik lees ook dat het nu allemaal pas gaat beginnen. Met mijn broer Marijn ga ik in 2008 in een voorstelling van de Wetten van Kepler spelen. Daarnaast ga ik met hem ook zingend het theater in met een voorstelling die we zelf gaan maken. De telefoongidsen uit alle delen van de wereld had ik nodig voor het overzicht. Ik heb er veel in gebladerd. De namen, de nummers en de plaatsen moesten me helpen de logica van de wereld in te zien. Die logica is er niet. Ik heb ze weggegooid. De landkaarten heb ik wel allemaal bewaard. Zo af en toe blader ik er nog eens doorheen. Dan weet ik weer waar het naartoe moet met de wereld. Naar míjn wereld.

Lottie de Bruijn

Ik ben geïnspireerd geraakt door Carver. Het fysieke theater in combinatie met absurdistische teksten boeit me. Mede door Carver wilde ik ook het theater in en toen ik ook nog Bambie ontdekte, wist ik zeker dat ik naast de Toneelschool&Kleinkunstacademie ook de mime wilde ontdekken. Toen ik in het vierde jaar stage moest lopen was ik dan ook heel blij dat ik dat bij Broeders van Jetse Batelaan kon doen, omdat hij zich met fysiek theater bezighoudt en zich laat inspireren door de oerdriften van de mens. Hij maakt prachtige beelden en gaat uit van de eenvoud van tekst en spel. Ook bij Marcus Azzini, in wiens Peanuts bij de Theatercompagnie ik meespeelde, ging het voor een groot deel over je fysieke aanwezigheid op het toneel en hoe je dit als acteur invult.Ik heb de opleiding altijd als ‘heel veel’ ervaren. Zowel positief als negatief. Je hopt van de ene les naar de andere. Daarom was ik ook erg blij dat ik me in het derde jaar eindelijk werkelijk kon gaan verdiepen in één vakgebied. Met lessen van Catherine ten Bruggencate, Peter Oosthoek en Frieda Pittoors was het echt genieten. Wat een heerlijke mensen zijn dat! En ook de spelles van Allan Zipson en de zangles van Leo van der Plas waren zeer bepalend voor mijn ontwikkeling als actrice. Toen ik in mijn tweede jaar een mime­oriëntatiecursus deed bij Karina Holla wist ik zeker dat ik nog extra lessen wilde volgen aan de Mime Opleiding. In mijn vierde jaar ben ik daar eindelijk aan toegekomen. Ik heb meegedaan

Lottie de Bruijn

2726

aan de voorstelling Draagkracht, in regie van Boukje Schweigman. Dit was ook een fantastisch moment in mijn opleiding.Het vak: ja, waarom maken we theater? Wat is het belang van theater? Waarom maak ik theater? Waarom wil ik actrice worden? Soms weet ik dat niet eens… Ja, ik wil mensen ontroeren en aan het lachen maken. Ze voor een moment ergens anders laten zijn en andere dingen laten voelen. Dat wil ik zelf ook meemaken als ik naar het theater ga: even helemaal weg zijn. En ik denk dat dit de essentie en de kracht is van theater; een nieuwe realiteit. In de nabije toekomst ga ik de reprise spelen van Batelaans Broeders, maar dan wel in Frankrijk. (Dat is ook een voordeel van mime!) Verder ga ik zingen in de voorstelling De Sterkere van August Strindberg in regie van Elsina Jansen bij Opera op Zak. En ik ga meespelen bij de Toneelmeesters van Joop van den Ende, in Tsjechovs Drie Zusters van Hans Croiset. Wat betreft mijn toekomst: laat die maar komen!

Jan­Paul Buijs

Wie ben ik? Na vier jaar Toneelschool, en van alles meegemaakt, ga ik gesterkt en met gezonde zin, maar toch ook met een licht gevoel van angst en onzeker­heid, afstuderen en aan de rest van mijn leven beginnen. Vragen die mij in dit kader bezighouden: mijn god, is het zover? Waarheen dan? Waar zijt gij gebleven, zoete, bittere, onstuimige jeugd? Wie ben ik? Et cetera. Toch zit ik vol goede moed, want ik ga de wijde wereld in met een enorme passie voor mijn vak, een grote liefde voor taal en muziek, met mensen die mij inspireren, een portie geduld, bepaalde vaardigheden, een gezond gevoel voor humor en meer.Het leren van het vak acteur is – misschien geldt dat ook voor ieder ander vak – een oneindige expeditie, waaraan je op school begint en die je blijft voortzetten, uit gedrevenheid. Het vak toneelspelen is voor mij te ontleden in de volgende twee begrippen: ambachtelijkheid en persoonlijkheid. Enerzijds is er een voortdurend perfec tio­ neren van het vakmanschap – beheer sing van het instrument: dat instru ment ben ik. Zo houdt het meteen op wanneer je niet goed kunt spreken op een toneel. Anderzijds gaat het om het vinden van eigenheid, van oorspronkelijk­heid. Wat je doet moet uniek zijn, niet inwisselbaar.Ambachtelijkheid en persoonlijkheid kunnen niet zonder elkaar. Je moet het persoonlijke ambachtelijk maken en het ambachtelijke persoonlijk. Dat is hoe

Jan-Paul Buijs

2928

ik erover denk, wat mij bezighoudt, wat ik dagelijks doe. Dus zet het maar gerust in dit boek, dan wel schoolkrant.De kracht van theater? De essentie van theater is dat het live is, dat het niet bewaard blijft, dat het een uniek moment is. Dat er echte mensen op het toneel staan en dat er echte mensen in de zaal zitten, acteurs en publiek in één ruimte, een gedeelde ervaring, op dat moment, op die plek en nergens anders. Je kunt het niet aanklikken of terugspoelen. Het is echt. Precies dat gegeven is voor mij de essentie van acteur zijn op een toneel. Je eigen aanwezigheid op het toneel, je eigen stem, lichaam, opvattingen, manier van denken et cetera: daar draait het om. Daar kopen mensen een kaartje voor.Dit is een goede tijd voor theater. Deze tijd van grote haast, en ieder voor zich­zelf, en oorlogen op tv, een tijd waarin een biertje 2,25 euro kost en bijna alles met pesto is, een tijd waarin mensen hun boodschappen doen via internet en elkaar ontmoeten op chatsites. Alle mensen moeten naar het theater komen en met zijn allen in de zaal gaan zitten en de telefoons uitzetten en het meemaken. Dus komt dat zien! Met echte levende mensenacteurs en een live publiek. Kaartjes zijn (desgewenst) gewoon op het internet te bestellen.

Max Douw

Loslopende leeuwen, een muziektheatervoorstelling voor kinderen in regie van Peter Blok en The mad salesman, interdisciplinair straattheater in Amsterdam met muzikanten van het conservatorium en een beeldend kunstenaar: dat waren mijn stages in mijn afstudeerperiode aan deze school.Dit jaar heb ik, naast het maken van een solovoorstelling, hard gewerkt om mezelf meer fundament te geven als podiumkunstenaar. Eén van de resultaten daarvan is een eigen website. Vanaf deze plek nodig ik je graag uit deze te bezoeken. Je kunt er alles vinden over mijn toekomstige werkzaamheden, mijn liefde voor theater, onlosmakelijk verbonden met mijn liefde voor het leven. www.maxdouw.nl

Max Douw

3130

Tjeerd Gerritsen

Het is fascinerend hoe de grootste leermomenten zich altijd weer aandienden op momenten dat ik ze het minst verwachtte. Niet zelden daalde ik af tot het moreel van ‘Wie denk ik in godsnaam dat ik ben om op een toneel te mogen staan?’Op die momenten sloeg de moed der wanhoop toe. Ik had eigenlijk niets meer te verliezen en werd teruggeworpen op een overlevingsmechanisme. De schaam­te voorbij en, vergeef me het BNN­isme, ‘gewoon gáán’. Als ik dan weer bij mijn positieven kwam, bleek ineens dat ik boven mezelf was uitgeste gen. ‘Wow, Tjeerd, zo goed heb ik je nog nooit gezien!’ Kijk eens aan.Toen ben ik gaan zoeken hoe ik die staat kan bereiken zonder mezelf constant aan de rand van de mentale afgrond te brengen. Daar kwamen natuurlijk weer flink wat demonen bij kijken. De strijd met je eigen onzekerheden is niet voor de poes, maar de triomf is groot.Ik heb me overigens nooit in de steek gelaten gevoeld door de school. Miskend, dat wel, maar ik ben gaan inzien dat ik zelf de verantwoordelijkheid moet nemen voor mijn vermeende talent, en concreet moet maken waarbij ik hulp nodig heb. De docenten en de schoolleiding zijn niet helderziend, maar ze zijn gelukkig wel verdomde goed. Deze school is uniek en ik ben talloze mensen heel erg dankbaar voor wat ik heb bereikt.Met name dit afgelopen jaar is een en ander bij elkaar gekomen en heb ik zonder al te veel zenuwinzinkingen mijn dingen kunnen doen. Ik heb geschre­ ven, gecomponeerd, gespeeld en gezongen, voor publiek. Ik vond het doodeng en bovendien fantastisch. Als ik in één zin zou moeten samenvatten wat ‘theater is voor mij’, laat het dan die zin maar zijn. Maar de hele waarheid is natuurlijk dat ik geen idee heb. Alle kunstenaars die ik bewonder blijven zichzelf juist constant die vraag stellen (of zo lijkt het althans), en bij elk nieuw product – of het nu een voorstelling, een film, een schilderij, een symfonie of een album is – beginnen ze opnieuw. Door het opdoen van ervaring ontwikkel je technieken en efficiëntie, maar het grote gevaar vind ik dat je ook vastlegt hoe je een concept naar een kunstwerk vertaalt. Dan wordt het een formule. Wat heilige huisjes die zich daar schuldig aan maken? Halina Reijn, Ivo van Hove, Robbie Williams. Nou ja, en vele anderen. Wie de schoen past, trekke hem aan.Kees van Kooten schreef daarover het gedicht Zien te bekijken. De laatste regels:

Tjeerd Gerritsen

3332

‘Blijf die blik ontkluisteren en die smaak herijken.Ruil horen voor beluisteren en toezien voor bekijken.Te be of niet te be: bekomen of ontwijken.’

Dat is zo’n beetje wat ik nu ga doen. De wijde wereld in en theater maken. Met een leeg hoofd en een koffer vol ideeën.

Markoesa Hamer

Wat mij ergert? Ik citeer een Loesje:

‘DOE LEUK OF IK ZAP’

Moet ik meer zeggen?

Het vierde jaar van de opleiding is geweldig. In het vierde jaar mag je alles doen waar je in de eerste drie jaar geen tijd voor hebt. Het vierde jaar mag je hele­maal zelf indelen. Zeg maar dag tegen het roosterbord. Ik begin mijn vierde jaar met een klassieke monoloog. Ik wil tekst. Zes weken lang werk ik vier dagen per week met Leonard Frank aan Racines Phedre. Dat is goed. In mijn eentje repeteren vind ik zwaar. Aan wie moet ik mij toetsen? Ik kan niet vluchten in kijken naar mijn klasgenoten. Ik kan niet even níet aan de beurt zijn. De confrontatie met mezelf is eindeloos. Het spelen is heel eng. Drie kwartier lang alleen het publiek en ik. In mijn eentje een boog. In mijn eentje interessant. Soms lijkt het een tégen vijftig in plaats van een vóór vijftig. Gelukkig ben ik na een paar keer spelen niet meer bang. De laatste keer geniet ik er zelfs van.Daarna schrijf ik een stuk. Met Anne Prakke en Thijs Steenkamp speel ik het. Allan Zipson begeleidt ons. We spelen boven aan de trap in de hal van de school, niet in een lokaal dat op slot kan. Spelen met de realiteit om je heen is superleerzaam. Je kunt niet om de realiteit heen. We moeten het leven om ons heen gebruiken in ons stuk.

Markoesa Hamer

3534

Mensen reageren positief. Ik kan niet alleen goed spelen maar ook leuk schrijven. Wat is zelf maken toch bevredigend. Ik stop nooit met zelf maken. Na de kerst begint mijn stage. Ik speel in Het land van Martin Crimp, bij Theatergroep Suburbia. Die eerste paar maanden binnen school werken hebben me zeer goed gedaan. Ik ben gegroeid en ben me bewuster van wat ik doe. Sommige klasgenootjes zijn meteen met hun stage begonnen, ik ben blij dat ik pas later begin.Toch vind ik het in het begin moeilijk om mij open te stellen. Ik ben zelfs een beetje verlegen. Een emotie die ik al vier jaar niet heb gevoeld. Ik ken deze mensen niet, dit repetitielokaal niet. Gelukkig groeit mijn vertrouwen snel. Ik kom in mijn hum. Het spelen is geweldig. Steeds weer een ander theater, steeds weer ander publiek, steeds weer andere reacties. Ik blijf groeien in mijn rol. Nu weet ik weer wat ik wilde worden. Actrice. Theatermaakster. Dit is het! En het is geweldig! Ik heb zin in de toekomst. Ik heb heel veel plannen. En ik ga ’t allemaal doen. Dit stukje is te kort om op te schrijven wat ik allemaal wil. In eerste instantie wil ik actrice zijn. Ik wil zoveel mogelijk spelen. Ik zal altijd blijven schrijven. Over ongemakkelijke situaties en onmogelijke liefdes. Ook wil ik zingen. Soms denk ik: ik word gewoon zangeres. Met de beste muzikanten de wereld rond… Ik ben blij dat ik het mooiste vak van de wereld heb geleerd. Ik hoop dat ik door mijn vak uit te oefenen een bijdrage kan leveren; een bijdrage aan mensen hun inzicht, aan hun geluk, aan hun fantasie.

Maarten Heijmans

De afgelopen vier jaar heb ik als een eeuwigheid ervaren. Ik zat in een situatie waarin ik altijd alles kon uitproberen, klooien, werken. Natuurlijk wist ik dat ik ooit in de grote wereld zou worden losgelaten, maar dat was later. En ineens is het later geworden. Het belangrijkste dat de school mij heeft geboden is de mogelijkheid om mijn smaak te ontwikkelen, en daarmee ook mijzelf als acteur en performer. Ik heb fysiek theater ontdekt, het neerzetten van een lied, zelf een voorstelling maken zonder een letter op papier te zetten, het proeven van woorden. Of althans een poging daartoe. Vaak heb ik gedacht dat er helemaal geen acteur in mij zat. Bij iedere workshop waarin een grote klassieker uit de kast werd getrokken, een Tsjechov, Vondel of Shakespeare, voelde ik de moed in mijn schoenen

Maarten Heijmans

3736

zakken. Al die lappen tekst, ik kreeg ze mijn bek niet uit. Later lukte het wel, alleen voelde ik er niets bij. ‘Dat hoeft ook helemaal niet’, werd dan vaak gezegd. ‘Hoe voelt een personage zich? Ik speel helemaal geen personage, ik zou niet eens weten wat een personage is’, sprak de grote Catherine ten Bruggencate nog tegen me. Onbevredigd en star verliet ik weer een workshop… Ik wil gewoon lol hebben, dat wil ik voelen, plezier hebben in het spelen. ‘Spelplezier bestaat niet’, is een bekende uitspraak van Bart Kiene. ‘Werkelijk waar, het is puur techniek.’ Ik had juist moeite met de lessen waarin techniek centraal stond. Het voelde dan altijd alsof mij al het artistieke werd afgenomen, alsof ik niets meer was dan een pop die handelingen uitvoerde. ‘Spelplezier bestaat niet’, het dondert nog na in mijn hoofd. Want daarom heb ik hier toch juist voor gekozen? Om net als vroeger elke dag kunnen spelen, wie of wat ik maar wil. In mijn vierde jaar begon ik aan een project dat al twee jaar in de steigers stond. Met mijn klasgenoot Ian Bok begon ik aan De Huilende Kers, een werk­voorstelling waarin we al onze fascinaties voor het Aziatische kwijtkonden. In de wandelgangen hadden wij elkaar al honderden keren op Japanse wijze afgeslacht waaruit hele scènes waren voortgevloeid en het werd tijd dat eens naar een hoger niveau te tillen. Tijdens een van onze uitvoeringen verscheen ik ten tonele als een eeuwenoude Japanse verhalenverteller. Ik keek recht in het gezicht van Catherine en bespeurde bij haar een blik vol verbazing en verwondering die ik niet eerder had gezien. Op precies dat moment besefte ik wat zij en andere docenten me al die tijd hadden willen bijbrengen en wat ik anders deed dan anders: Ieder greintje fantasie, iedere vezel die mijn lichaam rijk was zette ik in om dat personage vorm te geven. Ik was helemaal niet bezig met het personage op zich, ik gaf het slechts gestalte. Ik was Maarten die voor het publiek een schilderij maakte van die man. Precies weten welke kleppen je moet openen of dicht moet laten en vooral waar je je fantasie de ruimte geeft. Dat is een technische handeling en wat dat betreft ‘bestaat spelplezier niet’. En ik denk dat hoe meer ik dat in de toekomst ga beheersen, des te meer spelplezier ik zal beleven.

Chava voor in ‘t Holt

3938

in regie van Peter Oosthoek. Hier lijkt alles samen te vallen: ik (passie en ambitie), de school (het leren en de techniek) en de praktijk (autonomie, in een regie staan en een verhaal vertellen).In de toekomst wil en móet ik spelen, dus: ‘Hallo wereld, ik besta! Ik ben actrice, ik spreek de taal. Laten we samen spelen!’

Leonoor Koster

Ik liep stage in de productie Kaspar Hauser van Annechien Koerselman, een coproductie met Theater aan het Spui in Den Haag. Ik had er veel van verwacht. Ik had verwacht dat ik lange dagen zou moeten maken. Ik had verwacht dat ik aan het einde van de dag afgepeigerd en vernederd thuis zou komen, te moe om honger te hebben. Ook al had ik, op de mij bij de lunch toegeworpen restjes na, de hele dag nog niets kunnen eten. Niets bleek minder waar. De dagen waren niet kort, maar ze waren lang zo lang niet als op de school. Tijdens de lunch kreeg ik gewoon een eigen bord en na het avondeten frambozentaart als toetje. Wat de vernedering betreft: op een paar keer koffie halen na kwam ik er als stagiair toch goed vanaf. André Veltkamp zei ooit dat de praktijk hard werken is, maar dat je nooit meer zo hard zult hoeven werken als op de school. Net toen ik bang werd dat ik te weinig leed om mijzelf als kunstenaar nog serieus te kunnen nemen, bleek het proces moeilijker dan gedacht. Een acteur werd ontslagen en uiteindelijk hebben we de voorstelling in twee weken in elkaar gezet. Ik heb geleerd dat ik naïef ben. En dat ik door de school nog wat lui en verwend ben. Maar ook dat het wel goed komt, en dat er ook momenten zijn waarop André geen gelijk heeft.Na mijn stage ben ik naar België vertrokken. Ik schaamde mij nog nooit in Vlaanderen te zijn geweest, terwijl ik zo van Vlaams theater hou. Het heeft een soort rauwheid die ik weinig in het Nederlandse theater zie. Het is alsof Nederlandse theatermakers soms minder goed weten wat ze willen vertellen en daarom terugvallen op een onbewust gekozen vorm. De Vlamingen kiezen altijd de juiste vorm. Omdat ze weten waar ze het over hebben. Vind ik althans. Natuurlijk is het wat kort door de bocht. Maar die maand in België heeft mij niet van mening doen veranderen.Voor mij is theater geen therapie. De weg ernaartoe misschien wel. Ik ben er gelukkiger dan waar ook, maar ook ongelukkiger. Daarom weet ik dat ik

Chava voor in ’t Holt

Toen ik zeven jaar was ging ik ‘op toneel’. Als kind wilde ‘op’ van alles, maar hier wilde ik niet meer af. Als ik naar toneel ging zat ik vol spanning en zenuwen over wat we gingen doen. Niets lag vast, ik kon me niet voorbereiden, ik moest op het moment reageren. Maar na afloop was ik totaal ontspannen, uitgelaten en trots. Aan het eind van het jaar hadden we een afsluiting in een ‘echt theater’, met publiek, licht en kostuums. Ik stond te trillen op mijn benen voordat ik opmoest, maar het was voorbij voor ik het wist en dat gevoel na af­loop had ik nog nooit gehad. Die dag besloot ik dat ik ‘aktriese’ wilde worden.Ik ben mijn stagejaar begonnen bij Alba Theaterhuis, in Boom uit de tropen van Mishima. Terug naar mijn oude stad Den Haag, met een regisseur die mij nog uit mijn ‘aktriese’­tijd kende. Ik ontdekte daar dat de onbevangen en onbewuste ‘aktriese’ zich had ontpopt tot een bewuste, kritische en technisch onderlegde actrice.Vier jaar toneelschool heeft me doen opgroeien. Vier jaar stuntelen met het gegeven ‘spelen’, het zoeken naar mijn engagement, verliefd worden, te veel nadenken en analyseren wie ik ben en waarom ik zo ben waren dus zinvol. Ik ben mij nu bewust van wat ik doe, waarom ik het doe en hoe ik het moet herhalen.Als ik speel geniet ik; als ik speel laat ik los en kan ik mij ontladen; als ik speel leef ik in het moment. Een toneelstuk is een bijzonder moment uit iemands leven, een bijzondere gebeurtenis, een andere dag dan alle andere. Soms zou ik willen dat elke dag uit mijn leven zo’n bijzondere dag was. Spelen kun je niet half doen, je hele lichaam leeft mee, het is topsport. Maar de topsport van het spelen schuilt nog het meest in het vinden van ‘het moment’, in het zoeken naar waarachtigheid. Helemaal geloven in mijzelf en de situatie zoals ik dat als kind deed; maar dán verstaanbaar en herhaalbaar. Ik moet me volledig laten gaan, de schaamte voorbij en me toch ook bewust blijven van wat ik doe. Om dit te bereiken heb ik vertrouwen en beperking nodig; daarbinnen vind ik de ruimte.Mijn tweede stage liep ik bij de Theatercompagnie in mijn nieuwe stad Amsterdam, in de voorstelling Peanuts van Marcus Azzini. Wat ik het afgelo­pen jaar onder andere heb geleerd was het repeteren aan een verhaal, aan een lijn, in plaats van aan losse scènes. Je staat als actrice ten dienste van het stuk, het gaat niet meer alleen om jou en je kunnen.Op dit moment repeteer ik met Marit Stocker aan De meiden van Jean Genet,

4140

dit wil; als het veel met je doet, kan het zo verkeerd niet zijn. Ik ben wakker geworden. Ik wil niet meer anders naar de wereld kijken dan ik nu doe. Niet stoppen met vragen stellen. Nooit wil ik zeggen dat iets niet mogelijk is. Ik wil verhalen vertellen, reizen naar een andere wereld. Niet als vlucht, maar als noodzaak. Een wereld als een droom: veel is raar maar alles is echt. Dat is hoe ik theater zie. De droom die mij wakker houdt.Voor volgend jaar heb ik geen concrete plannen. Ik maak mij geen zorgen. Als ik geen theater maak om geld te verdienen, zal ik geld maken om theater te verdienen. Noem het naïef, maar ik verheug me erop.

Anne Lamsvelt

Tijdens mijn stage in Het Wijde Land van de Theatercompagnie heb ik voor het eerst in de schouwburg gestaan: bizar, groot, fantastisch en doodeng! Ik was blij dat ik vier jaar op school heb gezeten en daar niet als een pudding in elkaar zakte. Langzamerhand komt alles bij elkaar (ondanks dat het nu eigenlijk pas gaat beginnen) en begin ik op het podium steeds meer mijn mogelijkheden te ontdekken: HET IS NOOIT AF! En dat vind ik nu zo mooi aan spelen: de oneindige mogelijkheden. Het drijft je tot waanzin, onzin, mooie dingen, lelijke dingen; alles kan en is het proberen waard.Ik hoop dat ik ooit net zo met taal kan omgaan als bijvoorbeeld Mark Rietman, die ook in Het Wijde Land speelde: zijn ‘handigheid’ met taal is fascinerend. Daarom was het ook een luxe om met Theu Boermans te werken: de aandacht gaat voortdurend naar de tekst, de taal, de klank.Wat voor mij de afgelopen jaren zeer bepalend was, is ‘tijd’. De tijd die de school mij gaf om me te ontwikkelen tot wie ik nu ben, het inzicht dat het niet in één keer hoeft te lukken.Waarom wil ik dit? Waarom doe ik dit? Hoe sta ik tegenover dit vak? Kan ik iets toevoegen? Ik heb werkelijk geen idee… Voordat ik opga weet ik het wel: Dit wil ik niet! Maar dat duurt slechts een paar seconden. Theater maakt mij blij, vrolijk, boos, wanhopig, hysterisch, kwaad, angstig, verdrietig, gelukkig en weet ik wat nog meer. Ooit dacht ik het allemaal te weten en te begrijpen, maar hoe langer ik dit doe, hoe minder ik het weet en begrijp – juist daardoor kom ik steeds weer een stapje in juiste richting.Het komende seizoen ga ik Olga spelen in Drie Zusters van Hans Croiset,

Leonoor Koster

4342

waar ik enorm veel zin in heb. Ergens ben ik wel bang voor de toekomst, ik heb geen idee wat er zal gebeuren. Dus probeer ik elke keer weer fris en fruitig tegen mezelf te zeggen: ‘Rustig, het komt goed… of niet… maar dat zien we dan wel weer…’

Joris Maussen

Het werken in de theaterpraktijk is een zegen. Om een of andere reden word je meer gewaardeerd als acteur: je mag er zijn en wordt niet steeds teruggefloten en gewezen op je gebreken, valkuilen, of het feit dat je niet aan een opdracht hebt voldaan. Ik heb het geluk gehad dat ik met een aantal zeer bekwame en ervaren acteurs en regisseurs heb mogen samenwerken, die me allerlei tips gaven om beter te worden. Zoals tijdens mijn stages in Vuile Handen van Tarkan Köroglu (Theater EA), De Stille Kracht van Ger Thijs (Hummelinck Stuurman), Buiten voor de deur van David Geysen (De Appel) en Don Carlos van Theu Boermans (de Theatercompagnie). Ik hoop dat ik me in de praktijk op deze manier kan blijven ontwikkelen.Eigenlijk vind ik muziek de mooiste kunstvorm omdat het een direct appèl doet op emotie. Theater doet dat in mindere mate, heeft meer tijd nodig om via woorden mensen iets te vertellen. Ultiem is het als theater zo is gemaakt dat het zich als een partituur laat lezen. Dat het door regie en spel een muziekstuk wordt waar je niet omheen kunt. Je merkt dat als de zaal dezelfde ademhaling heeft als de acteurs. Dan zijn spelers en publiek één met elkaar. Vrij zeldzaam, maar haalbaar en een van de mooiste momenten die je kunt bereiken.Ik houd erg van repertoiretoneel. Van de grote schrijvers. Ik kan er echt dank­baar voor zijn dat die mensen iets hebben zitten schrijven wat levensvatbaar is. Het bewijs voor hun genialiteit word meestal geleverd tijdens het repetitie­proces: als je een stuk leest en herleest blijkt alles te kloppen en een grote samen­hang te hebben. Het is fijn om die stukken te mogen doen omdat je dan bijna communiceert met een andere tijd en die weer actueel maakt.Een lang gekoesterde droom is om een tijdje mee te lopen op een van de Actor Schools in New York, wat ik binnenkort hoop te kunnen doen. De Amerikaanse scholen zijn meestal heel methodisch en concreet. Dat spreekt me aan omdat je in dit vak niet duidelijk genoeg kunt zijn over waar je mee bezig bent. Ook moet de energie van New York overweldigend zijn, wat zijn weerslag zal hebben op het spel.

˘

Anne Lamsvelt

4544

Verder zou ik graag eens in Duitsland spelen. Ik houd van de Duitse taal. Als Nederlands acteur ben je toch maar gehandicapt met al die hort­ en stootklanken. Het is fijn als een taal vloeit, dan kun je er mooiere muziek van maken.Ik hoop de eerste jaren vooral veel zogenaamde kilometers te kunnen maken. Veel doen, veel werk. Dan leer je het overbodige weglaten. Je kunt minder doen als je weet waar je het over hebt. Dan wordt alles helder.

Anne Prakke

Eigenlijk is het leukste wat ik kan zeggen over mijn jaren op de Amsterdamse Toneelschool&Kleinkunstacademie dat ik er een vak heb geleerd. Dat het resultaat van deze roerige, heftige, liefdevolle en fantastische jaren is, dat ik een diploma krijg en kan zeggen dat ik bevoegd ben om op het toneel te staan. Een toneelbewijs. Ik had mijn jaren op deze school sowieso nooit willen missen maar dat ik nu ook nog een vak versta en nog wel dit vak, waarvan ik de afgelopen jaren zo ben gaan houden, maakt mij tot een zeer gelukkige afstudeerder.Na anderhalf jaar een twijfelgeval te zijn geweest, kreeg ik eindelijk mijn propedeuse. De spellessen van Jappe Claes en Marijke Veugelers kwamen voor mij precies op het goede moment. Eindelijk kregen we volledige scènes voor de kiezen, die je samen met je tegenspeler mocht ontdekken. Ik ervoer, zeker bij Jappe, een eindeloze rust om te zoeken en met mijn scène aan de slag te gaan. Deze periode was voor mij één grote opluchting. Niet alleen omdat de school eindelijk had aangegeven dat ik er thuishoorde; ook zelf begreep ik nu opeens wat ik er deed. Dit begreep ik namelijk; dit kon ik. Vanaf toen kon ik me ook opeens focussen binnen de opleiding. Anderhalf jaar lang had ik alles leuk gevonden. Nu wist ik opeens, of in elk geval begon nu het besef, dat ik later acteur wilde worden. Het afgelopen jaar wás ik acteur. Ik liep stage bij de Theatercompagnie in de voorstelling Het Wijde Land. Het was inspirerend, leerzaam en bijzonder om daar mijn ‘carrière’ te mogen beginnen.Met acteren of toneelspelen heb ik een vak gekozen waarin ik me mijn leven lang kan blijven ontwikkelen. Waarin ik al die tijd verhalen kan blijven vertellen aan mensen, over hen en mij. Theater draait voor mij om contact: contact met een medespeler, een publiek, een ruimte. Een vorm van contact

Joris Maussen

4746

die de wereld soms wat lichter en draaglijker kan maken. Zeker deze wereld, waar je constant wordt aangesproken op je individualiteit en waar we verder zappen als we niet meteen contact vinden, ook al is dat snelle contact vaak oppervlakkig. Soms ben ik bang dat het toneel zal sterven. Dat het geen aansluiting meer zal vinden bij de moderne mens. In mijn ogen zijn er maar weinig jonge mensen die de theaters weten te vinden, tenzij ze iets met het vak te maken hebben. Ik vind het een verantwoordelijkheid van de mensen van mijn generatie die met theater bezig zijn, om generatiegenoten de weg naar het theater te laten terugvinden. Juist in deze tijd is het belangrijk op een integere en persoonlijke manier theater te blijven maken. Maar theater bestaat alleen bij de gratie van een publiek.

Lieve school, Bij jou eindigt mijn jeugd. Een volwassen leven begint en ik heb er reuze zin in. Dank voor alles. Liefs, Anne Prakke

Boy Ooteman

Tijdens mijn stage in Diplodocus Deks van Vrienden van de Dansmuziek, in regie van Domenico Mertens, heb ik een aantal mooie leerpuntjes meegemaakt. Zoals het besef dat een stuk maken met tien mensen kán. Dat tien creatieve­lingen elkaar niet in de wielen hoeven te rijden, maar samen iets moois kunnen maken. En bogen maken, mijn god, bogen maken. Ik speelde de rol van Wivina Oldenheuvel, een 120 jaar oude demente vrouw in een rolstoel. Twintig minuten géén beweging, dan weer een orakelmonoloog, dan weer verlamd… En er dan bijblijven, luisteren et cetera. ‘Ja. Ja, da’s goed… ja, bedankt… bedankt.’ Als ik de opleiding in twee woorden zou moeten samenvatten: ervaren en uitvoeren. En beide volledig, ongegeneerd en onvoorwaardelijk. Halverwege mijn tweede jaar kon ik beide niet (meer). Ik zat helemaal vast en wilde weg, want ik kon niks. Ik ben aan het werk gezet met Hans Man in ’t Velt die mij eigenlijk heel simpel wees op die twee woorden. Dat opende mijn ogen. En ik heb gelukkig nog vijftig jaar om het nóg vollediger, ongegeneerder en onvoorwaardelijker te maken. Theater is belangrijk, helemaal in onze tijd. Het is volgens mij het enige

Anne Prakke

4948

medium waar je mensen nog een totaalervaring kunt geven zonder dat ze worden afgeleid door reclame, popcorn, showlampen, sms­diensten en bel spel­letjes. Een plek waar mensen zich een avond aan je overgeven. Dat schept wel verantwoordelijkheden. Een groep mag nooit uitstralen dat de toeschouwers maar dankbaar moeten zijn dat zij voor hen wil spelen, wat helaas vaak het geval is. En dan toch zeuren dat er te weinig publiek naar het theater gaat. Je moet zorgen voor je publiek, blij zijn dat mensen komen en hen in ruil daarvoor iets moois laten meemaken.Joop van den Ende heeft het project ‘Toneelmeesters’ opgezet. Onderdeel daarvan is Drie Zusters in regie van Hans Croiset, met zojuist afgestudeerde acteurs. Ik maak daar deel van uit. Daarna speel ik bij Bos Producties in de voorstelling Gouden Boekjes, regie Leopold Witte. Dus van klassiek toneel naar familievoorstelling vol muziek, zang en stoere verhalen… Daarnaast ga ik verder met het maken van eigen programma’s, vol rock­‘n­roll, lieve liedjes en incest.

Bart Rijnink

Ik ben Bart en ik ben een Shaolin­monnik. Ik heb de afgelopen drie tot vier jaar op de Theaterschool gezeten en kan nu goed doen alsof ik heel goed kan shaolinnen, terwijl ik in werkelijkheid helemaal niet zo goed ben met shaolinnen. Ik word gefotografeerd omdat ik zo goed kan doen alsof ik heel goed kan shaolinnen. De mensen vinden mij echt een bijzonder talent. Door al hun aandacht en fotografie voel ik mij dan ook een bijzonder talent. Ik ben niet groot en ik vind bijvoorbeeld dat er dingen moeten veranderen in de wereld. Duitse liederen versta ik, uit principe, slecht; Franse beter, Engelse ook beter, maar het beste versta ik de Nederlandse liedjes. Dat zijn liedjes met teksten geschreven in het Nederlands en ook op z’n Nederlands uitgeschproken. Frère is een wielrenner en Jacomijn Puiten was mijn muziekdocente op de middelbare school. Ik hou van schrijven, vind het ook leuk om te doen, zo heb ik laatst nog een schilderij geschreven over Theo van Gogh, broer van. Niemand is gelijk, maar iedereen hetzelfde, Hans. Paren is net als vuistneuken, alleen dan met het midden. Fenomeen is een raar woord, feminisme tevens.

Boy Ooteman

5150

Huig. Brokjes.Goor. Ruft.Bafschaam.Ergo. Mijn stage was superleuk. Ik zat in Doe Maar de Musical van V & V Producties (Albert en Roel) en die zijn hartstikke vriendelijk en tamelijk aardig. Ik kreeg schouderklopjes en bemoedigende blikken en er werd goed betaald. Ik mocht minstens vijf, maximaal acht keer in de week op de buhne staan (merk op dat ‘buhne’ het trema mist en ook dat Philip Freriks een komische nieuwslezer is). Toneelspelen gaf mij een heel goed gevoel; ik had echt het gevoel dat ik dit vaker zou willen doen. De Amsterdamse Toneelschool&Kleinkunstacademie verschaft mij deze mogelijkheid en ik ben dan ook verrukt mijn diploma in ontvangst te kunnen nemen. Bart Kiene moet geen voorstellingen meer regisseren, hij kan dat slecht. Fantasten was ook erg leuk, dat was een voorstelling die ik met Marle Brouwer heb gemaakt. Marle valt niet op mij. Het is een viesieke voorstelling en we hebben er samen hard aan gewerkt. En als je dan van het TIN een prijs wint en een tournee aangeboden krijgt is dat toch de bekroning op. Theater is een slap excuus om op een veel te veilige manier avond na avond neppe eigen gevoelens te uiten waar mensen dan avond na avond verantwoord om gaan zitten janken alsook meezingen en waar ze in de pauze een bakkie koffie kunnen lurken, danwel een pintje kunnen pakken, alsook een slag kunnen slaan. Ende PS. Eigenlijk hoeft er alleen maar te staan: ‘Bart Rijnink gaat volgend jaar met Simone Kleinsma een eigen liedjesprogramma spelen, met Simone Kleinsma’. Ik ben niet zo pessimistisch. En Shaolin­monnik zijn is ook niet alles, lijkt me.

Bart Rijnink

5352

Marit Stocker

Het afgelopen jaar heb ik stage gelopen bij De Appel, in de voorstelling De goede mens van Sezuan in regie van Aus Greidanus. Daarna heb ik samen met mijn klasgenote Chava voor in ’t Holt De meiden van Jean Genet gespeeld, in regie van Peter Oosthoek. Onze afstudeervoorstelling werd geregisseerd door Ola Mafaalani. Al zolang ik me kan herinneren, wil ik actrice worden. Toen ik in groep drie van de basisschool tijdens een dramales de opdracht kreeg een hoedje op te zetten en dan die meneer of mevrouw van dat hoedje te zijn, was ik verkocht. Het was magisch, ik kon blijkbaar opeens besluiten iedereen te laten zien dat ik even die mevrouw was. En voor ik het wist zat ik op de Toneelschool: ‘Nu begint het, nu kan ik eindelijk doen wat ik wil’.Met hoge verwachtingen betrad ik het eerste jaar. Het viel al snel tegen. School probeerde me bewust te maken van mijn spel en van mezelf. Daarvan raakte ik in de war, ik wist even niet meer wat spelen was, wie ík was. Ik dacht te moeten kiezen tussen techniek of dat wat ik vind dat spelen is: vanuit je binnenste, vanuit je ziel, je eigen beleving en ervaringen. Pas later kwam ik erachter dat het een het ander versterkt. Omdat ik dat bewustzijn actief kon inzetten, werd het spelen nog leuker. Tijdens mijn stagejaar heb ik geprobeerd dit op te zoeken. Dat bleek nog lastig. Bij De Appel moest ik in de voorstelling een lied zingen. Omdat ik geen geboren zangeres ben, dwong dat me heel dicht bij mezelf te blijven. Dat was eng, in het begin hoorde ik alleen maar de valse noten. De keren dat het wel lukte en ik mezelf geloofde, verviel dat echter totaal. Dan stond ik even echt te zingen. Dat was een fijne ontdekking. André Veltkamp zei ooit in een les dat theater uit een aantal afspraken bestaat: een tijd, een plaats, een aantal mensen die kijken en een aantal mensen die doen alsof ze iemand anders zijn. De mensen die kijken geloven even alles wat die andere mensen staan te doen. Daar zit voor mij de kracht van theater; de afspraak tot dat heel even geloven. Een afspraak tot magie. Theater biedt vrijheid aan de fantasie. Op het toneel mag alles, kan alles. Als publiek mag je ongegeneerd kijken naar de hoogte­ en dieptepunten van ande­ren. En als speler kun je doen wat je wilt; van een moordenaar een prachtmens maken en van een held een monsterlijk beest. Je kunt de schoonheid van lelijk­heid tonen. Dat is wat ik wil. Daar wil ik nu, met dit diploma op zak, echt aan beginnen. Heerlijk: ‘Nu begint het pas echt, nu kan ik eindelijk doen wat ik wil’.

Marit Stocker

5554

Emma Strijdhorst

Op mijn achttiende, in het laatste jaar van mijn middelbare school, deed ik auditie voor de Toneelschool en werd meteen aangenomen. Ik was dolblij want dat was wat ik altijd had gewild. Ik kwam in een klas met 23 andere mensen die dat gevoel deelden. Ik moest ontzettend wennen aan het feit dat iedereen iets bijzonders kon en dat waarschijnlijk ook beter kon dan ik. Ik heb ontzettend de kat uit de boom zitten kijken. Wat resulteerde in een bang, klein, onzeker meisje dat ineens onderaan de klas bleek te hangen.Ik vond school helemaal niet zo leuk en had eigenlijk alleen maar fantasieën over afgestudeerd zijn en gewoon lekker mijn eigen gang gaan en spelen. Ik kon niet wachten tot het zover was. Het was dan ook niet zo raar dat ik aan het einde van het eerste jaar bijna weg moest. Het bleef allemaal te klein en te bescheiden. Een half jaar later kreeg ik toch nog mijn propedeuse.Vanaf toen ging het eigenlijk alleen maar bergopwaarts. Ik vond de lessen leuk, ik voelde me goed en daardoor ging het beter op school. Zo stapelde het zich allemaal op en kreeg ik weer zekerheid in mijn kunnen. Het hoogtepunt was de voorstelling Into the woods die we aan het eind van het tweede jaar speelden. Ik speelde daarin de rol van Roodkapje en vond dat geweldig. Ik deed wat ik leuk vond en waar ik goed in was.Het derde jaar was meesterlijk. Je specialiseren in wat je leuk vindt. Beter worden in waar je goed in bent. Zoveel mogelijk kennis en techniek vergaren.En in mijn afstudeerjaar kon ik dat alles in praktijk brengen tijdens mijn stage in de kindervoorstelling De Astronaute en de Ster met Gerry en Harry Arling, in regie van Pieter Athmer.Ik nam de rol over van een andere actrice, omdat zij zwanger was. Een uitda­ging, want ik moest me meten aan haar niveau en het eigenlijk stiekem gewoon beter doen. Voor kinderen spelen moet niet worden onderschat. Je moet een manier vinden om niet te serieus, maar wel waarachtig te spelen. Als je in een typetje valt blijft je personage vlak; en dat pikken kinderen niet. Als ze het niet leuk vinden, praten ze gewoon door je heen.Nu ik bijna ben afgestudeerd – waarvan ik in dat eerste jaar altijd droomde – blijkt alles toch wel snel gegaan en komt de gezonde gedachte in me op dat ik nog zoveel moet leren en eigenlijk nog helemaal niet klaar ben. Ik sta nu voor een nieuwe fase. We zijn getraind en gaan nu in de praktijk bekijken wat ervan overblijft. Ik ga die fase in elk geval met veel enthousiasme tegemoet en wie weet heb ik over tien jaar een mooi plekje verworven in het werkveld.

Emma Strijdhorst

5756

Hanneke Willems

In dit laatste opleidingsjaar heb ik vooral bij mijn eigen project belangrijke inzichten opgedaan. Geïnspireerd door Samuel Becketts Happy Days maakte ik Another Happy Day, een muziektheatervoorstelling met eigen teksten en bestaande nummers. Dit project ging voor mij om de vraag hoe ik de disciplines die ik los van elkaar beheers kon samenbrengen in een voorstelling die echt bij me paste. Hoe kan ik schrijven, spel, muziek en zang op een zo organisch mogelijke manier combineren? Mijn steekwoorden tijdens het maakproces waren ‘willen’, ‘doen’ en ‘geven’. Wat wil ik, hoe kan ik dat zonder remmingen doen, wat geeft het mij en wat wil ik het publiek geven? Die manier van denken gaf mij een enorme ruimte en vrijheid om te onderzoeken en te ontwikkelen. Als je weet wat je wilt vertellen, worden zingen en spreken in feite hetzelfde: je speelt een lied, je zingt een tekst. Ik denk dat dit mijn belangrijkste les is geweest in mijn schoolperiode. De workshop camera­acteren was ook zeker bepalend voor mijn ontwikkeling. Ik speel graag voor de camera en heb gemerkt dat ik mijn emoties gemakkelijk kan inzetten, omdat ze vrij aan de oppervlakte liggen. Tegelijkertijd was dat ook heel confronterend; je ziet alles voor zo’n camera. Je merkt meteen wanneer je stopt met denken; dan wordt je blik leeg. Die ontdekking heb ik geprobeerd mee te nemen in al de lessen die daarna volgden. Blijven denken! Voor mij is acteren een belangrijke uitlaatklep voor mijn emoties en energie. Ik zou niet zonder kunnen. Ik vind theater belangrijk, omdat het, zoals elke andere kunst vorm, mensen hun wereld door een ander filter laat zien. Als je mensen heel even uit hun eigen, kleine wereldje kunt halen en ze kan open stel­len voor een ander idee, inzicht of stemming, ze voor een moment kan verba­zen in een wereld waarin eigenlijk niets nieuws meer te ontdekken lijkt, dan is dat heel waardevol. Ik hou van theater over dingen uit het leven gegrepen, herkenbare situaties onder een vergrootglas gelegd. Denk aan de stukken van Maria Goos. Je hebt humor nodig om te overleven en daardoor word ik juist gretiger om verder bij de personages naar binnen te kijken en me echt te laten ontroeren. Daar zit voor mij de kracht. Humor maakt mensen ontvankelijker. Ik heb nog geen concrete plannen voor de toekomst, maar ik zie haar vol vertrouwen tegemoet. Ieder vindt zijn weg. Ik wil in(muziek)theatervoorstel­lingen spelen, me verder ontwikkelen als zangeres en ook wil ik me richten op film en televisie, omdat die manier van spelen me erg aantrekt. Ik heb zin om dingen aan te pakken en verder te leren in de praktijk, dus kom maar op!

Hanneke Willems

5958

RegieopleidingLichting 2007

Theater moet leven en leven kun je niet bedenken

Wat doet de mens met macht en wat doet macht met de mens?

Als de gekweldheid op haar hoogst is komt het ontwaken

Er bestaat nu eenmaal niet een waarheid

6160

De Regieopleiding, de enige in zijn soort in Nederland, werkt met kleine groepen van zo’n vijf studenten per jaar. In het basispakket wordt aandacht besteed aan dramaturgie, tekstanalyse, ruimtelijke vormgeving, muzikaliteit van de taal en de vraag wat je als regisseur al dan niet tegen een acteur moet zeggen.

Lichting 2007 Thomas Bijsterbosch, Bas Jansen, Paul Knieriem

Artistiek leider Jappe ClaesSecretariaat Lois Maat, 020-5277683, [email protected] en gast docenten 2006-2007 Jeroen van Berg, Guy Biran, Hana Bobko­va, Maurice Bogaert, Ko van der Bosch, Ernst Braches, Janine Brogt, Catherina ten Bruggencate, Jappe Claes, Katharina Conradi, Mia Decleir, Marianne Fen­nema, Paulien Geerlings, Aus Greidanus, Marlies Heuer, Eve Hopkins, Ivo van Hove, André Joosten, Hans Kemna, Bart Kiene, Miriam Koen, Barbara Kroon, Javier López Piñón, Ton Lutz, Ola Mafaalani, Chris Nietvelt, Peter Oosthoek, Gerartjan Rijnders, Gijs Scholten van Aschat, Rezy Schumacher, Jaap Spijkers, Jochem Stavenuiter, Meral Taygun, Andre Veltkamp, Ruut Weissman, Oscar van Woensel, Allan Zipson, Tosja Zuijderhof

De rijkdom van theaterHana Bobkova Docent voorstellingsanalyse & theatercriticus

‘Kennis van het repertoire, de geschiedenis en de theorie van het theater zijn een voorwaarde om een voorstelling op een professionele manier te bena­deren en in zijn context te begrijpen. Maar in de lessen voorstellinganalyse vraag ik de studenten in eerste instantie om intuïtief te verwoorden wat zij horen en zien. Ik vraag dan nog niet op de technische aspecten van een voor stelling te letten, maar het theater in alle rijkdom in zich op te nemen. Het doel van deze lessen is het observatievermogen van de studenten te verscherpen, zodat ze meer gaan zien en meer gaan horen. Concentratie en ontspanning zijn daarbij belangrijk. Het menselijk vermogen om dingen in zich op te nemen is heel ruim, maar je moet het ontwikkelen.Het kunnen kijken, luisteren, beschrijven, analyseren en interpreteren van het kunstwerk staat centraal. Hoe de structuur in elkaar steekt. De visuele dramaturgie, met aspecten als ruimte, vormgeving, belichting, kostuums en objecten. De auditieve dramaturgie, met stemmen, geluiden en muziek. Het gebruik van dramatische teksten, de acteur en zijn spel, het inzetten van andere kunstdisciplines, media of technologieën, het gebruik van tijd en ruimte…Maar het gaat mij er niet om dat studenten een opsomming van al die verschil­lende elementen geven. Dat zou een levenloze lijst opleveren. Het gaat me om de vraag naar de samenhang en de onderlinge verhoudingen tussen de elementen. Dat geeft het inzicht in de werking van een voorstelling.We werken aan de hand van voorstellingsbezoek, colleges en discussies. Maar de studenten schrijven ook werkstukken of essays. Bijvoorbeeld over een vraag als: Wat is de functie van theater in de samenleving? Zo ontdek ken en ontwerpen zij de principes die de basis moeten vormen voor hun eigen artistieke keuzes. Voorstellingsanalyse zie ik als een vak om het obser vatie­vermogen aan te scherpen en de intellectuele ontwikkeling, de fantasie en creativiteit van regisseurs te stimuleren.’

Lindengracht

6362

Op zoek naar een eigen spoorJanine Brogt Coach regiestudenten & freelance dramaturg

Alle drie de regisseurs die dit jaar afstuderen hebben in hun eerste jaar van de opleiding een workshop bij haar gevolgd, vertelt Janine Brogt. ‘Daarin stond het ontwikkelen van de eigen identiteit als kunstenaar centraal. Met vragen als: Wat inspireert je? Waar haal jij je ideeën vandaan? Wat is je persoonlijke aanpak?’ Hebben beginnende regisseurs het antwoord hierop al paraat? ‘Dat is heel wisselend. De workshop moet ze aan het denken zetten. Ik vraag ze bijvoor­beeld om de les te openen met iets dat hen inspireert, variërend van een tekst tot een film of een beeld. De opdracht is om te vertellen over je ideeën en de anderen ervoor te enthousiasmeren. Beginnende regisseurs denken vaak: “Ik ga mezelf in dit vak gewéldig uitdruk­ken!” Wat ze moeten leren is dat dit nu juist via anderen gebeurt. Die con­frontatie met de realiteit gaan ze aan tijdens de opleiding. Regisseren is altijd samenwerken met anderen: acteurs, zangers, vormgevers, lichtontwerpers. En die anderen moet je als regisseur zien te inspireren. Aan het einde van het derde studiejaar komen ze, met veel meer kennis en ervaring, weer bij mij terug voor een coachings­traject. Ik vraag ze dan wat ze hebben geleerd, wat ze nog tekortkomen en wat met het oog op de theater­praktijk hun valkuilen en hun sterke punten zijn. De Regieopleiding is geen school in de traditionele zin van het woord. Het is een plek waar studenten vakmanschap en kunstenaarsschap ontwikkelen. Maar soms zijn studenten het in de loop van de tijd tóch als een school gaan ervaren. Als opmaat naar het laatste jaar, waarin ze gaan afstuderen, help ik ze in individuele gesprekken zelf de balans op te maken. De ene keer gaat het over het bespreken van een stuk of het voorbereiden van een regie, de andere keer over de beslissing om een half jaar later af te studeren. Zo help ik hen om hun eigen artistieke spoor uit te zetten.’

Keuken Lindengracht

6564

Muzikaal denkenJavier López Pinón Docent muziektheater

Muziektheater is een vast lesblok van vijf weken in het tweede jaar van de Regieopleiding. ‘Met vaste onderdelen als de geschiedenis van de opera en het hedendaagse muziektheater, met de nadruk op de twintigste en eenentwintig­ste eeuw’, vertelt Javier Lopéz Pinón. ‘Maar ook het luisteren naar en inter­preteren van muziek komen aan bod.’‘Sommige studenten zijn al goed ingevoerd in de muziekwereld, anderen nog nauwelijks. Maar iedereen heeft een soort primair muzikaal gevoel, dat je verder kunt ontwikkelen. Mij gaat het erom dat studenten in muzikale termen leren denken. Als regisseur moeten ze hun muzikale ideeën onder woorden kunnen brengen en de vaktaal spreken om met een componist of musicus van gedachten te wisselen.Om praktijkervaring op te doen laat ik ze een korte aria regisseren met een student van het conservatorium. Ze hebben vaak allerlei vooroordelen over operazangers. Dat ze, omdat alle aandacht naar het stemgebruik uitgaat, als acteurs niet zoveel bewegingsvrijheid hebben. Maar behalve zingend het hoofd in de nek leggen, kan een zanger elke handeling op een podium uitvoeren.’ Als afsluiting van het project ontwikkelen de studenten een eigen plan voor een presentatie waarin muziek het uitgangspunt is. ‘Het hoeft niet per se om opera te gaan in de klassieke zin van het woord. Muziek kan ook op een andere manier een voorstelling verrijken. De ene student vraagt een zangeres voor een gastrol in een productie, de andere doet een onderzoeksproject met muziektheater en beweging. Een derde haalt straatmuzikanten binnen de muren van de opleiding voor een voorstelling met gedichten en muziek in een rij leslokalen.’ Zo af en toe is een student specifiek geïnteresseerd in de regie van opera. ‘Dan komt het goed van pas dat ik ook hoofd drama ben van de Nieuwe Opera Academie. Ik heb de juiste contacten om een stageplek of een regie­assistent schap te regelen voor zo iemand. De relatie met de theaterpraktijk is sowieso belangrijk voor de Regieopleiding. Als studenten een acteur als Pierre Bokma willen vragen, moeten ze niet schromen om dat ook te doen. Vroeger riepen ze ontsteld “Nee!” als ik zoiets voorstelde, nu doen ze het gewoon.’

Thomas Bijsterbosch

Ik maak theater vanuit mijn verwondering, zowel in negatieve als in positieve zin. Mijn werk kenmerkt zich door tragikomische elementen waarbij ik absurdisme en effectbejag niet schroom. Hierbij hanteer ik doorgaans een fysieke acteerstijl.Het meest houd ik van de klungelende, zoekende mens. Mensen die ‘af’ zijn interesseren mij geen hol. Als iets af is, verwordt het vaak tot een kunstje dat gemakkelijk te herhalen valt. Liever iemand die vals zingt vol overtuiging, dan iemand die zielloos zingt met elke toon op de juiste plek.Juistheid bestaat voor mij niet. Ik wil worden geraakt en vermaakt op een niet publiek pleasende manier. Ik wil met mensen werken die, net als ik, hun kloten uit hun broek willen werken. Om ze daarna terug te verdienen.Ik neem geen genoegen met wat er al is; ik wil altijd meer. Pas dan kan er even­tueel wat vanaf.Voor mij is theatermaken: het hier­en­nu­voor­straks voorbereiden in het hier en nu. Door extra lessen te volgen aan de Mime Opleiding heb ik nog beter geleerd een tekst te vertalen en te ondersteunen door een fysieke mise­en­scène te inte­greren in de gegeven dramatische situatie. Dit biedt mij, de speler en de kijker handvatten om tot een diepere betekenis van het getoonde te komen.Ik laat me vaak inspireren door een tekst, variërend van Shakespeare tot Martin Crimp, die ik vervolgens link aan mijn eigen beelden, fascinaties en observaties. In de thematiek moet ik een groot deel van mijn eigen ervaringen herkennen. Dit kan uiteenlopen van mijn opvoeding in een strikte geloofsgemeenschap tot een beeld dat ik heb gezien van moslimvrouwen die leren fietsen op vouw fiets­jes. Ze fietsten in rondjes op een schoolplein met iemand met een boerka aan in het midden.Bedacht, ‘geïntellectualiseerd’ theater boeit me nauwelijks. Theater moet leven en leven kun je niet bedenken. Ik ben daarom ook een vloerregisseur. Al bereid ik alles tot in detail voor op papier, op de vloer gebeurt het pas écht. Daar ont­staat magie; daar wordt niets tot iets, tot een heleboel.Bij het maken van theater zijn voor mij de levensvragen ‘waarom zijn we hier, wie zijn we en wat doen we ermee?’ en ‘waar komen we vandaan en waar gaan we naartoe?’ essentieel. Hier zijn geen pasklare antwoorden op te vinden omdat er nu eenmaal niet één waarheid bestaat. Maar juist door te blijven vragen

Tuinstudio Lindengracht

6766

kunnen we ons handelen leren begrijpen. Ik pretendeer niet antwoorden te geven op de vraag wie we zijn, maar hoop wel inzicht te geven over waaróm we zo zijn. Om vervolgens te kunnen nadenken over hoe we zouden wíllen zijn.De grootste les die ik heb geleerd tijdens mijn opleiding en stages is te vertrouw­en op mijn intuïtie. Die hoef ik vervolgens alleen maar te vertalen naar haal­baarheid en functionaliteit. Hierdoor blijf ik mezelf trouw en onderscheid ik me op een pure, oprechte manier. Theater maken geeft mij het gevoel dat ik leef. Dat ik extreme wegen bewandel, dat ik alles uit het leven en mijn kunde haal wat mogelijk is. Het is mijn manier om me te ontwikkelen, mijn mening te ventileren, mijn engagement te vormen. De kracht van het theater is dat ik het publiek kan meenemen in mijn wereld. Mijn droom is om dat straks te doen in de grote zaal. Ik wil door middel van mijn verbeelding een mogelijkheid tonen die buiten het alledaagse ligt, maar daar wel duidelijk aan is verbonden en daardoor vragen uitlokt. Pas dan maak ik kunst waarvoor kunst is bedoeld, namelijk communicatie.

Bas Jansen

Theater is voor mij hét middel om de mechanieken van ‘het samenleven’ inzichtelijk te maken. Ik wil mensen laten zien die een poging doen zin te geven aan hun eindige bestaan, terwijl ze onbewust weten dat hun leven en hun handelen hoogstwaarschijnlijk zinloos zijn. Deze paradox wordt extra voelbaar in het theater, door het naast elkaar bestaan van de tastbare werkelijkheid én de theatrale werkelijkheid. Er wordt door de acteurs een nieuwe geloofwaardige werkelijkheid gecreëerd, terwijl iedereen weet dat die verzonnen is. Dit is eenzelfde afspraak als zin geven aan het zinloze leven. Om de mechanieken van onze samenleving inzichtelijk te kunnen maken, is het noodzakelijk een belangrijk doel en middel bloot te leggen: macht. Mensen zijn continu bezig zich te verhouden tot anderen binnen de context van hiërarchie, oftewel ‘wie hier de baas?’. Dit dierlijke element, dat de evolutie ons niet heeft ontnomen, wordt gecombineerd met allerlei culturele verworvenheden. Macht hebben geeft een mens de mogelijkheid zijn wil op te leggen aan anderen en in het uiterste geval hun dood of leven te bepalen. Een bijna goddelijke status die altijd aantrekkelijk zal zijn. Altijd blijft er de strijd om macht te behouden tegenover anderen die de macht willen overnemen.

Thomas Bijsterbosch

6968

Dit dramatische conflict kan voor mij klein, speels en louter vermakelijk zijn, zoals bij clowns, maar soms ook angstaanjagend, despotisch en gevaarlijk, zoals bij Richard III. Wat doet de mens met macht en wat doet macht met de mens? Door dit soort vragen te stellen probeer ik een ander licht te werpen op wat wij ‘beschaving’ noemen. Taal is allesbepalend voor de machtsverdeling. Voor mij is de gesproken taal op toneel gelijk aan de fysieke taal. Als mens proberen we al onze gevoelens en gedachten in woorden te vertalen; vaak vergeten we dat een heel scala aan fysieke uitingen dit proces van communicatie ondersteunt of juist tegenspreekt. Deze fysieke kant komt tot uiting in de mise­en­scène en in de omgang met kostuums en rekwisieten – hoe houdt de acteur een wijnglas vast, hoe verhoudt hij zich fysiek tot zijn tegenspeler en de ruimte?Vooral tijdens mijn stage bij Maria Stuart van Erik Vos (bij Het Nationale Toneel) heb ik veel geleerd over de omgang met het materiaal en de acteur. Inspiratie haal ik bijvoorbeeld uit films van Laurel & Hardy, Buster Keaton en Charlie Chaplin. Ook kijk ik veel af van tekenfilms van Tex Avery of Tom & Jerry. In deze genres is het gevecht tussen individu en zijn omgeving altijd duidelijk aanwezig. Je vindt deze thema’s ook terug in het toneelrepertoire: Shakespeare, Griekse tragedies en Seneca. Ik kan verdwalen in mooie, goed geschreven teksten. Of in de stukken van Jarry, Ionesco, Beckett en Pinter. De taal van Quentin Tarantino, Ko van den Bosch en Oscar van Woensel. Deze laatste kenmerken zich door een hoog tempo, zwarte humor en hoekige dialogen gecombineerd met een rauw soort poëzie. Qua muzikaliteit in de taal laat ik me sterk inspire­ren door jazz en door Frank Zappa. Ik ga vrij om met het materiaal dat zich door de eeuwen heen heeft opgestapeld. Ik bewerk praktisch alle klassieke teksten, verdraai ze, actualiseer de taal en combineer ze met andere teksten uit het repertoire en met eigen teksten. Ik probeer ze naar deze tijd te halen, om mijn interpretatie van de essentie van het stuk weer te geven. Ik gebruik het toneel om iets te vertellen over de tragische humor die de zinloos­heid van het bestaan voortbrengt. Om zware thema’s met een twist en een lichte toon over het voetlicht te brengen. We zitten gevangen in een wereld en in een lichaam, zonder uitweg; vol prikkels en afleiding maar het gaat maar één kant op, naar de dood. Het besef dat dit uiteindelijk voor iedereen geldt, biedt dan weer troost en relativeert het eigen bestaan. Het is toch een grappige gedachte dat we er uiteindelijk geen van allen meer zijn en ons nu zo druk kunnen maken over een vastgelopen computer!

Bas Jansen

7170

Paul Knieriem

Ik heb stage gelopen met Ivo van Hove bij Toneelgroep Amsterdam, en met Johan Simons bij de Münchner Kammerspiele. Op het moment dat ik dit schrijf, ben ik bezig met de voorbereidingen van mijn afstudeervoorstelling: Droomspel van Strindberg. In het voorwoord van dit stuk schrijft hij het volgende: ‘De schrijver (…) heeft getracht de onsamenhangende maar schijnbaar logische vorm van de droom weer te geven. Alles kan gebeuren, alles is mogelijk en waarschijnlijk. Tijd en ruimte bestaan niet; onbelangrijke details, flarden van werkelijkheid zijn niet anders dan aanleiding voor de verbeelding om erop voort te borduren en nieuwe grondpatronen te spinnen: een mengelmoes van herinneringen, ervaringen, losse verzinsels, ongerijmdheden en improvisaties.De personages splitsen zich, verdubbelen zich, verwisselen van functie, vervluch ten, verdichten zich, vervloeien, hernemen zich. Maar één bewustzijn staat boven alles: dat van de dromer; daarvoor bestaan geen geheimen, geen inconsequenties, geen scrupules, geen wetten.De dromer veroordeelt niet, noch spreekt vrij, hij geeft alleen weer. En zoals de droom meestal triest is en minder vaak vrolijk, zo vaart een toon van weemoed en medelijden met al het levende door de zigzag verlopende vertelling. De slaap, de bevrijder, opereert dikwijls pijnlijk, maar als de gekweldheid op haar hoogst is, komt het ontwaken, dat ons met de werkelijkheid verzoent, en hoe teleurstellend deze ook mag zijn, toch is zij op dit ogenblik een verademing vergeleken met de kwellende droom.’Ik hoop dat dit ook voor mijn theater geldt.

Paul Knieriem

7372

Mime Opleiding

Lichting 2007

Het mag mooi. Het mag lelijk.

Het onmogelijke denken en vooral doen

Gezocht naar een manier van aanwezig zijn

Personages bestaan niet

Losmaken van zelfcensuur

Je kunt een dode laten spreken

Ik stuiter en tol tussen janken, gieren van het brullen tot ziedend schelden

Can I touch you?

Eén gebaar zou een hele monoloog kunnen zijn

7574

De Mime Opleiding is een vierjarige bachelor opleiding waar studenten opgeleid worden tot mimespeler en/of mimetheatermaker in de professionele praktijk van de podiumkunsten. In de loop van de studie bepaalt de student waar zijn priori teiten komen te liggen. Een afgestu deerde is mini maal deelmaker binnen het werk van andere theater makers en maximaal de initiator van eigen voor­stellingen. De oplei ding levert eigen zinnige spelers en theatermakers af met een sterk fysiek bewustzijn. Zij gebruiken de kracht van de taal van het lichaam als bron tot spelen en theatermaker.

Lichting 2007 Inez Almeida, Johanna Biesewig, Sharon Bouman, Lieke Jetten, Linar Ogenia, Laurens Oliveiro, Janice Slot, Sarah Vanhee, Art­Jan de Vries

Artistiek leider Loes van der PligtHoofddocent Maarten LokSecretariaat Inge van Eijck, 020-5277681, [email protected], assistent artistiek leider Stella van Leeuwen, 020-5277684, [email protected] 2006-2007 Mime Janneke Albers, Geraldine Brans, William Dashwood, Jan Langedijk, Fried Mertens, Irene Schaltegger, Jeannette van Steen, Jan Taks, Riet VerhelstSpel Simone van Ettekoven, Dorien Folkers, Marlies Heuer, Karina Holla, Maarten Lok, Ria Marks, Loes van der Pligt, Esther Snelder, Henk ZwartGastdocenten Jakop Ahlbom, Wilbert Bank, Jetse Batelaan, Lotte van den Berg, Nicole Beutler, Ko van den Bosch, Dik Boutkan, Dic van Duin, Mischa van Dullemen, Marcelo Evelin, Liesbeth Gritter, Annelies Herfst, Marien Jongewaard, René van ’t Hof, Martin Hofstra, David Weber Krebs, Paul van der Laan, Rob List, Moniek Merkx, Roy Peters, Ine te Rietstap, Sanne van Rijn, Sarah Ringoet, Fabián Santarciel, Jochem Stavenuiter, Ciel WertsOndersteunende bewegingsvakken Dans: Katharina Conradi, Sylvie Huysman Wushu: Jon Silber Houding: Els Kingma Acrobatiek: Duo Savar Yoga: Berber Schönholzer Ondersteunende vakken Stem: Marjan Linnenbank, Fons Van Tienen, Bart Kiene Theorie: Rob de Graaf, Marijn de Langen, Jeroen de Nooijer, Florian Richter Stagebegeleiding: Els Sorber Muzikaal begeleiders: Bam Commijs, Florian Richter

Je lijf is je vioolGeraldine Brans Docent mimetechniek en -improvisatie

‘De methode van Etiënne Decroux, de mime corporel, is de basis van mijn lessen. Hierin draait het om acteren met je lichaam. Het is niet te vergelijken met de pantomime, waarin het gaat om “iets uitbeelden dat er niet is”. De methode van Decroux geeft als het ware een analyse van de mogelijk­heden die je lichaam heeft. Door het lichaam te trainen, leer je het als speler bewust te hanteren. Je leert je lichaam te bespelen als een instrument. Het is als het ware je viool en daar maak je de muziek mee. De bewegingen dragen een grote muzikaliteit in zich.De techniek van de mime corporel is heel gestileerd, maar ik kalf dat in mijn lessen af en breng het terug tot alledaagse handelingen. Zo kan ik een hele les besteden aan het openen van een deur. Hoe je de deurklink vastpakt, heel voorzichtig of juist stevig. Of je eerst je hoofd door de deurpost steekt en dan pas je romp laat volgen. Met al die handelingen vertel je een verhaal. In de mime moet je lichaam spreken. Het draait om het verhaal dat je met je lichaam vertelt. Presentaties met de studenten doe ik het liefst met zo min mogelijk tekst en zonder kostuums, decor of belichting. Zodat het kaal blijft en je puur op de beweging kunt letten.De romp is het meest expressieve deel van het lichaam. Decroux zei daarom ooit: “Les bras sont à mois, les jambes sont à moi. Le tronc c’ést moi.” Ook kracht en tegenkracht zijn belangrijke begrippen in de mime. Zoals je soms naar iemand wilt toelopen, maar eigenlijk ook wilt weglopen. Tegen­gestelde krachten in beweging geven spanning, en dat is boeiend om te zien. Je kunt het vergelijken met het conflict in drama.Mimespelers zijn zeer expressieve spelers en zijn eigenlijk overal inzetbaar, van dans en teksttheater tot film.’

Straatstudio Lindengracht

7776

De placebo-methodeMaarten Lok Speldocent & theatermaker

‘In mijn spellessen draait het in de eerste plaats om de fysieke beleving, niet om de psychologische inleving in een rol,’ zegt Maarten Lok. ‘Mensen communiceren voor meer dan zestig procent via lichaamstaal. De manier waarop je bijvoorbeeld met een asbak speelt als je aan tafel zit, vertelt ook iets over hoe je je voelt. Je fysieke handelingen weerspiegelen je binnenwereld. Het lichaam vertelt een verhaal.Ik vraag spelers om hun emoties, gedachten of fantasie te vertalen naar fysie­ke beleving en handeling. Het gaat mij om de fysieke afdruk van een gevoel. Zo weet iedereen wat stress is en hoe dat voelt: de spanningen in je lichaam of de hoofdpijn. Ik stimuleer spelers om die ervaring van stress lichamelijk op te roepen. Dan beweeg je anders, sta je anders, reageer je anders, is je timing anders en je stem klinkt anders. Het is een andere manier van spelen dan het bekende Method Acting, waarin het draait om psychologische inleving. In dat geval graaf je in de eigen psyche en vinden de emoties ook hun vertaling in het lichaam. In het andere geval zoek je het op in het lijf en vervolgens krijg je toch een psychologisch te duiden resultaat. Je zou het een placebo­methode kunnen noemen.De wereld van de mimespeler is niet het teksttoneel; toch gebruiken mijn perso nages regelmatig tekst. Als ik regisseer, schep ik het kader voor de spelers. Zij praten en vervolgens redigeer ik hun tekst. Er zijn meer mimers die op die manier theater maken, de tekst ontstaat vanuit het fysieke spel. Zonder het vaak te weten zijn ze daarmee heel zuiver in de leer. Etienne Decroux, de grondlegger van de hedendaagse mime, vond al dat tekst, in zijn ideale vorm van theater, uit de acteurs zelf zou moeten komen. Ik vind sowieso dat theaterteksten niet al te literair moeten zijn. Het moet gaan om mensentaal, om menselijke proporties en handelingen. Anders kan het publiek beter een boek gaan lezen.’

Overloop 1e verdieping Lindengracht

7978

Ieder een eigen geluid Fons van Tienen Stemdocent

‘Je kunt de opbouw van mijn stemlessen een beetje vergelijken met het proces van de kindertaalontwikkeling’, zegt Fons van Tienen. ‘Het verloopt van het ongedifferentieerde geluid van klinkers naar een steeds gedifferentieerder stemgebruik. Van het spreken met één woord tegelijk naar het formuleren van zinnen met meerdere woorden.’‘Analoog aan de motorische ontwikkeling van kinderen, maken de studenten liggend, zittend, kruipend, staand en lopend geluid. Het gaat erom dat ze leren hun stemgeluid te verbinden met een fysieke, instinctieve en emotionele energie. Zo komt het authentieke, eigen geluid weer te voorschijn en verruimt het stembereik zich in de diepte en hoogte. Je kunt als stemdocent ook begin­nen met de vorm, zoals goed leren articuleren. Maar ik werk liever andersom, niet van buiten naar binnen maar van binnen naar buiten. Ik zie mijn lessen als een proces om je open te stellen, waarbij je zowel kwetsbaarheid als kracht kunt toelaten. We werken eerst individueel en daarna in groepjes. Ook het openstellen van de zintuigen, om zo sensitief mogelijk naar elkaar te kunnen luisteren, is onder deel van de lessen. Zodra de verbeelding gaat meespelen, gaat de les over in spelimprovisaties. Mimers zijn primair bewegers en ze zien er soms tegenop om met tekst te werken. Maar via deze opbouw komt ook de tekst als vanzelf omhoog. Ze komt voort uit de verbeelding. Je komt langs deze weg al spelend op teksten die heel persoonlijk en authentiek zijn. De student en gebruiken het bijvoorbeeld om tekstmateriaal te ontwikkelen voor solo’s, duo’s of meerdere spelers.Het is een methode die mooi aansluit bij mimers en het maakt de drempel om bestaande teksten te gebruiken ook lager, variërend van een klankgedicht tot een klassieke theatertekst van Shakespeare. Ze leren zo’n tekst niet in de eerste plaats rationeel te benaderen, maar spreken een veel breder scala aan. Met meer ruimte voor de poëzie in een tekst.’

Straatstudio Lindengracht

8180

Inez Almeida

Wat mij het meest fascineert in theater zijn beweging en lichaamstaal. Alles is in constante beweging: de maatschappij, mensen, tijd. Dat is mijn grote inspira­tie bron; de chaos, absurditeit en poëzie van het leven. Ik kijk graag naar bewe­ging. Hoe een oude vrouw voorzichtig haar stappen zet op straat om niet te vallen tot ze thuiskomt, hoe gewelddadig een massa mensen kan zijn die zich naar binnen vecht voor de beste plaats in het publiek, hoe verdrietig de ogen van mijn vriendin waren de laatste keer dat ze naar me keek.Het theater dat ik wil maken is een theater van beelden. Ik werk altijd vanuit mijn intuïtie, in mijn stukken kies ik vaak voor een onlogische serie beelden; dit omdat ik het publiek een ervaring wil bieden, eerder dan een logisch verhaal, om hun zintuigen en verbeeldingskracht te prikkelen.Als speler zoek ik naar een manier om deze beelden te creëren, door in mijn lichaam een manier te vinden om de gedachten van het personage te vertalen en zichtbaar te maken. Dit is voor mij een belangrijk moment, dan word ik transparant, echt in het moment, en betrouwbaar voor het publiek. Dan wordt het voor mij interessant.De afgelopen vier jaar heb ik gezocht naar deze manier van aanwezig zijn. Voor mij is mime een manier van denken op het toneel. Haar kracht is dat ze altijd persoonlijk is, dat je in staat bent de persoon op het toneel te zien achter het personage dat hij speelt.Ik denk dat de enige reden waarom iemand theater zou moeten maken is dat hij echt iets te vertellen heeft. Het theater dat ik wil maken moet een noodzaak hebben, moet iets willen communiceren, moet een ervaring teweeg brengen, zowel voor de spelers als voor het publiek. Ik werk graag in rare ruimtes, leeg of met weinig decor, zo simpel mogelijk, ook op locaties; ik vind het leuk als het publiek al start met een vraag: ‘Wat ís deze ruimte?’ Met die vraag begint al de voorstelling.In mijn werk zoek ik naar eenvoud, muzikaliteit en ruimtelijke verbeelding. As speler zoek ik de extremen op, bewegend tussen provocatie, subtiliteit en poëzie. Ik heb van kleins af aan een drive om te bewegen. Ik begon op de balletschool in Lissabon, van daaruit ging ik naar moderne dans en later naar het theater, en ik realiseer me dat ik al die tijd zocht naar een manier om door een vorm iets uit te drukken. Dit vond ik in de mime. In het moment zijn betekent: elk moment opnieuw echt leven, echt voelen, echt luisteren, echt zien… ervaren; elk moment intens beleven, door het zijn echte waarde te geven.

Inez Almeida

8382

Ik liep stage in Boukje Schweigmans Slagschaduw, in Jakop Alhboms Vielvalt en in Frits Vogels’ Jaarringen. Met Line Husa werkte ik samen aan In between places voor Over ’t IJ en Festival Boulevard. In de toekomst hoop ik samen met anderen nog veel te blijven maken.

Johanna Biesewig

Theater fascineert mij. Het geeft mij de mogelijkheid het onmogelijke te denken, sterker nog: het echt te beleven. Zoals vooruit en terug springen in de tijd – alles wat ik soms in mijn eigen leven wens! De gedachte ‘Had ik maar dit, had ik maar dat’ bestaat in het theater niet. Je kunt binnen minuten alles weer terugdraaien, op hetzelfde tijdstip opnieuw beginnen, alles ongedaan maken, je kunt een dode laten spreken!Het gaat mij om de grens van fictie en realiteit: fictie is wat er wordt getoond, realiteit ben ik: de acteur in het hier en nu, in dezelfde ruimte als het publiek.Zowel kijker als speler weet dat er wordt gespeeld – door de vorm spreek je met het publiek af welke code je hanteert. Het publiek accepteert dat je het meeneemt naar een andere wereld, met andere betekenissen en een andere logica. Voor de duur van de voorstelling is het bevrijd van de onontkoombaar­heid van het bestaan, of de voor waar aangenomen wereld daarbuiten. In het theater stellen spelers en toeschouwers zich open voor alles. Ik hou zowel van maken als van spelen. Spelen geeft me plezier. Ik beleef het moment keer op keer opnieuw en vergeet alles om me heen. Mijn kracht is dan mijn natuurlijke openheid naar het publiek, die (zo hoorde ik) heel innemend werkt. ‘Je teksten in Jetlag van d’Electrique waren op een ontwapenende manier naturel, waardoor ze als echt overkomen terwijl je wel de geschreven constructie blijft voelen.’ Maken is meer intellectueel: theater moet voor mij altijd een verheffing boven het ‘gewone leven’ inhouden en toch wil ik herkenning bij de kijker bereiken, hem raken. Ik wil steeds het extreme opzoeken en tóch geloofwaardig blijven: doordat mijn personage wel een heldere logica volgt, consistent blijft in vorm en betekenis. Het was voor mij een erg goede ervaring om bij mijn stage bij d’Electrique tegenover ‘bekende acteurs’ als Frank Lammers te staan: hoe meer ik als speler een tegenkleur gaf, des te meer hoorde ik dat mensen zijn tekst ook via mij beleefden – omdat ik bij mezelf bleef en daarmee al genoeg commentaar leverde op wat hij stond te zeggen.

Johanna Biesewig

8584

De Aha­erlebnissen tijdens de Mime Opleiding ervoer ik in de lessen van Fons van Tienen (stemimprovisatie, waardoor ik heel goed en intuïtief materiaal kan maken), Karina Holla (de ontdekking van de passie van spelen), Esther Snelders (spel, impulswerk), William Dashwood (mimetechniek kun je leren; werken met maskers biedt een basis voor spelen), Irene Schaltegger (Mime en het toepassen van de techniek in mijn spel), Maarten Lok (aanwezigheid en materiaal creëren met zijn ‘beroemde’ methode ‘geleide fantasie’) en natuurlijk Marlies Heuer, bij wie ik echt eventjes moest doorbijten! Maar ook veel andere makers met wie ik de grote eer had te werken, zoals Roy Peters en Ko van den Bosch, hebben op mij een grote indruk achtergelaten. Het niet psychologisch benaderen en toch sterk op zoek gaan naar diepgang. En nooit te moeilijk doen tijdens het maken. Het onmogelijke denken…en vooral doen!

Sharon Bouman

In 2002 begon ik aan de Mime Opleiding. Daarvoor zat ik bij groepen als Dox en Rotterdams Lef en volgde ik de vooropleiding DNA. De stap van die wereld naar de Theaterschool was voor mij groot. Andere mensen, een andere mentaliteit. Bijna alles was anders. Ik kreeg een culturele shock in mijn eigen geboorteland.De keuze voor de mime was voor mij al duidelijk. Tijdens de opleiding ging ik op zoek naar mijn balans tussen beweging en tekst. Ik zocht naar een combinatie tussen beweging en spel. Ik wilde bewegen maar niet alleen dansen. Ik wilde spelen maar niet alleen teksten leren. Eén woord is sterker dan duizend gebaren en één gebaar zou een hele monoloog kunnen zijn. Ik schrijf gedichten die ik gebruik voor mijn voorstellingen. Die gedichten zet ik om in beweging en beweging zet ik om in woorden. In mijn tweede solo Sista Sista was dat mijn onderzoek en in de jaren daarna ben ik daarmee doorgegaan. Door die voorstelling heb ik een stijl gevonden die bij mij hoort.In mijn werk wil ik mensen raken, echt laten voelen. Ik breng ze in contact met zowel de mooie en leuke dingen als de nare dingen waar je eigenlijk niet naar wilt kijken. De wereld is mijn inspiratiebron. Hoe sta ik in deze wereld? Wat begrijp ik (niet) van deze wereld? Wat zie ik gebeuren? Ik ga de confrontatie aan met mezelf en met het publiek. Theater is communicatie: als je niets te zeggen heb, get off stage! Voor mij is theater maken een noodzaak. Je wilt een verhaal vertellen dat jij als maker

Sharon Bouman

8786

belangrijk vindt. Ik vind het naar om een stuk te zien waarin ik die noodzaak niet kan zien of voelen. Ik wil heel veel voor de toekomst. Als ik één ding heb geleerd op de opleiding, dan is dat een solo maken. Na vier solo’s, Pukaya, Sista Sista, Heartbeat en You, Me & Medea wil ik er na de opleiding nog meer gaan maken. Laurens Oliveiro, Linar Ogenia en ik hebben nu twee voorstellingen gemaakt onder de naam Orange Guinea­Pigs. Onder de vleugels van Made in da Shade/Cosmic Theater willen wij doorgaan met voorstellingen maken. Hopelijk komt de eerste uit in 2008. Ik zit in het educatieteam van Made in da Shade/Cosmic Theater en geef workshops aan jongeren. Mijn droom is om de artistiek leiding te gaan doen van een theaterschool of van (mijn eigen) theatergroep. En mijn wens voor de Theaterschool in Amsterdam is dat het echt een afspiegeling wordt van de inwoners van Amsterdam. Van die blinde vlek moeten ze af.

Lieke Jetten

Naar mijn idee bestaan ‘personages’ eigenlijk niet. In potentieel draagt ieder mens vele verschillende aspecten in zich. Het zijn de aspecten van een persoon die het meest kenbaar tot uiting komen in zijn dagelijks gedrag, die ervoor zorgen dat anderen hem kunnen beoordelen als zijnde een persoonlijkheid. Er treedt herkenbaarheid op: ik ken hem of haar, want hij of zij doet altijd zus of altijd zo. Hoe het komt dat iemand sommige aspecten van zijn potentieel wél gebruikt en anderen níet kenbaar maakt (en zich wellicht niet eens bewust is van het bezit van bepaalde eigenschappen), wordt naar mijn idee vooral bepaald door opvoeding en levensloop – en er is ook een aangeboren pakketje waarin sommige eigenschappen meer worden vertegenwoordigd dan andere. Ik wil hiermee geenszins beweren dat iedereen ‘gelijk’ geboren wordt. Ik denk wel dat kinderen veel meer van hun potentieel, hun pakketje aan eigenschappen en kenmerken gebruiken dan volwassenen, omdat bij het kind het oordeel nog mist. Het is niet voor niks dat we zeggen dat iemand in de puberteit zijn eigen persoonlijkheid begint te ‘vinden’. Een persoon begint oordelen te vormen. Zo wil ik wel zijn, zo niet. Dat vind ik afstotelijk gedrag, dat vind ik wenselijk gedrag. Iemand past zijn gedrag daarop aan. De oordelen die hij/zij vormt worden sterk bepaald door leeftijdgenoten, idolen en door welk gedrag wordt

Lieke Jetten

8988

gestimuleerd of juist afgekeurd door zijn/haar opvoeders en omgeving in bredere zin. Hier ontwikkelt een mens dus een persoonlijkheid waaraan we hem kunnen gaan herkennen. Ikzelf geloof dat die ‘persoonlijkheid’ een leugen is, dat per­soon lijkheid niet veel meer is dan een soort censuur op het totale pakket waar­uit een mens bestaat. De reden dat ik hierover schrijf, is dat de ‘gecensureerde persoonlijkheid’, zoals ik die nu even noem, de basis voor een personage is. Als speler tracht ik veeleer als het kind te zijn: mijzelf niet te censureren. Natuurlijk heb ook ik patronen waarnaar ik in het dagelijks leven handel, maar als speler probeer ik mezelf los te zien van mijn dagelijkse ‘persoonlijk­heid’. Er is namelijk nog steeds een bewustzijn in mij geworteld van alle kanten die ik in mij draag. In het dagelijks leven kun je ervoor kiezen om naar sommige te handelen en andere als niet wenselijk te beschouwen. Als speler is het heel handig om een zo groot mogelijke openheid naar jezelf toe te hebben. Niets uit te sluiten. Dan kom je erachter dat er een breed scala in jou als mens verborgen zit, waaruit je als speler kunt putten. Om een ‘personage’ te spelen maak ik een andere samenstelling van mijn persoonlijkheid dan die van mijn dagelijks leven. Alsof je standaard een aantal boterhammen hebt en je zelf steeds een ander lunchpakketje kunt samenstellen door ander beleg erop te doen. Spelen is voor mij steeds nieuwe laatjes van jezelf te durven open­en zonder daar een oordeel over te hebben. Ik stel als het ware een nieuwe persoonlijkheid samen vanuit eigenschappen die in mij besloten liggen, alleen maak ik sommige eigenschappen veel groter of belangrijker en zwak ik andere af.

Linar Ogenia

Oké, oké, wat wil je weten, oeat huh? waar zullen we beginnen, het raam in de kantine, de lucht het liefst zonnig zoniet roze, de dames die voorbij liepen – ‘hallo hoi dag doei doei hee, how you doin?’ ‘Wazzup mannn, zag je haar voorbij lopen, damn!!’ Oké, het ritme, de flow, de combinatie van mensen. O, da’s vaag hè? Hold up! Moment… Can I touch you? Can I move you? Kan ik? Als ik iets maak probeer ik mijn fantasie in de realiteit te brengen. Of dat lukt? Met pijn en moeite maar ik ga de uitdaging aan, ik hou wel van een gevecht. Hrmnh! Kom maar op!

Linar Ogenia

9190

Kan ik telkens weer opnieuw vrijheid vinden in de beperking? Ja gelukkig wel. Ja man, ik heb een pauwenveer in mijn blackbook. Zintuiglijkheid, daar ben ik naar op zoek, telkens weer. Soms ervaar ik dat in voorstellingen waarin ik speel of waarnaar ik kijk, dat ze me zintuiglijk prik ke­len, zoals Grond van Boukje Sweigman. In haar voorstelling was mijn neus wild van de aarde. Ik vraag mezelf dan af; bén ik het of toon ik het, is het daar of verbeeld ik het me alleen maar? Shiiiit!! En de balans tussen realiteit en fantasie. Theater maken is als een zoektocht met elkaar en in mezelf over die dingen die mij fascineren, mij de ervaringen geven, mij inspireren en emotioneren. Zoals in de lessen van Marcelo Evelin (bewegingsimprovisatie) of Fons van Tienen (stem­ en spelimprovisatie), waarin ik stuiter en tol tussen janken, gieren van het brullen tot ziedend schelden vanuit het diepste van mijn oerwezen.Ik zie dit ook als mijn ‘up side’, mijn sterke punt: het zoeken naar ritme en klank in stem maar ook in beweging. Hoe subtiel je een broodje pindakaas kunt smeren en tegelijk vanuit daar een dope sprong kunt maken waarin ik een persoon van 65 kilo in mijn armen vang, afgewisseld door een vlijmscherpe dans met hakbijlen of heel lieflijk iemand koesteren en strelen. Of dit dope is?! Het is de toekomst! Ik wil je boeien, je bezig houden, bij me houden. En je niet zien staren op je klokje of interesse tonen voor de lampen en het decor. Ook wel leuk, maar het gaat vooral om wat ik sta te doen en wat ik te zeggen heb.Ik geloof in de combinatie tussen mimetechniek en hiphop; waar denk je anders dat Michael Jackson en andere B­boy’s hun moves vandaan hebben? (Marcel Marceau?!)Ik speelde in Hrmnnh! (Kung­fu hossel) van Made in da Shade/Cosmic, en nu ben ik bezig met de groep Orange Guinea Pigs om al mijn inspiratie kwijt te kunnen en mijn manier van theatermaken samen met Sharon Bouman en Laurens Oliveiro te blijven ontwikkelen en de wereld te veroveren.

Laurens Oliveiro

9392

Laurens Oliveiro

Dat waren dan alweer vier jaren van mijn leven. Ach, wat klinkt dat toch zwaar. Ik weet nog goed dat toen ik net van DNA (De Nieuw Amsterdam) afkwam, het een must was om überhaupt op een school te worden aangeno­men. Koste wat kost. Want dan zou ik het gemaakt hebben; dan zou ik ‘er zijn’. Het zou mij een definitieve plaats geven in het theaterlandschap, vanwaar ik grip zou hebben om omhoog te klimmen. Maar dat valt wel mee. Eigenlijk begint het pas. Het werkelijke werk. In de Grote Boze wereld, die niet wacht, op niemand niet, anders dan mij als kind werd voorgeschilderd. Zoals de provinciale weg in Krommenie, waar ik vandaan kom, die ik wel meer dan duizend keer heb moeten oversteken. Om van de ene naar de andere kant te komen moest je twee tweebaanswegen oversteken. Tussen de wegen in zat een middenberm. Aan de andere kant van de weg stond het station, dat de verbintenis vormde met de rest van de wereld. De kunst was om zonder te stoppen aan de andere kant te komen, maar ‘let wel op voor al die auto’s’. Timing was het codewoord. Anders kreeg je gezeik van die automobilisten, of erger nog: dan was je plat. Zelf telde ik altijd uit welk stoplicht aan de beurt zou zijn en zette het dan op een lopen. In drie sprongen zou het kunnen lukken, om dan met een sierlijke sprong in de belichting van twee paar koplampen en onder aanmoedigend getoeter op de middenberm te belanden.Zo is school voor mij ook geweest. Ik kwam op de Mime Opleiding na een jaar Toneelschool Maastricht. Een Shakespeare was mij niet vreemd, maar na vier jaar ben ik bijna 180 graden gedraaid. Van tekst naar beweging en door naar dans. Ik volgde lessen bij de MTD, de School voor Nieuwe Dansontwikkeling (SNDO), of ik zat met vrienden in een lokaaltje te klooien. Misschien heeft het gebouw niet echt een hart en voelt het soms als een fabriek. Maar de mensen maakten het gezellig. Bedankt Arie, Willi, Pieter, Tina, Nina, Kees, Koen en al die anderen. Ik zal nog eens aan jullie denken als ik ooit eens die gehoopte Mimeprijs in mijn zak mag steken.

Janice Slot

Theater is voor mij de plek om vorm te geven aan gedachteflarden, te zoeken naar een nieuwe taal, het experiment aan te gaan. Alles kan een inspiratiebron zijn; muziek, teksten, gedichten, gedachten, mensen en wonderlijke situaties

Janice Slot

9594

Komende zomer speel ik in Alice in Wonderland van theatergroep Gajes en in 4000 trees… van mijn klasgenoot Sarah Vanhee. In 2008 werk ik met Roy Peters, en op een goed moment ga ik heel lang onder een palmboom liggen. In de zon.

Sarah Vanhee

Het mag vermaken. Het mag choqueren. Het mag teder, pijnlijk, sensueel, spiritueel, erotisch. Het mag religieus. Het mag genereus, misschien moet het genereus.Het mag ontwapenen. Het mag ontroeren. Het mag overstijgen, graag.Het mag verleiden. Ik mag verleiden.Ik mag liegen. Het mag niet liegen.Het mag mooi. Het mag lelijk. Het mag construeren. Het mag deconstrueren.Ik mag het maken. Anderen mogen het maken. Iedereen mag het meemaken.Ik mag het zelf doen. Anderen mogen het doen. Niemand moet het doen.Het mag slim.Het mag beeld. Het mag geluid. Het mag transparant, misschien moet het transparant.Het mag overal.Het mag lang, heel lang.Het mag kort, heel kort.Het mag tekst.Het mag beweging, misschien mag het altijd beweging, misschien is het altijd beweging.Het mag absurd. Het mag intens, misschien moet het intens. Het mag vergankelijk, heel vergankelijk, misschien kan het alleen vergankelijk.Het mag onvoorspelbaar, onvoorstelbaar, onberekenbaar.Het mag veel, het mag weinig.Ik mag falen.Ik mag opnieuw proberen.Ik mag gezien worden. U mag gezien worden. We mogen kijken.We mogen kijken! We mogen iets beleven!We mogen elkaar ontmoeten.We mogen!

op straat, foto’s, films, gesprekken. Maar ook de liefde, de dood, mis communi­catie, gevechten tegen systemen of de onontkoombaarheid in Griekse tragedies, waarbij het vanaf bladzijde één al de verkeerde kant op gaat. Personages die zich staande proberen te houden in ontregeling of die juist olie op het vuur gooien in een poging gezien te worden.Ik vind het interessant om personages te spelen die tegelijkertijd charmant en onuitstaanbaar zijn. Mijn personages zijn eigenlijk nooit onschuldig; ze hebben het geheugen van een goudvis, vinden dat ze gelijk hebben en krijgen bijna nooit hun zin, wat een scala aan intenties en emoties oplevert.Ik maak vaak gebruik van zelfgeschreven teksten. Die ontstaan meestal als ik al een tijdje bezig ben en komen er dan ineens uit, alsof het personage ineens tegen me begint te praten. Ik houd ook van humor. Publiek vindt mij, behalve geloofwaardig, vaak humoristisch of droog (maar voor mijn personages is alles bittere ernst).Mijn eindexamenvoorstelling Cargo was een groot avontuur, niet alleen door de omvang van het project maar ook om de risico’s die ik nam. Sindsdien ben ik een actrice; daarvoor was ik vooral druk met proberen er een te zijn.Mime is voor mij niet alleen fysiek acteren en bewegen maar ook een manier van denken, een mentaliteit. Theater zonder dogma. Eerlijk zijn en je losmaken van zelfcensuur, je tegenstrijdigheden accepteren. Juist omdat er zoveel moge­lijk heden zijn, is het belangrijk dat je kiest, gaat schaven, dingen bewust uitpro­beert. Dat maakt je als acteur heel zelfstandig. Je bent nooit alleen acteur, je bent ook – letterlijk – een componist in de ruimte en een medemaker. Dat vind ik leuk en ik raak ook altijd een beetje beledigd als regisseurs niet toestaan dat je in hun hoofd kijkt. In goed theater vind je de kwetsbare zoektocht van de makers terug.Veel docenten hebben mij iets bijgebracht. Maarten Lok: de psychologie van de handeling; jezelf aansturen; Engelse humor. Roy Peters: heel relaxed keihard werken en altijd meenemen wat je die dag overkomt. Jetse Batelaan: je ont­vanke lijk opstellen voor publiek; auditie doen maar niet beginnen; je op straat, inge pakt in een stuk balletvloer, volledig overgeven aan de rol van boom – ie­mand moet het doen. Loes van der Pligt: topwijf, en haar legendarische aanwij­zing ‘Niets is ook iets’. Bart Kiene: ‘Inleving is onzin, het gaat over gedoseerd uitleven.’ Jon Silber: ‘Relax, doe minder.’ Nicole Beutler, die me een systeem aanbood waardoor ik onvoorwaardelijk ging bewegen. Irene Schaltegger: haar fijnzinnigheid. Henk Zwart: zijn eerlijkheid en nuchterheid, schijnbaar nergens bang voor. Simone Ettekoven, met al haar kennis en openheid. En… en… en…

9796

Ik heb gespeeld bij onder anderen Germaine Kruip, Tg. Max, David Weber­Krebs en Andrea Bozic. Ik heb onder andere gemaakt: Little plastic castle; Al-tijd Alles Overal; Westenwind en 4000 trees, a red dress and an apple (possible story).

Art­Jan de Vries

De schoonheid, de lompheid, de poëzie en gewelddadigheid in mensen; én de manier waarop ieder dat op heel eigen wijze tot uiting laat komen, dat boeit mij… De diversiteit die mensen op dit vlak bezitten en de chaos die dat in onze wereld oplevert. En dat terwijl onze gevoelens en diepste verlangens zo universeel en basaal zijn. We willen toch allemaal gewoon leuk of lief gevonden worden? Met liefde en aandacht worden aangehoord om daarna het gevoel te hebben begrepen te worden? Ik wel.Ik haal mijn inspiratie uit alledaagse dingen; een vrouw op haar fiets in de regen, of twee knappe jongens met een basketball op een pleintje. Tijdens mijn opleiding heb ik geleerd steeds vanuit mijzelf te bewegen en daar bij zo eerlijk mogelijk te zijn. Ik onderzoek wat een beweging mij zegt of aan gevoel oplevert. Hoe gaat dat personage zitten, hoe roert het zijn koffie, hoe maakt het een fysieke aanzet om onuitspreekbare woorden te gaan zeggen? Dat maakt mime voor mij zo boeiend. Het lezen van een personage, situatie of ruimte en niet zozeer het verstandelijk begrijpen van gesproken woorden. Inspirerende en inzicht verruimende docenten waren in dit opzicht Loes van der Pligt, Marlies Heuer, Ria Marks, Esther Snelder, Fons van Tienen, Marien Jongenwaard en Henk Zwart. In de technische bewegingsvakken ben ik nooit echt goed geweest. Toch hebben ook die vakken grote invloed gehad op mijn instrument, mijn lichaam. Al deze lessen hebben eraan bijgedragen dat ik niet langer slechts een gepassioneerd theaterbeest ben, zoals docenten en collega’s mij soms noemen, maar dat ik ook in staat ben die passie om te zetten in een fysiek onderbouwd en geloofwaardig spel. De laatste periode van mijn opleiding heb ik onderzoek gedaan naar publieks­parti cipatie. Het is voor mij een uitdaging een vorm te bedenken waarbij mijn publiek zich niet vervelend, rot of in de maling genomen voelt. In mijn voorstel­ling Meerdere kansen voor een eerste Indruk (2006) liet ik mensen met elkaar praten, elkaar vragen stellen. Ook vroeg ik ze enige tijd een onbekende diep in de ogen te kijken. Mensen gingen zich daar soms ongemakkelijk bij voelen,

Sarah Vanhee

9998

maar dat mag. Een voorstelling mag je raken, mag je aanzetten tot denken. Maar dan graag op een manier waardoor mensen erom kunnen lachen en het kunnen accepteren.Mijn afstudeersolo Marja (2007), waarbij Paul Haenen mij adviseerde, ging vooral over eenzaamheid en het aangaan van angsten. In deze voorstelling vroeg ik mensen een ansichtkaart met hun eigen adres erop uit te wisselen met een onbekende en de ontvangen kaart thuis te schrijven en op te sturen. Wat de toekomst betreft: ik hoop mijn eigen dingen te kunnen blijven maken en te gaan samenwerken met inspirerende collega’s, waarvan ik er in de afgelopen jaren zoveel heb leren kennen. Misschien nog eens een mooie, uitdagende rol spelen bij een groot gezelschap, wie weet word ik gevraagd voor een bewegings­voorstelling vanwege mijn specifiek eigen bewegingvocabulaire of kan ik een leuke show gaan presenteren. Zolang het maar met mensen en voor mensen is en ik beestachtig gepassioneerd tekeer mag gaan in het theater.

Art-Jan de Vries

101100

Opleiding Theaterdocent

Lichting 2007

Ik wil de wereld niet verbeteren maar mensen weer laten voelen

Ik ben een pragmatisch idealist

Mijn werkwijze is geen dogma

Theater is voor mij geen illusie

Ik blijf zelfs in de pauzes goed kijken naar wat spelers doen

Ik ben altijd op zoek naar ‘het echte’

Er is geen verschil tussen mijn ‘makerschap’ en ‘docentschap’

103102

De Opleiding Theaterdocent leidt veelzijdige theatermakers op. De Theater­docent maakt presentaties en voorstellingen, geeft lessen en workshops en begeleidt educatieve projecten rond bezoek aan voorstellingen. Afgestudeerden – in het bezit van een eerstegraads onder wijs bevoegdheid – vinden werk in de peda gogische theater praktijk: jeugdtheaterscholen, centra voor de kunsten (in Nederland ruim 300), instituten en verenigingen voor het amateurtheater, kunst­onderwijs op scholen (alle soorten). Steeds meer afgestudeerden beginnen een eigen theatergroep of bieden onder eigen naam workshops en trainingen aan.

Lichting 2007 Johan van Aalst, Ilgin Abeln, Femke van Dijk, Nynke Faber, Vin­cent Geers, Ralph Verhoef

Artistiek leider Bruin OttenSecretariaat Inge van Eijk, 020-5277681, [email protected] 2002-2007 Janneke Albers (mime, danstheaterworkshop), Carel Al­phenaar (tekstbewerken), Andcompany&co (gastcollege), Paul Binnerts (spel-workshop), Gerard Bodifee (gastcollege), Minke van den Berg (danstheater-project, theaterpedagogie, gastcollege, vakessay), Mark Bergwerf (startproject ruimte – stilte), Yolande Bertsch (spel, spelproject, praktijk bege leiding), Ger Beukenkamp (tekstregie), Luc Boyer (spelworkshop), Daphne de Bruin (tekst-bewerken), Paul Bruinsma (lichttechniek), Marianne Burgers (theatervormge-vingsproject vanuit decor, praktijkbegeleiding), Mia Decleir (kostuumproject), Ad van Denderen (gaoZcollege), Madelon van Dijk (danstheaterproject), Ri­neke Dijkstra (gastcollege), Sandra van Doormaal (moderne dans), Flip Filtz (spel), Dorien Folkers (mime, spel, praktijk begeleiding), Dennis van Galen (theateroriëntatie, praktijkoriëntatie, praktijkdocentschap, theaterpedagogie, praktijk begeleiding, visie), Erik Gramberg (theatervormgevingsprojecten vanuit belichting, videotheaterproject, praktijk begeleiding), Folkert Haanstra e.a. (ac-tuele ontwikkelingen in kunst- en cultuureducatie), Cecile Heuer (speletudes, spelpedagogie, theaterpedagogie, praktijkbegeleiding, visie), Katja Hieminga (theatergeschienis, theateroriëntatie, dramaturgie, tekstanalyse, dramaturgie/regie project, reper toire, vakessay), Marijke Hoogenboom (gastcolleges), Kees Jan Hundling (theatermaken), Bram Kempers (gaoZcollege), Marianne van Kerkhoven (gaoZcollege), Bart Kiene (stem/zang, spel), Elke Klein Goldewijk (danstheaterworkshop), Feline van de Koolwijk (startproject Oude Testament), Paul van der Kruk (stem), Piet Lagerwaard (startworkshop aikido), Els Laun­spach (dramaturgie, tekstanalyse, vakessay), John Lippens (startproject ruimte

– stilte, videotheaterproject, praktijkbegeleiding), Mei Ling Liem (gaoZcollege), Marjan Linnenbank (zang), Jeroen Lopes Cardozo (startworkshop vechten op toneel), Trudi Maan (theatervormgevingsproject vanuit decor, praktijkbege-leiding), Ria Marks (spelworkshop, praktijkbegelei ding), Richard Molenschot (startproject het gezin als hoeksteen), Nicoline Nagtzaam (theatervormgevings-projecten, theaterpedagogie, tekstbewerken, videotheaterproject, praktijkbe-geleiding, visie), Marjolein van Nieuwkerk (moderne dans, dansproject), Henk Oosterling (gastcollege), Bruin Otten (kostuumproject, theatermaken, danstheaterproject, theateroriëntatie, speletudes, dramaturgie/regieproject, kunstoriëntatie, tekst-regie, praktijkbegeleiding), Antonio Paiva de Souza (danstheaterworkshop), Olaf Pieters (spelworkshop), Loes van der Pligt (beeld en compositie), Jos de Putter (gastcollege), Job Raaijmakers (praktijk theaterdocent) Peter van Roermund (spel), Ragnhild Rikkelman (startproject Oude Testament, praktijk theaterdocent), Sarah Ringoet (startproject ruimte – stilte), Elike Roovers Koster (startproject het gezin als hoeksteen, praktijk theaterdocent), Sassan Saghar Yaghmai (dans), Samara (startworkshop capoeira), Frances Sanders (spel, spelproject, maskerworkshop, spel peda gogie, theaterpedagogie, praktijk-begeleiding, visie), Andreas Scharfenberg (mime workshop), Wim Selles (start-project ruimte – stilte, muziek, praktijk begelei ding), Hanke Sjamjoedin (dans), Menno Stijntjes (spelworkshop), Jaïr Stranders (startproject het gezin als hoeksteen, kunstfilosofie(werkgroep)), Jan Taks (mime, praktijkbegeleiding), Meral Taygun (Crash Stanislavsky course), Raoul Teulings (gaoZcollege), Anna Tilroe (gastcollege), Kees Vuijk (gaoZcollege), Eric de Vroedt (gast-college), Willy Westerman (theatergeschiedenis), Louwrien Wijers (gastcollege), Tom Willems (spel, onder wijs en didactiek, praktijk theaterdocent, praktijk-begeleiding), Erik Willems (startproject Oude Testament), Loek Zonneveld (theatergeschiedenis), Tosja Zuiderhof (lichttechniek), Brechtje Zwaneveld (kunstfilosofie(werkgroep))

105104Dakterras Theaterschool

Bauhaus of Stanislavski?Frances Sanders Docent spel, spelpedagogie, theaterpedagogie

‘In de lessen theaterpedagogie behandelen we de belangrijkste niet­natura lis­tische theaterstromingen. Het programma loopt parallel met lessen theater­geschiedenis, waarin de avant­garde wordt behandeld; van Stanislavski en Brecht tot Artaud, Meyerhold of de totaalkunstenaars van Bauhaus.Het gaat om theatermakers die ook een theorie hebben ontwikkeld over het theatervak. Het bespreken van de theorieën rond de tafel is doorgaans een relatief makkelijk onderdeel. Lastiger is het om zelf op de spelvloer de ideeën in praktijk te brengen. Daarom combineren wij theorie meteen met de praktijk. Met vragen als: Wat inspireert je hierin? Hoe ga je het aanpakken? En hoe kun je een eigentijdse vorm vinden voor eeuwige principes?’ Welke theorieën spreken de studenten aan? ‘Het is een opleiding voor theater docenten en dat betekent dat de studenten in de praktijk vooral met minder ervaren spelers zullen gaan werken. De theorie van Stanislavski, over psychologisch geloofwaardig acteren, is dan minder bruikbaar. Zoiets werkt goed op de acteursopleiding maar niet in een cursus van tien avonden voor amateurs. Je kunt als theaterdocent sneller uit de voeten met groteske spelvormen en theatrale middelen als kostuums, decor, licht en muziek. Dan zie je meteen theatraliteit en amateur­spelers krijgen daar een kick van. Theatertheorieën waarin alle disciplines samenkomen, zoals bij Bauhaus, spreken de studenten dan ook sterk aan.Het circuit waar theaterdocenten werken is heel anders dan de professionele theaterwereld. In zekere zin biedt het meer vrijheid. Je maakt voorstellingen op allerlei locaties en kunt zelf bepalen of het twee uur duurt of een kwartier. Je kunt zowel met kleine als met heel grote groepen werken, je beschikt over wisselende casts. Er zijn als het ware minder grenzen, maar studenten moeten wél leren om duidelijk de grenzen van hun vakgebied te bewaken. Ze moeten herkennen wanneer het nog om artistiek werk gaat en waar het overgaat in vaag gedoe. Dat vraagt om een combinatie van vakmanschap en kunstenaar­schap. Het vak theaterpedagogie moet studenten stimuleren om op zoek te gaan naar hun eigen inspiratiebronnen. Zodat ze hun bevlogenheid voor theater ook aan anderen kunnen overbrengen.’

107106

In Frankrijk of in een kartonnen doosNicoline Nagtzaam Docent interdisciplinaire projecten & regisseur

‘In alle vier de opleidingsjaren doen we een project rond ruimtelijke vorm­geving’, vertelt Nicoline Nagtzaam. ‘Het zijn interdisciplinaire projecten waarbij het erom gaat steeds vanuit een andere invalshoek ruimtelijk te denken. Je kunt naar theater kijken als naar een driedimensionaal schilderij.Het eerste jaar staat de werking van licht en belichting in een ruimte centraal. De studenten werken aan de enscenering van een tekst van Shakespeare, met een focus op de belichting. De belichtingsdocent leert hen met theaterspots werken en creatief te zijn met licht. In het tweede jaar wordt er in de projecten gewerkt met docenten ruimtelijke vormgeving en draait het om de materiële vormgeving en de compositie van de ruimte. In plaats van een tekst kan ook de vormgeving van een ruimte het uitgangspunt van een voorstelling zijn. Zoals een installatie van kartonnen dozen of boeken en kostuums van hetzelfde materiaal. Het derdejaars project doen de studenten samen met de docente theaterpeda­gogie. Het gaat om de wisselwerking tussen theorie en praktijk, en de verdie­ping daarvan. En om de vraag hoe je dit alles aan anderen kunt overbrengen. Als theaterdocent moeten studenten in hun afstudeerjaar zelf ook vorm ge­vings projecten kunnen geven. We doen het project in Frankrijk, even weg van het schoolgebouw, om op locatie intensief te kunnen samenwerken. Het videotheaterproject in het vierde jaar is het meest interdisciplinair. We werken met docenten voor geluid, licht en montage. Je kunt video beelden op allerlei manieren theatraal inzetten en ze bijna overal op projec teren. Het gaat erom dat die beelden een verbinding krijgen met de vorm geving en het spel van de acteurs in de ruimte. Zodat het allemaal in elkaar gaat passen en samen een verhaal vertelt.’

achter het huis in Sanglier, Frankrijk

109108

Johan van Aalst

Ken je Space Mountain? De achtbaan uit Disneyland die je meeneemt op een spannende reis door het heelal? De afgelopen jaren op de opleiding heb ik zo ervaren. Een spannende reis door theaterland. Een rit met grote hoogtes en diepe dalen. Vol onverwachte loopings en haarspeldbochten, waardoor het soms flink duizelde voor mijn ogen. Maar bovenal een rit die mijn blik op kunst, en daarmee op mijzelf en de wereld waarin ik leef, voor altijd heeft veranderd. Het laatste jaar van de opleiding heb ik mij toegespitst op het opzetten van educatieve projecten. Bij Huis aan de Amstel heb ik mij beziggehouden met educatie rond de voorstelling Quarantaine, voor het Utrechts Centrum voor de Kunsten maakte ik diverse (theater)workshops en voor de Leidse Schouwburg heb ik CKV­lesmateriaal ontwikkeld. Hoe verschillend deze stageopdrachten ook waren, ze bevestigden keer op keer wat ik op de opleiding, zoals bij de spelétudes in het eerste jaar en het theaterpedagogiekproject in het tweede jaar, heb geleerd. Namelijk: er is geen verschil tussen mijn ‘makerschap’ en mijn ‘docentschap’. Dit heeft geleid tot mijn opvatting dat kunsteducatie een eigen artistieke grootheid moet zijn en geen ‘lesje’. Ik heb het afgelopen jaar onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid van het ervaringsleren op kunsteducatie. Ervaringsleren­pedagogen vinden dat educatie zoveel mogelijk moet aansluiten bij en/of moet vertrekken vanuit de persoon­lijke belevingswereld van de leerling. Dit onderzoek heeft mij enorm geïnspireerd. Na dit jaar weet ik meer dan ooit wat ik wil maken: educatie als theatrale ervaring. Een theatrale ervaring die aansluit bij de belevingswereld van de doelgroep. Het liefst werk ik met jongeren. Ik wil hen laten ervaren dat kunst niet iets is dat ver van hun bed ligt, maar juist iets dat midden in het leven staat. Of beter gezegd, dat midden in hún leven staat. Pas als jongeren zich dat realiseren, zullen zij de keuze maken nog eens naar het theater terug te keren of misschien zelfs theater gaan maken. Naast theater is muziek een grote liefde en inspiratiebron: van punk tot klassiek, van heavy metal tot jazz, van hiphop tot pop. Muziek komt binnen op gevoelsniveau; mensen reageren er direct, oprecht en open op. Ik heb tijdens mijn stages ervaren dat het luisteren naar, praten over en werken vanuit muziek me een moker in handen geeft. Een moker waarmee ik het muurtje dat veel jongeren optrekken als het gaat om kunst aan gort kan slaan. Muziek zal dus

gang 8e verdieping

Studenten hebben altijd gelijkKatja Hieminga Docent theateroriëntatie, dramaturgie, repertoire

‘Ik wil studenten zelfstandig leren kijken naar en denken over theater. Al vanaf het eerste jaar stimuleer ik ze om hun intuïtieve ervaringen te benoemen en te analyseren. In principe ga ik ervan uit dat ze altijd gelijk hebben. Als ze een voorstelling bijvoorbeeld saai of ontroerend vinden, ga ik niet in discussie over de vraag of dat waar is of niet waar. Ik laat ze analyseren waar dat volgens hen nu precies in zit.Dramaturgie gaat over de manier waarop een voorstelling is opgebouwd en de specifieke tekentaal ervan. Welke lijn volgt de voorstelling, wat wil de theatermaker daarmee vertellen en welke stijl heeft hij of zij gekozen?’Naast haar werk als docent theorievakken op de theaterschool is Katja Hieminga dramaturg bij de multiculturele theatergroep Made in da Shade. ‘De theaterwereld is nog steeds een wit bastillon’, merkt ze. ‘Dat geldt zowel voor de praktijk van het theater als voor de opleidingen. Maar natuurlijk niet voor de wereld daarbuiten. Als je beseft dat bijna de helft van de jongeren in de grote steden ook een andere culturele achtergrond heeft, weet je dat je als theaterdocent vaak met veelkleurige groepen zult werken. Het maken van multicultureel theater vraagt niet om een andere vorm van dramaturgie, maar wél om een goed oog voor de groep waarmee je werkt.’Theater maken mét elkaar en de voorstelling als het ware op de speelvloer laten ontstaan, sluit hier goed bij aan. ‘Je moet als theatermaker ontvankelijk blijven voor zowel het oude als het nieuwe. Ik analyseer in mijn lessen ook klassieke Griekse tragedies. Met aandacht voor de schrijver, structuur, persona ges, maar ook de context waarin het stuk tweeduizend jaar geleden is geschreven. Daarna volgt de vraag waarom de studenten het stuk in het hier en nu op de planken willen zetten. Bij het ontwikkelen van een eigen concept spreek ik ze aan op hun persoonlijke artistieke visie en bevlogenheid.’

111110

onlosmakelijk verbonden blijven aan mijn praktijk als theaterdocent. Ondertussen is de tijd aangebroken om uit de ‘Opleiding Theaterdocent’­achtbaan te stappen. Deze rit is voorbij. Maar ik heb de afgelopen jaren hard geklust aan mijn eigen achtbaan. Ik hoop daar nog vele ritten in te maken en veel mensen daarin te mogen meenemen voor een spannende theatrale ervaring. Vanaf september ga ik als educatief medewerker aan de slag bij Cosmic/Made in da Shade en het UCK. Daar heb ik enorm veel zin in.

Ilgin Abeln

Tijdens de opleiding ben ik erachter gekomen dat ik van beeldend en associa­tief theater houd. Theater dat op een andere manier met je communiceert dan via de tekst of het verhaal (de anekdote). Ik wil dat het publiek zelf een verhaal moet aanbrengen, zelf verbanden moet leggen. In theater is alles geoorloofd, je mag elk theatraal middel inzetten. Tekst, muziek, beweging, vormgeving, geluid, licht, etcetera. Deze verschillende disciplines zijn gelijkwaardig aan elkaar. Ze zijn allen even belangrijk. Samen vertellen ze het verhaal dat ik wil vertellen.In de dingen die ik de afgelopen jaren heb gemaakt waren beelden en associa­ties heel belangrijk. Maar in mijn afstudeerjaar wilde ik een stap verder gaan. Ik wilde een onderzoek doen naar het maken van een interdisciplinaire voor­stelling. Daarom heb ik een eigen project ingeroosterd. Ik wilde mezelf trainen in het werken met verschillende lagen. In mijn werk vind ik vakmatigheid erg belangrijk. Zeker als je werkt met verschillende lagen moet je goed weten waarmee je bezig bent. Niet ‘kwats!’ die laag en dan ‘kwats!’ die laag. Nee, je moet componeren en doseren. Je moet onderzoeken hoe de verschillende lagen elkaar afwisselen en toch een eenheid vormen. De verschillende lagen moeten elkaar versterken en iets toevoegen aan het geheel, als dat na heel veel uitproberen niet het geval is, gooi ik het eruit. Mijn werkwijze is geen dogma. Bij het lezen van een artikel van Marianne van Kerkhoven besefte ik dat het theater dat je maakt, te maken heeft met jouw kijk op de wereld. Ik ervaar de wereld als ‘gefragmenteerd’. Ik ben gefascineerd door de moderne maatschap­pij. De snelle, gefragmenteerde samenleving, waarbinnen je jezelf moet zien te redden. Je moet zelf verbanden leggen. Het gaat mij om de zoektocht naar houvast in een wereld zonder middelpunt.

Johan van Aalst

113112

Ik ben heel blij dat de opleiding mij de ruimte heeft gegeven om mijn eigen onderzoek te doen. Tijdens het onderzoek heb ik ook bevestiging gekregen dat ik het ontzettend inspirerend vind om met ongeschoolde acteurs te werken. Ik geniet van hun authenticiteit en van de kwetsbaarheid waarmee ze, in hun eigen tijd, op het toneel staan. Ik probeer altijd te ontdekken wat de kracht van iemand is. Wat maakt iemand bijzonder? Theater is voor mij geen illusie. Ik geniet van de poging van de acteur. Ik geniet van de poging en de ontwikkeling van de acteur. Hierin zit voor mij de symbio­se tussen maken en lesgeven. Hier ligt de uitdaging.Ik kan niet benoemen wat ik als belangrijkste tijdens de opleiding heb ervaren, maar ik merk wel dat ik tijdens het maken/lesgeven of tijdens het voorbeiden vaak denk aan tips of opmerkingen van docenten en dat die me heel vaak uit de brand hebben geholpen.Ik ben half Nederlands en half Turks en uiteindelijk wil ik in Turkije gaan werken. Het experimentele theater in Turkije staat nog in de kinderschoenen. In Istanbul is de laatste jaren veel ontwikkeld en er is een grote vraag naar jonge theatermakers. Ik heb sinds een tijdje contact met theatermensen in Istanbul en zij zouden graag willen dat ik daar kom werken… en ik ook!

Femke van Dijk

De mensen met wie ik werk zijn voor mij onderdeel van wat ik ga vertellen. Zij bepalen door hun uiterlijk, uitstraling en levensfase al voor een belangrijk deel waar het stuk over gaat. Daarom werk ik graag met ‘homogene’ groepen. Vorig jaar maakte ik het hoorspel Onder het melkwoud van Dylan Thomas, met zes oude mannen. Het stuk had al veel melancholie, herinneringen en verlangens in zich, maar door het actuele lichaam van de mannen ging het nog meer over vergankelijkheid en over de dood. Daar ligt voor mij de kracht van het werken met amateurs. Ik ben altijd op zoek naar ‘het echte’. Niet de acteur die zich voor de zoveelste keer een nieuwe rol heeft eigengemaakt, maar gewone mensen die het achterste van hun tong willen laten zien. Ik vind onervarenheid op het toneel het mooist. Eerst wil ik in de mensen geloven en pas daarna kunnen ze voor mij een nieuwe toneel­werkelijkheid oproepen. In mijn afstudeervoorstelling spelen onervaren acteurs, die allemaal afkomstig zijn uit andere artistieke disciplines; een grafisch vormgever, een fotografe,

Ilgin Abeln

115114

een dansdocent en een muziekstudent. Ik vind het interessant om te bekijken hoe zij vanuit hun eigen achtergrond mijn theater beïnvloeden. Het geeft mij een nieuwe kijk op wat ik doe.Ik hou van die nieuwe kijk. Ook bij het publiek. Ik wil altijd dat het publiek iets voor het eerst ziet. Ik zet het niet graag op een tribune in een theaterzaal. Liever plaats ik ze in een andere hoek of op een locatie, zodat ze met nieuwe ogen gaan kijken.Ook al is niets meer nieuw, toch wil ik altijd alles even anders. Ik denk dat dit rebelse voortkomt uit het feit dat ik zelf vrij onervaren was in het theater toen ik aan de opleiding begon. Ik zag theater vooral als ‘levende beeldende kunst’ of ‘aan elkaar geplakte beelden’ en vond spelen niet zo leuk en moeilijk. Nu geef ik zelf spelles aan kinderen en noem ik het theatermaakles. Ik leer ze hoe ze hun eigen lichaam en spel kunnen inzetten om een verhaal te vertellen. Ik word echt gelukkig als ik leerlingen weet te pakken op theatraliteit. Als een meisje van twaalf kan benoemen wat ze zo mooi vindt aan de opkomst van een jongen, of aan hoe schemerlicht schijnt op een groepje voor zich uit starende, wachtende mensen.Ik denk dat ik theater maak omdat ik me verbonden wil voelen met de wereld. Ik wil met spelers en publiek delen wat ik belangrijk, mooi, wezenlijk vind. Waarschijnlijk omdat ik een sociaal dier ben, dat droomt van volledig begrip. Het liefste voel ik mij opgenomen in een groter geheel. Ik probeer mijn theater te laten gaan over dat wat wij zijn als je alle kunstmatigheid eraf haalt: wezen­tjes op een ronde bol in een kosmos, die het met elkaar moeten doen. Zo hoop ik dat mijn publiek zich weer even achter de oren krabt, verbaasd zijn buurman aanstaart en denkt: ‘Dus jij bent er ook zo één?’

Nynke Faber

Voordat ik aan de opleiding begon, werkte ik als actrice. Ik speelde onder andere voor en met kinderen. Het enthousiasme waarmee kinderen zich ergens in kunnen storten, hun inlevingsvermogen en oneindige fantasie raakten me en deden me beseffen dat veel mensen de meest waardevolle eigenschappen tijdens het opgroeien verliezen. Door de opleiding heen was ik zelf dat gevoel ook even kwijt maar aan het einde van het derde jaar vond ik het terug. Mijn onderzoek in mijn afstudeerjaar gaat dan ook over het behouden van deze ‘kinderwaarden’ als maker. Hoe ik als maker een bepaalde openheid kan

Femke van Dijk

117116

behouden tijdens het werkproces, met als doel ook het publiek een ervaring te bieden die het verstand voorbij gaat. Ik deed auditie voor de opleiding Theaterdocent omdat ik mijn liefde voor theater wilde overdragen en omdat ik aan den lijve ondervond hoe CKV (Culturele en Kunstzinnige Vorming) werd ingevoerd als nieuw schoolvak. Ik zag hoe handvaardigheiddocenten met sokkenpoppen jongeren iets probeerden te leren over theater. Ik was kwaad dat er mensen voor de klas stonden die absoluut geen passie hadden voor theater en zo jongeren nog verder weg duwden van dat wat ze toch al niet interesseerde.Tijdens de opleiding ontdekte ik het maken. Maar ook zag ik dat maken en lesgeven elkaar inspireren, dat het één niet zonder het ander kan. De lessen die je geeft moeten een ervaring bieden. Pas als mensen zelf de magie van het theater hebben gevoeld, weten ze wat het is, hoe mooi het is en hoe dichtbij het bij ons allemaal staat. Ik wil niet de wereld verbeteren maar mensen weer laten voelen. Want dat is het begin.Onze opleiding zit goed in elkaar en alle projecten hebben zo hun functie. Je krijgt steeds meer bagage. Door de verscheidenheid aan projecten leer je alle facetten van het theater kennen, er beginnen kwartjes te vallen en je ontdekt je eigen kracht, waardoor je niet meer wanhopig álles hoeft te willen. Je leert je passie over te dragen en krijgt vele manieren van werken te zien. Vanuit al deze inspirerende werkwijzen maakt ieder zijn eigen pad. Dat is soms ingewikkeld en emotioneel maar ik had het voor geen goud willen missen.Door deze opleiding ben ik gegroeid als maker, als docent, als actrice én als Nynke. Eén van de projecten die me altijd zullen bijblijven is het theatervorm­gevingproject in Frankrijk. Ik ontdekte daar hoe het is om gewoon te doen en om echt te kijken. Ik kon de dingen die ik zag laten binnenkomen zonder er meteen verstandelijk invulling aan te geven. Ik ontdekte daar de verloren kin der waarden van de vierjarige Nynke die zich zonder restricties ergens volledig in kon verliezen. Het mooie was dat ik er nu bewust vorm aan kon geven en een solo kon maken van mijn ervaringen. Eén van de belangrijkste kwartjes was gevallen!En nu ligt er een wereld voor me open. Ik wil het onderwijs in en hoop ervoor te zorgen dat theater niet meer een ver­van­mijn­bedshow is voor kinderen en jongeren, maar iets waarin ze zich kunnen verliezen. Ik wil blijven spelen. Ik wil een voorstellingenreeks van kindertheater opzetten. Ik wil met amateurs blijven werken. Ik wil een kinderboek schrijven. Ik wil…

Nynke Faber

119118

Vincent Geers

Ik was als kind heel verlegen. Dankzij de theaterlessen op de jeugdtheater­school ben ik eroverheen gekomen. Als ik speelde voelde ik me vrij en had ik het gevoel dat ik de hele wereld aankon. Ik geloof in de kracht van theater. Ik geloof dat je als theaterdocent veel meer kunt bereiken dan docenten van andere vakken. Het was voor mij een bijzonder moment toen ik stage mocht lopen op mijn oude jeugdtheaterschool en lesgaf aan een groep kinderen met dezelfde leeftijd die ik indertijd had. Maken en lesgeven hebben voor mij alles te maken met kijken. Als ik een voor stelling maak, werk ik veel vanuit improvisatie zodat het materiaal uit de spelers zelf komt. Mijn taak is dan om in het geïmproviseerde materiaal structuur aan te brengen. Deze manier van werken heb ik tijdens mijn oplei ding toegepast en werkt voor mij.Ik blijf zelfs in pauzes goed kijken naar wat spelers doen en hoe ze zich gedra­gen. Zo legde een speler van mijn Ostade­voorstelling in een pauze twee benen in zijn nek. Natuurlijk zei ik direct: ‘Dat gaan we gebruiken’. In die zin is werken met amateurs veel interessanter voor mij dan werken met professio nals. De amateurs halen alles uit zichzelf en hebben soms een onbewuste houding die ik interessant vind.Mijn hele opleiding heb ik me beziggehouden met fictie en werkelijkheid. Ik vind het interessant om de grens van theater op te zoeken. Mijn vakessay schrijf ik dan ook over performance­art elementen binnen theater en hoe het komt dat ik word geraakt als mensen op het toneel een fysieke grens opzoeken.Ik heb in totaal zeven jaar over deze opleiding gedaan, met twee jaar pauze. Het is een ingewikkelde studie die je op het moment zelf niet altijd kunt volgen. Ik begrijp nu soms pas dingen die ik in het tweede jaar moest doen. Soms vergeet je hoeveel je hebt geleerd maar je weet het weer wanneer je als docent een klas binnenstapt en een les of workshop geeft.De kracht van de opleiding is dat je op veel vlakken (spel, beweging, vorm­geving) wordt opgeleid, je leert verschillende manieren van lesgeven en maken. Ik heb veel plannen voor als ik straks ben afgestudeerd. Ik werk al tien jaar als stand­up comedian en tekstschrijver. Dit heb ik door mijn studie niet voluit kunnen doen. Volgend jaar ga ik me daarom vooral daarop richten. In april 2007 is ons eigen comedytheater in de Nes opengegaan. Daarnaast zal ik blijven lesgeven en zal ik met mijn twee klasgenoten Ilgin Abeln en Ralph Verhoef onder de naam Wildgroei een internationale groep beginnen.

Vincent Geers

121120

Ralph Verhoef

Ik ben een pragmatisch idealist. Ik wil graag dat de dingen die ik doe in het dagelijks leven zin hebben. Ik vind dan ook dat theater iets te vertellen, iets te melden moet hebben. Uitgangspunt voor wat ik maak is altijd verbazing of zelfs woede over de samenleving.Gedurende mijn studie ben ik op zoek geweest naar de juiste vorm. Ik houd erg van eenvoud, ik geloof in de kracht van stilte. Maar hoe vertaal je een schreeuwerig uitgangspunt in een sobere vorm? Eenvoud in vorm betekent voor mij ook een helder vertrekpunt. Wanneer ik voor een bepaalde tekst heb gekozen wil ik deze optimaal tot zijn recht laten komen. Ritme en dynamiek van een tekst kunnen een enorme spanning oproepen. Van daaruit werk ik dan verder. Afgelopen jaar heb ik geprobeerd zoveel mogelijk de kracht van de beperking op te zoeken. Ik heb bijvoorbeeld met drie spelers zes weken lang aan een scène van Pillowman gewerkt. De tekst vormde daarbij het vertrekpunt. Mooi spel en een goede tekstbehandeling is ook bij spelers die daar niet voor zijn opgeleid voor elkaar te krijgen. Dit vind ik juist de uitdaging van het vak theaterdocent. Ik vind het geweldig om iemand te zien groeien als speler. Wanneer een superverlegen meisje aan het einde van de les voluit begint te spelen, geeft dit mij een enorme voldoening. Voor mij persoonlijk is de aanraking met theater ook belangrijk geweest. Op mijn twaalfde zat ik bij het jeugdtheater. Dat heeft mij erg beïnvloed en het heeft mij gemaakt tot wie ik ben. Het is mooi als je met theater meer kunt bereiken dan alleen een mooie voorstelling. Het gaat mij ook om de mogelijk­heid kinderen en jongeren in aanraking te laten komen met de magie van theater. In het theaterproject dat ik het afgelopen jaar aan kinderen op een asielzoekerscentrum gaf was dit heel duidelijk te merken.Naast mijn ontwikkeling als maker en docent heb ik ook als speler veel geleerd. In het tweede jaar tijdens het spelproject ontdekte ik dat ik een makende speler ben. Als speler zie ik mezelf niet als individu maar als onderdeel van het concept. Ik ben mij bewust van het geheel en ben intuïtief bezig met hoe ik daaraan kan bijdragen.Als de subsidieaanvraag wordt gehonoreerd ga ik na mijn studie in een voor­stelling spelen van Mime Groep Amsterdam, een groep die als collectief werkt. Daarnaast ga ik samen met mijn klasgenoten Ilgin Abeln en Vincent Geers een groep beginnen. En ik ga natuurlijk graag lesgeven.

Ralph Verhoef

122

TINTLAB is een voortgezette inter disciplinaire theateropleiding waar studenten van verschillende nationaliteiten, culturele achtergronden en van verschillende disciplines van de performing arts worden uitgenodigd de hun gegeven sociale emoties te gaan verkennen zodat hun fantasie wordt opgeroepen en zodat zij kritisch de theoretische en praktische verworven vaardigheden aangeleerd tijdens hun opleiding in relatie brengen tot de wereld waarin zij leven.

Artistiek leider Meral TaygunSecretariaat Cora Henrion Verpoorten, +3120-5277837, [email protected]ördinator Peter van der Laarse

Dit is een uitgave van De Theaterschool Amsterdam, juni 2007

productie Peter van der Laarse (AHK)interviews docenten Anita Twaalfhoventekstredactie Lonneke Kok (MoreTXT)fotografie Bram de Goeij, m.u.v. pagina 104-105 (Vincent Geers)ontwerp Bregt Balkoplage 600papier Profijt 100 grams, 300 gramsdruk Rob Stolk, Amsterdam