Eerste waarneming van het Schitterend lieveheersbeestje ... schitterend...

2
Insecten De Boomklever - september 2012 47 Holle weg in Winksele met rechts op de voorgrond een van de mierennesten (© RLD vzw). Eerste waarneming van het Schitterend lieveheersbeestje voor het Dijleland Dit zou – als we de informatie in Maebe et al. 2008 zouden volgen – meteen ook de eerste waarneming van de soort in het Dijleland zijn. Echter, op enkele honderden meters van de holle weg liggen enkele reeds gekende nesten van de Zwartrugbosmier (pers. med. Els Lommelen). Het is gekend dat een mierenkolonie meerdere nesten kan maken die verbonden zijn door mierenstraten. Blijkbaar doet een kolonie dit als een vorm van risico- spreiding na verstoring (pers. med. Els Lommelen). De aangetroffen nesten in de holle weg behoren wellicht tot eenzelfde kolonie. De holle weg in Winksele ziet er op het eerste gezicht niet erg speciaal uit. Integendeel, de bermen zijn erg ver- ruigd – getuigen de brandnetelzeeën. T.h.v. de nesten zijn er weinig struiken en bomen aanwezig. Recent voerde IGO in opdracht van de gemeente Herent beheerwerken uit (pers. med. Maarten Vanderhallen) waarbij hout verhakseld werd en ter plaatse op hopen werd gespo- ten. De vraag is of het beheer voor de mieren en het Schitterend lieveheersbeestje al dan niet moet bijgesteld worden? De bouw van een mierennest is afhankelijk van licht, warmte en vochtigheid. In een droge, zandige bodem treft men meer vlakke nesten aan – in loofhout- bestanden zal de nestkoepel meer in de hoogte worden gebouwd om zoveel mogelijk warmte op te nemen (pers. med. François Vankerkhoven). In deze holle weg is de bo- dem wellicht dicht en vochtig zodat de regeling van de temperatuur binnen het nest nog sterker zal afhangen van het opvangen van de nodige zonnestralen. De ho- pen hakselhout zouden in die zin voordelig kunnen zijn voor mieren, al is daar nog geen onderzoek rond gebeurd (pers. med. François Vankerkhoven). Daarbij komt dat de temperatuur in zo’n hoop hakselhout door het verteringsproces kan oplopen. We schrijven 26 april 2012. Ik liep door een holle weg in Winksele. De zon scheen, het was vrij warm – rond 17°C. Er stond wel een vrij strakke zuidenwind. Mijn oog viel op een grote hoop gehakseld hout. Heel wat bosmieren wriemelden tussen de houtstukjes. Ik keek aandachtiger en zag verschillende lieveheersbeestjes tussen de mieren zitten. Eureka! Schitterend lieveheers- beestje! Deze toevallige waarneming van het Schitterend lieve- heersbeestje (Coccinella magnifica) is meteen de eerste voor het Dijleland. Tot voor kort stond de teller op 27 aangetroffen soorten lieveheersbeestjes in het Dijleland, waarbij de groep van de nep- en dwergkapoentjes niet in rekening wordt genomen (Vercoutere et al. 2007). In 2009 en 2011 werd echter het Dertienstippelig lie- veheersbeestje (Hippodamia tredecimpunctata) als 28ste soort gemeld op www.waarnemingen.be. Het Schit- terend lieveheersbeestje is nu dus de 29ste soort. Voor Vlaanderen staat deze kever op de voorlopige rode lijst in de categorie ‘zeldzaam’. Het Schitterend lieveheersbeestje is een myrmecofiele soort. Dat wil zeggen dat hij in onze contreien kan ge- vonden worden in de buurt van bosmiernesten. Hij is gespecialiseerd in het prederen van bladluizen die hij vindt door paden van bosmieren naar bladluiskolonies te volgen (Maebe et al. 2008). De soort is eerder te ver- wachten in heischrale graslanden en heidegebieden – in het Hageland kan je de soort aantreffen in Averbode Bos & Heide en de Molenheide in Langdorp. Maar blijkbaar kan dat dus ook op andere plaatsen. In de bewuste holle weg werden – na een nieuw terreinbezoek op 15 mei 2012 – minstens tien (!) mierennesten met variabele grootte gevonden op gemiddeld 13 m van mekaar. In minstens vijf nesten werden meerdere exemplaren van het Schitterend lieveheersbeestje teruggevonden, waar- onder ook een copula. Van drie nesten werd een reeks mieren bestudeerd: het bleek om de Zwartrugbosmier (Formica pratensis) te gaan.

Transcript of Eerste waarneming van het Schitterend lieveheersbeestje ... schitterend...

Insecten

De Boomklever - september 2012 47

Holle weg in Winksele met rechts op de voorgrond een van de mierennesten (© RLD vzw).

Eerste waarneming van het Schitterend

lieveheersbeestje voor het Dijleland

Dit zou – als we de informatie in Maebe et al. 2008 zouden volgen – meteen ook de eerste waarneming van de soort in het Dijleland zijn. Echter, op enkele honderden meters van de holle weg liggen enkele reeds gekende nesten van de Zwartrugbosmier (pers. med. Els Lommelen). Het is gekend dat een mierenkolonie meerdere nesten kan maken die verbonden zijn door mierenstraten. Blijkbaar doet een kolonie dit als een vorm van risico-spreiding na verstoring (pers. med. Els Lommelen). De aangetroffen nesten in de holle weg behoren wellicht tot eenzelfde kolonie.De holle weg in Winksele ziet er op het eerste gezicht niet erg speciaal uit. Integendeel, de bermen zijn erg ver-ruigd – getuigen de brandnetelzeeën. T.h.v. de nesten zijn er weinig struiken en bomen aanwezig. Recent voerde IGO in opdracht van de gemeente Herent beheerwerken uit (pers. med. Maarten Vanderhallen) waarbij hout verhakseld werd en ter plaatse op hopen werd gespo-ten. De vraag is of het beheer voor de mieren en het Schitterend lieveheersbeestje al dan niet moet bijgesteld worden? De bouw van een mierennest is afhankelijk van licht, warmte en vochtigheid. In een droge, zandige bodem treft men meer vlakke nesten aan – in loofhout-bestanden zal de nestkoepel meer in de hoogte worden gebouwd om zoveel mogelijk warmte op te nemen (pers. med. François Vankerkhoven). In deze holle weg is de bo-dem wellicht dicht en vochtig zodat de regeling van de temperatuur binnen het nest nog sterker zal afhangen van het opvangen van de nodige zonnestralen. De ho-pen hakselhout zouden in die zin voordelig kunnen zijn voor mieren, al is daar nog geen onderzoek rond gebeurd (pers. med. François Vankerkhoven). Daarbij komt dat de temperatuur in zo’n hoop hakselhout door het verteringsproces kan oplopen.

We schrijven 26 april 2012. Ik liep door een holle weg in Winksele. De zon scheen, het was vrij warm – rond 17°C. Er stond wel een vrij strakke zuidenwind. Mijn oog viel op een grote hoop gehakseld hout. Heel wat bosmieren wriemelden tussen de houtstukjes. Ik keek aandachtiger en zag verschillende lieveheersbeestjes tussen de mieren zitten. Eureka! Schitterend lieveheers-beestje!Deze toevallige waarneming van het Schitterend lieve-heersbeestje (Coccinella magnifica) is meteen de eerste voor het Dijleland. Tot voor kort stond de teller op 27 aangetroffen soorten lieveheersbeestjes in het Dijleland, waarbij de groep van de nep- en dwergkapoentjes niet in rekening wordt genomen (Vercoutere et al. 2007). In 2009 en 2011 werd echter het Dertienstippelig lie-veheersbeestje (Hippodamia tredecimpunctata) als 28ste soort gemeld op www.waarnemingen.be. Het Schit-terend lieveheersbeestje is nu dus de 29ste soort. Voor Vlaanderen staat deze kever op de voorlopige rode lijst in de categorie ‘zeldzaam’. Het Schitterend lieveheersbeestje is een myrmecofiele soort. Dat wil zeggen dat hij in onze contreien kan ge-vonden worden in de buurt van bosmiernesten. Hij is gespecialiseerd in het prederen van bladluizen die hij vindt door paden van bosmieren naar bladluiskolonies te volgen (Maebe et al. 2008). De soort is eerder te ver-wachten in heischrale graslanden en heidegebieden – in het Hageland kan je de soort aantreffen in Averbode Bos & Heide en de Molenheide in Langdorp. Maar blijkbaar kan dat dus ook op andere plaatsen. In de bewuste holle weg werden – na een nieuw terreinbezoek op 15 mei 2012 – minstens tien (!) mierennesten met variabele grootte gevonden op gemiddeld 13 m van mekaar. In minstens vijf nesten werden meerdere exemplaren van het Schitterend lieveheersbeestje teruggevonden, waar-onder ook een copula. Van drie nesten werd een reeks mieren bestudeerd: het bleek om de Zwartrugbosmier (Formica pratensis) te gaan.

Insecten

48 De Boomklever - september 2012

Tijdens het terreinbezoek voelden die hopen inder-daad warm aan. Mogelijk prefereren de mieren dit en koloniseren ze onder meer daarom de hopen haksel-hout. Gezien de warmtehuishouding en het op peil houden van de juiste vochtigheid om schimmel te voorkomen belangrijk zijn voor de koepelnesten van bosmieren, valt het af te wachten of deze hopen een duurzaam onderkomen vormen (pers. med. François Vankerkhoven). Daarnaast verteren zo’n hopen vrij snel, geven ze aanrijking en bijgevolg verruiging wat mogelijk het microhabitat van de mieren door de toegenomen beschaduwing uiteindelijk niet be-voordeelt. Bij wijze van experiment zou de onmid-dellijke omgeving van enkele nesten meermaals per jaar gemaaid kunnen worden – met afvoer van maaisel - om de verruiging te lijf te gaan. Regionaal Landschap Dijleland vzw zal met de gemeente en IGO contact opnemen om de vondsten te melden en om het beheer van de holle weg aan te passen. De landbouwers die de aanpalende percelen in gebruik hebben, zullen door de Vlaamse Landmaatschappij worden gecontacteerd om een beheersovereenkomst af te sluiten. De aanleg van een perceelsrand kan nl. de inspoeling van meststoffen afremmen en bijge-volg de verruiging aan de bron aanpakken. .

Opvolging van de populatie en het beheer tijdens de volgende jaren blijft noodzakelijk. De verschillende soorten bosmieren behoren trouwens tot de Vlaams-Brabantse koesterburen waardoor ze speciale aan-dacht krijgen in het milieu- en natuurbeleid van de provincie en de gemeenten (www.koesterburen.be)

Deze toevallige waarneming van deze zeldzame soort geeft aan dat holle wegen een belangrijke rol vervullen in het behoud van onze biodiversiteit, ook in landbouwgebied (De Becker 2001).Met dank aan Johan Bogaert voor de bevestiging van de waarneming en François Vankerkhoven en Els Lommelen voor de determinatie van de bosmieren en het leveren van bijkomende informatie.

ReferentiesDe Becker, P. 2001. Holle wegen in het Dijleland. Veel meer dan zomaar groene linten. In: Brakona jaarboek 2000 (red. Adriaensen, K. et al.), pp. 81-82, Leuven.

Maebe, K., Dekoninck, W. & Maelfait, J.-P. 2008. Op zoek naar Formica mieren en hun myrmecofielen in het Dijle-land. De Boomklever, nr. 1, pp. 2-13.

Vercoutere, B., Creemers, B. & Hens, M. 2007. Lieveheers-beestjes in het Dijleland. De Boomklever, nr. 1, pp. 24-30.

Koen Berwaerts

Regionaal Landschap Dijleland vzwE-mail: [email protected]

Telefoon: 016/40.85.58.

Bij deze een oproep om uit te kijken naar andere vindplaatsen van bosmiernesten en het Schitterend lieveheersbeestje. Let wel goed op de verschillen met het Zevenstippelig lieveheersbeestje (Coccinella septempunctata)! O.a. op www.stippen.nl vind je informatie over de determinatiekenmerken. Geef je waarneming liefst door via www.waarnemingen.be, graag vergezeld van een of meerdere foto’s.

Copula van Schitterend lieveheersbeestje (© RLD vzw).

Schitterend lieveheersbeestje vergezeld van bosmieren (© RLD vzw)

Aangetroffen Schitterend lieveheersbeestje. Let op de bolle vorm en de grote zwarte vlekken op de roodoranje dekschilden (© RLD vzw).