Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en...

123
Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de stabiliteit van coördinatieve eigenschappen in de zoektocht naar talentvolle kinderen Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen. Door: Lidewei De Waele en Anouska Hellebuyck Promotor: Prof. Dr. M Lenoir Begeleidster: Lic. B. Vandorpe

Transcript of Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en...

Page 1: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

Eens de beste, altijd de beste?

Het belang van de stabiliteit van coördinatieve

eigenschappen in de zoektocht naar talentvolle kinderen

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke

Opvoeding en de Bewegingswetenschappen.

Door: Lidewei De Waele en Anouska Hellebuyck

Promotor: Prof. Dr. M Lenoir

Begeleidster: Lic. B. Vandorpe

Page 2: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang
Page 3: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen

Academiejaar 2010-2011

Eens de beste, altijd de beste?

Het belang van de stabiliteit van coördinatieve

eigenschappen in de zoektocht naar talentvolle kinderen

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke

Opvoeding en de Bewegingswetenschappen.

Door: Lidewei De Waele en Anouska Hellebuyck

Promotor: Prof. Dr. M Lenoir

Begeleidster: Lic. B. Vandorpe

Page 4: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

I

VOORWOORD

Bij het tot stand brengen van deze thesis konden wij beroep doen op verschillende personen

uit onze nabije omgeving. Het was immers een proces dat veel energie, inzet en geduld van

ons vroeg.

In ons voorwoord willen wij dan ook graag uitgebreid de tijd nemen om een aantal personen

die ons gedurende het voorbije academiejaar gesteund en geholpen hebben, in de bloemetjes

zetten.

Eerst en vooral willen we de zeker de aandacht vestigen op onze promotor, prof. Dr. M.

Lenoir en begeleidster Barbara Vandorpe. Zij waren steeds bereid om onze ingediende

werkjes na te lezen en te corrigeren. Ook stonden zij steeds klaar om onze vragen te

beantwoorden. Wij zijn hen hiervoor dan ook dankbaar.

Een volgend woord van dank gaat uit naar de kinderen waarbij de testen afgenomen werden

en de gemotiveerde testleiders. Zonder hen was het niet mogelijk om al deze gegevens te

verzamelen en te gebruiken in onze analyses.

Daarnaast mogen we ook de steun en toeverlaat die we van familie, vrienden, kennissen en

ouders kregen, niet vergeten. Zij stonden immers steeds klaar om ons te ondersteunen.

Page 5: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

II

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord I

Inhoudsopgave II

Samenvatting IV

I. LITERATUURSTUDIE

1. Inleiding 1

2. Wat is talent 3

3. Hoe vinden we talent? 4

4. Problemen in huidige TID-modellen (Vaeyens et al., 2008) 7

5. Criteria voor effectie TID tests (Kearney, 1999) 8

6. Tracking 9

6.1. Antropometrie 10

6.1.1 Wat? 10

6.1.2 Stabiliteit? 10

6.2 Fysiek 13

6.2.1 Wat? 13

6.2.2 Stabiliteit? 13

6.3 Motoriek 18

6.3.1 Wat? 18

6.3.2 Stabiliteit? 18

II. METHODE 21

1. Populatie 21

2. Procedure 21

3. Meetinstrumenten 22

3.1. Antropometrie 22

3.1.1 Gestalte 22

3.1.2 Zithoogte 22

3.1.3 Gewicht en vetpercentage 22

3.1.5 Age Peak Height Velocity (APHV) 22

3.2. Fysieke vaardigheden 23

3.2.1 Lenigheid 24

3.2.1.1 Zittend reiken (Sit and Reach – SAR) 24

3.2.2 Kracht 24

3.2.2.1 Knee push-ups 24

3.2.2.2 Sit-ups 24

3.2.3 Snelheid 24

3.2.3.1 Shuttle run 10x5m 24

3.2.4 Uithouding 25

3.2.4.1 Endurance shuttle run – Beep test 25

3.3 Coördinatieve vaardigheden 25

3.3.1 Rugwaarts balanceren op evenwichtsbalken (BB) 25

3.3.2 Zijdelings verplaatsen via twee plankjes (MS) 26

3.3.3 Zijwaarts springen over balkje (JS) 26

3.3.4 Met één been over hindernis springen (HH) 26

4. Data analyse 27

Page 6: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

III

III. RESULTATEN 29

1. Onderzoeksvraag 1 29

A. Correlaties 29

1.1 Antropometrie 29

1.1.1 Lichaamsgewicht 29

1.2 Fysieke eigenschappen 29

1.2.1 Standing broad jump 29

1.2.2 Shuttle run 30

1.3 Coördinatieve eigenschappen 30

1.31. MQKTK 30

B. Kruistabellen 30

1.1 Antropometrie 30

1.1.1 Lichaamsgewicht 30

1.2 Fysieke eigenschappen 31

1.2.1 Standing broad jump 31

1.2.2 Shuttle run 31

1.3 Coördinatieve eigenschappen 32

1.3.1. MQKTK 32

2. Onderzoeksvraag 2 33

2.1 Antropometrie 33

2.1.1 Lichaamsgewicht 33

2.2 Fysieke eigenschappen 35

2.2.1 Shuttle run 35

2.3 Coördinatie 37

2.3.1 Moving sideways 37

3. Onderzoeksvraag 3 39

3.1 Antropometrie 39

3.1.1 Vetpercentage 39

3.2 Fysieke eigenschappen 40

3.2.1 Standing broad jump 40

3.3 Coördinatie 42

3.3.1 MQKTK 42

IV. DISCUSSIE 44

1. Onderzoeksvraag 1 44

2. Onderzoeksvraag 2 46

3. Onderzoeksvraag 3 47

4. Beperkingen en richtlijnen voor verder onderzoek 49

5. Conclusie 50

Referentielijst 51

Bijlage 56

Page 7: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

IV

SAMENVATTING

Introductie: Deze studie werd uitgevoerd om de stabiliteit na te gaan van de

antropometrische, fysieke en coördinatieve eigenschappen bij kinderen tussen 6 en 11 jaar in

functie van de zoektocht naar talent. Bovendien werd nagegaan of sportparticipatie en de

verandering in sportparticipatie een invloed had op de stabiliteit van deze kenmerken.

Methode: 687 Vlaamse kinderen tussen 6 en 11 jaar werden tijdens drie testmomenten (2007,

2008, 2009) onderworpen aan zowel antropometrische, fysieke als coördinatieve tests.

Om na te gaan of de kinderen al dan niet aan sportbeoefening deden, werd hen gevraagd om

een vragenlijst omtrent sportparticipatie in te vullen.

Resultaten: Bij zowel de antropometrische, de fysieke als de coördinatieve kenmerken

werden hoge correlatiecoëfficiënten teruggevonden. Alle drie de eigenschappen bleken dus

stabiele factoren te zijn die gebruikt kunnen worden als onderdeel in de zoektocht naar

talentvolle kinderen.

Aan de hand van Repeated Measures Anova (RMA) werd de invloed van sporten op de drie

eigenschappen nagegaan. Uit deze analyses bleek dat sportende kinderen op elke test betere

resultaten behaalden dan niet sportende kinderen.

Om de invloed van verandering in sportparticipatie te bekijken, werd er ook gebruik gemaakt

van RMA. Verandering in sportparticipatie had een belangrijke invloed op de

antropometrische kenmerken, namelijk op het gewicht en het vetpercentage, terwijl de

coördinatieve eigenschappen niet onderhevig bleken te zijn aan veranderingen in al dan niet

sporten. Bij de fysieke eigenschappen tenslotte speelde de verandering in sportparticipatie

toch een vrij belangrijke rol. Hieruit volgt dan ook dat deze eigenschappen minder stabiel zijn

in vergelijking met de coördinatieve eigenschappen.

Conclusie: De antropometrische, fysieke en coördinatieve eigenschappen waren stabiel

overheen de twee jaar van het onderzoek. De coördinatie bleek in vergelijking met de fysieke

eigenschappen een stabielere factor waardoor het vermoedelijk een betere voorspeller is voor

later sporttalent. Verandering in sportparticipatie bleek geen invloed te hebben op de

coördinatie. Dit bevestigt de relatieve stabiliteit van deze eigenschap. Sportparticipatie had

een invloed op het lichaamsgewicht en op het vetpercentage. Voldoende beweging speelt dus

een belangrijke rol op het gezondheidsvlak.

Page 8: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

1

I. LITERATUURSTUDIE

1. Inleiding

Fysieke activiteit tijdens de jeugdjaren speelt een belangrijke rol voor zowel de fysieke als de

psychologische gezondheid van het kind (Sallis et al., 2000; Yang et al., 2006). Er is bewijs

dat fysieke activiteit tijdens de kindertijd een voorspellende waarde heeft voor fysieke

activiteit op volwassen leeftijd (Boreham et al., 2001). Zo zullen fysiek actieve kinderen meer

kans hebben om op volwassen leeftijd nog steeds fysiek actief te zijn. De mate van fysieke

activiteit tijdens de jeugdjaren heeft dan ook een invloed op de gezondheid op volwassen

leeftijd (Newman et al., 1986; Taylor et al., 1985; Telema et al., 1985). Vele kinderen zijn

echter minder fysiek actief dan aanbevolen en de mate van fysieke activiteit vermindert

naarmate de kinderen ouder worden (Pate et al., 2002; Kann et al., 1998).

Obesitas en fysieke inactiviteit bij kinderen en adolescenten is de laatste jaren enorm

toegenomen (Boreham et al., 2001; Graf et al., 2004; Trost et al., 2001). Een studie van Mak

et al. (2010), met een baseline meting in 1995-1996 en een follow-up meting in 2000-2001,

toonde een seculaire trend aan in sportparticipatie en sedentaire activiteit. Er werd een

significante daling gevonden tussen 1995 en 2000. Deze daling was echter alleen significant

voor de jongens. Bij de meisjes werd er ook een verschil gevonden dat echter klein en niet

significant was. Zowel jongens als meisjes deden meer aan sedentaire activiteiten. Een studie

van het US Eating Among Teens (EAT) II project (2004) toonde een gelijkaardig resultaat

aan. Binnen de periode van 1999 tot 2004 was er een daling in fysieke activiteit en een

toename in sedentaire levensstijl.

Stodden et al. (2008) ontwikkelden een model om te begrijpen waarom zoveel individuen

fysiek inactief zijn. Centraal in het model staat de relatie motorische competentie – fysieke

activiteit. De auteurs veronderstellen dat deze relatie zal versterken naarmate de kinderen zich

meer ontwikkelen. Clark and Metcalfe (2002) veronderstellen dat fundamental motor skills

(FMS) de basis vormen van waaruit de kinderen vertrekken om de ‘mountain of motor

development’ te beklimmen. Deze beklimming is noodzakelijk om situatiespecifieke

vaardigheden te verwerven. De weg die de kinderen afleggen is verschillend van individu tot

individu en hangt af van individuele beperkingen en de mogelijkheden die de omgeving biedt.

Stodden et al. (2008) ondersteunen deze visie in hun model. De motorische bekwaamheid op

kinderleeftijd kan een zekere voorspellende waarde hebben voor de latere fysieke activiteit.

Page 9: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

2

Jongeren die motorisch sterk zijn, zullen het gemakkelijker vinden om fysiek actief te zijn in

vergelijking met leeftijdsgenoten die motorisch minder sterk zijn. Motorische minder sterk

ontwikkelde kinderen zullen dan ook meer geneigd zijn om voor een meer sedentaire

levensstijl te kiezen om deze ‘moeilijke’ vaardigheden te vermijden (Malina et al., 1990;

Malina et al., 1996).

Ook de gepercipieerde motorische competentie speelt een belangrijk rol in het model. De

auteurs geloven dat kinderen/adolescenten die zichzelf als motorisch minder competent zien

en die ook werkelijk minder goed scoren op motorische vaardigheden, in een negatieve

spiraal terechtkomen. Dit zal leiden tot meer fysieke inactiviteit en zal uiteindelijk resulteren

in meer kans op het ontwikkelen van obesitas op volwassen leeftijd. Het omgekeerde is waar

voor de kinderen die zichzelf als motorisch competent zien. Ook andere studies (Hay et al.,

1992; Trost et al., 1997; Wrotniak et al., 2006 en Haga et al., 2008) toonden het belang van de

eigen-effectiviteit aan. De mate waarin iemand zichzelf in staat ziet om barrières te

overwinnen, speelt een belangrijke rol bij de keuze om al dan niet fysiek actief te zijn.

Gezondheidsgerelateerde fitheid speelt ook een rol in de relatie motorische competentie –

fysieke activiteit. Kinderen die over mindere motorische vaardigheden beschikken, zullen in

mindere mate fysiek actief blijven naarmate ze ouder worden. Hierdoor zullen ze de

gezondheidsvoordelen van fysieke activiteit niet verder behouden blijven. Lage fitheid zal

bijgevolg een negatieve invloed hebben op het vermogen van een kind om te volharden in

Page 10: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

3

fysieke activiteiten die een bepaald niveau van fysieke fitheid vereisen en zal de verdere

ontwikkeling van motorische vaardigheden dan ook beperken. Gezondheidsgerelateerde

fitheid is dus een tussenliggend aspect in de relatie motorische competentie – fysieke

activiteit.

De laatste factor die aan bod komt in het model van Stodden et al. (2008) is het risico op

obesitas. Deze factor is het resultaat van de interactie van de vier andere factoren, maar is ook

een beïnvloedende factor op zich.

Graf et al. (2004) vonden dat overgewicht/obesitas geassocieerd is met een minder

ontwikkelde grove motoriek en dat een actieve levensstijl op z’n beurt dan weer positief

correleert met een goed ontwikkelde grove motoriek.

2. Wat is talent?

Talent is een moeilijk te definiëren en te identificeren begrip, waarbij er nog geen uniform

theoretisch kader bestaat om talent op te sporen. Een vaak gebruikt model is het Differentiated

Model of Giftedness and Talent (DMGT) van Gagné (2004). Gagné definieert talent als de

ultieme beheersing van systematisch ontwikkelde vaardigheden in om het even welk domein

waardoor zij tot de tien procent besten behoren van hun gelijken in dit domein. In dit model

wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen gave en talent. Gave wordt gedefinieerd

als het bezit en gebruik van een hoog vaardigheidsniveau in één van de vier domeinen,

waarbij men behoort tot de beste tien procent binnen de eigen leeftijdscategorie. Deze

domeinen zijn het intellectuele, creatieve, socio-affectieve en sensormotorische domein. Aan

de hand van een ontwikkelingsproces, dat zowel formeel als informeel leren en oefenen

inhoudt, wordt er een eindproduct bekomen. Dit eindproduct is talent. Tijdens dit

ontwikkelingsproces zijn er echter impacten van andere factoren. Deze invloeden kunnen

zowel positief als negatief zijn. Zo spelen intrapersoonlijke – en omgevingsvariabelen een rol

bij het al dan niet bereiken van het eindproduct talent. Intrapersoonlijke determinanten zijn

onder andere de mentale karakteristieken en het zelfmanagement van het individu. Het milieu

en de gebeurtenissen rondom het individu, de personen waarmee iemand in contact komt en

de voorzieningen waarover de persoon beschikt zijn dan weer de omgevingsfactoren die een

mogelijke invloed kunnen uitoefenen. In tegenstelling tot vele andere theorieën, houdt het

DMGT ook rekening met de invloed van de factor geluk op dit ontwikkelingsproces (Vaeyens

et al., 2008).

Page 11: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

4

Van Rossum en Gagné (2005) beschrijven het ontwikkelingsproces van talent als de

transformatie van gave naar talent. Dit houdt in dat men zijn of haar vaardigheden binnen een

bepaalde sport ontwikkelt door een proces van maturatie, leren, trainen en oefenen. Vaeyens

et al. (2008) stellen dat uit de literatuur blijkt dat de factor ‘oefenen’ de grootste invloed heeft

in deze ontwikkeling. Ericsson et al. (1993) concluderen dat er minstens 10 jaar, of anders

geformuleerd 10 000 uur, nodig is om de vaardigheden en ervaring te vergaren die

noodzakelijk zijn om expertise binnen een bepaald domein te bereiken. Er zijn echter nog

onbeantwoorde vragen over de ideale omgeving waarin dit talent ontwikkeld moet worden,

maar ook over het type en de frequentie van de oefeningen die moeten leiden tot expertise.

3. Hoe vinden we talent?

Er zijn verschillende stadia in de ontwikkeling en de identificatie van talent. Talentdetectie is

het proces waarbij men op zoek gaat naar individuen met potentieel die momenteel de

desbetreffende sport nog niet beoefenen.

Page 12: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

5

Fig. 3 Sleutelniveaus in het proces van talentidentificatie

en - ontwikkeling (Williams & Reilly, 2000)

Talentidentificatie verwijst naar het

proces waarbij men de huidige

deelnemers aan een bepaalde sport,

die het potentieel hebben om de top te

bereiken in die sport, gaat

identificeren. Dit gebeurt niet alleen

op basis van fysieke parameters, maar

ook op basis van fysiologische,

psychologische, sociale en

technische parameters (Regnier et

al., 1993). Talentidentificatie kan

plaatsvinden tijdens verschillende stadia van het ontwikkelingsproces van de sporter. Een

belangrijke vraag die hierbij gesteld moet worden, is of de sporter in kwestie de

mogelijkheden heeft om voordeel te halen uit de systematische ondersteuning en training

waaraan hij/zij zal onderworpen worden (Kluka et al., 2007). Selectie houdt in dat men de

meest geschikte (groep) atleten uitkiest om een specifieke taak te vervullen, al dan niet binnen

een team (Williams & Reilly, 2000). Om uiteindelijk tot de ontwikkeling van talent te komen,

moet er een aangepaste leeromgeving voorzien worden voor deze geselecteerde spelers, zodat

het potentieel van dit individu optimaal gerealiseerd kan worden (Vaeyens et al., 2008).

Australië, China, Cuba en de voormalige Oostbloklanden hebben al pogingen gedaan om de

eigenschappen, die een vaardig van een niet-vaardig kind kunnen onderscheiden, te

definiëren. Detectie en identificatie van talent binnen teamsporten is dan ook moeilijker dan

binnen individuele sporten. In vergelijking met individuele sporten, is in teamsporten succes

immers meer afhankelijk van omgevingsfactoren, zoals bijvoorbeeld de samenhang binnen

een team.. Het is dan ook eenvoudiger bij individuele sporten om de predictoren voor talent

wetenschappelijk te omschrijven (Reilly et al, 1990).

Zowel biologische, psychologische als sociale indicatoren zijn van belang bij het zoeken naar

talent (Matsudo, 1996; Vaeyens et al., 2008; Regniers et al., 1993). De psychologische

variabelen kunnen opgedeeld worden in drie groepen. De eerste groep omvat de

karakteristieken die betrekking hebben tot de persoonlijkheid. Hiermee wordt onder andere

concentratie, agressiviteit, zelfvertrouwen en angst bedoeld (Hemery, 1986). De tweede groep

Page 13: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

6

slaat op het zelfbeeld (Cazelatti et al. 1980) en als derde en laatste eigenschap is er de respons

van het individu op de oefeningen waaraan het onderworpen wordt (Borg, 1973).

Ook de sociale factoren hebben een invloed op het individu. Eventueel succes is dan ook

uiteindelijk afhankelijk van tal van omgevingsfactoren. Blessurevrij blijven, de

mogelijkheden hebben om te oefenen, de manier waarop je gecoacht en begeleid wordt tijdens

je ontwikkeling, de invloed van de ouders, vriendenkring en familieleden zijn allemaal

bepalende factoren. In deze studie wordt er echter niet verder ingegaan op de invloed van

deze psychologische en sociale factoren, maar ligt de nadruk op de biologische factoren die

later aan bod komen.

De biologische, psychologische en sociale variabelen hebben elk een bepaalde mate van

voorspellende waarde. Deze factoren zullen dan ook een invloed hebben op het al dan niet

uitgroeien tot een succesvol individu op latere leeftijd (Kluka et al., 2007). Topatleten, die

deelnemen aan internationale competities (o.a. Olympische Spelen), halen hoge scores op elke

variabele (Matsudo, 1996).

Getrainde personen, die zowel over praktijkervaring als over wetenschappelijke kennis

beschikken, zijn beter in staat om talent te identificeren doordat zij gebruik maken van

bepaalde markers. Snelle identificatie van talent zorgt er voor dat men vroegtijdig kan

voorspellen welke individuen op latere leeftijd succesvol zullen zijn (Kluka et al. 2007).

Volgens Matsudo (1996) echter is één van de problemen bij de zoektocht naar talent de

achtergrond van de sportcoach. De coach, die in direct contact staat met zijn atleet, heeft vaak

niet de nodige wetenschappelijke knowhow om talent te herkennen. De personen die wel over

deze wetenschappelijke achtergrond beschikken, hebben dan weer vaak niet de praktische

ervaring die een sportcoach wel bezit. Door het gebrek aan deze ervaring, hebben zij niet het

vermogen om geschikte programma’s te ontwikkelen voor het jonge talent. Een goede

wisselwerking tussen ‘praktijkdeskundigen’ en ‘theoretici’ is dus noodzakelijk.

Een voorbeeld van een talentidentificatiesysteem binnen het voetbal is ‘TIPS’. TIPS staat

voor techniek, intelligentie, persoonlijkheid en snelheid en is een onderdeel van het

scoutingsproces dat wordt toegepast door Ajax Amsterdam. Andere scouts maken dan weer

gebruik van TABS (techniek, attitude, balans, snelheid) en SUPS (snelheid, understanding,

persoonlijkheid en skill) om op zoek te gaan naar talent. Wetenschappers zijn al vele jaren

bezig met het zoeken naar de belangrijkste predictoren van talent in verschillende sporten

(Regnier et al, 1993).

Page 14: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

7

4. Problemen in huidige TID-modellen (Vaeyens et al., 2008)

Vele modellen voor talentidentificatie hebben echter een lage voorspellende waarde. Ook hun

validiteit en bruikbaarheid worden in vraag gesteld. In de modellen wordt er vaak geen

rekening gehouden met de invloed van de mate van maturiteit op de prestaties. Aangezien de

chronologische en biologische leeftijd meestal niet aan een zelfde snelheid ontwikkelen,

kunnen kinderen benadeeld worden door hun maturatiestatus. Vooral bij jongens speelt de

seksuele maturiteit een belangrijke rol.

Een ander probleem dat vaak optreedt, is dat men er van uitgaat dat factoren die voor succes

zorgen op volwassen leeftijd, geëxtrapoleerd kunnen worden om jonge, talentvolle kinderen te

identificeren. Het is echter niet noodzakelijk zo dat iemand die deze eigenschappen tijdens de

adolescentie bezit, deze ook zal behouden overheen de maturatieperiode.

Een derde probleem, dat voornamelijk vaak optreedt bij cross-sectionele studies, is het

dynamische karakter van talent en van de ontwikkeling ervan. Deze dynamiek manifesteert

zich op twee manieren. Langs de ene kant zijn er de grote inter-individuele verschillen in

groei, ontwikkeling en training door de onstabiele en niet-lineaire ontwikkeling van de

prestatiebepalende factoren. Zo zal er bijvoorbeeld bij jonge voetbalspelers na de peak height

velocity een plateau ontstaan in de curves voor onder andere explosieve kracht en

loopsnelheid. Dit dynamische karakter maakt het dan niet mogelijk om voorspellingen te doen

over lange termijn.

Tenslotte focussen de modellen vaak slechts op een beperkt aantal variabelen. Bij de

zoektocht naar talent wordt er nog te vaak gebruik gemaakt van eendimensionale modellen of

van modellen die zich enkel richten op antropometrische, fysieke en psychologische

metingen. In vele sporten is het echter zo dat elk individu dankzij een unieke combinatie van

factoren uitblinkt in zijn of haar discipline. Een zwakkere score op een bepaalde variabele kan

dan gecompenseerd worden door sterkere scores op andere variabelen. Zo worden individuen

die laag scoren op een enkele variabele soms niet opgenomen in de talentselectie en ook het

omgekeerde is het geval. In tegenstelling tot de meeste modellen erkent het DMGT wel de

mogelijke invloed van nature en nurture en houdt het rekening met de dynamische en

multidimensionale kenmerken van talent in de sport (Vaeyens et al, 2008).

Page 15: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

8

5. Criteria voor effectie TID tests (Kearney, 1999)

Kearney (1999) schreef dan ook een overzicht van vijf verschillende criteria die noodzakelijk

te zijn om te spreken van een effectieve talentidentificatietest.

1. Stabiliteit

Een eerste criterium is dat de gemeten variabele stabiel moet zijn. Dit wil zeggen dat de

variabele niet mag veranderen met de tijd en dat er slechts een minimale impact van groei en

ontwikkeling op de variabele mag zijn. De variabele moet een zeer sterke genetische

component hebben en moet ook onafhankelijk zijn van de ervaring en getraindheid van de

atleet. Dit eerste criterium wordt dan ook stabiliteit genoemd.

2. Predictie

Een tweede criterium is predictie. Wanneer het resultaat van een variabele die je meet op

jonge leeftijd een goede predictor is voor de prestatie op volwassen leeftijd, dan wordt dit

goede tunneling genoemd. Met andere woorden, de prestatie op jonge leeftijd kan

geëxtrapoleerd worden naar de volwassen leeftijd.

3. Relevantie

Een derde criterium is de relevantie van de gemeten variabele tot de prestatie. Deze te meten

variabele hoort gemeenschappelijk aanwezig te zijn bij alle individuen die een hoog niveau

halen binnen een bepaalde sportdiscipline. Het is echter niet noodzakelijk dat deze variabele

in staat is om een onderscheid te maken binnen de atleten die op topniveau presteren.

4. Betrouwbaarheid, validiteit en objectiviteit

Een talentidentificactietest moet betrouwbaar, valide en objectief zijn. Dit is dan ook een

vierde criterium. Een goed test voldoet dan ook aan elk van deze drie factoren.

5. Bruikbaarheid

Tot slot moet de test ook bruikbaar zijn, dit wil zeggen dat het een eenvoudig en makkelijk

bruikbare veldtest moet zijn. Algemeen wordt aangenomen dat de initiële screening moet

bestaan uit een veldtest en dat men hierna meer gedifferentieerd te werk kan gaan met

laboratoriumtesten bij kleinere groepen.

Page 16: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

9

Wanneer een test 100 % effectief is, zou er een

sterke, lineaire relatie moeten zijn tussen de

resultaten op de test en de werkelijke

prestaties. Hoe dichter deze resultaten bij

elkaar liggen, hoe effectiever de test. Wanneer

dit niet het geval is en een persoon wel goed

scoort op de test, maar niet in een

competitieve situatie, dan bevindt deze zich in

het vals positieve kwadrant. De vals

negatieven zijn de individuen die slecht scoren

op de tests, maar die het goed doen in een competitieve situatie. Indien men in dit laatste

geval enkel de uitslag van de test volgt, zou men besluiten dat deze persoon niet de

capaciteiten heeft om succes te bereiken, ook al blijkt dat dit in werkelijkheid anders is.

6. Tracking

Eén van de basisvragen bij de detectie van sporttalent is dus in hoeverre de goede prestaties

van een kind in stand kunnen gehouden worden tijdens het volwassen leven.

De tendens van individuen om hun positie in een groep te behouden overheen de tijd noemt

men tracking of stabiliteit (Matton et al., 2006). Malina (2001) verwoordt dit als de capaciteit

van een individu om dezelfde positie in een groep te behouden naarmate de tijd verder gaat.

Ook zegt tracking iets over de voorspelbaarheid van een bepaalde variabele, met andere

woorden in welke mate de meting tijdens de kinderjaren kan bepalen welke score er zal

gehaald worden op latere leeftijd (Matton et al., 2006). Longitudinaal onderzoek, met

minstens twee meetpunten, is hiervoor dus noodzakelijk. Meestal worden er correlaties

gebruikt om de mate van stabiliteit te bepalen tussen de verschillende metingen. Algemeen

geldt dat hoe kleiner het interval waartussen gemeten wordt, hoe hoger de correlatie zal zijn.

Wanneer het interval groter wordt, zal in het algemeen de correlatie kleiner worden. Malina et

al. (2001) suggereren de volgende interpretatie: een correlatie van < 0.30 wordt gezien als

laag, een correlatie tussen 0.30 en 0.60 als matig en een correlatie > 0.60 tenslotte wordt

gezien als vrij hoog. Correlaties geven de relatie tussen twee metingen weer, maar zijn geen

indicatie om oorzaak- gevolg conclusies te trekken.

Page 17: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

10

6.1. Antropometrie

6.1.1 Wat?

Bij de zoektocht naar talent zijn onder andere de antropometrische factoren belangrijk.

Hieronder worden variabelen zoals lichaamsgewicht, -lengte, vetvrije massa, vetmassa, been-

en armlengte, lendenomtrek, zithoogte, etc. verstaan.

6.1.2 Stabiliteit?

De antropometrische factoren lichaamslengte en lichaamsgewicht blijken stabiel te zijn

tijdens de kindertijd. Falk et al. (2001) onderzochten 297 jongens en 268 meisjes gedurende

een periode van vier jaar. Bij de start van het onderzoek waren deze kinderen 6-7 jaar oud.

Bij de jongens werden er correlaties van 0.73 gevonden, terwijl er bij de meisjes een

correlatiecoëfficiënt van 0.49 werd gevonden voor de lichaamslengte. Voor het gewicht

werden correlaties gevonden van 0.75 en 0.70, respectievelijk voor de jongens en de meisjes.

Ook Leppik (2006) onderzocht de stabiliteit van de antropometrische parameters bij kinderen.

81 jongens en 86 meisjes namen deel aan Leppiks vierjarig onderzoek. Deze kinderen waren

bij de start 10 - 11 jaar oud. Uit het onderzoek kon Leppik concluderen dat de stabiliteit van

lichaamslengte, gewicht, BMI, huidplooien, omtrekmaten, lengtematen en

lichaamsimpedantie hoog was. Voor deze parameters werd een correlatie gevonden die hoger

was dan 0.90 (tabel 1)

Matton et al. (2006) onderzochten ook de stabiliteit van de antropometrische eigenschappen,

ditmaal niet bij kinderen maar bij de overgang van adolescent naar volwassene. Bij dit

Page 18: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

11

onderzoek werden 138 Vlaamse vrouwen jarenlang opgevolgd. Bij de eerste meting hadden

de vrouwen een gemiddelde leeftijd van 16.6 jaar, bij de laatste meting was de gemiddelde

leeftijd 40.5 jaar. Uit de resultaten bleek dat zowel de lichaamslengte als het gewicht stabiele

factoren zijn bij de overgang van adolescent naar volwassene. Er werden correlaties gevonden

van respectievelijk 0.96 en 0.56. Ook Boreham et al. (2004) onderzochten de overgang van

adolescent naar jong volwassene. Zowel bij mannen als bij vrouwen vonden ze waarden die

de stabiliteit van zowel de lichaamslengte als het lichaamsgewicht konden bevestigen.

De prevalentie van overgewicht/obesitas bij kinderen en adolescenten stijgt zienderogen

(Gezondheidsenquête België 2004). Belangrijk hierbij is dus om ons af te vragen of magere

kinderen ook magere volwassenen zullen worden en of dat dikke kinderen ook een hoger

risico hebben om dik te blijven in hun latere leven. Malina et al. (2004) veronderstellen dat er

hierrond twee algemene trends zijn. De eerste trend stelt dat onderhuids vet geen stabiele

factor is wanneer de periode van bij de geboorte tot de eerste 5 à 6 jaar bekeken wordt.

Onderhuids vet blijkt dus een zeer labiele factor te zijn tijdens deze periode. De tweede trend

daarentegen stelt dat wanneer jong volwassenen 7 à 8 jaar opgevolgd worden er wel stabiele

correlaties aanwezig zijn.

Zo vonden Campbell et al.

(2001) correlaties van 0.50 bij

de mannen en 0.57 bij de

vrouwen wanneer het

vetpercentage 12 jaar werd

opgevolgd. Bij de eerste meting

was de gemiddelde leeftijd 13

jaar en bij de laatste meting was

de gemiddelde leeftijd dus 25

jaar. Ook Beunen et al. (1997)

vonden gelijkaardige resultaten

voor de som van de

huidplooien, wat een indicatie is

voor het vetpercentage.

In de studie van Wardle et al. (2006) werden 11 – 12 -jarige studenten gedurende vijf jaar

opgevolgd. De meest relevante resultaten van dit onderzoek waren de correlatiecoëfficiënten

Page 19: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

12

van het BMI en de lendenomtrek.

De grootte van de correlaties was

vergelijkbaar bij de meisjes en

jongens, de correlaties worden

dan ook weergegeven voor beide

geslachten samen. Tabel 3 toont

de correlaties voor BMI, terwijl

tabel 4 de correlaties weergeeft

voor de lendenomtrek. Hierbij

valt het op dat correlaties van

opeenvolgende jaren vaak heel

hoog zijn, 0.94 bij BMI en 0.86 bij lendenomtrek. Wanneer het interval groter wordt (twee,

drie of vier jaar) en er dus uitspraken gedaan worden over langere periodes wordt de

correlatiecoëfficiënt stelselmatig iets lager.

Casey et al. (1992) spitsten zich ook toe op het BMI en zij vonden dat de stabiliteit overheen

de tijd beter was bij de mannen dan bij de vrouwen. Metingen tijdens de kindertijd en de

adolescentie waren goede voorspellers voor de lichaamsgrootte bij mannen op middelbare

leeftijd, maar bleken geen goede voorspellers te zijn voor de lichaamsgrootte bij vrouwen. Bij

de vrouwen was er geen correlatie tussen BMI op kinderleeftijd en BMI op middelbare

leeftijd (40 – 50 jaar) te vinden. De tracking van de lichaamsgrootte (body size) van

kinderleeftijd naar middelbare leeftijd was dus laag bij de vrouwen, maar dit verhoogde wel

iets na de adolescentie. Uit een ander onderzoek (Cronk et al. 1982) bleek dan ook dat

invloeden na de adolescentie een groter effect hebben op het lichaamsvet op volwassen

leeftijd dan het lichaamsvet op kinderleeftijd en dit voor zowel de mannen als de vrouwen.

Één van de mogelijke verklaringen voor het feit dat de correlaties bij de vrouwen veel lager

zijn in vergelijking met de mannen is dat volwassen vrouwen veel bewuster bezig zijn met

hun gewicht in vergelijking met mannen. Zo gaan vrouwen bijvoorbeeld op dieet, waardoor

ze een lager BMI hebben dan hetgeen er zou verwacht worden op basis van de metingen op

kinderleeftijd (Dwyer,1970; Kunkel, 1987).

Algemeen kan er gesteld worden dat de antropometrische variabelen stabiel zijn.

Page 20: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

13

6.2 Fysiek

6.2.1 Wat?

Naast de antropometrische eigenschappen, kunnen ook de fysieke factoren bestudeerd

worden. Hiertoe behoren onder andere de maximale zuurstofopname, de anaërobe drempel, de

OBLA (onset of blood lactate accumulation), de spierkracht, de lenigheid, etc. Het is dus

belangrijk om ook deze biologische factoren in kaart te brengen bij de zoektocht naar talent.

6.2.2 Stabiliteit?

Lange tijd werd er gedacht dat metingen tijdens de kindertijd geen voorspellende waarde

hadden voor prestaties op volwassen leeftijd. Toch zijn er auteurs die optimistische resultaten

rapporteerden. In de Leuven Growth Studie van Belgische jongens onderzochten Beunen et

al. (1997) onder andere de trackingscoëfficienten van heel wat fysieke testen. De jongens

werden longitudinaal opgevolgd vanaf de leeftijd van 12 jaar tot op 19-jarige leeftijd. 240

proefpersonen werden opnieuw onderzocht op 30-35 jarige leeftijd. De resultaten zijn

weergegeven in tabel 5. De belangrijkste resultaten voor ons onderzoek zijn de shuttle run, de

sit and reach test en de verticale sprong.

Shuttle run.

Maia et al. (2001) onderzochten onder andere de stabiliteit van de shuttle run bij jongens

tijdens de adolescentie. De resultaten toonden een coëfficiënt van 0.63 wanneer de jongens

opgevolgd werden van 12- tot 14-jarige leeftijd en een coëfficiënt van 0.47 wanneer ze

werden opgevolgd van 14- tot 17-jarige leeftijd.

Beunen et al. (1997) bekeken de overgang van adolescent naar volwassene, waarin te zien is

dat de correlaties lichtjes stijgen van 0.45 (13-30 jaar) naar 0.52 wanneer de periode tussen

18- en 30- jarige leeftijd onderzocht wordt. Uit tabel 5 kan ook de stabiliteit op volwassen

leeftijd afgelezen worden. Zo werd er bij de shuttle run een coëfficiënt gevonden van 0.78

wanneer 30- jarige individuen gedurende vijf jaar werden opgevolgd (Beunen et al., 1997).

Page 21: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

14

Sit and reach.

In het boek van Malina et al. (2004), ‘Growth,

Maturation and Physcial Activity’, zijn er onder

andere correlaties voor de sit and reach test te vinden,

toegespitst op de kindertijd en de adolescentie. De

correlaties zijn laag tot matig bij beide geslachten

tijdens de kindertijd. Tijdens de adolescentie stijgen

deze correlaties iets bij de jongens, voor de meisjes

zijn er geen gegevens bekend (Malina, 2004). Maia et

al. (2001) vonden hoge correlatiecoëfficiënten voor de

sit and reach test bij jongens tijden de adolescentie,

gaande van 0.71 tot 0.74 respectievelijk voor een 2-

jarig (12.76 – 14.69 jaar) en een 3- jarig interval

(14.69 – 17.73 jaar). Uit de tabel van Beunen et al. (1997) blijkt dat lenigheid een stabiele

factor is, er werden namelijk trackingcorrelaties gevonden gaande van 0.64 tot 0.90. Matton

et al. (2006) bevestigen deze resultaten. Net als in de studie van Beunen werd ook hier de

overgang van adolescent naar volwassene opgevolgd. Zij bekwamen een trackingscoëfficiënt

van 0.76 bij vrouwen voor deze lenigheidtest. Net als bij de shuttle run, kan uit Beunens tabel

ook de stabiliteit op volwassen (30 – 35 jaar) leeftijd afgelezen worden (0.90).

Page 22: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

15

Staande vertesprong.

Falk et al. (2001) onderzochten onder andere ook de stabiliteit van de staande vertesprong.

Voor dit onderzoek werden 297 jongens en 268 meisjes vier jaar opgevolgd. De eerste meting

vond plaats op 6-7 jarige leeftijd. Bij de jongens werd er een stabiliteitscoëfficiënt gevonden

van 0.43 en bij de meisjes 0.40. Ahnert et al. (2008) vonden stabiele waarden voor de staande

vertesprong op kinderleeftijd (8 tot 12 jaar). Deze waarde liggen hoger dan de gevonden

waarde in de studie van Falk et al. (2001). Een mogelijke verklaring hiervoor is te vinden in

de studie van Branta et al. (1984). Zij stelden vast dat de leeftijd bij de start van het onderzoek

een belangrijke rol speelt. Zo zal de stabiliteitscoëfficiënt groter zijn naarmate de

proefpersonen ouder zijn bij de start van het onderzoek. Ook is het zo dat op de leeftijd van 6-

7 jaar, de startleeftijd in het onderzoek van Falk et al. (2001), de bewegingspatronen meestal

nog niet routinematig zijn, waardoor de variabiliteit groter wordt en dit dus een invloed heeft

op de mate van stabiliteit (Seefeldt et al., 1982).

In de studie van Ahnert et al. (2008) werd ook de periode van kinderleeftijd (8 jaar) naar

vroeg volwassen leeftijd (23 jaar) onderzocht en werden er respectievelijk waarden van 0.60

en 0.46 voor de jongens en meisjes gerapporteerd.

De eerder genoemde studie van Beunen et al. (1997) onderzocht de overgang van adolescentie

naar volwassenheid en vond dat de stabiliteit van explosieve kracht, in dit onderzoek gemeten

aan de hand van de verticale sprong, matig was tussen de 13 en 30 jaar (0.52), maar groter

werd tussen 18 en 30 jaar (0.69).

Tabel 7 Stabiliteitscoëfficiënten van de Standing Broad Jump van kindertijd tot op jong

volwassen leeftijd (Ahnert et al., 2008)

Motorische test en

leeftijd

Standing

Long Jump,

8 jaar

Standing

Long Jump,

10 jaar

Standing

Long Jump,

12 jaar

Standing

Long Jump,

23 jaar

Standing Long Jump,

8 jaar

0.671** 0.57** 0.464**

Standing Long Jump,

10 jaar

0.62** 0.77* 0.61**

Standing Long Jump,

12 jaar

0.735** 0.678** 0.490**

Standing Long Jump,

23 jaar

0.60** 0.52** 0.58**

a Waarden voor mannelijke deelnemers staan subdiagonaal, waarden voor vrouwelijke deelnemers staan

boven de diagonaal.

* p < 0.05, ** p < 0.01

Page 23: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

16

Sit ups.

In 2003 publiceerden Trudeau et al. een studie die als doel had om de stabiliteit van specifieke

aspecten van fysieke fitheid na te gaan van kind naar volwassene. Hiervoor werd onder andere

de stabiliteit van sit ups onderzocht. Uit vroegere onderzoeken (Ellis et al., 1975) werden er al

coëfficiënten gevonden van 0.40 voor jongens tussen 10 en 16 jaar (zie ook tabel 6, Malina et

al., 2004). Ook Marshall et al. (1998) vonden deze waarde bij jongens tussen 9 en 12 jaar. In

de studie van Trudeau et al. (2003) werden iets lagere waarden gevonden: respectievelijk 0.27

en 0.38 voor de vrouwen en de mannen. De verklaring voor deze lager liggende waarden,

werd reeds eerder vermeld: de trackingscoëfficiënt daalt wanneer het onderzochte tijdsinterval

groter wordt.

Handknijpkracht.

Taeymans et al. publiceerden in 2009

een artikel waarin een dertigjarig

onderzoek beschreven werd. Dit

onderzoek had verschillende doelen.

Het eerste doel van dit onderzoek was

om de veranderingen in statische

kracht (a.d.h.v. handknijpkracht)

overheen te tijd te analyseren. Ten

tweede wou men onderzoeken of de

kracht op volwassen leeftijd kon

voorspeld worden aan de hand van

krachtgerelateerde variabelen in de

jeugd en adolescentie. Het derde en

laatste doel van het onderzoek was

om te kijken of de mate van rijpheid

(vroeg- gemiddeld- laat matuur) een invloed had op hoe voorspelbaar de kracht zou zijn op

volwassen leeftijd. Hierbij werd er verwacht dat er bij de vroeg mature groep een hogere

voorspelbaarheid zou zijn.

Deze figuur toont de ontwikkeling van de handknijpkracht. Hierop is te zien dat de kracht bij

de meisjes op elk moment lager ligt dan deze bij de jongens. De verschillen tussen jongens en

Page 24: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

17

meisjes worden ook duidelijker vanaf de leeftijd van 12 jaar. Op deze leeftijd vindt er bij de

jongens een versnelling plaats, terwijl er bij de meisjes dan weer een vertraging plaats vindt.

Uit dit onderzoek bleek ook dat handknijpkracht van de meisjes op bijna alle leeftijden in de

vroeg en gemiddelde mature groep een goede voorspeller is voor statische kracht op

volwassen leeftijd. Bij de jongens daarentegen bleek dat enkel op 11-jarige leeftijd en bij de

gemiddeld mature groep handknijpkracht een goede voorspeller was. Andere determinanten

zoals sit ups, medicinebal werpen, hockeybal werpen en 25m sprint bleken bij de jongens een

goede voorspellende waarde te hebben voor latere statische kracht (Taeymans et al., 2009).

Invloed van APHV.

Lefevre et al. (1990) bekeken de relatie tussen de fysieke capaciteiten en de age at peak height

velocity (APHV). Hun onderzoekssample bestond uit 173 Vlaams jongens die opgevolgd

werden vanaf 13 tot 18 jaar en die nog eens opnieuw de testen ondergingen als volwassene op

30-jarige leeftijd. Voor hun onderzoek maakten ze onderscheid tussen jongens met een

vroege, gemiddelde of late leeftijd op het moment van de piek groeisnelheid. Ten eerste

toonden de resultaten van het onderzoek aan dat er een significante verbetering was van alle

motorische vaardigheden naarmate men ouder werd, waarbij statische kracht, explosieve

kracht en de snelheid van de ledematen duidelijk gerelateerd waren aan de mate van rijpheid.

Op de leeftijd van 13-14 jaar zullen de vroeg mature jongens beter presteren op deze testen

dan de late mature jongens. Toch moet er voorzichtig omgegaan worden met deze resultaten,

men kan er niet zomaar vanuit gaan dat er een oorzakelijk verband is tussen de mate van

rijpheid en de score op de fysieke testen. Er zijn namelijk nog heel wat andere factoren, zoals

bijvoorbeeld lichaamslengte en - gewicht, die hierop mogelijk een invloed kunnen hebben.

Ten tweede toonde het onderzoek ook aan

dat er geen significante relatie is tussen de

leeftijd waarop de piekgroeisnelheid

bereikt wordt en de fysieke capaciteiten

op 30-jarige leeftijd.

Deze correlaties tonen aan dat jongens die

goed presteerden tijdens de adolescentie

een grote kans hebben om op 30-jarige

leeftijd boven het gemiddelde te presteren

Tabel 8 Correlatiecoëfficiënten tussen de

individuele scores van de eerste

hoofdcomponent en de prestatiewaarden op 30-

jarige leeftijd voor alle motorische

eigenschappen (Lefèvre et al. 1990)

TEST COËFFICIËNT

Plate tapping 0.60

Sit and reach 0.83

Verticale sprong 0.64

Arm pull 0.47

Leg lifts 0.63

Bent arm hang 0.53

Shuttle run 50m 0.54

Page 25: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

18

voor de desbetreffende test. Deze gegevens zijn echter in tegenstelling met andere gevonden

resultaten. Daarom formuleerden Lefevre et al. (1990) de volgende hypothese: de best

presterende volwassen mannen zijn deze mannen die tijdens de adolescentie ook al goed

presteerden en die laat matuur waren. Terwijl de minder goed presterende volwassen mannen

deze mannen zijn die tijdens de adolescentie ook al de minst goede score hadden en die vroeg

matuur waren (Lefevre et al., 1990).

Uit al deze onderzoeken kan geconcludeerd worden dat fysiek factoren vrij stabiel zijn, maar

minder stabiel dan de antropometrische eigenschappen.

6.3 Motoriek

6.3.1 Wat?

Motorische coördinatie is de onderliggende factor van verschillende motorische vaardigheden

(Magill, 1993). Motorische vaardigheden houden zowel grote als kleine motorische

vaardigheden in. Handvaardigheid, zoals schrijven, is een voorbeeld van een kleinmotorische

vaardigheid terwijl onder meer lopen, springen en evenwicht onder de grootmotorische

vaardigheden kunnen worden geklasseerd (Haga, 2009). Tijdens de levensloop heeft de

ontwikkeling van de motoriek een typisch verloop: vanaf de vroege kindertijd tot de

adolescentie nemen de motorische vaardigheden toe, om dan op latere leeftijd, tijdens de late

adolescentie en de vroege volwassenheid, hun hoogtepunt te bereiken of te stagneren. Vanaf

ongeveer 30-jarige leeftijd start de afname van de motorische vaardigheden. Er is echter grote

variatie, afhankelijk van de specifieke motorische taak, in de snelheid van toename en afname

en in het tijdstip waarop men maximaal vaardig is (Bos, 1994). In deze thesis wordt

coördinatie ook gebruikt als synoniem voor motoriek.

6.3.2 Stabiliteit?

Tabel 9, die door Ahnert et al. (2008) gepubliceerd werd, geeft een overzicht van de

correlaties van coördinatieve testen van de deelnemende kinderen. Op de leeftijd van 4-6 jaar

werd de MOT 4-6 test afgenomen, terwijl de KTK test (Kiphard & Schilling, 1974) werd

afgenomen wanneer de kinderen in de lagere school zaten (8-12 jaar). Ook op jong volwassen

leeftijd, toen de deelnemers 23 jaar oud waren, werd de KTK test nogmaals uitgevoerd. Het

voorspellen van de prestaties op 4-6 jarige vereist een vergelijking tussen de MOT 4-6 test en

Page 26: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

19

de KTK test. Volgens Ahnert et al. (2008) echter mag dit geen probleem vormen, aangezien

de MOT 4-6 test een groot aantal motorische taken omvat die een beroep doen op het

coördinatieve vermogen van het kind. Bovendien toonde Bos in 2001 aan dat de MOT 4-6

matig tot vrij hoog correleert met de KTK somscore op de leeftijd van 5 tot 6 jaar.

Korte termijn stabiliteit.

In de tabel is te zien dat alle stabiliteitscoëfficiënten over een 2-jaar interval significant waren

en een waarde hadden tussen 0.31 tot 0.84. De stabiliteit was lager in de kleuterschool dan in

de lagere school en bij de jongens werden er grotere correlaties gevonden in vergelijking met

de meisjes. Bij de jongens was de gemiddelde correlatie tijdens de kleuterklasperiode (4-6

jaar) 0.62, terwijl dit bij de meisjes 0.42 bedroeg. De korte termijn stabiliteit van de KTK test

(8-12 jaar) had een gemiddelde van respectievelijk 0.80 en 0.75 voor de meisjes en jongens.

Deze bevindingen tonen over het algemeen een matig tot matig hoge stabiliteit van de

motorische vaardigheden op korte termijn.

Lange termijn stabiliteit.

Correlaties variërend van 0.30 tot 0.54 werden gevonden bij het bekijken van het verband

tussen de prestaties op 4- jarige leeftijd (MOT 4-6) en 23-jarige leeftijd (KTK).

Tijdens de periode lagere school - jong volwassene werden er iets hogere coëfficiënten

gevonden, gaande van 0.52 tot 0.63. Deze waarden geven aan dat de coördinatieve

vaardigheden vrij stabiel zijn op langere termijn (Ahnert et al. 2008).

Tabel 9 Correlatie - en stabiliteitscoëfficiënten r tussen MOT 4-6 en de KTK tussen vanaf 4-

jarige tot 23-jarige leeftijd (Ahnert et al., 2008)

Soort test +

leeftijd

MOT,

4 jaar

MOT,

5 jaar

MOT,

6 jaar

KTK,

8 jaar

KTK,

10 jaar

KTK,

12 jaar

KTK,

23 jaar

MOT, 4 jaar 0.31** 0.47** 0.51** 0.331* 0.40** 0.30*

MOT, 5 jaar 0.58** 0.44** 0.49** 0.37** 0.44** 0.54**

MOT, 6 jaar 0.69* 0.58** 0.65** 0.34** 0.54** 0.46**

KTK, 8 jaar 0.54** 0.62** 0.67** 0.745** 0.72** 0.52**

KTK, 10 jaar 0.52** 0.53** 0.58** 0.80** 0.80** 0.61**

KTK, 12 jaar 0.51** 0.48** 0.50** 0.76** 0.84** 0.57**

KTK, 23 jaar 0.37** 0.34** 0.42** 0.59** 0.63* 0.60** Noot: voor kleuters werd de stabiliteit vand e MOT 4-6 gecorrigeerd voor de leeftijd in maanden a Waarden voor mannelijke deelnemers staan subdiagonaal, waarden voor vrouwelijke deelnemers staan boven de

diagonaal.

* p < 0.05, ** p < 0.01

Page 27: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

20

Er bestaan veel onderzoeken die zich toespitsen op de stabiliteit van tal van factoren bij

volwassenen. Ook de overgang van kind naar adolescent wordt vaak onderzocht. Studies die

zich specifiek richten op de kinderjaren zijn echter schaars. Dit benadrukt hoe moeilijk het is

om betrouwbare gegevens van jonge kinderen te verkrijgen. Deze studie wil dan ook

bijdragen om deze ‘leemte’ op te vullen en naast de stabiliteit van antropometrische en

fysieke factoren ook speciale aandacht vestigen op de stabiliteit van coördinatieve

vaardigheden bij kinderen.

Bij de ontwikkeling van kinderen zijn er verschillende factoren die een belangrijke rol spelen.

Eén van deze factoren is de sportparticipatie. Wij zullen dan ook dieper ingaan op deze factor

en nagaan of deze al dan niet een rol kan spelen op de ontwikkeling van de antropometrische,

fysieke en coördinatieve eigenschappen.

We stellen ons met ander woorden volgende vragen:

Onderzoeksvraag 1: Eens de beste, altijd de beste? Hoe stabiel zijn de antropometrische,

fysieke en motorische factoren bij kinderen tussen 6 en 9 jaar, wanneer deze twee jaar

opgevolgd worden?

Onderzoeksvraag 2: Wat is de invloed van sportparticipatie op de antropometrische, fysieke

en motorische factoren bij kinderen tussen 6 en 9 jaar?

Onderzoeksvraag 3: Wat is de invloed van verandering in sportparticipatie op de

antropometrische, fysieke en motorische factoren bij kinderen tussen 6 en 9 jaar?

Page 28: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

21

II. METHODE

1. Populatie

Het longitudinaal onderzoek startte in 2007 en omvatte een testpopulatie van 2722 kinderen,

waarvan 1442 jongens en 1280 meisjes. De kinderen waren afkomstig uit 28 verschillende

Vlaamse scholen uit de vijf Vlaamse provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De

scholen werden ad random geselecteerd per provincie, waarbij rekening gehouden werd met

de stratificatie per provincie, het onderwijsnet (VGO, OG, OGO), de graad van

verstedelijking (stad, platteland) en het onderwijstype (normaal, bijzonder). Bij de tweede

testsessie in 2008 werden 954 van de leerlingen uit de eerste testafname opnieuw getest,

waarvan 499 jongens en 455 meisjes. Bij de laatste testafname in 2009 namen er nog 712

leerlingen van de initiële sample deel: 371 jongens en 341 meisjes werden voor een derde

maal getest. Van deze 712 leerlingen waren er vijf nog maar 5 jaar oud bij de start van het

onderzoek en twintig leerlingen waren reeds 10 jaar oud bij de start van het onderzoek, zodat

de uiteindelijke sample bestond uit 687 leerlingen.

2. Procedure

In deze longitudinale studie werden door ervaren testleiders over drie opeenvolgende jaren

antropometrische testen afgenomen bij kinderen uit het lager onderwijs. Daarnaast werden er

ook fysieke en coördinatieve testen afgenomen. Aan de ouders werd gevraagd om een

vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst peilde onder andere naar de sportparticipatie van de

kinderen. De testafnames vonden plaats in de periode oktober – januari van de jaren 2007,

2008 en 2009. Als deelonderzoek van dit grootschalige project onderzocht deze studie de

stabiliteit van deze eigenschappen bij kinderen.

Tabel 10 Verdeling aantal kinderen per leeftijd en

geslacht bij intiële testafname

6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Totaal

Meisjes 72 72 83 105 332

Jongens 61 84 100 110 355

Totaal 133 156 183 215 687

Page 29: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

22

3. Meetinstrumenten

3.1. Antropometrie

3.1.1 Gestalte

De gestalte wordt gemeten aan de hand van de Harpenden Portable Stadiometer (Holtain,

UK). De kinderen nemen blootsvoets plaats op deze meter met de voeten samen. De hielen,

de kuiten, het zitvlak en de schouderbladen raken de wand. Het hoofd wordt rechtop

gehouden in de Frankfurter horizontale (= de denkbeeldige lijn van de onderste rand van de

oogholte tot het midden van de uitwendige gehoorgang). De testleider verplaatst de meetlat en

leest de waarde af tot op 0.1cm nauwkeurig.

3.1.2 Zithoogte

Om de zithoogte van de kinderen te bepalen, nemen deze plaats op een gekalibreerde

meettafel. Hierbij is het belangrijk dat de kinderen rechtop zitten en dat hun knieholten tegen

het tafelblad van de zithoogtemeter zitten. De testleider kan de zithoogte aflezen door de

meetschaal tot net achter de rechte rug van de proefpersoon te schuiven en vervolgens de

schuiflat tot op het hoofd van de proefpersoon te schuiven. Ook deze meting gebeurt tot op

0.1cm nauwkeurig.

3.1.3 Gewicht en vetpercentage

De kinderen nemen blootsvoets plaats op een gekalibreerde weegschaal (Tanita BC 420 SMA,

Japan). Wanneer de kinderen stilstaan kan de testleider het gewicht aflezen tot op 0,1 kg

nauwkeurig. Ook het vetpercentage kan afgelezen worden van de weegschaal, hiervoor dient

de testleider verschillende stappen te doorlopen die aangegeven werden op het toestel

(topsporter of niet, geslacht, leeftijd en lengte). Het vetgehalte wordt uitgedrukt in een

percentage tot op 0.1% van het lichaamsgewicht.

3.1.5 Age Peak Height Velocity (APHV)

De lichamelijke groei heeft een duidelijk en meetbaar eindpunt. Er is echter een groot verschil

in de snelheid en de manier waarop kinderen de verschillende stadia van de groei doorlopen.

De chronologische leeftijd van kinderen komt dan ook vaak niet overeen met hun biologische

leeftijd. Zo zijn er kinderen die een snel groeitempo hebben en die reeds op relatief jonge

leeftijd een volwassen gestalte hebben. Laat mature kinderen hebben dan weer een trager

tempo en bereiken deze pas op latere leeftijd. In jeugdsport wordt er, ondanks dit belangrijke

Page 30: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

23

verschil, voornamelijk gebruik gemaakt van de chronologische leeftijd als criterium. Zij

beschikken immers vaak niet over de middelen om de biologische leeftijd te bepalen (Sherar

et al., 2005; Mirwald et al., 2002).

Age Peak Height Velocity (APHV) is de meest gebruikte indicator voor maturiteit in

longitudinale studies over de groei van het kind. Het is een accurate maatstaf voor de

maximale groei tijdens de adolescentie. Er werden eerder al andere methodes gebruikt,

waarbij men onder andere gebruik maakte van de secundaire geslachtskenmerken, de

skeletleeftijd en de menarche. Deze methodes zijn echter niet zo makkelijk toe te passen in de

praktijk (Mirwald et al., 2002; Sherar et al., 2005). Mirwald et al. (2002) en Sherar et al.

(2005) bepaalden de biologische maturiteit aan de hand van de chronologische leeftijd, de

lengte, de zithoogte en het gewicht. Uit de combinatie van 3 studies, de Saskatchewan

Pediatric Bone Mineral Accrual Study (BMAS), de Saskatchewan Growth and Development

Study (SGDS) en de Leuven Longitudinal Twin Study (LLTS), werd er een

geslachtsspecifieke vergelijking opgesteld waarmee men de APHV kan bepalen. Door de drie

studies te combineren, is de vergelijking beter generaliseerbaar.

Voor de jongens wordt er gebruik gemaakt van volgende vergelijking: Maturity Offset = -

29.769 + 0.0003007 x (beenlengte x zithoogte) - 0.01177 x (leeftijd x beenlengte) + 0.01639 x

(leeftijd x zithoogte) + 0.445 x (beenlengte/lengte ratio) (R = 0.96, R2 = 0.915, SEE = 0.490).

Voor de meisjes gaat de vergelijking als volgt: Maturity Offset = - 16.364 + 0.0002309 x

(beenlengte x zithoogte) + 0.006277 x (leeftijd x zithoogte) + 0.179 x (beenlengte/lengte

ratio) + 0.0009428 x (leeftijd x gewicht) (R = 0.95, R2 = 0.910, SEE = 0.499). Om de APHV

te bepalen, moet je het bekomen resultaat aftrekken van de huidige leeftijd. Deze methode

voor het bepalen van de APHV is eenvoudig hanteerbaar, goedkoop en niet-invasief. In deze

studie werd er dan ook gebruik gemaakt van deze vergelijking. De resultaten die men met

deze methode bekomt, zijn even nauwkeurig als de resultaten die men behaalt met methodes

die gebruik maken van de skeletleeftijd. Gebruik maken van deze formules vereist dus wel

een correcte en accurate meting van de lichaamslengte, de zithoogte en het lichaamsgewicht.

3.2. Fysieke vaardigheden

De Eurofit testbatterij (Council of Europe, 1988) is een gestandaardiseerde Europese

testbatterij die gezien wordt als één van de betere instrumenten om de fysieke fitheid te

meten. In deze huidige studie werden er vier tests van deze testbatterij afgenomen: zittend

reiken, shuttle run, endurance shuttle run en de staande vertesprong.

Page 31: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

24

De Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, Second Edition (BOT-2) is een test die

gebruikt wordt om een brede waaier van fysieke en coördinatieve vaardigheden te meten bij

individuen tussen 4 en 21 jaar.

De sit-ups en knee push up zijn twee testen uit deze testbatterij die in deze studie gebruikt

worden.

3.2.1 Lenigheid

3.2.1.1 Zittend reiken (Sit and Reach – SAR)

Bij deze test neemt de proefpersoon plaats op de grond met aaneengesloten, gestrekte benen

en de voeten tegen de testkist geplaatst. Vervolgens buigt de proefpersoon de romp zo ver

mogelijk voorwaarts en duwt geleidelijk en zachtjes met beide handen tegen het liniaal. De

testleider fixeert de knieën, zodat deze niet gebogen kunnen worden. De test wordt tweemaal

uitgevoerd, waarbij de beste poging telt. Het resultaat wordt uitgedrukt in aantal centimeter en

zegt iets over de lenigheid van de hamstrings en de lage rug.

3.2.2 Kracht

3.2.2.1 Knee push-ups

Het kind neemt plaats op de mat en plaatst de handen onder de schouders. De enkels worden

gekruist en de voeten komen los van de grond. De testleider let erop dat er geen hoek in de

heupen komt. De bedoeling van de test is om zoveel mogelijk knee push ups uit te voeren

binnen de 30 seconden.

3.2.2.2 Sit-ups

Het kind ligt op de rug op een mat met de armen naast zich en de handpalmen neerwaarts

gericht. De voeten staan plat op de grond en er is een hoek van 90° in de knieën. Het kind

tracht om binnen de 30 seconden zo veel mogelijk correcte sit-ups uit te voeren. Bij een

correcte sit-up komen hoofd, schouders en schouderbladen los van de mat en reiken de

handen naar de knieën. Hierna beweegt het lichaam weer naar de mat toe, hierbij moet het

hoofd niet helemaal terugkeren tot op de mat, de schouderbladen wel.

3.2.3 Snelheid

3.2.3.1 Shuttle run 10x5m

Om de snelheid en wendbaarheid te testen wordt er gebruik gemaakt van de shuttle run. Bij

deze test moeten de proefpersonen zo snel mogelijk tien maal over en weer lopen over een

Page 32: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

25

afstand van vijf meter, waarbij beide voeten de lijn telkens moeten overschrijden. De tijd die

ze hiervoor nodig hebben is een goede indicatie om iemands snelheid en wendbaarheid te

evalueren.

3.2.4 Uithouding

3.2.4.1 Endurance shuttle run – Beep test

Bij deze proef lopen de proefpersoon telkens heen en weer over een afstand van 20 meter, dit

volgens het tempo van de cd-speler die geluidssignalen laat horen. Deze signalen zijn dus

bepalend voor de loopsnelheid. Hoe lang de proefpersonen deze test konden volhouden, geeft

een indicatie van hun uithouding.

3.3 Coördinatieve vaardigheden

De KTK – test (Korperkoördinations Test für Kinder, Kiphard & Schilling, 1974) is

een testbatterij voor het meten van de grootmotorische vaardigheden. De test bestaat uit vier

onderdelen: het rugwaarts balanceren op de evenwichtsbalken, het zijwaarts springen over een

balkje, het zijwaarts verplaatsten van twee plankjes en ten slotte het hinkelen over een

hindernis. De ruwe testscores van deze vier testen kunnen elk worden omgezet in een

motorisch quotiënt (MQ). De som van deze vier MQ’s is het MQKTK. Dit zegt iets over de

algemene motorische coördinatie van kinderen, gaande van ‘kinderen met aanleg voor

motoriek’ tot ‘kinderen met motorische problemen’. Het MQKTK heeft een gemiddelde van

100 en een standaarddeviatie van 15. Een MQ onder de 85 geeft een motorisch profiel aan

onder het 15de

percentiel en wordt als problematisch beschouwd.

3.3.1 Rugwaarts balanceren op evenwichtsbalken (BB)

Bij deze proef moeten de deelnemers zich rugwaarts verplaatsen over drie verschillende

balkjes. Elk balkje heeft een specifieke breedte, namelijk 6cm, 4.5cm en 3cm.

Als oefenpoging mag elke deelnemer één maal een volledige lengte voorwaarts en rugwaarts

stappen. Per balkje krijgt de proefpersoon drie pogingen om acht stappen rugwaarts te zetten.

De eerste stap die de proefpersoon zet, telt niet als punt. Wanneer de tweede voet wordt

geplaatst, start de telling. De score is de som van het aantal stappen dat de persoon op het

balkje kan zetten. In totaal kunnen er dus 72 punten gescoord worden (3 x 3 x 8).

Page 33: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

26

3.3.2 Zijdelings verplaatsen via twee plankjes (MS)

Bij de start van de test staat de deelnemer op een plankje van 25cm bij 25cm en 4cm dik. Een

ander identiek plankje neemt hij/zij met beide handen vast. De proefpersoon moet binnen de

20 seconden proberen om het plankje zo veel mogelijk zijwaarts te verplaatsen. Hierbij wordt

het plankje telkens met beide handen zijdelings op de grond geplaatst, gaat men er met beide

voeten op staan en neemt men het andere plankje met beide handen vast om dit weer verder

zijdelings te plaatsen. De testleider telt een punt zowel voor het plaatsen van het plankje als

voor het er op gaan staan. Telkens ze dus op het volgende plankje staan, krijgen ze twee

punten. Elke proefpersoon krijgt twee pogingen, de score van beide pogingen wordt

samengeteld.

3.3.3 Zijwaarts springen over balkje (JS)

Bij de start van deze test plaatst de proefpersoon zich op de mat (60cm x 100cm) langs één

zijde van het balkje (60 x 3 x 3). Binnen een tijdspanne van 15 seconden proberen ze zo veel

mogelijk van de ene naar de andere zijde te springen, over het balkje en met beide voeten

samen. De deelnemers krijgen twee pogingen, de score van beide pogingen wordt

samengeteld.

3.3.4 Met één been over hindernis springen (HH)

Deze test meet de veerkracht in de beenspieren en het vermogen om een afstand in te schatten.

De deelnemers moeten hiervoor over een hindernis springen met één been. De hindernis

bestaat uit kussens die 5cm hoog zijn. Vanop 1.5 m afstand tot de kussens voert de

proefpersoon drie hinksprongen uit, waarna hij over de stapel kussens springt. Eens de

kussens overschreden zijn, moet hij/zij nog twee sprongen uitvoeren op ditzelfde been. De test

wordt zowel met het linker- als met het rechterbeen uitgevoerd. Telkens hij/zij over de stapel

kan springen, wordt er een extra kussen toegevoegd. Lukt dit niet, dan krijgt hij/zij een

tweede en een derde poging. Voor een eerste poging krijgen de proefpersonen drie punten,

worden de kussens bij de tweede poging overschreden, dan geeft de testleider twee punten.

Wie drie pogingen nodig heeft, krijgt één punt.

Page 34: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

27

4. Data analyse.

Alle analyses werden uitgevoerd met PASW Statistics 18. Allereerst werd er uit de initiële

sample de kinderen geselecteerd die tijdens de drie jaren (2007, 2008 en 2009) getest werden.

Hierna werden de frequenties opgevraagd met de daarbij horende boxplots. Op deze manier

konden de uitbijters of ontbrekende waarden gedetecteerd worden en aangeduid worden als

missing values.

Om een antwoord te formuleren op de eerste onderzoeksvraag werden er twee verschillende

aanpakken gebruikt. Eerst werd er gewerkt met correlaties. De stabiliteit overheen de drie jaar

van zowel de antropometrische, fysieke als coördinatieve testen werden onderzocht per

leeftijdscategorie en dit voor beide geslachten apart. Vervolgens werden ook kruistabellen

gebruikt om na te gaan of degenen die in het eerste jaar van het onderzoek het best/zwakst

presteerden, in het derde jaar van het onderzoek nog steeds tot de best/zwakst presterende

groep behoorden. Hiervoor werden eerst de testscores van zowel het eerste al het derde jaar

gehercodeerd, waarbij scores onder percentiel 10 als zwak werden beschouwd, scores tussen

percentiel 45 en 55 als gemiddeld en scores boven de 90 als zeer goed. Ook hier werd er een

onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes en tussen jong (leeftijden 6 en 7 jaar) en oud

(leeftijden 8 en 9 jaar).

In het tweede luik van de resultaten werd bekeken welke invloed al dan niet sporten heeft op

de verschillende testen. Eerst werd er hiervoor een nieuwe variabele aangemaakt waarin een

waarde van één aangaf dat de kinderen in het eerste jaar van het onderzoek in een sportclub

zaten en in het derde jaar nog steeds in een sportclub zaten. Een waarde van nul betekende dat

zowel de kinderen in het eerste als in het derde jaar niet in een sportclub zaten. Er werd

gebruik gemaakt van repeated measures anova (RMA), met alle variabelen als ‘within’ en

geslacht, leeftijd en sport als ‘between’. Alle testen werden onderzocht, waarbij zowel de

verschillen in geslacht, leeftijd als sportparticipatie van jaar één naar jaar drie werden

bekeken.

Bij de derde onderzoeksvraag werd er gekeken naar de verandering in sportparticipatie,

hiervoor was het dus niet voldoende om enkel te kijken naar degene die wel of niet sporten,

maar ook naar degene die in het eerste jaar aan sport deden en in het derde jaar niet meer

sportten en ook omgekeerd degene die in het eerste jaar niet aan sport deden, maar in het

derde jaar wel. Omwille van de kleine aantallen (25 kinderen in de ‘ja nee’ groep en 23

Page 35: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

28

kinderen in de ‘nee ja’ groep) werd hier geen onderscheid gemaakt in leeftijd en geslacht.

Opnieuw werd er gewerkt met repeated measures anova (RMA) met tijd als ‘within’ en

verandering in sportparticipatie als ‘between’, waarbij de evolutie van jaar één naar jaar drie

onderzocht werd.

Waarden werden als significant beschouwd als de p-waarde kleiner was dan 0.05. Waarden

kleiner dan 0.1 werden beschouwd als een trend tot significantie.

Page 36: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

29

III. RESULTATEN

Bij uit het uitvoeren van de analyses werden er heel wat resultaten bekomen. Bij elke

onderzoeksvraag werd er zowel van het antropometrische, fysieke als coördinatieve luik één

of twee testen geselecteerd, die nadien meer in detail besproken werden. Een overzicht van de

overige resultaten is terug te vinden in de bijlage.

1. Onderzoeksvraag 1

A. CORRELATIES

Tabel 11: Correlatiecoëfficiënten: antropometrie, fysiek en coördinatie

MEISJES

6-8 jaar 7-9 jaar 8-10 jaar 9-11 jaar

ANTROPOMETRIE Lichaamsgewicht 0.909 0.925 0.947 0.904

FYSIEK Standing Broad Jump 0.491 0.637 0.743 0.714

Shuttle Run 0.326 0.687 0.691 0.609

COÔRDINATIE MQKTK 0.689 0.860 0.874 0.861 NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001)

1.1. ANTROPOMETRIE

1.1.1 LICHAAMSGEWICHT

Tabel 11 toont ons dat er voor het lichaamsgewicht zeer hoge correlaties werden gevonden

voor elke leeftijdscategorie (> 0.90), met andere woorden de scores gemeten op de

verschillende leeftijden vertoonden een sterke samenhang. De correlatiecoëfficiënt varieerde

van minimum 0.904 tussen 9-jarige en 11-jarige leeftijd tot maximum 0.947 bij het

lichaamsgewicht tussen 8-jarige en 10-jarige leeftijd.

1.2. FYSIEKE EIGENSCHAPPEN

1.2.1 STANDING BROAD JUMP

Bij de standing broad jump werden er sterke tot zeer sterke correlaties teruggevonden. De

correlatiecoëfficiënt had een bereik van minimum 0.491 tussen de leeftijd van 6 en 8 jaar tot

maximum 0.743 tussen 8-jarige en 10-jarige leeftijd.

Page 37: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

30

1.2.2 SHUTTLE RUN

De correlatiecoëfficiënten die bekomen werden voor de shuttle run waren hoog, gaande van

0.562 tussen 6 en 8 jaar en 0.649 tussen 9 en 11 jaar.

1.3. COÖRDINATIEVE EIGENSCHAPPEN

1.3.1 MQKTK

Ook voor het motorisch quotiënt op de KTK-test werden er hoge correlatiecoëfficiënten

gevonden. De laagste correlatiecoëfficiënt van 0.689 werd hierbij gevonden tussen een leeftijd

van 6 en 8 jaar, maar deze coëfficiënt was nog steeds sterk significant. De hoogste correlatie

werd gevonden tussen de leeftijd van 8 en 10 jaar. Deze bedroeg 0.874.

B. KRUISTABELLEN

1.1. ANTROPOMETRIE

1.1.1 LICHAAMSGEWICHT

Tabel 12: Kruistabel lichaamsgewicht

LG

mei

sjes

jaar 1

Lichaamsgewicht meisjes jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 28 0 0 28

45,20% 0,00% 0,00% 45,20%

Gemiddeld 0 10 0 10

0,00% 16,10% 0,00% 16,10%

Hoog 0 0 24 24

0,00% 0,00% 38,70% 38,70%

Totaal 28 10 24 62

45,20% 16,10% 38,70% 100,00%

In tabel 12 is te zien dat er 28 kinderen in jaar één een laag lichaamsgewicht hebben, met

andere woorden deze kinderen hadden een lichaamsgewicht dat onder het tiende percentiel

viel in het eerste testjaar. Deze 28 kinderen hadden in jaar drie nog steeds een

lichaamsgewicht dat onder het tiende percentiel van het corresponderend jaar lag. Hetzelfde

fenomeen was te zien voor kinderen met een gemiddeld lichaamsgewicht (tussen percentiel

45 en 55) en voor kinderen met een hoog lichaamsgewicht (boven percentiel 90). Ook hierbij

maakten de proefpersonen in 2009 nog steeds deel uit van de groep waartoe ze oorspronkelijk

behoorden.

Page 38: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

31

1.2. FYSIEKE EIGENSCHAPPEN

1.2.1 STANDING BROAD JUMP

Tabel 13: Kruistabel standing broad jump

Sta

nd

ing

Bro

ad

Ju

mp

mei

sjes

ja

ar

1

Standing Broad Jump meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 13 3 0 16

32,50% 7,50% 0,00% 40,00%

Gemiddeld 1 5 2 8

2,50% 12,50% 5,00% 20,00%

Goed 0 1 15 16

0,00% 2,50% 37,50% 40,00%

Totaal 14 9 17 40

35,00% 22,50% 42,50% 100,00%

Tabel 13 toont aan dat van de 16 kinderen die in het eerste jaar als zwak gedefinieerd werden

voor de sit and reach test, in het derde jaar nog steeds 13 van hen in de ‘zwakke’ groep zaten.

Drie individuen waren overgeschakeld naar de gemiddelde groep. Van de acht kinderen die in

jaar één een gemiddelde score hadden op deze test, hadden er in jaar drie nog steeds vijf een

gemiddelde score, één iemand viel in jaar drie onder de ‘zwakke’ groep en de overige twee

maakten deel uit van de goede groep in 2009. In jaar één waren er 16 kinderen in de beste

groep, hiervan waren er nog steeds 15 kinderen bij de besten in jaar drie. Eén kind hoorde in

jaar drie niet meer thuis in deze groep, maar ging over naar de gemiddelde groep.

1.2.2 SHUTTLE RUN

Tabel 14: Kruistabel shuttle run

Sh

utt

le r

un

mei

sjes

j 1

Shuttle run meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 13 1 0 14

31,70% 2,40% 0,00% 34,10%

Gemiddeld 1 7 0 8

2,40% 17,10% 0,00% 19,50%

Goed 1 0 18 19

2,40% 0,00% 43,90% 46,30%

Totaal 15 8 18 41

36,60% 19,50% 43,90% 100,00%

Uit tabel 14 kunnen we afleiden dat van de 14 kinderen die in 2007 tot de zwakste groep

behoorden, 13 daarvan zich in 2009 nog steeds in deze groep bevonden. De overige

proefpersoon schakelde over van de zwakke naar de gemiddelde groep.

Page 39: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

32

Zeven van de acht kinderen die in 2007 een gemiddelde score behaalden op de shuttle run

test, bevonden zich in 2009 nog steeds in de gemiddelde groep. Het overige kind kwam in de

zwakke groep terecht.

Bij de groep die initieel sterk scoorde, zien we dat 18 van de 19 kinderen hun positie

behouden en binnen de goede groep blijven. Eén van deze kinderen die tot de goede groep

behoorde in 2007, maakte in 2009 de switch naar de gemiddelde groep.

1.3. COÖRDINATIEVE EIGENSCHAPPEN

1.3.1 MQKTK

Tabel 15: Kruistabel MQKTK

MQ

KT

K j

aar

1

MQKTK jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 41 3 0 44

38,30% 2,80% 0,00% 41,10%

Gemiddeld 1 22 1 24

0,90% 20,60% 0,90% 22,40%

Goed 0 0 39 39

0,00% 0,00% 36,40% 36,40%

Totaal 42 25 40 107

39,30% 23,40% 37,40% 100,00%

Uit de tabel 15 blijkt dat van de 44 kinderen die initieel een zwak motorisch quotiënt behaalde

op de KTK, 41 van hen in 2009 nog steeds tot deze zwakke groep behoorden. De drie andere

proefpersonen die in 2007 tot de zwakke groep behoorden, scoorden gemiddeld in 2009.

Van de 24 deelnemers die in 2007 een gemiddelde score behaalden, zijn er 22 personen die in

2009 nog steeds tot de gemiddelde groep behoren. Eén proefpersoon ging over naar de goede

groep en één ging over naar de zwakke groep.

In 2007 behaalden 39 deelnemers een hoog motorisch quotiënt, ook in 2009 behoorden deze

39 proefpersonen tot de beste groep.

Page 40: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

33

Onderzoeksvraag 2 2.1. ANTROPOMETRIE

2.1.1 LICHAAMSGEWICHT

Er werd een significant hoofdeffect van de tijd gevonden (F= 728.09 en p<0.001), met andere

woorden de kinderen wogen in jaar drie significant meer dan in jaar één van de testafname.

Zo was het gemiddelde gewicht in jaar één 28.23 ± 0.45 kg en in jaar drie 36.17 ± 0.67 kg.

Het gemiddelde gewicht bij de meisjes was 33.05 ± 0.77 kg en bij de jongens 31.34 ± 0.78 kg,

dit verschil bleek niet significant te zijn (F= 2.477 en p=0.119).

Het verschil tussen de jonge kinderen (6 en 7 jaar) en de oude kinderen (8 en 9 jaar) was

significant (F= 47.691 en p<0.001). De jonge kinderen wogen significant minder (28.41 ±

0.87 kg) dan de oudere kinderen (35.98 ± 0.67 kg).

Ook het al dan niet beoefenen van een sport had een significante invloed op het gewicht (F=

9.387 en p= 0.002). Kinderen die geen sport beoefenden wogen significant meer (33.88 ± 1.00

kg) in vergelijking met kinderen die wel sporten (30.52 ± 0.45 kg).

Er werd een significant verschil gevonden tussen de jongens en de meisjes in de mate waarin

het gewicht toeneemt tussen jaar één en jaar drie (F= 6.509 en p= 0.011). Zo kwamen de

meisjes significant meer bij (8.69 kg) in vergelijking met de jongens (7.19 kg).

De evolutie in gewicht van 2007 naar 2009 was bovendien ook afhankelijk van de

leeftijdsgroep (F=8.867 en p= 0.003). Zo kwamen de kinderen die bij de start van het

Tabel 16: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA

voor gewicht

GEWICHT F -WAARDE P-WAARDE

TIJD 728.09 <0.001

GESLACHT 2.477 0.119

LEEFTIJD 47.691 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 9.387 0.002

TIJD X GESLACHT 6.509 0.011

TIJD X LEEFTIJD 8.867 0.003

TIJD X SPORTPARTICIPATIE 11.87 0.001

TIJD X GESLACHT X LEEFTIJD 1.587 0.209

TIJD X GESLACHT X SPORT 1.570 0.211

TIJD X SPORT X LEEFTIJD 1.478 0.225

TIJD X GESLACHTX LEEFTIJD X SPORT 1.446 0.230

Page 41: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

34

onderzoek 6 of 7 jaar waren, 7.06 kg aan en de kinderen die bij de start 8 of 9 jaar waren,

kwamen significant meer bij, namelijk 8.82 kg.

Naast het geslacht en de leeftijdsgroep, bleek de evolutie van het gewicht overheen de tijd ook

afhankelijk te zijn van het al dan niet beoefenen van een sport (F= 11.87 en p= 0.001) . De

kinderen die geen sport beoefenden kwamen significant meer gewicht bij (8.95 kg) in

vergelijking met de sportende kinderen (6.93 kg).

Figuur 6: Gemiddelden en standaarddeviaties van het lichaamsgewicht voor

sportende en niet sportende jongens en meisjes

Figuur 6 toont de evolutie overheen de tijd voor beide geslachten, van zowel de sportende als

de niet sportende kinderen, waarbij er geen onderscheid werd gemaakt in leeftijd. Wanneer er

enkel gekeken wordt naar de evolutie van het gewicht van de meisjes overheen de tijd, zien

we dat deze evolutie afhankelijk is van de groep waarin de meisjes zitten (F= 11.837 en p=

0.001). Meisjes die in de ‘Yes’ groep zitten (zowel in jaar één als jaar drie sporten) kwamen

7.43 kg bij overheen het tweejarig interval en dit is significant minder dan de niet sportende

meisjes (10.24 kg). Bij de jongens is dit minder uitgesproken (F= 3.714 en p= 0.056).

Sportende jongens kwamen overheen de tijd 6.66 kg bij, terwijl niet sportende jongens 8.23

kg bijkwamen.

Wanneer er vervolgens gekeken wordt naar het verschil in gewichtstoename bij niet sportende

jongens en meisjes is er geen significant effect te vinden (F=2.113 en p=0.153). Met andere

woorden de meisjes (10.24 kg) kwamen niet significant meer bij in vergelijking met de

jongens (8.23 kg). Ook bij de sportende meisjes en jongens is dit effect niet significant (F=

3.073 en p= 0.081). Hier is echter wel een trend tot significantie te vinden. De sportende

Page 42: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

35

meisjes kwamen 7.43 kg bij overheen de drie jaren, terwijl de sportende jongens maar 6.66 kg

bijkwamen.

2.2. FYSIEKE EIGENSCHAPPEN

2.2.1 SHUTTLE RUN

De kinderen presteerden in het derde jaar significant beter op de shuttle run test dan in het

eerste jaar van de testafname (F= 226.406 en p < 0.001). De gemiddelde score in jaar één was

24.08 ± 0.16 s, terwijl dit in jaar drie met een tijd van 22.29 ± 0.12 s dus significant sneller

was.

De jongens scoorden significant beter (22.69 ± 0.18 s) op deze test in vergelijking met de

meisjes (23.67 ± 0.18 s) (F= 15.033 en p< 0.001).

Ook de leeftijd had een belangrijke invloed (F= 31.080 en p < 0.001) op de prestatie op deze

test. De jonge kinderen (6 en 7 jaar) voerden de test significant minder snel uit (23.88 ± 0.20

s) in vergelijking met de oudere kinderen (22.48 ± 0.15 s).

Naast de tijd, het geslacht en de leeftijd bleek ook de sportparticipatie een significante invloed

te hebben op de prestaties (F= 18.767 en p < 0.001). Sportende kinderen behaalden een

significante betere prestatie (22.64 ± 0.10 s) in vergelijking met niet sportende kinderen

(23.73 ± 0.23 s).

De evolutie van de prestatie op de shuttle run test overheen de tijd bleek ook afhankelijk te

zijn van de leeftijdsgroep (F=20.193 en p < 0.001). Zo maakten de jonge kinderen een

Tabel 17: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA

voor de shuttle run test

SHUTTLE RUN F -WAARDE P-WAARDE

TIJD 226.406 <0.001

GESLACHT 15.033 <0.001

LEEFTIJD 31.080 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 18.767 <0.001

TIJD X GESLACHT 1.119 0.291

TIJD X LEEFTIJD 20.193 < 0.001

TIJD X SPORTPARTICIPATIE 0.036 0.850

TIJD X GESLACHT X LEEFTIJD 0.074 0.785

TIJD X GESLACHT X SPORT 1.888 0.171

TIJD X SPORT X LEEFTIJD 3.722 0.055

TIJD X GESLACHTX LEEFTIJD X SPORT 0.155 0.694

Page 43: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

36

progressie van 2.33 s op deze test overheen de twee jaar, terwijl de oudere kinderen maar een

progressie van 1.26 s maken.

Figuur 7: Gemiddelden en standaarddeviaties van de shuttle run test voor sportende en

niet sportende jonge (6 en 7 jaar) en oude (8 en 9 jaar) kinderen

Figuur 7 toont de evolutie overheen de tijd voor de shuttle run test, waarbij er geen

onderscheid werd gemaakt tussen jongens en meisjes. De grafiek toont dus de invloed van

sportparticipatie bij jonge en oudere kinderen overheen de tijd.

Wanneer er enkel gekeken wordt naar de jonge kinderen, speelt de sportparticipatie op zich

een significante rol (F= 6.304 en p= 0.014). Niet sportende kinderen hadden een gemiddelde

score van 24.41 ± 0.41 s , terwijl sportende kinderen een score van 23.28 ± 0.18 s behaalden.

De evolutie overheen de twee jaren voor deze test was echter niet afhankelijk van de groep

waarin de kinderen zich bevonden (wel of niet sporten) (F= 1.141 en p= 0.288). De niet

sportende kinderen en sportende kinderen maakten ongeveer evenveel vooruitgang overheen

de twee jaren.

Bij de oudere leeftijdsgroep werd ongeveer hetzelfde fenomeen teruggevonden. Het

hoofdeffect van sportparticipatie was ook bij deze kinderen significant (F= 18.388 en p <

0.001), waarbij de sportende kinderen een gemiddelde prestatie van 21.88 ± 0.12 s hadden en

de niet sportende kinderen een gemiddelde prestatie van 23.13 ± 0.26 s hadden. Ook hier

werd er geen significant interactie effect gevonden van tijd x sportparticipatie (F= 2.788 en p=

0.097), maar echter wel een trend tot significantie. Zo is te zien dat de niet sportende kinderen

een progressie van 1.08 s maakten overheen het tweejarig interval, terwijl de sportende

kinderen een progressie van 1.47 s maakten.

Page 44: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

37

2.3. COÖRDINATIE

2.3.1 MOVING SIDEWAYS

Bij de moving sideways test bleken drie van de vier hoofdeffecten significant zijn te zijn. Zo

was de prestatie in het derde jaar van het onderzoek (46.54 ± 1.53) significant beter dan de

prestatie op de test in het eerste jaar (35.12 ± 0.48) (F= 581.550 en p < 0.001)

Het was ook zo dat de oudere kinderen (43.97 ± 0.60) significant beter scoorden dan de jonge

kinderen (37.69 ± 0.78) (F= 40.344 en p < 0.001) en dat de sportende kinderen (42.19 ± 0.41)

een significant betere prestatie behaalden dan de niet sportende kinderen (39.47 ± 0.90) (F=

7.559 en p= 0.006).

Bij het interactie effect van tijd x sportparticipatie (figuur 8) werd er een trend tot significantie

gevonden (F= 2.953 en p= 0.087). De sportende kinderen maken een grotere vooruitgang

(12.23) in vergelijking met de niet sportende kinderen (10.61)

Opvallend bij deze test is dat de driewegsinteractie tijd x geslacht x sport significant was (F=

4.920 en p= 0.027). De combinatie van deze drie factoren had dus een invloed op de moving

sideways test.

Tabel 18: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA

voor de moving sideways test

MOVING SIDEWAYS F -WAARDE P-WAARDE

TIJD 581.550 < 0.001

GESLACHT 0.075 0.785

LEEFTIJD 40.344 < 0.001

SPORTPARTICIPATIE 7.559 0.006

TIJD X GESLACHT 0.435 0.510

TIJD X LEEFTIJD 0.830 0.363

TIJD X SPORTPARTICIPATIE 2.953 0.087

TIJD X GESLACHT X LEEFTIJD 0.850 0.357

TIJD X GESLACHT X SPORT 4.920 0.027

TIJD X SPORT X LEEFTIJD 1.536 0.216

TIJD X GESLACHTX LEEFTIJD X SPORT 0.029 0.866

Page 45: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

38

Figuur 8: Gemiddelden en standaarddeviaties van de moving sideways test voor sportende

en niet sportende kinderen

0

10

20

30

40

50

60

1 3

MO

VIN

G S

IDE

WA

YS

JAAR

MOVING SIDEWAYS

Yes

No

Page 46: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

39

Onderzoeksvraag 3 3.1. ANTROPOMETRIE

3.1.1 VETPERCENTAGE

Figuur 9: Evolutie van het vetpercentage overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 19: Gemiddelden en standaarddeviaties van het

vetpercentage

GROEP GEMIDDELDE ST DEV

Vetpercentage

jaar 1

nee nee 22.01 6.31

ja ja 18.09 4.77

nee ja 19.47 4.39

ja nee 19.01 4.94

totaal 18.83 5.17

Vetpercentage

jaar 3

nee nee 22.85 7.77

ja ja 17.86 6.02

nee ja 19.47 6.22

ja nee 19.40 5.59

totaal 18.82 6.49

Tabel 20 geeft aan dat er een significant hoofdeffect van sportparticipatie is (F= 8.125,

p<0.001). De proefpersonen die zowel in 2007 als in 2009 aan sportbeoefening deden, hadden

Tabel 20: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor het vetpercentage

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 1.060 0.304

SPORTPARTICIPATIE 8.125 <0.001

TIJD x SPORTPARTICIPATIE 1.967 0.119

Page 47: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

40

een significant lager vetpercentage dan hun leeftijdsgenoten die in beide jaren niet sportten

(p<0.001). Het gemiddelde vetpercentage in de ‘ja ja’ groep op tijdstip één bedroeg 18.09 ±

4.77 % en op tijdstip drie was dit 17.86 ± 6.02 %. In de ‘nee nee’ groep lag dit hoger: 22.01 ±

6.31 % in jaar één en 22.85 ± 7.77 % in jaar drie.

Er werd geen significant hoofdeffect van tijd gevonden (F=1.060, p=0.304). Het

vetpercentage van de kinderen in jaar één was dus niet significant verschillend van dat in jaar

drie.

Er werd geen significant interactie-effect van tijd x sportparticipatie gevonden (F=1.967, p=

0.119). Dit wil zeggen dat de evolutie van het vetpercentage van jaar één naar jaar drie niet

afhankelijk was van de groep waartoe men behoorde. Wanneer we de groepen twee aan twee

vergelijken zien we bij de evolutie van het vetpercentage overheen de jaren tussen de ‘ja ja’

groep en de ‘nee nee’ groep een trend tot significantie terugkomen (F= 3.758 en p= 0.054).

Bij de niet sportende kinderen steeg het vetpercentage met 0.84%, terwijl het bij de sportende

kinderen afnam met 0.23%.

3.2. FYSIEKE EIGENSCHAPPEN

3.2.1 STANDING BROAD JUMP

Figuur 10: Evolutie van de standing broad jump test overheen de drie

testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Page 48: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

41

Tabel 21: Gemiddelden en standaarddeviaties van de

standing broad jump test

GROEP GEMIDDELDE ST DEV

Standing

Broad Jump

jaar 1

nee nee 111.48 16.87

ja ja 125.48 19.69

nee ja 119.35 15.92

ja nee 117.40 18.19

totaal 122.36 19.57

Standing

Broad Jump

jaar 3

nee nee 132.66 19.18

ja ja 147.72 20.24

nee ja 146.80 21.91

ja nee 136.52 22.11

totaal 144.52 21.07

Het hoofdeffect van tijd (F= 281.447, p<0.001) is significant. De score die de proefpersonen

behaalden op de standing broad jump in 2007, nam bij elke groep significant toe in 2009. De

‘nee nee’ groep haalde op tijdstip één een gemiddelde score van 111.48 ± 16.87cm, dit

resultaat nam toe tot 132.66 ± 19.18 cm in het derde testjaar. Bij de ‘ja ja’ groep bedroeg de

score in 2007 125.48 ± 19.68 cm, in 2009 was dit toegenomen tot 147.72 ± 20.24 cm.

Uit de tabel kunnen we afleiden dat ook het hoofdeffect van sportparticipatie significant is

(F= 9.062, p<0.001). Enkel het verschil tussen de groep die in beide jaren sport en de groep

die in geen van beide jaren aan sportbeoefening doet, is significant (p<0.001). Deze eerste

groep behaalde een score die gemiddeld 14.53 cm beter was dan de score van de ‘nee nee’

groep. Het verschil in score tussen de ‘nee nee’ en de ‘ja nee’ groep (p= 0.760), tussen de ‘nee

nee’ en de ‘nee ja’ groep (p= 0.166), tussen de ‘ja ja’ en de ‘ja nee’ groep (p= 0.97), tussen de

‘ja ja’ en de ‘nee ja’ groep (p= 0.874) en tussen de ‘nee ja’ en de ‘ja nee’ groep (p= 0.735) is

niet significant.

Het interactie-effect tijd x sportparticipatie is niet significant voor de standing broad jump.

Met andere woorden, er is geen significant verschil tussen de vier groepen in de mate waarin

hun score verandert tussen de meetmomenten in 2007 en 2009. Uit de grafiek is dan ook te

zien dat de lijnen voor de ‘ja ja’ groep, de ‘ja nee’ groep en de ‘nee nee’ groep een vrij

gelijkaardig verloop vertonen. Wat opvalt bij deze grafiek is dat de kinderen in de ‘nee ja’

Tabel 22: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor de standing broad jump test

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 281.447 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 9.062 <0.001

TIJD x SPORTPARTICIPATIE 1.135 0.335

Page 49: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

42

groep in het derde jaar ongeveer even goed scoorden als de kinderen die continu aan sport

deden. Wanneer we hier dieper op ingaan zien we dat de kinderen uit de ‘ja ja’ groep in jaar

één een gemiddelde van 125.48 ± 1.34 cm hadden terwijl dit bij de kinderen uit de ‘nee ja’

groep 120.32 ± 4.15 cm was (F= 1.773 en p= 0.237). In jaar drie sprongen de kinderen uit de

‘ja ja’ groep gemiddeld 147.72 ± 1.41cm ver en de kinderen uit de ‘nee ja’ groep 147.09 ±

4.37 cm ver. Met andere woorden de kinderen uit de ‘nee ja’ groep maakten meer progressie

(26.77 cm) in vergelijking met de kinderen die zowel in het eerste al derde jaar aan sport

deden (22.24 cm). Dit verschil was echter niet significant (F= 1.668 en p= 0.198).

3.3. COÖRDINATIE

3.3.1 MQKTK

Figuur 11: Evolutie van MQKTK overheen de drie testjaren voor de

vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 23: Gemiddelden en standaarddeviaties van het MQKTK

GROEP GEMIDDELDE ST DEV

MQKTK

jaar 1

nee nee 87.84 14.23

ja ja 100.25 13.23

nee ja 97.30 12.75

ja nee 92.71 12.62

totaal 97.57 14.02

MQKTK

jaar 3

nee nee 93.18 14.76

ja ja 106.78 13.67

nee ja 103.35 16.37

ja nee 99.50 14.43

totaal 103.90 14.87

Page 50: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

43

Er is een significant hoofdeffect van tijd op het MQKTK (F=67.701, p<0.001). Het MQKTK

dat de proefpersonen behaalden in 2009 lag dus significant hoger dan het MQKTK dat ze

behaalden in 2007. De ‘ja ja’ groep evolueerde van een gemiddelde score van 100.25 ± 13.29

in 2007 naar een significant hogere score van 106.78 ± 13.67. De ‘nee nee’ groep ging van

een gemiddelde score van 87.84 ± 14.23 in 2007 naar een MQKTK van 93.18 ± 14.76 in

2009.

Ook het hoofdeffect van sportparticipatie is hier significant (F=13.219, p<0.001). Enkel

tussen de ‘ja ja’ en de ‘nee nee’ groep was er een significant verschil in hun MQKTK. De

‘nee nee’ groep haalde in vergelijking met de ‘ja ja’ groep een significant lagere score

(p<0.001). De ‘nee nee’ en de ‘nee ja’ groep vertoonden een trend tot significantie (p=0.051),

waarbij de ‘nee ja’ groep een MQKTK had dat gemiddeld 9.81 punten hoger lag. Ook de ‘ja

ja’ en de ‘ja nee’ groep hadden een trend tot significantie (p= 0.075). Het MQKTK van de ‘ja

ja’ groep lag gemiddeld 7.41 punten hoger dan dit van de ‘ja nee’ groep.

Ook bij deze factor is het interactie-effect van tijd x sportparticipatie niet significant. De vier

groepen vertoonden een gelijke mate van toename in hun MQKTK van 2007 naar 2009.

Tabel 24: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor het MQKTK

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 67.701 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 13.219 <0.001

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

0.254 0.858

Page 51: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

44

IV. DISCUSSIE

Het doel van deze studie was om de stabiliteit van de talentkenmerken na te gaan bij kinderen

tussen 6 en 11 jaar. De determinant sportparticipatie werd hierbij als mogelijk beïnvloedende

factor op het motorische ontwikkelingsproces van deze kenmerken bij kinderen bestudeerd.

1. Onderzoeksvraag 1

Eens de beste, altijd de beste? Hoe stabiel zijn talentkenmerken?

Een eerste kenmerk van talent dat onderzocht werd in het huidige onderzoek, is de

antropometrie. Uit de resultaten van deze studie bleek dat de antropometrische factoren vrij

stabiel zijn tussen 6-jarige en 11-jarige leeftijd. Zo werden voor lichaamsgewicht correlaties

van meer dan 0.90 teruggevonden bij elke leeftijdsgroep. Ook in de kruistabellen kwam

ditzelfde fenomeen naar voor. De meisjes die in 2007 tot de groep met een laag, gemiddeld of

hoog lichaamsgewicht behoorden, bleken in 2009 allen nog steeds deel uit te maken van

dezelfde groep.

De resultaten uit deze studie sluiten nauw aan met eerder gevonden resultaten. Uit de

literatuurstudie konden we reeds concluderen dat de antropometrische eigenschappen een

hoge stabiliteit over de tijd vertoonden (Leppik et al., 2006, Falk et al., 2001).

Er werden matige stabiliteitscoëfficiënten teruggevonden voor de fysieke factoren en dit

zowel voor de jongens als voor de meisjes. Uit de resultaten bij de meisjes bleek dat

bijvoorbeeld voor de staande vertesprong de laagste correlatiecoëfficiënt, namelijk 0.491,

gevonden werd op 6- tot 8-jarige leeftijd. Deze was lager in vergelijking met de andere

leeftijdsgroepen, waarbij de waarden een bereik hadden tussen 0.637 en 0.743. Opnieuw

bevestigen de kruistabellen de gevonden correlatiecoëfficiënten. Uit de kruistabellen bleek

namelijk dat het grootste deel van de proefpersonen zich in 2009 nog steeds in dezelfde groep

(zwak-gemiddeld-goed) bevond als in 2007. Slechts een beperkt aantal proefpersonen maakte

de overgang naar een lagere of hogere groep. Deze bevindingen lagen in dezelfde lijn als

eerder onderzoek. Voor de staande vertesprong werden er matige tot hoge

correlatiecoëfficiënten teruggevonden in de literatuur (Falk et al., 2001; Branta et al., 1984;

Ahnert et al., 2008). Zo vonden Falk et al. (2001) een stabiliteitscoëfficiënt van 0.40 voor de

meisjes. Ook Ahnert et al. (2008) bekwamen stabiele waarden voor de staande vertesprong,

namelijk 0.57 voor de meisjes. Deze waarden waren hoger dan deze die Falk et al. (2001) in

Page 52: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

45

hun studie bekwamen. Aangezien het resultaat op de standing broad jump voor een groot

aandeel bepaald wordt door de coördinatie, zou dit verklaard kunnen worden doordat

bewegingspatronen op jonge leeftijd nog niet routinematig zijn (Seefeldt et al., 1982).

Hierdoor vonden Falk et al. (2001), die bij de start van hun onderzoek een eerste meting

deden bij kinderen van 6-7 jaar, lagere waarden dan Ahnert et al. (2008), die kinderen van 8

tot 12 jaar opnamen in hun studie. Tot slot kan dan ook afgeleid worden uit voorgaande

onderzoeken (Beunen et al., 1997; Maia et al., 2001) en uit de huidige studie dat de fysieke

eigenschappen stabiel zijn, maar minder stabiel dan de antropometrische eigenschappen.

Er is slechts in beperkte mate onderzoek gedaan naar de stabiliteit van motorische

vaardigheden. In deze studie werden hoge correlaties teruggevonden voor wat betreft de

stabiliteit van motorische vaardigheden over een termijn van twee jaar bij de meisjes: van 6-8

jaar (0.689), van 7-9 jaar (0.860), van 8-10 jaar (0.874) en van 9-11 jaar (0.861). Bij de

jongens werden er gelijkaardige resultaten gevonden. Opnieuw werd op 6-jarige leeftijd de

laagste correlatiecoëfficiënt teruggevonden.

Een mogelijke verklaring is dus bijgevolg opnieuw te vinden in de theorie van Seefeldt et al.

(1982) die stelt dat de bewegingspatronen op jongere leeftijd nog niet routineus zijn. Ook

Ahnert et al. (2008) vonden hoge waarden voor de korte termijn stabiliteit van de motorische

coördinatie bij lagere schoolkinderen. Uit hun studie bleek dat er een correlatie was van 0.745

tussen de KTK score op 8-jarige leeftijd en de score op 10-jarige leeftijd voor de meisjes,

terwijl er bij de jongens een iets hogere correlatie gevonden werd, namelijk 0.80.

Voor elke eigenschap werd er een hoge mate van stabiliteit teruggevonden. De

correlatiecoëfficiënten van de antropometrische en coördinatieve kenmerken waren echter iets

groter dan deze van de fysieke eigenschappen.

Het antwoord op de eerste onderzoeksvraag ‘Eens de beste, altijd de beste?’ kan dan ook

beantwoord worden met ‘ja’. Uit de literatuur en uit onze resultaten komt immers naar voor

dat dus zowel de antropometrische, de fysieke als de motorische vaardigheden matige tot

hoge stabiliteit vertonen. Dit is ook een belangrijk gegeven bij de zoektocht naar talent, want

aan de hand van de resultaten die de kinderen behaalden kan men reeds nagaan wie een goede

score behaalde op de biologische factoren op jonge leeftijd. Deze biologische factoren zijn

één van de determinanten bij de zoektocht naar talentvolle kinderen. Zo zal een kind dat tot de

kleinsten behoorde op jonge leeftijd, nog steeds thuishoren bij de kleinsten op latere leeftijd.

Page 53: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

46

Met dit gegeven in gedachten, zou men dit kind bijvoorbeeld kunnen doorverwijzen naar een

gymnastiekclub waar een kleine gestalte voordelig kan zijn.

2. Onderzoeksvraag 2

Wat is de invloed van sportparticipatie op de talentkenmerken?

De tweede onderzoeksvraag focuste op de invloed van het al dan niet sporten op de

ontwikkeling van antropometrische, fysieke en coördinatie eigenschappen bij kinderen. Uit de

resultaten bleek dat al dan niet sporten vooral een grote invloed had op het lichaamsgewicht.

Zo verzwaarden de niet sportende kinderen significant meer dan sportende kinderen overheen

het tweejarig onderzoek. Bovendien bleek deze trend zich vooral te manifesteren bij de

meisjes. Een studie van Mak et al. (2010) toonde reeds aan dat kinderen steeds minder fysiek

actief zijn. Zowel jongens als meisjes besteden meer tijd aan sedentaire activiteiten.

Bovendien heeft de huidige maatschappij steeds meer te kampen met een stijgende

prevalentie van overgewicht/obesitas (Gezondheidsenquête België 2004). Dit gegeven, in

combinatie met de resultaten van onze studie, wijst dan ook op de noodzaak van voldoende

lichaamsbeweging op jonge leeftijd en dit zeker en vast bij de meisjes.

Bij de fysieke tests bleek het al dan niet sporten een beperkte invloed te hebben op de

prestatie overheen de tijd. Zowel de sportende als niet sportende kinderen maakten ongeveer

evenveel progressie over het tweejarig interval heen. Wel was het zo dat de kinderen die in

het eerste jaar van het onderzoek reeds aan sport deden een betere beginprestatie hadden en

dus in het laatste jaar van het onderzoek ook een hogere score behaalden dan de niet

sportende kinderen. Wanneer er echter een onderscheid gemaakt werd tussen verschillende

leeftijdsgroepen, werd er bij de oudere kinderen wel een trend tot significantie teruggevonden

voor de evolutie van de prestatie overheen de tijd. Met andere woorden, bij de oudere groep

boekten de sportende kinderen meer vooruitgang dan de niet sportende kinderen. Een

mogelijke verklaring voor het feit dat er bij de oudere kinderen wel een trend tot significantie

gevonden werd en bij de jongen kinderen niet, is opnieuw te vinden in de theorie van Seefeldt

et al. (1982). Zo zullen de verschillen tussen jonge sportende of niet sportende kinderen

kleiner zijn overheen de tijd, omdat de bewegingspatronen er op jonge leeftijd nog niet

ingebakken zitten. De oudere kinderen daarentegen hebben zich deze bewegingspatronen al

meer eigen gemaakt, waardoor de verschillen tussen sporters en niet sporters groter zullen

zijn.

Page 54: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

47

De invloed van sporten op de evolutie van de scores op de coördinatieve tests bleek beperkt

te zijn. Wel was het zo dat net als bij de fysieke tests de sportende kinderen bij de start van het

onderzoek reeds hoger scoorden in vergelijking met de niet sportende kinderen, maar de

progressie die de kinderen maakten bleek dus niet significant groter te zijn bij de sportende

kinderen.

Wat opviel was dat bij de start van het onderzoek de voorsprong van de sporters reeds

merkbaar was. De vraag blijft echter of kinderen sporten omdat ze een goede motoriek

hebben, of dat ze een goede motoriek hebben doordat ze sporten.

3. Onderzoekvraag 3

Wat is de invloed van verandering in sportparticipatie op de talentkenmerken?

Bij deze onderzoeksvraag werd er niet enkel gekeken naar degene die al dan niet sporten,

maar er werd ook een onderscheid gemaakt tussen kinderen die in jaar één van het onderzoek

aan sport deden en in jaar drie niet meer sportten. Eveneens werd de omgekeerde relatie

bekeken, kinderen die in jaar één niet sportten, maar in het derde jaar wel sportten.

De verandering in sportparticipatie had geen invloed op de groei (lichaamslengte), maar bleek

wel een belangrijke gezondheidsvoordeel te bieden. Zo bleek dat het vetpercentage van de

sportende kinderen afnam overheen de drie jaar, terwijl dit bij de niet sportende kinderen

toenam. Ook was het zo dat de sportende kinderen bij de start al een lager vetpercentage

hadden dan de niet sportende kinderen. Bij de groep die in jaar één aan sport deed, maar in

jaar drie geen sport meer beoefende steeg het vetpercentage, terwijl bij de groep die in jaar

één niet sportte, maar in jaar drie wel het vetpercentage daalde. Met andere woorden, sporten

heeft dus een belangrijke invloed op de mate waarin het vetpercentage toe- of afneemt

overheen de tijd.

Ook voor de fysieke eigenschappen en dan wel specifiek voor de standing broad jump, ging

deze studie na of ook de verandering in sportparticipatie een invloed had op de behaalde

resultaten. Wanneer de vier groepen met elkaar vergeleken werden, bleek er nergens een

significant interactie-effect te zijn tussen de tijd en de sportparticipatie. Alhoewel er hiervoor

dus geen significante waarden gevonden werden, kunnen we wel aan de hand van de grafiek

zien dat het verschil tussen de kinderen die continu sporten en de kinderen die in het begin

Page 55: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

48

van het onderzoek niet sporten maar dit op het einde wel deden, in het begin groter is, maar

dat de resultaten in jaar drie geleidelijk aan meer naar elkaar toe groeien en bijna gelijk zijn.

Een mogelijke verklaring hiervoor kan gevonden worden in het feit dat voor de uitvoering van

de standing broad jump men zowel over kracht als over coördinatie moet beschikken. Uit de

resultaten bleek al dat de verandering in sportparticipatie geen invloed had op de evolutie van

coördinatie. Kracht daarentegen bleek een minder stabiele eigenschap te zijn en wordt dus

meer beïnvloed door al dan niet sporten. Kinderen die aan sportbeoefening doen kunnen dus

een voordeel hebben op het vlak van kracht en hierdoor dan ook betere scores behalen op de

standing broad jump.

Alle kinderen (6-11 jaar) bleken gelijkmatig te evolueren voor de coördinatieve vaardigheden.

De kinderen die in beide jaren sportten, behaalden de beste resultaten, gevolgd door de

kinderen die niet in jaar één, maar wel in jaar drie sportten. De minst goede scores werden

behaald door de kinderen die in geen van beide jaren aan sportbeoefening deden. Zij werden

voorafgegaan door de kinderen die wel in jaar één, maar niet in jaar drie sportten. Dit gegeven

werd systematisch teruggevonden voor elke afgenomen coördinatie test. Verandering in

sportparticipatie beïnvloedde de behaalde resultaten niet. Hieruit blijkt nogmaals dat

coördinatie een stabiele eigenschap is.

De vraag blijft echter nog of kinderen die sporten een hoger motorisch quotiënt hebben

omdat ze aan sport doen of doen deze kinderen aan sport net omdat ze een hoog motorisch

quotiënt hebben?

Een opvallend fenomeen dat terugkwam bij de drie grafieken die we hierboven bespraken is

dat de kinderen die eerst wel aan sport deden maar in het laatste jaar niet meer, in het eerste

jaar van de studie al lagere scores behaalden in vergelijking met de groep die continu aan

sportbeoefening deed, alhoewel zij in dit eerste jaar ook aan sport deden. Dit verschijnsel was

meer uitgesproken bij de MQKTK grafiek. Een mogelijke verklaring voor het stoppen met

sporten bij de kinderen uit de groep die eerst niet en dan wel sporten, zou dus kunnen liggen

aan het feit dat ze motorisch minder vaardig zijn en daardoor het sporten opgeven.

Uit deze drie onderzoeksvragen blijkt dat zowel de antropometrie als de coördinatie in

vergelijking met de fysieke kenmerken stabielere eigenschappen zijn bij kinderen van 6 tot 11

jaar oud. De stabiliteit van de antropometrische factoren (lichaamsgewicht en vetpercentage)

speelt een belangrijke rol op gezondheidsvlak, terwijl de stabiliteit van de coördinatieve

Page 56: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

49

eigenschappen van belang is bij de zoektocht naar talent. De fysieke eigenschappen bleken

vrij stabiel te zijn in de eerste onderzoeksvraag. Bij het nagaan van de invloed van de

verandering in sportparticipatie bleek dit wel een zekere rol te spelen. Zo zagen we een

verschuiving optreden in de curve van de kinderen die in het eerste jaar niet sportten, maar dit

in het derde jaar wel deden. Uit onderzoeksvraag één bleek reeds dat de coördinatieve

eigenschappen stabiel zijn. Onderzoeksvraag drie bevestigde dit, aangezien uit deze resultaten

bleek dat starten of stoppen met sporten geen invloed had op de ontwikkeling van de

coördinatie. Het verloop van de grafieken was dan ook gelijkaardig voor alle groepen.

Coördinatie zou dan ook gezien kunnen worden als een mogelijke determinant voor

sportparticipatie.

Reeds bij de start van het onderzoek hadden de kinderen die sportten een voorsprong in de

motoriek. Het is dus belangrijk om na te gaan waardoor dit verschil in startwaarde verklaard

kan worden. Komt dit er door een genetische voorsprong, door eerdere bewegingservaringen

of door een combinatie van deze twee factoren?

4. Beperkingen en richtlijnen voor verder onderzoek.

Deze studie kan dienen als aanvulling bij reeds bestaande onderzoeken en is één van de

weinige studies die zich richt op de stabiliteit van verschillende factoren bij jonge kinderen.

Toch moet er ook rekening gehouden worden met een aantal beperkingen van dit onderzoek.

Hoewel het hier om een longitudinale studie gaat, omvatte het onderzoek slechts een periode

van twee jaar. Dit is een relatief korte tijdspanne en het opzet van het onderzoek zou dan

waarschijnlijk ook beter geweest zijn indien het een aantal jaar langer had geduurd. Nu werd

de stabiliteit enkel nagegaan bij jonge kinderen tussen 6 en 11 jaar en kunnen er dus enkel

resultaten voor deze leeftijdsgroep gerapporteerd worden. Indien dit onderzoek een aantal

jaren langer zou geduurd hebben, zou ook de invloed van de puberteit in rekening gebracht

kunnen worden. In deze periode gebeuren er namelijk veranderingen op verschillende

vlakken. Zo zullen er onder andere op het fysieke en socio-affectieve vlak tal van wijzigingen

optreden.

Een pluspunt aan deze studie was dat we beroep konden doen op een groot aantal

proefpersonen. Toch bleek het bij de derde onderzoeksvraag niet mogelijk om de

proefpersonen op te delen per leeftijdscategorie. Indien we dit wel hadden gedaan zou het

aantal proefpersonen per groep te laag geweest zijn vanuit statistisch oogpunt.

Page 57: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

50

Aangezien dit één van de eerste studies is naar de stabiliteit van de coördinatieve

eigenschappen in de kindertijd en de coördinatieve eigenschappen in deze studie naar voor

komen als betere voorspellers van de stabiliteit in vergelijking met de fysieke eigenschappen,

is verder onderzoek ter bevestiging van deze studie hiernaar zeker aangewezen.

Motoriek bleek een stabiele factor vanaf 6-jarige leeftijd. Er is echter meer onderzoek nodig

om te weten te komen of het verschil tussen de sportende en niet sportende kinderen bij de

start van het onderzoek een genetische oorsprong heeft, tot stand komt door eerdere

bewegingservaringen of eerder een combinatie is van beide.

5. Conclusie

Zowel de antropometrische, fysieke als coördinatieve factoren bleken stabiel te zijn wanneer

ze twee jaar opgevolgd werden bij kinderen tussen 6 en 9 jaar. Van deze drie eigenschappen

was antropometrie de meest stabiele factor, dit bleek zowel uit de literatuur als uit onze eigen

analyses. De invloed van sportparticipatie of de verandering hierin bleek bovendien van groot

belang te zijn. Zo bleek uit deze studie dat niet sportende kinderen meer bijkwamen overheen

de jaren in vergelijking met sportende kinderen en dat wanneer kinderen starten met sporten

het gewicht/vetpercentage zal afnemen, terwijl dit zal toenemen wanneer de kinderen stoppen

met sporten. Dit is met andere woorden een heel belangrijk gegeven op gezondheidsvlak.

Kinderen van jongs af aan stimuleren om te bewegen/ sporten is dan ook noodzakelijk.

Verder bleek de coördinatie een stabielere factor te zijn in vergelijking met de fysieke

capaciteiten en dus bijgevolg vermoedelijk ook een betere voorspeller te zijn in de zoektocht

naar talent. Bij de coördinatieve testen bleek namelijk dat de verandering in sportparticipatie

geen invloed had op de prestaties op deze testen, terwijl bij de fysieke testen verandering in

sportparticipatie soms een beïnvloedende rol had op de prestaties.

Page 58: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

51

REFERENTIELIJST

Ahnert J, Schneide W (2007), Entwicklung und Stabilität motorischer Fähigkeiten vom

Vorschul- bis ins Frühe Erwachsenenalter, Zeitschrift für Entwicklungspsychologie

und Pädagogische Psychologie, 39 (1), 12-24

Ahnert J, Schneide W, Bös K (2008) Developmental Changes and Individual Stability of

Motor Abilities from the Preschool Period to Young Adulthood

Beunen G, Ostyn M, Simons J, Renson R, Claessens A, Vanden Eynde B, Lefevre J,

Vanreusel B, Malina R.M., van t’Hof M (1997). Development and tracking in Fitness

Components: Leuven Longitudinal Study on Lifestyle, Fitness and Health, Int. J.

Sports Med, 18, 171-178

Boreham C, Riddoch C (2001). The physical activity, fitness and health of children. J Sports

Sci, 19, 915–929

Boreham C, Robson P, Gallgher A, Cran G, Savage M, Murray J (2004). Tracking of physical

activity, fitness, body composition and diet from adolescence to young adulthood: The

Young Hearts Project, Northern Ireland. International Journal of Behavioral

Nutrition and Physical Activity, 10, 1-14

Borg GAV (1973). Perceived exertion: a note on history and methods, Med Sci Sports, 5 (2),

90-93

Branta C, Haubenstricker J, Seefeldt V. (1984). Age changes in motor skills during childhood

and adolescence. Exerc Sports Sci Rev, 12, 467–520

Campbell P, Katzmarzyk P, Malina RM, Rao, D.C, Pe’russe L, Bouchard C (2001). Stability

of adiposity phenotypes from childhood and adolescence into young adulthood with

contribution of parental measures. Obes Res , 9, 394–400.

Casey V, Dıer J, Coleman A, Valadian I (1992). Body mass index from childhood to middle

age: a 50-y follow-up. Am J C/in Nutr, 56, 14-8.

Cazelatti S, Matsudo VKR, Cavasini SM ( 1980). Self-concept and participation in physical

activity, Braz J Sports Sci, 2 (1), 32-35

Clark J, Metcalfe J (2002). The mountain of motor development: A Metaphor In J Clark &

Humphrey. Motor development: Research and reviews, 2, 163-190

Cronk C, Roche AF, Chumlea WC, Kent R (1982). Longitudinal trends of weight/stature in

childhood relationship to adulthood body fat measures. Hum Biol, 54, 751-764.

Dwyer IT, Mayer I (1970). Potential dieters: who are they? Attitudes toward weight and

dietary behavior. J Am Diet Assoc, 56; 510-514.

Ellis J, Carron A, Bailev D (1975). Physical performance in boys from I0 through 16 years.

Human Biology, 47, 263-281

Page 59: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

52

Erhardt P, McKinlay IA, Bradley G (1987), Coordination screening for children with and

without moderate learning difficulties: Further experiences with Gubbay’s tests. Dev

Med Child Neurol, 29: 666-673

Falk B, Cohen Y, Lustig G, Lander Y, Yaaron M, Ayalon J (2001). Tracking of Physical

Fitness Component in Boys and Girls From the Second to Sixth Grades. American

journal of human biology, 13, 65-70

Gagné F, van Rossum JHA (2005). Talent development in sports, The handbook of secondary

gifted education, Prufrock Press, 281-316

Graf C, Koch B, Kretschmann-Kandel E, Falkowski G, Christ H, Coburger S, Lechmacher W,

Bjamason- Wehrens B, Platen P, Tokarski W, Prede H and Dordel S (2004).

Correlation between BMI, leisure habits and motor abilities in childhood (CHILT-

Project). International journal of obesity, 28, 22-26

Haga M (2008). The relationship between physical fitness and motor competence in children.

Child care health and development, 3, 329-334

Haga M (2009). Physical Fitness in Children With High Motor Competence is Different From

that in Children With Low Motor Competence Physical therapy, 10, 1089-1097

Hands B (2007), Changes in motor skill and fitness measures among children with high and

low motor competence: A five-year longitudinal study. Journal of Science and

Medicine in Sport, 11, 155-162

Hay J. (1992). Adequacy in and predilection for physical activity in children. Clinical journal

of sports medicine, 2, 192-201

Hemery D (1986). Sporting excellence. A study of sport’s highest achievers, Willow Books

Kann L, Kinchen SA, Williams BI (1998) Youth risk behaviour surveillance: United States,

1997. MMWR CDC Surveill Summ, 3, 1–89

Kearney (1999). Talent identification and development: the foundation of Olympic success,

Sports and science technology division USOC

Kluka D.A. (2007). Long-term athlete development: systematic talent identification,

Kunkel M.E. (1987) Body weight perceptions. body mass index. and dieting practices of

South Carolina adults. I Am Diet Assoc, 2, 17-8.

Lefevre J, Beunen G, Steens G, Claessens A, Renson R (1990). Motor performance during

adolescence and age thirty as related to age at peak height velocity. Annals of human

biology, 5, 423-435

Leppik A, Jürimäe T, Jürimäe J (2006). Tracking of Anthropometric Parameters and

Bioelectrical Impedance in Pubertal Boys and Girls. Coll Antropol, 4, 753-760

Page 60: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

53

Newman W, Freedman D, Voors A, Gard P, Srinvasan S, Cresabta J, Williamson G, Webber

L, Berenson G (1986). Relation of serum lipoprotein levels and systolic blodd pressur

to early atherosclerosis. New Engl J Med, 314, 138-144

Maia J, Lefevre J, Claessens A, Renson R, Vanreusel B, Beunen G (2001). Tracking of

physical fitness during adolescence: a panel study in boys. Med. Sci. Sports Exerc., 5,

765–771.

Mak K-K, Day J R (2010). Secular trend of sportparticipation, sedentary activity and physical

self-perceptions in Hong Kong adolescents, 1995 – 2000. Acta Paediatrica, 99, 1731-

1734

Malina R.M. (1990) Tracking of physical fitness and performance during growth. In: Buenen

G, Ghesquiere J, Reybrouck T, Classens A,eds. Children and Exercise, 1–10

Malina, R. M. (1996). Tracking of physical activity and physical fitness across the lifespan.

Research Quarterly for Exercise and Sport, 67, 1–10.

Malina R. M. (2004). Motor development during Infancy and early childhood: overview and

suggested directions for research, International journal of sport and health science, 2,

50-66

Malina R.M, Bouchard C, Bar-Or O (2004). Growth, maturation and physical activity.

Marshall S, Sarkin J, Sallis J, Mckenzie T (1998). Tracking of health-related fitness

components in youth ages 9 to 12. Med. Sci. Sports Exerc., 6, 910-916

Matsudo V.K.R. (1996). Prediction of future athletic excellence, The child and adolescent

athlete, 92-109

Matton L, Thomis M, Wijndaele K, Duvigneaud N, Beunen G, Claessens L, Vanreusel B,

Phillippaerts R, Lefevre J (2006). Tracking of Physical Fitness and Physical Activity

from Youth to Adulthood in Females. Med. Sci. Sports Exerc, 6, 1114 – 1120

Mirwald R.L., Baxter – Jones A.D.G., Bailey D.A., Beunen G.P. (2002), An assessment of

maturity from anthropometric measurements, Med. Sci. Sport Excerc., 34, 4, 689-694

Okely A, Booth M, Patterson J (2001). Relationship of physical activity to fundamental

movement skill among adolescents. Med Sci Sports Exerc., 33, 1899–1904

Pate R, Freedson P, Sallis J (2002). Compliance with physical activity guidelines: prevalence

in a population of children and youth. Ann Epidemiol, 12, 303–308

Regnier G, Salmela J, Russel SJ (1993). Talent identification and development in sport,

Handbook of research in sport psychology, 290-313

Ridgway C.L., Ong K.K., Tammelin T.H., Sharp S., Ekelund U., Jarvelin MR. (2009), Infant

motor development predicts sports participation at age 14 years: Northern Finland

birth cohort of 1966. Plos One, 4, 1-7

Page 61: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

54

Rose B, Larkin D, Berger B. (1997) Coordination and gender influences on the perceived

competence of children. APAQ, 14, 210- 221.

Rose B, Larkin D, Berger B. (1998) The importance of motor coordination for children’s

motivational orientation in sport. APAQ, 15, 316- 327.

Sallis JF, Prochaska JJ, Taylor WC (200). A review of correlates of physical activity of

children and adolescents. Med Sci Sport Exerc, 32, 963–975.

Seefeldt V, Haubenstricker J. (1982). Patterns, phases, or stages: an analytical model for the

study of developmental movement. In: Kelso JAS, Clark JE, editors.The development

of movement control and coordination. New York: Wiley, 309–318.

Sherar L.B., Mirwald R.L., Baxter – Jones A.D.G., Thomis M. (2005). Prediction of adult

height using maturity-based cumulative height velocity curves, The Journal of

Pediatrics, 147, 508- 514

Stodden D, Goodway J, Langendorfer S, Roberton M, Rudisill M, Garcia C, Garcia L (2008).

A developmental perspective on the role of motor skill competence in physical

activity: an emergent relationship. Quest, 60, 290-306

Taeymans J., Clarys P., Abidi H., Hebbelinck M., Duquet W. (2009), Developmental changes

and predictability of static strength in individuals of different maturity: A 30-year

longitudinal study, Journal of Sport Sciences, 27:8, 833-841

Taylor C, Sallis J, Needle R (1985). The relationship between physical activity and exercise

and mental health. Publ Health Rep, 100, 195-202

Telema R, Viikari J, Siren- Tiusanen H, Akerblom H, Uhari M, Dahl M, Pesonen E, Lahde P,

Pietikainen M, Suoninen P (1985). Atherosclerosis precursors in Finnisch children and

adolescents. Acta paediatr Scand, 318, 169-180

Trost S, Kerr L, Ward D and Pate R (2001). Physical activity and determinants of physical

activity in obese and non-obese children. International journal of obesity, 25, 822-829

Trudeau F, Shephard R, Arsenault F, Laurencelle L (2003). Tracking of physical fitness from

childhood to adulthood. Canadian Journal of Applied Physiology, 2, 257-71.

Trost S, Pate R, Saunders R, Ward D, Dowda M, Felton G (1997). A prospective study of the

determinants of physical activity in rural fifth-grade children. Prev Med, 26, 257–263

Vaeyens R, Ericsson KA, Krampe RT, Tesch-Römer C (1993). The role of deliberate practice

in the acquisition of expert performance, psycho rev, 100 (3), 363-406

Vaeyens R, Lenoir M, Williams AM, Philippaerts RM (2008). Talent identification and

development programmes in sport, Sports med, 38 (9), 703-714

Vandorpe B, Vandendriessche J, Lefevre, Pion J, Vaeyens R, Matthys S, Philippaerts R. and

Lenoir M (2010). The KörperkoordinationsTest für Kinder: reference values and

Page 62: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

55

suitability for 6–12-year-old children in Flanders Scandinavian journal of medicine

and science in sports

Wardle J, Brodersen N.H., Cole T.M., Jarvis M.J., Boniface D.R. (2006). Development of

adiposity in adolescence: five year longitudinal study of an ethnically and

socioeconomically diverse sample of young people in Britain, bmj

Williams AM, Reilly T (2000). Talent identification and development in soccer. J Sport Sci,

18 (9), 657-667

Wrotniak, B. H., Epstein, L. H., Dorn, J. M., Jones, K. E. & Kondilis, V. A. (2006) The

relationship between motor proficiency and physical activity in children. Pediatrics,

118, 1758–1765.

Yang X, Telama R, Viikari J (2006).. Risk of obesity in relation to physical activity tracking

from youth to adulthood. Med Sci Sport Exerc, 38, 919–925

Page 63: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

56

BIJLAGE

Onderzoeksvraag 1

B. CORRELATIES

Tabel 1: Correlatiecoëfficiënten: antropometrie - JONGENS

Jongens 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Lichaamsgewicht 1-2 0.969 0.960 0.956 0.978

2-3 0.946 0.977 0.985 0.971

1-3 0.922 0.946 0.927 0.947

Lichaamslengte 1-2 0.989 0.981 0.982 0.992

2-3 0.991 0.987 0.979 0.990

1-3 0.980 0.969 0.974 0.982

Vetpercentage 1-2 0.871 0.915 0.826 0.939

2-3 0.916 0.956 0.937 0.918

1-3 0.840 0.913 0.815 0.863

APHV 1-2 0.960 0.813 0.854 0.813

2-3 0.786 0.936 0.958 0.955

1-3 0.744 0.821 0.823 0.811 NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001)

Tabel 2: Correlatiecoëfficiënten: fysiek - JONGENS

Jongens 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Sit ups 1-2 0.693 0.541 0.441 0.434

2-3 0.570 0.647 0.446 0.461

1-3 0.546 0.540 0.486 0.521

Knee push up 1-2 0.576 0.552 0.418 0.456

2-3 0.717 0.784 0.569 0.668

1-3 0.477 0.542 0.403 0.335

SAR 1-2 0.665 0.759 0.794 0.803

2-3 0.839 0.800 0.821 0.865

1-3 0.648 0.677 0.813 0.770

SBJ 1-2 0.679 0.629 0.667 0.697

2-3 0.721 0.733 0.766 0.784

1-3 0.575 0.491 0.669 0.684

Shuttle run 1-2 0.540 0.769 0.615 0.699

2-3 0.777 0.722 0.709 0.724

1-3 0.562 0.628 0.632 0.649

Endurance Shuttle run 1-2 0.694 0.891 0.910 0.922

2-3 0.743 0.810 0.798 0.852

1-3 0.479 0.535 0.523 0.506 NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001)

Page 64: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

57

Tabel 3: Correlatiecoëfficiënten: coördinatie - JONGENS

Jongens 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Rugwaarts wandelen (BB) 1-2 0.633 0.730 0.681 0.660

2-3 0.702 0.666 0.713 0.601

1-3 0.446 0.705 0.655 0.607

Zijwaarts springen (JS) 1-2 0.686 0.783 0.760 0.807

2-3 0.797 0.809 0.831 0.876

1-3 0.585 0.706 0.734 0756

Zijdelings verplaatsen (MS) 1-2 0.495 0.656 0.615 0.677

2-3 0.596 0.666 0.734 0.715

1-3 0.498 0.689 0.652 0.522

Kussens (HH) 1-2 0.729 0.830 0.808 0.820

2-3 0.745 0.846 0.806 0.857

1-3 0.536 0.811 0.767 0.793

MQKTK 1-2 0.727 0.888 0.825 0.868

2-3 0.805 0.907 0.899 0.867

1-3 0.620 0.879 0.819 0.816 NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001)

Tabel 4: Correlatiecoëfficiënten: antropometrie - MEISJES

Meisjes 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Lichaamsgewicht 1-2 0.965 0.966 0.981 0.962

2-3 0.952 0.965 0.979 0.955

1-3 0.909 0.925 0.947 0.904

Lichaamslengte 1-2 0.987 0.988 0.981 0.981

2-3 0.988 0.984 0.980 0.980

1-3 0.979 0.967 0.945 0.952

Vetpercentage 1-2 0.888 0.917 0.962 0.921

2-3 0.919 0.957 0.972 0.907

1-3 0.849 0.911 0.940 0.877

APHV 1-2 0.848 0.978 0.914 0.955

2-3 0.710 0.743 0.749 0.944

1-3 0.805 0.735 0.795 0.876 NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001)

Page 65: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

58

Tabel 5: Correlatiecoëfficiënten: fysiek - MEISJES

Meisjes 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Sit ups 1-2 0.675 0.435 0.521 0.355

2-3 0.555 0.581 0.635 0.626

1-3 0.619 0.430 0.557 0.412

Knee push up 1-2 0.304 0.000× 0.479 0.582

2-3 0.681 0.592 0.770 0.762

1-3 0.414 0.179× 0.469 0.456

SAR 1-2 0.717 0.766 0.773 0.801

2-3 0.850 0.756 0.823 0.803

1-3 0.688 0.772 0.755 0.743

SBJ 1-2 0.616 0.420 0.816 0.743

2-3 0.666 0.539 0.814 0.815

1-3 0.491 0.637 0.743 0.714

Shuttle run 1-2 0.320 0.655 0.678 0.668

2-3 0.578 0.682 0.751 0.737

1-3 0.326 0.687 0.691 0.609

Endurance Shuttle run 1-2 -0.459× 0.967 0.870 0.800×

2-3 0.315× 0.860× 0.624× 0.975

1-3 0.198× 0.485 0.604 0.422 NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001) behalve deze aangeduid met een ×

Tabel 6: Correlatiecoëfficiënten: coördinatie - MEISJES

Meisjes 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Rugwaarts wandelen (BB) 1-2 0.597 0.599 0.599 0.599

2-3 0.597 0.755 0.755 0.755

1-3 0.510 0.525 0.525 0.525

Zijwaarts springen (JS) 1-2 0.693 0.689 0.751 0.816

2-3 0.676 0.831 0.854 0.845

1-3 0.754 0.711 0.774 0.754

Zijdelings verplaatsen (MS) 1-2 0.433 0.699 0.619 0.723

2-3 0.602 0783 0.762 0.696

1-3 0.518 0.679 0.667 0.652

Kussens (HH) 1-2 0.792 0.832 0.823 0.827

2-3 0.784 0.888 0.839 0.839

1-3 0.674 0.862 0.834 0.799

MQKTK 1-2 0.790 0.853 0.853 0.883

2-3 0.788 0.938 0.895 0.887

1-3 0.689 0.860 0.874 0.861 NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001)

Page 66: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

59

C. KRUISTABELLEN

1. ANTROPOMETRIE

Tabel 7: Kruistabel lichaamslengte jongens

Ll

jon

gen

s ja

ar

1

Lichaamslengte jongens jaar 3

Klein Gemiddeld Groot Totaal

Klein 30 0 0 30

36,10% 0,00% 0,00% 36,10%

Gemiddeld 0 21 0 21

0,00% 25,30% 0,00% 25,30%

Groot 0 0 32 32

0,00% 0,00% 38,60% 38,60%

Totaal 30 21 32 83

36,10% 25,30% 38,60% 100,00%

Tabel 8: Kruistabel lichaamslengte meisjes

Ll

mei

sjes

jaar

1

Lichaamslengte meisjes jaar 3

Klein Gemiddeld Groot Totaal

Klein 33 9 0 42

36,70% 10,00% 0,00% 46,70%

Gemiddeld 0 19 1 20

0,00% 21,10% 1,10% 22,20%

Groot 0 0 28 28

0,00% 0,00% 31,10% 31,10%

Totaal 33 28 29 90

36,70% 31,10% 32,20% 100,00%

Tabel 9: Kruistabel lichaamslengte jonge kinderen (6 en 7 jaar)

Ll

jon

g j

aar

1

Lichaamslengte jong jaar 3

Klein Gemiddeld Groot Totaal

Klein 24 0 0 24

36,90% 0,00% 0,00% 36,90%

Gemiddeld 0 16 0 16

0,00% 24,60% 0,00% 24,60%

Groot 0 0 25 25

0,00% 0,00% 38,50% 38,50%

Totaal 24 16 25 65

36,90% 24,60% 38,50% 100,00%

Tabel 10: Kruistabel lichaamslengte oude kinderen ( 8 en 9 jaar)

Ll

ou

d j

aar

1

Lichaamslengte oud jaar 3

Klein Gemiddeld Groot Totaal

Klein 33 0 0 33

40,20% 0,00% 0,00% 40,20%

Gemiddeld 0 19 0 19

0,00% 23,20% 0,00% 23,20%

Groot 0 0 30 30

0,00% 0,00% 36,60% 36,60%

Totaal 33 19 30 82

40,20% 23,20% 36,60% 100,00%

Page 67: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

60

Tabel 11: Kruistabel lichaamsgewicht jongens L

G j

on

gen

s ja

ar

1

Lichaamsgewicht jongens jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 27 0 0 27

38,00% 0,00% 0,00% 38,00%

Gemiddeld 0 17 0 17

0,00% 23,90% 0,00% 23,90%

Hoog 0 0 27 27

0,00% 0,00% 38,00% 38,00%

Totaal 27 17 27 71

38,00% 23,90% 38,00% 100,00%

Tabel 12: Kruistabel lichaamsgewicht meisjes

LG

mei

sjes

jaar

1

Lichaamsgewicht meisjes jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 28 0 0 28

45,20% 0,00% 0,00% 45,20%

Gemiddeld 0 10 0 10

0,00% 16,10% 0,00% 16,10%

Hoog 0 0 24 24

0,00% 0,00% 38,70% 38,70%

Totaal 28 10 24 62

45,20% 16,10% 38,70% 100,00%

Tabel 13: Kruistabel lichaamsgewicht jonge kinderen ( 6 en 7 jaar)

LG

jon

g j

aar

1

Lichaamsgewicht jong jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 25 0 0 25

43,10% 0,00% 0,00% 43,10%

Gemiddeld 0 12 1 13

0,00% 20,70% 1,70% 22,40%

Hoog 0 0 20 20

0,00% 0,00% 34,50% 34,50%

Totaal 25 12 21 58

43,10% 20,70% 36,20% 100,00%

Tabel 14: Kruistabel lichaamsgewicht oude kinderen ( 8 en 9 jaar)

LG

ou

d j

aar

1

Lichaamsgewicht oud jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 31 0 0 31

41,30% 0,00% 0,00% 41,30%

Gemiddeld 0 14 0 14

0,00% 18,70% 0,00% 18,70%

Hoog 0 0 30 30

0,00% 0,00% 40,00% 40,00%

Totaal 31 14 30 75

41,30% 18,70% 40,00% 100,00%

Page 68: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

61

Tabel 15: Kruistabel vetpercentage jongens V

et %

jon

gen

s ja

ar

1

Vetpercentage jongens jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 24 2 0 26

41,40% 3,40% 0,00% 44,80%

Gemiddeld 0 6 0 6

0,00% 10,30% 0,00% 10,30%

Hoog 0 0 26 26

0,00% 0,00% 44,80% 44,80%

Totaal 24 8 26 58

41,40% 13,80% 44,80% 100,00%

Tabel 16: Kruistabel vetpercentage meisjes

Vet

% m

eisj

es j

aa

r 1

Vetpercentage meisjes jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 19 0 0 19

38,00% 0,00% 0,00% 38,00%

Gemiddeld 1 7 0 8

2,00% 14,00% 0,00% 16,00%

Hoog 0 0 23 23

0,00% 0,00% 46,00% 46,00%

Totaal 20 7 23 50

40,00% 14,00% 46,00% 100,00%

Tabel 17: Kruistabel vetpercentage jonge kinderen ( 6 en 7 jaar)

Vet

% j

on

g j

aa

r 1

Vetpercentage jong jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 16 0 0 16

39,00% 0,00% 0,00% 39,00%

Gemiddeld 1 6 0 7

2,40% 14,60% 0,00% 17,10%

Hoog 0 0 18 18

0,00% 0,00% 43,90% 43,90%

Totaal 17 6 18 41

41,50% 14,60% 43,90% 100,00%

Tabel 18: Kruistabel vetpercentage oude kinderen ( 8 en 9 jaar)

Vet

% o

ud

jaar

1

Vetpercentage oud jaar 3

Laag Gemiddeld Hoog Totaal

Laag 27 0 0 27

45,80% 0,00% 0,00% 45,80%

Gemiddeld 1 5 0 6

1,70% 8,50% 0,00% 10,20%

Hoog 0 0 26 26

0,00% 0,00% 44,10% 44,10%

Totaal 28 5 26 59

47,50% 8,50% 44,10% 100,00%

Page 69: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

62

Tabel 19: Kruistabel APHV jongens A

PH

V j

on

gen

s j

aar

1 APHV jongens jaar 3

Vroeg Gemiddeld Laat Totaal

Vroeg 25 0 0 25

39,70% 0,00% 0,00% 39,70%

Gemiddeld 0 10 0 10

0,00% 15,90% 0,00% 15,90%

Laat 0 0 28 28

0,00% 0,00% 44,40% 44,40%

Totaal 25 10 28 63

39,70% 15,90% 44,40% 100,00%

Tabel 20: Kruistabel APHV meisjes

AP

HV

mei

sjes

jaar

1

APHV meisjes jaar 3

Vroeg Gemiddeld Laat Totaal

Vroeg 33 0 0 33

46,50% 0,00% 0,00% 46,50%

Gemiddeld 4 10 0 14

5,60% 14,10% 0,00% 19,70%

Laat 0 0 24 24

0,00% 0,00% 33,80% 33,80%

Totaal 37 10 24 71

52,10% 14,10% 33,80% 100,00%

Tabel 21: Kruistabel APHV jonge kinderen ( 6 en 7 jaar)

AP

HV

jon

g j

aar

1

APHV jong jaar 3

Vroeg Gemiddeld Laat Totaal

Vroeg 24 1 0 25

33,80% 1,40% 0,00% 35,20%

Gemiddeld 0 21 1 22

0,00% 29,60% 1,40% 31,00%

Laat 0 0 24 24

0,00% 0,00% 33,80% 33,80%

Totaal 24 22 25 71

33,80% 31,00% 35,20% 100,00%

Tabel 22: Kruistabel APHV oude kinderen ( 8 en 9 jaar)

AP

HV

ou

d j

aar

1

APHV oud jaar 3

Vroeg Gemiddeld Laat Totaal

Vroeg 28 1 0 29

30,40% 1,10% 0,00% 31,50%

Gemiddeld 0 29 1 30

0,00% 31,50% 1,10% 32,60%

Laat 0 1 32 33

0,00% 1,10% 34,80% 35,90%

Totaal 28 31 33 92

30,40% 33,70% 35,90% 100,00%

Page 70: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

63

2. FYSIEKE EIGENSCHAPPEN

Tabel 23: Kruistabel Sit and Reach jongens

Sar

jon

gen

s ja

ar

1

Sar jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 22 1 0 23

34.9% 1.6% 0.0% 36.5%

Gemiddeld 1 16 0 17

1.6% 25.4% 0.0% 27.0%

Goed 0 2 21 23

0.0% 3.2% 33.3% 36.5%

Totaal 23 19 21 61

36,50% 30,20% 33,30% 100,00%

Tabel 24: Kruistabel Sit and Reach meisjes

Sar

mei

sjes

jaa

r 1

Sar meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 15 1 0 16

28,80% 1,90% 0,00% 30,80%

Gemiddeld 2 13 1 16

3,80% 25,00% 1,90% 30,80%

Goed 0 0 20 20

0,00% 0,00% 38,50% 38,50%

Totaal 17 14 21 52

32,70% 26,90% 40,40% 100,00%

Tabel 25: Kruistabel Sit and Reach jonge kinderen (6 en 7 jaar)

Sar

jon

g j

aar

1

Sar jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 12 0 0 12

25,50% 0,00% 0,00% 25,50%

Gemiddeld 2 7 1 10

4,30% 14,90% 2,10% 21,30%

Goed 0 1 24 25

0,00% 2,10% 51,10% 53,20%

Totaal 14 8 25 47

29,80% 17,00% 53,20% 100,00%

Tabel 26: Kruistabel Sit and Reach oude kinderen (8 en 9 jaar)

Sar

ou

d j

aar

1

Sar oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 22 3 0 25

30,60% 4,20% 0,00% 34,70%

Gemiddeld 0 18 1 19

0,00% 25,00% 1,40% 26,40%

Goed 0 0 28 28

0,00% 0,00% 38,90% 38,90%

Totaal 22 21 29 72

30,60% 29,20% 40,30% 100,00%

Page 71: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

64

Tabel 27: Kruistabel Standing Broad Jump jongens S

bj

jon

gen

s ja

ar

1

Sbj jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 17 4 1 22

32,70% 7,70% 1,90% 42,30%

Gemiddeld 1 8 2 11

1,90% 15,40% 3,80% 21,20%

Goed 1 1 17 19

1,90% 1,90% 32,70% 36,50%

Totaal 19 13 20 52

36,50% 25,00% 38,50% 100,00%

Tabel 28: Kruistabel Standing Broad Jump meisjes

Sb

j m

eisj

es j

aar

1

Sbj meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 13 3 0 16

32,50% 7,50% 0,00% 40,00%

Gemiddeld 1 5 2 8

2,50% 12,50% 5,00% 20,00%

Goed 0 1 15 16

0,00% 2,50% 37,50% 40,00%

Totaal 14 9 17 40

35,00% 22,50% 42,50% 100,00%

Tabel 29: Kruistabel Standing Broad Jump jonge kinderen (6 en 7 jaar)

Sb

j jo

ng j

aar

1

Sbj jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 9 1 0 10

23,10% 2,60% 0,00% 25,60%

Gemiddeld 2 9 0 11

5,10% 23,10% 0,00% 28,20%

Goed 2 3 13 18

5,10% 7,70% 33,30% 46,20%

Totaal 13 13 13 39

33,30% 33,30% 33,30% 100,00%

Tabel 30: Kruistabel Standing Broad Jump oude kinderen (8 en 9 jaar)

Sb

j ou

d j

aar

1

Sbj jong oud 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 20 2 0 22

35,70% 3,60% 0,00% 39,30%

Gemiddeld 1 9 4 14

1,80% 16,10% 7,10% 25,00%

Goed 0 1 19 20

0,00% 1,80% 33,90% 35,70%

Totaal 21 12 23 56

37,50% 21,40% 41,10% 100,00%

Page 72: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

65

Tabel 31: Kruistabel Sit ups jongens S

it u

ps

jon

gen

s ja

ar

1 Sit ups jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 16 2 0 18

28,60% 3,60% 0,00% 32,10%

Gemiddeld 2 12 2 16

3,60% 21,40% 3,60% 28,60%

Goed 0 6 16 22

0,00% 10,70% 28,60% 39,30%

Totaal 18 20 18 56

32,10% 35,70% 32,10% 100,00%

Tabel 32: Kruistabel Sit ups meisjes

Sit

up

s m

eisj

es j

aar

1

Sit ups meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 18 1 0 19

30,00% 1,70% 0,00% 31,70%

Gemiddeld 5 9 8 22

8,30% 15,00% 13,30% 36,70%

Goed 0 5 14 19

0,00% 8,30% 23,30% 31,70%

Totaal 23 15 22 60

38,30% 25,00% 36,70% 100,00%

Tabel 33: Kruistabel Sit ups jonge kinderen (6 en 7 jaar)

Sit

up

s jo

ng j

aar

1

Sit ups jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 10 5 0 15

25,60% 12,80% 0,00% 38,50%

Gemiddeld 1 5 1 7

2,60% 12,80% 2,60% 17,90%

Goed 1 4 12 17

2,60% 10,30% 30,80% 43,60%

Totaal 12 14 13 39

30,80% 35,90% 33,30% 100,00%

Tabel 34: Kruistabel Sit ups oude kinderen (8 en 9 jaar)

Sit

up

s ou

d j

aar

1

Sit ups oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 17 4 1 22

22,40% 5,30% 1,30% 28,90%

Gemiddeld 9 18 6 33

11,80% 23,70% 7,90% 43,40%

Goed 1 4 16 21

1,30% 5,30% 21,10% 27,60%

Totaal 27 26 23 76

35,50% 34,20% 30,30% 100,00%

Page 73: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

66

Tabel 35: Kruistabel Knee push ups jongens K

nee

pu

jon

gen

s j

1

Knee pus ups jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 16 4 0 20

27,10% 6,80% 0,00% 33,90%

Gemiddeld 5 9 3 17

8,50% 15,30% 5,10% 28,80%

Goed 2 6 14 22

3,40% 10,20% 23,70% 37,30%

Totaal 23 19 17 59

39,00% 32,20% 28,80% 100,00%

Tabel 36: Kruistabel Knee push ups meisjes

Kn

ee p

u m

eisj

es j

1

Knee pus ups meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 12 5 0 17

23,10% 9,60% 0,00% 32,70%

Gemiddeld 2 11 5 18

3,80% 21,20% 9,60% 34,60%

Goed 1 3 13 17

1,90% 5,80% 25,00% 32,70%

Totaal 15 19 18 52

28,80% 36,50% 34,60% 100,00%

Tabel 37: Kruistabel Knee push ups jonge kinderen (6 en 7 jaar)

Kn

ee p

u j

on

g j

1

Knee pus ups jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 12 6 0 18

23,10% 11,50% 0,00% 34,60%

Gemiddeld 4 14 2 20

7,70% 26,90% 3,80% 38,50%

Goed 2 5 7 14

3,80% 9,60% 13,50% 26,90%

Totaal 18 25 9 52

34,60% 48,10% 17,30% 100,00%

Tabel 38: Kruistabel Knee push ups oude kinderen (8 en 9 jaar)

Kn

ee p

u o

ud

j 1

Knee pus ups oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 20 6 0 26

27,40% 8,20% 0,00% 35,60%

Gemiddeld 8 19 3 30

11,00% 26,00% 4,10% 41,10%

Goed 2 1 14 17

2,70% 1,40% 19,20% 23,30%

Totaal 30 26 17 73

41,10% 35,60% 23,30% 100,00%

Page 74: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

67

Tabel 39: Kruistabel Shuttle run jongens S

hu

ttle

ru

n j

on

gen

s j

1 Shuttle run jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 13 3 0 16

31,70% 7,30% 0,00% 39,00%

Gemiddeld 3 4 0 7

7,30% 9,80% 0,00% 17,10%

Goed 0 1 17 18

0,00% 2,40% 41,50% 43,90%

Totaal 16 8 17 41

39,00% 19,50% 41,50% 100,00%

Tabel 40: Kruistabel Shuttle run meisjes

Sh

utt

le r

un

mei

sjes

j 1

Shuttle run meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 13 1 0 14

31,70% 2,40% 0,00% 34,10%

Gemiddeld 1 7 0 8

2,40% 17,10% 0,00% 19,50%

Goed 1 0 18 19

2,40% 0,00% 43,90% 46,30%

Totaal 15 8 18 41

36,60% 19,50% 43,90% 100,00%

Tabel 41: Kruistabel Shuttle run jonge kinderen (6 en 7 jaar)

Sh

utt

le r

un

jon

g j

aar

1 Shuttle run jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 9 2 0 11

23,70% 5,30% 0,00% 28,90%

Gemiddeld 0 7 2 9

0,00% 18,40% 5,30% 23,70%

Goed 1 1 16 18

2,60% 2,60% 42,10% 47,40%

Totaal 10 10 18 38

26,30% 26,30% 47,40% 100,00%

Tabel 42: Kruistabel Shuttle run oude kinderen (8 en 9 jaar)

Sh

utt

le r

un

ou

d j

aar

1 Shuttle run oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 21 2 0 23

45,70% 4,30% 0,00% 50,00%

Gemiddeld 1 4 1 6

2,20% 8,70% 2,20% 13,00%

Goed 0 0 17 17

0,00% 0,00% 37,00% 37,00%

Totaal 22 6 18 46

47,80% 13,00% 39,10% 100,00%

Page 75: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

68

Tabel 43: Kruistabel Endurance Shuttle run jongens E

shr

jon

gen

s ja

ar

1

Endurance shuttle run jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 18 7 1 26

34,60% 13,50% 1,90% 50,00%

Gemiddeld 3 12 5 20

5,80% 23,10% 9,60% 38,50%

Goed 0 1 5 6

0,00% 1,90% 9,60% 11,50%

Totaal 21 20 11 52

40,40% 38,50% 21,20% 100,00%

Tabel 44: Kruistabel Endurance Shuttle run meisjes

Esh

r m

eisj

es j

aar

1

Endurance shuttle run meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 10 3 0 13

20,80% 6,30% 0,00% 27,10%

Gemiddeld 5 15 6 26

10,40% 31,30% 12,50% 54,20%

Goed 0 1 8 9

0,00% 2,10% 16,70% 18,80%

Totaal 15 19 14 48

31,30% 39,60% 29,20% 100,00%

Tabel 45: Kruistabel Endurance Shuttle run jonge kinderen (6 en 7 jaar)

Esh

r jo

ng j

aar

1

Endurance shuttle run jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 10 5 0 15

27,80% 13,90% 0,00% 41,70%

Gemiddeld 2 8 4 14

5,60% 22,20% 11,10% 38,90%

Goed 0 1 6 7

0,00% 2,80% 16,70% 19,40%

Totaal 12 14 10 36

33,30% 38,90% 27,80% 100,00%

Tabel 46: Kruistabel Endurance Shuttle run oude kinderen (8 en 9 jaar)

Esh

r ou

d j

aar

1

Endurance shuttle run oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 15 10 1 26

25,90% 17,20% 1,70% 44,80%

Gemiddeld 2 16 4 22

3,40% 27,60% 6,90% 37,90%

Goed 1 0 9 10

1,70% 0,00% 15,50% 17,20%

Totaal 18 26 14 58

31,00% 44,80% 24,10% 100,00%

Page 76: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

69

3. COÖRDINATIEVE EIGENSCHAPPEN

Tabel 47: Kruistabel Backward balance jongens

BB

jon

gen

s ja

ar

1

Backward balance jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 15 1 0 16

34,90% 2,30% 0,00% 37,20%

Gemiddeld 3 6 1 10

7,00% 14,00% 2,30% 23,30%

Goed 0 2 15 17

0,00% 4,70% 34,90% 39,50%

Totaal 18 9 16 43

41,90% 20,90% 37,20% 100,00%

Tabel 48: Kruistabel Backward balance meisjes

BB

mei

sjes

jaar

1

Backward balance meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 12 3 0 15

27,30% 6,80% 0,00% 34,10%

Gemiddeld 3 7 4 14

6,80% 15,90% 9,10% 31,80%

Goed 0 2 13 15

0,00% 4,50% 29,50% 34,10%

Totaal 15 12 17 44

34,10% 27,30% 38,60% 100,00%

Tabel 49: Kruistabel Backward balance jonge kinderen (6 en 7 jaar)

BB

jon

g j

aar

1

Backward balance jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 10 0 0 10

34,50% 0,00% 0,00% 34,50%

Gemiddeld 1 3 3 7

3,40% 10,30% 10,30% 24,10%

Goed 0 2 10 12

0,00% 6,90% 34,50% 41,40%

Totaal 11 5 13 29

37,90% 17,20% 44,80% 100,00%

Tabel 50: Kruistabel Backward balance oude kinderen (8 en 9 jaar)

BB

ou

d j

aar

1

Backward balance oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 19 4 0 23

32,20% 6,80% 0,00% 39,00%

Gemiddeld 3 7 5 15

5,10% 11,90% 8,50% 25,40%

Goed 0 1 20 21

0,00% 1,70% 33,90% 35,60%

Totaal 22 12 25 59

37,30% 20,30% 42,40% 100,00%

Page 77: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

70

Tabel 51: Kruistabel Moving Sideways jongens M

S j

on

gen

s ja

ar

1

Moving sideways jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 17 2 0 19

29,30% 3,40% 0,00% 32,80%

Gemiddeld 2 15 2 19

3,40% 25,90% 3,40% 32,80%

Goed 0 0 20 20

0,00% 0,00% 34,50% 34,50%

Totaal 19 17 22 58

32,80% 29,30% 37,90% 100,00%

Tabel 52: Kruistabel Moving Sideways meisjes

MS

mei

sjes

jaa

r 1

Moving sideways meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 22 1 0 23

36,70% 1,70% 0,00% 38,30%

Gemiddeld 1 14 1 16

1,70% 23,30% 1,70% 26,70%

Goed 0 2 19 21

0,00% 3,30% 31,70% 35,00%

Totaal 23 17 20 60

38,30% 28,30% 33,30% 100,00%

Tabel 53: Kruistabel Moving Sideways jonge kinderen (6 en 7 jaar)

MS

jon

g j

aar

1

Moving sideways jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 17 3 0 20

39,50% 7,00% 0,00% 46,50%

Gemiddeld 0 6 2 8

0,00% 14,00% 4,70% 18,60%

Goed 1 3 11 15

2,30% 7,00% 25,60% 34,90%

Totaal 18 12 13 43

41,90% 27,90% 30,20% 100,00%

Tabel 54: Kruistabel Moving Sideways oude kinderen (8 en 9 jaar)

MS

ou

d j

aar

1

Moving sideways oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 24 2 2 28

40,70% 3,40% 3,40% 47,50%

Gemiddeld 2 8 3 13

3,40% 13,60% 5,10% 22,00%

Goed 0 2 16 18

0,00% 3,40% 27,10% 30,50%

Totaal 26 12 21 59

44,10% 20,30% 35,60% 100,00%

Page 78: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

71

Tabel 55: Kruistabel Juming Sideways jongens JS

jon

gen

s ja

ar

1

Juming sideways jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 20 2 0 22

37,70% 3,80% 0,00% 41,50%

Gemiddeld 0 9 1 10

0,00% 17,00% 1,90% 18,90%

Goed 0 2 19 21

0,00% 3,80% 35,80% 39,60%

Totaal 20 13 20 53

37,70% 24,50% 37,70% 100,00%

Tabel 56: Kruistabel Juming Sideways meisjes

JS

mei

sjes

jaar

1

Juming sideways meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 18 1 0 19

36,70% 2,00% 0,00% 38,80%

Gemiddeld 1 11 0 12

2,00% 22,40% 0,00% 24,50%

Goed 0 1 17 18

0,00% 2,00% 34,70% 36,70%

Totaal 19 13 17 49

38,80% 26,50% 34,70% 100,00%

Tabel 57: Kruistabel Juming Sideways jonge kinderen (6 en 7 jaar)

JS

jon

g j

aar

1

Juming sideways jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 14 2 0 16

29,80% 4,30% 0,00% 34,00%

Gemiddeld 0 8 2 10

0,00% 17,00% 4,30% 21,30%

Goed 0 1 20 21

0,00% 2,10% 42,60% 44,70%

Totaal 14 11 22 47

29,80% 23,40% 46,80% 100,00%

Tabel 58: Kruistabel Jumping Sideways oude kinderen (8 en 9 jaar)

JS

ou

d j

aar

1

Juming sideways oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 25 3 0 28

36,80% 4,40% 0,00% 41,20%

Gemiddeld 2 15 0 17

2,90% 22,10% 0,00% 25,00%

Goed 0 1 22 23

0,00% 1,50% 32,40% 33,80%

Totaal 27 19 22 68

39,70% 27,90% 32,40% 100,00%

Page 79: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

72

Tabel 59: Kruistabel Hopping for heigt jongens H

H j

on

gen

s ja

ar

1

Hopping for height jongens jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 15 2 0 17

29,40% 3,90% 0,00% 33,30%

Gemiddeld 2 11 0 13

3,90% 21,60% 0,00% 25,50%

Goed 0 1 20 21

0,00% 2,00% 39,20% 41,20%

Totaal 17 14 20 51

33,30% 27,50% 39,20% 100,00%

Tabel 60: Kruistabel Hopping for heigt meisjes

HH

mei

sjes

jaar

1

Hopping for height meisjes jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 23 0 0 23

41,10% 0,00% 0,00% 41,10%

Gemiddeld 0 9 1 10

0,00% 16,10% 1,80% 17,90%

Goed 0 1 22 23

0,00% 1,80% 39,30% 41,10%

Totaal 23 10 23 56

41,10% 17,90% 41,10% 100,00%

Tabel 61: Kruistabel Hopping for height jonge kinderen (6 en 7 jaar)

HH

jon

g j

aar

1

Hopping for height jong jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 19 2 0 21

40,40% 4,30% 0,00% 44,70%

Gemiddeld 2 5 2 9

4,30% 10,60% 4,30% 19,10%

Goed 0 0 17 17

0,00% 0,00% 36,20% 36,20%

Totaal 21 7 19 47

44,70% 14,90% 40,40% 100,00%

Tabel 62: Kruistabel Hopping for height oude kinderen (8 en 9 jaar)

HH

ou

d j

aar

1

Hopping for height oud jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 27 1 0 28

42,20% 1,60% 0,00% 43,80%

Gemiddeld 1 13 1 15

1,60% 20,30% 1,60% 23,40%

Goed 0 0 21 21

0,00% 0,00% 32,80% 32,80%

Totaal 28 14 22 64

43,80% 21,90% 34,40% 100,00%

Page 80: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

73

Tabel 63: Kruistabel MQKTK

MQ

KT

K j

aar

1

MQKTK jaar 3

Zwak Gemiddeld Goed Totaal

Zwak 41 3 0 44

38,30% 2,80% 0,00% 41,10%

Gemiddeld 1 22 1 24

0,90% 20,60% 0,90% 22,40%

Goed 0 0 39 39

0,00% 0,00% 36,40% 36,40%

Totaal 42 25 40 107

39,30% 23,40% 37,40% 100,00%

Page 81: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

74

Onderzoeksvraag 2

Tabel 64: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA

*: p < 0.005

F (T) F (G) F (L) F (S) F (TxG) F( TxL) F (TxS) F

(TxGxL)

F

(TxGxS)

F

(TxSxL)

F

(TxGxLxS)

LL 5783.42* 0.152 96.38* 0.427 13.357* 2.035 1.815 0.513 0.085 0.100 0.772

LG 728.09* 2.447 47.691* 9.387* 6.509* 8.867* 11.87* 1.587 1.570 1.478 1.446

Vet% 1.475 56.582* 0.036 17.997* 22.681* 0.450 2.632 3.808 1.597 1.112 0.447

APHV 739.267* 461.222* 81.388* 1.661 40.877* 0.726 1.406 0.181 0.019 0.387 1.333

Sit ups 81.121* 1.050 17.309* 3.468 0.901 0.058 0.025 0.417 0.059 0.300 0.837

Knee PU 32.655* 8.878* 5.989* 20.136* 1.749 8.254* 0.142 0.306 1.888 1.169 0.377

SAR 22.489* 27.912* 4.921* 2.330 4.532* 0.041 0.316 0.009 0.000 0.160 0.414

SBJ 307.303* 6.564* 18.726* 20.920* 8.189* 2.984 0.038 0.332 0.442 0.247 0.256

Shuttle run 226.406* 15.033* 31.080* 18.767* 1.119 20.193* 0.036 0.074 1.536 3.722 0.155

BB 122.885* 2.624 15.760* 22.005* 0.192 5.738* 1.761 0.092 0.262 0.006 0.095

JS 709.832* 0.439 50.309* 20.332* 0.370 10.214* 2.537 2.158 0.103 0.078 0.024

MS 584.550* 0.075 40.344* 7.559* 0.435 0.830 2.953 0.850 4.920 1.536 0.029

HH 495.602* 6.307* 38.765* 26.401* 2.942 3.821 0.167 1.612 0.026 0.316 0.063

MQKTK 61.062* 1.181 0.834 30.308* 7.242* 0.286 0.684 4.041* 1.979 0.301 0.313

Page 82: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

75

Tabel 65: Gemiddelden en standaarddeviaties van de lichaamslengte

LICHAAMSLENGTE GEM SD LL1 Jong Jongens Nee - Nee 122,5 3,2178

Ja - Ja 124,722 6,8069

Totaal 124,411 6,451

Meisjes Nee - Nee 123,913 5,0172

Ja - Ja 122,835 6,3844

Totaal 123,04 6,1065

Totaal Nee - Nee 123,206 4,1366

Ja - Ja 123,949 6,6632

Totaal 123,829 6,3122

Oud Jongens Nee - Nee 137,017 6,9221

Ja - Ja 134,669 6,1817

Totaal 134,993 6,2986

Meisjes Nee - Nee 134,525 5,2254

Ja - Ja 133,568 6,7423

Totaal 133,781 6,4143

Totaal Nee - Nee 135,593 6,0222

Ja - Ja 134,198 6,4253

Totaal 134,444 6,36

Totaal Jongens Nee - Nee 131,21 9,2083

Ja - Ja 130,739 8,0568

Totaal 130,804 8,193

Meisjes Nee - Nee 130,988 7,1822

Ja - Ja 129,513 8,4016

Totaal 129,824 8,1522

Totaal Nee - Nee 131,089 8,0667

Ja - Ja 130,223 8,2064

Totaal 130,371 8,1737

LL3 Jong Jongens Nee - Nee 134,1625 3,20042

Ja - Ja 136,0531 7,01986

Totaal 135,7877 6,63007

Meisjes Nee - Nee 136,6625 5,96584

Ja - Ja 134,8912 6,56032

Totaal 135,2286 6,41968

Totaal Nee - Nee 135,4125 4,80165

Ja - Ja 135,5771 6,81883

Totaal 135,5505 6,51443

Oud Jongens Nee - Nee 148,1917 7,61929

Ja - Ja 145,1653 6,73816

Totaal 145,5828 6,89889

Meisjes Nee - Nee 146,6875 6,21802

Ja - Ja 145,7732 8,08303

Totaal 145,9764 7,67639

Totaal Nee - Nee 147,3321 6,76062

Ja - Ja 145,4252 7,31968

Totaal 145,761 7,24047

Totaal Jongens Nee - Nee 142,58 9,33305

Ja - Ja 141,5645 8,15801

Totaal 141,7056 8,30318

Meisjes Nee - Nee 143,3458 7,70404

Ja - Ja 141,6622 9,19142

Totaal 142,0167 8,89353

Totaal Nee - Nee 142,9977 8,38951

Ja - Ja 141,6056 8,58688

Totaal 141,843 8,55349

Page 83: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

76

Tabel 66: Gemiddelden en standaarddeviaties van het lichaamsgewicht

LICHAAMSGEWICHT GEM SD 1LG Jong Jongens Nee - Nee 24,037 3,4801

Ja - Ja 24,327 3,299

Totaal 24,286 3,2943

Meisjes Nee - Nee 27,063 2,9693

Ja - Ja 24,088 4,124

Totaal 24,655 4,0733

Totaal Nee - Nee 25,55 3,4938

Ja - Ja 24,229 3,6372

Totaal 24,442 3,63

Oud Jongens Nee - Nee 32,975 6,6945

Ja - Ja 29,636 5,4755

Totaal 30,097 5,7333

Meisjes Nee - Nee 33,519 6,8926

Ja - Ja 30,162 6,2183

Totaal 30,908 6,478

Totaal Nee - Nee 33,286 6,6878

Ja - Ja 29,861 5,7874

Totaal 30,464 6,0757

Totaal Jongens Nee - Nee 29,4 7,1126

Ja - Ja 27,538 5,3923

Totaal 27,797 5,6701

Meisjes Nee - Nee 31,367 6,5828

Ja - Ja 27,868 6,2428

Totaal 28,604 6,4473

Totaal Nee - Nee 30,473 6,82

Ja - Ja 27,677 5,7534

Totaal 28,153 6,0272

LG3 Jong Jongens Nee - Nee 29,9125 4,03359

Ja - Ja 30,3347 5,19682

Totaal 30,2754 5,0204

Meisjes Nee - Nee 36,625 5,50422

Ja - Ja 30,8941 6,24126

Totaal 31,9857 6,45856

Totaal Nee - Nee 33,2688 5,80916

Ja - Ja 30,5639 5,61799

Totaal 31,001 5,7075

Oud Jongens Nee - Nee 42,7667 11,68459

Ja - Ja 36,7147 8,2826

Totaal 37,5494 8,99434

Meisjes Nee - Nee 44,1 9,37145

Ja - Ja 37,9714 8,55914

Totaal 39,3333 9,04916

Totaal Nee - Nee 43,5286 10,2404

Ja - Ja 37,2519 8,39248

Totaal 38,3572 9,03461

Totaal Jongens Nee - Nee 37,625 11,25966

Ja - Ja 34,1935 7,84981

Totaal 34,6701 8,44182

Meisjes Nee - Nee 41,6083 8,91369

Ja - Ja 35,2978 8,46297

Totaal 36,6263 8,90278

Totaal Nee - Nee 39,7977 10,12635

Ja - Ja 34,6579 8,11222

Totaal 35,5345 8,68619

Page 84: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

77

Tabel 67: Gemiddelden en standaarddeviaties van het vetpercentage

VETPERCENTAGE GEM SD vet% Jong Jongens Nee - Nee 18,225 3,1368

Ja - Ja 17,263 2,8018

Totaal 17,398 2,8412

Meisjes Nee - Nee 24,75 3,9864

Ja - Ja 19,918 4,1217

Totaal 20,838 4,4806

Totaal Nee - Nee 21,487 4,8333

Ja - Ja 18,351 3,6272

Totaal 18,858 3,9914

Oud Jongens Nee - Nee 18,283 6,2019

Ja - Ja 15,867 3,5071

Totaal 16,2 4,0257

Meisjes Nee - Nee 25,338 6,284

Ja - Ja 20,691 6,1807

Totaal 21,724 6,4591

Totaal Nee - Nee 22,314 7,0885

Ja - Ja 17,929 5,3762

Totaal 18,701 5,9309

Totaal Jongens Nee - Nee 18,26 5,0886

Ja - Ja 16,419 3,3066

Totaal 16,674 3,6405

Meisjes Nee - Nee 25,142 5,5381

Ja - Ja 20,399 5,4817

Totaal 21,397 5,8036

Totaal Nee - Nee 22,014 6,3136

Ja - Ja 18,093 4,7695

Totaal 18,761 5,2637

vet%3 Jong Jongens Nee - Nee 16,4875 4,32218

Ja - Ja 16,1551 3,94926

Totaal 16,2018 3,96451

Meisjes Nee - Nee 27 5,24541

Ja - Ja 21,0147 5,86841

Totaal 22,1548 6,17047

Totaal Nee - Nee 21,7438 7,14339

Ja - Ja 18,1458 5,36375

Totaal 18,7273 5,8013

Oud Jongens Nee - Nee 18,55 7,22313

Ja - Ja 15,1733 5,10274

Totaal 15,6391 5,51812

Meisjes Nee - Nee 27,175 6,89836

Ja - Ja 21,0196 6,50654

Totaal 22,3875 7,03486

Totaal Nee - Nee 23,4786 8,16004

Ja - Ja 17,6725 6,41576

Totaal 18,695 7,08294

Totaal Jongens Nee - Nee 17,725 6,17762

Ja - Ja 15,5613 4,68869

Totaal 15,8618 4,95415

Meisjes Nee - Nee 27,1167 6,27823

Ja - Ja 21,0178 6,2395

Totaal 22,3018 6,70242

Totaal Nee - Nee 22,8477 7,76679

Ja - Ja 17,8561 6,02092

Totaal 18,7074 6,60881

Page 85: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

78

Tabel 68: Gemiddelden en standaarddeviaties van de APHV

AGE PEAK HEIGHT VELOCITY GEM SD APHV Jong Jongens Nee - Nee 12,245 0,32474

Ja - Ja 12,1502 0,28505

Totaal 12,1635 0,28971

Meisjes Nee - Nee 10,7488 0,36318

Ja - Ja 11,0468 0,2746

Totaal 10,99 0,31183

Totaal Nee - Nee 11,4969 0,84129

Ja - Ja 11,6982 0,61315

Totaal 11,6657 0,65456

Oud Jongens Nee - Nee 12,8175 0,42046

Ja - Ja 12,7968 0,37898

Totaal 12,7997 0,38243

Meisjes Nee - Nee 11,4944 0,38949

Ja - Ja 11,5536 0,40478

Totaal 11,5404 0,39949

Totaal Nee - Nee 12,0614 0,77519

Ja - Ja 12,2653 0,72956

Totaal 12,2294 0,73939

Totaal Jongens Nee - Nee 12,5885 0,47329

Ja - Ja 12,5413 0,46782

Totaal 12,5478 0,4672

Meisjes Nee - Nee 11,2458 0,51769

Ja - Ja 11,3621 0,4362

Totaal 11,3376 0,45461

Totaal Nee - Nee 11,8561 0,83647

Ja - Ja 12,0454 0,73913

Totaal 12,0131 0,75825

APHV3 Jong Jongens Nee - Nee 12,9525 0,40538

Ja - Ja 12,8914 0,37228

Totaal 12,9 0,37389

Meisjes Nee - Nee 11,1588 0,34266

Ja - Ja 11,5771 0,42879

Totaal 11,4974 0,44235

Totaal Nee - Nee 12,0556 0,99473

Ja - Ja 12,353 0,76026

Totaal 12,3049 0,80448

Oud Jongens Nee - Nee 13,4842 0,50099

Ja - Ja 13,5425 0,4515

Totaal 13,5345 0,45598

Meisjes Nee - Nee 11,9256 0,61277

Ja - Ja 11,9537 0,46069

Totaal 11,9475 0,49383

Totaal Nee - Nee 12,5936 0,96321

Ja - Ja 12,8634 0,91015

Totaal 12,8158 0,92235

Totaal Jongens Nee - Nee 13,2715 0,52656

Ja - Ja 13,2852 0,52809

Totaal 13,2833 0,52606

Meisjes Nee - Nee 11,67 0,64575

Ja - Ja 11,8114 0,48276

Totaal 11,7817 0,52133

Totaal Nee - Nee 12,398 0,99812

Ja - Ja 12,6654 0,88894

Totaal 12,6198 0,91202

Page 86: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

79

Tabel 69: Gemiddelden en standaarddeviaties van de sit ups test

SIT UPS GEM SD SitUpsBot Jong Jongens Nee - Nee 17,5 6,503

Ja - Ja 17,84 8,367

Totaal 17,79 8,082

Meisjes Nee - Nee 13,75 5,651

Ja - Ja 15,88 6,069

Totaal 15,48 5,985

Totaal Nee - Nee 15,63 6,195

Ja - Ja 17,04 7,533

Totaal 16,81 7,323

Oud Jongens Nee - Nee 20,58 6,317

Ja - Ja 20,76 6,32

Totaal 20,74 6,283

Meisjes Nee - Nee 18,19 4,608

Ja - Ja 22,69 5,183

Totaal 21,66 5,373

Totaal Nee - Nee 19,21 5,432

Ja - Ja 21,57 5,926

Totaal 21,15 5,894

Totaal Jongens Nee - Nee 19,35 6,409

Ja - Ja 19,6 7,308

Totaal 19,57 7,17

Meisjes Nee - Nee 16,71 5,304

Ja - Ja 20,06 6,437

Totaal 19,34 6,341

Totaal Nee - Nee 17,91 5,913

Ja - Ja 19,79 6,948

Totaal 19,47 6,808

SitUpsBot3 Jong Jongens Nee - Nee 21,625 5,12522

Ja - Ja 22 7,18215

Totaal 21,9474 6,89312

Meisjes Nee - Nee 18,875 11,44474

Ja - Ja 22,5 6,51455

Totaal 21,8095 7,65487

Totaal Nee - Nee 20,25 8,68332

Ja - Ja 22,2048 6,88009

Totaal 21,8889 7,18827

Oud Jongens Nee - Nee 24,75 5,6749

Ja - Ja 25,76 6,97649

Totaal 25,6207 6,79131

Meisjes Nee - Nee 23,9375 5,73258

Ja - Ja 26,7593 6,15196

Totaal 26,1143 6,13506

Totaal Nee - Nee 24,2857 5,61649

Ja - Ja 26,1783 6,63731

Totaal 25,8408 6,49113

Totaal Jongens Nee - Nee 23,5 5,54883

Ja - Ja 24,2742 7,26763

Totaal 24,1667 7,04233

Meisjes Nee - Nee 22,25 8,19995

Ja - Ja 25,1136 6,59577

Totaal 24,5 7,03018

Totaal Nee - Nee 22,8182 7,06868

Ja - Ja 24,6226 6,99282

Totaal 24,3125 7,02516

Page 87: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

80

Tabel 70: Gemiddelden en standaarddeviaties van de knee push ups test

KNEE PUSH UPS GEM SD KneePushUpsBot Jong Jongens Nee - Nee 17,25 2,866

Ja - Ja 21,02 5,452

Totaal 20,49 5,315

Meisjes Nee - Nee 17,25 3,495

Ja - Ja 20,38 4,723

Totaal 19,79 4,646

Totaal Nee - Nee 17,25 3,088

Ja - Ja 20,76 5,146

Totaal 20,19 5,03

Oud Jongens Nee - Nee 23,08 5,299

Ja - Ja 24,85 5,409

Totaal 24,61 5,399

Meisjes Nee - Nee 18,31 4,895

Ja - Ja 23,33 4,742

Totaal 22,19 5,196

Totaal Nee - Nee 20,36 5,526

Ja - Ja 24,22 5,177

Totaal 23,53 5,429

Totaal Jongens Nee - Nee 20,75 5,28

Ja - Ja 23,34 5,722

Totaal 22,98 5,716

Meisjes Nee - Nee 17,96 4,428

Ja - Ja 22,19 4,924

Totaal 21,29 5,11

Totaal Nee - Nee 19,23 4,978

Ja - Ja 22,86 5,423

Totaal 22,24 5,514

KneePushUpsBot3 Jong Jongens Nee - Nee 22,5 2,77746

Ja - Ja 26,3265 5,25352

Totaal 25,7895 5,13996

Meisjes Nee - Nee 21,375 6,58868

Ja - Ja 23,0294 4,26035

Totaal 22,7143 4,73846

Totaal Nee - Nee 21,9375 4,91893

Ja - Ja 24,9759 5,11091

Totaal 24,4848 5,17916

Oud Jongens Nee - Nee 23,1667 7,58987

Ja - Ja 28,4133 6,39699

Totaal 27,6897 6,77429

Meisjes Nee - Nee 19,625 6,06493

Ja - Ja 24,1111 6,41245

Totaal 23,0857 6,57122

Totaal Nee - Nee 21,1429 6,86221

Ja - Ja 26,6124 6,72485

Totaal 25,6369 7,0476

Totaal Jongens Nee - Nee 22,9 6,02538

Ja - Ja 27,5887 6,03649

Totaal 26,9375 6,23011

Meisjes Nee - Nee 20,2083 6,15721

Ja - Ja 23,6932 5,67584

Totaal 22,9464 5,93028

Totaal Nee - Nee 21,4318 6,17722

Ja - Ja 25,9717 6,18277

Totaal 25,1914 6,40393

Page 88: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

81

Tabel 71: Gemiddelden en standaarddeviaties van sit and reach test

SIT AND REACH GEM SD SAR Jong Jongens Nee - Nee 20,875 4,0422

Ja - Ja 20,653 3,7475

Totaal 20,684 3,7531

Meisjes Nee - Nee 23,75 2,6186

Ja - Ja 23,818 3,6052

Totaal 23,805 3,4057

Totaal Nee - Nee 22,313 3,6096

Ja - Ja 21,927 3,987

Totaal 21,99 3,9127

Oud Jongens Nee - Nee 16,708 6,4366

Ja - Ja 18,927 5,3187

Totaal 18,621 5,4984

Meisjes Nee - Nee 20,719 4,8061

Ja - Ja 24,991 5,0623

Totaal 24,014 5,2887

Totaal Nee - Nee 19 5,8135

Ja - Ja 21,465 5,9988

Totaal 21,025 6,0226

Totaal Jongens Nee - Nee 18,375 5,8644

Ja - Ja 19,609 4,8185

Totaal 19,437 4,9723

Meisjes Nee - Nee 21,729 4,3911

Ja - Ja 24,546 4,5779

Totaal 23,937 4,6662

Totaal Nee - Nee 20,205 5,3258

Ja - Ja 21,645 5,3024

Totaal 21,396 5,324

SAR3 Jong Jongens Nee - Nee 18,75 6,05333

Ja - Ja 17,949 5,61921

Totaal 18,0614 5,63239

Meisjes Nee - Nee 22,75 3,51527

Ja - Ja 23,1667 6,83244

Totaal 23,0854 6,28779

Totaal Nee - Nee 20,75 5,20897

Ja - Ja 20,0488 6,61676

Totaal 20,1633 6,38933

Oud Jongens Nee - Nee 14,3333 8,12497

Ja - Ja 16,32 6,59681

Totaal 16,046 6,80912

Meisjes Nee - Nee 20,25 6,03876

Ja - Ja 23,3796 6,62466

Totaal 22,6643 6,58705

Totaal Nee - Nee 17,7143 7,48632

Ja - Ja 19,2752 7,45349

Totaal 18,9968 7,4594

Totaal Jongens Nee - Nee 16,1 7,52644

Ja - Ja 16,9637 6,25644

Totaal 16,8437 6,42533

Meisjes Nee - Nee 21,0833 5,38449

Ja - Ja 23,2989 6,66537

Totaal 22,8198 6,45255

Totaal Nee - Nee 18,8182 6,84385

Ja - Ja 19,5758 7,13385

Totaal 19,4451 7,07725

Page 89: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

82

Tabel 72: Gemiddelden en standaarddeviaties van standing broad jump test

STANDING BROAD JUMP GEM SD SBJ Jong Jongens Nee - Nee 105,13 11,495

Ja - Ja 117,61 19,392

Totaal 115,86 18,92

Meisjes Nee - Nee 104,75 14,42

Ja - Ja 110,12 17,446

Totaal 109,1 16,882

Totaal Nee - Nee 104,94 12,599

Ja - Ja 114,54 18,877

Totaal 112,99 18,306

Oud Jongens Nee - Nee 118,17 18,829

Ja - Ja 133,31 16,841

Totaal 131,22 17,803

Meisjes Nee - Nee 113 17,686

Ja - Ja 131,43 16,9

Totaal 127,21 18,658

Totaal Nee - Nee 115,21 18,027

Ja - Ja 132,52 16,825

Totaal 129,43 18,24

Totaal Jongens Nee - Nee 112,95 17,231

Ja - Ja 127,1 19,41

Totaal 125,14 19,688

Meisjes Nee - Nee 110,25 16,825

Ja - Ja 123,19 19,958

Totaal 120,42 19,983

Totaal Nee - Nee 111,48 16,865

Ja - Ja 125,48 19,687

Totaal 123,07 19,917

SBJ3 Jong Jongens Nee - Nee 134,375 11,75874

Ja - Ja 145,6531 18,85974

Totaal 144,0702 18,37881

Meisjes Nee - Nee 122,375 16,17703

Ja - Ja 132,4412 17,21731

Totaal 130,5238 17,29971

Totaal Nee - Nee 128,375 15,00167

Ja - Ja 140,241 19,24146

Totaal 138,3232 19,06585

Oud Jongens Nee - Nee 141,5833 25,01802

Ja - Ja 155,56 19,22993

Totaal 153,6322 20,53648

Meisjes Nee - Nee 130,25 16,76305

Ja - Ja 148,3148 19,17036

Totaal 144,1857 20,04364

Totaal Nee - Nee 135,1071 21,06487

Ja - Ja 152,5271 19,46354

Totaal 149,4204 20,7939

Totaal Jongens Nee - Nee 138,7 20,65022

Ja - Ja 151,6452 19,61963

Totaal 149,8472 20,19739

Meisjes Nee - Nee 127,625 16,65197

Ja - Ja 142,1818 19,91854

Totaal 139,0625 20,11018

Totaal Nee - Nee 132,6591 19,17962

Ja - Ja 147,717 20,24413

Totaal 145,1289 20,82163

Page 90: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

83

Tabel 73: Gemiddelden en standaarddeviaties van de shuttle run test

SHUTTLE RUN GEM SD ShuttleRun Jong Jongens Nee - Nee 24,8313 1,8538

Ja - Ja 23,9831 2,39655

Totaal 24,1021 2,33257

Meisjes Nee - Nee 26,5725 2,22112

Ja - Ja 24,8071 1,78343

Totaal 25,1433 1,97348

Totaal Nee - Nee 25,7019 2,17129

Ja - Ja 24,3206 2,19277

Totaal 24,5438 2,2374

Oud Jongens Nee - Nee 22,8967 2,48625

Ja - Ja 22,3999 1,56791

Totaal 22,4684 1,71338

Meisjes Nee - Nee 24,2419 1,48505

Ja - Ja 22,8987 1,39313

Totaal 23,2014 1,51301

Totaal Nee - Nee 23,6654 2,05016

Ja - Ja 22,6109 1,51124

Totaal 22,7978 1,66209

Totaal Jongens Nee - Nee 23,6705 2,40631

Ja - Ja 23,0255 2,0795

Totaal 23,1151 2,13048

Meisjes Nee - Nee 25,0188 2,04922

Ja - Ja 23,6278 1,80366

Totaal 23,9232 1,9352

Totaal Nee - Nee 24,4059 2,29474

Ja - Ja 23,2771 1,98694

Totaal 23,4704 2,08216

ShuttleRun3 Jong Jongens Nee - Nee 22,6038 1,28546

Ja - Ja 21,8712 1,40012

Totaal 21,974 1,3974

Meisjes Nee - Nee 23,6388 0,9302

Ja - Ja 22,7674 1,49358

Totaal 22,9333 1,43638

Totaal Nee - Nee 23,1213 1,20854

Ja - Ja 22,2383 1,49728

Totaal 22,381 1,48529

Oud Jongens Nee - Nee 22,0408 2,17674

Ja - Ja 20,928 1,26233

Totaal 21,0815 1,45813

Meisjes Nee - Nee 22,9975 1,30793

Ja - Ja 21,4413 1,27468

Totaal 21,792 1,43137

Totaal Nee - Nee 22,5875 1,76443

Ja - Ja 21,1452 1,28804

Totaal 21,4008 1,48453

Totaal Jongens Nee - Nee 22,266 1,85257

Ja - Ja 21,3007 1,39214

Totaal 21,4348 1,49507

Meisjes Nee - Nee 23,2113 1,21423

Ja - Ja 21,9479 1,50115

Totaal 22,2162 1,5306

Totaal Nee - Nee 22,7816 1,59115

Ja - Ja 21,5711 1,47044

Totaal 21,7784 1,55709

Page 91: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

84

Tabel 74: Gemiddelden en standaarddeviaties van de backward balance test

BALANCE BACKWARDS GEM SD BBSum Jong Jongens Nee - Nee 21,75 9,982

Ja - Ja 32,1 13,457

Totaal 30,65 13,448

Meisjes Nee - Nee 24,5 11,502

Ja - Ja 34,03 13,234

Totaal 32,13 13,336

Totaal Nee - Nee 23,13 10,5

Ja - Ja 32,86 13,32

Totaal 31,26 13,352

Oud Jongens Nee - Nee 32,5 17,064

Ja - Ja 39,29 12,922

Totaal 38,33 13,672

Meisjes Nee - Nee 37,56 10,315

Ja - Ja 44,45 14,298

Totaal 42,9 13,745

Totaal Nee - Nee 35,39 13,574

Ja - Ja 41,51 13,718

Totaal 40,41 13,85

Totaal Jongens Nee - Nee 28,2 15,313

Ja - Ja 36,4 13,554

Totaal 35,25 14,052

Meisjes Nee - Nee 33,21 12,215

Ja - Ja 40,62 14,733

Totaal 39,02 14,501

Totaal Nee - Nee 30,93 13,776

Ja - Ja 38,16 14,176

Totaal 36,9 14,345

BBSum3 Jong Jongens Nee - Nee 33 7,15142

Ja - Ja 46,0408 14,39033

Totaal 44,2105 14,31001

Meisjes Nee - Nee 35,875 9,97765

Ja - Ja 47,3437 12,81785

Totaal 45,05 13,04027

Totaal Nee - Nee 34,4375 8,51641

Ja - Ja 46,5556 13,72316

Totaal 44,5567 13,73709

Oud Jongens Nee - Nee 39,1667 14,218

Ja - Ja 50,0685 11,92608

Totaal 48,5294 12,76583

Meisjes Nee - Nee 44,375 12,5

Ja - Ja 52,3455 12,35466

Totaal 50,5493 12,74675

Totaal Nee - Nee 42,1429 13,26849

Ja - Ja 51,0469 12,11679

Totaal 49,4487 12,75592

Totaal Jongens Nee - Nee 36,7 12,06168

Ja - Ja 48,4508 13,0657

Totaal 46,7958 13,52515

Meisjes Nee - Nee 41,5417 12,2047

Ja - Ja 50,5057 12,68663

Totaal 48,5676 13,066

Totaal Nee - Nee 39,3409 12,24354

Ja - Ja 49,3062 12,91846

Totaal 47,5731 13,32856

Page 92: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

85

Tabel 75: Gemiddelden en standaarddeviaties van de jumping sideways test

JUMPING SIDEWAYS GEM SD JSSum Jong Jongens Nee - Nee 34,75 5,092

Ja - Ja 44,61 11,767

Totaal 43,23 11,57

Meisjes Nee - Nee 34,13 11,445

Ja - Ja 40,65 10,522

Totaal 39,4 10,872

Totaal Nee - Nee 34,44 8,563

Ja - Ja 42,99 11,378

Totaal 41,61 11,382

Oud Jongens Nee - Nee 47,42 11,049

Ja - Ja 56,64 10,525

Totaal 55,37 11,008

Meisjes Nee - Nee 48,56 9,543

Ja - Ja 57,24 9,545

Totaal 55,28 10,155

Totaal Nee - Nee 48,07 10,033

Ja - Ja 56,89 10,088

Totaal 55,33 10,6

Totaal Jongens Nee - Nee 42,35 10,989

Ja - Ja 51,89 12,471

Totaal 50,56 12,68

Meisjes Nee - Nee 43,75 12,149

Ja - Ja 50,9 12,773

Totaal 49,38 12,927

Totaal Nee - Nee 43,11 11,524

Ja - Ja 51,47 12,578

Totaal 50,04 12,778

JSSum3 Jong Jongens Nee - Nee 54,75 4,59036

Ja - Ja 62,2857 11,65476

Totaal 61,2281 11,22659

Meisjes Nee - Nee 54,625 7,96308

Ja - Ja 60,0588 10,99846

Totaal 59,0238 10,62323

Totaal Nee - Nee 54,6875 6,27926

Ja - Ja 61,3735 11,37575

Totaal 60,2929 10,97423

Oud Jongens Nee - Nee 65,3333 11,26001

Ja - Ja 71,9067 10,17173

Totaal 71 10,50913

Meisjes Nee - Nee 63,5625 10,26949

Ja - Ja 70,0182 9,3561

Totaal 68,5634 9,87455

Totaal Nee - Nee 64,3214 10,5376

Ja - Ja 71,1077 9,84236

Totaal 69,9051 10,26886

Totaal Jongens Nee - Nee 61,1 10,46246

Ja - Ja 68,1048 11,72851

Totaal 67,1319 11,78018

Meisjes Nee - Nee 60,5833 10,3248

Ja - Ja 66,2135 11,07974

Totaal 65,0177 11,12188

Totaal Nee - Nee 60,8182 10,26911

Ja - Ja 67,3146 11,4735

Totaal 66,2023 11,52129

Page 93: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

86

Tabel 76: Gemiddelden en standaarddeviaties van de moving sideways test

MOVING SIDEWAYS GEM SD MSSum Jong Jongens Nee - Nee 31,25 5,148

Ja - Ja 33,1 5,551

Totaal 32,84 5,49

Meisjes Nee - Nee 30,38 5,208

Ja - Ja 32,33 5,743

Totaal 31,95 5,634

Totaal Nee - Nee 30,81 5,023

Ja - Ja 32,79 5,607

Totaal 32,46 5,54

Oud Jongens Nee - Nee 38,92 5,728

Ja - Ja 38,37 5,611

Totaal 38,45 5,597

Meisjes Nee - Nee 36,13 4,53

Ja - Ja 40,48 5,673

Totaal 39,49 5,707

Totaal Nee - Nee 37,32 5,172

Ja - Ja 39,27 5,712

Totaal 38,92 5,652

Totaal Jongens Nee - Nee 35,85 6,604

Ja - Ja 36,28 6,136

Totaal 36,22 6,182

Meisjes Nee - Nee 34,21 5,413

Ja - Ja 37,39 6,922

Totaal 36,7 6,732

Totaal Nee - Nee 34,95 5,969

Ja - Ja 36,75 6,484

Totaal 36,43 6,421

MSSum3 Jong Jongens Nee - Nee 41 7,44504

Ja - Ja 45,5625 6,23615

Totaal 44,9107 6,5485

Meisjes Nee - Nee 43,875 6,59951

Ja - Ja 44,0303 6,77073

Totaal 44 6,65582

Totaal Nee - Nee 42,4375 6,95671

Ja - Ja 44,9383 6,46209

Totaal 44,5258 6,57504

Oud Jongens Nee - Nee 47,6667 7,9124

Ja - Ja 51,8493 7,70583

Totaal 51,2588 7,82571

Meisjes Nee - Nee 46,5625 6,33476

Ja - Ja 51,7778 6,83682

Totaal 50,5857 7,03509

Totaal Nee - Nee 47,0357 6,93612

Ja - Ja 51,8189 7,32079

Totaal 50,9548 7,46276

Totaal Jongens Nee - Nee 45 8,23983

Ja - Ja 49,3554 7,77159

Totaal 48,7376 7,95671

Meisjes Nee - Nee 45,6667 6,41104

Ja - Ja 48,8391 7,75628

Totaal 48,1532 7,57292

Totaal Nee - Nee 45,3636 7,21784

Ja - Ja 49,1394 7,75063

Totaal 48,4802 7,78007

Page 94: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

87

Tabel 77: Gemiddelden en standaarddeviaties van de hopping for height test

HOPPING FOR HEIGHT GEM SD HHSumYear1 Jong Jongens Nee - Nee 29,125 9,41788

Ja - Ja 42,125 12,72562

Totaal 40,2679 13,06695

Meisjes Nee - Nee 29,5 11,47668

Ja - Ja 36,9063 11,09304

Totaal 35,425 11,42172

Totaal Nee - Nee 29,3125 10,14376

Ja - Ja 40,0375 12,29844

Totaal 38,25 12,5765

Oud Jongens Nee - Nee 47,75 17,90442

Ja - Ja 56,9595 10,71734

Totaal 55,6744 12,26515

Meisjes Nee - Nee 40 13,4561

Ja - Ja 53,5741 11,75794

Totaal 50,4714 13,3609

Totaal Nee - Nee 43,3214 15,69868

Ja - Ja 55,5313 11,24875

Totaal 53,3397 12,98858

Totaal Jongens Nee - Nee 40,3 17,49015

Ja - Ja 51,123 13,60699

Totaal 49,5986 14,64185

Meisjes Nee - Nee 36,5 13,55504

Ja - Ja 47,3721 14,0269

Totaal 45 14,57911

Totaal Nee - Nee 38,2273 15,39837

Ja - Ja 49,5721 13,87259

Totaal 47,5913 14,76333

HHSum3 Jong Jongens Nee - Nee 52,625 9,36464

Ja - Ja 64,6667 15,07758

Totaal 62,9464 14,95012

Meisjes Nee - Nee 47,25 10,01071

Ja - Ja 55,0937 11,64075

Totaal 53,525 11,65308

Totaal Nee - Nee 49,9375 9,76708

Ja - Ja 60,8375 14,51533

Totaal 59,0208 14,38565

Oud Jongens Nee - Nee 64,4167 24,40364

Ja - Ja 75,4189 14,78615

Totaal 73,8837 16,71943

Meisjes Nee - Nee 56,0625 15,34696

Ja - Ja 71,1296 14,40394

Totaal 67,6857 15,84851

Totaal Nee - Nee 59,6429 19,7788

Ja - Ja 73,6094 14,72329

Totaal 71,1026 16,57327

Totaal Jongens Nee - Nee 59,7 20,30323

Ja - Ja 71,1885 15,74871

Totaal 69,5704 16,86635

Meisjes Nee - Nee 53,125 14,21668

Ja - Ja 65,1628 15,47815

Totaal 62,5364 15,95043

Totaal Nee - Nee 56,1136 17,35567

Ja - Ja 68,6971 15,88088

Totaal 66,5 16,80791

Page 95: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

88

Tabel 78: Gemiddelden en standaarddeviaties van het MQKTK

MQKTK GEM SD MQKTKYear1 Jong Jongens Nee - Nee 92,125 12,28748

Ja - Ja 104,766 12,89795

Totaal 102,9273 13,47268

Meisjes Nee - Nee 87,625 14,77389

Ja - Ja 97,75 14,67277

Totaal 95,725 15,07075

Totaal Nee - Nee 89,875 13,33104

Ja - Ja 101,9241 13,9888

Totaal 99,8947 14,5357

Oud Jongens Nee - Nee 89,9167 16,3677

Ja - Ja 99,4722 12,53162

Totaal 98,1071 13,45946

Meisjes Nee - Nee 84,25 13,58676

Ja - Ja 98,8333 12,97276

Totaal 95,5 14,40285

Totaal Nee - Nee 86,6786 14,82754

Ja - Ja 99,1984 12,67503

Totaal 96,9221 13,91127

Totaal Jongens Nee - Nee 90,8 14,55877

Ja - Ja 101,563 12,88781

Totaal 100,0144 13,62276

Meisjes Nee - Nee 85,375 13,76452

Ja - Ja 98,4302 13,55472

Totaal 95,5818 14,58061

Totaal Nee - Nee 87,8409 14,22893

Ja - Ja 100,2488 13,22993

Totaal 98,0562 14,19751

MQKTK3 Jong Jongens Nee - Nee 92,375 12,8501

Ja - Ja 108,383 12,93723

Totaal 106,0545 14,0151

Meisjes Nee - Nee 97,875 7,75403

Ja - Ja 105,4688 13,63578

Totaal 103,95 12,96336

Totaal Nee - Nee 95,125 10,63877

Ja - Ja 107,2025 13,21652

Totaal 105,1684 13,55183

Oud Jongens Nee - Nee 94 19,95449

Ja - Ja 106,8889 14,43349

Totaal 105,0476 15,86077

Meisjes Nee - Nee 90,625 14,40312

Ja - Ja 106 13,5131

Totaal 102,4857 15,0879

Totaal Nee - Nee 92,0714 16,74411

Ja - Ja 106,5079 13,99814

Totaal 103,8831 15,51678

Totaal Jongens Nee - Nee 93,35 17,08885

Ja - Ja 107,479 13,82509

Totaal 105,446 15,11318

Meisjes Nee - Nee 93,0417 12,87559

Ja - Ja 105,8023 13,48098

Totaal 103,0182 14,30852

Totaal Nee - Nee 93,1818 14,7558

Ja - Ja 106,7756 13,67366

Totaal 104,3735 14,78315

Page 96: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

89

Onderzoeksvraag 3

1. ANTROPOMETRIE

A. LICHAAMSLENGTE

Figuur 1: Evolutie van de lichaamslengte overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 79: Gemiddelden en standaarddeviaties van de lichaamslengte

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Lichaamslengte

jaar 1

nee nee 131.089 8.0667

ja ja 130.223 8.2064

nee ja 131.043 6.1634

ja nee 129.444 9.5556

totaal 130.341 8.1552

Lichaamslengte

jaar 3

nee nee 142.9977 8.38951

ja ja 141.6056 6.70399

nee ja 142.7048 10.20780

ja nee 141.7600 10.20780

totaal 141.8957 8.56296

Tabel 80: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor de lichaamslengte

129

131

133

135

137

139

141

143

1 3

lich

aam

sle

ngt

e (

cm)

Jaar

Lichaamslengte (cm)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 5487,965 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 2.507 0.059

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

0.313 0.816

Page 97: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

90

B. LICHAAMSGEWICHT

Figuur2: Evolutie van het lichaamsgewicht overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 81: Gemiddelden en standaarddeviaties van het lichaamsgewicht

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Lichaamsgewicht

jaar 1

nee nee 30.473 6.8200

ja ja 27.677 5.7534

nee ja 28.814 4.9503

ja nee 27.340 6.2848

totaal 28.132 5.9685

Lichaamsgewicht

jaar 3

nee nee 39.7977 10.12635

ja ja 34.6579 8.11222

nee ja 36.300 7.04258

ja nee 35.1320 8.72767

totaal 35.5543 8.56482

Tabel 82: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor het lichaamsgewicht

26

28

30

32

34

36

38

40

1 3

Lich

aam

sge

wic

ht

(kg)

Jaar

Lichaamgsewicht (kg)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 733.138 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 3.970 0.008

TIJD x SPORTPARTICIPATIE 5.760 0.001

Page 98: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

91

C. VETPERCENTAGE

Figuur 3: Evolutie van het vetpercentage overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 83: Gemiddelden en standaarddeviaties van het vetpercentage

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Vetpercentage

jaar 1

nee nee 22.014 6.3136

ja ja 18.093 4.7695

nee ja 19.471 4.3915

ja nee 19.012 4.9363

totaal 18.831 5.1709

Vetpercentage

jaar 3

nee nee 22.8477 7.76679

ja ja 17.8561 6.02092

nee ja 19.4667 6.22176

ja nee 19.3960 5.59415

totaal 18.8164 6.49205

Tabel 84: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor het vetpercentage

17

18

19

20

21

22

23

1 3

Ve

tpe

rce

nta

ge (

%)

Jaar

Vetpercentage (%)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 1.060 0.304

SPORTPARTICIPATIE 8.125 <0.001

TIJD x SPORTPARTICIPATIE 1.967 0.119

Page 99: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

92

D. AGE PEAK HEIGHT VELOCITY

Figuur 4: Evolutie van de APHVoverheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 85: Gemiddelden en standaarddeviaties van de APHV

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Age Peak

Height

Velocity jaar

1

nee nee 11.8561 0.83647

ja ja 12.0454 0.73913

nee ja 12.0810 0.91574

ja nee 11.8208 0.73658

totaal 12.0020 0.76761

Age Peak

Height

Velocity jaar

3

nee nee 12.3980 0.99812

ja ja 12.6654 0.88894

nee ja 12.5667 1.05423

ja nee 12.3568 0.86539

totaal 12.5945 0.91839

Tabel 86: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor de APHV

11,811,9

1212,112,212,312,412,512,612,712,8

1 3

AP

HV

(j)

Jaar

APHV (j)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 494.068 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 1.493 0.216

TIJD x SPORTPARTICIPATIE 2.363 0.071

Page 100: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

93

2. FYSIEKE EIGENSCHAPPEN

A. SIT AND REACH

Figuur 5: Evolutie van de Sit and reach test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 87: Gemiddelden en standaarddeviaties van de sit and reach test

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Sit and Reach

jaar 1

nee nee 20.205 5.3258

ja ja 21.645 5.3024

nee ja 17.025 6.2228

ja nee 21.760 5.8490

totaal 21.135 5.5232

Sit and Reach

jaar 3

nee nee 18.8182 6.84385

ja ja 19.5758 7.13385

nee ja 15.8000 6.94035

ja nee 17.2600 7.99885

totaal 19.0200 7.20086

Tabel 88: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor de sit and reach test

15

16

17

18

19

20

21

22

23

1 3

Sit

and

re

ach

(cm

)

Jaar

Sit and reach (cm)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 40.061 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 3.267 0.022

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

3.385 0.019

Page 101: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

94

B. STANDING BROAD JUMP

Figuur 6: Evolutie van de Standing broad jump test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 89: Gemiddelden en standaarddeviaties van de standing broad jump

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Standing

Broad Jump

jaar 1

nee nee 111.48 16.865

ja ja 125.48 19.687

nee ja 119.35 15.918

ja nee 117.40 18.193

totaal 122.36 19.565

Standing

Broad Jump

jaar 3

nee nee 132.6591 19.17962

ja ja 147.7170 20.24413

nee ja 146.800 21.91275

ja nee 136.5200 22.11357

totaal 144.5249 21.07218

Tabel 90: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor de standing broad jump

110

115

120

125

130

135

140

145

150

1 3

Stan

din

g b

road

jum

p (

cm)

Jaar

Standing broad jump (cm)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 281.447 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 9.062 <0.001

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

1.135 0.335

Page 102: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

95

C. SIT UPS

Figuur 7: Evolutie van de Sit ups test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 91: Gemiddelden en standaarddeviaties van de sit ups test

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Sit Ups jaar 1 nee nee 17.91 5.913

ja ja 19.79 6.948

nee ja 19.10 7.312

ja nee 17.92 7.799

totaal 19.32 6.916

Sit Ups jaar 3 nee nee 22.8182 7.06868

ja ja 24.6226 6.99282

nee ja 24.2500 6.88152

ja nee 23.0400 6.02412

totaal 24.2027 9.92643

Tabel 92: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA voor de sit ups test

17

18

19

20

21

22

23

24

25

1 3

Sit

up

s (a

anta

l)

Jaar

Sit ups (aantal)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 79.071 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 1.524 0.208

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

0.027 0.994

Page 103: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

96

D. KNEE PUSH UPS

Figuur 8: Evolutie van de Knee push ups test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen.

Tabel 93: Gemiddelden en standaarddeviaties van de knee push up test

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Knee Push

Up jaar 1

nee nee 19.23 4.978

ja ja 22.86 5.423

nee ja 21.40 4.978

ja nee 18.88 5.754

totaal 21.90 5.562

Knee Push

Up jaar 3

nee nee 21.4318 6.17722

ja ja 25.9717 6.18277

nee ja 23.5000 6.22817

ja nee 23.3200 6.49179

totaal 24.9236 6.41073

Tabel 94: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA van de knee push up test

18

19

20

21

22

23

24

25

26

1 3

Kn

ee

pu

sh u

ps

(aan

tal)

Jaar

Knee push ups (aantal)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 33.877 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 10.533 <0.001

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

0.928 0.428

Page 104: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

97

E. SHUTTLE RUN

Figuur 9: Evolutie van de Shuttle run test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen

Tabel 95: Gemiddelden en standaarddeviaties van de shuttle run test

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Shuttle Run

jaar 1

nee nee 24.4059 2.29474

ja ja 23.2771 1.98694

nee ja 23.6810 1.90524

ja nee 24.0548 2.25602

totaal 23.5327 2.08557

Shuttle Run

jaar 3

nee nee 22.7816 1.59115

ja ja 21.5711 1.47044

nee ja 22.0080 1.45769

ja nee 22.4820 1.29966

totaal 21.8518 1.53951

Tabel 96: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA van de shuttle run test

21,5

22

22,5

23

23,5

24

24,5

1 3

Shu

ttle

ru

n (

s)

Jaar

Shuttle run (s)

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 184.506 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 7.405 <0.001

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

0.095 0.963

Page 105: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

98

3. COÖRDINATIEVE EIGENSCHAPPEN

A. BALANCING BACKWARDS

Figuur 10: Evolutie van de Backward balance test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen

Tabel 97: Gemiddelden en standaarddeviaties van de backward balance test

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Balancing

Backwards

jaar 1

nee nee 30.93 13.776

ja ja 38.16 14.176

nee ja 37.30 10.574

ja nee 34.48 14.347

totaal 36.72 14.102

Balancing

Backwards

jaar 3

nee nee 39.3409 12.24354

ja ja 49.3062 12.91846

nee ja 46.0000 13.64590

ja nee 46.3200 15.45348

totaal 47.3624 13.49808

Tabel 98: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA van de backward balance test

3032343638404244464850

1 3

Bac

kwar

d b

alan

ce

Jaar

Balancing backwards

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 115.329 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 6.022 0.001

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

64.043 0.358

Page 106: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

99

B. JUMPING SIDEWAYS

Figuur 11: Evolutie van de Jumping sideways test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen

Tabel 99: Gemiddelden en standaarddeviaties van de jumping sideways test

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Jumping

Sideways

jaar 1

nee nee 43.11 11.524

ja ja 51.47 12.578

nee ja 48.40 9.605

ja nee 42.20 11.117

totaal 49.28 12.619

Jumping

Sideways jaar

3

nee nee 60.8182 10.26911

ja ja 67.3146 114.47350

nee ja 65.4500 8.57460

ja nee 60.9600 11.16721

totaal 65.7185 11.38266

Tabel 100: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA van de jumping sideways test

40

45

50

55

60

65

70

1 3

Jum

pin

g si

de

way

s

Jaar

Jumping sideways

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 679.876 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 8.284 <0.001

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

1.598 0.190

Page 107: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

100

C. MOVING SIDEWAYS

Figuur 12: Evolutie van de Moving sideways test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen

Tabel 101: Gemiddelden en standaarddeviaties van de moving sideways test

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Moving

Sideways jaar

1

nee nee 34.95 5.969

ja ja 36.75 6.484

nee ja 37.15 6.072

ja nee 32.96 7.602

totaal 36.20 6.552

Moving

Sideways jaar

3

nee nee 45.3636 7.21784

ja ja 49.1394 7.75063

nee ja 48.6500 7.34327

ja nee 43.6250 7.92252

totaal 48.0980 7.85119

Tabel 102: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA van de moving sideways test

3032343638404244464850

1 3

Mo

vin

g Si

de

way

s

Jaar

Moving Sideways

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 592.241 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 5.197 0.002

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

2.191 0.089

Page 108: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

101

D. HOPPING FOR HEIGHT

Figuur 13: Evolutie van de Hopping for height test overheen de drie testjaren

voor de vier verschillende sportparticipatie groepen

Tabel 103: Gemiddelden en standaarddeviaties van de hopping for height test

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

Hopping for

Height jaar 1

nee nee 38.2273 15.39837

ja ja 49.5721 13.87259

nee ja 47.5000 13.37122

ja nee 42.7200 16.08964

totaal 47.1751 14.80263

Hopping for

Height jaar 3

nee nee 56.1136 17.35567

ja ja 68.6971 15.88088

nee ja 66.6500 14.24328

ja nee 62.4400 14.56617

totaal 66.1684 16.46409

Tabel 104: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA van de hopping for height test

35

40

45

50

55

60

65

70

1 3

Ho

pp

ing

for

He

igh

t

Jaar

Hopping for Height

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 67.701 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 13.219 <0.001

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

0.254 0.858

Page 109: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

102

E. MQKTK

Figuur 14: Evolutie van het MQKTK overheen de drie testjaren voor de

vier verschillende sportparticipatie groepen

Tabel 105: Gemiddelden en standaarddeviaties van het MQKTK

GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE

MQKTK

jaar 1

nee nee 87.8409 14.22893

ja ja 100.2488 13.22993

nee ja 97.3000 12.75312

ja nee 92.7083 12.62323

totaal 97.5666 14.01711

MQKTK

jaar 3

nee nee 93.1818 14.75580

ja ja 106.7756 13.67366

nee ja 103.3500 16.36837

ja nee 99.5000 14.42823

totaal 103.9044 14.87428

Tabel 106: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED

MEASURES ANOVA van het MQKTK

85

90

95

100

105

110

1 3

MQ

KTK

Jaar

MQKTK

nee nee

ja ja

nee ja

ja nee

F-WAARDE P-WAARDE

TIJD 67.701 <0.001

SPORTPARTICIPATIE 13.219 <0.001

TIJD x

SPORTPARTICIPATIE

0.254 0.858

Page 110: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

103

Gemiddelden en standaard deviaties.

ANTROPOMETRIE

Tabel 107: Gemiddelden en standaarddeviaties van de antropometrische eigenschappen per leeftijdscategorie (jongens)

Tabel 108: Gemiddelden en standaarddeviaties van de antropometrische eigenschappen per leeftijdscategorie ( meisjes)

JONGENS

6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3

Lichaamslengte 119.68 ± 5.50 131.66 ± 6.35 126.60 ± 4.87 137.77 ± 5.38 133.34 ± 5.86 144.22 ± 6.70 137.14 ± 6.07 147.83 ± 7.21

Lichaamsgewicht 22.55 ± 3.04 28.65 ± 4.89 25.29 ± 3.36 31.42 ± 5.24 29.22 ± 5.80 36.54 ± 8.54 31.96 ± 6.05 40.05 ± 9.12

Vetpercentage 18.44 ± 2.62 16.88 ± 3.99 17.36 ± 3.56 16.41 ± 4.98 16.75 ± 4.41 16.38 ± 5.41 17.07 ± 5.25 16.39 ± 6.14

APHV 11.91 ± 0.26 12.62 ± 0.37 12.30 ± 0.24 13.03 ± 0.36 12.58 ± 0.34 13.26 ± 0.44 12.96 ± 0.35 13.61 ± 0.50

MEISJES

6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3

Lichaamslengte 120.87 ± 5.05 133.13 ± 5.53 125.52 ± 5.53 137.40 ± 5.85 131.20 ± 5.90 143.14 ± 6.87 136.15 ± 6.21 148.78 ± 7.58

Lichaamsgewicht 22.88 ± 3.11 29.26 ± 5.40 26.01 ± 4.12 33.51 ± 6.09 28.65 ± 5.50 36.22 ± 8.10 30.93 ± 5.52 39.46 ± 7.85

Vetpercentage 19.96 ± 4.00 20.30 ± 6.01 20.66 ± 4.71 22.38 ± 6.03 20.49 ± 6.17 20.85 ± 7.07 19.86 ± 5.62 20.54 ± 6.05

APHV 10.91 ± 0.27 11.41 ± 0.36 11.14 ± 0.30 11.67 ± 0.47 11.42 ± 0.36 11.89 ± 0.54 11.68 ± 0.38 12.00 ± 0.46

Page 111: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

104

FYSIEK

Tabel 109: Gemiddelden en standaarddeviaties van de fysieke eigenschappen per leeftijdscategorie (jongens)

JONGENS

6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3

Sit Up 12.23 ± 7.15 19.75 ± 6.20 17.46 ± 7.95 21.75 ± 7.76 18.68 ± 7.28 23.62 ± 6.52 21.78 ± 5.51 26.25 ± 5.77

Knee Push Up 18.87 ± 5.03 24.43 ± 5.00 20.68 ± 5.30 25.36 ± 5.10 24.21 ± 5.46 26.21 ± 7.25 24.44 ± 4.74 27.15 ± 6.16

Sit and Reach 20.57 ± 4.01 18.11 ± 5.94 20.33 ± 4.17 16.95 ± 5.44 19.16 ± 6.12 16.35 ± 6.99 18.33 ± 6.00 15.35 ± 7.06

Standing Broad Jump 108.84 ± 17.67 163.89 ± 16.70 119.13 ± 19.16 146.60 ± 17.30 129.67 ± 18.98 149.12 ± 20.09 131.81 ± 17.45 154.19 ± 20.08

Shuttle Run 24.67 ± 2.12 22.51 ± 1.37 23.73 ± 1.74 21.87 ± 1.46 23.15 ± 1.98 21.45 ± 1.37 22.59 ± 1.78 21.20 ± 1.50

Endurance Shuttle Run 3.24 ± 1.70 5.37 ± 2.21 5.40 ± 2.33 5.58 ± 2.02 5.30 ± 2.21 6.40 ± 2.62 5.53 ± 2.32 6.40 ± 2.39

Tabel 110: Gemiddelden en standaarddeviaties van de fysieke eigenschappen per leeftijdscategorie (meisjes)

MEISJES

6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3

Sit Up 12.10 ± 6.06 18.47 ± 7.24 17.03 ± 5.89 22.51 ± 6.04 20.50 ± 5.63 23.80 ± 6.96 21.36 ± 5.50 26.08 ± 6.20

Knee Push Up 17.36 ± 4.96 21.01 ± 4.27 19.63 ± 4.93 22.42 ± 5.22 21.09 ± 5.15 22.25 ± 5.30 22.38 ± 4.35 23.38 ± 5.96

Sit and Reach 22.11 ± 4.27 21.34 ± 6.08 23.35 ± 4.27 21.98 ± 5.78 22.71 ± 5.16 20.51 ± 6.35 22.45 ± 5.55 21.62 ± 6.24

Standing Broad Jump 102.68 ± 17.50 129.93 ± 16.68 113.81 ± 17.96 134.36 ± 17.28 124.11 ± 17.78 143.77 ± 19.67 128.73 ± 18.04 147.93 ± 19.70

Shuttle Run 25.38 ± 2.01 23.11 ± 1.21 24.60 ± 1.76 22.81 ± 1.57 23.81 ± 1.91 22.10 ± 1.48 23.10 ± 1.73 21.65 ± 1.29

Endurance Shuttle Run 2.93 ± 1.12 3.94 ± 1.72 3.77 ± 2.00 4.29 ± 2.02 3.86 ± 2.16 4.70 ± 2.00 4.29 ± 1.78 5.10 ± 2.24

Page 112: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

105

COORDINATIE

Tabel 111: Gemiddelden en standaarddeviaties van de coördinatieve eigenschappen per leeftijdscategorie (jongens)

Tabel 112: Gemiddelden en standaarddeviaties van de coördinatieve eigenschappen per leeftijdscategorie (meisjes)

JONGENS 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3

BB 24.82 ± 12.64 38.95 ± 13.91 31.57 ± 13.36 45.13 ± 13.36 35.84 ± 13.76 46.27 ± 14.01 39.88 ± 11.86 47.70 ± 13.63

JS 36.21 ± 8.51 55.52 ± 9.59 46.17 ± 9.94 63.61 ± 9.81 50.97 ± 10.48 67.08 ± 10.79 56.40 ± 10.48 70.31 ± 10.66

MS 28.56 ± 4.62 40.67 ± 5.95 33.31 ± 4.98 46.35 ± 6.57 36.49 ± 5.36 48.13 ± 7.40 39.29 ± 6.34 50.59 ± 7.46

HH 33.79 ± 10.88 53.87 ± 11.07 43.76 ± 12.46 66.14 ± 13.55 50.61 ± 11.77 69.58 ± 14.82 57.06 ± 12.35 73.15 ± 16.52

MQKTK 98.43 ± 11.28 104.90 ± 12.46 102.08 ± 13.94 104.05 ± 14.65 97.36 ± 13.88 100.78 ± 16.51 96.12 ± 12.61 102.43 ± 16.50

MEISJES 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j

Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3

BB 27.48 ± 11.20 41.11 ± 11.84 36.97 ± 12.67 45.89 ± 13.33 40.75 ± 13.10 48.57 ± 13.78 43.19 ± 12.93 50.47 ± 13.27

JS 36.35 ± 8.85 53.49 ± 9.36 42.44 ± 11.04 60.24 ± 11.54 50.95 ± 11.26 64.99 ± 11.92 56.64 ± 11.46 70.34 ± 10.72

MS 30.42 ± 5.03 41.44 ± 6.33 32.68 ± 5.28 44.69 ± 7.08 36.40 ± 5.67 48.05 ± 7.95 39.92 ± 6.20 51.09 ± 7.38

HH 31.42 ± 12.04 50.42 ± 12.36 38.90 ± 12.47 56.35 ± 12.41 46.68 ± 13.20 69.33 ± 13.61 53.25 ± 12.12 69.99 ± 15.69

MQKTK 94.10 ± 12.98 102.50 ± 13.30 96.23 ± 15.78 98.75 ± 15.60 97.73 ± 15.65 98.81 ± 18.08 92.02 ± 14.76 103.52 ± 15.59

Page 113: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

106

Beste ouders,

Het Vlaams Sport Kompas is een project dat loopt aan de universiteit van Gent in samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap. Het heeft tot doel de motorische vaardigheden van onze Vlaamse jeugd in kaart te brengen. De school waar uw kind les volgt neemt deel aan het onderzoek. Uw kind werd de voorbije jaren reeds door ons getest. Om sluitende uitspraken te kunnen doen over het motorisch profiel van onze Vlaams jeugd, volgen we de kinderen verschillende jaren op. Het huidige testjaar is het derde en tevens het laatste testjaar. Dit betekent dat de kinderen voor de laatste keer de uitdagende en leuke testjes uitvoeren tijdens hun les LO. Ook deze vragenlijst maakt deel uit van het meerjarige onderzoek. We zouden het dan ook erg waarderen indien u deze vragenlijst als ouder zo correct en volledig mogelijk invult. We wensen te benadrukken dat de resultaten volledig anoniem verwerkt worden. Deze korte inspanning biedt een grote meerwaarde aan ons onderzoek!

Alvast bedankt voor uw medewerking en veel succes!

Sportparticipatie en fysieke activiteit van de Vlaamse 6-11

jarigen

De vragen vult u in door het juiste bolletje te kleuren.

Voor verdere info: contact:

[email protected] [email protected]

Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen, UGent

LET OP: DEZE VRAGENLIJST IS RECTO VERSO!

Page 114: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

107

1. Naam van de school:………………………………………………….. Klas: ……………….

2. Voor- en achternaam:……………………………………………………………………………………….

3. Geboortedatum: …../…./……

Telefoonnummer:

….....………………. (Vrijblijvend)

4. Hoe groot ben je nu? .......... centimeter

5. Hoeveel weeg je nu? .......... kilogram

6. Wat is de lichaamslengte van je biologische moeder? …….. centimeter

7. Wat is de lichaamslengte van je biologische vader? …….. centimeter

8. Ben je een jongen of een meisje? (kleur het juiste bolletje)

O jongen O meisje

9. Welke nationaliteit heb je? (kleur het juiste bolletje) O Belg O Onderdaan van een andere Europese lidstaat

O Onderdaan van een niet-Europese lidstaat

10. In welke provincie woon je? O Antwerpen O Oost-Vlaanderen O Henegouwen O Vlaams-Brabant O Limburg O Waals-Brabant O Luik O West-Vlaanderen O Luxemburg O Brussels Hoofdstedelijk Gewest

O Namen O Niet in België

11. In welke stad of dorp woon je? .........................................

12. Tot welke soort behoort je stad of gemeente? (kleur het juiste bolletje)

O ik weet het niet

O dorp of kleine gemeente (minder dan 2.000 inwoners)

O grote gemeente of voorstad (2.000 tot 20.000 inwoners) O kleine stad (20.000 tot 100.000 inwoners) O grote stad (meer dan 100.000 inwoners)

Vragenlijst Vlaams Sport Kompas 2

Page 115: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

108

13. Hoeveel broers en/of zussen heb je? (Stiefbroers/stiefzussen wel in rekening nemen; overleden broers/zussen niet in rekening

nemen) (kleur het juiste bolletje) O geen O 6

O 1 O 7 O 2 O 8

O 3 O 9 O 4 O 10

O 5 O meer dan 10 14. Hoe verhoudt zich de huidige rangorde volgens leeftijd binnen je gezin en

op welke plaats sta je zelf? Schrijf de namen op van al je broers en/of zussen in chronologische volgorde (de oudste bovenaan, dan de tweede, etc.) alsook jezelf. Voor de samengestelde gezinnen: schrijf de namen op van al je broers en/of zussen waarmee je voldoende tijd in de week en/of weekend samen doorbrengt (minstens 2 weken/maand) en situeer ook jezelf. Omcirkel je eigen naam.

Naam + voornaam Geboortedatum Jongen/Meisje

15. Wat is het beroep van je vader? (kleur het juiste bolletje)

O Ik weet het niet O Arbeider O Bediende O Onderwijs O Kaderpersoneel O Zelfstandige/Vrij beroep

O Werkgever of zaakvoerder van een groot bedrijf

O Werkloos O Gepensioneerde

O Huisman, werkt bewust niet O Mijn vader is overleden O Mijn vader kan niet werken o.w.v een handicap

16. Wat is het beroep van je moeder? (kleur het juiste bolletje)

O Ik weet het niet O Arbeidster O Bediende O Onderwijs O Kaderpersoneel O Zelfstandige/ Vrij beroep

O Werkgeefster of zaakvoerster van een groot bedrijf O Werkloos O Gepensioneerde O Huisvrouw, werkt bewust niet

O Mijn moeder is overleden O Mijn moeder kan niet werken o.w.v een handicap

Page 116: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

109

Schooltijd

De volgende vragen hebben betrekking op uw VERPLAATSING van en naar de school, zowel heen als terug. U moet ook rekening houden met de verplaatsing

als u 's middags thuis gaat eten. 20. Hoe verplaats je je meestal van en naar school?

(je mag meerdere mogelijkheden aankruisen)

O met de fiets

Hoe lang (per dag) rijd je gemiddeld van en naar de school? (heen en terug samengeteld)

.......... minuten

O te voet

Hoe lang (per dag) stap je gemiddeld van en naar de school? (heen en terug samengeteld)

.......... minuten

O met de auto, trein, bus of motorfiets

Hoe lang (per dag) rij je gemiddeld van en naar de school? (heen en terug samengeteld)

.......... minuten

O met de skateboard, step, autoped, rollerblades, skeelers, ...

Hoe lang (per dag) rij je gemiddeld van en naar de school? (heen en terug samengeteld)

.......... minuten

21. Hoeveel uur lichamelijke opvoeding krijg je tijdens de week op school? (slechts 1 bolletje kleuren voor LO en 1 bolletje kleuren voor zwemmen)

Lichamelijke opvoeding Zwemmen

O geen O geen

O een half uur O 1 uur per week O 1 uur O 1 uur om de 14 dagen

O 2 uur O 1 uur per maand O iets anders: ……….. O iets anders: ………

22. Wat doe je meestal tijdens de speeltijd en de middagpauze?

(slechts 1 bolletje kleuren) O zitten O staan

O wandelen O sporten (springtouw, loopspelletjes, voetballen, hinkelen…) O er is geen speeltijd of pauze

Page 117: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

110

23. Hebt u de mogelijkheid om aan sport of beweging te doen op school of op de universiteit (door de school of de universiteit georganiseerd tijdens de middag, tijdens de studie, klas- en schooltornooien, op woensdagnamiddag, na de schooluren)?

O ja

O nee ga nu naar vraag 28

24. Op welke momenten kan je aan sport of beweging doen op school?(door de school georganiseerd) Je mag meerdere antwoorden kleuren.

O tijdens de middagpauze en de speeltijd O tijdens de studie

O bij klas- en schooltornooien O op woensdagnamiddag O na de schooluren

25. Neem je aan één van deze activiteiten deel? (kleur het juiste bolletje)

O nee ga nu naar vraag 28 O ja

26. Aan welke activiteit(en) neem je deel? (kleur het juiste bolletje) Je mag meerdere antwoorden kleuren.

O sport tijdens de middagpauze of de speeltijd

O tijdens de studie O klas- en schooltornooien O sport op woensdagnamiddag

O na de schooluren

27. Hoeveel tijd besteed je aan al deze sportactiviteiten op school? (slechts 1 bolletje kleuren)

O minder dan 1 uur per maand

O 1 uur per maand O 2 uur per maand O 3 uur per maand O 1 uur per week O 2 uur per week O 3 uur per week O 4 uur per week

O meer dan 4 uren per week

LET OP: VERGEET DE OMMEZIJDE NIET IN TE VULLEN !

Vragenlijst Vlaams Sport Kompas

Page 118: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

111

Bij de volgende vragen moet je een gemiddelde week (= 7 dagen) voor ogen nemen !!!!!!!!

28. Hoe verplaats je je meestal in je vrije tijd? bijvoorbeeld: hoe ga je naar de sportclub, de bakker, de winkel?

Let Op!!!!: De verplaatsing van én naar school mag je er niet bij rekenen

Fietsen en wandelen als sport mag je er ook niet bij rekenen

Meerdere antwoorden mogelijk!!!

met de fiets Hoeveel tijd per dag gebruik je gemiddeld de fiets als transportmiddel in je vrije tijd?

tijdens de week: .......... uur .......... minuten tijdens het weekend: .......... uur .......... minuten

te voet Hoeveel tijd per dag wandel je om je te verplaatsen in je vrije tijd?

tijdens de week: .......... uur .......... minuten tijdens het weekend: .......... uur .......... minuten

met de auto, trein, bus of motorfiets Hoeveel tijd per dag gebruik je de auto, trein, bus of motorfiets om je te verplaatsen in je vrije tijd?

tijdens de week: .......... uur .......... minuten tijdens het weekend: .......... uur .......... minuten

met de step, autoped, rollerblades, skeelers,... Hoeveel tijd per dag gebruik je de step, skeelers,... om je te verplaatsen in je vrije tijd?

tijdens de week: .......... uur .......... minuten tijdens het weekend: .......... uur .......... minuten

29. Gedurende een normale week, hoeveel uur per dag kijk je gemiddeld televisie, video of speel je spelletjes op de computer, game boy, playstation?

Let Op!!!: Computerlessen in de school mag je er niet bijrekenen

tijdens de week (maandag-vrijdag) tijdens het weekend (zaterdag en zondag)

O geen O geen O minder dan een half uur per dag O minder dan een half uur per dag O een half uur per dag O een half uur per dag O 1 uur per dag O 1 uur per dag

O 2 uur per dag O 2 uur per dag O 3 uur per dag O 3 uur per dag O 4 uur per dag O 4 uur per dag O 5 uur per dag O 5 uur per dag O 6 uur of meer per dag O 6 uur of meer per dag

Page 119: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

112

Vrije tijd en sport

30. Hoeveel keer per week doe je aan intense fysieke activiteit (= zware lichaamsinspanning, sporten inbegrepen) gedurende minimum 20 minuten aan één stuk? (= activiteiten waarbij u zweet en waarbij u zweet en waarbij uw ademhaling sneller verloopt dan normaal)

O 0 keer per week O 5 keer per week O 1 keer per week O 6 keer per week O 2 keer per week O 7 keer per week

O 3 keer per week O meer dan 7 keer per week

O 4 keer per week

31. Hoeveel dagen in een normale week doet u aan matig fysieke activiteit of lichte sporten gedurende minstens 60 minuten per dag aan 1 stuk? (= Activiteit waarbij uw ademhaling iets sneller verloopt dan normaal)

O 0 keer per week O 4 dagen per week O 1 dag per week O 5 dagen per week O 2 dagen per week O 6 dagen per week O 3 dagen per week O 7 dagen per week

Page 120: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

113

32. Geef de drie belangrijkste sporten die je tijdens je vrije tijd het meest

beoefent Let op!!!: de les lichamelijke opvoeding en schoolsport tellen niet mee

Mijn eerste sport

O ik beoefen geen sport vragenlijst is ten einde O mijn eerste sport is: .................................. (beoefen ik het meest)

Hoe regelmatig beoefen

je deze sport? Slechts 1 bolletje kleuren

Hoeveel tijd (uren) besteed je aan deze sport?

O af en toe .......... uren per jaar

O 1 week per jaar O 2 weken per jaar O 3 weken per jaar O 4 weken per jaar

.......… uren per jaar

O 1 keer per maand O 2 keer per maand O 3 keer per maand

.......... uren per maand

O 1 keer per week O 2 keer per week O 3 keer per week O 4 keer per week O 5 keer per week O 6 keer per week O 7 keer per week O meer dan 7 keer per week

.......... uren per week

Hoeveel maanden per jaar beoefent u deze sport? (vb.: Bij voetbal is er een winterstop, sommige sporten stoppen tijdens de

schoolvakanties, ...)

………… maanden/jaar

Hoeveel jaar beoefent u deze sport reeds? ……….. jaar

Doe je deze sport in een club? O ja O neen

Doe je mee aan competitie (wedstrijden)? O ja

O neen

Page 121: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

114

Mijn tweede sport

O ik beoefen geen tweede sport vragenlijst is ten einde

O mijn tweede sport is: ..................................

Hoe regelmatig beoefen je deze sport?

Slechts 1 bolletje kleuren

Hoeveel tijd (uren) besteed je aan deze sport?

O af en toe .......... uren per jaar

O 1 week per jaar O 2 weken per jaar

O 3 weken per jaar O 4 weken per jaar

.......… uren per jaar

O 1 keer per maand O 2 keer per maand O 3 keer per maand

.......... uren per maand

O 1 keer per week O 2 keer per week O 3 keer per week O 4 keer per week O 5 keer per week O 6 keer per week O 7 keer per week O meer dan 7 keer per week

.......... uren per week

Hoeveel maanden per jaar beoefent u deze sport? (vb.: Bij voetbal is er een winterstop, sommige sporten stoppen tijdens de

schoolvakanties, ...)

………… maanden/jaar

Hoeveel jaar beoefent u deze sport reeds?

……….. jaar

Doe je deze sport in een club?

O ja O neen

Doe je mee aan competitie (wedstrijden)?

O ja O neen

Page 122: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

115

Mijn derde sport

O ik beoefen geen derde sport vragenlijst is ten einde

O mijn derde sport is: ..................................

Hoe regelmatig beoefen je deze sport?

Slechts 1 bolletje kleuren

Hoeveel tijd (uren) besteed je aan deze sport?

O af en toe .......... uren per jaar

O 1 week per jaar O 2 weken per jaar O 3 weken per jaar O 4 weken per jaar

.......… uren per jaar

O 1 keer per maand O 2 keer per maand O 3 keer per maand

.......... uren per maand

O 1 keer per week O 2 keer per week O 3 keer per week O 4 keer per week O 5 keer per week O 6 keer per week O 7 keer per week O meer dan 7 keer per week

.......... uren per week

Hoeveel maanden per jaar beoefent u deze sport? (vb.: Bij voetbal is er een winterstop, sommige sporten stoppen tijdens de

schoolvakanties, ...)

………… maanden/jaar

Hoeveel jaar beoefent u deze sport reeds? ……….. jaar

Doe je deze sport in een club?

O ja

O neen

Doe je mee aan competitie (wedstrijden)?

O ja O neen

Page 123: Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de …...Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Eens de beste, altijd de beste? Het belang

116

DIT BLAD IS ENKEL IN TE VULLEN DOOR DE OUDERS !!!

Tot slot:

33. Is er enige vorm van ontwikkelingsstoornis bij uw kind aanwezig?

(meerdere antwoorden mogelijk)

ADHD

ADD

Mentale handicap

Randbegaafdheid

Motorische stoornissen (dyspraxie/DCD)

Complexe leerstoornissen

o Dyslexie

o Dyscalculie

o Dysgrafie

o Afasie

Complexe spraak- en taalstoornissen

Autistisch Syndroom

Specifieke vormen van stotteren

Dove en gehoorgestoorde kinderen

Fobieën, zoja, dewelke?: .........

Iets anders: ………..

Neen

Bedankt voor uw medewerking!