Eén vrouw, twee mannen

15
Eén vrouw, twee mannen

description

Jeannet is zeer gelukkig met haar Artur en hun kinderen, totdat de toevallige vondst van een brief haar leven op z’n kop zet. Ze besluit een tijdje naar Parijs te gaan om afstand te nemen. Daar ontmoet ze Jester, met wie ze een affaire krijgt. Als ze weer thuis is, staat hij op een dag voor haar deur en ontwikkelt zich een driehoeksverhouding. Maar dan slaat het noodlot toe. Niets is wat het lijkt. Alleen Artur kan het tij nog keren… Eén vrouw, twee mannen is een moderne Koning Arthur-vertelling. In deze broeierige, spannende roman wordt een onverwoestbare liefde danig op de proef gesteld.

Transcript of Eén vrouw, twee mannen

Page 1: Eén vrouw, twee mannen

Eén vrouw, twee mannen

Page 2: Eén vrouw, twee mannen

Van dezelfde auteur verscheen:De man van Tsinegolde (roman)

Page 3: Eén vrouw, twee mannen

Alexandra Terlouw-van Hulst

Eén vrouw, twee

mannenroman

Page 4: Eén vrouw, twee mannen

Meer weten over deze auteur?

Zie www.uitgeverijdekring.nl

© 2014 Alexandra Terlouw-van Hulst

Alle rechten voorbehouden

Auteursfoto © Sanne Terlouw

Omslagfoto © Ilona Wellmann / arcangel-images.com

Omslag en binnenwerk: Mulder van Meurs

nur 301

isbn 978-94-91567-74-2

Dit boek is ook verkrijgbaar als eBook

Page 5: Eén vrouw, twee mannen

5

Proloog

Igraine zag dikke strengen regenwater langs het raam stromen. Er viel zo veel tegelijk uit de hemel dat de go-ten het niet konden verwerken. Ze lag te wachten op een wee en steeds een volgende wee, elke keer hopend dat de ontsluiting nu wijd genoeg was en dat het deze keer een perswee zou zijn.

De eerste kwam op het moment dat het water over de dakrand gutste alsof boven een zeil werd leeggegooid. Daarna duurde het toch nog bijna drie uur voordat haar zoon werd geboren. Igraine was toen al tweeënveertig jaar.

Hij huilde onmiddellijk en hard en daardoor viel het zijn vader en de vroedvrouw niet op dat de bui over was. Igraine merkte het wel. Het jongetje werd Artur genoemd en hij groeide op in de veronderstelling dat hij geen zusjes had. Dat was maar half waar, want zijn moeder had al eerder, kort na elkaar, drie dochtertjes gebaard. Kinderen van een andere man. De meisjes woonden bij hun vader, en die was zo verbitterd omdat zijn vrouw van hem was weggelopen en vooral omdat ze nu in de armen van een ander lag, dat hij zijn kinderen liet geloven dat hun moeder dood was. Na de geboorte van Artur leefde ze overigens inderdaad nog maar enkele maanden, en in die tijd belde ze nooit op. Wel schreef ze ettelijke brieven, maar die stopte de vader van de meis-jes, haar nog altijd wettige echtgenoot, weg. Een paar maal stond hij zelfs op het punt ze te verbranden, maar iets weer-hield hem. Misschien was het een besef van geschiedenis.

Page 6: Eén vrouw, twee mannen

6

De middelste dochter was nieuwsgierig en bijdehand. Ze snuffelde in haar vaders papieren en vroeg de huishoud-ster uit over haar moeder. Hoewel ze er nooit met haar zus-jes over sprak, vermoedde ze toch dat Igraine langer had geleefd dan haar vader haar wilde doen geloven.

Toen ze vierentwintig was, werd ze uitgenodigd voor een feest bij kennissen. Aanvankelijk was ze niet van plan erheen te gaan, maar toen ze hoorde wie er allemaal kwa-men, en dat daarbij ook een jongen was die Artur Utherson heette, bedacht ze zich. Ze kocht een sexy jurk, een sexy geurtje en kleedde zich met zorg. Zo ontmoetten de twee elkaar. Het is zeker dat Artur er geen idee van had dat het meisje met die mooie huid en dat lange golvende haar zijn halfzuster was, het is bijna zeker dat de slimme, nieuws-gierige tweede dochter van Igraine het wel wist. Artur, een jonge knul van nog geen twintig, dronk wat veel, zeker voor wie dat niet gewend is, en zij flirtte en danste alleen met hem. Er was ook een opvallend lange man, zo een die boven iedereen uitsteekt. Hij was al een beetje grijs, maar had een jong gezicht, waardoor zijn leeftijd moeilijk te schatten was. Mel heette hij. Hij keek het meisje een paar maal met duidelijke afkeuring aan. Dat ergerde haar en werkte averechts. Des te fanatieker stelde ze alles in het werk om Artur te verleiden.

Page 7: Eén vrouw, twee mannen

7

Voor Jester, mijn zojuist geboren zoon

Dit pak papier kreeg ik van je grootmoeder Jeannet, mijn moeder. Ze heeft de tekst achtentwintig jaar geleden, in de maanden dat zij zwanger was van mij, geschreven, voor mij en mijn nageslacht, dus ook voor jou, kleine Jester.

2014, je vader Artur Benwick

Page 8: Eén vrouw, twee mannen
Page 9: Eén vrouw, twee mannen

9

I

Waar in de tijd zal ik beginnen? Zomer 1984? De laatste keer alleen met Artur aan zee? Dat is zo’n anderhalf jaar geleden. Het lijkt een eeuwigheid.

Het valt me zwaar je deelgenoot te maken van wat er is gebeurd in die periode. Maar Mel heeft me op het hart ge-drukt het te doen. Ik denk dat hij gelijk heeft. Dat jij, mijn nog ongeboren kind, hoe dan ook dit deel van je voorge-schiedenis zult willen kennen.

Wie weet zal ik al doende ervaren dat het onder woor-den brengen ervan me goed doet.

Is het wel een goed idee geweest om samen naar zee te gaan? Alsof er niets aan de hand is? Andere jaren waren die zomerweken goed voor het gladstrijken van kreukels in ons huwelijk. Al na twee dagen hier, met wandelingen langs de vloedlijn en de avonden zo lang mogelijk buiten, leek Amsterdam altijd ver weg, een andere planeet.

Ergernis, vermoeidheid, het loste allemaal op of ver-waaide, overdag door het water en de wind, ’s avonds in het langsflitsende licht van de vuurtoren. Onder die omstan-digheden kon narigheid bij mij nooit lang gedijen. Ik mij-merde over nabije toekomst en over ver verleden of over de zo verschillende karakters van onze kinderen en ons-zelf. Ook wel over problemen-sjouwende vrienden, maar dat laatste niet vaak. Altijd was er wel iemand ontslagen of overwerkt, of was er een stel aan het scheiden. Daarover

Page 10: Eén vrouw, twee mannen

10

denken was me niet constructief genoeg. Ons eigen huwe-lijk was welbeschouwd net als de zee, voortdurend in be-weging, maar toch nooit wezenlijk anders dan het vorige seizoen, na al die jaren vreemd genoeg nog opwindend, maar vooral lekker vertrouwd.

‘Je zult zien,’ zei Artur, ‘over een paar weken, als we weer op de Weteringschans zijn, lach je om wat je nu zo uit je evenwicht brengt. Je begint opnieuw. Zo gaat dat toch iedere zomer? Nu ben je dat alleen even vergeten.’

Mooie woorden. Deze keer gaat het niet op. Wat afge-lopen jaar is gebeurd laat zich niet wegspoelen, al was het maar doordat ik niet meewerk. Ik kan aan niets anders denken, iets grappigs zal ik er nooit in zien, nog niet na tien zomers aan zee. Ik ben beledigd en jaloers en ik vind mezelf beklagenswaardig.

Ik lig op mijn rug en tuur naar het ene witte wolkje dat van achter de duinen komt aandrijven. Sinds we hier zijn is de lucht strak blauw geweest. De zomer is uiteindelijk toch nog heet geworden. Wekenlang daarvoor waren de dagen grijs. Bijna alle uren van de dag regende het en als het niet regende was er toch een dikke wolkenlaag waar de zon niet doorheen kwam. De boeren die vorige zomer klaagden over droogte, mopperen nu over de grote hoe-veelheid neerslag. Op weg hier naartoe zagen we vanuit de auto enorme plassen op de weilanden. Koeien zijn op stal gezet en krijgen wintervoer, omdat ze met hun zware lijven en dunne poten wegzakten in de drassige grond en de paar sprietjes gras die zonder zon boven de grond heb-ben weten te komen nog vernielden. Maar sinds vrijdag is het stralend weer. Het wolkje wordt rafelig, als een prop watten die je uit elkaar trekt. Opnieuw beginnen is er deze keer niet bij. Ik moet óf verder gaan met wat we tot nu toe

Page 11: Eén vrouw, twee mannen

11

aan bruikbare spullen en aan rommel, aan gewoontes en hebbelijkheden, aan vreugdes en ergernissen hebben ver-zameld, daarmee leren leven, óf ik moet weg.

Artur is al enige tijd aan de boemel. Daar lig ik niet wakker van. In de loop der jaren hebben we beiden wel-eens iets gehad. ‘Eentje voor de pret en elkaar om op terug te vallen,’ zeiden we dan luchthartig. Geen geheimen voor elkaar. Voor zover ik weet.

Maar drie weken geleden ben ik erachtergekomen dat Arturs laatste vlam Marga is en dat is me in het verkeerde keelgat geschoten.

Op het postkantoor lag een aangetekend stuk voor Artur. Hij had geen tijd en vroeg of ik het wou ophalen. Op vertoon van zijn paspoort kreeg ik niet alleen de aan-getekende enveloppe, maar bovendien een brief met als adressering een poste-restantenummer, die onmiskenbaar was geschreven door Marga. Ze heeft een merkwaardig handschrift, foeilelijk, maar karakteristiek. Op het eer-ste gezicht is het bovendien onleesbaar. Als je de energie hebt gevonden om te gaan lezen, blijkt dat mee te vallen. Waarom stuurde Marga me een brief op een poste-restan-tenummer? Als ik de adressering zorgvuldig had gelezen, zou ik hebben gezien dat de brief voor Artur was bestemd. Ik wou hem openscheuren, maar de lijm aan de flap was blijkbaar niet van al te goede kwaliteit. Het driehoekje met de gomranden liet vanzelf los. Ik vouwde de brief open en las maar een paar zinnen, nogal onder aan de brief.

Kan ik je binnenkort zien? Zelfde plekje, zelfde uur? Wat zou je zeg-gen van woensdag de elfde? Je kunt any time opbellen. Zonder tegenbe-richt reken ik op je. Ik heb nieuws. You will be surprised.

Tot zover dacht ik nog dat de brief voor mij bestemd was en ik vroeg me af wat ze ‘ons oude plekje’ noemde. Ik dacht aan een cafeetje niet ver van ons vroegere huis in de

Page 12: Eén vrouw, twee mannen

12

Nicolaas Maesstraat. Maar toen las ik de allerlaatste twee zinnen.

Elke keer wil ik de groeten aan Jeannet doen, maar dat zou niet zo verstandig zijn, nietwaar? Well, Artur-boy, love, je Marga

De jongen achter het loket was een nieuwe, kennelijk vers van de mavo. Op mijn verzoek ging hij energiek met z’n computer in de weer en meldde dat het echt klopte. Het nummer stond op naam van Utherson, de heer Ar-tur P. Utherson. Ja, precies zo, met wel die ouderwetse h in de achternaam en niet in de voornaam. Als ambtenaar van de ptt had hij nog niet zo veel ervaring, daardoor was hij waarschijnlijk buiten zijn boekje gegaan. Hoe het zij, zo kwam ik te weten dat Marga brieven stuurde naar een poste-restantenummer dat, weet ik hoe lang al, op Arturs naam stond en waarin ze stiekeme afspraakjes met hem maakte. Nou ja, minstens deze ene. Ik schoof de brief te-rug in de enveloppe en veegde met mijn vinger stevig over de flaprand, zodat alles weer min of meer in de oude staat was. Ik schoof hem terug naar de jongen. ‘Vergissing. Deze is niet voor mij.’

Marga en ik kenden elkaar sinds onze middelbare school-tijd, al zat ze een aantal klassen hoger dan ik. Ze heette toen nog Marga-Fayenne Korenwal, en stond erop dat iedereen haar bij haar beide namen noemden. Ze was de middelste van drie zusjes. Ik zat met Eline in de klas. De drie meis-jes woonden alleen met hun vader. Overdag was er een huishoudster, die ondanks haar inspanningen er niet in slaagde echte gezelligheid in huis te brengen. Eline kwam dan ook vaker bij ons dan ik bij haar. Ze was amper een jaar jonger dan Marga, maar Eline was twee keer blijven zitten. Eerst had ze een jaar gelanterfanterd en later was ze een keer langdurig ziek geweest. Zo kwam het dat toen

Page 13: Eén vrouw, twee mannen

13

Eline en ik nog ploeterden met merkwaardige producten, zuurgraden en Frans idioom van Ahn et Moret, in de hoop ons eindexamen te halen, Marga-Fayenne al lang en breed op kamers woonde in Amsterdam, ergens in West, en daar een in onze ogen avontuurlijk leven leidde. Tot onze ver-bazing gaf ze haar losbandige vrije leven ineens op door met de brave, kleurloze Rob Lotgering te trouwen.

Artur en ik woonden in onze eerste huwelijksjaren in de Nicolaas Maesstraat en Marga en Rob in de Van Baerle-straat, vlak om de hoek. Helemaal toeval was het niet, want via Eline, met wie ik in die tijd nog altijd contact had, hoor-de Marga van mij dat daar een verdieping vrij kwam. Met man en baby, met luiers en petroleumkachel tobde het ge-zinnetje aanvankelijk op de veel te kleine studentenkamer van Marga, en ze was dolgelukkig toen ze naar de zonnige ruimte in de Van Baerlestraat kon verhuizen. Tussen ons vieren ontstond een voordehandliggende burenvriend-schap. Bij toerbeurt brachten we kinderen naar school en zwemles. We leenden elkaars springvorm en logeermatras en af en toe stapten we ’s avonds bij elkaar binnen voor een biertje en een praatje. Na zeven jaar kreeg Rob een baan in Het Gooi en de Lotgeringen verhuisden naar Blaricum. Ik dacht dat ik ze zou missen, maar dat bleek niet zo te zijn. Na al die tijd op elkaars lip, realiseerde ik me pas hoe oppervlakkig de relaties waren gebleven. Noch met Rob, noch met Marga heb ik ooit intimiteiten uitgewisseld.

Na hun verhuizing zagen we ze nog wel op verjaardagen of als er iets anders te vieren viel. Als Marga in Amsterdam moest zijn, laste ze een bezoekje aan de Nicolaas Maes in. Als zij en Rob met vakantie gingen, logeerde Mauk, hun zoontje, bij ons. Dat was niet altijd een succes. Het was een aardig kereltje, maar wel anders dan onze drie kinderen. Marga zei luchtig: ‘Als je er al drie hebt, maakt één erbij

Page 14: Eén vrouw, twee mannen

14

ook niet uit.’ Ik dacht daar anders over, maar was te trots om het te laten merken, of te gegeneerd. Ook toen we naar de Weteringschans verhuisden, bleef ze komen met een frequentie van misschien drie keer per jaar. Het ging meer van Marga uit dan van mij, en Artur verweet me weleens trouweloosheid.

Ik doe mijn ogen dicht en laat handen vol zijdezacht droog zand onder uit mijn vuisten lopen op mijn dijbenen. Het straaltje kietelt meer naarmate ik mijn pinken dieper in mijn handpalmen druk. Wat deed Artur zelf eigenlijk om de vriendschap te onderhouden? En Rob? En sinds wan-neer bestaat dat poste-restantenummer?

Al jaren praat Marga over een zomercursus in Engeland waar ze met me heen wil. Ze koketteert graag met haar be-hoefte aan cultuur. Het is er nooit van gekomen omdat ik er minder warm voor loop dan zij, maar dit jaar heb ik me dan toch laten overhalen. Over tien dagen stappen we met z’n tweeën in Vlissingen op een ferry van de Olau-lijn.

Het kietelen wordt plotseling ondragelijk. Als ik mijn ogen opendoe zie ik waarom. Een mottige chow-chow snuffelt aan mijn benen en ook aan het boek dat ongelezen op mijn buik ligt.

‘Wegwezen, rotbeest. Ook al zo’n cultuurteef. Oprotten.’De chow-chow druipt af. Ik kom overeind en veeg het

zand van mijn benen en rug. Warm is het. Ik ga maar eens het water in.

Marga en ik hebben ons al maanden geleden voor die cur-sus opgegeven. Dus toen ik nog van niets wist. Ik hoor nog hoe Artur reageerde toen ik van ons Engelandplan vertel-de. ‘Goed idee,’ zei hij. ‘Ik vermaak me wel. Best lekker om eens alleen thuis te zijn. En we gaan toch ook nog samen

Page 15: Eén vrouw, twee mannen

15

naar zee. Maak je maar geen zorgen.’ Ik concludeerde daar-uit dat hij weleens zonder toestanden tijd wilde hebben voor een oude of wellicht een nieuwe vlam. ’k Had nog bij-na gezegd Ik hoop dat jullie het fijn hebben samen. Maar om zijn plezier niet te bederven, gaf ik hem alleen een kus.

Maar nee, begreep ik sinds de brief, het was veel geraf-fineerder. Hij liet me met een gul gebaar naar Engeland gaan, met Marga, zodat ik van mijn levensdagen niet kon vermoeden dat het juist om haar ging.

Een onsmakelijke oprisping. ‘Klerelijer. Hypocriet.’ Naïef ben ik, dat ik het niet gezien heb, dat ik zo met me heb la-ten sollen. Het water komt tot aan mijn enkels. Lekker, dat natte zand tussen mijn tenen. Ik ken Artur zo goed. Hoe is het dan mogelijk dat ik het niet heb doorzien. Het is bijna laag water nu. Het terugtrekkende water sleurt het zand on-der mijn voeten vandaan. Ik kijk ernaar tot ik duizelig word.

‘Cultuurteef!’ schreeuw ik naar de horizon. En dan heel hard: ‘Artur! Artuuur!’ Ik laat me languit naar voren vallen. Mijn gezicht is onder water. Even heb ik de gedachte zo te blijven liggen. Maar ik ben niet zo, ik hou van het leven, ja ook van de rottigheid van het leven.

Bovendien zit het tij niet mee. Het wordt alweer zowat vloed. Geen schijn van kans.

Ik loop terug naar mijn spullen en droog me af. Voor-zichtig bet ik mijn ogen. Artur hoeft niet te zien dat ik heb gehuild. Ik probeer me voor te stellen hoe hij en Marga hun leven zouden inrichten als ik dood was. Rob komt niet voor in het verhaal. Zouden ze kinderen willen? Zou Artur niet gauw genoeg krijgen van Marga? Van haar kip-pendrift, van haar slordigheid, van haar harde stem? Zo mooi is ze ook niet. En koken doet ze alternatief, met soja-brokken en brandnetelsoep.