Een handige dromer

10
9 01.01 tetanus Ik heb twee oude honden, en zelf ben ik ook oud. Er zijn mensen die zeggen dat ik niet oud ben, ze begin- nen hun zin met de woorden ‘Ach nee’, moderne ver- mijdingswoorden, zoals ze ook aan de wieg van de kredietcrisis geklonken hebben. Maar jeugd en ouder- dom zijn gelukkig begrippen die met cijfers te maken hebben, en niet met opvattingen. De oudste hond is veertien, de jongere twaalf. De oudste loopt op zijn laatste benen, hij is ook doof en dement. Hij loopt zich vast, thuis in smalle ruimten tussen kast en muur, in het bos tussen stammen en in wirwar van struiken (bramen met punten). Toen we twee uur van huis waren, heeft hij zich verstrikt in de verlichting van de kerstboom – hij heeft in zijn strijd de kerstboom met zijn zware, geharnaste kluit van een verhoging getrok- ken. Daar is hij niet door geraakt, hij lag hijgend ver- strikt in de elektriciteitsdraden, een dolfijn in het net van een christelijke visser uit Urk (godsvrucht, bier, catechisatie, burgerlijke ongehoorzaamheid, drugs). Ik wilde hem helpen, in zijn wanhoop beet hij me, een diepe beet in de muis van mijn hand, twee minder die- pe aan de bovenkant. Met een schaar heb ik hem losge- knipt. Mij werd aangeraden een tetanusinjectie te halen. Dat deed ik niet, hoewel de hand opzwol en een onaangename geelgroene kleur kreeg. De hond kon niet meer lopen, maar at met smaak. De volgende dag was hij weer de oude. Ik vroeg me af waarom ik niet naar de dokter was gegaan. Ik gaf mezelf het ant- woord: dat is zo’n gedoe in het weekend.

description

zkv-bundel 2010

Transcript of Een handige dromer

9

01.01 tetanus

Ik heb twee oude honden, en zelf ben ik ook oud. Erzijn mensen die zeggen dat ik niet oud ben, ze begin-nen hun zin met de woorden ‘Ach nee’, moderne ver-mijdingswoorden, zoals ze ook aan de wieg van dekredietcrisis geklonken hebben. Maar jeugd en ouder-dom zijn gelukkig begrippen die met cijfers te makenhebben, en niet met opvattingen. De oudste hond isveertien, de jongere twaalf. De oudste loopt op zijnlaatste benen, hij is ook doof en dement. Hij loopt zichvast, thuis in smalle ruimten tussen kast en muur, inhet bos tussen stammen en in wirwar van struiken(bramen met punten). Toen we twee uur van huiswaren, heeft hij zich verstrikt in de verlichting van dekerstboom – hij heeft in zijn strijd de kerstboom metzijn zware, geharnaste kluit van een verhoging getrok-ken. Daar is hij niet door geraakt, hij lag hijgend ver-strikt in de elektriciteitsdraden, een dolfijn in het netvan een christelij ke visser uit Urk (godsvrucht, bier,catechisatie, burger lijke ongehoorzaamheid, drugs).Ik wilde hem helpen, in zijn wanhoop beet hij me, eendiepe beet in de muis van mijn hand, twee minder die-pe aan de bovenkant. Met een schaar heb ik hem losge-knipt. Mij werd aangeraden een tetanusinjectie tehalen. Dat deed ik niet, hoewel de hand opzwol en eenonaangename geelgroene kleur kreeg. De hond konniet meer lopen, maar at met smaak. De volgende dagwas hij weer de oude. Ik vroeg me af waarom ik nietnaar de dokter was gegaan. Ik gaf mezelf het ant-woord: dat is zo’n gedoe in het weekend.

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 9

08.01 sprookje

Het bos wordt steeds belangrijker. Ik heb op verzoekvan de burgemeester van Lochem een sprookje ge -schreven: Man in het bos. Het is een commentaar op zijnnieuwjaarsrede. Ik heb het voorgelezen op de nieuw-jaarsreceptie van de gemeente Lochem. Eerst de burge-meester, daarna A.L. Snijders. Het eerste deel van deredevoering van de burgemeester ging over de aanpakvan wegen, armoedebeleid, alcoholmatiging en nieu-we afspraken met het verenigingsleven, het tweededeel was filosofisch/ethisch, het werd ge schraagd doorde woorden begrip, respect, vertrouwen, saamhorig-heid, bevlogenheid, balans, doorzettingsvermogen,betrokkenheid en enthousiasme.

Daarna kreeg ik het woord. Ik citeerde een andereburgemeester, Jules Renard. Die noteerde op 22 de cem -ber 1900 in zijn dagboek:

de listen van de haas betekenen zijn onder-gang. Als hij alleen maar recht vooruit liep, zouhij onsterfelijk zijn.

Ik voelde bevreemding in de zaal, men wist niet dat dehaas in het sprookje Man in het bos een rol zou spelen.Ik las het sprookje voor.

10

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 10

08.01 sprookje(2): man in het bos

Ik loop in het bos achter mijn huis, het heeft tien gradengevroren. Zelfs in de zomer, vierentwintig gradenboven nul, loopt hier zelden iemand, het bos hoort bijeen groot huis, hier in de buurt ‘het kasteel’ genoemd.Toch kom ik juist vandaag iemand tegen, een man, ikhoor de bevroren sneeuw onder zijn schoenen knispe-ren. Het kan een bosarbeider zijn, of een fanatieke, diepademende gezondheidsaanbidder, maar ook een engel,hoewel ik geen vleugels zie. Hij draagt wel een ballon,geen kinderballon, groter, van een meter doorsnee. Inde ballon zie ik trage vlinders, ik denk tenminste dathet vlinders zijn, maar de man zegt: ‘Het zijn woorden.’‘Bent u een sprookje’, vraag ik. ‘Nee’, zegt hij, ‘ik ben derealiteit, ik leef twee weken, en in die tijd breng ik zerond. Ik doe trouwens ook nog andere dingen, ik vertelde haas dat hij onsterfelijk kan worden als hij zijn trucsachterwege laat, hij moet geen haken slaan, hij moetrechtdoor blijven lopen, dan is hij onoverwinnelijk.’‘Naar wie brengt u de woorden’, vraag ik. ‘Ik breng zenaar de mannen die boven ons staan, die ze vanaf eenpodium op ons neer laten dalen.’ ‘Wat zijn de woordendit jaar?’ ‘Dit jaar zijn het: naastenliefde, medemen -selijkheid, begrip, respect, vertrouwen, waardering,vriendschap, tevredenheid, bevlogenheid, harmonie,balans, betrokkenheid, evenwicht.’ ‘Zijn dat niet de -zelfde als vorig jaar?’ De man kijkt me aan met eenscherpe vogelblik: ‘Bent u een cynicus?’

‘Nee’, zeg ik, ‘ik ben ook een realist.’ Hij zegt: ‘Demoeilijkheid is dat het woord realist meerdere beteke-

11

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 11

nissen heeft.’ Ik zeg: ‘Net als de woorden in de ballon.’Als hij wegloopt, roep ik dat ik het prachtig vind dat hijze ieder jaar rondbrengt, juist omdat ze zoveel be -tekenissen hebben.

12

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 12

09.01 goed volk

Ik dacht aan de Turkse jongens, leerlingen aan de poli-tieschool, ik was hun meester. Ze wilden mijn huiszien. Ik zei nee. Ze vroegen waarom niet. Ik zei dat jede werkelijkheid niet moest opzoeken, dat je zoveelmogelijk ruimte moest laten voor de fantasie. Ze zei-den dat ik rustig naar Turkije kon komen, dat ik danontvangen zou worden door hun ouders, dat ik bij zekon eten en slapen, zolang als ik wilde. Ik voelde meoverweldigd door hun natuurlijke gastvrijheid, maarik wilde mijn kleine theorie niet loslaten. Ik zei dat iknooit naar Turkije zou gaan, omdat ik wilde fanta serenover Turkije. Ik zei dat mijn voeten en ogen en neusprachtige apparaten waren, maar dat ze in de schaduwbleven van mijn fantasie. Ik zei dat ze het niet persoon-lijk moesten opvatten, ik was onlangs nog uitgeno-digd door een vriend om samen Odessa te bezoekenen te wandelen door de straten van Benja Krik, maardat had ik ook afgeslagen, met hetzelfde argument, ikwilde dromen over Benja Krik.

De twee Turkse politie-aspiranten kwamen toch,op een zomeravond, in uniform. De honden renden opze af, maar de twee jongens lieten hun Nederlandse pas-poort zien en riepen: ‘Goed volk.’ De honden zwegen.

13

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 13

14

11.01 de weg

Negentienhonderdtweeënzestig (1962) is een belang-rijk jaar, ik ben vijfentwintig en koop mijn eerste autoen merk dat het een mythisch dier is. In dezelfde tijdlees ik in een filosofisch-cultureel tractaat dat de komstvan de auto een verheviging van het overspel heeftmogelijk gemaakt. Zonder auto moest je altijd in debuurt blijven en was de kans op ontdekking groot,met de auto kon je naar Breda rijden voor de verbodenliefde en voor het avondeten weer thuis zijn. Een cultu-rele revolutie die aan mij is voorbijgegaan, want ookmet een auto bleef ik te verlegen voor overspel – hetkarakter blijft au fond belangrijker dan de statistiek.Maar het sturen van de auto maakte veel goed; lang-zaam rijden en sturen, dat zijn de twee elementen diehet autorijden tot magie maken.

Ik rijd wel eens naar Enschede. Een paar kilometerloopt de weg (een stille, provinciale weg, tweebaans)langs het Twentekanaal. Er zijn daar geen huizen, deweg en het kanaal hebben het rijk alleen. Soms, als hetkan, rijd ik zo langzaam als het grote zandschip naastme. We varen gelijk op door het land, ik weet wat deschipper denkt: de weg is bestendig daadloos, noch-tans blijft niets ongedaan.

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 14

15

24.01 koekjesbrug

Aanvankelijk neem ik de Koekjesbrug, maar ik merk alsnel dat ik beter via het Leidseplein en de Hobbema-straat kan gaan. Ik rijd iedere ochtend van de Passeer-dersgracht naar de Fred Roeskestraat, vijf kilometer. Ikga om tien voor acht van huis en hoop dan om halfnegen op mijn bestemming te zijn. Als het verkeer mijniet hindert en ik alleen te doen heb met verkeerslich-ten, doe ik er twaalf minuten over. Als het regent (alshet auto’s regent) meer dan drie kwartier. Als ik vijf-tien seconden te laat ben en de deur gesloten is, heb ikeen rothumeur. Terug rijd ik wel over de Koekjesbrug– dat heeft te maken met het eenrichtingsverkeer. Eenstadsplan is niet te veranderen, huizen kun je afbrekenen herbouwen, maar straten en rioleringen blijven ophun plaats. De stad is sinds mijn geboorte (1937) nietveranderd, wel gegroeid, niet veranderd, ik ken de weg nog. Soms mag ik niet rijden waar ik vroeger welmocht rijden, eenrichtingsverkeer, tweerichtingsver-keer, maar de stad verandert niet. In de Hobbemastraatligt een verzonken put deksel, de auto kreunt één keer,alle volgende keren passeer ik het gat links of rechts,het geheim van de Hobbemastraat. Zo weet ik na eendag waar het tramgevaar schuilt bij het oprijden vanhet Stadionplein vanaf de Olympiaweg, en ook als ikaan het eind (of begin) van de Overtoom naar linksafsla, richting Koekjesbrug, moet ik goed op de achter-opkomende tram letten. Na een dag ken ik de stad(weer). In 1958 was ik met motorfiets en hangmat inPoitiers, mijn vriend Aak was er ook met motorfiets en

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 15

16

hangmat. Hij lag in het ziekenhuis met angina, ik reediedere dag twee keer naar hem toe, onze hangmattenhingen in een bos buiten de stad, het was een hele rit.Ook daar wist ik na een dag hoe de putdeksels lagen,en dat is voor een motorfietser nog belangrijker danvoor een automobilist.

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 16

17

25.01 taalplezier

Mijn half-Canadese kleinkinderen logeren hier. Mer-cedes (4) maakt voor haar broer Jack (6) een (ver) -taalgrapje. Sandwich = zandheks, zegt ze. Ik zit in eenandere ka mer, ik hoor ze lachen.

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 17

18

25.01 glimlach

Ik ben een week in Amsterdam geweest, iedere dag vande Passeerdersgracht (naast Rood Paleis van Bordewijk)naar de Fred Roeskestraat (twee scholen, de RietveldAcademie, twee uitvaartcentra, waarvan één katho-liek) en terug. Als ik weer thuis ben, is de vos (of de ulk,ik tast wat dit betreft in het duister) ook weer langs ge -weest. Een kip is verdwenen, een haan ligt erbij meteen Kabylische glimlach. Djamila Boupacha is terug,door de knechten van generaal Massu gemarteld in de Algerijnse oorlog, jaren vijftig, de herinnering. InKabylië werd de keel maanvormig doorgesneden, deKabylische glimlach. De ulk werkt in deze traditie.

bw.ehdpocket3druk_Opmaak 1 24-1-11 13:28 Pagina 18