Een Friese arbeider tijdens de Tweede Wereldoorlog · Het Rijksarbeidsbureau (RAB) zorgde voor het...

37
1 Een Friese arbeider tijdens de Tweede Wereldoorlog Jan Paul de Jong Laurens Kuiper Arjen van der Veer PWS Geschiedenis A6A 1 februari 2016

Transcript of Een Friese arbeider tijdens de Tweede Wereldoorlog · Het Rijksarbeidsbureau (RAB) zorgde voor het...

1

Een Friese arbeider

tijdens de

Tweede Wereldoorlog

Jan Paul de Jong

Laurens Kuiper

Arjen van der Veer

PWS Geschiedenis

A6A

1 februari 2016

2

Voorwoord

Wij delen allemaal een grote interesse voor het vak geschiedenis, daarom was het snel

duidelijk wat voor soort onderwerp wij zochten voor ons profielwerkstuk. Tijdens een

oriëntatiemiddag om tot een onderwerp voor ons profielwerkstuk te komen, zijn wij in

gesprek gekomen met de heer Theo Kuipers en via hem met Tresoar. Theo Kuipers had

verschillende onderwerpen waarvan één meteen onze aandacht greep. Dit waren de

kampbrieven van Willem van Loon. Willem van Loon heeft vanaf 1942 in een werkkamp in

Swinemünde gezeten en heeft van daaruit het contact met zijn familie onderhouden door veel

brieven te schrijven. Al deze brieven zijn bewaard gebleven in een oude schoenendoos en

deze schoenendoos is geschonken aan Tresoar. Wij hebben nu de unieke kans gekregen om

als eerste deze primaire bron te bestuderen en te gebruiken voor ons profielwerkstuk.

Wij wilden ons PWS over dit onderwerp doen omdat wij geïnteresseerd zijn in de Tweede

Wereldoorlog. Daarnaast zijn wij allemaal echte Friezen en willen ook graag meer te weten

komen over het leven van een Friese dwangarbeider tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De schoenendoos met de

kampbrieven van Willem

3

Inhoud

Inleiding P. 4

Hypothese en Aanpak P. 5

Hoe ging de Arbeitseinsatz in zijn werking? P. 6

Propaganda P. 15

Lokale bedrijven tijdens de Tweede Wereldoorlog P. 18

Genealogie P. 22

Personages P. 23

Willem van Loon in Swinemünde P. 27

Conclusie P. 35

Bronvermelding P. 37

4

Inleiding

In dit Profielwerkstuk proberen wij een beeld te schetsen hoe een normale Friese arbeider

omging met de bijzondere omstandigheden tijdens de tweede wereldoorlog.

Allereerst proberen wij een beeld te creëren van de Arbeitseinsatz in zijn algemeenheid.

Wij behandelen hierbij de verschillende fases van de Arbeitseinsatz en leggen hierbij ook de

tussenliggende verbanden uit.

Daarna zullen wij kort ingaan op de propaganda die gebruikt werd tijdens de Tweede

Wereldoorlog. We gaan niet alleen de propaganda behandelen die de fascisten gebruikten om

arbeiders voor zich te winnen voor de oorlogsindustrie in Duitsland, maar ook gaan we in op

de propaganda die werd gebruikt door het Nederlandse verzet.

Vervolgens gaan we in op de negatieve gevolgen voor lokale bedrijven door de

Arbeitseinsatz. Ook bespreken we waarom specifiek de Nederlanders belangrijk waren voor

de Duitse oorlogsindustrie en in hoeverre bedrijven bereid waren om te collaboreren met de

Duitse bezetters.

Om een persoonlijk beeld te scheppen hoe het individu omging met de Arbeitseinsatz,

volgen wij de toen twintigjarige Fries, Willem van Loon.

Wij verdiepen ons verder in de familie van Willem en de belangrijkste personages in zijn

bijzondere verhaal.

Daarna zullen wij een aantal brieven van Willem vanuit Swinemünde bekijken om zo de

ervaringen van Willem te delen.

Foto van Friese arbeiders,

afkomstig uit de archieven van

Tresoar

5

Hypothese

In dit werkstuk gaan wij ons verdiepen in de periode van de Tweede Wereldoorlog en willen

wij weten: Hoe was de Arbeitseinsatz in Friesland tijdens de Tweede Wereldoorlog?

Wij gaan deze vraag beantwoorden met behulp van de volgende deelvragen:

Hoe ging de Arbeitseinsatz in zijn werk?

Was er verzet tegen de Arbeitseinsatz?

Wat was de rol van Friese bedrijven in de Arbeitseinsatz?

Hoe was het leven van een arbeider tijdens de Arbeitseinsatz?

Om de Arbeitseinsatz te onderzoeken moeten we eerst te weten komen hoe de Arbeitseinsatz

in zijn werking ging (1e deelvraag).

We verwachten niet dat alle Friezen vrijwillig voor de onderdrukker wilden werken en

daarom zijn we benieuwd naar het verzet tegen de Arbeitseinsatz (2e deelvraag).

Omdat de meeste vakkundige arbeiders werkten voor een bedrijf in Friesland willen we ook

de rol van de Friese bedrijven in de Arbeitseinsatz onderzoeken (3e deelvraag).

Uiteraard kijken we ook naar het leven van een Friese arbeider in de Arbeitseinsatz. Daarbij

maken we gebruik van de brieven van Willem van Loon om hiervan een goed beeld te krijgen

(4e deelvraag).

Wij verwachten dat de Arbeitseinsatz niet vrijwillig verliep en dat de arbeiders slecht werden

behandeld. Ook verwachten wij dat er wel enig verzet is geweest en dat bedrijven veel hebben

geprobeerd om te voorkomen dat hun mensen naar Duitsland moesten om te werken.

Daarentegen verwachten wij niet dat dit verzet veel opgeleverd heeft, het is immers bekend

dat de nazi’s veelvoudig gebruik maakten van terreur.

Aanpak

Op het moment dat wij ons onderwerp definitief gekozen hadden is meneer Schoen

aangewezen als onze begeleider. Meneer Schoen is onze geschiedenisdocent en heeft goede

contacten met Tresoar. Hierdoor hebben wij ook snel contact kunnen leggen met Otto en Theo

Kuipers van Tresoar. Ook gedurende ons onderzoek hebben wij regelmatig contact gehad met

beide heren.

Allereerst zijn wij begonnen met ons in te lezen over de Arbeitseinsatz. We hebben daarvoor

verschillende boeken gelezen waaronder: Friesland en de Tweede Wereldoorlog van J.J.

Huizinga en Slaven van de Bezetter geschreven door Jasper Keizer. Friesland en de Tweede

Oorlog beschrijft hoe de bezetting was voor de Friezen en hoe deze in zijn werking ging. Het

boek van Jasper Keizer beschrijft hoe het leven eraan toe ging voor de onderdrukten. Dit gaf

ons een goede indruk over de Arbeitseinsatz en zo hebben wij onze hoofdvraag en deelvragen

opgesteld en daarbij een taakverdeling gemaakt.

In de loop van ons onderzoek hebben wij Tresoar meerdere malen bezocht om de brieven te

onderzoeken en gebruik te maken van geschikte bronnen voor ons onderzoek.

Ook hebben wij een interview gehouden met voormalig dwangarbeider; Evert Heeg.

6

Hoe ging de arbeitseinsatz in zijn werk?

Arbeid voor de capitulatie van Nederland

Al vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren er Nederlanders in Duitsland

werkzaam.

Dit valt te verklaren door de werkeloosheidscijfers van Nederland na de koersval op de New

Yorkse effectenbeurs. Deze waren respectievelijk;

1929 juni: 32.000

1931 juni: 128.500

1933: 275.000

1936: 414.500

Al deze werkelozen hadden een inkomen nodig om hun families te onderhouden. Daarom

trokken veel Nederlandse arbeiders naar Duitsland in de hoop daar werk te vinden.

Dat veel arbeiders juist naar Duitsland emigreerden om daar werk te zoeken, is geen toeval.

Duitsland was zich namelijk vanaf 1933, nadat Hitler aan de macht was gekomen, in een

ijltempo aan het opbouwen. Hoewel de economische crisis nog steeds

voortduurde was er volop werk te vinden.

Hoewel een groot gedeelte arbeiders vrijwillig naar Duitsland vertrok, gold dit lang niet voor

alle arbeiders. In 1938 was er namelijk al sprake van een gedwongen tewerkstelling.

KVP-voorman Carl Romme was hier instrumentaal in. In 1937 werd hij minister van Sociale

Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Hij streefde naar een actievere werkgelegenheids-

politiek en stimuleerde de werklozen om in nazi-Duitsland te gaan werken. Dit resulteerde in

1938 in een gedwongen tewerkstelling van 18.000 Nederlandse mannen in Duitsland. Men

moet bij deze eerste fase van gedwongen tewerkstelling niet meteen denken dat bij weigering

zware (lijf)straffen werden uitgedeeld. Bij het beleid van Romme resulteerde weigering

“slechts” tot een vermindering van de uitkering. Omdat veel arbeiders en families zeer

afhankelijk waren van deze uitkering besloot slechts een enkeling om niet naar Duitsland af te

reizen.

7

Arbeitseinsatz verdeeld in vier fasen

Na de capitulatie veranderde de Arbeitseinsatz in Nederland. Deze verandering van de

Arbeitseinsatz is te verdelen in vier fasen. Deze fasen staan ook nauw in verband met het

verloop van de Tweede Wereldoorlog.

Fase 1; (vanaf 1938, wanneer we het plan van Romme meerekenen tot april 1942);

In de eerste fase was er vooral sprake van vrijwilligheid onder de werkelozen om te

gaan werken in Duitsland. De werkelozen hadden een inkomen nodig om hun zelf en

hun familie te kunnen onderhouden. Daarnaast werd er propaganda gebruikt om

mensen over te halen om in Duitsland te werken.

Fase2; (vanaf april 1942 tot mei 1943); In de tweede fase was er “beperkte gedwongen

tewerkstelling”. In mei begon de eerste “Sauckelaktion”. Dit Deportatieplan was

bedacht door Fritz Sauckel met als doel het verkrijgen van zoveel mogelijk

Nederlandse arbeiders Dit betekende dat Nederlandse bedrijven werden uitgekamd op

zoek naar arbeiders die in aanmerking kwamen voor gedwongen arbeid in nazi-

Duitsland. Eind maart 1943 waren er al ± 227.000 Nederlanders tewerkgesteld in het

Derde Rijk.

Fase 3; (mei 1943 tot september 1944);

De derde fase van de Arbeitseinsatz was een gevolg van de verloren slag bij

Stalingrad. Het Duitse leger had bij deze slag dusdanig veel manschappen verloren dat

alle Duitse arbeiders die nog werkzaam waren in bijvoorbeeld de oorlogsfabrieken, zo

snel mogelijk moesten intreden in het leger om de verzwakte eenheden te versterken.

Dit betekende dat er heel veel arbeidsplekken in Duitsland vrijkwamen. Omdat deze

arbeidsplekken (vooral in de munitiefabrieken) cruciaal waren voor het verloop van de

oorlog, moesten nog meer Nederlandse arbeiders naar Duitsland afreizen om deze

taken over te nemen. Om deze arbeiders naar Duitsland te krijgen werd de

“Jaargangenactie” ingesteld. Dit betekende dat alle mannen die een bepaalde leeftijd

hadden, opgeroepen werden voor de arbeidsinzet. Begin januari 1944 was het getal

van Nederlandse tewerkgestelde arbeiders al gestegen tot 275.000.

Fase 4; (september 1944);

De vierde fase van de Arbeitseinsatz ontstond na de Geallieerde invasie in

Normandië. Er ontstond paniek in Duitsland en het Duitse leger leed zware verliezen.

In de fabrieken kwamen nog meer arbeidsplekken vrij.

Dit leidde tot de “Totale Arbeitseinsatz” met als gevolg dat er een ware slavenjacht

ontstond. De beruchte “Razzia’s” deden hun intrede en zorgden ervoor dat nog eens

120.000 Nederlandse arbeiders naar Duitsland vertrokken.

8

Uitgebreide uitwerking van de vier fasen

Fase 1:

In 1938 was er al enigszins sprake van gedwongen tewerkstelling onder leiding van Carl

Romme. Hij was de minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Zijn doel was

om een actievere werkgelegenheidspolitiek te creëren en werklozen te stimuleren om in nazi-

Duitsland te werken. Dit had als gevolg dat er in 1938, 18.000 Nederlanders tewerk werden

gesteld in Duitsland. In deze eerste fase is er nog geen sprake van straffen bij weigering. Als

er werd geweigerd had dit een vermindering van de uitkering als gevolg. Hierdoor moesten

werklozen vaak wel naar Duitsland gaan om dat ze anders niet genoeg middelen hadden om

van te leven.

Na de capitulatie van Nederland wilden de Duitsers het huidige arbeidssysteem vervangen

door een Rijksarbeidsbemiddelingssysteem. Hierdoor werd de uitzending van arbeiders naar

Duitsland een rijkstaak. Het Rijksarbeidsbureau (RAB) zorgde voor het uitzenden van de

Nederlandse arbeiders naar Duitsland.

De Duitsers wilden het beleid ten aanzien van de Nederlandse werklozen, dat bestond vanaf

1939, voortzetten. Al voor de capitulatie moesten Nederlandse werklozen, werk uit de

grensstreek van Duitsland aanvaarden. Wanneer zij dit niet deden hadden zij geen recht meer

op steun of een werkloosheidsuitkering.

In de periode van juni 1940 tot en met 1942 waren het voornamelijk Nederlandse werklozen

die gedwongen werden om in Duitsland te gaan werken. De Duitse bezetter probeerde in

eerste instantie dewerklozearbeiders te overtuigen om te werken in Duitsland met behulp van

propaganda.

Na de capitulatie steeg het aantal werklozen sterk maar onder de werklozen was weinig animo

om in Duitsland te werken. Omdat de propaganda niet bleek te werken verscheen er eind

februari 1941 een verordening van Seyss-Inquart, de Rijkscommissaris, waarbij de

Nederlanders door de Rijksarbeidsbureaus verplicht konden wordenom binnen het bezette

Nederlandse gebied arbeid te verrichten.

9

Fase 2:

De Sauckelacties

De Duitse oorlogseconomie kreeg tijdens de oorlog steeds meer behoefte aan buitenlandse

arbeiders. De Duitse vraag naar arbeiders was echter vele malen groter dan het Nederlandse

aanbod dat bestond uit vrijwilligers en werklozen die in Duitsland tewerkgesteld waren.

Daarom werd door Seyss-Inquart, de Rijkscommissaris van Nederland, op 23 februari 1942

de verordening 26/42 uitgevaardigd. Door deze verordening konden Nederlanders door de

Gewestelijke Arbeidsbureaus verplicht worden om voor een bepaalde tijd in Duitsland te

werken. Er kwamen commissies die onderzoek instelden naar arbeiders, die in bepaalde

bedrijven gemist konden worden. Deze commissies bestonden bijna volledig uit Duitsers.

Nadat Sauckel was aangesteld als Generalbevollmächtigterfür den Arbeitseinsatz volgden er

enkele Duitse acties en verordeningen met betrekking tot het verplicht zenden van

Nederlandse arbeiders naar Duitsland. Deze acties leverden veel arbeiders op en droegen

verschillende namen die hieronder toegelicht worden. Maar deze acties werd ook wel de

Sauckelacktions genoemd, vernoemd naar de Generalbevollmächtigterfür den Arbeitseinsatz.

Zijn eerste actie werd op 14 april 1942 in gang gezet (Holland-Aktion I): vóór 15 mei 1942

dienden er 30.000 metaalarbeiders geleverd te worden waarvan 2000 uit Friesland. Hier

kwam wel enig verzet tegen van de Zentralauftragstelle en de Rüstungsinspektion. Deze twee

instanties wilden dat het Nederlandse bedrijfsleven niet stil kwam te liggen zodat er

voldoende geproduceerd kon worden voor de Duitse oorlog. Het Nederlandse bedrijfsleven

heeft van deze tegenstrijdige belangen gebruik proberen te maken: het deed haar best om de

Zentralauftragstelle en de Rüstungsinspektion te ondersteunen met argumenten zodat zij enige

weerstand konden bieden tegen de eis van Sauckel. Ondanks verschillende belangen van de

Zentralauftragstelle en de Rüstungsinspektion werden uiteindelijk wel de 30.000 arbeiders

geleverd.

In augustus 1942 kwam Sauckels tweede eis binnen. Ditmaal waren er 40.000 arbeidskrachten

nodig voor de Duitse bewapeningsindustrie. Vooral de textiel- en lederindustrie en daarnaast

de voedingsmiddelenindustrie werden uitgekamd. In de voorgaande jaren hadden bakkers,

slagers en andere arbeiders in de voedselindustrie vaak vrijstelling gekregen, zij waren

immers belangrijk voor de voedselvoorziening in Nederland. Maar nu waren er dus slagers en

bakkers in Duitsland nodig en daardoor moest een gedeelte van deze groep nu ook naar

Duitsland. Naar aanleiding van deze tweede eis van Sauckel vertrokken er in totaal 38.000

arbeiders naar Duitsland.

10

De derde eis van Sauckel (Programm-Rüstung-November) volgde in november 1942: er

moesten 35.000 arbeiders geleverd worden en in december kwamen daar nog eens 25.000

arbeiders bij. Van deze 25.000 moesten er onder andere 10.000 geleverd worden door de

overheid en 5000 uit studentenkringen. Deze actie duurde tot mei 1943 en ging daarna over in

de jaargangenactie die hieronder besproken wordt. Het resultaat van deze actie was voor de

Duitsers in november redelijk succesvol geweest, namelijk

tweederde van het totaal van 35.000 man werd ‘geleverd’.

Deze decemberactie werd daarentegen een fiasco.

In januari 1943 stelde Sauckel zijn vierde eis (Stahl-

undEisenaktion): vóór 10 maart 1943 moest Nederland

100.000 arbeiders leveren, onder wie 22.000

metaalarbeiders. Hiertegen kreeg Sauckel wel enig verzet

van de vertegenwoordiger van Speer in Nederland, R.

Fiebig. Hij voelde er namelijk niets voor om arbeiders en

met name metaalarbeiders naar Duitsland te laten gaan.

Uiteindelijk vertrokken van januari tot en met april 1943

51.000 Nederlanders naar Duitsland, iets meer dan de helft

van het aantal dat Sauckel had gewild.

Jaargangenactie

Bij de derde eis van Sauckel is te zien dat het steeds

moeilijker werd om voldoende arbeiders uit het

bedrijfsleven te vinden. Er werd daarom voorgesteld om

mannen die een bepaalde leeftijd hadden, op te roepen voor

de Arbeitseinsatz. Er was hier wel enig verzet tegen geweest

omdat sommigen bang waren dat dit tot verzet van het

Nederlandse volk zou leiden. Het plan is daarentegen wel

doorgezet en zo kregen in december 1942 alle burgemeesters

de opdracht om de gewestelijke arbeidsbureaus kaarten toe te sturen met alle gegevens van

alle mannelijke Nederlanders die tussen 1918-1922 geboren waren. Daarbij mochten

bedrijven deze arbeiders niet meer in dienst hebben tenzij deze arbeiders waren afgekeurd.

Veel burgemeesters werkten niet goed mee en wilden de gegevens uit hun bevolkingsregister

niet verstrekken. Daarom werd er besloten dat het Centraal Bevolkingsregister toegang moest

geven tot hun gegevens. Het Centraal Bevolkingsregister was echter lang niet zo goed

bijgewerkt. Doordat het Centraal Bevolkingsregister slecht was bij gewerkt werd de

jaargangenactie geen succes.

Duitse propaganda poster met een

oproep om in Duitsland te gaan

werken

11

Fase 3: fase (april 1943- september 1944):

April-meistakingen In het voorjaar van 1943 verliest het Duitse leger in Rusland de belangrijke slag bij

Stalingrad. Dit was uiteraard een belangrijk punt in de oorlog omdat dit de eerste keer was dat

Duitsland een grote nederlaag moest incasseren. Als gevolg van deze nederlaag moesten nog

meer Duitse arbeiders naar het Oostfront om de Russen tegen te houden. Hierdoor hadden de

Duitsers dus nieuwe arbeiders in de fabrieken nodig.

De Duitsers wilden deze arbeidsplaatsen vullen met alle ex-militairen van Nederland. Zo

verscheen plotseling op 29 april 1943 in de dagbladen een oproep van de opperbevelhebber

van de Duitse bezettingstroepen, generaal Christiansen, aan bijna 300.000 leden van het

voormalige Nederlandse leger. Ze zouden allemaal in Duits krijgsgevangenschap moeten.

Na de capitulatie waren alle Nederlandse militairen door Hitler uit krijgsgevangenschap

ontslagen. Maar al vanaf 1942 vreesden de Duitsers dat wanneer er een geallieerde aanval zou

komen, dat de vrijgelaten Nederlandse krijgsgevangen hulp zouden verlenen bij een aanval

tegen de Duitsers. Daarom wilde Christiansen dat alle deze ex-krijgsgevangenen, weer

krijgsgevangene werden. Heinrich Himmler ging hiermee akkoord en ging zelfs verder. Hij

wou met toestemming van Hitler een order geven dat alle 300.000 ex-krijgsgevangen moesten

worden opgepakt. De ex-militairen, die in de Nederlandse bewapeningsindustrie werkzaam

waren, zouden voor de aanmelding vrijgesteld worden. Anderen zou men bij de bouw van de

Atlantikwall in Nederland tewerkstellen. En zo zou voor de Arbeitseinsatz 200.000 man over

blijven.

Deze oproep bleef niet zonder gevolgen en sloeg als een bom in bij de mensen. In veel

plaatsen in Nederland vonden stakingen plaats. Op een aantal plaatsen staakten

melkveehouders de levering van melk aan de zuivelfabriek en deelden deze melk gratis uit

aan de burgers. Daarom heet deze April/Mei staking ook wel de Melkstaking.

Deze staking werd met de benodigde terreur de kop ingedrukt. Er vielen in totaal bijna

tweehonderd doden.

Volgens de nazi's werd deze staking ook aangemoedigd door Radio Oranje in Londen.

Daarom moesten alle Nederlanders hun radio inleveren. Als werd ontdekt dat iemand een

radio achterhield dan moest diegene naar een concentratiekamp.

Door deze staking zagen de Duitsers ook in dat het niet meer mogelijk was om de

Nederlanders voor hun zaak te winnen. De Duitsers zagen de Nederlanders ook als Germanen

en dachten in eerste instantie dat de Nederlanders wel bereid zouden zijn om mee te werken.

Omdat de vriendelijke manier niet werkte gingen de Duitsers over op de dwangmatige

manier.

Vanaf 7 mei begonnen de aanmeldingen. De ex-militairen werden per regiment opgeroepen

en moesten zich melden in Amersfoort. Uiteindelijk zijn er maar 11.000 militairen in een

krijgsgevangenkamp beland en dus bij lange na niet de 200.000 waarop Himmler en

Christiansen hadden gerekend. Dit kwam onder andere door het beleid van Fiebig, hij

probeerde zoveel mogelijk mannen te behouden voor de oorlogsindustrie in Nederland.

12

De slappe controle van de Duitsers speelde ook een grote rol. Zo waren er erg veel valse

vrijstellingen.

De tweede groep die naar aanleiding van de April-meistakingen door de Duitsers werden

aangepakt, waren de studenten. Van hen werd geëist dat zij tussen 10 en 13 april 1943 een

schriftelijke loyaliteitsverklaring aan de bezetter zouden afleggen. Deze actie is op een

mislukking uitgelopen voor de Duitsers. In de tweede helft van april 1943 werden ruim 9000

studenten als groep op intimiderende wijze door Rauter opgeroepen. Hierop meldden zich

slechts 3800 van de 9000 studenten. Deze 3800 studenten werden naar het concentratiekamp

Erika in Ommen gebracht. Van daaruit werden ruim 2900 van hen naar Duitsland

getransporteerd. De anderen kregen om uiteenlopende redenen vrijstelling.

Daarnaast verscheen op 6 mei 1943 de zogenaamde beschikking nr. 42/1943. Dit hield in dat

alle mannen van 18-35 jaar verplicht werden gesteld zich te melden bij de arbeidsbureaus. De

mannen moesten persoonlijk op het arbeidsbureau komen en zich laten registreren. Wanneer

de mannen zich niet binnen tien dagen meldden dan werd hun stamkaart ingehouden. Deze

stamkaart was echter onmisbaar voor het verkrijgen van distributiebonnen.

Er was alleen vrijstelling voor arbeidsinzet voor het

personeel in overheidsdienst, de spoorwegen en het

personeel van de Nederlandse bank. Iedereen probeerde

zoveel mogelijk deze begrippen op te rekken. Hoewel er

wel geprobeerd is de vrijstellingen beperkt te houden, zijn

er toch meer vrijstellingen afgegeven dan Seyss-Inquart had

gewild.

Dwangarbeiders uit Nederland

Rechts, een aanmeldformulier om te

gaan werken in Duitsland

13

Z-kaarten

Doordat de acties niet het resultaat opleverden waarop was gehoopt, werd bij latere acties de

rol van de arbeidsbureaus geminimaliseerd. Half augustus 1943 eiste Sauckel dat vóór 31

december 1943 150.000 man geleverd moest worden. Seyss-Inquart wist wat extra tijd af te

dwingen namelijk dat hij tot juni 1944 de tijd zou krijgen om deze 150.000 man te leveren.

De nieuwe manier om arbeiders te verkrijgen ging volgens de Z-kaarten procedure. Een

bedrijf moest aangeven hoeveel werknemers het in dienst had. Deze personeelsgegevens

zouden dan vergeleken worden met de verstrekte orders aan het bedrijf. Op deze manier zou

men te weten komen van welke bedrijven geen, van welke weinig en van welke veel of alle

arbeiders ingezet zouden kunnen worden voor de arbeidsinzet. Bedrijven dienden bij de

Kamer van Koophandel zogenaamde driedelige Z-kaarten aan te vragen voor al het mannelijk

personeel van 18-45 jaar. Op deze kaarten moesten alle persoonsgegevens worden vermeld en

de eventuele reden van onmisbaarheid. Van de ‘Betreuende Dienststellen’ (bijvoorbeeld

Rüstungsinspektion) ontving de ondernemer een ‘Quittungskarte’ als bewijs dat hij aan de

registratieplicht voldaan had. Het bepalen of iemand voor de arbeidsinzet in aanmerking

kwam, gebeurde door de Betreuende Dienststellen. De beslissing of iemand wel of niet naar

Duitsland moest gaan werd op de kaarten vermeld. Deze kaarten werden vervolgens naar de

Fachberater gezonden. De Fachberaters zonden de drie kaarten naar het arbeidsbureau (Z1),

naar de Betreuende Dienststelle (Z2) en naar het bedrijf (Z3). Door verzet van bedrijven, het

geknoei met de kaarten op veel arbeidsbureaus en de langdurige beoordeling van de

Z-kaarten, vielen ook de resultaten van de Z-Kaarten procedure voor de Duitsers tegen. Van

de 150.000 arbeidskrachten die door Seyss-Inquart aan Sauckel waren toegezegd, werden er

uiteindelijk ruim 35.000 geleverd.

Fase 4:

In 1944 kwamen er nog relatief weinig arbeiders naar Duitsland. Dit kwam door de grote

weigering maar ook door de tegenwerking van enkele Duitse organisaties. Zij wilden dat de

productie van bewapeningsdoeleinden in Nederland in stand werd gehouden. Maar na de slag

van Arnhem dachten zij er anders over. Doordat de kolen uit Limburg niet meer vervoerd

konden worden was het moeilijk geworden om de fabrieken te voorzien van kolen.

Daarom werden in de laatste maanden van de oorlog alle jongens en mannen opgeroepen voor

arbeid in Duitsland, de totale arbeitseinsatz. Alle mannen geboren in 1905 tot 1928 werden

opgeroepen om in Duitsland te werken. De gezinsleden van deze mannen zouden dan extra

levensmiddelen ontvangen. Omdat het voedsel steeds schaarser werd dachten ze veel

arbeiders te strikken door extra voedsel aan het gezin te geven.

14

Omdat de vrijwillige aanmelding met als lokaas voedsel niet werkten gingen de Duitsers over

op razzia's. Liese was de man die deze klopjacht organiseerde en daarom heet deze actie ook

wel de Liese-Aktion. Zoals gezegd kregen alleen arbeiders die echt niet te missen waren

vrijstellingen. Alle andere vrijstellingen die daarvoor waren uitgereikt werden ongeldig

verklaard.

Naast deze razzia's om arbeiders naar Duitsland te sturen, werden er ook mensen gezocht om

verdedigingswerken in Nederland te bouwen. De Geallieerden kwamen namelijk steeds

dichterbij en de Duitsers wouden voorbereid zijn op een eventuele aanval.

Beantwoording deelvraag: hoe ging de Arbeitseinsatz in werking?

Hierboven is uitgebreid uitgelegd hoe de Arbeitseinsatz gedurende de oorlog verliep. Er is te

concluderen dat het aantal gevraagde arbeiders in Duitsland gedurende de oorlog toeneemt.

Wat opvalt is dat bij de eerste eisen steeds grotendeels voldaan wordt aan de gevraagde

hoeveelheid. Maar gedurende oorlog worden aan deze eisen in steeds mindere mate voldaan.

Orders van Sauckel

Datum van levering

Aantal gevraagde arbeiders

Aantal geleverde arbeiders

Aantal geleverde arbeiders in percentage van de gevraagde arbeiders

1e eis Voor 15/5/1942 30.000 30.000 100%

2e eis In sept/oct 1942 40.000 38.000 95%

3e eis November 1942 35.000 23.333 (2/3 van gevraagde hoeveelheid)

66,7%

4e eis Voor 10/3/1943 100.000 51.000 51%

Hierboven is een overzicht van de 4 orders van Sauckel. Hoewel dit slechts een tijdsbestek

van een jaar is, laat het wel een duidelijke tendens zien. Zo neemt het aantal gevraagde

arbeiders toe, al blijft de 3e eis daar wat in achter. Maar is op te merken dat het percentage

geleverde eisen steeds meer daalt. Zo werd bij Holland-Aktion I (Sauckel's 1e eis) precies

voldaan aan de 30.000 gevraagde arbeiders. Maar bij de Stahl- und Eisenaktion (Sauckel's 4e

eis) werd slecht 51% van de gevraagde hoeveelheid geleverd. Er werd dus in steeds mindere

mate aan de eisen voldaan.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog is nog een andere tendens met betrekking tot de

Arbeitseinsatz waar te nemen. Dat is namelijk dat de oproep van arbeiders steeds

onvriendelijker plaats vindt. Zo is er in fase 1 nog voornamelijk sprake van vrijwillige arbeid

in Duitsland. In fase 2 en 3 werd de tewerkstelling al een stuk dwangmatiger vergeleken met

fase 1. En fase 4 is de overtreffende trap waarin arbeiders werden verkregen door razzia's.

15

Propaganda

Propagandaminister Joseph P. Goebbels Joseph P. Goebbels (1887-1945) was Duits nationaalsocialistisch politicus. Hij stamde uit een

kleinburgerlijk milieu en werd in zijn jeugd getroffen door kinderverlamming. De

gedeeltelijke kreupelheid die het gevolg van deze ziekte was, compenseerde hij met een

scherp verstand. Na mislukte pogingen om bij het toneel te komen werd Goebbels lid van de

NSDAP. Hitler zag in dat Goebbels beschikte over zeer bruikbare ambities en talenten en

maakte hem in 1926 gouwleider van de partij in Berlijn, het bolwerk van de Duitse socialisten

en communisten. In 1928 werd Goebbels afgevaardigde in de Rijksdag en hoofd van de

propaganda-afdeling van de NSDAP. In maart 1933, kort na Hitler's machtsovername, werd

Goebbels tot rijksminister voor volksvoorlichting en propaganda benoemd, een post die hij tot

zijn dood zou behouden. Onder zijn bewind werden radio, pers en nieuwsfilms

gelijkgeschakeld en dienstbaar gemaakt aan de nazipolitiek. Zij werden een van de

kernfactoren voor het verloop van de oorlog. Op 26 juli 1944 werd hij 'Rijksgevolmachtigde

voor de totale oorlog'. Tot de laatste ogenblikken bleef Goebbels bij Hitler in de

Führerbunker. Na de zelfmoord van Hitler, beroofden Goebbels en zijn vrouw op 1 mei 1945

het leven van hun kinderen en van zichzelf.

Wat was de kracht van de propaganda

In de tijd van Nazi-Duitsland was propaganda een van de belangrijkste middelen om de

nieuwe vorm van oorlog voeren te kunnen realiseren. Om de complete samenleving te

voorzien van één gemeenschappelijke ideologie, moest de Duitse regering de denkbeelden

van alle Duitse inwoners beïnvloeden. Deze nazificatie gebeurde doormiddel van propaganda.

Zoals eerder vermeld werden radio, pers en nieuwsfilms gelijkgeschakeld en dienstbaar

gemaakt aan de nazipolitiek. Op deze manier kon de Duitse regering het Duitse volk constant

confronteren met de nazi-ideologie met als gevolg dat elke Duitse burger kennisnam van deze

ideologie en uiteindelijk ook ging overnemen.

Deze “Propaganda politiek” paste de Duitse regering niet alleen toe in Duitsland zelf, maar

ook in de door Duitsland bezette landen. Op deze manier kreeg de nationaalsocialistische

propaganda bijvoorbeeld ook voor de Arbeitseinsatz een cruciale rol. Deze propaganda had

als doel om zoveel mogelijk mensen op te roepen om te gaan werken in Duitsland. Later zou

de Arbeitseinsatz-propaganda in Nederland ook plaats maken voor nazi ideologische

propaganda met als doel de Nederlanders te overtuigen van de Nazi-ideologie.

Arbeitseinsatz propaganda werkt niet

Zoals gezegd werd in fase 1 door de Duitsers geprobeerd om in alle bezette gebieden

arbeiders te werven voor de (oorlogs)industrie in Duitsland. In eerste instantie probeerde men

nog door middel van propaganda burgers naar Duitsland te lokken. Er was immers genoeg

werk te vinden in de groeiende Duitse economie. De opkomst was echter mager, want de

meeste Nederlanders zagen het niet zitten om in Duitsland te werken. Hoewel veel

Nederlanders werkeloos waren, zagen zij er toch vanaf om in Duitsland te gaan werken.

16

Niet alleen Nazipropaganda

Hoewel het soms lijkt of Nazi-Duitsland tijdens de tweede wereldoorlog een monopolie had

op propaganda maken, blijkt dit in werkelijkheid toch heel ander te zijn. Ook de Nederlanders

zelf waren tijdens de tweede wereldoorlog druk bezig met propaganda maken. Zo gingen er

verschillende verzetskranten rond en werden er verscheidene affiches opgehangen die

opriepen tot verzet tegen de overheerser. Ook het beruchte Radio Oranje, "De stem van

strijdend Nederland" gepresenteerd door Koningin Wilhelmina vanuit Londen, kan gezien

worden als een zeer belangrijk propaganda middel om het Nederlandse volk moed te geven.

Propaganda voor de Arbeitseinsatz;

De twee affiches hierboven zijn afkomstig uit fase 1 van de Arbeitseinsatz. In deze fase werd

geprobeerd om de arbeiders op een vriendelijke manier naar Duitsland te lokken. Door het

gebruik van kleurrijke affiches en het beloven van prachtige dingen werd geprobeerd om

mensen over te halen om in Duitsland te werken.

Twee propaganda posters afkomstig uit Nazi-Duitsland met de

oproep aan arbeiders om in Duitsland te gaan werken

17

Propaganda tegen Arbeitseinsatz

Aan de ene kant werd door de Duitsers propaganda gemaakt om arbeiders over te halen voor

de Arbeitseinsatz. Aan de andere kant was er ook propaganda tegen de Arbeitseinsatz. Zo

wordt er in het eerste plaatje als het ware bevolen om je niet te melden. Je moet je niet laten

pakken en onderduiken. Het tweede plaatje benadrukt dat je de Duitsers helpt om het

Nederlandse volk te kunnen onderdrukken wanneer je naar Duitsland gaat.

Er werd dus opgeroepen om niet deel te nemen in de Arbeitseinsatz. Toch was er in de

praktijk veel angst onder de bevolking en koos men ervoor om maar gewoon mee te werken

om zo niet in de problemen te komen.

Propaganda posters afkomstig van het

Nederlandse verzet met de boodschap om

niet in Nazi-Duitsland te gaan werken

18

Lokale bedrijven tijdens de tweede wereldoorlog

Al vrij snel na de capitulatie van Nederland gingen de Duitsers op zoek naar arbeiders in de

zware industrie. Hierbij moet je denken aan bijvoorbeeld vliegtuigbouwers en arbeiders die

werkten aan schepen op scheepswerven. Het is dus niet gek dat Willem van Loon in

aanmerking kwam voor de arbeitseinsatz. We zien aan het begin van de capitulatie vooral dat

arbeiders en bedrijven zich redelijk coöperatief opstelden. Sommige bedrijven wouden de

Duitsers juist graag helpen met hun orders en vraag om manschappen.

Zo zien we dat in 1938 en 1939 al een soort van sprake was van Arbeitseinsatz. De Duitse

arbeidsburo’s spraken namelijk over passende arbeid voor Nederlandse werklozen. Deze

belandden dan vooral in de zware industrie. De voorman van de KVP; Carl Romme,speelde

hierin de grootste rol. Hij pastte deze ‘arbeitseinsatz’ toe in de grensstreken. Ongeveer 1800

werklozen moesten aan het werk bij de Duitsers en als ze dit niet deden werd hun

werklozensteun stopgezet.

Goede voorbeelden van het coöperatief opstellen van Nederlandse arbeiders en bedrijven zijn

het helpen met aanleggen van de Atlantikwall en de scheepsbouw voor de Kriegsmarine.

Bij het aanleggen van de Atlantikwall waren namelijk 50.000 Nederlandse arbeiders en

aannemers betrokken. Dit project is nooit helemaal voltooid.

De Nederlandse scheepsbouw was voor de Duitsers erg belangrijk. Zo werden de schepen die

in 1940 en 1941 voor de Koninklijke Marine gebouwd zouden worden, afgebouwd voor de

Kriegsmarine van de Duitsers. Dit laat de redelijk coöperatieve houding van ons land richting

de Duitsers redelijk goed zien. In het Protokoll von Schrötter dat op 4 juni 1940 werd

ingevoerd werd verklaard dat de Nederlandse metaalindustrie bereid was om voor de Duitsers

te gaan werken.

Rond 1941-1942 waren voor de Duitsers eigenlijk alleen de bedrijven nog interessant die

direct nut hadden voor het winnen van de oorlog. Hierdoor moesten veel andere bedrijven

sluiten.

In december 1942 kregen alle burgemeesters van Nederland de opdracht om alle namen en

adressen van mannen die tussen 1918-1922 geboren waren, op te sturen naar de Duitse

arbeidsbureaus. Bedrijven mochten deze mannen namelijk niet meer in dienst hebben behalve

als zij waren afgekeurd voor Arbeitseinsatz. Veel burgemeesters weigerden echter om hieraan

mee te werken. Ze wilden de gevraagde gegevens niet uit hun bevolkingsregisters

verstrekken. Daarna werd besloten dat het Centraal Bevolkingsregister deze gegevens ging

verzorgen. Echter werkten de arbeidsbureaus die de gegevens ontvingen onvoldoende mee,

zodat deze actie van de Duitsers alsnog in het water viel.

Verder in 1943 was 14 % van alle scheepsbouw voor de Duitsers afkomstig uit Nederland. In

ons land stonden in totaal 85 scheepswerven en 24 machine- en apparatenfabriek ter

beschikking voor Nazi-Duitsland. Hierbij stonden 55.000 arbeiders klaar.

19

In 1943 probeerden de Duitsers ook alle luxe bedrijven en luxe beroepen te verbieden. Dit

waren bedrijven voor bijvoorbeeld speciaalzaken voor luxe mode of voor

muziekinstrumenten. Ook bij deze verordening verliep alles vrij stroef omdat de Nederlandse

overheidsinstanties probeerden de toepassing van deze verordening van het Duitse beleid te

vertragen. Ook werkten de bedrijven zelf niet mee door hun bedrijf niet als luxe te

bestempelen. Zo vielen ze niet onder de verordening en konden ze hun arbeid gewoon

voortzetten. Lang niet bij alle bedrijven was het zo relatief makkelijk om de Duitse

verordeningen te omzeilen. Maar door de combinatie van het vertragen door de

overheidsinstanties en het verzet van de luxe bedrijven werd deze verordening uiteindelijk

niets.

Omdat de verordeningen en andere acties van de Duitsers voor hun nog niet het gewenste

resultaat opleverde gingen ze hun beleid aanpassen. In Augustus 1943 wilde Fritz Sauckel

(leider van de Arbeitseinsatz in Nazi-Duitsland) dat er voor 31 december 1943, 150.000

arbeiders aan Duitsland geleverd moesten worden. Toenmalig rijkscommissaris van het

bezette gebied in Nederland, Arthur Seyss-Inquart vond dat hij te weinig tijd kreeg om aan de

eis van de Duitsers te voldoen. Hij kreeg voor elkaar dat hij tot juni 1944 de tijd had om deze

150.000 arbeiders te leveren. Hij liet elk bedrijf aangeven hoeveel werknemers er bij het

bedrijf in dienst waren. Ook liet hij per bedrijf veel persoonsgegevens van deze arbeiders

opvragen. Door deze gegevens te koppelen aan de wensen van de Duitsers werd bepaald welk

bedrijf veel arbeiders en welk bedrijf weinig arbeiders moest leveren. Bedrijven konden bij de

Kamer van Koophandel zogenaamde Z-Kaarten ophalen, deze moesten ingevuld worden door

de werknemers van het bedrijf. Ze moesten hun persoonsgegevens en eventueel een reden

voor onmisbaarheid invullen. Op de Z-Kaarten werd dan door de Betreuende Dienststellen

vermeld of iemand wel of niet naar Duitsland moest. Ook in dit geval ging er veel mis in het

Duitse beleid. Er kwam veel verzet vanuit bedrijven door bijvoorbeeld valse dingen op te

geven aan de Duitsers. Ook was er veel geknoei met de Z-Kaarten en duurde het lang voordat

deze kaarten allemaal beoordeeld waren. Uiteindelijk werden er van de 150.000 gevraagde

arbeidskrachten maar 35.000 geleverd.

De bedrijven moesten eigenlijk kiezen uit twee mogelijkheden. De Duitsers helpen met hun

vraag naar beton, textiel en schepen of weigeren hun te helpen. Bij dat laatste waren de bazen

van de bedrijven vaak bang dat hun bedrijven overgenomen zouden worden door de NSB of

de Duitsers zelf. Maar bij die eerste optie konden deze bedrijven na de oorlog nog problemen

krijgen wanneer de geallieerden de oorlog gewonnen hadden. Over het algemeen vielen deze

problemen voor collaborerende bedrijven wel mee en gingen ze vaak vrijuit.

Men zag in het dagelijks leven al snel effecten van de collaboratie van bedrijven met de

Duitsers. Zo waren er als gevolg van de arbeitseinsatz veel minder jongeren op straat, dat

blijkt uit de brieven van de baas van Willem naar Willem zelf.

Eigenlijk accepteerden aan het begin van de oorlog veel bedrijven de orders van de Duitsers

wel. Bijvoorbeeld alle bedrijven in de Rotterdamse haven. Zo zien we dat zelfs bedrijven met

joodse eigenaren zoals Hollandia Kattenburg met de Duitsers ‘samenwerkten’. Hierbij moeten

we ons wel bedenken dat er waarschijnlijk wel sancties aan vast zaten wanneer bedrijven

weigerden samen te werken met de Duitsers.

20

Een opvallend verschijnsel is de rol van de Nederlandse Spoorwegen in de oorlog. Zij

leverden de Duitsers veel materialen die nodig waren voor het transport van de Joden. Veel

onderzoekers zeggen zelfs dat de deportatie van Joden niet mogelijk was geweest wanneer de

NS niet met de Duitsers had samengewerkt. Elke dinsdag reden er treinen vanuit Westerbork

naar de kampen in Duitsland en Polen. Tot de grens van Duitsland waren het Nederlanders die

de treinen bestuurden.

Één van de voornaamste redenen dat Nederlanders voor de Duitsers werkten was natuurlijk

ook het salaris. Veel mensen vergeten dat de Duitsers vaak een stuk meer betaalden dan dat de

Nederlandse bedrijven deden. En ook het geval dat veel van de Nederlanders nog niet echt

wisten waar ze eigenlijk mee bezig waren en dat verderop in de oorlog pas voor iedereen

duidelijk werd wat er met de Joden gebeurde was ook een reden om collaboratie op het eerste

oog niet te weigeren.

Verder in de oorlog zien we dat de collaboratie toch meer impact maakt. Er worden veel

producten tot de Duitsers beperkt dus die zijn dan slecht beschikbaar voor de Nederlanders

zelf. Bedrijven moesten hierdoor creatief zijn. Een voorbeeld hiervan is de komst van houten

fietsbanden omdat de onderdelen voor rubber fietsbanden moeilijk te verkrijgen waren. Op

een gegeven moment werder er voor bepaalde producten distributiebonnen ingevoerd. Je kon

deze producten dan alleen nog kopen wanneer je in het bezit was van deze bonnen.

Het gevolg hiervan was dat mensen niet echt iets konden met hun geld. Veel leningen werden

afgelost en er werden nieuwe verzekeringspolissen afgesloten. En er kwam een steeds grotere

zwarte markt waarbij er vaak met andere producten werd betaald bijvoorbeeld boeken die veel

waard waren.

Na de Februaristaking werd er harder opgetreden en kreeg de NSB een monopoliepositie in

Nederland. De bedrijven verdienden nog steeds wel geld maar ze konden nergens in

investeren doordat de mogelijkheden om iets te kopen zo beperkt waren. Alle Nederlandse

politieke partijen werden door de NSB verboden, waaronder ook de Nederlandsche Unie.

Hiernaast mogelijk de eerste foto

van de Februaristaking

21

Economische collaboratie werd in de loop van de Duitse bezetting een steeds algemener

verschijnsel. In de lente van 1944 was de helft van de Nederlandse industrie werkzaam voor

de Duitsers. Het was logisch dat het veroordelen van de elite van het bedrijfsleven voor

collaboratie lastig ging. Vanaf het begin van de Duitse bezetting werden zij namelijk al onder

druk gezet. Ook hebben zij in de eerste maanden van de bezetting een soort vrijbrief gekregen

van de secretarissen-generaal om te collaboreren met de Duitsers. Veel mensen vonden dat de

wederopbouw van ons land belangrijker was dan de berechting van collaborateurs en dat

daardoor de berechting zogenaamd in de doofpot is gestopt.

We hebben Evert Heeg gevraagd wat hij kon zeggen over de rol van de bedrijven in de

oorlog. Hij vertelde ons dat de bedrijven er helemaal alleen voor stonden. Arjen vroeg hem

bijvoorbeeld of de bedrijven enige ondersteuning kregen wanneer zij arbeiders kwijtraakten

aan de arbeitseinsatz van de Duitsers. Het is begrijpelijk dat een goede organisatie van een

bedrijf ver te zoeken is wanneer er opeens veel vaste krachten verdwijnen. Het gevolg was dat

veel mensen hierdoor bijna wel twee keer zo hard moesten gaan werken om de zaken

draaiende te houden.

Al met al zijn er goede voorbeelden van collaboratie te geven maar tegelijkertijd ook goede

voorbeelden van verzet binnen of vanuit bedrijven. Je ziet namelijk dat er in de verordening

op luxe bedrijven nou niet bepaald sprake was van collaboratie, en dan met name niet bij de

daarover gaande overheidsinstellingen. Het is dus lastig om een beeld te schetsen wat voor het

hele land gold in die tijd. Er was namelijk geen sprake van een algehele collaboratie of

algeheel verzet. Dit vertelde Evert Heeg ons ook nog in ons interview met hem: ‘In tijden van

oorlog is er niet een situatie te schetsen die voor iedereen gold. Veel ondernemers deden

alleen dat wat diegene in de beste positie bracht.”

hieronder een recente foto van Evert Heeg

22

Genealogie familie van Loon

Het gezin van Loon was volgens Evert Heeg bijzonder hecht. Dit zien we natuurlijk ook terug

in het briefverkeer van Willem met het thuisfront. Natuurlijk stuurde bijna elke

dwangarbeider wel brieven over een weer, maar Willem deed dit in een grote mate. De vader

van Willem was Adriaan van Loon, geboren op 4 februari 1895 in Beetgum. Adriaan was

uitvoerder bij een bouwbedrijf. Adriaan van Loon was getrouwd met Jantje Keizer, geboren

op 28 juli 1897 in Sint Jacobsparochie.

Een opvallend puntje was dat Jantje al een kind had voordat zij met Adriaan getrouwd was.

Dit kind kreeg Jantje toen ze een jaar of 17 was. Ze noemde hem Jan. Jan droeg eerst de

achternaam Keizer omdat Jantje natuurlijk nog niet met Adriaan getrouwd was en ook niet

met iemand anders getrouwd was. Jan kreeg dus de achternaam van zijn moeder. Voor Jantje

was dit vrij vervelend want zij was op zo’n leeftijd niet in staat om Jan op te voeden want de

vader van Jan, dus de man waarmee Jantje dit kind gekregen had, liet Jantje er alleen voor

staan en deed niets aan de opvoeding van Jan. Dit omdat het in die tijd zeer ongewenst was

dat je een kind kreeg met iemand waarmee je niet getrouwd was. Een schande vond men het

in die tijd. Daarom werd de geboorte van Jan altijd een beetje verstopt. Jan werd opgevoed

door zijn opa en oma die in de Oude Bildtdijk woonden. Willem spreekt hier in zijn brieven

altijd over als O.B.D. Zijn opa en oma heetten Willem Tjeerd Keizer en Pietsje Keizer. Dit

waren de ouders van Jantje Keizer. Later toen Jan wat ouder was heeft hij het bedrijf van zijn

opa in de Oude Bildtdijk overgenomen. Later toen Jantje met Adriaan trouwde veranderde Jan

zijn naam in Jan van Loon Keizer.

Jan is op een gegeven moment getrouwd met ene Hielkje. Zij kregen samen het kind Adriaan.

Hij werd dus vernoemd naar de stiefvader van Jan. Maar natuurlijk heeft Adriaan van Loon

voor Jan altijd meer als een vader gevoeld dan zijn echte vader. Dit is logisch omdat zijn

echte vader niks van de geboorte van Jan wou weten.

Jantje Keizer en Adriaan van Loon kregen samen alsnog twee kinderen. Een zoon namelijk

Willem van Loon, geboren op 11 oktober 1921 in Beetgum. En een dochter genaamd Klaaske

van Loon. Klaaske is geboren op 15 maart 1925. Klaaske wordt in de brieven van Willem

altijd aangesproken als Klas.

Willem had in Swinemünde altijd een foto boven zijn bed hangen van zijn gezin. Zijn

vrienden Albert Bosma en Evert Heeg die bij hem in de barak sliepen vroegen wel eens naar

het zusje van Willem, zoals hoe ze heette etc. Op een gegeven moment vond Albert dat Evert

een keer een brief moest sturen naar Klaaske en Evert was hier niet zo zeker van. Uiteindelijk

heeft hij het toch maar gedaan ietwat op advies en deels met hulp van Albert.

23

Het gevolg hiervan was dat Evert en Klaaske wat meer begonnen te schrijven en Evert is

tijdens zijn verlof (waarvan hij niet is teruggekeerd omdat hij onder ging duiken) voor het

eerst bij Klaaske op bezoek geweest. Na de oorlog zijn zij getrouwd. Ze hebben drie kinderen

gekregen genaamd Jan, Jannie en Nel. Jan is vernoemd naar Jan van Loon Keizer die rond de

tijd dat Jan geboren is, is overleden.

Na Willem zijn eerste verlof in juni 1943 schrijft hij een tijdje met een meisje genaamd Gré,

hij heeft hier tijdens zijn verlof verkering mee gekregen maar deze relatie houdt niet lang

stand. Maar na de oorlog wanneer Willem weer in Nederland is ontmoet hij een meisje dat

Jantje de Groot heet. Jantje de Groot komt uit Stiens en Willem heeft haar ontmoet op een

dansfeest. Willem en Jantje trouwen en krijgen samen vier kinderen. Na een jaar getrouwd te

zijn krijgen zij hun eerste dochter en ze noemen haar Tineke. Later in 1951 krijgen zij een

tweeling namelijk Janny en Adriaan (vernoemd naar Willem zijn vader). Daarna in 1962

krijgen ze hun vierde kind en ze noemen haar Janetta. Willem vond Swinemünde een zware

tijd en hij praatte ook niet graag over de situatie daar. Hij kon echter wel hele mooie en

heldhaftige verhalen vertellen maar over minder leuke verhalen vertelde Willem niets.

Personages

Willem van Loon;

Willem is de enige echte zoon uit de familie van Loon. Hij is geboren op 11 oktober 1921 in

Beetgum. Willem was een man met humor en een positieve levenshouding. Hij was

werkzaam als onderhoudstimmerman bij C.C.F. Condens.

Willem wordt op zijn 20e tewerkgesteld in Swinemünde. Vanuit Swinemünde probeerdehij

zijn familie zoveel mogelijk op de hoogte te houden van de situatie in het werkkamp.

Willem is op 16 sept 2006 gestorven.

Adriaan van Loon;

Adriaan van Loon is de vader van Willem. Hij is geboren op 4 februari 1895 in Beetgum.

Adriaan was uitvoerder bij een bouwbedrijf. Later was hij ook werkzaam op de afsluitdijk.

Jantje van Loon Keizer;

Jantje van Loon Keizer is de moeder van Willem. Zij is geboren op 28 juli 1897 in Sint

Jacobsparochie. Jantje runt het huishouden van de familie van Loon. De kapotte kleren die

Willem regelmatig terug stuurt naar huis probeert zij altijd zo snel en nauwkeurig mogelijkte

repareren. Ook breit zij vaak mutsen en handschoenen voor Willem.

24

hierboven de familie van Loon met van links naar rechts; Adriaan van Loon, Klaaske van Loon, Jantje

van Loon Keizer en Willem van Loon

Klaaske van Loon;

Klaaske van Loon is de zus van Willem. Zij is geboren op 15 maart 1925.

Klaaske wordt in de brieven van Willem altijd aangesproken als Klas.

Zij krijgt in de loop van de oorlog een relatie met een vriend en kampgenoot van Willem;

Evert Heeg. Klas en Evert zullen later ook met elkaar trouwen.

Jan van Loon Keizer;

Jan van Loon Keizer is de stiefbroer van Willem. Jan is een kind voortgekomen uit een eerder

relatie van moeder Jantje Keizer. Jan is opgegroeid bij zijn opa en oma en zal later ook het

bedrijf van zijn opa en oma overnemen. Willem spreekt hier in zijn brieven altijd over als

O.B.D.

Hielkje Keizer; Hielkje Keizer is de vrouw van Jan van Loon Keizer. Zij kregen samen een kind genaamd

Adriaan. Adriaan werd dus vernoemd naar de stiefvader van Jan. (Adriaan van Loon)

Adriaan van Loon; Adriaan van Loon is de zoon van Hielkje en Jan Keizer. Adriaan is dus het neefje van Willem

en is vermoedelijk vernoemd naar de vader van Willem.

25

Evert Heeg;

Evert Heeg was een vriend en kampgenoot van Willem. Evert woonde in Akkrum voordat hij

ook tewerk gesteld werd in Swinemünde. Hij had/heeft een grote passie voor wielrennen en

zat toendertijd ook bij de wielrennersclub in Leeuwarden. Evert krijgt een relatie met de zus

van Willem, Klaske. In de loop van de oorlog weet Evert succesvol onder te duiken en zo zijn

tewerkstelling te ontkomen. Voor dit PWS Hebben wij een interview gehouden met de nu 91

jarige Evert Heeg. Tijdens dit werkstuk zullen verscheidenen keren ophelderende fragmenten

uit dat interview terugkomen.

Albert Bosma; Albert Bosma (ook wel “Appie”) was ook een vriend en kampgenoot van Willem. Albert

werd ook tewerkgesteld in Swinemünde. Tijdens zijn tewerkstelling is hij naar huis gegaan

om te trouwen. Hierdoor had hij vaker recht op verlof dan niet verloofden. Tijdens de

periodes van het verlof van Appie, werd de drang om niet terug te keren naar Swinemünde

steeds groter voor hem. Volgens Evert Heeg leidde dit en Appie’s loslippigheid ertoe dat hij

meerdere malen in de problemen kwam.

Familie Stern;

De familie Stern was een Duitse familie met aan het hoofd; meneer Stern.

Stern was marineofficier. De broer van Appie had in de stad Groningen een winkel met een

groot pand. De bovenverdieping werd in beslag genomen door Stern.

De broer van Appie vertelde Stern op een dag dat zijn broer in Swinemünde zat. Daarop zei

Stern dat zij dan maar eens bij zijn vrouw langs moesten gaan.

Vanaf dat moment gingen Appie en Willem daar om de 14 dagen heen.

Links Evert Heeg,

rechts Albert Bosma

26

Familie stamboom van familie van Loon

Adriaan

van Loon

Jantje

Keizer van Loon

Jan

Keizer van Loon

Hielkje

van Loon

Adriaan

Willem

van Loon Jantje van Loon

Tineke Janny Adriaan Janetta

Klaaske

van Loon Evert Heeg

Jan

Nel

Jannie

27

Willem van Loon in Swinemünde

Om een goed beeld te krijgen van hoe het individu omging met de Arbeitseinsatz, zoomen wij

in op de toen twintig jarige Fries, Willem van Loon.

Willem werkt tijdens de oorlog in Leeuwarden als onderhoudstimmerman (in de

timmerwinkel) bij de Condens (C.C.F. tegenwoordig Friesland Campina).

Het bijzondere verhaal van Willem van Loon begint in september 1942 wanneer Willem met

een aantal collega's te werk gesteld wordt op een scheepswerf te Swinemünde. De reis ging

via Groningen en Leer naar Berlijn. Vervolgens werden ze vervoerd naar Swinemünde aan de

Oostzeekust. De stad ligt nu op Pools grondgebied en heet Świnoujście. Willem is dan twintig

jaar oud.

Willem vertelt met behulp van zijn brieven aan familie, vrienden en collega’s dat hij op een

werf in Swinemünde samen met 6 andere mannen aan houten stuurhutten op nieuwe schepen

werkt.Ze werkten negenen een half uur per dag en krijgen in verhouding met het zware werk

niet genoeg te eten.

Met behulp van de brieven van Van Loon kunnen wij een goed beeld krijgen van wat de

Arbeitseinsatz deed met de Nederlandse maatschappij en hoe een jongeman als individu

hierop inspeelde. Om dit duidelijk te maken zullen wij een aantal fragmenten van de brieven

van Van Loon naar voren halen en de kenmerkende aspecten aantonen. Om het verhaal goed

te verwoorden gebruiken wij uitsluitend de brieven van Willem naar zijn familie.

Direct in de eerste brief van Willem aan zijn ouders (27 september 1942) wordt duidelijk dat

Willem absoluut niet de enige Nederlander (en zelfs niet de enige Fries) in Swinemünde is.

Hij schrijft over de extreme klimaatomstandigheden en dat ze zijn aangekomen met 11

Friezen en 40 andere Hollanders. De arbeidslager in Swinemünde blijkt een groot oranje

getint werkkamp met ongeveer 1200 Nederlanders.

Dit hoge aantal Nederlanders is onder andere terug te koppelen aan de visie van de Nazi’s.

De rassenleer van de Nazi’s beschouwde de Nederlanders ook als een Arisch ras met hoge

kwaliteiten in de handel en nijverheid en (wat voor de Duitsers vooral belangrijk was) de

eeuwenlange ervaring in de scheepsvaart. Zij waren ervan overtuigd dat zij de oorlog ook

vochten voor de Nederlanders. Zij verwachtten dan ook een zeer collaborerende houding van

het Nederlandse volk, dit was iets dat later in de praktijk behoorlijk zou tegenvallen.

In de tweede brief aan zijn ouders (3 oktober 1942) beschrijft Willem de werkuren in het

kamp. De arbeiders werken in totaal negenen een half uur per dag, op zaterdags werken ze tot

kwart voor 3 en zijn ze de rest van de dag “vrij”. Op zondag hebben alle arbeiders de hele dag

vrij. Hij schrijft dat er erg weinig eten is in het kamp; ze krijgen twee broden per week (2x

1500 gram).

Willem vraag dan ook aan zijn ouders om voedselpakketten te sturen. Ook vraagt hij om

koffiebonen omdat hij deze in het kamp kan ruilen voor broden.

De kleine hoeveelheid eten, zo “vroeg” in de oorlog, is heel bijzonder aangezien de

hoeveelheid voedsel in Duitsland nog niet erg schaars was.

28

Op 16 oktober 1942 ontvangt hij de eerste brief van zijn ouders. Zijn ouders zijn zeer te

spreken over wat hij heeft geleerd op het gebied van zelfstandigheid en ook op het gebied van

zuinigheid met betrekking tot etenswaar.

Dit geeft een goed beeld van hoe de Nederlandse bevolking omging met de Duitse bezetting.

De bezetting en de gevaren die de bezetting met zich meebrachten werden toch enigszins

onderschat. De ernst en de problematiek van de Duitse bezetting zou bij de bevolking pas

later aan het licht komen.

Hieronder een foto van de barak van o.a.

Willem van Loon en Evert Heeg

In de brief uit 14 november 1942 schrijft Willem over zijn inkomen in de arbeidslager.

Hij verdient 85 Pfennig per uur, dat komt neer op ongeveer 63 cent in Hollands geld. Van

deze verdiensten worden alle belastingen en verzekeringen nog afgetrokken. Willem zal

proberen elke week 15 Duitse Mark op te sturen naar huis. Zijn maat Albert Bosma uit Joure

is met verlof geweest om te trouwen.

Het is duidelijk dat geld in de eerste fases van de oorlog nog altijd zeer belangrijk was. Later

in de loop van de oorlog zal geld een stuk minder belangrijk worden.

Op 27 november 1942 schrijft Willem aan zijn ouders dat hij 40 enveloppen van Jan Visser

heeft ontvangen. Hij verteld daarbij dat ze deze onderin de koffer van Jan hadden verstopt.

Hoewel het ontvangen van extra enveloppen niet geoorloofd was, wist deze brief de censuur

binnen het kamp toch te ontduiken. Dit is erg opvallend want in het algemeen beeld dat men

heeft van de censuur binnen een lager, zou deze brief er uitgefilterd zijn. In praktijk bleek de

censuur binnen de arbeidslager aan het begin van de oorlog dus toch mee te vallen.

29

Interview met Evert Heeg; “Er is veel geschreven over de mate van censuur door de fascisten. Hoe beoordeelt u de

censuur in de kampen?”

“-Natuurlijk werden de brieven voordat ze verstuurd werden gecontroleerd. De brieven

werden dan voorzien van een geöffnet sticker. Mijn familie stuurde echter om de zoveel tijd,

door mijn vader in de fabriek gemaakte stevige kartonnen dozen met levensmiddelen. Deze

werden nooit gecontroleerd.

En natuurlijk konden er in die dozen ook hele andere dingen zitten dan levensmiddelen.

Daarom zou ik de censuur als zeer éénzijdig bestempelen.

Hiernaast een voorbeeld van de

censuur op de brieven van

Willem van Loon

Uit het briefverkeer van 6 december 1942 bleek dat de kameraad van Willem, Albert Bosma

is opgepakt. Albert mocht vaker op verlof omdat hij getrouwd was. Na één van zo’n verlof

komt hij niet meer terug naar Swinemünde, maar duikt hij onder bij veekooplui in St

Nicolaasga.

De beslissing van Albert om niet terug te keren naar de Arbeidslager en onder te duiken is

een goed voorbeeld van het beginnende verzet van de Nederlandse arbeiders tegenover de

Duitse bezetter.

Op 20 januari 1943 schrijft Willem aan zijn ouders dat er jongens in het kamp zijn die in geen

zeven maanden verlof hebben gehad. Hij beschrijft dat de kans er dik inzit dat wanneer er 80

man uit het kamp met verlof gaat, 30 jongens niet terugkeren naar het kamp.

De Duitsers begonnen dus in 1943 in te zien dat de collaborerende houding van de

Nederlanders toch behoorlijk tegen viel.

Om onderduiken te voorkomen, bedachten zij dus een nieuwe regel binnen de Arbeitslager;

wanneer een arbeider niet terugkwam naar het kamp na verlof, dan mocht een andere

arbeider niet met verlof totdat de ondergedoken arbeider terugkeerde.

De eerdergenoemde 30 arbeiders zorgden er dus voor dat de andere arbeiders binnen het

kamp niet met verlof mochten.

30

In de brief van 9 februari 1943 doet een vriend van Willem; Evert Heeg zijn intrede in het

bijzondere verhaal van Van Loon. Evert is een wielrenner en woont in Akkrum. Ook is hij lid

van de “Leeuwarder Wielerclub”. Willem schrijft in deze brief dat hij samen met zijn

kameraden in zijn vrije tijd de stad in trekt.

Interview met Evert Heeg; “Appie en Willem gingen om de 14 dagen naar Stettin. De broer van Appie had in de stad

Groningen een winkel met een groot pand. De bovenverdieping werd in beslag genomen door

een marineofficier; “Stern”. En de broer van Appie zei; “mijn broer zit in Swinemünde.”

Toen zij Stern, “laat hem maar naar mijn vrouw gaan.” Appie zei tegen Willem; “hé ga je

mee?”, en zij werden daar altijd heel hartelijk ontvangen.”

Met de brief van 3 maart 1943 stelt Willem zijn ouders gerust. Hij schrijft dat het in

Swinemünde tamelijk rustig is, ze hebben nooit last van luchtalarmen. Wel benadrukt Willem

dat hij wel meekrijgt dat de situatie in hartje Duitsland heel anders is.

De brief van 3 maart wordt kracht bijgezet door de brief van Willem op 26 april 1943;

“Stettin (Szczecin (Duits: Stettin), een stad in Noordwest-Polen) is zwaar gebombardeerd, net

zo erg als Rotterdam”.

Wat opvallend is aan deze mededeling is dat het bombardement in Stettin al in januari 1943

plaatsvond. Dit betekent dat Willem pas 2 maanden na het eigenlijke bombardement te horen

kreeg dat Stettin was gebombardeerd.

Bron: https://de.wikipedia.org/wiki/Geschichte_der_Stadt_Stettin

Op 16 mei 1943 schrijft Evert zijn allereerste brief aan Klaske, de zus van Willem.

Evert en Klaske zullen na de oorlog met elkaar trouwen.

Interview met Evert Heeg; “Deze brief was vanuit Schwinemünde naar Klaske gestuurd onder mijn naam, maar dat was

een grap. Appie Bosma had dat gedaan”

24 mei 1943 neemt een verlofganger uit Alkmaar, een brief van Willem mee.

Ze kunnen hem 9 juni tussen ’s middags 12 en 1 uur in Leeuwarden verwachten.

Willem schrijft: ”Wat zal dat een mooi ogenblik wezen voor jullie en voor mij als ik het

station van Leeuwarden binnenstoom, en jullie staan daar op het perron”.

Op 23 juni 1943 schrijft Willem dat hij de eerste werkdag na zijn verlof er weer op heeft

zitten. Hij heeft nog veel aan thuis gedacht, ook aan Gretha. (Willem heeft verkering gekregen

tijdens zijn verlof.)

Met de brief van 12 juli 1943 wordt duidelijk dat het karakter van de oorlog verandert.

Het wordt voor Willem steeds lastiger om brieven te sturen deze brief gaat dan ook met een

verlofganger mee naar Nederland.

Voor de ruim 1000 Hollanders werkzaam in het kamp, zijn er nu 40 brieven per avond

beschikbaar. Eerder was dat altijd een grote koffer vol.

31

Op 16 augustus (t/m 23 augustus) 1943 schrijft Willem een weekbrief van 5 bladzijden.

Albert Bosma neemt de brieven mee als hij met verlof gaat. (Albert is getrouwd en krijgt dus

voorrang op verlof.) Hij schrijft dat de brieven van Gré die meegaan met de veldpost snel

overkomen, hij adviseert zijn familie om hun brieven ook mee te sturen via de veldpost. Dat

de omstandigheden binnen het kamp snel achteruit gaan blijkt ook uit de brief. De barak

genoten van Willem zijn momenteel druk bezig met het vangen van ratten in de barak. “In

twee dagen tijd hebben we drie ratten in de barak gevangen”. Ook beschrijft Willem dat er

recent 700 Polen en Russen in het kamp aangekomen zijn. Zij kwamen uit Peenemünde, een

stad zo’n 50 km van Swinemünde.

In de nacht van 17 op 18 augustus bombardeerde de Royal Air Force (R.A.F) onder de

codenaam; ” Operatie Hydra” een militairlaboratorium gelegen in Peenemünde. De Britten

beschouwden de aanval als een groot succes, want het laboratorium was “volkomen

verwoest”. Het gebouw was echter na 4 weken alweer in gebruik.

Bron: https://de.wikipedia.org/wiki/Operation_Hydra

Interview met Evert Heeg; “Hoe ging men om met de komst van deze nieuwkomers?”

“-Russen zaten helemaal apart, daar kwam je helemaal niet mee in contact. Maar Polen

werden ook heel erg ondergewaardeerd. Zij hadden geen ster, net zoals de joden maar zij

hadden een vierkant blokje met een paarse P erop. Wij komen op een dag bij de fotograaf en

daar stonden ook twee jongens. Toen zij de fotograaf; “Siesind Polen” en die mochten geen

foto’s maken. Daarna waren wij aan de beurt, “Sindsie Hollander?” -Ja, dus wij mochten

wel gewoon foto’s van ons laten maken.”

1 september 1943; De verloven zijn (opnieuw) ingetrokken. De vrijgezellen krijgen om 1jaar

verlof en de getrouwden om het have jaar.

Op 6 september 1943 meldt Willem dat Albert Bosma nog niet is teruggekeerd van verlof. Hij

vraagt; “Is Albert bij jullie op bezoek geweest?”

Hieruit blijkt dat Albert waarschijnlijk opnieuw aan het onderduiken is.

Uit de brieven van september en oktober blijkt dat Willem en Evert, naast de oorlog nog veel

bezig zijn met vrouwen;

19 september 1943: Willem schrijft; “Ik denk niet dat mijn correspondentie met Gré aanhoud,

dat is toch niets gedaan, vind ik.”

23 september 1943: Het is uit met Gré

11 oktober 1943: Met Gré is het voorgoed uit; “Vrouwen is raar goed, hoor.”

Ook is het dik aan met Evert en Klaske, ze is mee geweest naar Akkrum.

29 oktober 1943: Willem schrijft dat hij ploegbaas geworden is. Hij krijgt nu 10 Pfennig

meer, hij verdient nu 95 Pfennig per uur.

Op 18 november schrijft Willem een brief aan R.P. Straatsma, zijn voormalige werkgever bij

C.C.F Condens. Willem vertelt dat de vlaggetjes van de Friese vlag van de melk en de

kunsthoning, die ze overal bij krijgen, overal op worden geplakt. Er zijn in Swinemünde

ongeveer 300 Friezen, zo kunnen zij elkaar herkennen.

32

19 november 1943: Willem schrijft dat Albert Bosma is opgepakt op de veemarkt te Sneek,

hij is op transport naar Leeuwarden gezet. Dit bericht kreeg Willem van één van de jongens

uit Joure.

De eerdere vermoedens dat Albert weer ondergedoken was, waren hierbij dus bevestigd.

Interview met Evert Heeg; “Eens ging Albert samen met zijn zwager, een veehouder bij de boeren langs. Toen zagen ze

daar vier Russische krijgsgevangen en twee Duitse soldaten lantarenpalen slaan. En wat deed

Appie (Albert), die riep; “HEIL MOSKOU”, “HEIL MOSKOU”. Ja 500 meter stonden de

Duitsers, Ausweis en paspoort. Deze kon hij morgen bij de commandant in Sneek weer

ophalen. En daardoor zat Appie acht weken in een concentratiekamp in Amersfoort.”

Omdat vader nu op de afsluitdijk werkt, schrijft Willem: “…het zal daar wel koud zijn, maar

het is toch honderd parten beter dan naar Duitsland”.

25 november t/m 15 december 1943 Schrijft Willem dat Berlijn zwaar is gebombardeerd. De

post komt niet over. Ook is het middageten er niet beter op geworden.

Dit bombardement is terug te koppelen aan de “Battle of Berlin” die van november 1943 tot

maart 1944 woedde. De R.A.F was van mening dat wanneer zij Berlijn compleet plat zouden

gooien, het Duitse verzet zou breken.

Bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Battle_of_Berlin

In de brief van 2 januari 1944 blijkt dat Willem het ook goed kon vinden met de Russische

meisjes; “Oudejaarsavond na 12 uur hebben ze gedanst met de Russische meisjes.”

Wat opvalt is dat Russen eerder compleet van de anderen gescheiden werden. Ook wilden zij

eerder niks weten van de buitenlanders.

2 februari 1944. Het gaat duidelijk steeds slechter met de positie van Duitsland in de oorlog.

Willem schrijft dat hij nu nog maar twee brieven per maand mag versturen, daartussendoor

schrijft hij nu briefkaartjes.

Albert Bosma is gelukkig terug. Hij heeft in kamp Amersfoort gezeten.

Albert schrijft een klein stukje op de kaart van Willem: “Het heeft me slecht in Amersfoort

bevallen hoor, en mager als een lat, maar de kin omhoog hè. Nu maar weer lekker eten.”

26 februari 1944; Het zit Willem niet mee, hij is ziek geweest, de pakjes gaan niet goed en er

moeten steeds meer mannen borg staan voor de verlofganger; eerst 2, daarna 3 en nu al 5

borgen.

Omdat er toch gebrek aan eten is, is Willem zelf begonnen met het bakken van brood, “Jan in

de zak”, noemen ze dat.

14 mei 1944; Willem mag vanaf nu maar twee brieven per maand versturen. Ook zit Willem

vol moed dat de oorlog nu gauw afgelopen is; “De invasie is begonnen”.

17 mei 1944; Het verlof is ingetrokken. De oorlog moet eerst ten einde zijn voor Willem weer

thuiskomt.

33

18 juni 1944; Het is al weer een jaar geleden dat hij met verlof thuis was. Willem schrijft;

“Als ik het toen geweten had, had ik toch mooi niet weer teruggegaan.”

Uit de brief van 19 juli 1944 blijkt dat ook de omgeving niet meer is zoals deze geweest is.

Willem schrijft; “In Stettin is niet veel meer te beleven! ’t Centrum van de stad is geheel

kapot.”

26 juli 1944; “In de winkel kan men niets meer kopen.”

21 augustus 1944, Willem schrijft “Vandaag hebben we ook een gasmasker gekregen.” Ook

schrijft hij; “Stettin is raar toegetakeld … En ontzettend veel doden.”

Op 26 augustus 1944 zakt bij Willem de moed in de schoenen; “Die invasie is ook maar een

smoesje, ze praten hier altijd zoo gauw.”

Uit één van de laatste brieven van Willem van 29 oktober 1944, blijkt dat de oorlog bijna ten

einde is.

Willem schrijft dat hij al een maand niks van zijn familie heeft gehoord. Er komen geen

pakketjes meer over. Ook heeft Willem geen sokken meer, hij heeft nu stukken deken om zijn

voeten.

De laatste brief van Willem vanuit Swinemünde is op 11 januari 1945. Willem schrijft dat hij

geen pakketjes meer vanuit Nederland krijgt. Hij en zijn kameraden hebben daar een

oplossing voor gevonden; ze doen klusjes voor de mensen in Swinemünde inruil voor eten.

Vanaf 11 januari 1945 is er geen verdere briefcorrespondentie met Willem geweest.

Evert Heeg vertelde in zijn interview met ons dat Willem daarna samen met een groepje

andere arbeiders in een boot is gestapt en vervolgens is vertrokken naar Denemarken.

Voor ons waren twee dingen nog niet duidelijk;

Wanneer en hoe deed Willem dit en wat waren zijn beweegredenen?

Hoe is Willem uiteindelijk terug naar Nederland gekomen?

Om antwoord te kunnen krijgen op deze vragen hebben wij opnieuw contact gezocht met de

dochter van Willem, Janny.

Janny vertelde ons dat ook zij het antwoord op deze vragen niet wist;

“Mijn vader heeft hier nooit iets over verteld. Mijn oom kent dit verhaal en heeft het aan mijn

neef verteld maar wij kinderen weten van niets.

Wel weet ik dat Swinemünde door de geallieerden is gebombardeerd. Dit was ruim voor onze

bevrijding. Misschien een vlucht in een zeilboot. Hij is toen Nederland vrij werd, vermoedelijk

met een boot teruggekeerd. Een stuk geschiedenis die hij niet aan ons heeft doorgegeven.

De leuke avontuurlijke dingen heeft hij ons verteld. We hingen dan aan zijn lippen. Heit de

held! Vermoedelijk heeft hij veel meegemaakt want hij stotterde toen hij terugkwam. Deze

moeilijke tijd wilde hij niet met ons delen.”

Het is duidelijk dat Willem zijn kinderen niet wilde belasten met zijn leed in het werkkamp.

Om toch antwoord te kunnen krijgen op onze vragen zochten wij opnieuw contact met Evert

Heeg.

34

Evert vertelde het volgende:

Willem is een week voor het grote bombardement op Swinemünde met een boot naar

Denemarken vertrokken. Het bombardement vond plaats op 12 maart 1945 en was gericht op

de grote haven gelegen in Swinemünde. Willem vertrok dus ongeveer 5 maart, waarschijnlijk

mede door angst voor terreur door de oprukkende Russen. De ontsnapping was mogelijk

doordat het regime in de werkkampen al was gevallen. De Duitsers zagen in dat zij de oorlog

praktisch al verloren hadden en probeerden zichzelf in veiligheid te brengen. Door de

oprukkende Russen vanuit het oosten verzamelde zich een grote groep Russische en Poolse

vluchtelingen in Swinemünde. Deze wilden vanuit de haven in Swinemünde zo snel mogelijk

vertrekken. Willem belandde op een overvolle boot naar Denemarken. Dit was een barre tocht

die enkele dagen heeft geduurd. De tocht was ook niet geheel zonder gevaar. Duitse schepen

waren een berucht doelwit voor de geallieerde vliegtuigen en onderzeeërs.

Uiteindelijk komt Willem samen met de andere vluchtelingen aan in Denemarken.

Eenmaal aangekomen moesten ze nog enkele dagen aan boord blijven.

De Denen wilden iedereen eerst uitgebreid controleren op nationaliteit. Er konden zich

namelijk ook Duitse soldaten en collaborateurs tussen de vluchtelingen bevinden.

Na uitgebreide controles kwam Willem Denemarken toch in. Willem heeft daar enkele dagen

rondgezweefd, maar vond uiteindelijk de mogelijkheid om mee te liften met geallieerde

soldaten.

Zo kwam Willem langzaam maar zeker aan in Nederland. Volgens Evert kwam Willem 4

weken na de bevrijding (15 april) aan in Nederland. Willem zag dus rond 13 mei 1945

eindelijk zijn familie na een zeer lange tijd weer terug.

Evert Heeg:

“Ik weet het nog heel goed. Ik was met Adriaan (de vader van Willem) op pad in Huizum.

We sloegen de Gabriel Metsustraat in, en daar stond Willem. Compleet in een nieuw en

schoon paar kleren. Dat moment vergeet ik nooit meer.”

De vermoedelijke

vluchtroute van

Willemnaar Denemarken

35

Conclusie

Onze onderzoeksvraag luidde: ''Hoe was de Arbeitseinsatz in Friesland tijdens de Tweede

Wereldoorlog?'' Deze vraag gaan wij samenvatten door de deelvragen nog kort te

beantwoorden.

Het antwoord van onze eerst onderzoeksvraag: “Hoe ging de Arbeitseinsatz in zijn werking?”

In het hoofdstuk Arbeitseinsatz is dit uitgebreid uitgelegd. De kern is dat de mensen in steeds

grotere hoeveelheden werden opgeroepen. Tegelijkertijd werd er in steeds minder mate

voldaan aan de orders. Wij hadden verwacht dat de Arbeitseinsatz de gehele oorlog

dwangmatig zou zijn. Maar in het begin was dit niet het geval en nam de dwangmatigheid

gedurende de oorlog pas toe. Dit kwam doordat de Duitsers ondanks de steeds slechtere

opkomst, de arbeiders hard nodig hadden.

De tweede deelvraag luidde: ''Was er verzet tegen de Arbeitseinsatz?''

Het verzet tegen de Arbeitseinsatz was zeer beperkt. Het grootste verzet tegen de

Arbeitseinsatz waren de April-meistakingen. Dit hield niet lang stand aangezien de Duitsers

ditvertzet met terreur hard onderdrukten. De terreur van de Duitsers is ook de reden waarom

er zo weinig verzet is geweest. De mensen waren bang voor de consequenties die de Duitsers

zouden nemen bij eventueel verzet. Daarom besloten de meeste mensen ook om maar gewoon

te gehoorzamen. Hierdoor bleef het verzet dus zeer beperkt.

De volgende deelvraag luidde: ‘Wat was de rol van Friese bedrijven in de Arbeitseinsatz?’

Op deze vraag valt geen concreet antwoord te geven want er is geen bepaalde rol of houding

te beschrijven die voor elk bedrijf in die tijd gold. Er zijn veel voorbeelden te geven van

collaboratie maar ook een aantal van verzet. We zien wel dat collaboratie met de Duitsers

meer vanzelfsprekend was dan in verzet komen. Dit had natuurlijk veel met de heersende

dreiging te maken. Er zijn maar weinig voorbeelden van bedrijven die in verzet kwamen tegen

de Arbeitseinsatz op zichzelf. Dit heeft vooral te maken met het gebrek aan informatie die de

bedrijven hadden met betrekking tot hun werknemers. Het was een tijd met veel

onduidelijkheden.

Onze laatste deelvraag had betrekking op het leven van een Friese dwangarbeider tijdens de

Tweede Wereldoorlog. ''Hoe was het leven van een arbeider tijdens de Arbeitseinsatz?''

Om antwoord te kunnen geven op deze vraag, hebben wij de egodocumenten van Willem van

Loon onderzocht. Omdat de manier waarop iemand zijn leven ervaart voor iedereen

verschillend is, is een concreet antwoord geven op deze vraag erg lastig.

Wel kunnen wij een aantal aspecten uit de brieven van Willem halen die kunnen aantonen hoe

Willem zich soms gevoeld moet hebben.

In één van de eerste brieven aan Willem schrijven zijn ouders dat zij zeer te spreken zijn over

wat hij heeft geleerd op het gebied van zelfstandigheid. De ernst van de uitzending was toen

nog niet duidelijk. Hieruit zou men zelfs kunnen zeggen dat de uitzending aan het begin van

de oorlog als verrijking werd gezien.

Dat onderduiken in de loop van de oorlog steeds aantrekkelijker werd, komt zeer vaak terug

in de brieven van Willem. Hieruit valt te concluderen dat het werken in de kampen steeds

moeilijker of onaangenamer werd.

Maar ondanks de oorlog waren Willem en zijn kameraden ook nog bezig met vrouwen.

Dit blijkt uit het briefverkeer tussen Willem en Gré en tussen Evert en Klaaske.

Men deed dus ook hun best om het leven zo normaal mogelijk te laten verlopen door de

gewone dingen te blijven doen.

36

In 1944 nadat Willem een jaar niet op verlof was geweest, schrijft hij;

“Als ik het toen geweten had, had ik toch mooi niet weer teruggegaan”

Ook zegt het feit dat Willem stotterend terugkwam uit Swinemünde heel veel over de zware

tijd en omstandigheden die Willem achter de rug had.

Al met al was de Arbeitseinsatz voor de arbeider niet prettig.

Men deed wat de bezetter wilde uit angst voor terreur en probeerde zijn of haar leven zo goed

en normaal mogelijk te vervolgen. Iets wat in de bijzondere omstandigheden van de oorlog

zeer lastig bleek te zijn.

Naarmate de oorlog vorderde werden de omstandigheden voor de arbeiders steeds

erbarmelijker. Men zou de arbeiders aan het eind van de oorlog zelfs kunnen vergelijken met

slaven. Slaven van de bezetter.

Tijdens ons tweede interview met Evert Heeg kwam er een ander pijnpunt aan de orde;

Er isook na de oorlognog zeer veel ophef geweest over de Arbeitseinsatz.

De dwangarbeiders werden door sommigen gezien als collaborateurs. Deze bewering is

gezien het leed van de dwangarbeiders natuurlijk ondenkbaar. Men moet niet vergeten dat de

arbeider geen keus had. Zij leefden onder een totalitair regime en moesten doen wat hun

opgedragen werd.De veronderstelling; Dan ga je toch onderduiken, is natuurlijk een illusie.

Het onderduiken was zeer gevaarlijk en in tijden van nood is niemand te vertrouwen.

De egodocumenten van Willem van Loon zijn uniek en geven een zeer goed beeld van het

leven in een werkkamp. De positie waarin de arbeider zich bevond tijdens de oorlog mag

nooit worden onderschat.

Heit de held.

37

Bronvermelding

De Arbeidsinzet - B.A. Sijes

De egodocumenten van Willem van Loon

De openbare arbeidsbemiddeling gedurende den bezettingstijd (1940-1945) - Bauer, A.J.H.

Evert Heeg

Friesland en de Tweede Wereldoorlog - J.J. Huizinga

Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog – Loe de Jong

Janny van Loon

Noodzakelijk kwaad – JoggliMeihuizen

Slaven van de bezetter, De Friese dwangarbeiders tijdens de tweede wereldoorlog – J. Keizer

Tresoar Leeuwarden

https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweede-wereldoorlog/achtergrond/achtergrond-

stakingen/april_mei_staking

http://www.janspoelder.nl/hfdst1.htm

http://www.oorlogsslachtoffersculemborg.nl/

http://www.oorlogsslachtoffersculemborg.nl/Arbeidsinzet

http://www.gahetna.nl/sites/default/files/bijlagen/oorlogsgids-vraag11.pdf

https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederland_in_de_Tweede_Wereldoorlog

https://nl.wikipedia.org/wiki/Arbeitseinsatz

http://www.gahetna.nl/sites/default/files/bijlagen/oorlogsgids-vraag11.pdf

https://nl.wikipedia.org/wiki/Fritz_Sauckel

https://de.wikipedia.org/wiki/Operation_Hydra

https://en.wikipedia.org/wiki/Battle_of_Berlin