DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB,...

66
WTCB EEN UITGAVE VAN HET WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF TECHNISCHE VOORLICHTING D AMPKAPPEN EN KEUKENVENTILATIE 187 DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE AFGIFTE : BRUSSEL X ISSN 0577-2028 PRIJSKLASSE : A7 Maart 1993

Transcript of DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB,...

Page 1: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

WTCBEEN UITGAVE VAN HET WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJF

TECHNISCHEVOORLICHTING DAMPKAPPENEN KEUKENVENTILATIE

187

DRI

EMA

AN

DEL

IJKSE

PU

BLIK

ATI

E –

AFG

IFTE

: BR

USS

EL X

– I

SSN

057

7-20

28 –

PRI

JSKL

ASS

E : A

7

Maart 1993

Page 2: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

Het, zelfs gedeeltelijk, overnemen of vertalen van de tekst van deze Technische Voorlichting is slechtstoegelaten na schriftelijk akkoord van de verantwoordelijke uitgever.

Dit is een publikatie van technische aard. De bedoeling ervan is de resultaten van praktijkonderzoek voorde bouwsektor te verspreiden.

WETENSCHAPPELIJK EN TECHNISCH CENTRUM VOOR HET BOUWBEDRIJFWTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947

Maatschappelijke zetel : Violetstraat 21-23 te 1000 Brussel

Deze Technische Voorlichting kwam tot stand in het kader van het door het IWONL(Instituut tot aanmoediging van het wetenschappelijk onderzoek in landbouw en nijverheid)gesubsidieerde onderzoeksprojekt nr. CI1/4 7671/090 ‘Uitwerken van een strategie voorgekontroleerde ventilatie in woningen, scholen, kantoren en horeca-inrichtingen’. De notawerd in opdracht van het Technisch Komitee Hygrotermie & Binnenklimaat door de werk-groep ‘Keukenventilatie’ voorbereid.

SAMENSTELLING VAN HET TECHNISCH KOMITEEHYGROTERMIE & BINNENKLIMAAT

Voorzitter J.P. Berlaimont

Leden J. Bibot, L. Busschaert, A. De Herde, B. Dessain, W. Duchateau, R. Dupont,S. Goes, A. Henrion, H. Hens, Y. Lacroix, J. Lecompte, F. Louwers,L. Neirinckx, J. Nouwinck, P. Outtelet, H. Remacle, P. Standaert, G. Timmer-mans, P. Van Houtte, L. Vercruysse, M. Vyvey

Ingenieurs-animatoren J. Uyttenbroeck, P. Wouters

SAMENSTELLING VAN DE WERKGROEPKEUKENVENTILATIE

Coördinator P. Wouters

Leden B. Bayens (Aldes), A. Cremer (ARGB/KVBG), B. Geerinckx (WTCB),R. Jadoul (ABB Fläkt), J. Janssens (Scholtes-Meurilux), J.P. Lannoy (Novy),J. Leblanc (ABB Fläkt), F. Monsaert (Ventomatic), F. Segers (De Kobra),D. Vandendriessche (Scholtes-Meurilux), B. Vandermarcke (HAISLGB),G. Vermoesen (Bosch-Neff)

Redaktie en technische begeleiding : B. Geerinckx, B. Vandermarcke (Hoger Architectuur-instituut St-Lucas, Gent-Brussel)

T

T E C H N I S C H EV O O R L I C H T I N GT E C H N I S C H EV O O R L I C H T I N G DAMPKAPPENEN KEUKENVENTILATIE

TV 187 – maart 1993

Page 3: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

2 TV 187 – maart 1993

INH

OU

D

INH

OU

D

1 INLEIDING

1.1 De damkap, geschiedenis en geografie ................................... 41.2 Gebruikers en hun dampkap .................................................... 41.3 Polluenten verwijderen ............................................................ 51.4 Doelstelling van deze TV ........................................................ 6

2 BASISGEGEVENS BIJ DAMPKAPPEN

2.1 Werking van dampkappen ....................................................... 72.2 Normalisatie ............................................................................. 72.2.1 Basisventilatie van het gebouw ............................................... 72.2.2 Aanvullende intensieve ventilatie ............................................ 8

3 KLASSIFIKATIE VAN DAMPKAPPEN EN TOEBEHOREN

3.1 Dampkappen ............................................................................ 93.1.1 Indeling naar ophanging en installatie .................................... 93.1.1.1 Klassieke onderbouwdampkap ................................................ 93.1.1.2 Geïntegreerde dampkap ........................................................... 93.1.1.3 Afzuiggroepen voor sierdampkappen ...................................... 103.1.1.4 Uitschuifbare of teleskopische dampkap ................................. 103.1.1.5 Werkbladdampkap ................................................................... 113.1.1.6 Motorloze dampkap met afzonderlijke afzuigcentrale ............ 113.1.2 Indeling naar werkingsprincipe ............................................... 123.1.2.1 Dampkap met rechtstreekse buitenafvoer ............................... 123.1.2.2 Dampkap met recirculatie van de lucht ................................... 123.1.2.3 Dampkap met gemengd werkingssysteem .............................. 133.1.2.4 Dampkap met ingebouwde warmtewisselaar .......................... 133.1.2.5 Dampkap, behorend tot een centraal ventilatiesysteem .......... 133.2 Filters ....................................................................................... 143.2.1 Vetfilters ................................................................................... 143.2.1.1 Vervangfilters ........................................................................... 143.2.1.2 Metalen vetfilters ..................................................................... 143.2.1.3 Gekombineerde filters .............................................................. 143.2.1.4 Labyrintfilters ........................................................................... 143.2.2 Aktieve-koolstoffilters ............................................................. 143.2.3 Onderhoud van de filters ......................................................... 153.3 Afvoerleidingen ....................................................................... 153.3.1 Soorten afvoerkanalen ............................................................. 153.3.1.1 Flexibele afvoerbuizen ............................................................. 153.3.1.2 Niet-flexibele afvoerbuizen ..................................................... 153.3.1.3 Schouwkanalen ........................................................................ 163.3.2 Sekties, lengten, bochten, enz. ................................................. 17

4 EISEN VAN DE GEBRUIKER VAN EEN DAMPKAP

4.1 Hoofdeis : afvoer van polluenten ............................................ 184.2 Energiegebruik ......................................................................... 194.3 Geluidsoverlast ......................................................................... 194.4 Terugstroming .......................................................................... 204.5 Andere parameters ................................................................... 204.5.1 Werking van deuren ................................................................. 204.5.2 Tochthinder .............................................................................. 204.5.3 Brandveiligheid ........................................................................ 214.5.4 Estetiek ..................................................................................... 214.5.5 Ergonomisch komfort .............................................................. 214.5.6 Regelbare debieten ................................................................... 214.5.7 Verlichting ............................................................................... 214.5.8 Eenvoudig onderhoud .............................................................. 21

Page 4: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

3 TV 187 – maart 1993

INH

OU

D4.5.9 Dokumentatie ........................................................................... 214.6 Besluit ...................................................................................... 22

5 TECHNISCHE ASPEKTEN VAN DE INSTALLATIE

5.1 Soort dampkap ......................................................................... 235.2 Afmetingen en plaatsing .......................................................... 235.2.1 Breedte van de dampkap ......................................................... 235.2.2 Hoogte boven de kookplaat ..................................................... 235.2.3 Diepte van de dampkap ........................................................... 245.2.4 Opstelling van de dampkap ..................................................... 245.3 Afvoer van kookdampen .......................................................... 245.3.1 Afvoerdebiet ............................................................................. 245.3.1.1 Drijvende kracht ....................................................................... 255.3.1.2 Remmende kracht .................................................................... 265.3.1.3 Werkingspunt ........................................................................... 275.3.2 Opvangefficiëntie ..................................................................... 275.3.3 Te installeren debiet ................................................................. 295.4 Luchttoevoer ............................................................................ 295.4.1 Luchtdichtheid van het gebouw............................................... 295.4.2 Luchtdichtheid van de vertrekken ........................................... 305.4.3 Open verbrandingstoestellen .................................................... 305.4.4 Aanvullende luchttoevoer ........................................................ 325.5 Akoestisch gedrag .................................................................... 335.6 Afvoerleidingen ....................................................................... 335.7 Kontrole van de debieten ......................................................... 345.8 Brandveiligheid ........................................................................ 355.9 Verlichting ............................................................................... 355.10 Onderhoud ................................................................................ 365.11 Gebruik van een dampkap ....................................................... 36

6 METODEN OM DE AFVOERLEIDINGEN TE DIMENSIONEREN

6.1 Inleiding ................................................................................... 376.2 Metode 1 : bepalen van de leidingverliezen ........................... 386.2.1 Basisprincipe van de metode ................................................... 386.2.2 Bepalen van de P

X-waarde van een leiding ............................. 40

6.2.3 Bijkomende drukverliezen ....................................................... 416.2.3.1 Onderdruk in de keuken of in de woning ............................... 416.2.3.2 Drukverlies in dampkap en filter ............................................. 426.2.3.3 Drukverlies t.g.v. terugslagkleppen, enz. ................................ 426.2.4 Bepalen van de P

X-waarde van de dampkap ........................... 42

6.2.5 Dimensioneren van de dampkap ............................................. 436.3 Metode 2 : bepalen van de equivalente lengte ........................ 436.4 Metode 3 : bepalen van de leidingdiameter ............................ 44

7 VOORBEELD

7.1 Een keuken zonder dampkap ................................................... 457.2 Een nieuwe dampkap met een vrij groot debiet ...................... 457.2.1 Toepassen van metode 1 : leidingverliezen ............................ 467.2.2 Toepassen van metode 2 : equivalente lengte ......................... 477.3 Installatie van een andere dampkap ........................................ 487.4 Ervaringen met de nieuwe afzuiginstallatie ............................ 53

8 BESLUITEN 55

BIJLAGE 1 Matematische beschouwingen bij het bepalen van het werkingspunt ................. 57

BIJLAGE 2 Checklist ................................................................................................................ 61

LITERATUURLIJST 63

Page 5: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

4 TV 187 – maart 1993

Tot voor kort werd woningventilatie door velen nog gelijkgesteld met de mogelijkheidom ramen te kunnen openen en met de aanwezigheid van een dampkap. Sinds 1991bestaat er een Belgische norm [2], die de minimale voorzieningen beschrijft om eendegelijke woningventilatie te verzekeren. Hoewel de dampkap in de meeste Belgischewoningen aanwezig is, stelt men nog vele problemen vast.

1 INLEIDING

1.1 DE DAMPKAP,GESCHIEDENIS ENGEOGRAFIE

Het gebruik van een dampkap (ook ‘wasemkap’ of‘afzuigkap’ genoemd) in de keuken is voor demeeste Belgen een evidente zaak. Dit is nochtansop Europees vlak zeker niet het geval. Volgende

vaststellingen zijn hierbij vermeldenswaard :◆ België is op Europees vlak het land waar dampkappen het meest ingeburgerd zijn◆ in een land als b.v. Frankrijk is het gebruik van dampkappen nagenoeg nihil◆ in de Skandinavische landen zijn dampkappen zeer courant.

De opkomst van dampkappen dateert van het begin van de jaren zestig. Momenteel wordtde jaarlijkse verkoop van dampkappen in België geraamd op ongeveer 150.000 stuks. Ditcijfer toont aan dat de meeste dampkappen geplaatst worden in het kader van renovatie-werken. Met het aantal verkochte dampkappen komt een zakencijfer overeen tussen750.000.000 en 1.500.000.000 BEF.

Een studie over het patrimonium van de (voormalig) Nationale Maatschappij voor deHuisvesting [14] wees uit dat 35 % van de sociale woongelegenheden in België uitgerustis met een dampkap.

Hoewel geen statistische gegevens beschikbaar zijn, vermoedt de industrie dat 70 à 80 %van alle woongelegenheden in België een dampkap hebben.

GEBRUIKERS EN HUNDAMPKAP

1.2 Uit gesprekken met verkopers van huishoudelijketoestellen blijkt dat vele bewoners een dampkapkiezen uitgaande van :

◆ de estetiek◆ het luchtdebiet◆ het geluidsniveau.

Hierbij valt op te merken dat een niet gering gedeelte van de potentiële kopers een keuzemaakt aan de hand van het geluidsniveau. Hierbij wordt soms ten onrechte gedacht dateen dampkap des te krachtiger is naarmate ze meer lawaai maakt.

Ten einde een beeld te geven van de appreciatie van de gebruikers is het nuttig deresultaten van een studie aan te halen. Het gaat om een uitgebreide enquête en meet-campagne, die door het WTCB samen met het Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas

Page 6: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

5 TV 187 – maart 1993

Gent-Brussel is uitgevoerd in 1990-1991 [5]. De meest relevante resultaten van dezestudie zijn :◆ op de ongeveer 150 onderzochte woningen zijn de gemeten geluidsniveaus ten ge-

volge van het gebruik van de dampkap voor woningventilatie vaak hoog tot zeer hoog◆ de veruit meest voorkomende klacht betreft lawaaihinder : ongeveer 80 % van de

geënquêteerden had hierover ernstige klachten.

Afbeelding 1 illustreert de gemeten ge-luidsniveaus aan het kookfornuis terwijl dedampkap werkt. Het basisgeluidsniveau inde keuken is eveneens weergegeven (wan-neer de dampkap niet werkt).

Uit deze studie evenals uit meer algemenewaarnemingen mag men besluiten dat :◆ er globaal gesproken, weinig damp-

kappen zijn waarover men helemaal te-vreden is

◆ er nochtans niet zoveel echte klachtenzijn, omdat vele gebruikers er explicietof impliciet van uitgaan dat een damp-kap lawaaierig is en daarom niet verderzoeken naar een goede oplossing

◆ kostprijsoverwegingen m.b.t. de damp-kap niet werkelijk doorwegen; m.a.w. vele gebruikers zijn bereid meer geld uit tegeven indien ze in ruil een probleemloze dampkap bekomen.

AAAAAA

AAAAAAAA

AAAA

AAAA

AAAABasis Snelheid 1 Snelheid 2 Snelheid 3

Minimum Gemiddelde Maximum

Afb. 1 Gemeten geluidsniveaus aan hetkookfornuis.

Gel

uids

nive

au [

dB(A

)]

110100908070605040302010

0

1.3 Tijdens het koken worden heel wat ongewenste geu-ren, vetdampen en vocht geproduceerd. Deze polluen-ten kan men op diverse manieren pogen te verwijderen:

A. openen van ramen en/of (buiten)deuren; dit is uiteraard de eenvoudigste metode, maarniet noodzakelijk de meest doeltreffende : een tegengestelde windrichting kan inder-daad de bezoedelde lucht terugblazen

B. een raam- of muurventilator in werking stellen : nadeel hierbij is dat de geuren endampen eerst de keukenruimte moeten doorkruisen, vooraleer ze afgevoerd worden

C. de keuken ventileren via een natuurlijk ventilatiekanaalD. een dampkap in werking stellenE. gebruik maken van in de keuken geplaatste afzuigmonden, aangesloten op een ven-

tilatiesysteemF. een centraal mechanisch ventilatiesysteem installeren, waarbij een in de keuken ge-

plaatste motorloze dampkap de bevuilde lucht afvoert.

Het openen van ramen en het in-werking-stellen van raam- of muurventilatoren worden, ge-zien de geringe doeltreffendheid voor toepassing in keukens, buiten beschouwing gelaten.

In de meeste woningen is reeds een dampkap aanwezig. Het gebruik daarvan in de keukenwordt immers door heel wat mensen als noodzakelijk ervaren.

POLLUENTEN VER-WIJDEREN

Page 7: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

6 TV 187 – maart 1993

Afb. 2 Metode A. Afb. 3 Metode B.

raamventilator

Afb. 6 Metode E.1. inlaat 5. vloerconvector2. pulsiegroep 6. elektronische termostaat3. verdeelbuizen 7. afzuigkanaal4. muurconvector 8. uitlaatschouw

8

7

1

53

4 6

2

1.4 DOELSTELLING VANDEZE TV

Dit dokument heeft tot doel de lezer een duidelijkbeeld te geven van diverse aspekten die verband hou-den met de dampkap voor keukenventilatie. Zowel de

(meestal niet gedefinieerde) eisen van de gebruiker, de praktische uitvoeringsaspekten alseen overzicht van konkrete probleemgevallen komen aan bod.

Door fabrikanten, ontwerpers, uitvoerders en aannemers samen rond de tafel te brengen,is gepoogd een dokument op te stellen, dat wetenschappelijk korrekt en vrij volledig is endat tegelijk toch voldoende praktisch blijft.

Afb. 7 Metode F.1. motorloze dampkap2. afzuiging wasplaats, badkamer en WC3. afzuigkap met ventilator4. afzuigkanalen5. luchtinlaat Afb. 5 Metode D.

Afb. 4 Metode C.

5

12

43

5

5

muurventilator

Page 8: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

7 TV 187 – maart 1993

2 BASISGEGEVENSBIJ DAMPKAPPEN

Een dampkap maakt het mogelijk om bij de bron (dekookzone) de hinderlijke elementen te verwijderendoor de bezoedelde lucht op die plaats af te zuigen.

WERKING VANDAMPKAPPEN

2.1Boven de kookzone wordt een onderdruk tot stand gebracht door een ventilator, die delucht wegzuigt. De weggezogen lucht wordt doorheen een filter gestuurd om de vettenzoveel mogelijk te verwijderen uit de luchtstroom. In afbeelding 8 wordt de schematischeopbouw van een courante dampkap weergegeven.

AAAAAAA

Afb. 8 Schematische opbouw vaneen courante dampkap.

beweegbaardampscherm

verwijderbaarrooster

vetfilter

koolfilter (enkelcirculatiekap)verklikkerlamp

ventilator

verlichting vanhet werkvlak

2.2 NORMALISATIE De norm NBN D 50-001 [2] beschrijft de vereisteventilatievoorzieningen voor woongebouwen. Zon-

der volledigheid te willen nastreven, kan gesteld worden dat volgende aspekten eenbijzondere aandacht verdienen.

2.2.1 BASISVENTILATIE VAN HET GEBOUW

Om een goede basisventilatie in een woongebouw te bekomen, wordt gesteld dat :◆ de verse lucht toegevoerd moet worden in de ‘droge’ leefruimten van de woning (b.v.

living, slaapkamer, studeerkamer, ...)◆ de vervuilde lucht afgevoerd moet worden uit de ‘vochtige’ vertrekken van het ge-

bouw (b.v. keuken, toilet, badkamer, ...)◆ de lucht van de ene ruimte naar de andere moet kunnen stromen via doorstroom-

openingen tussen de diverse vertrekken.

Page 9: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

8 TV 187 – maart 1993

Betreffende de keuken stelt de norm het volgende :◆ te realiseren debieten (nominale ventilatiedebieten) :

✲ in ‘open’ keukens (keukens met open doorgang naar andere kamers of ruimten)moet er een ventilatiedebiet van minstens 75 m3/h teweeggebracht kunnen worden

✲ voor andere keukens wordt een minimum ventilatiedebiet van 50 m3/h gesteld◆ doorstroomopeningen : de som van de doorstroomopeningen moet bij een drukverschil

van 2 Pa minstens een debiet doorlaten van 50 m3/h. Bij spleten onder deuren betekentdit minstens 140 cm2 tussen keuken en living en/of gang en/of hall en/of trapzaal.

Deze ventilatievoorzieningen hebben tot doel de nodige basisventilatie mogelijk te maken.

2.2.2AANVULLENDE INTENSIEVE VENTILATIE (‘SPUIVENTILATIE’)

Om te voldoen aan de eisen gesteld in de norm NBN D 50-001 moeten :◆ keukens voorzien worden van opengaande vensters of deuren in buitenwanden. Wan-

neer deze elementen open staan, bieden ze een intensieve ventilatiemogelijkheid. Detotale vrije doorsnede van die openingen (in open stand) is minstens gelijk aan :✲ 6,4 % van de vloeroppervlakte van de kamer, als deze openingen gelegen zijn in één

enkele buitenwand van de woning✲ 3,2 % van de vloeroppervlakte van de kamer, als deze openingen min of meer

gelijkmatig verdeeld zijn over twee (niet in hetzelfde vlak gelegen) buitenwandenvan de woning

◆ binnenkeukens (keukens zonder buitenvensters of buitendeuren) voorzien worden vaneen systeem voor intensieve ventilatie, dat minstens 200 m3/h moet kunnen afvoeren.

In de norm wordt tevens aandacht gevraagd voor andere aspekten :◆ komfort : ✲ in de woonzone moeten tochtproblemen vermeden worden

✲ terugstroming van bevuilde lucht mag niet optreden✲ geuren of waterdampen afkomstig van de keuken mogen zich niet ver-

spreiden naar andere ruimten✲ de ventilatiesystemen mogen geen geluidshinder vormen✲ de gebouwen moeten voldoende luchtdicht zijn

◆ veiligheid : indien zich in het gebouw niet-dichte verbrandingstoestellen bevinden,mag de ventilatie de goede werking van deze toestellen of de normale afvoer van deverbrandingsprodukten niet storen. In dergelijke ruimten moet een voldoende toevoervan verse lucht steeds gewaarborgd zijn.

Voor meer informatie verwijzen wij naar de betreffende norm [2].

BELANGRIJKE OPMERKINGEN

De norm vereist niet de aanwezigheid van een dampkap. Een natuurlijk afvoerkanaal (dataan de eisen van de norm voldoet) volstaat.

Een goed bestudeerde dampkap kan tevens dienen voor de permanente ventilatie van dekeuken. De voornaamste voorwaarden zijn hierbij dat het laagste te realiseren debiet opeen voldoende kleine waarde kan ingesteld worden (grootteorde van 50 à 100 m3/h) en dater geen lawaaihinder optreedt.

Page 10: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

9 TV 187 – maart 1993

3 KLASSIFIKATIEVAN DAMPKAPPENEN TOEBEHOREN

De grote waaier beschikbare dampkappen kan inge-deeld worden aan de hand van verschillende criteria.

DAMPKAPPEN3.1Er wordt een onderscheid gemaakt naar het ophangsysteem en het werkingsprincipe.

3.1.1INDELING NAAR OPHANGING EN INSTALLATIE

3.1.1.1 KLASSIEKE ONDERBOUWDAMPKAP

Kenmerken :◆ de dampkap wordt meestal geplaatst

onder een bovenkast; een gedeelte vandie bovenkast wordt dan ingenomendoor de leidingen nodig voor de damp-kap

◆ ze wordt soms ook vrij op een wandgeplaatst, zonder enig bijkomend om-gevend meubilair; de dampkap heeft danmeestal een rechtstreekse afvoer naarbuiten.

3.1.1.2 GEÏNTEGREERDE DAMPKAP

Kenmerken :◆ de dampkap wordt meestal geplaatst tus-

sen bovenkasten◆ ze wordt in het keukenmeubilair geïn-

tegreerd door bekleding met een meu-belfront, identiek aan dat van het ove-rige kastmeubilair

◆ soms wordt de dampkap geplaatst in eenbovenkast, die dan volledig wordt inge-nomen door de dampkap en de nodigeleidingen.

Afb. 9 Klassieke dampkap.

Afb. 10 Geïntegreerde dampkap.

Page 11: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

10 TV 187 – maart 1993

3.1.1.3 AFZUIGGROEPEN VOOR SIERDAMPKAPPEN

De vormgeving van het omhullende gedeelte (sierelement) rond de technische eenheid(afbeelding 11) van de dampkap wordt meestal door de fabrikant bepaald. Soms wordteen afzuiggroep aan de hand van een eigen ontwerp ingebouwd in het keukenmeubilair.

Bij sierdampkappen kunnen twee soorten onderscheiden worden :◆ wanddampkappen : deze worden ofwel totaal onafhankelijk geplaatst, ofwel inge-

bouwd tussen bovenkasten◆ kookeiland-dampkappen (afbeelding 12) : deze worden autonoom opgehangen boven

het kookeiland.

Afb. 12 Afzuiggroep voor kookeiland-dampkap.Afb. 11 Afzuiggroep voor wanddampkap.

geluiddemper turbine

vetfilter verlicht oppervlak

3.1.1.4 UITSCHUIFBARE OF TELESKOPISCHE DAMPKAP

Kenmerken :◆ de dampkap wordt geplaatst in een bovenkast◆ de ventilator en het afvoerkanaal worden kompakt uitgevoerd, zodat een zo groot

mogelijk gedeelte van de bovenkast bruikbaar blijft als kastruimte◆ de dampkap wordt in werking gesteld door het uittrekken van een teleskopisch filter-

systeem◆ de uitgetrokken schuiflade zorgt voor een extra grote afzuigoppervlakte.

Page 12: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

11 TV 187 – maart 1993

AAAAAAAA

Afb. 13 Teleskopische dampkappen.

uitlaat

turbine

geluiddemper

filter

voorzijde schuiflade

TL

3.1.1.6 MOTORLOZE DAMPKAP MET AFZONDERLIJKE AFZUIGCENTRALE

Kenmerken :◆ de dampkap is van het type ‘klassieke onderbouw’, ‘teleskopische dampkap’ of ‘sier-

dampkap’ (kookeiland of wanddampkap) maar heeft geen ingebouwde ventilator◆ ze wordt geplaatst zoals hierboven weergegeven in de onderscheiden typen◆ de ventilator zelf, die een van de voornaamste bronnen van geluidshinder is, wordt op

een afstand van de dampkap – buiten of binnen het gebouw – geplaatst (meestal echterbuiten de keuken, op een zolder of dergelijke).

3.1.1.5 WERKBLADDAMPKAP

Kenmerken :◆ dit soort dampkap schuift uit het werkblad naar omhoog◆ ventilator en leidingen worden geplaatst onder het werkblad in een onderkast◆ het geheel neemt veel plaats in beslag en vereist bijzondere montagevoorwaarden.

Afb. 14 Werkbladdamp-kappen.

Page 13: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

12 TV 187 – maart 1993

Afb. 15 Motorloze dampkappen met afzonderlijke afzuigcentrale.

3.1.2INDELING NAAR WERKINGSPRINCIPE

3.1.2.1 DAMPKAP MET RECHTSTREEKSE BUITENAFVOER

Kenmerken :◆ de bezoedelde lucht wordt afgevoerd via een kanaal (buis) dat in de open lucht uit-

mondt◆ de afvoer gebeurt rechtstreeks of via een aansluiting op een luchtkanaal; dit lucht-

kanaal mag niet tot volgende typen behoren :✲ schoorstenen voor de afvoer van verbrandingsgassen (verwarmingsinstallaties, gas-

geisers, ...)✲ ventilatiekokers, die gebruikt worden voor de verluchting van andere kamers.

Afb. 16 Dampkappenmet rechtstreeksebuitenafvoer.

3.1.2.2 DAMPKAP MET RECIRCULATIE VAN DE LUCHT (NA ZUIVERING)

Kenmerken :◆ de aangezogen bezoedelde lucht wordt eerst door een gewone

vetfilter en daarna door een aktieve-koolstoffilter gestuurd, diede polluenten opneemt; de lucht, die op deze wijze grotendeelsvan ongewenste geuren en vetten is ontdaan, wordt daarnaterug de keuken ingestuurd. Het kookvocht wordt echter nietuit de ruimte afgevoerd

◆ indien er geen mogelijkheid tot rechtstreekse afvoer bestaat, isdit de enige bruikbare oplossing, zij het met minder doeltref-fendheid; dit soort dampkap is dan ook vooral een noodoplos-sing.

Afb. 17 Recirculatie-dampkap.

AAAAAA

AAAAAAAAAAAA

AAAAAAAA

AA

AAAAAA

AAAAA

AAAAAAAAAAAAAA

AAAAAAAAAA

Page 14: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

13 TV 187 – maart 1993

3.1.2.3 DAMPKAP MET GEMENGD WERKINGSSYSTEEM

Kenmerken :◆ dampkapmodellen met keuzemogelijk-

heid : recirculatiesysteem of recht-streekse afzuiging

◆ het omschakelen gebeurt via een scha-kelaar.

3.1.2.4 DAMPKAP MET INGEBOUWDEWARMTEWISSELAAR

De bezoedelde lucht (die ten gevolge vanhet kookproces meestal een hogere hoe-veelheid warmte bevat) wordt doorheeneen warmtewisselaar gestuurd, zodat eengedeelte van die ‘verloren’ warmte kangerekupereerd worden.

3.1.2.5 DAMPKAP, BEHOREND TOT EENCENTRAAL VENTILATIESYSTEEM

Kenmerken :◆ de dampkap (meestal motorloos) wordt

geïntegreerd in een centraal ventilatie-systeem; hierbij wordt via een mecha-nisch systeem een korrekte ventilatievan het volledige gebouw of onderde-len ervan nagestreefd (b.v. badkamer,WC, andere appartementen, ...)

◆ de in § 3.1.1 reeds besproken damp-kappen kunnen hierbij gebruikt worden.

Afb. 20 Dampkappen die behoren tot een centraalventilatiesysteem.

AAA

AAAAAA

AAAA

AAAAAAA

AAA

Afb. 19 Dampkap met warmtewisselaar.

Afb. 18 Gemengd systeem.

Page 15: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

14 TV 187 – maart 1993

FILTERS3.2 Een dampkap wordt steeds uitgerust met een vetfilter. Dezefilter moet zoveel mogelijk verhinderen dat het vet, dat met de

kookdampen wordt meegevoerd, zich kan afzetten op de binnenkant van de dampkapen/of op de afvoerkanalen en de ventilator.

Opmerking : bij dampkappen met recyclage van de bezoedelde lucht (recirculatiedampkap)komt daar nog een aktieve-koolstoffilter bij, die de kookdampen dient te ontgeuren.

3.2.1VETFILTERS

3.2.1.1 VERVANGFILTERS

Deze filters dienen na gebruik en verzadiging vervangen te worden (geen hergebruikmogelijk). Zij worden samengesteld uit :◆ vilt (papier)◆ syntetisch schuim◆ niet-geweven kunststof (non-woven).

Dampkappen met enkel een vervangfilter moeten beschikken over een afvoer van devervuilde lucht naar buiten.

3.2.1.2 METALEN VETFILTERS

Deze filters kunnen gemakkelijk gereinigd worden (b.v. in de vaatwasmachine), met alsvoordeel dat ze hergebruikt kunnen worden. Dampkappen met enkel een metalen vetfiltermoeten beschikken over een afvoer van de vervuilde lucht naar buiten.

3.2.1.3 GEKOMBINEERDE FILTERS

Dit is een kombinatie van een metalen (herbruikbaar) deel met een (te vervangen) viltengedeelte. Dampkappen met enkel een gekombineerde filter moeten beschikken over eenafvoer van de vervuilde lucht naar buiten.

3.2.1.4 LABYRINTFILTERS

Een labyrint van obstakels, waartegen de vetdeeltjes kunnen botsen, vormt bij dit type defilter. Dit soort filter wordt vaak gebruikt indien de dampkap deel uitmaakt van eenalgemeen woningventilatiesysteem.

3.2.2AKTIEVE-KOOLSTOFFILTERS

Deze filters worden vooral gebruikt wanneer rechtstreekse afvoer van de vervuilde luchtonmogelijk is (recirculatiedampkap). Koolstofgranulaten ontgeuren – slechts gedeeltelijk– de lucht, waarna deze via de dampkap terug in de keuken wordt gebracht. Vervangingvan de filter is noodzakelijk bij verzadiging.

Page 16: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

15 TV 187 – maart 1993

Opmerkingen :◆ verzadiging van de koolstoffilter is niet zo maar visueel te bepalen◆ vóór de aktieve-koolstoffilter wordt steeds een vetfilter geplaatst◆ kookvocht wordt met dit soort filter niet weggenomen uit de keukenruimte.

3.2.3ONDERHOUD VAN DE FILTERS

Vetfilters vergen regelmatig onderhoud. De frekwentie ervan wordt uiteraard bepaalddoor het gebruik (eitjes koken is minder vervuilend dan frieten bakken).

Bij metalen filters en vervangfilters is de vervuiling gemakkelijk met het oog waar tenemen. Bij aktieve-koolstoffilters is de vervuiling niet visueel te kontroleren.

Ten einde een korrekt onderhoud te bevorderen, zijn sommige recente dampkappen voor-zien van een verzadigingsindicator (b.v. verklikkerlicht, kleurindicator, ...) die meestalgebaseerd is op de werkingsduur, waarbij een normaal gebruik aangenomen wordt. Aan-gezien niet alle dampkappen over deze mogelijkheid beschikken, kunnen volgende vuist-regels in acht genomen worden voor situaties waarin dagelijks gekookt wordt :◆ metalen vetfilters : wekelijkse reiniging (omwille van het gebruiksgemak)◆ labyrintfilters : om de 14 dagen reinigen (omwille van het gebruiksgemak)◆ vervangfilters : om de 2 à 3 maanden vervangen◆ aktieve-koolstoffilters : minimum om de 4 maanden vervangen.

AFVOERLEIDINGEN

3.3.1SOORTEN AFVOERKANALEN

3.3.1.1 FLEXIBELE AFVOERBUIZEN

Men onderscheidt :◆ kunststofbuizen (PVC, polyamide, ...)◆ aluminiumlaminaatbuizen◆ metalen lamellenbuizen (inox, aluminium).

Deze buizen hebben een ronde doorsnede. Hun binnenwanden zijn niet glad.

3.3.1.2 NIET-FLEXIBELE AFVOERBUIZEN

Men onderscheidt :◆ kunststofbuizen (PVC, polyamide, ...)◆ metalen buizen (gegalvaniseerd staal, inox, aluminium).

Deze buizen hebben een ronde, rechthoekige of ovale doorsnede. Hun binnenwanden zijnglad.

3.3

Page 17: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

16 TV 187 – maart 1993

OPMERKINGEN

1. Voor deze onderscheiden soorten buizen bestaat telkens een vrij groot gamma doorsne-den en diameters. Onderstaande tabellen geven de doorsneden en diameters, weerhoudendoor CEN-Eurovent (Europese normalisatie). De afmetingen van de leidingen wordenweergegeven in mm, de doorsneden in cm2.

Tabel 1 Ronde buizen.

Diameter Sektie(mm) (cm2)

(100) (80)125 120160 200200 310250 490315 780

2. Er wordt erop gewezen dat :◆ kunststofbuizen brandbaar zijn en daarenboven toxisch bij brand◆ metalen buizen, metalen lamellenbuizen en aluminiumlaminaatbuizen onbrandbaar

zijn (brandklasse A2 volgens de Duitse norm DIN 4102; Mø in Frankrijk).

3. Aspekten zoals het debiet, de geluidshinder, de turbulentie, ... worden sterk bepaaldo.a. door de sektie en de lengte van de buis, de gladheid van de binnenwanden, het aantalbochten in de kanalisatie en hun vorm, ...

4. Er bestaan voor al deze leidingen ook termische uitvoeringen (kondensatieproblemen)en akoestische uitvoeringen.

3.3.1.3 SCHOUWKANALEN

Nieuwe schouwkanalen kunnen slechts gebruikt worden voor de afvoer van de bezoe-delde lucht van een of meer dampkappen. Wanneer meerdere dampkappen aangeslotenzijn op hetzelfde kanaal dienen de nodige voorzieningen getroffen te worden om tevermijden dat de bezoedelde lucht via de andere dampkappen terug binnenstroomt.

Reeds gebruikte (oude) schouwkanalen mogen slechts gebruikt worden onder dezelfdevoorwaarden als hierboven, mits bovendien over de volledige lengte van de schouw eenextra buis in het bestaande kanaal wordt aangebracht. Deze extra buis kan eventueeltermisch geïsoleerd worden om kondensatieproblemen te vermijden (zie § 5.6).

Tabel 2 Rechthoekige buizen.

b (mm)a

(mm) 100 125 150 175 200 250 300 350 400

100 100125 125 155150 150 185 225175 175 220 260 305200 200 250 300 350 400250 250 310 375 435 500 625300 300 375 450 525 600 750 900350 350 445 525 610 700 875 1050 1225400 400 500 600 700 800 1000 1200 1400 1600

Page 18: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

17 TV 187 – maart 1993

3.3.2SEKTIES, LENGTEN, BOCHTEN, ...

Niet alleen de dampkap zelf, ook de afvoerleiding is een uiterst belangrijk element voorhet efficiënt en komfortabel verwijderen van ongewenste kookgeuren en vetdampen.Meestal worden dampkappen echter, zonder zich veel vragen te stellen, aangesloten opeen ‘afvoerbuis’. Uiteraard is dit niet aan te bevelen.

In volgende hoofdstukken wordt dan ook veel aandacht besteed aan de invloed van o.a. :◆ de soort, de vorm en de sektie van de afvoerbuis◆ de totale lengte van de afvoerbuis◆ de invloed van bochten in de leiding.

Page 19: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

18 TV 187 – maart 1993

In dit hoofdstuk worden de eisen bepaald, die door de gebruiker aan een dampkap wordengesteld. Hoofdstuk 5 handelt over de technische aspekten van de installatie. Het zal in hetverder verloop van de tekst duidelijk worden dat een aantal technische beperkingen hetniet steeds mogelijk maken aan de eisen van de gebruiker te voldoen.

4 EISEN VAN DE GEBRUIKERVAN EEN DAMPKAP

HOOFDEIS :AFVOER VANPOLLUENTEN

(§ 4.1)

VERLICHTING(§ 4.5.7)

EENVOUDIGONDERHOUD

(§ 4.5.8)

REGELBAARHEID(§ 4.5.6)

ERGONOMISCHKOMFORT(§ 4.5.5)

ESTETIEK(§ 4.5.4)

BRAND-VEILIGHEID(§ 4.5.3)

TOCHT(§ 4.5.2)

DEUREN(§ 4.5.1)

TERUG-STROMING

(§ 4.4)

GELUIDS-OVERLAST

(§ 4.3)DOKUMENTATIE

(§ 4.5.9)

ENERGIE-GEBRUIK(§ 4.2)

Afb. 21 Criteria van de gebruiker van een dampkap.

4.1 HOOFDEIS : AFVOER VANPOLLUENTEN

In de meeste keukens in België wordt eendampkap geplaatst om de dampen, geuren envetten, geproduceerd tijdens het kookproces,

efficiënt te kunnen verwijderen. Vanuit het oogpunt van de gebruiker moet deze verwij-dering zo doeltreffend mogelijk zijn zonder de minste hinder te ondervinden van deaanwezigheid van de wasemkap. Hierbij zijn een aantal criteria belangrijk (afb. 21).

Verontreinigende stoffen moeten zodanig afgevoerd worden dat de luchtkwaliteit en hetbinnenklimaat in de keuken goed zijn. Dit komt erop neer dat men geen geurhinder wenstten gevolge van het koken, er geen waterdamp op de beglazing van de vensters magkondenseren tijdens het kookproces, ...

Page 20: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

19 TV 187 – maart 1993

de winter een hoeveelheid warme lucht naar buiten wordt afgevoerd. Vermits energie nietgratis is, mag het aspekt energieverlies niet uit het oog verloren worden.

Hoe meer lucht de dampkap uit de keuken afvoert, des te groter zal de warmtevraag zijnom de energie te kompenseren, die de weggezogen lucht bevatte. Enerzijds moet hetafvoerdebiet van de dampkap zo laag mogelijk gehouden worden omwille van het energie-verlies. Anderzijds moet het afvoerdebiet groot genoeg zijn om de kookdampen vol-doende te kunnen afvoeren. Deze twee aspekten dienen zorgvuldig afgewogen te wordenom overmatig energiegebruik tegen te gaan.

In de veronderstelling dat de lucht rechtstreeks naar buiten wordt afgevoerd, kan eeneenvoudige berekening een en ander verduidelijken m.b.t. de energiekost ten gevolge vande dampkap. Buiten de warmtevraag om de afgevoerde energie te kompenseren, ver-bruikt de ventilator ook nog een bepaalde hoeveelheid energie. Tabel 3 geeft de gemid-delde energievraag weer voor piekventilatie tijdens het kookproces. Tevens wordt eengrootteorde gegeven voor het energiegebruik op jaarbasis, in de veronderstelling dat dedampkap één uur per dag werkt.

Tabel 3 Gemiddelde energievraagten gevolge van de piekventilatietijdens het kookproces.

De warmtevraag kan echter sterk verschillen van seizoen tot seizoen. Indien b.v. 500 m3/hdoor de dampkap worden afgezogen, kan de warmtevraag tijdens de winter omwille vande afzuiging van de dampkap oplopen tot 5 kW. In een eengezinswoning wordt meestaleen totaal verwarmingsvermogen geïnstalleerd van 15 tot 30 kW. De warmtevraag om-wille van de werking van de dampkap moet echter niet overdreven worden omdat dezeslechts tijdelijk gebruikt wordt.

GELUIDSOVERLAST4.3 De oudere dampkappen met ingebouwde venti-lator produceren vrij veel lawaai. Bij recente ty-

pen is er veel meer aandacht besteed aan de geluidsproduktie.

Het geluidsniveau in de keuken wordt als komfortabel beschouwd indien het geluidsdrukni-veau L

A90 gedurende 90 % van de tijd niet hoger is dan 45 dB(A). De norm NBN S 01-401

[4] bepaalt ook dat een geluidsdrukniveau LA90

hoger dan 60 dB(A) vermeden moetworden. Het is duidelijk dat het geluidsdrukniveau niet alleen afhankelijk is van hetgeluid, voortgebracht door de dampkap, maar ook van het buitenlawaai, de geluids-isolerende en geluidsabsorberende kenmerken van de woning, ...

Het merendeel van de dampkappen heeft een recht-streekse afvoer naar buiten. Dit houdt in dat tijdens

ENERGIEGEBRUIK4.2

Vermogen Verbruik op jaarbasisDebiet [W] [kWh][m3/h]

Ventilator Warmte- Ventilator Warmte-vraag vraag

200 60-100 600 22-37 150500 100-200 1500 37-73 3801000 150-350 3000 55-128 765

Page 21: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

20 TV 187 – maart 1993

4.4 TERUGSTROMING De hoeveelheid lucht die afgevoerd wordt, moetop een of andere manier ook toegevoerd worden

(behoud van massa). Daarom moet er voldoende aandacht besteed worden aan de plaat-sing van toevoeropeningen. Indien deze toevoeropeningen te klein zijn, kan een belang-rijke onderdruk in de keuken ontstaan tijdens het gebruik van de dampkap. Dit kan totgevolg hebben dat de afvoerkanalen b.v. in het toilet zullen fungeren als een luchttoevoer,waardoor onaangename geurtjes zich in de woning zullen verspreiden. Dit verschijnselnoemt men terugstroming. Terugstroming is een luchtverplaatsing doorheen een afvoer-opening in de tegengestelde richting dan de voorziene.

Een andere vorm van terugstroming kan voorkomen indien de dampkap aangesloten is ophet kollektief afvoerkanaal van een appartementsgebouw. Terugstroming kan optredenindien de dampkap in een ander appartement, eveneens aangesloten op het kollektieveafvoerkanaal, in werking gesteld is.

Terugstroming kan levensgevaarlijk zijnindien er in de woning een open ver-brandingstoestel is. Omwille van de wer-king van de dampkap en de slecht ge-dimensioneerde luchttoevoer is het moge-lijk dat de afvoerleiding voor de ver-brandingsgassen fungeert als toevoer-leiding. Het behoeft geen verdere uitleg datdit moet vermeden worden.

Afb. 22 Terugstroming in de afvoerleidingvan een open verbrandingstoestel.

ANDERE PARAMETERS

4.5.1WERKING VAN DEUREN

Omwille van een goede luchtdichtheid van de keuken en de aanwezigheid van een krach-tige dampkap kan een belangrijke onderdruk ontstaan in de woning, zoals vermeld in§ 4.4. Een ander gevolg van deze onderdruk kan zijn dat deuren moeilijk te openen of tesluiten zijn. Voldoende luchttoevoer is ook hiervoor noodzakelijk.

4.5.2TOCHTHINDER

In § 4.4 is reeds vermeld dat alle afgevoerde lucht eveneens moet toegevoerd worden.Indien de lucht rechtstreeks van buiten door toevoerroosters wordt toegevoerd, kan dittochtproblemen opleveren. De mens ervaart tocht als een samenspel van drie parameters,nl. luchtsnelheid, luchttemperatuur en turbulentie van de stroming. Een goede plaatsingvan de toevoerroosters is belangrijk om tochtproblemen te vermijden.

4.5

Page 22: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

21 TV 187 – maart 1993

4.5.3BRANDVEILIGHEID

De aanwezigheid van een dampkap mag bij normaal gebruik de kans op brand nietverhogen. Dit komt er onder andere op neer dat het apparaat voldoende beveiligd moetzijn tegen kortsluiting.

4.5.4ESTETIEK

Vanuit het oogpunt van de gebruiker moet de dampkap zodanig geplaatst worden dat zeestetisch geïntegreerd is in het keukenmeubilair.

4.5.5ERGONOMISCH KOMFORT

De dampkap moet zodanig geplaatst zijn dat geen hinder wordt ondervonden tijdens hetkoken. Toestanden waarbij men de inhoud van de kookpotten niet kan zien of waarbijmen het hoofd stoot, moeten vermeden worden.

4.5.6REGELBARE DEBIETEN

De keuze van een goed debiet voor de dampkap is moeilijk omdat de gebruiker niet zietwat de gevolgen zijn van een wijziging van het debiet. Eveneens is de ideale luchtafvoerafhankelijk van de kookaktiviteit (eitjes koken of frieten bakken). Om deze redenen is deideale dampkap zelfregulerend.

4.5.7VERLICHTING

De verlichting moet voldoende zijn en goed geplaatst zijn, zodanig dat de lichtintensiteitter hoogte van de kookplaat goed is. Verblinding nabij de kookplaat of elders in dekeuken moet vermeden worden. Eveneens mogen de lampen niet te veel warmte afstra-len. De mogelijkheid om de lampen gemakkelijk te vervangen, is een belangrijk detail.

4.5.8EENVOUDIG ONDERHOUD

De filter is een essentieel onderdeel van de dampkap. Vermits hij dient om geuren en/ofvetten uit de afvoerlucht te verwijderen, is het regelmatig vervangen of reinigen ervannoodzakelijk. De vervanging moet eenvoudig zijn. Eveneens is het interessant indien opde dampkap een indicator aanwezig is, die de gebruiker verwittigt wanneer de filtervervangen of gereinigd moet worden.

4.5.9DOKUMENTATIE

De dokumentatie over de dampkap zou tweeërlei moeten zijn, nl. een technische uitleggevolgd door een gebruiksaanwijzing.

Page 23: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

22 TV 187 – maart 1993

4.5.9.1 TECHNISCHE SPECIFIKATIE

De vermelde technische specifikaties moeten zo gedetailleerd mogelijk zijn, zodanig datde installateur genoeg gegevens heeft om een goede installatie te verwezenlijken. Dezespecifikaties kunnen velerlei zijn :◆ maximaal debiet◆ vermogen◆ afmetingen◆ eisen i.v.m. de plaatsing◆ elektrische bedrading◆ karakteristieken van de ventilator◆ karakteristieken van de filter + frekwentie van reiniging en vervanging◆ geproduceerd geluidsniveau◆ ...

4.5.9.2 GEBRUIKSAANWIJZING

Een ideale dampkap is eenvoudig te bedienen en behoeft geen gebruiksaanwijzing. Goedeaanwijzingen op het bedieningsbord van de dampkap zijn gewenst.

De aanduidingen in de gebruiksaanwijzing worden verondersteld eenvoudig, begrijpbaaren eenduidig te zijn. Het gebruik van illustraties is hierbij aangewezen. Voorts moeten erbepalingen voorkomen met betrekking tot het onderhoud van de dampkap.

Een belangrijk hoofdstuk in een gebruiksaanwijzing handelt over mogelijke problemendie kunnen optreden. Een checklist kan hier een handig hulpmiddel zijn (zie Bijlage 2).

BESLUIT4.6 Uit het voorgaande blijkt dat parameters zoals de estetiek, dedebieten en de geluidsoverlast niet de enige criteria zijn bij de

keuze van een dampkap. De waardering van de gebruiker ten opzichte van de dampkapwordt door heel wat meer parameters bepaald.

Page 24: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

23 TV 187 – maart 1993

5 TECHNISCHE ASPEKTENVAN DE INSTALLATIE

5.1 SOORT DAMPKAP Indien rechtstreekse afvoer van de polluenten naarde buitenomgeving mogelijk is, wordt een damp-

kap met afvoer aanbevolen. De keuze van het type is hierbij vrij. Wanneer dit onmogelijkis, kan bij wijze van noodoplossing een dampkap met recirculatie (rekuperatie van delucht) aangewend worden. In dit geval worden de kookdampen niet afgevoerd en de kansis groot dat er kondensatieproblemen zullen optreden.

AFMETINGEN EN PLAATSING

5.2.1BREEDTE VAN DE DAMPKAP

Voor een doeltreffende afvoer is het aangewezen de dampkap breder te nemen dan dekookplaat. Indien mogelijk : breedte = breedte van de kookplaat + 15 cm aan weerszijden.In de handel zijn dampkappen te verkrijgen met een breedte van 60, 90, 100 en 120 cm.

Indien een frituurketel naast het kookfornuis wordt geplaatst, is het nuttig de dampkap zote plaatsen dat ook de frituurketel overdekt wordt. In de praktijk komt dit erop neer datmen aan een zijde van het kookfornuis de dampkap ± 30 cm laat oversteken.

5.2.2HOOGTE BOVEN DE KOOKPLAAT

5.2

Met de hoogte wordt bedoeld de afstand tussen dekookplaat en het laagste oppervlak van de damp-kap. De hoogte van de dampkap boven de kook-plaat kan bepaald worden rekening houdend met :◆ de brandveiligheid : volgende minimum hoog-

ten moeten in acht genomen worden :✲ circa 65 cm boven het werkblad indien met

een elektrisch fornuis gekookt wordt✲ circa 80 cm boven het werkblad indien met

een gasfornuis gekookt wordt◆ de lengte van de gebruiker : de dampkap kan

hoger worden geplaatst om komfortredenen(stoten van het hoofd e.d.). Een hogere plaat-sing kan echter een minder efficiënte werkingvan de dampkap in de hand werken. Dit moetgeval per geval bekeken worden.

De minimale hoogte omwille van brandveiligheidis prioritair (zie afbeelding 23).

65(e

lektr

. fo

rnui

s)

55

60

Afb. 23 Korrekte plaatsingvan de dampkap (maten in cm).

80(g

asfo

rnui

s)80

à 8

5

Page 25: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

24 TV 187 – maart 1993

5.2.3DIEPTE VAN DE DAMPKAP

De meeste klassieke onderbouwkappen zijn 55 cm diep (een aanrecht 60 cm). Een groterediepte van de dampkap zal de efficiëntie van de afvoer van polluenten positief beïnvloe-den, net zoals een grotere breedte trouwens.

Bij kookeilanden echter is het aangeraden de dampkap dieper en breder te maken dan hetkookfornuis. Dit zal nochtans een nadelig effekt hebben op de installatiehoogte ten eindete vermijden dat men het hoofd stoot.

5.2.4OPSTELLING VAN DE DAMPKAP

De opstelling van de dampkap heeft eeninvloed op de goede werking ervan. Eenplaatsing tegen de wand heeft de voorkeurboven een vrije ophanging.

Eveneens kan een plaatsing tussen de bo-venkasten het opvangrendement verbete-ren, omdat de kasten als geleider voor dedampen kunnen fungeren (afbeelding 24).

Afb. 24 Plaatsing van de dampkaptussen de bovenkasten (maten in cm).

5.3 AFVOER VAN KOOKDAMPEN De afvoer van kookdampen wordtdoor twee parameters bepaald, na-

melijk het afvoerdebiet en de opvangefficiëntie. Beide begrippen worden hier uitvoerigbehandeld.

5.3.1AFVOERDEBIET

Ventilatie komt erop neer dat een luchtmassa verplaatst wordt. Deze luchtverplaatsingkomt niet van zelf tot stand maar wordt veroorzaakt door een drukverschil, dat de drij-vende kracht is voor het massatransport. De te verplaatsen lucht ondervindt echter eenweerstand (b.v. door wrijving in een leiding), die als de remmende kracht van het systeemkan beschouwd worden. Door de samenwerking van de drijvende en de remmende krach-ten ontstaat een welbepaald debiet (afvoerdebiet). Een eenvoudig voorbeeld zal dit dui-delijk maken.

Afb. 25 illustreert een leidingnet met ventilator. De ventilator veroorzaakt de drijvendekracht van het systeem. Als de ventilator ingeschakeld wordt, verwekt hij een druk-verschil, waardoor een luchtstroom door de leidingen vloeit. Bij toenemend debiet wordtde opgebouwde wrijvingsweerstand steeds groter. Bij een bepaald debiet wordt de drij-vende kracht gekompenseerd door de remmende kracht en zal het debiet zich stabiliseren.

gasfornuis :80 15 kookplaat 15

elektrischfornuis : 65

80 à

85

Page 26: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

25 TV 187 – maart 1993

Afb. 25 Eenvoudig leidingnetmet ventilator.

Leiding

Deze curve geeft volgende informatie :◆ alhoewel de punten op de curve over-

eenkomen met een bepaalde ventilator,ingesteld op een bepaald werkingsregi-me (b.v. stand 2), is het doorgevoerdeluchtdebiet niet konstant

◆ indien er geen drukverschil over de ven-tilator bestaat, wordt het hoogste debietdoorgevoerd (punt A op afb. 26)

◆ bij een bepaalde tegendruk wordt ergeen debiet meer doorgevoerd, alhoe-wel de ventilator nog funktioneert (puntB op afb. 26)

◆ indien de ventilator op een lager ver-mogen draait, zal het debiet eveneenslager zijn (b.v. stand 1).

5.3.1.1 DRIJVENDE KRACHT

De technische installatie van een dampkap is meestal zeer eenvoudig, nl. een ventilatoraangesloten op een leiding. Deze paragraaf wordt opgebouwd vanuit deze hypotese. Degedachtengang blijft identiek bij complexere systemen.

De drijvende kracht bij een dampkap wordt door de ventilator veroorzaakt.

Voor elke ventilator (al dan niet ingebouwd in een dampkap) bestaat er een relatie tussenhet luchtdebiet, stromend doorheen de ventilator, en het drukverschil opgebouwd over deventilator. De curve die deze relatie weergeeft, wordt de stromingskarakteristiek van deventilator genoemd. Deze wordt gemeten in een laboratorium : de ventilator wordt inge-steld op een bepaald werkingsregime (b.v. stand 2 op de dampkap) en de stromings-karakteristieken worden gemeten. Een dergelijke curve wordt in afb. 26 weergegeven.

A

B

Afb. 26 Stromingskarakteristieken van eenventilator.

Dru

kver

schi

l [Pa

]

Stand 1

Stand 2

Doorgevoerd debiet [m3/h]

Ventilator

doorstroomopeningen toevoeropening

Page 27: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

26 TV 187 – maart 1993

Dit betekent dat het doorgevoerde debiet afhankelijk is van de randvoorwaarden en nietzonder meer konstant is. Indien een ventilator een debiet van 1000 m3/h heeft, is ditmeestal uitgedrukt bij nullast (punt A). In een reële installatie zal deze ventilator echtereen lager debiet geven. Het is daarom belangrijk de curve “debiet-drukverschil” te kennen.

5.3.1.2 REMMENDE KRACHT

Lucht die door een leiding stroomt, ondervindt een bepaalde wrijvingsweerstand. Eenventilator kan gemakkelijker lucht afvoeren indien het leidingnet weinig weerstand ver-oorzaakt. Om de weerstand, die de te verplaatsen lucht ondergaat, zo klein mogelijk tehouden, moeten de afvoerleidingen korrekt gedimensioneerd worden.

Men kan aantonen dat de weerstand minimaal is indien men een zeer grote leiding-diameter gebruikt en een zo kort mogelijk afvoerbuis met zo weinig mogelijk bochten.Ook de keuze van de materialen is belangrijk. Buizen met gladde binnenwanden veroor-zaken de laagste weerstand.

In de praktijk echter moet bij het dimensioneren van afvoerkanalen rekening gehoudenworden met een aantal randvoorwaarden, nl. de beschikbare ruimte voor het leidingnet,de afvoerafstand, ...

In § 5.3.1.1 zijn de afvoerkarakteristieken van ventilatoren beschreven, nl. de relatietussen het drukverschil over de dampkap en het doorgevoerde debiet. Dergelijke karak-teristieken kunnen ook bepaald worden voor een afvoerleiding. De overeenkomstigecurve wordt in afbeelding 27 geïllustreerd.

Uit afbeelding 27 kan het volgende afge-leid worden :◆ indien er geen lucht door een leiding

vloeit, wordt er ook geen drukverschilopgebouwd

◆ hoe meer lucht doorheen de leidingengetransporteerd wordt, hoe groter hetopgebouwde drukverschil wordt; dezeopbouw is niet lineair.

Uit onderzoek blijkt dat indien een bepaaldleidingverloop uitgevoerd wordt met eennauwere leiding, er een groter drukverschilzal opgebouwd worden dan bij gebruik vaneen bredere leiding, indien hetzelfde lucht-debiet door de leiding vloeit.

De stromingskarakteristieken van een afvoerleiding kunnen benaderd worden met vol-gende formule :

Q = C . ∆PN (1)waarbij Q = afvoerdebiet in de leiding (m3/h)

∆P = drukverschil over de leiding (Pa)

Dru

kver

schi

l ove

r de

leid

ing

[Pa]

Doorgevoerd debiet [m3/h]Afb. 27 Stromingskarakteristieken van eenafvoerleiding.

Page 28: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

27 TV 187 – maart 1993

C = luchtstromingskoëfficiëntN = 0,5 .. 0,6, maat voor de turbulentie van de stroming.

Uitdrukking (1) leert ons b.v. dat indien het doorgevoerde debiet verdubbelt, het opge-bouwde drukverschil ongeveer verviervoudigt.

5.3.1.3 WERKINGSPUNT

Indien de stromingskarakteristieken van de ventilator en het leidingnet gekend zijn, kanhet debiet bepaald worden dat door het leidingnet zal vloeien. Dit wordt in afbeelding 28weergegeven.

Het debiet dat door de leidingen vloeit isafhankelijk van de ventilatorstand en stemtovereen met een van de twee snijpuntenaangeduid op afbeelding 28. Dit kan nietanders zijn vermits dit de enige punten opbeide curven zijn, die zowel aan de eigen-schappen van de ventilator als deze van deafvoerleiding voldoen. Deze punten wor-den de werkingspunten van de dampkapgenoemd (dampkap met aangesloten lei-ding).

Indien nu een figuur wordt gemaakt metde stromingskarakteristieken van een ven-tilator en van verschillende leidingnetten,worden de verschillen in prestaties tussende diverse topologieën duidelijk. Afb. 29illustreert dat hoewel de ventilator steedsop hetzelfde vermogen draait, er grote ver-schillen in het doorgevoerd debiet zijn. Deideale leiding, beschouwd vanuit het oog-punt van doorvoerkapaciteit, is deze welkehet hoogste debiet geeft. Deze metode kandus gebruikt worden om het leidingnetkorrekt te dimensioneren.

In hoofdstuk 6 worden praktische metoden

werkingspuntbij stand 2

Dru

kver

schi

l [Pa

]

Afb. 28 Bepalen van het werkingspunt vaneen dampkap, aangesloten op een leiding.

Dru

kver

schi

l [Pa

]

Doorgevoerd debiet [m3/h]Afb. 29 Dimensioneren van een leidingnet.

gegeven die gebruikt kunnen worden bij het dimensioneren van een dampkapinstallatie.

5.3.2OPVANGEFFICIËNTIE

De goede werking van een dampkap wordt niet alleen bepaald door de hoeveelheid luchtdie per tijdseenheid afgevoerd wordt, maar ook door de opvangefficiëntie. Deze parame-ter geeft aan in welke mate de geproduceerde dampen tijdens het kookproces rechtstreeksworden opgevangen door de dampkap.

werkingspuntbij stand 1

Doorgevoerd debiet [m3/h]

Page 29: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

28 TV 187 – maart 1993

De opvangefficiëntie wordt gedefinieerd als de verhouding tussen de rechtstreeks afgezo-gen hoeveelheid verontreiniging εF (m3/h) en de totale hoeveelheid geproduceerde ver-ontreiniging F (m3/h) onder de dampkap (afbeelding 30).

De afvoerefficiëntie geeft aan welk aandeel van de dampen rechtstreeks door de dampkapwordt afgevoerd. Een dampkap met een opvangefficiëntie van 100 % zou ideaal zijn. Ditzou betekenen dat alle kookdampen rechtstreeks zouden afgevoerd worden. In de praktijkbestaat een dergelijke dampkap niet.

De opvangefficiëntie van een dampkap kan in een laboratorium gemeten worden. Dedampkap wordt in een zeer goed omschreven modelkeuken geplaatst. Afhankelijk vanhet afvoerdebiet wordt de opvangefficiëntie gemeten. Men bekomt een curve zoals weer-gegeven in afbeelding 31.

AA AA(1 – ε) F ε F

▲ Afb. 30 Opvangefficiëntie van een dampkap.

Afb. 31 Opvangefficiëntie van een dampkap. �

100

0Afgezogen debiet [m3/h]

Uit deze curve kan afgeleid worden dat de opvangefficiëntie afhankelijk is van het afge-zogen debiet en dat het een utopie is te denken dat alle dampen rechtstreeks wordenafgezogen.

Het is ook gekend dat de opvangefficiëntie afhankelijk is van volgende parameters :◆ het afvoerdebiet◆ de aktiviteit vóór het aanrecht (een bewegend persoon vóór het aanrecht kan de opvang-

efficiëntie aanzienlijk doen dalen)◆ de hoogte waarop de dampkap wordt geïnstalleerd◆ de grootte en de vorm van de dampkap◆ de plaats van installatie (tegen een muur, kookeiland, ...).

De opvangefficiëntie van een dampkap is een index die de prestatie van het toestelbeschrijft. Zij geeft niet het niveau van verontreiniging in de keuken tijdens het kook-proces. Het niveau van verontreiniging is niet alleen afhankelijk van de opvangefficiëntiemaar ook van het afvoerdebiet.

Een korrekte plaatsing van de dampkap is belangrijk voor de opvangefficiëntie. Zo zaleen dampkap, opgesteld tegen een wand en tussen bovenkasten, minder gevoelig zijnvoor dwarsventilatie in de keuken dan een dampkap boven een kookeiland. Het lagerplaatsen van een dampkap kan eveneens de opvangefficiëntie ten goede komen. Hier magechter geen konflikt ontstaan met de minimale hoogten zoals bepaald in § 5.2.2.

Opv

ange

ffici

ëntie

[%

]

Page 30: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

29 TV 187 – maart 1993

5.3.3TE INSTALLEREN DEBIET

Een belangrijke vraag is deze van het te installeren debiet. Volgens de norm NBN D 50-001[2] moet het nominaal ventilatiedebiet voor een keuken 3,6 m3/h per m2 vloeroppervlaktebedragen met een minimaal debiet van 50 m3/h. Voor open keukens is het minimaleventilatiedebiet 75 m3/h. Dit zijn echter nominale debieten die een goede luchtkwaliteitbeogen, indien de bewoner de belangrijkste bron van verontreiniging is en dit bij eennormale aktiviteit. Deze debieten zijn onvoldoende om geurhinder tijdens het kookproceste vermijden.

De norm vereist eveneens dat in keukens zonder buitendeuren en zonder opengaandebuitenvensters een afzuiginstallatie wordt voorzien, die minimaal 200 m3/h kan afvoeren.Dit zijn effektief te realiseren debieten en niet debieten die de dampkap bij nullast kanleveren.

Het definiëren van het afvoerdebiet van een dampkap is een complex probleem, dat vandiverse faktoren afhangt. Elke situatie vereist een aparte studie. De volgende aspektenkunnen een belangrijke rol spelen bij de keuze van het afvoerdebiet :◆ wat wordt van de dampkap verwacht, of m.a.w. welke verontreiniging is aanvaardbaar◆ de plaatsing van de dampkap en zijn dimensionele eigenschappen.

Een goede vuistregel kan zijn een maximaal afvoerdebiet te kiezen zodanig dat hetafgezogen debiet per uur gelijk is aan 6 à 8 maal het volume van de keuken. Indien er veelvervuiling in de keuken aanwezig is, is het mogelijk met het vooropgestelde maximaleafvoerdebiet de verontreiniging voor 95 % te verwijderen tijdens 20 à 30 minuten. Hetmoet benadrukt worden dat dit een te installeren maximaal debiet is, dat niet steedsverwezenlijkt moet worden tijdens elk kookproces.

LUCHTTOEVOER5.4 De goede werking van een dampkap wordt niet al-leen bepaald door de karakteristieken van het toe-

stel. De dampkap maakt deel uit van een systeem. Zoals in § 5.3 reeds besproken, is hetgoede dimensioneren van de afvoerleidingen belangrijk. Een tweede belangrijk aspekt isde toevoer van verse lucht. Bij het installeren van een dampkap moet voor ogen gehoudenworden dat de hoeveelheid lucht, die afgezogen moet worden, op een of andere manierook toegevoerd moet worden.

5.4.1LUCHTDICHTHEID VAN HET GEBOUW

De luchtdichtheid van een woning speelt een belangrijke rol voor de mogelijke lucht-toevoer. Ze wordt uitgedrukt door de n

50-waarde, d.i. het aantal keren dat de lucht in een

gebouw per uur wordt vervangen door verse buitenlucht t.g.v. infiltratie door spleten enkieren, indien er een drukverschil van 50 Pa tussen de binnen- en buitenomgeving heerst.

Gebouwen met een hoge n50

-waarde bieden bijgevolg minder weerstand tegen luchtinfil-tratie. Hieruit zou men verkeerd kunnen afleiden dat het gebouw luchtopen moet zijn (hogen

50-waarde) om voldoende toevoer te verkrijgen voor de goede werking van de dampkap.

Page 31: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

30 TV 187 – maart 1993

De oorzaak van een hoge n50

-waarde of een slechte luchtdichtheid van een gebouw is deaanwezigheid van kieren en spleten in het schrijnwerk, het metselwerk, ... Voor de luchttoe-voer lijkt dit een ideale oplossing te zijn. Echter, tijdens winderige periodes, vooral’s winters, leidt dit ongetwijfeld tot tochtproblemen. Eveneens kan gesteld worden dat hetenergieverlies door luchtinfiltratie niet verwaarloosbaar is. Daarom moet getracht wordeneen goede luchtdichtheid te bekomen bij het optrekken van een woning. Voor een goedeventilatie moeten dan ook regelbare ventilatievoorzieningen geplaatst worden.

De norm NBN D 50-001 beschrijft de te plaatsen ventilatievoorzieningen in nieuwewoningen. Enkele basisprincipes van deze norm zijn reeds vermeld in § 2.2.1.

De ventilatievoorzieningen, beschreven in de norm, hebben echter tot doel een basis-ventilatie mogelijk te maken, die een goede luchtkwaliteit waarborgt indien de aanwezigepersonen de voornaamste bron van luchtverontreiniging zijn. Tijdens een kookprocesechter is het wenselijk het afvoerdebiet in de keuken aanzienlijk te verhogen. De in denorm beschreven toevoer- en doorstroomopeningen kunnen in dit geval onvoldoendezijn, indien een dampkap wordt gebruikt.

5.4.2LUCHTDICHTHEID VAN DE VERTREKKEN

Niet alleen de luchtdichtheid van het gebouw, ook de luchtdichtheid van de kamers is vanbelang. Het is mogelijk dat een dampkap slecht zal funktioneren in een zeer luchtopengebouw omwille van een goede luchtdichtheid van de keuken.

Het volstaat niet om regelbare toevoeropeningen in de omhulling van het gebouw tevoorzien. De lucht moet eveneens de dampkap kunnen bereiken. Hiervoor zijn doorstroom-openingen noodzakelijk. De norm NBN D 50-001 vereist een doorstroomopening naar dekeuken, die een debiet van 50 m3/h levert bij een drukverschil van 2 Pa, d.i. een effektieveopening van 140 cm2. Indien gebruik wordt gemaakt van een krachtige dampkap (b.v.boven een kookeiland) zijn deze doorstroomopeningen niet voldoende.

5.4.3OPEN VERBRANDINGSTOESTELLEN

Wanneer de luchttoevoer in de keuken niet voldoende is, ontstaat er in de woning eenbelangrijke onderdruk ten gevolge van de werking van de dampkap. Dit kan uiterstgevaarlijk zijn indien er open verbrandingstoestellen aanwezig zijn.

Een open verbrandingstoestel (b.v. badverwarmer, open haard, ...) onttrekt zijn verbran-dingslucht rechtstreeks aan de ruimte waarin het opgesteld is; de verbrandingsproduktenworden dan naar buiten afgevoerd. Omwille van de onderdruk, opgewekt door het inwerking stellen van de dampkap, kan het gebeuren dat het afvoerkanaal van het openverbrandingstoestel fungeert als een aanvullende luchttoevoeropening. Hierdoor zullende verbrandingsgassen in de woning terechtkomen. Het behoeft geen verdere uitleg datdit vermeden moet worden.

In aanwezigheid van open verbrandingstoestellen moet een aantal voorzorgsmaatregelengenomen worden, om terugstroming in de afvoerkanalen van de verbrandingsgassen te

Page 32: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

31 TV 187 – maart 1993

vermijden. Bij het installeren van een dampkap moet ervoor gezorgd worden dat deonderdruk in de kamer of de ruimte de goede werking van het verbrandingstoestel niet,zelfs niet tijdelijk, kan storen.

De in acht te nemen regels voor het plaatsen van verbrandingstoestellen met aardgas zijnbeschreven in de norm NBN D 51-003 [3]. Ze kunnen als volgt samengevat worden :◆ om te vermijden dat een te hoge onderdruk in de ruimten ontstaat door de werking van

de dampkap moeten de nodige toevoeropeningen in deze ruimten voorzien worden.Deze toevoeropeningen moeten verse lucht aanvoeren. Om terugstroming in het afvoer-kanaal van het verbrandingstoestel te vermijden, moet de effektieve doorstroomsektiegroot genoeg zijn en moet het rooster steeds open blijven indien de dampkap werkt.Om dit te garanderen, moet in de praktijk een niet-afsluitbaar toevoerrooster gebruiktworden. Indien dit rooster zich in een leefruimte bevindt, zal dit onvermijdelijk tocht-problemen met zich meebrengen

◆ wanneer het om technische of praktische redenen onmogelijk is een voldoende grootluchttoevoerrooster te voorzien in de ruimte waar het open verbrandingstoestel staat,dienen er andere maatregelen getroffen te worden om ervoor te zorgen dat de ver-brandingsgassen niet in de woning worden gezogen, met name :✲ de open verbrandingstoestellen in een ruimte plaatsen die voldoende luchtdicht

afgeschermd is van de rest van de woning en die zelf over een voldoende, speci-fieke luchttoevoer beschikt

✲ gesloten verbrandingstoestellen verkiezen boven open verbrandingstoestellen. Bijgesloten toestellen is de verbrandingsomloop (luchttoevoer, verbranding zelf enafvoer der verbrandingsprodukten) volledig afgesloten van de kamer waarin zijzich bevinden. Er is geen enkele interactie mogelijk tussen het binnenklimaat en deverbrandingsprodukten. Dit geeft steeds de garantie dat er geen verbrandingsgassenin de woning komen

✲ ervoor zorgen dat de dampkap en het verbrandingstoestel niet op hetzelfde momentkunnen werken. Dit kan op verscheidene manieren verwezenlijkt worden :– door het plaatsen van een gastoestel dat voorzien is van een beveiliging tegen het

terugstromen van verbrandingsprodukten (geïdentificeerd met een bijkomendeindex “BS”, b.v. toestel type B

11BS volgens de norm NBN D 51-003, addendum 4)

– door gebruik van een elektrische vergrendeling die het tegelijk funktioneren vanbeide toestellen onmogelijk maakt. Dit systeem kan enkel gebruikt worden bijverbrandingstoestellen met een elektrisch circuit dat gebruikt kan worden om deverbranding te kontroleren (b.v. termostaat). Het is echter niet zo evident eenverbrandingstoestel in de badkamer te sturen afhankelijk van de werking van dedampkap in de keuken.

Het gebruik van gesloten verbrandingstoestellen geniet duidelijk de voorkeur in vol-gende omstandigheden :◆ indien het verbrandingstoestel in de keuken is◆ indien het verbrandingstoestel in een aparte ruimte staat en indien het mogelijk is

een luchtverplaatsing tot stand te brengen tussen deze ruimte en de keuken. Dezeluchtverplaatsing kan gebeuren door openstaande deuren, roosters, ...

Volgende richtlijnen kunnen gevolgd worden om problemen m.b.t. ontwikkelde onder-drukken in de keuken te vermijden :◆ wanneer open verbrandingstoestellen aanwezig zijn, moet ervoor gezorgd worden dat

Page 33: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

32 TV 187 – maart 1993

de onderdruk in de woning niet groter wordt dan 5 Pa◆ indien geen open verbrandingstoestellen aanwezig zijn, kan men een onderdruk van

10 Pa aanvaarden.

5.4.4AANVULLENDE LUCHTTOEVOER

Zoals besproken in § 5.4.3 wordt bij gebruik van open verbrandingstoestellen een dege-lijke studie over de nodige luchttoevoer vereist. Indien deze toestellen niet aanwezig zijnen er ventilatievoorzieningen overeenkomstig de norm NBN D 50-001 in de woningaangebracht zijn, zullen er bij geopende ventilatievoorzieningen geen problemen optre-den indien de dampkap minder dan 250 m3/h lucht afzuigt.

Indien echter een groter debiet afgezogen wordt, kunnen problemen ontstaan. In hetbijzonder wordt gedacht aan de kombinatie van dampkappen met grote debieten (b.v.dampkappen boven kookeilanden) en woongelegenheden met een goede luchtdichtheid(vooral appartementen). In deze situaties moet er supplementaire lucht toegevoerd wor-den. Zo niet kunnen grote onderdrukken ontstaan, met als mogelijke gevolgen terug-stroming, hinderlijke tochtverschijnselen via spleten en kieren, moeilijk te openen deu-ren, ...

Indien mogelijk, wordt de supplementaire luchttoevoer best rechtstreeks in de keukenvoorzien. Deze luchttoevoer kan op een mechanische (d.m.v. een ventilator) of vrije(d.m.v. toevoeropeningen) manier gebeuren.

Als vuistregel kan gesteld worden dat :◆ indien geen open verbrandingstoestellen aanwezig zijn in de keuken of in een ruimte

in verbinding met de keuken, er per 100 m3/h nuttig luchtdebiet een toevoeropeningvoorzien moet worden met een effektieve opening van 100 cm2. Bij toevoeropeningendie gekarakteriseerd worden overeenkomstig de norm NBN D 50-001, komt de eis van100 cm2 overeen met een debiet van 36 m3/h bij 2 Pa

◆ indien open verbrandingstoestellen aanwezig zijn, moeten de ontwikkelde onderdruk-ken beperkt worden tot maximaal 5 Pa. Dit betekent dat per 100 m3/h nuttig luchtde-biet een toevoeropening voorzien moet worden met een effektieve opening van 160 cm2.Bij toevoeropeningen die gekarakteriseerd worden overeenkomstig de norm NBN D50-001 betekent de eis van 160 cm2 een debiet van 60 m3/h bij 2 Pa.

Tabel 4 Toevoeropeningen afhankelijk van het soort verbrandingstoestel.

Soort Toelaatbare onderdruk Toevoeropeningen Debiet door de openingverbrandingstoestel per 100 m3/h bij 2 Pa

af te zuigen debiet[Pa] [cm2] [m3/h]

open 5 160 60gesloten of geen 10 100 36

Openingen in de gevel moeten regelbaar zijn opdat ze gesloten kunnen worden indien dedampkap niet gebruikt wordt. Hier is een belangrijke taak weggelegd voor de architekt,de fabrikant en de installateur om de gebruiker te informeren over het korrekt gebruik vanzijn woning.

Page 34: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

33 TV 187 – maart 1993

Vermits deze opening buitenlucht zal toevoeren, is een oordeelkundige plaatsing belang-rijk om tochtproblemen te vermijden. Daarom moet getracht worden de opening(en) zo teplaatsen dat de toegevoerde lucht zich zo snel mogelijk mengt met de warme lucht van deverwarmingslichamen (opletten voor bevriezing bij radiatoren). Het is aan te bevelen detoevoeropeningen te voorzien op een hoogte van minstens 1,80 m indien snelle mengingmet warme lucht onmogelijk is.

Een veel voorkomende klacht van gebruikers betreftlawaaihinder. De belangrijkste geluidsbronnen van eendampkap zijn :

AKOESTISCHGEDRAG

5.5◆ de ventilator◆ de luchtstroom.

Het lawaai, geproduceerd door de ventilator, kan sterk verminderd worden door eengoede akoestische omkasting of door de dampkap en de ventilator te ontkoppelen, d.w.z.de ventilator plaatsen op een bepaalde afstand van de dampkap. Een goede keuze van deventilator en de situering ervan is dus ook om akoestische redenen interessant.

De geluiden, geproduceerd door de luchtstroom, kunnen sterk verminderd worden doorhet gebruik van leidingen met een aangepaste diameter (grote diameters geven kleinereluchtsnelheden en minder lawaai) alsook door een goede materiaalkeuze en een korrekteinstallatie (geen overbodige bochten). Kanalen met een gladde binnenwand producerenminder geluid dan andere.

Bij te hoge geluidsniveaus zal de gebruiker de dampkap slechts sporadisch gebruiken.Ook nalooptijden na het kookproces zullen dan veelal vermeden worden. Deze nalooptijdis echter belangrijk om vocht en geuren uit de ruimte te verwijderen (zie § 5.11).

Bij geluidsarme dampkappen is een verklikkerlichtje aangewezen om aan te duiden datde afzuiginstallatie in werking is. Een tijdklok die de dampkap na een bepaalde tijdautomatisch uitschakelt, kan te lange werkingstijden vermijden.

AFVOER-LEIDINGEN

5.6 Buiten het dimensioneren van de diameter van afvoer-leidingen (§ 5.3) verdienen nog andere aspekten van deafvoerleiding de aandacht. De brandveiligheid wordt in

§ 5.8 besproken. Als vuistregel kan gesteld worden dat het gebruik van leidingen uitbrandbare materialen af te raden is.

Ook het aspekt kondensatie is niet te verwaarlozen. Een dampkap zuigt tijdens het kook-proces warme dampen af, die veel vocht bevatten. Indien de leidingen door een niet-verwarmde ruimte lopen (b.v. zolderruimte) is de kans op kondensatie in de leidingengroot. Dit kan vermeden worden door de leidingen terdege te isoleren.

De kans op kondensatie heeft gevolgen voor de keuze van het materiaal van de leidingen.Het is aangewezen enkel korrosiebestendige leidingen te gebruiken.

Page 35: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

34 TV 187 – maart 1993

Kookdampen kunnen afgevoerd worden langs speciaal ontworpen leidingen of langs eenreeds aanwezig afvoerkanaal (b.v. een bestaande schouwpijp). De afvoer van een damp-kap mag niet in een schouwpijp uitmonden indien deze dienst doet als afvoerkanaal voorde rookgassen van een verbrandingstoestel. Indien de schouwpijp niet meer gebruiktwordt (zelfs niet toevallig) voor de afvoer van rookgassen of voor andere ventilatie-doeleinden kan deze gebruikt worden als afvoerkanaal voor de dampkap. Wel dientterdege rekening gehouden te worden met het kondensatierisico in deze – meestal uitmetselwerk bestaande – kanalen. Door oppervlaktekondensatie kunnen vochtproblemenontstaan in aanpalende ruimten. Het verdient duidelijk de voorkeur om de schouwpijp tegebruiken als kanaal om er de afvoerleiding in te brengen. Deze afvoerleiding kan dantermisch geïsoleerd worden (zie § 3.3.1.3).

Afvoerkanalen mogen niet in kelders of zolders uitmonden.

Indien kollektieve afvoerkanalen gebruikt worden (b.v. bij appartementen) moeten be-paalde regels in acht genomen worden. Er dient een onderscheid gemaakt te wordentussen natuurlijke en mechanische afzuigsystemen :◆ natuurlijk afvoer : het is verboden een dampkap aan te sluiten op dit hoofdkanaal◆ mechanische afvoer :

✲ indien de ventilator zich bovenaan het kollektief afvoerkanaal bevindt en er geensecundaire kanalen, gedreven door een eigen ventilator, worden aangesloten, zijn ergeen problemen van terugstroming te verwachten

✲ indien op een hoofdkanaal kanalen worden aangesloten met een eigen ventilator(b.v. dampkap met ingebouwde ventilator) moeten de nodige voorzorgen wordengetroffen om terugstroming in de secundaire afvoerkanalen te voorkomen, b.v. doorterugslagkleppen of dergelijke te gebruiken.

KONTROLE VANDE DEBIETEN

5.7 Luchtverplaatsing komt tot stand door drukver-schillen. Een ventilator kan beschouwd worden alseen toestel dat een dergelijk drukverschil opbouwt.

Principieel zijn er twee metoden om het afzuigdebiet van een dampkap te regelen :◆ verandering van de karakteristiek druk/debiet van de ventilator; dit betekent in de

praktijk een verandering van de snelheid van de ventilator (zie § 5.3.1.3)◆ verandering van de effektieve doorstroomopening van de dampkap; door een grote

opening zal een groter luchtdebiet stromen dan door een kleine opening, indien de-zelfde ventilator gebruikt wordt. Dit kan vergeleken worden met het waterdebiet datuit een dunne en een dikke tuinslang vloeit wanneer die op een waterkraan aangeslotenis. Hoe groter de ondervonden weerstand, des te kleiner het debiet.

Er zijn verschillende systemen in de handel om de snelheid van de ventilator te regelen :◆ een stapsgewijze regeling waarbij op de dampkap een bedieningsknop is voorzien

waardoor de ventilator op bepaalde snelheden kan ingesteld worden. Hierbij kan ge-dacht worden aan een dampkap met b.v. 3 standen

◆ een kontinue regeling waardoor de ventilator kan ingesteld worden op elke snelheidgelegen tussen het minimale en het maximale toerental

◆ een kombinatie van beide voornoemde.

Page 36: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

35 TV 187 – maart 1993

Opmerking : een verandering van de effektieve doorstroomopening om het afvoerdebiette regelen, kan gemakkelijk geïntegreerd worden in de woningventilatie volgens hetprincipe C en/of D, zoals bepaald in de norm NBN D 50-001 [2]. Een gemeenschappe-lijke ventilator wordt gebruikt om vochtige lucht uit verschillende ruimten af te zuigen.Door de effektieve doorstroomopening van de dampkap te vergroten, kunnen hogeredebieten in de keuken tijdens het kookproces verkregen worden.

BRANDVEILIGHEID5.8 De brandveiligheid van een dampkap omvat ver-scheidene aspekten. Een eerste aspekt is de elek-

trische installatie. Is deze genoeg beveiligd tegen kortsluitingen, wordt de installatie niette warm.

Een tweede aspekt is de mogelijkheid tot uitbreiding van de brand. Zeer belangrijk is dekeuze van het materiaal van de leidingen. De brand kan zich verspreiden doorheen hetgebouw indien de leidingen brand vatten. Het gebruik van niet-brandbare leidingen (klasseMø in Frankrijk, klasse A2 volgens de Duitse norm DIN 4102) geniet duidelijk devoorkeur. Metalen leidingen en aluminiumlaminaatleidingen komen hiervoor in aanmer-king.

Het risico op brand neemt toe indien de installatie slecht onderhouden is. Indien de filtersniet regelmatig gereinigd worden, zal hun efficiëntie dalen. De vetten zullen zich dantegen de wanden van de leidingen, de ventilator, ... afzetten. Dit kan de verspreiding vande brand enkel bevorderen. Eveneens is het zo dat vervangfilters meestal brandonveiligerzijn dan metalen filters.

In appartementsgebouwen waar kollektieve leidingen gebruikt worden of in gebouwenwaar individuele leidingen een vrij lang trajekt hebben, zijn ingebouwde brandkleppen inde leidingen geen overbodige luxe. Deze kleppen hebben tot doel in geval van brand deleidingen hermetisch af te sluiten om de verspreiding van de brand langs de leidingentegen te gaan. Het is aangewezen de brandklep in de leiding te plaatsen in de nabijheidvan de dampkap.

De meeste dampkapbranden vinden hun oorsprong in de (verzadigde) vetfilter. De oor-zaak is meestal een oververhitting onder de dampkap. Het laten branden van gasbekkenwanneer de kookpot verwijderd is, is dus te vermijden. Flamberen onder een dampkapalsook een frietketel zonder termostaat gebruiken, zijn eveneens onverantwoord.

VERLICHTING5.9 Een goede verlichting van de kookplaat maakthet koken aangenamer. De dampkap is een goed

hulpmiddel om deze verlichting aan te brengen. Alhoewel de verlichting niet het hoofd-doel van een dampkap is, kan dit een niet te verwaarlozen criterium zijn bij de keuzeervan.

Page 37: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

36 TV 187 – maart 1993

ONDERHOUD

Zie § 3.2.3.

5.10

GEBRUIK VANEEN DAMPKAP

5.11 Het aanwezig-zijn van een dampkap is niet vol-doende om geurhinder en vochtproblemen tevermijden. Het apparaat moet ook op een kor-

rekte manier gebruikt worden. Dit wil zeggen dat de dampkap ingeschakeld moet wordenwanneer men kookt.

Een belangrijk aspekt is de nalooptijd van de dampkap. Vermits het apparaat niet alledampen tijdens het koken kan afvoeren, is er een bepaalde bezoedeling van de keuken-lucht. Om deze af te voeren, moet men na het koken de dampkap nog even laten draaien.Teoretisch kan berekend worden dat om 95 % van de aanwezige luchtbezoedeling teverwijderen men drie maal de lucht in de keuken moet verversen. De nalooptijd kanuitgedrukt worden door volgende formule :

T = 3VQ

(2)

met T = nodige nalooptijd [h]V = volume van de keuken [m3]Q = afgezogen debiet [m3/h].

Een goede vuistregel in de praktijk is de dampkap na het koken gedurende 20 à 30minuten te laten draaien.

VOORBEELD

In een keuken van 4 x 4 m, h = 2,5 m, d.w.z. V = 40 m3, wordt een dampkap geïnstalleerd,die een debiet van 300 m3/h afzuigt. De nodige nalooptijd die ervoor moet zorgen dat95 % van de luchtbezoedeling wordt verwijderd, wordt als volgt berekend :

T = 3VQ

= 3x 40300

= 0,4 h

De nodige nalooptijd is dus 0,4 uur of 24 minuten.

Page 38: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

37 TV 187 – maart 1993

6 METODEN OMDE AFVOERLEIDINGENTE DIMENSIONEREN

INLEIDING6.1 In § 5.3 is uiteengezet hoe luchtverplaatsingen tot standkomen. Het optredend afvoerdebiet hangt af van twee be-

langrijke parameters, nl. de drijvende krachten en de remmende krachten. Het berekenenvan de karakteristieken van leidingen is een courant probleem bij het ontwerpen van eenmechanische verluchtings- of verwarmingsinstallatie.

Aangezien :– de klassieke rekenmetoden meestal omslachtig zijn– de problematiek in het geval van een dampkap in essentie tamelijk eenvoudig is (keuze

van een diameter voor het afvoerkanaal)– er in de meeste gevallen slechts één dampkap op het leidingkanaal wordt aangesloten,worden in dit hoofdstuk drie vereenvoudigde metoden besproken voor het bepalen van deafmetingen van de afvoerleidingen van een dampkap :◆ metode 1 : vereenvoudigde bepaling van de verliezen van de leidingen◆ metode 2 : bepaling van de equivalente lengte◆ metode 3 : eenvoudige regel ter bepaling van de diameter van de leidingen.

De drie metoden hebben hetzelfde doel, nl. het berekenen van de geschikte diameter voorhet leidingnet, aangesloten op een bepaalde ventilator. De eerste metode is de meestnauwkeurige, de laatste de minst nauwkeurige. De moeilijkheidsgraad van de drie meto-den is echter ook verschillend, evenals de nodige basisgegevens.

Deze metoden zijn slechts toepasbaar in-dien er geen parallelle leidingen voorko-men, d.w.z. dat er slechts één leiding aan-gesloten is op de ventilator en er geenvertakkingen van deze leiding aanwezigzijn. De metoden zijn bruikbaar voor damp-kappen zowel met ingebouwde ventilatorals met ventilator op afstand. Afbeelding 32illustreert een dergelijke installatie. Tabel 5geeft een overzicht van de verschillen tus-sen de drie metoden.

Afb. 32 Dampkapinstallatie.

ventilator

leiding

Page 39: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

38 TV 187 – maart 1993

Tabel 5 Overzicht van de verschillende metoden om afvoerleidingen te dimensioneren.

METODE VEREISTE BASISGEGEVENS BEREKENING? RESULTAAT

1 Ventilatorkarakteristieken Ja Drukval over de ventilatorVorm en afmetingen van de leidingen Optredend debiet voor verschillende

standen van de dampkap(optie: luchtdichtheid van kamer en (onderdruk in kamer + woning)woning)

2 Nominaal debiet van de ventilator Ja Leidingen al dan niet aanvaardbaarVorm en afmetingen van de leidingen

3 Gewenst debiet Neen Keuze van de leidingdiameterEnige informatie over de leidingen(alleen korte leidingen)

6.2 METODE 1 : VEREENVOU-DIGDE BEPALING VANLEIDINGVERLIEZEN

zieningen anderzijds. Indien deze karakteristieken gekend zijn, is het mogelijk hetwerkingspunt (d.i. het afvoerdebiet) te bepalen. Afbeelding 29 (§ 5.3) illustreert eveneensdat het belangrijk is de leidingen korrekt te dimensioneren om de ventilator zo efficiëntmogelijk te gebruiken.

6.2.1BASISPRINCIPE VAN DE METODE

De stromingskarakteristieken van een leiding kunnen benaderd worden aan de hand vanvergelijking (1) (zie § 5.3.1.2):

Q = C . ∆PN (1).

Dit betekent dat indien het debiet door een leiding bij een bepaald drukverschil gekend is,de totale curve “drukverschil-debiet” voor die leiding ook gekend is. Deze eigenschapkan aangewend worden om een eenvoudige metode te ontwikkelen voor het dimensione-ren van afvoerleidingen.

Dit impliceert eveneens dat verschillende leidingen, die bij b.v. 100 m3/h hetzelfdewrijvingsverlies leveren, door één curve kunnen gekenmerkt worden.

Gebruikmakend van bovenstaande formule is het dus mogelijk een nomogram tekonstrueren, dat een aantal curven met een bepaalde wrijvingsweerstand weergeeft. Ditwordt geïllustreerd in afbeeldingen 33 en 34, waarbij afbeelding 34 (0 → 300 m3/h) eenvergroting is van een deel van afbeelding 33 (0 → 1000 m3/h). Zowel in de nomogram-men als in volgende metoden wordt verondersteld dat de N-waarde uit vergelijking (1)gelijk is aan 0,5, m.a.w. het afvoerdebiet is evenredig met de vierkantswortel van hetdrukverschil.

Zoals in § 5.3 is aangehaald, wordt hetafvoerdebiet bepaald door de stromings-karakteristieken van de ventilator ener-zijds en van de toevoer- en afvoervoor-

Page 40: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

39 TV 187 – maart 1993

Dru

kver

schi

l [Pa

] 300

250

200

150

100

50

0

Doorgevoerd debiet Q [m3/h]0 200 400 600 800 1000

P2,5

P5P10P20P50P100

P1

300

250

200

150

100

50

0

Dru

kver

schi

l [Pa

]

0 50 100 150 200 250 300Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

P200

Afb. 33 Nomogram van de equivalente leidingen. Afb. 34 Nomogram van de equivalente leidingen(vergroting).

P400 P100 P50

P20

P10

P5

De curve met benaming P10

illustreert de relatie tussen het doorgevoerde debiet en hetopgebouwde drukverschil over de leiding voor alle mogelijke leidingen die bij eendoorvoerdebiet van 100 m3/h een drukverschil opbouwen van 10 Pa. Elke curve, genaamdP

X, karakteriseert een aantal leidingen (kanalen, bochten, filters, ...) die bij een debiet van

100 m3/h een drukverschil van X Pa veroorzaken.

Ventilator

P2,5

P5P10P20P50P100

0 200 400 600 800 1000Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

Afb. 35 Karakteristiek van een dampkap,uitgezet op het nomogram.

300

250

200

150

100

50

0

Dru

kver

schi

l [Pa

]

P1

Indien de stromingskarakteristieken ge-kend zijn voor de ventilator die op de lei-ding zal aangesloten worden, kan dezecurve eveneens op het nomogram uitgezetworden (afb. 35).

Aan de hand van de nomogrammen kanhet maximale wrijvingsverlies bepaaldworden, dat in de leiding mag optreden omde ventilator efficiënt te laten werken. Uitafbeelding 35 kan afgeleid worden dat deaangesloten leiding best voldoet aan P

5,

maximaal P10

. De keuze van deze eis is inzekere mate subjektief. Een goede richtlijn kan zijn dat de ventilator nog 75 % van zijnmaximale debiet moet kunnen leveren.

In hoofdstuk 7 wordt het effekt van een slechte dimensionering voor het voorbeeld vanafbeelding 35 geïllustreerd.

De metode voor het dimensioneren met behulp van bovenstaande nomogrammen bestaatuit volgende stappen :1. uitzetten van de stromingskarakteristieken van de ventilator op het nomogram2. bepalen van een minimaal te realizeren debiet (b.v. effektief debiet > 0,75 x maximaal

debiet)3. dimensioneren van de leiding overeenkomstig de minimale eis.

Page 41: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

40 TV 187 – maart 1993

6.2.2BEPALEN VAN DE PX-WAARDE VAN EEN LEIDING

Hierna wordt een metode beschreven om de PX-waarde van de leiding te bepalen, d.w.z.

de drukverliezen over de leiding berekenen indien een debiet van 100 m3/h erdoor stroomt.Er worden enkele praktische waarden voor de leidingverliezen van verschillende bestand-delen gegeven.

Tabel 6 geeft het drukverlies, opgebouwd over een aantal leidingelementen, indien er eendebiet van 100 m3/h doorheen deze elementen zou vloeien en dit afhankelijk van dediameter van de leiding. De drukverschillen zijn aangegeven per strekkende meter rechteleiding en per bocht, rekening houdend met de gevormde hoek.

Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen flexibele en niet-flexibele leidingen :

◆ niet-flexibele leidingen✲ voor gladde, ronde leidingen kunnen de waarden van tabel 6 gebruikt worden; deze

zijn binnendiameters, uitgedrukt in mm✲ voor gladde, rechthoekige leidingen kunnen de drukverlieswaarden van een ronde

buis gebruikt worden met hetzelfde drukverlies. Om dit verband te leggen, wordtgebruik gemaakt van de equivalente sektie van een rechthoekige leiding. Tabel 7geeft de equivalente ronde diameters voor verschillende rechthoekige leidingen.Alle afmetingen zijn uitgedrukt in mm. Voorbeeld : om de wrijvingsverliezen vaneen rechthoekige leiding van 175 mm bij 125 mm te bepalen bij een doorvoerdebietvan 100 m3/h, kunnen de waarden van tabel 6 voor een ronde leiding met eendiameter van 160 mm gebruikt worden

◆ flexibele leidingen : hiervoor moeten de waarden van tabel 6 vermenigvuldigd wordenmet een faktor 4 à 8. De grote spreiding van deze vermenigvuldigingsfaktor is teverklaren door het feit dat er voor flexibele leidingen zeer verschillende afwerkingenbestaan. Ook de uitvoering is belangrijk : ligt de leiding mooi gestrekt of niet ? Geziende grote invloed van de installatie van dergelijke leidingen is het aangeraden hetgebruik ervan te vermijden voor lange trajekten.

Tabel 6 Drukverliezen over de elementen van gladde, ronde leidingen bij een doorvoerdebiet van 100 m3/h.

DIAMETER SEKTIE RECHT STUK BOCHT (Cb,j)[mm] [cm2] [Pa/m]

(Ci) 90° 45° 30°[Pa] [Pa] [Pa]

ξ* = 0,4 ξ* = 0,2 ξ* = 0,15

100 80 1,9 3,2 1,6 1,21125 125 0,65 1,3 0,66 0,50160 200 0,18 0,49 0,25 0,19200 315 0,068 0,20 0,10 0,076250 490 0,023 0,083 0,041 0,031315 830 0,0079 0,033 0,016 0,012

* ξ is de lokale wrijvingskoëfficiënt.

Page 42: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

41 TV 187 – maart 1993

Tabel 7 Equivalente ronde diameters voor rechthoekige leidingen.

b [mm] a [mm]

100 125 150 175 200 250 300 350

100 110125 120 135150 130 150 165175 140 160 175 190200 150 170 185 205 220250 165 190 205 225 240 275300 180 205 225 245 260 295 325350 195 220 240 260 280 320 350 380

6.2.3BIJKOMENDE DRUKVERLIEZEN

Naast de drukverliezen te wijten aan de leidingen dient er nog rekening gehouden teworden met volgende mogelijke extra drukvallen :– onderdruk in de keuken of in de woning– drukverlies in de dampkap en in de filter– drukverlies t.g.v. de terugslagklep aan het einde van de leiding, ...

6.2.3.1 ONDERDRUK IN DE KEUKEN OF IN DE WONING

Indien de luchttoevoer conform is met de richtlijnen gegeven in § 5.4, zijn de drukvallenomwille van de luchttoevoer verwaarloosbaar. Volgende regels worden vooropgesteldm.b.t. ontwikkelde onderdrukken in de keuken :◆ wanneer open verbrandingstoestellen aanwezig zijn, mag de onderdruk in de woning

niet groter worden dan 5 Pa◆ indien er geen open verbrandingstoestellen zijn, kan men een onderdruk van 10 Pa

aanvaarden.

Tabel 8 kan gebruikt worden om de druk-verliezen van de luchttoevoer (d.i. de on-derdruk in de keuken) mee te rekenen bijhet dimensioneren van de afvoerleiding.Om conform te zijn met de hierboven be-schreven metode geeft tabel 8 de druk-verliezen over de toevoeropeningen bij eendoorvoerdebiet van 100 m3/h. Ter infor-matie is eveneens de drukval weergegevenbij een doorstroomdebiet van 400 m3/h.

De vermelde sekties voor de luchttoevoer-openingen zijn deze van de in de keukenaanwezige openingen. Doorstroomopenin-gen in binnendeuren en binnenmuren kun-nen meegerekend worden als luchttoevoer-

Tabel 8 Drukval (sterk vereenvoudigd) over toevoer-openingen (onderdruk in de keuken of in de woning).

Sektie van de Drukval Drukvalopeningen bij 100 m3/h bij 400 m3/h

[cm2] [Pa] [Pa]

10 1200 2000050 49 790

100 12 200125 7,9 130150 5,5 88200 3,1 50250 2,0 32300 1,4 22350 1,0 16400 0,77 12500 0,49 7,9600 0,34 5,5700 0,25 4,0

Page 43: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

42 TV 187 – maart 1993

openingen indien de sektie van de luchttoevoeropeningen in de buitenwanden van deaangrenzende ruimte beduidend groter is dan de sektie van de doorstroomopening.

Uit tabel 8 kan eveneens afgeleid worden dat bij hoge debieten de onderdruk in de keukengroot wordt en dat het gebruik van open verbrandingstoestellen dikwijls problematischwordt (drukval maximaal 5 Pa).

6.2.3.2 DRUKVERLIES IN DAMPKAP EN FILTER

In een aantal gevallen moet de weerstand van de dampkap en de filter niet meegerekendworden, omdat deze reeds opgenomen zijn in de stromingskarakteristieken van de venti-lator. Bij dampkappen met ingebouwde ventilator is de weerstand van de dampkap reedsgeïntegreerd in de stromingskarakteristiek en is als dusdanig niet mee te rekenen bij hetdimensioneren van de leiding. Bij deze dampkappen is het eveneens mogelijk dat de filterreeds aanwezig was bij het meten van de stromingskarakteristieken van de ventilator.

Indien echter enkel de karakteristieken van de ventilator gegeven zijn (b.v. bij een motor-loze dampkap) moeten de drukverliezen over de filter en de dampkap meegerekendworden.

6.2.3.3 DRUKVERLIES T.G.V. TERUGSLAGKLEPPEN, ...

Meestal wordt aan de uitmonding van de leiding een terugslagklep voorzien. Deze brengteveneens een bepaalde weerstand teweeg. Er moet steeds voor gezorgd worden dat denetto doorstroomopening in open toestand groter is dan of gelijk is aan de doorstroomsektievan de leiding waarop deze is aangesloten.

6.2.4BEPALEN VAN DE PX-WAARDE VAN DE DAMPKAP

Indien alle drukverliezen, nl. het drukverlies van de afvoerleiding (§ 6.2.2), de onderdrukin de keuken (§ 6.2.3.1), het drukverlies in de dampkap en de filter (§ 6.2.3.2) en hetdrukverlies t.g.v. terugslagkleppen e.d. (§ 6.2.3.3), in rekening worden gebracht, bekomtmen het totale drukverlies van de dampkap. Uitgedrukt in een formule wordt dit :

PX = i1

nli .Ci + j

i

mCb, j∑∑ +Po+ k

1

pPa∑

met PX

: drukval over de leiding bij een doorvoerdebiet van 100 m3/hli

: aantal meters rechte leiding van type iC

i: drukval over 1 meter rechte leiding van type i bij een doorvoerdebiet van

100 m3/hC

b,j: drukval over bocht j bij een doorvoerdebiet van 100 m3/h

Po

: onderdruk in de keukenP

a: mogelijke drukval over filter, dampkap, terugslagklep, ...

Page 44: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

43 TV 187 – maart 1993

6.2.5DIMENSIONEREN VAN DE DAMPKAP

Door de PX-waarde van de dampkap te kombineren met de karakteristieken van de ven-

tilator bekomt men het werkingspunt van de dampkap.

Indien dit werkingspunt niet resulteert in een afvoerdebiet dat minstens ca. 75 % bedraagtvan het maximale debiet van de ventilator, wijst dit op een te hoge P

X-waarde. Het

betreffende leidingnet moet dan aangepast worden (grotere diameter, korter trajekt, min-der bochten, minder flexibele leidingen, ...).

Een praktisch voorbeeld vindt men in hoofdstuk 7.

6.3 METODE 2 : BEPALENVAN DE EQUIVALENTELENGTE

Een tweede metode die kan aangewendworden voor het dimensioneren van deafvoerleidingen van een dampkap is demetode van de equivalente lengte. De ge-

dachte achter de metode is de volgende :◆ er wordt uitgegaan van een maximaal toelaatbaar drukverschil over de ventilator (dit

is een vereenvoudigde benadering van de karakteristiek van de ventilator), nl. 75 Pa◆ elk bestanddeel wordt voorgesteld door een equivalent aantal strekkende meters lei-

ding; b.v. een bocht van 90° is qua leidingverlies equivalent met 3 m rechte gladdeleiding. Als dusdanig kan men voor iedere willekeurige leiding het equivalent rechteleiding bepalen.

Tabel 9 Maximaal aantal meter rechte ronde leidingaan te sluiten op een dampkap, afhankelijk van hetgewenste debiet en de leidingdiameter.

Debiet Diameter[m3/h] [mm]

100 125 160 200 250 315

100 40 115 420 1100 3260 9500250 6,5 18 67 176 522 1520400 2,5 7 26 69 204 594500 1,6 4,6 16,8 44 130 380750 0,7 2,0 7,5 19,6 58,0 170

1000 0,4 1,2 4,2 11 33 95

Tabel 9 geeft het maximaal aantal strek-kende meters gladde en rechte leiding weer,dat op een dampkap mag aangesloten wor-den, rekening houdend met een toelaatbaardrukverlies van 75 Pa en met het gewenstedebiet.

Om een afvoerleiding te dimensioneren,moet aldus de equivalente rechte leiding-lengte berekend en vergeleken worden metde waarden uit tabel 9. Indien de berekendewaarde kleiner is dan de waarde uit de ta-bel mag men onderstellen dat men eenaanvaardbare oplossing heeft.

De debieten vermeld in tabel 9 zijn te realiseren waarden. Om dit debiet te bereiken, moeteen ventilator gekozen worden die bij nullast een hoger afzuigdebiet heeft. Een vuistregelis te onderstellen dat het nuttig debiet gelijk is aan 75 % van het nominaal debiet bijnullast. Het te realiseren debiet dient men dan te vermenigvuldigen met een faktor 1,33.Zo bij voorbeeld, om een debiet van 400 m3/h af te zuigen, moet een ventilator met eenafzuigdebiet 530 m3/h bij nullast worden geïnstalleerd.

Tabel 10 geeft enkele richtwaarden voor het bepalen van de equivalente lengte van enkelebestanddelen.

Page 45: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

44 TV 187 – maart 1993

BESTANDDEEL EQUIVALENTE LENGTE[m]

Bocht 90° ...3...Bocht 45° ...1,5...Bocht 30° ...1...Terugslagklep ...5 à 10...Filter ...5...Flexibele leiding ronde leiding x 4 à 8

6.4 METODE 3 : EENVOUDIGEREGEL TER BEPALING VAN DELEIDINGDIAMETER

Deze metode is de meest eenvoudige.Hierbij moet echter aan een minimumaantal voorwaarden voldaan worden,namelijk :

◆ hypotese 1 :✲ er is maximaal 1 meter flexibele leiding met een nuttige diameter gelijk aan de

diameter vermeld in tabel 10. Deze flexibele leiding is behoorlijk geplaatst, zodatzij zo weinig mogelijk vervormd wordt (equivalent 6 meter leiding)

✲ de totale lengte van de niet-flexibele leidingen is niet groter dan 6 meter✲ er zijn maximaal 2 bochten (equivalent 3 meter leiding per bocht)✲ indien er een terugslagklep is aangebracht, heeft deze een nuttige doorlaat die

minstens gelijk is aan de netto sektie van de leiding (equivalent 10 meter leiding)

◆ hypotese 2 :✲ er is geen flexibele leiding✲ de totale lengte van de leidingen is niet groter dan 3 meter✲ er is maximaal 1 bocht (equivalent 3 meter leiding)✲ indien er een terugslagklep is aangebracht, heeft deze een nuttige doorlaat die

minstens gelijk is aan de netto sektie van de leiding (equivalent 10 meter leiding).

Tabel 11 geeft de nodige netto diameters van de leidingen en het nodige afzuigdebiet bijnullast, afhankelijk van de gewenste nuttige afzuigdebieten.

Tabel 11 Nuttige en nominale debieten afhankelijk van de netto diameter van de leiding.

DIAMETER HYPOTESE 1 HYPOTESE 2[mm]

Nuttig debiet Nominaal debiet Nuttig debiet Nominaal debietbij nullast bij nullast

[m3/h] [m3/h] [m3/h] [m3/h]

100 110 150 160 210125 200 275 270 360160 370 500 500 700200 600 800 800 1100250 1000 1300 1400 1900

Tabel 10 Equivalente lengte van enkele bestanddelen bijleidingen.

Een uitgewerkt voorbeeld vindt men in § 7.2.

Page 46: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

45 TV 187 – maart 1993

7 VOORBEELD

Dit hoofdstuk heeft tot doel de lezer een beter inzicht te geven in de problematiek vantoevoer en afvoer van de ventilatielucht. Hierbij zal duidelijk worden dat het installerenvan een probleemloze dampkap soms bijkomende, eventueel vrij dure en tijdrovendeingrepen vereist. Een meer matematische benadering is terug te vinden in Bijlage 1.

7.1 EEN KEUKEN ZONDERDAMPKAP

De familie X heeft een bestaande woning ge-kocht. In de (vrij grote) keuken, die een openverbinding naar de zithoek heeft, is geen damp-

kap aanwezig. Reeds na korte tijd klaagt mevrouw X erover dat er bij het koken een reeksproblemen ontstaan : wanden en plafond worden vettig, ongewenste kookgeuren dringendoor in de ganse woning, vooral bij lage buitentemperaturen ontstaat kondensatie op hetvensterglas.

Om deze problemen te verhelpen, zet mevrouw X een raam en de buitendeur open terwijlze kookt. Vlug blijkt dat het openen van ramen of deuren zowel uit energetisch oogpuntals om komfortredenen niet de aangewezen oplossing is en er wordt beslist een dampkapte plaatsen.

Wanneer de familie X de dampkap koopt, is het voor haar duidelijk dat het apparaat eengroot afzuigdebiet moet hebben om eens en voor goed verlost te zijn van die vervelendeproblemen zoals geuren, kondensatie, e.d.

Het aanbod van dampkappen is erg groot. Er wordt een dampkap van ‘550 m3/h’ gekozen.Mijnheer X beslist het toestel zelf te plaatsen. Zo gezegd, zo gedaan ...

7.2 EEN NIEUWE DAMPKAPMET EEN VRIJ GROOTDEBIET

De ontgoocheling van de familie X is echtergroot wanneer na een tijd blijkt dat de nieuwedampkap niet volledig voldoet aan de verwach-tingen :

◆ de dampkap blijkt niet zo goed af te zuigen als werd gehoopt◆ geurproblemen treden nog steeds op◆ de kondensatie is wel duidelijk verminderd maar niet volledig verdwenen◆ de nieuwe dampkap produceert veel lawaai.

Zowel de onvoldoende afzuigprestaties als de lawaaihinder blijken eenzelfde oorzaak tehebben : mijnheer X heeft de dampkap via een flexibele leiding (diameter 100 mm, lengte9 m) aangesloten naar buiten. De leiding maakt een viertal bochten van 90°. Om debuitenafvoer te realiseren, heeft hij in de buitenmuur een opening van een halve gevel-steen (ongeveer 5 cm x 10 cm) gemaakt met hierop een terugslagrooster.

Page 47: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

46 TV 187 – maart 1993

Zoals men intuïtief kan aanvoelen, is de weerstand van een dergelijk systeem veel tegroot. Dit blijkt duidelijk wanneer men de installatie toetst met de richtlijnen beschrevenin hoofdstuk 6.

7.2.1TOEPASSEN VAN METODE 1 : LEIDINGVERLIEZEN (§ 6.2)

De curve, genoemd ventilator, op afbeelding 35 (p. 39) toont de karakteristiek druk/debietvan de geïnstalleerde dampkap. Aan de hand van het nomogram kan men besluiten dat dedampkap best wordt aangesloten op een leiding met een drukverlies lager dan 5 à 10 Pabij 100 m3/h afvoerdebiet (dus P

5 à P

10). Dit zou inderdaad resulteren in een nuttig debiet

van minstens ca. 75 % van het nominaal debiet (ca. 400 m3/h).

In tabel 12 worden de drukverliezen bij 100 m3/h volgens de gegevens van tabel 6berekend. Overeenkomstig tabel 12 bekomt men een P

169-karakteristiek. Het is duidelijk

dat de leiding niet voldoet. Indien het werkingspunt bepaald wordt, blijkt dat het afge-voerde debiet 140 m3/h bedraagt, d.w.z. slechts 25 % van het nominale debiet (550 m3/h).

Tabel 12 Geschat drukverlies voor een afzuigdebiet van 100 m3/h op basisvan de gegevens in tabel 6.

Element Aantal Drukverlies Totaal drukverlies(diameter 100 mm) of lengte per eenheid

[Pa] [Pa]

Flexibele leiding 9 meter 7,6* 68Bochten 90 ° 4 12,8** 51Terugslagklep 1 ..50..*** ..50..

TOTAAL 169

* Tabel 6 : 1,9 Pa/m bij gladde leidingen; te vermenigvuldigen met 4 voor flexibeleleidingen (§ 6.2.2).

** Tabel 6 : 3,2 Pa per bocht van 90°, te vermenigvuldigen met 4 voor flexibeleleidingen.

*** Volgens tabel 8 geeft een sektie van 50 cm2 een drukval van 50 Pa (ruwe benade-ring).

Het vervangen van flexibele leidingen door ronde, rechte leidingen vermindert de verlie-zen beduidend (zie tabel 13). De weerstanden van de flexibele leidingen en van debochten verminderen immers met een faktor 4. In plaats van een P

169 bekomt men een P

80-

karakteristiek. Nochtans is het debiet onvoldoende en is er een groot drukverlies.

Indien men een opening van 10 cm x 10 cm in de buitenmuur maakt, met een terugslag-rooster dat minstens een netto doorlaatsektie van 100 cm2 heeft, bekomt men ongeveereen P

40-karakteristiek.

Het vergroten van de leidingdiameter tot 125 mm en het plaatsen van een terugslagroostermet een netto doorlaatsektie van minstens 175 cm2 leiden tot een P

15-karakteristiek. Voor

een diameter van 160 mm en een terugslagrooster met een netto doorlaatsektie van300 cm2 vindt men een P

5-karakteristiek.

De resultaten voor de verschillende situaties zijn weergegeven in afb. 36 en tabel 13.

Page 48: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

47 TV 187 – maart 1993

400

300

200

100

0

Dru

kver

schi

l [Pa

]

0 100 200 300 400 500 600Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

P5

P15P40P80P169Afb. 36 Invloed van de verschillende leidingenop het afvoerdebiet.

Tabel 13 Invloed van een aantal ingrepen op het afvoerdebiet.

Nr. Diameter Flexibel ? Gevelopening PX Druk Debiet % nom.[mm] [Pa] [m3/h] debiet

1 100 ja klein 169 315 140 252 100 neen klein 80 300 190 353 100 neen groot 40 260 255 454 125 neen groot 15 185 350 655 160 neen groot 5 100 450 80

7.2.2TOEPASSEN VAN METODE 2 : EQUIVALENTE LENGTE (§ 6.3)

Het toepassen van de tweede metode maakt het mogelijk om de equivalente lengte teberekenen en te vergelijken met de maximaal toelaatbare waarden uit tabel 9.

Tabel 14 Geschat aantal equivalente meters gladde leiding (diameter 100 mm) op basisvan de gegevens in tabel 9. De waarden voor de terugslagklep zijn geschatte waarden.

Element Aantal Equivalente lengte Totale equivalentegladde leiding lengte

(diameter 100 mm)per eenheid

Flexibele leiding 9 meter 4...8 36...72Bochten 90° 4 3 12Terugslagklep 1 3...10 3...10

TOTAAL 50...100

De totale equivalente lengte van de leiding met diameter 100 mm bedraagt 50 à 100 m.Dit is veel groter dan de maximale waarden vermeld in tabel 9. Voor een te realiserenafvoerdebiet van 400 m3/h (400 = ± 0,75 x 550 m3/h) is het best slechts 2,5 m equivalentelengte gladde leiding (diameter 100 mm) aan te sluiten (zie tabel 9).

Het is dan ook niet te verwonderen dat er nog klachten van geurhinder zijn. Ook delawaaiproblemen zijn hierdoor grotendeels te verklaren.

Opmerking : in het voorgaande is aangetoond dat de dampkap aangesloten is op eenafvoerleiding met een te kleine diameter. Hierbij is zelfs nog geen rekening gehouden metde onderdruk opgebouwd in de keuken.

Page 49: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

48 TV 187 – maart 1993

Wanneer de familie X de oorzaak van het pro-bleem begrepen heeft, besluit zij een nieuwe damp-kap te plaatsen met de ventilator op de zolder. Deafvoerkanalen worden dit keer uitgevoerd met niet-

7.3 INSTALLATIEVAN EEN ANDEREDAMPKAP

flexibele leidingen. Aangezien het een zeer krachtige dampkap betreft (nominaal debietvan 900 m3/h) wordt een diameter van 250 mm gekozen. Voor de uitmonding wordt in demuur een opening van 250 x 250 mm gemaakt, waarop een terugslagklep wordt voorzien.

Tabel 15 Geschat drukverlies voor een afzuigdebiet van 100 m3/h op basis van degegevens van tabel 6.

Element Aantal Drukverlies Totaal drukverliesper eenheid bij 100 m3/h

[Pa] [Pa]

Gladde ronde leiding 9 meter 0,023 0,21Bochten 90° 4 0,083 0,33Terugslagklep 1 ...0,20... ...0,20...

TOTAAL ...0,74...

Uitgaande van de leidingverliezen en de karakteristieken van de ventilator is het druk-verlies over het ganse leidingnet in het werkingspunt gelijk aan 50 Pa; het beoogde debietin maximum stand bedraagt 820 m3/h (afbeelding 37).

Overtuigd van de goede keuze en het korrekt dimensioneren van de leidingen en deventilator verwezenlijkt mijnheer X de installatie. Tot zijn grote verbazing ontstaan er nuandere problemen wanneer de dampkap in werking is :◆ de deuren tussen de keuken en de gang en tussen de eethoek en de gang zijn zeer

moeilijk te openen◆ bij het aansteken van de open haard komt de rook in de eethoek terecht◆ soms gaan de verbrandingsgassen van de gaswandketel niet via de schouw naar buiten

maar naar de keuken.

De oorzaak voor de problemen is duidelijk : onvoldoende luchttoevoer. De keuken metde aangrenzende eethoek heeft een luchtdichtheid n

50 van 3 h-1, d.i. een goede en courant

voorkomende waarde. Deze dichtheid brengt met zich mee dat de dampkap de keuken inonderdruk zet. Bij meting ontstaat er een onderdruk van ±100 Pa over de binnendeuren(d.i. 10 kg/m2). Hoewel dit tot een vermindering van het afzuigdebiet van de dampkapleidt (zie afb. 37 : vermindering van 820 tot 665 m3/h) blijft het debiet nog zeer hoog.

Afbeelding 37 toont dat het door de ventilator opgebouwde drukverschil in het reëlewerkingspunt, voor 75 % gebruikt wordt om de onderdruk te ontwikkelen. Om meerinzicht in deze problematiek te verkrijgen, kan een analogie gemaakt worden met eenelektrisch netwerk. Afbeelding 38 symboliseert deze analogie.

R1 en R2 in afbeelding 38 stellen het leidingverlies voor van de afvoerleiding, R3 staatvoor de totaliteit van de luchtlekken in de wanden van de keuken. Het is duidelijk dat deluchtstroom deze weerstanden één voor één moet doorstromen. Indien een van de weer-standen groot is, zal het gehele systeem zich gedragen als een grote weerstand. Bij een

Page 50: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

49 TV 187 – maart 1993

Afb. 37 Invloed van de kamer-luchtdichtheid op het afvoerdebiet.

Dru

kver

schi

l [Pa

] 250

200

150

100

50

0400 500 600 700 800 900

Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

Ventilator

Reëelwerkingspunt

Voorzienwerkingspunt

Drukverlies overde afvoerleiding

Afb. 38 Elektrisch analogon van de dampkap.

R1

Ventilator

R2

R3R3

Dampkap

REALITEIT ELEKTRISCH ANALOGON

Ventilator

R2 = afvoerleiding

R1 = afvoerleiding

R3 = luchtlekken

Dampkap

serieschakeling van weerstanden kan de equivalente weerstand van het systeem bepaaldworden door de som van de individuele weerstanden. Afbeelding 39 symboliseert dezeredenering.

In het voorbeeld van de familie X betekent dit dat het totale drukverlies kan opgesplitstworden in het drukverlies over de afvoerleiding en de onderdruk in de keuken t.g.v. degebrekkige luchttoevoer, m.a.w. : P

totaal = P

A + P

B.

Bovendien heeft het weinig zin de drukverliezen over de afvoerleiding te verkleinen omhet debiet te verhogen. Eveneens zou een verlaging van de drukverliezen over de afvoer-leiding een verhoging van de onderdruk in de keuken teweegbrengen.

De enige korrekte oplossing is het aanbrengen van voldoende grote luchttoevoeropeningen.Rekening houdend met mogelijke komfortproblemen en praktische uitvoeringsproblemenis er dikwijls geen kant-en-klare oplossing.

PA

PB

P0,74

P3,21

Page 51: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

50 TV 187 – maart 1993

Dru

kver

schi

l [Pa

]

Dru

kver

schi

l [Pa

]

Dru

kver

schi

l [Pa

]

Afb. 39 Bepalingvan de equivalente weerstandvan een serieschakeling.

R1 R2

R1 R2

∆P2

∆P2

Een eerste mogelijkheid bestaat in het plaatsen van toevoerroosters in de binnendeuren ofin de binnenmuren. Door een spleet van ongeveer 2 cm onder de twee binnendeuren tevoorzien, krijgt men een luchttoevoeropening van 350 cm2. Indien dergelijke doorstroom-openingen worden voorzien, moeten in de aangrenzende ruimten toevoeropeningen in debuitenmuren worden gemaakt met minstens dezelfde effektieve doorstroomoppervlakte.In het geval van de familie X zijn voldoende luchtopeningen aanwezig om de onderdrukin de aanliggende ruimte te verwaarlozen.

Indien dit supplementair toevoerrooster van 350 cm2 wordt geplaatst, welke zijn dan hetnieuwe werkingspunt en de onderdruk in de keuken ?

Om een beter inzicht te krijgen, is het interessant weer terug te gaan naar de elektrischeanalogie. De nieuwe toevoeropeningen worden in afbeelding 40 aangeduid door R4. Erdient opgemerkt te worden dat deze weerstand niet in serie maar in parallel wordt ge-plaatst, d.w.z. dat de toevoerlucht zowel door de lekken als door de supplementairetoevoeropening naar binnen kan stromen om dan afgezogen te worden door de dampkap.Het optellen van alle weerstanden om de weerstand van het totale systeem te berekenen,is hier onmogelijk. Eerst moet een equivalente weerstand bepaald worden voor de weer-standen R3 en R4. Deze equivalente weerstand kan dan gebruikt worden om de totaleweerstand van het systeem te berekenen.

De bepaling van de equivalente weerstand van een parallelschakeling van twee weerstan-den is eenvoudig. Bij eenzelfde drukval moeten de debieten opgeteld worden (merk deanalogie op met een serieschakeling waar bij hetzelfde debiet de drukvallen wordenopgeteld). Afbeelding 41 illustreert de bepaling van de equivalente weerstand van eenparallelschakeling.

0 50 100 150 200Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

0 50 100 150 200Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

40

30

20

10

0∆P1

∆P1

40

30

20

10

00 50 100 150 200

Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

40

30

20

10

0

Page 52: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

51 TV 187 – maart 1993

Afb. 40 Elektrisch analogon van de dampkapinstallatiemet supplementaire toevoeropeningen.

REALITEIT ELEKTRISCH ANALOGONR1

Ventilator

R2

Dampkap

R3R3

R4

Ventilator

R1 = afvoerleiding

R2 = afvoerleiding

Dampkap

R3 =luchtlek

R4 =toevoer-opening

Indien deze techniek op de installatie van de familie X wordt toegepast, zal het aanbren-gen van de supplementaire luchttoevoeropeningen (= 350 cm2) de onderdruk in de keukenaanzienlijk doen afnemen en zal het totale afgezogen debiet stijgen tot 785 m3/h, d.w.z.88 % van het nominale debiet. De onderdruk in de keuken wordt herleid tot 20 Pa. Deinvloed van het aanbrengen van de supplementaire toevoeropeningen is weergegeven inafbeelding 42.

Hoewel het nuttig debiet (785 m3/h) groter is dan 75 % van het nominaal debiet (0,75 x900 = 675 m3/h) voldoet de installatie niet omdat de onderdruk in de keuken te hoog is

Afb. 41 Bepalingvan de equivalente weerstandvan een parallelschakeling.

Dru

kver

schi

l [Pa

]

R1

Dru

kver

schi

l [Pa

]

R2

Q2

Dru

kver

schi

l [Pa

]

Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

Q2

R1

R2

0 50 100 150 200

Q1

Q1

Doorgevoerd debiet Q [m3/h]0 50 100 150 200

40

30

20

10

0

Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

0 50 100 150 200

40

30

20

10

0

40

30

20

10

0

Page 53: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

52 TV 187 – maart 1993

Dru

kver

schi

l [Pa

] 250

200

150

100

50

0400 500 600 700 800 900

Doorgevoerd debiet Q [m3/h]AAA

Afb. 42 Invloed van eensupplementaire toevoeropeningvan 350 cm2 op het afvoerdebieten de onderdruk in de keuken.

Oorspronkelijkwerkingspunt

Nieuwwerkingspunt

Afvoerleiding

PA

PB

(20 Pa). Deze onderdruk mag volgens de richtlijnen (zie § 6.2.3.1) maximaal 5 Pa bedra-gen indien er open verbrandingstoestellen aanwezig zijn.

Het is belangrijk op te merken dat het drukverschil, opgebouwd door de ventilator in hetnieuwe werkingspunt, voor 70 % wordt gekompenseerd door de drukval over de afvoer-leiding en voor 30 % door de onderdruk in de keuken. Deze onderdruk is echter nogsteeds te hoog en andere bijkomende ingrepen moeten verricht worden. Mogelijke oplos-singen zijn :◆ het plaatsen van een of meer ventilatieroosters in het venster in de eethoek. Indien men

de eisen van de norm NBN D 50-001 volgt, vindt men voor de woonkamer (opper-vlakte van 38 m2) dat de toevoeropeningen bij 2 Pa een debiet van 38 x 3,6 = 137 m3/hmoeten doorlaten. Dit komt overeen met een equivalente doorlaatsektie van 380 cm2

◆ het voorzien van een direkte luchtaanvoer naar de open haard. Aangezien er eenkruipkelder onder de woning is, is het aanbrengen van een dergelijk toevoerroostertamelijk eenvoudig. De nuttige doorsnede is bij voorkeur ongeveer 100...200 cm2

◆ het vervangen van het open verbrandingstoestel door een gesloten verbrandingstoestel,dat de lucht rechtstreeks van buiten aanzuigt. Dit is de enige oplossing om het terug-stromen van de verbrandingsgassen in de keuken te vermijden.

Het tegelijk openen van alle bovenvermelde toevoeropeningen kan de onderdruk in dekeuken reduceren tot 7 Pa. Met een dergelijke onderdruk kan geen garantie gegevenworden dat er geen terugstroming van de verbrandingslucht zal optreden bij gebruik vanopen verbrandingstoestellen. Dit nogmaals om te benadrukken dat het probleem vanluchttoevoer de nodige aandacht verdient indien grote debieten worden afgezogen.

Afbeelding 43 geeft een overzicht van de invloed van toevoerroosters op de onderdruk inde keuken. Buiten de karakteristiek druk/debiet van de ventilator geeft deze afbeelding dedrukverliezen van enkele toestanden weer :◆ T1 : drukverliezen van het systeem zonder bijkomende toevoeropeningen◆ T2 : drukverliezen van het systeem met toevoeropeningen in de binnenwanden◆ T3 : hetzelfde als T2, met toevoeropeningen in het venster in de eethoek◆ T4 : hetzelfde als T3, met een direkte luchtaanvoer voor de open haard◆ T5 : drukverliezen van het systeem als er geen onderdruk in de keuken is (enkel

afvoerleiding).

P3,21

P1,11

P0,74

Page 54: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

53 TV 187 – maart 1993

Dru

kver

schi

l [Pa

] 250

200

150

100

50

0400 500 600 700 800 900

Doorgevoerd debiet Q [m3/h]

Ventilator

T1

T4 T3 T2

T5

Afb. 43 Invloedvan de toevoeropeningenop het afvoerdebiet ende onderdruk in de keuken.

De belangrijkste resultaten zijn samengevat in tabel 16.

Tabel 16 Invloed van de toevoeropeningen.

Systeem Drukval Afvoerdebiet % nom. Onderdrukover het systeem debiet in woning

[Pa] [m3/h] [Pa]

T1 140 665 75 105T2 69 785 88 20T3 57 805 89 10T4 55 810 90 7T5 50 820 91 0

Een belangrijke vaststelling die uit tabel 16 kan afgeleid worden, is dat het installeren vankrachtige dampkappen samen met open verbrandingstoestellen de nodige aandacht vraagtmet betrekking tot de gecreëerde onderdrukken. In toestand T2 wordt 88 % van hetnominale debiet afgezogen. Hieruit kan besloten worden dat de installatie goed gedi-mensioneerd is. Daartegenover staat echter dat er nog steeds een onderdruk van 20 Pahiermee gepaard gaat. Indien open verbrandingstoestellen aanwezig zijn, moeten de lucht-toevoeropeningen vergroot worden omwille van deze onderdruk en niet om de ventilatormeer doeltreffend te gebruiken.

7.4 ERVARINGEN VAN DE FAMILIEX MET DE NIEUWE AFZUIG-INSTALLATIE

De familie X lijkt zeer tevreden tezijn met de prestaties van de uitein-delijk geïnstalleerde dampkap. Doorhet veelvuldig gebruik van de damp-

kap ervaart zij toch nog een aantal negatieve effekten :◆ de afvoerleiding van de dampkap loopt door de niet-verwarmde zolder. Tijdens koude

winterdagen leidt dit tot kondensatie in de afvoerleiding. Mijnheer X weet dit euvelechter vlug op te lossen door de afvoerleiding op de zolder te isoleren

◆ dankzij het goede dimensioneren van de leidingdiameter en het decentraliseren van deventilator is het bereikte geluidsniveau omwille van de werking van de dampkap laag.

Page 55: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

54 TV 187 – maart 1993

Als goede gebruikster van de dampkap laat mevrouw X de dampkap na het koken evendraaien. Omwille van de geringe geluidsproduktie vergeet zij regelmatig de dampkapaf te zetten en blijft deze soms een ganse nacht draaien. Een verklikkerlichtje of eentijdsschakelaar kunnen hier een oplossing bieden.

Page 56: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

55 TV 187 – maart 1993

8 BESLUITEN

8.1 TEN AANZIEN VANHET GEBOUW

Bij nieuwbouw is het noodzakelijk dat vanaf deeerste fase van het ontwerp rekening wordtgehouden met de technische eisen vermeld in

de norm NBN D 50-001 en anderzijds met de specifieke eisen eigen aan de dampkap. Bijvernieuwbouw is het ten zeerste aan te raden.

Om tot een probleemloze situatie te komen, dient men evenwel de nodige aandacht teschenken aan een groot aantal aspekten. Zoals is uitgelegd in hoofdstuk 5 en geïllustreerdin hoofdstuk 7 gaat het eveneens om eisen op het niveau van de woning.

8.2 TEN AANZIEN VAN DEINSTALLATIE

Een dampkap maken, die de luchtbezoe-deling doeltreffend verwijdert, zonder daar-bij lawaaihinder te veroorzaken, vormt op

technisch vlak geen enkel probleem.

Het gebruik van dampkappen met recirculatie wordt zoveel mogelijk vermeden.

Bij open verbrandingstoestellen is bijzondere voorzichtigheid geboden :◆ indien het om gastoestellen gaat, is het ten zeerste aan te bevelen om gebruik te maken

van gesloten toestellen met een rechtstreekse luchttoevoer van buiten◆ een speciale luchttoevoer ter plaatse van open haarden, houtkachels, ... is aan te beve-

len.

Bij zeer krachtige dampkappen (b.v. bij keukeneilanden) is de luchttoevoer van kruciaalbelang.

Een veel voorkomende fout is het gebruik van te kleine diameters voor de dampafvoer-leidingen. Meestal mag men geen wonderen verwachten bij gebruik van afvoerleidingenmet een diameter van 125 mm.

Vetfilters moeten regelmatig vervangen of gereinigd worden.

Page 57: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

56 TV 187 – maart 1993

Page 58: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

57 TV 187 – maart 1993

MATEMATISCHE BESCHOUWINGENBIJ HET BEPALENVAN HET WERKINGSPUNT

In § 7.3 wordt de invloed van toevoer- en afvoervoorzieningen op het afvoerdebiet en deonderdruk in de keuken geïllustreerd. In § 6.2 wordt een metode beschreven die gebruiktkan worden om de P

X-waarde van de afvoerleiding te berekenen. Deze metode kan

uitgebreid worden om eveneens de onderdruk in de woning in rekening te brengen.

In hoofdstuk 6 is met behulp van onderstaande formule het verband weergegeven tussenhet debiet en het drukverschil :

Q = C . ∆PN (1)met Q = debiet (m3/h)

∆P = drukverschil (Pa)C = stromingskoëfficiëntN = maat voor de turbulentie.

Een van de hypotesen om tot de hierna volgende formules te komen, is de aanname datN = 0,5.

1. EQUIVALENTE PX-WAARDE VAN EEN SERIESCHAKELING VAN DRUKVERLIEZEN

Veronderstel dat twee leidingen achter elkaar aangesloten worden en dat hun PX-waarde

gekend is (P1 voor leiding 1 en P

2 voor leiding 2). Het is mogelijk de P

X-waarde van de

nieuwe afvoerleiding te berekenen uitgaande van de reeds gekende PX-waarde van de

twee afzonderlijke leidingen.

Zoals in § 7.3 is aangehaald, kunnen de drukverliezen bij een serieschakeling gewoonopgeteld worden met behulp van volgende formule :

PX,eq

= P1 + P

2(2)

Indien n elementen aan elkaar geschakeld worden, kan formule (3) gebruikt worden :

PX,eq = i1

nPi∑ (3)

BIJLAGE 1

Page 59: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

58 TV 187 – maart 1993

2. EQUIVALENTE PX-WAARDE VAN EEN PARALLELSCHAKELINGVAN DRUKVERLIEZEN

Veronderstel dat twee leidingen in parallel met elkaar aangesloten worden en dat hun PX-

waarde gekend is (P1 voor leiding 1 en P

2 voor leiding 2). Het is mogelijk de P

X-waarde

van de nieuwe afvoerleiding te berekenen uitgaande van de reeds gekende PX-waarde van

de twee afzonderlijke leidingen.

De equivalente PX-waarde kan bepaald worden met volgende formule :

PX,eq = P1

1 +P1

P2

2 = P2

1 +P2

P1

2 (4)

Een meer algemene formule kan gebruikt worden indien de equivalente PX-waarde van n

parallelle leidingen moet berekend worden :

PX,eq =Pj

il

n Pj

Pi∑

2 (5)

3. EQUIVALENTE PX-WAARDE VAN DE LUCHTDICHTHEID VAN HET GEBOUWOF HET VERTREK

In § 7.3 wordt ervan uitgegaan dat de keuken met daarbij de zithoek een luchtdichtheidheeft van n

50 = 5 h-1. De keuken en de zithoek omsluiten samen een volume van 90 m3. De

luchtdichtheid wordt steeds uitgedrukt bij 50 Pa, d.w.z. dat bij een onderdruk van 50 Pain de keuken een lekdebiet van 5 x 90 = 450 m3/h naar binnen zal stromen. Dit kan ookgekenmerkt worden door een P

X-waarde met behulp van volgende formule :

PX,eq = 50.100

n50 .V

2

(6)

met PX,eq

: equivalente PX-waarde voor de omhulling van de keuken

n50

: luchtdichtheid van de keuken (h-1)V : volume van de keuken (m3/h).

Deze formule is van toepassing in de veronderstelling dat N = 0,5 (zie formule 1). Zij kanin vraag gesteld worden omdat bij kieren de N-waarde groter wordt (max. 1). Nochtansis de aanname N = 0,5 een goede benadering, omdat :◆ de N-waarde veel groter is indien het vertrek zeer luchtdicht is. In deze situatie is het

debiet door de luchtlekken secundair t.o.v. dat van aangebrachte toevoerroosters en isde gemaakte fout beperkt

◆ bij luchtopen vertrekken de N-waarde naar 0,5 zal konvergeren.

Page 60: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

59 TV 187 – maart 1993

4. TOEPASSING OP HET VOORBEELD VAN § 7.3

In het voorbeeld beschreven in § 7.3 is reeds berekend dat de afvoerleiding overeenkomtmet een waarde P

0,74. Om de equivalente P

X-waarde van de omhulling van het vertrek te

berekenen, kan formule 6 gebruikt worden of :

P2,eq = 50.100

5.90

2

= 2,47

Vermits de toevoer- en afvoervoorzieningen in serie geschakeld zijn, kan met behulp vanformule 2 de P

X-waarde van het totale systeem berekend worden of :

Peq

= 0,74 + 2,47 = 3,21.

Indien het werkingspunt van de curve met karakteristiek P3,21

en de aangegeven ventilatorexact wordt bepaald, vindt men een afvoerdebiet (eveneens toevoerdebiet) van 665 m3/hen een drukval van 139 Pa.

Vermits toevoer en afvoer in serie geschakeld zijn, kan eveneens de onderdruk in dekeuken berekend worden omdat dit de partiële drukval over de luchttoevoer is. Volgendeformule kan hiervoor gebruikt worden :

Pkeuken = 2, 47

0, 74 + 2, 47.139 =107 Pa

In § 7.3 wordt beschreven dat een eerste ingreep om deze onderdruk in de keuken teverkleinen, bestaat in het aanbrengen van doorstroomopeningen van 350 cm3 in de bin-nendeuren. Eveneens is de veronderstelling gemaakt dat de aanliggende vertrekken overeen voldoende luchttoevoer beschikken zodanig dat er daar geen onderdruk ontstaat. Uittabel 8 in hoofdstuk 6 kan afgelezen worden dat een dergelijke opening equivalent is meteen karakteristiek P

1.

Als dusdanig kan de PX-waarde van de luchttoevoer berekend worden met formule 4

omdat dit een parallelschakeling van twee gekende karakteristieken is :

Ptoevoer,eq =P1

1 +P1

P2

2 =2, 47

1 +2, 47

1

2 = 0,37

Voor het gehele systeem geldt dus dat (toevoer en afvoer in serie) :P

eq = 0,74 + 0,37 = 1,11.

Indien het werkingspunt van de curve met karakteristiek P1,11

en de aangegeven ventilatorexact wordt bepaald, vindt men een afvoerdebiet (eveneens toevoerdebiet) van 785 m3/hen een drukval van 68 Pa.

Vermits toevoer en afvoer in serie geschakeld zijn, kan eveneens de onderdruk in dekeuken berekend worden omdat dit de partiële drukval over de luchttoevoer is. Volgendeformule kan hiervoor gebruikt worden :

Pkeuken = 0,37

0, 74 + 0,37.68 = 22 Pa

Page 61: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

60 TV 187 – maart 1993

De onderdruk in de keuken blijft te groot; bijkomende toevoeropeningen moeten dan ookaangebracht worden. Op dezelfde manier kan de invloed van iedere andere veranderingaan de toevoer en/of de afvoer berekend worden, zoals vermeld in § 7.3.

Onderstaande afbeelding geeft een algemeen overzicht van het in § 7.3 uitgewerktevoorbeeld.

P0,74 leidingnet

VertrekP2,36

Binnendeuren P1(350 cm2)

RTO eethoek P0,8(380 cm2)

Toevoeropen haard P3,1

(200 cm2)

Peq = 0,74 + 2,36

2,36

2,36+

2,36

1+

2,36

0,8+

2,36

3,1

2

= 0,74 + 0,09 = 0,83

Afb. 1 Schematische voorstelling van het voorbeeld uitgewerkt in § 7.3.

Page 62: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

61 TV 187 – maart 1993

CHECKLIST

Hierna volgt een lijst met enkele punten waarop gelet dient te worden bij de ontwerp ende keuze van een dampkapinstallatie.

◆ Heeft men gedacht aan een mogelijke wisselwerking met de open verbran-dingstoestellen ? Wees uitermate voorzichtig.

◆ Heeft men bij het ontwerpen van het gebouw de nodige openingen en/of denodige ruimte voor leidingen voorzien : voldoende uitsparingen in vloerplaten,diameter van ventilatiepijp op het dak, enz. ?

◆ Heeft men bij de keuze van de dampkap gelet op volgende karakteristieken :– debiet ?– regelbaarheid ?– onderhoud van de filters ?– verlichtingsniveau ?– toepasbaarheid van de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant ?– gebruiksgemak ?

◆ Is de diameter van de leidingen voldoende groot en is hun verloop goed geko-zen (niet te veel bochten, enz.) en korrekt uitgevoerd ?

◆ Heeft men de nodige aandacht besteed aan de keuze van het materiaal van deleidingen (o.a. omwille van de brandveiligheid) ?

◆ Heeft men de nodige aandacht besteed aan de akoestische prestaties ?

◆ Zijn er voldoende luchttoevoervoorzieningen– op het vlak van de keuken zelf ?– op het vlak van de woning ?

◆ Indien men een recirculatiedampkap heeft, was het niet mogelijk een toestelmet rechtstreekse afzuiging naar buiten te plaatsen ?

◆ Is de plaats van de uitmonding van de dampkap zo gekozen dat er geen geur-hinder in de nabijheid zal optreden ?

BIJLAGE 2

Page 63: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

62 TV 187 – maart 1993

LITERATUURLIJST

Air Infiltration and Ventilation CentreFundamentals of the Multizone Air Flow Model. TN 29. COMIS, AIVC, mei 1990.

Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN D 50-001 Ventilatievoorzieningen in woongebouwen. Brussel, BIN, okto-

ber 1991.

Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN D 51-003 Installaties voor brandbaar gas lichter dan lucht, verdeeld door

leidingen. Brussel, BIN, 2de uitgave, 1977.

Belgisch Instituut voor NormalisatieNBN S 01-401 Akoestiek. Grenswaarden voor de geluidsniveaus om het gebrek

aan komfort in gebouwen te vermijden. Brussel, BIN, 2de uitgave, 1987.

Blomme L. en Gillis Y.Ventilatieproblematiek in woningen. Gent, Hoger Architectuurinstituut St.-Lucas

Gent, 1992.

Ching F.D.K.Interior Design. New York, Van Nostrand Reinhold, 1987.

Department of the EnvironmentSpace in the Home. Metric Edition. Londen, Her Majesty's Stationery Office, 1972.

Geerinckx B., Wouters P. en Vandaele L.Efficiency Measurement of Kitchen Hoods. Coventry, Air Infiltration Centre, AIR,

volume 13, nr. 1, december 1991.

Geerinckx P., Wouters P. en Voordecker P.Efficiency Measurements of Kitchen Hoods. Proceedings of the 13th AIVC confe-

rence. Nice, Frankrijk, september 1992.

Haak A.J.H., Leever D. en van der Burgh M.De menselijke maat. Delftse Universitaire Pers, 1987.

12

3

4

5

678

9

10

Page 64: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

63 TV 187 – maart 1993

Kellermann, Klinkhamer, Van Wely en WillemsVademecum ergonomie. Deventer, Nive/Kluwer, 1975.

Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het BouwbedrijfGekontroleerde mechanische ventilatie. Leidraad voor de goede uitvoering. Deel I :

Luchtafzuiging in kollektieve woongebouwen. Brussel, WTCB, Technische Voorlich-ting, nr. 106, maart 1975.

Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het BouwbedrijfGekontroleerde mechanische ventilatie. Leidraad voor de goede uitvoering.

Deel II : Luchtafzuiging en -inblazing in kollektieve en individuele woongebouwen. Brus-sel, WTCB, Technische Voorlichting, nr. 119, juni 1978.

Wouters R., L'Heureux P. en Voordecker P.Studie van het patrimonium van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting.

Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - Diensten voor de pro-grammatie van het wetenschapsbeleid - Nationale Maatschappij voor de Huisvesting,november 1987.

1112

13

14

Page 65: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

64 TV 187 – maart 1993

verantwoordelijk uitgever : Carlo De PauwWTCB, Violetstraat 21-23

1000 BRUSSEL

drukkerij : Puvrez NVlay out : Meersman I.D.

Page 66: DRIEMAANDELIJKSE PUBLIKATIE – AFGIFTE : BRUSSEL X – ISSN … · 2004. 3. 24. · WTCB, inrichting erkend bij toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 Maatschappelijke

B R U S S E Lmaatschappelijke zetel

Violetstraat 21 - 23B-1000 Brussel

algemene direktie02/502 66 9002/502 81 80

publikaties02/511 33 1402/511 09 00

Z A V E N T E Mkantoren

Lozenberg I, 7B-1932 Sint-Stevens-Woluwe(Zaventem)02/716 42 1102/725 32 12

technisch adviesontwikkeling & innovatieorganisatietechniekengegevensbanken

L I M E L E T T Eproefstation

Avenue Pierre Holoffe 21B-1342 Limelette02/653 88 0102/653 07 29

onderzoeklaboratoriavormingdokumentatiebiblioteek