Doelstellingvan De Levende Natuur ’DeLevendeNatuur’€¦ · zu i d envrjo p lasch mt k-g r a sl...

8
JA Doelstelling van ’De Levende Natuur’ Het informeren over ontwikkelingen in onderzoek, beheer en beleid op het gebied van natuurbehoud en natuurbeheer, die van belang zijn voor Nederland en België. De artikelen zijn vooral gebaseerd op eigen ecologisch onderzoek, ervaring of waarneming van de auteurs. De Levende Natuur verschijnt 6x per jaar, waaronder tenminste één themanummer. U kunt zich abonneren via onze website: www.delevendenatuur.nl/ lezersservice.php of deze bon opsturen naar: Abonnementenadministratie De Levende Natuur Antwoordnummer 3031 8000 WB Zwolle Tel. 06 - 57 26 26 72 [email protected] naam: _______________________________________________ adres: _______________________________________________ postcode: __________________ woonplaats: _______________________________________________ telefoon: _____________________________ e-mail: _______________________________________________ Ik machtig De Levende Natuur om het abonnementsgeld af te schrijven van rekening: bank/giro: _______________________________________________ naam: _______________________________________________ plaats: _______________________________________________ datum: __________________ handtekening: Graag aankruisen: proefabonnement 10,- (drie nummers) particulier 29,50 (NL + B) – overige landen 35,- instelling/bedrijf 50,- student/promovendus 9,90* * (max. vier jaar; graag kopie college- of PhD kaart bijvoegen) Na vier jaar gaat dit abonnement automatisch over in een regulier abonnement. De prijsontwikkeling kan het stichtingsbestuur dwingen de tarieven aan te passen. Tevens bent u gerechtigd om uw bank opdracht te geven het bedrag binnen 30 dagen terug te boeken. ik wil graag een abonnement op De Levende Natuur Hierna volgend artikel is afkomstig uit: vakblad voor natuurbehoud en -beheer, sinds 1896

Transcript of Doelstellingvan De Levende Natuur ’DeLevendeNatuur’€¦ · zu i d envrjo p lasch mt k-g r a sl...

JADoelstelling van’De Levende Natuur’Het informeren over

ontwikkelingen in onderzoek,beheer en beleid op het

gebied van natuurbehouden natuurbeheer,

die van belang zijn voorNederland en België.

De artikelen zijn vooralgebaseerd op eigen

ecologisch onderzoek,ervaring of waarneming

van de auteurs.

De Levende Natuurverschijnt 6x per jaar,waaronder tenminsteéén themanummer.

U kunt zich abonnerenvia onze website:

www.delevendenatuur.nl/lezersservice.php

of deze bon opsturennaar:

AbonnementenadministratieDe Levende Natuur

Antwoordnummer 30318000 WB Zwolle

Tel. 06 - [email protected]

naam: _______________________________________________

adres: _______________________________________________

postcode: __________________

woonplaats: _______________________________________________

telefoon: _____________________________

e-mail: _______________________________________________

Ik machtig De Levende Natuur om het abonnementsgeldaf te schrijven van rekening:

bank/giro: _______________________________________________

naam: _______________________________________________

plaats: _______________________________________________

datum: __________________ handtekening:

Graag aankruisen:

proefabonnement – € 10,- (drie nummers)

particulier – € 29,50 (NL + B) – overige landen € 35,-

instelling/bedrijf – € 50,-

student/promovendus – € 9,90*

* (max. vier jaar; graag kopie college- of PhD kaart bijvoegen)Na vier jaar gaat dit abonnement automatisch over in een regulier abonnement.

De prijsontwikkeling kan het stichtingsbestuur dwingen de tarievenaan te passen. Tevens bent u gerechtigd om uw bank opdracht te gevenhet bedrag binnen 30 dagen terug te boeken.

ik wil graag een abonnementop De Levende Natuur

Hierna volgend artikel is afkomstig uit:

vakblad voo

r natuurbeh

oud en -beh

eer, sinds 18

96

302 | De Levende Natuur - jaargang 116 - nummer 6

Mergelwinning en natuurMergelwinning en natuur in Zuid-Limburgkennen al lange tijd een onstuimige relatie.Eli Heimans beschrijft in 1911 euforischde ‘loodrecht voor U oprijzende, met boschgekroonde krijtmuren’ en de ‘geelbuikigevuurpadjes’ in de natte karresporen vanhet krijtland. Het betreft dan nog kleineafgravingen voor particulier en lokaalgebruik. Als in 1928 echter de EersteNederlandse Cement Industrie (ENCI) deSint-Pietersberg bij Maastricht commer-

Mergelgroeves: ontstaan,ontwikkeling en beheer

van on-Nederlandse natuur

Marijn Nijssen, Miriam Scherpenisse, Peter Verbeek ,Boy Possen, Erik van Rijsselt & Hans de Mars

Natuurlijke kalkrotsen komen in Nederland niet voor. Er zijn echter wel veel dag-

bouw mergelgroeves* in Limburg die als open kalkmilieus een grote diversiteit

aan planten- en diersoorten herbergen. Een groot deel van deze soorten en habitat-

typen zijn in Nederland zeldzaam en beschermd in het kader van Natura2000.

Mergelwinning heeft hierdoor naast knelpunten ook kansen voor natuur

opgeleverd. Een analyse van de geologie, hydrologie en ecologie van mergel-

groeves en -rotsen geeft aan welke maatregelen een bijdrage kunnen leveren

aan de instandhouding en verdere ontwikkeling van deze natuurwaarden.

*Hoewel mergel geologisch een onjuiste term is voor de Limburgse kalksteen, is de termzodanig ingeburgerd dat ook in dit artikel over mergel en mergelgroeves wordt gesproken.

cieel gaat afgraven, verschijnen er nogvoordat de eerste schop in de grond gaatkrantenkoppen met ‘De vernietiging vanden Sint Pietersberg’ en ‘VerdwijnendNatuurschoon’. Overigens was groot-schalige winning op de Belgische Sint-Pietersberg toen al ca 20 jaar aan degang. De mergelwinning levert echterwerkgelegenheid en vooral na de TweedeWereldoorlog zijn door de grote vraagnaar cement zelden bezwaren tegen hetafgraven te horen (Felder, 2004). Tot hal-

verwege de jaren ’70 worden nog nieuweplannen voor grootschalige winninggesmeed, maar de vraag naar cementneemt af en zowel vanuit de natuur-bescherming als vanuit verontrusteomwonenden volgt protest tegen verdereafgravingen (o.a. Lever, 1984). In 1989wordt definitief besloten om het Plateauvan Margraten niet af te graven en om dewinning van mergel in nog actieve groevesop termijn te stoppen.

Foto 1. De Curfsgroeve is één van de meestbekende mergelgroeves en herbergt een

grote diversiteit aan kalkgebonden soorten.Op de voorgrond voortplantingswateren

voor de Geelbuikvuurpad (Bombinavariegata) (foto: Marijn Nijssen).

Inzet 1: Geelbuikvuurpad (foto: Rob Felix).Inzet 2: Zuidelijke oeverlibel (Orthetrum

brunneum) (foto: Rob Felix).

De Levende Natuur - november 2015| 303

NATUURHISTORISCH MAANDBLAD DECEMBER 2015 JAARGANG 104 | 12 275

Rond die tijd wordt duidelijk dat veel bij-zondere planten- en diersoorten eengeschikte leefomgeving hebben gevondenin de groeves. Zoals Nanne Dorren (2005)treffend verwoordt, blijkt die ‘duivelse‘cementindustrie een paradijs te hebbengegraven voor soorten als Geelbuikvuur-pad (Bombina variegata), Oehoe (Bubobubo) en Zuidelijke oeverlibel (Orthetrumbrunneum). Afgesloten (delen van) groevesworden overgedragen aan natuurbeheer-organisaties en particulieren. Als in dekomende jaren de laatste delen van groeve’t Rooth en de ENCI-groeve worden over-gedragen, is er alle ruimte voor natuur inde Limburgse groeves. De vraag is welkekeuzemogelijkheden beheerders en parti-culieren hebben om deze natuurwaardenverder te ontwikkelen en behouden (Nijs-sen et al., 2015).

Overzicht van groeves en rotsenDe meeste ecologische literatuur overNederlandse mergelgroeves gaat over eenbeperkt aantal grote commerciële groeves:de ENCI-groeve op de Sint-Pietersberg,de Curfsgroeve (foto 1) en groeve Blombij Berg en Terblijt en groeve ’t Rooth ende Julianagroeve bij Cadier en Keer. Daar-naast worden soms nog wat kleinereafgravingen genoemd, zoals de rotswan-den van Bemelen, de Döälkesberg, Wolfs-kop en groeve Biebosch. In het verleden

is er echter voor bouwmateriaal en voorbemesting van akkers op zeer veel plekkenkleinschalig mergel en vuursteen gewon-nen. Op basis van geologische literatuur-bronnen en oude kaarten is een overzichtgemaakt van alle plekken waar boven-gronds mergel is afgegraven of waaringangen van ondergrondse groeves inkalkrotsen resulteren (Nijssen et al., 2015).Dit levert een kaart op met ruim 300 groe-ves die als parelsnoeren in het Zuid-Lim-burgse landschap liggen (fig. 1).

Fig. 1. Ligging en expositie van mergelgroeves en rotsenin Zuid-Limburg, met een onderscheid in exacte locaties(rond) en globale locaties (vierkant). De grijze symbolen

(alzijdig) betreffen objecten met wanden met verschillendeexposities. De achtergrondkleur geeft de verschillende kalk-formaties weer, waarbij de zachtere kalksteen in het westendagzoomt (formatie van Maastricht) en de hardere kalksteen

in het oosten (formaties van Gulpen en Vaals).

HouthemLimburg GroepMaastrichtMaastricht (Kunrader)GulpenAken en Vaals

Stratigrafie

AlzijdigNoordOostZuidWest

AlzijdigNoordOostZuidWest

bron:Van Engelen1975, locatieglobaal

bron:Walschot,Gea-objecten,Felder, RHDHV

0 1 2 3 km

304 | De Levende Natuur - jaargang 116 - nummer 6

276 DECEMBER 2015 JAARGANG 104 | 12 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

De meeste zijn niet meer dan kleine,inmiddels dichtgegroeide rotswandjes opplekken waar insnijdingen van rivieren,beken, droogdalen en holle wegen de kalkvlak aan het oppervlak hebben gebracht.Afhankelijk van de geografische ligging ende diepte van de afgraving worden er ver-schillende typen kalk aangetroffen. Dezevariëren van de vrij zachte Maastrichtsekalk in het westen rondom het dal van deMaas en de Geul tot de harde Kunraderkalk in het oostelijk deel van Zuid-Limburg.De meeste grote groeves herbergen openwater, bronnen of stroompjes, maar vande kleine groeves snijden er slechts enkelede (schijn)grondwaterspiegel aan. Samenmet de expositie van de ontginningswan-den bepalen deze eigenschappen depotenties voor vestiging van planten- endiersoorten.

De biodiversiteit van groeves en rotsenMergelgroeves kunnen een zeer hoge bio-diversiteit herbergen (o.a. themanummerNatuurhistorisch Maandblad, april 2004;Faassen & Raemakers, 2011). In tabel 1staat een overzicht van soorten, gemeen-schappen en habitats die in Nederlandaan groeves en rotsen gebonden zijn. De

meeste doelsoorten en habitattypenvan open droge omstandigheden, zoalsPionierbegroeiingen op rotsbodems(*H6110), korstmossen van open kalkrot-sen (Aptroot et al., 2010) en havikskruidenvan rotswanden komen in het westen vanZuid-Limburg voor. Hier dagzoomt hetzachtere Maastrichts kalkgesteente,waarop meer vestigingsplaatsen voorsoorten ontstaan. Bovendien is hier alvanaf de prehistorie en Romeinse tijdvuursteen en mergel gewonnen en is ernooit grote terugloop in de bewonings-dichtheid geweest. Hierdoor zijn al eeu-wenlang open rotsmilieus in een (half)-open landschap aanwezig (Hillegers,1984). Daarnaast is het klimaat in hetMaasdal droger en warmer dan op de pla-teaus van Kunrade en Vaals en vormt hetdal van de Maas waarschijnlijk een belang-rijke aanvoerroute voor zuidelijke soorten.Vrijwel alle oostelijk gelegen groeves inZuid-Limburg kennen minder gunstigecondities voor doelsoorten. Ze zijn pas inde loop van de vorige eeuw gegraven inharder Kunrader kalkgesteente, kenneneen natter en koeler klimaat en misseneen makkelijke aanvoerroute van zuidelijkesoorten.

Pionier of stressbestendig?Rotswanden kennen een zeer gevarieerdreliëf, waarbij sterke verschillen in micro-klimaat (fig. 2) en beschikbaarheid aanvocht en nutriënten op korte afstand vanelkaar optreden (Larson et al., 2000). Hetaantal vestigingsplaatsen voor soorten isbeperkt en een eenmaal bezette plekwordt lang bezet gehouden. Doelsoortenvan groeves worden vaak als pioniersoor-ten aangeduid, aangezien ze als eerste deopen kalkmilieus koloniseren. In tegenstel-ling tot echte pioniers hebben veel doel-soorten echter een matige tot ronduitslechte dispersiecapaciteit en een vrij lagereproductie. De meeste soorten zijn danook eerder ‘stressbestendig’ en kunnenzich vestigen en handhaven in de extremeomstandigheden van rotsmilieus. InDuitsland worden deze soorten wel metde prachtige, correcte term ‘Dauer-pionier’aangeduid (Tüxen, 1975). Soorten alsKleine steentijm (Clinopodium acinos),Berggamander (Teucrium montanum),Tengere veldmuur (Minuartia hybrida) entypische korstmossen als Eierdooiermos(Fulgensia fulgens) (Aptroot et al., 2010)komen op de Bemelerberg al decenniaop dezelfde plek voor, maar blijken niet in

Tabel 1. Doelsoorten en gemeen-schappen van mergelgroeves en-rotsen in Zuid-Limburg. Sterk

gebonden biota zijn voor instand-houding in Nederland (op dit

moment) afhankelijk van groeves;matig gebonden biota komen

vooral voor in groeves, maar ookin andere landschappen; nietgebonden biota komen buiten

groeves meer voor dan in groeves,maar genieten wel beschermingvolgens de Europese Habitat-richtlijn (Natura 2000 codes:

*= prioritair habitattype of soort).Status in Nederland:zz = zeer zeldzaam;vz = vrij zeldzaam;va = vrij algemeen.

1) Bechstein’s vleermuis staat opde Habitatrichtlijn, maar voordeze soort zijn in Nederlandse

terreinen geen doelstellinggeformuleerd.

Binding aan mergelgroevesDoelsoort of -type Sterk Matig Niet N2000 Status

Pionierbegroeiingen op rotsbodem X H6110* zzIngekorven vleermuis X H1321 zz

Geelbuikvuurpad X H1193 zzVroedmeesterpad X zz

Oehoe X zzZuidelijke oeverlibel X vz

Havikskruiden van kalkrotsen X zzKalktufbronnen X H7220* zzKalkmoerassen X H7230 zzMeervleermuis X H1318 vzVale vleermuis X H1324 zz

Bechstein’s vleermuis 1) X H1323 zzAssociatie van Ballote en andere Netels X 31Ab3 zz

Associatie van rozen en liguster X 37Ac4 zzTongvaren-associatie X 21Ab2 vz

Kalk- en warmteminnende bijen X zzBlad- en levermossen van beschaduwde kalkrotsen X zz

Kalk- en warmteminnende dagvlinders X zzMuurhagedis X zz

Eiken-haagbeukenbossen (heuvelland) X H9160B vaBeuken-eikenbossen met hulst X H9120 va

Spaanse vlag X H1078* zzKamsalamander X H1166 vzKalkgraslanden X H6210 vz

Heischrale graslanden X H6230* vzKalkminnende ruigte- en zoomgemeenschappen X H6430C va

De Levende Natuur - november 2015| 305

NATUURHISTORISCH MAANDBLAD DECEMBER 2015 JAARGANG 104 | 12 277

op het open houden van de rotswandenom het extreme microklimaat te behou-den.Daarbij heeft de directe omgeving van degroeves een grote invloed op de soorten-samenstelling: een open landschap metschrale graslanden en bermen, tijdelijkewateren en rondtrekkende schaapskuddes,zoals in het oude extensieve cultuurland-schap, heeft de verspreiding van de weinigmobiele doelsoorten tussen groeves gefa-ciliteerd. Het huidige landschap werkt eer-der als een barrière voor deze soorten,zeker waar bosvorming heeft plaatsgevon-den. Bos in of rond de groeve tempertbovendien het typerende extreme klimaat.

Onderdeel van het cultuurlandschapEen belangrijk keerpunt in het denken overnatuurwaarden in mergelgroeves was hetlanceren van het concept ‘Verborgen Val-leien’ (Peters, 1999). De kern van Verbor-gen Valleien ligt in het zoveel mogelijk toe-laten van natuurlijke erosieprocessen,waardoor met extensieve begrazing en eenminimum aan beheer zich een rijke natuur

kan ontwikkelen (Peters, 2004). Hoewelhet concept zeer positief werd ontvangen,is in de jaren daarna gebleken dat het toe-laten van dergelijke ‘natuurvriendelijke’processen vrijwel nergens haalbaar is,omdat de veiligheid van bezoekersgewaarborgd moet zijn en het onderlig-gende drinkwater beschermd wordt meteen dikke laag dekgrond. Bovendien blijkteen ‘natuurlijke’ graasdruk te laag omstruweel- en bosontwikkeling in de groe-ves tegen te gaan.In Verborgen Valleien wordt terechtgesteld dat de groeves intrigerende land-schappen vormen waar men zich eerderin het buitenland waant (Peters, 2004).Het betreft ook letterlijk on-Nederlandsenatuur: als de mens niet naar kalk- envuursteen was gaan graven en de boven-liggende vegetatie met kappen, brandenen begrazing niet had open gehouden,waren er simpelweg geen vestigingsplek-ken geweest voor de typische korstmossenen havikskruiden van kalkrotsen, blad- enlevermossen van beschaduwde kalkgrondof bijensoorten die nestelen in verticale

Fig. 2. Warmtefoto’s van de Bemelerberglaten zien dat rotswanden van groeves niet

zozeer een extremer microklimaat herbergen,als wel een grotere variatie in temperatuur opeen klein oppervlak. De diagrammen laten detemperatuurverdeling zien van de rotswan-den (2c) en van het omliggende grasland

(2d) (foto’s: Marijn Nijssen).

staat om rotsen verderop in hetzelfdeterrein te koloniseren. Havikskruiden vanrotswanden komen dankzij windversprei-ding wellicht nog het dichtst in de buurtvan echte pioniersoorten en deze duikenvaak wel op nieuwe plekken op, bijvoor-beeld in de Curfsgroeve en groeve ‘tRooth.Het verschil tussen ‘echte’ pioniers enDauer-pioniers lijkt een detail te zijn, maaris belangrijk als men gaat nadenken overbeheer en inrichting van groeves en rots-wanden. Voor Dauer-pioniers moetenmaatregelen niet gericht zijn op het stimu-leren van erosieprocessen, waarbij telkensnieuwe vestigingsplaatsen ontstaan, maar

8,0 8,5 12,0 15,5 19,0 22,5 26,0 29,5 33,0 36,5 40,0 0C 8,0 8,5 12,0 15,5 19,0 22,5 26,0 29,5 33,0 36,5 40,0 0C

5,0 -

4,0 -

3,0 -

2,0 -

1,0 -

0,0 -

12,0 -

10,0 -

8,0 -

6,0 -

4,0 -

2,0 -

0,0 -

% %

- 45,0 0C

- 40,0

- 35,0

- 30,0

- 25,0

- 20,0

- 15,0

- 10,0a b

c d

306 | De Levende Natuur - jaargang 116 - nummer 6

wanden. Veel planten- en diersoorten dienu zijn gebonden aan groeves kwamen aleeuwen voor in onderdelen van het exten-sieve Limburgse cultuurland: kalkgraslan-den, graften en schrale wegbermen, inge-graven drinkbakken, diepe kuilen en karren-sporen op onverharde wegen en zomen enopen plekken in bossen met hakhout- enmiddenbosbeheer. Nu deze antropogeneelementen en gebruiksvormen zijn ver-dwenen uit het geïntensiveerde Zuid-Lim-burgse landschap, vormen mergelgroevesde refugia voor deze natuurwaarden. Dit isgeen typisch Nederlandse situatie; ook inandere Europese landen worden groevesbewoond door soorten die in het omrin-gende landschap geen plek meer vinden(onder andere Cullen et al., 1998).De mergelgroeves zijn dan ook een onder-deel van het cultuurlandschap en denatuurwaarden die er op dit moment voor-komen en gewaardeerd worden, zijn vanmenselijke activiteit afhankelijk voor hunlokale voortbestaan. Bij een volledignatuurlijke ontwikkeling van de mergel-groeves zullen veel van deze soorten ver-dwijnen, met uitzondering van de soortenuit bos- en zoomgemeenschappen. Eendergelijke natuurlijke aanpak kan verras-sende natuurwaarden opleveren en vooralvia ontwikkeling van gevarieerde bossenen zoomvegetaties kan veel ecologischewinst worden behaald. Voor de doelsoor-ten van open terreinen en voor het halenvan Natura2000 doelstellingen is het ech-ter noodzakelijk om de groeves op een vrijintensieve manier te blijven beheren.Daarmee kunnen de groeves ook bronge-bieden vormen om te herstellen cultuur-elementen in het Limburgse mergelland-schap te herkoloniseren.

Praktische beheermaatregelenOp dit moment zijn begrazing, het verwij-deren van boom-en struweelopslag en ineen enkel geval maaien en afvoeren vangraslanden maatregelen die in meerderegroeves worden uitgevoerd. Daarnaastworden voortplantings- en verblijfswaterenvoor amfibieën aangelegd en opgeschoond.Met uitzondering van Oehoe, Geelbuik-vuurpad en Vroedmeesterpad (Alytesobstetricans) ontbreekt gericht onderzoekof monitoring in groeves, zodat een goedeanalyse over de effectiviteit van beheer-maatregelen en de manier waarop ze wor-den uitgevoerd onmogelijk is. Op basisvan ervaringen van beheerders lijkt voorterugdringen van verruiging van rotshabi-tats jaarrond begrazing met geiten hetmeest geschikt te zijn. Een hoge graas-druk in de winter en een lagere druk in dezomer werkt goed om opslag van struweelaan te pakken en vraat aan bloeiende krui-den te voorkomen. Ook bij dit basisbeheeris het noodzakelijk om elke drie tot vijfjaar handmatig struweel te verwijderen.Sinds de winter 2014-1015 wordt geëxperi-menteerd met het weghalen van opslag envervolgens plaggen van de bovenliggendezand- en grindafzettingen op het raakvlakmet de kalkrotsen om nieuwe vestigings-

kansen te bieden voor het zeldzame habi-tattype Pionierbegroeiingen op rotsbodem(foto 2).Groeves en rotsen gelegen binnen kalk-graslanden hebben baat bij schapenbegra-zing, waarbij naast de graslanden ook deminder steile hellingen worden begraasd.Begrazing van ruigtes aan de voet vanrotswanden met puinkegels leidt tot soor-tenrijke begroeiingen van de associatievan Ballote en andere netels. Voor de ont-wikkeling van bosgemeenschappen en bos-zomen op noord- en oost-geëxponeerdehellingen hoeven geen maatregelen teworden genomen; wel leidt het gerichtverwijderen van exoten tot een meernatuurlijk habitat.Mergelranden in de halfschaduw of opnoordhellingen kunnen vestigingsplaatsenvormen voor zeldzame blad- en levermos-sen. Beschaduwde storthopen van vuur-steen kunnen een geliefde groeiplaats voorbijzondere varens vormen, zoals Blaasvaren(Cystopteris fragilis) en Rechte driehoeks-varen (Gymnocarpium robertianum).Mogelijkheden voor het realiseren vankalkmoerassen, kalktufbronnen en kwel-plassen die geschikte voortplantingsplek-ken voor de Zuidelijke oeverlibel vormen,zijn vrijwel alleen aanwezig in enkele grote

Foto 2. De Döälkesberg ligt gunstig op hetzuiden in een vrij open landschap met kalk-graslanden. In de winter van 2014-2015 is debovenrand vrijgemaakt van vegetatie en is debovenliggende zand- en grindlaag geplagd totde overgang naar de kale kalkrotsen. Of dezemaatregel resulteert in vegetaties die kenmer-kend zijn voor rotsrichels moet de komende jarenblijken. Inzet Kleine steentijm (Clinopodium acinos)

(foto’s: Marijn Nijssen).

De Levende Natuur - november 2015| 307

NATUURHISTORISCH MAANDBLAD DECEMBER 2015 JAARGANG 104 | 12 279

groeves. Het zeer langzaam aan de opper-vlakte laten doorstromen van uittredendgrondwater is een goede maatregel. In deENCI-groeve, die tot onder de grondwater-spiegel is uitgegraven, heeft dit bovendienals voordeel dat veel water verdampt en erminder water uit het diepste punt gepompthoeft te worden (Dehing et al., 2015).

Rekening houden met doelsoortenGerichte maatregelen voor diersoorten vin-den alleen plaats voor de ernstig bedreigdeGeelbuikvuurpad en Vroedmeesterpad.Hiervoor worden deels droogvallende voort-plantings- en verblijfswateren gegraven enregelmatig geschoond. Ook zijn op eenaantal plekken dieren uitgezet, aangeziende natuurlijke dispersie zich in Nederland

beperkt tot maximaal 500 meter. De Geel-buikvuurpad en Vroedmeesterpad zettenverspreid over de zomer kleine aantalleneieren of larven in het water af. Door voort-plantingswateren niet in het najaar maarlaat in het voorjaar op te schonen, wordeneitjes van concurrerende algemene soorten,zoals Bruine kikker (Rana temporaria) ensalamanders verwijderd en kunnen dedoelsoorten zich zonder concurrentie ont-wikkelen.Kalk- en warmteminnende dagvlinder- enbijensoorten hebben groot profijt van hetherstellen of ontwikkelen van kalkgrasland-vegetaties of andere schrale, bloemrijkegraslanden in en rondom mergelgroeves.Het warme microklimaat in combinatie metwaardplanten, nectarplanten en nestgele-genheid in steile rotswanden faciliteert eengrote diversiteit aan soorten uit deze groe-pen. Uit studies op de Sint-Pietersberg enin de Curfsgroeve blijkt dat het koloniserendoor deze soorten snel verloopt.Het weghalen van boom- en struik-opslag rondom ingangen van onder-grondse groeves beïnvloedt voorvleermuizen zowel de toegang als het

microklimaat van de ingang en de achter-liggende holtes en gangen (Verboom,2006). In de winter kan dit beheer leidentot sterfte van overwinterende vleermui-zen. Of de geschiktheid voor vleermuizenom te zwermen, paren en overwinterendoor beheer toe- of afneemt, hangt sterkvan de lokale situatie af en betreft dusaltijd maatwerk.

Keuzes, kansen en knelpuntenVoor elke kleine groeve en alle delen vangrote groeves moet een duidelijke keuzegemaakt worden voor welke doelsoortenen habitats inrichting en beheer wordenuitgevoerd. Voor behoud van biodiversiteitén het halen van Natura2000 doelen zaldeels worden gekozen voor de meest striktaan mergelgroeves en rotsen gebondenbiota, zoals pionierbegroeiingen op rots-bodems, havikskruiden van kalkrotsen,Geelbuikvuurpad en Vroedmeesterpad.Hiervoor is een intensief beheer, gerichtop het open houden van rotsen en voort-plantingswateren noodzakelijk. Bij dekeuze voor een natuurlijke ontwikkelingvan de groeves (conform Verborgen Val-

Foto 3. Grote groeves worden vaak verplicht afgewerkt met een metersdikke laag dekzand.Een toplaag van stenig, kalkrijk materiaal (links; Groeve ‘t Rooth) levert een vrij schrale

vegetatie met kalkminnende soorten op, terwijl op een toplaag van voedselrijk dekmateriaal(rechts; Curfsgroeve) een ruigere en meer soortenarme vegetatie zich ontwikkelt (foto’s:

Marijn Nijssen). Inzet Begin varenbegroeiing ‘t Rooth (foto: Marijn Nijssen).

308 | De Levende Natuur - jaargang 116 - nummer 6

280 DECEMBER 2015 JAARGANG 104 | 12 NATUURHISTORISCH MAANDBLAD

leien) zullen veel doelsoorten van openhabitats verdwijnen en voornamelijk bos-en zoomgemeenschappen ontstaan, metdaarin kansen voor onder andere de Tong-varen-associatie en blad- en levermossenvan beschaduwde kalkrotsen.De kansen voor soorten van rotsen enschrale vegetaties zijn het grootst in hetwestelijk deel van Zuid-Limburg, waar opde zachtere Maastrichtse kalksteen alpopulaties van doelsoorten voorkomen.Of deze populaties ook als bron kunnendienen voor uitbreiding van bijvoorbeeldTengere veldmuur en typische korstmos-sen en wat de geschikte klimatologische enchemische condities zijn voor de ontwik-keling van rotsbegroeiingen, zijn belang-rijke kennislacunes. Veel kleine groeves enrotswanden in het westen van Zuid-Lim-burg, zoals de Bemelerberg, Wolfskop enhet Popelmondedal worden omringd doorkalkgraslanden. In deze regio liggen ookde grote mergelgroeves met kansen omtientallen hectare schraal grasland metkalkminnende plantensoorten te ontwikke-len. Hiervoor is het wel nodig om bovenopde huidige dekgronden, die nu als eenknelpunt werken, een zuid-geëxponeerdelaag met voedselarme, stenige, kalkrijkebodem aan te leggen (foto 3). Of dit kanleiden tot ontwikkeling van het habitat-type Kalkgraslanden (H6210) is nog nietduidelijk, maar wel dat dit een grote meer-waarde oplevert voor veel kalk- en warmte-minnende planten, bijen en dagvlinders.Veel oostelijk gelegen groeves zijn kleiner,snijden het hardere Kunrader of Gulpenerkalksteen aan en liggen in bosrijke omge-ving. Hier liggen minder kansen voorsoortenrijke rotsbegroeiingen, waardoorhier eerder gekozen kan worden voor eennatuurlijke ontwikkeling naar soortenrijkebos- en zoomgemeenschappen. Hetzelfdegeldt voor de noord geëxponeerde wandenin grote groeves, waar het microklimaat tegematigd is voor het in stand houden vanopen habitats.Zowel voor de westelijke als oostelijkemergelgroeves geldt dat zij, met een totaaloppervlak van meer dan 250 ha, eenbelangrijke rol kunnen spelen in het Zuid-Limburgse kalklandschap. Zowel ompopulaties van soorten te herbergen in demiddelgrote tot grote groeves, maar ookals stepping stones voor soorten die zichslechts over korte afstanden verspreiden.De ‘parelsnoeren’ (fig. 1) van kleine mer-gelgroeves geven hiervoor houvast en vor-

men samen met de lijnvormige elementenin het landschap (Wallis de Vries et al.,2009) een belangrijk ecologische netwerk.

LiteratuurAptroot, A., C.M. van Herck & L.B. Sparrius,2010. Mergelgroeves: kansrijke nieuwe vesti-gingsplaatsen voor bedreigde korstmossen.Natuurhistorisch Maandblad 99: 282-284.Cullen, W.R., C.P. Wheater & P.J. Dunleavy,1998. Establishment of species-rich vegetationon reclaimed limestone quarry faces inDerbyshire, UK. Biological Conservation 84(1):25-33.Dehing, J., M. Voncken & H. de Mars, 2015.Waterplan ENCI 2013; onderzoek ecohydrolo-gisch systeem en inpassing in het werkplanENCI groeve. BAT Sittard/ Royal HaskoningDHV, Maastricht.Dorren, N., 2005. De duivel groef een paradijs.Uitgeverij Lemniscaat.Faassen, T. & I. Raemakers, 2011. Basis-kartering Curfsgroeve 2011. Ecologica.Felder, P.J., 2004. Limburgse groeven, eenpersoonlijke geschiedenis. NatuurhistorischMaandblad 93 (4): 83-87.Heimans, E., 1911. Uit ons krijtland.Uitg. W. Versluys, Amsterdam.Hillegers, H., 1984. De geschiedenis van devegetatie en de functionele betekenis van deBemelerberg. Publicatie Natuurhistorischgenootschap Limburg XXXIV: 13-17.Larson, W., U. Matthes & P. Kelly, 2000. CliffEcology: pattern and process in Cliff Ecology.Cambridge University Press. Cambridge.Lever, A.J., 1984. Mergelwinning in Zuid-Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 73(4):71-73.Nijssen, M., M. Scherpenisse, P. Verbeek,B. Possen & H. de Mars, 2015. Beheer eninrichting van mergelgroeves en rotsen. Rap-port onderzoeksproject OBN-2014-64-HE.Peters, B., 1999. Verborgen Valleien. Ecologieen beheer van mergelgroeven in Zuid-Limburg:de Curfsgroeve als voorbeeld. Stichting Ark.Hoog-Keppel.Peters, B., 2004. Verborgen Valleien I –Nieuwe principes voor de afwerking vanmergelgroeven. Natuurhistorisch maandblad93(4): 65-72.Tüxen, R., 1975. Dauer-Pioniergesellschaftenals Grenzfall der Initialgesellschaften. In:Schmidt, W. (Red.): Sukzessionsforschung.Berichte International Symposium Vegetations-kunde. J. Cramer Vaduz: 13-30.Verboom, B., 2006. Winterverblijven voorvleermuizen in Limburg. VZZ rapport2006.033. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.

Wallis de Vries, M. , A. Boesveld, W. Bosman,M. Reemer, J. Regelink, A.J. Rossenaar,J. Schaminée & K. Veling, 2009. Verkenningherstel kleinschalige lijnvormige infrastructuurHeuvelland. Rapport DK nr. 2009/dk110-O.Ministerie van LNV, Directie Kennis, Ede.

SummaryLimestone quarries: start, development andmanagement of non-Dutch natureAll open calcareous habitats in The Nether-lands are manmade. Over 300 small (<0.1 ha)to very large (144 ha) opencast limestonequarries in province Limburg domiciliate awide variety of plant and animal species ofwhich many are on the Dutch red-lists andprotected under European Natura 2000regulation. Although these species are oftenconsidered pioneers, most belong to stress-tolerators with low reproductive and dispersalpower. To protect these species managementof limestone quarries should be focussed onkeeping an open landscape, rather than stimu-lating erosion processes. Grazing with goatsand sheep, cutting of shrubs and trees andtopsoil removal on cliffs are the most promisingmeasures. Limestone quarries can be treatedas part of the cultural landscape and play animportant role in conservation of a biodiversecalcareous nature in The Netherlands.

DankwoordEen woord van dank gaat uit naar alle terrein-beheerders die aan het project hebben mee-gewerkt en naar de experts die kennis en tekst-bijdragen leverden voor het rapport: JoopSchaminée, Eric Janssen, Ben Crombaghs,Scipio van Lierop en Ivo Raemakers.Het onderzoek is gefinancierd door het pro-gramma OBN.

M.E. NijssenStichting BargerveenToernooiveld 1Postbus 9010, 6500 GL [email protected]

M.C. Scherpenisse & P.J.M. VerbeekBureau Natuurbalans – Limes DivergensPostbus 6508, 6503 GA [email protected]

H. de Mars, E.W.J.M. van Rijsselt& B.J.H.M. PossenRoyal HaskoningDHVPostbus 303, 6199 ZN [email protected]