Docentenhandleiding 4/5 havo...

20
Aardrijkskunde voor de tweede fase Docentenhandleiding 4/5 havo Auteurs: Wout Lentjes Hans Palings Theo Savelkouls Maarten Terlingen Brigitte Weidema Martin de Wolf m.m.v. Peter Teune Redactie Maarten Terlingen vierde druk Malmberg ’s-Hertogenbosch

Transcript of Docentenhandleiding 4/5 havo...

Aardrijkskunde voor de tweede fase Docentenhandleiding 4/5 havo Auteurs: Wout Lentjes Hans Palings Theo Savelkouls Maarten Terlingen Brigitte Weidema Martin de Wolf m.m.v. Peter Teune Redactie Maarten Terlingen vierde druk Malmberg ’s-Hertogenbosch

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo

© Malmberg 's-Hertogenbosch, 2012 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo

Voorwoord Deze docentenhandleiding bestaat uit een algemene beschrijving van de methode Wereldwijs tweede fase (vierde druk) en een overzicht van alle domeinen uit het examenprogramma met hun plaats en inhoud in de boeken. Wij wensen u en uw leerlingen veel plezier bij het werken met Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase. De samenstellers

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo

Inhoudsopgave

Algemeen deel 5 1 Examenprogramma aardrijkskunde 5

1.1 Inleiding 5 1.2 Toelichting op het examenprogramma 5 1.3 Leerstofordening havo 7 1.4 Voorbeeld-PTA havo 8

2 Werken met Wereldwijs 9

2.1 Nieuw in de vierde druk 9 2.2 Pakketsamenstelling 9 2.3 Leeropdrachtenboek 10

2.3.1 Hoofdstukopening 10 2.3.2 Oriëntatieparagraaf 10 2.3.3 Theorieparagrafen 10 2.3.4 Examentrainer 10

2.4 Zakboek 11 2.5 Leerlingen-ePack 11

2.5.1 Google Earth-lessen 11 2.5.2 Herhalingslessen 11 2.5.3 Digitale oefentoetsen 11 2.5.4 CaseQuests 11 2.5.5 Atlasparagrafen 13

2.6 Docenten-ePack 14 2.6.1 Antwoorden 14 2.6.2 Docentenhandleiding 14 2.6.3 Toetsen 14 2.6.4 Bronnenbank 14 2.6.5 Digiboeken 14 2.6.6 PowerPointpresentaties 14 2.6.7 Praktische opdrachten 14

Specifiek deel 16 3 Overzicht per domein 16

3.1 Domein Wereld 16 3.2 Domein Aarde 17 3.3 Domein Indonesië 18 3.4 Domein Leefomgeving 19 3.5 CaseQuests havo 20

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 5

Algemeen deel

1 Examenprogramma aardrijkskunde 1.1 Inleiding In het kader van vernieuwing van de tweede fase van havo en vwo zijn enige jaren geleden voor alle vakken nieuwe examenprogramma’s ontwikkeld. Ook voor aardrijkskunde. Stapsgewijs is het programma sinds 2007 vanaf 4 havo ingevoerd. In 2009 is het nieuwe examen voor het eerst afgenomen op de havo en in 2010 op het vwo. Op de website van het College van Examens, www.cve.nl, zijn steeds de meest recente syllabi te vinden met een toelichting op het CE-deel van de examenprogramma. 1.2 Toelichting op het examenprogramma Hoewel het vernieuwde examenprogramma inmiddels als bekend mag worden verondersteld, hebben we hieronder toch de belangrijkste punten op een rijtje gezet. Vijf domeinen Het examenprogramma kent vijf domeinen: Geografische benadering (A), Wereld (B), Aarde (C), Ontwikkelingsland / Gebieden (D) en Leefomgeving (E). De laatste vier domeinen zijn inhoudelijk en gaan niet over de geografische werkwijze. Ook is er aandacht voor de regio. Zo staat in het domein Wereld vooral globalisering centraal, maar is er ook specifieke aandacht voor het grensgebied tussen Mexico en de Verenigde Staten (met name migratie), voor Groot-Brittannië en India (vanuit het koloniale verleden) en voor Oostenrijk (landbouw). Het domein Aarde behandelt onder andere klimaten, klimaatverandering en de platentektoniek, waarbij het Middellandse-Zeegebied als toepassingsregio gezien kan worden. Vervolgens komt een aantal verschijnselen uit deze twee domeinen terug in het domein Gebied, waarbij voor vwo de regio Zuidoost-Azië en voor havo het land Indonesië vanuit verschillende dimensies geanalyseerd worden. In Leefomgeving staat uiteindelijk de eigen omgeving van de leerling centraal, met speciale aandacht voor ruimtelijke vraagstukken in Nederland. In domein A worden geografische vaardigheden getoetst: hoe ga je om met geografische informatie en werkwijzen en welke geografische vragen stel je? Deze vaardigheden komen in alle domeinen terug, verweven met de inhouden. Figuur 1 Basisstructuur van de examenprogramma’s aardrijkskunde voor havo en vwo Bron: Handreiking schoolexamen havo/vwo (SLO), 2006

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 6

Geografische vaardigheden In domein A wordt duidelijk dat er veel aandacht moet zijn voor de aardrijkskundige vaardigheden. Dit is voor een groot deel in de tekst en opdrachten verwerkt, maar krijgt speciale aandacht in de atlasparagrafen en CaseQuests (ePack). In de CaseQuests leren leerlingen relevante aardrijkskundevragen te stellen, aardrijkskundige informatie te verwerven en te verwerken en de vragen op een juiste manier te beantwoorden. Deze twee vaardigheden (kaartvaardigheden en onderzoeksvaardigheden) komen ook bij het centraal eindexamen aan bod. Omvang van het programma Voor aardrijkskunde zijn op het vwo in de tweede fase 440 studielasturen beschikbaar. Voor de havo zijn 320 studielasturen gereserveerd. Volgens de richtlijnen van het ministerie van OCW dient ongeveer 60% van het examenprogramma centraal te worden geëxamineerd; de overige 40% valt daarbuiten en dient in het schoolexamen te worden getoetst. De plaats van aardrijkskunde in de profielen Vanaf 2007 is aardrijkskunde een profielkeuzevak in de profielen Economie en maatschappij (E&M), Natuur en gezondheid (N&G) en Cultuur en Maatschappij (C&M). Aardrijkskunde kan ook gekozen worden in het vrije deel. Daarmee heeft het vak meer ruimte gekregen om gekozen te worden, maar moet het deze ruimte delen met onder andere economie, maatschappijwetenschappen en een moderne vreemde taal. Al met al moet aardrijkskunde zich sterk profileren om door een acceptabel aantal leerlingen gekozen te worden. De basis hiervoor ligt uiteraard in de onderbouw, maar de wijze waarop in de bovenbouw aardrijkskunde wordt behandeld, zal natuurlijk ook van invloed zijn op keuze van aankomende derdeklassers. Vandaar dat we alles uit de kast hebben gehaald om een aantrekkelijk, uitdagend en actueel boek samen te stellen. Centraal examen en schoolexamen Zoals hierboven vermeld, kent het examenprogramma vier inhoudelijke domeinen, die zijn opgedeeld in twee of drie subdomeinen. Binnen elk domein geldt, dat één subdomein bij het centraal examen aan bod komt en de overige subdomeinen tot het schoolexamenprogramma worden gerekend (zie onderstaande tabel). Daarmee is het onmogelijk om alle eindexamendomeinen in het eindexamenjaar te behandelen. Sommige leerstof uit de vierde klas wordt dus pas in het eindexamenjaar centraal getoetst. Om de leerling hier zo goed mogelijk bij te begeleiden, hebben we veel aandacht besteed aan de examentraining. Daarnaast laten we belangrijke elementen van de domeinen Wereld en Aarde terugkomen in Ontwikkelingsland en Leefomgeving. Op die manier bouwen we een belangrijk stuk examenherhaling in. In de leerstofordening van de methode wordt deze examenherhaling zichtbaar in de leerroutes die we hebben uitgestippeld. Daarnaast hebben we bij deze nieuwe druk van Wereldwijs tweede fase een zakboek ontwikkeld. Hierin wordt alle leerstof (CE en SE) van het examenprogramma compact beschreven en vormt het zo een naslagwerk voor de leerling.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 7

Tabel 1 Toedeling van de examenstof aardrijkskunde havo aan centraal examen en schoolexamen Bron: Handreiking schoolexamen havo/vwo (SLO), 2006

1.3 Leerstofordening havo In onderstaande tabel staan de verschillende onderdelen uit het examenprogramma havo, inclusief studielasturen (slu). In deze nieuwe druk hebben we de katernen voor de domeinen Wereld en Aarde opgesplitst in twee delen. Dat maakt het mogelijk sociale geografie en fysische geografie in een leerjaar af te wisselen.

Onderwerp slu

Wereld 1 40

1. Grensgebied tussen Mexico en de Verenigde Staten (SE) 20

2. Vrijhandel en landbouw in Europa (SE) 20

Wereld 2 60

3. Samenhang en verscheidenheid (CE) 35

4. Globalisering in landen (CE) 25

Aarde 1 60

5. Opbouw en afbraak van het reliëf op aarde (CE) 30

6. Klimaat en landschapszones (CE) 30

Aarde 2 40

3. Middellandse-Zeegebied (SE) 20

4. Natuurlijke gevaren in de Verenigde Staten (SE) 20

Indonesië 40

9. Indonesië als ontwikkelingsland (CE) 30

10. Actuele vraagstukken (SE) 10

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 8

Leefomgeving 50

11. Overstromingen en wateroverlast (CE) 25

12. Steden en stedelijke gebieden (CE) 25

Eigen onderzoek (SE) 10

Examenvoorbereiding (CE) 20

De door ons geadviseerde voorkeursroute per leerjaar is als volgt:

Havo 4: 160 slu Havo 5: 160 slu

Wereld 1: 40 Eigen onderzoek: 10

Wereld 2: 60 Aarde 2: 40

Aarde 1: 60 Indonesië: 40

Leefomgeving: 50

Examenvoorbereiding: 20

Maar u kunt natuurlijk ook uw eigen weg kiezen.

1.4 Voorbeeld-PTA havo Voorbeeld-PTA havo 4-5, uitgaande van vier perioden per jaar: Havo 4

periode weging (%SE)

vorm domein leerstof slu

1 12% S Wereld H1 Grensgebied tussen Mexico en de VS H2 Vrijhandel en landbouw in Europa

40

2 12% S Wereld H3 Samenhang en verscheidenheid 35

3 6% S Wereld H4 Globalisering in landen 25

4 20% S Aarde H5 Opbouw en afbraak van het reliëf H6 Klimaat en landschapszones

60

Havo 5

periode weging (%SE)

vorm domein leerstof slu

1 10% PO eigen keuze Eigen onderzoek 10

1 12% S Aarde H7 Middellandse-Zeegebied H8 Natuurlijke gevaren in de VS

40

2 12% S Indonesië H9 Indonesië als ontwikkelingsland H10 Actuele vraagstukken

40

3 8% S Leefomgeving H11 Overstromingen en wateroverlast 25

4 8% S Leefomgeving H12 Steden en stedelijke gebieden 25

4 Examenvoorbereiding 20

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 9

2 Werken met Wereldwijs 2.1 Nieuw in de vierde druk In de nieuwe druk van Wereldwijs tweede fase hebben we een aantal wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste zetten we hier op een rijtje:

Leerstof en opdrachten staan nu bij elkaar in één boek. Dat biedt overzicht voor de leerling.

De domeinen Wereld en Aarde zijn in twee delen geknipt. Dat maakt het mogelijk sociale geografie en fysische geografie in een leerjaar af te wisselen. Er zijn nu zes leeropdrachtenboeken voor havo en zes voor vwo.

De boeken zijn compacter geworden: het aantal opdrachten is beperkt en sommige onderdelen worden nu digitaal aangeboden.

De boeken zijn aangevuld met een uniek zakboek waarin alle leerstof voor het schoolexamen en centraal examen overzichtelijk is opgenomen.

De leerstof wordt steeds aangepast aan de nieuwe syllabi van het College voor Examens (CvE).

2.2 Pakketsamenstelling Wereldwijs voor de tweede fase havo bestaat uit zes leeropdrachtenboeken voor de vier domeinen:

Wereld 1

Wereld 2

Aarde 1

Aarde 2

Indonesië

Leefomgeving Wereld en Aarde vormen het mondiale kader voor algemene structuren en processen dat vervolgens op een lager schaalniveau voor Indonesië en Nederland in een concrete situatie nader wordt uitgewerkt. Wereld vormt het sociaal-geografische kader voor wat betreft de samenhang en verschillen in de wereld. In Wereld staat centraal hoe de wereld economisch, sociaal-cultureel en politiek in elkaar zit. Sturend is hierbij het proces van globalisering dat zorgt voor vergroten of verkleinen van verschillen tussen landen of gebieden. Aarde vormt het fysisch-geografische kader voor wat betreft de opbouw van landschappen en landschapszones. Centraal staan hierbij geologische, geomorfologische en klimatologische processen die zorgen voor verschillen tussen gebieden en landschappen in de wereld. De methode bestaat voor de leerlingen uit leeropdrachtenboeken, een zakboek en een ePack. Voor de docent zijn aanvullend een docenten-ePack met handleiding, toetsen en dergelijke beschikbaar. Extra ondersteuning is er in de vorm van gebruikersbijeenkomsten en digitale nieuwsbrieven.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 10

2.3 Leeropdrachtenboek Elk leeropdrachtenboek bestaat uit twee hoofdstukken. Elk hoofdstuk bestaat uit de volgende onderdelen:

inhoudsopgave met alle onderdelen (boek/digitaal) uit het hoofdstuk;

hoofdstukopening;

oriëntatieparagraaf;

theorieparagrafen met aansluitend bijbehorende opdrachten;

examentrainer. Een hoofdstuk wordt afgesloten met een verklarende begrippenlijst. 2.3.1 Hoofdstukopening Elk hoofdstuk opent met twee naast elkaar gelegen pagina’s met daarop een openingsbeeld en de inhoudsopgave. Het openingsbeeld is een gepersonaliseerd beeld in relatie tot het thema. In de inhoudsopgave staat niet alleen de inhoud van het boek, maar ook de onderdelen die in de digitale leeromgeving te vinden zijn, zoals de atlasparagraaf en de oefentoetsen. 2.3.2 Oriëntatieparagraaf Na het openingsbeeld en de inhoudsopgave begint ieder hoofdstuk met een paragraaf Oriëntatie. Hierin staan ook de hoofdvragen van het hoofdstuk vermeld. De leerlingen oriënteren zich met behulp van een inleidende tekst en bronnen op het thema van het hoofdstuk. Aansluitend volgen enkele opdrachten. 2.3.3 Theorieparagrafen Na de oriëntatieparagraaf volgen de theorieparagrafen. De theorie wordt verduidelijkt met bronnen. De begrippen die leerlingen moeten kennen, staan weergegeven in de kantlijn. De CE-begrippen zijn vet rood gedrukt, de SE-begrippen zijn schuingedrukt in oranje. In opdrachten staat het verwerven en verwerken van informatie centraal. Via vragen wordt de kennis verdiept en toegepast op tal van situaties uit de praktijk. Leerlingen moeten bronnen lezen, interpreteren en combineren. 2.3.4 Examentrainer Bij ieder hoofdstuk in Wereldwijs tweede fase is een examentrainer opgenomen die bedoeld is als oefening voor het schoolexamen of het centraal examen. In de examentrainer worden kennis en inzicht van het desbetreffende domein en de geografische vaardigheden uit dit domein getoetst. De vragen in de examentrainer zijn vooral gericht op het geven van verklaringen. Daarbij moet de leerling vaak verschillende aspecten belichten. Net als bij de echte examens kan hij dus niet volstaan met het geven van een kort antwoord. Bij iedere vraag staat het aantal scorepunten genoemd. Die geven de leerling een indicatie over het aantal antwoordelementen dat in samenhang moet worden gebruikt. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om het eerst geven van een situatiebeschrijving en vervolgens het verklarende principe of het opzetten van een redenering met een oorzaak/gevolg-relatie. De examentrainer bestaat uit bronnen en vragen waarin zoveel mogelijk de formuleringen en het jargon uit het centraal examen worden gehanteerd. Zowel in tekst als in vorm sluit de examentrainer zo aan bij de vorm van het centraal examen. Het verschil met het echte examen is dat leerlingen daar een apart bronnenboekje krijgen met bronnen in zwart/wit. In het leeropdrachtenboek van Wereldwijs tweede fase staan de bronnen direct bij de vraag en zijn ze in kleur opgenomen.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 11

2.4 Zakboek Nieuw in de vierde druk van Wereldwijs tweede fase is het zakboek. Er is een editie voor havo en voor vwo. Het is een handig hulpmiddel bij de voorbereiding op toetsen, schoolexamens en het centraal examen. Het bevat:

samenvattingen van alle hoofdstukken;

een complete begrippenlijst waarin onderscheid wordt gemaakt tussen begrippen voor het schoolexamen en voor het centraal examen;

examentips, bijvoorbeeld over de formulering van de examenvragen. 2.5 Leerlingen-ePack Het leerlingen-ePack is bijzonder handig om de leerlingen docentonafhankelijk (thuis en/of op school) extra oefenmogelijkheden te bieden. In het leerlingen-ePack staan de volgende onderdelen: 2.5.1 Google Earth-lessen Bij elk hoofdstuk hoort een Google Earth-les waarin de leerling de regio of het thema van het betreffende hoofdstuk verkent. De Google Earth-lessen worden aangeboden als invulbare pdf’s. De antwoorden vindt u in het docenten-ePack. 2.5.2 Herhalingslessen In de hoofdstukken zijn op verschillende punten herhalingslessen opgenomen. Hierin worden complexe begrippen en theorieën uit het betreffende hoofdstuk uitgelegd en geoefend. 2.5.3 Digitale oefentoetsen Elk hoofdstuk bevat een oefentoets in de digitale leeromgeving. Leerlingen kunnen zelfstandig de toets maken en krijgen feedback op hun antwoorden. Op basis van de oefentoets kunnen ze achterhalen welk onderdeel van de stof ze nogmaals moeten bestuderen. 2.5.4 CaseQuests Voor elk hoofdstuk zijn in het ePack een of meer CaseQuests opgenomen. Er zijn eenvoudige (Extra) en moeilijkere (Plus). In hoofdstuk 3 van deze handleiding vindt u een overzicht van de CaseQuests per hoofdstuk. CaseQuests bestaan uit een verzameling diverse bronnen (foto’s, teksten, tabellen, kaarten en figuren), gekoppeld aan een complexe vraagstelling. De leerling moet door middel van een uitvoerige beantwoording van de vraag een probleem oplossen, situaties met elkaar vergelijken of een scenario schetsen. In alle gevallen is de leerling dan bezig met een verdieping of aanvulling op de reguliere leerstof. Voor alle CaseQuests geldt dat ze alleen of samen met andere leerlingen gemaakt kunnen worden. U kunt een CaseQuest ook inzetten als Praktische Opdracht. De CaseQuests worden aangeboden als invulbare pdf’s. De antwoorden bij de CaseQuests vindt u in het docenten-ePack. Verschillende soorten CaseQuests In de methode staan veel CaseQuests, die onder te verdelen zijn in een aantal soorten. Standpuntbepaling: In veel gevallen wordt de leerling bij deze soort CaseQuests met een vraag geconfronteerd die in bepaalde opzichten op een dilemma lijkt. De leerling moet namelijk tussen twee of meer alternatieven kiezen, waarbij de keuze voor elk alternatief voor- en tegenargumenten kent. Het is daarbij vervolgens onmogelijk meer dan één alternatief te kiezen. Een voorbeeld van een dergelijke CaseQuest is te vinden in het hoofdstuk

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 12

‘Grensgebied tussen Mexico en de VS’ waar de vraag wordt gesteld: ‘Is migratie gunstig voor de economische ontwikkeling van herkomstlanden van migranten?’. Een ander voorbeeld is te vinden in het hoofdstuk ‘Samenhang en verscheidenheid in de wereld’ waar de volgende vraag centraal staat: ‘Is het totaaleffect van de aanwezigheid van multinationale ondernemingen positief voor ontwikkelingslanden?’ Op basis van verschillende gegevens uit de bronnen weegt de leerling de argumenten tegenover elkaar af en formuleert uiteindelijk zijn of haar conclusie. Uiteraard is het de bedoeling dat de leerling deze afweging ook zodanig op papier zet. Scenariodenken: Voor diverse problemen bestaan vaak meerdere oplossingen. In veel gevallen staan de problemen en de verschillende mogelijke oplossingen in deze soort CaseQuests centraal. De leerling zal zich dan altijd eerst moeten afvragen: a) wat is het probleem? en b) hoe is dit probleem ontstaan? Op basis van deze eerste stappen kan de leerling uit een aantal opties dan wel scenario’s kiezen die als oplossing voor het probleem worden gepresenteerd. Uiteraard zijn voor elke oplossing voor- en tegenargumenten te bedenken, zodat de leerling goed zijn of haar keuze zal moeten beargumenteren. Een voorbeeld van een CaseQuest waarbij leerlingen een keuze moeten maken uit verschillende scenario’s, is een CaseQuest uit het hoofdstuk ‘Samenhang en verscheidenheid in de wereld’. Hierbij luidt de vraag: ‘Wat is op basis van de huidige politieke en economische situatie in de wereld en het voortschrijdende proces van globalisering, het meest waarschijnlijke toekomstscenario?’ Er wordt hier dus niet zozeer naar een oplossing voor een probleem gevraagd, als wel naar een logisch vervolg op de huidige situatie. Om een beargumenteerde keuze te kunnen maken, zal de leerling bij deze CaseQuest een vergelijkbare redenering moeten volgen als bij de oplossingsgerichte CaseQuests. Situaties vergelijken: Een verschijnsel als globalisering komt (uiteraard) over de hele wereld voor. De wijze waarop dit in verschillende landen tot uitdrukking komt, kan echter behoorlijk verschillen. Zo is er in het ene land meer sprake van globalisering dan in het andere. De eerste CaseQuest in het hoofdstuk ‘Samenhang en verscheidenheid in de wereld’ gaat in op deze verschillen. De leerling beantwoordt daarbij de vraag: ‘Welk type land is het meest geglobaliseerd?’ Bij deze vraag worden zes landen vergeleken, waarbij de leerling zal moeten bepalen welke gegevens van belang zijn om globalisering te meten. Een vergelijkbare CaseQuest is te vinden in het hoofdstuk ‘Grensgebied tussen Mexico en de VS’. Deze gaat in op de verschillen tussen de arbeidsmigratie naar de Verenigde Staten en de arbeidsmigratie naar Maleisië. In alle gevallen zal de leerling de benodigde gegevens moeten beschrijven, ordenen, beoordelen en op basis daarvan een conclusie moeten trekken. Aan de slag met CaseQuests Als een leerling net in de vierde klas zit, zal een CaseQuest een behoorlijke opgave zijn. Er staat geen uitgebreid stappenplan bij en er zijn geen sturende aanwijzingen. De eerste CaseQuest in de vierde klas is wat aanpak betreft net zo complex en open als de laatste CaseQuest in de vijfde of zesde klas. We kunnen ons dan ook voorstellen dat de leerling tijdens het maken en beoordelen van de eerste CaseQuests goed begeleid moet worden. Uiteindelijk zal de leerling het natuurlijk zelf moeten kunnen. In het begin zullen de leerlingen graag antwoord willen krijgen op de volgende vragen: Hoe formuleer ik een antwoord? De meeste leerlingen zullen geneigd zijn zo kort en bondig mogelijk een conclusie op te schrijven. Het is echter de bedoeling dat de leerling zijn of haar gedachtegang zo compleet mogelijk op papier zet (ook al zijn sommige CaseQuests gesloten geformuleerd). Bij een CaseQuest waar de leerling een standpunt moet innemen of tot een conclusie moet komen, zal hij of zij de afweging met voor- en tegenargumenten moeten noteren. De CaseQuests waarbij een scenario gekozen moet worden, vragen om een korte beschrijving en analyse van het probleem of de huidige situatie. Vervolgens geeft

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 13

de leerling beargumenteerd aan waarom het ene scenario wel de beste keuze is en de andere scenario’s niet. In het geval van vergelijkende CaseQuests beschrijft de leerling de verschillende gebieden of situaties op basis van bepaalde indicatoren. Op basis van deze beschrijving kan een antwoord op de vraag gegeven worden. In alle gevallen geldt verder dat er mogelijkerwijs deelvragen zijn geformuleerd, die de gedachtegang van de leerling enigszins kunnen sturen. Hoe controleer ik of mijn antwoord goed is? In het antwoordmodel staan uitvoerige antwoorden geformuleerd. Het is niet de bedoeling dat de leerling deze klakkeloos gaat overschrijven. Daarom is het wellicht een idee om bij de eerste CaseQuests de antwoorden gezamenlijk te bespreken. Zet bijvoorbeeld drie verschillende antwoorden van leerlingen naast elkaar – op het (digi)bord – en vergelijk deze met het antwoord uit het antwoordenboek. Bepaal samen met de klas welke antwoorden goedgekeurd zouden kunnen worden en bij welke antwoorden bepaalde essentiële elementen uit het antwoord ontbreken. De hiervoor beschreven beantwoording op de vraag ‘Hoe formuleer ik een antwoord?’ kan daarbij enig houvast bieden. Het grootste deel van de klas zal na een paar van deze exercities goed kunnen beoordelen of ze het antwoord op een CaseQuest voldoende hebben geformuleerd. 2.5.5 Atlasparagrafen Per hoofdstuk is er één atlasparagraaf in pdf-formaat. Hierin worden de twaalf kaartvaardigheden kort uitgelegd en getraind (zie tabel hieronder). Een atlasparagraaf bestaat uit zo’n zes tot acht atlasopdrachten die zoveel mogelijk aansluiten bij het thema van het hoofdstuk. Leerlingen maken bij de opdrachten gebruik van de Grote Bosatlas (53e of 54e druk).

Vaardigheid Voorbeeldvragen of opdrachten

Zoeken in de atlas Gebruik het trefwoordenregister om de kaart over kribverlaging in de Waal te vinden.

Selecteren Welke kaart gebruik je als je informatie zoekt over luchtverontreiniging in Europa?

Lokaliseren Welk land had in 2004 de grootste bruinkoolproductie van Europa? Op welke breedtegraad ligt Beijing?

Beschrijven Wat is de voornaamste godsdienst in de Indonesische provincie Sulawesi Utara?

Oriënteren Cambodja is … keer groter dan Nederland. Waar staat de groene kleur op de kaart voor?

Karakteriseren Gebruik kaartblad 59 om twee kenmerken van de landbouw in de provincie Groningen te benoemen.

Classificeren Wat voor type land is Zuid-Korea? Wat voor thema is dit? Wat valt je op aan de ligging van ontwikkelingslanden?

Relateren Welke conclusie kun je trekken als je kaart 119B vergelijkt met 119D? Zijn droge landen altijd arm?

Verklaren Waarom? Waarom daar?

Voorspellen Hoe is dat over tien jaar?

Waarderen Wat is de belangrijkste ontwikkeling? Wat vind jij de meest gunstige plek voor de vestiging van de een energiecentrale?

Produceren Eigen kaart maken of invullen.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 14

2.6 Docenten-ePack Voor de docent is een gebruikersvriendelijke, maar goed beveiligde toegang tot het docenten-ePack beschikbaar. Het docenten-ePack bestaat uit toegang tot alle onderdelen van het leerlingen-ePack (zie voorgaande paragraaf) en daarnaast tot materiaal dat speciaal bestemd is voor docenten. Hierbij moet u denken aan de toetsen in Word-formaat die u kunt downloaden en naar eigen wens kunt aanvullen met eigen toetsvragen. De toetsen zijn daarnaast in pdf-formaat te downloaden, zodat u direct een print kunt maken van het gewenste bestand. Daarnaast kunt u gebruikmaken van de digitale bladerboeken, zodat u uw verhaal kunt ondersteunen en verlevendigen met behulp van het digibord. 2.6.1 Antwoorden De antwoorden zijn in pdf-formaat te downloaden, in één bestand per leeropdrachtenboek. Hierin zijn op overzichtelijke wijze alle antwoorden en antwoordsuggesties bij de opdrachten opgenomen. In het antwoordenbestand zijn ook de antwoorden op de examentrainers opgenomen. 2.6.2 Docentenhandleiding De achtergrondinformatie voor de docent is beschikbaar in pdf-formaat in het ePack. Er is een editie voor havo en een editie voor vwo. 2.6.3 Toetsen Per hoofdstuk zijn er verschillende toetsen:

twee Word/pdf-toetsen: een A-versie en een B-versie;

een digitale toets, gebaseerd op de A-versie. 2.6.4 Bronnenbank De kaarten, schema’s en tabellen uit de boeken zijn in de digitale bronnenbank terug te vinden. Handig voor gebruik in toetsen of op het digibord. 2.6.5 Digiboeken In het ePack zijn ook digitale bladerboeken opgenomen van het leeropdrachtenboek. Hiermee kunt u bij gebruik van een digibord makkelijk inzoomen op tekst, bronnen of opdrachten. 2.6.6 PowerPointpresentaties Bij elk hoofdstuk vindt u ten slotte een PowerPointpresentatie met de belangrijkste stof uit het betreffende hoofdstuk. Aan de hand van de bronnen worden de belangrijkste begrippen en geografische regels besproken. Op deze manier heeft u de rode draad van het hoofdstuk en kunt u deze eenvoudig als basis voor uw lessen gebruiken (en desgewenst aanpassen met eigen materiaal). 2.6.7 Praktische opdrachten Bij de methode zijn twee Praktische opdrachten beschikbaar. Dit zijn uitgebreide opdrachten waarbij de leerling op een onderzoekende manier aan de slag gaat. De Praktische opdracht is uit te voeren als individuele opdracht of als groepswerk en kan een onderdeel vormen van het examendossier waarmee het schoolexamen wordt vormgegeven. Als de Praktische opdracht een onderdeel is van het examendossier van het schoolexamen, moet het eindresultaat van de Praktische opdracht meetellen voor het examendossier. De mate waarin het meetelt is afhankelijk van het aandeel van de Praktische opdracht in het examendossier en de tijdsinvestering van de leerlingen. Bij de beoordeling van de Praktische opdracht moeten zowel de vakinhouden als de vaardigheden aan bod komen. In de Praktische opdracht komen de vaardigheden uit domein A van het examenprogramma gekoppeld aan de inhouden uit domein B of C aan bod. Het gaat daarbij om de vaardigheden:

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 15

1 Het adequaat hanteren van de geografische benadering door het selecteren, verwerken en weergeven van geografische informatie en het toepassen van geografische werkwijzen bij het formuleren en beantwoorden van geografische vragen.

2 Het opzetten, uitvoeren en presenteren van een geografisch onderzoek. De Praktische opdracht start vanuit een centrale vraag of opdracht. Vervolgens worden bij de werkwijze verschillende deelactiviteiten beschreven, die de leerling structuur bieden bij het maken van de opdracht. Door het open karakter van de opdracht is het niet mogelijk één goed antwoord te formuleren. De afronding van de opdracht zal daarom per leerling of groep leerlingen verschillend zijn. De Praktische opdrachten zijn in pdf-formaat te downloaden uit het docenten-ePack en kunt u desgewenst aan uw leerlingen uitdelen. De opdrachten zijn voor havo en vwo gelijk. Domein Wereld: De creatieve stad Deze opdracht omvat een onderzoek naar de creatieve activiteiten in de eigen regio (een belangrijke stad in de eigen provincie). De Praktische opdracht bestaat uit een uitgebreide verzameling verschillende bronnen, zoals kaarten, tekstbronnen, foto’s, grafieken en tabellen. Deze geven informatie over het verschijnsel van de creatieve stad binnen de regionale context van Nederland en Amsterdam. Op deze manier krijgt de leerling inzicht in het verschijnsel. Ook geeft het een kader voor het eigen onderzoek. Domein Aarde: Het opsporen van landdegradatie Dit is een onderzoek naar het mogelijk optreden van landdegradatie (door menselijk handelen of klimaatverandering) in een land, een (stuk) continent, of een landschapszone. De Praktische opdracht bestaat uit een uitgebreide verzameling verschillende bronnen, zoals satellietbeelden, foto’s, kaartmateriaal, tabellen, grafieken en tekstbronnen. Deze geven informatie over landdegradatie in de vorm van bijvoorbeeld bodemerosie, verdroging, verzilting, verwoestijning, overstromingen of bosbranden. Deze vormen van landdegradatie tasten het vermogen van de bodem aan om gezond voedsel en water te produceren. Door het zelf zoeken naar het optreden van landdegradatie in een gebied krijgt de leerling inzicht in het verschijnsel. Ook geeft het een kader voor eigen onderzoek.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 16

Specifiek deel 3 Overzicht per domein 3.1 Domein Wereld De examenstructuur van het domein Wereld is in de havo-editie uitgewerkt in de volgende delen en hoofdstukken: Wereld 1 Hoofdstuk 1 Grensgebied tussen Mexico en de VS (SE) Dit hoofdstuk omvat de benodigde stof van het subdomein B1 (Gebieden op de grens van arm en rijk). De leerling maakt in dit hoofdstuk kennis met het thema migratie en met de importvervangende en exportgeoriënteerde industrialisatie zoals deze plaatsvinden in een ontwikkelingsland. De leerling maakt in dit hoofdstuk op een inductieve manier kennis met de welvaartsverschillen die er in de wereld zijn tussen landen (zoals tussen Mexico en de VS). Het is ook een eerste kennismaking met het proces van globalisering. Hoofdstuk 2 Vrijhandel en landbouw in Europa (SE) Dit hoofdstuk omvat de benodigde stof voor het subdomein B3 (Mondiale processen en lokale effecten). De effecten van globalisering worden hierbij toegepast op landbouw en landschap in Europa. Concreet wordt voor Nederland en Oostenrijk nagegaan wat de effecten zullen zijn van mondiale vrijhandel. Centraal in dit hoofdstuk staat de vraag: Hoe kan de landbouw zich aanpassen? In algemene zin wordt aangegeven wat voor de boer de mogelijkheden zijn om mondiaal te kunnen concurreren. Hierbij spelen de mogelijkheden van het landschap een belangrijke rol. Wereld 2 Hoofdstuk 3 Samenhang en verscheidenheid (CE) Dit hoofdstuk omvat de benodigde stof voor het subdomein B2 (Samenhang en verschillen in de wereld) voor wat betreft het onderdeel 4a (mondiale spreidings- en relatiepatronen van economische, demografische en sociaal-culturele verschijnselen beschrijven en in hoofdlijnen verklaren) en 4b1 (het proces van mondialisering beschrijven, herkennen en in hoofdlijnen verklaren – economische en sociaal-culturele mondialisering). In dit hoofdstuk staat het proces van globalisering in al zijn facetten centraal. De globalisering vormt de belangrijkste achtergrond voor het ontstaan van verschillen tussen landen in de wereld. Het is de bedoeling dat de leerling aan het eind van dit hoofdstuk de positie van een land in de wereld kan bepalen en verklaren. Is een land bijvoorbeeld een arm ontwikkelingsland (MOL), een rijk westers land, een NIC of een voormalig Oostblokland met een economie die van een planeconomie omgevormd wordt tot een markteconomie? Hoofdstuk 4 Globalisering in landen (CE) Dit hoofdstuk omvat de benodigde stof voor het subdomein B2 (Samenhang en verschillen in de wereld) voor wat betreft het onderdeel 4b2 (toepassing van globalisering op een centrumland en een (semi-)perifeer land in mondiaal perspectief). De elementen van globalisering worden in dit hoofdstuk concreet op Groot-Brittannië en India toegepast.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 17

3.2 Domein Aarde De examenstructuur van het domein Aarde is in de havo-editie uitgewerkt in de volgende delen en hoofdstukken: Aarde 1 Hoofdstuk 5 Opbouw en afbraak van reliëf (CE) Dit hoofdstuk omvat de benodigde stof voor het subdomein C2 (Samenhangen en verschillen op aarde) voor wat betreft de onderdelen 7a1 (de betekenis van endogene krachten voor de vorming van reliëf), 7a2 (exogene processen aan het aardoppervlak en hun betekenis voor de vorming van het aardoppervlak) en 7a3 (interactie tussen endogene en exogene processen). In het domein Aarde bevat dit hoofdstuk de kernstof ten aanzien van de opbouw van de aarde door endogene processen en de afbraak van het aardoppervlak door exogene processen als verwering, erosie en massabewegingen. Hoofdstuk 6 Klimaat en landschapszones (CE) Dit hoofdstuk omvat de benodigde stof voor het subdomein C2 (Samenhangen en verschillen op aarde) wat betreft de onderdelen 7a4 (het externe systeem aarde (lithosfeer, atmosfeer, hydrosfeer) en de betekenis voor klimaatsystemen; inclusief luchtcirculatie en zeestromen), 7b1 (de kenmerken van de landschapszones op aarde) en 7b2 (veranderingen in de landschapszones door menselijke activiteiten). In het domein Aarde bevat dit hoofdstuk de kernstof ten aanzien van de werking van de atmosfeer en hydrosfeer en de geleding van de aarde in landschapszones. De landschapszones geven hierbij een kader voor alle vormen van landdegradatie die hier mede door menselijke activiteiten kunnen optreden. Aarde 2 Hoofdstuk 7 Middellandse-Zeegebied (SE) Dit hoofdstuk omvat de benodigde stof voor het subdomein C1 (Samenhangen en verschillen op aarde op regionaal niveau) voor wat betreft de onderdelen 6a (spreidingspatronen van natuurlijke en landschappelijke verschijnselen in het Middellandse-Zeegebied beschrijven), 6b1 (het mediterrane klimaat en de relaties tussen de factoren onderling), 6b2 (de samenhang tussen klimaat, waterhuishouding, natuurlijke begroeiing en landgebruik), 6b3 (de vorming van reliëf en de factoren die hierop van invloed zijn: vulkanisme, (platen)tektoniek, verwering, erosie en sedimentatie) en 6b4 (de samenhang tussen menselijke activiteiten enerzijds en milieuproblemen in de kustzone en de zee anderzijds, rekening houdend met de verschillen tussen de landen in het gebied). Het Middellandse-Zeegebied biedt een uitstekend kader voor toepassing en herhaling van de fysisch-geografische basiskennis die door de leerling is opgedaan in de hoofdstukken 5 en 6. Belangrijk bij het thema is het zicht krijgen op verschillen tussen de noordelijke landen en de zuidelijke landen van het Middellandse-Zeegebied. Hoofdstuk 8 Natuurlijke gevaren in de VS (SE) Dit hoofdstuk omvat de benodigde stof voor het subdomein C3 (De aarde als natuurlijk systeem en lokale effecten) voor wat betreft de onderdelen 8a (natuurlijke gevaren in de Verenigde Staten en 8b (hoe de samenleving reageert op risico’s die samenhangen met natuurlijke gevaren). Dit hoofdstuk biedt een goed kader voor toepassing en herhaling van de kennis omtrent de platentektoniek die is behandeld in hoofdstuk 5 van het deel Aarde 1. Bij het thema hurricanes dient aangesloten te worden op de algemene kennis omtrent het luchtcirculatiesysteem op aarde dat is behandeld in hoofdstuk 6 van deel Aarde 1.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 18

3.3 Domein Indonesië De examenstructuur van het domein Indonesië is in de havo-editie uitgewerkt in de volgende delen en hoofdstukken: Indonesië Hoofdstuk 9 Indonesië als ontwikkelingsland (CE) Dit hoofdstuk bevat de benodigde stof voor het subdomein D1 (Gebiedskenmerken) voor wat betreft de onderdelen 9a (sociaal-geografische en fysisch-geografische kenmerken van Indonesië) en 9b (de sociaaleconomische positie van Indonesië in de regio en in de wereld). Het hoofdstuk start met een behandeling van de fysisch-geografische kenmerken van Indonesië. Hierbij worden de algemene principes uit het deel Aarde 1 toegepast op Indonesië. Op deze wijze is sprake van een examenherhaling voor het onderdeel Aarde. Vervolgens komen de sociaal-geografische kenmerken van Indonesië als ontwikkelingsland aan de orde. Centraal staat wat de globalisering voor een ontwikkelingsland als Indonesië betekent en wat de positie van Indonesië is in de regio Zuidoost-Azië. De algemene principes uit het deel Wereld 2 worden hierbij toegepast op Indonesië. Ook wordt de economische dimensie, de sociaal-culturele dimensie en de politieke dimensie besproken. Belangrijk is de vraag: voldoet Indonesië nog steeds aan de algemene kenmerken van een ontwikkelingsland? Hoofdstuk 10 Actuele vraagstukken (SE) Dit hoofdstuk bevat de benodigde stof voor het subdomein D2 (Actuele vraagstukken) voor wat betreft de onderdelen 10a (vraagstukken van landdegradatie en milieuverontreiniging in Indonesië) en 10b (conflicten in het betreffende ontwikkelingsland die verband houden met de etnische en culturele diversiteit in Indonesië). Eerst staat het tropische regenwoud als bedreigde natuurlijke hulpbron centraal. Vanuit de mondiale betekenis van het tropische regenwoud is het belangrijk dat voor duurzame houtleverantie in Indonesië duurzaam bosbeheer tot stand komt. Vervolgens worden bedreigingen van de eenheid van Indonesië als natie door etnische, religieuze en politieke spanningen behandeld. Centraal staan hierbij de begrippen volk, staat en natie die worden toegepast op de bewoners van Papoea, Aceh en de Molukken. 3.4 Domein Leefomgeving De examenstructuur van het domein Leefomgeving is in de havo-editie uitgewerkt in de volgende delen en hoofdstukken: Leefomgeving Hoofdstuk 11 Overstromingen en wateroverlast (CE) Dit hoofdstuk bevat de benodigde stof voor het subdomein E1 (Nationale en regionale vraagstukken) voor wat betreft de onderdelen 11a1 (het vraagstuk van overstromingsgevaar van de grote rivieren) en 11a2 (het rivierbeleid om overstromingen in Nederland tegen te gaan). Het hoofdstuk start met de behandeling van de factoren die de bescherming van Nederland tegen het rivierwater en het zeewater bepalen. Het klimaatscenario voor de toekomst speelt hierbij een belangrijke rol. Daarna staat het beleid centraal om het rivierengebied veiliger te maken. Als concrete beleidsmaatregelen om het rivierengebied veiliger te maken is er aandacht voor het Actieplan Hoogwater, de Maaswerken, de drietrapsstrategie en PKB Ruimte voor de rivier.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 19

Hoofdstuk 12 Steden en stedelijke gebieden (CE) Dit hoofdstuk bevat de benodigde stof voor het subdomein E2 (Regionale en lokale vraagstukken) voor wat betreft de onderdelen 11b1 (stedelijke vraagstukken op het niveau van grote en middelgrote steden in Nederland) en 11b2 (leefbaarheid op wijk- en buurtniveau in Nederlandse steden). Het hoofdstuk start met een overzicht van de soorten steden en stedelijke gebieden die in Nederland voorkomen: historische steden, industriesteden en beleidssteden. Ook komen enkele belangrijke vraagstukken in de grote en middelgrote steden van Nederland aan de orde: het bestuurlijk-ruimtelijke vraagstuk, het congestievraagstuk, het locatievraagstuk, het sociaal-cultureel vraagstuk en het innovatievraagstuk. Tot slot is er aandacht voor de leefbaarheid in de steden op buurt- en wijkniveau. De objectieve en subjectieve leefbaarheid wordt benaderd vanuit drie invalshoeken: de fysieke leefbaarheid, de sociale leefbaarheid en de sociale veiligheid.

© Malmberg Wereldwijs, aardrijkskunde voor de tweede fase – docentenhandleiding 4/5 havo 20

3.5 Overzicht CaseQuests havo

Hoofdstuk CaseQuests Extra of Plus

1 Grensgebied tussen Mexico en de VS (SE)

De Europese Rio Grande Extra

Arbeidsmigratie in Maleisië Extra

Blij dat ze weg zijn? Plus

2 Vrijhandel en landbouw in Europa (SE)

Kan de Nederlandse boer zich aanpassen aan globalisering?

Extra

Kan de Oostenrijkse boer zich aanpassen aan globalisering?

Extra

3 Samenhang en verscheidenheid (CE)

Welk land is het meest geglobaliseerd? Extra

MNO’s in ontwikkelingslanden Extra

Globalisering en de toekomst Plus

4 Globalisering in landen (CE) Oldham: achtergronden van een conflict Extra

Engels als wereldtaal en de Britse invloedsfeer

Extra

Haalt India Groot-Brittannië in? Plus

5 Opbouw en afbraak van reliëf (CE)

Is schade door een tsunami aan de Nederlandse kust mogelijk?

Extra

Verschillen tussen stroomgebieden Extra

De geotektonische kringloop Plus

6 Klimaat en landschapszones (CE)

Zeilvaart over de oceaan en het klimaatsysteem

Extra

Klimaatverandering en de landschapszones in het hooggebergte

Plus

7 Het Middellandse-Zeegebied (SE)

Watergebruik in het Middellandse-Zeegebied

Extra

Schade door aardbevingen en vulkanisme in noord en zuid

Extra

8 Natuurlijke gevaren in de VS (SE)

Wil jij mijn ramp verzekeren? Extra

Natuurlijk gevaar door hurricanes in Bangladesh

Plus

9 Indonesië als ontwikkelingsland (CE)

Hoe wordt het wonen voor arme mensen in Jakarta beter?

Extra

Indonesië met en zonder Java Extra

10 Actuele vraagstukken (SE) Hoe is de economische en sociale positie van de Chinezen in Zuidoost-Azië?

Extra

Is de productie van palmolie gunstig voor Zuidoost Azië?

Plus

11 Overstromingen en wateroverlast (CE)

Blijft Nederland ook in de verre toekomst veilig?

Extra

12 Steden en stedelijke gebieden (CE)

Buurtprofiel en leefbaarheid van een probleemwijk: Kanaleneiland, Utrecht

Extra