· Web viewen die alle macht heeft in de hemel en op de aarde (Matth. 28:18)? En wie zal door...

2
NEDERLANDSE GELOOFSBELIJDENIS, artikel 26 Wij geloven dat wij geen toegang hebben tot God dan uitsluitend door de enige middelaar en voorspraak, Jezus Christus, de rechtvaardige. Daarvoor is Hij mens geworden en heeft Hij de goddelijke en de menselijke natuur met elkaar verenigd, zodat wij mensen toegang zouden hebben tot de goddelijke majesteit; anders zou de toegang voor ons gesloten zijn. Maar deze middelaar, die de Vader als bemiddelaar tussen zichzelf en ons gesteld heeft, hoeft ons door Zijn verhevenheid niet af te schrikken, zodat we een andere, naar ons eigen goeddunken, zouden gaan zoeken. Want er is in de hemel of op de aarde onder de schepselen niemand die ons meer liefheeft dan Jezus Christus. Want hoewel Hij in de gestalte van God was, heeft Hij zichzelf toch vernietigd, door voor ons de gestalte van een mens en van een slaaf aan te nemen, en is Hij ons dus in alle opzichten gelijk geworden (Filipp. 2:6-7; Hebr. 2:17). Als we nu een andere pleitbezorger zouden moeten zoeken die ons gunstig gezind zou zijn, wie zouden we dan kunnen vinden die ons meer liefheeft dan Hij die Zijn leven voor ons gegeven heeft, zelfs toen wij nog vijanden waren (Rom. 5:8)? En als we iemand zoeken die macht en aanzien heeft, wie heeft dat zoveel als Hij die gezeten is aan de rechterhand van Zijn Vader, en die alle macht heeft in de hemel en op de aarde (Matth. 28:18)? En wie zal door God eerder verhoord worden dan Zijn eigen geliefde Zoon? Daarom is dat wat geleid heeft tot de gewoonte om de heiligen [erbij te halen] niets anders dan wantrouwen. Daardoor onteert men ze in plaats van ze te eren, want men doet iets wat zij zelf nooit gedaan of zelfs maar begeerd hebben, maar wat zij voortdurend volgens hun plicht van de hand gewezen hebben, zoals uit hun geschriften blijkt. Nu mag men hier niet tegen inbrengen dat wij het niet waard zijn; want het gaat er juist niet om dat wij God onze gebeden zouden aanbieden op grond van onze verdienstelijkheid, maar wij doen dat uitsluitend op grond van de uitnemendheid en de verdienste van onze Heere Jezus Christus, wiens gerechtigheid door het geloof de onze is. Daarom verzekert de apostel ons, als hij deze dwaze vrees, of liever dit wantrouwen, van ons af wil nemen, dat Jezus Christus Zijn broeders in alles gelijk geworden is, opdat Hij een barmhartige en getrouwe hogepriester zou zijn voor God, om de zonden van het volk te verzoenen. Want doordat Hij zelf , verzocht zijnde, geleden heeft, kon Hij degenen die verzocht worden te hulp komen (Hebr. 2:17-18). En om ons nog meer moed/vrijmoedigheid te geven om tot Hem te komen, vervolgt hij: Aangezien wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen hogepriester die niet mee zou kunnen lijden met onze zwakheden, maar één die in alle dingen op dezelfde wijze als wij verzocht is, maar zonder te zondigen. Laten wij dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade, opdat wij barnhartigheid zouden krijgen en genade zouden vinden, om te gelegener tijd hulp te verkrijgen (Hebr. 4:14-16). Dezelfde apostel zegt dat wij de volle vrijheid hebben om binnen te gaan in het heiligdom, door het bloed van Jezus. Laten wij dan ook toetreden in de volle verzekerdheid van het geloof (Hebr. 10:19,22). Eveneens: Christus Heeft een eeuwig priesterschap; daarom kan Hij volkomen zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, aangezien Hij altijd leeft om voor hen te pleiten (Hebr. 7:24-25).

Transcript of · Web viewen die alle macht heeft in de hemel en op de aarde (Matth. 28:18)? En wie zal door...

Page 1: · Web viewen die alle macht heeft in de hemel en op de aarde (Matth. 28:18)? En wie zal door God eerder verhoord worden dan Zijn eigen geliefde Zoon? Daarom is dat wat geleid heeft

NEDERLANDSE GELOOFSBELIJDENIS, artikel 26Wij geloven dat wij geen toegang hebben tot God dan uitsluitend door de enige middelaar en voorspraak, Jezus Christus, de rechtvaardige. Daarvoor is Hij mens geworden en heeft Hij de goddelijke en de menselijke natuur met elkaar verenigd, zodat wij mensen toegang zouden hebben tot de goddelijke majesteit; anders zou de toegang voor ons gesloten zijn. Maar deze middelaar, die de Vader als bemiddelaar tussen zichzelf en ons gesteld heeft, hoeft ons door Zijn verhevenheid niet af te schrikken, zodat we een andere, naar ons eigen goeddunken, zouden gaan zoeken. Want er is in de hemel of op de aarde onder de schepselen niemand die ons meer liefheeft dan Jezus Christus. Want hoewel Hij in de gestalte van God was, heeft Hij zichzelf toch vernietigd, door voor ons de gestalte van een mens en van een slaaf aan te nemen, en is Hij ons dus in alle opzichten gelijk geworden (Filipp. 2:6-7; Hebr. 2:17).

Als we nu een andere pleitbezorger zouden moeten zoeken die ons gunstig gezind zou zijn, wie zouden we dan kunnen vinden die ons meer liefheeft dan Hij die Zijn leven voor ons gegeven heeft, zelfs toen wij nog vijanden waren (Rom. 5:8)? En als we iemand zoeken die macht en aanzien heeft, wie heeft dat zoveel als Hij die gezeten is aan de rechterhand van Zijn Vader, en die alle macht heeft in de hemel en op de aarde (Matth. 28:18)? En wie zal door God eerder verhoord worden dan Zijn eigen geliefde Zoon?

Daarom is dat wat geleid heeft tot de gewoonte om de heiligen [erbij te halen] niets anders dan wantrouwen. Daardoor onteert men ze in plaats van ze te eren, want men doet iets wat zij zelf nooit gedaan of zelfs maar begeerd hebben, maar wat zij voortdurend volgens hun plicht van de hand gewezen hebben, zoals uit hun geschriften blijkt. Nu mag men hier niet tegen inbrengen dat wij het niet waard zijn; want het gaat er juist niet om dat wij God onze gebeden zouden aanbieden op grond van onze verdienstelijkheid, maar wij doen dat uitsluitend op grond van de uitnemendheid en de verdienste van onze Heere Jezus Christus, wiens gerechtigheid door het geloof de onze is. Daarom verzekert de apostel ons, als hij deze dwaze vrees, of liever dit wantrouwen, van ons af wil nemen, dat Jezus Christus Zijn broeders in alles gelijk geworden is, opdat Hij een barmhartige en getrouwe hogepriester zou zijn voor God, om de zonden van het volk te verzoenen. Want doordat Hij zelf , verzocht zijnde, geleden heeft, kon Hij degenen die verzocht worden te hulp komen (Hebr. 2:17-18). En om ons nog meer moed/vrijmoedigheid te geven om tot Hem te komen, vervolgt hij: Aangezien wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen hogepriester die niet mee zou kunnen lijden met onze zwakheden, maar één die in alle dingen op dezelfde wijze als wij verzocht is, maar zonder te zondigen. Laten wij dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade, opdat wij barnhartigheid zouden krijgen en genade zouden vinden, om te gelegener tijd hulp te verkrijgen (Hebr. 4:14-16). Dezelfde apostel zegt dat wij de volle vrijheid hebben om binnen te gaan in het heiligdom, door het bloed van Jezus. Laten wij dan ook toetreden in de volle verzekerdheid van het geloof (Hebr. 10:19,22). Eveneens: Christus Heeft een eeuwig priesterschap; daarom kan Hij volkomen zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, aangezien Hij altijd leeft om voor hen te pleiten (Hebr. 7:24-25).

Wat ontbreekt er dan nog aan? Te meer omdat Christus zelf zegt: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij (Joh. 14:6)! Waarom zouden wij een andere pleitbezorger zoeken, terwijl het God behaagd heeft ons Zijn Zoon tot voorspraak te geven? Laten wij Hem toch niet verlaten om een ander in de arm te nemen, laat staan een ander te gaan zoeken, zonder die ooit te vinden. Want toen God Hem aan ons gaf, wist Hij heel goed dat wij zondaars waren. Daarom roepen wij , op bevel van Christus, de hemelse Vader aan door Christus, onze enige middelaar, zoals ons in het gebed des Heeren geleerd wordt. En wij zijn er volkomen zeker van dat alles wat wij de Vader bidden in Christus’ Naam ons gegeven zal worden (Joh. 16:23).