DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER:...

194
DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting 2008-2009 van het Europees Parlement te zijn geopend. 2. Opening van de vergadering (De vergadering wordt om 9.00 uur geopend) 3. Verklaring van de Voorzitter De Voorzitter. − Vandaag herdenken wij de vierde Europese Dag van de slachtoffers van het terrorisme. Het is een dag waaraan we ons moeten blijven herinneren ter herdenking van al diegenen die het slachtoffer zijn geworden van terrorisme. De terroristische aanslagen die op 11 maart 2004 – precies vier jaar geleden – in Madrid en op 7 juli 2005 in Londen werden gepleegd, hebben vele slachtoffers geëist. Vele gezinnen zijn door deze barbaarse terreurdaden uiteengereten. Afgelopen vrijdag heeft de terroristische organisatie ETA weer een moordaanslag gepleegd. Isaías Carrasco, een voormalig socialistisch gemeenteraadslid, werd bij het verlaten van zijn huis in Mondragón doodgeschoten. Namens het Parlement wil ik mijn medeleven betuigen met al zijn familieleden. In mijn hoedanigheid van Voorzitter van het Europees Parlement en op persoonlijke titel wil ik u verzekeren dat wij de herinnering aan de slachtoffers van het terrorisme, waar ook ter wereld, levendig zullen houden. Vandaag herdenken wij Isaías Carrasco en alle slachtoffers van het terrorisme om de slachtoffers van de terroristische waanzin van ons respect en ons medeleven te verzekeren. Zij nemen voor altijd een vaste plaats in in onze harten en onze werkzaamheden. Wij allen hebben de plicht om mee te voelen en solidair te zijn met alle familieleden van de slachtoffers. Het Europees Parlement is actief betrokken bij de strijd tegen het terrorisme en bij de ondersteuning van de slachtoffers van terroristische aanslagen. Ik kan niet vaak genoeg herhalen dat er absoluut geen rechtvaardiging voor terrorisme bestaat. Wij moeten daarom in deze strijd eendrachtig optreden, overeenkomstig de beginselen van de rechtsstaat en met alle wettelijke middelen. Dames en heren, ik verzoek u zich van uw zetels te verheffen om een minuut stilte in acht te nemen ter herdenking van de slachtoffers van het terrorisme. (Het Parlement neemt een minuut stilte in acht.) 4. Aan de resoluties van het Parlement gegeven uitvoering: zie notulen 5. Ingekomen stukken: zie notulen 1 Handelingen van het Europees Parlement NL 11-03-2008

Transcript of DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER:...

Page 1: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

DINSDAG, 11 MAART 2008

VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERINGVoorzitter

1. Opening van de zitting

De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting 2008-2009 van het Europees Parlement te zijngeopend.

2. Opening van de vergadering

(De vergadering wordt om 9.00 uur geopend)

3. Verklaring van de Voorzitter

De Voorzitter. − Vandaag herdenken wij de vierde Europese Dag van de slachtoffers vanhet terrorisme. Het is een dag waaraan we ons moeten blijven herinneren ter herdenkingvan al diegenen die het slachtoffer zijn geworden van terrorisme.

De terroristische aanslagen die op 11 maart 2004 – precies vier jaar geleden – in Madriden op 7 juli 2005 in Londen werden gepleegd, hebben vele slachtoffers geëist. Vele gezinnenzijn door deze barbaarse terreurdaden uiteengereten.

Afgelopen vrijdag heeft de terroristische organisatie ETA weer een moordaanslag gepleegd.Isaías Carrasco, een voormalig socialistisch gemeenteraadslid, werd bij het verlaten vanzijn huis in Mondragón doodgeschoten. Namens het Parlement wil ik mijn medelevenbetuigen met al zijn familieleden. In mijn hoedanigheid van Voorzitter van het EuropeesParlement en op persoonlijke titel wil ik u verzekeren dat wij de herinnering aan deslachtoffers van het terrorisme, waar ook ter wereld, levendig zullen houden. Vandaagherdenken wij Isaías Carrasco en alle slachtoffers van het terrorisme om de slachtoffersvan de terroristische waanzin van ons respect en ons medeleven te verzekeren. Zij nemenvoor altijd een vaste plaats in in onze harten en onze werkzaamheden. Wij allen hebbende plicht om mee te voelen en solidair te zijn met alle familieleden van de slachtoffers.

Het Europees Parlement is actief betrokken bij de strijd tegen het terrorisme en bij deondersteuning van de slachtoffers van terroristische aanslagen. Ik kan niet vaak genoegherhalen dat er absoluut geen rechtvaardiging voor terrorisme bestaat. Wij moeten daaromin deze strijd eendrachtig optreden, overeenkomstig de beginselen van de rechtsstaat enmet alle wettelijke middelen.

Dames en heren, ik verzoek u zich van uw zetels te verheffen om een minuut stilte in achtte nemen ter herdenking van de slachtoffers van het terrorisme.

(Het Parlement neemt een minuut stilte in acht.)

4. Aan de resoluties van het Parlement gegeven uitvoering: zie notulen

5. Ingekomen stukken: zie notulen

1Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 2: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

6. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en derechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen

7. Jaarlijkse beleidsstrategie 2009 (debat)

De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de jaarlijksebeleidsstrategie 2009.

José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik benerg blij u de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie voor 2009 te kunnen presenterenwaarin de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Commissie voor het komende jaar zijnuitgestippeld.

Zoals u weet heeft de jaarlijkse beleidsstrategie ten doel de aanzet te geven tot een dialoogmet de andere instellingen, met name met het Europees Parlement, over de vraag waar deprioriteiten volgend jaar moeten komen te liggen. Deze dialoog is van essentieel belangom een behoorlijke voorbereiding van het werkprogramma van de Commissie voor 2009te kunnen waarborgen.

2009 wordt een bijzonder jaar, een belangrijk overgangsjaar dat – daar ben ik van overtuigd– gekenmerkt zal zijn door de inwerkingtreding van het nieuwe EU-Verdrag, het Verdragvan Lissabon. 2009 wordt ook een jaar van groot symbolisch belang omdat wij degelegenheid hebben om de 20-jarige vredesmars sinds de val van de Berlijnse muur tevieren. Dit is een zeer belangrijke gelegenheid om aan de vrede en de hereniging van Europate herinneren.

In dat jaar zullen ook een nieuw Europees Parlement en een nieuwe Commissie wordengekozen, dus zal alles wat wij in de eerste zes maanden van 2009 doen de toon zetten voorde Europese verkiezingen. Een soepele tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon zaler voor zorgen dat Europa opgewassen is tegen de uitdagingen van de toekomst. Ik hoopen verwacht dat we de laatste hand zullen leggen aan het meest ambitieuze systeem terwereld voor het aanpakken van de klimaatverandering en het bevorderen van deenergiezekerheid. Het is bijzonder belangrijk om dit uiterlijk in de eerste helft van 2009voor elkaar te krijgen zodat de Europese Unie in staat wordt gesteld een beslissende bijdragete leveren tot de globale onderhandelingen tijdens de conferentie van Kopenhagen aan heteind van dat jaar.

Maar allereerst wil ik het over 2008 hebben. Met het oog op de institutionele veranderingendie voor de deur staan en met name met het oog op het einde van de zittingsperiode heeftde Commissie alles gedaan om ervoor te zorgen dat de nieuwe wetgevingsvoorstellen diedeel uitmaken van het werkprogramma 2008, door het College voor het eind van 2008zullen worden goedgekeurd. In het werkprogramma omvat 35 wetgevingsinitiatieven. Wezullen er hard aan werken om het aantal voorstellen dat waarschijnlijk pas in de laatstemaanden van het jaar zal worden behandeld – zoals de kaderrichtlijn betreffende decontractuele rechten van de consument, de herziening van de richtlijn energiebelasting ende richtlijnen inzake de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf van seizoenwerkersen stagiairs – zo klein mogelijk te houden. Om dit mogelijk te maken zullen wij bovendienalles doen om ervoor te zorgen dat deze voorstellen overeenkomstig het geplandetijdschema worden gepresenteerd.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL2

Page 3: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik hoop van ganser harte dat het Parlement in staat zal zijn om zijn adviezen in eerste lezingover alle voorstellen die uit het werkpogramma van de Commissie voortkomen, voor heteind van deze zittingsperiode te formuleren.

Ik zou willen onderstrepen dat de Commissie met alle aangekondigde strategischeinitiatieven volledig op koers ligt zodat het erop lijkt dat we wat betreft hettenuitvoerleggingspercentage ons in 2007 behaalde record van 96 procent zullen kunnenevenaren. Dit is het hoogste tenuitvoerleggingspercentage dat de Commissie ooit heeftweten te bereiken.

Voor 2009 houdt de Commissie vast aan haar doelstelling van een Europa van resultatendat concrete voordelen oplevert voor de burgers. We zullen ons erop concentreren deprojecten af te ronden die wij aan het begin van ons mandaat hebben opgestart, en zullener alles aan doen om de in 2005 gedefinieerde strategische doelstellingen te verwezenlijkenen de voor ons liggende uitdagingen aan te pakken. Hiervoor is natuurlijk een nauwesamenwerking tussen het Parlement en de Commissie nodig.

De inwerkingtreding van het Hervormingsverdrag noopt de Commissie ertoe een aantalvoorstellen in te dienen om kracht van wet te geven aan de bepalingen van dat Verdrag; iknoem hier alleen de voorstellen die voor meer democratie en een grotere participatie vande Europese burgers zorgen, zoals het burgerinitiatief. We zien ernaar uit om in de komendeweken en maanden met het Parlement te bespreken hoe we deze voorstellen in de eerstemaanden van 2009 het best op het spoor kunnen zetten.

De belangrijkste beleidsprioriteiten van de Commissie voor het komende jaar zijn op vijfpijlers gebaseerd. Ten eerste blijft het bevorderen van duurzame groei en werkgelegenheideen centraal punt op onze agenda en in de vernieuwde strategie van Lissabon. Wij blijvenook werk maken van de tenuitvoerlegging van de innovatiestrategie, de verdieping van deEuropese Onderzoeksruimte en de follow-up van de evaluatie van de interne markt. Indeze context zie ik uit naar de goedkeuring in tweede lezing van het voorstel tot oprichtingvan het Europees Technologie-Instituut – een van onze voorbeeldacties – later vandaag,en ik zou dit Huis willen feliciteren met het uitstekende werk dat het bij de verwezenlijkinghiervan heeft verricht.

Er zal hard aan worden gewerkt om de overgang naar een economie met lage emissies eneen efficiënt gebruik van hulpbronnen te bevorderen. Op de conferentie in Kopenhagenmoet een belangrijke stap worden gedaan om een mondiale overeenkomst inzakeklimaatverandering voor de periode na 2012 te bereiken. Europa moet zich hier goed opvoorbereiden en moet op het gebied van klimaatverandering een voortrekkersrol blijvenspelen. Bovendien moet verder worden onderzocht hoe de aanpassing aan de gevolgenvan de klimaatverandering kan worden ondersteund.

In het tijdperk van globalisering dienen we ernaar te streven tot een gemeenschappelijkimmigratiebeleid te komen. De mededeling over immigratie, die in juni 2008 zal wordengepresenteerd, zal het uitgangspunt vormen voor de werkzaamheden op dit gebied. Wijzullen tevens aandacht besteden aan de ontwikkeling van beleidsmaatregelen die vanrechtstreeks belang zijn voor de burgers, door de totstandbrenging van eengemeenschappelijke justitiële ruimte, het scheppen van een Europees reactiemechanismemet het oog op chemische, biologische en radiologische dreigingen, de gezondheidsstrategievan de Europese Unie en door een striktere handhaving van de regels inzake voedsel- enproductveiligheid.

3Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 4: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

De herziene en bijgewerkte sociale agenda dient ook als leidraad voor onze acties in hetkader van een omvattende benadering om de Europeanen in staat te stellen hun potentieelte benutten en van de globalisering te profiteren; daarbij is de agenda gericht op mobiliteit,integratie, onderwijs en non-discriminatie. In deze sociale agenda staan toegang, kansenen solidariteit centraal.

Ten slotte zullen we er verder aan werken om de rol van Europa als mondiale partner teconsolideren. De uitbreidingsonderhandelingen worden voortgezet en het associatie- enstabilisatieproces in de westelijke Balkan zal verder worden ontwikkeld. In het kader vande gemeenschappelijke strategie EU-Afrika zullen wij het nabuurschapsbeleid ten uitvoerleggen en operationele partnerschappen met Afrikaanse landen sluiten.

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zal de Unie zich beter kunnenprofileren op het wereldtoneel. Teneinde dit nieuwe kader in acties te kunnen vertalen zaleen van de hoofdtaken van de Commissie erin bestaan een bijdrage te leveren aan deoprichting van de Europese dienst voor extern optreden. Dit alles gaat, als hopelijk alletijdschema’s worden gevolgd, nog vóór 2009 gebeuren.

2009 wordt ook een belangrijk jaar als met het oog op de planning van de toekomstigefinanciering van het EU-beleid. De resultaten van het thans plaatsvindende overleg overde begrotingsherziening zullen ertoe bijdragen dat wij de weg kunnen effenen voor hetvolgende financiële meerjarenkader dat door de volgende Commissie zal wordenvoorgesteld.

Evenals in de voorgaande jaren worden in de jaarlijkse beleidsstrategiecommunicatieprioriteiten voor 2009 voorgesteld. In de aanloop naar de Europeseverkiezingen zal de Commissie ernaar streven om haar werkzaamheden in partnerschapmet de andere Europese instellingen optimaal uit te voeren en een levendige discussie overhet Europese beleid op gang te brengen. De jaarlijkse beleidsstrategie vormt slechts hetuitgangspunt van het proces dat tot de goedkeuring van het wetgevings- en werkprogrammavan de Commissie in oktober leidt.

De Commissie ziet uit naar een regelmatige dialoog met het Parlement over de prioriteitenvoor 2009. Ik heb begrepen dat het Parlement van plan is om in september, een aantalweken voordat wij het werkprogramma voor 2009 goedkeuren, in de plenaire vergaderingeen resolutie aan te nemen over het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie.Deze resolutie zal een voortvloeisel vormen van het samenvattend verslag over de resultatenvan onze geregelde dialoog. Dit verslag dient ons, ruimschoots voor de opstelling van hetwerkprogramma, een goed onderbouwde en politiek gesteunde indicatie te geven metbetrekking tot de vraag op welke prioriteiten de Commissie haar inspanningen en haarbeleid in 2009 volgens het Parlement behoort te concentreren, met bijzondere aandachtvoor Europese toegevoegde waarde en onder volledige eerbiediging van de beginselen vansubsidiariteit en evenredigheid.

Daarom wil ik hier vandaag kwijt dat ik er zeer naar uitzie met u te mogen werken aan ditzeer belangrijke programma voor 2009. Laat ons samenwerken om het tempo er in 2009in te houden zodat Europa concrete resultaten blijft opleveren voor onze burgers.

(Applaus)

Hartmut Nassauer, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachtevoorzitter van de Commissie, dames en heren! Volledig terecht en met onze steun ontwikkeltde Commissie haar wetgevingsprogramma uit haar strategische prioriteiten, zoals daar

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL4

Page 5: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

zijn welvaart, solidariteit, vrijheid, veiligheid en een sterker Europa in de wereld. Daaruitontwikkelt zij wederom haar prioriteiten voor 2009: duurzame groei, werkgelegenheidin het tijdperk van globalisering en een economische ruimte met lage CO2-emissies en eenefficiënt gebruik van hulpbronnen. Dit zijn de gemeenschappelijke noemers voor dewetgevingsactiviteiten in 2009, en ik zou u, mijnheer de voorzitter van de Commissie,ervan willen verzekeren van de uitdrukkelijke ondersteuning van de Fractie van de EuropeseVolkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten.

Mochten mijn aanvullende opmerkingen als kritiek op u overkomen, dan zou dit te wijtenzijn aan een misverstand op grond van een vertaalfout. In de eerste plaats wil ik uaanmoedigen. Waartoe? Ten eerste is het komende jaar het jaar van het nieuwe Verdrag.Ten tweede is het een verkiezingsjaar waarin de kiezers hun zegje over ons doen. In uwinleiding heeft u met betrekking tot het nieuwe Verdrag gezegd dat indien deratificatieprocessen afgerond zouden worden, het Verdrag van Lissabon ook in 2009 inwerking zou kunnen treden.

Waarom toch die terughoudenheid, mijnheer de voorzitter van de Commissie? Waaromzegt u niet: de Commissie zet zich met alle macht en nadruk in voor dit Verdrag dat zij alshoedster reeds evenzeer verdedigt als de bestaande Verdragen? Geeft u een duidelijk signaal,mijnheer de voorzitter van de Commissie! Neemt u het voortouw!

Een tweede punt: volgend jaar is het woord aan de kiezers. Niet alle details van de wetgevingzijn voor hen van belang, maar wel het algemene resultaat, de aangegeven koers. Devermindering van de bureaucratie zou nu echt iets zijn waarmee u de burgers op uw handzou kunnen krijgen. Geeft u voorproeven van een nieuwe subsidiariteitscultuur! In plaatsvan het acquis tot eind 2009 uit te ziften zou u er goed aan doen vóór de verkiezingen vanvolgend jaar een signaal te geven. Ook wat dit betreft kunt u op onze steun rekenen.

(Applaus)

Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheerNassauer, onze voorzitter van de Commissie is helemaal niet zo slap; hij kan best tegenkritiek. Als ik naar uw toespraken luister en uw interviews lees, krijg ik evenwel de indruk,mijnheer de voorzitter van de Commissie, dat onze gemeenschappelijke doelstelling voor2009 erin bestaat dat wij ook verder gestalte geven aan een sociaal en milieuvriendelijkEuropa in de geglobaliseerde wereld.

U weet dat de sociale aspecten ons bijzonder na aan het hart liggen en u weet ook dat wijbijvoorbeeld onthutst waren over het arrest van het Europees Hof van Justitie in de zaakLaval. Wij hopen dat wij – het Parlement en u in de Commissie – in dezen kunnensamenwerken zodat de burgers niet het gevoel krijgen dat de moeizaam verworven socialevooruitgang door een verwerpelijke kwantitatieve mededinging teniet wordt gedaan. Wijzijn voorstander van een kwalitatieve mededinging in Europa, die natuurlijk inovereenstemming met milieubelangen dient plaats te vinden. Het sociale aspect staat echtervoor ons als sociaal-democraten centraal.

Wat betreft het thema milieu dank ik de Commissie voor haar zeer vooruitstrevendevoorstellen. Evenals u koesteren wij hoge verwachtingen van de duurzame ontwikkelingvan dit continent. Duurzame ontwikkeling heeft voor ons ook betrekking op Europa alsvestigingsplaats voor de industrie, die zich moet aanpassen en zich achtermilieudoelstellingen dient te scharen, waarvoor vereisten moeten worden opgesteld enprikkels moeten worden gegeven. We moeten er samen aan werken dat de industrie en de

5Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 6: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

economie – in het belang van de werkgelegenheid – in dit deel van de wereld in de toekomsteen grote rol blijven spelen op het gebied van de productie, want de milieudoelstellingenzijn volledig verenigbaar met de rol van Europa als vestigingsplaats voor de industrie. Ditis eveneens een taak die wij samen moeten vervullen.

Wij kunnen deze taak alleen tot een goed einde brengen wanneer we ook de andere partners– de Verenigde Staten, China en India – ervan overtuigen dezelfde milieudoelstellingen teonderschrijven. En wij kunnen deze taak ook alleen dan vervullen wanneer wij onzebuurlanden bereiken, wanneer we een gemeenschappelijk beleid met onze buurlanden totstand brengen. U weet immers dat wij niet in alle opzichten tevreden zijn met de strategieëndie tot dusver zijn ontwikkeld.

Zo hebben wij bijvoorbeeld wat de Balkan betreft onlangs voorgesteld dat er naast hetproces van Lissabon met het Sloveense voorzitterschap een zogenaamd proces van Ljubljanamoet komen teneinde de economische en sociale ontwikkeling van deze regio te bevorderen,omdat de haat en de bestaande conflicten aldaar alleen uit de wereld kunnen wordengeholpen indien er op de Balkan een solide economische en sociale ontwikkeling plaatsvindt.

Wat betreft de Mediterrane Unie – waar iedereen het tegenwoordig over heeft, zelfs deministers van Buitenlandse zaken – wensen wij dat de Commissie een duidelijk standpuntinneemt. U heeft het reeds laten doorschemeren, mijnheer de voorzitter van de Commissie,maar u moet telkens weer duidelijk maken dat wij niet piekeren over een unie waartoe nietde hele Europese Unie behoort. Het moet een gemeenschap worden die niet tot eenscheuring binnen de Europese Unie leidt, maar die zowel de Europese Unie als de landenaan de Middellandse Zee omvat.

Hetzelfde geldt ook voor het Zwarte-Zeegebied – en ook op dit punt verwachten wijinitiatieven van de Commissie --, want het gaat per slot van rekening niet alleen om onzezuiderburen, maar ook om onze oosterburen. Hier kunnen we op korte termijn ook geennieuwe lidmaatschappen in het vooruitzicht stellen; dat is niet mogelijk. Maar we kunnenaanbieden om samen met deze landen een sterkere samenwerking te ontwikkelen, en weverwachten in dezen meer initiatieven van de Commissie dan de tot dusver in de bestaandedocumenten voorgestelde.

Mijnheer de voorzitter van de Commissie, u heeft opgemerkt dat 2009 ook eenverkiezingsjaar is. Het is een verkiezingsjaar en hopelijk ook het jaar waarin hetHervormingsverdrag in werking treedt. We verwachten niet van de Commissie dat zij zichmengt in het politieke debat van dit verkiezingsjaar, maar we verwachten wel dat deCommissie met een visie komt over hoe Europa in de toekomst moet gaan functionerenals een ecologisch en sociaal Europa. We verwachten van de Commissie dat zij duidelijkmaakt dat zij een krachtige stem heeft – ook in de dialoog met onze partners. Alleenwanneer wij met krachtige stem met de Verenigde Staten, China en anderen spreken,kunnen wij de belangen van onze burgers behartigen.

In een verkiezingsjaar willen wij een sterke Commissie zien met visies voor het Europa vanmorgen!

Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat hetop zijn plaats is voorzitter Barroso namens mijn fractie te complimenteren met debeleidsstrategie die hij heeft voorgesteld voor het komende jaar, dat, zoals hij zelf ook zegt,een belangrijk jaar met vele uitdagingen gaat worden. De Commissie heeft een in politiek,

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL6

Page 7: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

financieel en bestuurlijk opzicht goede strategie opgezet en heeft vermeden om, zoals menin mijn land pleegt te zeggen, in “end-of-term-itis” te vervallen.

Natuurlijk moeten we ons in zekere mate op de zwakke punten concentreren, maar na dewoorden van de heer Nassauer te hebben gehoord zou ik liever van verschillendeaccentueringen willen spreken dan van zwakke punten, als ik het zo mag zeggen. Een puntvan discussie is zeker de vraag hoe een brug kan worden geslagen tussen het lopende enhet nieuwe mandaat van de Commissie. Als ik kijk naar de interne markt, zijn kwesties alshet Europees octrooi, patiëntenmobiliteit en het project betreffende de Europese beslotenvennootschap allemaal kwesties die blijven spelen. Voorzitter Barroso heeft misschien éénà twee van deze punten genoemd, maar we moeten ervoor zorgen dat zij een plaats krijgenbinnen het nieuwe mandaat, aangezien zij essentiële onderdelen vormen van de internemarkt. In dit verband had ik wellicht verwacht dat er meer aandacht zou worden besteedaan wat ik financiële zekerheid voor onze burgers zou willen noemen, in een wereld waarin,zoals u weet, momenteel financiële onrust heerst en en de burgers zich zorgen maken overde toekomst.

Tevens is het natuurlijk het jaar van de tenuitvoerlegging van het Verdrag, en hoewel weblij kunnen zijn over de aandacht die in dat document aan de tenuitvoerlegging wordtbesteed – en hoewel ik van mening ben dat het een uitstekend idee is om in de toekomstmet de lidstaten samen te werken om voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving over dehele linie te zorgen – zou ik liever hebben gezien dat in dat document iets stond over hetstuk wetgeving dat voor onze burgers van centraal belang zal zijn: het burgerinitiatief.Maar de heer Barroso was mij vanmorgen voor door het burgerinitiatief te noemen, dusdat is goed. Het is echter van centraal belang, en we moeten ervoor zorgen dat de Commissiemet de nodige wetgeving op de proppen komt om het burgerinitiatief te regelen. Bovendiendient misschien aandacht te worden besteed aan de betrekkingen met de nationaleparlementen.

Om ten slotte de buitenlandse betrekkingen even aan te stippen: is het mogelijk omonderwerpen als buitenlandse betrekkingen, energie en klimaatverandering in het volgendemandaat op te pikken? Wij weten dat in de Commissie over deze dingen wordtgediscussieerd. Zij hebben hoge prioriteit, niet alleen in de poolgebieden, maar ook inandere delen van de wereld.

Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (GA) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer devoorzitter van de Commissie, ik sta volledig achter het werkprogramma van de Commissievoor volgend jaar. Dit programma is gericht op de ontwikkeling van het economisch enpolitiek beleid van Europa. Dit werkprogramma helpt Europa vooruit en geeft prioriteitaan de belangen van de Europese burgers. Ik steun vooral het eerste deel van het programma:de bevordering van werkgelegenheid en ontwikkeling in de Europese Unie.

(EN) Nu het jaar van de ratificatie van het Verdrag nadert, hameren wij er als voorstandersvan de ratificatie via het referendum in Ierland op dat Europa efficiënter moet worden, dathet van essentieel belang is te erkennen dat de Verdragen die voor zes, tien of vijftienlidstaten waren geconcipieerd, niet langer werken in een Europese Unie van 27 lidstaten.Met name willen wij benadrukken dat meer innovatie, onderzoek en technologie nodig

zijn om in Europa een dynamische nieuwe economie voor de 21e eeuw te creëren.

Met name ben ik ingenomen met het feit dat de voorzitter van de Commissie en de anderecommissarissen niet van alles in de jaarlijkse beleidsstrategie 2009 hebben gestopt. Menzou eenvoudig kunnen zeggen dat men talloze dingen gaat aanpakken, maar in plaats

7Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 8: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

daarvan heeft de Commissie zich op sleutelgebieden geconcentreerd als klimaatverandering,zoals reeds is opgemerkt, en de rol van Europa als wereldpartner en speler op hetwereldtoneel – met name wanneer we naar de risico’s en gevaren kijken waarmee we in dehele wereld worden geconfronteerd, niet alleen in het Midden-Oosten, niet alleen in dewestelijke Balkan, niet alleen in Afrika, maar zelfs in Zuid-Amerika, waar we vorige hebbenmoeten beleven hoe snel de spanningen kunnen oplopen. Wat er werkelijk nodig is, is eenstabiliserende kracht, als welke de Europese Unie op het wereldtoneel zou kunnen optreden.

Ten slotte moet de Europese Unie de nodige maatregelen blijven uitvoeren ter bestrijdingvan de invoer van illegale drugs, mensenhandel en met name de verachting voor individuelemensenlevens. U kunt erop rekenen dat wij, en mijn partij Fianna Fáil in Ierland, een sterkecampagne zullen voeren om de ratificatie van het Verdrag van Lissabon te garanderen,teneinde de toekomstige ontwikkeling van Europa mogelijk te maken.

Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheerde voorzitter van de Commissie, dames en heren, met een jaarlijkse strategie kunnen wetwee verschillende wegen inslaan. De eerste weg betekent een maximum aan duidelijkheiden grote overeenstemming tussen verklaringen en financiële maatregelen. Dit zou juist ineen verkiezingsjaar de juiste weg zijn, aangezien we immers beloven dat de “burger op deeerste plaats” komt. De burgers hebben recht op duidelijkheid.

Helaas heeft de Commissie er echter voor gekozen de tweede weg in te slaan en zo algemeenmogelijk te blijven om oppositie weg te moffelen. Allereerst is de context zelf interessant.We moeten ervan uitgaan dat het Verdrag van Lissabon ten uitvoer zal worden gelegd. Hetis een verkiezingsjaar en een jaar waarin Europa verregaande verplichtingen is aangegaanop het vlak van klimaatbescherming. Helaas zijn op alle woorden slechts weinig dadengevolgd, en dit komt ook niet duidelijk genoeg naar voren in de strategie.

Indien we de praktische maatregelen even aarzelend aanpakken als, bijvoorbeeld, devoertuigemissies, staat de geloofwaardigheid van Europa op het spel. Dit kunnen we onsop den duur niet veroorloven in de debatten met onze partners over klimaatbescherming.Dit is een negatief voorbeeld voor de manier waarop wij voor grote lobby’s zwichten, zoalsdit ook is gebeurd bij de uitvoering van het emissiehandelssysteem voor het luchtverkeer,waar wij ook te zeer hebben geaarzeld en niet doortasten genoeg zijn opgetreden, zodatwij er niet in zijn geslaagd de noodzakelijke maatregelen ter beperking van de klimaatschadeals gevolg van het luchtverkeer met de nodige efficiency in te voeren.

Ook is er sprake van een conflict tussen de ambitieuze doelstellingen en de daadwerkelijkefinanciering van onderzoek. Wanneer we het aan de ene kant over nieuwe energiebronnenhebben, maar aan de andere kant het leeuwendeel van de onderzoeksgelden voorkernenergie, voor de nucleaire economie uittrekt, dan is dat een tegenstrijdigheid die nietkan worden opgelost. Bovendien kunnen we zo geen duurzame oplossing verwachten,aangezien hier geen mogelijkheden bestaan om doelgericht te investeren.

Mijns inziens ontbreekt het deze strategie aan een duidelijke inzet voor de tenuitvoerleggingvan de Gemeenschapswetgeving in de lidstaten. In dit opzicht zijn er te weinig instrumenten,is er hiervoor veel te weinig aandacht. Integendeel: we verzinnen nieuwe plannen voordatde oude ten uitvoer zijn gelegd. Men denke bijvoorbeeld aan het Energieactieplan.

Indien de burgers voor ons zo belangrijk zijn, zoals u terecht onderstreept, moet dit Huisvooral aandacht besteden aan hun grieven en aan de nieuwe mogelijkheid van eenreferendum.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL8

Page 9: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheerde voorzitter van de Commissie, we hebben nog steeds geen concreet werkprogrammavoor 2009 waar wij commentaar op zouden kunnen geven. Het ligt echter voor de handdat we in het komende jaar geen grote strategische wijzigingen in de beleidsstrategie vande Commissie kunnen verwachten.

In het strategiedocument staat dat de Commissie haar communicatietaken beter wilvervullen, de Europese idee beter wil overbrengen en meer bekendheid te geven aan hetVerdrag van Lissabon onder de burgers? Zou een referendum over het Hervormingsverdragniet de juiste manier zijn om de burgers bij dit proces te betrekken? Gelooft u werkelijkdat de opkomst bij de verkiezingen hoger zal zijn wanneer u allen blijft verklaren hoefantastisch het huidige beleid is en dat we daarom aan de bestaande concepten moetenvasthouden?

Wat vele mensen concreet meemaken is afnemende sociale zekerheid, een stagnerendeloonontwikkeling, een ernstige beperking van de werknemersrechten, stijgende prijzenvoor basisdiensten in het openbaar vervoer, de gezondheidszorg, de energie- enwatervoorziening, het onderwijs en kinderopvang – terwijl de winsten van de groteondernemingen blijven stijgen en deze er bovendien mee dreigen de productie naar hetbuitenland te verplaatsen. De Commissie heeft het over het belang van levenslang lerenvoor de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en over het belang van flexizekerheid – zodatik me bij de wetgevingsvoorstellen van de Commissie vaak afvraag waar nou de zekerheidblijft.

De Commissie schrijft dat het nodig is het concurrentievermogen te versterken en neemthet hier vooral voor diegenen op die toch al sterk zijn en die van belastingen, dat wil zeggen:van sociale verantwoordelijkheid dienen te worden bevrijd. U heeft het dan overadministratieve lasten. Maar als we sociale en ecologische normen enconsumentenbeschermingsnormen willen hebben, moeten deze ook wordenovereengekomen en toegepast! Nergens in uw strategie is de gedachte te vinden dat hetalgemene concept van de Lissabon-strategie, het concept van liberalisering en privatisering,in veel gevallen domweg niet in het belang is van de meeste mensen, met name op hetgebied van openbare diensten.

Op het gebied van extern beleid en buitenlandse handel wordt de belangrijke rol benadruktdie Europa in de wereld speelt voor vrede, veiligheid en stabiliteit, en wordt gesproken overde prioriteit van multilateralisme en partnerschap. In uw document staat dat deontwikkelingsronde van Doha een topprioriteit blijft. Maar er staat niets in over hoe de EUtot een succes van de ontwikkelingsronde wenst bij te dragen. In plaats daarvan wordt denadruk gelegd op de bekende regionale en bilaterale vrijhandelsakkoorden, waarmee juistnauwelijks vooruitgang wordt geboekt omdat zij niet aan de behoeften van deontwikkelingslanden en de opkomende landen voldoen.

Bovendien is de buitenlandse-handelsstrategie “Europa als wereldspeler” puur een strategieter bevordering van de buitenlandse handelsactiviteiten van concerns die zich nauwelijksom regionale en duurzame ontwikkeling en om de sociale en ecologische ontwikkeling inde partnerlanden bekommeren. Over kleine en middelgrote ondernemingen staat er nietsin! En dan verbaast het u dat staten als China met dumpingmaatregelen reageren? U waszelfs van plan de grotendeels ineffectieve antidumpingmaatregelen verder af te schaffen!

De Commissie heeft het erover dat zij de paraatheid en de capaciteiten voorconflictbeheersing in derde landen nog verder wil verhogen. Maar in het licht van het

9Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 10: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

voorgaande zou ik u willen vragen: is het niet zinvoller om ook de sociale, maar uiteindelijkeconomische oorzaken van crises en conflicten te bestrijden?

Wijzig uw strategie zodat we de burgers voor de Europese Unie kunnen winnen!

Godfrey Bloom, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is altijdweer fijn om hier in de reguleringsfabriek te komen. Het is erg vermakelijk. Ik heb zojuistnaar de rubrieken van de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie gekeken, die met“Groei en banen” begint. Om eerlijk te zijn zou men hier beter over groei en banen kunnendebatteren indien ten minste één procent van dit Huis ook maar enige ervaring in hetbedrijfsleven zou hebben opgedaan.

Ik ben ondernemer en heb verstand van groei en van banen. Treurig genoeg is het zo dathoe meer u reguleert, hoe meer wetgeving u produceert, des te kleiner de kans is dat groeien banen worden gecreëerd. Dit is ook de reden waarom het met de groei van het BBP inEuropa absoluut bedroevend is gesteld, terwijl de groei in de rest van de wereld – China,India, het subcontinent – een hoge vlucht neemt. Zelfs Noord-Amerika steekt ons de loefaf. Als we groei en banen willen, zou ik dus voorstellen om de mensen met rust te laten enhun hun gang te laten gaan, zonder hen van hieruit dwars te zitten.

Een duurzaam Europa? Een fascinerend geval, vindt u niet ook? We hebben het over de‘mondiale voetafdruk’ van de EU, we hebben het over al dit soort nonsens, ondanks hetfeit dat de aarde sinds 10 helemaal niet warmer is geworden – de hele wetenschap op ditgebied is verspilling. Indien iemand de moeite zou nemen om serieus naar de wetenschap,naar de aardopwarming en naar de klimaatverandering zou kijken, zou hij erachter komendat uitstekend geïnformeerde en onpartijdige deskundigen dat onze planeet tegen 2050kouder zal worden, niet warmer. Maar dat past niet in ons straatje, of wel soms? Omdatwij er schik in hebben belastingen te heffen en te reguleren.

Laten we vervolgens eens kijken naar de ‘gecontroleerde migratie’. Goeie genade! AlsEngelsman kan ik alleen maar zeggen: ‘gecontroleerde’ migratie? Vorig jaar zijn er éénmiljoen mensen bijgekomen op ons overbevolkte eilandje. Ik smeek u om eindelijk derealiteit onder ogen te zien!

Frank Vanhecke (NI). – (NL) Het loopt in mijn ogen al helemaal fout in het allerprilstebegin van de presentatie van de beleidsstrategie van de Commissie voor 2009. Er wordtdaar namelijk een hoofdgedachte geponeerd. Ik citeer: "De burger op de eerste plaats".Welnu, men zegt in het Engels: dit is "adding insult to injury ". De Europese burger wordtimmers nergens door de Commissie op de eerste plaats gezet, wordt nergens door deEuropese Commissie gerespecteerd.

Wat is de Europese Commissie? De Europese Commissie is uiteindelijk niet veel meer daneen college van politiek benoemde ambtenaren met een uiterst beperkte democratischelegitimiteit en die Europese Commissie behoort tot dat clubje van Europese mandarijnen,die van zichzelf denken dat zij alles beter weten dan de burgers en dat zij best en zogenaamdin het algemeen belang alles ook over de hoofden van die zogenaamd gerespecteerdeburgers heen beslissen.

Dat is het democratisch deficiet waarover iedereen spreekt, maar waaraan niemand ietsdoet. Mocht de burger werkelijk op de eerste plaats komen, dan zou de Commissieaandringen op raadpleging van die burger, zeker voor de belangrijkste dossiers diemomenteel op tafel liggen. Wanneer mag de burgers eens zijn mening zeggen over dievermomde, nieuwe Europese grondwet? De burgers van Nederland en van Frankrijk hebben

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL10

Page 11: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

daar nog niet zo lang geleden hun mening over gezegd, maar die burgers komen voor deEuropese Commissie blijkbaar niet op de eerste plaats.

Wanneer mag die Europese burger eens zijn mening zeggen over de rampzaligeimmigratiepolitiek die hem door de Europese mandarijnen door de strot wordt geduwd?Wanneer mag die Europese burger eens zelf beslissen en gerespecteerd worden in zijnmening over een levensbelangrijk dossier als de potentiële toetreding, van het islamitischeen in vele opzichten, in álle opzichten niet-Europese land Turkije tot onze Europese Unie?De burger komt voor de Europese Unie enkel op de eerste plaats om belastingen te betalenvoor de Europese mandarijnen en voor de politiek die deze gepriviligeerden over de hoofdenheen opdringen. Heb dan tenminste de moed om te zeggen dat Europa nooit eendemocratisch Europa zal zijn!

José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, hetextern optreden in 2009 dient te worden gekenmerkt door twee fundamentelegebeurtenissen: de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag, waardoor aan de ene kanteen nieuw institutioneel kader wordt ingevoerd waarbinnen, mijnheer de voorzitter vande Commissie, het Parlement zijn rechtmatige rol wil gaan spelen, en aan de andere kantde Europese dienst voor extern optreden wordt opgericht die naar onze mening onder deCommissie dient te ressorteren en niet mag worden opgeslokt door de Raad.

Daarnaast heeft de Commissie de juiste prioriteiten gesteld: uitbreiding, de betrekkingenmet Rusland op basis van de eerbiediging van de mensenrechten, alsmede zekerheid vande energievoorziening; het stabiliteits- en associatiebeleid op de Balkan en de zaak Kosovo;het nabuurschapsbeleid, met het proces van Barcelona en de Mediterrane Unie, die doorhet Franse voorzitterschap zal worden voorgesteld.

Vervolgens is er de situatie in Centraal-Azië, met de conflicten in Iran, Irak, Afghanistanen Pakistan. Mijnheer de voorzitter, de betrekkingen met China, India en de Aziatischelanden, die in het voorstel van de Commissie correct zijn beschreven, zullen verder wordenontwikkeld, evenals de situatie in het Midden-Oosten, waarbij het Europees Parlement zijnonvoorwaardelijke steun heeft uitgesproken voor het voorstel van de Commissie op deconferentie van Parijs.

Bovendien is er het strategische partnerschap met de landen van Afrika, het Caribischgebied en de Stille Oceaan, en, last but not least, de betrekkingen met Latijns-Amerika,waarvan wij hopen dat op de top in Lima bijtijds spijkers met koppen zullen wordengeslagen om associatieovereenkomsten met de Mercosur, de Andesgemeenschap enMidden-Amerika te kunnen sluiten.

Mijnheer de voorzitter van de Commissie, we hebben behoefte aan een serieus, doeltreffenden realistisch extern optreden van de Europese Unie, die in internationale organisaties metéén stem dient te spreken. We mogen niet een soort internationaal Rode Kruis worden datvoor de kosten van de grote crises van vandaag de dag opdraait. De Europese Unie dientals mondiale speler gewicht in de schaal te leggen op het wereldtoneel, overeenkomstighaar economische, commerciële, financiële en industriële betekenis. Mijnheer de voorzittervan de Commissie, u kunt rekenen op onze steun voor dit programma.

Catherine Guy-Quint (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, wezijn er nu eindelijk aan toe de procedure voor de politieke prioriteiten voor 2009 op testarten. Dit is een belangrijke stap omdat er vele veranderingen aan zitten te komen – eennieuwe parlementaire zittingsperiode, de inwerkingtreding van het Verdrag –, terwijl deze

11Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 12: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

stap ook het startsein vormt voor een nieuwe omgang door het Parlement met de jaarlijksebeleidsstrategie van de Commissie, aangezien we besloten hebben dat in plaats van deBegrotingscommissie de fracties hun zegje zullen doen.

De Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement maakt duidelijke politiekekeuzes, die zij niet onder stoelen of banken steekt: zij is voor een sociaal Europa. Zij wileen Europa dat zich ervoor uitspreekt om van de bestrijding van klimaatverandering eenprioriteit te maken; zij wil ook een Europa dat zich uitspreekt voor een gemeenschappelijkextern optreden. Als ik hoor dat de Commissie de bijdrage van de EU tot veiligheid enstabiliteit op het internationaal toneel te vergroten, vraag ik me af: waar halen we het geldvandaan? Hoe gaan we deze vrome wens in de praktijk omzetten? Als we doorgaan opdeze weg zal de Commissie ons, net als ieder jaar, in een onmogelijke positie brengen,waarin wij moeten kiezen welk deel van de wereld wordt opgeofferd.

De burgers zijn onze vierde prioriteit. De Commissie vertelt ons dat de burgers in 2009op de eerste plaats moeten komen. Dat wordt hoog tijd omdat ons politieke project nietzo ver van de burgers verwijderd mag blijven. Daarom moeten we onze voorlichting encommunicatie over de hele linie verbeteren, maar waar is het geld hiervoor? Eén ding isduidelijk: het ontbreekt aan begrotingsmiddelen! De beschikbare marges zijn reeds benut,en in de Begrotingscommissie hebben wij geen idee hoe deze prioriteiten gefinancierd gaanworden. Wij willen niet de oude prioriteiten opofferen om de nieuwe ten uitvoer te kunnenleggen. Hoe gaan we dat aanpakken? Europa moet dringend uit het budgettaire enbestuurlijke slop worden getrokken. De politieke wereld verandert snel, en in Europakomen we weliswaar op ideeën, maar hebben we nooit de benodigde middelen terbeschikking gesteld om ze in de praktijk uit te voeren op een manier die aan de politiekeverwachtingen van het Parlement, maar ook die van de burgers, voldoet.

Adina-Ioana Vălean (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, aan het eind van dit jaarhebben twee verslagen van de Commissie over de vrijheid van verkeer: één over het vrijverkeer van werknemers – en ik ga ervan uit dat de Commissie de lidstaten waarschijnlijkzal adviseren de overgangsregelingen voor werknemers uit de nieuwe lidstaten af te schaffen– en één over de tenuitvoerlegging van de richtlijn betreffende het vrij verkeer van burgers,en het kan zijn dat een aantal lidstaten in dit verband voor het Europees Hof van Justitiewordt gedaagd .

Alle angsten die ten grondslag lagen aan de overgangsregelingen die met de uitbreidingvan 2004 werden ingesteld, beginnen nu te vervliegen. Er zijn op het vlak van economischeveiligheid en demografische ontwikkeling geen redenen meer om de arbeidsbeperkingennog eens vijf jaar te handhaven. Integendeel, we hebben een vrije Europese arbeidsmarktnodig om Europa als model, als partner en als wereldleider te kunnen presenteren. Inmiddelszijn we bezig de toegang van burgers uit derde landen tot onze arbeidsmarkt te reguleren.Dat is redelijk en wordt van veel kanten toegejuicht. Maar laten we eerst de dingen in onzeeigen achtertuin oplossen. Laten we een samenhangend en gemeenschappelijk beleidinzake het vrij verkeer van werknemers in de Unie voeren.

Als we de fundamentele vrijheden van de Verdragen willen eerbiedigen en serieus willenproberen de agenda van Lissabon te verwezenlijken, is het tijd dat we ophouden met puurverbale acties en dat wij echt aan het werk gaan.

Ik zou hier ten slotte aan willen toevoegen dat de Commissie van meet af aan het groenelicht heeft gekregen om de grondrechten van de burgers aan de orde te stellen, en ik hadgehoopt om in dezen in het plan voor het komende jaar iets heel specifieks te vinden.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL12

Page 13: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Jan Tadeusz Masiel (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, 2009 is een jaar van grotevooruitzichten voor Europa, vooruitzichten die worden geboden door het Verdrag vanLissabon. Het is tevens een jaar van hoop op meer eendracht in Europa vanwege de nieuweverkiezingen voor het Europees Parlement.

Zoals de heer Barroso heeft opgemerkt vieren we volgend jaar het 20-jarig jubileum vande val van de Berlijnse muur. Ik zou deze gelegenheid willen benutten om u eraan teherinneren dat de muur in Warschau is gevallen. Het is ook het 5-jarig jubileum van detoetreding van de voormalige communistische staten tot de Europese Unie. Deze toetredingis niet altijd even soepel verlopen: voor de Poolse boeren gelden nog steeds niet dezelfdemededingingsvoorwaarden als voor boeren in de oude Unie.

Desondanks geloof ik dat in 2009 de verschillen tussen onze landen zullen verdwijnen,ten minste in psychologisch opzicht, en dat het gemeenschapsgevoel en de invloed van deEuropese Unie in dat jaar zullen toenemen.

Jens-Peter Bonde (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn spreekbeurtgebruiken om te pleiten voor een hervorming van de manier waarop wij de jaarlijkseprogramma’s behandelen. Tot nog toe hadden de gekozen leden van de nationaleparlementen en het Europees Parlement hierover geen medezeggenschap. Het jaarlijkseprogramma wordt door de niet-gekozenen in de Commissie ontwikkeld en aangenomen.De lidstaten coördineren hun prioriteiten via de de werkprogramma’s van de wisselendevoorzitterschappen. Beide programma’s worden besproken, maar niets wordt door onsgewijzigd. Bij deze zeer belangrijke vaststelling van de agenda worden de kiezers niet doorons vertegenwoordigd.

In plaats daarvan zouden we erop moeten staan dat voor het volgende jaar één enkelwerkprogramma voor alle instellingen wordt opgesteld. De Commissie zou een gedetailleerdvoorstel kunnen indienen met in de bijlage alle voorstellen voor wetgeving die zij van planis voor te stellen, inclusief de beoogde rechtsgrondslag daarvan. Vervolgens dienen denationale parlementen zich in een eerste lezing in hun gespecialiseerde commissies overdit voorstel te buigen, vervolgens in hun commissies Europese zaken en ten slotte in hunplenaire vergaderingen.

De nationale parlementen zouden in de COSAC bijeen moeten komen om hetwerkprogramma formeel goed te keuren. Het Parlement dient het vervolgens eveneens tebehandelen. Dan zou de Europese Unie van onderaf, en niet van bovenaf worden geregeerd.De Unie zou door gekozen vertegenwoordigers van onze volkeren worden geleid, en nietmeer achter gesloten deuren worden geregeerd door ambtenaren en lobbyisten.

Nadat het programma is goedgekeurd zouden de nationale parlementen met de behandelingvan de concrete voorstellen voor ‘subsidiariteit en evenredigheid’ kunnen beginnen en overde rechtsgrondslag kunnen beslissen. Daarna zouden de voorstellen verder kunnen wordenbehandeld door de Europese instellingen en zou de wetgeving kunnen worden aangenomen– zowel door de Raad, met een meerderheid van 75 procent van de lidstaten, en in hetEuropees Parlement, met gewone meerderheid van stemmen. In dat geval zou Europa eendemocratie zijn, in plaats van de mengeling van ideeën van Machiavelli en Mussolini waaropde Unie thans is gebaseerd.

Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de voornaamstemaatregelen die voor 2009 zijn gepland wat betreft groei en banen in het kader van deLissabon-strategie, verdienen voor het grootste gedeelte ondersteuning. Er zijn zeker ook

13Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 14: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

punten onder de rubriek “Interne markt en mededinging” waar ik voor ben. Ook onder derubriek “Een duurzaam Europa” is een aantal waardevolle punten te vinden.

Helaas moet het hele gemeenschappelijke visumbeleid worden verworpen aangezien hetnaar mijn mening niet alleen antinationaal is, maar volledig buiten de bevoegdheid van ditParlement en onze eigenlijke doelstellingen valt. Tevens ben ik volledig gekant tegen eenuitbreiding met Kroatië en Turkije, evenals tegen het deel waarin sprake is van Kosovo; indit verband heb ik reeds gelegenheid gehad om de schending van het internationaal rechtte kritiseren die heeft plaatsgevonden toen de onafhankelijkheid van Kosovo, dat zich heeftlosgemaakt van een soevereine staat, werd erkend. Daarom zal ik tegen de beleidsstrategiestemmen.

László Surján (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van deCommissie, wij hebben de beleidsstrategie van de Commissie toegejuicht in de hoop datzij ook in de praktijk zal worden omgezet. Er is echter één mogelijk obstakel: beperkingenop het fiscale vlak. Hierdoor kan het moeilijk worden om nieuwe dingen te ondernemen.De bereidheid van de lidstaten om bij te dragen is onder de 1 procent gezakt, met het gevolgdat de financiering van nieuwe ideeën vrijwel uitsluitend uit een herverdeling van debeschikbare middelen moet komen. Laten we echter eerst zorgvuldig naar de lopendeprogramma’s kijken. Laten we onderzoeken waar wij meer waar voor ons geld krijgen, enwaar minder. We mogen niet toelaten dat lobbygroeperingen hierover beslissen.

Als onderdeel van de hervorming van het Parlement ontstaat er een nieuwe vorm vansamenwerking tussen de gespecialiseerde commissies en de Begrotingscommissie. Eenaspect hiervan is dat de beweegredenen en het nut van bestedingen aan individueleprogramma’s gedetailleerder dan tot dusver kunnen worden geanalyseerd. Hoewel dit eenmoeilijk besluit kan worden, is het beter om sommige programma’s te beëindigen of zehelemaal niet op te starten dan er te weinig middelen voor uit te trekken. Te krappeinvesteringen zijn pure geldverspilling. De Commissie, de Raad en het Parlement dienengezamenlijk te handelen om ervoor te zorgen dat alleen programma’s worden uitgevoerddie op adequate wijze kunnen worden gefinancierd en echte resultaten opleveren. HetParlement bekijkt de beleidsstrategie van dit jaar met de bereidwilligheid om in die zin opgeconcerteerde manier te werk te gaan. Dank u voor uw aandacht.

Véronique De Keyser (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, in de mededeling van deCommissie staat veel over het extern beleid, maar toch zou ik meer willen weten. Rubriek4 is natuurlijk ondergefinancierd. Helaas zullen we inderdaad meer moeten betalen voorPalestina en Kosovo. Maar dat is een constatering, geen strategie.

Ik had bijvoorbeeld graag willen weten welke politieke voorwaarden nodig zijn opdat hulpdoeltreffend is; niet alleen zichtbaar, maar doeltreffend? Hoe kunnen we gebruik makenvan de financiële instrumenten om van Europa een ‘zachte macht’ te maken, waaraan menniet voorbij kan? Een macht die een democratisch model uitdraagt, en die niet alleen eenmelkkoe is? Hoe gaan we het beginsel van conditionaliteit toepassen?

De Commissie gaat op geen van deze vragen in. Een voorbeeld, en lang niet het enige, isdat wij nooit tevoren zoveel geld hebben betaald aan Palestina, maar de bevolking vanGaza is sinds 1967 nog nooit zo arm geweest, terwijl het geweld blijft escaleren in hetMidden-Oosten, waar we steeds maar weer opbouwen wat kapotgemaakt wordt.

Welke les kunnen we daaruit trekken? Zolang er geen sprake is van een perfecte samenhangtussen het Europese externe beleid en de bijbehorende financiële instrumenten, waarbij

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL14

Page 15: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

deze in dienst van het beleid staan, en niet andersom, zal Europa nooit de mondiale spelerworden die het wil zijn, en in dit opzicht vind ik dat de Commissie in haar mededelingbuitengewoon weinig ambitie aan de dag legt.

Ingeborg Gräßle (PPE-DE) . – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van deRaad, dames en heren, ik ga ervan uit dat het vandaag de laatste keer is dat we het debatover de jaarlijkse beleidsstrategie in deze vorm voeren, omdat we met het Verdrag vanLissabon een ander model krijgen. Ten minste is dit in dit Huis zo gepland, en ik verheugmij reeds op dit nieuwe model omdat het ons in de gelegenheid stelt de dames en herenvan de Raad bij dit zeer belangrijke debat te betrekken.

Staat u mij derhalve toe voor de laatste keer uit het oogpunt van de begrotingscontrole eenaantal aanmerkingen te maken of, om in het straatje van de heer Nassauer te blijven, eenpaar aanvullende suggesties te doen. Wij voeren momenteel uitvoerige discussies met deCommissie over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, en deCommissie heeft in dit verband substantiële inspanningen aangekondigd. Wij zoudengraag hebben gezien dat deze substantiële inspanningen – waarvoor wij dankbaar zijn endie ook nodig zijn – eveneens in het jaarlijkse programma waren voorgekomen. Dewerkzaamheden die u belooft hebt te zullen uitvoeren, waren dit ook waard geweest.

We hebben nieuwe methoden nodig om onrechtmatig uitbetaalde gelden terug te vorderen,en er is ook een sterkere samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten nodig. Ditalles vormt een indrukwekkend programma voor de Commissie van de heer Barroso.Daarom zouden wij hebben geadviseerd om dit ook in het jaarlijkse programma van deCommissie op te nemen. De beloofde werkzaamheden zijn dit ook waard, en het zou onsde zekerheid geven dat u die werkzaamheden ook echt zo belangrijk vindt als u nu doetvoorkomen.

Alain Hutchinson (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van deCommissie, geachte commissaris, wat betreft de rol van de Europese Unie in de werelddeelt de Sociaal-democratische Fractie de wens van de Commissie om het in 2006 begonnenwerk voort te zetten om de manier van samenwerken van de Unie doeltreffender te maken.Ik herinner er in dit verband aan dat er aan verschillende fronten nog gewerkt moet worden,of het nu aan de definitie van ontwikkeling op zichzelf is, aan de samenhang tussen deverschillende beleidsgebieden van de EU, aan de coördinatie tussen donoren of aan decomplementariteit van de verschillende maatregelen.

Wat betreft de economische partnerschapsovereenkomsten zou ik u eraan willen herinnerendat wij als Europese sociaal-democraten het van essentieel belang achten om dergelijkeovereenkomsten vooral vanuit het oogpunt van ontwikkeling te beoordelen, met anderewoorden: vanuit de vraag of zij ertoe bijdragen de het leven van de bevolking in deACS-landen significant te verbeteren. Het is essentieel dat de strategie van de Commissievoor 2009 hierin heel duidelijk is. Op het moment schijnt dit echter nog niet helemaal hetgeval te zijn.

Bovendien weten we allemaal dat er aanvullende middelen nodig zullen zijn voor definanciering van de begeleidende maatregelen ter compensatie van het aankondigdenegatieve effect van de economische partnerschapsovereenkomsten op de armste landenvan de wereld.

Wij betreuren eveneens dat het document van de Commissie geen specifieke voorstellenbevat voor de tenuitvoerlegging van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen vóór 2015.

15Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 16: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ligt dit aan de ontbrekende ambities op dit gebied of aan het feit dat de koers van hetEuropese ontwikkelingsbeleid in 2009 radicaal zal worden gewijzigd?

In de bijlage verwijst de mededeling van de Commissie ook naar de tenuitvoerlegging vanhet eerste actieplan van de gezamenlijke strategie Afrika/EU. Wij zijn hiermee zeeringenomen en zouden zeer graag zien dat de Commissie werkelijk alles doet wat zij kan,zodat de eerste acties in het kader van de nieuwe strategie voldoen aan de gerechtvaardigdeverwachtingen van de miljoenen Afrikaanse mannen en vrouwen op wie deze strategie isgericht.

Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Als coördinator van de EVP voor het regionaalbeleid heb ik voor 2009 hoge verwachtingen en waarom? Omdat we nu sinds 2007 in deuitvoering zitten van die nieuwe programma's in alle regio's, in alle staten. Wat blijkt dan?In de eerste plaats blijkt dat er sprake is van nieuwe cohesie, dat de gelden méér danvoorheen worden besteed in regio's en steden, aan de Lissabon-strategie, aan groei enwerkgelegenheid. Voorts blijkt dat we méér presteren op het terrein van innovatie, terwijlook de investeringen in research en innovatie meer dan verdubbeld zijn.

Vorige week in Ljubljana hebben twee commissarissen, mevrouw Hübner en de heerPotočnik daar eigenlijk erg goede cijfers over bekendgemaakt; er is dus eigenlijk sprakevan een stille revolutie in de besteding van die gelden, en wij moeten daaraan ruchtbaarheidgeven. Daar ligt een kans om veel beter te communiceren. Beter te communiceren naar deburgers toe in 2009, ook het verkiezingsjaar, en dat kan in de vorm van die duizendenprojecten die op de diverse terreinen van economie, ecologie ten uitvoer worden gelegd.Het zou een gemiste kans zijn als de Unie juist dat regionale beleid, dat nieuwe cohesiebeleid,niet als speerpunt zou kiezen bij de communicatie naar de burger toe.

Göran Färm (PSE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, als Zweeds lid dat afkomstig is uit devakbeweging, zou ik allereerst willen onderschrijven wat Hannes Swoboda heeft gezegd:als we willen voorkomen dat kritiek op het arrest Laval nadelig uitpakt voor het Verdrag,moet de Commissie duidelijk maken dat de vrije dienstenmarkt geen bedreiging vormtvoor het recht van de vakbeweging om maatregelen te treffen tegen sociale dumping. Ikwil hier even op wijzen, aangezien het in dit verband van belang is.

Waar het gaat om de beleidsstrategie voor 2009 is het duidelijk dat we het nu serieus overde tussentijdse herziening van de langetermijnbegroting moeten gaan hebben. Op sommigegebieden kunnen we mijns inziens echter niet langer wachten; we moeten nú, in debegroting 2009, een begin maken met de wijziging van de prioriteiten.

Ik denk met name aan twee gebieden. Ten eerste het klimaat. Als rapporteur voor debegroting van de Commissie industrie, onderzoek en energie ben ik van mening dat hetniet volstaat om te erkennen dat het klimaat een politieke prioriteit vormt. De erkenningvan dit feit moet gevolgen hebben voor de budgettaire prioriteiten. We moeten laten ziendat we werkelijk bereid zijn om concrete Europese bijdragen te leveren, ook al kosten dezegeld. Hiervoor kan het nodig zijn op concrete situaties te reageren op het gebied vanmoderne energie- en milieutechnologie. Hiervoor kan het ook nodig zijn het gebruik vande structuurfondsen of het zevende kaderprogramma te wijzigen, maar er moet nog eenheleboel gebeuren.

Het tweede gebied dat ik zou willen noemen, is de westelijke Balkan, met name Kosovo.Tegen de achtergrond van de nieuwe situatie moeten we gewoon een langetermijnstrategievoor onze werkzaamheden op de westelijke Balkan ontwikkelen. Het is geen goed idee om

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL16

Page 17: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

een star begrotingsmodel te hanteren dat juist op de gebieden waar de grootste behoeftenbestaan, in de krapste budgettaire marges voorziet.

Lutz Goepel (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is van plan om in2009 de gezondheidscontrole in de landbouwsector met succes in te voeren. Als rapporteurvan het initiatiefverslag ga ik ervan uit dat de Commissie na de stemming morgen een veelbetere indruk van het standpunt van het Parlement over deze kwestie zal hebben, en ikverwacht dat dit standpunt in aanmerking zal worden genomen in het wetgevingsvoorsteldat wij in mei verwachten.

Ik ben verheugd over het feit dat de Commissie zich er speciaal voor inzet om kwaliteit inde landbouwproductie te bevorderen, met name met haar bevestiging, het zogenoemdegroenboek voor 2009. Wij zijn van mening dat de meerwaarde die door hogekwaliteitsnormen wordt verkregen, een steeds belangrijker punt voor onze boeren zalworden, ook gezien de door importen toenemende concurrentie.

Ik heb tevens kennis genomen van het feit dat de Commissie nieuwe voorstellen zal indienenop het gebied van voedselveiligheid en het welzijn en de gezondheid van dieren, naast betertoezicht en betere regelgeving. Ik verzoek de Commissie om hierbij redelijk te werk te gaan.Het kan niet dat onze boeren met nog meer regelgeving worden geconfronteerd, maar dataan de andere kant importen uit derde landen niet aan deze regelgeving wordenonderworpen.

Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is van plan in 2009 een groot aantal voorstellen inte dienen om de administratieve druk te verlichten, zonder dat met deze voorstellen zalworden geraakt aan de beleidsdoelstellingen of de ambities die met de bestaande regelgevingworden nagestreefd. Ik hoop ten zeerste dat dit voor onze boeren geldt, met name watbetreft de cross compliance-regels.

Volgens mij ontbreekt er in de jaarlijkse beleidsstrategie een belangrijk onderwerp, namelijkde voedselvoorziening. De Commissie gebruikt dat woord weliswaar vaak, maar onzeburgers moeten een duidelijke toezegging krijgen met betrekking tot de vraag hoe zij inde toekomst in hun voedselbehoeften kunnen voorzien.

Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, als coördinator van deFractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten voorde Commissie visserij zou ik de volgende opmerkingen willen maken over hetgemeenschappelijk visserijbeleid.

Ten eerste, wat betreft de belangrijkste maatregelen voor 2009 en de onder punt 2 van debijlage over duurzame ontwikkeling genoemde maatregelen, zien we dat het visserijbeleidwordt opgenomen in het geïntegreerd maritiem beleid, iets waar onze fractie niet meeinstemt. Weliswaar maken sommige aspecten van het gemeenschappelijk visserijbeleidinderdaad deel uit van het maritiem beleid, maar dat geldt bijvoorbeeld ook voor hetvervoersbeleid, en dat wordt niet zomaar gekaapt of onder deze rubriek geplaatst.

Ten tweede, wat betreft de wijzigingen in de toewijzing van financiële middelen en metname wat betreft rubriek 2: “Behoud en beheer van de natuurlijke hulpbronnen”, zijn wijhet er niet mee eens dat de 6 miljoen euro die nodig zijn om de voorbereidendewerkzaamheden voor het maritiem beleid te financieren, uit de toch al krappe begrotingvoor het gemeenschappelijk visserijbeleid worden gehaald, vooral gezien het feit dat hetop dit tijdstip van het begrotingsjaar niet kan worden gezegd hoe groot het bedrag aan

17Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 18: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

niet-bestede begrotingsmiddelen is dat beschikbaar zou kunnen worden gesteld voorandere doeleinden.

John Bowis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de Commissie voor deverandering twee beloften willen doen van de kant van het Parlement. De ene is dat wemet de Commissie zullen samenwerken aan het pakket inzake klimaatverandering, om zosnel mogelijk een doeltreffend en uitvoerbaar pakket in te voeren. De tweede is dat weeraan zullen werken om zo snel mogelijk een nieuwe commissaris voor Gezondheid teinstalleren, en bij deze gelegenheid zou ik de vicevoorzitter willen verzoeken de heerKyprianou onze beste wensen te doen toekomen en hem te bedanken voor de prestatiesdie hij in zijn functie van commissaris heeft geleverd.

Ten derde zou ik willen opmerken dat het thema gezondheid in het document van deCommissie slechts heel summier wordt behandeld. Weliswaar is er sprake van medischehulpmiddelen en andere maatregelen, maar ik zou graag de andere maatregelen willenzien, onder meer wat betreft de toezeggingen inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg,want als dit niet spoedig wordt ingevoerd, zullen de rechtbanken het beleid op dit gebiedvoor ons gaan bepalen, terwijl dat onze taak als politici is. Zorgt u er dus alstublieft voordat dit er snel doorkomt, net als het voorstel over geestelijke gezondheid dat er, zoals ikweet, gelukkig zit aan te komen.

Maria Martens (PPE-DE). – (NL) Ik spreek hier als coördinator van de EVP-ED-Fractievoor de Commissie ontwikkelingssamenwerking. Ik wil de Commissie complimenterenmet het feit dat zij in haar activiteiten de algemene strategische doelstellingen, zoals welvaart,solidariteit, veiligheid, blijvend centraal wil stellen. Ik betreur echter dat er weinig aandachtis voor ontwikkelingssamenwerking en armoedebestrijding. Dit is immers óók van grootbelang voor een sterk en welvarend Europa.

In 2007 hebben wij voor het eerst in de geschiedenis een gezamenlijke EU-Afrikastrategievastgesteld, een mijlpaal. De uitvoering van de acht thematische partnerschappen is echternog niet van de grond gekomen. Wij zien de concrete vooruitgang op dit punt graagtegemoet.

Tot slot moet mij nog een ding van het hart. Steeds vaker mengen eurocommissarissenzich in nationale politieke campagnes. Dit begon al bij de eurocommissaris voorontwikkelingssamenwerking. Ik ben ongerust over het leiderschapsvacuüm dat daardoorontstaat op cruciale Europese beleidsterreinen. Mijn vraag aan de Commissie is of dezebereid is regels op te stellen, zodat na de verkiezingen het ambt van eurocommissaris wordtuitgeoefend zonder onderbreking voor nationale verkiezingscampagnes.

Jacek Saryusz-Wolski (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter! Ik zou uw aandachtwillen vestigen op het feit dat het document over de jaarlijkse beleidsstrategie geheel en alzwijgt over één van de meest cruciale kwesties voor de toekomst van Europa: het externbeleid op het gebied van energieveiligheid. Ons Huis heeft met overweldigende meerderheideen verslag aangenomen waarin de dringende noodzaak wordt erkend van een externenergieveiligheidsbeleid. Sindsdien is de situatie verslechterd en is onze afhankelijkheidnog groter geworden, terwijl we geen vooruitgang hebben geboekt met tegenmaatregelen.Zo is bijvoorbeeld het Nabucco-project – het vlaggenschip van de EU op het gebied vandiversificatie, dat in 2007 door de Europese Raad werd aangewezen als een project dat vandoorslaggevend belang is voor Europa – volgens sommigen ernstig bedreigd, zo niet opsterven na dood.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL18

Page 19: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Europa heeft nu onmiddellijk een gemeenschappelijk energieveiligheidsbeleid nodig. Ditdient tot uitdrukking te komen in de beleidsstrategie van de Commissie voor 2009. Dit isechter tot mijn grote spijt niet het geval. De strategie mag niet compleet kortzichtig zijn.

Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de voorzitter, dames en heren! De prioriteitenvoor 2009: prioriteiten zijn alleen geloofwaardig als we kunnen laten zien dat we in hetverleden op een serieuze, doeltreffende en voor de burger begrijpelijke manier metprioriteiten zijn omgegaan. Ik zou u derhalve willen verzoeken om, ook al is 2009 eenverkiezingsjaar, een balans op te maken en te onderzoeken in hoeverre en hoe prioriteitenvan de afgelopen jaren concreet zijn omgezet en om de burgers te betrekken bij deontwikkeling van een communicatiestrategie op dit gebied.

Ten tweede is de vermindering van de bureaucratie een blijvende prioriteit die voorvertrouwen zorgt bij de burgers, en ook bij kleine en middelgrote ondernemingen. Ik misde MKB-regeling (de “European Small Business Act”). Schept u alstublieft vertrouwen, zodatde opkomst bij de verkiezingen voor het EP in 2009 kan worden verhoogd! Ook dat moeteen prioriteit zijn!

(Applaus)

Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd overdeze verklaring, maar ik wil met name de aandacht willen vestigen – en antwoorden willenkrijgen – op bladzijde 18 en een van de belangrijkste maatregelen onder het kopje“Wereldwijd”: “In voorkomend geval, uitvoering van de ontwikkelingsovereenkomst vanDoha.”

Ik vrees dat men staat te trappelen om een deal te sluiten en dat daarbij alleen delandbouwsector veren moet laten, terwijl Europa geen vooruitgang boekt in termen vanMarkttoegang voor niet-landbouwproducten of diensten. Ik zou hier graag meer overwillen weten omdat ik het gevoel heb dat we hier niet over worden geïnformeerd. Kiezersin mijn kieskring hebben het hele weekend bij me aangeklopt en hun bezorgdheid geuitover de vermindering van de invoerrechten voor rundvlees en zuivelproducten met 70procent, die een zware klap zal betekenen voor de landbouw en waardoor hetgemeenschappelijk landbouwbeleid, dat ons in dit Huis na aan het hart ligt, te grabbel zalworden gegooid.

Deze kwestie is onderdeel van de discussie over het Verdrag van Lissabon in Ierland. Ikzou wensen dat dit niet zo was, en ik zou willen dat de vicevoorzitter van de Commissieeen krachtig standpunt inneemt om mijn kiezers ervan te verzekeren dat ze niet in de steekworden gelaten.

Luís Queiró (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, alles wijst erop dat 2009 een jaarvol kansen gaat worden. Het is zeer positief dat de gevonden uitweg uit de institutioneleimpasse ons de kans biedt om onze energie op andere vraagstukken te richten en ons ophet beleid te concentreren.

Reeds sinds een aantal jaren voeren we discussies over de globalisering, deklimaatverandering, de ontoereikende veiligheid aan onze buitengrenzen en de instabiliteitin de buurlanden. Sedert decennia denken we na over de uitdaging door opkomende nieuweeconomieën en over de nieuwe rol van Afrika in de wereld. Het is belangrijk om over groteuitdagingen en adequate antwoorden daarop te theoretiseren, maar Europa kan niet alleenmaar – zij het op interactieve wijze – gadeslaan hoe de veranderingen zich voltrekken.

19Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 20: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Europa moet een actieve rol spelen, een drijvende kracht voor hervormingen zijn en eenkatalysator voor ontwikkeling.

Tot de verschillende beleidsprioriteiten die de Europese Commissie heeft aangegeven,behoort ook communicatie. Er is geen beter communicatiebeleid denkbaar dan debevestiging van de bereikte resultaten. Het belang en de relevantie van Europa voor zijnburgers moet worden waargenomen, gevoeld en erkend. Op die manier kan het vertrouwenvan de burgers worden gewonnen en kunnen wij de burgers geven wat zij van onsverwachten.

Katalin Lévai (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de aandacht willen vestigenop twee punten. Het eerste heeft te maken met de versterking van nieuwesamenwerkingsvormen. Aan de ene kant moeten we de samenwerking tussen de lidstatenen de Europese Unie versterken, en aan de andere kant de samenwerking tussen hetParlement, de Raad en de Commissie, en in dit verband dienen wij positieve voorbeeldente geven waarmee reële resultaten worden bereikt.

Het andere belangrijke punt in deze context is voor de Europese sociaal-democraten altijdeen kwestie van centraal belang, namelijk de kwestie van een sociaal Europa, dat wil zeggenhet waarborgen van welvaart, solidariteit en sociale zekerheid, wat wij veelal kortweg als‘sociaal Europa’ aanduiden, en de verwezenlijking op zo kort mogelijke termijn van dedoelstellingen van Lissabon. In dit verband zou ik willen wijzen op het feit dat in ditprogramma erg weinig aandacht wordt besteed aan de situatie van vrouwen, hoewel in demeeste lidstaten juist de sociale zekerheid van vrouwen in het gedrang is en er steeds vakersprake is van onzekere arbeidsverhoudingen.

Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik zou een bijdrage aan deze discussie willen leverendoor erop te wijzen dat op alle beleidsgebieden een duidelijk gedefinieerde plaats moetworden ingeruimd voor kleine en middelgrote ondernemingen, die de ruggengraat vormenvan de stabiele werkgelegenheidssituatie in Europa. Er moet nog veel worden ondernomen,met name in de parlementen van de nieuwe lidstaten, waar het concept van flexizekerheid-- een flexibele arbeidsmarkt – nog in de praktijk moet worden gebracht opdat deondernemingen beter op nieuwe uitdagingen kunnen reageren en meer banen kunnenaanbieden.

Bovendien zouden wij er ons sterk voor moeten maken om op de kleintjes te letten, maarwaar het om individuele richtlijnen en verordeningen gaat, ontbreekt een analyse van deCommissie met betrekking tot de impact daarvan op kleine ondernemingen. Aan de anderekant krijgen we vaak effectbeoordelingsstudies die door multinationals zijn opgesteld. Ikben verheugd over de voorgestelde MKB-regeling, en ik reken erop dat we niet blijvensteken in ideeën, zodat we de Europese burgers bij de Europese verkiezingen kunnen zeggendat we onze doelstelling hebben bereikt om de economische ruimte effectiever en stabielerte maken.

Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) In 2009 zal zowel de samenstelling van het Parlementals die van de Commissie veranderen, en toch zal de continuïteit van onze werkzaamhedenworden gewaarborgd. Ik zou het belang van het gemeenschappelijk energiebeleid willenbenadrukken. Sinds 2006 discussiëren we over een gemeenschappelijk Europeesenergiebeleid, en het Parlement heeft de dimensie van het externe energiebeleid inmiddelsomlijnd.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL20

Page 21: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Dit beleid is momenteel van groot belang met het oog op onze inspanningen om gas uitverschillende bronnen te produceren, en aangezien het een centraal onderwerp is vanverschillende debatten, bijvoorbeeld over nieuwe energiebronnen, de poolgebieden enz.,zal dit beleid ook in de toekomst van belang zijn. De Europese Unie mag voor de veranderingniet de laatste zijn die nieuwe energiebronnen ontdekt en toepast.

Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wilalle leden bedanken voor hun bijdrage aan het debat. Ik denk dat het, samen met de resolutiedie u zal aannemen, en de dialoog tussen de commissies en de bevoegde commissarissen,een goede politieke input vormt voor het werkprogramma voor volgend jaar. Hier heb ikaltijd voor gepleit: een meer politieke benadering van de jaarlijkse beleidsstrategie.

Ik wil graag op een aantal punten reageren die hier zijn aangekaart en die mij zeer belangrijklijken.

Ten eerste, wat betreft het Verdrag van Lissabon: zoals u weet staat de Commissie volledigachter dit nieuwe Verdrag; we zetten ons volledig in voor de tenuitvoerlegging ervan enwachten de implementatie begin volgend jaar niet af, maar bereiden ons daar nu al opvoor. Wij richten onze aandacht bijvoorbeeld op het burgerinitiatief dat reeds doorverschillende sprekers is genoemd, op de tenuitvoerlegging van de nieuwe bepalingeninzake de samenwerking met de nationale parlementen, op de toetreding tot het EuropeesVerdrag tot bescherming van de rechten van de mens alsmede op de dienst extern optreden,om slechts enkele dingen te noemen die een goede voorbereiding vergen. Dit is waar wijaan moeten werken. Ik hoop dat er geen twijfels bestaan over onze inzet voor het Verdragvan Lissabon.

Wij ontplooien tevens – en dit is van groot belang – communicatie- envoorlichtingsactiviteiten met betrekking tot het Verdrag omdat wij, ongeacht de wijzewaarop het wordt geratificeerd, de democratische plicht hebben ons met de burgers bezigte houden door hen te informeren, naar hen te luisteren en ook door uit te leggen wat weaan het doen zijn en wat het nieuwe Verdrag betekent.

Ik ben van mening dat dit een zeer belangrijk debat is voor de politieke agenda en hetevenwicht tussen de sociale en de economische agenda, twee aspecten die reeds doorverschillende sprekers zijn genoemd, en dit zijn precies de vraagstukken waar we het in dedialoog met de commissies over moeten gaan hebben. Het is duidelijk dat de verschillendekanten van dit Huis de accenten anders leggen en verschillende prioriteiten hebben. Hiervoorzal een oplossing moeten worden gevonden in de resolutie, waarnaar wij reeds uitzien; deresultaten zullen in de herfst hun neerslag vinden in het wetgevings- en werkprogramma.Vandaar dat ik denk dat wij veel aandacht dienen te besteden aan dit politieke debat.

Ik wil ook graag reageren op een vraag van de heer Bonde. Ik vrees dat ik niet begrijp waarhij het over heeft, aangezien wij onze documenten en voorstellen al een hele tijd naar denationale parlementen sturen. Dit is een goede praktijk die door de nationale parlementenzeer wordt gewaardeerd. We hebben er veel van geleerd, en het heeft op nationaal niveaugezorgd voor meer inzicht in het reilen en zeilen in de Europese instellingen op Europeesniveau. Dit is eveneens een goede oefening voor de nieuwe procedures van het nieuweVerdrag. Maar bovendien zijn we met de nationale parlementen een dialoog begonnenover de jaarlijkse beleidsstrategie en over ons werkprogramma, en ons is gevraagd om deparlementen te bezoeken en uitleg te geven en vragen te beantwoorden die de nationaleparlementariërs hadden over onze plannen en ons werkprogramma. Ik geloof dat we hierveel mee zijn opgeschoten: we hebben er veel van geleerd, en de nationale parlementen zij

21Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 22: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

in de gelegenheid gesteld om beter te bevatten en uit te leggen wat er op Europees niveaugebeurt. Ik hoop daarom dat wij allen iets van deze ervaring opsteken. Onze dialoog metde nationale parlementen is geen lobbyisme; het gaat erom de Europese agenda gestalte tegeven. Dit betekent meer democratie, dunkt mij.

Tot slot, wat betreft de financiering: u zult deze discussie apart moeten voeren, want dit iseen deel van het probleem – we hebben reeds een financieel kader tot 2013, en we moetenallen de beperkingen van de financiële kaders onder ogen zien. Na 2009 krijgen we geenaanvullende personele middelen meer, dus drukken we u op het hart om ons niet te vrageneen hoop nieuwe taken uit te voeren, omdat we niet het nodige personeel hebben om dataan te kunnen. We moeten beseffen dat we dit debat over het financiële kader apart voeren.

Mevrouw Gräßle wil ik antwoorden dat de Commissie op het gebied van destructuurfondsen onlangs een zeer ambitieus plan heeft goedgekeurd om de deugdelijkheidvan de desbetreffende bestedingen te waarborgen. Samen met de lidstaten, die zoals u weethet geld ter plekke uitgeven, is de Commissie voornemens alle noodzakelijke controles uitte voeren om ervoor te zorgen dat elke euro naar behoren wordt besteed. We zullen hiervanregelmatig verslag doen aan de Commissie begrotingscontrole. Wij zijn vast van plan onzeuitgaven te controleren.

Ten slotte wil ik graag zeggen dat wij ons samen op de communicatieprioriteiten kunnenconcentreren, omdat 2009 ook een belangrijk jaar zal zijn als het erom gaat een levendigdebat te houden in de aanloop naar de verkiezingen. Zoals u weet liggen decommunicatieprioriteiten voor 2009 bij het Verdrag van Lissabon. In de eerste rubriekvan deze jaarlijkse beleidsstrategie wordt de MKB-regeling genoemd. Deze vormt eenonderdeel van de strategie van Lissabon en is precies gericht op de punten die u heeftgenoemd en die volgens mij zeer belangrijk zijn.

Wij zullen de resultaten van de strategie van Lissabon presenteren. We gaan de begrotinghervormen, we gaan aandacht besteden aan groei en banen en aan energie enklimaatverandering. Onze communicatieprioriteiten zullen voor een groot deel op dezeaspecten zijn gebaseerd, en we hopen op een levendig debat over dit Europese beleid.

Ten slotte wil ik uw aandacht vestigen op het voorstel voor een interinstitutioneel akkoordinzake communicatie. Wij hopen dat dit een beter kader zal bieden voor onze samenwerkingop dit gebied, dus nogmaals dank voor dit debat. Wij komen nog met een follow-up hieroveren over alle details die u heeft aangesproken, die mijns inziens meer thuishoren in de dialoogtussen de commissies en de commissarissen.

De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming zal tijdens een latere vergaderperiode plaatsvinden.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Ik heb de jaarlijkse beleidsstrategievan de Commissie voor 2009 zeer zorgvuldig gelezen. Aangezien ik mij vooral voorproblemen van kleine en middelgrote ondernemingen en de economische context van deintegratie interesseer, neem ik de vrijheid om vooral in te gaan op een aantal belangrijkepunten van de strategie.

We moeten vanuit een andere invalshoek naar het Europese MKB kijken. We moeten weerprioritair belang toekennen aan het MKB en het ontwikkelingspotentieel ontplooien datdeze sector toekomt. Het deed mij genoegen om in het bewuste document te lezen dat de

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL22

Page 23: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Commissie prioriteit blijft geven aan de verwijdering van onnodige hinderpalen die deontwikkeling van KMO’s belemmeren. Zij acht het tevens van belang om verder te werkenaan het Europees Handvest voor kleine bedrijven, waarvan ik hoop dat ons ertoe zalaanzetten om in de eerste plaats na te denken wat deze kleine bedrijven ten goed zal komen,alvorens we ze proberen in de globale context in te passen.

Het is van groot belang om een innovatiestrategie te bevorderen en te steunen en voldoendeaandacht te besteden aan de noodzaak van samenwerking tussen onderzoekscentra enbedrijven. Het deel van het document dat aan de prioritaire rol va de Europese burgers alsconsumenten is gewijd, is al even belangrijk. De manier waarop wij de burgers informerenen met hen communiceren, moet duidelijk worden verbeterd. Wanneer ik met kiezersspreek, merk ik dat het hun over het algemeen aan kennis ontbreekt over het functionerenvan de Unie en de voordelen die de EU voor de burgers oplevert. Het is belangrijk om hetpubliek een duidelijk signaal te geven over de kwesties die hun na aan het hart liggen. Deburgers, of zij nu consumenten, ondernemers of allebei zijn, moeten het gevoel krijgendat de Europese Unie dicht bij de burgers staat, vriendelijk is en gemakkelijk te begrijpen.

8. Europees instituut voor innovatie en technologie (debat)

De Voorzitter. − Aan de orde is is de aanbeveling voor de tweede lezing van ReinoPaasilinna, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, betreffende het EuropeesInstituut voor innovatie en technologie (15647/1/2007 - C6-0035/2008 –2006/0197(COD) (A6-0041/2008).

Reino Paasilinna, rapporteur. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissarissen,dames en heren, ik wil u allen danken voor de uitstekende samenwerking. Bij ons werk isdat altijd van vitaal belang om tot een goed resultaat te kunnen komen.

Inmiddels is er bijna drie gediscussieerd over de de oprichting van een Instituut voorinnovatie en technologie (EIT), en er is veel tijd verstreken omdat het oorspronkelijkevoorstel van de Commissie op vele punten moest worden gewijzigd. De commissies vanhet Parlement, met name de Commissie industrie, onderzoek en energie, hebben hetvoorstel een nieuwe gezicht gegeven. Het Parlement en de Raad hebben groterebevoegdheden gekregen, zonder dat evenwel de autonomie van het EIT in het gedrang isgekomen. De verkiezing van de raad van bestuur lijkt meer op het verkiezingssysteem datwordt toegepast bij de Europese Onderzoeksraad, dat door de wetenschappelijke wereldwordt geprezen. Zoals een spreker zojuist heeft opgemerkt staat inmiddels ook vast datkleine en middelgrote ondernemingen kunnen participeren in de werkzaamheden van hetEIT en in het genot kunnen komen van de voordelen daarvan. In KMO’s zal de impact voorde werkgelegenheid het grootst zijn en juist deze bedrijven beschikken over de nodigeflexibiliteit en efficiency voor een snelle innovatie.

Bovenal zijn de prioriteiten van het instituut gewijzigd. Het Instituut voor innovatie entechnologie moet zich, zoals de naam al zegt, in de eerste plaats met innovatie gaanbezighouden. De twee andere elementen van de kennisdriehoek, onderwijs en onderzoek,zijn weliswaar belangrijk, maar innovatie vormt duidelijk de top van de driehoek; dit is hetbrandpunt en de belangrijkste doelstelling. We moeten in de toekomst in kwalitatiefhoogstaand onderwijs en fundamenteel onderzoek investeren , maar zoals wij allen wetenis innovatie de achilleshiel van Europa.

23Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 24: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

De Amerikanen dienen ruim een derde meer octrooiaanvragen in bij het EuropeesOctrooibureau dan de Europeanen zelf. We moeten meer kennisintensieve producten endiensten ontwikkelen.

Binnen 10 jaar heeft China het percentage van het BNP dat aan onderzoek en ontwikkelingwordt besteed, van rond nul opgeschroefd tot thans anderhalf procent. In meer dan 17lidstaten van de EU ligt dit percentage lager dan in China. Het aandeel van investeringenin onderzoek en ontwikkeling in het BNP van de EU is nog steeds duidelijk lager dan datvan de andere economische wereldmachten.

Nog verontrustender is het feit dat het investeringspercentage hier in de afgelopen jarenniet is gestegen, maar is teruggelopen. Met betrekking tot risicokapitaal is de situatie albijna even slecht. De strategie van Lissabon vergt een dynamische aanpak. Waarom hebbenwij geen vertrouwen in onze eigen plannen? Hoewel het niveau van onderwijs en onderzoekhoog is, worden veel te weinig commerciële en functionele toepassingen ontwikkeld.Tenminste worden dergelijke toepassingen minder vaak in de praktijk omgezet dan inconcurrerende landen. Ons octrooistelsel is bovendien ingewikkeld. Zou de braindrainniet een belangrijke aangelegenheid moeten zijn voor een Unie die ernaar streeft detoonaangevende kenniseconomie van de wereld te worden?

Het EIT zal deze problemen niet uit de wereld helpen, maar wel verlichten, door een goedvoorbeeld te geven. Het voorziet het bedrijfsleven van een nieuw soort toegang totsamenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek. Het zal mogelijkheden scheppenvoor de commerciële exploitatie van onderzoek en voor nauwere bilaterale betrekkingenzorgen. Het EIT wordt geen superuniversiteit die de beste onderzoekers inlijft; deamendementen van het Parlement garanderen dat. Na aanvankelijke problemen met definanciering is de situatie nu duidelijk. Eén van de kennis- en innovatiegemeenschappendie ik heb voorgesteld, zal zich op informatie- en communicatietechnologie concentreren.Hiervoor ontvangen wij reeds significante bedragen van het bedrijfsleven. De financieringis daarom niet het probleem. Onderzoek en experimenten alleen zijn niet genoeg: wemoeten samenwerken, en daarvoor is het EIT opgericht.

Het compromis dat wij met de Commissie hebben bereikt is uitstekend, zodat wij kunnenzeggen dat wij ervoor zijn, en ik zou daarom iedereen willen verzoeken zijn steun totuitdrukking te brengen bij de stemming die straks plaatsvindt. Ik dank u allen.

(Applaus)

Ján Figeľ, lid van de commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben echt blij – en dat isgeen diplomatieke frase – om hier vandaag te kunnen spreken ter gelegenheid van dezemogelijkheid om een impuls te geven aan de innovatie in Europa. Het votum van hetParlement is van groot belang.

Zoals de heer Paasilinna heeft gezegd zijn we al een heel eind op weg, maar ik wil het Huiseraan herinneren dat velen sceptisch, terughoudend en besluiteloos waren ten aanzien vanhet voorstel om de innovatie een impuls te geven door de oprichting van het instituut. Ikben dan ook blij dat we deze aanvankelijke standpunten hebben kunnen veranderen ineen door de lidstaten, het Parlement, de instellingen en de partners gesteunde consensusvoor het voorstel. Ik herinner aan de inspanningen van het Finse en daarna het Duitse enPortugese en nu het Sloveense voorzitterschap. In het bijzonder wil ik hier mijn dankuitspreken aan de rapporteur van het Parlement, de heer Paasilinna, die zeer behulpzaamis geweest en het project zeer heeft ondersteund, en aan de voorzitster van de Commissie

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL24

Page 25: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

industrie, onderzoek en energie, mevrouw Niebler, alsmede aan de heer Böge, de voorzittervan de Begrotingscommissie, en de rapporteur van de Commissie cultuur en onderwijs,mevrouw Hennicot-Schoepges. Zonder hun inspanningen en bijdragen zouden we nietzo ver zijn gekomen.

Dit is een gelegenheid om te laten zien dat Europa in staat is en zich ervoor inzet zijninnovatievermogen in de geglobaliseerde wereld te versterken. Technologische innovatieis de sleutel tot groei, banen en concurrentievermogen, die de basis vormen voor het welzijnvan onze burgers. Wij stellen voor om de drie zijden van de kennisdriehoek – onderwijs,onderzoek en innovatie – volledig te integreren via de samenwerking tussen partners uithet bedrijfsleven, het onderzoek en de academische wereld. Zij zullen gaan samenwerkenin zogenaamde kennis- en innovatiegemeenschappen.

Het is nu tijd om na alle voorbereidingen een begin te maken met de werkzaamheden vanhet Europees Instituut voor innovatie en technologie. Zoals u weet hebben wij reeds eenaantal stappen genomen, en ik heb de commissie geïnformeerd dat we een procedurehebben gestart om de bestuursraad samen te stellen. Hiervoor is een onafhankelijk, uitvooraanstaande deskundigen bestaand comité van aanbeveling in het leven geroepen datde criteria opstelt. Vervolgens zullen we proberen een groep van 18 personen samen testellen die als bestuursraad zal fungeren. Het comité van aanbeveling doet zijn werk volledigonafhankelijk en autonoom. Dit is essentieel voor het welslagen van het EIT en de legitimiteitvan de raad van bestuur.

Het Parlement en de Raad zullen volledig op de hoogte worden gehouden van deselectieprocedure en de uitkomst daarvan. De Commissie zal na de afronding van de eerstefase van de selectieprocedure een interimverslag en na de beëindiging van de completeprocedure een definitief verslag opstellen. Het Parlement en de Raad hebben daarna eenmaand de tijd om kennis te nemen van de voorgestelde leden van de raad van bestuur vanhet EIT. Hun excellentie, hun algemeen erkende reputatie, hun totale onafhankelijkheiden hun vermogen om de belangen te behartigen van de sectoren die zij vertegenwoordigen– universiteiten, onderzoeksinstellingen en het bedrijfsleven – zijn essentiële onderdelenvan de geloofwaardigheid van het instituut op korte en lange termijn.

Ik zou nog een aspect willen onderstrepen dat van het allergrootste belang is. Ik wil formeelverklaren dat de Europese Commissie vastbesloten is om de in de verordening verankerdebeginselen van autonomie en onafhankelijkheid van het bestuur te eerbiedigen en dat zijgeen enkele rol zal spelen bij de strategische besluitvorming van het EIT. Op deze basis zalde Commissie de raad van bestuur voor zover dit in de opstartfase nodig is en op diensverzoek administratief en financieel ondersteunen. In het begin is een zekere ondersteuningnoodzakelijk.

Deze steun heeft ten doel de raad van bestuur in staat te stellen om de eerste kennis- eninnovatiegemeenschappen (KIG’s) binnen een termijn van 18 maanden op te zetten, enheeft geen enkele invloed op de strategische besluitvorming van het instituut. Het is in onsaller belang dat het EIT binnen de in de verordening beoogde termijn operationeel is. Ikzie werkelijk uit naar de succesvolle start van het EIT, en ik wil nogmaals mijn dank betuigenvoor de inzet en de bijdrage van het Parlement.

25Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 26: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

VOORZITTER: LUIGI COCILOVOOndervoorzitter

Romana Jordan Cizelj, namens de PPE-DE-Fractie. – (SL) Er zijn reeds twee jaar verstrekensinds het idee om een Europees Instituut voor innovatie en technologie in het leven teroepen voor het eerst werd geopperd. Het bewustzijn voor het feit dat de sleutel tot eengroter concurrentievermogen en meer innovatie gelegen is in een goed beheer vanmenselijke hulpbronnen, is echter veel ouder. Het EIT vormt een oplossing voor ditprobleem op Europees niveau.

De basis daarvoor is reeds gelegd. Nu is het tijd om de overeengekomen maatregelen snelen doeltreffend uit te voeren. Ik wil de leden van het EP, de rapporteur en vooral mijnfractiegenoten bedanken voor het feit dat zij het mogelijk hebben gemaakt een akkoordte bereiken en, samen met de Commissie en de Raad, en goed voorstel voor te bereidenwaarin de onze belangrijkste ideeën voor het merendeel zijn opgenomen.

Innovatie staat in het EIT centraal. Bovendien heeft ons initiatief ertoe geleid dat het instituuteen symbool van excellentie en een duidelijk teken van Europese kwaliteit wordt. Denetwerkstructuur van de onafhankelijke kennis- en innovatiegemeenschappen is een vande belangrijke resultaten van het voorstel. We hebben ook een goede oplossing weten tevinden voor het ingewikkelde en moeilijke probleem van de operationele organisatie vanhet instituut.

Het huidige voorstel biedt een oplossing in de vorm van een strategischinnovatieprogramma dat voor een optimaal evenwicht zorgt tussen de verantwoordelijkheidvoor het beleid en de onafhankelijkheid van de deskundigen. Daarnaast zijn debevoegdheden met betrekking tot de strategische planning voor de lange termijn duidelijkgedefinieerd.

Met de eerder genoemde financiële middelen komen we een heel eind. Het uitgangspuntis goed, maar de effectieve tenuitvoerlegging hangt zoals gewoonlijk van onze wil envasthoudendheid af.

Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijallereerst verontschuldigen voor het feit dat ik na mijn spreekbeurt moet vertrekken omdatik een afspraak heb met Voorzitter Pöttering. Ik wil mijn collega Paasilinna hartelijk dankenvoor zijn inzet voor deze kwestie, evenals de commissaris, die daaraan altijd zijn steunheeft verleend.

Ik geloof dat het EIT echt een belangrijk Europees instrument is. De heer Paasilinna heefthet al gezegd: we besteden in Europa te weinig aan excellentie in het onderzoek. In Europaals geheel en in de meeste landen – ten minste in de meeste lidstaten – kunnen en moetenwe hier meer voor doen. Het EIT is, geen concurrerende instelling, maar dient een drijvendekracht te zijn voor dit onderzoek en nieuwe initiatieven te nemen. Zo is het bijvoorbeeldzeer belangrijk dat wij ons alleen al in de energiesector grote onderzoeksinspanningengetroosten om nieuwe energietechnologieën te ontwikkelen.

En omdat het van zo’n groot belang is wil ik de commissaris verzoeken erop toe te ziendat de nodige besluiten snel worden genomen. Een van die besluiten betreft natuurlijk devraag waar het hoofdkantoor van het orgaan wordt gevestigd. Als Wener en Oostenrijkerzou ik natuurlijk graag willen zien dat het hoofdkantoor in Wenen komt te staan. Maar

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL26

Page 27: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

hoe dan ook, het besluit over deze vraag moet snel worden genomen zodat het EIT spoedigaan het werk kan.

Jorgo Chatzimarkakis, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerstwil ik mijn hartelijke felicitaties uitspreken aan Reino Paasilinna, onze rapporteur, encommissaris Figeľ. Dat we dit varkentje in zo’n korte tijd hebben gewassen is echt een heleprestatie! De rapporteur was zeer toegewijd en omzichtig heeft ons allen sterk bij dezezaak betrokken.

Ik wil echter zeer speciale gelukwensen uitspreken aan het adres van de voorzitter van deCommissie, de heer Barroso. We moeten inderdaad duidelijk erkennen dat dit project tedanken is aan zijn initiatief van januari 2005. We hebben het project binnen drie jaar oppoten gezet. Dat is geweldig. Wij werken snel in Europa, en het moet gezegd dat wij hiermeeeen knappe prestatie hebben geleverd. Hoewel het onderwerp moeilijk lag, hebben we hetin drie jaar geklaard. Dit onderwerp valt onder onderwijs, en in Duitsland, het land dat ikhet best ken, valt onderwijs onder de culturele soevereiniteit van de deelstaten, en natuurlijkbekijken de deelstaten met argusogen wat er op dit gebied gebeurt.

Toch is het ons gelukt om een compromis te bereiken. Ik verwijs hier naar de financiëlekant van het project. We hebben lang geworsteld over de vraag waar het geld vandaanmoet komen. Bovendien zijn we erin geslaagd de EU-begroting van begin af aan op eenheel ander fundament te plaatsen. In het verleden werd er altijd geroepen: subsidies,subsidies, subsidies! U kunt die debatten! Maar nu zegt men voor het eerst: innovatie inplaats van subsidie! Dat is geweldig! Ik wil met name mijn collega’s van de Commissielandbouw en plattelandsontwikkeling danken, omdat zij hiermee moesten instemmen encompromissen moesten aanvaarden.

We zijn er tevens in geslaagd om snel een oplossing te vinden voor geschillen, bijvoorbeeldmet betrekking tot de vraag hoe onafhankelijk het EIT moeten worden, hoe lang de proeffasemoet duren, hoe de verhouding tussen het EIT en het zevende kaderprogramma dient tezijn, en met betrekking tot het risico van kannibalisatie en zelfs wat betreft het zogenaamdeEIT-keurmerk, d.w.z. de vraag wat er allemaal op dit label moet worden aangegeven wanneereen project onder EIT-auspiciën wordt gestart. Al deze punten hebben wij weten op telossen.

Nu gaat het om de uitvoering. Momenteel wordt – zoals commissaris Figel’ reeds heeftgezegd – de vorming van de raad van bestuur voorbereid, en het Parlement – dat u gelukkigbij deze procedure heeft betrokken, waarvoor mijn dank – zal nauwlettend volgen wie vandeze raad deel gaat uitmaken. Wij achten dit van zeer groot belang.

Ook moet er keus gemaakt worden met betrekking tot de thematische gebieden. De heerSwoboda heeft zojuist het thema energie genoemd. Inderdaad moeten we erop letten dathet globale antwoord van Europa op de klimaatverandering gestalte krijgt via het EIT,bijvoorbeeld wat betreft het thema energie-efficiëntie, enzovoorts. Maar we moeten hetook over de locatie hebben. Ik beschouw Straatsburg nog steeds als uitstekende locatievoor het EIT. Niemand heeft het tot dusver ooit zo duidelijk gezegd, maar het wordt hoogtijd om dat toch eens te doen: dit gebouw zou een prima behuizing vormen voor een EITen een Europese Onderzoeksraad. Strasbourg zou “Scienceburg” kunnen worden, en datzouden we allemaal in ons vaandel moeten schrijven.

Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is eengoede zaak dat we vandaag de wetgevingsactiviteiten voor de oprichting van het Europees

27Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 28: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Instituut voor innovatie en technologie afronden. De bijeenkomst van de raad van bestuuren de kennis- en innovatiegemeenschappen zal de volgende stap vormen op weg naar eengemeenschappelijke kennismarkt in de Europese Unie.

Commissaris Verheugen heeft onlangs tijdens zijn bezoek aan Polen herhaald dat deintegratie van de nieuwe lidstaten in de structuren van de gemeenschappelijke markt hetmarktpotentieel hebben vergroot en een succes vormt voor alle partijen. Ik pleit ernadrukkelijk voor dat deze positieve ervaring ons ook in dit verband tot voorbeeld strekt.

De vestiging van de raad van bestuur in Wrocław zou een stap zijn die de cohesie in Europaten goede komt. Het zal op die manier ook gemakkelijker worden om de steun van denieuwe lidstaten te verkrijgen voor een verhoging van de middelen voor onderzoek enontwikkeling in de komende begroting van de Unie.

Mijn pleidooi voor de kandidaatstelling van Wrocław is niet een kwestie van kortzichtigezelfzuchtigheid, maar een logische gevolgtrekking uit overwegingen die op de behartigingvan de belangen van de hele Europese Unie doelen.

Miloslav Ransdorf, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Ik zou erop willen wijzen datsinds Kondratieffs lange-golftheorie bekend is dat de ontwikkeling en toepassing vaninnovaties in de maatschappij een objectief proces vormen, een proces waarin specifiekeobjectieve patronen te herkennen zijn. Als actieve participanten in de politieke arenakunnen wij het innovatieproces bevorderen. Ik ben persoonlijk van mening dat het – waarhet om instellingen gaat – het EIT van groter belang voor de toekomst van Europa is danbijvoorbeeld de Europese Commissie. Volgens mij zijn er drie fundamentele punten diede samenleving bewuster kunnen maken van het belang van wetenschap en de populariteitvan wetenschap kunnen vergroten:

Ten eerste dienen wetenschappers in de samenleving als voorbeeld te worden beschouwd.Het is van vitaal belang dat wetenschappers zoals de heer Holý, een vermaarde Tsjechischechemicus, die tientallen octrooien op zijn naam heeft staan, meer dan sporters of zangersals model wordt gepresenteerd aan de jeugd. We moeten derhalve – om een soort slogante gebruiken – naar een nieuw ‘waardenpatroon’ streven.

Ten tweede moeten we eraan werken om een nieuw, op waarden gebaseerd leiderschaptot stand te brengen. Europa heeft meer vooraanstaande wetenschappers voortgebrachtdan alle andere continenten tezamen. Europeanen hebben altijd al een fundamentele waardetoegekend aan wetenschappelijk onderzoek. We moeten er alles aan doen om ervoor tezorgen dat Europa op dit gebied weer een leidende rol speelt.

Ten derde moeten we het ook van een ‘pioniersgeest’ hebben die Europa de weg wijst.

Jana Bobošíková (NI). – (CS) Dames en heren, uit cijfers van de Wereldorganisatie voorde Intellectuele Eigendom blijkt dat het probleem van Europa niet gelegen is in een gebrekaan ideeën; wat ontbreekt, is de omzetting van ideeën in kansen voor ondernemingen.

Het Europees Instituut voor innovatie en technologie zal er niet voor zorgen dat wij succeshebben in de wereldeconomie. Het concurrentievermogen op het vlak van innovatie isalleen gebaat bij de beschikbaarheid van meer middelen, met inbegrip van risicokapitaal,en bij een creatieve omgeving en werkelijke academische vrijheid en vrijheid vanondernemerschap, in combinatie met een adequaat beloningsstelsel voor excellentewetenschappelijke resultaten.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL28

Page 29: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Dames en heren, ik ben faliekant tegen de oprichting van het Europees Instituut voorinnovatie en technologie. Dit instituut zal er niet voor zorgen dat Europa eenconcurrentievoordeel krijgt. Het is een overbodige organisatie, die bestaande structurenter bevordering van onderzoek, ontwikkeling en onderwijs dupliceert. Het is het zoveelsteorgaan dat het geld van de belastingbetaler opslokt zonder dat er enige meerwaarde wordtgecreëerd.

Bovendien dreigt dit project een even grote mislukking te worden als het Galileo-systeem.De particuliere sector, die volgens de plannen van de Commissie en de Raad voor de kostenmoet gaan opdraaien, ziet niet in waarom hij een onzinnige droom van politici enambtenaren zou moeten financieren.

Angelika Niebler (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris,dames en heren, ik wil mij allereerst verontschuldigen voor het feit dat ik niet vanaf hetbegin van dit debat aanwezig kon zijn. De vorige spreekster heeft het zojuist over Galileogehad. Ik moest vandaag onderhandelingen voeren in het kader van de Galileo-trialoog enwas daarom te laat.

Mijn dank gaat natuurlijk in de eerste plaats uit naar onze rapporteur, de heer Paasilinna,die samen met zijn schaduwrapporteur uitstekend werk heeft geleverd. Mijn dank gaatechter ook uit naar commissaris Figel’, die intensief bij de beraadslagingen was betrokkendie ertoe hebben geleid dat wij hier vandaag over een verslag kunnen stemmen dat ook indit Parlement op brede steun kan rekenen.

Drie jaar geleden begonnen we ons debat met de vraag: hebben wij behoefte aan eenEuropees Instituut voor innovatie en technologie? Ik zeg heel duidelijk: ja, wij hebbenbehoefte aan zo’n instituut. We moeten onze achterstand op het gebied vantechnologie-overdracht inlopen. Wij hebben excellente wetenschappers in alle 27 lidstaten.Wat ontbreekt is evenwel de omzetting van excellente onderzoeksresultaten in commerciëleproducten en diensten. Het Technologie-instituut – het Innovatie-instituut dient hiertoeeen bijdrage te leveren.

Het voorstel van de Commissie voorzag aanvankelijk in de oprichting van een geïsoleerdinstituut. In het Parlement hebben we toen gezegd, dat willen we zo niet! We willen eennetwerk opbouwen waarin ondernemingen, onderzoeksinstellingen en universiteiten inEuropa zijn geïntegreerd. Met ons verslag hebben we hiervoor gezorgd. Ik hoop dat ditvoorstel brede steun krijgt. We zijn hiermee op de goede weg.

Het was bovendien ook goed om tijdens onze debatten niet over de locatie te discussiëren.Anders waren we vandaag nog niet klaar, mijnheer Chatzimarkakis, noch zouden we instaat zijn dit project af te ronden, en waarschijnlijk zouden we er ook over vijf jaar nogover debatteren of we een Instituut voor technologie nodig hebben.

Gyula Hegyi (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op het vlak van wetenschap entechnologie liggen onze concrete kansen om de mondiale concurrentie het hoofd te bieden.Sinds vele eeuwen is ons werelddeel het centrum van wetenschappelijke en technologischeontwikkeling, en de Europese wetenschap had altijd al een internationaal karakter. Er heeftaltijd een intensieve uitwisseling van gedachten en ideeën plaatsgevonden, zelfs ten tijdevan het IJzeren Gordijn, en de wetenschappelijke gemeenschap kent heden ten dagenauwelijks nog grenzen.

De oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie is een belangrijkestap waarmee deze oeroude traditie van ons werelddeel wordt voortgezet. Ik ben hierover

29Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 30: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

zeer verheugd en ben natuurlijk zeer ingenomen met het uitstekende verslag van collegaPaasilinna.

Namens mijn regering, mijn land en onze wetenschappers stel ik Boedapest voor als zetelvoor het hoofdkantoor van het EIT. Onze prestaties in de biowetenschappen, in de strijdtegen de klimaatverandering en op het gebied van milieu-onderzoek zijn hiervoor de besteargumenten. Maar mijn woonplaats Boedapest zou ook een plezierige en opwindendeambiance bieden.

Lena Ek (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij staan een Europa voor datconcurrerend, milieuvriendelijk en sociaal verantwoord is. Op de wereldmarkt vindt echtereen harde concurrentieslag plaats, en om aan deze concurrentie deel te kunnen nemen,moeten wij Europese projecten opzetten en onze krachten bundelen, zoals de VS dit hebbengedaan toen zij besloten mensen naar de maan te sturen. Ik denk dat het Europees Instituutvoor innovatie en technologie ons platform kan zijn voor een‘mensen-naar-de-maan’-project, dat wil zeggen voor de uitwisseling tussen excellentewetenschappers en de bundeling van onze krachten.

De tot nu toe omlijnde gebieden, zoals klimaatverandering en telecommunicatie, zijn vanbelang voor Europa en het concurrentievermogen van Europa en voor de verwezenlijkingvan de toekomst van Europa die wij voor de Europese burgers moeten zien te bereiken. Ikben van mening dat ons amendement met betrekking tot de waarborging van academischeopleidingen van extreem groot belang is.

Ten slotte spreek ik mij uit voor het voorstel van mijnheer Chatzimarkakis om gebruik temaken van de gebouwen waarover wij reeds beschikken.

Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, over slechts drie maandenzal er een besluit worden genomen over de locatie van het hoofdkantoor van de raad vanbestuur van het Europees Instituut voor innovatie en technologie.

Dit besluit heeft zowel politieke als feitelijke aspecten. Een hele groep landen die onlangstot de Europese Unie zijn toegetreden, zal pogen de ongelijkheden tussen de oude en denieuwe lidstaten te verminderen. Maar uitgaand van de feiten, en niettemin in lijn met datpolitieke criterium, ben ik van mening dat de Poolse stad Wrocław met haar door de eeuwenheen door Tsjechen, Oostenrijkers, joden, Duitsers én Polen beïnvloede historie de perfecte,de ideale locatie zou zijn.

Argumenten voor Wrocław zijn: het aanwezige intellectuele potentieel; het feit dat de stadreeds een belangrijk academisch centrum is; de sterke concentratie in de regio Neder-Sileziëvan kapitaal en grote ondernemingen, ook buitenlandse ondernemingen, die partners voorhet EIT zouden kunnen worden; en ten slotte de nabijheid van twee andere lidstaten vande EU: Duitsland en de Tsjechische Republiek. Een aantal Nobelprijswinnaars vanverschillende takken van wetenschap is afkomstig uit Wrocław. Momenteel neemt de staddeel aan een goed ontwikkeld samenwerkingsproject met vele Europese en niet-Europeseonderwijsinstellingen en wetenschapscentra.

De keuze voor Wrocław als als hoofdkwartier van de raad van bestuur van het Europeesinstituut voor innovatie en technologie zou optimaal zijn voor een harmonischewetenschappelijke en technologische ontwikkeling in de EU, die de ongelijkheden tussenhet oude en het nieuwe Europa moet overwinnen.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL30

Page 31: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Zdzisław Kazimierz Chmielewski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijkheeft het bepaalde consequenties als de spreektijd wordt beperkt tot één minuut. Zo moetik bijvoorbeeld het vraagstuk van de financiering buiten beschouwing laten. De idee vaninnovatie, die door de kennisgemeenschappen dient te worden gerealiseerd, is het cementvan de discussies over het programma, waartoe de rapporteur veel heeft bijgedragen. Mijnland, dat zijn rechtstreekse belang bij de oprichting van het instituut niet onder stoelen ofbanken steekt, ziet veel in de mogelijkheid om de gemeenschappen te laten werken in hetkader van een slim opgezet dwarsverband met het instituut waarbij hun verregaandeonafhankelijkheid niet in het gedrang komt.

Overheidsorganisaties leggen de nadruk begrijpelijk genoeg op de praktische voordelenvan de gemeenschappen en behandelen deze als een soort ondersteunende kracht voor dekennisdriehoek: onderwijs, onderzoek en industrie. Tegelijkertijd bevestigen zij dat deEuropese onderzoekscentra bereid zijn om gemeenschappen op te zetten die zich in eersteinstantie op drie sectoren zullen concentreren: hernieuwbare energie, klimaatveranderingen informatietechnologie. Als lid van het EP heb ik de plicht, maar is het mij ook eengenoegen, om u te verzekeren dat het bekende Poolse wetenschapscentrum Wrocław watdit betreft kan bogen op een bijzondere positie.

Teresa Riera Madurell (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik natuurlijkmijnheer Paasilinna feliciteren met de bereikte overeenstemming over een onderwerp dataanvankelijk helemaal niet eenvoudig was. De financiering vormde in de eerste lezing hetgrootste probleem, en wij zijn verheugd dat er een gemeenschappelijk standpunt is bereikt.

Het oorspronkelijke idee voor dit instituut is ontegenzeggelijk ingegeven door andere,reeds bestaande modellen van excellentie, maar er moet ook worden gezegd dat veelinspanningen nodig waren om van dit idee een haalbaar project te maken dat naar behorenis afgestemd op de complexiteit en diversiteit van Europa. Het resultaat is een nieuwinstrument met behulp waarvan de drie zijden van de kennisdriehoek – onderwijs,onderzoek en innovatie – kunnen worden geïntegreerd en dat als katalysator dient tefungeren voor de cultuur van interdisciplinaire innovatie die essentieel is voor de verbeteringvan het concurrentievermogen.

Daarom zijn wij overtuigd van het nut van het scheppen van kennis- eninnovatiegemeenschappen als strategische geïntegreerde netwerken van universiteiten,onderzoekscentra en ondernemingen, waar studenten, onderzoekers en kennis vrij kunnencirculeren en waar kan worden gewerkt op gebieden die van het grootste wetenschappelijkeen strategische belang zijn, zoals hernieuwbare energie of informatie- encommunicatietechnologieën.

Wij hopen dat het EIT, in de niet al te verre toekomst, de vruchten zal afwerpen waar wijallen op hopen.

Grażyna Staniszewska (ALDE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil nogmaals uitinggeven aan mijn genoegen over het feit dat de Gemeenschap zoveel belang hecht aaninnovatie in Europa. Dit is van bijzonder groot belang voor de nieuwe lidstaten, waarvoorinnovatieve technologieën uitstekende kansen bieden om een sprong voorwaarts te doenin het civilisatieproces en hun eigen ontwikkeling te versnellen. Daarom zijn wij ferventvoorstander van het uitstekend uitgewerkte project van de stad Wrocław, die zich opwerptals vestigingsplaats voor de kantoren van de raad van bestuur van het instituut.

31Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 32: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Welke plaats, afgezien van Straatsburg, zou ons elke maand dure reizen besparen? Wrocław,dat op de grens tussen het oude en nieuwe Europa ligt. Wrocław is geen hoofdstad, maareen bloeiende stad met excellente universiteiten en bijna 150 000 studenten. De Poolsenationale overheid, de lokale autoriteiten van Wrocław en de Poolse academische wereldzijn volledig op deze taak voorbereid. De vestiging van het hoofdkantoor van het instituutvoor innovatie en technologie in Wrocław zou een symbolische daad zijn die volledig inovereenstemming is met het criterium van excellentie.

Het netwerk van kennis- en innovatiegemeenschappen dat deel uitmaakt van het EuropeesInstituut dient ook gelijkelijk over de hele Europese Unie te worden verdeeld. Het instituutdient een instrument te vormen dat het hele grondgebied van de Gemeenschap bestrijkten dat bijdraagt tot de verhoging van het concurrentievermogen en de versterking vaninnovatie en technologische vooruitgang , en dient een voortrekkersrol te spelen voor deeconomische ontwikkeling van de hele Europese Unie. Ik ben overtuigd dat we metinitiatieven als het EIT het hoofd kunnen bieden aan de uitdagingen van eenkennisgebaseerde wereldeconomie door de ambitieuze doelstellingen van de strategie vanLissabon te verwezenlijken.

Pierre Pribetich (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wij bereiken thans de laatste fasevan de oprichting van het EIT. Ik juich de onderhandelingen toe die tussen de verschillendeinstellingen hebben plaatsgevonden om een evenwichtige oplossing te vinden opdat vandit instituut een symbool voor innovatie kan worden gemaakt dat aan onze hoogsteverwachtingen voldoet. De nadruk wordt derhalve op innovatie gelegd, een fundamentelewaarde in Europa. De eerste kennis- en innovatiegemeenschappen zullen zich concentrerenop cruciale gebieden als klimaatverandering en hernieuwbare energiebronnen, en niet tevergeten nanotechnologieën, die naar behoren dienen te worden gesteund.

De Europese Unie gaat zich op ondubbelzinnige wijze op innovatie toeleggen. Een Europavan innovatie, de innovatie van Europa – het EIT vormt de ontbrekende schakel tussendeze twee concepten: een schakel die, als het instituut in de stemming morgen wordtgoedgekeurd, Europa vooruit zal helpen. Zoals Anatole France heeft gezegd: door in rozente geloven brengt men ze tot bloei. Het EIT is als een roos in de tuin van Europa. Om hetEIT te laten bloeien moet voor een passend klimaat worden gezorgd.

In de eerste lezing heb ik mijn beklag gedaan over de krappe financiële middelen die voorhet EIT werden uitgetrokken en over de ontoereikendheid van deze steun: 308 miljoeneuro volstaan niet om onze ambities te verwezenlijken. Mijnheer de Voorzitter, dames enheren, we moeten het financiële klimaat derhalve veranderen en in de nodige middelenvoorzien om gestalte te geven aan onze zeer concrete ambities.

Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Ik ben blij dat ik even de gelegenheid krijg.Het is eigenlijk prima met deze groeidiamant te beginnen, die klein is in het begin, maareen grote potentie heeft, zeker van onderuit, als dat in de toekomst erkend wordt als eenspeciaal predicaat voor kwaliteit.

Tweede punt: ik heb me samen met de heer Paasillina ingespannen voor die brug naar deindustrie, voor die naamgeving rond innovatie en wat dat betreft ben ik heel blij met denaam "instituut voor innovatie en technologie". Wat mij opvalt bij het lezen van de stukkenis dat we er nog wat moeite mee hebben. Soms lees je de naam wél in de Commissiestukken,maar niet in de Parlementsstukken, het is dan ook van belang dat vanaf vandaag de goede,juiste benaming voor het instituut wordt gebruikt.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL32

Page 33: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Tenslotte, derde punt: de zetel. Ik sluit mij heel graag aan bij de non-native speakers ,non-French speakers die vandaag hebben gesproken, zoals mevrouw Ek en mijnheerChatzimarkakis, die zeiden: laten wij ons aansluiten bij Straatsburg, Scienceburg, zoals deheer Chatzimarkakis zei, een stad met een bestuurlijk karakter, en het gaat hier om eenbestuurlijke vestiging. Het gaat niet om hét grote instituut. Dat lost ook politiek veel op.

Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het ideeom een Europees Technologie-instituut op te richten werd drie jaar geleden, toen het voorhet eerst werd geopperd, zeer sceptisch ontvangen, zodat we de huidige compromistekstvan de verordening als een groot succes moeten beschouwen. Het instituut zou na hetbesluit van de Raad in juni over de locatie van het hoofdkantoor reeds in deze zomer vanstart kunnen gaan met zijn werkzaamheden, en de voorgestelde structuur van het netwerkvan kennis- en innovatiegemeenschappen belooft een excellente stimulator vanEuropa-wijde innovatie te worden.

Als rapporteur van de Commissie juridische zaken behoorde het tot mijn prioriteiten omvoor een solide rechtsgrondslag te zorgen en zo een doorlopende financiering van hetinstituut te waarborgen. Ik ben blij dat de Raad deze voorstellen heeft aanvaard. Bij deherziening van de financiële vooruitzichten 2007-2013 is reeds een bedrag van 309 miljoeneuro vrijgemaakt voor het instituut, en dat is een goed begin. Ik hoop dat tijdens detussentijdse herziening de 2 miljard euro zullen worden gevonden die nog nodig zijn voorhet project.

De vorming van een elite is van bijzonder groot belang voor de wetenschappelijke wereldin de nieuwe lidstaten, die over een groot ongebruikt potentieel beschikt. Ik ben derhalvevan mening dat het voorstel om een van de EIT-organen in Wrocław te vestigen – in eenstad met meer dan 140 000 studenten – en uitstekende investering zou zijn in de toekomstvan Europa. Tenslotte wil ik mijnheer Paasilinna van harte feliciteren en hem bedankenvoor de geweldige samenwerking.

Jacek Protasiewicz (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijn Hongaarse collega,een lid van het EP uit Boedapest, heeft gezegd dat er zelfs ten tijde van het IJzeren Gordijnsprake was van samenwerking tussen wetenschappelijke instellingen in Europa, maar hettegendeel is waar: het IJzeren Gordijn heeft de wetenschap in Europa in twee kampenverdeeld – het westelijke kamp, dat zich in de vrije wereld kon ontwikkelen en financieelwerd ondersteund, en het oostelijke kamp. Het zou goed zijn als het EuropeesTechnologie-instituut, dat vandaag of morgen in het leven wordt geroepen, de EuropeseUnie niet alleen in staat stelt om deel te nemen aan de mondiale concurrentie op het gebiedvan innovatie, aan de mondiale kenniswedloop, maar er tevens toe dient deze twee kampen,die door de geschiedenis uiteengedreven zijn, te herenigen.

Ik sluit mij aan bij mijn Poolse collega’s die de stad Wrocław hebben aanbevolen als locatievoor het hoofdkwartier of een van de afdelingen van het instituut, en ik zou mij verheugenals de autoriteiten in die stad bereid zouden zijn om het geld te investeren dat nodig is voorhet welslagen van dit project.

Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur,de heer Paasilinna, en de commissaris feliciteren en ik wil op een punt wijzen dat tijdenshet debat nog niet is genoemd, namelijk dat wij hier vandaaf zonder de academische werelden haar ondersteuning niet zouden staan. Indien de universiteiten de oprichting van ditnieuwe instituut hadden geblokkeerd dat voor het eerst een samenwerkingsverband tussen

33Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 34: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

de industrie, de particuliere sector, onderzoeksorganisaties en academische instellingencreëert, zou het instituut het levenslicht nooit hebben aanschouwd.

Gezien het feit dat onze voorzitter de oprichting van het instituut nogal plotseling heeftaangekondigd zonder daarvoor een passende begroting voor te stellen, en gezien het feitdat de commissaris voor Wetenschap en Onderzoek er helemaal niet voor was, komt u,mijnheer Figel’, alleen de verdienste van de oprichting van het instituut toe, omdat u alscommissaris voor Onderwijs zich ervoor heeft ingespannen om de kringen te kalmerendie zich zorgen maakten wat betreft de verlening van titels en diploma’s en hun eigenbevoegdheden.

Ik hoop dat dit instituut een groot succes wordt en dat u de witte raven moge vinden waaru naar op zoek bent, aangezien u voor de raad van bestuur mensen zoekt die ervaring opverschillende – zowel academische als industriële – terreinen hebben zonder daar directbij betrokken te zijn, en die bovendien jong zijn. Ik wens u veel succes bij het zoeken!

Marusya Ivanova Lyubcheva (PSE). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, het document dathet Europees Parlement op het punt staat aan te nemen, is inderdaad van groot belang. Ikfeliciteer u, ik feliciteer de rapporteur en alle collega’s die hebben bijgedragen tot het indienenen het goedkeuren van de bestaande voorstellen.

Het is van groot belang dat er een centraal beleid wordt gecreëerd. Voor de ontwikkelingvan de Europese economie is technologische innovatie noodzakelijk. Innovatie is eenmotor voor ontwikkeling in de wereld. Het is met name van belang dat dekennismaatschappijen die op basis van het projectbeginsel te werk gaan, rekening kunnenhouden met de prioriteiten van het gemeenschappelijk Europees ontwikkelingsbeleidenerzijds en de capaciteiten van de lidstaten anderzijds.

Het is noodzakelijk om de beste praktijken van de individuele onderzoeksinstellingen enuniversiteiten te integreren en te ontwikkelen om te zorgen voor samenhang met deprioriteiten in de energiesector, de klimaatverandering en de nieuwe materialen, dieonontbeerlijk zijn voor de mondiale ontwikkeling.

Dit instituut dient een echt symbool voor eenheid te worden, en een mobiliteitscentrumvoor de beste onderzoekspraktijken. En misschien zou het van goed Europees beleidgetuigen indien het in een van de nieuwe lidstaten van de EU zou worden gevestigd.

Sylwester Chruszcz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we zijn het er hier vandaagallen over eens dat we er alles aan moeten doen om een open, kennisgebaseerdemaatschappij te bevorderen teneinde de mondiale standaard te kunnen evenaren en gelijketred te kunnen houden met de ontwikkeling van de wereldeconomie: we moeten zoveelmogelijk middelen investeren en overleg voeren om het concurrentievermogen van Europaop peil te houden.

Ik wil er tevens op wijzen dat de locatie van het toekomstige instituut geen triviale kwestieis. Het moet worden gevestigd in een innovatieve regio, en regio met jonge, open geesten,met groot potentieel, een regio die – en dit is zeer belangrijk – over pioniersgeest beschikt,een regio die een verbindingsschakel vormt tussen Oost- en West-Europa.

Tot slot wil ik de rapporteur feliciteren evenals al diegenen die tot dit inspirerende debathebben bijgedragen.

Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) De strategie van Lissabon heeft in de eerste plaatsten doel het concurrentievermogen in Europa te verhogen en zodoende gelijke tred te

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL34

Page 35: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

houden met andere economische wereldmachten zoals de VS en de opkomende Aziatischecentra (China, India).

Onderdeel van deze strategie is de oprichting van het Europees Technologie-instituut, datsterke steun geniet binnen de PPE-DE-Fractie. Met steeds grotere belangstelling heb ik degeboorte van dit instituut gevolgd, dat grote financiële steun nodig heeft om zijndoelstellingen te kunnen verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn van essentieel belangom een goede basis voor de industriële sector, het concurrentievermogen en innovatie teleggen. Daarom pleit ik voor een verhoging van de reeds goedgekeurde begroting.

Ik wil benadrukken dat dit project moet slagen, en in deze context is het mijns inziensbijzonder belangrijk om innovatie, die voor vooruitgang en concurrentievermogen zorgt,te bevorderen. In dit opzicht acht ik het gepast om de term ‘innovatie’ op te nemen in denaam van het instituut, dat oorspronkelijk het Europees Instituut voor technologie eninnovatie moest gaan heten. Dit instituut moet een belangrijke rol gaan vervullen op hetgebied van de kenniseconomie en bij de bevordering van onderzoek en innovatie in de EU.

Ik wil mijn bewondering uitspreken voor de energie en vastberadenheid die commissarisFigel’ bij de ontwikkeling van dit project aan de dag heeft gelegd.

Nina Škottová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wilik commissaris Figeľ en de rapporteur, mijnheer Paasilinna feliciteren met hun werk inverband met dit project.

We hebben positieve en negatieve standpunten ten aanzien van het EIT gehoord, en erzullen ongetwijfeld nog meer discussies plaatsvinden voordat het EIT het licht ziet. In ditkader wil ik nog een argument voor het EIT noemen: alle communautairebegrotingsmiddelen die aan wetenschap, ontwikkeling en onderwijs worden toegekend,zijn goed besteed en worden geenszins verkwist. Dit geldt vooral als de knapste Europesekoppen deelnemen aan het EIT-project.

Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de totstandbrengingvan een samenhangende economische ruimte, een interne Europese markt, was deoorspronkelijke reden voor de oprichting van de Gemeenschappen en later van de EuropeseUnie. In een volgende stap moet de Europese economie een moderne en eenconcurrentiedimensie krijgen.

Dit is alleen mogelijk wanneer we ons geld in onderwijs, onderzoek, nieuwe technologieënen innovatie in de ruimste zin van het woord steken. Wij kunnen deze uitdagingen niethet hoofd bieden indien de industrie geen steun verleent aan wetenschappelijkeontwikkelingen en nieuwe technologieën en indien de lokale overheden niet in onderwijsinvesteren.

De overheden dienen zich te engageren in het tertiair onderwijs en dienen fundamenteelwetenschappelijk onderzoek te ondersteunen. De Europese Unie dient zich er ondertussenop te concentreren steun te verlenen en sturing te geven aan innovatie. Deze taken berustenzowel bij de lidstaten als bij de instellingen van de EU.

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank dit Huis voor eenzeer interessant en stimulerend debat. Hoewel er ook kritiek was op het gebrek aan middelenen op het feit dat we alweer een orgaan willen oprichten.

Mijns inziens begint de meest belangrijke innovatie met openheid en de bevordering vancreativiteit. Het resultaat van het raadplegings- en wetgevingsproces is een echt voorbeeld

35Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 36: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

van openheid, samenwerking, inzet en zelfs van een creatieve innovatieve aanpak. Wehebben voor innovatie gezorgd door deze consensus te bereiken, en ook in de context ende inhoud van de uitkomst van dit proces. Dat is het allerbelangrijkste.

Het EIT is in de eerste plaats op innovatie gericht. Het is een van de punten of follow-upsvan de top van Lahti van oktober 2006, waar wij pas één dag voor het begin van de topeen ontwerptekst hebben voorgesteld. Wij waren van begin af aan tegen “greenfield”-investeringen om iets geheel nieuws op te zetten. In plaats daarvan wilden we eennieuwe aanpak ontwikkelen voor het stimuleren, organiseren motiveren en mobiliserenvan middelen en partners teneinde van innovatie in Europa een succesvoller proces temaken.

Ik wil eraan herinneren dat het voor de Commissie nooit een optie was om nieuwegebouwen voor het EIT neer te zetten, maar dat zij met een nieuwe aanpak moest komen.Dit heeft anderhalf jaar geduurd: we zijn met dit project begonnen in het kader van destrategie van Lissabon in februari 2005, en sindsdien hebben we – ook in dit gebouw –heel wat kopjes koffie gedronken en gesprekken gevoerd die zeer inspirerend en interessantwaren en ons hebben geleerd dat er vele opties en opinies zijn als het erom gaat innovatiete bevorderen. Ik ben blij dat we nu dit sterke gemeenschappelijke plan hebbengeformuleerd.

Velen hebben het over de locatie van het instituut gehad. Dit is een kwestie voor de Raad.Ik denk dat het Sloveense voorzitterschap zal proberen om het desbetreffendebesluitvormingsproces te kanaliseren. Er is reeds een aantal locaties genoemd – soms ophet niveau van de lidstaten. Sommige steden op regionaal niveau hebben zich eveneenskandidaat gesteld. Het is een goed signaal dat er vele ambitieuze kandidaten zijn voor dezetel van het EIT. Er zijn tevens vele universiteiten, ondernemingen, onderzoeksinstellingenen technologiecentra die erop gebrand zijn niet alleen aan het raadplegingsproces deel tenemen, maar ook aan de selectie van de raad van bestuur en later aan de werkzaamhedenvan het EIT. Zoals mevrouw Hennicot-Schoepges heeft gezegd, zullen de betrokkenen hunidentiteit niet verliezen: veeleer stellen wij voor de identiteit te verdelen tussen deuniversiteiten of de bestaande centra en het nieuwe EIT.

Dit is ongeveer wat ik nog wilde toevoegen in antwoord op uw opmerkingen en bijdragen.Ik wil nogmaals het belang onderstrepen van convergente, horizontale werkzaamheden.Zo heeft u het in dit Parlement aangepakt, en wij hebben het ook zo gedaan in de Commissie.Ik stond hierbij niet alleen. Ik sta niet alleen. Dit project werd gesteund door de voorzitter,de commissaris voor Industrie, de commissaris voor Onderzoek, de Commissaris voorBegroting en vele anderen. Ik ben van mening dat dit een zeer belangrijk signaal voor detoekomst is: laten we samenwerken, laten we ruimdenkend zijn en creativiteit stimuleren.

Deze maand wil ik voorstellen dat we 2009 tot het Europese Jaar van creativiteit en innovatieuitroepen. Dit voorstel is sterk gekoppeld aan de voorstellen, ideeën en beleidsmaatregelendie we in Europa dienen te bevorderen en in de praktijk dienen te brengen.

Ik wil u nogmaals hartelijk danken. Dit project is geen fait accompli, maar veeleer zittenwe in de oprichtingsfase, waarna het echte werk moge beginnen – en ik hoop dat het goedvan start gaat.

Reino Paasilinna, rapporteur . − (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris,dames en heren, we mogen niet vergeten dat in het begin een groter meerderheid tegen dithele project was. Inmiddels hebben we het in samenwerking met de Commissie en de Raad

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL36

Page 37: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

uitgewerkt. Inmiddels hebben we een dynamisch plan ontwikkeld dat in stemming kanworden gebracht, en ik hoop dat een grote meerderheid voor zal stemmen. Dit is een goedvoorbeeld voor samenwerking.

Wat betreft de locatie heb ik geen voorkeur, maar ik wil erop wijzen dat dit een modernnetwerksysteem wordt in het kader waarvan onderzoekers en gemeenschappenonafhankelijk van elkaar werkzaam zijn. Zijn worden niet in de hoofdstad samengetrokkendie als hoofdkantoor van het instituut wordt aangewezen. Bovendien zal de administratievestaf relatief klein zijn, minder dan 100 personen, zodat er geen grote gebouwen nodigzullen zijn.

Een punt is echter van groot belang. Er moet voor goede vervoersverbindingen wordengezorgd, bij voorkeur rechtstreekse vliegverbindingen, aangezien wij allen maar al te goedweten hoe lastig het is om ergens te werken waar geen rechtstreekse vliegverbindingenbestaan, zodat vergaderingen zelfs op een luchthaven moeten worden gehouden.

Vervolgens moeten we het over de financiering hebben. Dit is een belangrijk punt, hoewelvoor een van de voorgestelde thematische gebieden, de communicatietechnologie reedseen financieringsmodel is gevonden. Met andere woorden: als belangstelling kan wordengewekt voor het thema, kan vast en zeker ook het nodige geld worden gevonden. Hetkapitaal daarvoor ontbreekt in geen geval.

Velen hebben hier gezegd dat dit project een nieuwe vorm van samenwerking betekent.Het instituut zal dan ook geen concurrentie vormen voor andere instellingen, maar zalsamenwerkingsverbanden creëren, zoals mevrouw Ek heeft opgemerkt. De heer Ransdorfen sommige anderen hebben geopperd dat het Europese model, dat het hoogtepunt vormtvan een eeuwenlange traditie van Europese wetenschap, het culminatiepunt van de mondialewetenschap moet gaan worden. Dit is ook een manier om uit te drukken wat voorkwaliteitsstandaards wij moeten zien in te voeren. Ik wil u allen danken voor uwsamenwerking. Dit project moet slagen, omdat dit voor Europa van cruciaal belang is.Dank u wel.

(Applaus)

De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt later vandaag plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

Edit Herczog (PSE), schriftelijk. – (HU) De revolutionaire ontwikkeling van deinformatiemaatschappij en de technologie, de sociaaleconomische transformatie van depost-industriële samenleving, heeft de regeringen, de economie en de politici in de meestelanden uit hun doornroosjesslaap gewekt, en sindsdien wordt met toenemendebelangstelling onderzocht waarom bepaalde gemeenschappen, grotere regio’s of landenzo succesvol zijn.

Recepten voor succes zijn creativiteit, creatieve energie en nieuwe ideeën die de basiskunnen vormen voor geheel nieuwe ontwikkelingen. Creativiteit die in de praktijk wordtomgezet, is innovatie. Laten we hopen dat het Europees instituut voor innovatie entechnologie (EIT) zich als een creatief geesteskind van het Europees Parlement zalontpoppen. De voornaamste doelstelling van het EIT is de ontwikkeling van hetinnovatievermogen van de Europese Unie door het scheppen van dwarsverbanden tussenhet hoger onderwijs, de onderzoeksgemeenschap en vertegenwoordigers van het

37Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 38: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

bedrijfsleven. Het EIT kan er in belangrijke mate toe bijdragen dat Europese innovatie weerwereldfaam verwerft en dat men weer rekening moet gaan houden met Europeseondernemingen en onderzoekers. De hoofdstad van Hongarije dingt mee als mogelijkevestigingsplaats voor het Europees instituut voor innovatie en technologie. Ik ben er zekervan dat mijn land een goede gastheer voor het instituut zou zijn gezien de inspanningenvan de overheid voor onderzoek en innovatie/ontwikkeling, gezien deonderzoeksinfrastructuur in het land, gezien de rol die Hongarije in het verleden heeftgespeeld voor de bevordering van de wetenschappen, en niet in de laatste plaats vanwegede Hongaarse gastvrijheid. Met een citaat van de Hongaarse geleerde en NobelprijswinnaarAlbert Szent-Györgyi verzoek ik u de kandidatuur van Hongarije als vestigingsplaats voorhet EIT te steunen: “Hongarije is weliswaar klein qua bevolking, maar een grote mogendheidin termen van grijze cellen.”

Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de tweedelezing in het Europees Parlement brengt ons een stap dichter bij de oprichting van eenEuropees instituut voor innovatie en technologie. Er is veel tijd verstreken sinds José Barrosohet voorstel daarvoor in februari 2005 heeft ingediend. De bedoeling was om een instituutin het leven te roepen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Lissabon-strategie,die destijds halverwege de rit was en niet tot de beoogde resultaten had geleid.

Ik ben mij ervan bewust dat de Poolse stad Wrocław tot de steden behoort die erop hopenhet hoofdkantoor van het EIT te kunnen herbergen. Ik ben mij er tevens van bewust datmen in Polen, evenals in de andere steden die het instituut met open armen zoudenontvangen (Wenen, München, Sant Cugat-Barcelona, Parijs, Oxford, Brussel, Boedapest,Neurenberg en Aaken), al te grote verwachtingen koestert met het oog op de geschattesom van 2,4 miljard euro die het zal kosten om dit instituut te financieren. Dit is het totalebedrag dat wordt uitgetrokken voor het instituut en het netwerk van kennis- eninnovatiegemeenschappen (KIG’s), die naar verwachting het grootste deel van de uitgavenzullen opslokken. Bovendien ben ik er van overtuigd dat de oprichting van het instituuter niet toe zal bijdragen de structurele hervormingen in te voeren die van cruciaal belangzijn voor innovatie en het concurrentievermogen in de Europese Unie.

Niettemin ben ik er, gezien de ambities van Wrocław en de kwaliteit van het bestuur vandie stad, van overtuigd dat dit de juiste locatie voor het EIT zou zijn, en ik ben ingenomenmet de vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de oprichting van dit instituut.

Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Onderwijs, onderzoek en innovatiezetten deuren open naar de toekomst. Zij vormen de bouwstenen van de zogenaamdekennisdriehoek. Wij moeten concurrerend blijven. De kennisdriehoek is een sleutel daartoe.

Ik steun de ingediende tekst aangezien het voorstel van de Commissie tot oprichting vaneen Europees Technologie-instituut (EIT) erop is gericht een van Europa’s voornaamstezwakke punten aan te pakken: het gebrek aan innovatie. Ik beschouw het EIT als investeringin de toekomst.

Aanvankelijk was er sprake van enige scepsis met betrekking tot de meerwaarde die hetEIT zou opleveren. De voorgestelde netwerkstructuur is een goede oplossing. De expertiseligt bij de betrokken universiteiten en instellingen voor hoger onderwijs.

Op grond van mijn eigen academische ervaringen ben ik er voorstander van dat de ‘kennis-en innovatiegemeenschappen’ (KIG’s) van het EIT onafhankelijk blijven. De selectie van

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL38

Page 39: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

dergelijke centra gebeurt op basis van excellentiecriteria. Ik ben hier voor, omdat de KIG’svan de EIT op deze manier de beste impulsen zullen geven voor de innovatie in Europa.

(De vergadering wordt om 11.15 uur onderbroken en om 11.30 uur hervat)

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTTOndervoorzitter

9. Onderzoek geloofsbrieven

De Voorzitter. − Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuweleden van het Europees Parlement. De heer Gargani zal in dezen namens de Commissiejuridische zaken een mondeling verslag presenteren.

Giuseppe Gargani, voorzitter van de Commissie juridische zaken. – (IT) Mijnheer de Voorzitter,dames en heren, overeenkomstig het Reglement dient het Parlement de geloofsbrievenvan de nieuw gekozen leden van het EP te onderzoeken en over de geldigheid van hunmandaat te beslissen. Tijdens haar vergadering van 25 februari heeft de commissie degeloofsbrieven van 35 Roemeense leden van het EP onderzocht die door de bevoegdeautoriteiten zijn voorgedragen. Naast deze personen zijn drie verdere leden voorgedragendoor de respectievelijke nationale autoriteiten.

Gezien het grote aantal geloofsbrieven dat moest worden onderzocht en met het oog opde beperkte tijd werd bevonden dat het passend zou zijn wanneer de Commissie juridischezaken, in de persoon van haar voorzitter, mondeling verslag zou uitbrengen aan hetParlement. Daar de commissie heeft vastgesteld dat alles in orde is, kan het Parlement aldeze mandaten bekrachtigen.

De Voorzitter. − De mandaten worden bij deze bekrachtigd.

10. Stemmingen

De Voorzitter. − Aan de orde is de stemming.

(Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen)

10.1. Beheer van de activa van de EGKS (A6-0062/2008, Reimer Böge) (stemming)

10.2. Overeenkomst EG/Verenigde Arabische Emiraten inzake bepaalde aspectenvan luchtdiensten (A6-0043/2008, Paolo Costa) (stemming)

10.3. Gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten (wijziging van de“Integrale GMO-verordening”) (A6-0044/2008, Neil Parish) (stemming)

10.4. Gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten (IntegraleGMO-verordening) (A6-0045/2008, Neil Parish) (stemming)

10.5. Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de EG(gecodificeerde versie) (A6-0055/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg)(stemming)

39Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 40: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

10.6. Identificatie en registratie van varkens (gecodificeerde versie) (A6-0057/2008,Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (stemming)

10.7. In de handel brengen van plantgoed van groentegewassen (gecodificeerdeversie) (A6-0056/2008, Lidia Joanna Geringer de Oedenberg) (stemming)

10.8. Gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van deburgerluchtvaart (A6-0049/2008, Paolo Costa) (stemming)

10.9. Europees instituut voor innovatie en technologie (A6-0041/2008, ReinoPaasilinna) (stemming)

10.10. Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU(A6-0065/2008, Reimer Böge) (stemming)

10.11. Gewijzigde begroting nr. 1/2008 - Solidariteitsfonds (A6-0058/2008, KyöstiVirrankoski) (stemming)

10.12. Partnerschapsovereenkomst EG/Guinee-Bissau inzake visserij (A6-0053/2008,Luis Manuel Capoulas Santos) (stemming)

10.13. Partnerschapsovereenkomst EG/Ivoorkust inzake visserij (A6-0054/2008,Daniel Varela Suanzes-Carpegna) (stemming)

10.14. Een duurzaam Europees vervoerbeleid, rekening houdend met het Europeesenergie- en milieubeleid (A6-0014/2008, Gabriele Albertini) (stemming)

(In afwachting van de plechtige vergadering wordt de vergadering om 11.50 uur onderbroken.)

IN VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERINGPresident

11. Plechtige vergadering - Estland

De Voorzitter. − Dames en heren, dit is een geweldige dag voor het Europees Parlementomdat wij hier vandaag een voormalig lid verwelkomen, dat inmiddels president van deRepubliek Estland is, onze vroegere collega, mijnheer Hendrik Ilves! Wij heten u van hartewelkom in het Europees Parlement.

(Levendig en langdurig applaus)

Dames en heren, op een dag als vandaag is het goed om niet alleen naar het heden te kijkenmaar zich ook voor de geest te roepen wat een lange en brede weg het is geweest die eruiteindelijk toe heeft geleid dat wij er een collega uit Estland hebben bijgekregen, samenmet de andere leden uit dat land– en, om even alleen bij de Baltische staten te blijven, uitLetland en Litouwen – die gekozen parlementsleden waren en hun landen, vrije landen diedecennia lang door een totalitair communistisch regime werden beheerst, hier sinds deherwinning van de vrijheid in Estland vertegenwoordigen.

Onze collega werd door een democratisch besluit van de burgers gekozen tot presidentvan zijn land.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL40

Page 41: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

President Ilves, het is mij een groot genoegen u hier te kunnen verwelkomen in het EuropeesParlement, dat morgen zijn 50-jarige jubileum viert. Uw bezoek vormt als het ware hetstartsein voor de viering, en ik zou u nu willen verzoeken het woord tot het EuropeesParlement te richten. Wij heten u nogmaals van harte welkom!

(Applaus)

Toomas Hendrik Ilves, president van de Republiek Estland. − (ET) Vrienden, om te beginnenwil ik u van harte feliciteren met dit jubileum. Beste vrienden en collega’s – collega’s in demeest ware zin van het woord, vrienden die ik in de afgelopen anderhalf jaar heb gemist.Als ik de zaal inkijk en u allen hier zie – van hier beneden lijkt u veel talrijker dan vanuitzetel 131, waar ik vroeger zat.

U kunt zich niet voorstellen wat voor een geweldige indruk u maakt als Parlement vanEuropa. Ik weet het, voor ik het wist moest ik dit Huis verlaten. Maar staat u mij toe mijntoespraak voort te zetten in mijn huidige hoedanigheid als president van mijn land.

Weldra begint Estland aan het vijfde jaar als lid van de Europese Unie. Inmiddels zijn wegeen ‘nieuwe lidstaten’ meer die de kneepjes van het vak nog moeten leren. Volgens mij ishet nu tijd om de term ‘nieuwe lidstaten’, inmiddels een zinledig anachronisme, af teschaffen.

(Applaus)

Vandaag de dag zijn er geen nieuwe of oude leden. Er zijn alleen leden. De term ‘nieuwelidstaten’ heeft zelfs niet meer de betekenis van ‘arme lidstaten’, aangezien sommigen vanons de ‘oude lidstaten’ hebben ingehaald.

Vandaag de dag is de Unie gekenmerkt door belangencoalities en coalities vanpartijstandpunten, die zich in allerlei dimensies voordoen – kleine en grote lidstaten,industrielanden of handelsnaties, enzovoort. Maar de basis voor zulke coalities is noch hettijdstip van toetreding noch de duur van het lidmaatschap.

Ik wil hier vandaag tien jaar vooruit kijken naar een toekomst waarin wij allemaal oude ofoudere leden zijn. Een tijd die 100 jaar verwijderd is van de eerste verschrikkelijke Europeseburgeroorlog van de twintigste eeuw. We beschouwen de Unie als antwoord op de tweedeEuropese burgeroorlog, als een manier om ons continent dusdanig te organiseren dat deverschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog zich niet kunnen herhalen.

Maar we mogen ook niet uit het oog verliezen dat minstens een derde van de leden van dehuidige Europese Unie als onafhankelijke politieke entiteiten zijn voortgekomen uit depuinhopen van de Eerste Wereldoorlog. Finland, Estland, Letland, Litouwen, Polen (na een140 jaar durende non-existentie), het vroegere Tsjecho-Slowakije, samen met het huidigeHongarije en Oostenrijk allemaal in de twintigste eeuw zijn ontstaan na de ondergang vande wereldrijken, de internationale supermachten. In de plaats daarvan verschenen nieuwe,op het zelfbeschikkingsrecht gebaseerde staten.

Ik vertel dit omdat mijn land, net zo als vele andere van onze leden, zich van het juk vangedwongen lidmaatschap in een grote, despotische of ondemocratische supranationaleentiteit – een ‘imperium’ – begon te bevrijden.

Estland is er, evenals vele andere, zelfs twee keer in geslaagd zich aan een imperium teontworstelen. Toch hebben we ons inmiddels allen samengesloten om onze eigen nieuwesupranationale entiteit– en een nieuwe identiteit, onze Europese Unie – op te bouwen.

41Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 42: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Wij hebben dit niet gedaan omdat onze landen werden veroverd of bezet, maar omdat wijde vrijheid hebben om dat te doen. En omdat wij ervan overtuigd zijn dat het goed is omdat te doen. Ook dit is een voorbeeld van de uitoefening van ons zelfbeschikkingsrecht.

Ik vertel dit omdat Estland over tien jaar voor het eerst het voorrecht en deverantwoordelijkheid zal hebben het voorzitterschap te bekleden, en ik hoop stellig datwij, wanneer het zover is, niet meer met dezelfde vraagstukken worstelen als vandaag dedag. Om deze reden wil ik het hier over een paar dingen hebben die in de komende tienjaar van belang zullen zijn.

Ten slotte wil ik deze punten aan de orde stellen omdat onze verkiezingscycli en de cyclivan de uitdagingen die ons te wachten staan, niet meer synchroon lopen: de problemendie in een cyclus van vier à vijf jaar passen, kunnen we goed aan.

Maar de uitdagingen en de druk waarmee de Europese Unie tegenwoordig wordtgeconfronteerd, van energie tot en met het milieu, van concurrentievermogen tot en metde uitbreiding, van het gemeenschappelijk buitenlands beleid tot en met migratie, zijnallemaal strategische kwesties die moedige en doortastende maatregelen vereisen die nietin de tijdspanne van twee à drie zittingsperioden kunnen worden afgerond.

Dames en heren, weliswaar kunnen we niet in de toekomst kijken, maar we kunnen overhet algemeen wel bepaalde trends waarnemen en gevaren voorzien. Over twee van dergelijkegevaren is reeds ruimschoots gediscussieerd: de opwarming van de aarde en de afnemendevoorraad fossiele brandstoffen. Dit zijn echter mondiale vraagstukken die zeker niet zonderde Europese Unie kunnen worden opgelost, maar die door de hele wereld moeten wordenaangepakt.

En toch komen er nog andere ernstige uitdagingen op de Unie af. Als we er niets aan doenzou het wel eens kunnen dat we over tien jaar, maar zeker over 25 jaar een stuk van onzewelvaart en van ons huidige succes verliezen. Deze uitdagingen en die druk hebben geheelen al te maken met het concurrentievermogen van de Europese Unie.

Wie zijn onze concurrenten? Bevinden zij zich binnen de Europese Unie of daarbuiten?Het antwoord op die vraag luidt: allebei. Wij concurreren zowel op de markt binnen deEuropese Unie als op de wereldmarkt.

Als we echter naar de langetermijntrends van de globalisering kijken, moeten we JeanMonnet en Jacques Delors dankbaar zijn dat zij de interne markt hebben gecreëerd in eentijd waarin de globalisering nog geen opvallend verschijnsel was.

Want de interne markt stelt de individuele Europese landen in staat om hunconcurrentievermogen in de mondiale arena te handhaven. Openheid binnen Europa, hetopenstellen van de markten voor concurrentiedruk binnen Europa, is de drijvende krachtvoor ons concurrentievermogen op mondiaal niveau.

De huidige mentaliteit in de Europese Unie geeft echter niet altijd aanleiding voor optimisme,en wel om twee redenen: ten eerste de halfslachtige tenuitvoerlegging van de agenda vanLissabon, ons goed bedoelde programma ter bevordering van innovatie enconcurrentievermogen.

(Applaus)

En ten tweede het toenemende protectionisme van de Europese Unie, niet alleen ten opzichtevan de buitenwereld, maar ook binnen de eigen grenzen.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL42

Page 43: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Staat u mij om hier achtereenvolgens op deze twee kwesties in te gaan. In de tijd dat mijnland zich net had ontworsteld aan de 50 jaar durende periode van onderontwikkelingonder het Sovjet-regime, was ik wanhopig toen ik zag hoe lang het zou duren de nodigeinfrastructuur in heel Estland uit te bouwen.

Maar op sommige gebieden, zoals de informatietechnologie, kon Estland met een schonelei beginnen. Investeringen in ICT door de particuliere sector en de overheid zorgden ervoordat het land een niveau heeft bereikt dat boven het EU-gemiddelde ligt, en tegen het eindvan de jaren 90 bereikte de situatie op het gebied van elektronische overheidsdiensten endiensten in sectoren als het bankwezen een niveau dat slechts door een handvol landen inEuropa werd geëvenaard.

De investeringen van mijn land in ICT zijn lonend geweest en hebben onsconcurrentievermogen verhoogd. Maar dit is op zichzelf nog niet genoeg. Meer algemeengesproken laat Estland, net als de rest van Europa, innovatie in wetenschap en ontwikkelingaan anderen over.

Innovaties komen, laten we hier eerlijk over zijn, in de eerste plaats uit de Verenigde Staten,die ervan afhankelijk zijn dat ze de slimste en beste koppen uit Europa en uit China enIndia aantrekken om hun concurrentievermogen op peil te houden. We moeten er eindelijkmee beginnen deze kwestie serieus aan te pakken.

We zijn afkerig van immigratie, onze kinderen kiezen er steeds vaker voor om anderevakken te studeren dan wis- en natuurkunde of ingenieurswetenschappen, en binnen deEuropese Unie sluiten we ons in de dienstensector, waar de concurrentie op wereldniveauzeer groot is, tegen concurrentie af.

Concurrentie, of het ontbreken daarvan, heeft ook consequenties voor de veiligheid. Gezienhet belang van energie is het begrijpelijk dat vele landen in de Europese Unie hunondernemingen tegen concurrentie willen afschermen en gekant zijn tegen de liberaliseringvan de energiemarkt.

Dat is een begrijpelijke reactie. Maar de grootste energieleverancier van Europa is een landdat zichzelf tot ‘energiesupermacht’ heeft uitgeroepen en dat op de homepage van hetministerie van Buitenlandse zaken verklaart dat energie een instrument van het buitenlandsbeleid is.

Als we in de toekomst willen voorkomen dat de Europese lidstaten voor eenverdeel-en-heers-beleid zwichten of elkaar de loef afsteken om betere gasdeals te kunnensluiten, zoals dit nu al het geval is, moeten we de noodzaak van een gemeenschappelijkenergiebeleid onder ogen zien.

(Applaus)

En van de instelling van een commissaris voor Energie die de dezelfdeonderhandelingsmacht heeft als de commissaris voor Handel.

Maar als we een gemeenschappelijk energiebeleid willen ontwikkelen naar het voorbeeldvan het gemeenschappelijk handelsbeleid, moet ook aan de noodzakelijke voorwaardevan het extern beleid worden voldaan: namelijk een geliberaliseerde interne markt.

Waar staan we, als we naar de toekomst kijken? Korea en Japan hebben een veel hogereinternetpenetratie en lagere tarieven voor breedband-internet dan in de meeste Europese

43Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 44: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

landen. Azië en de VS produceren veel meer ingenieurs en wetenschappers (waarbij de VSook ingenieurs en wetenschappers uit andere landen opleiden en aantrekken).

Dit belooft niet veel goeds. Het zal tot een neerwaartse ontwikkeling van de positie vanEuropa en het Europese concurrentievermogen in een geglobaliseerde economie leiden.Tenzij we er iets aan doen, natuurlijk.

Voor Estland vormt het Hervormingsverdrag daartoe een eerste stap, en ik wil het Portugesevoorzitterschap danken voor zijn fantastische inspanningen ten behoeve van een oplossingvan deze kwestie. Zonder uitbreiding van de stemming bij gekwalificeerde meerderheidblijven we in besluiteloosheid steken, zonder een president en een minister van Buitenlandsezaken leggen we te weinig gewicht in de schaal.

Een voorbeeld voor een terrein waar Europa veel te weinig gewicht in de schaal legt, is hetnabuurschapsbeleid. Een document van de Europese Raad over buitenlandse betrekkingenkomt tot de conclusie, en ik citeer: “In tegenstelling tot wat velen in Europa geloven is hetnabuurschapsbeleid van Rusland beter ontwikkeld, beter gecoördineerd en wordt het beteruitgevoerd dan dat van de Europese Unie. Rusland besteed veel meer politieke, economischeen zelfs militaire middelen om zijn nabuurschap te beïnvloeden dan de Europese Unie.”Einde citaat.

Dit werpt geen gunstig licht op onze veelgeroemde ‘soft power’. Achter onsnabuurschapsbeleid schuilt echter een fundamentele vraag voor de lange termijn: waarstaan we over tien jaar? Deze vraag heeft twee kanten: hoe groot zijn we over tien jaar? En:hoe ziet onze omgeving er dan uit?

Hoe groot zal de Europese Unie in 2018 zijn? We weten het niet, maar het is iets, waar wijzelf over beslissen. We zullen zeker niet zo groot zijn als sommigen onder ons wensen,maar we zullen ongetwijfeld groter zijn dan nu. In het oosten en het zuiden liggen landendie vast en zeker nooit zullen toetreden.

Het lijkt mij dat een van de fundamentele kwesties is dat de verschillen tussen de EuropeseUnie en haar buurlanden in termen van economische welvaart en politieke vrijheid nietzo groot mogen zijn dat we geconfronteerd worden met een grote stroom immigrantenof politieke vluchtelingen..

Het lijkt er daarom op dat we zelfs uit onze eigen ervaring, namelijk de vroegereuitbreidingen, geen lessen hebben geleerd. We zijn van plan de steunverlening aan hetbuitenland te versterken zonder daaraan voorwaarden met betrekking tot hervormingente verbinden. Via onze ontwikkelingsbanken steunen wij de ontwikkeling van landen dieeen handelsbeleid aan de dag leggen dat volledig indruist tegen de belangen van de EuropeseUnie.

We moeten ook beseffen dat ons model thans niet meer het enige is? Francis Fukuyamageeft inmiddels zelf toe dat de Hegeliaanse droom van het onstuitbare voortschrijden vande geschiedenis naar de liberale democratie niet houdbaar is. Welk nut hebbenanticorruptie-vereisten bij leningen van de Wereldbank aan de ontwikkelingslandenwanneer Sovereign Wealth Funds betere condities bieden zonder extra voorwaarden testellen.

Wij hadden het mis toen we dachten dat we in een postideologische wereld leefden. Inplaats daarvan is de strijd tussen het opkomende autoritair kapitalisme en de democratische

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL44

Page 45: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

markteconomie waarschijnlijk de nieuwste ideologische, intellectuele en morele strijdwaarmee we geconfronteerd worden.

(Applaus)

Het is duidelijk dat we ons beleid opnieuw moeten bezien, maar dit is niet genoeg. Wemoeten moediger zijn. We hebben een visie en inzicht nodig met betrekking tot de vraagwaar wij en de wereld over 20 of 25 jaar staan, wanneer de economische krachtcentraleDuitsland in het niet valt in vergelijking met India en China.

Om ons op de toekomst over 25 jaar voor te bereiden moeten we nu met onze planningbeginnen. Ik hoop ten zeerste dat de partijen bij de komende verkiezingen voor het EuropeesParlement niet met elkaar concurreren op basis van de handhaving van de status quo, maarop basis van hun visies voor de toekomst.

Dames en heren, de democratie is er voor de burgers, is gebaseerd op de wil van de burgersen is afhankelijk van hun toestemming. Daarvoor hebben we instellingen in het levengeroepen die door het nieuwe Verdrag na zijn inwerkingtreding verder moeten wordenontwikkeld.

Maar we mogen onze verantwoordelijkheid niet delegeren aan instellingen; de oprichtingvan een dienst extern optreden en de uitbreiding van de reikwijdte van stemming bijgekwalificeerde meerderheid zullen niets uithalen indien we niet tot een dieper inzicht inde Europese belangen komen.

De invoering van gemeenschappelijke consulaire medewerkers vormt een bestuurlijkehervorming die voor vereenvoudiging zorgt. De inperking van het gebruik van het vetorechtis op zichzelf een goede stap voorwaarts voor Europa, maar het zal een kleine stap blijvenindien de lidstaten het gevoel krijgen dat er geen rekening wordt gehouden met hunbelangen.

We moeten tot het fundamentele inzicht terugkeren dat de Europese Unie tot een succesheeft gemaakt. Namelijk dat de nationale belangen het beste zijn gediend wanneer weelkaar allen een beetje tegemoet komen zodat de Unie als geheel succesvol is. Ik heb hethier niet over financiële concessies of het uitreiken van zoethoudertjes aan recalcitranteleden die niet mee willen gaan met het beleid. Ik heb het over onze positie in de wereld,apart, als nationale staten, en gezamenlijk, als Europese Unie.

Wanneer we het over een sterk Europa hebben moeten we beseffen dat het net zo werktals in de politiek zoals we die uit eigen land kennen: ons land is sterk in de mondiale arena,of in Europa, als we thuis sterk zijn. Regeringen die op brede steun kunnen rekenen, kunnenzich veroorloven doortastend op te treden in de internationale arena.

Ik ben er zeker van dat dit een probleem is in de hele Europese Unie. Om onder onze kiezershet gevoel Europeaan te zijn versterken moeten we zelfs nog verder gaan dan de voorstellenvan de Commissie volgens welke universiteitsstudenten een jaar aan een universiteit in eenandere lidstaat zouden moeten studeren. We moeten dit in onze eigen landen actiefstimuleren, zodat onze burgers, en niet alleen onze ambtenaren, elkaar leren kennen.

Dit betekent natuurlijk dat we onze talenkennis moeten verbeteren. Over tien jaar zoudenwe een Unie moeten hebben waar elke universiteitsstudent een taal van een andere lidstaatbeheerst, en hiermee bedoel ik niet Engels, aangezien Engels al zo dominant is in dewetenschap en de handel, de amusementsindustrie en Internet dat deze taal niet langer als

45Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 46: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

vreemde taal kan worden beschouwd. Ik bedoel eerder Portugezen die Pools spreken, Estendie Spaans spreken en Zweden die Sloveens spreken.

We moeten ook meer in termen van regio’s denken. Hier heeft het Parlement laten ziendat het een veel grotere rol kan spelen dan ooit werd gedacht. Ik ben trots dat een initiatiefwaar ik bij betrokken was, de strategie voor de Oostzee, één van de eerste beleidstakken isdie hier in het Europees Parlement werden geboren, niet in de Raad of de Commissie, endat dit initiatief een programma van de Europese Unie gaat worden.

(Applaus)

Het Parlement is de schakel tussen de instellingen van de Europese Unie en haar burgersdie ervoor zorgt dat de Unie functioneert. Want alleen hier, waarde collega’s, kan hetdelicate evenwicht worden gevonden tussen de belangen van uw kiezers en de belangenvan de Unie. Dit is iets wat geen enkele andere instelling kan bewerkstelligen, en watniemand zo goed kan als u.

Geachte leden van het Europees Parlement, het is voor de burgers van Europa, voor eenEuropa van Europese burgers, van niet minder groot belang te weten wie wij zijn, waar wijvandaan komen en hoe we hier zijn beland.

Ik heb in dit Huis ooit meegemaakt dat een collega zich tijdens een toespraak van een anderEP-lid over de deportaties in zijn land omdraaide en mij vroeg: “Waarom kunnen jullie nieteens ophouden over het verleden en eindelijk eens aan de toekomst gaan denken?”

Wij hebben allen het idee dat we de geschiedenis van Europa kennen, zodat het wellichtpijnlijk is om te horen dat het Europa dat wij kennen, in werkelijkheid slechts één bepaalddeel van Europa is, zoals Norman Davies – een groot historicus van Europa – zo goed heeftaangetoond.

En toch omvat de Europese Unie de geschiedenis van heel Europa, met al zijn glorie en alzijn ellende. Wij zijn evenzeer de erfgenamen van Bismarcks sociale hervormingen als vanhet Salazar-regime; van de eerste constitutionele democratie ter wereld, maar evenzeervan de repressie door wrede binnenlandse veiligheidsdiensten. Dat alles is ons Europa.

Dat Polen de eerste constitutionele democratie was en dat de repressie door deveiligheidsdiensten letterlijk direct achter de muur plaatsvond waar het Wirtschaftswunderophield, dat zijn dingen waar we nog veel te weinig over weten.

Onze taak, dames en heren, bestaat erin ons Europa te kennen. Een van de grootsteEuropeanen van de twintigste eeuw, Salvador de Madariaga, die tijdens het regime vanFranco in ballingschap leefde, heeft het als volgt geformuleerd: “Dit Europa moet wordengeboren. En het zal worden geboren wanneer Spanjaarden ‘mijn Chartres’ zeggen, wanneerEngelsen ‘mijn Krakau’ zeggen, wanneer Italianen het over ‘mijn Kopenhagen’ hebben enDuitsers over ‘mijn Brugge’... Dan komt Europa tot leven. Want dan zal de geest die Europabezielt, het scheppingswoord hebben gesproken: ‘Fiat Europa.’” Dit zijn de woorden vanSalazar de Madaragia.

Maar om deze toekomst die Madaragia voor ogen stond, te kunnen bereiken moeten weelkaar, en elkaar verleden, leren kennen, omdat wij alleen dan samen aan een toekomstkunnen werken. Ook dit is onze taak voor de komende tien jaar.

Dames en heren, ik heb hier vandaag getracht een aantal uitdagingen te omlijnen die onsin de toekomst wachten. Europa is verre van af, we hebben nog steeds enorm veel te doen.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL46

Page 47: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Wanneer wij in mijn land, in Estland, voor een grote taak staan, een grote taak moetuitvoeren, zeggen wij: mogen wij hiervoor de kracht vinden!

Mogen wij allen hiervoor de kracht vinden!

Ik dank u.

(Staande ovatie)

De Voorzitter. − Dames en heren, door op te staan en met uw daverend applaus heeftu de president van Estland uw dank betuigd voor zijn even symphatieke als, voor ons,vriendelijke, maar bovenal toekomstgerichte toespraak.

President Ilves, u heeft over een thema gesproken dat de kern vormt van Europa, namelijkhet wederzijds begrip, opdat wij van elkaar weten wat wij denken. En wanneer wij wetenwat wij denken, weten wij ook hoe wij uiteindelijke gemeenschappelijk kunnen handelen.

Toen u over de uitwisseling van jongeren sprak, herinnerde ik mij aan het volgende, aaniets waarop wij geloof ik trots kunnen zijn dames en heren: toen er een besluit moestworden genomen over de financiële vooruitzichten, en toen men drastisch op de uitwisselingvan jongeren, op het Erasmus-programma en levenslang leren, wilde besnoeien, hebbenwij gezegd: wij zullen alleen overeenstemming over de financiële vooruitzichten bereikenwanneer wij de middelen voor contacten tussen jonge mensen niet inperken, maar juistverhogen, om op die manier voor meer wederzijds begrip en gemeenschapszin in deEuropese Unie te kunnen zorgen.

(Applaus)

Tot slot wil ik nog zeggen, en ik doe dat met een zekere ontroering: als de president vanEstland ons aan het verleden herinnert, moeten wij zeggen dat het verleden van Europa,van ons continent, vele goede tijden heeft gekend, maar vaak ook door tragedies werdgekenmerkt. Wat wij hier vandaag de dag in dit Europees Parlement doen, is een antwoordop die historische ervaring.

Dat u ons dit duidelijk maakt, maakt van deze dag een grote dag voor het EuropeesParlement. Wij kunnen de weg naar de toekomst alleen inslaan wanneer wij ons aan hetverleden herinneren, de lessen uit het verleden trekken om vervolgens – zoals u het heeftgeformuleerd, mijnheer de president – gezamenlijk, op basis van wederzijds begrip engemeenschapszin te handelen in het belang van ons gemeenschappelijk Europa.

Ik dank u van harte, president Ilves!

(Applaus)

VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTTOndervoorzitter

12. Stemverklaringen

Mondelinge stemverklaringen

- Verslag: Paolo Costa (A6-0049/2008)

Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb u in eerste instantie nietbegrepen. Ik heb voor dit verslag gestemd omdat deze nieuwe verordening voor een goed

47Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 48: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

evenwicht zorgt tussen zinvolle terrorismebestrijdingsmaatregelen enerzijds en de rechtenvan passagiers anderzijds.

Ik echter nog op een punt willen wijzen dat nog steeds niet naar tevredenheid is opgelost,namelijk de kwestie van het meevoeren van vloeistoffen. Natuurlijk moeten er controlesworden uitgevoerd om terroristische aanslagen te voorkomen, maar deze controles zorgenvoor veel woede onder de passagiers vanwege de zeer verschillende interpretaties op deverschillende luchthavens. Het staat nog steeds niet vast of dit een doeltreffende maatregelis. Ik betwijfel het sterk, want terroristen hebben allang andere strategieën ontwikkeld ennieuwe mogelijkheden gevonden.

Ik zou graag willen dat het volgende wordt geëvalueerd: ofwel worden de controles uniformuitgevoerd en verbeterd, of deze maatregelen worden afgeschaft om de burgers niet metmaatregelen lastig te vallen die sowieso niet doeltreffend zijn.

Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor hetverslag-Costa gestemd. Sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 2320/2002 zijnbijna zes jaar verstreken. Sinds de inwerkingtreding zijn tweeënhalf jaar verstreken. Depassagiersveiligheid op luchthavens en aan boord van vliegtuigen blijven een actuelekwestie. De beveiliging in de burgerluchtvaart veroorzaakt een drastische kostenstijgingvan vliegreizen en vermindert het reiscomfort. De kosten van de beveiliging zijn een anderekwestie; deze kosten moeten zo transparant mogelijk zijn, en de consumenten moetenweten waar het geld dat zij voor een vliegticket uitgeven, aan wordt besteed en op welkemanier dit gebeurt. Betalingen die worden ontvangen voor beveiligingsdoeleinden dienenuitsluitend te worden gebruikt om de beveiligingskosten te dekken. Geld dat daarvoorwordt verkregen, mag niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Jan Březina (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij onthouden van stemmingover het voorstel voor een verordening inzake gemeenschappelijke regels, aangezien ikvan mening ben dat het een aantal zwakke plekken bevat. De ernstigste is de methode voorde evaluatie van de betrouwbaarheid van de bemanning van vliegtuigen, die niet in deverordening wordt geregeld, maar later apart zal worden geregeld. Uit de overeengekomentekst blijkt echter dat de uitvoeringsverordening na de inwerkingtreding als vertrouwelijkdocument wordt gerubriceerd en dat de informatie die het bevat, niet toegankelijk wordtgemaakt voor het publiek. Het zou daarom kunnen gebeuren dat personen wier takenonder dit document vallen, daar geen toegang toe hebben. Dit is in strijd met het beginselvan rechtszekerheid. Hetzelfde geldt voor de activiteiten van de adviesgroep, die door deCommissie naast het comité zal worden opgericht. De adviesgroep wordt samengestelduit Europese organisaties die direct zijn betrokken bij de beveiliging van de luchtvaart. Hetis niet gepast dat het comité de belanghebbenden slechts informeert zonder hun toegangte geven tot de vertrouwelijke informatie. Ik pleit derhalve voor een oplossing die inovereenstemming is met de beginselen van openheid en transparantie.

- Verslag: Reino Paasilinna (A6-0041/2008)

Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Met het oog op de doelstelling van het nieuwe instituutacht ik het volledig gerechtvaardigd en redelijk, en daarom steun ik het verslag en deoprichting van dit instituut.

De Europese Unie – en dus ook wij – moet hard werken om de technologischeconcurrentiestrijd met andere economische regio’s met succes te kunnen opnemen. Ik zouechter – en daarmee kom ik tot mij eigenlijke punt – de Commissie weer eens willen

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL48

Page 49: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

verzoeken de 32 agentschappen, waarvan dit er weer een is, te toetsen op hun nut en hunefficiëntie, dat wil zeggen een ‘gezondheidscontrole’ uit te voeren, om de agentschappendie niet nuttig zijn en efficiënt werken in het belang van de belastingbetaler te sluiten.

Ik hoop – en dit is een verzoek aan de Commissie, die vanmiddag vergadert en dit themaop de agenda heeft staan – dat de Commissie vandaag eindelijk het besluit neemt om dezegezondheidscontrole van de agentschappen uit te laten voeren.

Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik ben verheugd over het feit dat we na drie jaar hetEuropees instituut voor innovatie en technologie kunnen opstarten. Ik ben blij dat ditinstituut geen ‘superuniversiteit’ wordt, maar innovatienetwerken gaat opzetten ten behoevevan een intensievere toepassing van onderzoeksresultaten in het bedrijfsleven en degezondheidszorg. Dergelijke netwerken dienen tevens bij te dragen tot een aanzienlijkestijging van de investeringen door het bedrijfsleven in de wetenschap. Als het aantalEuropese octrooien begint te groeien en wij de VS en Japan inhalen, weten we dat dit projectgeslaagd is. Het instituut dient in een nieuwe lidstaat te worden gevestigd. De TsjechischeRepubliek is hiervoor de meest geschikte kandidaat: zij beschikt reeds over eenvooraanstaand conferentiecentrum voor wetenschappers en ondernemers. DeKarelsuniversiteit is bovendien een symbool van de gemeenschappelijke educatieve wortelsvan het oude en het nieuwe Europa.

Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) Ik heb voor de oprichting van het Europees instituutvoor innovatie en technologie gestemd. Ik ben ervan overtuigd dat het ertoe zal bijdragenhet concurrentievermogen van de lidstaten te versterken door partnerorganisaties tebetrekken bij geïntegreerde activiteiten op het gebied van innovatie, ontwikkeling enonderzoek op het hoogste internationale niveau. Ik verwacht dat het EIT een referentiepuntzal worden voor innovatiebeheer, doordat het nieuwe vormen van samenwerking bevorderttussen partnerorganisaties die betrokken zijn bij de kennisdriehoek van onderzoek,universiteiten en de particuliere sector. Ik stel me voor dat het EIT een wereldwijde reputatiezal verwerven en een aantrekkelijke omgeving zal vormen voor de meest getalenteerdenuit de hele wereld.

Hannu Takkula (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik derapporteur, de heer Paasilinna, danken voor zijn uitstekende werk.

Ik heb voor dit voorstel gestemd. Net als de eerste keer toen dit voorstel onderwerp vandebat was en tijdens de gelegenheden die ik had om er met de voorzitter van de Commissieover te spreken, ben ik nog steeds van mening dat prioriteit moet worden gegeven aan deversterking van de positie van de bestaande universiteiten en van hun mogelijkheden omnetwerken te vormen. Instituten moeten niet zomaar worden opgericht. Het is vanfundamenteel belang om ervoor te zorgen dat het instituut als een coördinerend orgaanfungeert en dat de toewijzingen voor onderzoek niet weggehaald worden bij de bestaandeuniversiteiten en onderzoeksinstellingen, die uitstekend werk hebben verricht.

Het nieuwe instituut zou de Europese innovatie en technologie kunnen coördineren enzodoende meerwaarde kunnen scheppen. Het instituut is nodig, maar zoals gezegd moetzijn inhoud de hoofdzaak vormen, en niet de wijze waarop het is georganiseerd. Ik benvan mening dat in Polen en elders geschikte locaties beschikbaar zijn, alleen mag de inhoudniet worden vergeten.

Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vertegenwoordig Londen, degeweldigste stad ter wereld, hoofdstad van het geweldigste land ter wereld. In mijn stad

49Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 50: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

zijn er verschillende innovatieve universiteiten, dus u zou kunnen denken dat ik voor ditverslag zou zijn. Maar ik heb tegen gestemd. Ik wil u uitleggen waarom.

De lyricus Thomas Dolby zong ooit: “She blinded me with science” (“Zij verblindde mijdoor wetenschap”). De band 2 Unlimited heeft ooit gezegd: “Digital revolution, technicalsolution; for some it only brings more and more confusion” (“Digitale revolutie, technischeoplossing, voor sommigen zorgt het alleen maar voor meer confusie”). Hoe men ook overdeze songteksten moge oordelen, ik denk dat dit van toepassing is op de idee achter hetEIT. De Commissie heeft gelijk dat Europa succesvol is op het wetenschappelijk terrein,maar dat het aan innovatie ontbreekt. Maar hoe krijg je innovatie?

Men bereikt geen innovatie door meer bouwsels, stenen en metselspecie. Men bereikt geeninnovatie door bestaande inspanningen te dupliceren. Wat hier gebeurt is dat het EITprobeert het succesvolle Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology te imiteren,maar zonder het succesvolle bedrijfsmodel achter het MIT te kennen. Daarom heb ik tegengestemd.

Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ikhet EIT in een historische context willen plaatsen. De eerste keer dat ik van het EIT hoorde,hadden we het over de vraag wat we met dit gebouw zouden kunnen beginnen, aangezienhet Parlement twee zetels heeft, en als het deze ene zou opgeven, waar zou men dit gebouwin Straatsburg dan voor kunnen gebruiken? Het idee was om Straatsburg een universiteitvan wereldklasse te schenken.

Helaas heeft Straatsburg al een best goede universiteit, en daar viel het idee niet bepaald ingoede aarde. Straatsburg wil deze instelling niet graag verliezen. Daarover hebben we hieral vele debatten gevoerd, ook al is het natuurlijk zo dat het Parlement zelf over zijn zeteldient te beslissen.

Maar het idee was geboren, en we hebben een enorme begroting opgesteld van honderdenmiljoenen euro’s die we nu gaan uitgeven om werk te dupliceren dat reeds wordt verricht;je vraagt je af waar dat goed voor is. Grijpt Europa naar iets wat het niet nodig heeft omdathet dat reeds bezit? Moet het per se zijn Europese stempel zetten op deze expertise? Gaanwe een hele hoop geld voor stenen en specie uitgeven op een terrein waar we veel meergecoördineerd werk zouden kunnen doen als we gebruik zouden maken van de fantastischevoorbeelden van Oxford, Cambridge en de andere goede universiteiten op het Europesevasteland?

- Verslag: Reimer Böge (A6-0065/2008)

Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Hoewel ik niet hetVerenigd Koninkrijk vertegenwoordig heb ik ingestemd met de toewijzing van 162 miljoeneuro aan hulp na de overstromingen in het VK, waar de totale schade 4,6 miljard eurobeliep.

Ik heb echter twee bedenkingen. Ten eerste nemen we dit besluit reeds na negen maanden.Ten tweede zijn er andere Europese landen die overeenkomstig de toepasselijke regels omhulp verzoeken, bijvoorbeeld Griekenland. Ik ben van mening dat er twee fondsen dienente worden opgezet: één voor de behoeften van de EU en één voor andere landen, om tevoorkomen dat er op een gegeven moment geen middelen meer over zijn voor arme landen.Ten tweede wordt volgens de regels voor het gebruik van de fondsen prioriteit gegevenaan grootschalige rampen. We moeten echter ook kleinere regio’s kunnen steunen.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL50

Page 51: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Solidariteit maakt geen onderscheid tussen groot en klein. Dames en heren, ik pleit vooreen herziening van de regels.

Glyn Ford (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd dat het Parlement 162miljoen euro uit het Europees Solidariteitsfonds beschikbaar stelt voor bijstand na deoverstromingsramp die vorige zomer in mijn eigen regio en in andere gebieden plaatsvond.

Dit geld is zoals u weet bestemd voor infrastructuurprojecten, voor het repareren vanwegen, bruggen, spoorlijnen, ziekenhuizen en andere instellingen, maar tegelijkertijd stelthet de Britse overheid in de gelegenheid om geld dat hieraan had moeten worden besteed,vrij te maken voor andere hulpdoeleinden. Er zijn nog steeds duizenden mensen die slechtseen tijdelijk onderdak hebben, terwijl vele winkels en fabrieken nog zijn gesloten.

Daarom ben ik zeer blij dat geld uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie isvrijgemaakt, en ik hoop dat de bevolking van Gloucestershire en de andere gebieden hiervanzullen profiteren.

De Voorzitter. − Ik ben voornemens een schriftelijke stemverklaring af te leggen namensde bevolking van Yorkshire en Humber, met dezelfde strekking als de zojuist door mijnheerFord afgelegde mondelinge verklaring.

- Verslag: Kyösti Virrankoski (A6-0058/2008)

Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Ik heb mijn steun gegeven aan het creëren van eenbegrotingslijn voor het Galileo-programma – uitgaven voor administratief beheer, zoalsvoorzien in het herziene voorstel van de Commissie. Ik heb tevens het amendementgesteund betreffende een herschikking in de context van de Galileo-begroting van eenbedrag van 2 miljoen euro van een operationele begrotingslijn naar een lijn vanadministratieve aard.

Dit dient ter financiering van acties als de opstelling en follow-up van een stelsel vanrisicobeheer, formulering van een beleid inzake intellectuele eigendom, maar ookinnovatieve navigatiemarkten. Ik heb echter bedenkingen over het feit dat de Commissieindustrie, onderzoek en energie op 29 januari met een grote meerderheid haar goedkeuringheeft gehecht aan acht amendementen tot schrapping van de Toezichthoudende autoriteitGalileo uit de rechtsgrond van het gewijzigde voorstel over de programma's Galileo enEGNOS. Ik zou willen dat hierover een serieus debat wordt gevoerd in de plenairevergadering.

Bernard Wojciechowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het metbetrekking tot dit verslag kort houden. Ik heb ervoor gestemd omdat elk land, ongeachtzijn grootte, machteloos is ten aanzien van een dergelijke vis maior. De financiering vanbuitengewone uitgaven in een buitengewone situatie helpt een staat om de doorweersomstandigheden of een natuurramp veroorzaakte schade te repareren. Dat spreektvoor zich.

Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag heeftbetrekking op de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU,waar we zojuist over hebben gesproken. Een deel van mijn regio heeft geprofiteerd, of zalprofiteren van dat geld, met name North Lincolnshire, waar wij getroffen zijn door enormeoverstromingen.

51Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 52: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik vraag me echter af of de mensen van Lincolnshire van mening zouden zijn dat dit geldgoed wordt gebruikt. We betalen inmiddels zo veel geld aan de Europese Unie, en danmoeten we om geld bedelen als we zelf in nood zijn. Per 2 Britse ponden die we terugkrijgen,hebben we zelf eerst 5 Britse ponden in deze pot gestoken. Ik vraag me echt af of we datgeld niet beter zouden kunnen gebruiken.

Zoals ik reeds in eerdere stemverklaringen heb aangegeven heb ik ook een aantal grotebedenkingen over de manier waarop we met deze ontwerpen van gewijzigde begrotingomgaan. Gigantische sommen worden tussen verschillende begrotingslijnen overgedragen,en er zijn maar erg weinig mensen die daar toezicht op houden.

Vandaag dragen we slechts een paar miljoen euro hier voor Galileo over en een paar miljoendaar, maar in het verleden ging het om honderden miljoenen euro. Ik vraag me af of datde juiste parlementaire procedure is om ons toezicht te laten houden op het geld van deEuropese belastingbetaler.

- Verslagen: Luis Manuel Capoulas Santos (A6-0053/2008) en Daniel VarelaSuanzes-Carpegna (A6-0054/2008)

Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik stem steevasten altijd tegen de visserijovereenkomsten die door dit Huis en de Commissie wordenopgesteld. Dit is volgens mij terecht. Ik zal het een en ander uit de verslagen citeren.

In haar evaluatie voor Guinee-Bissau komt de Commissie tot de conclusie dat devisserijovereenkomst met Guinee-Bissau bijdraagt tot de levensvatbaarheid van de sectorvan de trawler- en de tonijnvisserij van de Gemeenschap in de Atlantische Oceaan en devaartuigen en visserijsectoren van de Gemeenschap die van de overeenkomst afhankelijkzijn, een stabiel juridisch kader en zichtbaarheid op middellange termijn biedt. Aan deandere kant merkt zij slechts op dat de visserijovereenkomst “belangrijke gevolgen” voorde budgettaire en de politieke stabiliteit van het land heeft. Het maakt niet uit waar wijzulke visserijovereenkomsten sluiten, in principe stelen wij vis van diegenen die de vislokaal zouden kunnen vangen en verkopen, die daar lokaal geld mee zouden kunnenverdienen en zich zou uit de armoede zouden kunnen werken. We verzinnen een oplossingwaarbij we Europese vissers geld geven om deze wateren mechanisch te bevissen en ertonnen vis uit te halen en zo de visserijsector van deze kuststaten te vernietigen.

In het document over Ivoorkust staat hoeveel geld we hiervoor uitgeven. We hebben hetover bijna 600 000 euro voor EU-vaartuigen om meer dan 7 000 ton tonijn te vangen.Als je met een doorsnee Spanjaard spreekt en hem vraagt hoeveel mensen zijn landbinnenreizen vanuit Ivoorkust – omdat de vissersboten die vroeger vis naar Spanje brachteninmiddels honderden, zo niet duizenden illegale immigranten naar bijvoorbeeld deCanarische Eilanden transporteren – zul je zien dat we het probleem voor onszelf alleenmaar groter maken en niet voor een marktgebaseerde oplossing zorgen, wat we wel zoudenkunnen doen door de landen met visrechten zelf te laten vissen zodat zij hun economiekunnen aanzwengelen.

- Verslag: Gabriele Albertini (A6-0014/2008)

Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – Mijnheer de Voorzitter, ik doe niets liever danover duurzaam Europees vervoer spreken.

Ik heb mij van stemming over dit verslag onthouden omdat ik me, ondanks het feit dat heteen behoorlijke portie redelijk Europees beleid bevat, afvraag of de vraag hoe we onze

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL52

Page 53: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

verkeersproblemen oplossen niet beter kan worden overgelaten aan marktoplossingen inde individuele lidstaten. Ik heb er een hard hoofd in dat Europa-wijde samenwerking eneen coördinatiestrategie de parkeerproblemen in Nottingham of Leicester gaan oplossen.Inderdaad zou de uitwisseling van beste praktijken tot oplossingen kunnen bijdragen, maarhier gaat het erom dat we veel geld in een pot steken om comités op het niveau van deCommissie en de Raad te laten vergaderen om een beleid te verzinnen.

Ik geloof dat dergelijk beleid beter op lokaal niveau kan worden ontwikkeld. Daarom hebik mij van stemming onthouden.

Richard Seeber, (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor het verslag gestemdomdat ik ten eerste geloof dat het een goed verslag is en ten tweede omdat het een stap inde goede richting is. De vervoerssector moet zijn verantwoordelijkheid erkennen, metname wat betreft de milieudoelstellingen, maar ook met betrekking tot de verwezenlijkingvan de Lissabon-strategie.

Ik ben vooral verheugd dat amendement 5, dat verlangt dat de Europese Unie deAlpenovereenkomst niet alleen ondertekent, maar ook ratificeert, is aangenomen. Ik bentevens ingenomen met het feit dat amendement 1 is verworpen en dat de originele tekstis gehandhaafd, namelijk dat we ermee moeten beginnen de externe kosten van hetwegverkeer te internaliseren. Het is echter jammer dat amendement 7 werd verworpen.Het had ten doel het zevende kaderprogramma beter te integreren en beter af te stemmenop het thema vervoer.

Ten slotte zou ik mijn collega’s uit het Verenigd Koninkrijk die zo hevig tegen de Unietekeergaan, willen adviseren om de teksten iets zorgvuldiger te lezen, omdat een groot deeldaarvan in de aanvoegende wijs is geformuleerd. Het zijn discretionaire bepalingen, en eengroot land als het Verenigd Koninkrijk kan zelf beslissen of het deze maatregelen invoertof niet.

Zuzana Roithová (PPE-DE). – (CS) Het debat van gisteravond heeft mij er niet vankunnen overtuigen dat de Europese Commissie en de lidstaten binnen afzienbare termijnbereid zullen zijn om middelen toe te wijzen ter verbetering van de kwaliteit van devervoersinfrastructuur in de nieuwe lidstaten.

De commissaris heeft gisteren aan het eind van het debat terecht gewezen op de noodzaakvan modale veranderingen. Ik wil de Commissie verzoeken realistische plannen in te dienenvoor de ontwikkeling van de weg- en spoorweginfrastructuur in de nieuwe lidstaten. Zonderzulke plannen kunnen we niet serieus over de strategie voor duurzaam vervoer discussiëren,ten minste niet vanuit een milieuvriendelijke optiek. Ik heb ook het amendement inzakehet eurovignet gesteund; de herziening van deze richtlijn mag niet afleiden van de strategievoor duurzaam vervoer.

Schriftelijke stemverklaringen

- Verslag: Reimer Böge (A6-0062/2008)

Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het raadplegingsverslag vanmijn Duitse collega Böge gestemd, dat het voorstel steunt voor het voorstel voor eenbeschikking van de Raad houdende wijziging van Beschikking 2003/77/EG tot vaststellingvan de financiële meerjarenrichtsnoeren voor het beheer van de activa van de EGKS inliquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, van de activa van het Fonds voor onderzoekinzake kolen en staal. Het was een goede beslissing om de regels voor het beheer van

53Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 54: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

dergelijke fondsen bij te werken door rekening te houden met wijzigingen op de marktenen van producten, onder handhaving van een hoge mate aan veiligheid en stabiliteit oplange termijn.

Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het mag dan weliswaar zinvol zijn om opGemeenschapsniveau of met financiële ondersteuning naar technologieën te zoeken metbehulp waarvan de emissies bij de staalproductie kunnen worden gereduceerd. Op grondvan de stijgende vraag in de opkomende landen en van natuurrampen die de reductieonmogelijk hebben gemaakt, ontstaan telkens weer tekorten aan deze grondstof, wat totrecordprijzen van kolen en staal leidt. Het is hoog tijd dat eindelijk naar alternatieven voorde slinkende kolenvoorraad wordt gezocht.

Bovendien is de vraag hoe het mogelijk is dat vroegere organisaties zoals de EuropeseGemeenschap voor kolen en staal (EGKS) of Euratom, die allang in de EU zijn opgegaan,nog steeds over eigen fondsen, programma’s enzovoort kunnen beschikken. Dit ook inverband met het feit dat lidstaten die het gebruik van kernenergie afwijzen toch moetenmeebetalen aan onderzoek en dergelijke op dat gebied. Hier moet eindelijk eens grondigover worden nagedacht.

- Verslag: Paolo Costa (A6-0043/2008)

Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem in met het voorstel om bepaaldebepalingen in de bestaande bilaterale overeenkomsten te vervangen door communautaireovereenkomsten.

Wat betreft tarieven en kosten van luchtvaartdiensten voert de rapporteur, Paolo Costa,terecht een bepaling in die luchtvaartmaatschappijen uit derde landen verbiedt om eendominerende rol te spelen bij het vaststellen van de tarieven voor luchtvervoersdienstendie volledig binnen de Gemeenschap plaatsvinden.

- Verslag: Neil Parish (A6-0044/2008)

Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijnBritse collega Parish over de wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende eengemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen vooreen aantal landbouwproducten, die was goedgekeurd op basis van de situatie per 31december 2006. Nadat de 21 verordeningen die van toepassing waren op degemeenschappelijke organisatie van de landbouwmarkten zijn samengevoegd tot éénallesomvattende verordening, om zo het wetgevingskader inzake marktmaatregelen alsinterventies, particuliere opslag, invoertariefcontingenten, uitvoerrestituties,vrijwaringsmaatregelen, overheidssteun, mededingingsregels en de communicatie enmelding van gegevens te rationaliseren en te vereenvoudigen, werd het nodig om dezetekst te actualiseren om rekening te houden met besluiten die sinds 2006 zijn genomenin de sectoren suiker, fruit en groenten, verwerkt fruit en verwerkte groenten, zaden,rundvlees en melk en zuivelproducten.

Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Wij zijn gekant tegenhet huidige landbouwbeleid en maken bezwaar tegen onbelangrijke wijzigingen in hetbestaande systeem. Wij eisen een omvattende herziening en een herevaluatie van het gehelegemeenschappelijke landbouwbeleid.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL54

Page 55: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Deze twee verslagen houden vast aan de bestaande structuren van het gemeenschappelijklandbouwbeleid. Daarom kunnen wij onze steun er niet voor uitspreken. Het gehelegemeenschappelijke landbouwbeleid is een absurde uitvinding, die moet worden afgeschaft.

David Martin (PSE), schriftelijk . − Ik en ingenomen met het verslag van mijnheer Parishinzake de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingenvoor een aantal landbouwproducten. De voorstellen om te voorzien in geharmoniseerderegels voor verschillende bedrijfstakken, zoals particuliere opslag, invoertariefcontingentenen vrijwaringsmaatregelen, vormen een positieve stap die ertoe bijdraagt het Europeeslandbouwbeleid doorzichtiger te maken. De beoogde verhoging van de transparantie envereenvoudiging van de regelgeving in deze sector is hard nodig en zal direct ten goedekomen aan de Schotse boeren. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd.

- Verslag: Neil Parish (A6-0045/2008)

Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijnBritse collega Parish over de wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende eengemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor devlas- en hennepsector. De Europese Commissie, die thans aan een verslag werkt over devoortzetting van de steun voor de productie van korte vlasvezels of van hennepvezels, dieaan het eind van het verkoopseizoen 2008/2009 ten einde loopt, stelt voor deze steun teverlengen in afwachting van de beleidsherzieningen die in 2008 zullen worden uitgevoerdin het kader van de gezondheidscontrole van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Iksteun dit zeer verstandige voorstel.

David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het voorstel om de subsidiëring van vlas enhennep te verlengen is om procedurele redenen nodig om een adequate evaluatie enpotentiële hervorming in het kader van de gezondheidscontrole van het GLB mogelijk temaken.

- Verslag: Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (A6-0055/2008)

Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik stem voor het verslag van mevrouwGeringer de Oedenberg over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlementen de Raad betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten inde Europese Gemeenschap.

Ik vond het zeer interessant het verslag van mijn collega te lezen. Ik stem in met het verslagomdat ik van mening ben dat de communautaire wetgeving duidelijker en begrijpelijker,en daarmee ook transparanter en toegankelijker voor de burgers dient te zijn.

Het voorstel heeft ten doel Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de EuropeseGemeenschap te codificeren.

Als advocaat wil ik in mijn stemverklaring wijzen op de waarde van codificatie, een zeerbelangrijk proces waarbij een groot aantal wettelijke regelingen wordt samengevoegd totéén enkele, systematische verzameling aan de hand waarvan de fundamentele wettelijkenormen kunnen worden geïnterpreteerd. Ik hecht groot belang aan de vereenvoudigingen ordening van de communautaire wetgeving.

55Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 56: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

- Verslag: Paolo Costa (A6-0049/2008)

Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het verslag van mijncollega Costa over de door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijkeontwerptekst van de verordening van het Europees Parlement en de Raad inzakegemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en totintrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002, die een dag na de aanslagen van 11september 2001 in de Verenigde Staten werd aangenomen en die moet worden herzienmet het oog op de toepassing ervan. Gelukkig kon er een compromis worden gevondenover de financiering van de veiligheidsmaatregelen, die voor gezamenlijke rekening komtvan de lidstaten en de luchthavenautoriteiten, de luchtvaartmaatschappijen en de passagiers.

Ik ben verheugd dat het Europees Parlement erin is geslaagd de Raad en de Commissieervan te overtuigen de regelgevingsprocedure met toetsing toe te passen voor een helereeks maatregelen bij de definitie van gemeenschappelijke basisnormen voor veiligheid inde luchtvaart, zoals passagierscontroles en het verbod op bepaalde artikelen, zoalsvloeistoffen.

Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze verordening zorgt voor een sterkereharmonisatie van gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart opEU-niveau – zoals passagierscontroles, handbagage, toegangscontroles enbeveiligingscontrole van luchtvaartuigen – en voorziet in de intrekking van de verordeningvan 2002, die is aangenomen als gevolg van de gebeurtenissen van 11 september 2001 inde VS.

Een van de punten die wij hebben bekritiseerd is dat er geen garantie bestaat – integendeel– dat de kosten van de beveiligingsmaatregelen niet worden doorberekend aan de gebruikersvan deze diensten, die duidelijk het karakter van openbare diensten hebben. Bovendienbestaat er geen enkele garantie dat de gebruikers niet zullen worden geconfronteerd mettoeslagen om dergelijke kosten te dekken. Voorts bestaat geen duidelijkheid over deschrapping van een hele reeks veiligheidsmaatregelen waarop reeds sterke kritiek is geleverd,waarbij met name werd gevraagd of deze maatregelen überhaupt effectief zijn.

Het is ook frappant dat de om veiligheidsredenen ingevoerde beperking van de toegangvan werknemers tot de ‘luchtzijde’ is gebruikt om de vrijheid van de werknemers tot hetvormen van een vakbond aan banden te leggen. De huidige tekst biedt geen garantie datdergelijk misbruik voortaan wordt voorkomen of dat de werknemersrechten wordenbeschermd. Ten slotte zet de verordening de deur wijd open voor de aanwezigheid vanbewapende beveiligingsagenten aan boord van vliegtuigen, een maatregel die wij onjuistachten, ook uit veiligheidsoogpunt.

Stanisław Jałowiecki (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Ondanks alles heb ik voor dit verslaggestemd. Ik zou dat kort willen toelichten. Geïmproviseerde oplossingen zijn soms hetduurzaamst. Dat is het afgelopen jaar wel gebleken. Toen het verbod op het meevoerenvan dranken en andere vloeistoffen aan boord van luchtvaartuigen werd ingevoerd,verzekerde men ons dat het slechts een voorlopige maatregel betrof. De procedures zoudenop korte termijn worden herzien en er zou speciale apparatuur worden geïnstalleerdwaarmee gevaarlijke stoffen kunnen worden opgespoord.

Niets van dat alles is gebeurd. En hoe staat het intussen met de passagiers? Die zijn gewendgeraakt aan deze ongemakken. Zij doen alsof die altijd al hebben bestaan en noodzakelijk

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL56

Page 57: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

zijn. Op deze manier worden onze vrijheden en rechten geleidelijk aan en bijna zonderdat iemand het merkt beknot – ook op andere gebieden, niet alleen in de burgerluchtvaart.

Het Parlement verdient echter lof, vooral de vertegenwoordigers van het Parlement in hetbemiddelingscomité die deze beginselen hardnekkig hebben verdedigd. Toegegeven, zijhebben niet overal hun zin gekregen, maar het is de moeite waard om te benadrukken water is bereikt.

Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik stem voor de nieuwe verordening inzake debeveiliging van de luchtvaart, die voor meer veiligheid in het luchtverkeer zorgt.

Ik ben sterk voorstander van een onderlinge afstemming van de normen en voorschriftenop Europees niveau, aangezien alleen door een doeltreffende en spoedige aanpassing vande nieuwe richtlijnen de veiligheid en de rechten van de passagiers kan worden beschermd.Ik ben zeer ingenomen met het mogelijke gebruik van beveiligingsagenten, zogenaamde‘sky marshalls’, aan boord, op grond van de huidige bedreiging door het internationaleterrorisme op potentieel kwetsbare trajecten. Bovendien steun ik de veiligheidsvoorschriftenvolgens welke het dragen van wapens alleen bij uitzondering en met toestemming van delidstaat is toegestaan.

Wat de controversiële financieringskwestie betreft steun ik het compromis dat elke lidstaathierover zijn eigen beslissing dient te nemen, waarbij de kosten van deveiligheidsmaatregelen door de luchthavenexploitanten, de luchtvaartmaatschappijen ende gebruikers zelf moeten worden gedragen. In de tekst is echter verduidelijkt dat dergelijkekosten direct verband dienen te houden met de beveiliging en dat alleen de daadwerkelijkebeveiligingskosten hieronder mogen vallen. De Commissie wordt tevens verzocht voorhet eind van het jaar een voorstel voor de financiering van deze kosten in te dienen, indiennodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

David Martin (PSE), schriftelijk . − (EN) Als vertegenwoordiger van een land dat recentelijkhet slachtoffer is geworden van terrorisme, ben ik verheugd over het verslag van de heerCosta inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van deburgerluchtvaart. De beveiliging van de burgerluchtvaart is iets wat alle lidstaten aangaaten waarvoor derhalve gemeenschappelijke basisregels in de hele EU moeten wordeningevoerd. Wat betreft de financiering van de verbetering van de veiligheidsmaatregelenben ik van mening dat er een adequaat compromis is bereikt de lidstaten en de gebruikersvoldoende ruimte geeft om de kosten te delen. Flexibele financieringsregels voldoen nietalleen aan de noodzaak om basismaatregelen in heel Europa in te voeren, maar gevenluchthavens die geacht worden het sterkst te zijn bedreigd door terrorisme, de mogelijkheidaanvullende stappen te nemen om deze bedreiging het hoofd te bieden.

Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb geweigerd mijn stem tegeven aan de uiteindelijke bemiddelingstekst van het Europees Parlement en de Raad,aangezien ik gekant ben tegen het inzetten van bewapende veiligheidsagenten aan boord,gezien de strenge aanvullende controles waaraan de passagiers aan de grond wordenonderworpen. Ik beschouw die maatregel daarom als buitensporig: de passagiersrechtenworden opgeofferd in naam van de veiligheid van het luchtverkeer. De maatregel is nietin overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en betekent uiteindelijk een financiëlelast voor de burgers, dat wil zeggen de passagiers. Wij roepen de regeringen van de lidstaten,en met name de Griekse regering, op deze maatregel niet om te zetten en gebruik te makenvan de geboden speelruimte.

57Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 58: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De beveiliging van de burgerluchtvaart ziet zichin de afgelopen jaren met reële, dodelijke en ongekende uitdagingen geconfronteerd. Er isalles aan gedaan om een adequaat antwoord te geven op de bedreiging van het leven vanpassagiers en bemanningen, en toch is het zo dat de ingevoerde regels niet gelijke tredkunnen houden met de creativiteit van criminelen. Daarom is verder uitstel niet mogelijken kunnen we niet nog meer debatten voeren die zijn gebaseerd op een ongegrond gevoelvan veiligheid.

De wetgeving waarover wij vandaag stemmen vormt slechts een deel van dewetgevingsactiviteiten die de Unie ontwikkelt om meer en meer zichtbare veiligheid voorhaar burgers te waarborgen. Op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart is hetderhalve van essentieel belang dat wij flexibele instrumenten creëren die het mogelijkmaken een klimaat van maximale veiligheid voor de burgers te scheppen dat bovendiengemakkelijk en naar behoren kan worden geëvalueerd. Ik stem daarom voor deovereenkomst die het Parlement in de bemiddelingsprocedure heeft bereikt en die debescherming van de burgers waarborgt, de veiligheid in de burgerluchtvaart en eenpermanente waakzaamheid tegen diegenen die een bedreiging vormen voor onze veiligheid,onze democratische instellingen en de rechtsstaat.

Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd voor hetverslag van de heer Costa over de tekst betreffende de gemeenschappelijke regels op hetgebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EG)nr. 2320/2002.

Mijns inziens is het van het grootste belang om een eenvoudiger en flexibelerwetgevingskader te scheppen dat in vergelijking tot vroegere, al te gedetailleerdemaatregelen, meer vrijheden biedt en besluitvormingsbevoegdheid in de fase van detenuitvoerlegging van de wetgeving versterkt.

Evenwel lijkt het met goed om hier en daar een fijner onderscheid te maken, met namewaar het om de koppeling van luchthavengelden aan de kosten voor de aangeboden dienstengaat. In dit verband wil ik de Commissie verzoeken zo spoedig mogelijk een initiatief tenemen inzake de financiering van veiligheidsmaatregelen op Europese luchthavens en detransparantie van beveiligingskosten, teneinde een mogelijke verstoring van de mededingingop dit gebied te kunnen aanpakken.

Brian Simpson (PSE), schriftelijk . − Ik stem voor het in de bemiddelingsprocedure bereiktecompromis, ondanks het feit dat ik bedenkingen heb, niet alleen wat betreft de financieringvan dit stuk wetgeving, maar ook wat betreft de houding van de Raad tijdens deze geheleprocedure.

Ten eerste moet worden gezegd dat de regeringen geloven dat zij versterkteveiligheidsmaatregelen in de burgerluchtvaart kunnen invoeren om vervolgens van hetbedrijfsleven en uiteindelijk de passagiers te verwachten dat zij ervoor opdraaien. Mijnstandpunt is, en dat was ook het standpunt van het Parlement, dat wanneer de lidstatenop versterkte veiligheidsmaatregelen aandringen, zij ten minste een bijdrage in de kostenzouden moeten leveren.

Ten tweede versta ik onder bemiddeling een proces waarbij twee partijen compromissensluiten over hun standpunten teneinde tot een overeenkomst te komen. In het geval vandit dossier achtte de Raad het evenwel niet nodig om ook maar een compromis of een

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL58

Page 59: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

bemiddeling te overwegen, maar verweet hij het Parlement de veiligheid van de passagiersop het spel te zetten.

- Verslag: Reino Paasilinna (A6-0041/2008)

Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben verheugd over de goedkeuring inde tweede lezing en op basis van het verslag van mijn Finse collega Paasilinna over hetgemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aannemingvan de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het EuropeesInstituut voor innovatie en technologie. Het idee hiertoe werd door de voorzitter van deEuropese Commissie, José-Manuel Barroso in februari 2005 gelanceerd en werd met eenzeker scepsis ontvangen met betrekking tot de meerwaarde van een dergelijke faciliteit.

Ook al deel ik de kritiekpunten en de zorgen over de financiering van dit project, acht ikhet toch van essentieel belang om een dergelijke faciliteit op te richten om kennis centraalte stellen in het streven van Europa, want de vooruitgang van onze humanistische Europesebeschaving is niet gebaat bij een cultuur van ignorantie, maar bij de ontwikkeling vankennis. Overigens zou ik willen wijzen op het feit dat de begrotingsstructuur van deEuropese Unie steeds ontoereikender wordt, met name als het erom gaat grote projectenzoals het EIT of Galileo te financieren. Ten slotte begrijp ik niet waarom de Fractie DeGroenen/Vrije Europese Alliantie een amendement heeft ingediend – waar mijn fractie enik tegen hebben gestemd – om de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk standpuntte verwerpen en aldus te vertragen.

Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren,ik verwelkom en steun het verslag van mijn collega Paasilinna, dat een bijdrage wil leverenaan de economische groei en het concurrentievermogen van de EU door nieuwe vormenvan innovatie te ontwikkelen via de oprichting van het Europees instituut voor innovatieen technologie (EIT).

Het EIT heeft ten doel het kernelement van het concurrentievermogen te versterken: kennis.Kennis is per definitie geen statisch concept; kennis bestaat alleen bij de gratie van eendynamisch, gestructureerd proces van onderzoek en nieuwe ontdekkingen. De reëlevooruitgang vindt uitsluitend plaats in de vorm van innovatie.

Heden ten dage zijn er op de wereldmarkt van ‘oude’ en ‘nieuwe’ economieën concurrentenals de Verenigde Staten, India en Japan actief, landen die innovatie altijd al tot hoeksteenvan hun economische ontwikkeling hebben gemaakt en daarom een sterkconcurrentievoordeel ten opzichte van de EU bezitten.

Het EIT dient ertoe de uitwisseling van kennis te versterken, ideeën te bundelen, uit tewisselen en te verspreiden en onderzoek uit heel Europa in macro-regio’s te concentrerendie van essentieel belang zijn voor het toekomstige concurrentievermogen van de EU.

De potentiële voordelen van het mededingingsmodel zijn nagenoeg onuitputtelijk. Hetligt aan ons om ervoor te zorgen dat de 2,4 miljard euro aan middelen naar behoren wordenbesteed, en dat de Europese Unie de toekomstige uitdagingen van de mondiale markt beterhet hoofd kan bieden.

Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Zoals wij reeds tijdens de eerste lezinghebben aangegeven, staan wij zeer kritisch tegenover de oprichting van het EuropeesTechnologie-instituut, vooral vanwege het oordeel van verschillendeonderzoeksorganisaties.

59Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 60: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

In lijn met de standpunten van verschillende wetenschappelijke organisaties die zich kritischhebben uitgelaten over het voorstel inzake het Europees instituut voor innovatie entechnologie, hebben wij voor het voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijkstandpunt van de Raad gestemd, maar dit voorstel werd helaas niet aangenomen. In deeerste plaats is de financiering ontoereikend. Een van de opties voor de financiering is decommunautaire begroting, met inbegrip van vastleggingen bestemd voor onderzoek, water weer op uit zou kunnen draaien dat de meer ontwikkelde landen worden gesteund,zodat de ongelijkheden verder toenemen.

Nadat verschillende landen die het instituut binnen hun grenzen wilden halen, druk haddenuitgeoefend, werd het een virtueel instituut, een soort portaal voor overleg tussenwetenschappelijke gemeenschappen uit verschillende vakgebieden. Het Europees Parlementheeft een aantal amendementen op het Commissievoorstel aangenomen, maar naar onzemening volstaan die niet om de constructiefouten te verhelpen.

Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik sta volledig achter het verslag vanmijn collega Paasilinna. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese Unie en de lidstaten dezeinstelling dringend nodig hebben. Het instituut staat niet alleen in de belangstelling bijEuropese onderzoekers en groepen wetenschappers in de verschillende lidstaten, maarook bij mensen uit de praktijk, met name ondernemers. Ik meen dat het instituut eenstimulerende rol voor de hele EU dient te spelen, en daarom moeten alle lidstaten bij dezeorganisatie worden betrokken.

Het instituut komt een bijzondere rol toe bij het creëren van gelijke kansen voor de nieuwelidstaten en bij de integratie van hun economieën binnen de EU. Alleen al door desamenvoeging van het onderzoekspotentieel en de inspanningen van wetenschappers uithet ‘oude’ en het ‘nieuwe’ Europa worden we in de gelegenheid gesteld bestaandeonevenwichtigheden te verhelpen en toe te werken naar de verwezenlijking van dedoelstellingen van de Lissabon-strategie. Voor deze achtergrond wil ik er sterk voor pleitenhet hoofdkantoor van het instituut (de raad van bestuur) in mijn land, Polen te vestigen –in Wrocław.

Deze stad ligt op het snijvlak van de culturen van het oude en het nieuwe Europa, dicht bijdrie andere lidstaten: Duitsland, Oostenrijk en de Tsjechische Republiek. Wrocław beschiktover uitstekende infrastructuur voor wetenschap en onderzoek, over verschillendeinstellingen voor hoger onderwijs en bijna 200 000 studenten. Ik ben er zeker van datWrocław de beste locatie zou zijn voor het Europees instituut voor innovatie en technologie.

David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verslag van de heer Paasilinna’s over deoprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie vormt een belangrijkebijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie. Het conceptom deskundigheid uit de particuliere sector, onderzoeksorganisaties en instellingen voorhoger onderwijs te bundelen is goed en vormt een interessant proefproject. We moeten erook voor zorgen dat de raad van bestuur op transparante wijze wordt geselecteerd om deintegriteit van zijn werkzaamheden te garanderen. Het Parlement en de Raad dienen ertoebij te dragen dat die transparantie behouden blijft en te waarborgen dat het EIT rekenschapaflegt en dat de autonomie van de betrokken kennis- en innovatiegemeenschappen wordtgeëerbiedigd. Ik spreek mijn steun uit voor dit verslag.

Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Met het oog op de overeenkomst die Raad enhet Parlement hebben bereikt en gezien het feit dat de Commissie daar geen bedenkingentegen heeft geuit, meen ik dat de goedkeuring in tweede lezing van de aanbeveling

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL60

Page 61: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

betreffende de aanneming van de verordening tot oprichting van het Europees instituutvoor innovatie en technologie een bijzonder belangrijk moment is aangezien het de geboortevan dit belangrijke project symboliseert.

Reeds enkele jaren geleden heeft de Europese Unie innovatie en kennis aangewezen alscentrale factoren bij het aanpakken van de uitdagingen van de globalisering en de opkomstvan grote nieuwe economische actoren. In dit verband is steun voor onderzoek enontwikkeling als economisch wapen een initiatief dat de grootst mogelijke steun verdient– en dit is van cruciaal belang voor dit project.

De tijd zal uitwijzen of het beter zou zijn geweest om een echte campus te creëren of datde aangenomen oplossing van de Commissie de beste is. In elk geval is het belangrijk –zelfs essentieel – om flexibiliteit te waarborgen evenals de permanente mogelijkheid omhet model in het licht van de beste oplossingen aan te passen. Anders zou juist de drijvendekracht van de innovatie zelf niet het vermogen tot innovatie hebben, wat een onvergeeflijkefout zou zijn wanneer wij de bedoeling hebben om efficiënte modellen op te bouwen.

Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. – (NL) Ik wou het voorstel van een Europees Instituutvoor Technologie aanvankelijk ondersteunen, omdat het de bestaande leemte tussen hogeronderwijs, onderzoek en innovatie opvult, een belangrijk gegeven voor de economie ende interne markt. Het EIT lijkt dan ook een schitterend project, ware het niet dat definanciering ondermaats is geregeld.

Ik steun het huidige voorstel en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad dan ookniet, voornamelijk omdat het budget ontoereikend is. De Commissie stelde een redelijkbedrag voor dat gedurende 6 jaar in de behoeften van de KIG's (kennis eninnovatiegemeenschappen) kon voorzien. De Raad verlaagt het budget dermate, dat ditniet langer mogelijk is. Een EIT “impact assessment” studie toonde nochtans aan dat eendegelijke basisfinanciering een essentiële succesfactor is.

In de huidige vorm worden KIG's gedwongen externe financiering te zoeken in anderecommunautaire programma's, die daar overigens niet voor bedoeld zijn. De lidstaten zullendus zelf voor de financiering moeten instaan, alsof men zomaar kan rekenen op privatesponsoring. Met dit voorstel is het project gedoemd te mislukken.

Het feit tenslotte dat klimaatverandering als focus voor de eerste KIG's expliciet uit hetvoorstel werd gehaald, maakt mijn steun niet langer wenselijk.

- Verslag: Reimer Böge (A6-0065/2008)

Derek Roland Clark, Nigel Farage en John Whittaker (IND/DEM), schriftelijk. − (EN)Wij zijn er absoluut voor dat Groot-Brittannië geld van de Europese Unie krijgt als bijdragetot de compensatie van de overstromingsschade van vorig jaar.

Wij willen deze gelegenheid echter aangrijpen om in de handelingen laten opnemen datwij gekant zijn tegen de regeling volgens welke Groot-Brittannië de Europese Unie ombijstand dient te verzoeken.

Het VK is de grootste nettobetaler aan de EU-begroting. In plaats van er om te moetensmeken ons een klein bedrag terug te betalen, zouden we er goed aan doen onze middelente behouden en zelf te beslissen hoe we die besteden.

Richard Corbett (PSE), schriftelijk. − (EN) Het verheugt mij zeer dat het EuropeesParlement de toewijzing heeft goedgekeurd van 170 miljoen euro steun uit het

61Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 62: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

EU-Solidariteitsfonds voor slachtoffers van de overstromingsramp om de opruiming teondersteunen na de overstromingen van vorige zomer in mijn land, en in het bijzonder inmijn regio. De overstromingen troffen honderden huizen en ondernemingen en waren deoorzaak van het leed van duizenden mensen. Uit het feit dat dit de tweede grootste betalingooit van het EU-Solidariteitsfonds is, blijkt de enorme financiële en persoonlijke prijs diede slachtoffers hebben betaald. Hopelijk zal het geld een deel van de kosten kunnen dekken.

Als lid van het EP voor één van de zwaarst getroffen regio’s weet ik dat elke bijdrage welkomis. Mijn achterban zal dit gebaar van solidariteit vanwege de rest van Europa sterk waarderen.

Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De vandaag goedgekeurde tekst keurtde beschikbaarstelling goed van het Solidariteitsfonds ten gunste van het VerenigdKoninkrijk na de overstromingen aldaar in de zomer van 2007.

Aangezien de aangegeven schade ongeveer 4.612.000.000 euro beliep en de drempelwaardevoor de activering van het mechanisme voor het Verenigd Koninkrijk dus oversteeg, werdende gevolgen van de overstromingen ingedeeld als grote ramp en stelde de Commissie voor162.387.985 euro uit het Solidariteitsfonds toe te wijzen.

Het standpunt van de Commissie regionale ontwikkeling van het EP spoort de Raad ertoeaan tot een overeenkomst te komen over de door de Commissie voorgestelde herzieningvan de verordening die dit fonds instelde, wat het heeft gefaald te doen sedert het EP haarstandpunt heeft goedgekeurd in de eerste lezing op 18 mei 2006, met een kritische stemvan ons, bovendien.

Naar onze mening is het onder meer zo dat het standpunt van het EP niet verzekert datregionale rampen kunnen worden erkend en maakt het zelfs niet de erkenning mogelijkvan de specifieke aard van mediterrane natuurrampen of de aanpassing van dit Fonds –wat tijdsbeperkingen en in aanmerking komende acties betreft – aan de specifieke aardvan natuurrampen zoals droogte en brand. Deze aspecten dienen te worden gewaarborgd.

Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, hetSolidariteitsfonds is de kern van het solidariteitsprincipe, dat één van de hoekstenen vande Europese Gemeenschap is. De criteria voor de ontwikkeling ervan werden in de loopvan vele praktijkjaren verfijnd. Zo werd komaf gemaakt met het beheer naar goeddunken,dat duidelijk bleek uit de eerste pogingen tot oprichting van het Fonds voor aanpassingaan de mondialisering. Dat fonds is een nieuwe instelling op het gebied van de begrotingvan de Europese Unie die in het kader van het financieel vooruitzicht 2007-2013 werdopgericht. Een belangrijk, in het geval van het Solidariteitsfonds sterk beklemtoond nadeelwas de lange wachttijd alvorens dat instrument werd ingeschakeld, zoals bleek in door eennatuurramp getroffen landen die een aanvraag indienden. Paradoxaal genoeg kon de EUsneller reageren op verzoeken om steun van derde landen dan op die van de eigen lidstaten.

Het voorstel om het Fonds in te zetten om hulp te bieden aan Groot-Brittanië enNoord-Ierland, die in juni en juli 2007 door overstromingen werden getroffen, voldoetaan alle vormvereisten. Wij dienen de reactie te erkennen van de Commissie regionaleontwikkeling, die de procedures van het Parlement heeft bespoedigd. Het is moeilijk devertraging bij de Europese Commissie te verklaren. Haar besluit van 18 januari 2008 kwamzes maanden na de natuurramp en de onmiddelijke aanvraag van het Verenigd Koninkrijk.Dat weerspiegelt de slechte traditie van de traag werkende administratie van hetSolidariteitsfonds en vereist een opwaardering van de uitvoeringsbepalingen, waar hetParlement reeds sedert18 mei 2006 om vraagt.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL62

Page 63: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Na de vernietigende overstromingen vorig jaarin Groot-Brittanië ben ik verheugd over het werk van de heer Böge in het kader van hetverslag over de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU. Devoorgestelde gelden zullen alle betrokkenen, ook ondernemingen, ten goede komen. Ikben daarom voorstander van de aanbevelingen van het verslag.

Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) In de nasleep van onder meer natuurrampendient spoedig in tijdelijk onderdak te worden voorzien en moeten voorlopige herstellingenworden uitgevoerd aan belangrijke infrastructuur, zoals energie, elektriciteitsleidingen,wegen en bruggen enzovoort, zodat ziekenhuizen weer aan het werk kunnen. HetSolidariteitsfonds kan daarbij een grote hulp zijn. Wat echter niet kan worden betaald, zijnde duizenden uren onbezoldigde arbeid van de hulpverleners. Ook het lijden van degetroffenen kan niet worden vergoed.

In het Solidariteitsfonds dient een redelijk evenwicht te worden bewaard tussen de snelleen onbureaucratische uitbetaling van fondsen en de verzekering dat deze fondsen niet voorandere dan de beoogde doeleinden worden gebruikt. Preventie en betereintergouvernementele samenwerking zijn bijzonder belangrijk in de voorbereiding optoekomstige natuurrampen. In geen enkel geval mag van deze gebeurtenissen gebruikworden gemaakt om een EU-bureau voor civiele bescherming of een EU-snelle reactiemachtbij rampen in te stellen. De laatste zou immers geen doeltreffende bescherming tegennatuurrampen kunnen bieden en de kosten vergroten en de bureaucratie doen toenemen.

Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. − (SV) Ik stem tegen het verslag omdat het eentoename van de EU-begroting met zich meebrengt. Groot-Brittanië moet voor deoverstromingen van 2007 uit de bestaande begroting worden betaald. Er is immers ruimtevoor nieuwe prioriteiten, bijvoorbeeld door de begroting voor Galileo niet op te trekken.

- Verslag: Kyösti Virrankoski (A6-0058/2008)

Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Uit eerdere ervaringen is gebleken datde EU steun bij rampen niet goed beheert. Junilistan is van mening dat de uitbetalingen uithet fonds vaak de gedrevenheid temperen van de lidstaten om de problemen aan te pakkendie de behoefte aan steun overstijgen.

Aangaande de instelling van een post voor uitgaven in uitzonderlijke omstandigheden isJunilistan van mening dat dit document de indruk versterkt dat de EU een supermacht wilworden met invloed op alles wat in de wereld gebeurt. Junilistan is daartegen gekant.

Ook Frontex gaat een stap te ver als het gaat om de coördinatie van de grenscontroles enhet immigratiebeleid van de lidstaten. Junilistan is tegen elke uitbreiding van zijn activiteitgekant.

Aangezien ik het ontwerp van gewijzigde begroting om die redenen niet kan ondersteunen,heb ik besloten tegen het gehele verslag te stemmen.

Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het eerste amendement op deGemeenschapsbegroting 2008 omvat de beschikbaarstelling van ongeveer 162,4 miljoeneuro van het EU-Solidariteitsfonds aan het Verenigd Koninkrijk – in verband met deoverstromingen daar in 2007 – en de invoering van nieuwe begrotingslijnen en transferstussen begrotingslijnen, die het geheel van de algemene begroting niet beïnvloeden.

63Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 64: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

De ontwerp-personeelsformatie van het Europees agentschap voor het beheer van deoperationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie(Frontex) werd met 25 plaatsen van 69 naar 94 plaatsen uitgebreid. Dat gebeurde in hetkader van de toename van de begroting van dat agentschap – ongeveer 30 miljoen euro –die tijdens het debat over de Gemeenschapsbegroting 2008 werd goedgekeurd. Hetagentschap wordt stelselmatig versterkt en krijgt bevoegdheden die tot de kern van destaatssoevereiniteit behoren. Zo ondersteunt het Fort Europa en het door de EU bevorderdeimmigratiebeleid met de klemtoon op veiligheid.

Ook op de nieuwe titel “Uitzonderlijke uitgaven bij kritieke situaties” dient de aandacht teworden gevestigd, al is het niet duidelijk wat met “kritieke situaties” wordt bedoeld.

Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Mijnheer de Voorzitter, de eerstegewijzigde begroting tijdens de tenuitvoerlegging van het begrotingsplan voor 2008 betreftde posten onder de gemeenschappelijke titel van aanpassingen aan “onvermijdbare,uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden”.

Punt één, te weten de beschikbaarstelling van het Solidariteitsfonds ten gunste vanGroot-Brittanië, dat in de zomer van vorig jaar door stormen en overstromingen werdgetroffen, behoort zeker tot deze categorie. De enige opmerking die wij moeten maken isdat vertragingen bij de beschikbaarstelling van fondsen tengevolge van een te late toepassingdoor de Europese Commissie een schandelijke traditie worden. Punt vijf is gelijksoortig.Het stelt de oprichting voor van begrotingsartikel 27 01 11 - Uitzonderlijke uitgaven bijkritieke situaties - om de financiering mogelijk te maken van uitzonderlijke uitgaven naaraanleiding van een afgekondigde crisissituatie. De drie overblijvende posten, die allemaalonder de gewijzigde begroting zijn ingedeeld, zijn echter van een andere aard.

Ik deel de twijfels van de rapporteur over de financiering van het Uitvoerend AgentschapOnderzoek en het ERCEA en de niet geheel samenhangende conclusie over de invoeringvan de begrotingspost 06 01 04 12 Galileo-programma. De gewijzigde personeelformatievan Frontex is goedkeuring waard.

Het analyseren van de gehele conclusie en het leggen van de juiste verbanden wordtbemoeilijkt door de heterogene aard van de begrotingsposten in AM 1/2008.

Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Uit eerdere ervaringen is gebleken dat deEU steun bij rampen niet goed beheert. Junilistan is van mening dat de uitbetalingen uithet fonds vaak de gedrevenheid temperen van de lidstaten om de problemen aan te pakkendie de behoefte aan steun overstijgen.

Aangaande de instelling van een post voor uitgaven in uitzonderlijke omstandigheden isJunilistan van mening dat dit document de indruk versterkt dat de EU een supermacht wilworden met invloed op alles wat in de werelr gebeurd. Junilistan is daartegen gekant.

Ook Frontex gaat een stap te ver als het gaat om de coördinatie van de grenscontroles enhet immigratiebeleid van de lidstaten. Junilistan is tegen elke uitbreiding van zijn activiteitgekant.

In het verslag staat echter ook dat op dit ogenblik geen middelen van de operationale naarde administratieve lijn van de toewijzing aan Galileo mogen worden verschoven. Daarnaastondersteunt het verslag de instelling van een begrotingsstructuur voor het UitvoerendAgentschap Onderzoek en het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL64

Page 65: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik ben van mening dat deze kwesties van zeer groot belang zijn en heb daarom ondanksmijn princiële bezwaren tegen de andere in het verslag voorgestelde amendementen, voorhet verslag in zijn geheel gestemd.

David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) In het verslag van de heer Kyösti Virrankoski“Gewijzigde begroting nr. 1/2008” over het Solidariteitsfonds zien wij dat de EU bereid isvers geld te besteden aan de beschikbaarstelling van het Solidariteitsfonds in het VK. Ikhoop dat wij dit ook zullen doen voor andere lidstaten die het slachtoffer zijn gewordenvan natuurrampen, zoals Griekenland. Ik heb voor het verslag gestemd.

Rareş-Lucian Niculescu (PPE-DE), schriftelijk. − (RO) Als Roemeens afgevaardigde loofik de goedkeuring van de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over het ontwerpvan gewijzigde begroting van de Europese Unie nr. 1/2008. Deze begrotingswijziging isrelevant met het oog op de wijziging van de personeelsformatie van het EuropeesAgentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen vande lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX). Roemenië is de oostelijke voorpost van deEuropese Unie en is de staat die belast is met het beheer van één van de langstelandbuitengrenzen van de Unie.

Aldus moet Roemenië steeds de versterking ondersteunen van de samenwerking voor eenbeter beheer van de grenzen en de verstrekking aan FRONTEX van voldoende financiëlemiddelen, personeel en uitrusting om zijn taken in de beste omstandigheden uit te voeren.Ook het ontwerp van het artikel ‘Uitzonderlijke uitgaven bij kritieke situaties’ wordt zeergewaardeerd. Wij kunnen op zulke ongewenste gebeurtenissen nooit te goed voorbereidzijn.

- Verslag: Luis Manuel Capoulas Santos (A6-0053/2008)

Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE),schriftelijk. − (SV) Wij hebben beslist voor de overeenkomst te stemmen omdat het landnu jammer genoeg economisch zo afhankelijk is van de visserijovereenkomst met de EU.Als de EU-partnerschapsovereenkomst ogenblikkelijk zou worden beëindigd, zou dat voorde economie van het land ernstige gevolgen hebben. Wij nemen wetenschappelijkerapporten die erop wijzen dat de zeeën worden leeggevist, zeer ernstig. Daarom zien wijde visserijovereenkomsten met de EU niet als een op lange termijn levensvatbare manierom armoede te bestrijden en ontwikkeling te ondersteunen.

Wij willen het visserijbeleid van de EU aanpassen zodat de visbestanden zich kunnenherstellen. Wij willen ook duurzame ontwikkeling ondersteunen in die landen waar dehuidige visserijovereenkomsten met de EU een grote bron van inkomsten zijn doorwijzigingen aan te brengen aan het handels- en steunbeleid van de EU en via verschillendevormen van partnerschap.

Scheepseigenaars moeten verantwoordelijk zijn voor de kosten die voortvloeien uitovereenkomsten waar ze zelf voordeel bij hebben. Wij willen gestage vorderingen in dierichting zien. Daarom hebben wij voor amendement 8 gestemd, hoewel verandering ineen bredere samenhang plaats moeten vinden.

Guinee-Bissau is een van de armste landen van Afrika. Wij willen benadrukken hoebelangrijk het is dat de EU andere, duurzamere manieren vindt om Guinee-Bissau op langeretermijn te ondersteunen, aangezien de visserijovereenkomst met de EU op dit ogenblikverantwoordelijk is voor dertig procent van het BNP van dat land.

65Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 66: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer CapoulasSantos over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van departnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en deRepubliek Guinee-Bissau omdat ik van mening ben dat het een evenwichtige overeenkomstis die de duurzaamheid van de visserij veilig stelt en de bescherming verzekert van de beidepartijen, namelijk de Europese Unie en Guinee-Bissau.

Ik beschouw de amendementen van de rapporteur als een belangrijke bijdrage tot deversterking van het visserijbeleid van de EU, omdat ze het belang onderstrepen van deversterking van de rol van het Parlement en van de informatie die het Parlement krijgt.

Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In de overeenkomst tussen de EG en deRepubliek Guinee-Bissau voor de periode van juni 2007 tot juni 2011 wordt voorzien inde afgifte van 37 visvergunningen, waarvan vier aan Portugal.

In totaal wordt 35 procent van de financiële bijdrage van de EG toegewezen aan deondersteuning van initiatieven in samenhang met het sectorale visserijbeleid vanGuinee-Bissau. De klemtoon ligt op de verbetering van de gezondheids- en hygiënischeomstandigheden van visserijproducten en het toezicht op en de controle en bewaking vanvisserij-activiteiten. Dat is een bijzonder belangrijk gebied voor actie, rekening houdendmet het feit dat de visserij in dat land overeenkomstig internationale organen merkbaar isbeïnvloed door onder meer illegale en niet-gereglementeerde visserij.

De overeenkomst voorziet ook in de verplichte tewerkstelling van plaatselijke zeeliedenuit Guinee-Bissau in overeenstemming met de bruto tonnage van het schip. Zoals in andereovereenkomsten zal de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) op diezeelieden van toepassing zijn.

Artikel 10 van de overeenkomst voorziet ook in de schepping van samenwerkingsverbandentussen operatoren van de Gemeenschap en operatoren van Guinee-Bissau met het oog opde gemeenschappelijke exploitatie van de natuurlijke rijkdommen. Die mogelijkheid isvoordelig voor schepen van de Gemeenschap omdat ze op die manier niet zullen moetenbetalen voor vergunningen.

- Verslag: Daniel Varela Suanzes-Carpegna (A6-0054/2008)

Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE),schriftelijk. − (SV) Als de EU-partnerschapsovereenkomst ogenblikkelijk zou wordenbeëindigd, zou dat ernstige gevolgen hebben voor verschillende ontwikkelingslanden envoor de vele betrokken mensen. Wij kunnen daarom niet gewoon nee zeggen tegen deovereenkomsten van de EU met andere landen over visserij. Wij nemen wetenschappelijkrapporten die erop wijzen dat de zeeën worden leeggevist, inderdaad zeer ernstig. Wijwillen daarom het visserijbeleid van de EU aanpassen zodat de visbestanden zich kunnenherstellen. Dat moet deel uitmaken van een grote herziening.

Wij zien de visserijovereenkomsten met de EU niet als een op lange termijn levensvatbaremanier om armoede te bestrijden en ontwikkeling te ondersteunen.

Wij willen daarom duurzame ontwikkeling ondersteunen in die landen waar de huidigevisserijovereenkomsten met de EU een grote bron van inkomsten zijn door wijzigingenaan te brengen in het handels- en steunbeleid van de EU en via verschillende vormen vanpartnerschap.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL66

Page 67: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Scheepseigenaars moeten verantwoordelijk zijn voor de kosten die voortvloeien uitovereenkomsten waar ze zelf voordeel bij hebben. Wij willen gestage vorderingen in dierichting zien. Daarom hebben wij voor amendement 8 gestemd, hoewel verandering ineen bredere samenhang plaats moeten vinden.

Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De belangrijkste doelstelling van de nieuwepartnerschapsovereenkomst tussen de EG en Ivoorkust is de versterking van desamenwerking tussen de twee partijen met het oog op een partnerschapskader waarin eenduurzaam visserijbeleid kan worden ontwikkeld op basis van het oordeelkundige gebruikvan de aquatische natuurlijke rijkdommen in Ivoorkust. Daarbij dient bijzondere aandachtte worden besteed aan de ondersteuning van het visserijbeleid in dat land.

De twee partijen zullen tot een overeenkomst komen over de prioriteiten waarover methet oog op zulke steun dient te worden beslist. Ze zullen beslissen over de doelstellingen,de jaar- en meerjarenprogrammering en over de criteria om de te bereiken resultaten tebeoordelen en het duurzame en verantwoordelijke beheer van de sector te garanderen. Deovereenkomst neemt de basisbeginselen van het gemeenschappelijke visserijbeleid in achten garandeert Portugal een visvergunning voor vijf vaartuigen voor de visserij met dedrijvende beug.

Leden van de Portugese PSD (Sociaal-democratische partij) hebben daarom voor dit verslaggestemd.

Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze overeenkomst voorziet in detoewijzing van in totaal 40 visvergunningen aan schepen uit de EU-lidstaten – waarvanvijf aan Portugal – voor een periode van zes jaar vanaf juli 2007. In vergelijking met devorige overeenkomst gaat het om een aanzienlijke beperking van de vangstmogelijkheden.De overeenkomst maakt het echter mogelijk de vangst te vergroten. De partijen kwamenovereen dat de financiële bijdrage van de EG volledig zal worden toegewezen aan deondersteuning van de initiatieven in samenhang met het sectorale visserijbeleid vanIvoorkust.

Scheepseigenaars die voordeel hebben bij de overeenkomst dienen minstens twintig procentACS-burgers als zeeman in dienst te hebben. De overeenkomst bepaalt dat voor die zeeliedende verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentelebeginselen en rechten op het werk geldt. Die verklaring voorziet in verplichte vrijheid vanvereniging, de wezenlijke erkenning van het recht op collectieve arbeidsonderhandelingenen de uitbanning van discriminatie inzake werkgelegenheid en beroep. De lonen van dezeelieden zullen worden vastgesteld via besprekingen tussen de reders en de zeelieden ofhun vertegenwoordigers, maar mogen niet lager zijn dan de in hun land van oorsprongtoegepaste normen, hetgeen tot een schending van het beginsel van ‘gelijk loon voor gelijkwerk’ kan leiden.

- Verslagen: Luis Manuel Capoulas Santos (A6-0053/2008) en Daniel VarelaSuanzes-Carpegna (A6-0054/2008)

Lena Ek, Olle Schmidt en Anders Wijkman (PPE-DE), schriftelijk. − (SV) Wij stemmentegen de twee partnerschapsovereenkomsten inzake visserij tussen de EU en Guinee-Bissauen Ivoorkust, omdat de ervaringen met dit soort overeenkomsten twijfelachtig is. Landenmet een laag inkomen wordt een vast bedrag aangeboden. In ruil openen ze hun waterenvoor commerciële visserij door EU-lidstaten, voornamelijk in Zuid-Europa. In vergelijkingmet de vangsten wordt bespottelijk weinig betaald. Bovendien bestaat duidelijk het risico

67Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 68: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

dat niet duurzaam wordt gevist. Een ander argument is dat de plaatselijke kustvisserijgewoonlijk nadelige gevolgen ondervindt. Wij hopen dat het in samenhang met deEU-Strategie voor duurzame ontwikkeling (SDO) mogelijk zal zijn dezevisserijovereenkomsten onverwijld te beoordelen en ze door duurzame regelingen tevervangen.

- Verslag: Gabriele Albertini (A6-0014/2008)

Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE),schriftelijk. − (SV) Wij zijn van mening dat het voorstel voor een gemeenschappelijkesnelheidsbeperking op de snelwegen van de EU positieve gevolgen kan hebben voor hetmilieu aangezien op manier de snelheid wordt beperkt in lidstaten die op hun snelwegengeen verplichte snelheidsbeperking hebben. Het is echter belangrijk dat geen enkele lidstaatwordt verplicht de subsidiariteit te negeren en de snelheidsbeperking op zijn wegen teverhogen. Het moet voor lidstaten altijd mogelijk zijn lagere snelheidsbeperkingen op teleggen dan de Europese norm.

Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het initiatiefverslagvan de heer Albertini, mijn Italiaanse collega, dat voor de actoren in deze sector een aantalaanbevelingen bevat om het hoofd te bieden aan de situatie die het gevolg is van eengroeiende vraag naar olie en de afnemende oliereserves, de steeds meer doorverkeersopstoppingen geplaagde steden en de negatieve gevolgen daarvan voor devolksgezondheid en de klimaatswijziging.

Ik ondersteun de drie voor de combinatie van openbaar beleid gekozen gebieden, metname de aanmoediging van technologische ontwikkelingen (auto’s met een maximaleuitstoot van 125g CO2/km), de ontwikkeling van marktgebaseerde instrumenten(EU-regeling voor de handel in emissierechten, belastingstimulansen, lasten/vervoerprijzengebaseerd op milieu-effect, enzovoort.) en het gebruik van omvattende maatregelen omtranspormiddelen en infrastructuur zo doeltreffend mogelijk te gebruiken.

Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren,vervoer heeft ongetwijfeld invloed op de sociaal-economische toestand van de maatschappijen heeft ook rechtstreekse gevolgen voor het milieu. Stedelijk vervoer is verantwoordelijkvoor veertig procent van de CO2--uitstoot en maakt Europa afhankelijk van de markt vanfossiele brandstoffen zoals olie, die goed is voor ongeveer zeventig procent van de totalevraag.

Deze alarmerende gegevens volstaan om de urgentie en noodzaak te verklaren van eennieuwe, veelomvattende strategie voor vervoer in Europa, die vanuit dit verslag zou kunnenworden ontwikkeld.

Door vervoer veroorzaakte vervuiling dient zeer spoedig drastisch te worden beperkt doorde instelling van beperkingen op de uitstoot van vervuilende stoffen, de wijziging van desamenstelling van brandstofmengsels en door de aankoop en het gebruik vanmilieuvriendelijke en niet vervuilende vervoersmiddelen voortdurend te bevorderen.

De EU zal daarom verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van een geïntegreerdplan om deze belangrijke doelstelling te bereiken door zich ertoe te verbinden stimulansente bieden voor spoorwegvervoer. Waar aangewezen verbeteringen worden aangebracht,garandeert spoorwegvervoer grote doeltreffendheid en een beperkte milieu-impact. Detrans-Europese netwerken moeten zo spoedig mogelijk worden voltooid. Dat vereist meer

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL68

Page 69: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

financiële steun van de EU. Anderzijds dienen de lidstaten die voltooiing te garanderen enerop toe te zien, behalve waar milieu- of gezondheidsschade bewezen is.

Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. − (PL) Amendement 1 op verslag (A6-0014/2008)over een duurzaam Europees vervoersbeleid werd door de PPE-DE-Fractie ingediend enwas voor mij en voor de gehele vervoerssector oorzaak van terechte bezorgdheid. Hetamendement heeft tot doel de herziening van de Eurovignetrichtlijn uit te stellen.Goedkeuring van dit amendement zou een negatief signaal zijn van het Europees Parlementen zou strijdig zijn met het verslag van 28 januari 2008 van de Commissie milieu,volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement. Daarom heb ik tegenhet amendement en tegen de gehele inhoud van het verslag gestemd.

Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag over duurzaamvervoersbeleid gestemd. Het houdt rekening met Europees energie- en milieubeleid. In deEU is de vervoerssector verantwoordelijk voor zeventig procent van de vraag naar olie.

Wij moeten een einde maken aan onze bijna totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffendoor het uiteenlopende beleid te combineren dat alle vervoerswijzen omvat. Dezebenadering moet de voorwaarden scheppen die van wezenlijk belang zijn voor realisme.Het gaat om technologische innovatie om de CO2-uitstoot van auto’s te beperken, deontwikkeling van biobrandstoffen, de hervorming van het belastingsysteem, zodat rekeningwordt gehouden met milieu-impact, en omvattende maatregelen om beter gebruik temaken van infrastructuur en burgers aan te moedigen hun gewoonten te wijzigen.

Elke burger kan aan duurzaam vervoer bijdragen door waar mogelijk in plaats van eenpersonenwagen het openbaar vervoer te gebruiken.

Om passagiers- en vrachtvervoer met vervoersmiddelen met lage uitstoot, zoals het spoor,rivieren, de zee en het openbaar vervoer te vereenvoudigen, dient een aantal nieuwe dienstente worden ontwikkeld, moet de sector concurrerender worden georganiseerd en moetbepaalde infrastructuur anders worden gebruikt.

Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Aangezien het onmogelijk is in dezestemverklaring over alle belangrijke punten in dit complexe en veelomvattendeinitiatiefverslag te spreken, is het opmerkelijk dat het document aspecten niet ofverkeerdelijk behandelt die onderzoekers van wezenlijk belang achten om kwesties op hetgebied van vervoer en energie en hun gevolgen voor het milieu aan te pakken. Ik geef enkelevoorbeelden:

- er is geen verwijzing naar de hoge olieprijzen en hun gevolgen;

- er is geen verwijzing naar het gebruik van methaan in het wegvervoer (in de vorm vanCNG, LNG of biomethaan);

- er is een gebrek aan duidelijkheid over het gebruik van waterstof als alternatieve brandstofvoor het wegvervoer;

- de onkritische voorkeur voor het gebruik van biobrandstoffen en de ernstige gevolgendaarvan, die reeds wijd en zijd zijn aangetoond;

- er is geen verwijzing naar documenten zoals het programma “doelstelling voor 2020”dat de vervanging tegen 2020 van ongeveer 20 procent van de in de Europese vervoerssectorverbruikte olie en diesel bepleit.

69Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 70: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ten slotte wijs ik erop dat wij, naast het opsommen van de reeds duidelijk vastgesteldeproblemen, behoefte hebben aan beleid om die problemen op doeltreffende wijze aan tepakken. Het gaat bijvoorbeeld om de uitdaging van de huidige, kapitalistische globaliseringen de rol van het vervoer in dat kader, in het bijzonder de toenemende geografische afstandtussen de plaats van productie en de plaats van gebruik en de daaruit voortvloeiendetoename van de behoeften op het gebied van vervoer. Daarover kan nog veel wordengezegd.

Jim Higgins (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Mijn collega’s van Fine Gael in de FractiePPE-DE en ik zelf bevestigen dat wij ons hebben onthouden met betrekking tot deamendementen 3 en 11 en het verslag in zijn geheel op grond van bezorgdheid over dekwesties belasting, rekeningrijden en tolheffing. Wij zijn nog steeds van mening dat overdeze beide kwesties door de lidstaten afzonderlijk moet worden beslist en dat ze dus nietin een verslag van het Parlement moeten worden behandeld.

Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Britse conservatieve leden van hetEuropees Parlement hebben voor het initiatiefverslag van de heer Albertini over eenduurzaam Europees vervoersbeleid gestemd omdat het een duidelijk beleidskader is omde doeltreffendheid te vergroten en de invloed van het vervoer op de klimaatwijziging aante pakken. De conservatieven blijven echter bezorgd dat de vraag in het verslag naar meervoorstellen van de Commissie voor de internalisering van externe kosten niet mag wordengesteld alvorens de impactbeoordeling geheel is voltooid en het Parlement naar behorenover de kwestie heeft gedebatteerd. Wij willen ook dat deze beleidsoptie, indien ze ter tafelwordt gebracht, gelijkmatig op alle vervoerswijzen wordt toegepast, zodat geenmarktverstoring optreedt.

Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. − (DE) Ik stem voor de harmonisering van het vervoers-,het milieu- en het energiebeleid in de Europese Unie, omdat alleen gecoördineerdeinspanningen in deze drie sectoren tot een duurzame verbetering in elk ervan kunnenleiden.

Met mijn stem wil ik in het bijzonder de ontwikkeling ondersteunen van een algemeentoepasbaar, transparant en duurzaam model voor de beoordeling van de externe kostenvan alle vervoerswijzen. Ik stem daarom tegen amendement 1, dat naar mijn mening tendoel heeft de internalisering de van interne kosten voor het wegverkeer te vertragen.Goedkeuring van het amendement zou de inspanningen belemmeren van de EU om toteen duurzaam vervoersbeleid te komen en bovendien oneerlijke concurrentie tussenvervoerswijzen in de hand werken.

Tengevolge van het gestaag toenemende vervoersvolume en de ecologische impact daarvandient Europese samenwerking op het gebied van nieuwe technologieën en alternatievebrandstoffen krachtig te worden aangemoedigd om de uitstoot van broeikasgassen testuiten en de levenskwaliteit zelfs in gebieden met veel verkeer te verbeteren. In dat opzichtroep ik ook op tot een beperking voor nieuwe voertuigen van de gemiddelde uitstoot tot125g CO2/km aan de hand van technologische verbeteringen in de vervoerssector en hetgebruik van biobrandstoffen.

David Martin (PSE), schriftelijk . − (EN) Ik ben verheugd over de aanbevelingen in hetverslag van Gabriele Albertini over een duurzaam Europees vervoersbeleid. Veilige enbetaalbare mobiliteit moet voor alle EU-burgers een recht zijn. Ook de duurzaamheid vandat vervoer is een zeer belangrijke kwestie. Aanmoediging van technologische innovatieen marktgebaseerde instrumenten, zoals de regeling voor de handel in emissierechten of

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL70

Page 71: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

belastingstimulansen, in het bijzonder in grote steden en gebieden met een kwetsbaarmilieu, maakt het mogelijk te garanderen dat vervoersmiddelen en infrastructuurdoeltreffend worden gebruikt. Ik ondersteun de vraag naar meer investeringen ininfrastructuur en intelligente vervoerssystemen om kwesties zoals congestie aan te pakken.Ik heb voor de aanbevelingen van het verslag gestemd.

Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Om de aandacht af te leiden van het feit dat wijondanks talloze actieplannen niet vooruitkomen, moeten autorijders nu aan de hand vantolheffingen, voertuigbelastingen en zo meer worden gedwongen de fiets te nemen, te voette gaan of het openbaar vervoer te gebruiken.

Wij moeten echter iets rechtzetten: dit is het gevolg van slecht gecoördineerd plaatselijkopenbaar vervoer waarop teveel is bespaard, de sterke opkomst van winkelcentra aan destadsranden terwijl de plaatselijke winkels wegkwijnen, de daling van de levenskwaliteitin de binnenstad, de stijgende criminaliteitscijfers en gettovorming in buurten waar veelvreemdelingen wonen. Daarnaast is er de langere reistijd naar het werk tengevolge vansuburbanisatie, meer flexibiliteit in de werkuren en arbeidsbetrekkingen en de daarmeeverband houdende rol van de auto als voorwaarde voor loondienst.

In dat opzicht en met het oog op het feit dat auto’s zelf slechts voor ongeveer tien procentvan de deeltjesuitstoot verantwoordelijk zijn, wil de EU ‘slechts’ meer bevoegdheden enstreeft ze naar de instelling van nutteloze systemen voor toezicht. In plaats daarvan zoude EU zelf de koe bij de horens moeten vatten en zou ze de oorzaken moeten aanpakkenin plaats van de symptomen. Dat kan bijvoorbeeld door het subsidiebeleid te herzien enaldus niet meer bij te dragen aan de sterke toename van het volume van zwaargoederenvervoer, dat verhoudingsgewijs een veel grotere uitstoot produceert. Gecombineerdrail/wegvervoer moet eindelijk economisch voordelig worden en de euforie van deprivatisering mag er niet toe leiden dat het openbaar vervoer tot een allegaartje wordtherleid.

Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) In de voorbije tien jaar heeft de vervoerssectormet succes veel in de verbetering van de energie-efficiëntie geïnvesteerd en werd intelligentetechnologie met milieu- en veiligheidsvoordelen op de markt gebracht. Deze inspanningenlijken echter niet te volstaan. De parallele, voortdurend toenemende vraag in deze sectordoet ze immers bijna teniet.

Wij moeten dit moeilijke probleem daarom opnieuw bekijken om aan de uitdaging hethoofd te bieden. De vervoerssector is een dynamische, technologisch geavanceerde ensteeds concurrerender economische sector. De industrie heeft in nauw overleg metinstitutionele en particuliere partners veel in onderzoek en ontwikkeling geïnvesteerd. Omzoveel mogelijk van onze inspanningen te profiteren, is echter meer coördinatie nodig. Eris nood aan specifieke actie om de burger te informeren en zijn bewustzijn te vergroten,ook wat betreft zijn gedrag. Bovendien moeten wij streven naar samenwerking encoördinatie met het oog op vooruitgang op het gebied van brandstofefficiëntie,reglementering van investeringen, bevordering van een dynamische markt voor veiligeren schonere voertuigen en ondersteuning van technologische innovatie.

Luca Romagnoli (NI), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd voor hetuitstekende verslag van de heer Albertini over een duurzaam Europees vervoersbeleid, datrekening houdt met het Europese energie- en milieubeleid. Zeer belangrijk is dat de EUhaar beleid coördineert om stedelijk openbaar vervoer en alternatieve vervoerssystemente ontwikkelen, het milieu te beschermen en de uitstoot van broeikasgassen te beperken.

71Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 72: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Wat infrastructuur betreft, merk ik op dat de nadruk nog steeds ligt opwegvervoersprojecten. Dat gaat ten koste van spoorwegprojecten. De voltooiing van detrans-Europese netwerken lijkt nog steeds een ver verwijderd project. De bijdrage van deEU is minimaal in vergelijking met die van de lidstaten. Om de uitstoot van gassen tebeperken en de doeltreffendheid van vracht- en personenvervoer te verbeteren, moet deEU de verwezenlijking van prioritaire projecten in het kader van de trans-Europesenetwerken ondersteunen.

Karin Scheele (PSE), schriftelijk. − (DE) In het verslag-Albertini staat dat een betereinternalisering van externe kosten marktverstoringen en een toename van de uitstoot kanvoorkomen.

Ik heb daarom tegen amendement 1 gestemd. Doelstelling daarvan is immers deinternalisering van de externe kosten van het wegvervoer te vertragen. Dat is een verkeerdsignaal. Het wegvervoer is immers de hoofdverantwoordelijke voor de uitstoot in devervoerssector. Ik hoop dat de door de Commissie aangekondigde herziening van derichtlijn inzake de internalisering van de kosten van de vervoersinfrastructuur in dezesector snelle vooruitgang zal brengen.

13. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen

(De vergadering wordt om 12.55 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZOndervoorzitter

14. Agenda: zie notulen

15. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

16. Wijziging integrale GMO-verordening “melkquota” (debat)

De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van mevrouw Elisabeth Jeggle, namens deCommissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordeningvan de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende eengemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen vooreen aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening), wat de nationale melkquotabetreft (COM(2007)0802 – C6-0015/2008 – 2007/0281(CNS)) (A6-0046/2008).

Iztok Jarc, fungerend voorzitter van de Raad. − (SL) Het voorzitterschap is verheugd overhet verslag van mevrouw Jeggle over het voorstel de melkquota te verhogen en is vanmening dat het een constructieve en evenwichtige bijdrage levert aan het debat dat nu reedseen aantal weken aan de gang is.

Op grond van de gunstige marktomstandigheden heeft de Europese Commissie in haarverslag of analyse een verhoging met twee procent voorgesteld van de nationale melkquotavanaf volgend quotajaar, dat wil zeggen vanaf 1 april 2008.

Bij melkquota gaat het niet alleen om percentages. Het is een bredere kwestie, die met deherziening van hrt gemeenschappelijk landbouwbeleid verband houdt. Daarom heeft de

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL72

Page 73: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Raad zich niet tot deze kwestie beperkt, maar werd een breder, gelijktijdig debat over hetalgemene pakket van de doorlichting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gestart.

Ik moet zeggen dat er in de Raad en in het Parlement een aantal zeer gelijkende ideeën entwijfels over dit voorstel bestonden. Zo was er bijvoorbeeld de vraag naar meervooruitziendheid en stabiliteit in de melksector. Er was bezorgdheid over gebieden metminder gunstige landbouwmogelijkheden waar er weinig alternatieven zijn voor traditionalemelkproductie. Anderzijds was er de vastberaden eis Europese boeren in staat te stellenvan de mogelijkheden van de zich ontwikkelende internationale en Europese markten teprofiteren.

Ondanks de complexiteit van deze kwestie zijn wij ervan overtuigd dat wij in het kadervan de doorlichting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid evenwichtige antwoordenen oplossingen kunnen vinden. Ik voeg daaraan toe dat de Raad de aanbeveling van hetParlement aan de Commissie ondersteunt om voor de Europese zuivelsector een algemenelangetermijnstrategie of een voorstel daartoe voor te bereiden. Wij menen dat hetbelangrijkste onderdeel van zulke strategie een zogenaamde zachte overgang moet zijnnaar de afschaffing van de melkquota, die een onbelemmerde overgang naar een meermarktgericht zuivelbeleid en voorspelbaarheid in deze sector zou garanderen.

Daarom is de Raad voornemens de Commissie op te roepen alle geschikte middelen tebestuderen om dit te bereiken. Wij zijn echter van mening dat het voorstel van de Commissievoor een toename met twee procent van de quota voor het volgende quotajaar dient teworden behandeld als deel van een pakket en dat over de andere delen in het kader van dedoorlichting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op passende wijze moet wordengedebatteerd.

Ik voeg daar ook aan toe dat het voorstel op de agenda zal staan van de vergadering vanvolgende week van de Raad landbouw en visserij. Ik hoop dat het zal worden goedgekeurd.Als aan de voorwaarden is voldaan, zal de verwezenlijking beginnen in dit quotajaar,namelijk in 2008.

Ten slotte dank ik iedereen die heeft bijgedragen aan het debat over dit verslag, en in deeerste plaats de rapporteur. Wij zijn van mening dat het een evenwichtig en gegrondcommentaar is. Ik dank u voor uw inspanningen.

Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vind heteen uitstekend signaal van het voorzitterschap dat de minister van Landbouw hier vandaagaanwezig is om aan dit uiterst belangrijke debat deel te nemen.

Ik zal op traditionele wijze beginnen met het bedanken van de Commissie landbouw enplattelandsontwikkeling, en in het bijzonder de rapporteur, voor het zeer constructieveverslag over het voorstel om de melkquota met 2 procent te verhogen, zoals de ministerzei, voor het volgende melkjaar vanaf 1 april 2008.

Velen hebben de Commissie aangespoord de zeer strikte situatie op het gebied van hetzuivelbedrijf te verzachten. In de Raad heeft een grote meerderheid van de lidstaten deCommissie verzocht een voorstel voor de verhoging van de quota voor te leggen. In eenin oktober 2007 hier in het Europees Parlement goedgekeurde resolutie over de stijgendevoedselprijzen werd de Commissie ook dringend verzocht de melkquota tijdelijk teverhogen. In december 2007 legde de Commissie een verslag over de marktvooruitzichtenvoor waaruit duidelijk bleek dat er een groeiende vraag is naar zuivelproducten, en dat diegroei zal aanhouden.

73Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 74: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Uw verslag bevestigt ook dat we de mogelijkheden voor de productie van meer melkmoeten uitbreiden. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het voorstel van de Commissievrij voorzichtig en duidelijk is en voor alle lidstaten voorspelbare en gelijke gevolgen zalhebben. Mag ik u erop wijzen dat uw amendementen niet volledig rekening lijken te houdenmet de behoefte aan voorspelbaarheid en gelijke behandeling voor de landbouwers?

Het amendement om de verhoging met 2 procent voor de lidstaten vrijwillig te maken,zou waarschijnlijk moeilijkheden met zich meebrengen. In de eerste plaats zijn wij het erallemaal wel over eens dat we op zoek zijn naar meer marktgerichtheid en meerproductiviteit. Ik ben daarom van mening dat de producent moet kunnen kiezen of hij aldan niet meer melk produceert. Wij zijn het er ook over eens dat melkveehouders behoeftehebben aan voorspelbaarheid, in het bijzonder wat hun productiemogelijkheden in hetkader van het quotastelsel betreft. Een systeem op vrijwillige basis zou daar niet toebijdragen.

Een oplossing is dat de lidstaten kunnen beslissen de quota niet toe te wijzen, maar ze inde nationale reserve te houden. Dat is een mogelijkheid, al zou ik de lidstaten aansporende quota toe te wijzen. Dat lijkt mij de beste manier.

Het amendement om de quota aan het einde van het quotajaar in evenwicht te brengen, isgeen nieuw idee. De Commissie heeft die mogelijkheid reeds nauwgezet onderzocht. Intheorie kan dat immers mogelijk maken dat bepaalde lidstaten de in andere lidstaten nietbenutte quota gebruiken. Wij weten echter allemaal dat theorie en praktijk niet altijdsamenvallen.

In de eerste plaats vloeit daaruit duidelijk onzekerheid voort voor de melkproducenten.Ze zouden dan moeten gissen hoe de situatie er aan het einde van het productiejaar uit zouzien, en op grond daarvan zouden ze over hun productie moeten beslissen. Pas het jaardaarop zouden ze weten of hun productie heffingvrij was. Ik meen dat dit de voor demelkveehouderij genomen beslissing niet ten goede komt. Melkproductie vereist duidelijkgrote investeringen, en wij zijn onze landbouwers een voorspelbaar systeem verschuldigdtot de quota in 2015 worden opgeheven.

In de tweede plaats is er de vraag wie daarvan profiteert. Ik hoef er niet op te wijzen datslechts een kleine groep lidstaten daarvan zou profiteren. Daarom is het politiek moeilijk.De belangrijkste kwestie is dat het producenten ten goede zou komen die hun quota reedshebben overschreden en die teveel hebben geproduceerd. Zij die de beperkingen van hetquotastelsel in acht hebben genomen, zouden er geen voordeel bij hebben. Het is dus nietzeker dat dit tot meer melk op de markt zou leiden.

In de derde plaats is dat naar mijn mening ook strijdig met de idee van de vereenvoudigingvan het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik vrees dat de tenuitvoerlegging van regelsop dit gebied uitermate ingewikkeld zou zijn. Ik ben er geen voorstander van een stelselingewikkelder te maken dat over zeven jaar ophoudt te bestaan.

Alles wel beschouwd merk ik met genoegen op dat wij het allemaal eens zijn over debehoefte aan een verbetering van de mogelijkheden voor een verhoging van de productievan de zuivelsector in Europa. Dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkelingdeze lijn na de zeer verdeelde meningen in het begin van het debat eenparig heeft gekozen,is een uitermate belangrijk politiek signaal voor mij en voor alle lidstaten. Ik feliciteer derapporteur daarom van harte met zijn prestatie. Ik hoop dat ik in de Raad evenveel succeszal hebben.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL74

Page 75: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Elisabeth Jeggle, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Commissaris,mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, zoals gezegd heeft deCommissie landbouw en plattelandsontwikkeling het voorstel van de Commissie om dequota voor het volgende melkjaar met twee procent te verhogen met eenparigheid vanstemmen verworpen. Het zou gaan om 2,8 miljoen ton. Wij vinden het voorstel te stricten te star. Het is in de huidige situatie het verkeerde signaal, in het bijzonder voor demarkten. Op grond van de regels van 2003 zal er op 1 april van dit jaar voor 11 lidstatentoch een verhoging van de quota met 0,5 procent zijn. Het gaat om een extra 700.000 tonmelk in de Europese Unie.

In de intensieve debatten met mijn collega’s in de Commissie landbouw enplattelandsontwikkeling is gebleken dat er geen wondermiddel is en dat de verdere debattenniet eenvoudig zullen zijn. Er zijn zeer uiteenlopende meningen. Alle standpunten warenvertegenwoordigd, van een algemene en fundamentele verwerping van elke verhoging vande quota tot een verhoging met vijf procent. Toch zijn wij erin geslaagd een compromiste vinden waarin met alle standpunten van alle fracties rekening werd gehouden. Het werdmet eenparigheid van stemmen en zonder onthoudingen goedgekeurd. Ik dank alle ledenhartelijk voor hun constructieve samenwerking.

Het overeengekomen compromis omvat twee zwaartepunten. Mijnheer de Commissaris,dat is wat u hebt gezegd. Ik ben het daar niet mee eens.

In de eerste plaats is er de instelling van een Europees compensatiemechanisme waarmeehet overschrijden of niet halen van de bestaande nationale quota op EU-niveau wordtgecompenseerd. Dat zou niet erg bureaucratisch zijn, en ertoe leiden dat producenten diehun quota overschrijden, pas na de compensatie worden gestraft.

In de tweede plaats kunnen de lidstaten vanaf 1 april beslissen de nationale quota voor hetquotajaar 2008/2009 vrijwillig te verhogen. Wij willen geen starheid, maar flexibiliteit.Het compromis houdt in dat de reeds bestaande quota doeltreffender zullen worden benut.Voor lidstaten met een groter potentieel is het ook mogelijk dit Europees kader van quotaals een gemeenschappelijk Europees internemarktsysteem te gebruiken.

Mijnheer de Commissaris, u beklemtoont steeds weer dat de bestaande melkquota in ditstelsel in 2015 zullen verdwijnen. Een lineaire verhoging van de quota alleen zal echterniet volstaan voor de zachte landing die u belooft. Herinner u de melkplassen van destijds.De Commissie landbouw heeft zich daarom ondubbelzinnig uitgesproken voor de instellingvan een melkfonds om de kosten van de hervorming voor de melksector te drukken, zoalsze al in het mini-melkpakket had gedaan. Wij zijn van mening dat zulke vooruitziendebevordering en bescherming van de gehele sector alleen op die manier mogelijk is. In hetbijzonder dient dit instrument voor melkveehouders in benadeelde gebieden en in gebiedenmet louter grasland en weides te worden gebruikt. Mijnheer de Commissaris, ik verzoeku daarom dit verzoek van het Europees Parliament op concrete wijze in uw voorstel vooreen doorlichting op te nemen.

Wij zijn van mening dat de toepassing van artikel 69 niet volstaat omdat er geen duidelijkepraktische maatregelen worden vastgesteld, in het bijzonder voor de reeds genoemdesector. Het is ook zeer cynisch dat een hoge ambtenaar van de Commissie op eenvergadering van landbouwers zegt dat ze niet over de nieuwe daling van deproducentenprijzen moeten klagen, aangezien ze het tot nu toe toch reeds met 27 centper liter melk moesten doen. Dat getuigt van minachting voor een gehele beroepscategorie,

75Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 76: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

die ik als lid van het Europees Parlement en verdediger van de democratie op het hoogsteniveau niet kan aanvaarden.

Czesław Adam Siekierski, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ikben ervan overtuigd dat een verhoging van de melkquota voor het quotajaar 2008/2009de stabiliteit van de EU-melkmarkt niet zal bedreigen en dat er geen sterke daling van demelkprijzen zal zijn. Wij verwachtten een aanzienlijker verhoging, maar na de argumentenvan mevrouw Jeggle en andere leden te hebben gehoord, hebben wij het pakketcompromisamendementen aanvaard waarin een vrijwillige verhoging met twee procentnaar voren wordt gebracht.

Uit informatie in de pers blijkt dat de Commissaris voorstellen steunt voor een jaarlijkseverhoging van de quota met slechts 1 procent vanaf 2010, als onderdeel van de zogenaamdezachte landing. Dat is een eerder conservatieve benadering, terwijl de Commissaris tochliberaal zou zijn. Laten we echter ter zake komen. Enerzijds beperken lage quota deontwikkeling van de EU-melkindustrie door haar concurrentievermogen enuitvoerpotentieel te beperken. Anderzijds wordt onze landbouwers op die manier eenstabiel inkomen gegarandeerd.

Wij zullen over de beste oplossing blijven debatteren.

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Rosa Miguélez Ramos, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de waarheidis dat er grote schade is toegebracht aan de sector doordat Europese melkproducentenjarenlang extreem lage prijzen betaald hebben gekregen. Dat heeft ertoe geleid dat bedrijvenop grote schaal de sector vaarwel zeiden, met name in bepaalde regio’s, waaronder mijnthuisregio Galicië. Het heeft ook tot gevolg gehad dat de strategische melkvoorraden ernstigzijn teruggelopen, terwijl melk toch een basisbehoefte is.

Ik wil graag opmerken dat de markt zich sinds 2007 op positieve wijze ontwikkelt.Producenten krijgen hierdoor wat meer ruimte en kunnen zelfs in hun bedrijven investeren,wat voorheen ondenkbaar was. In dit verband is er goed nieuws te melden op twee vlakken,zoals in het verslag van de Commissie staat vermeld: gunstige toekomstperspectievenhouden in dat de marktvraag naar melk stijgt en daarom wordt een quotaverhoging van2 procent voorgesteld voor dit jaar. Dat voorstel heb ik vanaf het begin gesteund,commissaris.

Ik ben steeds voorstander geweest van dat voorstel en ik heb dan ook geprobeerd om ersamen met de rapporteur, mevrouw Jeggle, aan te werken, juist omdat er duidelijk sprakewas van enige terughoudenheid en omdat een aantal leden van de Commissie landbouwen plattelandsontwikkeling van mening was dat dit Commissievoorstel niet moest wordengesteund.

Ik sta op het standpunt dat de producenten die hebben besloten op de vraag van de marktin te gaan, niet zouden moeten worden ingeperkt door het Parlement, zoals u al zei. Omdie reden heb ik, in overleg met mevrouw Jeggle, voorgesteld om er een vrijwillige maatregelvan te maken.

Zoals mevrouw Jeggle al zei, is het verslag unaniem goedgekeurd door de Commissielandbouw en plattelandsontwikkeling. Er is inderdaad sprake van onderbesteding van dequota op EU-niveau, zoals de rapporteur opmerkte, maar de mate van onderbesteding

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL76

Page 77: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

verschilt enorm tussen de lidstaten, evenals het productietekort, dat contrasteert met detheoretische consumptie.

Een goed voorbeeld is mijn vaderland Spanje, dat een toegewezen nationale productie van6,1 miljoen ton heeft, terwijl onze theoretische consumptie 9 miljoen ton bedraagt. Daarmeeheeft Spanje, dat moet gezegd worden, bijna het grootste tekort per inwoner per jaar vande gehele Europese Unie.

Daarom hebben we in het verslag van de heer Goepel verzocht om de quota in de toekomstop een andere manier aan te passen dan door middel van een lineaire toename, zoals u nuvoorstelt, namelijk op basis van de kloof tussen de huidige structuur en de gewenstestructuur van de sector. Op die manier zal de sector, zoals u zegt, concurrerend kunnenzijn en zelfstandig in de markt kunnen staan. In dit kader zou ik u willen vragen,commissaris, of u de mogelijkheid overweegt om individuele modellen per lidstaat op testellen voor de aanpassingsmechanismen, de zogenaamde zachte landing.

Eén ding wil ik hier heel duidelijk stellen: ik ben van mening dat de melkproductie in heelEuropa behouden moet blijven. Met betrekking tot de quota is het zinvol eerst stil te staanbij hun sociaal-economische rol als beschermers van vele kwetsbare economieën, voordatwe aankondigen dat ze zullen worden afgeschaft en dat ze gaan verdwijnen. Zoals bekendis in veel gebieden melkproductie de enige mogelijke vorm van landbouw, daarom heeftdit systeem bijgedragen…

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Niels Busk, namens de ALDE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, commissaris,fungerend voorzitter, de rapporteur, mevrouw Jeggle, heeft wederom uitzonderlijk goedwerk verricht en daarvoor wil ik haar bedanken. De Europese melkproducenten staanmomenteel voor een grote uitdaging wegens de sterk gestegen vraag naar zuivelproducten,met name vanuit het Verre Oosten. Dit is een zeer positief probleem. Tegelijkertijd wordtde productie-economie ondermijnd door de sterk stijgende diervoederprijzen, aangeziende EU de import van diervoeders, waarvan de landen waarmee we concurreren afhankelijkzijn, verhindert. Om te kunnen overleven moeten we nu toestemming geven om de quotate verhogen. Als we wachten tot 2015, wanneer de quota hopelijk zullen worden afgeschaft,lopen we een unieke kans voor de Europese zuivelindustrie mis.

Mijn fractie wil graag dat de melkproductie in Europa wordt geliberaliseerd door middelvan een markteconomie en vrije concurrentie – en het quotumsysteem is hiermee in strijd.Door de productie met minstens 2 procent te laten toenemen en in een later stadiumopnieuw te beoordelen of de quota nog verder moeten worden verhoogd, zal demelkproductie in Europa worden gesteund en zal deze sterk en toekomstgericht blijven.Ook zal het de overgangsfase naar de afschaffing van het quotumsysteem versoepelen, datin 1983 werd ingevoerd, als overgangsregeling trouwens, naar aanleiding van het ontstaanvan vollemelkpoeder- en boterbergen. Gelukkig zijn die er nu niet meer – de markt vraagtnu juist meer melkproducten. Laten we de Europese melkproducenten de kans geven aandie vraag te voldoen.

Alyn Smith, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in navolgingvan mijn collega’s feliciteer ook ik de rapporteur met dit degelijke stuk werk, dat naar mijnmening het best kan worden gezien in een breder kader, namelijk hoe we op de langetermijn stabiliteit kunnen garanderen voor de Europese veehouders en landbouwers.

77Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 78: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik wil graag twee opmerkingen plaatsen. Wij aanvaarden en zijn ingenomen met devoorstellen van de Commissie om de quota per 2015 af te schaffen. We zouden echter welgraag zien dat er een controlemechanisme komt voor de productie en we zijn het niet eensmet het voorstel dat in het verslag wordt gedaan om de lidstaten op vrijwillige basis hunquota te laten verhogen. Met name in het Verenigd Koninkrijk hebben we al met vrijwilligemodulatie te maken gehad, een aanpassing die natuurlijk niets vrijwilligs heeft voor deveehouders die er mee opgescheept zitten. Om die reden zijn we dan ook tegenstandersvan dat beginsel. Wij geloven niet dat asymmetrische deregulering logisch is.

Ook op de langere termijn, naarmate de markt voor melkproducten verder liberaliseert envrijer wordt, zal de invloed van het mededingingsrecht op hoe met name veehoudersmoeten omgaan met langlopende onderhandse overeenkomsten en misbruik van bepaaldeproducenten en kopers, vooral binnen de melkmarkt, een van de belangrijksteaandachtspunten blijven. Dat wil ik onze collega’s van de Commissie nadrukkelijkmeegeven. Over het geheel genomen is dit een degelijk verslag en we steunen het dan ookin grote lijnen.

Dimitar Stoyanov (NI). – (BG) De staat waarin de Bulgaarse zuivelproductie verkeert,is een voorbeeld van wat er mis is met het economische systeem van de Europese Unie.

De quotaverhoging is niet echt van belang, aangezien alleen al in het eerste jaar van onsEU-lidmaatschap 30 procent van de koeien in Bulgarije van de honger is omgekomen. Ditis het gevolg van de enorme inflatie die de EU heeft veroorzaakt, maar ook van de nieuweverordeningen, quota en de gestegen prijzen van diervoeders en brandstoffen.

Hoeveel tijd hebben we nog te gaan? Misschien dat het nog een jaar of twee duurt voordater, dankzij de EU, geen enkele koe meer in leven is in het land dat de bakermat is van deyoghurt, de bakermat van Lactobacillus bulgaricum.

James Nicholson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst ben ik blij met deaanbeveling om de komende 12 maanden op vrijwillige basis de quota met 2 procent teverhogen, zoals de rapporteur vandaag aan ons heeft voorgesteld. Ik denk dat het eenweloverwogen standpunt is.

Ik vind niet dat we nu maar onbeperkte productie moeten toestaan, omdat dat in mijnogen niets zal oplossen. Laten we eerst eens kijken hoe de markt zich de komende 12maanden ontwikkelt, dan kunnen we volgend jaar de situatie opnieuw beoordelen en ineen breder kader beschouwen. Iedereen heeft het over een “zachte landing” voor quota,maar niemand kan me vertellen waar die zachte landing uit zal bestaan. Het is een woorddat wordt gebruikt – de fungerend voorzitter heeft het gebruikt en de commissaris heefthet gebruikt – maar wat gaat er nou echt gebeuren als het 2013 is? Ik weet dat dat nog heelver weg is, maar toch vragen heel veel melkveehouders zich momenteel af hoe de situatietegen die tijd echt zal zijn.

Want hoewel de opbrengsten in de zuivelsector in 2007 ingrijpend zijn toegenomen,kunnen we niet garanderen dat dit altijd zo blijft. Laten we heel eerlijk zijn. Het was nietdoor toedoen van de Commissie. Het was niet door toedoen van ons, de politici. Het wasniet door toedoen van enige nationale regering of zelfs van de zuivelsector. Het was doortoedoen van marktkrachten in de wereld dat de marktprijs werd opgedreven. Dat is water is gebeurd. De graanprijzen hebben de prijs opgedreven. Maar we moeten ook inziendat de komende 12 maanden een groot deel van het extra geld dat aan de zuivelsector isbesteed, feitelijk zal verdwijnen in de extra uitgaven die deze zomer moeten worden gedaan

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL78

Page 79: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

vanwege de kosten van graan en meststoffen, de hoge energiekosten en de kosten vanveevoer.

Dus laten we onszelf niet voor de gek houden door te geloven dat alles er zo rooskleurigen geweldig uitziet in de zuivelsector, want dat is niet zo. Met de verhoging van 2 procentkan een aanzienlijke hoeveelheid bijgeproduceerd worden. Maar ik ben het eens met decommissaris – laten we de situatie niet nog ingewikkelder maken. Laten we het makkelijkermaken voor de producent. Overal in Europa vormt de melkveehouderij de ruggengraatvan de kleine familiebedrijven en die moeten we steunen.

Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Fischer Boel,de in het verslag voorgestelde quotaverhoging van 2 procent beïnvloedt een groot aantallidstaten. Hongarije wordt er niet door beïnvloed, omdat we maar 70 procent van het onstoegewezen melkquotum benutten, maar ondanks dat zijn we solidair met lidstaten zoalsPolen en andere lidstaten die hun melkquota moeten verhogen. We moeten ons niet alleenop de quotaverhoging voorbereiden, maar ook op de afschaffing van het stelsel vanmelkquota in 2015, zoals de commissaris voorstelt, en daarom moeten westeunmechanismen bedenken die werkelijk behulpzaam zullen zijn bij het bevorderen vankwalitatief hoogstaande melkproductie. In sommige landen vormt de achterstand intechnische en technologische ontwikkeling een probleem apart. Om die reden zou hetgoed zijn om gemeenschapsgelden in te zetten ter ondersteuning van de technologischeontwikkeling in landen als Hongarije, of in andere nieuwe lidstaten die niet hun volledigetoegewezen quota hebben kunnen gebruiken. Met het verhogen van de quota is het ookbelangrijk vernieuwing in de landbouwsector door te voeren. Naast de gestegen prijzenvan voedergewassen is er nog een ander, specifiek probleem, waar noch commissarisFischer Boel, noch iemand anders iets aan kan doen, en dat is dat de zuivelverwerkendeindustrie in Hongarije helaas niet in handen is van de melkproducenten. Daarmee zijn zeenorm in het nadeel ten opzichte van de concurrentie. Dank u voor uw aandacht.

Margrete Auken (Verts/ALE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, zoals de commissarisweet staat de publieke opinie in Denemarken zeer negatief ten opzichte vanlandbouwsubsidies. We zijn ons er in hoge mate van bewust dat het feit dat melk producerenin Europa aantrekkelijk is, grotendeels komt door de kunstmatig hoge prijzen en debeperking van concurrentie uit derde landen. De omstandigheden hebben geleid totoverproductie, die we geprobeerd hebben te beperken door middel van quota. Ik zal verderniet ingaan op alle tegenspoed die dat met zich mee heeft gebracht, ik wil slechts opmerkendat het natuurlijk niet voldoende is dat de Commissie de quota wil verhogen om aan degroeiende vraag te voldoen. Quota moeten volledig worden afgeschaft en het evenwichtbinnen de markt moet worden hersteld. Om die reden dient het gemeenschappelijklandbouwbeleid grondig hervormd te worden, waarbij de uitfasering van de areaalbetalingveel sneller moet verlopen dan nu het geval is. De markt moet volledig wordengeliberaliseerd en dat zou de voornaamste doelstelling van de hervorming moeten zijn.Daarnaast kunnen we de mogelijkheden onderzoeken om de steun aan geselecteerde kleinegebieden voort te zetten als er goede argumenten aanwezig zijn om daar ondanks deeconomische omstandigheden melk te produceren. Liberalisatie moet deel uitmaken vanhet EU-landbouwbeleid, een beleid dat duurzaamheid van het milieu integreert in dealgemene marktsituatie en dat ontwikkelingslanden onder eerlijke omstandigheden vrijetoegang biedt tot de EU-markten. Er is nog een lange weg te gaan voordat we trots kunnenzijn op het EU-landbouwbeleid.

79Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 80: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Albert Deß (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter, ik wil ElisabethJeggle ook bedanken voor het bekwame werk dat ze heeft verricht met dit verslag. Hetonderhavige quotumsysteem is overeengekomen tot 2015. Het zal dus om precies te zijnnog zeven jaar en een paar dagen van kracht blijven. Commissaris, ik vind het niet juistom de melkquota nu met 2 procent te verhogen.

Ik had me er wel in kunnen vinden als de quota voor de nieuwe lidstaten met 2 procentwaren verhoogd, omdat de consumptie van melkproducten daar ver onder hetEU-gemiddelde ligt. Hoezeer ik u ook respecteer, commissaris, ik ben toch van mening datde voorstellen van de Commissie niet juist zijn. De laatste paar maanden hebben onzemelkveehouders voor het eerst in vele jaren een billijke melkprijs ontvangen. Onzemelkveehouders, die hun koeien elke ochtend en avond melken, 365 dagen per jaar – 366dagen dit jaar – hebben recht op een beter inkomen dan ze de afgelopen jaren hebbengekregen.

Het verhogen van de quota zal ertoe leiden dat de melkprijzen enorm onder druk komente staan, terwijl ze zonder verhoging nu ook al onder druk staan. Er wordt hier over eenzachte landing gesproken, maar naar mijn mening houdt die in dat we de melkproducentenzand in de ogen strooien. In plaats van een zachte landing zal het een ruwe landing wordenzodra duidelijk wordt wat de Commissie van plan is met de quota. Ik ben van mening datde Hoelgaards en de Rasmussens in de Commissie, die de melkprijzen graag scherp zoudenzien dalen, moeten worden tegengehouden. U moet voorkomen dat dit echt gebeurt.

Zelfs zonder quotaverhoging hebben we al problemen en daar moeten we nu een oplossingvoor vinden. De Beierse CSU-leden zullen morgen tegen het verslag stemmen omdat zetegen de verhoging zijn. Dit is niet tegen Elisabeth Jeggle gericht, maar tegen dequotaverhoging.

Bogdan Golik (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen met een woordvan dank aan mijn collega, mevrouw Jeggle, voor de grote hoeveelheid werk die ze heeftverricht bij het opstellen van dit verslag. Het onderwerp waar we vandaag over debatterenis hetzelfde onderwerp dat ik drie jaar geleden heb gepresenteerd toen ik net was begonnenmet mijn werk als Europarlementariër. We zeggen nu al drie jaar lang dat het noodzakelijkis om de melkquota in de nieuwe lidstaten en in de Europese Unie te verhogen, om deonbillijke en onevenredige verdeling van de quota tussen de afzonderlijke landen recht tetrekken, om de productie te laten toenemen en hoofdzakelijk te exporteren, en vooral ookom te stoppen met het bestraffen van de veehouders die hun productie willen opvoerenen die goede Europese melk willen produceren.

De belangrijkste argumenten ter ondersteuning van mijn standpunt van drie jaar geledenzijn ook terug te vinden in het verslag van de Commissie aan de Raad, getiteld“Marktvooruitzichten voor de zuivelsector”. Hierin staat dat de positieve tendens op dewereldmarkt voor melk zich naar verwachting zal voortzetten. De melkquota die zijntoegewezen aan afzonderlijke landen worden niet volledig benut. Een quotaverhoging van2 procent betekent echter niet automatisch dat in alle gebieden de melkproductie evenveeltoeneemt. In de EU zien steeds meer bedrijven af van melkproductie, omdat ze het tearbeidsintensief vinden. Dientengevolge moeten we in alle landen die wel melk willenproduceren de quota met 5 procent verhogen in plaats van met 2 procent, zeker met hetoog op de toename van het aantal afnemers wereldwijd en op de toenemende vraag, metname uit Azië, naar de voortreffelijke Europese zuivelproducten.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL80

Page 81: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Astrid Lulling (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de meningen zijn verdeeld overde melkquota. Dat was ook het geval binnen onze Commissie landbouw enplattelandsontwikkeling, maar we zijn er toch in geslaagd tot een unaniem geaccepteerdcompromis te komen. Als het Europees Parlement een signaal wil afgeven aan de Commissieen de Raad van de Europese Unie, dan moet het zich er wel bewust van zijn dat deveehouders en hun vertegenwoordigers nog altijd verdeeld zijn.

Sommigen van hen zijn volledig in staat een quotaverhoging van 2 procent of meer opzich te nemen en zodoende een zachte landing te creëren voorafgaand aan de afschaffingvan de quota. Zij willen groeimogelijkheden creëren door beter gebruik te maken van hunproductiepotentieel, want de EU-markt en de wereldmarkt bieden interessantemogelijkheden als gevolg van de steeds verder toenemende vraag. Anderen vrezen dat deproductieprijzen, die pas kort geleden billijker zijn geworden, zullen kelderen als er groterehoeveelheden melk worden geproduceerd.

De meningen zijn ook verdeeld over de Europese omslag die is voorgesteld door deCommissie landbouw. Betekent dit eigenlijk niet dat we nu al van het nationale systeemvan melkquota afstappen, nu er in heel Europa een tekort is van 3 miljoen ton? Kan hetdoel ook niet worden bereikt door de superheffing te verlagen en de zuivelquota teverhogen? Welke melkveehouder heeft nog de moed om poker te spelen in landen zoalsLuxemburg, waar de superheffing over 2006-2007 zal moeten worden betaald doordatde quota zijn overschreden? Ik kan mijn steun verlenen aan dit compromis omdat devrijwillige verhoging van de melkquota voor het melkjaar 2008-2009 er deel van uitmaakt.

Ik ben bijzonder verheugd dat in ons verslag wordt verzocht om het opzetten van eenmelkfondsherstructureringsprogramma. Ik denk dat het heel belangrijk is dat er op kortetermijn een analyse van de economische, sociale en ecologische effecten van de verhogingvan de melkquota wordt verlangd en een verslag over consumentengedrag, waarinnadrukkelijk wordt opgeroepen rekening te houden met de specifieke factoren van demelkproductie in benadeelde gebieden zoals Luxemburg, waar de productieomstandighedenmoeilijk zijn.

Het geld dat is gereserveerd voor de melksector moet daar ook voor bestemd blijven. Verdermoet duidelijk worden gemaakt dat de producentenprijzen, die eindelijk op een behoorlijkniveau liggen, slechts een miniem aandeel hebben in de hogere voedselprijzen. Het zijn dedistributeurs en de grote supermarktketens die in dat opzicht de vruchten plukken.

Katerina Batzeli (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag eerst mijn dank enfelicitaties overbrengen aan mevrouw Jeggle en alle coördinatoren, want ze hebben hardgewerkt om een evenwicht te bereiken op het bijzonder gevoelige gebied van de melkquota– een beleid waarvan Europese veefokkers en veehouders verstrekkende, radicaleveranderingen verwachten.

Commissaris, het is bijzonder bemoedigend dat de Commissie op de veranderingen invraag en aanbod van zuivelproducten heeft ingespeeld door een belangrijke verordeningte wijzigen en de nationale quota te verhogen met 2 procent voor de periode 2007-2008.Ik wil graag benadrukken dat het aanvaardbaar is dat de Commissie een dergelijke flexibiliteitaan de dag legt als het gaat om de ontwikkeling van de markt voor landbouwproducten,en met name levensmiddelen, zeker in een periode waarin het als gevolg van de crisis opde internationale markt de vraag is of de veefokkerijsector nog levensvatbaar is.

81Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 82: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Toch kan een dergelijke crisis in principe niet worden opgelost door dezelfde maatregelenen hetzelfde beleid toe te passen op veefokkerijbedrijven van alle soorten en maten. Omdie reden wil ik de Commissie en de Raad met klem verzoeken in hun besprekingen dekwestie van het vetgehalte opnieuw te beoordelen, om te voorkomen dat erconcurrentievervalsing plaatsvindt ten koste van de landen voor wie een laag vetgehalteis vastgesteld.

Maria Petre (PPE-DE). – (RO) Allereerst wil ik de rapporteur feliciteren met haar werken haar inspanningen om tot een compromis te komen over dit bijzonder gevoeligeonderwerp.

In mijn hoedanigheid van afgevaardigde van een nieuwe EU-lidstaat ben ik tevreden metde verhoging van 2 procent, hoewel we eigenlijk een aanzienlijk hoger percentage haddengewenst, in het bijzonder voor de lidstaten die zowel lage melkquota als onbenutproductiepotentieel hebben. Het verhogen van nationale melkquota vormt geen bedreigingvoor de stabiliteit van de melkmarkt.

Een quotaverhoging van 2 procent komt neer op een feitelijke toename van demelkproductie van slechts 0,8 procent op gemeenschapsniveau. Tevens ben ik van meningdat we het bestaande quotumsysteem moeten behouden om bestaande bedrijven in standte kunnen houden en het onstaan van nieuwe bedrijven te kunnen bevorderen. In het kadervan de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt de term “zachtelanding” gebruikt om aan te geven dat het quotumsysteem geleidelijk zal worden afgeschaft.

De nieuwe lidstaten, in het bijzonder Roemenië en Bulgarije, die op 1 januari 2007 tot deUnie zijn toegetreden, hebben – om in hetzelfde jargon te blijven – een vliegende “start”gemaakt en zij zullen dan ook moeilijkheden ondervinden bij het omzetten van hun“start”-procedures naar procedures voor een zachte “landing”. Als dit voorstel niet wasaangenomen, dan had Roemenië net als in 2007 halverwege het jaar al het toegewezenquotum bereikt en dat is niet bepaald stimulerend voor de ontwikkelingsprojecten vanonze veehouders, eerder ontmoedigend. Ik hoop dat de uitslag van de stemming over ditverslag in de plenaire vergadering net zo eenduidig zal zijn als die in de Commissielandbouw.

Gábor Harangozó (PSE). – (HU) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Commissaris, damesen heren, ik wil mevrouw Jeggle bij dezen graag feliciteren met haar uitstekende verslagen het vele werk dat ze erin heeft gestoken. Het is overduidelijk dat de Europese Unieadequaat moet reageren op de wereldwijd toegenomen vraag, die oproept tot eenaanzienlijke verhoging van de melkquota. De voorgestelde verhoging van 2 procent diebegin april 2008 in alle lidstaten van kracht zal worden, zal er wellicht toe bijdragen datdeze sector in de Europese Unie kan profiteren van de mogelijkheden die de wereldwijdevraag biedt. Hoe het ook zij, we moeten de kwestie van de melkquota oplossen zonderdaarbij weer nieuwe problemen te veroorzaken.

Ik wil graag benadrukken dat we niet alleen aan de daadwerkelijke vraag van de marktmoeten voldoen en het scala van aangeboden producten moeten uitbreiden, maar dat weook de toch al moeilijke toestand van de producent moeten verbeteren. Daarom moetenwe ervoor zorgen dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de invloed die dequotaverhoging heeft op de samenleving, het milieu en de productie, vooral met het oogop steun aan producenten in achtergebleven gebieden. Voor het functioneren van deinterne-marktmechanismen is het essentieel dat de prijs zowel voor de producent als voorde consument passend is. Vooruitlopend op de afschaffing van het quotumsysteem na

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL82

Page 83: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

2015, moeten we nu al gaan nadenken over hoe we de producenten kunnen helpen hunbedrijven doelmatig en winstgevend te maken. Dank u voor uw aandacht.

Béla Glattfelder (PPE-DE). – (HU) Dank u. Het verhogen van de melkquota in het huidigemarktklimaat is om twee redenen overhaast en riskant. Enerzijds zijn demarktvooruitzichten lang niet zo gunstig als de Europese Commissie veronderstelt. Recenteontwikkelingen tonen duidelijk aan welke risico’s zijn verbonden aan een quotaverhoging.De consumenten hebben zowel in Europa als daarbuiten gevoelig gereageerd op de gestegenprijzen van zuivelproducten. De consumptie is in een aantal landen met 10-30 procentgedaald en de import van melkpoeder uit China is ook afgenomen. Als gevolg daarvan isde aanschafprijs van melk in Hongarije bijvoorbeeld de afgelopen weken met 10-20 procentgedaald. De voornaamste reden hiervoor zou kunnen zijn dat de vleesprijzen tot nu toeniet zijn gestegen, in tegenstelling tot de prijzen van andere voedingsmiddelen, wat deconsument ertoe heeft gebracht de benodigde eiwitten binnen te krijgen door vlees teconsumeren in plaats van steeds duurder wordende zuivelproducten.

Anderzijds blijft een aanzienlijk deel van de melkquota onbenut in veel lidstaten. Eenquotaverhoging zou de producenten in deze lidstaten beletten de beschikbare mogelijkhedente benutten. Het is zelfs zo dat een quotaverhoging in deze landen zou kunnen leiden toteen daling van de productie, omdat hun vee zal worden opgekocht door producenten inde lidstaten die hun quota wel benutten om de melkproductie te verhogen.

Voorlopig is het dan ook niet nodig om de quota te verhogen. Laten we eerst eens kijkenhoe de markt zich ontwikkelt. Als de prijsstijging en de toegenomen vraag ook op de langetermijn aanhouden, dan is de tijd rijp om dit onderwerp nogmaals te bespreken.

Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) Uit de cijfers van het quotajaar 2006/2007 blijktdat er, over de gehele EU genomen, sprake was van een onderbesteding van 1,9 miljoenton melk, en dat 18 van de 27 lidstaten minder produceren dan hun toegewezen nationalequotum.

Voor het quotajaar 2007/2008 verwacht de Europese Commissie een onderbesteding van3 miljoen ton melk. De aanvullende quotaverhoging van 2 procent is echter bespreekbaar.Ik ben het eens met het standpunt dat alle opties moeten worden verkend op basis van huntoepasbaarheid, waarbij vooral moet worden gekeken naar hun economische, sociale,regionale en budgettaire effect.

Naar mijn mening zouden alle nieuwe lidstaten meer subsidie moeten krijgen, ter hoogtevan 2 procent zoals voorgesteld, om ervoor te zorgen dat ze ondanks de toegenomen vraagen de gestegen prijzen niet worden achtergesteld vanwege hun verleden.

Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijncollega-commissielid mevrouw Jeggle is met een goed voorstel gekomen voor het verhogenvan de melkquota. De argumenten voor een quotaverhoging en voor het opzetten van eenomslagsysteem over de hele EU worden bovendien gesteund door de melkveehouders endoor de situatie op de melkmarkt.

Deze situatie roept vragen op. Waarom heeft de Europese Commissie pas zo laat ingespeeldop de behoefte de melkquota te verhogen? Zijn er plannen om de belangen van deEU-producenten te behartigen en hun voortbestaan te garanderen door een minimumprijsvoor melk vast te stellen die op een zodanig niveau ligt dat alle EU-producentengegarandeerd winstgevend zullen zijn en dat een einde kan worden gemaakt aan de aankoop

83Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 84: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

van melk onder de productieprijs? Overweegt de Commissie de onbalans in demelkproductie tussen de oude en de nieuwe lidstaten recht te trekken?

Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter,commissaris, twee weken geleden kwamen viereneenhalfduizend melkveehouders uit allehoeken van Europa naar Brussel. Ze hebben hun krachten gebundeld in het European MilkBoard en eisen nu billijke prijzen.

In Duitsland heeft dit al aanzienlijk effect gehad. Onze producentenprijzen lagen rond de40 procent en komen nu opnieuw onder druk te staan. Daarom eisen de melkveehouderseen marktbeleid dat op hoeveelheden is gebaseerd. Als deze ontwikkeling zou doorzettenen het landbouwbeleid zou gaan beïnvloeden, kunt u zich dan voorstellen dat de Commissiein 2015 nog in staat is politieke weerstand te bieden tegen de eisen van deze beweging omde zuivelquota te verhogen of het quotumsysteem flexibel toe te passen?

Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik deel de bezorgdheid van veelparlementsleden met betrekking tot een definitieve verhoging van de melkquota. Het puntwaarop we nu zijn aanbeland rechtvaardigt dat er essentiële vragen worden gesteld. Zo isdaar bijvoorbeeld de vraag wat, gezien de huidige onderproductie en onderbesteding vande quota in Europa, nu eigenlijk de onderliggende rechtvaardiging is voor het verhogenvan de quota? Waarom zouden we haast maken met de verhoging als we dit jaar eenonderbesteding van drie miljoen ton verwachten?

Voor wat de veelbesproken zachte landing betreft, moeten we speciaal aandacht bestedenaan de gebieden die hun structuur en strategie hebben gebouwd rondom de bevoorradingvan andere gebieden die momenteel beperkt zijn in hun productie. Dit is bijvoorbeeld hetgeval in mijn eigen kiesdistrict, dat over de grens levert aan Ierland. In het kader van eenzachte landing moeten we een langetermijnstrategie bedenken en met alternatieveafzetmarkten komen voor dit soort gebieden.

Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag me af wat deproducenten van dit debat zouden vinden als ze zouden meeluisteren – het is zo´ningewikkeld onderwerp. Mijn felicitaties gaan uit naar mevrouw Jeggle, die wonderbaarlijkwerk heeft verricht door hierover overeenstemming te bereiken. Degenen onder u die dezeweek door de storm zijn gevlogen weten dat een zachte landing afhangt van de windrichtingen niemand van ons weet uit welke richting de wind over een paar jaar zal waaien.

Ik geloof dat een quotaverhoging van 2 procent – en het zijn naar mijn mening deproducenten, niet de lidstaten die moeten beslissen of ze die vrijwillige verhoging willenof niet – ons in staat zal stellen de markt te testen, en het is noodzakelijk dat we dat doen.Voor de individuele producent is 2 procent geen omvangrijke verhoging.

Wat de geuite bezorgdheid aangaat – en wellicht heeft de commissaris hetomslagmechanisme te gedetailleerd bestudeerd – worden producenten die in staat zijn teproduceren zwaar belast, terwijl er ook lidstaten zijn die niet willen produceren. Anderecollega´s hebben dit punt ook al aangekaart, dus het is nodig dat we er iets aan doen.

Tot slot maakt de overeenkomst met de WTO het wellicht …

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Neil Parish (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Jeggle hartelijkbedanken voor het opstellen van dit lastige verslag. Ik wil kort opmerken dat we krachtiger

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL84

Page 85: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

moeten optreden, want “wie niet waagt, die niet wint”. Melkquota zijn als een hogedrukpan:je kunt de druk niet eindeloos laten oplopen en die pas verlichten als de pan dreigt teontploffen. Voor mij is het heel duidelijk wat de zachte landing inhoudt, namelijk eensignificante verhoging van de quota vóór 2015. Ik ben dan ook zeer ingenomen met deze2 procent.

Aan de Commissie en de Raad zou ik willen meegeven dat we rond 2010 nog krachtigermoeten optreden. Laten we niet op 1, maar op 2 procent inzetten en er zo voor zorgendat er een echte zachte landing is voor de melkquota. In de loop der jaren hebben jongeveehouders en nieuwelingen in de sector allemaal beperkingen opgelegd gekregen. Nuhebben we de kans ze deze productie aan te bieden. De melkhandel in de wereld neemteindelijk toe…

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Agnes Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, melk is een uiterst gevoeligproduct en daarom wil ik mevrouw Jeggle oprecht bedanken voor het bereiken van eendoeltreffend compromis. Ik ben in het bijzonder verheugd over de vrijwillige verhogingvan de melkquota in de lidstaten. Daar wil ik echter nog wel iets over opmerken. Iedereendie constant de voedselprijs noemt als reden voor de verhoging van de quota of als oorzaakvan overproductie, gaat volledig voorbij aan het feit dat de melkveehouders nog geen30 procent van de verkoopprijs in de winkels ontvangen. Ik vind dat we dat bespreekbaarmoeten maken.

Ook is het belangrijk dat de melkproductie in bergachtige en achtergestelde gebieden kandoorgaan, omdat het vaak de enige vorm van landbouw is die daar plaatsvindt. Voor dezegebieden moet een apart programma worden voorzien.

Esther de Lange (PPE-DE). – (NL) Ik sla de bedankjes maar over. Laat ik zeggen dat ikblij ben met het voorstel voor de verruiming van het quotum met twee procent. Ik had zelfliever drie procent gewild, omdat de Europese Commissie zelf toegeeft dat twee procentneerkomt op een klein procentje in de praktijk, omdat niet alle landen hun quotumvolmelken, maar ik zal in elk geval het compromis van mevrouw Jeggle voor de tweeprocent steunen.

Het werd wel tijd, beste Europese Commissie, want in 2006 werden wij al voorbijgestreefddoor Nieuw-Zeeland op de wereldmarkt. De vraag steeg. Er was dus ruimte om kansen tebenutten en wij konden ze niet benutten, omdat wij vastzaten in het harnas van hetquotumsysteem. Dat systeem had een rol toen wij overproductie hadden. Nu de vraaggestegen is, dienen wij een ander systeem op te bouwen, zodat wij die marktkansen kunnenbenutten. In dat kader vind ik het ook jammer dat er in de health check blijkbaar nu gekekenwordt naar vier keer 1 procent verruiming. Ik denk dat een echte soft landing een grotereverruiming nodig heeft dan 1 procent. Laten wij dat aandurven.

Iztok Jarc, fungerend voorzitter. − (SL) Ik wil om te beginnen al de aanwezigen bij dit debatbedanken. Zoals altijd in dit Parlement, was ook dit debat weer heel gecompliceerd. Wehebben gezien dat er verschillen bestaan tussen de lidstaten en dat de problemen niet overaldezelfde zijn.

Ik wil er graag op wijzen dat het voorzitterschap en het Parlement de tijd hebben genomenom dit voorstel van alle kanten te bekijken. Als aan de voorwaarden voor het aannemenvan dit voorstel is voldaan – waarbij rekening zal worden gehouden met het standpunt

85Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 86: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

van het Europees Parlement – , dan kan de verhoging van twee procent met ingang vanhet volgende quotajaar, dat op 1 april 2008 begint, worden toegepast.

Ik moet er echter ook op wijzen dat daarmee de discussie over de toekomst van dezuivelsector in de Europese Unie niet is afgesloten. Die discussie zal in het kader van de“gezondheidscontrole” van het algemeen landbouwbeleid zeker worden voortgezet.

Ik verzeker u dat dit voorzitterschap er alles aan zal doen om deze discussie te sturenteneinde zo ons gemeenschappelijk doel te bereiken: een afgewogen lange termijnstrategievoor de Europese zuivelsector.

Ik dank u opnieuw voor uw deelname aan dit debat. Tot slot wil ik ook – en vooral – derapporteur bedanken.

Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik geloofdat we het er na dit debat wel over eens zijn dat de zuivelproductie nog steeds een belangrijkonderdeel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is. We hebben vandaag een heelscala van uiteenlopende standpunten gehoord, van nul procent tot méér dan wat wij inons voorstel hadden gesuggereerd. Dat is volgens mij het gevolg van het feit dat de toestandper lidstaat sterk uiteenloopt, en wellicht de reden – en daarmee verwijs ik naar deopmerking van de heer Parish – dat we niet ver genoeg gaan. Maar het is nu eenmaal zodat we uiteindelijk een compromis moeten vinden tussen de verschillende standpunten.

Ik wil nu graag een paar opmerkingen maken met betrekking tot de punten die zijnaangeroerd. Om te beginnen geldt bij deze quotaverhoging dat de lidstaten zelf beslissenmogen of ze de quota’s tussen de producenten verdelen dan wel in de nationale reserveonderbrengen. Ik zou zelf de voorkeur geven aan het verdelen tussen de producenten.Lidstaten kunnen dan jonge landbouwers of landbouwers die in moeilijkheden zijn geraaktvanwege de prijs die ze voor de quota moeten betalen een preferentiële behandeling geven.

Als we vanaf 1 april al een verhoging willen realiseren, zullen we dat volgens mij moetendoen door op alle lidstaten hetzelfde percentage toe te passen. Als we nu gaan discussiërenover bijzondere percentages of verhogingen voor bepaalde lidstaten, zijn we deeerstvolgende maanden nog niet klaar. Laten we het er dus over eens worden dat we hettwee procent voor iedereen wordt. Ik geloof trouwens dat we het over het uiteindelijkedoel in grote lijnen wel eens zijn. Het is hoogstens zo dat de Commissie en het Parlementhier en daar verschillende ideeën hebben over de wijze waarop we dat doel kunnen bereiken.

We zijn het er allemaal over eens dat we de sector niet in gevaar mogen brengen. Dat is dereden waarom ik deze “zachte landing” heb voorgesteld. Met zo’n zachte landing bedoelik dat we de quota’s in de loop van de volgende jaren blijven verhogen, om er zo voor tezorgen dat we in 2015, wanneer het quotasysteem komt te vervallen, niet opeens met eenscherpe prijsdaling worden geconfronteerd. Want dat is wat er zou gebeuren als we nietsdoen. Ik geloof daarom dat we een juiste en aanvaardbare benadering hebben gevonden.Ik begrijp heel goed dat er in Europa regio's zijn – bergachtige streken, kwetsbare gebieden– waar een volledige afschaffing van het quotasysteem de voortzetting van de productiein gevaar zou kunnen brengen. Daarom zullen bij de gezondheidscontrole kijken of ermogelijkheden bestaan om deze regio's te helpen. Ik denk dat artikel 69 daarvoor het meestgeëigende instrument is. Lidstaten kunnen op basis van dit artikel op de rechtstreeksebetalingen aan de landbouwers iets inhouden om de aldus vergaarde middelen vervolgensaan specifieke regio's toe te wijzen.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL86

Page 87: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik geloof niet dat het een goed idee is om met het oog op herstructurering een melkfondsop te zetten. Waar zou het geld voor zo'n fonds vandaan moeten komen? Hoeveel zoudenwe dan krijgen? Hoe verdelen we dat geld tussen de verschillende lidstaten? Er zijn metbetrekking tot zo'n melkfonds veel vragen waar we een antwoord op zullen moeten vinden,terwijl de middelen hoe dan ook beperkt zijn. We zouden dat geld uit onze eigen begrotingmoeten toewijzen, wat erop neerkomt dat andere producenten in de landbouwsectorzouden betalen voor dit herstructureringsfonds. Daarom denk ik dat het niet zou werken.

Ik geloof dat de belangrijkste reden voor het verhogen van de productie is gelegen in hetfeit dat er in Azië een groeiende markt is. Waarom zouden wij niet proberen een aandeelin die markten te verwerven? We weten hoe moeilijk het is een plaatsje te veroveren alsanderen reeds een gevestigde positie hebben. We moeten er dus van begin af aan bij zijnmet onze hoge kwaliteitsproducten. De meest succesvolle producenten en industrieën zijnimmers die producenten en industrieën die producten van uitzonderlijke kwaliteitaanbieden. Bij ons is dat in de eerste plaats kaas. Wij hebben voor dit soort kazen in Europaeen speciaal merk. Waarom maken we daar geen gebruik van bij het veroveren van eenmarktaandeel? Zoals de minister al heeft aangeven zullen we deze kwestie in het kader vande gezondheidscontrole nog eens aan de orde brengen. Dat debat zal net zo geanimeerdverlopen als ons debat van vandaag. Ik geloof dus dat zuivel altijd wel een spannendonderwerp zal zijn.

Elisabeth Jeggle, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris,dames en heren, we hebben heel uiteenlopende standpunten gehoord vandaag. We hebbenook kunnen vaststellen dat dit voor iedereen een heel serieus onderwerp is dat we het nietals een bagatel mogen behandelen. Iedereen heeft zijn eigen problemen en we zullen thuisallemaal verantwoording moeten afleggen – ten aanzien van zowel de consumenten alsde producenten.

Om nog maar eens op de markten terug te komen – ik weet niet of ik in een Chinese marktgeloof. Over die markt wordt in de Europese Unie tegenwoordig veel gepraat. We hebbenechter ook een interne markt en het is juist die markt die ons sterk maakt, ook in de contextvan de voortschrijdende globalisering en liberalisering. Laten we met deze melkquota duseen interne Europese markt creëren. Vroeger slaagden we daarin. Alleen als ze kunnenverwijzen naar een sterke, stabiele en georganiseerde interne markt kunnen onzelandbouwmarkten een antwoord formuleren op de uitdagingen van buitenaf, inzonderheidde gebruikelijke fluctuaties op de wereldmarkt.

Om tot een duurzaam beheer te geraken zullen de economische, sociale en milieuaspectenop elkaar moeten afstemmen. Bij elke actie die we ondernemen moet aan al deze driebestanddelen gelijke aandacht worden besteed. Het Europees landbouwmodel staat voorduurzaamheid en consumentenveiligheid – nog steeds! De landbouwers zijn in staat dezetwee doelstellingen te verwezenlijken. Ze dragen zorg voor het landschap en leggen zo degrondslag voor het toerisme; ze dragen bij tot de zekerheid van de energievoorziening,produceren eersteklas voedsel en verschaffen het platteland een economische basis doorwerkgelegenheid te creëren.

Voor al die sociale voordelen ontvangen de landbouwers steeds minder in de vorm vanwat wel compenserende betalingen wordt genoemd. Juist daarom moet er voor voedseleen eerlijke prijs worden betaald. Met liberalisering en het openen van markten alleen komje er niet. – onze politieke verantwoordelijkheid houdt veel meer in.

De Voorzitter . − Het debat is gesloten.

87Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 88: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)

Constantin Dumitriu (PPE-DE), schriftelijk. – (RO) Het verslag van mevrouw Jeggle isheel belangrijk. Het bevat namelijk niet alleen voorstellen voor het verhogen van demelkquota; er worden ook bepaalde beginselen vastgelegd waarmee we bij het besprekenvan het gemeenschappelijk landbouwbeleid in algemene zin rekening moeten houden.

Aansluitend op de discussie in de commissie landbouw en plattelandsontwikkeling zijnwe het met elkaar eens geworden dat de lidstaten vanaf 1 april 2008 al extra melkquotamoeten krijgen. Ik vertegenwoordig in dit Parlement Roemenië, een nieuwe lidstaat die inhet toetredingsjaar al met een crisis rond de melkquota’s werd geconfronteerd. De quota’ssloten namelijk niet aan op omstandigheden van het moment en volstonden niet om aande vraag te voldoen. De Roemeense melksector heeft tussen de laatste onderhandelingenover de melkquota (in 2004) en toetreding een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Er isin moderne technologie geïnvesteerd, de productiecapaciteit is toegenomen en er zijnnieuwe banen geschapen. Als we de melkquota op het huidige niveau houden, zou datleiden tot een faillissement van de investeerders en werkloosheid in die plattelandsgebiedendie gespecialiseerd zijn in de productie en verwerking van melk. De invoer zou toenemenen de consument zou voor de melk een hogere prijs moeten betalen.

Dit verslag is een keerpunt. Het laat zien dat de Europese Unie flexibel kan zijn als het eromgaat een oplossing te vinden voor een probleem waar een aantal lidstaten mee te kampenheeft. Uiteindelijk zullen het de Europese burgers zijn die van dit verslag de voordelenzullen genieten.

Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) De gezondheidscontrole is een belangrijkinstrument bij de hervorming van het landbouwbeleid, inzonderheid landbouwbeleid inbergachtige streken. De verhoging van de melkquota is voor deze regio’s van fundamenteelbelang. We zullen hier overeenstemming moeten zien te bereiken over speciale regelingendie rekening houden met de bijzondere omstandigheden waaronder de berglandbouwverricht wordt. Het werk van de landbouwers daar wordt bemoeilijkt door een beperktetoegankelijkheid en steile wegen. Daar zal in de discussie rekening mee moeten wordengehouden.

De regeling voor de melkquota is voor de Oostenrijkse landbouwers van fundamenteelbelang. We moeten proberen de quota evenwichtig over de EU te verdelen en misschienzullen we een systeem voor de handel in quota’s moeten opzetten. Als het melkquotasysteemin 2015 inderdaad wordt afgeschaft, zullen er de nodige financiële compensatiemaatregelenmoeten worden genomen om de melkproductie en –verwerking in bergachtige streken enweidegebieden voort te kunnen zetten. Daarvoor zullen in de begroting extra middelenmoeten worden voorzien.

Bij het verifiëren van de doeltreffendheid van marktondersteuningsinstrumenten en hetherformuleren en aanpassen van die instrumenten aan de veranderde omstandighedenmoeten we altijd oog blijven houden voor de bijzondere situatie van de landbouw inbergachtige streken. De melkproductie en –verwerking vormen in deze regio’s een belangrijkonderdeel van de landbouw; ze vertegenwoordigen daar een groot economisch gewicht.Er zal bijzondere aandacht moeten worden besteed aan de economische sociale enmilieugevolgen van een verhoging dan wel afschaffing van de quota’s, zeker als het gaat

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL88

Page 89: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

om bergachtige streken. De volledige afschaffing van het EU-quotasysteem is voor hetEuropees gemeenschappelijk landbouwbeleid zeker niet de juiste oplossing.

17. ”Gezondheidscontrole” van het GLB (debat)

De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag van de heer Goepel, namens de commissielandbouw en plattelandsontwikkeling, over de "gezondheidscontrole" van het GLB(2007/2195(INI)) (A6-0047/2008).

Lutz Goepel, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris,mijnheer de fungerend voorzitter, dames en heren, we gaan morgen de eerste reeks debattenover wat we de “gezondheidscontrole” van het gemeenschappelijk landbouwbeleid noemenafsluiten. Deze gezondheidscontrole mag niet gezien worden als een diepgaandehervorming. Waar het om gaat is dat we het bestaande beleid waar nodig op basis van desinds 2003 opgedane ervaringen up-to-date brengen en aanpassen aan de veranderdeomstandigheden.

De Commissie doet er verstandig aan ons standpunt heel serieus te nemen. Het vormt eengoede basis voor binnenkort te voeren onderhandelingen over het wetgevingspakket ende begrotingsherziening na 2013.

In de commissie landbouw en plattelandsontwikkeling zijn we altijd voorstander geweestvan het voortzetten van die hervormingen die gericht zijn op meer individueleverantwoordelijkheid en een sterkere marktoriëntatie, met de nodige aandacht voorvoedselveiligheid en sociale en ecologische verantwoordelijkheid. We dringen daar in hetlicht van de huidige marktontwikkelingen en de met klimaatverandering samenhangendeuitdagingen nu sterker op aan dan voorheen. We willen verder meer flexibiliteit voor delidstaten bij wijzigingen van het systeem. Er moeten dus meer mogelijkheden voorontkoppeling komen, en minder nadruk op historische referentieniveaus.

De discussies in onze commissie hebben echter ook aangetoond dat dit niet voor allesectoren mogelijk is – althans niet vóór 2013. Als je kijkt naar dierenpremies – of lidstatenwaar de ontkoppeling reeds voltooid is, maar waar de veeteelt een groot gewichtvertegenwoordigt – , dan zie je dat een plotseling wijziging van het systeem in de huidigemarktsituatie negatieve structurele gevolgen zou hebben. Hetzelfde geldt voor een aantalmarktregelingen in de plantensector. Ik heb het dan onder andere over de marktregelingenvoor aardappelzetmeel, droog groen diervoeder of rijst. Voor deze producten bestaat opregionaal niveau een belangrijke verwerkende industrie. Er is in die industrie de afgelopenjaren veel geïnvesteerd en over die investeringen moet een hoge rente worden betaald.

De commissie heeft zich uitgesproken vóór een nieuw flexibel instrument dat erop gerichtis bepaalde sectoren en een milieuvriendelijke regio-specifieke productie aan te moedigen.We hebben het dan over artikel 69. We dringen verder aan op maatregelen die beschermingbieden tegen milieurampen en rampen die het gevolg zullen zijn van klimaatveranderingen het feit dat de landbouwmarkten steeds sterker verweven geraken. We zullen in hetkader van dit nieuwe instrument experimenten moeten uitvoeren met een nieuwparticulier-openbare vorm van risicobeheer. Daar is dringend behoefte aan: we hebbenmet nieuwe uitdagingen te maken en de bestaande instrumenten voldoen niet meer.

En dan nu een paar beknopte opmerkingen over degressie en modulatie. Landbouwersmoeten op onze planning kunnen afgaan. Het gaat dus niet aan om vier jaar na de

89Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 90: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

implementatie van de laatste hervorming al weer een modulatie van vijf procent op teleggen en zo te korten op tussen de 8 en 53 procent van de rechtstreekse steun.

Hoe je de ontwikkeling van het platteland ook wilt financieren, als je zo optreedt breek jeniet alleen elk vertrouwen – je veroorzaakt structurele schokken. De voorstellen waar wenu over praten hebben vooral betrekking op intensieve bedrijven en bedrijven die viaopname in juridische entiteiten hun concurrentievermogen hebben vergroot. Wij hebbendaarom zelf voorstellen gedaan om de algemene doelstellingen van het beleid aan te latensluiten op de economische omstandigheden.

Om duurzaamheid te bewerkstelligen en ons concurrentievermogen te verzekeren zullenwe nieuwe wegen moeten bewandelen. Ik wil iedereen die heeft meegewerkt aan ditinitiatiefverslag en al mijn collega’s van de landbouwcommissie graag bedanken.

Iztok Jarc, fungerend voorzitter. − (SL) Het voorzitterschap is ingenomen met het verslagvan de heer Goepel; het levert een afgewogen bijdrage aan het debat. Ook de Raad heefthard gewerkt aan een antwoord op het verslag van de Commissie. Zoals u weet heeft deRaad drie zittingen besteed aan dit verslag: in november, januari en februari.

De ministers zullen volgende week proberen een aantal conclusies te formuleren metbetrekking tot het verslag over de gezondheidscontrole van het gemeenschappelijklandbouwbeleid. We gaan uit van een aantal algemene beginselen. Om een voorbeeld tegeven: bij de goedkeuring van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleidin 2003 heeft de Raad duidelijk aangegeven dat hij van plan was de doeltreffendheid vande aangenomen hervormingen te controleren. We wilden eerst en vooral weten of diehervormingen er inderdaad toe leidden dat de doelstellingen werden behaald; daarnaastwilden we weten wat voor gevolgen de hervormingen op de landbouwmarkten hadden.

Ik wijs er verder op dat we bij het beoordelen van de gezondheidscontrole op hetgemeenschappelijk landbouwbeleid rekening zullen houden met de conclusies van deEuropese Raad aangaande het financiële perspectief voor 2007-2013. Men zij er verderop gewezen dat de Raad de Commissie heeft opgeroepen om de begroting voor 2008-2009te herzien. De Raad is het met de Commissie eens dat de gezondheidscontrole van hetgemeenschappelijk landbouwbeleid een belangrijk onderdeel is van de activiteiten die inverband met die herziening worden ondernomen. We kunnen nu nog niet aangeven watde resultaten zullen zijn.

We hebben kunnen vaststellen dat de in 2003-2004 doorgevoerde hervormingen grossomodo hun doel hebben verwezenlijkt, vooral als het gaat om het reageren op demarktomstandigheden. We zijn er ook in geslaagd het gemeenschappelijk landbouwbeleidtoegankelijker te maken voor de burger. De Ministers menen verder dat de Commissie debelangrijkste ontwikkelingen ná de hervormingen van 2003-2004 goed heeft doorzien.

De Raad zal bijzondere aandacht besteden aan drie fundamentele kwesties: de regelingvoor een eenmalige bedrijfstoeslag, de rol van marktinstrumenten bij het ondersteunenvan de markt, en – uiteraard – de wijze waarop we risicobeheer kunnen voeren om zo eenantwoord te formuleren op met klimaatverandering samenhangende uitdagingen. Wezullen proberen een goed evenwicht te vinden tussen het aanpassen van het beleid aan denieuwe omstandigheden en uitdagingen, enerzijds, en het behoud van een duidelijk enstabiel kader, anderzijds

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL90

Page 91: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Wat vereenvoudiging betreft: de Europese Unie gelooft dat dit een zaak van uitzonderlijkbelang is en we gaan ervan uit dat de Commissie concrete maatregelen zal voorstellen omdit doel te verwezenlijken.

Zoals ik al heb aangegeven zal de Raad proberen volgende week al conclusies te formulerenmet betrekking tot – onder ander – de genoemde zaken: risicobeheer, melkquota, deovergang naar een systeem zonder melkquota en onder de twee pijler vallende onderwerpen.Uw verslag zal een belangrijke bijdrage vormen aan het nog te voeren debat over dezezaken.

Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil decommissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de heer Goepel opnieuw bedankenvoor hun inzet. Het is een heel goed verslag geworden.

We zijn nog steeds in de eerste ronde. We hebben de betrokkenen – organisaties enindividuen – geraadpleegd en hun meningen en ideeën opgetekend. Het standpunt van hetEuropees Parlement en de conclusies van de Raad – we verachten die volgende week – zijnvan cruciaal belang, nu we proberen de laatste hand te leggen aan de wetgevingsvoorstellendie de Commissie op 20 mei hoopt goed te keuren. Direct daarna – op dezelfde dag, hierin Straatsburg – zal ik de wetteksten aan het Europees parlement voorleggen. De drieinstellingen – Parlement, Raad en Commissie – mogen uiteenlopende boodschappenlijstjeshebben, het doet me toch deugd vast te mogen stellen dat ze in dezelfde winkel hunboodschappen doen.

Ik zal met betrekking tot de verschillende onderwerpen niet in details treden, maar ik zalwel mijn standpunt aangaande de drie belangrijkste kwesties weergeven. Om te beginnende rechtstreekse betalingen: deze zijn bedoeld om de landbouwers zekerheid op de langetermijn te geven. Ik ben het daarom eens met de stelling in uw verslag dat rechtstreeksebetalingen noodzakelijk blijven om een basisinkomen te garanderen. De regeling voor eeneenmalige bedrijfstoeslag zal het concurrentievermogen van onze landbouwers stelligvergroten, maar we moeten het systeem wel doeltreffender en eenvoudiger maken. Ik bendaarom een voorstander van verdere ontkoppeling. De ervaringen met de in 2003doorgevoerde hervormingen hebben ons geleerd dat ontkoppeling goed werkt. Ik geloofdaarom dat we daarmee door moeten gaan, om de gunstige resultaten van ontkoppelingte verspreiden. We maken dan een uitzondering voor al die gevallen waarin koppelingbeslist gerechtvaardigd is.

Ik heb verder vastgesteld dat u voorstander bent van het idee om een wat flexibeler artikel69 als instrument te gebruiken. We mogen echter niet verwachten dat artikel 69 al deverschillende problemen zal oplossen, en ik zal me hoe dan ook verzetten tegen elke pogingom met gebruikmaking van artikel 69 gekoppelde steun via het achterdeurtje teherintroduceren.

Ik zal al te ver ingaan op de zuivelsector – we hebben daarover al gepraat. Ik wil echter weléén marktinstrument noemen: interventie en particuliere opslag. Net als u geloof ook ikdat sommige van onze marktinstrumenten nog steeds een rol kunnen spelen, maar alleenals ze zijn aangepast aan de Europese Unie zoals die er nu uitziet. Ik ben blij dat we heterover eens zijn dat ze ook in de toekomst kunnen worden gebruikt als veiligheidsnet.

Risico’s die verband houden met slecht weer en het uitbreken van dierziekten vormeninderdaad, zoals u zelf al aangeeft, de kern van onze discussie. We hoeven dan niet helemaalmet niets te beginnen: de Raad heeft dit onderwerp in 2005 al besproken en is toen tot de

91Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 92: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

conclusie geraakt dat nieuw maatregelen op EU-niveau niet mogen interfereren met water in de lidstaten reeds beschikbaar is. We moeten er dus voor zorgen dat de nieuwemaatregelen geen negatieve invloed hebben op het vermogen van landbouwers om opmarktsignalen te reageren. Ze moeten dus aansluiten op het WHO-systeem, dat de grenslegt bij verliezen van dertig procent en meer.

Wat modulatie betreft: ik heb al vaak gezegd dat we voor de toekomst behoefte hebbenaan een heel ambitieus beleid voor plattelandsontwikkeling. Ik was dan ook ernstigteleurgesteld toen de staatshoofden en regeringsleiders eind 2005 bij de discussie over hetfinancieel perspectief besloten om flink te korten op de begroting voorplattelandsontwikkeling.

Ik moet overigens wel zeggen dat u verslag op dit punt nogal lauw is. Ik geloof dat dit temaken heeft met het feit dat ons beleid voor plattelandsontwikkeling middelen te kortkomt. Als we van dat beleid veel verwachten – en de fungerend voorzitter heeft terechtopgemerkt dat we nieuwe uitdagingen zullen moeten aanvaarden, zoals waterbeheer enbiodiversiteit – , dan heeft het weinig zin meer taken op je te nemen zonder tegelijk meergeld beschikbaar te maken. En ik geloof dat modulatie de beste manier is voor hetbeschikbaar maken van middelen.

Ik heb uw voorstellen met belangstelling gelezen en ik ben ervan overtuigd dat we op ditonderwerp nog zullen terugkomen.

Als uw verslag lauw is met betrekking tot modulering, dan is het beslist koud met betrekkingtot het terugbrengen van de betalingen aan grote bedrijven. U noemt dat “degressie”. Hetis echter een onderwerp waar we niet omheen kunnen. Nu de transparantie verbeterd iszal er van alle kanten worden gekeken naar de enorme bedragen die er worden uitbetaaldaan individuele landbouwers en grondeigenaren. Maar ik begrijp uw reserves bij ditonderwerp. En ik vind het in dit verslag geopperde idee om ‘progressieve modulatie’ in tevoeren beslist heel interessant. Ik geloof dat er op dit punt goede ideeën naar voren zijngebracht en we zullen er bij onze wetgevingsvoorstellen dan ook rekening mee houden.

Als ik wat lang ben doorgegaan, dan is het om u te laten zien dat ik toegewijd ben en datik het heel belangrijk vind dat ik een gelegenheid heb om de toekomst van het Europeeslandbouwbeleid met het Parlement te bespreken.

Bart Staes, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid envoedselveiligheid. − (NL) Ik spreek hier namens Kathalijne Buitenweg, de rapporteur voorde Milieucommissie, die verontschuldigd is wegens ziekte. De Milieucommissie formuleerdezeventien aanbevelingen, ik ga er vier benadrukken.

1. De Milieucommissie is verheugd dat de Europese Commissie in haar mededeling hetprobleem van de klimaatverandering wil aanpakken en steun wil verlenen aan minderintensieve landbouwpraktijken.

2. De Milieucommissie benadrukt de noodzaak te komen tot duurzame en multifunctionelelandbouw, waarbij zij een lans breekt voor ecologische en biolandbouw.

3. De Europese Commissie wordt aangemaand de bestaande maatregelen inzake crosscompliance – dus de maatregelen met betrekking tot het milieu en het dierenwelzijn en deverenigbaarheid daarmee – niet af te zwakken door een zogenaamde vereenvoudiging.Integendeel, wat ons betreft mogen de randvoorwaarden zelfs versterkt worden op diverseterreinen, bijvoorbeeld inzake het gebruik, beheer en de kwaliteit van water.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL92

Page 93: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

4. Een waarschuwing aan de Commissie: Commissie, wees wat terughoudender met hetconcept van de zogenaamde biobrandstoffen. Het nut ervan is betwistbaar en zeker nieteenduidig goed, noch voor het milieu, noch sociaal.

Neil Parish, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter President, ik wilde heer Goepel graag bedanken voor zijn verslag. Ik geloof dat hij de zowel de commissieals het Parlement bijeen heeft gebracht en die consensus in dit uitstekende verslag heeftvastgelegd. Ik wil graag stellen dat landbouwhervorming een evolutie is – geen revolutie.We zijn nu vooral bezig met het uitvoeren van de hervormingen van voormalig commissarisFischler. Behalve over het verslag ben ik ook heel tevreden over hetgeen de Commissieheeft gezegd.

Eén van de kernpunten bij de hervorming was het terugbrengen van de bureaucratiewaarmee de landbouwers geconfronteerd worden. Er staat ons hier nog het één en anderte doen. Het is inderdaad zo dat we ons in dezelfde winkel bevinden, mevrouw decommissaris, maar ik geloof dat sommigen van ons hun geld liever aan andere dingenzouden besteden. Dat is vermoedelijk waar we nu over twisten.

De zekerheid van de voedselvoorziening staat wederom centraal op de agenda, vooral nuhet Verre Oosten steeds meer voedsel koopt. Graan is bijna twee en een half keer zo duurgeworden. Ik geloof daarom dat we ons bij het uitvoeren van de hervormingen nu reedskunnen gaan afvragen hoe we ons geld willen besteden.

We moeten opnieuw gaan nadenken over modulatie. Ik geloof dat we voor eens en vooral een einde moeten maken aan het braak laten liggen van land. Dit gemeenschappelijklandbouwbeleid is tenslotte een beleid dat niet aan de productie gekoppeld is. In die contextis braak leggen niet vol te houden.

We moeten verder nadenken over de melkquota; ze moeten na 2015 worden afgeschaft.

Ontkoppeling bij de betalingen: dat is de kern van deze hervorming en u heeft gelijk als uzegt dat we die aanpak moeten voortzetten. Ik geloof dat de landbouw nu eindelijk kangaan denken aan door de markt bepaalde prijzen. Zeker: het gemeenschappelijklandbouwbeleid is nodig. Maar er is ook een markt en we zouden moeten proberen daarbeter van te profiteren.

VOORZITTER: MAREK SIWIECOndervoorzitter

Luís Manuel Capoulas Santos, namens de PSE-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ookik wil de fungerend voorzitter van de Raad en de commissaris graag hartelijk welkom heten.Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is altijd aanleiding tot heftige debatten en het isdan moeilijk om tot een consensus te komen. Ik zie nu echter dat we het eens zijn over denoodzaak om vast te houden aan een gemeenschappelijk landbouwbeleid waarvan dedoelstellingen onlangs in het Verdrag van Lissabon bevestigd zijn.

De PSE-Fractie heeft aan dit debat een belangrijke bijdrage geleverd – binnen de fractie, inde commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en in gesprekken met delandbouwersorganisaties. We hebben meer dan 600 amendementen op het verslag-Goepelgeformuleerd, en van de 17 compromissen aangaande tientallen amendementen hebbenwe er 15 ondertekend. We hebben hard gewerkt en belangrijke concessies gedaan ombinnen het Parlement een zo breed mogelijke consensus te bewerkstelligen. Ik wil de heer

93Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 94: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Goepel graag gelukwensen met zijn bereidheid tot dialoog; hij heeft laten zien dat hij steedsop zoek is naar een compromis. Ik wil verder de heer Parish bedanken voor de wijze waarophij de werkzaamheden in onze commissie heeft geleid.

Dit is dus het best mogelijke compromis, maar het is geen socialistisch verslag. Dit is dusniet het verslag dat wij zouden hebben opgesteld. Wij vinden dit verslag te gehecht aan hetverleden en conservatief met betrekking tot de verwachtingen van de landbouwers en onzemaatschappijen. De algemene teneur van het verslag is echter zodanig dat het de deur openhoudt voor een wat diepgaander debat over het wetgevingsvoorstel. Ik hoop dat we daneven bereid zijn tot het maken van compromissen, maar tegelijkertijd veel ambitieuzer alshet erom gaat de Europese landbouw in een nieuwe richting te sturen.

Ik heb het nu over de wat gevoeliger liggende onderwerpen, zoals de richting en het ritmevan de ontkoppeling van de steun, een mechanisme voor een eerlijker verdeling van desteun, een verantwoordelijke benadering voor de toekomst van de zuivelsector, en denieuwe uitdagingen. Ik denk in verband met die uitdagingen dan eerst en vooral aan de roldie de landbouw kan spelen bij het bestrijden van klimaatverandering en de productie vanbiobrandstof. We zullen bij de stemming morgen onze ogen op de toekomst gerichthouden. Ik roep u op om met een grote meerderheid te stemmen vóór dit verslag en deverbeteringen die de socialistische fractie heeft ingediend om dat verslag nog vollediger temaken.

Niels Busk, namens de ALDE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, commissaris,fungerend voorzitter, dames en heren, de rapporteur, de heer Goepel, heeft op zijnkarakteristieke competente manier een verslag opgesteld dat de instrumenten bevat dienodig zijn voor het verduidelijken en vereenvoudigen van het landbouwbeleid. Ook pleithet sterk voor het handhaven van een gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013, ietswaarvoor ik de rapporteur erkentelijk ben. Wij onderschrijven zijn standpunten overvoortgaande ontkoppeling, zodat de hervorming van 2003 in alle lidstaten ten uitvoerwordt gelegd. We onderschrijven de standpunten van de rapporteur met betrekking totmarktinstrumenten en risicomanagement als het gaat om crises, epidemieën, dierenwelzijnen het milieu, modulatie en degressie. Ook steunen wij de verdere ontwikkeling van hetplattelandsbeleid en toenemende aandacht voor biobrandstoffen. Er moeten serieuzestappen worden gezet op het gebied van cross-compliance en vereenvoudiging, aangeziende huidige situatie boeren van het veld en uit de stal de studeerkamer in jaagt om grafiekente maken en evaluaties op te stellen. De melkquota dienen in 2015 te worden afgeschaft,dus er is reden om ze nu met ten minste 2 procent te verhogen en in 2009 voor een zachtelanding te zorgen. De groeiende vraag naar melkproducten zal de basis voor de Europesemelkproductie vormen, zodat we zullen leveren wat de markt wil.

Het verslag bevat van alles over liberalisering en markteconomie dat de Commissie alsbasis zou moeten gebruiken voor haar voorstellen in mei, wanneer de gezondheidscontrolevan het GLB ter tafel komt.

Sergio Berlato, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris,dames en heren, wij behoren tot degenen die de voortzetting van het GLB, ook na 2012,verdedigen.

Wij vinden dat dit verslag een stap in de goede richting is, maar we kunnen niet accepterendat bij de volledige ontkoppeling van de steun geen ruimte zou zijn voor de mogelijkheidvan het handhaven van gedeeltelijke koppeling van de steun voor een paar specifiekesectoren om te voorkomen dat de productie geheel wordt gestaakt. Er zijn zelfs hele

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL94

Page 95: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

sectoren, zoals de tabaksector, die zouden verdwijnen bij toepassing van volledigeontkoppeling, wat zou leiden tot werkloosheid en diverse economische en milieuproblemenin bijzonder benadeelde gebieden.

Wij beschouwen de “progressieve modulatie” van steun als een tamelijk buitensporige enwaarschijnlijk contraproductieve maatregel als het doel nog steeds is de Europeselandbouwproductie veilig te stellen. We erkennen het belang van plattelandsontwikkeling,maar zijn van mening dat deze niet kan worden bereikt ten koste van de eerste pijler vanhet GLB.

Bovendien is het noodzakelijk door te gaan met de tenuitvoerlegging van beleid omindividuele gemeenschappelijke marktordeningen te steunen waar dit nodig is. Mijnheerde Voorzitter, commissaris, de Europese Unie heeft een gemeenschappelijk landbouwbeleidnodig dat erin slaagt…

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheerde Voorzitter, commissaris, u hebt in een strategiedocument getracht eengezondheidscontrole van het landbouwbeleid uit te voeren; niet zozeer betreffende delandbouw (want daar gaat het op dit moment relatief goed mee, zij het niet in alle sectoren),maar de vraag was: is het landbouwbeleid bij de tijd? Hier moet ik zeggen: koortsachtigvertoon op zich is niet genoeg; we moeten ook tot een gepaste behandelmethode komenals er gebreken worden gediagnostiseerd. U hebt inderdaad gebreken gediagnostiseerd;dat zei u zelf in uw toespraak. Ik wil nu niet op details ingaan, want dat zou tijdverspillingzijn.

Dus nu hangt het af van het nemen van maatregelen die ook maatschappelijk aanvaardbaarzijn. Het is essentieel dat landbouw, uiteraard, moet bijdragen tot de stabilisering van hetklimaat. Dat doet hij ook, maar er zijn terreinen van landbouwproductie waar het moeilijkbegint te worden voorstellen te doen zonder beperkende ingrepen.

Het is echter bijzonder belangrijk dat we ervoor zorgen dat publieke gelden op zo’n manierworden verdeeld dat de maatregelen die wij noodzakelijk achten, gefinancierd kunnenworden. Het is een nadeel dat de zogenaamde tweede pijler – plattelandsontwikkeling – isgekortwiekt in de financiële planning op de middellange termijn en zich heeft moetenaanpassen aan een terugsnoeiing van meer dan 20 miljard euro volgens het voorstel vande Commissie en dat van het Parlement.

Dientengevolge moeten we de gelden dringend herverdelen. Dat moeten we ook omdatwe in 2013 een maatschappelijk draagvlak nodig hebben.

U hebt nu wat voorstellen gedaan en het strekt de Commissie landbouw enplattelandsontwikkeling en in het bijzonder de rapporteur van het EP, de heer Goepel, totaanbeveling dat hij de door u gedane voorstellen praktische relevantie heeft geschonken,die vervolgens zal leiden tot gelijke behandeling van bedrijven die met elkaar concurreren.

U hebt de invoering van degressie tot 45 procent voorgesteld. Op voordracht van derapporteur heeft de Commissie landbouw dit overgenomen, maar met het amendementdat bedrijven met een groot aantal werknemers nu ook de gelegenheid krijgen hunloonkosten te evalueren. We zijn samen in Mecklenburg-Vorpommern geweest; we hebbendie bedrijven gezien en u weet dat concurrentievervalsing alleen kan worden uitgebannenen rechtvaardigheid gecreëerd als we deze maatregelen invoeren.

95Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 96: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik hoop dat u in uw wetgevingsvoorstel ook aan deze regel zult vasthouden. Zo niet, danzouden wij als Parlement nog altijd de mogelijkheid hebben onszelf te redden in 2009.Commissaris, wij bevinden ons in een medebeslissingsprocedure en daarom hebben wijeen heel andere en voor ons zeer comfortabele positie!

Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, dit is eenbelangrijk moment om de gevolgen van de elkaar opvolgende hervormingen van hetgemeenschappelijk landbouwbeleid te evalueren, hetzij in termen van landbouwproductie,hetzij in termen van aanvoer naar de consument, uitgaande van de bescherming van deonafhankelijkheid van de lidstaten op het gebied van voedsel, het veiligstellen van voldoendeaanvoer van gezond en veilig voedsel tegen lage prijzen, respect voor het milieu en debiodiversiteit en het behoud van landelijke gebieden en hun bevolking, die een adequaatinkomen en toegang tot publieke voorzieningen nodig heeft die borg staan voor fatsoenlijkeleefomstandigheden.

Helaas heeft de Europese Commissie die weg niet gevolgd. Zij erkent niet dat hetgemeenschappelijk landbouwbeleid tot een paradoxale situatie heeft geleid. Aan de enekant blijven de voedselprijzen stijgen en aan de andere kant blijven er familiebedrijven tegronde gaan en staken meer en meer kleine en middelgrote bedrijven de productie omdatze zich niet verzekerd weten van een fatsoenlijk inkomen, terwijl het speculeren doorgaaten de prijzen van steeds schaarser wordende voedingsmiddelen opdrijft.

Daarom is het een misvatting vast te houden aan het loskoppelen van steun van productieen werk en is het onaanvaardbaar door te gaan met een beleid van steun voorgrootgrondbezitters en multinationale voedselcorporaties terwijl we geen waarderinghebben voor de boeren die doorgaan met landbouw- en veeteeltproductie op basis van hetbeschermen van biodiversiteit, voedselveiligheid en productkwaliteit.

De hervorming van 2003 heeft de toestand verergerd. De daarop volgende hervormingenvan de gemeenschappelijke marktordeningen in suiker, groente en fruit, tabak en wijnhebben de oneerlijkheid van het GLB op alle gebieden in stand gehouden. Daarom roepenwij op tot fundamentele veranderingen die de specifieke kenmerken van de landbouw vanieder land respecteren en de maximale koppeling van steun aan productie ondersteunen;ook moet er een eerlijker verdeling van directe steun komen, gecombineerd met een plafonden modulatie. Er moeten stimuli voor kleine en middelgrote boerenbedrijven komen alsinstrumenten van economische en sociale cohesie en met het oog op het intomen van deintensieve aanpak en het steunen van verenigingen van dergelijke boeren, inclusief land-en wijnbouwcoöperaties.

Wij zijn ook voorstander van het opzetten van een publiek boerenverzekeringsfonds,gefinancierd door de Gemeenschap, dat boeren van een minimuminkomen voorziet ingeval van natuurrampen zoals droogte, stormen, hagel, brand, epizoötieën enzovoorts.Wij benadrukken ook dat het nodig is dat de Europese Commissie in de context van deWereldhandelsorganisatieonderhandelingen rekening houdt met de specifieke kenmerkenvan landbouwproductie als voedselproducerende sector en als structurerend element voorterritoriale balans, bescherming van het milieu en het bewaken van een kwantitatief enkwalitatief adequaat niveau van voedselveiligheid.

Tot slot doen wij een beroep op de Commissie en de lidstaten om de nodige maatregelente nemen, gericht op het voorkomen van speculatie, het gijzelen van de voedselmarkt enkartelvorming door voedselbedrijven die misbruik maken van het gebrek aan wetgevingen controlemechanismen, het gebrek aan organisatie van producenten en consumenten

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL96

Page 97: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

en het gebrek aan passende infrastructuren, met als enige doel de winst op te drijven, deprijzen van producenten te doen dalen en de consument hoge prijzen op te leggen, zoalsnu gebeurt, vooral in Portugal, met basale producten als graan, consumptieaardappelenen melk.

Witold Tomczak, namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, hetgemeenschappelijk landbouwbeleid geeft – ondanks zijn onderliggende principes – al velejaren meer steun aan rijke boeren, ten koste van arme boeren. Het bevriezen van delandbouwbegroting in 2002 en de daarop volgende hervormingen van het GLB hebbenin die situatie geen verbetering gebracht. Integendeel: de enorme differentiatie in de steundie boeren krijgen, werd nog groter. De totale subsidie per hectare varieerde bijvoorbeeldin 2005 van 68 euro in Letland tot 756 euro in België; met andere woorden, eenvertienvoudiging. Ongerechtvaardigde verschillen in landbouwsteun blijken ook uit derelatieve omvang van de rechtstreekse betalingen, die nu zo’n 70 procent van allelandbouwsubsidies in beslag nemen.

De Europese Commissie heeft in haar mededeling een gedeeltelijke vermindering voorgesteldvan de betalingen aan begunstigden die meer dan 100 000 euro per jaar ontvangen. Dezegroep komt in de EU maar op 0,34 procent, maar omvat wel reusachtige bedrijven,voedselconcerns en golfbaaneigenaars. Paradoxaal genoeg is dit timide voorstel, dat afbreukdoet aan de belangen van zo’n klein groepje mensen, getorpedeerd door de Commissielandbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement.

Veel moties zijn wel aangenomen, maar zij hebben de fouten in het landbouwbeleid nietgecorrigeerd. Het enige amendement dat een mogelijkheid biedt voor een eerlijker verdelingvan de subsidies is amendement 19, voorgesteld door de Fractie Unie voor een Europa vanNationale Staten, dat op één lijn ligt met het voorstel van de Europese Commissie. Ik ga erechter niet van uit dat het veel steun zal krijgen. Natuurlijk zijn de amendementen die mijncollega de heer Wojciechowski en ik hebben ingediend, die een radicale wijziging van hetGLB beogen, ook door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling verworpen.

De stemming over het verslag van de heer Goepel zal uw verantwoordelijkheid voor devorm van het landbouwbeleid in de komende paar jaar tot uitdrukking brengen. Als uvoorstander bent van de duurzame ontwikkeling van de landbouw in de EU en van hetbeschermen van de belangen van familiebedrijven, meer dan van de belangen van een kleingroepje zakenlui, dan dient u dit verslag te verwerpen; anders steunt u de verdere ontvolkingvan landelijke gebieden, hoge werkloosheid, verlies van de voedselzekerheid in de EU,discriminatie van de nieuwe lidstaten en processen die de natuurlijke leefomgevingbedreigen. Door dit verslag goed te keuren doet u de voornaamste doelen van de EuropeseUnie geweld aan, doelen die vaak worden vergeten: economische cohesie, sociale cohesieen solidariteit tussen de lidstaten.

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Peter Baco (NI). – (SK) Ik heb veel waardering voor het werk van de rapporteur, de heerGoepel. Het opstellen van het verslag was bijzonder moeilijk, deels vanwege de afwezigheidvan achtergronddocumenten met een analyse van mogelijke oplossingen, relevante casestudies en essentiële gegevens.

De Commissie stelt vermindering van rechtstreekse betalingen aan grote landbouwbedrijvenvoor en geeft daarvoor als reden dat zulke bedrijven dergelijke hulp niet nodig hebben. Decijfers geven echter een ander beeld. In mijn land, Slowakije, vallen de meeste

97Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 98: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

landbouwbedrijven in de categorie van de grote ondernemingen. Meer dan 75 procent vanhun machines is meer dan twintig jaar oud; vandaar de dringende noodzaak deze bedrijvenvan financiële steun te voorzien. Het voorbeeld van Oost-Duitsland laat zien dat waar dezebedrijven voldoende investering hebben ontvangen, ze zich bij een paar van de bestfunctionerende bedrijven ter wereld hebben gevoegd. In de post-socialistische landendaarentegen waren deze bedrijven administratief in het nadeel, wat leidde tot degrootschalige vernietiging van niet alleen landbouwsectoren, maar ook landelijke gebiedenen hele regio’s.

De Commissie heeft intussen niet adequaat gereageerd op de zeer gevaarlijke toename vande instabiliteit van de mondiale landbouwproducten- en voedselmarkt. We moeten onservan bewust zijn dat een herhaling van vorig jaar reële nadelige gevolgen zou kunnenhebben voor de voedselzekerheid in de EU. Een eind maken aan de natuurlijk instabiliteitvan de landbouwmarkt is toch in elk geval de voornaamste taak van welk landbouwbeleiddan ook en als zodanig zou het in dit verslag weerspiegeld moeten worden.

Ik kan het dan ook niet eens zijn met de bestaande situatie, die gekenmerkt wordt doorchaotische maatregelen die ieder jaar ten uitvoer worden gelegd, zoals de verandering inde energiegewaspremies, de afschaffing van de braakleggingsplicht, veranderingen in deproductiequota, enzovoorts.

Nu we het toch hebben over het onderzoeken van het gemeenschappelijk landbouw...

Agnes Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, fungerendvoorzitter van de Raad, ook ik zou de rapporteur willen bedanken voor zijn uitstekendewerk. Het lijkt er ook op dat de stemming in de Commissie landbouw enplattelandsontwikkeling op 82 procent uitkwam, zelfs met de 17 grote compromissen dieze heeft gecreëerd.

De hervormingen in 2003/2004 waren belangrijke fasen in het hervormingsproces vanhet GLB. Een uitputtende controle van het GLB die geen fundamentele hervorming vanhet bestaande beleid met zich meebrengt, is echter ook een belangrijke stap in de richtingvan een modern, multifunctioneel en concurrerend gemeenschappelijk Europeeslandbouwbeleid.

Het is wetenschappelijk gedocumenteerd dat hieraan een goede landbouwpraktijk tengrondslag ligt, ongeacht de vraag of er grote of kleine ondernemingen bij betrokken zijn.De eerste prioriteit is nog altijd voedselproductie, de twee prioriteit diervoederproductieen de derde energievoorziening. Wat betreft de milieurelevantie van energie uit biomassakunnen we stellen dat de Oostenrijkse landbouw, bijvoorbeeld, zijn CO2-uitstoot sinds1990 met 14 procent heeft verminderd en zodoende de Kyoto-doelstelling daadwerkelijkheeft gehaald.

Ik verwelkom ook de afschaffing van de degressie. Het model van progressieve modulatieis de goede weg en ik onderschrijf ook de cijfers op dit punt.

Ik wil de commissaris graag danken voor haar uitspraken over melk. Daarom zou ik overdit onderwerp graag willen zeggen dat we niet alleen een zachte landing en een geleidelijkeovergang tot 2015 nodig hebben, maar ook duurzame oplossingen na 2015. Voorbergachtige, benadeelde en afgelegen gebieden moeten we erop toezien dat er ook na 2015een vorm van landbouw met vee-eenheden op droogvoer kan blijven bestaan. Ik kijk dusuit naar het wetgevingsvoorstel van de Commissie op 20 mei, Commissaris, en ik hoop

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL98

Page 99: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

dat we daarin veel terugvinden van wat het verslag-Goepel heeft opgeleverd, zodat we geenherhaling van deze langdurige discussie…

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Bernadette Bourzai (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, fungerendvoorzitter van de Raad, ik wil de heer Goepel graag bedanken voor zijn werk, want het isbelangrijk dat het Europees Parlement zich uitspreekt over de algemene richtsnoeren dieuit de “gezondheidscontrole” van het GLB voortkomen.

Persoonlijk heb ik ernstige bedenkingen over volledige ontkoppeling, die grote risico’s metzich meebrengt op het staken van de productie als het gaat om veeteelt en zelfs voorbepaalde gewassen. Ik deel niet het optimisme van sommige mensen, die geloven dat dehuidige situatie op de wereldmarkten de Europese landbouw een stabiele en veilige toekomstgarandeert en dat we verder moeten gaan in de richting van complete liberalisering.Bovendien profiteren niet alle landbouwsectoren even veel van de prijsstijgingen, zoals debijzonder ernstige crisis laat zien waarmee de Europese veeboeren op dit moment kampen.

Het geheel achterwege laten van elk marktreguleringsmechanisme lijkt mij gevaarlijk vooronze voedselzekerheid en die van de hele wereld. Ik denk dat we ervoor moeten zorgendat we interventievoorraden in stand houden, zodat we kunnen reageren in het geval vanvoedseltekorten en speculatie, gemeenschappelijke marktordeningen kunnen handhaven…

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Willem Schuth (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, fungerend voorzittervan de Raad, dames en heren, allereerst feliciteer ik de heer Goepel van harte met zijnevenwichtige verslag. We moeten concurrentiestructuren die in de landbouw ontstaan,niet afstraffen. Wij hebben daarom in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkelinghet voorstel van de Commissie over degressie in deze vorm verworpen. We moeten in hetgeval van rechtstreekse betalingen niet discrimineren naar de omvang van het bedrijf, wantdan zouden er op grote schaal banen in gevaar komen.

Verder zou ik willen stellen dat een definitieve uitfasering van het melkquotasysteem in2015 nog steeds goed is. Met het oog op de stijgende melkprijzen op de bloeiendelandbouwmarkten van de wereld en de daarmee gepaard gaande exportmogelijkhedenlijkt dit systeem niet langer van deze tijd.

Een nuchtere evaluatie van de hervorming van 2003 in dit opzicht moet Europese boerenniet alleen betrouwbaarheid in de planning bieden, maar ook een volgende stap zijn in derichting van een op de markt gebaseerde, voortgaande ontwikkeling van onslandbouwsysteem.

Janusz Wojciechowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, wat is landbouw in deEuropese Unie? Voor sommigen is het iets van grote waarde dat beschermd moet worden,maar voor anderen – en helaas is dit een grote groep – is het ballast waar ze vanaf willen.In het verslag van de heer Goepel valt te lezen dat de landbouw een van de grootsteindustrieën in de EU is. Dat is goed, maar het is niet genoeg.

De landbouw is geen industrie en het is niet slechts een van de vele sectoren van deeconomie. De landbouw is een pijler van de voedselzekerheid. We geven enorme bedragenuit aan het leger en de politie om ons te verzekeren van fysieke veiligheid in onze statenen onze huizen. We betalen grote bedragen voor energiezekerheid – we willenenergieaanvoer die duurder is, maar wel zeker. We moeten ook grote bedragen spenderen

99Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 100: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

aan het beschermen van onze landbouw, die ons voedselzekerheid biedt, en het is eenschande dat niet iedereen in de EU dat begrijpt.

Alyn Smith (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer onze rapporteurook met het uitstekende compromissenpakket dat vandaag voor ons ligt. Ik wil in hetbijzonder de aandacht vestigen op drie maatregelen die onze succesvolle amendementenwaren en die een bijzonder welkom verdienen.

In paragraaf 21 van het verslag erkennen we dat de ontkoppeling van rechtstreeksebetalingen over het algemeen succesvol is en wij staan er pal voor dat dit verder wordtontwikkeld. Ja, het moet op een correcte en verstandige manier worden gedaan, maar hetmoet wel worden doorgezet.

In de paragrafen 37 en 38 erkennen we expliciet dat de braakleggingsplicht eenanachronisme is en geheel weggevaagd dient te worden; daar waar er als neveneffectmilieuvoordelen zijn, kunnen die onder de tweede pijler op de juiste manier hun beslagkrijgen.

In de paragrafen 86 tot 91 onderkennen we het internationale belang van nicheproductenvoor Europa’s landbouw. Ik zou zonder moeite een boodschappenlijst van Schotsekwaliteitsproducten voor onze commissaris kunnen opstellen, dus ik zou dankbaar zijnvoor een paar woorden van haar over hoe zij daarmee verder wil gaan, met de promotievan een Europees merk voor internationale kwaliteit.

Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL). – (NL) Met deze health check heeft de Commissieeen goede, zij het een zeer bescheiden stap gemaakt naar een landbouwbeleid, dat ietsminder onrechtvaardig is. Ik wil mijn collega's oproepen om het verslag van mijnheerGoepel niet te steunen, aangezien het de Commissievoorstellen afzwakt op een aantal zeerbelangrijke punten en het belangrijkste punt is voor mij dat er eindelijk voorzichtig grenzenworden gesteld aan de hoeveelheid subsidie die iemand kan ontvangen.

Het is de Europese burger moeilijk uit te leggen waarom bijvoorbeeld de prins van Monacoof grote multinationals als Heineken en Nestlé honderdduizenden euro's aan inkomenssteunin de vorm van landbouwsubsidies krijgen, alleen omdat zij wat grond bezitten.Tegelijkertijd hebben echte boeren vaak moeite om de eindjes aan elkaar te knopen.Inkomenssteun in de landbouw is bestemd om agrariërs een levenswaardig bestaan tegeven en niet om de zakken van multinationals en grootgrondbezitters te spekken.

Vladimír Železný (IND/DEM). – (CS) De hervorming van het GLB was erop gericht hetminder omslachtig en meer marktgeoriënteerd te maken. Als we de gemiddelde omvangvan Tsjechische boerderijen in aanmerking nemen, is het in het verslag voorgestelde systeemonaanvaardbaar.

De uitkomst voor Tsjechië zou zijn dat het in het jaar 2013 een van de staten zou wordenmet het grootste aandeel (een deel van de toespraak is onverstaanbaar) binnen het kader vande modulatie van de eerste naar de tweede pijler verplaatst. Bijna 40 procent van derechtstreekse betalingen in Tsjechië zouden dan aan degressie onderhavig zijn, vergelekenmet 6,5 procent voor Frankrijk en slechts 2,5 procent voor Oostenrijk.

Tsjechische bedrijven zouden volgens het bestaande voorstel gedwongen zijn zich nodelooste splitsen en feitelijk minder efficiënt worden. Noch dit noch een compromisvoorstel zijnaanvaardbaar voor Tsjechië, omdat ze ons vatbaar maken voor discriminatie en op een

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL100

Page 101: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

niet te rechtvaardigen manier afbreuk doen aan het concurrentievermogen van deTsjechische boeren.

Jean-Claude Martinez (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, mijnheer Goepel,in Berlijn – nu bijna tien jaar geleden – besloten bondskanselier Schmidt en de Fransepresident Jacques Chirac boeren respijt te geven tot 2013. Met het einde van de melkquota,het einde van een eigenlijke landbouwbegroting als onderdeel van het financiële kadervoor 2014-2019 en de pensionering van de meerderheid van de producenten, die nietzouden worden opgevolgd, was het einde van het grote GLB gepland voor 2013 – zoeenvoudig was het.

Nu zet u vraagtekens bij deze overeenkomst en versnelt u in de naam van de“gezondheidscontrole” van het GLB het tempo in de richting van het uitbannen vanlandbouw uit de eerste pijler. Dit is niets nieuws! Door middel van quota, GMH’s,Herodespremies, braakleggingsplicht, ontkoppeling en rooien hebben MacSharry, Steichenen Fischler deze strategie van het overlaten van het monopolie op voedselproductie aanhet zuidelijk halfrond en de landen rond de Grote Oceaan al dertig jaar in praktijk gebracht.

Vandaag de dag gaat achter de spannende technische debatten over volledige ontkoppeling,modulatie – degressief of progressief –, het stellen van milieuvoorwaarden,plattelandsontwikkeling en referentiewaarden – historisch of niet-historisch – gewoon deenige echte kwestie schuil, nu China en India op het punt staan een oproep te doen ommee te dingen in de voedselvoorziening voor de wereld, nu voor boeren de dag aanbreektdat de prijzen en de vraag stijgen. Wil Europa nog steeds een van de grote boerderijen vande wereld zijn, samen met Brazilië? Ja of nee?

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd hierzo’n groot publiek voor dit debat te zien, want het is een belangrijk debat. Als we met deapplausmeter zouden beslissen over grote betalingen aan koninklijke families of aanindividuele boeren, dan zouden de koningshuizen in heel Europa sidderen. Maar het is eencomplexer debat, zoals we hebben gehoord van onze Oost-Europese collega’s.

Wat de gezondheidscontrole betreft, wil ik heel kort het volgende zeggen: inzakeontkoppeling en modulatie in Ierland hebben wij volledig ontkoppeld en ik denk dat decommissaris dat erkent. Wij willen bij ons systeem van historische betalingen blijven enwe vinden toenemende modulatie geen goed idee. Het is het vullen van het ene gat meteen ander gat dat er anders uitziet. We weten niet echt waar het geld van deplattelandsontwikkeling zal blijven en daar moeten we heel goed naar kijken.

Het is op het moment niet artikel 69 dat Ierse boeren zorgen baart, maar de WTO. Ik hebhier de beoordeling van het laatste document van de WTO voor me liggen en zal die metcollega’s delen. Het is in kleur gedrukt en het is niet mooi. Als de heer Mandelson zijn zinkrijgt, dan ben ik bang dat de rundvlees-, zuivel-, lams- en varkensvleessectoren in Europazullen worden weggevaagd en het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook. De verlagingenvan tarieven gaan tot 70 procent.

Nu begrijpen mensen daar misschien de gevolgen niet van, maar het betekent dat onzeproducenten niet zullen kunnen concurreren met geïmporteerde voedingsmiddelen enmet producten die volgens héél andere normen worden geproduceerd.

101Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 102: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

De lamsvleessector, die het Parlement juist probeert te helpen, zal door de WTO wordengedecimeerd. Mag ik u vragen, commissaris, of u misschien deze analyse wilt aannemendie de Irish Farmers’ Association heeft gemaakt – ik zal het weer omhoog houden, wanthet is in kleur – en terugkomen om me te vertellen, hoop ik, dat ze het bij het verkeerdeeind hebben, al vrees ik dat ze het bij het goede eind hebben.

Er is een volslagen gebrek aan informatie voor dit Huis over de gevolgen van de laatsteWTO-tekst en ik denk dat wij die informatie nodig hebben en verdienen. Ik zou alleen nogwillen zeggen dat Ierse boeren de Europese Unie steunen, maar dat er afgelopen weekeindeveel bij mij aanklopten die twijfels hebben over hun beslissingen waar het gaat om hetstemmen over diverse verdragen. En dat is een serieuze zaak, zoals de commissaris weet.

María Isabel Salinas García (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, Europeseboeren en in het bijzonder Spaanse boeren hebben een bepaald minimum aan stabiliteitnodig, en ik zou zeggen dat ze dat eisen. Daarom is het eerste wat ik van de Commissiezou willen vragen dat deze tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleidgeen grootscheepse, radicale herziening wordt.

Eén aspect dat mij zorgen baart is de gedeeltelijke ontkoppeling van steun; de haast omverder te komen met het loskoppelen van steun kan veel gewassen in gevaar brengen. Eenvolledig of gedeeltelijk ontkoppelingsniveau in bepaalde sectoren is essentieel voor hethandhaven van de productie, bijvoorbeeld in de katoensector.

Dientengevolge ben ik van mening dat de ontkoppelingsniveaus moeten wordengehandhaafd zoals overeengekomen in 2003 en dat de lidstaten, als dat onmogelijk is, inelk geval wat ruimte moeten krijgen om te manoeuvreren, omdat een vrijwillig model voorelke sector, verschillend van geval tot geval, de beste omstandigheden voorlandbouwproductie kan scheppen. Ik denk dat we op dit moment een boodschap vankalmte en stabiliteit aan de landbouwsector moeten sturen.

Jan Mulder (ALDE). – (NL) Mijn complimenten aan de heer Goeppel voor zijn werk. Ikdenk dat in dit debat twee dingen belangrijk zijn.

In de eerste plaats is het belangrijkste van de landbouwpolitiek voor mij degemeenschappelijke markt voor 500 miljoen consumenten. Heeft de Commissie,respectievelijk het verslag Goepel deze markt verstoord? Ik denk het niet. En dat is eengoede zaak.

In de tweede plaats denk ik dat een overheid betrouwbaar moet zijn. Dat wat beloofd is inde begroting 2007, moet gehandhaafd worden, en ik denk dat de Commissie dat ook doet.

Over modulatie heb ik gemengde gevoelens. Ik ken de resultaten van de plattelandspolitieknog niet. De rapporten van de Rekenkamer zijn uiterst kritisch, maar ik vind het moeilijkom de boeren een extra belasting op te leggen, waarvan zestig procent niet bij henterugkomt. In Nederland wordt deze gebruikt voor de aankoop van natuurterreinen.

Iets over de non-trade concerns. Hoe kan ik het Europese boeren uitleggen dat zij bepaaldeproducten niet mogen produceren die andere landen wél mogen produceren en die wijonbeperkt mogen invoeren? Dit leidt tot oneerlijke concurrentie.

Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, er zijn de afgelopenjaren veel veranderingen aangebracht in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Diewerden niet allemaal ingegeven door de noodzaak de toestand in landelijke gebieden teverbeteren of door de behoeften van de consument in de EU. Op dit moment stijgen de

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL102

Page 103: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

voedselprijzen voortdurend, maar wordt de situatie voor kleine en middelgroteondernemingen niettemin niet significant beter. De Europese Commissie doet meer ominternationale corporaties te steunen, inclusief degene die genetisch gemanipuleerd voedselproduceren, dan ze voor plaatselijke boerderijen doet. De Europese Gemeenschap komtsteeds dichter bij een verlies van soevereiniteit op het gebied van voedselproductie. Nu,met de voorgestelde hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, wordt erweer een stap gezet om nog een groep boeren op te doeken, de tabaktelers, wat leidt toteen economische ramp voor bijna 100 000 individuele telers en tot het verlies van 400 000banen. Het is hoog tijd dat de Europese Commissie zich meer om de belangen van Europeseboeren gaat bekommeren dan om die in derde landen.

Marie-Hélène Aubert (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, decontext van de landbouw is sterk veranderd sinds 2003 en de analyses die we vandaaghebben, zijn al weer gedateerd en niet echt opgewassen tegen de wezenlijke uitdagingenvan de toekomst. De vraag naar voedingsmiddelen explodeert, de prijzen stijgen snel enworden onbetaalbaar voor de mensen die het het moeilijkst hebben, terwijl er intussenlandbouwgrond verdwijnt. Biobrandstoffen, die gesubsidieerd worden, destabiliseren delandbouw op grote schaal. Laten we ook het effect van de klimaatverandering beklemtonenen bovenal het feit dat onze burgers het intensieve, ultraliberale industriële model in twijfeltrekken dat met zich meebrengt dat voedingsmiddelen duizenden kilometers afleggen overde hele wereld, wat allemaal gepaard gaat met sociale en ecologische dumping.

Een ingrijpende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is dus wat we nuzouden moeten uitvoeren en niet alleen een technische aanpassing van de huidigeinstrumenten, zoals u nu voorstelt. Wat we nu ook echt nodig hebben is een oriëntatie,een duidelijke strategische richting – datgene waar we op het moment het meest gebrekaan hebben.

Bairbre de Brún (GUE/NGL). − (GA) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag ligt voor onsop een heel belangrijk moment voor de boeren in de EU. Zoals mijn collega mevrouwMcGuinness al heeft gezegd: we zagen tijdens de gesprekken met deWereldhandelsorganisatie hoe de commissaris bereid is de belangen van onze boeren enonze plattelandsgemeenschap op te offeren, niet omwille van de derde wereld, maar omdeel te nemen aan een internationaal spelletje handjeklap.

Wat betreft de gezondheidscontrole, ben ik het ermee eens dat er evenwicht moet zijntussen zaken vereenvoudigen en ze effectiever maken en de boeren wat stabiliteit geventerwijl ze voedsel voor ons produceren en het platteland in stand houden.

Als hij eerlijk wordt uitgevoerd, zouden we blij moeten zijn met een limiet aan grotebetalingen aan grootschalige boeren of aan grote bedrijven als een stap voorwaarts, wegvan een gemeenschappelijk landbouwbeleid dat alleen grootgrondbezitters helpt. Het isook belangrijk dat alleen actieve boeren recht hebben op betaling.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet …

(De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)

Derek Roland Clark (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, elkegezondheidscontrole heeft meting en beoordeling nodig. Voor het GLB stel ik voor dat demeting aan de financiering wordt gedaan en dat de beoordeling wordt gedaan door deRekenkamer.

103Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 104: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Vindt de Rekenkamer dat het GLB gezond is als 28,9 procent van de betalingen aanindividuele boerderijen niet klopt? Vindt ze het gezond dat het GLB boeren geld geeft omgeen voedsel te verbouwen? Vindt ze het gezond boerenland te veranderen in land voorbiobrandstoffen, net nu er in de wereld een tekort aan graan is? Vindt ze het GLB gezondwanneer echte boeren – in het Verenigd Koninkrijk in elk geval – moeite hebben om hethoofd boven water te houden? Weet ze dat de boeren in Nieuw-Zeeland tegenwoordigniet worden gesubsidieerd, maar het heel goed doen en dat maar 3 procent van hen faillietzijn gegaan toen de subsidies werden ingetrokken?

Het GLB lijkt mij erg ongezond – is het geen tijd om te stoppen met het kunstmatig in levente houden en de Europese boeren hun eigen weg te laten zoeken?

Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er staat veel in dit verslag waar ik hetmee eens ben. Er zijn vier snelle punten die ik wil maken.

Ten eerste: de theorie van ontkoppeling is heel goed, maar de praktijk is voor sommigenteleurstellend omdat zij er niet in slaagt de hogere marktopbrengsten voor producentenaf te dwingen die beloofd waren.

Ten tweede: we moeten voldoende instrumenten in stand houden om ons tegen markt-en aanvoercrises te beschermen. Wanverhoudingen in de aanvoerketen brengen het doelvan het GLB de voedselzekerheid veilig te stellen in gevaar. Voedselzekerheid is onmogelijkzonder gegarandeerde economische duurzaamheid voor producenten.

Ten derde: we kunnen meer doen aan het vereenvoudigen van het GLB om debureaucratische last terug te dringen en ja, om boeren uit de beklaagdenbank te halen alsze met een klein vergrijp een eerlijke vergissing begaan.

Ten vierde: onbenutte toewijzingen aan marktmanagementmaatregelen op delandbouwbegroting zouden ter beschikking moeten komen voor artikel 69-hulp om delandbouw in de EU te versterken, in het bijzonder waar de productie marginaal is en insituaties zoals in mijn kiesdistrict, waar een groot aantal boeren boven de 55 is en geenuitzicht heeft op ander werk.

Véronique Mathieu (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames enheren, het verslag-Goepel biedt een goed compromis tussen de gewaagde voorstellen vande Commissie en de zorgen die onze boeren hebben uitgesproken. Mijn complimenten,mijnheer Goepel, dat u ons dit verslag hebt bezorgd; het was niet eenvoudig, dat wetenwe. Er zijn een aantal goede voorstellen uit voortgekomen.

Dit is in de eerste plaats het geval met het systeem van directe steun dat gewijzigd moetworden vanuit de overweging dat de lidstaten meer flexibiliteit nodig hebben om dezeverandering ten uitvoer te leggen.

Als de ontkoppeling verder moet gaan, dient zij rekening te houden met de moeilijkhedenwaarmee bepaalde sectoren op dit moment kampen, in het bijzonder de veesector ensommige gebieden van gewasproductie die voor veel streken erg belangrijk zijn, bijvoorbeeldvlas en hennep voor voeder, die van een passende overgangsperiode zouden moetenprofiteren.

Zoals ze nu wordt voorgesteld, lijkt de modulatie te groot en verstoort ze de balans van deeerste pijler. De maatregelen in verband met de braakleggingsplicht moeten hervormdkunnen worden, maar de Commissie moet eerst duidelijk instrumenten definiëren om devoordelen die hij met zich meebrengt, te beschermen, in het bijzonder waar het de

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL104

Page 105: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

biodiversiteit betreft. De herziening en versterking van artikel 69 zou ook een manier zijnom verzwakte gebieden zoals bergachtige streken van effectieve financiële steun te voorzien,om sectoren in moeilijkheden te herstructureren, zoals veeteelt en zuivel, of om risico’s temanagen.

Tot slot, commissaris, zouden we onszelf echt vragen moeten stellen over biobrandstoffen,die sterk ter discussie staan vanuit het oogpunt van milieubescherming. Misschien is degezondheidscontrole de ideale gelegenheid om dit te doen.

Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Het verslag waarover we debatteren is een van debelangrijkste verslagen over de landbouwsector van de afgelopen vier jaar, aangezien hetveel meer is dan alleen maar een beoordeling van de huidige stand van zaken of een“gezondheidscontrole”. Mevrouw Fischer Boel is liberaal-radicaal, de heer Goepel isChristendemocraat-liberaal en ik ben socialistisch liberaal, en het is onze taak hetgemeenschappelijk landbouwbeleid vanaf 2014 fundamenteel te hervormen. De“gezondheidscontrole” brengt een aantal ideeën onder woorden die vanaf 2014 in werkingzullen treden. Eén voorbeeld is de stap naar een areaalgerelateerde flat rate bij de rechtstreeksebetalingen, een ander voorbeeld is verschuiving van fondsen naar de tweede pijler en hettype modulatie dat ons hierbij voor ogen staat; weer een ander voorbeeld is de noodzaaktot ontwikkeling van een systeem voor risicomanagement. Ik ben met mevrouw FischerBoel en de heer Goepel eens dat de plafonds ook erg belangrijk zijn. Ik zou graag zien datde Britse koningin minder krijgt; in Hongarije zijn er op dit moment ook erg veelgrootschalige bedrijven. We moeten echter een systeem ontwerpen dat voorkomt dat deplafondgrens omzeild wordt; met andere woorden, deze kwestie zullen we in de toekomstmoeten oplossen. Dank u wel.

Anne Laperrouze (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de aandacht vestigenop vier dimensies waarin het GLB zich zou moeten ontwikkelen.

Het handhaven van de directe steun, die een wezenlijk element is: het is bewezen dat ergeen economie ter wereld is waar de boeren een behoorlijk inkomen verdienen zonderfinanciële steun. Het milieu, dat de landbouw evenzeer vormt als de landbouw het milieuvormt. Daarom is het belangrijk het stellen van milieuvoorwaarden voor het ontvangenvan steun te handhaven. Elke overeenkomst in de WTO zou rekening moeten houden metbeschermde geografische aanduidingen, dierenwelzijn en de gezondheidstoestand vanimportproducten, op grond van eerlijke concurrentie en omdat gezondheidsproblemenniet stoppen bij de grensovergang. Tot slot is het nodig de bijdrage van de landbouw aanklimaatverandering en duurzame ontwikkeling vast te stellen. Ik nodig de EuropeseCommissie uit nader te onderzoeken hoeveel akkerland in de Europese Unie omgeschakeldkan worden naar biobrandstoffen en “groene” chemicaliën.

Ik ben verheugd over deze resolutie, die een goede weergave is van de toekomstigeuitdagingen voor de landbouw, zowel op het gebied van voedselproductie als op het gebiedvan milieubescherming.

Liam Aylward (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met het voorstel in decontext van de GLB-gezondheidscontrole om de regelgevingslast voor boeren teverminderen en ik zou er bij de commissaris op aan willen dringen boeren van tevoren opde hoogte te stellen van cross-compliance-inspecties wanneer zij onderzoekt hoe we deregelgeving eenvoudiger en flexibeler kunnen maken.

105Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 106: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik ben absoluut tegen de vergroting van de verplichte modulatie tot 13 procent in dekomende paar jaren. Dit zou een vermindering zijn van de rechtstreekse betaling aan boerendie dit geld al hebben begroot.

Er bestaat een risico dat de wezenlijke rol van de schapenteelt voor het behoud vanecologisch kwetsbare gebieden zal worden uitgehold door het verlaten van land en dat erboerenvaardigheden verloren zullen gaan; de GLB-gezondheidscontrole moet dit probleemsignaleren en bijdragen aan een oplossing.

Het is nu duidelijk uit het laatste debat dat de melkquota zullen worden afgeschaft metingang van april 2015 en ik verwelkom de bijdrage van de commissaris aan dit debat. Hetis belangrijk dat er een zachte landing komt en ik zou voorstander zijn van een jaarlijksetoename van de melkquota tot 2015.

Ten slotte: de voorstellen inzake de toekomst van de landbouw in de EU die in de contextvan de WTO in Genève ter tafel zijn gebracht, zijn volstrekt onacceptabel, in het bijzondervanuit een Iers gezichtspunt. Ik ben blij met het feit dat veel andere EU-lidstaten ook tegendeze voorstellen zijn en dat de verantwoordelijke commissaris deze zorgen in overwegingzal nemen.

Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag allereerstde heer Goepel complimenteren met zijn werk en zeggen dat ik me zal concentreren opde toekomst van de zuivelsector. Ik zou graag de volgende opmerkingen willen maken.

Allereerst zou ik willen zeggen dat er veel onzekerheid is over de vraag wat in deverschillende productiegebieden het effect zou kunnen zijn van de afschaffing van hetquotasysteem. Veel mensen vrezen dat de trend van het staken van de productie zalversnellen en dat het een onherstelbare klap zal zijn voor sommige gebieden met een zeerlage winstgevendheid en weinig alternatieven voor landbouw.

Het is echter duidelijk dat het huidige quotasysteem niet het gewenste resultaat boekt,namelijk het bereiken van een evenwicht tussen productie en consumptie. We zijn vanmelkmeren naar een tekort van 3 miljoen ton gegaan, waaruit duidelijk blijkt dat dezeGMO haar ups en downs kent, dat de productiequota ongelijk verdeeld zijn en dat er eenarmzalige evaluatie is geweest van de recentste hervormingen en van een aantal van despecifieke maatregelen die zijn toegepast, zoals het ontkoppelen van steun, waarvan wehet effect of de toekomst van de sector niet kennen.

Naast dit alles bestaan er ongelijkheden in de toepassing van het quotasysteem tussenverschillende landen; en, commissaris, ik moet zeggen dat er in sommige landen, zoals hetmijne, obstakels zijn op de weg naar de liberalisering van de sector en dat bijvoorbeeld deindividuele overdracht van quota, een fundamenteel element voor herstructurering, in2005 is afgeschaft.

Ten slotte, commissaris, zou ik eenvoudigweg willen zeggen dat ik denk dat het positiefzou zijn het idee van een vrijwillige verhoging van de quota met 2 procent voor 2008-2009,zoals voorgesteld in de verslagen van Jeggle en Goepel, te combineren met een niet-lineairetoename voor de volgende jaren, conform het verzoek in paragraaf 84 van hetverslag-Goepel, teneinde de productiequota evenwichtiger te verdelen door prioriteit teverlenen aan lidstaten die traditioneel een achterstand hebben in verhouding tot hun interneconsumptie.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL106

Page 107: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Lily Jacobs (PSE). – (NL) Ik zou graag de aandacht willen vestigen op een aspect van onslandbouwbeleid dat vaak onderbelicht blijft. De belangen van de ontwikkelingslanden.Wij moeten af van het protectionisme en de marktverstorende maatregelen die in hethuidige systeem zijn ingebouwd. De allerarmste landen hebben recht op een eerlijke toegangtot onze markt en het stoppen van oneerlijke concurrentie op hun markt.

Ik heb amendementen ingediend om hier de aandacht op te vestigen en ik zou mijn collega'sgraag willen vragen om deze te ondersteunen. Mevrouw de commissaris, u zult het metmij eens zijn dat de focus van ons beleid bovendien eerst en vooral bij de consument moetliggen. Daarom is het van primair belang dat wij boeren ondersteunen bij het producerenvan voldoende veilig voedsel van de allerhoogste kwaliteit. En daarom moeten wij zorgenvoor een duurzame landbouw, waarin maximaal wordt geïnvesteerd in de beschermingen verbetering van de landelijke omgeving en het milieu, zodat niet alleen wij, maar ookonze kinderen er plezier van hebben.

We moeten zorgen voor voldoende voedsel voor iedereen. En dat kan onder meer doorhet steeds verder ontwikkelen van onze kennis en het delen van onze kennis en onzemoderne technieken met de rest van de wereld.

Kyösti Virrankoski (ALDE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de Commissielandbouw en plattelandsontwikkeling over de gezondheidscontrole van het GLB is eenrealistisch verslag. Het grootste probleem is de ontkoppeling. De Commissie roept op totmeer ontkoppeling van steun en productie.

De Commissie landbouw is zeer op haar hoede, en niet zonder reden. Ontkoppeling lijktin veel opzichten op steun voor vervroegde uittreding van boeren: ze begunstigt boerderijendie de productie verminderen of staken maar is niet stimulerend voor jonge boeren diehun productie uitbreiden. Op dezelfde manier begunstigt ze extensieve productie ten kostevan arbeidsintensieve productie.

In het bijzonder de gebieden die slechter af zijn als het gaat om de natuurlijkeomstandigheden, lijken hiervan de dupe te zijn. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is desteun nog voornamelijk aan productie gekoppeld. Het is bijzonder ergerlijk dat hetmaatschappelijke draagvlak voor subsidie bezig is af te kalven. Als een boer die in deeltijdvoedsel produceert, hetzelfde bedrag krijgt als een ander die zeven dagen per week werkt,zou de belastingbetaler wel eens kunnen protesteren. Het blijft het werk van de boer voedselte produceren.

Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ondanks herhaaldehervormingen maakt het gemeenschappelijk landbouwbeleid de verwachtingen nog steedsniet waar. Het verlies van voedselzekerheid van de Europese Unie, de talrijke crisissituatiesen het gebrek aan gezamenlijke afspraken waar beide partijen tevreden over zijn, zijn hieruitstekende voorbeelden van. De crisissituatie wordt verergerd door het gebrek aan cohesieen door de discriminatie van boeren in de nieuwe lidstaten. Het feit dat er betere en slechteresituaties zijn, afhankelijk van de geografische locatie en de datum van toetreding tot deEuropese Unie, demonstreert eigenlijk dat er geen gemeenschappelijk landbouwbeleid isen dat dat nog behoorlijk lang zo zal blijven.

Ondanks de enorme hoeveelheid werk die de rapporteur, de heer Goepel, erin gestokenheeft, is het doel niet bereikt en is het niet eens gemakkelijk te zeggen of we dichter bijwerkbare oplossingen zijn of er verder van verwijderd. Met het oog op deze situatie lijkthet erop dat de mening van de minderheid correct is, die vindt dat de Commissie verder

107Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 108: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

gaat met het voeren van een beleid van steun voor internationale corporaties in devoedselindustrie en grootgrondbezitters, en dat het gemeenschappelijk landbouwbeleidniet voldoet aan de behoeften van consumenten van kleine en middelgrotefamilieboerderijen, die worden gedwongen de productie te staken. Daarom hebben we eennieuw, eerlijk landbouwbeleid nodig dat is opgesteld door objectieve deskundigen en nietdoor belangengroeperingen.

Petya Stavreva (PPE-DE). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, mevouw de commissaris,waarde collega’s, ik wil de rapporteur, Lutz Goepel, graag gelukwensen met het succesvollewerk aan dit verslag.

In mijn hoedanigheid van Europees Parlementslid uit Bulgarije vind ik het bijzonderbelangrijk dat het verslag apart aandacht besteedt aan de nieuwe lidstaten van de EuropeseUnie. Zij kunnen, als ze ertoe bereid zijn, tot 2013 een vereenvoudigde uniformeareaalbetaling hanteren en ze zullen door de Europese Unie worden ondersteund bij detoepassing van de cross-compliance-regels.

De handhaving van het recht van lidstaten zelfstandig te beslissen of en hoe ze hun systeemvan rechtstreekse steun willen veranderen, zal onze landen meer flexibiliteit geven en zehelpen zich aan te passen aan de specifieke behoeften van elke streek en elke sector.

Ik ben van mening dat het verslag over de gezondheidscontrole van het gemeenschappelijklandbouwbeleid vandaag de dag van bijzonder belang is, nu het Europees Parlement deburgers moet overtuigen van zijn inzet en verantwoordelijke politieke houding tegenoverde ontwikkeling van de landbouwsector in de Gemeenschap.

Ik denk dat het verslag van Lutz Goepel de belangen van de Europese boeren beschermten ik spoor u aan het te steunen. Dank u.

Bogdan Golik (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met hetfeliciteren van mijn collega-Parlementslid de heer Goepel met een mooi verslag en hem tebedanken voor de enorme hoeveelheid werk die hij erin heeft geïnvesteerd. Het verslagweerspiegelt de bijzondere interesse van het Parlement voor het vraagstuk van hetlandbouwbeleid volledig. Hoewel de uitgaven in het huidige begrotingsperspectief slechts33 procent bedragen vergeleken met 80 procent in de jaren zeventig, blijft landbouwbeleid– en zo hoort het ook – een van de belangrijkste vormen van Europees beleid.

Omdat mijn tijd beperkt is, zal ik slechts een paar zaken noemen die van belang zijn voorde nieuwe lidstaten. De invoering van modulatie in de nieuwe lidstaten dient niet te wordengeaccepteerd totdat volledige betalingen zijn verkregen en dient geleidelijk te gebeuren,zoals in andere landen van de Vijftien ook is gebeurd. Ik kan het niet eens zijn met deafschaffing van de subsidies en energiesupplementen die ons nog maar net zijn toegewezen.De EU zou juist bijzondere steun moeten geven aan de nieuwe richting van productie vanbiomassa.

Wat betreft de toekomst van de melkquota houd ik vast aan mijn overtuiging dat het besluitdat hierover moet worden genomen, een breder debat en veel diepgaander analyse vereist.

Magor Imre Csibi (ALDE). – (RO) In mijn hoedanigheid van vicevoorzitter van deCommissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid zou ik een aantalopmerkingen willen maken over het effect van de klimaatverandering op de landbouw.

De beoefening van intensieve landbouw van de afgelopen jaren heeft ervoor gezorgd datboeren in hoge mate bijdragen aan de opwarming van de aarde; nu worden ze met de

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL108

Page 109: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

verwoestende gevolgen daarvan geconfronteerd. Statistieken schatten dat de landbouwverantwoordelijk is voor 17 tot 32 procent van de broeikasgassenuitstoot die doormenselijke activteiten wordt veroorzaakt. Landbouw vervuilt nog steeds als gevolg vanirrationeel gebruik van kunstmest, inadequate opslag van mest en irrationeel gebruik vanland, en dan bedoel ik in het bijzonder ontbossing en overbegrazing.

De opwarming van de aarde is onomkeerbaar en het veelvuldig voorkomen van droogtenof overstromingen in de toekomst zou ons niet meer moeten verbazen. Daarom ondersteunik het in het verslag gepresenteerde idee van het creëren van een veiligheidsnetwerk opEuropees niveau om boeren in de EU bij te staan in geval van ecologische, klimaat- ofepidemiologische rampen.

Ik verzoek de Europese Commissie dan ook de mogelijkheid te onderzoeken van de urgenteinstelling van een verzekeringsfonds of mechanisme voor meervoudige risico’s die boerenin de EU bedreigen, te financieren uit de EU-begroting en de begrotingen van de lidstaten.

Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, er zijn maar tweekwesties in dit debat waarop ik de aandacht wil vestigen. De eerste is dat het percentagevan de totale begrote uitgaven dat aan de landbouw wordt besteed, gestaag daalt en in hetlaatste jaar van dit begrotingsperspectief slechts 32 procent zal bedragen. Deze geldenvormen gemiddeld ongeveer 30 procent van het inkomen van boeren in de EU. Dit niveauvan steun moet in de toekomst worden gehandhaafd om de interesse in landbouwactiviteitenin stand te houden en bovenal om Europa’s voedselzekerheid veilig te stellen. We moetenin gedachten houden dat veel van de ontwikkelde landen in de wereld een scala aaninstrumenten inzetten om het inkomen van boeren aan te vullen, op een niveau van meerdan 50 procent. Onder deze landen bevinden zich Japan, Zuid-Korea, Noorwegen enZwitserland.

Ten tweede is het noodzakelijk de steun voor boeren in de oude en de nieuwe lidstatenveel sneller gelijk te trekken. Deskundigen berekenen dat het gemiddelde subsidieniveauper hectare boerenland in de nieuwe lidstaten in 2007-2013 nauwelijks 62-64 procentzal bedragen van de steun die boeren in de oude lidstaten ontvangen. Als aan deze tweebasiseisen niet wordt voldaan, zal het moeilijk worden ons ontwikkeling in de Europeselandbouw voor te stellen.

Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het doel van dezeevaluatie van het landbouwbeleid van de EU is het verbeteren ervan in het licht van deervaring die is opgedaan sinds de laatste hervorming in 2003 en de situatie die op dewereldmarkt is ontstaan. We moeten echter in gedachten houden dat de veranderingendie worden aangebracht, geen afbreuk moeten doen aan ten eerste de gemeenschappelijkeaard van dit beleid – wij zijn tegen nationalisering van het beleid – en ten tweede hetEuropese landbouwmodel. Er zijn geen redenen om directe subsidies op historischeproductieniveaus te baseren en op deze manier differentiatie aan te brengen.

Het toekomstige model voor subsidies na 2013 moet worden gebaseerd op eenvoudigeuitgangspunten die op de SAP’s lijken. Marktinterventie moet echter in extreme gevallenook worden toegestaan, of zelfs productiesubsidies, zoals in het geval van de productievan tabak of melk in berggebieden.

Katerina Batzeli (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met hetfeliciteren van de heer Goepel met zijn verslag. Aangezien de tijd erg kort is, wil ik bepaaldeprincipes benadrukken die ten grondslag moeten liggen aan elke hervorming van het

109Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 110: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

gemeenschappelijk landbouwbeleid, met behulp van hetzij een communicatie-, hetzij eenwetgevingsinstrument.

Ten eerste: de herdefiniëring van het Europese landbouwmodel kan de kleine en middelgrotefamiliebedrijven niet negeren. Ten tweede: de kwestie van financiering, die later zal moetenworden opgelost, moet niet op het uitgangspunt van medefinanciering gebaseerd worden,wat het gemeenschappelijk landbouwbeleid feitelijk weer nationaliseert. Ten derde: hetvraagstuk van de regionalisatie, die de problemen rond de markt en voedingsmiddelen nietalleen kan oplossen, zal opnieuw moeten worden onderzocht en in zijn ware proportiesmoeten worden gezien. Ten vierde: de oneerlijkheid die het gevolg is van bepaaldehervormingen, zoals die van de tabaksector, zal moeten worden opgeheven. Deze productenmoeten in ere worden hersteld en op dezelfde manier worden behandeld als andere.

Francesco Ferrari (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren,ik wil de rapporteur bedanken voor dit vanwege de complexiteit en enorme reikwijdte vanhet onderwerp zeer belangrijke verslag.

Ik wil twee punten onderstrepen waarvan ik denk dat ze van bijzonder belang zijn. Heteerste is dat ik het GLB als een belangrijk instrument beschouw, dat ook na 2013 moetworden gehandhaafd omdat het ondernemingen steunt. Om deze reden zou het echter opondernemers moeten worden gericht, zodat zij banen kunnen creëren, de natuurlijkeomgeving kunnen beschermen en producten van hoge kwaliteit kunnen garanderen.

Het tweede gaat over de gevoelige kwestie van de melkquota. Ik ben het wel degelijk metde rapporteur eens over de noodzaak van het beschermen van die regio’s in Europa waargeen alternatief is voor veeteelt en melkproductie, maar we moeten ook aan die boerendenken die zwaar hebben geïnvesteerd om melkquota aan te schaffen en die na 2015 ingrote financiële moeilijkheden kunnen raken.

Ik hoop dat we met de hulp van de commissaris een oplossing kunnen vinden die vooriedereen geschikt is, deels omdat Italië bij het opzetten van het quotasysteem in 1984 tegenwas en tegenwoordig nog steeds een productietekort heeft van ongeveer 40 procent vande melk die het consumeert.

Struan Stevenson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het uitstekende verslag vande heer Goepel zal de fundamenten leggen voor een gezond landbouwbeleid in de toekomst,maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat voedselzekerheid steeds hoger op onze politiekeagenda zal komen te staan, zoals de heer Parish heeft gezegd.

De paniek rond de klimaatverandering is zo groot dat politici en beleidsmakers het risicolopen een groter mondiaal probleem te creëren dan ze wilden oplossen. De stormloop opbiobrandstoffen haalt zoveel land uit de landbouwproductie dat sommige deskundigennu al een naderende wereldwijde hongersnood voorspellen. Evenzo worden uitgestrektestukken regenwoud in het Amazonegebied en Indonesië gekapt om plaats te maken voorbiobrandstofgewassen zoals palmolie en voedselgewassen als soja, zodat er miljoenentonnen CO2 in de atmosfeer komen en de airconditioning van onze planeet kapot dreigtte gaan. Ontbossing veroorzaakt op dit moment ongeveer 18 procent van de totalebroeikasgassenuitstoot in de wereld en onderstreept de waanzin van het huidige beleid.

Hebzucht in plaats van zorg voor het milieu is het voornaamste kenmerk geworden vanonze strategie voor het aanpakken van de klimaatverandering en de run op biobrandstoffenvormt een potentiële dreiging voor de levens van miljoenen mensen, nu de wereldbevolkingexplosief toeneemt van de huidige zes miljard naar een geschatte negen miljard in 2050.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL110

Page 111: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Er worden elke maand zes miljoen mensen extra geboren. In 2030 zal de wereldbevolkingdusdanig zijn uitgebreid dat we een verhoging van de voedselproductie met 50 procentnodig zullen hebben om aan de verwachte vraag tegemoet te komen. In 2080 zou dewereldwijde voedselproductie verdubbeld moeten zijn!

Maar de werkelijkheid is dat er ieder jaar een stuk land ter grootte van Oekraïne aan delandbouwvoedselproductie wordt onttrokken door droogte en als rechtstreeks gevolg vande klimaatverandering. De wereldwijde voedselproductie neemt af in plaats van zich uitte breiden. Daarom staat voedselzekerheid nu boven aan de agenda.

Constantin Dumitriu (PPE-DE). – (RO) Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is eenvan de pijlers van de ontwikkeling van Europa en de debatten over de methoden om ditbeleid te verbeteren zouden een constante moeten zijn, niet alleen voor de Europeseinstellingen, maar ook binnen de lidstaten in de gemeenschappen die ons hebben verkozen.

Ik ben blij dat we dankzij de mededeling van de Commissie en het verslag van mijn collegaGoepel een aantal oplossingen kunnen aanwijzen om het gemeenschappelijklandbouwbeleid te verbeteren en de mensen in landelijke gebieden ervan te overtuigen datdit beleid in hun belang is en niet alleen maar een serie bureaucratische regelingen die zijnopgesteld door een paar diensten in Brussel. We moeten ons er echter van vergewissen datde voorstellen van de Commissie, de Raad en onszelf flexibel en realistisch genoeg zijn omefficiënt te zijn wanneer ze ten uitvoer worden gelegd.

In Roemenië, het land dat ik in het Europees Parlement vertegenwoordig, werkt 25 procentvan de arbeidskrachten in de landbouw en woont 40 procent van de bevolking in landelijkegebieden. Dat zijn cijfers waaruit het belang van de landbouw en het platteland voorRoemenië en onze economie blijkt. De oplossingen die we voor de hervorming van hetGLB vinden, moeten rekening houden met gevallen als Roemenië, met een grotelandbouwsector die zich in een volledig moderniseringsproces bevindt.

James Nicholson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst zou ik het verslagvan de heer Goepel willen verwelkomen en hem bedanken voor zijn grote inzet en die vanalle mensen die hierbij betrokken zijn.

Dat wij dit jaar naar de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid kijken, isnog maar het begin van een proces. Dit is een zeer belangrijke stap in dit proces en wekijken nu uit naar de voorstellen van de Commissie in de nabije toekomst. De positie vande tweede pijler van de plattelandsontwikkeling en de vraag op welk niveau de modulatiewordt ingesteld, zullen naar mijn mening zeker bepalend zijn voor het succes of anderszinsop de lange termijn van het toekomstig gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Maar ik moet zeggen dat het nog nooit zo belangrijk is geweest toe te zien op een gelijkspeelveld in alle lidstaten en we kunnen geen uiteenlopende percentages toestaan tussende lidstaten. De ontkoppeling is tot op grote hoogte een succes. Ik denk niet dat we daaropterug kunnen komen. Cross-compliance is bureaucratisch en niet zinvol gebleken en kanworden verbeterd. En voedselzekerheid moet boven aan de lijst staan.

Andrzej Jan Szejna (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, er worden van hetgemeenschappelijk landbouwbeleid en het structurele beleid dat het ondersteunt,oplossingen voor steeds ernstiger problemen verlangd. De basisvorm van hetgemeenschappelijk landbouwbeleid voor de jaren 2007-2013 die de landbouwministersvan de EU-landen op 26 juni 2003 in Luxemburg hebben goedgekeurd, bevat een aantal

111Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 112: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

oplossingen die goed zijn voor Polen. Andere beschermen echter vooral de belangen vande oude lidstaten.

Ik deel de opvatting van de rapporteur dat de Commissie een gedetailleerd verslag zoumoeten maken met betrekking tot problemen als de extra kosten die boeren moeten makenom zich te houden aan de Gemeenschapsnormen in de sfeer van milieubescherming,dierenwelzijn en voedselveiligheid.

Bij het innemen van een standpunt over het verslag dat ons is gepresenteerd, ben ik hetermee eens dat het nodig is door te gaan met het proces van hervormingen en verdereontwikkeling van landelijke gebieden. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moetveranderen als het een antwoord wil vinden op nieuwe uitdagingen als deklimaatverandering, de stijgende vraag naar energie, de toename van de wereldbevolkingen de toenemende mate van openheid naar de wereldmarkten.

Markus Pieper (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd over hetverslag-Goepel, omdat de tijd eindelijk rijp is voor afschaffing of grondige hervorming vaninstrumenten als quotumbeheersing, veepremies, uitvoerrestitutie en interventieprijzen.

Met het oog op de mondiale stijging van de vraag naar voedingsmiddelen biedt een groteremarkteconomie in het landbouwbeleid ook meer kansen in de Europese landbouw. Ik benbezorgd over de woordkeuze van een aantal van de compromissen. Het gaat hier overpremies per dier die voor het moment worden ontkoppeld, er worden sectorgerelateerdebeschermingssystemen geëist en er moet een hele reeks afwijkingen – als het om melk gaat,bijvoorbeeld – via de eerste pijler worden gefinancierd.

Dit alles brengt het risico met zich mee dat we via de achterdeur aan de oudemarktreguleringen blijven vasthouden. We moeten uitzonderingen echt beperken totstructureel zwakke regio’s en ze definiëren voor zeer strak beperkte productiehoeveelheden.

Als we hierin te royaal zijn, zal dat tot concurrentievervalsing leiden die we niet in politieketermen kunnen berekenen. Ik moedig de Commissie derhalve aan de markt bij de komendewetgevingsvoorstellen een eerlijke kans te geven.

Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er staat in dit verslag een aantalverwijzingen naar de WTO. Toch maak ik me echte zorgen dat, terwijl wij vanmiddag inhet Parlement over dit verslag over het GLB debatteren, de toekomst van de Europeselandbouw wordt bedreigd en ernstig wordt ondermijnd door de onderhandelingen die inonze naam door commissaris Mandelson tijdens de WTO-gesprekken worden gevoerd.

Het verslag roept op tot het nastreven van het concept van gekwalificeerde toegang tot demarkt in de onderhandelingen met de WTO. Weet commissaris Fischer Boel zeker dat wedie lijn volgen? Sterker nog, heeft commissaris Fischer Boel er vertrouwen in dat de lijn diecommissaris Mandelson volgt, de rundvlees-, zuivel- en andere sectoren niet zal ondermijnenen ons debat hier vanmiddag in elk geval in een aantal opzichten overbodig zal maken?

Het verslag wil dat Europese non-trade concerns centraal staan in de WTO-onderhandelingen.Weet de commmissaris zeker dat dat de lijn is die we volgen of zijn we hier alleen maareen heel beleefd debat aan het voeren terwijl de heer Mandelson bezig is met een aanvalop de fundamenten van het GLB?

Iztok Jarc, fungerend voorzitter. − (SL) Ik dank u allen voor een zeer interessant debat.Naar mijn mening was ook het verslag van zeer hoge kwaliteit en vol goede ideeën.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL112

Page 113: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik wil graag zeggen dat het Parlement en de Raad over veel onderwerpen in dit debat sterkop elkaar lijkende standpunten hebben verwoord, die te talrijk zijn om hier op te noemen.Ik ben ervan overtuigd dat deze gelijkenis die standpunten meer gewicht zal geven en datze een goede basis voor toekomstige samenwerking tussen beide instellingen biedt. Ik bener ook zeker van dat ze zal worden weerspiegeld in de conclusies die ministers volgendeweek zullen bespreken en goedkeuren.

Ik ben ervan overtuigd dat de beide instellingen de wetgevingsvoorstellen die de Commissiein mei tijdens de informele zitting in Slovenië zal presenteren, nauwkeurig zullen bestuderenen dat we tijdens die zitting een interessant debat zullen houden.

Ten slotte zou ik willen zeggen dat het Sloveense voorzitterschap zal streven naar eenspoedig begin van het debat over deze voorstellen, zodat het meeste werk tijdens hetSloveense voorzitterschap kan worden gedaan.

Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − Mijnheer de Voorzitter, ik ben het volledigmet de heer Nicholson eens dat dit de eerste stap is in een discussie die bijna de hele restvan dit jaar door zal gaan en daarom zal ik niet in details treden over alle uiteenlopendeonderwerpen die hier vandaag aan de orde zijn gesteld. Ik zal alleen de vinger leggen opeen paar van de belangrijkste.

Allereerst is er een enorme meerderheid voor het idee van meer ontkoppeling en ik zieveel in dit idee. Het idee een lidstaat de mogelijkheid te geven een regionaal model in tevoeren is een kans voor de lidstaten om verder te gaan in de richting van een flat rate en ikheb bij verscheidene gelegenheden uitgelegd waarom ik dit belangrijk vind.

Om te hoge verwachtingen te voorkomen zal ik heel direct en heel openhartig zijn overde ontkoppeling in de tabaksector. Bij de hervorming van 2004 is besloten de betalingenin deze sector los te koppelen. Aangezien we nu proberen nog verder te gaan met deontkoppeling, zou het idee van het verlengen van de gekoppelde betaling voor tabak datsommigen van u naar voren brachten een stap in een totaal verkeerde richting zijn. Koestertu dus geen verwachtingen dat de Commissie die kant op zal gaan.

Mevrouw McGuinness zei dat modulatie lijkt op het beroven van boeren. Ik ben het nieteens met deze visie. Ik denk dat het plattelandontwikkelingsbeleid meer geld nodig zalhebben om de nieuwe uitdagingen aan te gaan – de klimaatverandering en het verminderenvan de CO2-uitstoot zullen de voornaamste zijn.

We moeten er ten eerste rekening mee houden dat het ontkoppelde geld in de lidstaten zalblijven en ten tweede dat gemoduleerd geld mede door de lidstaten wordt gefinancierd –daardoor kun je het geld feitelijk sturen. Je krijgt twee keer zo veel als je van de directebetaling aftrekt. Dit is een belangrijke boodschap en we zullen hierop terugkomen in dewetgevingsvoorstellen.

De heer Graefe zu Baringdorf noemde progressieve modulatie en de noodzaak, vanuit zijngezichtspunt, om arbeidsintensiteit bij deze discussies te betrekken. Ik begrijp zijn standpunt,maar ik kan alleen maar zeggen dat dit buitengewoon bureaucratisch zou worden en heel,heel moeilijk te managen, dus ik ben erg huiverig om deze discussie aan te gaan.

Ik kan me vergissen, maar persoonlijk beschouw ik de invoering van medebeslissing overde landbouw niet als een dreiging, zoals ik heb horen suggereren. Ik beschouw dit als eenenorme en natuurlijke stap in een situatie waarin de landbouwsector zo belangrijk is, zowelvanuit een economisch gezichtspunt als omdat hij voor heel veel mensen belangrijk is.

113Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 114: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Daarom ben ik blij met deze verandering, maar anderzijds is het belangrijk dat we dezegezondheidscontrole voor het eind van het jaar afmaken, want anders wordt het eengezondheidscontrole voor 2010 en dan zijn we te dicht bij 2013. Dat is de reden, maargeloof me, ik ben erg blij met de veranderingen die zijn genoemd.

Wat betreft de ontwikkelingslanden, de Europese Unie is de meest open markt voorontwikkelingslanden: we importeren meer landbouwproducten dan Canada, de VerenigdeStaten, Australië en Japan bij elkaar. Hiermee moet rekening worden gehouden wanneerwe het over de landbouwsector hebben.

Tegen mevrouw Harkin zou ik willen zeggen dat mij is gemeld dat zij een mondelingevraag ter tafel heeft gebracht. De vraag zal schriftelijk worden beantwoord en daarom weetik heel zeker dat zij alle informatie zal krijgen waarom ze vraagt.

Lutz Goepel, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, bij deze discussie moet ik denkenaan de kunstschaatssport. Bij het jureren van kunstschaatsen laten we de hoogste en delaagste cijfers buiten beschouwing en kennen dan de punten toe. Als ik dus de standpuntenvan uiterst rechts en uiters links in dit Huis niet meereken, dan hebben we een resultaatwaarover we allemaal heel tevreden zijn en waarmee we allemaal heel gelukkig kunnenleven.

Dank u wel voor uw steun en medewerking. Ik zou dit nog eens willen benadrukken buitende grenzen van de fracties. Ik zie uit naar wat een opwindende samenwerking over hetwetgevingspakket zal zijn.

De Voorzitter. − Ik zou alleen willen toevoegen, mijnheer Goepel, dat hetzelfde principevan het wegsnoeien van de hoogste en de laagste cijfers ook wordt toegepast in hetskispringen en het boksen. Als dit ons debat verruimt, is het allemaal goed en wel.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt op woensdag 12 maart 2008 plaats.

Schriftelijke verklaringen (Artikel 142)

Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (EN) Natuurlijk is het van het grootste belangom in het kader van dit verslag duidelijk de noodzaak te benadrukken om directe betalingente handhaven niet alleen in het geval van klimaatgerelateerde gevallen van crisis ofmarktfalen maar ook de hoge Europese normen eerlijk tegen elkaar af te wegen in termenvan milieu-, dieren- en consumentenbescherming. Niettemin is het onze plicht ernstigrekening te houden met de situatie van de minst ontwikkelde landbouwproducerendelanden bij het herzien van de criteria op grond waarvan de directe betalingen in de toekomstzullen worden gedaan volgens ons gemeenschappelijk landbouwbeleid. Bovendien moetenwe de moeilijke situatie erkennen waarmee de landbouwsectoren van de meeste van denieuwe lidstaten worden geconfronteerd, die specifieke aandacht en verdere investeringenvragen voornamelijk in de herstructurering en modernisering van de sector. Ten slotte zouik er nog op willen wijzen dat het van wezenlijk belang is bij de behandeling van deGLB-gezondheidscontrole dat – na de recente crises – de nadruk zou moeten liggen op hetgaranderen van voedselveiligheid en voedselvoorziening voor onze burgers door te zorgenvoor voldoende voedselvoorraden.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL114

Page 115: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

18. Follow-up na de herziening van de Lamfalussy-procedure (debat)

De Voorzitter . − Aan de orde is het debat over

- een mondelinge vraag van Pervenche Berès, names de Commissie economische enmonetaire zaken, aan de Raad: Follow-up na de herziening van de Lamfalussy-procedure(O-0015/2008 - B6-0011/2008)

- een mondelinge vraag van Pervenche Berès, names de Commissie economische enmonetaire zaken, aan de Commissie: Follow-up na de herziening van deLamfalussy-procedure (O-0016/2008 - B6-0012/2008)

Pervenche Berès, auteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van deRaad, dank u zeer, Commissaris, voor uw aanwezigheid. Echter, wij hadden CommissarisMcCreevy verwacht – zoals u ongetwijfeld weet of vermoedt. U kunt hem zeggen dat hetParlement niet echt begrijpt waarom hij vandaag niet hier is bij dit debat. Ik heb gehoorddat hij dacht dat het niet gepast was met het Europees Parlement over deze kwesties tedebatteren voordat hij erover gesproken had in de Europese Raad of voordat de EuropeseRaad erover gesproken had. Toch stond dit onderwerp op de agenda van de Raad Ecofinen overal in Brussel, en wellicht ook nog in andere Europese hoofdsteden, circuleren deontwerpconclusies.

Hier in de plenaire vergadering hebben we morgen een debat ter voorbereiding op dezeEuropese Raad, dus waarom kunnen wij deze kwesties ook niet voorbereiden met hetEuropees Parlement, wanneer het gaat over financiële markten? Dit is iets wat wij nietbegrijpen tenzij de Commissaris momenteel in Ierland campagne voert voor het Verdragvan Lissabon, maar als dat zo is, zou hij ons dat op zijn minst kunnen vertellen. Als hijbezig is met de voorbereiding van zijn toekomst, zijn wij daar ook in geïnteresseerd. Hoedan ook, als Commissaris McCreevy transparantie in financiële markten voorstaat, vindik dat hij moet beginnen met transparant te zijn over zijn eigen agenda!

Financiële innovatie is een belangrijke zaak. Ik vind ook dat het tijd wordt dat we in ditParlement stappen ondernemen met betrekking tot de noodzaak van regulering. Vaakkrijgen we te horen: als je the financiële markten reguleert, zal het kapitaal de Europesemarkt verlaten. Op dit ogenblik, denk ik dat, zoals mijn Amerikaanse college zegt, hetenige wat we zien is niet de verdwijning van het kapitaal, maar de verdwijning van degevolgen van de subprimes (riskante hypotheken).

Wanneer we dit debat benaderen, willen we dat doen met drie dingen voor ogen: natuurlijkfunctionerende financiële markten, maar ook een echte capaciteit om de economie tefinancieren en een mogelijkheid te anticiperen op de behoeften van financiële markten uithet oogpunt van stabiliteit en bescherming tegen de systemische risico’s. Het is in dezegeest dat wij de voorbereidingen voor de Europese Raad vandaag aanpakken, met het ideedat het Europees monetair beleid waarschijnlijk goed reageerde bij het begin van de crisis,maar dat nu in zekere zin de Europese toezichthouder door de mand gevallen is – en datzit ons dwars.

Als we kijken naar de punten die besproken zullen worden in de volgende Europese Raad,vragen we ons af: hoe capabel zijn wij nu werkelijk om, op Europees niveau, een crisis tevoorzien? Er wordt gesproken van een vroegtijdig waarschuwingssysteem, maar wat wezien is dat in de markten de mensen die werkelijk de mogelijkheid hebben om alarm te

115Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 116: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

slaan, Goldman Sachs heten. Gaan we dus hieruit nog enige lessen trekken voor de manierwaarop Europa opereert?

Ik hoor overal heel wat gepraat over transparantie. We zijn allemaal voor transparantie,maar wat heb je aan die roep om transparantie wanneer de afgelopen acht maanden allegrote investeringsbanken het verzoek gekregen hebben hun cijfers te geven, om hunbeoordeling te geven van het risico waaraan zij zijn blootgesteld? Dat kunnen ze niet doen,omdat daar een uitdaging achter steekt in termen van reputatie, en ongetwijfeld in termenvan waardebepaling, een uitdaging waarmee het uiterst moeilijk is om te gaan.

Daarom, als ik mensen hoor praten over een alternatief, het vroegtijdigwaarschuwingssysteem – ik heb daar al iets over gezegd … Zoals één lid van het IMFonlangs tegen me zei, het vroegtijdig waarschuwingssysteem lijkt een beetje op wat er staatop een pakje sigaretten “Roken is dodelijk”. Hoezeer verandert dat je gedrag? Niet veel.

Natuurlijk is hierbij een rol voor het IMF en het Forum voor financiële stabiliteit weggelegd.Wie weet dit niet? Het moet echter een alternatief zijn voor ons vermogen om te zien hoeonze systemen werken. Op dit punt, moet ik zeggen, worden de verrassingen voor ditParlement alleen maar groter. Toen wij op 13 december het Ehler-verslag overdepositogarantiestelsels aannamen, werd ons gezegd dat het een veel te complexe zaakwas en dat het hoe dan ook geen garanties zou geven voor hoe de systemen zoudenfunctioneren.

Gezien de hoofdconclusies van de Raad Ecofin lijkt het nu een manier te zijn om teontsnappen aan de crisis of in elk geval een zaak die dringend heropend zou moetenworden. Als u de zaak inderdaad heropent, Commissaris, of eigenlijk, als uw collegeCommissaris McCreevy die heropent, zullen wij de volgende zijn om haar te onderzoeken.Op een bepaald moment moet u wellicht beter luisteren naar wat het Parlement over zulkekwesties zegt.

Evenzo kunnen wij u – of Commissaris McCreevy – met betrekking tot de ratingbureausslechts terugverwijzen naar wat we eerder gezegd hebben. We weten dat de Commissievoorstellen wil presenteren voor de wijziging van de Richtlijn Kapitaalvereisten of CRD(Capital Requirements Directive). Wij zullen deze voorstellen zorgvuldig bestuderen, maarwij denken niet dat dit genoeg zal zijn om de Europese Unie het toezichtssysteem te gevendat zij nodig heeft, tenzij wij rekening houden met alle voorstellen die nu al maanden optafel liggen.

Dit betreft ook de situatie van de toezichthoudende comités – de drie niveau-3-comités,zoals we die gewoonlijk noemen. Voor deze drie niveau-3-comités hebben we eenwetsvoorstel nodig dat hun een solide rechtsgrondslag geeft om te handelen en hunslagkracht te versterken, daarbij ook in dialoog tredend met de andere toezichthoudendeautoriteiten, omdat het idee dat we er de andere toezichthoudende autoriteiten bij gaanhalen zonder ons eigen solide toezichtssysteem te hebben, ons niet erg bevredigend lijkt.

We zouden graag hebben dat de Raad en de Commissie samen naar de voorstellen kijkendie op tafel liggen en daarbij natuurlijk niet de voorstellen vergeten die de Italiaanse ministervan Financiën, de heer Padoa-Schioppa, in december deed tijdens de Raad Ecofin. In dezelfdegeest willen wij ook hier graag meer proactief denken over verbetering van onsreguleringssysteem, uit respect voor het subsidiariteitsbeginsel.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL116

Page 117: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Wij geloven niet dat het idee van een hoofdtoezichthouder alle lidstaten tevreden zoustellen. Waar het Parlement om zou moeten vragen is een oplossing die alle lidstaten omvaten die het mogelijk maakt dat elke lidstaat zich prettig voelt met het toezichtssysteem.

Ik zou u, fungerend voorzitter, en u, Commissaris, dankbaar zijn als u uw commentaarzou willen geven op al deze zaken en daarbij in gedachten houdt dat ik natuurlijk slechtsuitdrukking geef aan vragen die gesteld worden in de Commissie economische en monetairezaken, aangezien we nog niet over een echt verslag hebben beraadslaagd.

Janez Lenarčič, fungerend voorzitter. − (SL) Ik wil graag de nadruk leggen op de meningvan de Raad, die is dat het cruciale antwoord op de huidige situatie in de financiële marktde consequente tenuitvoerlegging is van de drie werkprogramma’s die al door de Raad zijngoedgekeurd tijdens het Portugees voorzitterschap.

Zoals u zich wellicht herinnert, heeft de Raad Ecofin afgelopen oktober een verslag en eenreeks besluiten aangenomen, zoals vermeld in de mondelinge vraag van mevrouw Berès.Aan deze besluiten is een tijdpad verbonden.

Ik zou een korte opmerking willen maken over de principes die onze inspanningen sturen.Het eerste richtsnoer betreft de procedures en principes ter verbetering van de samenwerkingen handelwijze bij internationale financiële crises. Een van de belangrijkste doelen op ditgebied is de afronding en ondertekening van het nieuwe memorandum of understanding datde gemeenschappelijke principes en richtsnoeren zal bepalen voor het versterken van desamenwerking op het gebied van crisisbeheer. Het voorzitterschap verwacht dat hetmemorandum wordt afgerond tijdens de informele vergadering van de Raad Ecofin dievolgende maand in Slovenië plaats vindt.

Het andere belangrijke richtsnoer voor het werk om de maatregelen voor financiële stabiliteitte versterken betreft het voorkomen, beheersen en oplossen van crises. Het programmavoor oktober behandelt alle erkende tekortkomingen, in het bijzonder de voorschriftenvoor staatssteun, het systeem van de gegarandeerde deposito’s, de regels met betrekkingtot liquidatieprocedures en de beperkingen betreffende geldovermakingen, allemaal opinternationale schaal.

Ik wil nog even kort ingaan op de besluiten die genomen zijn naar aanleiding van deherziening van de Lamfalussy-procedure, die aangenomen is tijdens de vergadering vande Raad Ecofin in december en het daarmee verbonden tijdpad. Ofschoon deze zaak insommige opzichten te maken heeft met de inspanningen om financiële stabiliteit tot standte brengen, hebben de langetermijnkwesties die verbonden zijn met het toezicht opinternationale financiële groepen niet veel van doen met de huidige marktsituatie. Zebetreffen voornamelijk de nationale toezichthouders die zich moeten aanpassen aan deomstandigheden van de zich voortdurend ontwikkelende financiële markten.

Ik wil de mening van de Raad benadrukken dat wij de convergentie van het toezicht moetenvergroten om te zorgen voor gelijke concurrentie. Hier houden we ons voornamelijk bezigmet de convergentie van toezichtpraktijk en niet noodzakelijkerwijs met de convergentievan toezichtinstellingen. Wat betreft de reactie van de actoren op het gebied van heteconomisch beleid op de huidige situatie in de financiële markten, wil ik uitdrukking gevenaan de overtuiging van de Raad dat de primaire verantwoordelijkheid voor correctie ligtbij de individuele sector. We moeten alleen onze toevlucht nemen tot wetgevingsinitiatievenals de sector niet in staat blijkt efficiënte maatregelen te nemen.

117Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 118: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Op 4 maart debatteerde de Raad Ecofin tijdens zijn laatste vergadering over de kwestie vanfinanciële stabiliteit. Eind deze week zal de Europese Raad dit probleem aanpakken en zal,naar ik hoop, het eens zijn met de voortgang die is geboekt. De Raad Ecofin zal de situatienauwlettend volgen. Ik heb al de vergadering van de Raad Ecofin van april genoemd dieinformeel in Slovenië wordt gehouden. We willen natuurlijk ook graag voorstellen horenvanuit het Europees Parlement.

VOORZITTER: DIANA WALLISOndervoorzitter

Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de mondelingevraag van mevrouw Berès namens de Commissie economische en monetaire zaken geeftmij, namens de heer McCreevy en namens de hele Commissie, de gelegenheid u teinformeren over het lopende werk aan de herziening van de Lamfalussy-procedure.

Tijdens het hele afgelopen jaar is het Europese toezichtmodel op het gebied van de financiëlediensten op het hoogste politieke niveau onderzocht. Deze discussies toonden aan dat ereen sterke politieke wil is om de huidige toezichtstructuur te versterken die gebaseerd isop de structuur van het Lamfalussy-comité. Vorig jaar hebben we gezien dat het EuropeesParlement, de Raad en de Commissie elk hun beoordeling van het functioneren van dehuidige procedure voorlegden. Het is nu tijd stappen te nemen en met concrete voorstellente komen.

Dit vloeit voort uit de conclusies van de Raad Ecofin en het daarbij horende stappenplandie afgelopen december zijn aangenomen. Dit stappenplan zet uiteen wat gedaan moetworden om de Lamfalussy-procedure te verbeteren en in het bijzonder de comités van denationale toezichtautoriteiten, de zogenaamde niveau-3-comités, te verbeteren.

Het werk van de Commissie concentreert zich op drie hoofdgebieden volgens deovereenkomst van het stappenplan dat afgelopen december is aangenomen. Op de eersteplaats, werd de Commissie verzocht om te bekijken hoe zij de rol van de niveau-3-comitéskan verduidelijken en versterken en om concrete opties op te stellen voor de informeleRaad Ecofin volgend jaar april in Ljubljana.

Het hoofddoel hier is om te komen met de bijdrage die het niveau-3-comité moet leverenaan toezichtsamenwerking, toezichtconvergentie en mogelijkerwijs aan crisispreventie en–beheer. De informele Ecofin zal overigens ook spreken over het werk van een taskforcedie zich concentreert op crisisbeheer met betrekking tot grensoverschrijdende instellingen.

Op de tweede plaats is een werkgroep van de Commissie bezig is met de herziening vande toezichtbevoegdheden, de vrijwillige delegatie van taken, toezichtsamenwerking en deuitwisseling van informatie. We werken aan deze taken samen met de niveau-3-comitésom voor het eind van het jaar de gevraagde resultaten te presenteren. Gezien de enormeomvang van deze studies is het echter nog te vroeg om nu aan te geven wat het resultaatvan dit werk zal zijn.

Op de derde plaats bekijkt de Commissie de mogelijkheid om financieel bij te dragen aande activiteiten van de niveau-3-comités. Dit is een dringend probleem omdat deze comitésin het algemeen, en in het bijzonder het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER),hun budgettaire grenzen bereikt hebben. De Commissie zal zoeken naar een stabielewetgevende oplossing die zou zorgen voor continuïteit in EU-financiering. Naar onzemening zou dit het best tot stand gebracht kunnen worden door de modaliteiten van een

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL118

Page 119: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

EU-financiering overeen te komen in een besluit dat goedgekeurd wordt door het EuropeesParlement en de Raad.

Ik heb geen tijd om het Parlement bijzonderheden te geven van het stappenplan datafgelopen december door Ecofin aangenomen is, maar sta me toe in een halve minuutslechts een paar van de toezeggingen voor te lezen die naar de Commissie gestuurd zijn.Wij zijn met al deze zaken bezig. In april 2008 moet de Commissie een beoordeling makenover hoe de rol van de comités moet worden duidelijk gemaakt en hoe alle verschillendeopties met betrekking tot het versterken van de functionering van deze comités moetenworden bekeken.

Midden 2008 moeten de niveau-3-comités voor de eerste keer aan de Commissie, hetEuropees Parlement en de Raad ontwerpwerkprogramma’s voorleggen en daarna beginnenmet jaarlijks over de voortgang verslag te doen. Dit comité moet ook uitzoeken of ermogelijkheden zijn de nationale toepassing van richtsnoeren, aanbevelingen en normente versterken; ze moeten in hun charters de mogelijkheid introduceren om gekwalificeerdemeerderheidstemming toe te passen gekoppeld aan een “pas toe of leg uit”-procedure; zemoeten de mogelijkheden bestuderen om een gemeenschappelijke reeks operationelerichtsnoeren te introduceren voor de werking van de colleges van toezichthouders en desamenhang van de praktijken van de verschillende colleges van toezichthouders te volgen.De niveau-3-comités en de Commissie moeten – ook midden 2008 – een tijdschemavoorstellen voor de introductie van een EU-breed rapportageformat voor eisen metbetrekking tot enkelvoudige gegevens en rapportagedata.

De Commissie heeft ook toegezegd om eind 2008 een sectoroverschrijdendeinventarisatie-exercitie uit te voeren van de samenhang, de gelijkwaardigheid en desanctiebevoegdheden onder de lidstaten. De Commissie moet – ook eind 2008 – financiëlesteun overwegen uit het EU-budget. En, zoals ik al eerder heb gezegd, zij moet demogelijkheden bestuderen voor EU-financiering uit het EU-budget van de ontwikkelingvan instrumenten om te helpen een gemeenschappelijke toezichtcultuur door deniveau-3-comités op te bouwen. De Commissie en de comités moeten richtlijnen inzakefinanciële diensten evalueren en voorzieningen erin opnemen om het gebruik van vrijwilligedelegatie van taken mogelijk te maken, de opties analyseren voor vrijwillige delegatie vancompetenties enzovoort, enzovoort. Dus we zijn bezig met heel wat werk en we moeteneen hoop werk doen in de komende weken, maanden en voor het eind van dit jaar.

Maar we werken tegelijkertijd aan de financiële beroering door het stappenplan te volgendat in oktober 2007 door Ecofin is aangenomen. Een verslag over hoe wij aan ditstappenplan werken om de gevolgen van de financiële beroering aan te pakken, is naar deEuropese Raad gestuurd ten behoeve van discussie over een paar dagen in Brussel. Wehebben aan dit verslag bijgedragen met een mededeling. Onlangs heeft het Economischen Financieel Comité ook zijn eigen verslag aan Ecofin gepresenteerd. We hebben opEcofin-niveau over beide verslagen gediscussieerd en deze verslagen liggen nu ter discussieop tafel voor de staatshoofden en regeringsleiders aanstaande donderdag en vrijdag.

Deze verslagen brengen deze eenvoudige boodschap over: om te reageren op de zorgenvan de burgers en investeerders moeten wij snel en consequent handelen. We moeten zospoedig mogelijk vertrouwen en stabiliteit herstellen, nadat we zorgvuldig alle optiesbekeken hebben en in overeenstemming met de beginselen van het initiatief “Beterwetgeven”.

119Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 120: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik denk dat iedereen erkent dat dit stappenplan, een paar maanden geleden aangenomendoor Ecofin, het juiste antwoord geeft op de problemen die vastgesteld zijn. Het werk aandeze verplichtingen uit hoofde van het stappenplan staat op de rails. In de komendemaanden zal het van cruciaal belang zijn vast te houden aan het tijdschema en te laten ziendat de EU effectief reageert op de crisis.

Ons regelgevings- en toezichtkader moet stevig blijven en gelijke tred houden met demarktontwikkelingen. Ofschoon de Bazel II-regels pas vanaf 1 januari 2008 volledig tenuitvoer zijn gelegd, zijn verdere verbeteringen in de Richtlijn Kapitaalvereisten al gepland.Dit werk is in het licht van de recente beroering steeds belangrijker geworden en misschienzullen er andere aspecten van Bazel II zijn die we in de komende tijd zullen moetenaanpakken. We zijn voornemens in oktober een voorstel aan te nemen voor deze richtlijnzodat discussie in het Parlement en de Raad kan plaats hebben vóór het aannemen van eennieuwe richtlijn in april 2009.

We stellen de betrokkenheid van het Parlement bij al deze discussies zeer op prijs. Wehebben de bijdrage van het Parlement nodig en we stellen deze betrokkenheid en dezebijdrage op prijs. Op 1 april – een paar dagen vóór de volgende informele Ecofin – zal deheer McCreevy naar de Commissie economische en monetaire zaken gaan. En, zoals uweet, vanuit het gezichtspunt van macro-financiële stabiliteit ben ik, als Commissariseconomische en monetaire zaken, altijd bereid een bijdrage te leveren aan de discussies inde Commissie economische en monetaire zaken en in dit Parlement.

Ten slotte, met betrekking tot macro-financiële kwesties, het is waar dat we het regelgevings-en toezichtkader moeten verbeteren – het is absoluut waar op Europees niveau en opmondiaal niveau – maar we zullen geen eind kunnen maken aan deze zeepbellen, ditliquiditeitsoverschot, dit risico voor financiële stabiliteit, tenzij we de mondialeonevenwichtigheden serieus aanpakken. Dit is de werkelijk bron van dezeonevenwichtigheden. We kunnen de huidige of vorige problemen niet oplossen, nochwellicht de volgende uitdagingen voor het functioneren van de mondiale economie, zonderde mondiale onevenwichtigheden aan te pakken die er nog steeds zijn.

Alexander Radwan, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter,Commissaris, in 1999 hebben wij het initiatief genomen tot het Europesegemeenschappelijke financiële marktproject en zijn sindsdien onverwijld doorgegaan. Wezijn op het pad naar succes.

We moeten er nu voor zorgen dat de marktontwikkelingen niet de politieke ontwikkelingeninhalen. De Lamfalussy-procedure was een stap in deze richting. Niveau 3 zou een manierkunnen zijn om de toezichthouders in Europa een stap dichter bij elkaar te brengen. Ikhou echter vast aan wat Commissaris Almunia heeft gezegd en dat is: handel snel en effectief.

We maken nu een periode door van subprime crisis of subprime beroering. De Amerikanen– of het nu de effecten- en beurscommissie (SEC, Securities and Exchange Commission) is, hetWitte Huis, politici of de kantoren van het Openbaar Ministerie in New York of Washington– zijn al lang bezig met het opstellen van de relevante samenvattingen en met denken overwelke maatregelen nodig zijn, terwijl de ministers van Financiën in Europa nog steedszitten na te denken over welke richting ze zouden kunnen inslaan.

De ministers van Financiën weigeren druk te zetten op een Europese toezichtstructuur,dus ik zal het hier niet hebben over een Europese toezichthouder. Waar de ministers vanFinanciën echter al verantwoordelijk voor zijn – en hier appelleer ik specifiek bij de Raad

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL120

Page 121: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

– is het feit dat Europa niet aanwezig is bij de internationale discussie over hoe we met ditprobleem moeten omgaan. Opnieuw zal het er uiteindelijk op neer komen dat wij slechtsde regels van andere landen zullen aannemen, zoals bijvoorbeeld van de Verenigde Staten.

Ik wil u nog even herinneren aan het Katiforis-verslag. Na Parmalat en Enron hebben wijde Commissie en de Raad in 2003-2006 gevraagd zich uit te spreken over ratingbureaus.De Commissie analyseert inderdaad alles in Europa, maar wanneer zich crises voordoen,vindt er geen analyse plaats. Met betrekking tot het onderwerp hedge funds, bijvoorbeeld,vindt er geen analyse plaats in de Europese Unie. Vandaar mijn dringend beroep: werp uwlethargie af, vergeet uw nationaal egoïsme en blijf eraan werken om de Europese financiëlemarkt te maken tot een succesverhaal niet alleen in Europa, zodat wat hier de test doorstaanheeft, ook regel wordt in de hele wereld.

Ieke van den Burg, namens de PSE-Fractie . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graagbeginnen met twee inleidende opmerkingen. Op de eerste plaats had ik graag dezeonevenwichtigheden in de wereld, de monetaire interventie, enz. met de heer Almuniabesproken, maar dit zullen we in een andere samenstelling doen met de heer Trichet.

Wat ik hier echter wil benadrukken, is dat we heel wat slechter af waren geweest als we destructuur met de ECB, het stelsel van Europese banken dat in de huidige verwarringtussenbeide is gekomen, niet hadden gehad. Ik denk dat dit evenwicht bestaat in hetmonetair beleid – we hebben een dergelijke uitvoerende actie op Europees niveau gehad,maar kennen dit niet in de toezichtsfeer. Dit is noodzakelijk voor preventie vooraf in plaatsvan interventiemaatregelen.

Op de tweede plaats wil ik een opmerking maken over de afwezigheid van Charlie McCreevy.Ik vind het onaanvaardbaar dat hij dit niet met ons wil bespreken. Misschien is hij bezigmet zijn eigen toekomst, maar ik zou zeggen dat het voor de Commissie van 2009 demoeite waard zou zijn te overwegen een commissaris voor de financiële markten tebenoemen die zich alleen hierop zou gaan concentreren; ik denk namelijk dat dit echt eenbelangrijk thema is voor Europa en de Europese Commissie.

En verder, wat het punt van het toezicht betreft – de door u beschreven routekaart – denkik niet dat we van mening verschillen over de maatregelen, maar ik zou hebben verwacht– en dit heb ik al heel duidelijk gezegd in het niveau-3-comité bij de jaarlijkse gezamenlijkevergadering in november – dat deze maatregelen ook hadden kunnen worden vervat ineen duidelijk voorstel voor wetgevende maatregelen van de Commissie. De Commissieheeft het initiatiefrecht, zij kan voorstellen op tafel leggen. We hadden snel en consequentkunnen handelen als we een concreet voorstel hadden gehad. Want nu zijn namelijk veelvan deze maatregelen vrijwillig: het zijn verzoeken van commissies die echt geen macht,geen mandaat, geen bevoegdheden en geen middelen hebben om te doen wat wij graagzouden willen dat ze deden, omdat ze op nationale leest zijn geschoeid en het Europesemandaat niet hebben. Hiertoe had een voorstel van de Europese Commissie kunnen wordengedaan.

Waarom komt de Commissie zo traag in actie? Ik denk dat een van de redenen is dat zewil dat deze niveau-3-comités alleen maar een adviserend en geen centraal instrument zijnvoor Europees toezicht. Ik denk dat dit iets is dat we ook moeten erkennen: ze spelen nueenmaal deze belangrijke rol en we hebben een echte onafhankelijke toezichtstructuurnodig – vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank – die zich met dit soort thema’s kanbezighouden. De Commissie moet niet als DG Mededinging de enige zijn die zich daarmeebezighoudt, want de Commissie is daarvoor te zwak.

121Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 122: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Wat de Raad betreft, hoop ik echt dat u zich bewust bent van de urgentie en verderemaatregelen ten behoeve van de toezichtarchitectuur zult bespreken.

Josu Ortuondo Larrea, namens de ALDE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter,commissaris, minister, een dynamische en gezonde financiële sector is cruciaal voor destabiliteit van de Europese economie en voor het concurrentievermogen in de wereld. Ditis van vitaal belang voor consumenten en bedrijven.

Met dit in het achterhoofd zijn wij het allemaal eens over de noodzaak van goed bestuurvan en toezicht op financiële instellingen. Daarom hebben wij in 2001 de zogenaamdeLamfalussyprocedure ingevoerd, die beoogt een efficiënt mechanisme op te zetten voorde convergentie tussen de verscheidene lidstaten en partners op het punt vantoezichtpraktijken en financiële regelgeving. Nu vraagt de Commissie ons een reeks nieuweinitiatieven goed te keuren met betrekking tot het aannemen van wetgeving, de convergentievan toezicht en het versterken van de samenwerking tussen de toezichthoudendeautoriteiten in de diverse lidstaten.

Wij zijn het met dit alles eens omdat wij een sterke en gezonde financiële sector nodighebben die in staat is onze economie te ondersteunen in het licht van de onrust op deinternationale markten, maar wij willen nog meer. Wij willen dat de spaarrichtlijn, diesinds 2005 van kracht is, wordt onderzocht om zo een eind te maken aan schandalen zoalsLiechtenstein, dat belastingontduikers blijkt te verbergen.

Er zouden geen lidstaten, verbonden gebieden of aan de Europese Economische Ruimtegeassocieerde landen moeten zijn die, beschermd door het bankgeheim, geen informatieuitwisselen over aan ingezetenen van diezelfde gemeenschappelijke economische ruimteuitbetaalde rente.

Vrije mededinging verbiedt staatssteun als een manier om de particuliere economie tebevorderen; en de belasting van spaargeld zou geen poort mogen zijn om de gelijkeconcurrentie te verstoren. De regels van het spel zouden voor iedereen gelijk moeten zijnen wij zouden daarom belastingparadijzen moeten uitroeien, aangezien zijconcurrentiebeperkend en antisociaal zijn.

Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, twee minuten is voor mijniet lang genoeg om alle punten te kunnen behandelen. Ik wil graag zeer kort zijn. Ik benhet eens met veel van wat mijn collega’s hebben genoemd, vooral met wat mevrouw Vanden Burg heeft gezegd over de onwil van de Commissie om niveau-3-comités een grotererol te geven.

Ik denk dat het te verwachten is dat niveau-3-comités twee verschillende functies hebben.Zij zijn er goed in geslaagd advies te geven over nieuwe richtlijnen. De adviserende rol iszeer goed uitgevoerd, maar wij hebben nog geen manier gevonden om echte convergentiein Europa te bereiken. Er is een grote asymmetrie tussen Europese convergentie en nationaleverantwoordelijkheid. Hoewel wij de Ecofin-voorstellen, de routekaart en alles wat isoverlegd van harte steunen, betwijfelen wij of zij alle problemen die wij in Europa hebben,zullen oplossen. Is het werkelijk mogelijk om met het huidige toezichtsysteem geheelgeïntegreerd bestuur te bereiken? Ik denk niet dat dit het geval is. Wij denken ook dat hetconsolideren van het toezichtmodel van de RKV veel grotere verbeteringen vereist dan deverbeteringen die in de routekaart worden voorgesteld. Het is niet genoeg om goededelegatiebevoegdheden en informatieverplichtingen te hebben en problemen met betrekkingtot gastlanden en landen van herkomst op te lossen. Wij moeten niveau-3-comités meer

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL122

Page 123: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

beslissingsbevoegdheden geven. Zij moeten minder afhankelijk van de Commissie zijn enhet begin van het nieuwe Europese, op een netwerk gebaseerde, toezichtsysteem zijn.

Tot slot wil ik graag de zaak van convergentie met de VS en haar wereldwijde consequentiesaan de orde stellen, waar mijn collega, de heer Radwan, ook over heeft gesproken. Ik denkdat wij in Europa tijd verliezen. Als wij de boel niet op orde krijgen, kunnen onzeinternationale collega’s ons niet echt serieus nemen. Hoewel de dialoog over financiëlediensten goed is ontwikkeld, moeten wij onze weg naar convergentie verder verbeterenom de Amerikanen te laten zien dat wij een gelijkwaardig systeem hebben en elkaarssystemen kunnen erkennen en zelfs aan elkaars eisen kunnen voldoen. Het is dus zeerbelangrijk om dit algemene aspect te begrijpen.

Elisa Ferreira (PSE). – (PT) Mevrouw de Voorzitter, de recente onrust op de financiëlemarkten heeft laten zien dat de trend die aanleiding was voor toegenomen efficiëntie ookgrotere risico’s met zich zou kunnen brengen en de degelijkheid van het financiële systeemen de gezondheid van de reële economie nadelig beïnvloeden. Het voor 2007 geplandeonderzoek werd daarmee urgenter en heeft grotere politieke relevantie gekregen. Vandaagwordt Europa gevraagd zorgvuldige en effectieve antwoorden te geven die passen bij degroeiende complexiteit van de markten.

Het is ook bekend dat vooruitgang mogelijk is zonder de centrale architectuur van deLamfalussymethode te veranderen maar, zoals veel van mijn medeleden hebben gezegd,een van de duidelijkste en belangrijkste gereedschappen voor het bereiken van verbeteringenbetreft sterkere en effectievere coördinatie tussen nationale regulerende en toezichthoudendeinstanties door grotere efficiëntie op niveau drie, het vergroten van bevoegdheden encompetenties, het versterken van mechanismen voor het beheersen van turbulente situatiesen crises en het garanderen van consistentie van principes en praktijken.

Dergelijke coördinatie is complex en ontstaat niet vanzelf: zij vereist specifieke, deskundigeinitiatieven van de kant van de Commissie in antwoord op de, hier vandaag terechtgenoemde, op verschillende momenten door het Parlement gegeven adviezen, en adviezenvan de Ecofin-raad en zoals uiteengezet in de routekaart die hier uitvoerig is aangehaald.

Nu de volgende Europese Raad op komst is, is het duidelijke gebrek aan transparantie vande door de Commissie voorgenomen initiatieven verbazingwekkend. De afwezigheid vancommissaris McCreevy verrast nog meer, aangezien het Parlement hem uitdrukkelijk ominformatie over de vooruitgang van de werkzaamheden heeft gevraagd.

Tot slot wil ik commissaris Almunia graag nogmaals danken voor zijn beschikbaarheid,hoewel ik nog steeds vind dat wij behoefte hebben aan een verhelderend debat met deverantwoordelijke commissaris met het oog op de specifieke en technische aard van hetonderwerp en de plicht van de Commissie om een specifiek initiatief voor te stellen.

Antolín Sánchez Presedo (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, de Lamfalussyprocedureis gecreëerd om communautaire wet- en regelgeving over financiële aangelegenheden snelen flexibel te kunnen laten reageren op ontwikkelingen in de markt en om convergentievan toezichtpraktijken aan te moedigen. Haar activiteiten, op alle vier niveaus, hebben hetmogelijk gemaakt de acties van de instellingen en de toezichthoudende autoriteiten in deEuropese Unie beter te coördineren.

Wij moeten verder gaan.

123Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 124: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Om haar legitimiteit, kwaliteit en samenhang te vergroten, moeten wij doorgaan met hetverstevigen van de beginselen van betere regulering en democratisch toezicht, het verbeterenvan de integratie van haar niveaus en het bevorderen van grotere convergentie tussen desectoren om zo arbitrage te voorkomen. Een Europees perspectief en nieuwe stappen zijnessentieel om aan deze behoeften te voldoen en in het bijzonder voor het adequaataanpakken van het toezicht op grensoverschrijdende groepen en voort te gaan met hetvoorkomen en beheersen van internationale crises.

Harald Ettl (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, financiële stabiliteit door crisisbeheersingmoet nu de norm zijn bij de ontwikkeling van convergentie van regelgeving. Het gaat eromlessen te trekken uit de financiële crises en ontwikkelingen in de financiële sector die uitde hand lopen en niet langer verenigbaar zijn met een adequate macro-economie. Ditbetekent dat in 2008 nog steeds een duurzame basis voor de Lamfalussyprocedure moetworden geschapen. De eisen van de marktpartijen vragen om een flexibeleregelgevingsprocedure. Hier moet de eis zijn dat in toezicht wordt voorzien doorparlementaire controle en dat de rechten van het Parlement worden beschermd. Er is geentransparante controle zonder parlementarisme.

Ons pad leidt rechtstreeks naar een systeem van Europese toezichthoudende autoriteitenmiddels de hoofdtoezichthouder. Alleen in een Europees systeem van toezichthoudendeautoriteiten kan een evenwicht tussen Europese financiële centra worden gevonden datrekening houdt met alle politieke en economische belangen. De Commissie moet hier inde tussenstadia een speler zijn, niet slechts een bemiddelaar.

Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, deLamfalussyprocedure heeft ons loffelijk door de jaren heen geholpen tot dit specifiekebrandpunt van de financiële mechanismen. Aan de andere kant hebben wij ook constantgeprobeerd democratische regelgeving gaande te houden als onderdeel van de normalebespreking van de Grondwet, waar wij de wetgeving hebben gedelegeerd van de Europeseinstellingen. Wij hebben altijd in beide gevallen hetzelfde probleem, namelijk verzekerendat wij enerzijds in staat zijn enige transparantie te garanderen, en anderzijds dat hetParlement voldoende is betrokken bij de controle ervan.

Worden er praktische inspanningen verricht om de algemene gesprekken nader tot elkaarte brengen in het kader van de comitéprocedure en de Lamfalussyprocedure in het bijzonder,zodat wij deze reeks procedures niet langer hebben en ons zodoende een ander bestanddeelvan transparantie wordt ontnomen?

Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het proberenzeer kort te houden, maar ik wil graag een paar korte opmerkingen maken over enkele vande gehouden toespraken.

In de allereerste plaats is het duidelijk dat er asymmetrie is tussen de nationale structuurvan toezichthouders, de financiële toezichtstructuren en het toenemende belang van desupranationale instellingen en de mondiale, en niet alleen de Europese, dimensie van definanciële markten en financiële activiteit. Deze asymmetrie veroorzaakt spanning envraagt een antwoord van de Europese instellingen, van de Commissie en van de Raad enhet Parlement. Wij gaan dit niet bespreken, want ik denk dat wij het hier allemaal over eenszijn.

In de tweede plaats ben ik het niet zo eens met sommige toespraken die mogelijk hebbengesuggereerd dat de structuren voor toezicht en voor het reageren op gebeurtenissen in

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL124

Page 125: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

het financiële systeem in de Verenigde Staten superieur zijn aan de systemen die wij inEuropa hebben. Ik geloof oprecht dat de feiten dit niet laten zien, maar dat er eerderargumenten zijn ten gunste van de Europese regelgeving- en toezichtstructuren en demanier waarop de markten in Europa op een hele reeks terreinen functioneren invergelijking met wat er in de Verenigde Staten gebeurt.

In de derde plaats zijn de Lamfalussy niveau-3-comités buitengewoon belangrijk. Tweevan de drie niveau-3-comités, het Comité voor het bankwezen en het Comité voorverzekeringen en bedrijfspensioenen, zijn pas in 2005 opgericht, hoewel deLamfalussyprocedure in 1999 begon. Wij moeten verloren tijd goedmaken, maar er is veeltijd verspild voordat deze Commissie aantrad.

In de vierde plaats, hoe gaan wij verder? Uit sommige toespraken lijkt het erop dat sommigenvan u vinden dat het de verantwoordelijkheid van de Commissie is om de beslissing tenemen om met het juiste tempo voort te gaan. Ik ga de verantwoordelijkheden van deCommissie niet wegstoppen, want die heeft zij, net zo als het Parlement en de Raad, ennatuurlijk de lidstaten.

Mijn ervaring in vele recente gesprekken in Ecofin, en ook in de Eurogroep, overontwikkelingen in toezicht en wet- en regelgeving en over het omgaan met de onrust opde financiële markten en het antwoorden op de onzekerheid, het gebrek aan vertrouwenen de tekortkomingen die wij in het systeem zien, mijn ervaring, die ik met u kan delen,en u kunt ervoor kiezen die al dan niet te geloven, is dat de grootste hindernissen voorvooruitgang de standpunten van sommige lidstaten zijn. Dit gebeurt echter niet in lidstatendie niet lijden onder de gevolgen van de financiële onrust.

Er wordt veel werk verzet. Ik begrijp waarom het Parlement wil dat het werk sneller gaat,maar ik denk dat het Parlement de zelfde informatie heeft als de Commissie en de Raad,en dat het daarom weet dat er veel wordt gedaan in veel richtingen tegelijk. Wij bevindenons in een situatie waarin improviseren vaak tot fouten leidt en waarin dingen doen voordatwij weten wat er moet gebeuren, vaak contraproductief is. Er zijn evaringen in Europa ende Verenigde Staten met betrekking tot vorige toezichtproblemen, vorigewetgevingsproblemen en vorige financiële problemen die laten zien dat het beter is eenpaar maanden te wachten en het goed te doen dan de eventuele reactie te versnellen en deproblemen die wij willen aanpakken nog erger te maken.

Een laatste overweging: de Commissie heeft het initiatiefrecht in de Europese Unie. DeCommissie zal haar initiatiefrecht nooit opgeven, zij zal dit initiatiefrecht nooit overdragenaan de Lamfalussycomités. Zij houdt rekening met hen, maar zij zal nooit van mening zijndat het initiatiefrecht van de Commissie moet worden overgedragen aan deLamfalussycomités, en ik geloof niet dat het Parlement of de Raad daar anders over denkt.Het is, zoals ik heb gezegd, wel waar dat wij allemaal, te beginnen bij de Commissie, vindendat de coördinatie tussen de Lamfalussy niveau-3-comités, de capaciteit om criteria testellen en besluiten te nemen met een systeem van stemming bij meerderheid, de capaciteitom te reageren met bijna bindende besluiten iets is dat steeds duidelijker en steedsnoodzakelijker wordt, met het oog op het buitengewone belang van de taak de deze comitésmoeten vervullen. Wij moeten hen echter niet verwarren met de houders van hetinitiatiefrecht in Europa.

De Voorzitter. − Het debat is gesloten.

125Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 126: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

19. Vragenuur (vragen aan de Commissie)

De Voorzitter. − Aan de orde is het Vragenuur (B6-0013/2008).

Mijn excuses aan die collega's die hebben gewacht tot dit zou beginnen, en wij zullen beslistmoeten bekijken waarom wij vandaag zo laat beginnen.

Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, een motie van orde, volgens deparlementaire website Mondelinge vragen, was mijn vraag nr. 3 op de lijst. De vraag wasbedoeld te worden beantwoord door commissaris Mandelson, aangezien de titel duidelijk“WTO-overleg” luidt en de heer Mandelson dit overleg namens ons voert. Ik zie nu echterdat mijn vraag in deel 3 is geplaatst, wat betekent dat die niet mondeling door commissarisMandelson zal worden beantwoord. Ik vraag of hij weigert aan het Huis verantwoordingvoor het WTO-overleg af te leggen.

Wat voor nut heeft het om een vraag in te dienen aan een commissaris die op dedesbetreffende dag aanwezig is als de commissaris weigert de vraag te beantwoorden?

De Voorzitter. − De Commissie beslist zelf wie welke vragen beantwoordt.

Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dat is het probleem, want devraag, over WTO-overleg, was duidelijk voor commissaris Mandelson. Hij is de commissarisdie het overleg heeft gevoerd, hij is vandaag hier en hij weigert de vraag te beantwoorden.

De Voorzitter. − Mevrouw Harkin, uw punt is genoteerd en wij zullen doen wat wijkunnen.

De volgende vragen zijn gericht aan de Commissie.

Deel een

De Voorzitter. − Vraag nr. 32 van Stavros Arnaoutakis (H-0075/08)

Betreft: De negatieve gevolgen van de internationale kredietcrisis voor de handel

De huidige internationale kredietcrisis, die een recessie van de Amerikaanse economieveroorzaakt, leidt tot een wereldwijde vertraging van het ontwikkelingstempo. Dit heeftverregaande gevolgen voor de Europese economie en handel. Evenals in andere Europeselanden het geval is, beginnen de Griekse ondernemingen reeds de gevolgen te voelen vande toegenomen importen uit landen buiten de Europese Unie, wier goedkopere productensteeds meer terrein winnen op onze markten. Tegelijkertijd zal er in de loop van dit jaarwaarschijnlijk sprake zijn van een vermindering van de Europese exporten.

Welke maatregelen zal de Commissie nemen om de Europese ondernemingen daadwerkelijkte helpen om het hoofd te bieden aan deze crisis en op internationaal vlak concurrerendte worden? Welke handelssectoren en welke producten zijn volgens haar het gevoeligst,zodat zij met prioriteit moeten worden beschermd, en hoe kan dit worden gedaan?

Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, in antwoord opde vraag van de heer Arnaoutakis moet ik ten eerste zeggen dat de wereldeconomie zichin een vertragingsproces bevindt; zij koelt af, om klimaattermen te gebruiken.

De financiële onrust gaat verder; de Amerikaanse economie vertraagt duidelijk – sommigendenken dat zij op het randje van een recessie staat. Grondstofprijzen, niet alleen de van

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL126

Page 127: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

olie maar ook van andere grondstoffen, stijgen, en dit alles heeft een negatieve invloed opde groei, hoewel de groei van de wereldeconomie nog steeds aanzienlijk is.

De Europese economie gaat betrekkelijk goed om met deze moeilijkheden. In onze recenteprognoses, die wij op 21 februari hebben gepresenteerd, hebben wij gesproken over 2procent groei voor de Europese Unie dit jaar en 1,8 procent voor het eurogebied. Er zijnderhalve gevolgen voor de Europese economie, maar de ernst ervan moet niet wordenoverdreven.

Met betrekking tot buitenlandse handel laten de meest recente door Eurostat gepubliceerdecijfers zien dat de aanvankelijke raming voor 2007 spreekt over een tekort op dehandelsbalans in de Europese Unie van 27 van 185 miljard euro, een aanzienlijk tekort opde handelsbalans, maar in ieder geval lager dan veel van de andere gebieden vangeïndustrialiseerde landen, en het eurogebied heeft een overschot op de handelsbalans van28,3 miljard euro.

In een wereldeconomie die wordt gekenmerkt door grote onevenwichtigheden, is onzebuitenlandse sector derhalve in het algemeen in evenwicht, en niet alleen onze externesector, maar onze overheidsrekeningen zijn ook fundamenteel in evenwicht.

Derde punt: de beste manier om met de crisis in de wereldeconomie om te gaan is destructurele hervormingen en het macro-economisch beleid te handhaven dat ons in staatheeft gesteld onze overheidsrekeningen weer op orde te krijgen, de stabiliteit van onzeeconomieën te verbeteren, ons groeivermogen te vergroten en beter in staat te zijn financiëleonrust tegemoet te treden.

Ten vierde zijn er specifieke problemen die wij als gevolg van deze onrust het hoofd moetenbieden. Wij hebben deze in een eerder debat besproken, dus ik ga ze niet herhalen. Ikherinner de geachte afgevaardigde en het Huis er echter wel aan dat in oktober door deEcofin-raad routekaarten zijn aangenomen die vaststellen hoe op deze financiële onrustmoet worden gereageerd.

Ten vijfde zou ik de geachte afgevaardigde en het Huis er ook graag aan willen herinnerendat wij in oktober 2006 een strategie hebben aangenomen voor de buitenlandseeconomische actie van de EU, het programma ‘Europa als wereldspeler’ (Global Europe), dateen nieuw Europees handelsbeleid vaststelt met tot doel de verbetering van ons buitenlandseconcurrentievermogen, met strategieën voor markttoegang, de bescherming vanintellectuele-eigendomsrechten, openbare aanbestedingen in het buitenland, instrumententer bescherming van de handel, een beleid van niet alleen multilaterale overeenkomstenin het kader van de Wereldhandelsorganisatie, maar ook een nieuwe generatie van bilateralehandelsovereenkomsten die de inspanningen aanvullen om in de multilateraleonderhandelingen in de Doharonde vooruit te komen.

Om dit antwoord af te ronden zou ik graag willen zeggen dat de feiten, in het bijzondervoor Europese economieën, laten zien dat marktintegratie, globalisering en liberaliseringvan de handel gunstig zijn voor onze economieën en veel meer voordelen dan nadelen ofproblemen opleveren. Globalisering en, in Europees kader, de interne markt, zijn essentiëlegereedschappen voor het verbeteren van ons concurrentievermogen en, zoals Europeanenzeer goed, waarschijnlijk beter dan wie ook in de wereld, weten, is protectionisme niet deoplossing.

Stavros Arnaoutakis (PSE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik zou u graagwillen vragen of er een beoordeling van de Commissie is geweest over de vraag hoe deze

127Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 128: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

internationale kredietcrisis van invloed zal zijn op sectoren zoals toerisme enzeescheepvaart, die in het geval van mijn land, Griekenland, 21 procent van het BBPvertegenwoordigen. Welke maatregelen is de Commissie voornemens te nemen?

Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Nee, ik kan u niet zulke specifieke engedetailleerde berekeningen geven als waar u naar vraagt. Het is zeer wel mogelijk dat deGriekse autoriteiten deze ramingen hebben gemaakt. In onze geactualiseerde voorspellingenvan februari hebben wij een raming gemaakt van de invloed van de financiële onrust enhet economisch uitdagendere internationale klimaat op de Europese economieën, en wijhebben ingeschat dat er minder groei zal zijn, vijf tiende minder groei in de Europese Unie,en vier tiende minder groei in het eurogebied vergeleken met de voorspellingen die wij innovember 2007 hebben gepresenteerd. Ook een halve punt meer inflatie, hoofdzakelijkals gevolg van de ‘schok’ van de stijging van in olieprijzen, grondstoffen, en in het bijzonder,grondstoffen voor voedsel.

Tot dusverre is het effect op invoer zeer gering, wat niet wil zeggen dat het totnogtoe nietvoelbaar was, maar zoals wij bij vele gelegenheden, met name onlangs toen de wisselmarktenbuitengewoon volatiel waren, hebben gezegd, zijn wij van mening dat de veranderingenin, en volatiliteit van de wisselkoersen zoals zij van invloed zijn op ons als Europeanengrenzen bereiken die ons grote zorg baren, en wij moeten alle andere spelers in dewereldeconomie eraan herinneren dat buitensporige volatiliteit op de wisselmarktenonwenselijk is omdat het voor iedereen nadelige gevolgen heeft wat groei en economischeactiviteit betreft.

Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Bedrijven worden niet alleen beïnvloed doorinternationale crises, maar ook, zoals zojuist werd gezegd, door wisselkoersen. Een landmet een harde munt kan het moeilijk krijgen om te concurreren op internationale markten.Op dit moment is de euro zo sterk dat bedrijven beginnen te klagen dat uitvoeren nietlanger winstgevend is.

Zouden er maatregelen genomen kunnen worden om dit probleem te verzachten? Somsproberen landen hun munt te devalueren om winst te maken op verkopen in het buitenland.

Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Zoals de geachte afgevaardigde weet,worden de wisselmarkten, in de overgrote meerderheid van de landen en in het bijzonderin meer geavanceerde geïndustrialiseerde economieën, beheerst door flexibele wisselkoersen.Op elk moment bepaalt de wet van vraag en aanbod de wisselkoersen.

Het is wenselijk dat alle spelers, al diegenen die deel zijn van de wereldeconomie, en in hebijzonder de wisselmarkten, zich houden aan de richtsnoeren die wij overeen zijn gekomenin de G7, in het Internationaal Monetair Fonds, in het multilateraal overleg, dat nu een jaargeleden heeft plaatsgevonden, om te proberen de wereldwijde onevenwichtigheden in deeconomie het hoofd te bieden. Een van de conclusies van dat multilaterale overleg had temaken met de noodzaak de wisselmarkten de vrijheid te geven om de kerngegevens vanelke economie te weerspiegelen, en dit is de beste manier om wisselkoersen niet collectiefnadelig te laten zijn voor de spelers, de deelnemers aan de internatinale markten.

Als wij voor het eurogebied kijken naar de cijfers die door Eurostat zijn gepubliceerd voor2007, de eerste cijfers van Eurostat voor 2007, die zijn gepubliceerd op 15 februari, danis tot dusverre, vorig jaar, de uitvoer van landen in het eurogebied, dat zijn dertien landen,gegroeid met 8 procent, tewijl de invoer met 6 procent groeide. Tegelijkertijd is het echter

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL128

Page 129: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

waar dat de veranderingen in de rentepercentages ons zorgen baren; en wij maken ons metname zorgen over de veranderingen de laatste weken.

Dit is gezegd na de laatste vergadering van de Eurogroep vorige week door de voorzittervan de Eurogroep, de president van de Europese Centrale Bank en door mij als commissarisvoor economische en monetaire zaken.

Wij nemen kennis van de wil van de Amerikaanse autoriteiten, die nog steeds in hetopenbaar herhalen dat zij een sterke munt willen handhaven. Wij nemen kennis van deaankondigingen en intentieverklaringen van de autoriteiten in landen als China en andereopkomende Aziatische economieën, die zeggen dat zij zich bewust zijn van de noodzaakom geleidelijk meer flexibiliteit in het beheer van hun wisselkoersen te brengen.

De Voorzitter. − Terwijl wij overschakelen naar commissaris Figeľ voor de volgendevraag, wil ik graag de gelegenheid aangrijpen om terug te komen op de eerdere motie vanorde van mevrouw Harkin. Ik heb wat navraag laten doen, en mijn eerste punt zou zijndat wij het hebben over vragen aan de Commissie, niet aan een specifieke commissaris.

De Commissie heeft gekeken naar het punt dat u hebt gemaakt en het DG Handel en hetDG Landbouw geraadpleegd en ik vrees dat uw vraag naar hun inschatting binnen debevoegdheid van commissaris Fischer Boel valt. Ik kan geen debat aangaan, maar ik geefdie informatie aan u door, zodat u de redenering kent.

De Voorzitter. − Vraag nr. 33 van Manolis Mavrommatis (H-0086/08)

Betreft: Legaal downloaden van muziek op Internet

Op 28 januari 2008 hebben de drie grootste platenmaatschappijen (EMI, Universal Musicen Warner Music) een overeenkomst gesloten om 25 miljoen titels op de website van Qtraxaan te bieden, vanwaar de gebruikers de liedjes gratis kunnen downloaden. Wie van dezedienst gebruik wil maken, moet wel de reclame bekijken die op de webpagina verschijnt.Deze website is beschikbaar voor de bewoners van Europa en de VS, en naar alle verwachtingzullen de makers ervan hun investering snel terugverdienen.

In de EU bestaat er geen juridisch kader voor online muziekdiensten en onlangs heeft deCommissie in een aanbeveling laten weten dat zij niet van plan is een juridisch bindendkader voor te stellen. Verder is bovengenoemde overeenkomst er vooral gekomen om derechten en de winst van de platenmaatschappijen te vrijwaren, die lijden onder de illegaledownloads. Maar hoe worden in dit kader de rechten van de makers beschermd?

Deze website richt zich ook tot de Europese burgers. Is de Commissie bijgevolg niet vanoordeel dat deze site de mededinging op het gebied van muziekdiensten zal schaden omdatde overeenkomst slechts drie platenmaatschappijen betreft die hun titels gratis op Internetplaatsen en hun winst halen uit de reclame op deze site?

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Ik ben ervan overtuigd dat de heer Mavrommatiszich herinnert dat Qtrax onlangs een nieuwe overeenkomst met enkele belangrijkeplatenmaatschappijen heeft aangekondigd om de eerste gratis en legale, uit advertentiesbetaalde, peer-to-peer dienst met belangrijke platenmaatschappijen op hun website aante bieden. Dit is gebeurd op het MIDEM-congres in januari in Cannes.

Het lijkt er echter op dat er op dit moment geen contract is dat het zou toestaan om hunmuziek gratis te downloaden. De vier belangrijkste bedrijven hebben inderdaad in reactieop de aankondiging van Qtrax in het openbaar verklaard dat er nog geen transactie is

129Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 130: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

afgerond, hoewel er onderhandelingen gaande zijn. Er zijn in dit stadium nog steedsonzekerheden over het aantal overeenkomsten dat Qtrax uiteindelijk met de belangrijksteplatenmaatschappijen zal tekenen en over de inhoud en reikwijdte van dezeovereenkomsten.

Het is derhalve te vroeg om een voorlopig oordeel te vellen over het effect op demededinging in de online sector voor muziekopnames. Het is echter duidelijk dat eendergelijke dienst niet alleen door de platenmaatschappijen gecertificeerd zou moetenworden, maar de schrijvers en componisten van de muziek zouden, uiteraard, ook deelmoeten zijn van de overeenkomst.

Manolis Mavrommatis (PPE-DE). – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, zoals ikin mijn vraag heb gezegd, maken er drie ondernemingen winst. Ik vraag opnieuw,commissaris: zullen andere niet-beschermde ondernemingen moeten sluiten, waardoorde rechten van duizenden artiesten onbeschermd blijven, op hetzelfde moment dat onlinemuziekdiensten gestaag aan kracht winnen? Of moet ik de heer McCreevy geloven, die onsheeft verteld dat in 2010 een dergelijke richtlijn bij het Europees Parlement zal wordeningediend?

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Ik zou u ten eerste nogmaals willen verzekeren dathet mededingingsbeleid van de Unie en deze Commissie een zich ontwikkelend proces isWij controleren en testen, en indien nodig handelen of reageren wij.

Ten tweede is het aanpassen van belangrijke regels of kaders voor online-inhoud ofgrensoverschrijdende regels voor het aanbieden van diensten, nu met inbegrip vanauteursrechten of zelfs de duur van auteursrecht, onderdeel van het geleidelijke aanpassen.Sommige daarvan zullen waarschijnlijk dit jaar worden aangepast. Sommige voorstellenliggen al sinds de herfst van vorig jaar op tafel. Dus ik denk dat het een belangrijk procesis, waar wij samen werken, waar degelijk rekening wordt gehouden met een culturelecontext of invloed en culturele diversiteit wordt beschermd en bevorderd.

Wij geven geen advies over wat individuele ondernemingen moeten doen in verband methet gedrag van anderen, maar het is belangrijk dat transparantie en gunstige voorwaardenvoor creativiteit en voor de verspreiding van cultuur worden gehandhaafd en bevorderd.Ik denk dat dit ons gemeenschappelijke doel en onze gemeenschappelijke zorg is. Ik bener zeker van dat dit het geval is in de Commissie cultuur en onderwijs, waarvan uondervoorzitter bent, mijnheer Mavrommatis.

Josu Ortuondo Larrea (ALDE). – (ES) Commissaris, ik neem aan dat u weet dat er insommige staten een methode bestaat voor het betalen van auteursrechten die meebrengtdat een heffing wordt vastgesteld die moet worden betaald door iedereen die apparatuurkoopt voor het opnemen of vermenigvuldigen van materiaal, of die CD’s of DVD’s koopt.Ik zou u willen vragen of u deze methode aanvaardbaar vindt, als er veel mensen zijn diedergelijke apparatuur of DVD’s kopen en deze niet gebruiken om muziek te downloadenof iets te vemenigvuldigen dat auteursrechten raakt. Ik vind dat deze methode eerlijkeburgers straft. Ik zou graag uw mening hierover willen weten.

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Het is waar dat deze auteursrechtheffingen insommige landen echt zeer hoog zijn, of de verschillen opvallend.

Dit is een van de onderwerpen waar wij mee bezig zijn. Wij hebben dit vorig jaar gedaan,en ik ben er zeker van dat de Commissie op deze zaken terug zal komen. Mjn collegacommissaris Charlie McCreevy is verantwoordelijk voor dit dossier, en ik zie het in verband

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL130

Page 131: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

met andere gebieden die ofwel copyright, de duur van auteursrecht, ofwel auteursrechtenbetreffen of raken.

Ik weet dus van de aangelegenheden, maar dank u voor de boodschap, die door sommigelanden en sommige bedrijfsakken wordt herhaald. Ik ben er zeker van dat dit onderdeelzal uitmaken van onderzoeken in de nabije toekomst.

De Voorzitter. − Vraag nr. 34 van Avril Doyle (H-0090/08)

Betreft: Koolstofheffingen op invoer?

Op 23 januari 2008 heeft de Europese Commissie het verregaande maatregelenpakketCOM(2008)0016 voorgesteld waarmee de ambitieuze verbintenissen van de EuropeseUnie om klimaatverandering te bestrijden en hernieuwbare energie tot 2020 en daarna tebevorderen, zullen worden verwezenlijkt.

In de strategie staat het versterken en uitbreiden van het emissiehandelssysteem(EU-ETS) centraal, het belangrijkste instrument van de EU om op kostenefficiënte wijzeemissies te verminderen. Emissies uit de in het systeem opgenomen sectoren zullen uiterlijkin 2020 met 21 procent zijn verminderd vergeleken met hun emissieniveaus in 2005. Eengemeenschappelijk, in de hele EU geldend emissieplafond zal worden ingevoerd en de vrijetoewijzing van emissierechten zal vóór 2020 geleidelijk worden vervangen door de veilingvan rechten.

Het risico op een weglekeffect zou middels een internationale overeenkomst, die ervoorzorgt dat concurrenten in andere delen van de wereld vergelijkbare kosten dragen, teverwaarlozen zijn. Een dergelijke overeenkomst is echter nog niet gesloten.

Met het oog op bovenstaande, kan de Commissie aangeven waarom koolstofheffingen opinvoer in de EU niet zijn opgenomen in het EU-ETS?

Kan de Commissie tevens aangeven in hoeverre zij wordt gesteund door het college vanleden van de Commissie wat betreft koolstofheffingen over producten uit landen waargeen wetgeving voor CO2-vermindering van kracht is?

Neemt de Wereldhandelsorganisatie hierover een standpunt in?

Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, het is voor deCommissie van het allergrootste belang om een verstrekkende internationale overeenkomstover klimaatverandering te sluiten, die de periode na 2012 beslaat. De conferentie van Baliwas een belangrijke stap voorwaarts in de pogingen om klimaatverandering wereldwijdaan te pakken. Alle partijen die betrokken zijn bij het Raamverdrag van de Verenigde Natiesinzake klimaatverandering, waaronder de Verenigde Staten, China en India, kwamenovereen de formele onderhandelingen te starten.

Het is nu een kernprioriteit van de EU en de Commissie om vóór het einde van 2009 eenovereenkomst te sluiten over een toekomstig internationaal wetgevingskader voor hetklimaat. Dit kader moet algemeen toepasbaar zijn; het moet de garantie bieden dat allepartijen betrokken deelnemers zijn, en het moet doeltreffend zijn. Teneinde het gewensteresultaat te bereiken, een internationale overeenkomst zoals we reeds zeiden, moet de EUdaadwerkelijk een leidende rol blijven spelen, zoals ze voor en natuurlijk tijdens deconferentie van Bali zeker deed.

Dit is nu precies de betekenis van het pakket voorstellen over het klimaat en hernieuwbareenergiebronnen, dat de Commissie op 23 januari overlegde. De EU moet haar leidende

131Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 132: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

positie handhaven en duidelijk besluitvaardigheid tonen om verder te gaan op de ingeslagenweg.

Het systeem van verhandelbare emissierechten van de EU is ons primaire middel ominvesteerders te sturen in de richting van schonere technologieën. Dit systeem biedt degarantie dat de door de EU gestelde doelen met betrekking tot broeikasgassen tegen zolaag mogelijke kosten kunnen worden behaald.

In het voorstel van de EU voor een herziening van de richtlijn inzake hetemissiehandelssysteem wordt veilen gezien als belangrijkste middel om emissierechten teverdelen. Veilingen vormen niet alleen een stimulans voor investeringen in koolstofarmeemissietechnologieën; ze voorkomen tevens de ongewenste gevolgen van oneerlijketoewijzingen en niet te verantwoorden winsten. Om deze reden stelt de Commissie voordat, vanaf het begin van de derde handelstermijn, rechten niet langer kosteloos mogenworden toegewezen aan energiebedrijven, en dat gratis toewijzingen in de industriële sectorgeleidelijk beperkt worden, totdat de doelstelling van complete afschaffing in 2020 isbereikt.

Een aantal energie-intensieve sectoren of bedrijfstakken zijn actief in een extreemconcurrerende internationale markt. Als gevolg daarvan kunnen ze de gemaakte kostenniet doorberekenen aan de consument, zonder het risico te lopen een groot deel van hunmarktsegment te verliezen. Indien er geen internationale overeenkomst is, lopen ze hetrisico zich buiten Europa te moeten vestigen, met als resultaat dat de wereldwijde uitstootvan broeikasgassen (het koolstoflek) zal toenemen. De sectoren waar dit risico van eenkoolstoflek een rol speelt, moeten objectief in kaart worden gebracht. De Commissie steltderhalve voor deze kwestie grondig te bestuderen en in 2010 een lijst op te stellen vankwetsbare sectoren en bedrijfstakken.

De Commissie zal de situatie in deze energie-intensieve bedrijfstakken uiterlijk in juni 2011beoordelen. Ze zal haar beoordeling baseren op het resultaat van de onderhandelingenvoor de internationale overeenkomst over klimaatverandering of op mogelijke individuelesectorovereenkomsten die zijn gesloten. Op grond van deze beoordeling zal de Commissieeen verslag doen toekomen aan het Europees Parlement en de Raad in 2011 en, indien datnodig wordt geacht, aanvullende maatregelen voorstellen. Deze maatregelen omvatteneen gratis toewijzing van emissierechten voor broeikasgassen aan energie-intensievesectoren die kan oplopen tot honderd procent. Het voorstel van de Commissie behelstverder de instelling van een doeltreffend regulerings- of compensatiemechanisme voorkoolstof. Het doel hiervan is dat de industriële installaties van de Gemeenschap die eenaanzienlijk risico lopen op een koolstoflek op voet van gelijkheid worden geplaatst metvergelijkbare installaties in derde landen. In het kader van zo’n verdeelsysteem kunnen ookregelingen worden getroffen waarbij voorwaarden worden gesteld aan importeurs, dievergelijkbaar zijn met de voorwaarden die van toepassing zijn op installaties binnen deEU, zoals de verplichting om de emissierechten voor CO2 -uitstoot terug te betalen.

Ongeacht voor welke methode wordt gekozen of welke maatregelen worden genomen,ze moeten volledig in overeenstemming zijn met de beginselen van het Raamverdrag vande Verenigde Naties inzake klimaatverandering. Dit geldt met name voor het beginsel vangemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en capaciteiten in hetspecifieke geval van minder ontwikkelde landen. Ze moeten tevens in overeenstemmingzijn met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, waaronder de voorschriftenvan de Wereldhandelsorganisatie.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL132

Page 133: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Tot besluit is het voorstel over klimaat en energie collectief en in zijn geheel aangenomendoor de Europese Commissie, en wordt het derhalve ondersteund door al haar leden.

Avril Doyle (PPE-DE) . – (EN) Dank u, commissaris, voor het bijzonder uitvoerigeantwoord op mijn vraag, die ik overigens al had ingediend lang voordat ik wist dat ik alsrapporteur verantwoordelijk zou zijn voor de herziening van de EU-regeling voor de handelin broeikasgasemissierechten.

Mijn vraag ging heel specifiek over welke positie we innemen, en in deze fase is ‘we’ inwerkelijkheid het college van Commissieleden, over de mogelijke introductie van aangepastetarieven of rechten voor koolstof wanneer we niet komen tot een internationaleovereenkomst. Ik ben het grondig met u eens dat we op dit gebied gelijkeconcurrentievoorwaarden nodig hebben voor ondernemingen binnen de EU en producentenin derde landen.

Ik wil slechts uitvinden of deze optie – en ik ben geen protectionist, maar een werkelijkevoorstander van de geglobaliseerde wereld waarin we momenteel leven – van een mogelijkaangepast tarief voor koolstof nog steeds ter discussie staat. Naar mijn mening zou dit zomoeten zijn, en ik vraag u daarom of dat tevens het standpunt is van het college vanCommissieleden over deze zaak, zodat wordt benadrukt hoe serieus we de noodzaak toteen vermindering van de CO2-uitstoot en het hele debat over klimaatveranderingbehandelen. We hoeven ons niet agressief op te stellen, maar we moeten in deze welbesluitvaardig zijn.

Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EN) Ik ben het volledig met u eens, en ditstandpunt getuigt van veel verantwoordelijkheidsgevoel. Ik ben erg blij dat u de rapporteurbent voor deze zeer belangrijke wetstekst.

Natuurlijk hebben we over alles gediscussieerd. Ik herinner me dat we in Nairobi eenspecifieke discussie over dit onderwerp voerden. We bespraken het binnen mijn diensten,met andere diensten en met andere Commissieleden, en we kwamen tot de conclusie dathet een wijs en evenwichtig standpunt zou zijn om een bepaling op te nemen in het voorsteldie een oplossing biedt voor de problemen waarmee energie-intensieve sectoren wordengeconfronteerd indien er nog geen internationale overeenkomst is, of indien eeninternationale overeenkomst andere landen niet dezelfde ambitieuze beperkingen oplegtals de Europese Unie. We hebben besloten dat we in 2010 met objectieve criteria zullenbepalen welke sectoren dit zijn, en dat we voor juni 2011 zullen beoordelen of we kunnenspreken van een internationale overeenkomst of wellicht zelfs van internationalesectorovereenkomsten. Aansluitend hoop ik, en dit is mijn oprechte overtuiging, dat weeind 2009 een overeenkomst zullen hebben, een overeenkomst die de problemen rondomklimaatverandering effectief aanpakt.

Indien we echter niet komen tot een overeenkomst, of als deze niet vooruitstrevend genoegis, zijn er bepalingen opgenomen in ons voorstel die ons de mogelijkheid bieden om desituatie te beoordelen en op grond hiervan emissierechten te verschaffen die kunnenoplopen tot honderd procent van de toewijzingen aan deze energie-intensieve bedrijven,of toe te staan dat importeurs worden opgenomen in ons emissiehandelssysteem. Daarnaastwordt natuurlijk de verplichting opgenomen om te betalen voor overeenkomstigehoeveelheden rechten als lokale producenten, waardoor de situatie in evenwicht wordtgebracht. Zelfs een combinatie van deze maatregelen is mogelijk.

133Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 134: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

We bieden onze bedrijven derhalve de nodige zekerheid dat we de problemen zullenbestuderen. Tegelijkertijd waarschuwen we op deze manier andere landen dat ze beterkunnen instemmen met een internationale overeenkomst. Door middel van dit zeerevenwichtige standpunt kunnen we dus alle doelstellingen bereiken, en ik hoop dat hetParlement en de Raad zo spoedig mogelijk, eind dit jaar of begin volgend voorjaar, hunstem uitbrengen over de wetstekst en deze aannemen.

Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Ik ben heel blij met de opstelling van deCommissie, van de commissaris, en de zeer evenwichtige aanpak. Toch heb ik nog éénheel belangrijk zorgpunt, namelijk dat wij de oude technologie, die niet efficiënt is en ooknog tot uitstoot leidt, nog steeds richting ontwikkelingslanden exporteren. Ik vraag decommissaris of wij wat dat betreft geen aanvullend beleid kunnen voeren dat in dezelfdelijn ligt. Kunnen wij op korte termijn initatieven in dezen verwachten?

Marian Harkin (ALDE) . – (EN) In een vanmiddag gevoerd debat over het GLBdiscussieerden we over import in de EU, en we deden een dringende oproep aan deCommissie een plan te ontwikkelen om Europese niet-handelsaangelegenheden erdoor tekrijgen in de WTO-onderhandelingen.

Het onderwerp van klimaatverandering moet vanzelfsprekend hoog op onze prioriteitenlijststaan, en koolstoftarieven op de import van goederen in de EU zijn in dit opzicht zekerbelangrijk.

Ik zou de commissaris daarom slechts willen vragen, zoals ook mevrouw Doyle in haaroorspronkelijke vraag, of de WTO hierover een standpunt inneemt, en wat dat is.

Stavros Dimas, lid van de Commissie. − (EN) Ik ben het er volledig mee eens dat we geentechnologieën moeten exporteren die in het buitenland vervuiling veroorzaken. Onzeeerste zorg zal zijn dat we niet toestaan dat bedrijfstakken of ondernemingen hunbedrijfsactiviteiten verplaatsen naar landen buiten de Europese Unie; niet alleen omdat weop die manier banen verliezen en werkgelegenheidsproblemen creëren, maar ook omdatwe niet willen doorgaan met de uitstoot en vervuiling in landen die niet dekoolstofbeperkingen kennen die wij kennen.

We moeten dus erg voorzichtig zijn, en we moeten ons uiterst oplettend opstellen om tevoorkomen dat dit fenomeen zich voordoet. Het spreekt natuurlijk voor zich dat we, alswe bepleiten dat ontwikkelingslanden klimaatverandering het beste kunnen bestrijdendoor efficiënter met energie om te gaan, we uiterst voorzichtig moeten zijn met wat wenaar deze landen exporteren.

Wat betreft het standpunt van de Wereldhandelsorganisatie over koolstoftarieven: weweten niet wat hun standpunt is omdat de vraag nog niet aan de orde is gekomen. Echter,na een rondvraag binnen de Europese Unie denken wij dat het geen problemen zalopleveren, aangezien wat we wilden bereiken met een opname in het emissiehandelssysteem,dat enigszins afwijkt van grensbelasting, is de situatie in evenwicht te brengen. We trekkenonze industrieën niet voor; we plaatsen ze in dezelfde positie als vergelijkbare industrieënen sectoren die produceren in landen die geen koolstofbeperkingen kennen.

In de Verenigde Staten wordt overigens een identieke discussie gevoerd, aangezien zij inhet wetsontwerp Liebermann-Warner inzake de invoering van een emissiehandelssysteemin de Verenigde Staten beschikken over eenzelfde bepaling. Deze discussie werd ook in deVerenigde Staten gevoerd, en zij zijn ook van mening dat dit in overeenstemming is metde voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL134

Page 135: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Deel twee

De Voorzitter. − Vraag nr. 35 van Colm Burke (H-0092/08)

Onderwerp: Interculturele dialoog

In dit Europese Jaar van de interculturele dialoog heeft de Commissie een groot aantalmanifestaties gepland. Nadruk moet worden gelegd op de betrokkenheid van jongeren bijde manifestaties van dit jaar zodat zij kunnen profiteren van de rijke cultureleverscheidenheid in de EU.

Welke specifieke maatregelen heeft de Commissie op het oog om jongeren bij het Europesejaar van de interculturele dialoog te betrekken?

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (SK) Dank u, mevrouw de Voorzitter, en de heer Burkeook bedankt voor zijn vraag.

Ik zou willen zeggen dat het streven voor dit jaar, het Europees Jaar van de intercultureledialoog, is om de dialoog tussen culturen te bevorderen, als zijnde een proces waardooreenieder die in de Europese Unie leeft zijn of haar vermogen om zich in het dagelijks levenintensiever en opener bezig te houden met de complexe culturele omgeving, kan vergroten.Dit is vooral gericht op een vergroting van het bewustzijn, met name bij jongeren, en ophet hen bijbrengen van een actief Europees burgerschap, waardoor ze openstaan voor dewereld, culturele verscheidenheid respecteren en zich baseren op gedeelde waarden. Jeugden educatie vormen in deze context twee cruciale gebieden voor een dialoog, naastbijvoorbeeld migratie, minderheden, meertaligheid, werkgelegenheid, media, religie, kunsten cultuur.

De EU cofinanciert zeven vooraanstaande projecten op pan-Europees niveau, die primairgericht zijn op jonge mensen en het stimuleren van hun onderlinge culturele dialoog doormiddel van samenwerkingsprojecten op artistiek niveau, het vertellen van verhalen,mediaprojecten, mediacampagnes, stedelijke cultuur, uitwisselingen tussen achtergelegengebieden of gemeenschappen en de ontwikkeling van een dialoog over kunst, immigranten,immigratie en vergelijkbare onderwerpen.

Dit jaar is de EU tevens medefinancier van één project voor of in iedere lidstaat. De grootstenadruk ligt opnieuw op jeugd en educatie. We staan ook voortdurend in contact met degroep die het burgerplatform voor interculturele dialoog leidt, die is samengesteld uit onderandere vertegenwoordigers van het Europees jeugdforum en EFIL, de Europese federatievoor intercultureel leren.

Tot slot is er een uitgebreide reeks activiteiten die gericht is op jongeren en deel uitmaaktvan de bewustmakingscampagne over het belang van dit jaar en de culturele dialoog,gebaseerd op voorstellen van maatschappelijke organisaties en EU-initiatieven. Alle relevanteinformatie hierover is natuurlijk beschikbaar op Internet:http://www.interculturaldialog2008eu

Het hele proces is in grote mate gebaseerd op communicatie, het stimuleren vansamenwerkingsverbanden en het onder de aandacht brengen van kwalitatief hoogstaandeprojecten en ervaringen. Ik ben ervan overtuigd dat dit het proces versterkt: cultureledialoog als een proces, in plaats van een eenmalige gebeurtenis.

135Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 136: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Colm Burke (PPE-DE) . – (EN) Dank u zeer, commissaris, voor uw bijzonder gedetailleerdeantwoord, en ik verwelkom de ontwikkelingen waarnaar u verwijst. Ik weet dat u alscommissaris, samen met de Commissie, zeer hard werkt aan dit programma.

Wat de 27 afzonderlijke regeringen betreft, aan welk programma heeft u hen gevraagdmee te werken om het werk van de Commissie te ondersteunen? Het is met ander woordengoed dat we zeven voorbeeldprojecten opzetten, maar zet elke individuele regering ookeen dergelijk project op binnen elk afzonderlijk land?

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Ik zei dat het hier ging om een gemeenschappelijkdoel, een gezamenlijke onderneming, en er zijn veel goede ideeën en lopende initiatievenop Europees en nationaal niveau, en daarnaast op regionaal en gemeentelijk niveau. Ik benblij dat er, zelfs internationaal, zo’n grote interesse bestaat om mogelijkheden te zien en testreven naar het stimuleren van een interculturele benadering in plaats van“multiculti”-commentaren en -klaagzangen. Dit is wat we naar mijn idee nodig hebben.

Ik ben niet van plan de projecten zelf voor te lezen; ze zijn werkelijk inspirererend – metname de projecten op EU-niveau – omdat het een selectie is uit vele EU-projecten, en zeverschillen zeer van de projecten op het niveau van de lidstaten. In feite zijn het er 28,aangezien er in België sprake is van twee grote gemeenschappen en de bijbehorende steun.

Wij zijn van mening dat de lidstaten die de jonge generatie bij zaken weten te betrekkenen zich daadwerkelijk openstellen voor de toekomst, waarschijnlijk het beste voorbeeldgeven om de uitdagingen van het leven in verscheidenheid aan te gaan en tegelijkertijd deeenheid te bevorderen. Een voorbeeld is het project Diversidad, dat wordt gerund door hetEuropees Muziekbureau. Dit toont een combinatie van zeer populaire activiteiten: muziek,muziekinterpretatie, luisteren naar muziek, leren door muziek en een dialoog met destedelijke cultuur. De Internationale Yehudi Menuhin-stichting; Ton monde est le mien, eenproject dat weergeeft dat we anderen nodig hebben om onszelf te begrijpen; Een uniekBrussel, een netwerk van cultuurinstellingen van de EU; Alter Ego, een bijdrage aan deinterculturele dialoog, wederzijds begrip tussen de culturen en het Europees burgerschapvan jongeren door middel van gezamenlijke kunstprojecten, waarmee ze zich buiten hunnormale sociale kringen kunnen begeven.

Eén project, het project Stranger, is opgezet door de Europese Culturele Stichting. Het gaatover jonge mensen die zich aan de buitenwereld laten zien en een platform creëren waarze hun ervaringen kunnen koppelen aan de bredere Europese context.

Het laatste, maar niet het minste punt dat ik naar voren wil brengen is dat het volgens mijvan groot belang is dat het Parlement zoveel mogelijk, individueel of collectief, betrokkenis. Er zijn veel gelegenheden – bijvoorbeeld evenementen in Brussel – waarbij verschillendeonderwerpen aan bod komen die verband houden met de interculturele dialoog. Wij alsCommissie nodigen de Commissie cultuur als instelling (dit betekent ook de leden) uitvoor alle evenementen waar we aan deelnemen of die we mede organiseren. In novemberhebben we bijvoorbeeld een Europese jeugdweek, iets waar ze naar mijn idee bij moetenzijn. Een aantal van de evenementen moet worden georganiseerd in de gebouwen van hetParlement in Brussel, met medewerking van parlementariërs en natuurlijk van jongerenuit alle landen, ook uit landen die niet lid zijn van de EU.

Er zijn veel gelegenheden waar u zich kunt uitspreken, en bovenal een voorbeeld kuntstellen en blijk kunt geven van uw betrokkenheid. Ik denk dat dit verhaal niet al na één jaarmoet ophouden. Het moet een doelstelling voor de langere termijn zijn, en een proces

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL136

Page 137: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

waar we van kunnen leren, aan kunnen deelnemen en in kunnen groeien om zorg te dragenvoor een betere eeuw dan de twintigste eeuw, die getekend werd door grote verdeeldheid,conflicten en ideologieën die zich tegen de menselijke waardigheid keerden. Ik ben daaromvan mening dat dit een sterke motivatie is voor uw betrokkenheid.

Avril Doyle (PPE-DE) . – (EN) Ik vraag me af, in het brede kader van de intercultureledialoog en de betrokkenheid van jongeren, of de Commissie het uitstekende werk heeftbestudeerd dat op dit specifieke terrein in het noorden van Ierland is verricht: tussen detwee verschillende gemeenschappen in het noorden die al zo lang met elkaar overhoopliggen, en buiten de landsgrenzen. Ik denk dat daar iets bijzonders gebeurt dat als eenstimulans kan werken, en ik zou de Commissie willen vragen of ze deze zaak al heeftbekeken, en zo niet, of ze dat alsnog zou willen doen.

Marian Harkin (ALDE) . – (EN) Ik zal het kort houden. Ik wil de commissaris alleenvragen of er maatregelen zijn voorgesteld op het gebied van vrijwilligerswerk.

Dit is een ideale gelegenheid voor mensen met verschillende achtergronden om uit vrijewil samen te werken, met name op het gebied van vrijwilligerswerk door jongerenbijvoorbeeld, door middel van programma’s die zijn opgezet om ervoor te zorgen datmensen die normalerwijze niet als vrijwilliger werken ook betrokken raken – want somslijkt het erop dat vrijwilligerswerk een activiteit is van de witte middenklasse –, en op hetgebied van vrijwilligerswerk tussen verschillende generaties. Zijn er op die gebieden almaatregelen getroffen die de interculturele dialoog bevorderen?

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, wat Noord-Ierland betreftwil ik allereerst mijn gelukwensen uitspreken naar aanleiding van de nieuwe stemming diedaar heerst, en wat ik wil omschrijven als bijzonder positieve verwachtingen over eengeleidelijke en eerlijke verzoening en de betrokkenheid bij gedeelde waarden. Ik ben zelfsvan plan erheen te gaan, wat uw vraag misschien wel het best beantwoordt. Ik denk dateen grotere betrokkenheid van Noord-Ierse studenten, leraren en professoren bijuitwisselingen binnen de EU en deelname aan het Erasmus-programma ook helpt om degrotere Europese gemeenschap en de verschillende bevolkingen dichter bij elkaar te brengen.Ik heb daarom het plan opgevat om een bezoek te brengen aan dit deel van de EuropeseUnie.

Wat de tweede vraag over vrijwilligerswerk betreft, dit is een zeer belangrijk onderwerpaangezien vrijwilligerswerk een uiting is van solidariteit, menselijkheid en saamhorigheid.Aan de andere kant is het ook een onofficiële vorm van onderwijs en een leerproces. Hetis nodig voor de werkgelegenheid, voor het opdoen van nieuwe vaardigheden, kennis ensociale vaardigheden, en tevens voor de bevordering van het Europees burgerschap en dewaarden die ons verenigen. We doen meer dan we vroeger deden. Bij het nieuwe programma“Jeugd in actie” is de hoeveelheid geld die beschikbaar is en het belang dat wordt gehechtaan de Europese vrijwilligersdienst bijvoorbeeld veel groter. Men staat nu meer open voordeelname uit het buitenland. Het aantal vrijwilligers neemt toe, en dit is denk ik een vande antwoorden.

Dit jaar willen we graag een initiatief over vrijwilligerswerk naar voren brengen waarbijmeer erkenning en betere voorwaarden voor vrijwilligerswerk worden ontwikkeld.Natuurlijk hebben we lidstaten nodig om hieraan deel te nemen, en ik ben blij dat metname Frankrijk bereid is om vrijwilligerswerk als thema van discussie aan te kaarten –vrijwilligerswerk en jongeren. Vanochtend had ik een ontmoeting met de minister dieverantwoordelijk is voor het beleid op het gebied van gezondheid, jeugd en sport, en we

137Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 138: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

waren het met elkaar eens over bepaalde prioriteiten. Vrijwilligerswerk is één van de driezwaartepunten in het jeugdbeleid onder het Franse voorzitterschap, dus we zullen eenaantal stappen vooruit zetten.

De Voorzitter . − De volgende vraag over deze tekst was afkomstig van de heer Higgins.Het spijt me te moeten zeggen dat ik de vraag niet kan behandelen, aangezien de heerHiggins niet zelf in de Kamer is. Ik weet dat u graag zou willen samenwerken. Helaas zijnwij niet eerder op de hoogte gesteld van deze uitwisseling, en daarom kan ik deze op grondvan onze voorschriften niet aanvaarden. Het spijt me zeer, ik kan de vraag niet accepterenen ik moet voorrang verlenen aan de leden die wel aanwezig zijn in de Kamer.

De Voorzitter . − Vraag nr. 37 van Bernd Posselt (H-0100/08)

Onderwerp: Culturele samenwerking tussen Duitsland, Tsjechië en Oostenrijk

Welke projecten in het kader van grensoverschrijdende trilaterale of bilaterale culturelesamenwerking tussen de Tsjechische Republiek, Duitsland en Oostenrijk heeft de Commissiehet afgelopen jaar gesubsidieerd, en ziet zij mogelijkheden om dergelijke projecten in 2008in substantiële mate te steunen?

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (SK) Mevrouw de Voorzitter, sta mij toe de heer BerndPosselt te bedanken voor zijn vraag. Ik zou er graag op willen wijzen dat cultuur en definanciering daarvan op nationaal niveau vallen onder de verantwoordelijkheid van delidstaten. Dat is het beginsel van subsidiariteit, dat we respecteren en in hoge matewaarderen. De taak van de Europese Unie is om activiteiten die in de lidstaten plaatsvindente ondersteunen en aan te vullen, maar niet om er de verantwoordelijkheid voor te dragen.

Ten tweede is het van belang u eraan te herinneren dat het Cultuurprogramma (dat looptvan 2007 tot 2013) de interculturele dialoog, de internationale mobiliteit van spelers enwerken op het gebied van cultuur, en culturele en artistieke producten stimuleert. Bij dezeprojecten moeten ten minste drie culturele ondernemers in drie verschillende landenbetrokken zijn: hiermee is de vraag van de heer Bernd Posselt gedeeltelijk beantwoord. Desamenwerking tussen zelfstandige ondernemers uit de Republiek Tsjechië, Oostenrijk enDuitsland kan dus worden ondersteund, indien deze partners zijn gekozen op basis vande kwaliteit van de projecten die in reactie op de uitnodiging van de Europese Commissiezijn ingediend.

Met betrekking tot de verleden jaar gefinancierde specifieke projecten van deze drie lidstaten,zou ik erop willen wijzen dat het Cultuurprogramma (2007-2013) nog maar iets langerdan een jaar loopt. We zullen nog enige tijd moeten wachten om meer te weten te komenover het soort projecten dat gedurende deze korte periode is gefinancierd. Samengevatzijn de resultaten van de projecten van afgelopen jaar nog niet beschikbaar. Als we echterkijken naar de periode van 2000 tot 2006, werd er gedurende een aantal jaren steunverleend aan 116 coöperatieve projecten en 39 cofinancieringsprojecten waarbij sprakewas van ofwel bilaterale of trilaterale samenwerking tussen Oostenrijk, Duitsland en deTsjechische Republiek. Van deze projecten werden er 28 gefinancierd uit de begroting van2006: hiermee werd in feite het pad geëffend voor de activiteiten van het afgelopen jaar(2007).

De volledige lijst van alle goedgekeurde en gefinancierde projecten is openbaar gemaaktop de website van de Europese Commissie. Ik denk dat hiermee een afdoend antwoord isgegeven naar aanleiding van deze vraag.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL138

Page 139: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Bernd Posselt (PPE-DE) . – (DE) Veel dank, commissaris, voor uw antwoord. Eerder indit debat sprak u uitvoerig over evenementen in Brussel. Evenementen in de regio’s zijnechter ook zeer belangrijk, en naar aanleiding daarvan heb ik twee korte aanvullendevragen.

Ten eerste hebt u zojuist gesproken over bilaterale programma’s. Komen hierDuits-Tsjechische programma’s voor in aanmerking, of moeten hierbij drie landen betrokkenzijn? Naast Oostenrijk zouden dit bijvoorbeeld Slowakije of Polen kunnen zijn.

En de tweede aanvullende vraag: vallen de Euregio’s hier ook onder?

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (SK) Zoals ik reeds eerder zei, in het kader van het nieuweCultuurprogramma moeten er drie partners uit drie landen betrokken zijn bij kortdurende,eenjarige programma’s; voor programma’s die een aantal jaar doorlopen zijn meer partnersnodig. Het bereik of de omvang van deze activiteiten zijn derhalve op zekere wijze aangepastaan de uitbreiding van de Europese Unie.

We kunnen van een klein budget geen programma’s financieel aanvullen of geheelovernemen die in werkelijkheid veel meer steun nodig hebben van de nationale overhedenof regionale autoriteiten in grote federale staten. In het kader van mijn opmerkingen overbilaterale betrekkingen zeg ik het volgende: van de drie landen die genoemd werden in deheer Bernd Posselt’s vraag werden er in enkele gevallen twee gekoppeld aan een derde land,maar het participatievraagstuk werd dus maar gedeeltelijk beantwoord.

Ik wil niet alleen de heer Posselt maar ook mogelijke partners geruststellen datsamenwerking tussen bijvoorbeeld regio’s of Euregio’s, tussen steden evenals tussen cultureleondernemers in algemene zin momenteel mogelijk is, en niet alleen wordt ondersteunddoor het Cultuurprogramma (2007-2013), maar ook door het programma “Europa voorde burger” (2007-2013). Dit programma stimuleert de betrokkenheid van deburgermaatschappij, en de wettelijke grondslag voor dit programma is onder andere artikel151 van het EG-Verdrag, dat burgerschap in de definitie van culturele termen of met eenculturele dimensie bevordert. Vandaag de dag zijn er duizenden voorbeelden te noemenvan solide partnerschappen tussen lokale autoriteiten, niet-gouvernementele organisatiesof diverse verenigingen die gebaseerd zijn op een dialoog van mens tot mens in deburgermaatschappij.

Ten derde zou ik willen toevoegen dat de structuurfondsen een nog grotere bron van steunbieden voor de algemene bevordering van culturele aspecten en het culturele erfgoed, envoor de samenwerking tussen landen om hun cultureel erfgoed veilig te stellen en tevergroten. Ik zou de ministers en partners willen oproepen om bij debatten over cultuurin hun achterhoofd te houden dat Europa meer wordt gekenmerkt door cultuur dan doorhet bedrijfsleven of door de geografische ligging. Dat is waarom investeringen in cultuurertoe bijdragen dat onze capaciteiten worden vergroot, de Europese identiteit wordt versterkten de aantrekkingskracht van Europeanen verhoogd. Dit behoort op lokaal niveau plaatste vinden, daar waar de mensen wonen. Het gaat niet alleen om Brussel en anderehoofdsteden, het gaat om onze regio’s, steden en dorpen.

Justas Vincas Paleckis (PSE) . – (LT) Ik heb een vraag, commissaris. Zoals u eerder zeizouden alleen de lidstaten zelf het culturele beleid mogen uitvoeren. Brussel is niet in eenpositie om er iets aan te doen. Echter, met name in de nieuwe toetredingslanden voeldenkunstenaars en mensen die betrokken zijn bij culturele activiteiten zich de afgelopen tientot vijftien jaar genegeerd/verwaarloosd.

139Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 140: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Wat doet de Commissie, of wat is ze bereid te doen, om onze goede ervaringen met deondersteuning van kunstenaars, evenals de nieuwe ideeën en projecten die hiermeesamenhangen, te delen met de nieuwe toetredingslanden? Zou u alstublieft een aantalvoorbeelden kunnen geven?

Reinhard Rack (PPE-DE) . – (DE) De betrekkingen tussen de Republiek Tsjechië, Duitslanden Oostenrijk worden gekenmerkt door veel historische spanningen. Bestaan er specialeprogramma’s, of is de Commissie van plan haar inspanningen vooral hierop te richten ente zorgen dat bijvoorbeeld organisaties voor ontheemden worden opgenomen in dezeEuropese werkprogramma’s, die in dit kader zeer belangrijk zouden zijn voor een beteralgemeen begrip?

Ján Figeľ, lid van de Commissie. − (SK) Dank u voor de aanvullende vragen. Deze tonenaan dat cultuur, identiteit en herinneringen belangrijk zijn, evenals vooruit kijken en cultuurontwikkelen. Wij ondersteunen deze aspecten. Ik zal nogmaals herhalen dat subsidiariteitgaat over verantwoordelijkheid, en niet over het creëren van een excuus, zodat we kunnenzeggen dat we niet samenwerken omdat het een zaak is die onder de bevoegdheid van delidstaten valt. De Commissie doet er werkelijk alles aan om een zo goed mogelijke omgevingte creëren voor culturele dialoog, uitwisseling en samenwerking, en ik ben van mening dathet resultaat van die inspanningen volkomen helder is.

Ik noemde eerder al het Cultuurprogramma (2007-2013). Laat ons de opbrengsten eensvergelijken, zeven jaar in het verleden en zeven jaar nu. Een zeer belangrijk voorbeeld ishet feit dat de Europese cultuuragenda afgelopen jaar, in een wereld van toenemendeglobalisering, voor het eerst erdoor werd gedrukt en werd aangenomen, niet alleen tottevredenheid van de Commissie maar tot tevredenheid van de gehele EU. De voorstellenwerden in mei gepresenteerd en door de lidstaten in november aangenomen. Ten tweedezijn we met succes overeengekomen dat we, als het gaat om cultuur en een cultuuragenda,gebruik zullen maken van een nieuwe wijze van samenwerking, een open vorm vansamenwerking. Voorheen zou de meerderheid van de leden hebben gezegd dat dit hoogstonwaarschijnlijk was, aangezien we als gevolg van uiteenlopende visies niet in staat zoudenzijn geweest een overeenkomst te sluiten.

Het draait echter vooral om de inhoud: het is belangrijk ons ervan te verzekeren dat ditsamenwerkingsverband zich in bredere zin richt op praktische culturele behoeften, dewensen van culturele en artistieke sectoren en de eenvoudige uitbreiding van cultuur. DeEuropese Raad van Lissabon wist afgelopen voorjaar iets te bereiken dat van belang is:culturele sectoren, of de zogenaamde culturele industrie, werden voor het eerst genoemdin de strategie van Lissabon, die erom bekend staat een belangrijke bijdrage aan deeconomische groei en werkgelegenheid te leveren. Dit helpt de klassieke tweedeling teondervangen dat cultuur geld kost terwijl het bedrijfsleven geld oplevert. Cultuur gaat handin hand met waarden, met de toenemende dimensie van duurzame economische groei.Een gebrek aan cultuur leidt tot zakelijke problemen, evenals politieke en andere problemen.Hiermee bedoel ik dat cultuur moet worden gezien als een belangrijke factor, en opverschillende manieren moet worden gestimuleerd zodat ze tot bloei komt. Ik ben daaromblij dat we, mede dankzij het besluit van afgelopen jaar, met deze meer horizontalebenadering zelfs in de Commissie meer succes boeken.

Ik wil mijn antwoord niet te lang maken. De nieuwe lidstaten leveren een bijdrage doorhun cultuur, hun uitgebreide erfgoed, hun verse herinneringen aan een verdeeld Europaen een verleden in de tweede helft van de twintigste eeuw dat in vergelijking veel ingrijpender

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL140

Page 141: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

was. In veel opzichten kunnen ze echter leren van de oudere lidstaten, die bijvoorbeeldveel dynamischer werkwijzen hanteren voor de financiering van cultuur, de ontwikkelingvan cultureel onderwijs en in het stimuleren van veel zaken die ook in de nieuwe lidstatenmoeten worden gestimuleerd. Overheden en beleidsmakers mogen cultuur niet als eenrestproduct behandelen: “als er geld over is geven we natuurlijk iets aan de culturele sector,maar het is geenszins een prioriteit, noch een hoofdzaak”.

Ten tweede zou ik willen reageren op wat de heer Reinhard Rack zei over de last van hetverleden. Wat eerder beroerde ik even het onderwerp van het geheugen: het speelt eenbelangrijke rol in identiteitskwesties, en het leert ons de tragedies van het verleden nietnogmaals te herhalen. In mijn antwoord op de heer Bernd Posselt verwees ik naar hetprogramma “Europa voor de burger” van 2007-2013. Dit programma biedt de EuropeseUnie in de loop van zeven jaar de mogelijkheid om projecten mede te financieren, met alsdoel de herinneringen aan periodes van dictatorschap en de slachtoffers van het nazismeen stalinisme levend te houden. Ik denk dat dit een zeer belangrijke uitdaging is, omdathet ons helpt te herinneren dat alles wat we hebben – vrijheid, democratie, een verenigdEuropa – niet zomaar per toeval of bij gebrek aan beter tot stand is gekomen, en dat eraltijd een zekere verleiding bestaat, of die nu groot of klein is, om ons in de richting vantotalitair gezag en versimpelde denkwijzen te bewegen. Denk eraan dat we bij iederegeneratie opnieuw waarden moeten ontwikkelen: technologie en gebouwen zijn gemakkelijkover te dragen, maar waarden moeten vanaf de kindertijd worden ingeprent in de geest enhet hart van mensen.

Ik zou u daarom willen aanmoedigen om gebruik te maken van deze instrumenten voorculturele en burgerlijke samenwerking, ze te gebruiken om onze herinneringen in standte houden en voor het welzijn van ons hart en onze geest. Dat is naar mijn mening preciesde taak van degenen die dergelijke tijdperken hebben overleefd, die zich de gebeurtenissenherinneren, die afkomstig zijn uit landen die zich in een soort grijs gebied bevonden, ofachter het ijzeren gordijn. Hoe het ook zij, de Europese Unie van vandaag zou ruimtemoeten bieden voor herinnering en voor groei van de Gemeenschap.

De Voorzitter . − Gezien het krappe tijdschema gaan we nu over naar de vragen aancommissaris Mandelson. De vragen 38 tot en met 40 zullen derhalve schriftelijk wordenbeantwoord.

Jim Higgins (PPE-DE) . – (EN) Het debat over het Lamfalussy-proces mocht dertig minutenuitlopen in het vragenuur. Als gevolg daarvan kon ik niet hier zijn. Ik heb begrepen dat devragen om 18.00 uur begonnen, dat er dertig minuten waren ingeruimd voor de eerstecommissaris, en dat ik vervolgens de tweede vraagsteller zou zijn voor de volgendecommissaris.

De procedures van dit Huis zijn werkelijk krankzinnig. Dit Huis moet fungeren als rolmodelvoor hoe je zaken moet organiseren. De wijze van organisatie en de vorm van proceduresdie we hier hanteren zouden in de meest ongeorganiseerde dorps- of stadsraad binnen deEuropese Unie nog niet worden getolereerd. Het is te gek voor woorden.

Het vragenuur zou heilig moeten zijn, en er zou geen sprake mogen zijn van uitloop. Deleden die ruim van tevoren vragen indienen worden op deze manier achtergesteld, endaarvoor bestaat absoluut geen excuus.

De Voorzitter . − Ik wees er bij aanvang van het vragenuur op dat we uitliepen, en datdit zeer betreurenswaardig was. Ik zal trachten te achterhalen wat de redenen waren dat

141Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 142: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

we van tevoren zoveel debatten bleken te hebben die de uitloop veroorzaakten. Ik neemdit zeer serieus, aangezien ik de verantwoordelijkheid draag voor het vragenuur.

Wat uw eigen vraag betreft, ik merkte op dat er andere leden in deze Kamer zijn die de heletijd geduldig hebben gewacht om antwoord te krijgen op hun vragen, en niet zijn weggegaanvoor andere verplichtingen. Ik weet dat we allemaal drukke agenda’s hebben, maar ik moetme, mede om die reden, strikt houden aan de voorschriften en voorrang geven aan de ledendie in de Kamer zijn gebleven. Het spijt me, maar de voorschriften zijn zeer helder.

De Voorzitter . − Vraag nr. 41 van Georgios Papastamkos (H-0076/08)

Onderwerp: Oplossing van het geschil tussen de EU en de VS over GGO’s in het kader vande Wereldhandelsorganisatie

Op 11 januari 2008 verliep de redelijke termijn voor EU-naleving van de uitspraak vanhet Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO inzake de maatregelen voorgoedkeuring en in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s).Volgens verklaringen van de Amerikaanse regering hebben de VS met de EU ingestemdom het opleggen van handelssancties voorlopig uit te stellen teneinde de EU de kans tegeven om substantiële vooruitgang te boeken op het gebied van de goedkeuring vanbiotechnologische producten. Bovendien hebben de VS hun ongenoegen geuit over hetvoornemen van de Franse regering om gebruik te maken van de vrijwaringsclausule omde teelt van een genetisch gemodificeerde maïsvariëteit te verbieden, zoals ook een aantalandere lidstaten van de EU al hebben gedaan.

Welke onderhandelingsmarge heeft de Commissie om de kwestie “vriendschappelijk” teregelen en te voorkomen dat sancties worden genomen tegen de EU, en tegelijk te verzekerendat de EU een streng regelgevingskader in verband met GGO´s kan handhaven?

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) De regeling van het geschil waar de geachteafgevaardigde naar verwijst zou vergemakkelijkt kunnen worden als de Europese Unie deaanklager demonstreerde dat haar regelgevingsprocedure naar wens functioneert en zonderonnodig oponthoud leidt tot aannemingen, indien er geen risico’s voor de gezondheid ofhet milieu zijn vastgesteld of deze beheersbaar zijn.

Daarnaast zou een oplossing moeten worden gevonden voor de nationalevrijwaringsmaatregelen die onderwerp zijn van het WTO-geschil, en die volgens debevindingen geen wetenschappelijke basis hebben en derhalve niet verenigbaar zijn metde WTO- voorschriften.

In beide gevallen moet de Commissie kunnen rekenen op samenwerking door de lidstaten.De verplichtingen die op ons rusten zijn derhalve helder, en we kunnen niet weglopenvoor onze verantwoordelijkheden.

In de tussentijd zijn de Verenigde Staten overeengekomen niet direct over te gaan opvergeldingsmaatregelen. De zojuist genoemde procedures kunnen echter hervat wordennadat door een nalevingspanel is vastgesteld dat de Europese Unie er niet in is geslaagd depanelvoorschriften van de WTO uit te voeren. Het effectief functioneren van hetregelgevingsstelsel van de Europese Unie voor genetisch gemodificeerde organismen isniet alleen van belang voor de aanklagers van de WTO, maar ook voor de Europese Uniezelf.

De meeste van onze huidige leveranciers van diervoeder zijn landen die biotechnologischeproducten ontwikkelen. Daarom is een tijdige goedkeuring van veilige GGO-producten

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL142

Page 143: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

voor gebruik als diervoeder noodzakelijk om het concurrentievermogen van de veeteeltin de EU te veilig te stellen. De varkensindustrie in de EU heeft bijvoorbeeld te kampen metgroeiende problemen bij het verkrijgen van diervoeder tegen redelijke prijzen, terwijl deprijzen voor varkensvlees dalen. Met andere woorden, hoe meer vertraging er optreedt bijonze goedkeuringen, hoe groter het risico voor de landbouwbenodigdheden in Europa.

Georgios Papastamkos (PPE-DE) . – (EL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, wanneerer een handelsoorlog uitbreekt tussen de EU en de Verenigde Staten over genetischgemodificeerde organismen, wat is dan het aantal mogelijke sancties dat wordt overwogen,en hoe zullen ze worden toegepast?

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) De mate van vergelding zal worden bepaalddoor het WTO-uitvoeringspanel. Maar potentiële vergelding kan vergaande gevolgenhebben. Sterker nog, het kan zelfs oplopen tot een verlies van honderden miljoenen dollars.Het kan van toepassing zijn op EU-producten uit diverse lidstaten, en niet alleen de lidstatendie nationale vrijwaringsmaatregelen tegen GGO’s hebben aangenomen.

De lidstaten die hiervoor verantwoordelijk zijn zorgen daarom niet alleen dat hun eigenproducenten en exporteurs een direct risico van vergelding lopen. Door hun acties brengenze naast hun eigen export de export van vele lidstaten in gevaar.

Ik hoop dat ze deze gevolgen en consequenties in overweging nemen als ze komen tot eenherziening van de door hen toegepaste handelwijze.

Mairead McGuinness (PPE-DE) . – (EN) Ik zou de commissaris willen bedanken voorzijn heldere uitleg, want dit is een enorm belangrijke kwestie voor de diervoederindustrie.Maar is hij zich net als mij ook niet bewust van een groeiende weerzin onder consumentenom de realiteit van de diervoedermarkt van de EU te accepteren? Op effectieve wijzevermeldt hij de nadelige invloed op het concurrentievermogen van onze pluimvee- envarkensvleessector. Misschien kunnen we in een later stadium de bredere essentie vanWTO- voorschriften bespreken met betrekking tot niet-handelsgebieden en de momenteelgevoerde onderhandelingen over het concurrentievermogen van de landbouw in hetalgemeen.

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) Ik denk dat wat we hier voorgespiegeldkrijgen voor een groot deel verkeerde informatie, een onjuiste voorstelling van de feitenen paniekzaaierij is, waardoor een aantal groepen binnen de publieke opinie wordtbeïnvloedt. Indien we naar mijn mening zouden beschikken over een reeks meerrepresentatieve informatiebronnen en er objectievere informatie werd gegeven aan onspubliek, en er tevens rekening werd gehouden met enkele gevolgen en consequenties vaneen aantal van deze maatregelen, zouden zij hoogstwaarschijnlijk tot een andere conclusiekomen.

Natuurlijk moeten consumenten weten wat ze consumeren. Consumenten moeten ookde keuze hebben tussen GGO- en niet-GGO-producten. Op dit moment wordt hen diekeuze echter ontnomen, vanwege de vooroordelen tegen GGO’s.

De Voorzitter. − Vraag nr. 42 van Bart Staes (H-0079/08)

Betreft: Grondige evaluatie economische partnerschapsovereenkomsten

ACS-regeringen die ermee ingestemd hebben om de handel in goederen te liberaliseren,beschikken over onvoldoende onderhandelingsmacht inzake onderwerpen die hen echtaanbelangen. Terwijl zij in de EPO's grote toegevingen moeten doen, gaat Europa geen

143Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 144: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

bindende engagementen aan betreffende belangrijke kwesties zoals het verbeteren van deoorsprongsregels, het verdelen van haar subsidies of het uitbreiden van deontwikkelingssteun.

Deelt de Commissie het oordeel dat deze landen meer tijd moeten krijgen om tot goedonderhandelde EPO's te komen, beter ondersteund dienen te worden in het versterken vanhun onderhandelingscapaciteit en een grondige evaluatie en herziening van de bestaandeovereenkomsten - die overigens zeer ver af staan van de ”ontwikkelingsinstrumenten” diezij behoren te zijn - derhalve noodzakelijk is?

Vraag nr. 43 van Thijs Berman (H-0080/08)

Betreft: Economische partnerschapsovereenkomsten

De verstreken deadline van 1 januari 2008 wat betreft de economischepartnerschapsovereenkomsten voor de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de StilleOceaan brengt voor landen nog veel onzekerheden met zich mee. Gemaakte afsprakeninzake uitzonderingsclausules voor uitvoer, vrijwaringsmaatregelen, verbeterdeoorsprongsregels, de verdeling van subsidies of het uitbreiden van de ontwikkelingssteun,zijn vaak ontoereikend en kennen derhalve weinig draagvlak in de betrokken landen. Is deCommissie bereid over te gaan tot een grondige evaluatie en herziening van de bestaandeovereenkomsten, welke concrete acties zal ze hiertoe nemen en binnen welke tijdsspanne?

Vraag nr. 44 van Claude Moraes (H-0085/08)

Betreft: Effectbeoordeling van economische partnerschapsovereenkomsten

De Commissie heeft onlangs een volledige economische partnerschapsovereenkomst (EPO)gesloten met de Cariben alsmede een reeks tussentijdse overeenkomsten die uiteindelijkmoeten leiden tot volledige EPO’s met andere landen of gebieden. De vooruitgang die totnu toe is geboekt, werd in januari jl. duidelijk aan de Commissieontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement medegedeeld, en we erkennende grote inspanningen van de Commissaris.

U verwees echter ook naar de toekomstige taken: u noemde onder andere dat het cruciaalis manieren te vinden om toezicht te houden op de uitvoering en het effect van nieuweovereenkomsten.

Beschikt de Commissie op dit moment over ruwe schattingen van het positieve effect vande laatste overeenkomsten inzake de inkomsten van Afrikaanse boeren en de eindprijzenvoor de Europese consument? Hoe denkt de Commissie de ontwikkeling van techniekenom toezicht te houden op uitvoering en effect, en de beoordeling hiervan, aan te pakken?

Vraag nr. 45 van David Martin (H-0122/08)

Betreft: Economische partnerschapsovereenkomsten

Kan de Commissie de laatste stand van zaken in de economischepartnerschapsovereenkomsten toelichten?

Vraag nr. 46 van Sarah Ludford (H-0124/08)

Betreft: Economische partnerschapsovereenkomsten

Waarom is de Commissie er niet in geslaagd critici ervan te overtuigen dat EPO's(economische partnerschapsovereenkomsten) fair zijn voor ontwikkelingslanden?

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL144

Page 145: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Vraag nr. 47 van Hélène Goudin (H-0153/08)

Betreft: Partnerschapsovereenkomsten met ontwikkelingslanden

De meeste ACS-landen hebben economische partnerschapsovereenkomsten met de EUgesloten. Een groot aantal vrijwilligersorganisaties denkt dat de met deze overeenkomstenbeoogde doelstellingen niet zullen worden bereikt, d.w.z. dat de economische ontwikkelingin de overeenkomstsluitende landen er niet mee bevorderd zal worden. DeCommissievoorzitter heeft zich ervoor uitgesproken dat de partnerschapsovereenkomstenvoortaan opengesteld worden voor discussie en dat er dus heronderhandeld kan worden.Het Commissielid voor handel heeft daarentegen afstand genomen van de mogelijkheidtot heronderhandelen over de huidige overeenkomsten.

Kan de Commissie duidelijk maken hoe het met deze kwestie gesteld is? Krijgen deontwikkelingslanden die een partnerschapsovereenkomst met de EU hebben ondertekendde mogelijkheid opnieuw over de overeenkomst te onderhandelen?

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) Sinds de Europese Commissie de Commissieontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement in januari van dit jaar up-to-dateheeft gebracht, is er het een en ander gebeurd. De juridische teksten voor de economischepartnerschapsovereenkomst met het Caribisch gebied zijn gezamenlijk gecontroleerd ende ondertekenings- en ratificatieprocedure wordt opgestart. In andere regio's hebben wede tussentijdse overeenkomsten gereedgemaakt voor ondertekening en hebben we onsgebogen over de vraag hoe we deze kunnen vervangen door volledige EPO's.

Ik ben net terug van een bezoek aan zuidelijk en oostelijk Afrika en wel aan Lesotho,Zuid-Afrika, Botswana en Zambia. Ik heb ministeriële ontmoetingen gehad met de regio'svan de SADC (Gemeenschap voor de ontwikkeling van zuidelijk Afrika) en van ESA (Oost-en zuidelijk Afrika), evenals uitgebreide gesprekken met president Mbeki over de EPO'sen, incidenteel, de DDA (Ontwikkelingsagenda van Doha). Bij alle ontmoetingen met ESAen de SADC viel mij op hoe graag de regio's de onderhandelingen wilden doen vorderen,dat zij niet achterom wilden kijken en niet wilden tornen aan hetgeen al is bereikt, met allerampzalige gevolgen voor de handelszekerheid die er anders zouden ontstaan. Dit alleswordt weergegeven in gezamenlijke verklaringen, waarin we ons gedeelde strevenuiteenzetten om tegen het einde van dit jaar volledige EPO's te sluiten.

De afgelopen dagen hebben wij ook ontmoetingen gehad met hoge ambtenaren uit Centraal-en West-Afrika. Centraal-Afrika wil uiterlijk in juli een volledige EPO; West-Afrika hooptdeze overeenkomst medio 2009 te kunnen sluiten. De regio van de Stille Oceaan is zich,tot slot, intern aan het beraden, maar het gestelde doel blijft om in 2008 de laatste handte leggen aan een volledige EPO.

Ik heb het duidelijke gevoel dat de meeste regio's nu aan het einde zijn gekomen van eenperiode waarin zij de balans hebben opgemaakt en zich hebben bezonnen na deontwikkelingen van afgelopen december en dat zij hun streven naar volledige EPO's opnieuwkracht bijzetten. Dit is een belangrijk signaal dat zij handels- en ontwikkelingsstrategieënop een progressieve, vooruitziende manier willen integreren, iets wat ik verwelkom.

Onze doelstellingen voor volledige EPO's voor hele regio's en voor het hele scala vanhandels-, handelsgerelateerde en ontwikkelingskwesties blijven onveranderd. Ondertussenzeggen niet tot de LDC's (minst ontwikkelde landen) behorende landen als Kenia, Ivoorkusten andere, dankzij de tussentijdse overeenkomsten duizenden banen in de landbouw tehebben beschermd en zijn LDC's als Tanzania en Lesotho erg te spreken over verbeteringen

145Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 146: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

van de oorsprongsregels. Kwetsbare landbouwsectoren worden beschermd en deACS-landen hebben nu de tijd en de ruimte om uit te werken hoe zij volledige regionaleovereenkomsten kunnen sluiten.

Er moet nauw toezicht worden gehouden op zowel de hulp- als de handelsaspecten vande EPO's. Daarom stelt de EPO voor het Caribisch gebied toezichtregelingen op, waarbijonder andere moet worden gedacht aan parlementaire en andere raadgevendesubcommissies. De tussentijdse overeenkomsten zullen worden vervangen door volledigeEPO's met vergelijkbare bepalingen voordat er enige substantiëleliberaliseringsverplichtingen van toepassing zijn op de ACS-landen.

Bart Staes (Verts/ALE). – (NL) Commissaris, ik neem nota van uw antwoord. Wij zullendat nader bestuderen. Maar u kan toch niet ontkennen dat de meeste van de ACS-landentoch wel een zeer gebrekkige onderhandelingscapaciteit hebben en toch soms voor hetblok staan, voor een fait accompli. Ik heb vorige week nog – en dat heeft niets met deACS-landen te maken – een vakbondsleider uit Guatemala, de heer Pinzon, ontmoet, diemij vertelde over zijn moeilijke situatie als vakbondsleider in de onderhandelingen tussende Europese Unie en Centraal-Amerika. Dit is een algemene toestand in landen waarbepaalde bevolkingsgroepen en bepaalde posities uitermate zwak zijn.

Mijn vraag is: kan u er in dat soort handelsakkoorden, zowel in de EPA's als in die metandere blokken in de wereld, zoals bijvoorbeeld Centraal-Amerika, voor zorgen dat bepaalderechten, bijvoorbeeld vakbondsrechten en internationale arbeidsrechten, bindend wordenopgelegd, zodat die gerespecteerd worden? Ik ben geen specialist ter zake, maar ik heb deindruk dat hier belangrijke gaten in de akkoorden zitten.

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) Toen ik de laatste keer de lijst van deACS-landen heb bekeken, stond Guatemala hier niet op. We hebben geen enkel ACS-landin Midden-Amerika.

Ik raad het geachte lid dan ook aan andere informatiebronnen te vinden, mensen diedaadwerkelijk in een ACS-land wonen en werken.

Glenis Willmott (PSE). – (EN) Economische partnerschapsovereenkomsten zijnoorspronkelijk opgezet als handels- en ontwikkelingsovereenkomsten die verder gaan danloutere markttoegang.

Wat vindt de Commissaris van de groeiende vrees dat de tussentijdsepartnerschapsovereenkomsten zorgen voor steeds vijandiger handelsbetrekkingen tussende Afrikaanse naties, zoals blijkt uit het voorbeeld van Kenia? De buurlanden van dit landvinden dat Kenia met zijn steun voor deze overeenkomsten het streven van het werelddeelnaar een radicaler standpunt inzake de EPO's ondermijnt.

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) Neemt u mij vooral niet kwalijk, maar ikweet niet welke buurlanden van Kenia dit standpunt hebben ingenomen. Voor zover ikweet, lijken deze buurlanden de tussentijdse overeenkomsten net als Kenia te hebbenondertekend, tenzij het geachte lid mij kan vertellen welk land zij precies bedoelt.

Ik wil er slechts op wijzen dat de tussentijdse overeenkomsten betrekking hebben op demarkttoegang voor goederen. Het betreft tussentijdse overeenkomsten die zijn opgesteldvóór de deadline van de WTO eind december, zodat landen als Kenia – die geen LDC's zijnen dus niet onder het "alles behalve wapens"-initiatief vallen – hun handelspreferenties entoegang tot de Europese markt veiliggesteld zouden zien en de handel na 1 januari dus niet

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL146

Page 147: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

zou worden verstoord. Onze gesprekspartners in Kenia en in andere landen die eenzelfdeplaats innemen, hebben dan ook aangegeven bijzonder verheugd te zijn over de moeitedie wij ons hebben getroost en de flexibiliteit die we hebben getoond om ervoor te zorgendat zij tegen het einde van het jaar de eindstreep zouden halen.

David Martin (PSE). – (EN) Bent u het met me eens dat een van de hoofddoelstellingenvan de economische partnerschapsovereenkomsten – naast het op een lijn brengen metde WTO van de betrekkingen tussen de ACS-landen en de EU – de toename van dezuid-zuidhandel is?

Zou u in die context onderzoek willen doen naar de mogelijkheid om onze hulp voor dehandel te vermeerderen en beter af te stemmen, zodat de voordelen van de zuid-zuidhandeldoor deze EPO's worden gerealiseerd?

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) Ik vind dat een heel goed punt en roeponze lidstaten hierbij op zich te houden aan wat ik beschouw als hun deel van de afspraaken hun verbintenissen tot het verlenen van hulp voor de handel na te komen, opdat deverbintenis van de Commissie wordt geëvenaard.

Onze verbintenis is een uiterst belangrijke en de lidstaten hebben eerder gezegd deze tezullen evenaren. Hopelijk doen ze dit nu ook echt en voldoen ze hiermee aan deverwachtingen van onze collega's in de ACS-landen.

Sarah Ludford (ALDE). – (EN) Als niet-deskundige op dit gebied – waarschijnlijk integenstelling tot veel van de andere vragenstellers – wil ik alleen graag weten hoe en waaromde tegenstanders van EPO's de berichtgeving in de media zo hebben kunnen domineren.Waarom konden de voordelen van EPO's niet beter voor het voetlicht worden gebracht?Komt het er eenvoudigweg op neer dat de tegenstanders ervan de voordelen vanhandelsliberalisering – die ikzelf wél inzie – niet accepteerden en gewoon wilden vasthoudenaan protectionisme?

Hoe komt het dat de Commissie en anderen hun stem wellicht onvoldoende hebben latenhoren in de media?

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) Onze stem is gehoord, daar waar het telt– bij beleidsmakers, ministers en besluitvormers. Ik kan geen rekenschap geven van depers; de dagen waarin ik kon verantwoorden wat er in de pers werd geschreven, liggen verachter mij.

Veel van onze onderhandelingspartners in de ACS-landen hebben onze argumenten echtheel goed ontvangen. Nadat zij tussentijdse overeenkomsten hebben getekend, willen zijdeze nu in de meeste gevallen niet alleen erg graag volledig ondertekenen, maar willen zijook onderhandelen over een volledige economische partnerschapsovereenkomst, om vangoederen door te gaan naar diensten, investeringen en andere handelsgerelateerde regels,omdat zij weten dat daar de verdere, grootste ontwikkelingswaarde van dezeovereenkomsten ligt.

Er is kennelijk een soort kakofonie ontstaan over EPO's – hoofdzakelijk, doch niet uitsluitenddoor mensen die wantrouwig zijn ten opzichte van de handel, die antiglobalist zijn (watdat ook moge betekenen) en die denken dat de ACS-landen beter af zouden zijn wanneerzij, in zekere zin, geïsoleerder zouden zijn van de internationale economie, wat in mijnogen echter neerkomt op vastzitten in het verleden. Ik denk niet dat er iets waardevols bijzit, maar het levert wel simplistische slogans op die goed blijven hangen en waarover

147Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 148: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

gemakkelijk kan worden geschreven, terwijl de echte beleidsmaterie en de inhoud van ditvraagstuk ingewikkelder zijn. Zij die zich er echt in willen verdiepen, zien echter de waardeen de mogelijke voordelen. Daarom proberen velen in de ACS-landen deze te grijpen.

Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Commissaris, ik zou graag willen weten of er strategieënworden ontplooid voor partnerschapsovereenkomsten met de ontwikkelingslanden ophet gebied van duurzame energiebronnen omdat het voor ons natuurlijk belangrijk is datoveral waar de productie op een voorbeeldige manier plaatsvindt, de kosten zo laag mogelijkzijn, terwijl ook het verbruik van gevaarlijke goederen navenant wordt belast. Wilt uoverwegen dit in zo'n overeenkomst op te nemen?

Peter Mandelson, lid van de Commissie. − (EN) Alle handelsovereenkomsten die wij dooronderhandelingen tot stand trachten te brengen, hebben een duurzaamheidsdimensie ende economische partnerschapsovereenkomsten vormen hierop geen uitzondering.

We moeten ons echter laten leiden door de belangen van de ACS-landen en hunonderhandelaars en door hun eigen opvatting van hun belangen. We zullen er dus weliswaarniet voor terugdeinzen dergelijke onderwerpen ter sprake te brengen, maar ik kan nietinstaan voor de reactie erop van degenen met wie wij onderhandelen.

De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijkworden beantwoord (zie bijlage).

De Voorzitter. − Het vragenuur is gesloten.

(De vergadering wordt om 19.55 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

VOORZITTER: DE HEER MAUROOndervoorzitter

20. Situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden van de EU (debat)

De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0031/2008) van mevrouw Klaß, namensde Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, over de situatie van de vrouw inde plattelandsgebieden van de EU (2007/2117(INI)).

Christa Klaß, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris, dames en heren,onder de titel "De vrouw in de plattelandsgebieden van de EU" hebben wij in de Commissierechten van de vrouw en gendergelijkheid samen feiten en mogelijke oplossingen verzameld.Ik bedank hierbij de andere leden voor hun medewerking en het Secretariaat voor deondersteuning.

In Duitsland kennen wij de term "Mädchen vom Lande", ofwel "dorpsmeisje". Vroeger,meer dan nu, had iedereen zijn eigen idee van wat deze term inhield: volgens sommigeneen creatieve, afhankelijke, zeer principiële en diep religieuze vrouw; volgens anderen eenvrouw die niet met de tijd is meegegaan, die weinig tot niets weet en dus onwetend is,misschien zelfs ook naïef.

Geen van deze omschrijvingen raakt de kern van de zaak. Plattelandsgebieden bieden juistde beste omstandigheden voor een bevredigend leven, voor gezinnen die betrokken zijnbij de dorpsgemeenschappen, geïntegreerd in de natuur en de omgeving. Tegenwoordigrealiseren wij ons terdege dat de leefmodellen van vrouwen zeer sterk uiteenlopen. Zijmoeten zich echter ook kunnen aanpassen en niet worden beknot of beperkt door hun

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL148

Page 149: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

leefomstandigheden. Vrouwen willen tegenwoordig deel nemen aan de arbeidsmarkt éneen gezin hebben. Vandaag de dag willen en kunnen zij beide. De politiek en de samenlevingmoeten het kader hiervoor creëren.

Het leven in een plattelandsgebied biedt mogelijkheden, maar brengt natuurlijk ook risico'smet zich mee. Het is een persoonlijke keuze van vrouwen om, na alle feiten op een rij tehebben gezet, in een stadsgebied te gaan wonen of in een dorp te blijven. De statistiekenlaten zien dat ontwikkelder vrouwen als eersten de dorpen verlaten. Zij laten lege crèchesen scholen achter en uiteindelijk vergrijzende en leeggestroomde dorpen. De beslissingenvan vrouwen hebben dus ook een demografische dimensie.

Volgens schattingen van de Commissie zijn de plattelandsgebieden goed voor 45 procentvan de bruto toegevoegde waarde en woont 53 procent van alle werkenden er. Deplattelandsgebieden hebben dus ook een economische dimensie.

Alle ontwikkelingsmogelijkheden moeten daarom worden benut en verbeterd. Het volstaatniet langer om alleen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te pratenover de toekomst van de vrouw in de plattelandsgebieden. Vrouwen werken nog steedsals landbouwers, maar zij zijn ook werknemers en betaald personeel en ze zijn bijzondervaak actief als meewerkende echtgenotes in kleine en middelgrote ondernemingen of zelfsals zelfstandige ondernemers. Hier moeten nog heel wat lacunes worden aangevuld. Depositie in de sociale sector van vrouwen en meewerkende echtgenotes in kleine enmiddelgrote ondernemingen moet worden gestabiliseerd om zo regelingen te treffen voorziekte en pensioen.

Vrouwen ondervinden vooral de gevolgen van een ontoereikende infrastructuur in deplattelandsgebieden. Vrouwen combineren gezin en werk, hetgeen betekent dat zij hunkinderen naar school en vrijetijdsbestedingen brengen en ervan ophalen, dat zij voor deoudere generatie zorgen en hun eigen belangen niet helemaal uit het oog moeten verliezen.Het feit dat plattelandsgebieden een ontoereikende infrastructuur hebben – te weinig wegen,postkantoren, medische diensten, brandweer en spoedartsen – is al lange tijd bekend. Dater zich nu nieuwe problemen voordoen, bijvoorbeeld bij de aanleg van breedband, is echteronaanvaardbaar. Om op velerlei gebied actief te kunnen zijn, hebben ook vrouwen snelletoegang via DSL nodig.

De deelname van vrouwen aan het openbare leven – aan plaatselijke raden, initiatieven enverenigingen – kan veranderingen teweegbrengen. Ook in plattelandsgebieden moeten erspeciale inspanningen worden geleverd om gelijke deelname door vrouwen tebewerkstelligen. Ik besluit daarom met een laatste verzoek, namelijk om vrouwen op tenemen in de besluitvormingsorganen! Zij weten het beste wat er moet worden veranderdaangezien zij zich altijd ter plaatse bevinden en gezin en werk combineren, terwijl mannenof het een, of het ander voor hun rekening nemen.

Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, om tebeginnen bedank ik de rapporteur, mevrouw Klaß, en de leden van de Commissie rechtenvan de vrouw en gendergelijkheid voor hun initiatiefverslag. Wij weten allemaal dat hetvoortdurende inspanningen vereist om het onderwerp "gendergelijkheid" bovenaan deagenda te houden. Ik heb het Europees Parlement altijd beschouwd als een in dit opzichttoonaangevende instelling en ik spreek mijn waardering uit voor het werk dat is verzet omde Internationale Dag van de Vrouw 2008 te helpen vieren, inclusief de conferentie vanvorige week.

149Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 150: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Ik ben het er helemaal mee eens dat de vrouwen in de plattelandsgebieden reëlemogelijkheden moeten hebben en dat zij moeten worden aangemoedigd om al diemogelijkheden te benutten. Ik sluit me er dan ook bij aan dat er specifieke politieke aandachtmoet worden besteed aan de vrouwen in de plattelandsgebieden en ik verheug me eroverdat dit beginsel wordt uitgevoerd via de communautaire strategische richtsnoeren voorplattelandsontwikkeling onder de derde pijler, waar het stimuleren van de toetreding vanvrouwen tot de arbeidsmarkt wordt onderstreept als zijnde een kernactiviteit.

De plattelandseconomie heeft vrouwen nodig, niet alleen om de economische groei in derest van de samenleving bij te benen, maar ook om een duurzame plattelandsontwikkelingte waarborgen, waardoor gezinnen en bedrijven er echt toekomst in zien om op hetplatteland te blijven.

Alvorens in te gaan op enkele in dit verslag aangekaarte kwesties, wijs ik erop dat hetbeginsel van de bevordering van gendergelijkheid centraal staat bij de tweede pijler vanhet gemeenschappelijk landbouwbeleid. In de praktijk passen we dit beginsel op tweemanieren toe. Ten eerste worden er economische mogelijkheden gecreëerd voor vrouwendoor bijvoorbeeld het vrouwelijke ondernemerschap te promoten.

Een belangrijk punt is dat sommige lidstaten in het kader van deplattelandsontwikkelingsprogramma's voor de periode 2007-2013 specifieke maatregelenvoor vrouwen hebben vastgesteld; andere lidstaten zullen voorrang geven aan aanvragenvan vrouwen in het kader van bepaalde maatregelen.

Het tweede aspect van de verbetering van de kwaliteit van het leven in de plattelandsgebiedenhoudt in dat deze gebieden vrouwvriendelijk moeten zijn, dat het leven van de vrouwenaldaar moet worden vergemakkelijkt en dat vrouwen hun mogelijkheden beter moetenkunnen benutten. Zo steunt de plattelandsontwikkeling bijvoorbeeld de financiering vankinderdagverblijven voor kinderen in de plattelandsgebieden, zodat vrouwen daar kunnenblijven en zich tegelijkertijd zelf kunnen buigen over de mogelijkheden op de arbeidsmarkt.Dit zijn enkele voorbeelden van gemeenschappelijk-landbouwbeleidsacties die de situatievan de vrouw in de plattelandsgebieden helpen verbeteren.

In deze context wijs ik ook op het Leader-programma, dat bijdraagt tot een groterebetrokkenheid van vrouwen bij het besluitvormingsproces binnen de plaatselijkeactiegroepen. Wat het Leader-programma betreft, is het aantal door vrouwen beheerdeprojecten in feite groter dan het aantal door mannen beheerde projecten: voor de periode2003-2005 waren twee op de drie begunstigden vrouwen.

Wat de specifieke verzoeken in het verslag betreft, erken ik de noodzaak om toezicht tehouden op de integratie van het gender perspectief in deplattelandsontwikkelingsprogramma's en om deze integratie te evalueren. De indicatoren,die de resultaten en de impact zullen weergeven van bepaalde maatregelen in – opnieuw– de periode 2007-2013, worden uitgesplitst naar geslacht en zouden ons de nodigeinformatie moeten verschaffen.

Tot slot nog een punt dat niet echt betrekking heeft op de plattelandsgebieden. DeCommissie heeft een effectbeoordeling opgestart als onderdeel van de herziening vanRichtlijn 86/613/EEG, die betrekking heeft op het beginsel van gelijke behandeling vanzelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij inbegrepen.

Een belangrijk punt is de bescherming van zelfstandige vrouwelijke ondernemers bijzwangerschap en moederschap. Het legislatieve werkprogramma van de Commissie voor

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL150

Page 151: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

het jaar 2008 omvat een herziening van deze richtlijn, hetgeen ons een extra mogelijkheidbiedt om de positie van de vrouw in de plattelandsgebieden te ondersteunen en te verbeteren.

Ik bedank nogmaals de rapporteurs en iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan dituiterst belangrijke onderwerp.

Edit Bauer, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, Commissaris,dames en heren, in het kader van 8 maart is er vorige week heel veel gezegd over de situatievan de vrouw. De gemeenplaatsen daargelaten, is er gesproken over de problemen dieverscholen gaan achter de gemiddelden en die zichtbaar worden bij een gestructureerdeaanpak. Vrouwen leven niet allemaal in precies dezelfde omstandigheden: hun natuurlijkevaardigheden variëren, evenals de mogelijkheden die zij hebben en de problemen die zetegenkomen. De vrouwen in de plattelandsgebieden vormen een al net zo heterogenegroep – zij hebben weliswaar enkele gemeenschappelijke problemen, maar andereproblemen doen zich alleen voor in bepaalde bevolkingslagen of -groepen.

Het verschil tussen het verslag van mevrouw Klaß en in algemener bewoordingen opgesteldeverslagen is dat het eerste duidelijk en specifiek ingaat op de problemen voor de vrouwenin de plattelandsgebieden en op de tekortkomingen van het beleid in dit opzicht. Het heeftweinig zin om doelen te stellen in termen van werkgelegenheid voor vrouwen als deondersteunende diensten, bijvoorbeeld vervoerfaciliteiten, ontbreken. De situatie van devrouwen in de plattelandsgebieden is over het algemeen problematischer: zij verrichtenveel vaker verborgen, onbetaald werk, onverzekerd en onbeschermd, bijvoorbeeld opagrarische familiebedrijven. In de praktijk geeft dit deze vrouwen een onduidelijkerechtspositie met betrekking tot zwangerschaps-, ziekte- en ouderdomsuitkeringen.

Deze problemen moeten nog worden opgelost en ondertussen is de uittocht van deplattelands- naar de stadsgebieden met hun betere leefomstandigheden vrijwel onstuitbaar.Ik ben het met de rapporteur eens dat er bij de verdeling en de aanwending van de Europesefinanciële middelen meer rekening moet worden gehouden met de situatie van de vrouwenin de plattelandsgebieden, anders zullen de gevolgen verstrekkend zijn. Ik dank u.

Iratxe García Pérez, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit verslagschetst een reëel beeld van de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden van de EU,teneinde de grote uitdagingen aan te nemen van de extra moeilijkheden voor vrouwen diein deze omgeving wonen.

We hebben het hierbij over de helft van de bevolking van deze gebieden en daarom moetvoorrang worden gegeven aan de integratie van de genderdimensie in het beleid voor deplattelandssector, zowel voor de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen,als voor mogelijke economische en sociale groei in de plattelandsgebieden.

Vrouwen ondervinden al echte moeilijkheden bij hun toetreding tot de arbeidsmarkt ofbij het combineren van gezin en werk, maar deze moeilijkheden worden nog vergrootwanneer we het hebben over een plattelandsgebied. Er moet dan ook een impuls wordengegeven aan initiatieven en beleidslijnen die deze uitdagingen aannemen, zodat er wellichtsprake zal zijn van daadwerkelijke gelijke kansen.

Ondanks onze meningsverschillen zijn wij het erover eens dat de vrouwen in deplattelandsgebieden speciale, gezamenlijke politieke aandacht behoeven, waarbij eenimpuls wordt gegeven aan plattelandsontwikkelingsinitiatieven die deze vrouwen ertoeaanzetten deel te nemen aan het economische en sociale leven en die het steeds

151Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 152: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

zorgwekkender verschijnsel van de migratie van vrouwen van het platteland naar de stadeen halt toeroepen.

Wij staan in het krijt bij de vrouwen in onze dorpen, die onmetelijk veel en op een bijnaonzichtbare wijze hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van het platteland. De erkenningvoor deze vrouwen moet samengaan met door de lidstaten en de regionale en lokaleoverheden gevoerd beleid ter verbetering van de leefomstandigheden en ter verwijderingvan de huidige obstakels.

Om deze doelstellingen te kunnen verwezenlijken, is het dan ook van essentieel belangdat de openbare diensten worden uitgebreid, dat opleidingen worden verbeterd, dat denieuwe technologie toegankelijk wordt en dat innovatieve bedrijfsprojecten wordengesteund.

Daarnaast roepen wij de lidstaten op om de juridische constructie van het gedeeldeeigendom te ontwikkelen, opdat de rechten van de vrouw in de landbouwsector ten volleworden erkend. Alleen zo kunnen wij ervoor zorgen dat gelijke kansen realiteit wordenvoor Europese vrouwen in de plattelandsgebieden.

Jan Tadeusz Masiel, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijn felicitatiesaan de rapporteur omdat zij de aandacht heeft gevestigd op zo'n belangrijk onderwerp alsde verbetering van de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden van de EU. Wijhebben het recentelijk gehad over Europa's demografische toekomst. We hebben toen veelredenen genoemd voor het feit dat deze er somber uitziet; een probleem dat zelfs nogacuter is in de plattelandsgebieden.

We moeten alles in het werk stellen om plattelandsbewoners, in het bijzonder de vrouwen,goede leefomstandigheden te bieden en de juiste omstandigheden voor economische enpersoonlijke ontwikkeling. Sociale uitsluiting en armoede hebben waarschijnlijk – er zijnbetere statistieken over dit onderwerp nodig – vooral betrekking op vrouwen in deplattelandsgebieden.

De sleutel om de situatie in dit opzicht te verbeteren, is wellicht dat de echtgenotes vanzelfstandige ondernemers, met inbegrip van de vrouwen in de plattelandsgebieden, rechtkrijgen op hun eigen, onafhankelijke sociale en pensioenuitkeringen.

Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, deintegratie van de genderdimensie in het beleid voor de plattelandssector is niet alleennoodzakelijk om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, maar ook om ertoebij te dragen dat de economische groei gebaseerd wordt op duurzameplattelandsontwikkeling. Onze fractie steunt het verslag-Klaß dan ook ten volle,hoofdzakelijk vanwege drie elementen.

Wij vinden de volgende drie aspecten die erin worden benadrukt het belangrijkst: ten eerstehet verzoek om de statistieken voor de plattelandsgebieden ook uit te splitsen naar geslacht,zodat de vrouwen in deze gebieden niet langer een onzichtbare groep vormen en zodathun werk uitdrukkelijk wordt gewaardeerd. Ten tweede worden in het verslag de relevantelokale, regionale en nationale overheden verzocht om de deelname van vrouwen aanplaatselijke actiegroepen en de ontwikkeling van plaatselijke partnerschappen in het kadervan de Leader-as aan te moedigen. Ten derde bevat het verslag het verzoek om vooralaandacht te besteden aan de verbetering van de transportinfrastructuur in deplattelandsgebieden en aan de vaststelling van positieve maatregelen om de toegang tot

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL152

Page 153: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

het vervoer te verbeteren, opdat er een einde wordt gemaakt aan sociale uitsluiting, waardoorhoofdzakelijk vrouwen worden getroffen.

Ik schaar mij echter ook achter het door mijn collega Iratxe García Pérez ingediendeamendement om in de tekst uitdrukkelijk te verwijzen naar de noodzaak voor de lidstatenom de juridische constructie van het gedeelde eigendom te ontwikkelen, opdat de rechtenvan de vrouw in de landbouwsector ten volle worden erkend, met de overeenkomstigebescherming op socialezekerheidsgebied en erkenning van hun werk.

Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) De situatie van de landbouw heeftgrote gevolgen voor de situatie van de vrouwen in de plattelandsgebieden: zij dragen deconsequenties van de onrechtvaardige maatregelen van het gemeenschappelijklandbouwbeleid, die steeds meer kleine en middelgrote landbouwbedrijven en agrarischefamiliebedrijven ertoe hebben aangezet de productie te staken. In veel gevallen emigrerende mannen en jongeren als gevolg hiervan, de vrouwen achterlatend bij de kinderen en deouderen, waardoor deze worden veroordeeld tot armoede. Deze situatie wordt in deplattelandsgebieden in sommige landen zoals Portugal nog verergerd door de sluiting vanscholen, gezondheids- en kraamcentra, postkantoren en andere openbare diensten.

Daarom moet dit beleid worden beëindigd. Wij dienen dan ook tevens enkeleamendementen in om te onderstrepen dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid moetworden herzien. Hierbij moet rekening worden gehouden met dit probleem en moet ermeer steun worden verleend om agrarische familiebedrijven te behouden en deplattelandsgebieden te ontwikkelen, terwijl er tegelijkertijd de grootste waarde wordtgehecht aan het werk van vrouwen – inclusief migrantes – die ook werkzaam zijn in delandbouw.

Wij hopen derhalve dat onze voorstellen worden aanvaard.

Urszula Krupa, namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, nu ik hetwoord heb in dit debat over de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden van de EU,wijs ik erop dat de situatie van vrouwen in dorpen en voorsteden in met name de nieuwelidstaten moeilijk en soms dramatisch is, gedeeltelijk door de invoering van EU-beleid, datverschillende soorten limieten en beperkingen oplegt, met als gevolg armoede en socialeuitsluiting door het verlies van banen en niet-winstgevende productie.

In typische landbouwgebieden, en niet alleen die in Oost-Polen, dreigen duizenden gezinnenhun bestaansmiddelen te verliezen omdat hun boerderij niet winstgevend is, omdat desuikerfabriek failliet is gegaan of is gesloten, omdat er quota zijn ingesteld voor de visvangst,omdat alleen bepaalde soorten zacht fruit worden gesubsidieerd of omdat er sancties zijnvoor de overproductie van melk. Dit zijn de achterliggende redenen voor de ontoereikendeontwikkeling van de infrastructuur en verbindingen en van het onderwijs, degezondheidszorg en diverse andere diensten, die niet van de grond komen zolang er geensprake is van economische ontwikkeling. Dit soort ontwikkelingsverstorend beleid zetjongeren, en dus ook vrouwen, ertoe aan naar de stad te vertrekken en naar het buitenlandte emigreren.

De Leader-programma's kunnen alleen vrouwen uit enkele regio's helpen (regio's dieaantrekkelijk zijn voor toeristen of die bekendstaan om hun unieke regionale producten)en bieden geenszins compensatie voor de verliezen van de plattelandsbevolking, die ernog steeds op wachten dat de in de documenten terug te vinden hoogdravende woorden,duurzame ontwikkeling, gelijke kansen en totale non-discriminatie werkelijkheid worden.

153Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 154: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik feliciteermevrouw Klaß met haar initiatief voor dit verslag en al haar werk inzake deze belangrijkekwestie. Het gaat hier niet alleen om de bescherming van de rechten van de vrouw, maarook om economische, sociale en regionale samenhang in Europa. Dit is de tweede keer datde Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid zo’n verslag heeft opgesteld enik had zelf de eer de rapporteur te zijn voor het vorige verslag over de status van de vrouwin plattelandsgebieden in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijklandbouwbeleid.

De belangrijke kwestie inzake de erkenning van het werk dat wordt verricht doorechtgenoten die hun partner helpen en personen die zelfstandig werkzaam zijn, die wedestijds onder de aandacht van de Commissie hebben gebracht, is helaas nog niet effectiefbehandeld, zodat we genoodzaakt waren er in dit verslag op terug te komen. We vragenderhalve nogmaals om een drastische herziening van Richtlijn 86/613/EEG. De EuropeseCommissie erkent zelf dat haar uitvoering ineffectief is en dat er minimale vooruitgang isgeboekt inzake de erkenning van het assisterende werk dat echtgenoten op boerderijenverrichten. Ik ben blij dat de bevoegde commissaris hier vanavond aanwezig is en hier eenantwoord op kan geven. Er zijn ook andere onderdelen van de resolutie van het EuropeesParlement die specifiek handelen over de verplichtingen van de lidstaten inzake aparteverzekeringen en de behandeling van werkende boerinnen. Deze verplichtingen zijnonvoldoende aan de orde gesteld.

Volgens mij hebben we nagelaten twee belangrijke kwesties in het verslag op te nemen: eris een verschil tussen vrouwen die in plattelandsgebieden wonen en te lijden hebben ondereen gebrek aan infrastructuur, en vrouwen die op boerderijen werkzaam zijn. Daarom hebik ervoor gepleit te kijken naar de statistieken die enig licht op deze van elkaar verschillendecategorieën kunnen werpen.

Aangezien de regels inzake de Structuurfondsen ons hiertoe in staat stellen, ben ik vanmening dat we gebruik moeten maken van de potentiële deelname van plattelandsvrouwenaan besluitvorming en planning voor de ontwikkeling van hun regio. We zullen helpendeze vrouwen te stimuleren en zich te verenigen.

Over het geheel genomen worden in het verslag van mevrouw Klaß prioriteiten en kwestiesbenadrukt en doelen gesteld voor ons allemaal. Het is een bruikbaar en belangrijkinstrument, zowel voor het Europees Parlement als voor de Europese Commissie.

Christa Prets (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, niets van wat wevandaag horen en in termen van eisen aan de orde brengen is nieuw. We herhalen dat erniets nieuws staat in de verslag over vrouwen en industrie, het verslag over vrouwen engezondheid en het verslag over vrouwen in plattelandsgebieden. Er is nog steeds geengelijke beloning voor gelijk werk, er zijn nog steeds niet meer vrouwen werkzaam inleidinggevende functies en er is nog steeds geen flexibeler kinderopvang.

Al deze problemen zijn toegenomen in de plattelandsgebieden. De afstand tussen woon-en werkplaats en het slechte vervoer vormen hier een groot probleem. Het tekort aan lokaalberoeps- en volwassenenonderwijs is ook een probleem. Zoals al werd opgemerkt, istoegang tot breedbanddiensten tegenwoordig een noodzaak, maar breedband is schaarsin plattelandsgebieden.

Dit betekent dat er maatregelen moeten worden genomen, maar in de eerste plaats moetenwe de bewustwording van de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden vergroten.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL154

Page 155: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Dat betekent echter ook dat we in alle EU-steunprogramma’s meer aandacht moetenbesteden aan het genderaspect – voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden, het SociaalFonds en dies al meer zij – en programma’s moeten laten afhangen van de wijze waaropze worden ingezet.

Oostenrijk loopt op dit gebied toevallig voor. In 2009 wordt er een wet ingevoerd –genderbegroting – waarin alle genderaspecten zijn opgenomen. Ik denk dat dit navolgingverdient.

Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, er is veel gezegden er zijn de afgelopen jaren diverse discussies geweest over de rol van de vrouw, haarrechten, haar positie in de samenleving en haar beroep.

Vandaag debatteren we over de situatie waarin plattelandsvrouwen zich bevinden en hetis goed dat we dat doen, want plattelandsvrouwen, met name in achtergebleven gebieden,werken het hardst en profiteren het minst van de rechten die hun toekomen.

Een vrouw in de stad heeft een flat met alle moderne voorzieningen, eenvoudige toegangtot apparatuur, onderwijs en cultuur, recht op zwangerschaps- en ouderschapsverlof ende gelegenheid om te werken en te genieten van de voordelen van de beschaving.

Een vrouw op het platteland heeft vaak een huis zonder sanitaire voorzieningen en talrijkeplichten in het gezin en op de boerderij. Ze kan haar kind niet naar de crèche of dekleuterschool brengen en haar contact met cultuur en de wereld blijft vaak beperkt tot eenpaar radio- en televisieprogramma’s. Een vrouw in een klein dorp in de rimboe die op eenfamilieboerderij woont, blijft praktisch verstoken van iedere kans om qua beroep en opsociaal, politiek of cultureel gebied vooruit te komen.

U moet niet vergeten dat cultuurfondsen voornamelijk gericht zijn op centra in de steden.In de steden is zo ongeveer alles voorhanden. Op het platteland vinden alleenamateuractiviteiten plaats en die activiteiten worden vaak bij particulieren thuis en opkosten van de betrokkenen gehouden. Er wordt in de Europese Unie veel gepraat overlevenslang leren en dat is inderdaad van belang. Laten we echter eens stilstaan bij de vrouwenin dergelijke programma’s. Volgens mij wordt het hoog tijd voor een zinnig programmavoor vrouwen dat uit de begroting van de EU wordt gefinancierd.

Eva-Britt Svensson (GUE/NGL). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, als we krachtige enduurzame ontwikkeling willen, moeten we ons buigen over de situatie van vrouwen.Positieve ontwikkeling vergt de deelname van vrouwen. Vrouwen die op het plattelandwonen en werken, leven, net als vrouwen in andere omgevingen, in een ongelijkesamenleving. Werk is derhalve voor de gelijkheid van alle vrouwen, in alle verschillendeomgevingen en situaties, even belangrijk.

In dit verslag wijs ik de collega’s er met name op dat het van belang is de amendementenvan de GUE/NGL-Fractie die Ilda Figueiredo heeft ingediend, te steunen, in het bijzonderamendement 9, waarin naar voren wordt gebracht dat bij de zeer noodzakelijke herzieningvan het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook uitvoerig moet worden gekeken naar hetgelijkheidsprobleem. Zonder de actieve deelname van vrouwen zijn de doelstellingen voorduurzame economische groei niet haalbaar. Dat geldt voor alle leefomgevingen, zoals ikal zei. Gelijkheid is onontbeerlijk voor de overleving van het platteland, voor vrouwen envoor de toekomst.

155Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 156: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Roumyana Jeleva (PPE-DE). – (BG) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris,collega’s. Ten eerste feliciteer ik mevrouw Klaß met haar voortreffelijke verslag. Als Bulgaarslid van de Commissie regionale ontwikkeling vraag ik uw aandacht voor het feit datplattelandsgebieden verschillende ontwikkelingsmogelijkheden hebben. Er is evenwel ietswat zeker zal bijdragen aan een betere levenskwaliteit in de plattelandsgebieden en metname de situatie van vrouwen daar, namelijk het aanbieden van vervoer en socialeinfrastructuur, toegankelijke sociale voorzieningen in de dorpen, zoals kinderopvang,ouderenzorg en gezondheidszorg, communicatiediensten en de oprichting van cultureleen sportcentra. De adequate steun voor de plattelandsgebieden door middel van financieringuit de EU-fondsen is daarbij van het grootste belang. Ik beveel derhalve aan kwesties inzakestad en platteland beter op elkaar af te stemmen. De ontwikkeling van plattelandsgebiedenmoet worden afgestemd op de activiteiten die in het kader van het regionaal beleid wordenuitgevoerd. Ik geloof dat een geïntegreerde benadering van de convergentie en ontwikkelingvan plattelandsgebieden, waarbij rekening wordt gehouden met de rol van de kleine enmiddelgrote steden in die gebieden, eerder tot grotere doelmatigheid van de EU-hulp eneen verbetering van de levensomstandigheden, met name van vrouwen, zal leiden dan eenaparte benadering zoals we tot nu toe hebben gevolgd.

Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de situatie van vrouwen inplattelandsgebieden steekt schril af tegen die van vrouwen in de steden. Het draait nietalleen om de toegang tot de gezondheidszorg en onderwijs.

Als u mij toestaat, wil ik u wijzen op punt 4 en punt 10 van het verslag, waarin de noodzaakvan een eerlijke verdeling van sociale en economische rechten voor zelfstandige vrouwelijkeondernemers en vrouwen die op familieboerderijen werkzaam zijn, wordt benadrukt. Ditbetekent met name het recht op betaald zwangerschapsverlof en een pensioen op basisvan het verdiende loon. In sommige landen bestaat zelfs een wettelijk verbod op formelearbeid en sociale verzekering voor partners die op een familieboerderij of in eenfamiliebedrijf werken. Deze regels treffen vooral vrouwen en zouden zo snel mogelijkmoeten worden gewijzigd. Ik feliciteer de rapporteur.

Esther Herranz García (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen feliciteerik mevrouw Klaß met haar verslag. Het is niet alleen een nuttig verslag maar mevrouw Klaßheeft ook heel hard gewerkt en daar dank ik haar van harte voor.

Ik wil erop wijzen dat vrouwen in plattelandsgebieden niet allemaal op dezelfde manierleven. Het platteland is niet homogeen. In tegendeel, de verschillen zijn vaak heel groot.Bovenal moeten we echter vrouwen aantrekken naar het platteland en de uittocht waarvanin steeds sterkere mate sprake is, doordat de positie van vrouwen in onze stedelijkesamenleving wel vooruitgaat, al is het langzaam, zien te stoppen. Evengoed doen vrouwenop het platteland niet alleen het werk in en rond het huis. Ze zorgen tegelijkertijd voordegenen die van hen afhankelijk zijn en daar komt nog eens bij dat deze vrouwen dit onderveel slechtere omstandigheden moeten doen dan vrouwen in de steden.

Als we vrouwen naar het platteland willen aantrekken, moeten we dus niet alleen hunpersoonlijke welzijn verbeteren, maar ook de economie in de plattelandsgebieden en datis, zoals u weet, een economie die bovenal op landbouw gericht is, commissaris. Om tezorgen voor een sterke economie moet het gemeenschappelijk landbouwbeleid gesteunden versterkt worden. Natuurlijk moeten we er tevens rekening mee houden dat de technischeen sociale situatie moet veranderen en wel snel.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL156

Page 157: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Corina Creţu (PSE). – (RO) Ik ben blij dat ik het woord mag voeren over een veelgenegeerde realiteit, namelijk de positie van de vrouw in de plattelandsgebieden.

Hoewel het systeem van wetgeving en normen dat op Europees niveau en op het niveauvan iedere lidstaat geldt, elke vorm van discriminatie uitsluit, is het duidelijk dat er eengroot verschil is tussen het leven van vrouwen in stedelijke gebieden en dat van vrouwenin plattelandsgebieden.

Net als andere nieuwe lidstaten van de Europese Unie is Roemenië er, in vergelijking methet algemene beeld dat in het verslag wordt geschetst, slecht aan toe. Tegen de achtergrondvan de-industrialisatie in de jaren negentig van de vorige eeuw deed zich een verschijnselvoor dat West-Europese landen niet kennen: migratie van de steden naar de dorpen omeconomisch te kunnen overleven. In onze regio treft armoede in plattelandsgebieden vooralvrouwen en vrouwen zijn de meest kwetsbare slachtoffers van mensensmokkel geworden.

Helaas viel de landbouwindustrie, die een deel van de vrouwelijke arbeidskrachten naar dedorpen had kunnen lokken, zelf ten prooi aan afbraak. Volksgezondheid, onderwijs,vervoer, water en rioleringsvoorzieningen gingen snel achteruit en ontbraken nagenoegin veel dorpen in de minder ontwikkelde landen van de Europese Unie.

Vrouwen in plattelandsgebieden, vooral jonge vrouwen en vrouwen van middelbare leeftijd,zouden zelfstandig economische activiteiten kunnen ontplooien als ze in aanmerkingkomen voor een banklening en ik vind dat we moeten praten over de mogelijkheid eenbank op te richten die in plattelandsgebieden microkredieten verstrekt.

Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vrouwenin plattelandsgebieden vormen een sociale groep die zeer vatbaar is voor discriminatie.Vanwege de traditionele rolverdeling en de zwakke infrastructuur in veel gebieden, zoalskinderopvang, spelen veel vrouwen geen rol op de officiële arbeidsmarkt, maar toch staanze niet als werkloos geregistreerd. Vrouwen doen werk dat vergelijkbaar is met eenberoepsactiviteit maar dat niet als zodanig wordt erkend en dat niet beschermd is en nietbetaald wordt.

Lidstaten moeten samen met de Europese Commissie zo snel mogelijk een oplossing ziente vinden voor het probleem van de grote groep vrouwen die meewerken op de boerderijen in kleine en middelgrote ondernemingen en die, in veel lidstaten, geen rechtspositiehebben. Dit leidt tot financiële en juridische problemen voor deze vrouwen in verbandmet het recht op zwangerschaps- en ziekteverlof, het verwerven van pensioenrechten entoegang tot sociale zekerheid.

Omwille van een harmonieuze ontwikkeling moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er inplattelandsgebieden hoogwaardige werkgelegenheid wordt geschapen, onder meer doormiddel van maatregelen ter bevordering van ondernemerschap bij vrouwen en terverbetering van hun kwalificaties en door in alle plattelandsgebieden te zorgen vooreenvoudige toegang tot een infrastructuur en diensten die in de eenentwintigste eeuwnormaal zijn.

Tot slot feliciteer ik mevrouw Klaß met een zeer goed samengesteld verslag.

Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de rapporteur.We zouden het eigenlijk moeten hebben over de situatie van mensen in plattelandsgebiedenin plaats van vrouwen. Veel van de problemen waar vrouwen in plattelandsgebieden mee

157Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 158: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

te kampen hebben, gelden ook voor mannen, maar ik ben het met dit verslag eens datvrouwen te maken krijgen met specifieke kwesties.

De kwaliteit van leven kan op het platteland, waar voldoende hulpbronnen voorhandenzijn, in veel gevallen evenwel beter zijn dan in de stad. Ik denk dat het probleem altijd isgeweest dat het werk van vrouwen niet wordt gemeten, niet wordt betaald en dus nietwordt erkend. Sommige landen hebben op dat gebied enige vooruitgang geboekt, maar ikdenk dat vrouwen niet alle lidstaten op dezelfde manier worden behandeld.

Ik wil graag wijzen op een bijzondere rol die vrouwen spelen en waar we misschien nogniet bij hebben stilgestaan. Vrouwen zijn volgens mij nog steeds primair degenen diekinderen motiveren en opvoeden en zij zijn in het algemeen degenen die beslissen of eenkind wel of geen boer wordt en vaak degenen die de toekomst van de plattelandsgebiedenbepalen. We moeten daar extra aandacht aan besteden om ervoor te zorgen dat ze eenpositieve kijk op de landbouw hebben en geen negatieve.

Tot slot is het zo dat weinig vrouwen land bezitten en bij een landbouworganisatieaangesloten zijn. Daar moeten we naar kijken.

Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) De verhouding tussen het inkomen van de 20 procentvan de bevolking met het hoogste loon en het inkomen van de 20 procent van de bevolkingmet het laagste loon was in 2006 4,8 in de Europese Unie. Helaas was dit getal in Portugal,Litouwen en Letland hoger dan 6.

Het is duidelijk dat het loon van de bevolking in plattelandsgebieden lager is dan in stedelijkegebieden en die situatie is nog duidelijker in het geval van vrouwen. Om de situatie van devrouw in de plattelandsgebieden te verbeteren moeten we de structuurfondsen efficiëntinzetten. De ontwikkeling van een vervoersinfrastructuur, onderwijs, gezondheidsdiensten,een communicatie-infrastructuur en informatietechnologie, en van de dienstensector inplattelandsgebieden leidt tot de economische ontwikkeling en, impliciet, de verbeteringvan de status van de vrouw in de plattelandsgebieden.

Tot slot wijs ik erop dat de beschikbare grond in plattelandsgebieden, door middel vaninvesteringen, kan worden gebruikt voor bedrijvenparken om zo werkgelegenheid tescheppen. Een effectieve vervoersinfrastructuur kan ertoe leiden dat afstand niet meer inkilometers wordt gemeten maar in tijd, zodat de mensen die in stedelijke gebieden werken,in plattelandsgebieden kunnen wonen en zo aan de economische ontwikkeling aldaarkunnen bijdragen.

Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) De discussie van vandaag is bijzonder belangrijk,aangezien het gaat over de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden, die nog steedsbehoorlijk zorgelijk is.

Een van de belangrijkste kwesties blijft het lage werkgelegenheidsniveau onder vrouwenin plattelandsgebieden, met name in de nieuwe lidstaten, waardoor vrouwen inplattelandsgebieden vaker in een sociaal isolement verkeren dan vrouwen.

Om het werkgelegenheidsniveau onder vrouwen te verhogen moeten vrouwen inplattelandsgebieden om te beginnen worden gestimuleerd een eigen bedrijf te beginnen.Om dit te bereiken moeten regeringen relevante informatie verstrekken over het opzettenvan een bedrijf en ervoor zorgen dat vrouwen beter met moderne informatietechnologieënoverweg kunnen en zo hun zelfvertrouwen vergroten.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL158

Page 159: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Bovendien blijkt uit de statistieken dat vrouwen in plattelandsgebieden beschikken overeen veel lagere opleiding en minder beroepsvaardigheden dan vrouwen in steden. Ditbetekent vaak dat ze het moeilijker vinden zich aan te passen aan de uitdagingen waarvoorde markt hun stelt en nieuwe methoden en vormen van agrarisch werk en alternatieveagrarische activiteiten te vinden. Ik dring er bij de lidstaten op aan met een actiekader tekomen waarmee vrouwen in plattelandsgebieden worden gestimuleerd kennis te vergarenen onderwijs te volgen.

Het LEADER-project moet zorgen voor doeltreffender hulp bij de aanpak van het probleem.Dank u.

Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben onze rapporteur, mevrouwKlaß, erkentelijk voor het vele werk dat ze heeft gestopt in het verslag over de situatie vande vrouw in de plattelandsgebieden van de EU, maar mijn vraag is: in vergelijking metmannen in plattelandsgebieden of vrouwen in stedelijke gebieden? In welke context sprekenwe hier? Er bestaat geen homogene groep “vrouwen in plattelandsgebieden van de EU”. Ikben een vrouw uit een plattelandsgebied van de EU, maar de vrouw met zes of zevenkinderen en een echtgenoot die verderop bij mij in de straat woont, die werkloos is en diehaar huur of hypotheek niet kan betalen, is ook een vrouw in een plattelandsgebied. Hetis geen homogene groep en we moeten heel zorgvuldig met deze kwestie omgaan.

Veel vrouwen in plattelandsgebieden hebben een stedelijke levensstijl terwijl anderen inhun leven te kampen hebben met een hoop armoede en tegenspoed. Als er bij een gezinmidden op het platteland twee auto’s voor de deur staan, het huis van alle modernegemakken en ICT is voorzien en het gezin misschien wel elk jaar in het buitenland opvakantie gaat, kun je spreken van een stedelijke levensstijl. We moeten dus uitgaan vaneen bepaalde context.

De kwestie waar het echt om gaat is dat we alle vrouwen hun keuzevrijheid teruggeven:de keuze om wel of niet te trouwen, de keuze om wel of geen kinderen te nemen, eencarrière te hebben, verder onderwijs te volgen, thuis te blijven of buiten de deur te werken,een bedrijf te beginnen of een huis te kopen.

Toen ik een paar jaar geleden een appartement ging kopen in Brussel, wilde de bankdirecteurin Brussel mijn hypotheek niet tekenen zonder handtekening van mijn echtgenoot. Ditwas nog maar een paar jaar geleden in Brussel. Ik heb mijn hypotheek gekregen en mijnechtgenoot heeft niet getekend. Ik kan u vertellen dat ik krachtig bezwaar heb gemaakt!Kortom: als het gaat om de toegang tot geld, onroerend goed en een onderneming, zijn erheel veel verschillende soorten vrouwen in plattelandsgebieden.

De Voorzitter. − Mevrouw Doyle, ik verzeker u dat ik u deze hypotheek nooit zou hebbengeweigerd.

Roberta Alma Anastase (PPE-DE). – (RO) Om de Strategie van Lissabon te laten slagenhebben we duurzame economische groei nodig, zowel in de stedelijke gebieden als in deplattelandsgebieden van de Europese Unie, en vrouwen spelen een cruciale rol bij deontwikkeling van deze gebieden.

Ik prijs dit verslag, dat niet alleen een analyse biedt van de situatie van de vrouw in deplattelandsgebieden, maar waarin ook concrete aanbevelingen worden gedaan om hunsituatie te verbeteren in de context van de globalisering en het behalen van de doelstellingenvan Lissabon. Van de talrijke impulsen en voorwaarden die hiertoe dienen, onderstreep ikhet belang van een belangrijke factor, namelijk onderwijs.

159Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 160: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Uit de beschikbare statistische gegevens blijkt dat slechts een klein aantal vrouwen inplattelandsgebieden toegang heeft tot hoger onderwijs. Dit heeft te maken met financiëleproblemen maar ook met de wisselvallige kwaliteit van het onderwijsaanbod in dergelijkegebieden.

De vrouwen in plattelandsgebieden moeten kunnen profiteren van een grotere toegangtot onderwijs en levenslang leren en ook tot mogelijkheden om werk en gezin tecombineren. Dit is een belangrijk element dat in combinatie met de actieve rol van vrouwenin de politiek en de sociaal-economische ontwikkeling van plattelandsgebieden moetworden versterkt.

Anna Záborská (PPE-DE). – (SK) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik feliciteer mevrouwKlaß met haar voortreffelijke verslag.

Ik kom uit een nieuwe lidstaat met een betrekkelijk grote plattelandsbevolking, die deafgelopen 45 jaar stabiel is gebleven, met slechts een kleine daling van 14 procent. Tengevolge van economisch beleid staan plattelandsgebieden tegenwoordig meer bloot aanverandering. Er is een bekend proces gaande waarbij bedrijven zich van het platteland naarstedelijke gebieden verplaatsen. Openbaar beleid moet echter zo zijn ingericht dat dezezogenaamde modernisering niet ten koste van vrouwen in plattelandsgebieden gaat.

Ik nodig het Comité van de Regio’s uit hier onderzoek naar te doen en een brede raadplegingte houden in de plattelandsregio’s om meer te weten te komen over het leven aldaar metal zijn voor- en nadelen. Tevens nodig ik de Commissie en de Raad uit hun programma’sook te richten op de vrouw in de plattelandsgebieden, met name als het gaat ommicrokredieten.

Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). – (RO) Geachte collega’s, aangezien we een kwestiebespreken waarbij het niet alleen gaat om gelijke kansen, maar ook om de ontwikkelingvan plattelandsgebieden in het algemeen, zal ik verwijzen naar de maatregelen die op ditgebied op communautair niveau van toepassing zijn.

De programma’s en de fondsen uit de tweede pijler, plattelandsontwikkeling, bieden inpercentages, belangrijker middelen dan de speciale programma’s voor gelijke kansen vande Europese Unie. Als we erin slagen de toegang van vrouwen tot programma’s zoalsLEADER, gewijd aan plattelandsontwikkeling, te vergroten, bereiken we veel meer danwanneer we alleen gebruik maken van de middelen in het kader van de programma’sEQUAL, PROGRESS of DAPHNE.

De fondsen voor plattelandsontwikkeling beslaan maar liefst 11 procent van de begrotingvan de Europese Unie, terwijl de gehele sector burgerschap, waaronder de programma’svoor gelijke kansen vallen, nog niet eens aan 1 procent komt.

De grote uitdaging voor de Europese Unie in dit kader is het verband tussen de Europesefondsen en de diverse projecten waartoe vrouwen in plattelandsgebieden de aanzet kunnengeven, duidelijk te maken, te mobiliseren en te bevorderen.

Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank hetHuis voor dit zeer stimulerende debat met enkele zeer betrokken toespraken – ik heb ermet veel genoegen naar geluisterd. De discussie die we vanavond hebben gevoerd, maaktopnieuw duidelijk dat de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden bijzondereaandacht verdient.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL160

Page 161: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Hoewel ik het gevoel heb dat sommigen van u ietwat somber zijn over de geboektevooruitgang, wil ik de zaak van een positievere kant benaderen. Ik denk dat er heel veel isbereikt, met name door middel van de instrumenten voor plattelandsontwikkeling, en ikben ervan overtuigd dat we op de goede weg zitten als het gaat om het verbeteren van depositie van de vrouw in de plattelandsgebieden.

Velen van u merkten op dat de integratie van de genderkwestie in ons beleid en deuitbreiding van het toepassingsgebied van het beleid tot de bredere plattelandseconomietot een sterker beleid zal leiden. Ik onderschrijf deze benadering volledig. We moeten onsniet alleen richten op de agrarische sector. Door ons beleid te verbinden met de behoeftenen kansen van de plattelandsgemeenschap als geheel, creëren we een versterkend effectwaar de hele agrarische sector van kan profiteren. De Commissie zal dit aspect bij detenuitvoerlegging van de programma’s voor plattelandsontwikkeling nauwlettend volgen.

Een aantal van u noemde het belang van breedbandnetwerken in plattelandsgebieden. Indat verband kan ik zeggen dat de derde as – de diversificatie-as – van het beleid voorplattelandsontwikkeling mogelijkheden biedt gebieden te ontsluiten die voor investeerderseconomisch niet rendabel zijn. Het betreft afgelegen gebieden waar lidstaten het beleidvoor plattelandsontwikkeling kunnen inzetten om een breedbandverbinding tot stand tebrengen. Ik kan er alleen maar bij de lidstaten op aandringen dit te overwegen als ze huninvesteringen of de inzet van hun beleid voor plattelandsontwikkeling plannen.

Enkelen van u noemden ook het “verborgen werk” dat vrouwen op boerderijen doen. Ikerken dat dit gegeven niet altijd uit onze statistieken naar voren komt. We moeten metbehulp van alle verschillende instrumenten proberen vrouwen te stimuleren de kansen tegrijpen om economisch onafhankelijk te worden door hun de daaraan verbonden socialerechten toe te kennen. Ik ben van mening dat het een enorme stap op weg naar hogereinkomens en een betere kwaliteit van leven in plattelandsgemeenschappen zou zijn als wevrouwen meer mogelijkheden bieden om in deeltijd in de landbouw te werken.

Ik moet zeggen dat ik vrij veel door plattelandsgebieden reis en ik vind het altijdbemoedigend om vrouwen te ontmoeten die de scheidslijn overschrijden en werkzaamzijn bij een van de verschillende agrarische organisaties. Ik weet dat het voor de eerstevrouwen een grote stap is om zich bij deze organisaties aan te sluiten, maar soms verbreidhet zich en is het minder moeilijk voor de volgende, hoewel er bij de mannen wel eenomslag nodig is om te leren aanvaarden dat vrouwen op dit gebied op voet van gelijkheideen bijdrage kunnen leveren.

Ik denk dat er veel meer over dit onderwerp te zeggen valt en dat dit niet naar de achtergrondmoet worden gedrukt. Ik verzeker u dat ik alle initiatieven die tot een verbetering van depositie van de vrouw in de plattelandsgebieden kan leiden, van ganser harte zal steunen.Ik denk namelijk dat deze speciale benadering van de diversificatie van deplattelandsgebieden vanuit het perspectief van de vrouw echt noodzakelijk is.

Christa Klaß, rapporteur. − (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren,ik dank u voor uw bijdragen aan de discussie. We hebben een uitstekende discussie gehadin deze ronde. Commissaris, ook u dank ik voor uw verklaring dat de herziening vanRichtlijn 86/613/EEG over het beginsel van gelijke behandeling nog dit jaar, in 2008, zalplaatsvinden. We hebben er weer aan herinnerd en we denken dat het tijd is voor eenherziening.

161Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 162: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

We kunnen vanavond geen Europese verordening aannemen inzake het verbeteren vande situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden. Mevrouw Doyle, ik weet dat de situatievan vrouwen niet overal hetzelfde is. Dat zou ook saai zijn en dat willen we helemaal niet.Maar vrouwen in plattelandsgebieden hebben natuurlijk wel te maken met dezelfdeomstandigheden en worstelen met dezelfde nadelen als vrouwen die in steden wonen. Dathebben we hier duidelijk gemaakt.

We zetten het discussieproces in gang en we vragen de Commissie en de lidstaten uiteindelijkook veranderingen tot stand te brengen. Het verslag moet het bewustzijn hierover vergroten.

Er zijn in Europa goede voorbeelden voorhanden en we willen volgens het beginsel vanbeste praktijken benadrukken dat deze voorbeelden navolging verdienen. We kunnen ookheel veel goeds naar voren halen. We willen het perspectief verbreden. Vrouwen inplattelandsgebieden zijn niet alleen boerin; vrouwen in plattelandsgebieden zijn ook opweg naar betaalde arbeid en ze moeten werk en gezin combineren.

Persoonlijke betrokkenheid is uiteindelijk de beste getuigenis. We kunnen niet zonder debijdrage van vrouwen in onze organisaties. Mevrouw McGuinness had het zojuist overtevreden moeders die hun tevredenheid ook op hun kinderen overbrengen. We hebbenook tevreden vrouwen als we zorgen voor de gelijke behandeling van vrouwen, voor huneerlijke deelname. Dan willen jonge mensen ook weer in de dorpen blijven wonen.

Het zou spannend zijn, commissaris, om een lijst op te stellen van de vele kansen dievrouwen in de Europese Unie uiteindelijk krijgen. We beweren voortdurend dat dezekansen in veel gevallen verscholen blijven achter andere programma’s. Misschien moetenwe gewoon eens één keer zeggen dat vrouwen op de een of andere manier bij een bepaaldprogramma betrokken zijn. Dit punt leidt voordurend tot problemen, zelfs wanneer hetlokaal moet worden opgelost. Misschien moeten we ermee beginnen dit in het programmaop te nemen zodat we uiteindelijk tegen de verantwoordelijken in de regio’s kunnen zeggen:verbeteringen voor vrouwen zijn hier mogelijk.

Voozitter. − Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag 12 maart 2008 plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)

Zita Gurmai (PSE), schriftelijk. – (HU) Uit een vergelijking tussen stedelijke gebiedenen plattelandsgebieden blijkt dat het gat tussen de twee in termen van werkgelegenheidgroter wordt. Vrouwen in plattelandsgebieden worden sterk benadeeld. Ze hebben eenkleinere kans op sociale integratie, werkgelegenheid en minder toegang tot sociale,kindgerelateerde, onderwijs- en gezondheidsinstellingen. Ze vormen een van de meestkwetsbare groepen in de maatschappij, aangezien ze veel meer worden blootgesteld aanhet risico op armoede en marginalisatie. Wanneer ze wel werk vinden, blijft hun loon verachter bij dat van hun tegenhangers in de steden.

Cumulatieve sociale benadeling leidt tot sociale spanningen, aangezien hetsocialezekerheidsstelsel in de meest benadeelde gemeenschappen het minst toereikend is,terwijl de slechtste infrastructurele tekortkomingen zich ook daar voordoen. Als er geenandere opties voorhanden zijn, wordt de gespannen werkgelegenheidssituatie op hetplatteland in stand gehouden door de landbouw en de daarmee gepaard gaande voordelenop de korte termijn en lagere levensstandaard.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL162

Page 163: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

De oplossing ligt in gezamenlijke actie. Lokale autoriteiten, regeringen en de EuropeseGemeenschap hebben hierin allemaal een rol en een verantwoordelijkheid.

Er moeten uiteenlopende aanpassingsprogramma’s ten uitvoer worden gelegd. We moetende plattelandsbevolking kansen bieden zich aan te passen door alternatieve werkgelegenheidte scheppen, door een infrastructuur te ontwikkelen, door opleidingen en programma’svoor verder onderwijs op te zetten die aanpassing aan de marktsituatie vergemakkelijken,door ondersteuning te bieden bij het opzetten van een bedrijf en door in grensstreken enover de landsgrenzen heen projecten op te zetten.

Aanpassingsprogramma’s zullen zonder meer moeten worden afgestemd op de specifiekekenmerken van individuele plattelandsgebieden. Zo kunnen we ervoor zorgen dat deafname van regionale verschillen doorzet.

Lívia Járóka (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Ik feliciteer mijn collega Christa Klaß methaar verslag, waarin de moeilijkheden waarmee vrouwen in plattelandsgebieden op dearbeidsmarkt en in andere aspecten van hun leven worden geconfronteerd, wordenbenadrukt. In een discussie over de meest benadeelde mensen die in de slechtst denkbareomstandigheden moeten leven, moet met name worden verwezen naar de Romavrouwen,van wie een aanzienlijk deel in dorpen en kleine kampen wonen. Uit talrijke studies isgebleken dat Romavrouwen de meest kwetsbare groep in de Europese Unie zijn, met eenlevensverwachting die ten opzichte van het merendeel van de maatschappij schokkendlaag is en een werkloosheid die een paar keer zo hoog is als het gemiddelde. Overeenkomstigde aanbevelingen van het verslag moeten de lidstaten derhalve beleid opstellen en tenuitvoer leggen om de algehele levensomstandigheden van vrouwen in minder ontwikkelderegio’s te verbeteren en benadeelde vrouwen en vrouwen die met sociale uitsluiting wordengeconfronteerd, te helpen werk te vinden of als zelfstandig werkende aan de slag te gaandoor nieuwe bedrijven te steunen. Met name Romavrouwen kunnen voordeel hebben vande steun van de lidstaten en de Europese Commissie voor sociaal bewuste bedrijfsmodellengericht op de arme en benadeelde groepen in de maatschappij. Ik ben blij dat in het verslaggrote nadruk wordt gelegd op het verzamelen van betrouwbare statistische gegevens. Hetis namelijk van groot belang gegevens uitgesplitst naar geslacht en etnische herkomst teverzamelen en verwerken, enerzijds om indirecte en meervoudige discriminatie op teheffen en anderzijds om de vooruitgang op het terrein van onderwijs, huisvesting,gezondheid en werkgelegenheid te kunnen meten. Ik dank u.

Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) In het voortvarende verslag van derapporteur, mevrouw Klaß, wordt gezocht naar een nieuwe aanpak om de duidelijkeongelijkheid tussen stedelijke gebieden en plattelandsgebieden op te heffen. Vrouwenspelen een belangrijke rol bij de sociaalpolitieke, economische en ecologische ontwikkelingvan de plattelandsgebieden. Het leven van vrouwen in plattelandsgebieden kent niet alleenaanzienlijke problemen maar biedt ook heel veel kansen.

Door plattelandsgebieden aantrekkelijker te maken, kan de uittocht van voornamelijkjonge en goed opgeleide mensen worden beteugeld. Daarom pleit ik ervoor dat we duurzamegeïntegreerde groei stimuleren en dat we, met name voor vrouwen, nieuwe werkgelegenheidscheppen en zorgen voor hoogwaardige gezondheidszorg, sociale diensten en anderealgemene diensten in de hele EU.

Alleen opgeleide vrouwen zijn volledig in staat een bijdrage te leveren aan het revitaliserenvan lokale gemeenschappen. Zij zijn in staat nieuwe bedrijven op te zetten, die op hunbeurt bijdragen aan de diversificatie van de plattelandseconomie en het verbeteren van de

163Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 164: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

kwaliteit van leven in de plattelandsgebieden. We moeten alle obstakels voor wat de toegangtot de informatie- en communicatietechnologie betreft, uit de weg ruimen en ervoor zorgendat vrouwen in plattelandsgebieden de beschikking hebben over breedband. Alle vrouwendie daar belangstelling voor hebben, moeten toegang hebben tot permanente scholing,taalonderwijs en omscholing.

Bovendien moet het succesvolle LEADER-programma worden voortgezet. LEADER heeftveel vrouwen in plattelandsgebieden in staat gesteld een bedrijf op te zetten op het terreinvan toerisme, ambachtswerk en regionale producten. Ik geloof dat we door middel vanbeste praktijken en de nieuwe instrumenten voor de uitwisseling van ervaringen eenbehoorlijke bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de levenskwaliteit inplattelandsgebieden.

Rovana Plumb (PSE), schriftelijk. – (RO) De EU wordt geconfronteerd met belangrijkesociale veranderingen die zijn voortgekomen uit problemen in verband met migratie,sociale zekerheid en armoede.

De programma’s die op EU-niveau zijn ontwikkeld, hebben een belangrijke bijdrage geleverdaan de verbetering van de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden. Toch zijnvrouwen niet betrokken bij de besluitvorming in de gemeenschappen waarvan ze deeluitmaken.

En concreet en zorgwekkend voorbeeld is dat de meeste vrouwen in de plattelandsgebiedenin Roemenië een inkomen genieten van minder dan vijf euro per dag en een derde van henmaakt geen gebruik van communicatiemiddelen.

Ik zou drie actiegebieden willen noemen die prioriteit moeten krijgen om gelijke kansente creëren en de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden te verbeteren:

- verbetering van de sociale status van vrouwen door de toegang tot nieuw inkomen en deverwerving van goederen te steunen;

- de volledige betrokkenheid van vrouwen bij het besluitvormingsproces en meermogelijkheden om de besluiten die hen rechtstreeks raken, te veranderen of te beïnvloeden;

- toegang van vrouwen in plattelandsgebieden tot essentiële diensten (gezondheid,onderwijs) en infrastructuur.

De lidstaten moeten openbaar beleid opstellen om de deelname van vrouwen aan dearbeidsmarkt en het besluitvormingsproces te stimuleren en ze moeten iedere vorm vandiscriminatie bestrijden.

21. Duurzame landbouw en biogas: noodzaak tot herziening van de EU-wetgeving(debat)

De Voorzitter. − Het volgende onderwerp is het verslag van Csaba Sándor Tabajdi,namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over duurzame landbouwen biogas: noodzaak tot herziening van EU-wetgeving (2007/2107(INI)) (A6-0034/2008).

Csaba Sándor Tabajdi, rapporteur. − (HU) Mijnheer de Voorzitter, commissarisFischer Boel, dames en heren, in een wereld met klimaatverandering, een toenemendevraag naar energie en stijgende prijzen is het een absolute prioriteit en een zaak vanlevensbelang voor de Europese Unie om de energieafhankelijkheid en het energieverbruikterug te dringen en energiebronnen te diversifiëren. Het toenemend gebruik van

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL164

Page 165: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

hernieuwbare energiebronnen maakt hiervan integraal deel uit. We moeten diversifiërenen dat betekent ook diversificatie op het gebied van hernieuwbare energiebronnen.

Op het gebied van hernieuwbare energiebronnen beschikken verschillende landen oververschillende natuurlijke energiebronnen en we moeten deze maximaal benutten. Biogasbiedt een enorm potentieel als hernieuwbare energiebron en gaat om diverse redenen dieworden beschreven in het verslag waarover vandaag wordt gedebatteerd, een grote toekomsttegemoet.

De eerste en belangrijkste reden, dames en heren, is dat dierlijke mest de basisgrondstof isvoor de productie van biogas en het feit dat we de energieproductie kunnen combinerenmet de verwerking van mest voor milieutechnische doeleinden. Dat is een van debelangrijkste voordelen van de productie van biogas, hoewel biogas natuurlijk ook uitandere grondstoffen kan worden geproduceerd, zoals zuiveringsslib, slachtafval enenergiegewassen.

Biogas is een multifunctionele energiebron: het kan worden gebruikt voorelektriciteitsopwekking en voor verwarmings-, koelings- en droogdoeleinden. Biogas kanonder hoge druk worden gebruikt als brandstof voor auto’s en openbare vervoersmiddelenen gezuiverd biogas kan aan het aardgasnet worden geleverd. De biogasproductie biedt deEuropese energieproductie dus serieuze mogelijkheden. Als we bijvoorbeeld bedenken datbiogas uit dierlijk mest kan worden geproduceerd, kunnen we veertien keer zoveelproduceren als we nu doen. Dit biedt aanzienlijke mogelijkheden, aangezien we weten datdierlijke mest om milieutechnische redenen moet worden bewerkt voordat het in de bodemkan worden toegepast; anders kan het zeer schadelijk zijn voor het milieu.

Er was in onze commissie enige discussie over de vraag of de biogasproductie op basis vanplantaardige grondstoffen en de productie van voedingsmiddelen concurrenten van elkaarzullen worden. De Europese Commissie heeft aangetoond dat van een dergelijke situatienog geen sprake is in Europa en we hopen dat dit ook in de toekomst niet het geval zalzijn, aangezien we nu gebruik maken van de tweede generatie energiegewassen. Het kanzijn dat dit in mondiaal verband, in Brazilië en de Verenigde Staten, een probleem is, maarin Europa speelt dit momenteel niet en we hopen dat dit zo blijft.

De andere kwestie die in dit verband werd besproken, was hoe de biogassector moet wordengereguleerd. De huidige regulering op nationaal en EU-niveau is buitengewoon ingewikkelden bureaucratisch. Om die reden heb ik in mijn verslag voorgesteld een EU-biogasrichtlijnaan te nemen. Vertegenwoordigers van de Europese Commissie hebben me er tijdens deraadplegingen met de Europese Volkspartij echter van weten te overtuigen dat een apartebiogasrichtlijn niet nodig is, aangezien er een richtlijn inzake hernieuwbare energiebronnenin voorbereiding is en de kwestie biogas in deze context aan de orde kan worden gesteld.In dit verband vraag ik de Commissie in de richtlijn inzake hernieuwbare energiebronnenspeciale aandacht te besteden aan biogas en de voorstellen in mijn verslag aan te nemen.

Dames en heren, in mijn volgende reactie dank ik de Deense instelling die mij met ditverslag heeft geholpen en iedereen die er een bijdrage aan heeft geleverd. Ik dank u vooruw aandacht.

Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie . − (EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat ikinga op de context, dank ik de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en derapporteur, de heer Tabajdi, voor dit boeiende en belangrijke verslag.

165Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 166: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

In het verslag van het Parlement worden de voordelen van de biogasproductie voor deagrarische sector, maar ook voor de maatschappij, duidelijk onderstreept. Ik kan me ervolledig in vinden dat er zoveel nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling van debiogasproductie, die milieuvoordelen biedt doordat de uitstoot van gassen die totklimaatverandering leiden, zoals methaan en stikstofoxiden, wordt teruggebracht. Dit leidttot een grotere ecologische duurzaamheid van de landbouw. De uitstoot van broeikasgassenis sinds 1990 al met 20 procent afgenomen. Biogasproductie biedt als bruikbaar alternatiefvoor aardgas ook duidelijke economische voordelen in een situatie zoals nu, waarbij deolieprijs is gestegen tot boven de honderd dollar per vat.

De biogasproductie uit landbouwgrondstoffen is in de periode tussen 2004 en 2006 meerdan verdubbeld. De totale biogasproductie neemt toe maar ik denk dat we duidelijk meerkunnen doen. Er bestaat een groot onaangeboord potentieel voor biogasproductie binnende Europese Unie. De Commissie is zich daar volledig bewust van en we hebben een aantalbelangrijke instrumenten ingesteld om de biogasproductie te bevorderen. Onze huidigerichtlijn inzake groene stroom met invoeringswetgeving in enkele lidstaten is een voorbeeldvan een belangrijke drijvende kracht.

Het beleid voor plattelandsontwikkeling bevordert de ontwikkeling van de biogasproductieook. Lidstaten hebben de mogelijkheid investeringen, technische ondersteuning encoöperaties alsook andere activiteiten ter bevordering van de biogasproductie en het gebruikvan biogas te steunen.

De tenuitvoerlegging van de programma’s voor plattelandsontwikkeling uit de periode2007 tot 2013 is nog maar net begonnen maar ik vind de eerste stappen van de lidstatenveelbelovend en ik ben ervan overtuigd dat, als we het over bio-energie hebben, het meestegevolg zal worden gegeven aan maatregelen die met biogas samenhangen.

De maatregelen die zijn opgenomen in het recente energie- en klimaatpakket van deCommissie, zullen de biogasproductie de komende jaren verder stimuleren. Met name dedoelstelling van 20 procent hernieuwbare energie is belangrijk. De verwachting is datbiogas een aanzienlijke bijdrage zal leveren aan het halen van deze doelstelling. Biogas zalook een belangrijke rol spelen bij het halen van de doelstelling van 20 procent minderuitstoot van broeikasgassen door sectoren die niet deelnemen aan het stelsel vanemissiehandel. We bevinden ons dus in een zeer positieve situatie waarbij we twee vliegenin één klap kunnen vangen. Ik ben ervan overtuigd dat biogasproductie een belangrijkonderdeel wordt van de EU-strategie gericht op het bestrijden van de klimaatveranderingen het halen van de doelstellingen van Kyoto.

Ik ben het met u eens dat een samenhangend biogasbeleid belangrijk is. De EU-initiatievenzijn naar mijn mening samenhangend en gaan dezelfde richting uit. Toch geloof ik dat ditbeleid het beste op regionaal of nationaal niveau en op basis van lokale middelen, behoeftenen economische realiteiten, gestalte kan worden gegeven en ten uitvoer kan worden gelegd.

In dit opzicht verwelkom ik de aanbevelingen inzake de vereenvoudiging van het huidigewetgevingskader. Deze sluiten aan bij onze lopende besprekingen over vereenvoudigingen betere regulering, waarbij een strategie van de Commissie heel hoog op de agenda staat.

Tot slot moet ik zeggen dat ik mijn twijfels heb over specifieke doelstellingen voor biogasen ik hoorde de rapporteur daar iets over opmerken. Ik denk dat biogas reeds valt onderde doelstelling van 20 procent hernieuwbare energie. Biogas kan ook bijdragen aan hethalen van de doelstelling van 10 procent biobrandstof. Als we een speciale doelstelling

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL166

Page 167: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

voor biogas invoeren, lopen we het risico niet gericht genoeg te werk te gaan. Als we eenspecifieke doelstelling voor biogas vaststellen, brengt dit verdere administratieve lastenmet zich mee voor particuliere beheerders en overheidsdiensten. Naar mijn mening zouhet ook leiden tot bovenmatige politieke druk voor een bepaald soort hernieuwbare energie,wat later ongelukkig kan uitpakken als de economische omstandigheden voor debiogasproductie minder gunstig zijn.

Het verslag over biogas waar u de Commissie om vraagt, is zeker zinvol. Het lijkt me echterdat de indieningstermijn die u vaststelt, 2008, aan de vroege kant is als we kijken naar alleandere initiatieven die nu plaatsvinden. De Commissie zal eind 2008 evenwel verslaguitbrengen van de tenuitvoerlegging van het Europese Actieplan biomassa, dus ik ben erzeker van dat we overeenstemming over deze kwestie zullen bereiken. Het is een zeerbelangrijk en ook zeer interessant verslag. Ik weet zeker dat dit een goede basis biedt voorverdere discussie.

VOORZITTER: MEVROUW KRATSA-TSAGAROPOULOUOndervoorzitter

Jens Holm, rapporteur voor advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid envoedselveiligheid. − (SV) Mevrouw de Voorzitter, biogas kan een belangrijke rol spelen bijhet bestrijden van klimaatverandering, niet alleen biogas voor de productie van warmteen elektriciteit maar ook als brandstof voor voertuigen. Biogas kan bijvoorbeeld wordengeproduceerd uit mest en huisvuil. Momenteel is er een groot potentieel voor eenaanzienlijke toename van de biogasproductie. De Commissie milieubeheer wil op eenpositieve wijze inspelen op deze mogelijkheid en ervoor zorgen dat er in de toekomst meergebruik wordt gemaakt van biogas. Uitbreiding van de biogasproductie moet echter geendoel op zich zijn. Als het om afval gaat, moet het terugdringen van de totale hoeveelheidafval de voornaamste prioriteit blijven. Als we de hoeveelheid afval terugdringen, moetenwe – het is vloeken in de kerk als je dit zegt – onze consumptie terugdringen.

Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om een paar vragen te stellen aancommissaris Fischer Boel, die hier vanavond bij ons is: heeft de Commissie een strategieom de alsmaar groeiende afvalberg in de EU terug te dringen? Heeft de Commissie misschienook een strategie om ons te helpen de consumptie van al die goederen die we niet echtnodig hebben, terug te dringen?

De Commissie milieubeheer zou ook graag een certificeringsregeling zien voor duurzaambiogas. Zo’n certificeringsregeling moet de gehele keten dekken, dat wil zeggen van akkertot voertuig. De certificeringsregeling moet gebaseerd zijn op sociale enmilieuoverwegingen. Ik verwelkom het voorstel van de Commissie voor een nieuwe richtlijninzake hernieuwbare brandstoffen, maar er moet meer gebeuren om de rol die biogasspeelt, te vergroten. Ik heb nog een vraag voor mevrouw Fischer Boel: wat vindt u van zo’ncertificeringsregeling?

Deze en andere milieugerelateerde vragen onderstrepen het belang van publiekeverantwoordelijkheid. De meesten van ons hier zijn het ermee eens dat we de rol die biogasspeelt, moeten vergroten. Er zouden meer personen- en vrachtauto’s op biogas moetenrijden. Het gebruik van biogas leidt tot een reductie van de uitstoot van broeikasgassenafkomstig van auto’s van wel 90 procent. Bovendien wordt de uitstoot van vaste deeltjesverminderd en rijden auto’s geruislozer op gas. Als we onze milieuverplichtingen echtserieus nemen, moeten we de verantwoordelijkheid echter niet overlaten aan de markt.

167Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 168: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Om ervoor te zorgen dat er meer auto’s op biogas gaan rijden, moeten er bijvoorbeeldpompstations zijn waar biogas kan worden getankt. De overheid moet ervoor zorgen datpompstations door middel van wetgeving en tijdelijke financiering hunverantwoordelijkheid nakomen. In mijn eigen land, Zweden, is het laatste pompstationop weg naar het noorden in Uppsala, in het midden van het land. Met andere woorden,automobilisten moeten meer dan 1 000 kilometer rijden voordat ze biogas kunnenbijtanken. Dat is natuurlijk onaanvaardbaar. We hebben dus allemaal eenverantwoordelijkheid om het gebruik van biogas te stimuleren: de EU, die richtsnoerenmoet opstellen, de lidstaten, die de nationale productie moeten stimuleren en, niet in delaatste plaats, de lokale overheid, die meer biogasinstallaties moet bouwen.

Werner Langen, rapporteur voor advies van de Raadgevende Commissie voor industrie, onderzoeken energie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben de rapporteur voor advies van de Commissieindustrie, onderzoek en energie, die verantwoordelijk is voor het energiebeleid. Ik heb geenpersoonlijk advies, maar de commissie heeft mijn ontwerpadvies aangenomen met 45stemmen vóór, nul tegen en nul onthoudingen. De Commissie industrie is doordrongenvan het positieve effect van biogas, dat niet alleen afkomstig is van mest – zoals derapporteur denkt – maar van allerlei soorten organisch afval.

We hebben erop gewezen dat de concurrentie met voedingsmiddelen een steeds groterprobleem wordt, dat er moet worden gesproken over het feit dat de levering van biogasaan het gasnet niet-discriminerend moet zijn en dat er nieuwe processen voor technischbiogas van de tweede generatie moeten worden voorgesteld. We hebben de rol van groenegentechnologie in verband met biogas besproken en we vinden dat de jonge, innovatievebiogassector startkapitaal nodig heeft, maar geen permanente subsidie.

Daarnaast willen we uniforme steuninstrumenten in de hele EU en dat geven we explicietaan in onze dertien punten: we willen een vereenvoudigde bouwvergunningprocedurevoor biogasinstallaties. De Commissie industrie heeft geen vier nieuwe richtlijnen geëist,zoals mijn collega-afgevaardigde in zijn ontwerpverslag deed. Ik deel de opvatting van decommissaris dat we geen nieuwe richtlijnen nodig hebben, maar dat we biogas een eerlijkeplaats moeten geven in onze bestaande richtlijnen inzake hernieuwbare energiebronnen.

In dit opzicht heeft de Commissie industrie een advies geformuleerd dat enigszins afwijktvan dat van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, die verantwoordelijk isvoor het verslag.

Albert Deß, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris,dames en heren, als schaduwrapporteur voor de Fractie van de Europese Volkspartij(Christendemocraten) en de Europese Democraten kan ik dit verslag grotendeels steunen.De rapporteur heeft goed werk verricht.

Ik ben het eens met wat al eerder is gezegd: biogas kan een aanzienlijke bijdrage leverenaan het halen van onze doelstellingen voor hernieuwbare energiebronnen. Doordat erminder fossiele energiebronnen worden gebruikt, wordt ook de CO2-uistoot verminderd.De absolute vereiste is natuurlijk dat het potentieel voor biogas wordt benut. In Duitslandstaan diverse biogasinstallaties, waar alleen elektriciteit wordt geproduceerd. Slechtsongeveer 38 procent van de beschikbare energie wordt hier benut; meer dan 60 procentvan de energie wordt als verloren warmte in het milieu gepompt. Dat kan toch niet debedoeling van de biogasproductie zijn! Daarom geloof ik dat in dit verslag terecht wordtgeëist dat biogas ook aan het gasnet wordt geleverd. We moeten beide doen: de warmte

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL168

Page 169: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

benutten die verloren gaat bij de productie van elektriciteit en rechtstreeks biogas aan hetgasnet leveren. Met beide processen kunnen we een hoog rendement behalen.

Ik ben ook van mening dat er met moderne kweekmethoden nog betere gewassen kunnenworden gekweekt, maar ik denk dat hiervoor helemaal geen genetische manipulatie nodigis. Kwekers vertellen me dat de opbrengst van biogasgewassen op goede grond mettraditionele kweekmethoden kan worden verdubbeld. We zijn in staat voor biogas hetequivalent van ongeveer vijfduizend liter stookolie per hectare te oogsten. Met goedeplanten, die in de toekomst kunnen worden geteeld, zijn we in staat wel tienduizend literper hectare te oogsten. Dit is een goede manier om met biogas een bijdrage te leveren aanhet bestrijden van klimaatverandering.

Bogdan Golik, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, met veel interesseheb ik de voorstellen van mijn collega de heer Tabajdi gelezen. Ik wil hem graag feliciterenmet zijn uitstekend verslag.

Op dit moment kent men overal ter wereld scherpe prijsstijgingen van olie en andereenergiebronnen, zoals gas. Het prijsverloop is onvoorspelbaar waardoor het moeilijk isom plannen op te maken en investeringskosten te ramen. Bovendien neemt ook deenergievraag van Europese landen toe. Daarom is een verslag over biogas meer dan nodig.Dit verslag toont ons wat we op het vlak van opwekking van energie nog allemaal kunnendoen. Opwekking van energie uit deze bronnen kan vele malen worden opgedreven zonderdat het milieu wordt geschaad.

Een positieve uitloper van deze ontwikkeling zou de ondersteuning van begunstigden zijndoor middel van fondsen voor regionale ontwikkeling en plattelandsontwikkeling. Decommissie en de verschillende landsregeringen moeten vooral ook veel aandacht schenkenaan generatoren van dergelijke energie en deze ontwikkeling met specifieke financiëleinstrumenten ondersteunen. Ik sta dan ook volledig achter het standpunt van de rapporteurdat de Europese Commissie extra inspanningen moet leveren om energie uit dergelijkebronnen op te wekken. Dit moet tevens in de energiestrategie van Europa wordenopgenomen.

Het is voor Europa van enorm belang dat de Europese Unie zorgt voor meer diversificatieom zo snel mogelijk niet meer afhankelijk te zijn van energie-invoer.

Willem Schuth, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris,dames en heren, ik wil de heer Tabajdi feliciteren met zijn evenwichtig verslag. Hij is eringeslaagd het belang van biogas voor een duurzame energiemix in kaart te brengen.

Als lid van het Europees Parlement en vertegenwoordiger van Noord-Duitsland, ben ikvertrouwd met het potentieel van biogas als een belangrijke en veelzijdige vorm van energieuit biomassa die de landbouw produceert. Duitsland, en vooral Nedersaksen waar ikvandaan kom, is leider op het vlak van biogasbedrijven. Als een EU-certificeringssysteemvoor biobrandstoffen wordt geïntroduceerd, mogen we de kans niet laten voorbijgaan omstrikte criteria voor biogastechnologie te bepalen. Deze moeten ook op invoer vantoepassing zijn.

Onze producenten mogen administratief echter niet extra worden belast. Slechts op dezemanier kan doeltreffend worden gereageerd op de bezorgdheid over het gebruik van graanen voedingsmiddelen voor de productie van biogas. Voedselproductie moet nu eenmaalde voornaamste verantwoordelijkheid van landbouwers blijven. Slechts op deze manierkan en zal biogastechnologie een bijdrage van betekenis leveren aan een verzekerde

169Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 170: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

energievoorziening, aan de beperking van onze afhankelijkheid van buitenlandse invoer,aan de bescherming van het klimaat en aan plattelandsontwikkeling. Europese onderzoek-en ontwikkelingsprogramma’s zullen op deze manier tevens efficiënter worden.

Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de uitvoeringvan de ideeën van mijn collega de heer Tabajdi zou een grote stap betekenen voor eenstijgende biogasproductie. Tegelijkertijd zou het een grote stap betekenen voor de verdereontwikkeling van duurzame landbouw door een aanzienlijke vermindering van plantaardigen dierlijk afval, mest en slib en het verkrijgen van hernieuwbare energie.

Aan de productie van biogas zijn echter nadelen verbonden. Tegen de huidige productie-en verkoopprijzen zouden de kosten niet worden gedekt. Uiteindelijk zou er nog afval zijn,maar dan meer geconcentreerd. We moeten nagaan wat de voor- en nadelen zijn. Mijnfractie heeft dit gedaan en we vinden dat we, zelfs met de huidige technologie, het verslagvan de heer Tabajdi moeten steunen. Misschien zorgen andere technologieën voor eenverbetering van het productieproces, terwijl stijgende energieprijzen de economischeefficiëntie ervan zullen verbeteren. Voor de bescherming van het milieu bestaat er echtergeen twijfel over het resultaat en dat is het belangrijkste.

Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouwde Voorzitter, commissaris, de rapporteur heeft een goed verslag ingediend. Hij heeft hetverslag tevens bij de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling ingediend om haarmening te vragen. Dat is een goede zaak. Van de heer Langen hebben we net vernomendat de Commissie industrie, onderzoek en energie hier blijkbaar met ons wedijvert. Datgebeurt nou steeds: als iets succes heeft, probeert die commissie er altijd mee te gaan lopen.Dat is niet noodzakelijk een goede zaak.

De pioniers van biogasproductie waren landbouwers. Tien, vijftien, twintig jaar geledenwerden ze uitgelachen toen ze uit mest energie wilden produceren. De bedoeling hier, omhet even plastisch uit te drukken, is om stront in goud om te toveren. Dit betekent energieproduceren op basis van mest zonder met voedsel de concurrentie aan te gaan. Wat vanhet mest overblijft, zal zelfs een betere en meer veelzijdige meststof zijn dan agressievemeststoffen.

Biogas wordt naast wind, water, zon en hout dus beschouwd als duurzame energiebron.Als we ons beperken tot de productie uit organisch mest, is het bovendien een hernieuwbareenergiebron. In een situatie, zoals die zich vorig jaar en het jaar voordien voordeed in demelksector, waarin 23,5 eurocent voor melk werd betaald, lag de zogeheten comparativeexcellence veel hoger als maïs rechtstreeks in de biogasinstallatie werd ingebracht, danwanneer dit langs de koe verliep en er melk werd geproduceerd.

Dit betekent dat voedsel- en energieprijzen steeds overeenkomen en dit heeft te makenmet de Electricity Feed Act die Duitsland en andere landen hebben. Hierdoor wordt in deenergiesector beter gerecycleerd dan in de voedingssector. We moeten opletten dat er geencompetitie ontstaat. Tussen tank en tafel ontstaat rivaliteit als we het verkeerd aanpakken.Als we de voor- en nadelen van biomassabrandstof op een rijtje zetten, blijkt dat de nadelenoverheersen, terwijl bij biogas de voordelen overheersen, zelfs bij biogas voor wagens.

Het hangt dus van ons af: het beleid inzake subsidies en vergoedingen moet duidelijkkleinschalige bedrijven bevoordelen om een migratie naar industriële productie tevoorkomen.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL170

Page 171: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, laatons even duidelijk zijn: de hetze rond biomassa is een gevolg van de zogenaamdeopwarming van de aarde door kooldioxide-emissies waar de mens voor verantwoordelijkzou zijn.

Vergeet CO2-voetafdrukken toch. CO2 is een natuurlijk bestanddeel van de atmosfeer; hetis geen duivels gif zoals verkeerdelijk wordt voorgesteld in bijvoorbeeld ‘An InconvenientTruth’. Deze hyperactieve film is helemaal geen bewijs, zelfs geen waarheid. Het is eentheorie en verre van een bewijs. Als leraar chemie – en ik ben er zeker van dat er in dezevergadering wel enkelen zitten – weet ik wat er nodig is om van een hypothese tot eentheorie te komen, en van een theorie tot een chemische wetmatigheid. Ik hecht geen belangaan de theatrale of moraliserende frasen van een toekomstig Amerikaans politicus.

Gelukkig hebben we nu de Manhattan Declaration die vorige week door 500 wetenschapperswerd ondertekend. Deze verklaring stelt dat er onvoldoende bewijs bestaat dat CO2,

afkomstig uit moderne industrie, verantwoordelijk is voor klimaatverandering. De verklaringherinnert ons eraan dat het klimaat steeds veranderd is en dit ook zal blijven doen. Beseftniemand hier dat de aarde zoals we die kennen niet aan het einde is van haar ontwikkelingmaar continu dynamisch ontwikkelt?

Het is politieke hebzucht ons te belasten om het onmogelijke en onnodige te bereiken.Bodems omploegen om biobrandstof te produceren terwijl het bevolkingsaantal toeneemten er op wereldschaal een graanschaarste bestaat, is gewoon te gek voor woorden.Biobrandstof kweken door hele delen van het regenwoud om te hakken, hout te verbrandenom enkele jaren nitraten te verkrijgen en dan verder te gaan, is verkrachting van dezekostbare wouden. Dat is gewoon crimineel.

Wat is dan de oorzaak van dat beetje opwarming van de aarde? Om het met de woordenvan ex-president Clinton te zeggen: ’t is de zon, idioot!

Jim Allister, namens de NI-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben blij met deerkenning van het potentieel van een aanzienlijke stijging in de productie van biogas. Hetkan veehouders helpen aan alternatieve bronnen van inkomsten en terzelfder tijd eenwaardevolle ecologische bijdrage leveren door problemen, die gerelateerd zijn aan afvaluit de landbouw, op te lossen.

Een derde uitgesproken voordeel van biogas, dit in tegenstelling tot biobrandstoffen, is dathet voedselveiligheid helpt en niet in de weg staat. Dit is het voornaamste voordeel vanbiogas: door gebruik te maken van afval in plaats van oogst, wordt de essentiële productievan veevoeder en voedsel niet ontmoedigd.

De biogassector, die in volle ontwikkeling is, heeft een degelijke ondersteuning nodig omop te starten. Dit dient voor de EU te gebeuren in de vorm van een uniformondersteuningsinstrument in plaats van het sporadische allegaartje van ondersteuning datwe op dit ogenblik hebben. Extra onderzoek naar de exploitatie van biogas van de tweedegeneratie als biobrandstof, is een vooruitziende noodzakelijkheid. Er is dus nog veel datkan en moet gebeuren om biogas te promoten en zo landbouw duurzamer te maken.

Ik denk dat wij in de EU een verkeerde inschatting hebben gemaakt door te veel tegemoette komen aan biobrandstoffen. Laten we dezelfde fout niet begaan door biogas teonderschatten.

171Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 172: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik ontvang ditverslag gunstig: het geeft een duidelijk beeld van het potentieel van biogas en ik weet datverschillende lidstaten verschillende ervaringen hebben. Je vraagt je af waarom er zo eengroot verschil bestaat tussen de productie van biogas en gebruik in sommige landen en inandere niet. Zoals de commissaris zei, ligt hier een enorm onaangeroerd potentieel en wemoeten er iets mee doen, maar niet, zoals ik reeds heb gezegd, er een richtlijn voor maken.Daar hebben we er meer dan voldoende van en het zou enkel voor meer verwarring zorgen.

Kijk eens naar paragraaf 37 van het verslag. Hierin wordt geijverd voor een vereenvoudigdeprocedure inzake bouwvergunningen. Dit is misschien de enige keer dat dit zeer relevantefeit in dit debat over het gebruik van afval en recyclage wordt vermeld. Vanuit mijn ervaringkan ik u vertellen dat in mijn thuisland bezwaren worden geopperd telkens er plannen zijnvoor een groen recyclagebedrijf of voor het gebruik van vleesbeendermeel voor de productievan energie. Mensen staan immers wantrouwig tegenover dergelijke ontwikkelingen enzijn bang voor hun gezondheid. We moeten wetenschappelijke bevindingen bundelen enduidelijk zeggen wat de waarheid is inzake dit onderwerp omdat het publiek bezorgd is.Daarom moeten we het publiek inlichten over de noodzaak om afval uit de landbouw enuit slib te recycleren. Maar mensen moeten ook beseffen dat er nadelen aan deze technologiezijn verbonden en dat de productie van energie residuen met zich brengt waarmee zeervoorzichtig moet worden omgegaan.

Ik zou zeer graag commentaar horen over deze kant van het debat omdat we hier in ditHuis de neiging hebben hernieuwbare energie als iets fantastisch te bestempelen, terwijlwe weten dat het publiek liever geen windturbines ziet in de eigen tuin. Daarom moetenwe het publiek meekrijgen, maar we moeten ook erkennen dat er een bezorgdheid omtrentgezondheid bestaat die aangepakt moet worden.

Ten slotte wil ik zeggen dat ik volledig achter het eerste amendement van de heer Muldersta. Het is immers een zeer zinnig en belangrijk amendement en ik stel voor dat ik hetvoorlees omdat het de noodzaak nog eens benadrukt om dierlijk mest opnieuw teclassificeren zodat landbouwbedrijven het correct gebruiken. Naar de nitraatrichtlijn moetin deze context worden gekeken.

Gábor Harangozó (PSE). – (HU) Hartelijk bedankt, Mevrouw de Voorzitter. Dames enheren, de geglobaliseerde wereld stelt ons voor enkele uitdagingen, waaronderklimaatverandering, toenemende armoede, problemen met energie-efficiëntie enenergiezekerheid en vragen met betrekking tot het gebruik van hernieuwbareenergiebronnen. In het belang van duurzame landbouw moeten we niet enkel reagerenop de uitdagingen die betrekking hebben op de Europese Unie, maar moeten we tevensop basis van een gemeenschappelijke strategie gecoördineerde beleidsmaatregelen treffenom de moeilijkheden, waar de 27 lidstaten mee te kampen zullen hebben, aan te pakken.

Ik ben dan ook zeer verheugd over dit initiatief met betrekking tot biogas en duurzamelandbouw van mijn collega, de heer Tabajdi. Hierbij wil ik hem feliciteren met een uitstekendverslag. Volgens mij is het belangrijk dat de Europese Unie een richtlijn aanneemt inzakehernieuwbare energiebronnen om EU-wetgeving en nationaal beleid te coördineren, omwetgeving op het niveau van de EU en van de lidstaten te coördineren.

Biogas, dat op geïntegreerde landbouwbedrijven wordt geproduceerd, is een van debelangrijkste bronnen van bio-energie. Biogasbedrijven opstarten is echter duur. Om hetpotentieel van biogas te benutten, zou het nuttig zijn cohesiebeleid, opportuniteiten opvlak van landbouw, plattelandsontwikkeling en kaderprogramma’s te coördineren en

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL172

Page 173: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

investeringen in en steun aan biogasbedrijven te promoten. De toekenning van financiëlesteun moet in de eerste plaats op efficiëntie gebaseerd zijn. Als efficiëntie het voornaamstecriterium is, zal elektriciteitsopwekking bijna het enige zijn dat het waard is om teondersteunen.

Biogas kan op verschillende andere manieren worden gebruikt. Daarom moeten we onsfocussen op onderzoek, ontwikkeling en innovatie om meer efficiënte manieren te vindenom deze bron te gebruiken. Naast financiële ondersteuning door de Europese Unie, moetenwe in de lidstaten voordelige voorwaarden scheppen om de bouw en werking vanbiogasbedrijven te vergemakkelijken. Om het gebruik van deze nieuwe energiebron tepromoten, zou het nuttig zijn dat lidstaten zorgen voor prijssubsidies of andere maatregelen.

Zowel voor landbouwbedrijven als voor plattelandsregio’s heeft biogas een wezenlijktoegevoegde waarde in de zin dat het de economische levensvatbaarheid verhoogt. Daarommoeten minder ontwikkelde regio’s ook gebruik kunnen maken van deze opportuniteiten.Dank u.

Anne Laperrouze (ALDE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren,ik ben blij met dit verslag van de heer Tabajdi. Energiebronnen verschillen maar ze hebbenniet allemaal hetzelfde potentieel of dezelfde impact op het milieu. In onze strijd tegenklimaatverandering en verspilling van natuurlijke bronnen, is het uiterst belangrijk dat weniets uit het oog verliezen. Biogas is een van de energievormen die moet wordenaangemoedigd.

Er mag geen competitie ontstaan tussen de productie van biogas en de productie vanvoedingsproducten. Om dit te bewerkstelligen moet de productie van biogas uit organischmest, slib en gemeentelijk, organisch en dierlijk afval prioritair worden aangemoedigd.Wat de productie van biogas uit afval betreft, wil ik benadrukken dat dit in feite zoubetekenen dat we voordeel halen uit afval, of met andere woorden uit vervuiling. Maarvergis je niet: de afvalberg moet vooral kleiner worden.

Bovendien is het volgens mij belangrijk dat biogas niet enkel wordt gebruikt om elektriciteitte produceren, maar in de eerste plaats lokaal wordt gebruikt om te zorgen voor natuurlijkegasnetwerken, dit onder strikte gezondheidsvoorwaarden. Technische beperkingen moetenworden weggewerkt om te zorgen voor toegang tot het net. Onderzoek en ontwikkelingmoet in alle aspecten van de sector worden opgevoerd: bronnen, faciliteiten, distributieen gebruik. Een herziening van de wetgeving is noodzakelijk om rekening te houden metde werkelijkheid en voordelen van biogas.

Leopold Józef Rutowicz (UEN). – (PL) Mevrouw de voorzitter, het verslag van de heerTabajdi brengt een probleem aan de oppervlakte dat voor landbouwers, de economie enhet milieu van zeer groot belang is. Biogas beperkt de kosten voor de invoer van aardgasen vermindert de hoeveelheid methaan die vrijkomt in de atmosfeer. Daarnaast is het eenbrandstof die rechtstreeks in de landbouwproductie of openbare nutsvoorzieningen kanworden gebruikt. Dierlijk mest, afval en rioolslib recycleren tot biogas is positief voor debescherming van het milieu. Er bestaan echter enorme verschillen tussen deproductieniveaus van biogas in de verschillende EU-lidstaten.

Op dit vlak moeten de EU-instellingen de volgende acties ondernemen: de rechtsregels eneconomische regelgeving aanpassen om de ontwikkeling van de productie van biobrandstofte promoten; onderzoek naar de optimalisatie van de productietechnologie van biobrandstofin een stroomversnelling brengen, inclusief brandstof geproduceerd uit biomassa, organisch

173Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 174: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

afval, rioolslib en dierlijk mest en programma’s in het leven roepen om informatie tepubliceren en positieve ervaringen van Duitse, Belgische en Deense landbouwers te delen.

Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) Mevrouw de Voorzitter, het VN-panel voor deklimaatverandering zegt dat de mens in dergelijke mate broeikasgassen uitstoot dat hetklimaat verandert. De EU heeft aanvaard dat de mensheid in de volgende decennia deuitstoot ervan radicaal moet terugschroeven. Tevens wil de EU in deze globale inspanningeen voortrekkersrol spelen. Hoe kunnen we dit aanpakken? Ik vind het verschrikkelijk tezien hoe politieke bemoeienis en de ambitie om politieke macht naar de EU-instellingente verschuiven nu uit de hand dreigen te lopen.

Wij als parlementariërs zouden geen subsidies mogen eisen voor een biogasengagement.We weten niet hoe belastingvoordelen moeten worden toegepast zodat biogas bovenandere alternatieven wordt verkozen. We moeten voor elk EU-land uitstootdoelstellingenlaten opstellen. Dit is intussen gebeurd. Bovendien moeten de landen zelf efficiënte manierenontwikkelen om hun doelstellingen te behalen. De klassieke Europese oplossing isinstitutionele competitie en niet gecentraliseerde controle.

Neil Parish (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Tabajdi hartelijkdanken voor dit verslag. Net als vele andere sprekers, ben ik dit verslag over biogas warmgenegen omdat het een zeer belangrijke rol zal spelen. Vooral de landbouw produceertveel afval dat in biogas kan worden omgezet. Afval van voeding en plantaardig afval kanermee worden vermengd om elektriciteit te ontwikkelen. Daarom zal dit wellicht zeerdoeltreffend zijn. Het gebruik van biogas wordt beschouwd als één van de meestdoeltreffende manieren om groene elektriciteit op te wekken.

Tegen de heer Tabajdi wil ik wel zeggen dat we geen specifieke richtlijn met betrekking totbio-energie nodig hebben: dit kan worden opgenomen in een richtlijn met betrekking tothernieuwbare energie. Ik zou er bij hem op aan willen dringen hier niet langer naar testreven.

Landbouwers zijn ook zeer betrokken geweest bij de nitraatrichtlijn. Ze hebben op hunlandbouwbedrijven bovendien veel opslagruimte nodig voor afval. Slib zou oplandbouwbedrijven kunnen worden bijgehouden en daarvan zou biogas kunnen wordengemaakt. Het afval, dat hiervan afkomstig is, kan op het land worden verspreid. Zoals decommissaris zei: twee vliegen in één klap.

Mevrouw McGuinness zei dat een van de zaken die we moeten aanpakken, wellicht nietop het niveau van Europa maar dat van de lidstaten, is dat biogasbedrijven altijd fantastischzijn zolang ze ergens anders staan en niet in mijn achtertuin. Dit is een groot probleem inEuropa: het gebeurt steeds ergens anders.

Ten slotte wil ik de heer Clark nog antwoorden, hoewel ik denk dat hij reeds vertrokkenis. Hij vroeg zich af of de aarde al dan niet opwarmt. Ik sprak onlangs met een vooraanstaandIsraëlisch wetenschapper en die zei: misschien warmt de aarde op maar misschien ookniet. Kunnen we echter 20 jaar wachten om erachter te komen of we gelijk hadden of niet?

Cristian Silviu Buşoi (ALDE). – (RO) Gezien de huidige olieprijs, is biogas eenenergiebron waarmee we rekening moeten houden, zeker met het besef in ons achterhoofddat de Europese Unie meer en meer afhangt van de import van koolwaterstof.

We zijn er ons allemaal van bewust dat het de bedoeling is dat op Europees niveau tegen2020 de totale energieconsumptie voor twintig procent hernieuwbare energie bestaat. In

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL174

Page 175: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

deze situatie moet het gebruik van biogas als energiebron gestimuleerd worden, vooraldan met behulp van financiële instrumenten.

Biogas en andere biobrandstoffen, alsook zonne- en windenergie, kunnen de afhankelijkheidvan conventionele energiebronnen aanzienlijk doen afnemen. Bovendien beschikt biogasin vergelijking met andere hernieuwbare energiesoorten over een extra voordeel: biogaskan worden gebruikt voor de productie van elektriciteit en thermische energie en in detransportsector.

Misschien is een nieuwe richtlijn met betrekking tot biogas te veel gevraagd, maar ik benverheugd over het verzoek aan de commissie om te zorgen voor een speciaal verslag overbiogas in de Europese Unie. Dit zou ook aanbevelingen bevatten over de Europese ennationale wetgeving ter zake.

Samuli Pohjamo (ALDE). – (FI) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren,ook ik wil de heer Tabajdi eerst bedanken voor zijn uitstekend verslag. Hij heeft zeer grondigwerk verricht. Biogas is een belangrijke hernieuwbare energiebron die bijdraagt tot deduurzame ontwikkeling van de landbouw en de toestand van het milieu verbetert. Biogaskan ook worden gebruikt om landbouwers en gebieden meer autonoom te laten zijn ophet vlak van energievoorziening. Bovendien wordt slechts een gedeelte van deze brongetapt.

Op het vlak van productontwikkeling is er natuurlijk nog veel werk voor de boeg. Innovatieis nodig, alsook uitwisseling van goede ervaringen en bijkomende middelen. De belangrijkeruwe materialen van biogas, mest en de nevenproducten van voeding moeten niet wordenbeschouwd als afval, maar als ruwe materialen die kunnen worden gebruikt om biogas enmeststof van te maken. Tegelijkertijd moeten we algemene regels ontwikkelen om hetgebruik van biogas in de Europese Unie te promoten en nationale obstakels en beperkingen,die hierop betrekking hebben, op te heffen.

Miroslav Mikolášik (PPE-DE). – (SK) De EU is voor energiebevoorrading afhankelijkvan landen buiten de Unie. Bovendien is een energiecrisis in Europa niet veraf.

Daarom is het voor ons van primordiaal belang dat we ons mengen en het gebruik vanhernieuwbare energie steunen. Volgens mij is biogas een geschikte optie vanuit zoweleconomisch als ecologisch standpunt. Zo wordt bijgedragen tot de duurzame ontwikkelingvan de economie en de landbouw, tot de ontwikkeling van plattelandsgebieden en tot debescherming van het milieu. Geproduceerd uit dierlijk mest, slib, gemeenschappelijk endierlijk organisch afval, ontstaan er voor landbouwers mogelijk nieuwe bronnen vaninkomsten.

Het is echter ook essentieel dat we voldoende aandacht schenken aanveiligheidsmaatregelen. Sommige actieve bestanddelen en bacteriën in afval uit de landbouwen de gemeenschap, kunnen zowel de publieke gezondheid als het milieu in gevaar brengenals ze worden verspreid. Ik ben het ook helemaal niet eens met het gebruik van onder meergraan en andere primaire voedingsproducten uit de landbouw voor de productie vanenergie. Hun verbranding veroorzaakt een prijsstijging van veevoer en voedingsproductenin het algemeen.

Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de opwekking van hernieuwbareenergie uit biogas is een positieve ontwikkeling op het vlak van energievoorziening. Debijdrage van biogas uit dierlijk mest aan de vermindering van broeikasgassen moet echterverder worden onderzocht.

175Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 176: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Dit ontwerpverslag heeft het niet over het probleem van onbedoelde of diffuse emissie.Dit is emissie van gas die in de loop van het productieproces ontsnapt. Volgens sommigestudies kan de vermindering van broeikasgassen teniet worden gedaan door methaanverliestijdens het productieproces en emissie van stikstofoxide als digestaat op het land wordtgebruikt. Verder onderzoek is dringend vereist.

Een herziening van wetgeving om de productie van biogas te ondersteunen moet gebaseerdzijn op een strenge levenscyclusevaluatie om het proces te beoordelen in de context vande productie van hernieuwbare energie en als een strategie voor de vermindering vanbroeikasgassen.

James Nicholson (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, eerst zou ik de rapporteurwillen feliciteren met een gepast verslag.

Energiezekerheid, stijgende energiekosten en klimaatverandering zijn voor het Europa van

de 21ste eeuw misschien de grootste uitdagingen. Een ding staat vast: Europa moet zelfmeer kunnen voorzien in haar energiebehoefte zodat energiezekerheid ontstaat. Om ditte bewerkstelligen moet er diversificatie komen op het vlak van alternatieve energiebronnenen een grotere afhankelijkheid van nieuwe technologieën en hernieuwbare bronnen. Inmijn kiesdistrict schat men dat een duizelingwekkende 96 procent van onze energie wordtingevoerd.

Velen onder jullie zullen het er met mij over eens zijn dat de opkomende markt voor biogasen biobrandstoffen voor landbouwers nieuwe mogelijkheden scheppen. Het is intoenemende mate een competitieve markt: in mijn kiesdistrict in Noord-Ierland hebbenlandbouwers veel voordelen ontdekt toen ze zochten naar een alternatief gebruik van hunland om nieuwe zakelijke mogelijkheden te creëren in de productie van biobrandstoffen.

Hoewel ik besef dat biobrandstoffen en biomassa-energie niet het enige antwoord kunnenzijn op de toenemende bezorgdheid van Europa omtrent energie, ben ik er zeker van datze een belangrijke rol spelen bij de oplossing van de problematiek.

Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter , de rol van gas isten eerste belangrijk voor de diversificatie van gasvoorziening, ten tweede in de strijd tegenklimaatverandering en ten derde voor de verbetering van de toestand van het milieu. Metandere woorden: om het milieu te beschermen. Vergeet niet dat biogas van huishoudelijkafval, organisch afval, drijfmest en dierlijk mest wordt gemaakt.

Biogas is een zeer belangrijke hernieuwbare energiebron. Het gas kan worden gebruikt omenergie te produceren, is een goede warmtebron en kan worden gebruikt om voertuigenvan energie te voorzien. Meer voertuigen zouden gebruik kunnen maken van biogas, maarhet moet voor gebruik beschikbaar en kosteneffectief worden gemaakt. Om biogas teproduceren moeten we echter nieuwe technologieën (van de tweede generatie) gebruiken.Voor de ontwikkeling van biogas moeten we dus stabiele voorwaarden scheppen en gepastefinanciële ondersteunende instrumenten in het leven roepen.

Claude Turmes (Verts/ALE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, als rapporteur voor deRichtlijn betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbareenergiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt, waarvoor we in dit Parlement binnenkortgaan stemmen, ben ik zeer blij met het verslag van de heer Tabajdi. In grote lijnen ga ikermee akkoord dat biogas een van de beste manieren is om in Europa biomassa teverwerken. In mijn verslag zal ik het potentieel van biogas proberen te benadrukken. Het

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL176

Page 177: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

is een energievorm die kan worden opgeslagen. Deze vorm is dus complementair metandere bronnen van hernieuwbare energie. Ik wil ook aandringen op minder bureaucratie.Ik denk dat we in Europa werkelijk met een probleem zitten op het vlak van goedkeuring,vooral op het vlak van de productie van energie die niet gevaarlijk is. En biogas is nietgevaarlijk.

Ik wil nog een laatste probleem vermelden. Op dit moment bespreken we ook de Gasrichtlijnvoor de interne markt. We moeten er ook voor zorgen dat biogas gemakkelijker toegangvindt tot het gasnetwerk. Wie hierin geïnteresseerd is, moet eens kijken naar deamendementen die ik heb ingediend met betrekking tot de Gasrichtlijn.

Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (DA) Mevrouw de Voorzitter, ik wiliedereen, die aan deze discussie heeft bijgedragen, bedanken. Het is moeilijk om enkel overbiogas te discussiëren: we beginnen steeds over alle hernieuwbare energiebronnen.

Heel deze discussie is gebaseerd op het energieverslag dat de commissie in januaripubliceerde. Toen zagen we dat we voor energie sterk afhankelijk zijn van import, vooraldan van onze oosterse buren. Maar ook: hoe konden wij bijdragen aan de verminderingvan CO²-uitstoot? Plots werden alle verschillende ideeën op tafel gelegd.

In de transportsector moet tegen 2020 10 procent afkomstig zijn uit hernieuwbareenergiebronnen. Hier was en is de landbouwsector de belangrijkste en enige leverancier.We kennen allemaal – en we hebben er vandaag ook al over gehoord – de competitie tussenvoedsel, veevoeder en brandstof. Dit zal een discussie blijven opleveren zolang we te makenhebben met de eerste generatie biobrandstoffen. Daarom ga ik ook volledig akkoord metdiegenen die vandaag de nadruk hebben gelegd op investeringen in onderzoek enontwikkeling zodat we van de eerste generatie naar de tweede generatie overstappen.

Het is cruciaal om in de toekomst economisch levensvatbaar te blijven, iets wat vandaagniet het geval is met de verschillende soorten hernieuwbare energiebronnen. We moeteneen wondermiddel vinden dat wel economisch duurzaam is.

Een ander probleem is duurzaamheid – ecologische duurzaamheid. Op dit vlak hebben weeen zeer duidelijk aanpak. We zullen geen hernieuwbare bronnen aanvaarden die niet opduurzame wijze worden geproduceerd. Dit heeft zowel betrekking op productie binnende Europese Unie als op ingevoerde hernieuwbare energie. Invoer zullen we nodig blijvenhebben. Probeer toch niemand ervan te overtuigen dat we enkel afhankelijk kunnen zijnvan Europese productie. Dat is gewoonweg niet mogelijk: we zullen import nodig blijvenhebben.

Ik denk dat we hard aan biogas moeten blijven werken. We gebruiken hier afval – drijfmest– en alle overblijfselen van slachthuizen, een zeer goede component in het productieproces.Vanuit het perspectief van landbouw en ecologie kan dit sommige problemen oplossenwaar, zoals hier vanavond is vermeld, enkele lidstaten en regio’s mee kampen omwille vande nitraatrichtlijn. Het kan ook helpen om deze problemen op te lossen.

Ik denk dat er voor hernieuwbare energie veel mogelijkheden bestaan, maar we moetennog een stap verder gaan door meer te investeren om een haalbare oplossing voor detoekomst mogelijk te maken. Nogmaals mijn felicitaties voor de rapporteur. Dit is een zeergoed verslag.

Csaba Sándor Tabajdi, rapporteur. − (HU) Commissaris, Mevrouw de Voorzitter, bedanktvoor dit debat. Zoals het debat vandaag heeft aangetoond, zijn biogas, noch bio-energie,

177Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 178: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

noch hernieuwbare energiebronnen op zich wondermiddelen. In termen vanenergiediversificatie zijn ze echter heel belangrijk.

Zoals mijn collega de heer Kuc reeds zei, blijft biogas tevens duur. Velen hebben dezestelling beaamd. Technologische ontwikkeling is dus vereist. In het begin zal hiervoor,zoals commissaris Fischer Boel heeft gezegd, geld uit het fonds voor plattelandsontwikkelingnodig zijn.

Het derde punt is uiterst belangrijk. Blijkbaar ben ik niet duidelijk genoeg geweest: dit isvooral bestemd voor de heer Parish. Morgen zal ik een mondeling amendement voorstellenen mijn voorstel voor een richtlijn inzake biogas en bioafval intrekken. Ik zal voorstellenom deze op te nemen in één richtlijn inzake hernieuwbare energie. Tot dit akkoord zijnik, mevrouw Fischer Boel, haar collega’s en de Europese Volkpartij gekomen.

Het vierde probleem is de deadline: natuurlijk zullen we op dit vlak flexibel zijn. Ik wil hiertegen mevrouw McGuiness wel zeggen dat de procedure momenteel buitensporigbureaucratisch is. In Denemarken, het land dat op dit vlak het meest ambitieus is geweest,– en dit zeg ik niet omdat de commissaris Deens is – duurt het vijf jaar vanaf het ontstaanvan het idee tot de opening van het eigenlijke bedrijf. In sommige landen duurt dit zelfstien jaar.

Ten slotte, wil ik het nog hebben over een punt waar mevrouw Doyle over sprak. Opnieuwheeft dit niets te maken met het feit dat de commissaris Deens is, maar ik heb hier eenuitstekend Deens onderzoek vast dat werd uitgevoerd door net nationale centrum van deDanish Agricultural Advisory Service (DAAS of het Deense landbouwconsulentschap). Ditverslag schrijven was eenvoudig. Ik zal mevrouw Doyle het gedeelte toesturen dat zeerexacte verwachtingen bevat omtrent mogelijke milieuproblemen zoals diffuse emissie.Hoewel ik geen milieuexpert ben, vond ik ze alvast geruststellend.

Om af te sluiten wil ik mijn dank betuigen aan – en ik wil de commissaris op voorhandverontschuldigen voor mijn slechte Deense uitspraak – Thorkild Birkmose, Henning LyngsøFoged en Jørgen Hinge van de Danish Agricultural Advisory Service, die dit uitstekendeonderzoek uitvoerden. Ook wil ik Nicolas Nevez, die met de Commissie landbouw enplattelandsontwikkeling samenwerkte, alsook mijn collega’s Dávid Korányi en Tamás Bíró.Bovendien wil ik de twee parliamentary draftsmen Werner Langen en Jens Holm bedankenvoor de mening van de twee betrokken commissies. Verder wil ik iedereen bedanken voorjullie opbouwende kritiek. Al is biogas geen wondermiddel, laten we ermee verdergaan.Bedankt voor uw aandacht.

De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

22. Energiestatistieken (debat)

De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0487/2007) van de heer Turnes, namensde Commissieindustrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening vanhet Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken (COM(2006)0850 –C6-0035/2007 – 2007/0002(COD)).

Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, vorig jaar werdencruciale beslissingen over klimaatverandering en energiebeleid genomen. De Europese

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL178

Page 179: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Unie is vastbesloten en geëngageerd om iets aan klimaatverandering te doen. Ze gaat deuitdaging aan om zekere, duurzame en competitieve energie te kunnen waarborgen.

Een jaar geleden, in maart 2007, legde de Europese Raad precieze en bindende doelstellingenvast, met het ambitieuze plan de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en het gebruikvan hernieuwbare energie op te drijven.

Zoals u weet heeft de commissie bepaalde voorstellen op dit vlak ingediend. Door al dezeambities moet de ontwikkeling van onze energiesituatie op hoogstaand niveau continuen gedetailleerd worden gemonitord, omdat energieconsumptie verantwoordelijk is voormeer dan tachtig procent van onze CO²-uitstoot. Lidstaten moeten ook hunenergieafhankelijkheid op de voet volgen, vooral dan met betrekking tot aardgas en olie.Het voorstel voor een verordening betreffende energiestatistieken maakt onderdeel uit vaneen energiepakket dat de commissie vorig jaar aannam.

In het verleden werden statistieken over energie verzameld op basis van vrijwilligeovereenkomsten met de lidstaten en op deze manier gebeurt dit al jaren. Zowel deCommissie als het Parlement zijn het erover eens dat het verzamelen van deze statistiekenvanaf nu te belangrijk is om van vrijwillige overeenkomsten af te laten hangen. Door deliberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkten zijn bovendien meer partijen betrokken.Het logische gevolg hiervan is dat informatie verzamelen veel ingewikkelder is geworden,waardoor een juridische basis nodig is voor dit uiterst belangrijke werk.

Dit voorstel voor een verordening is het resultaat van een verzoek van het EuropeesParlement aan de Commissie om een juridische verbintenis om aan Europese burgers opperiodieke basis en op gepaste tijdstippen gegevens over energie in Europa te verstrekken.Bovendien zijn energiestatistieken een zeer dynamisch gegeven en het voorstel voor eenverordening past in het kader van het verlangen van het Europees Parlement om statistiekenmet betrekking tot energie-efficiëntie en hernieuwbare energie te verbeteren.

Dit alles is een weerspiegeling van de constructieve atmosfeer die gedurende de gesprekkentussen onze instellingen overheerste om tot een definitief ontwerp van het voorstel vooreen verordening te komen. Vandaag beginnen we hierover in het Parlement te debatteren.

Ten slotte wil ik dit betoog afsluiten met alle hoofdrolspelers in dit proces, vooral derapporteur van het Europees Parlement, te bedanken voor hun inzet bij de creatie van eenjuridische basis waardoor we in de Europese Unie in de toekomst over transparanteenergiegegevens zullen beschikken.

Claude Turmes, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, energie staat opnieuw op depolitieke agenda. Commissaris, toen u uw positie in Brussel innam, bedroeg de prijs vaneen vat olie 25 Amerikaanse dollar. Vandaag is dat 105 Amerikaanse dollar. Om dezeenergie-uitdaging aan te gaan – of dit nu kadert binnen klimaatverandering, het olietekort,onze geopolitieke afhankelijkheid ten grondslag van de situatie, onze economischekwetsbaarheid en de wispelturigheid van olie- of gasprijzen – moet volgens mij, nu meerdan ooit, een Europees energiebeleid worden uitgestippeld.

Om een goed Europees energiebeleid uit te stippelen, heb je echter een goede databasenodig. Ik denk dat we vanavond eigenlijk zullen stemmen voor de ontwikkeling van eengoede database. Statistieken zullen noodzakelijk zijn en dit is een zeer belangrijk punt:maar ook omdat het parlement echt een succes heeft geboekt, omdat de statistieken, dietot hiertoe vooral bestonden uit zeer gedetailleerde gegevens omtrent fossiele energie

179Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 180: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

(kolen, olie en gas), aan de 21ste eeuw zullen worden aangepast. En in de 21ste eeuw zalenergie op hernieuwbare energiebronnen gericht zijn.

Vanaf 2020 zullen hernieuwbare energiebronnen, met twintig procent, de belangrijksteenergiebron in Europa zijn. Daarom moeten deze statistieken worden aangepast en wegaan ze aanpassen in overeenstemming met de vraag naar energie. Het is onthutsend vastte stellen hoe slecht de kwaliteit van nationale statistieken – en dus ook de Europesestatistieken – is, vooral van statistieken met betrekking tot gebouwen, consumptie vanhuishoud- en kantoorartikelen, alsook met betrekking tot transport.

Ik denk bovendien dat we nog iets belangrijks hebben verwezenlijkt, namelijk transparantiemet betrekking tot de nucleaire ketting. Door de nieuwe wetgeving zal Europa veelduidelijker moeten zijn, inclusief met betrekking tot het eerste deel van de nucleaire kettingwaardoor er een einde komt aan een redelijk kafkaiaanse situatie. Europa voert 98 procentvan haar uranium in. In de statistieken, in het statistisch jaarboek van Europa, verscheennucleaire energie als een inheemse energiebron omdat de statistieken niet waren aangepast.Op dit vlak is er dus vooruitgang geboekt.

Een ander succes is het feit dat de statistieken vijf maanden vroeger zullen wordengepubliceerd. Het is een hevige strijd geweest, vooral dan tegen de Raad, maar we hebbengewonnen. Ook colleteraal is er vooruitgang geboekt, namelijk in de zin dat de lidstaten– en vooral Duitsland, dat het moeilijkst te overtuigen was – zullen worden gedwongenom meer te investeren in statistieken. Van dit platform wil ik gebruik maken om alleEuropese statistici te bedanken die de afgelopen tien jaar, met zeer beperkte middelen, voorde statistieken hebben moeten zorgen en nog steeds zorgen. Vandaag komen ze in eenbetere positie terecht omdat de ministers van Financiën energiestatistieken vanaf nu veelernstiger zullen moeten nemen.

Deze overwinning is voor het Parlement een gedeelde overwinning. Ik wilmevrouw Trautmann, mevrouw Hall en mevrouw Korhola bedanken voor het verrichttewerk. Ik wil ook het parlementair personeel bedanken, alsook mevrouw Cordero van hetPortugese voorzitterschap, die eigenlijk de persoon is die ons heeft geholpen om tot eenakkoord te komen en ten slotte de Eurostat-ambtenaren die mij getolereerd hebben, somsnamiddag na namiddag, en mijn vervelende vragen beantwoord hebben. Dus ook voorhen: bedankt.

Eija-Riitta Korhola, namens de PPE-DE-Fractie. – (FI) Mevrouw de Voorzitter,energiestatistieken op Gemeenschapsniveau zijn altijd op een gentlemen’s agreement gebaseerdgeweest. Het was op voorhand duidelijk waarop de statistieken waren gebaseerd, hoeaccuraat ze moesten zijn en wanneer ze klaar moesten zijn om ingediend te worden.

Zo is het echter al een tijdje niet meer. De uitbreiding van de EU, bepaalde praktijken ophet vlak van gegevensverzameling die ermee gepaard gingen, en andere hervormingen,zoals de liberalisering van de energiemarkten en alternatieve vormen van energie, hebbenin de Gemeenschap al snel gezorgd voor het ontwerp van een juridisch raamwerk voor deverzameling van statistieken.

Het compromispakket dat voor u ligt is het resultaat van intense gesprekken waarbij inbepaalde mate gezocht moest worden naar een beschaafde toon. Deze werd uiteindelijkin het voordeel van allen toch gevonden. Het proces omtrent energiestatistieken zou loutereen voetnoot zijn bij de arbeidsstatistieken van het Parlement. De rapporteur, deheer Turmes, is er echter in geslaagd rond droge en technische statistieken een officieel

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL180

Page 181: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

politiek spel te spelen en diepe emoties los te maken. De vraag naar gedetailleerdestatistieken over de cyclus van splijtstoffen, het eindgebruik van energie en uitgebreidestatistieken over hernieuwbare energie, alsook ambitieuze vragen om de jaarlijkse verslagenvan Eurostat voor te stellen, waren allemaal voorbeelden van politiek georiënteerde stappen.

Statistieken moeten echter een neutraal werktuig zijn, niets meer. Als schaduwrapporteurvoor mijn fractie, kreeg ik de rol van scheidsrechter toegewezen. De standpunten vanEurostat en de Raad waren ver verwijderd van de doelstellingen van onze rapporteur.

Ik wil alle betrokken partijen bedanken voor hun zin voor compromis, waardoor dewetgeving waarop we allen hebben zitten wachten nu snel van kracht kan gaan. Dehervormingen, waarop de heer Turmes aanstuurt, zullen ook voor de wetgeving inoverweging worden genomen, maar op een realistische manier. We zijn het tevens eensgeraakt over wat de wetgeving moet dekken en wat moet worden overgelaten aan anderewetgevingsgebieden. Een uitstekend voorbeeld hiervan is turf: op dit moment nemen wegeen standpunt in over de classificatie ervan als fossiel of als hernieuwbare brandstof, indeze context in de zin dat die zich elk jaar hernieuwt. Laat dat debat maar over aan hettoekomstige debat over de richtlijn over nieuwe vormen van hernieuwbare energie.Ongetwijfeld zullen op dat moment onze wegen opnieuw kruisen.

Catherine Trautmann, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris,dames en heren, terwijl Europa zich geleidelijk begint te voorzien van instrumenten omklimaatverandering door CO²-uitstoot tegen te gaan en Europese burgers aan den lijve destijgende brandstofprijzen ondervinden, is het natuurlijk zeer belangrijk om een juridischebasis te voorzien voor de verzameling en verspreiding van energiestatistieken. Met deuitdagingen waarvoor we staan, vinden we het echter even belangrijk om ze consistent temaken: energie besparen en onze energiemix opnieuw definiëren, met minder fossieleenergie en veel meer hernieuwbare energie. De nieuwe elementen van deze wetgeving zijndaarom meer een coherente nieuwe bepaling van de scope van de statistieken dan eenreeks sporadische toevoegingen.

Mijn aanpak als schaduwrapporteur voor de Socialistische fractie in het Europees Parlementzal geweest zijn om ervoor te zorgen dat deze statistieken bruikbaarder zijn voor Europeseburgers, maar ook voor diegenen die hen besturen. Ze zullen meer betrouwbaar wordenvoor analyses en bij de besluitvorming nuttiger zijn als hulpmiddel.

Voor burgers vochten we voor, een slag die we hebben thuisgehaald, meer toegang tottransparante statistieken over zaken die hen het meest aanbelangen: wonen en transport,maar ook de nucleaire industrie. Vóór de gebruikelijke Energieraden, die elke lente wordengehouden, zullen voor overheden de meest up-to-date gegevens beschikbaar wordengemaakt. We zullen zien in welke mate deze doelstellingen worden behaald. In tussentijdis het resultaat van deze wijzigingen volgens mij redelijk beperkt, in de zin dat ze de werklastvan de lidstaten of de verschillende betrokken partners niet onnodig verhogen.

Het is op dit vlak dat ik onze rapporteur, de heer Turmes, wil bedanken voor zijn zin voorcompromis, alsook heel zijn team.

Ten slotte wil ik Eurostat graag bedanken voor de zeer waardevolle en efficiënteondersteuning die mee gezorgd heeft voor een resultaat dat als zeer gedegen wordtbeschouwd.

181Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 182: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Turmesbedanken voor zijn uitstekend werk als rapporteur en zijn nauwe samenwerking metcollega’s.

Energiestatistieken zijn zoals de fundamenten van een gebouw: je ziet ze vanbuiten niet,maar zonder stort heel het gebouw in.

Op dit moment werken we aan splinternieuwe manieren om energie in kaart te brengen.De EU heeft nieuwe doelstellingen gesteld met betrekking tot energie-efficiëntie,hernieuwbare energiebronnen en CO²-uitstoot. Uit ervaring weten we echter dat hetgemakkelijker is om doelstellingen te stellen dan ze te implementeren. De enige manierom te weten of we doen wat we vooropstellen is door acties statistisch te meten.

We hebben zowel statistieken met betrekking tot energievraag als -voorziening nodig. Wehebben gedetailleerde statistieken nodig over hernieuwbare en fossiele brandstoffen. Wehebben verbeterde statistieken over nucleaire energie nodig die op Europees niveau wordtverzameld en vergeleken. Bovendien moeten deze statistieken veel sneller worden verwerktzodat we snel feedback hebben. Het is vooral belangrijk dat deze statistieken een hele poosvóór de energietoppen in maart beschikbaar zijn.

Ten slotte ben ik er blij mee dat turf in de categorie van de fossiele brandstoffen blijft. InGroot-Brittannië wordt veenland beschouwd als kostbaar leefgebied dat moet wordenbeschermd. Turf hernieuwt langzaam zodat het ongepast zou zijn om het te zien als eenhernieuwbare energiebron.

Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, klimaatverandering,energievoorzieningszekerheid, prijsstijgingen, stroomuitval in delen van Europa en hetGazprom-conflict in Oekraïne hebben Europese burgers en beleidsmakers bewuster gemaaktvan de complexiteit van onze energiesituatie, die dringend accurate, tijdige en volledigestatistische gegevens nodig heeft. In dit opzicht ben ik blij met het voorstel van de commissieen het werk dat werd uitgevoerd door de rapporteur, de heer Turmes. Hierbij wil ik hemook van ganser harte feliciteren met zijn benoeming als rapporteur van de Richtlijnbetreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen.

Energieverbruik is verantwoordelijk voor 80 procent van de totale CO²-uitstoot van deEU. De beschikbaarheid van tijdige en betrouwbare basislijngegevens over de energiesituatiein de EU is van cruciaal belang. Niet enkel om onze doelstellingen in het kader van hetProtocol van Kyoto te realiseren, maar ook in een post-2012-scenario. Hoe kunnen we opinternationaal niveau zonder dergelijke basislijngegevens immers op betrouwbare wijzeakkoord gaan met transparante doelstellingen met betrekking tot de reductie van fossielebrandstoffen en het toenemende gebruik van hernieuwbare energiebronnen? Dat kunnenwe niet. Op dit moment gebeurt de verzameling van energiestatistieken traag, inefficiënten vaak onvolledig, zelfs inaccuraat. Zoals de rapporteur correct zegt loopt de publicatievan energiedata van Eurostat een aanzienlijke vertraging op. Kan de commissaris bevestigendat deze wetgeving zal resulteren in een tijdige beschikbaarheid van onmisbareenergiestatistieken en dat het statistisch model, dat we hier in de EU gebruiken, vergelijkbaaris met het model dat, bijvoorbeeld, in de VSA en door andere spelers wordt gebruikt, zodatwe gegevens kunnen vergelijken?

Ten slotte ga ik met de rapporteur akkoord als hij zegt dat de nieuwe wetgeving moetzorgen voor de bescherming van gegevensmanipulatie. Accurate, verifieerbare en zuivereEurostat-statistieken zijn van cruciaal belang voor het huidige en toekomstige beleid inzake

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL182

Page 183: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

klimaatverandering en energie, zoals de Gemeenschapsregeling voor de handel inbroeikasgasemissierechten , gedeelde inspanningen en voorstellen inzake hernieuwbareenergie.

Teresa Riera Madurell (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames enheren, indien wij als Europese Unie een samenhangend energiebeleid willen opbouwen enop het internationale energietoneel met één stem willen spreken, is het van wezenlijkbelang dat we over volledige en betrouwbare statistieken beschikken die ons in staat stellengemakkelijk vergelijkingen te maken. Het is ook van wezenlijk belang dat er goedecoördinatie plaatsvindt met en tussen de lidstaten. Wij denken daarom dat het belangrijkis dat de tekst van de Commissie stelt dat hun deelname verplicht is.

Het is ook belangrijk, zoals mevrouw Trautmann al zei, dat het nieuwe voorstel bedrijvenof de andere betrokken partijen niet met meer werk opzadelt. Daarom verwelkomen wijhet feit dat het voorstel niet probeert de uit te voeren statistische taken te veranderen, maarveeleer een gemeenschappelijk wettelijk kader vaststelt dat methodologische uniformiteitgarandeert en daardoor het vergelijken van gegevens vereenvoudigt.

Bovendien zijn nauwkeurige, tijdige en complete statistieken ook vereist voor begrip vande complexiteit van onze energiesituatie en voor het gedetailleerd kwantitatief bewakenvan de voortgang in de richting van onze doelen.

Wij zijn derhalve met de rapporteur eens dat het op terreinen als energie-efficiëntie nodigis de statistieken die we hebben, te verbeteren. Efficiëntie is nu een prioriteit voor ons beleidop het gebied van energie en klimaatverandering. De huidige statistieken voorzien niet inde noodzakelijke gegevens voor het berekenen van coëfficiënten die op dit gebied nietabsoluut noodzakelijk zijn.

De ontwikkeling van de kernenergiesector en van duurzame energie werpt ook aanzienlijkeproblemen op die moeten worden opgelost. Dit zijn maar een paar voorbeelden van debeperkingen van ons huidige systeem die, naast interessante voorstellen om ze op te heffen,zeer goed worden behandeld in het verslag van de heer Turmes; ik wil hem graag dankenvoor zijn uitstekende werk.

Jerzy Buzek (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur graaggelukwensen met een prima verslag. Ook wil ik de commissaris gelukwensen met hetinitiatief dat de Commissie heeft genomen.

Ik steun dit verslag, met name omdat het over een gemeenschappelijk energiebeleid gaat,in het bijzonder over een gemeenschappelijk buitenlands energiebeleid. Er is echter nogeen reden, en voor mij is die eigenlijk belangrijker: we laten de lidstaten een keuze waarhet gaat om primaire energie (de energiemix), terwijl we tegelijkertijd de uitstoot van CO2

beperken en een gemeenschappelijke energiemarkt creëren.

Als we kosten willen vergelijken en er in de toekomst achter willen komen welkenuluitstootoplossingen het beste zijn en welke oplossingen het meest economisch, moetenwe een basis voor vergelijking hebben. Een gemeenschappelijke markt metconcurrentiewerking en bovenal effectief investeren vereisen goede, vergelijkbare statistischegegevens. Dergelijke gegevens zijn nodig voor investeerders, in het bijzonder particuliereinvesteerders, als we op de energiemarkt een efficiënt beleid willen voeren. We zullen ookin staat zijn gegevens van individuele lidstaten te vergelijken inzake specifieke prijzen enkosten – iets wat we niet kunnen met de statistische gegevens waarover we op het momentbeschikken, vooral door een gebrek aan gegevens over duurzame energiebronnen.

183Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 184: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Er is één uiteindelijke vraag: wie zal er van deze gegevens kunnen profiteren, en hoe? Opdit punt is er nog onduidelijkheid en de praktijk zal het uitwijzen. Het is erg belangrijk datwij aandacht besteden aan de mate waarin dergelijke gegevens in de toekomst toegankelijkzullen zijn en aan de vraag hoe we dat deel van de gegevens gaan beschermen dat nietopenbaar mag worden.

Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – (RO) Ik wil de rapporteur graag feliciteren met zijn werk.

Energie en klimaatverandering zijn prioriteiten van de Europese Unie. Daarom zijnenergiestatistieken die de Unie in staat stellen deze sector in te schatten en de nodige actieste ondernemen, buitengewoon belangrijk.

Op 26 februari 2008 heeft Eurostat een reeks statistische indicatoren voor energie, vervoeren milieu gepubliceerd. Inzake energie treffen we indicatoren aan voorenergie-afhankelijkheid, energie-intensiteit, energiebronnen, finaal energieverbruik,duurzame energie, energie-efficiëntie en energieprijzen. Wat betreft de klimaatverandering,treffen we informatie aan over de uitstoot van broeikasgassen.

De lidstaten zullen verplicht zijn de gegevens te verstrekken die nodig zijn om de indicatorente verkrijgen waar de voorgestelde verordening om vraagt. Er zullen aanzienlijke fondsennodig zijn voor het verzamelen en verwerken van die gegevens.

Amendement 14 verwijst ook naar tijdwinst door het gebruik van informatietechnologiebij het verzamelen en verwerken van gegevens. Amendement 5 wijst op de noodzaak vanveiligstelling van de aanvoer van de belangrijkste brandstoffen en de tijdige beschikbaarheidvan precieze gegevens op Europees niveau, om op EU-niveau op oplossingen te kunnenanticiperen en deze te coördineren in geval van eventuele tekorten. Dit ligt in het verlengdevan de solidariteitsclausule in geval van energietekorten onder het Verdrag van Lissabon.Europese burgers hebben dergelijke correcte en nauwkeurige gegevens nodig.

Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dit verslag is heelbelangrijk voor ons allen, want de details vormen natuurlijk de basis van politieke besluiten.Het is daarom ook belangrijk in de toekomst verschil te maken tussen financiële enproducttransacties. We weten allemaal hoe energieprijzen worden beïnvloed door deverschillende sectoren. Maar het verschil tussen productie, handel en verbruik speelt ookeen grote rol. We moeten juist hier beginnen met intelligente metingen, niet alleen bij deconsument, maar ook aan de verschillende beschikbare meetpunten.

De keuze van de te gebruiken methode om de diverse kosten voor de statistiek ondercontrole te krijgen is ook van belang voor ons. We willen heel graag bureaucratie buitenspel zetten en tegelijkertijd meer efficiëntie in de statistieken creëren. De keuze voor eenmethode is hier dan ook belangrijk als het gaat om toekomstig gebruik – het nemen vansteekproeven, volledig geautomatiseerde analyse, just-in-time, zonder decodering,vergelijkbaar in de hele EU, maar ook mondiaal. De proportionaliteit is ook belangrijkvoor de verschillende agentschappen. We moeten ervoor zorgen dat zekerheid van aanvoerop een transparante manier beschikbaar is als universele maatstaf, dat er differentiatieplaatsvindt tussen kosten en prijzen en dat het hele systeem duurzaam is.

Claude Turmes, rapporteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik heb maar een paaropmerkingen. Wat turf betreft – helaas is mevrouw Korhola al weg –, uit onze definitieblijkt heel duidelijk dat turf onder fossiele energie valt. We hebben de definitie van turf vanhet IPCC overgenomen en die maakt heel duidelijk dat turf niet duurzaam is. Dus in dat

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL184

Page 185: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

opzicht moet een aantal Finse politici en Finse lobbyisten ophouden met dromen, derichtlijn lezen en zich aan de feitelijke tekst houden.

Het idee van wekelijkse metingen van de Europese benzinevoorraad is één kwestie waarvanhet me spijt dat ik dat niet voor elkaar heb kunnen krijgen. Onze olieprijs in Europa wordtbepaald door het wekelijkse bulletin van het ministerie van Energiezaken van de VS. DoordatEuropa geen onafhankelijke oliestatistieken heeft, worden onze prijzen feitelijk bepaalddoor de schaarste op de markt van de VS en zijn we niet in staat aan de markt te laten ziendat de Europese markt vaak veel minder krap is dan die van de VS. Nu wij het hier nietgedaan hebben kunnen krijgen, mijnheer de commissaris, zou de Commissie in devoortgaande discussies hierover bij het IEA misschien het initiatief kunnen nemen om inelk geval te kijken naar wat we in Europa zouden kunnen winnen met wekelijkse Europeseoliestatistieken. Sommige experts hebben me verteld dat we ook de olieprijs zouden kunnenverlagen met deze maatregel alleen.

Nu moeten we aan het werk, want het is belangrijk dat de Commissie wordt gecoördineerd.De Commissie heeft een energiemarktobservatorium ingericht in het DG Energie en Vervoer,dus het is belangrijk dat Eurostat en dit nieuwe observatorium nauw samenwerken. Tenslotte wens ik de ambtenaren van Eurostat en van de lidstaten veel energie en moed toe,want zij zullen nu vaak in comitologie bijeen moeten komen en dit in echte statistiekenomzetten.

Ik dank u nogmaals hartelijk, u allen, voor uw vriendelijke woorden. Misschien kan ik uzelfs een glas champagne aanbieden aan het eind van deze lange avond!

De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

23. Statistieken over gewasbeschermingsmiddelen (debat)

De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0004/2008) van de heer Staes, namensde Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel vooreen verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende statistieken overgewasbeschermingsmiddelen (COM(2006)0778 – C6-0457/2006 – 2006/0258(COD)).

Joaquín Almunia, lid van de Commissie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, uiteraard wil ikde heer Staes graag danken voor zijn uitstekende werk als rapporteur en de Commissiemilieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie landbouw enplattelandsontwikkeling voor hun bijdragen aan het debat over dit voorstel voor eenverordening.

Het voorstel maakt deel uit van de thematische strategie voor een duurzaam gebruik vanpesticiden. Het doel van deze thematische strategie is het verminderen van het effect vanpesticiden op de volksgezondheid en het milieu. Het voorstel voor een verordening datwe vandaag behandelen, draagt aan dit doel bij door ervoor te zorgen dat er in alle lidstatenbetrouwbare en vergelijkbare gegevens worden verzameld, zodat er geharmoniseerderisico-indicatoren kunnen worden berekend. Het voorstel van de Commissie is de vruchtvan jaren werk in samenwerking met de OESO en met onderzoekslichamen om dezerisico-indicatoren te ontwikkelen.

Aanvankelijk was het de bedoeling van de Commissie alle typen pesticiden op te nemen,inclusief biociden. De voorbereidingsfase van de wetgeving maakte echter duidelijk dat de

185Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 186: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

biocidensector niet erg geharmoniseerd is en noch de Commissie, noch de lidstaten hebbenvoldoende ervaring of kennis om specifieke maatregelen inzake biociden voor te stellen;daarom werd besloten deze productcategorie niet op te nemen in het aanvankelijke voorsteldat u ter overweging is voorgelegd.

Ik weet dat de heer Staes in zijn verslag pleit voor het opnemen van biociden, maar wehadden redenen om uiteindelijk te besluiten ze niet op te nemen. Ik zou de rapporteur enu allen echter willen geruststellen dat de Commissie bij de evaluatie van de richtlijnbetreffende biociden die voor het eind van dit jaar gepland is, de gelegenheid te baat zalnemen om een voorstel te doen dat deze sector compleet omvat, inclusief het verzamelenvan gegevens.

Het verslag van de heer Staes pleit ook voor het uitbreiden van het toepassingsgebied vande verordening naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw,zodat ook statistieken met betrekking tot productie en het op de markt brengen erondervallen. In ons voorstel hebben we besloten deze gegevens buiten het toepassingsgebiedvan de verordening te laten om overlapping met andere statistiekverordeningen overproductie en het op de markt brengen te vermijden, omdat dat de administratiekosten vande productie van deze statistieken zou doen stijgen. We staan er echter voor open teonderzoeken hoe we de bestaande statistieken met betrekking tot productie en het op demarkt brengen het best kunnen gebruiken om de doelen van de thematische strategiedichterbij te brengen.

Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag afsluiten met een herinnering aan dehoge kosten van het invoeren van deze verordening. In een aanvankelijke schatting voorde Unie van 25 bedragen deze kosten tussen de 10 en 25 miljoen euro per jaar. Dit brengtons tot de aanbeveling de lidstaten voldoende flexibiliteit te geven bij het ten uitvoer leggenvan deze verordening.

Ik vertrouw erop dat we, gebaseerd op gezonde samenwerking tussen Parlement, Raad enCommissie, zo snel mogelijk overeenstemming kunnen bereiken, want het proces van hetverzamelen van deze gegevens is, zoals u weet, langdurig en complex en neemt zo’n vijfjaar in beslag. Het zou goed zijn als de verordening zo snel mogelijk ten uitvoer gelegd konworden en – uiteraard – zodra de kaderrichtlijn inzake de thematische strategie isgoedgekeurd.

Tot slot zou ik de heer Staes graag nog eens willen bedanken voor zijn uitstekende werkaan een voorstel dat zeer complex is, maar tegelijkertijd buitengewoon belangrijk voor hetmilieu en de volksgezondheid.

Bart Staes, rapporteur. − (NL) Ik denk dat de commissaris op een aantal punten heel goedheeft samengevat waar het hem om gaat. Het voorstel van de Commissie betreffende deverordening inzake statistieken en pesticiden staat inderdaad in rechtstreeks verband metde thematische strategie inzake het duurzame gebruik van pesticiden.

De commissaris heeft het ook zeer duidelijk gezegd. Doel is de Europese harmonisatie vande nationale statistieken over het gebruik en het op de markt brengen van pesticiden terealiseren. En dat moet gebeuren op het niveau waar dat functioneel het best mogelijk is;de bedoeling is dan ook – en dat is toch wel een belangrijk doel – dat dankzij die gegevensde risico's en de belasting van het milieu en de volksgezondheid die van het gebruik vanpesticiden uitgaan, op middellange termijn worden verminderd.

Bij de opstelling van mijn verslag had ik vier doelstellingen:

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL186

Page 187: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

1. zorgen voor voldoende vergelijkbaarheid van gegevens;

2. ervoor zorgen dat dubbele gegevensvergaring voorkomen wordt;

3. de werkingssfeer uitbreiden tot het niet-agrarisch gebruik;

4. de zo verkregen gegevens maximaal nuttig gebruiken via een goede rapporteringsplicht.

Ik denk dat ik die vier doelstellingen gerealiseerd heb na de stemming in de Milieucommissie,maar ik weet dat er nog moeilijkheden zijn. Vooral vanuit de Europese Volkspartij, werdbij monde van schaduwrapporteur Nassauer geopperd dat de vergaring van gegevens,zowel voor wat betreft de vertrouwelijke omgang met die gegevens, als met betrekking totde openbaarheid en de transparantie, op een goede, correcte en adequate manier geregeldmoest worden. Ik denk dat wij, mijnheer Nassauer, zeer constructieve gesprekken gevoerdhebben, en dat uw bekommernissen gerealiseerd zijn, ook in de stemming in deMilieucommissie. Wij hebben daar een praktisch unanieme meerderheid verkregen.

Wij slaagden er ook in een goede formulering te vinden voor de uitbreiding van dewerkingssfeer tot de niet-agrarische sector. Wij opteren nu voor de verzameling vangegevens in de land- en de tuinbouw, maar ook in het professionele, niet-agrarische circuit,zoals het onderhoud van wegen, van spoorwegen en van gemeentelijke groenzones.

Door de Socialistische Fractie is het hele begrip van biocide, waar ook de commissaris hetover had, uiteindelijk in het verslag geslopen. Dat stuit op verzet, vooral van de EVP-Fractie,en vandaar dat ik, namens mijn fractie, samen met de PSE-Fractie geprobeerd heb dezeproblematiek te overkomen door twee amendementen te formuleren die zich enten opeen tekst die wij eerder, in eerste lezing, goedkeurden naar aanleiding van het verslag vanmevrouw Claß. Ik weet dat dit bij de EVP-Fractie, bij mijnheer Nassauer, nog altijd moeilijkligt, maar ik hoop dat dit geen onoverkomelijk obstakel is voor de eindstemming, aangezienwij ons hier toch proberen te conformeren aan een meerderheid in het Europees Parlement.

Een ander knelpunt, collega's, met de EVP-Fractie, vormt de beslissing van deMilieucommissie om het werkgebied van de verordening van de verkoop en het gebruikvan pesticiden uit te breiden tot de productie, de in- en uitvoer en de distributie vanpesticiden. De EVP vreest dat dit voor extra last voor de bedrijven zal zorgen. Ik durf dat,eerlijk gezegd, mijnheer Nassauer, te betwijfelen, aangezien die gegevens sowiesovoorhanden zijn en er eigenlijk geen extra berekeningen voor hoeven te worden gemaakt.

In tegenstelling tot de beweringen van de heer Nassauer ben ik ervan overtuigd dat het meeopnemen van deze gegevens zal zorgen voor een beter overzicht van ongewenste en zelfsillegale stromen. Ik denk dat deze kennis van nut zal zijn om één van de doelen van deverordening, die ook door de commissaris duidelijk is aangegeven, te weten verminderingvan de risico's en van de belasting van het milieu en de volksgezondheid die van pesticidenuitgaan, te realiseren. Ik denk ook dat net die twee argumenten ervoor zullen zorgen dat,mochten er casussen komen voor de WTO vanuit derde landen, deze gecounterd kunnenworden.

Ik dank de collega's voor de heel constructieve samenwerking. Ik hoop dat wij erin slageneen grote meerderheid te vinden voor mijn verslag, zodat ik in de tweede lezing met deRaad tot goede onderhandelingen kan komen. Ik dank ook de Commissie voor deuitstekende samenwerking en ook de ambtenaren van Eurostat, die steeds ter beschikkingstonden en die echt heel nuttig zijn geweest in het totstandbrengen van dit verslag. Danku wel collega's.

187Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 188: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Hartmut Nassauer, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames enheren, er bestaat consensus over het feit dat we de schadelijke gevolgen voor mens enmilieu willen verminderen die uit het gebruik van pesticiden voortvloeien. Om die gevolgente kunnen berekenen moeten er indicatoren worden ontwikkeld. Om deze te kunnenontwikkelen hebben we gegevens nodig. Om ons van zulke gegevens te verzekeren hebbenwe deze richtlijn nodig. Ik benadruk dit om duidelijk te maken dat dit niet betekent dat wepesticiden of het gebruik ervan goedkeuren, maar alleen dat we ons verzekeren van gegevensdie bruikbaar zijn voor het ontwikkelen van geschikte indicatoren. Hierover isovereenstemming.

We hebben ons ook zeer ingespannen om gemeenschappelijke standpunten te bereiken,zoals de heer Staes terecht duidelijk heeft gemaakt, en dit heeft verbazingwekkend succesgehad. We zijn het erover eens geworden dat het toepassingsgebied moet worden uitgebreidtot buiten de landbouwsector. We hebben ook een consistent standpunt gevonden ombedrijfs- en handelsgeheimen te beschermen.

Twee kwesties hebben we nog niet opgelost. De eerste is het opnemen van biociden. Ikben het volledig eens met het standpunt dat de commissaris heeft verwoord. Er zijn geenfundamentele bezwaren tegen, maar we beschikken op dit moment niet over denoodzakelijke kennis om deze stap op een zinvolle manier te zetten. Ik heb er in principegeen bedenkingen tegen, zoals ik al zei. Dit kan op een geschikt tijdstip gebeuren.

De tweede kwestie heeft meer gewicht. Wij maken categorisch bezwaar tegen het feit datniet alleen de toepassing, maar ook de productie van bepaalde pesticiden in hettoepassingsgebied is opgenomen, want het productieproces als zodanig verschaft geeninformatie over de toepassing. Producten worden naar derde landen geëxporteerd,producten worden opgeslagen voordat ze worden gebruikt. Daardoor levert productie,zoals gezegd, op zich niets op voor het doel dat deze richtlijn dient en daarom zouden wehaar graag schrappen.

Niettemin zou ik zeggen, mijnheer Staes, dat uw verslag, als de Commissie erin slaagt zichaan de compromissen te houden die we tot stand hebben gebracht, geen schipbreuk zallijden in onze uiteindelijke stemming.

Gyula Hegyi, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, toen ik nadacht overde vraag of ik over dit onderwerp in het Hongaars of in het Engels zou spreken, realiseerdeik me dat ik tijdens het werkproces voornamelijk Engelse uitdrukkingen gebruikte overhet onderwerp in kwestie.

De PSE-Fractie heeft intensief over het verslag gedebatteerd en een compromis bereikt.Sommigen van ons, onder wie ik zelf, hadden radicalere amendementen, maar hetgezamenlijke standpunt van de fractie is voor ons acceptabel. Ik wil het verslag graagverwelkomen en mijn gelukwensen aan de rapporteur uitspreken.

Pesticiden zijn enerzijds een essentiële steunpilaar van de moderne Europese landbouw,maar anderzijds zijn het niet-voldoende gebruik van pesticiden en het gebruik vanschadelijke stoffen verantwoordelijk voor gezondheidsproblemen, dodelijke ongelukkenen milieuvervuiling. Beslissers, autoriteiten, plaatselijke overheden, boeren, NGO’s enburgers hebben goede informatie nodig met betrekking tot pesticidengebruik om denegatieve consequenties ervan te verminderen en te voorkomen. Daarom is dit voorstelvoor Europese statistieken over pesticiden een stap voorwaarts in de richting vanmilieuvriendelijke landbouw. Op basis van Europese statistieken kunnen we de positieve

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL188

Page 189: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

veranderingen volgen en evalueren die mogelijk worden gemaakt door nieuwepesticidenwetgeving, dat wil zeggen door de richtlijn voor pesticidengebruik, de thematischestrategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden en de verordening voor toelating vanpesticiden.

Al in het begin heb ik, met de goedkeuring van de PSE-Fractie, het opnemen van biocidenin deze richtlijn voorgesteld en gesteund. Net als in de meeste gevallen wordt de werkzamestof in biociden ook als gewasbeschermingsmiddel gebruikt. Daardoor hebben biocidennagenoeg hetzelfde effect op gezondheid en milieu. Nadat de stof in het milieu is gekomen,maakt het geen verschil of hij is geproduceerd als biocide of als gewasbeschermingsmiddel.Het is redelijk dat we eerst de statistieken over biociden afzonderlijk verzamelen.

Bedrijfsgeheimhouding is altijd een gevoelige kwestie en daarom ben ik blij dat we allemaalaccepteren dat deze richtlijn rekening houdt met de verplichtingen onder het Verdrag vanAarhus betreffende toegang tot milieu-informatie. Daarom heb ik het amendement gesteunddat producenten verplicht tot het verstrekken van goede informatie voor het publiek. Ikhoop dat we na het compromis tussen de politieke partijen die in deze Kamervertegenwoordigd zijn, een goede overeenstemming in eerste lezing met de Raad zullenbereiken en dat ik misschien over een paar jaar hier in deze Kamer de nuttige gegevens uitde laatste Europese pesticidenstatistieken kan citeren.

Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, hartelijkegelukwensen aan de rapporteur, de heer Staes, met een uitstekend verslag en vanwege degrote inspanningen die hij zich heeft getroost om compromis en consensus tussen deverschillende fracties te bereiken. Een harmonisatie in de hele EU van nationale statistiekenover verkoop en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het correcte gebruik vanzulke statistieken zou ongetwijfeld een grote bijdrage leveren aan de voorbereiding vannauwkeurige evaluatie van het effect van het gebruik van dergelijke producten in het milieuen op de volksgezondheid en zodoende het nemen van corrigerende maatregelen mogelijkmaken.

Om ervoor te zorgen dat deze harmonisatie effectief is en daardoor zo voordelig mogelijk,heeft de rapporteur terecht een aantal amendementen voorgesteld die een compromistussen de meeste fracties vertegenwoordigen en vier hoofdgebieden beslaan. Ten eerstehet genereren van statistische gegevens in de lidstaten die vergelijkbaar en compatibel zijn.Ten tweede het vermijden van het dubbel verzamelen van gegevens om de kosten te verlagenen de professionele gebruikers niet te zwaar te belasten. Ten derde de noodzaak van hetopnemen van gebruik buiten de landbouw in het toepassingsgebied van de verordeningen ten vierde de noodzaak van optimaal gebruik van de verzamelde gegevens.

Wij vinden de grote meerderheid van deze amendementen, zoals bijna unaniemgoedgekeurd door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,nuttig en noodzakelijk; we zullen ze dan ook steunen. We zullen tegen slechts drieamendementen stemmen, namelijk de amendementen 24, 27 en 29. Verder zullen weonze volledige steun geven aan de vijf toegevoegde amendementen die zijn voorgestelddoor de Groenen en anderen.

Tot slot wil ik opnieuw de algemene stelling naar voren brengen dat succes bij het bereikenvan de doelen van dit stuk wetgeving sterk zal afhangen van een goede implementatie;hiervoor is de constructieve betrokkenheid en volledige inzet van de overheden van delidstaten van het grootste belang. Laten we hopen dat dit in alle 27 lidstaten het geval zalzijn.

189Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 190: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik bied derapporteur mijn oprechte gelukwensen aan. Ook wij geven op dit moment hier in hetEU-pesticidenpakket advies over de vraag hoe we mens, dier en milieu tegen schade doorpesticiden kunnen beschermen – en dat is ons doel. Het beschikken over voldoende gegevensis de basisvoorwaarde om dat doel te bereiken.

Ik hoop dat deze stemming een sterk signaal uitzendt voor de bescherming van milieu engezondheid. Vertrouwelijke bedrijfsinformatie wordt buiten de vergaring en publicatievan gegevens gehouden, maar het recht van de consument op informatie en transparantiewordt gewaarborgd. Ik ben ervoor dat er zo veel mogelijk gegevens via Internet toegankelijkworden gemaakt. Dit zou ook helemaal overeenkomen met mijn verslag over de toelatingvan pesticiden. De ervaringen met het toelatingsproces tonen aan dat we betrouwbarecijfers over het gebruik van pesticiden in Europa en geharmoniseerde vergaring van gegevensnodig hebben. Alleen als we over goede gegevens beschikken, is er hoop dat we minderlast hebben van misverstanden en verkeerde informatie.

Tot slot is er iets anders dat niet in het statistiekenverslag staat, maar mij wel na aan hethart ligt. Bij de laatste lezing over de toelating van pesticiden hebben we ook gekozen vooreen pesticidenpaspoort voor de groot- en detailhandel. Hiervoor zijn ook gegevens overde toepassing van pesticiden nodig. De groot- en detailhandel willen deze gegevens hebbenen ik hoop dat de lidstaten ze niet in de weg zullen staan. Dit is ook een goede steun voorde statistische gegevens over pesticiden.

Ik hoop dat het doel ons verenigt in het bereiken van betere bescherming voor mens, dieren milieu door middel van betrouwbaarder cijfers en gegevens.

Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, eerst wil ik deheer Staes bedanken voor een goed verslag, dat uiteraard de steun van de GUE/NGL-Fractiekrijgt. Een van de in het verslag genoemde doelen is vermindering van pesticidengebruikdoor verbetering van de statistieken – een dringende taak. Het gebruik van giftige enchemische stoffen in de Europese landbouw is aan het stijgen. Er blijven giftige stoffenachter in het voedsel dat wij en onze kinderen eten. Het heeft gevolgen voor ons allemaal.Dit is iets waarover iedereen die om zijn gezondheid en ons milieu geeft, zich zorgen zoumoeten maken.

In mijn land is de langetermijnvisie van de milieubeweging een landbouw zonderchemicaliën. Helaas is dat doel nog ver weg. Het gebruik van chemicaliën neemt toe, nietalleen in de EU als geheel maar ook in Zweden. Ik heb een specifieke vraag aan commissarisAlmunia: als een bepaald land een stof in de landbouw wil verbieden, hoort het dan nietde vrijheid te hebben om dat te doen? Jammer genoeg zijn er veel voorbeelden geweestvan lidstaten die bepaalde pesticiden wilden verbieden, maar heeft uw Commissievoorkomen dat ze dat deden. Waarom? Behoren het milieu en de volksgezondheid nietzwaarder te wegen dan de vraag om complete harmonisatie?

Irena Belohorská (NI). – (SK) Het verslag betreffende statistieken overgewasbeschermingsmiddelen is nauw verbonden met het verslag over de thematischestrategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden.

Wil het verslag zich aan de strategie conformeren, dan is het essentieel dat elementen vande strategie waarover we het al eens zijn geworden en die we hebben goedgekeurd, wordenweerspiegeld in dit voorstel voor een verordening. Dit is in de eerste plaats van toepassingop de titel van de verordening en het vervangen van de term ‘gewasbeschermingsmiddelen’

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL190

Page 191: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

door ‘pesticiden’. Daarnaast moet de opname van biociden in het toepassingsgebied vande verordening gezien worden als een element dat al is goedgekeurd in zowel de thematischestrategie als de richtlijn over pesticiden. Biociden moeten in het toepassingsgebied wordenopgenomen, nog voordat het eerste verslag aan de Commissie wordt voorgelegd. Allerelevante kenmerken van biociden zijn ons goed bekend. Er is derhalve geen reden ze nietop te nemen of op meer informatie te wachten. Dit zou interpretatie van de term ‘pesticiden’,die zowel gewasbeschermingsmiddelen als biociden omvat, nodeloos uitstellen.

Ik ben daarom sterk tegen amendement 33; amendement 2 zal ik echter steunen, omdathet Parlement hierover al overeenstemming heeft bereikt en dit amendement het enige isdat overeenkomt met de thematische strategie en de richtlijn over pesticiden, zoals doorhet Parlement goedgekeurd in oktober 2007.

Christa Klaß (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris,gewasbeschermingsmiddelen worden getest en de statistieken maken deel uit van eenpakket dat ook de verordening voor toelating van pesticiden en de richtlijn voor duurzaamgebruik van pesticiden omvat. Het doel van het complete pakket is het tot een minimumbeperken van de gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen voor zowel de menselijkegezondheid als het milieu. De concurrentiedruk op de interne markt en degrensoverschrijdende milieuaspecten maken een gezamenlijke aanpak in dezen nodig.

Het feit dat onze markt toegankelijk is voor voedingsmiddelen van over de hele wereldmaakt echter ook duidelijk dat de verplichtingen in proportie moeten zijn om effectief tezijn. Niemand heeft er iets aan als onze vruchten, groenten en vlees alleen uit derde landenkomt doordat verplichtingen de productie hier te moeilijk maken. Wij in Europa hebbengeen invloed op voedingsmiddelen uit derde landen. De enige mogelijkheid is het vaststellenvan maximumresidugehalten en we zijn nog niet behoorlijk toegerust om dat te doen, laatstaan klaar voor een pesticidenpaspoort.

Het is goed administratie en statistieken van de verkoop van pesticiden bij te houden omde stromen en ontwikkeling van gewasbescherming in de gaten te houden. Het officiëledoel hiervan is het verminderen van de kans op ongedierte. De gegevensvergaring moetvergelijkbaarheid garanderen en verplichtingen om een rapport in te leveren moeten toteen minimum beperkt worden. Het vastleggen van stromen van stoffen schiet hier duidelijkzijn doel voorbij, omdat het nog niet zeker is of er van een bepaalde stof eengewasbeschermingsmiddel, een biocide of misschien zelfs een geneesmiddel wordtvervaardigd. Biociden moeten apart behandeld worden en wat dit betreft is het wachtenop het voorstel van de Commissie over de toelating en het gebruik van biociden. Dan paszal het mogelijk zijn na te denken over de statistieken die nog nodig zijn.

Illegaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet serieuzer worden onderzocht. Omdit te doen hebben we meer monitoring van de bestaande wetgeving nodig. Naar mijnmening helpen statistieken niet. Partijen die de wet overtreden, mijnheer Staes, wordenook niet in de statistieken vastgelegd.

Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Het valt niet te betwijfelendat de stoffen die zijn ontwikkeld om parasieten en schadelijke organismen te bestrijden,de Europese landbouw ingrijpend hebben veranderd. Deze chemicaliën hebben echterschadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu.Gewasbeschermingsmiddelen die bijzonder schadelijk zijn, moeten uit de roulatie wordengenomen en het gebruik van chemicaliën voor dit doel moet aanzienlijk wordenteruggebracht. Om dat te bereiken hebben we echter betrouwbare statistische gegevens

191Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 192: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

nodig die op EU-niveau vergelijkbaar en geharmoniseerd zijn. Intussen willen we geenextra last op de schouders van de gebruikers van deze producten, landbouwbedrijven,leggen; dat is niet ons doel.

Aan de andere kant willen we wel alle vormen van gebruik van gewasbeschermingsmiddelenbuiten de landbouw in het bereik van de statistieken opgenomen zien en derhalve ook inhet toepassingsgebied van toekomstige wetgeving. Laat me een voorbeeld geven. In Europawordt het steengruis langs spoorlijnen besproeid of veeleer gewassen met een herbicide,isopropylaminezout. De totale lengte van de spoorlijnen in de Europese Unie bedraagtongeveer 213 000 km en de hoeveelheid chemicaliën waarmee we ze doordrenken isvolgens schattingen ongeveer 900 000 liter. Dit komt met de regen in het oppervlakte- engrondwater en komt uiteindelijk in ons lichaam terecht. Tot nu toe hebben we hieraan nietvoldoende aandacht besteed en deze situatie moet veranderen.

Het verslag dat voor ons ligt, is integraal verbonden met het wetgevingspakket waaroverwe vorig jaar hebben gedebatteerd en moet daarom als zodanig worden behandeld. Hetgaat dan om de kaderrichtlijn voor duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen,waarnaar mijn collega in de Europese Volkspartij mevrouw Klaß verwees, de thematischestrategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden, die vorig jaar door mevrouwBelohorská is opgesteld, en de verordening voor het op de markt brengen van nieuwegewasbeschermingsmiddelen, waarin mevrouw Breyer, degene die voor dit onderwerpverantwoordelijk is in het Europees Parlement, de toekomstige richting uitstippelt vooreen duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Ik wens de rapporteur geluk ensteun dit verslag. Dank u wel.

Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ditis vandaag het tweede verslag over statistiek en ik wil de Commissie er graag aan herinnerendat we onszelf in feite het doel hebben gesteld de uitgaven aan administratie met 25 procentterug te brengen; immers, in verband met statistiek is er een voortdurende roep van debetrokkenen om de kosten hiervan niet uit de hand te laten lopen. Ik ben sterk van meningdat duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen heel belangrijk is voor detoekomstige ontwikkeling van genetische manipulatie en biotechnologie en ik geloof ookdat de risico-indicatoren van bijzonder belang zijn voor de volksgezondheid en het milieu.

We moeten echter het algemene doel van de Lissabon-agenda niet uit het oog verliezen,namelijk werkgelegenheid en uiteindelijk groei in deze sectoren, noch moeten we de eisenstrenger maken met bureaucratische verplichtingen zoals het verzamelen van statistieken,die in feite in veel sectoren ook heel eenvoudig kunnen worden verkregen.

Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de voornaamsteinformatie die de lidstaten zouden moeten verzamelen betreft de hoeveelheden van detoegepaste producten. Dat zal lidstaten in staat stellen individuele analyses te maken, datwil zeggen analyses die overeenkomen met de intentie van nationale plannen. Fabrikantenmoeten informatie over het gebruik van pesticiden verstrekken die van vitaal belang is.Landelijke gegevens moeten in elke lidstaat verzameld worden en in de vorm van collectieveinformatie naar de Commissie gestuurd. Zulke verzamelinformatie is voldoende voorverdere analyse op EU-niveau. Bij het reguleren van de plichten van lidstaten moeten weervoor waken plaatselijke instellingen te helpen bij het vergaren van gedetailleerdeinformatie die niets oplevert, maar een vertroebelend effect heeft en de motivatie van delidstaten ondermijnt om het nobele idee van de richtlijn in praktijk te brengen.

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL192

Page 193: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, een paar snelle vragen als hetmag, via u aan de commissaris. Zouden de hoeveelheden van gewasbeschermingsmiddelendie buiten de landbouw worden gebruikt – voor golfbanen, parken, vliegvelden, spoorlijnen,bermen en gebruik in huis en tuin – kunnen worden afgeleid van de totale hoeveelheden,dat wil zeggen de totale hoeveelheid minus de producten voor landbouwgebruik?

Ten tweede: biociden worden in een zeer breed spectrum van situaties en gebruikspatronengebruikt, inclusief huishoudelijk gebruik, en terwijl gegevens over het op de markt brengenvan biociden wel te verzamelen zijn, is het heel moeilijk te zien hoe veelomvattendegegevens over het gebruik van biociden zouden kunnen worden verzameld. Of is hetvoorstel alleen het gebruik van biociden in de landbouw op te nemen? En als het alleen omhet landbouwgebruik van biociden gaat, waarom gaan we dan in op het gebruik vangewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw?

Mijn derde vraag is: zou de expliciete eis van statistieken inzake productie, import, exporten distributie van gewasbeschermingsmiddelen kunnen leiden tot verwarring en potentieeldubbel tellen van gewasbeschermingsmiddelen?

Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde alleen even het belangbeklemtonen van één punt dat zowel op dit verslag als op het vorige betrekking heeft. Datis het feit dat statistische gegevens op zich niet belangrijk zijn. Het zijn natuurlijk deinterpretatie van de statistische gegevens, het trekken van de juiste conclusies en hetimplementeren van maatregelen op basis van statistische gegevens die belangrijk zijn.

In dit opzicht heeft de rapporteur een heel belangrijk voorstel gedaan betreffende groependeskundigen om de verzamelde gegevens te evalueren. Ik zou de commissaris in dit opzichtwillen vragen wat zijn gedachten zijn over dergelijke groepen deskundigen om de gegevenste evalueren.

De Voorzitter. – De commissaris zal niet interveniëren aan het eind van dit debat. Hijheeft ons meegedeeld dat hij de vragen van mevrouw Doyle schriftelijk zal beantwoorden.

Bart Staes, rapporteur. − (NL) Collega's, dank voor alle bemoedigende woorden. Ik geloofdat ik heel wat steun gevonden heb in dit Huis. De commissaris zei het in zijn inleidendebijdrage: de standpunten van Commissie, Raad en Parlement zijn naar elkaar aan hettoegroeien. Het was niet mogelijk om dit te realiseren in eerste lezing. Dit was echtonmogelijk, ondanks het feit dat ik ook tot twee keer toe een overleg heb gehad met hetvoorzitterschap, zowel het Sloveens als het Portugees voorzitterschap.

Dat die standpunten naar elkaar toegroeien blijkt uit wat de commissaris heeft gezegd rondbiociden. Hij zegt dat de Commissie overweegt om die richtlijn te herzien. Ik wil een slagom de arm houden en ik vertrouw erop dat de formulering in het voorstel voor eenverordening op basis van wat wij reeds hebben aangenomen in het verslag Klaß een slagom de arm is. Ten tweede neem ik zeer zeker kennis van het aanbod van de Commissieom een zo goed mogelijk gebruik te maken van de reeds bestaande statistieken inzake deproductie van pesticiden, hetgeen een belangrijke bijdrage is in het debat, ook naar detweede lezing toe. Collega's, nogmaals dank, ik ga niet verder uitweiden, het is al laat en ikdenk dat wij allen enige ontspanning hebben verdiend.

De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

193Handelingen van het Europees ParlementNL11-03-2008

Page 194: DINSDAG, 11 MAART 2008 - European Parliament · 2011. 2. 24. · DINSDAG, 11 MAART 2008 VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 1. Opening van de zitting De Voorzitter. − Ik

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

Daciana Octavia Sârbu (PSE), schriftelijk. – (RO) Het voorstel voor een verordeningbeoogt het verkleinen van de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelenvoor het milieu en de volksgezondheid door het scheppen van een mechanisme voor deberekening van risico-indicatoren en het monitoren van de doelstellingen die zijn vastgelegdin de thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden. Alsschaduwrapporteur achtte ik het nodig voor consistentie van de definities in hetpesticidenpakket te zorgen en heb ik gekozen voor het opnemen van biociden in hetvoorstel voor een verordening, teneinde gebruikers meer bescherming te bieden. Doormiddel van dit voorstel willen we het systeem van gegevensvergaring verbeteren en deharmonisatie van bestaande statistieken tussen de lidstaten ondersteunen, zodat we in staatzijn te bepalen hoeveel vooruitgang er op dit gebied geboekt is en maatregelen kunnenimplementeren die nodig zijn om het doel van het verminderen van door pesticidenveroorzaakte risico’s te bereiken. Daarenboven zou de beschikbaarheid van officiëlestatistieken in heel Europa de transparantie van de markt vergroten en voor meer competitiezorgen in de pesticidenindustrie. Tegelijkertijd zal een vermindering van het gebruik vanpesticiden voordelig zijn voor de samenleving door verbetering van voedselkwaliteit,vermindering van drinkwatervervuiling, milieubescherming en behoud van natuurlijkehulpbronnen. De Europese Unie moet zich ervan verzekeren dat de gezondheid van haarburgers niet in gevaar wordt gebracht door deze gevaarlijke stoffen en moet nieuweeco-effectieve praktijken in de landbouw stimuleren.

24. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

25. Sluiting van de vergadering

(De vergadering wordt om 23.55 uur gesloten)

11-03-2008Handelingen van het Europees ParlementNL194