Diagnose van de Belgische arbeidsmarkt vanuit … · Eurobarometer survey on geographical and...
Click here to load reader
Transcript of Diagnose van de Belgische arbeidsmarkt vanuit … · Eurobarometer survey on geographical and...
Diagnose van de Belgische
arbeidsmarkt vanuit Flexicurity-
perspectief
Seminarie Flexicurity in het Belgisch
arbeidsrecht
23 april 2010
Ludo Struyven, Tom Vandenbrande
Flexicurity-debat
• meer flexibiliteit en mobiliteit, met tegelijk een gegarandeerde inkomenszekerheid – zonder de mobiliteit af te remmen
– met incentives en ondersteuning van transities tussen werk-werk en werkloosheid-werk
– ondersteund door systeem van levenslang leren
– gericht op blijvende inzetbaarheid
• Flexicurity borduurt voort op benadering van transitionele arbeidsmarkten (G. Schmid) – tijdelijke werknemers zorgen voor een evenwicht op de arbeidsmarkt
bij economische schommelingen
– afruil flexibiliteit – zekerheid
– nieuwe type arbeidsrelatie: van baan- naar werkzekerheid
Wat betekent Flexicurity ?
• Denemarken : ‘gouden driehoek’ – expliciete en gecoördineerde beheersing van
complementariteiten van drie instituties: arbeidsrecht, werkloosheidssysteem, activerend beleid
– gericht op alle groepen op arbeidsmarkt
• Nederland : Wet Flexibiliteit en Zekerheid (1999) – meer gericht op bepaalde groepen: uitzendkrachten, werknemers
in tijdelijke contracten
– vermijden van misbruik van flexibele werknemers, recht op vast contract na bepaalde tijd flexibele arbeid
• Oostenrijk : Abfertigungsrecht (2002) – spaarsysteem voor ontslagvergoeding, onafhankelijk van wijze
waarop arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, met beduidend kortere opzegtermijnen
– ook voor tijdelijke contracten, waardoor kloof met contracten van onbepaalde duur wordt verkleind en mobiliteit wordt gestimuleerd
Flexibiliteit in welke vorm en voor wie ?
• Flexibiliteit in welke vorm ? – externe flexibiliteit: flexibele contracten, uitzendbasis
– interne flexibiliteit: flexibele werktijden, deeltijdwerk, ouderschapsverlof, …
• Flexibiliteit voor wie ? – werknemers-georiënteerde regelingen: zelf gekozen deeltijdwerk,
flexibele werktijden = meer aanbodgericht. Vooral toegepast in Noordeuropese landen
– werkgevers-georiënteerde regelingen: verplichte overuren, onregelmatige werktijden = meer vraaggericht. Vooral in Zuideuropese landen
– Waar plaatsen we het tijdelijk contract ? Kan zowel vrijwillig als onvrijwillig zijn (werknemer in tijdelijke baan omdat deze geen vaste baan kan vinden) – negatieve connotatie
Flexibiliteit op de Belgische arbeidsmarkt
• opmars van atypische contracten ?
• atypische positie van België ?
Vandenbrande et al. (2005) ‘Mobility in Europe’. Analysis of the 2005
Eurobarometer survey on geographical and labour marklet mobility. (European Foundation for the Improvement of Living and Working
Conditions)
Atypische contracten (bron: EAK)
2000 2002 2004 2006 2008
Tijdelijke arbeid 9.1 8.1 8.7 8.7 8.3
Uitzendarbeid* 2.1 1.9 2.1 2.5 2.5
Zondagwerk 6.7 6.8 7.2 7.8 .
Avondwerk 10.8 11.0 11.7 12.0 .
Nachtwerk 4.5 4.3 4.3 4.6 .
Ploegenarbeid 8.9 9.0 9.3 8.6 .
Deeltijdarbeid 18.9 19.1 21.4 22.2 22.6
Beperkte mobiliteit van werk naar werk
0,00%
10,00%
20,00%
30,00%
40,00%
50,00%
60,00%
70,00%
MT CZ PT AT IT SK SI DE BE GR LU PL EU NL SE FI ES FR CY IR LI UK HU EE LV DK
mobiel in de laatste 10 jaar mobiel in de laatste 5 jaar mobiel in laatste jaar
Vooral weinig arbeidsmarktmobiliteit
BE
DK
DE
GR
ES
FI
FR IR
IT
LU
NL
AT
PT
SE
UK
CY
CZ
EE
HU
LV LI
MT
PL
SK
SI
50%
55%
60%
65%
70%
75%
80%
85%
90%
95%
50% 55% 60% 65% 70% 75% 80% 85% 90% 95% 100%
Aandeel dat ooit verhuisde na het verlaten van het ouderlijk huis
Aa
nd
ee
l d
at o
oit v
an w
erk
ge
ve
r is
ve
ran
derd
Mobiliteit is ongelijk gespreid over groepen
op de arbeidsmarkt
Vrijwillige jobmobiliteit Verplichte jobmobiliteit Totale jobmobiliteit
Zwakke groepen Sterke werknemers
Flexibiliteit op de Belgische arbeidsmarkt
• atypische positie van België
• opmars van atypische contracten, stagnatie van tijdelijke
contracten
– deeltijd-contract stijgt sterker in België dan in EU
– tijdelijk contract stijgt de laatste jaren niet in België, in
tegenstelling tot EU
• gebonden aan conjunctuur + aan loopbaan – tijdelijke contracten komen vooral voor in begin van de
loopbaan: komen vooral voor bij jongeren (1 op 4) tegenover 7% bij 25-49-jarigen
• België scoort wel goed voor doorstroming van tijdelijk naar vast contract (OECD, 2006) – jaarlijks iets minder dan helft
Is te weinig mobiliteit nadelig voor
arbeidsmarkt ?
• rechtstreeks verband tussen arbeidsmobiliteit,
werkzaamheid, werkloosheid en productiviteit
– sterke + significante correlatie tussen hoge anciënniteit en lage
werkzaamheid
– zwakker verband met werkloosheid
– parabolische relatie tussen baanduur en productiviteit: optimum
13,6 jaar
– voor innovatiebedrijven (hoog aandeel hooggeschoolde arbeid) is
zekere anciënniteit cruciaal om zo kennis van werknemers binnen
bedrijf te houden
– goede job match heeft positieve netto-opbrengsten voor beide
partijen
Is te weinig mobiliteit nadelig voor
arbeidsmarkt ?
• restrictieve arbeidsbescherming
– bemoeilijkt transitie werk-werkloos, maar ook werkloos-werk en
drukt aldus de vraag naar arbeid
– werkgever : lange opzegtermijnen en hoge ontslagkosten
– werknemer : potentieel verlies van opgebouwde bescherming
• insider-outsider kloof
– strakke ontslagbescherming gecompenseerd door soepeler gebruik
van flexibele contracten leidt tot dreigende dualisering
– negatieve gevolgen voor werkloosheidsduur: minder mobiliteit
betekent minder vacatures, dus minder kansen voor
werkzoekenden
– negatieve connotatie van leeftijdsgebonden mobiliteit : stigma van
ander werk te moeten zoeken op latere leeftijd
Flexicurity en investeringen in menselijk
kapitaal
• een dubbelzinnige relatie
– enerzijds zijn investeringen in levenslang leren nodig voor
transities op arbeidsmarkt
– anderzijds zijn werkgevers maar bereid tot voldoende
investeringen om bedrijfsspecifieke kennis te garanderen als het
gaat om vaste, stabiele arbeidsrelaties
• nadelige gevolgen
– bedrijfsspecifieke investering kan de kloof met outsiders
versterken
– grote verschillen ngl. grote/kleine bedrijven, sectoren
– weinig aandacht voor link met externe en intersectorale mobiliteit
• belang van sociaal overleg en sectorfondsen – ruimte voor investering in overdraagbare competenties
– onderhandelen over opleiding die ook buiten bedrijf gericht is + op laaggeschoolden
Conclusies
• op de Belgische arbeidsmarkt is, vanuit flexicurity
oogpunt, meer werk-naar-werk mobiliteit wenselijk
• de huidige, beperkte mobiliteit is ongelijk gespreid over
de arbeidsmarkt (jongeren, hooggeschoolden, sectoren,
beroepen…) en versterkt de insider-outsider kloof
• er is nood aan instituties die risico’s van het veranderen
van job voor zwakkere werknemers beter opvangen
• niet alleen meer mobiliteit, maar ook betere mobiliteit : dit
vergt meer investeringen voor opwaartse mobiliteit