Definitiedocument Informatieproduct Zelfredzaamheid · 2020. 3. 31. · Definitiedocument...
Transcript of Definitiedocument Informatieproduct Zelfredzaamheid · 2020. 3. 31. · Definitiedocument...
Definitiedocument zelfredzaamheid
1
Informatieproduct
“Zelfredzaamheid”
Definitiedocument
Definitiedocument zelfredzaamheid
2
Opdrachtgever: Bestuurlijk OmgevingsBeraad
Opdrachtnemer: CIO Brandweer Nederland, Diemer Kransen
Brandweer Nederland, Voorzitter Vakgroep Omgevingsveiligheid
Projectleider data infrastructuur, Impuls Omgevingsveiligheid
Projectgroep: Informatieproducten ‘Veiligheid in de fysieke leefomgeving’ bestaande uit:
Dennie Strik Veiligheidsregio Brabant Zuidoost
Gwendolyn van Straaten Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland
Jan-Willem van Aalst Impuls Omgevingsveiligheid
Josta van Oostrom Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
Ferry El-Aaidi Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
Versie: 1.0
Datum: 14-11-2019
Status: Definitief – vastgesteld door vakgroep Omgevingsveiligheid
Definitiedocument zelfredzaamheid
3
Inhoud
1. Inleiding ........................................................................................................................................... 4
2. Context ............................................................................................................................................ 4
2.1 Wet veiligheidsregio ...................................................................................................................... 4
2.2 Omgevingswet ............................................................................................................................... 5
2.3 Verband tussen Wet veiligheidsregio’s en Omgevingswet ........................................................... 5
3. Doel, afbakening en doelgroep ....................................................................................................... 6
3.1 Doel ............................................................................................................................................... 6
3.2 Doelgroepen .................................................................................................................................. 6
3.1 Afbakening ..................................................................................................................................... 7
4. Projectstructuur .............................................................................................................................. 7
5. Methode .......................................................................................................................................... 8
5.1. Definitie ........................................................................................................................................ 8
5.2 Indicatoren .................................................................................................................................... 9
5.3. Bronnen ........................................................................................................................................ 9
6. Resultaat (inhoudelijk) .................................................................................................................. 10
6.1. Werkdefinitie .............................................................................................................................. 10
6.2. Indicatoren ................................................................................................................................. 10
6.3. Informatieproduct zelfredzaamheid .......................................................................................... 10
6.3.1. Gebruikte databronnen ........................................................................................................... 11
6.3.2. Toelichting op datavelden ....................................................................................................... 11
6.3.3. Toelichting kleuren/legenda ................................................................................................... 12
6.3.4. Voorbeelden ............................................................................................................................ 13
7. Beheer ........................................................................................................................................... 13
Definitiedocument zelfredzaamheid
4
1. Inleiding
De Omgevingswet die in 2021 in werking treedt beoogt het in stand houden van een veilige en
gezonde fysieke leefomgeving en het bereiken en in stand houden van een goede
omgevingskwaliteit. Hiervoor moet de fysieke leefomgeving doelmatig beheerd, gebruikt en
ontwikkeld worden om maatschappelijke behoeften te vervullen. In de besluiten onder de
Omgevingswet worden hiervoor een beperkt aantal normen opgenomen. Er komt meer
afwegingsruimte voor het lokale bestuur. Het waarborgen van de veiligheid moet in dit proces van
integrale belangenafweging onder de aandacht gebracht worden.
De veiligheidsregio wordt in de Omgevingswet niet expliciet genoemd als een partij die de
gelegenheid moet krijgen om te adviseren over omgevingsplannen. In de huidige wetgeving is dat
voor het werkgebied externe veiligheid wel het geval. Deze verandering zorgt voor een andere
positionering van de veiligheidsregio. Beweging naar de voorkant en een sterke informatiepositie zijn
noodzakelijk om in de lokale instrumenten te kunnen sturen op veiligheid. Om dit te ondersteunen
hebben de veiligheidsregio’s in afstemming met de projectleider van het interbestuurlijke
programma Impuls Omgevingsveiligheid besloten om gezamenlijk informatieproducten te
ontwikkelen die aan kunnen sluiten op de landelijke voorziening van het digitaal stelsel
Omgevingswet.
Dit definitiedocument is bedoeld als leidraad voor het informatieproduct zelfredzaamheid. Er wordt
beschreven waarom dit product nodig is, hoe het tot stand is gekomen en hoe het informatieproduct
er inhoudelijk uitziet.
2. Context
In het digitaal stelsel Omgevingswet komt alle digitale informatie over de fysieke leefomgeving
samen. Ook informatie die nodig is om veiligheid in de fysieke leefomgeving te kunnen waarborgen.
Voor een sterke informatiepositie is het nodig om de wettelijke basis van de taakuitvoering van de
veiligheidsregio te kennen. Bij het opstellen van omgevingsplannen spelen twee wetten een rol. Ten
eerste de Wet veiligheidsregio’s waarin de kerntaken van de veiligheidsregio’s staan beschreven. Ten
tweede de Omgevingswet en het bijbehorende Besluit kwaliteit leefomgeving waarin veiligheid
expliciet wordt genoemd. Om te kunnen bepalen welke informatieproducten nodig zijn worden deze
twee wetten naast elkaar gelegd. De paragraaf uit het Besluit kwaliteit leefomgeving waarin het
waarborgen van de veiligheid in de fysieke leefomgeving in omgevingsplannen wordt geregeld is een
belangrijk verbindingspunt tussen de twee wetten.
2.1 Wet veiligheidsregio
De taken van het bestuur van de veiligheidsregio en de brandweer staan beschreven in de Wet
veiligheidsregio’s. Op hoofdlijnen zijn deze taken het voorkomen, beperken en bestrijden van brand,
het organiseren van de hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing en het inventariseren
van situaties waarin een vitaal belang van de samenleving wordt aangetast. Het openbaar bestuur
hierover adviseren is ook een onderdeel van de taak.
Definitiedocument zelfredzaamheid
5
`Vaak worden de termen brand, ramp en crisis gebruikt. Deze begrippen zijn als volgt gedefinieerd.
Een brand is de combinatie van voldoende zuurstof, brandstof en temperatuur die zorgt voor een
meestal ongecontroleerd verlopende verbranding.1
Een ramp is een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel
personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en
waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om
de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.2
Een crisis is een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden
aangetast.3
2.2 Omgevingswet
De Omgevingswet is het nieuwe stelsel van regelgeving voor de fysieke leefomgeving. Het stelsel
omvat de Omgevingswet, Invoeringswet en de aanvullingswetten. Daarbij horen ook de regels die,
vanuit deze wetten, zijn opgenomen in Algemene Maatregelen van Bestuur en ministeriële
regelingen. Het stelsel van de Omgevingswet bundelt de regels over ruimte, wonen, infrastructuur,
milieu, natuur en water. Daarnaast komen er vier Algemene Maatregelen van Bestuur en een
ministeriële regeling. Naar verwachting zal de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking treden.
Deze wetgevingsoperatie heeft gevolgen voor overheden die verantwoordelijk zijn voor het
ontwikkelen en beheren van de fysieke leefomgeving. Ook de veiligheidsregio krijgt te maken met de
Omgevingswet.
In het Besluit kwaliteit leefomgeving is een hoofdstuk “omgevingsplannen” opgenomen. Hierin staan
instructieregels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Een onderdeel
hiervan is een algemene bepaling over het waarborgen van de veiligheid van de fysieke leefomgeving
waarin een relatie wordt gelegd met artikel 10 van de Wet veiligheidsregio’s.
2.3 Verband tussen Wet veiligheidsregio’s en Omgevingswet
De uitgangspunten en doelstellingen van de Wet veiligheidsregio’s en de Omgevingswet raken elkaar
op verschillende punten. Beide wetten gaan voor een deel over het inrichten van een veilige
leefomgeving. Binnen de Omgevingswet wordt in het Besluit kwaliteit leefomgeving aansluiting
gezocht met de Wet veiligheidsregio’s. Het artikel over het waarborgen van de veiligheid van de
fysieke leefomgeving in het hoofdstuk over omgevingsplannen4 legt een verband met de adviesrol
van de veiligheidsregio’s.5 Het bevoegde gezag moet bij het nemen van besluiten over
omgevingsplannen rekening houden met het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van
door de veiligheidsregio geïnventariseerde risico’s van branden, rampen en crises. Daarnaast moet
rekening worden gehouden met de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen en
1 https://www.nen.nl/pdfpreview/preview_4539.pdf en https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/20160908-BA-
Casuistiek-ondergeventileerde-branden.pdf 2 Wet veiligheidsregio’s, 11 februari 2010, Paragraaf 1. Algemene bepalingen, Artikel 1
3 Wet veiligheidsregio’s, 11 februari 2010, Paragraaf 1. Algemene bepalingen, Artikel 1
4 Besluit kwaliteit leefomgeving, 3 juli 2018, Hoofdstuk 5 Omgevingsplannen, artikel 5.2
5 Wet veiligheidsregio’s, 11 februari 2010, Paragraaf 3. De Veiligheidsregio, Artikel 10
Definitiedocument zelfredzaamheid
6
de geneeskundige hulpverlening. Om de adviesfunctie goed te kunnen invullen is het beschikbaar
hebben van betrouwbare en bestendige informatie in de vorm van informatieproducten essentieel.
3. Doel, afbakening en doelgroep
Het fundament voor het ontwikkelen van informatieproducten ten behoeve van de adviesrol van de
veiligheidsregio’s is artikel 5.2 van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving.
3.1 Doel
Het doel van de informatieproducten is om feitelijke omgevingsinformatie met betrekking tot artikel
5.2 lid a, b en c van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving op een betrouwbare, beschikbare en
bestendige wijze te kunnen gebruiken in geografische informatiesystemen van provincies,
gemeenten, omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s.
3.2 Doelgroepen
De informatieproducten zijn bedoeld voor medewerkers van overheidsorganisaties die zich
bezighouden met het ontwikkelen, beheren en gebruiken van een veilige fysieke leefomgeving.
Gemeente
•Projectleiders ruimtelijke ontwikkelingen
•Beleidsmakers fysieke veiligheid / omgevingsveiligheid
•Planjuristen
Provincie
•Beleidsmakers ruimtelijke ontwikkelingen
•Beleidsmakers fysieke leefomgeving / omgevingsveiligheid
Omgevingsdienst
•Vergunningverleners en -adviseurs
•Adviseurs ruimtelijke ordening
•Specialisten omgevingsveiligheid
Veiligheidsregio
•Adviseurs fysieke veiligheid / omgevingsveiligheid
•Beleidsmakers risicobeheersing
•Operationele dienst
Artikel 5.2 (veiligheidsrisico’s van branden, rampen en crises)
1. In een omgevingsplan wordt voor risico’s van branden, rampen en crises als bedoeld in artikel
10, onder a en b, van de Wet veiligheidsregio’s, rekening gehouden met het belang van:
a. het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan;
b. de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen; en
c. de geneeskundige hulpverlening, bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s.
2. Het eerste lid laat onverlet de in paragrafen 5.1.2.2 tot en met 5.1.2.7 gestelde specifieke
regels over het waarborgen van de veiligheid.
Definitiedocument zelfredzaamheid
7
3.1 Afbakening
Het resultaat komt beschikbaar in iteraties van grof naar fijn. De eerste fase beperkt zich tot het
crisistype ongeval met gevaarlijke stoffen binnen het maatschappelijke thema technologische
omgeving. Dit document gaat over het gebruik van omgevingsinformatie waarmee bepaald kan
worden wat de mogelijkheden voor personen zijn om zich in veiligheid te brengen (artikel 5.2 lid b.)
bij het crisistype ongeval met gevaarlijke stoffen. Hier is mee gestart vanwege:
a. de behoefte van omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s en;
b. de urgentie die het bestuurlijk omgevingsberaad via de Impuls Omgevingsveiligheid heeft
toegekend.
4. Projectstructuur
Dit informatieproduct is gemaakt in opdracht van het bestuurlijk omgevingsberaad. De CIO
Brandweer Nederland heeft in goed overleg met de voorzitter van de landelijke vakgroep
omgevingsveiligheid van brandweer Nederland en de landelijke projectleider data infrastructuur van
het programma impuls omgevingsveiligheid de opdracht aangenomen.
Voor de uitvoering is een landelijke werkgroep opgericht met daarin vertegenwoordigers van het
programma data infrastructuur, brandweer Nederland en GHOR Nederland.
Opdrachtgever
Bestuurlijk Omgevingsberaad
Opdrachtnemer
CIO Brandweer Nederland
Voorzitter vakgroep Omgevingsveiligheid
Projectleider Data Infrastructuur
Uitvoering
Landelijke werkgroep informatieproducten
Definitiedocument zelfredzaamheid
8
5. Methode
5.1. Definitie
Voor het ontwikkelen van het informatieproduct ‘zelfredzaamheid’ is het van belang om vast te stellen wat we verstaan onder de term zelfredzaamheid, anders weten we immers niet wat het informatieproduct betekent. Hiervoor hebben we literatuuronderzoek gedaan naar de definitie van zelfredzaamheid. In de literatuur hebben we vele verschillende definities gevonden voor de term zelfredzaamheid. In algemene zin geeft de term zelfredzaamheid aan in hoeverre iemand zichzelf kan redden. Hieronder volgen een aantal definities die we in de literatuur zijn tegengekomen. Ruitenberg en Helsloot (2004) hanteren de volgende definitie: ‘Zelfredzaamheid’ betreft alle handelingen die door burgers verricht worden:
ter voorbereiding op rampen en zware ongevallen
tijdens en na rampen en zware ongevallen
om zichzelf èn anderen te helpen de gevolgen van de ramp of het zware ongeval te beperken.6
Het IFV hanteert de volgende definitie van zelfredzaamheid: “Zelfredzaamheid omvat de vermogens en handelingen van burgers om incidenten, en de nasleep ervan, zelfstandig dan wel met behulp van anderen zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beheersen.’’7 Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (2007) definieert zelfredzaamheid als volgt: “het vermogen van burgers om zichzelf en anderen te helpen in voorbereiding op, tijdens en na een crisis, waar nodig en mogelijk gefaciliteerd door de overheid.”8 Zoals beschreven staat in artikel 5.2 van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving heeft onze wettelijke taak betrekking op het voorkomen, beperken en bestrijden van een brand, ramp of crisis. De hierboven genoemde definities gaan allemaal in op de verschillende fases van een incident, maar nemen hierin niet de verschillende type incidenten; een brand, ramp of crisis mee. De werkgroep kiest voor de definitie van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, waarbij we deze definitie aanvullen met de type incidenten; brand en ramp. De definitie wordt dan als volgt: Bovenstaande definitie zal worden vastgelegd in het gegevenswoordenboek van de Firebrary, het taxonomieregister van de veiligheidsregio’s.
6 Ruitenberg, A.G.W. en Helsloot, I. (2004) Zelfredzaamheid van burgers bij rampen en zware ongevallen, Den Haag: Kluwer.
7 https://www.ifv.nl/kennisplein/zelfredzaamheid
8 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2007). Brief aan de vz Tweede Kamer inzake Aanbieding rapport
Inspectie OOV over verminderde zelfredzaamheid en rampenplannen. Den Haag, 16 april 2007.
Zelfredzaamheid is het vermogen van burgers om zichzelf en anderen te helpen in voorbereiding op, tijdens en na een brand, ramp of crisis, waar nodig en mogelijk gefaciliteerd door de overheid.
Definitiedocument zelfredzaamheid
9
5.2 Indicatoren
Voor het informatieproduct hebben we gekeken welke indicatoren betrekking hebben op de term zelfredzaamheid. Twee indicatoren zijn naar voren gekomen:
a. Handelingsbekwaamheid i. Fysieke gesteldheid en ii. geestelijk vermogen om adequaat te kunnen handelen
b. Handelingsperspectief: i. aanwezige voorzieningen voor fysieke veiligheid; ii. mate van inzicht in de situatie
In de eerste versie van het informatieproduct nemen we alleen handelingsbekwaamheid mee als indicator. Zoals hieronder uit de toelichting van de databronnen zal blijken, is er op dit moment niet voldoende data beschikbaar om het handelingsperspectief te kunnen meenemen.
5.3. Bronnen
Voor het ontwikkelen van het informatieproduct ‘zelfredzaamheid’ hebben we gekeken welke bestaande databronnen bruikbaar zouden kunnen zijn. Allereerst hebben we gekeken naar de basisregistraties. Een basisregistratie is een door de overheid officieel aangewezen registratie met gegevens die door alle overheidsinstellingen verplicht worden gebruikt bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken. Basisregistraties zijn dus landelijk en bij wet vastgesteld, er bestaan in totaal 10 basisregistraties De hieronder beschreven basisregistraties lijken van toegevoegde waarde voor de ontwikkeling van het informatieproduct. Basisregistraties
Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG): bevat gemeentelijke basisgegevens van alle adressen en gebouwen in een gemeente
Basisregistratie Topografie (BRT), specifiek de Top10NL dataset: digitale topografische bestanden op schaalniveaus van 1:5000 en kleinere schalen;
Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT): digitale kaart van Nederland waarop gebouwen, wegen, waterlopen, terreinen en spoorlijnen eenduidig zijn vastgelegd, te gebruiken op schaalniveaus 1:5000 en groter;
Basisregistratie Kadaster (BRK), specifiek de Digitale Kadastrale Kaart: kadastrale registratie en kadastrale kaart
Handelsregister (HR): basisregistratie waarin alle bedrijven en rechtspersonen ingeschreven staan en alle andere organisaties die deelnemen aan het economisch verkeer, beheerd door KVK
Basisregistratie Onroerende Zaken (WOZ): gegevens over woningwaardes en bouwbestemmingen, bijgehouden door de Waarderingskamer.
De overige 5 basisregistraties zijn niet relevant omdat deze specifiek gaan over inkomen (BRI), ondergrond (BRO), voertuigen (BRV) of personen (BRP). De laatste is mogelijk interessant, maar daar kunnen we vanwege de AVG op dit moment niet over beschikken. Vervolgens hebben we gekeken naar andere landelijk dekkende databronnen die relevante data zouden kunnen leveren voor het ontwikkelen van het informatieproduct. Hieronder volgt een opsomming van deze bronnen: Overige databronnen
Definitiedocument zelfredzaamheid
10
Landelijk Register Kinderopvang (LRK): gegevens over alle kindercentra en gastouders die zijn goedgekeurd door de gemeente en de GGD
OOV Kernregistratie Zorgcontinuïteit (KRZ): bevat de set aan basiskenmerken over de zorgaanbieders en zorginstellingen, samengesteld en beheerd door GGD GHOR Nederland, met behulp van de Kernregistratie Objecten (KRO) van de veiligheidsregio’s.
CBS demografische gegevens over buurten
Populatieserver van de Omgevingsdiensten
Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Rijksmonumenten
Woonzorgwijzer: model waarmee het voorkomen van bepaalde aandoeningen/problematieken kan worden voorspeld, gebaseerd op CBS-microdata, gegevens van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en de gezondheidsmonitor
Op dit moment is het alleen mogelijk om iets te zeggen over groepskwetsbaarheid (oftewel instellingen). Dit komt omdat gegevens van zelfstandig wonende, niet of verminderd zelfredzame personen, niet op adresniveau beschikbaar zijn of vanwege de AVG niet beschikbaar kunnen worden gesteld. Mogelijk biedt de Woonzorgwijzer een oplossing, in deze eerste versie van het informatieproduct wordt de Woonzorgwijzer nog niet als databron gebruikt. In de volgende iteratie zullen we de mogelijkheden van de Woonzorgwijzer nader onderzoeken.
6. Resultaat (inhoudelijk)
Dit hoofdstuk beschrijft de inhoudelijke uitwerking van het thema “Zelfredzaamheid”. Hieronder vallen (a) een werkdefinitie, (b) indicatoren die van invloed zijn op de zelfredzaamheid en (c) een analyse van databronnen die mogelijk voorhanden zijn om deze informatieproduct daadwerkelijk te realiseren
6.1. Werkdefinitie
We hebben gekozen voor de volgende definitie van de term zelfredzaamheid:
6.2. Indicatoren
Voor de eerste versie van het informatieproduct gaan we uit van de volgende indicator: Handelingsbekwaamheid, waarbij we een onderscheid maken tussen;
Fysieke gesteldheid en;
geestelijk vermogen om adequaat te kunnen handelen
6.3. Informatieproduct zelfredzaamheid
Hieronder volgt een korte beschrijving van de gebruikte databronnen, een toelichting op de datavelden en de toelichting van gebruikte kleuren voor de visuele weergave van het informatieproduct.
Zelfredzaamheid is het vermogen van burgers om zichzelf en anderen te helpen in voorbereiding op, tijdens en na een brand, ramp of crisis, waar nodig en mogelijk gefaciliteerd door de overheid.
Definitiedocument zelfredzaamheid
11
6.3.1. Gebruikte databronnen
GGD GHOR Nederland heeft al ervaring met het combineren van gegevens uit overheids-
databronnen om 24-uurs zorglocaties in beeld te brengen (“witte kaart” en “Kernregistratie
Zorgcontinuïteit”). De scope van dit informatieproduct is wel breder, maar de ETL scripts om,
gebruikmakend van deze bronnen, dit informatieproduct samen te stellen zijn relatief eenvoudig te
realiseren. Het gaat om de volgende databronnen:
1. Basisregistraties topografie (BRT/BGT); 2. Basisregistratie Adressen en gebouwen (BAG); 3. Basisregistratie Kadaster (BRK); 4. Handelsregister NHR; 5. Kernregistratie Zorgcontinuïteit KRZ (VR / GGD GHOR NL), op basis van de KRO van de
veiligheidsregio’s, waarin o.m. Handelsregister en Dataland WOZ+ data is verwerkt. 6. Landelijke Register Kinderopvang (Bureau DUO)
De gegevens uit de databronnen worden in het algemeen betrokken via de Geo4OOV voorziening.
De (concept) terreinen zijn samengesteld uit de Top10NL en deels uit Ruimtelijke plannen en bevatten
de volgende typen terreinen:
- Attractiepark - Bungalowpark - Camping, kampeerterrein - Caravanpark - Dierentuin, safaripark - Evenemententerrein - Jachthaven (omdat die in ISOR als kwetsbaar staat) - Openluchtmuseum - Openluchttheater - Recreatiegebied - Tuincentrum - Woonwagencentrum - Ziekenhuiscomplex - Zwembadcomplex
Deze locaties worden periodiek overgenomen uit BRT/Top10NL van het Kadaster, behalve de evenemententerreinen, die zijn samengesteld uit ruimtelijkeplannen.nl en de evenementenkalender van de nationale politie (alleen C-klasse evenementen).
6.3.2. Toelichting op datavelden
# Veldnaam Datatype Verplicht? Toelichting
1 Id Serial Ja Identificerend sleutelnummer
2 Pandid Varchar(16) Ja BAG Pand identificatie (16 karakters)
3 Perceel Varchar Nee Kadastrale perceelaanduiding (uit BRK)
4 Bouwjaar Integer Ja BAG bouwjaar van dit pand
5 Status Varchar Ja BAG pandstatus
6 Hoogte Numeric Nee Uit AHN berekende pandhoogte
7 oppervlak Integer Ja Cumulatieve vloeroppervlakte van BAG verblijfsobjecten in dat pand (vergund)
Definitiedocument zelfredzaamheid
12
# Veldnaam Datatype Verplicht? Toelichting
8 Populatie Numeric Nee Cumulatieve overdag te verwachten populatie (vergund) o.b.v. berekeningen populatieservice
9 Kwetsbaar Varchar(2) Nee Indicatie van kwetsbaarheid (BK: beperkt kwetsbaar; K: kwetsbaar; ZK: zeer kwetsbaar), o.b.v. berekeningen van IOV
10 Categorie Varchar Nee Duiding van gebruiksfunctie, o.b.v. BAG gebruiksfunctie en Dataland WOZ+ data;
11 Activiteit Varchar Nee Duiding van activiteit in het pand, o.b.v. BAG gebruiksfunctie, en Handelsregister
12 Naam Varchar Nee Naam van het pand (of bedrijf in dat pand), indien bekend, o.b.v. BRT en HR
13 Straatnaam Varchar Nee Straatnaam waar het pand aan ligt, voor zover te bepalen (soms ligt het op een hoek van twee straten)
14 Huisnrs Varchar Nee Huisnummers in dit pand, voor zover te bepalen o.b.v. de BGT;
15 Pc6 Varchar Ja Postcode-6 gebied waar dit pand in valt;
16 Plaatsnaam Varchar Ja Plaatsnaam waar dit pand in valt;
17 Gemeente Varchar Ja Gemeentenaam waar dit pand in valt;
18 Provincie Varchar Ja Provincie waar dit pand in valt;
19 Icon Varchar(4) Nee Afkorting van het te gebruiken pictogram voor deze locatie. Optioneel.
6.3.3. Toelichting kleuren/legenda
Voor het weergeven van de locaties op de kaart waar zich verminderd zelfredzame bevinden maken we gebruik van kleuren. We maken gebruik van de kleur donker-oranje voor de weergave van die locaties, waar vrijwel zeker verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn. Voor de locaties waar mogelijk verminderd zelfredzame personen aanwezig zijn, maken we gebruik van de kleur licht-oranje. Voor het selecteren van de juiste locaties op de kaart gebruiken we voor de kleur ‘rood’ (donker-oranje) de definitie van ‘zeer kwetsbare gebouwen’ uit het Bkl: Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het gaat om die gebruiksfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan: a. een woonfunctie voor 24-uurszorg; b. een bijeenkomstfunctie: 1°. voor kinderopvang; of 2°. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking; c. een celfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving; d. een gezondheidszorgfunctie met een bedgebied; of e. een onderwijsfunctie: 1°. voor basisschoolonderwijs; of 2°. voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking. Voor de kleur licht-oranje gebruiken we de ‘bijeenkomstfunctie’ en ‘logiesfunctie’ van de kwetsbare gebouwen Bkl, vanaf een bepaald minimum vloeroppervlak (nu 1500 m2; nog te bepalen).
Definitiedocument zelfredzaamheid
13
6.3.4. Voorbeelden
Hier volgt ter illustratie een 3D screenshot van het informatieproduct “Zelfredzaamheid” voor gebouwen, situatie per mei 2019 in Eindhoven.
* Donker-oranje: vrijwel zeker verminderd zelfredzame personen aanwezig **Licht-oranje: mogelijk verminderd zelfredzame personen aanwezig
7. Beheer
Het informatieproduct zal landelijk beschikbaar worden gesteld via Geo4OOV. De eerste versie van het informatieproduct is inmiddels beschikbaar en staat nu live bij Geo4OOV. Dat betekent dat je in je GIS pakket (of LCMS Plot) een WMS connectie kunt aanmaken naar https://acceptatie.geo4oov.nl/GWCGateWay/dispatch en daar met je LCMS username en wachtwoord deze kaartlaag kunt toevoegen aan je lijst kaartlagen. Voor meer informatie kun je contact opnemen door een e-mail te sturen naar: [email protected].