Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude...

40
Peter Koolmees De erfenis van Dr. Vlimmen Over de geschiedenis van de diergeneeskunde Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit Utrecht

Transcript of Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude...

Page 1: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

Peter Koolmees

De erfenis van Dr. Vlimmen

Over de geschiedenis van de diergeneeskunde

Faculteit GeesteswetenschappenUniversiteit Utrecht

Page 2: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

Oratie 3 mei 2007

Page 3: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

Faculteit GeesteswetenschappenLetteren

De erfenis van Dr.Vlimmen

Over de geschiedenisvan de diergeneeskunde

Peter Koolmees

Page 4: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

4

Oratie

Uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonderhoogleraar op het vakgebied diergeneeskunde in historischeen maatschappelijke context, aan de Universiteit Utrecht opdonderdag 3 mei 2007.

Ter nagedachtenis aan mijn ouders

Page 5: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

5

Mijnheer de Rector Magnificus, leden van het Bestuur van hetUtrechts Universiteitsfonds, geachte aanwezigen,

Bij zijn rondreis door Nederland deed Jacob van Lennep in augustus1823 ook Utrecht aan. In zijn reisverslag beschreef hij de verwach-tingen die van de twee jaar eerder in die stad geopende veeartsenij-school gekoesterd werden. ‘Van deze … verwacht men echter weiniggoeds. De proeven die daar gedaan worden, leiden niet tot een goedeuitkomst. Bovendien zullen de boeren zeker in het begin meer methun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan metde nieuwe theorieën van veeartsen. Die laatste zullen nu ook aan deschool te veel als heren gekleed en in de watten gelegd worden enmoeilijk kunnen wennen aan het boerenleven en dus boezemen zedan nog minder vertrouwen in’.1Van Lennep bleek een vooruitziendeblik te hebben. De in Utrecht gediplomeerde veeartsen hadden eennegatief imago en moesten het wegens gebrek aan kennis en kundeafleggen tegen de concurrentie van hoefsmeden, koehelpers, paarden-doctors en overige zogenaamde empiristen.Tegen 1850 waren er 121Utrechtse veeartsen tegenover bijna 900 empiristen. Bij gebrek aantoekomstperspectieven liep het aantal studenten sterk terug. Een doorministerThorbecke opgelegde reorganisatie voorkwam een dreigendesluiting van de school. De situatie werd er niet beter op toen in 1865een grote veepestepidemie uitbrak waar de veterinaire wetenschapaanvankelijk machteloos tegenover stond.

Na deze moeilijke start breidde de werkgelegenheid voor vee-artsen zich vanaf 1870 geleidelijk uit. In het leger en in de groeiendesteden nam de vraag naar paardenartsen toe. Als gevolg van eenhogere consumptie van vlees en zuivel en de lucratieve exportmoge-lijkheden hiervan, steeg de productie in de primaire sector aanzien-lijk. De veehouderij kwam verder tot ontwikkeling dankzij land-bouwmechanisatie, de introductie van kunstmest, stamboekvee enverbeterd veevoer. Hierdoor nam de vraag naar veterinaire gezond-heidszorg voor productiedieren toe. Pas rond 1910 had de veearts –die zich vanaf dat moment ‘dierenarts’ ging noemen – een stevigepositie in de Nederlandse samenleving verworven. Dit was vooral tedanken aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke basis van dediergeneeskunde, waardoor effectieve therapieën, vaccins, sera en

Page 6: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

6

nieuwe diergeneesmiddelen beschikbaar kwamen. Het vertrouwenvan de veehouders werd hiermee gewonnen. Omdat bovendien detitel veearts vanaf 1874 wettelijk werd beschermd was de concurren-tie van empiristen ook fors afgenomen. Daarna werd het domein vanprofessionele activiteiten van de dierenarts nog verder uitgebreid metde zorg voor kleine huisdieren en de kwaliteitscontrole van voe-dingsmiddelen van dierlijke oorsprong.2

In de jaren zestig van de twintigste eeuw werd de naoorlogsewederopbouw voltooid. De veehouderij heeft hierbij een belangrijkerol gespeeld. Door schaalvergroting en intensivering werd de veesta-pel nog verder uitgebreid en stegen zowel de export als de binnen-landse afzet van vlees, zuivel en eieren. De vraag naar deze productenwas gestegen door de toegenomen welvaart van brede lagen van debevolking die zich deze duurdere luxe voedingsmiddelen konden ver-oorloven. In de moderne verzorgingsstaat kregen mensen naast eenhoger besteedbaar inkomen ook meer vrije tijd tot hun beschikking.Meer tijd en geld werden besteed aan hobby’s, waaronder het houdenvan dieren voor gezelschap, recreatie en sport.3 Door de uitbreidingvan de veehouderij en de populariteit van hobbydieren is het totaalaantal gehouden dieren in Nederland enorm toegenomen.Tegenwoordig komt dit neer op ongeveer tien dieren per inwoner.Uiteraard heeft dit aantal een positieve invloed gehad op de beroeps-activiteiten van dierenartsen.

Uit deze canon van de veterinaire geschiedenis blijkt dat dit vakis veranderd van een ambacht dat werd uitgeoefend door hoefsmedenin een beroep van academisch opgeleide professionals die hun handniet omdraaien voor een keizersnede of een open hart operatie.Hadden de tijdgenoten vanVan Lennep zo nog hun twijfels; aan hetbegin van de eenentwintigste eeuw staan de positie van de dierenartsen het nut van de diergeneeskunde voor de samenleving niet meer terdiscussie. Het beroep heeft een hoge status en een positief imago.Dierenarts is nu het meest populaire beroep onder scholieren van 12jaar. Dat hangt nauw samen met de veranderde functie en betekenisvan het dier in de moderne samenleving en de daaruit voortvloeiendevraag naar diensten van de dierenarts. Op deze maatschappelijke con-text van de diergeneeskunde - niet toevallig het tweede onderwerpvan mijn leeropdracht – zal ik later ingaan.Maar eerst wil ik graag uw

Page 7: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

7

aandacht vragen voor de ontwikkeling van de geschiedschrijving vande diergeneeskunde.

Historiografie van de diergeneeskundeDe toegenomen belangstelling voor het dier heeft de afgelopen tweedecennia ook geleid tot meer aandacht voor de geschiedenis van hetdier en de relatie tussen mens en dier en in het kielzog daarvan ookvan de diergeneeskunde. Veel onderzoek hiernaar wordt nu uitge-voerd door historici, sociologen, antropologen, psychologen, ethici,filosofen, juristen en ecologen.Vooral binnen de ecologische geschie-denis staat naast de geschiedenis van het milieu en het klimaat ook dievan ziekten bij mens en dier centraal.4 Een ander voorbeeld van degroeiende aandacht is de actuele discussie over de rechten van het dieren wetgeving rond het welzijn van dieren.5 Deze hernieuwde aan-dacht neemt echter niet weg dat de geschiedenis van de diergenees-kunde als onderdeel van de wetenschapsgeschiedenis een erg beschei-den plaats inneemt.

Tot omstreeks 1980 werd veterinaire geschiedenis voornamelijkbestudeerd door dierenartsen, een handvol landbouwhistorici en bio-logen, en enkele filologen die zich richtten op veterinaire teksten uitde oudheid.6 Traditioneel handelde de algemene geschiedschrijvingover de geschiedenis van de mens; dieren en dierenartsen waren ken-nelijk niet interessant genoeg voor culturele, politieke of sociaal-eco-nomische geschiedenis. Ook vanuit de bekende Wageningse groepAgrarische Geschiedenis was de belangstelling voor diergeneeskunderelatief gering,7 terwijl sommige medisch-historici zich alleen zijde-lings bemoeiden met diergeneeskunde op overlappende thema’s alsvergelijkende anatomie en pathologie, proefdierkunde en zoönosen.

Het relatief kleine aantal beoefenaars van de veterinaire geschie-denis heeft in de loop van de tijd naar schatting ca. 20.000 publicatiesvoortgebracht; hoewel er veel kaf onder het koren is. Het is onmoge-lijk om hier een samenhangend overzicht van de veterinaire geschie-denis te geven. Daarom wil ik me beperken tot de ontwikkelingen inNederland vanaf omstreeks 1800 en vooral ingaan op enkele type-rende historiografen. Historiografie betekent letterlijk geschiedschrij-ving, maar het begrip wordt door historici opgevat als de geschiede-nis van de geschiedschrijving. Bij geschiedschrijving werden in de

Page 8: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

8

loop van de tijd steeds andere accenten gelegd. De visie op en hetdoel van geschiedschrijving waren mede afhankelijk van het tijdska-der, de tradities en de politieke cultuur waarbinnen de geschied-schrijver actief was. Bovendien selecteert, analyseert, legitimeert eninterpreteert elke geschiedschrijver vanuit zijn of haar eigen perspec-tief.

Hoe zit dat bij de diergeneeskunde? Wie schreven over degeschiedenis van de diergeneeskunde en met welk doel? Waar kwamde behoefte vandaan? Welk beeld werd geschetst van de veterinairewetenschappen en van de dierenarts en welke visie lag hieraan tengrondslag? In de internationale historiografie van de diergeneeskundezijn de volgende hoofdstromen te onderscheiden: legitimerende enapologetische geschiedenis om het bestaansrecht van de nieuwe dis-cipline en het beroep te verdedigen; de scholengeschiedenis (oplei-dingsinstituten) met institutionele en wetenschappelijke ontwikkelin-gen, de biografie en de sociaal-culturele en economische benaderingwaarbij de veterinaire geschiedenis binnen de maatschappelijke con-text wordt bestudeerd. In gedenkboeken over veterinaire institutenkomen de verschillende benaderingen overigens naast elkaar voor. Ikwil u nu enkele voorbeelden geven van de belangrijkste vertegen-woordigers van deze hoofdstromen.

Gerrit de Hoog en Alexander NumanHet eerste voorbeeld is Gerrit de Hoog (1784-1812). De Hooggroeide op als wees en studeerde geneeskunde in Leiden en veeart-senijkunde in Berlijn. Een docentschap bij een op te richten eersteveeartsenijschool in Nederland ging door het vertrek van LodewijkNapoleon aan zijn neus voorbij. In mei 1811 promoveerde hij inLeiden op een proefschrift over de analogie tussen de geneeskundevan mens en dier en het nut van de veeartsenijkunde voor de samen-leving.8 Daarin verdedigde hij het bestaansrecht van dit vak op basisvan een uitgebreid hoofdstuk over de geschiedenis van de vergelij-kende geneeskunde. Met een hele reeks auteurs over veterinaireonderwerpen vanaf de oudheid beriep hij zich op de lange traditievan het vak. Hij eindigde met een pleidooi voor de oprichting vanveterinaire scholen.9 Met zijn dissertatie leverde De Hoog de eersteNederlandse bijdrage aan een reeks publicaties waarin de veeartsenij-

Page 9: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

9

kunde als jongste loot aan de boom van de medische wetenschappenwordt gelegitimeerd.Hij liet zich inspireren door de Italiaan GiovanniIngrassia die in 1569 het eerste werk in dit genre schreef. De titel vandat boek nam hij over als motto voor zijn dissertatie. De vertalingluidt: ‘De veeartsenijkunde is in formeel opzicht een en dezelfde alsde meer edele geneeskunde van de mens, zij verschilt van deze slechtsin de adel van haar object’.10 Als getalenteerd veearts en medicus laghet op zijn weg om een van de grondleggers van de diergeneeskundein ons land te worden. Het liep helaas anders. In 1812 vond hij in hetleger van Napoleon op 28-jarige leeftijd een triest einde tijdens defatale veldtocht naar Moskou.

In zijn plaats werd de Groningse medicus Alexander Numan(1780-1852) grondlegger van de Nederlandse diergeneeskunde.Numan was bijna 30 jaar als hoogleraar en directeur verbonden aande veeartsenijschool.Vanuit het verlichtingsideaal van maatschappelijknut en wetenschappelijke vooruitgang gaf hij in zijn oratie een uitge-breid overzicht van de ontwikkeling van de veeartsenijkunde. Opbasis van het nut voor de samenleving en de ontwikkeling van de ver-gelijkende geneeskunde, legitimeerde hij de oprichting van eenwetenschappelijke beroepsopleiding voor veeartsen in Nederland.Hijwas zich ervan bewust dat tegen deze wetenschappelijke benaderingnog veel vooroordelen bestonden, maar benadrukte dat dit de enigeweg was om de veehouderij te verbeteren.Volgens hem verstoorde demens bij de domesticatie de nagenoeg ziektevrije natuurstaat van die-ren waardoor deze vatbaar werden voor ziekten. De noodzaak omdeze ziekten te voorkomen en te bestrijden betekende de geboortevan de veeartsenijkunde. Aanvankelijk was deze nog primitief. Dewetenschappelijke basis kwam tot stand door de theorievorming vande klassieke auteurs en onderzoekers uit de moderne tijd die de ana-tomie koppelden aan de pathologie. Door de oprichting van veteri-naire opleidingen kon in plaats van ‘een onbeduidend aanhangsel derGeneeskunde’11 aanspraak worden gemaakt op een zelfstandige disci-pline. Als medicus was Numan overigens van mening dat de genees-kunde van het dier in vergelijking met die van de mens nog eenbescheiden plaats innam. Net als De Hoog benaderde Numan degeschiedenis vanuit het destijds gebruikelijke oogpunt van finalisme.Alleen datgene wat achteraf als wezenlijke bijdrage aan de vooruit-

Page 10: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

10

gang kon worden gezien, werd behandeld.12

Na De Hoog en Numan liet de volgende geschiedschrijving vanenige omvang een eeuw op zich wachten. Ter gelegenheid van heteeuwfeest van de opleiding werd in 1921 een kloek gedenkboek uit-gegeven dat was geschreven door een aantal docenten.13 Het bevatdan ook een visie op de ontwikkeling van het veterinair onderwijsvan binnen uit; de bredere maatschappelijke context ontbreekt. Deinhoud is wel betrouwbaar en de feiten kloppen; de bronnen wordenechter niet gedocumenteerd. Het voert te ver om hier op de afzon-derlijke auteurs in te gaan. Uit de inhoud blijkt dat het bestuur vande school de buitenwereld wilde laten zien hoe de diergeneeskundezich in een eeuw tijd had ontwikkeld tot een erkende academischediscipline. Bij de opzet van het gedenkboek stuitte het schrijverscol-lectief op een probleem dat in latere veterinaire geschiedschrijvingzou terugkeren.Naast de institutionele geschiedenis wilde men in eenapart deel aandacht schenken aan de ontwikkeling van de verder-gaande specialisatie in de afzonderlijke vakken. Wegens geldgebrekkwam het hier jammer genoeg niet van. In plaats van een samenhan-gend overzicht van de veterinaire wetenschappen op te stellen, lietmen de specialisten zelf een opsommend overzicht van het actueleonderwijs in hun vakgebied schrijven.

Dr.VlimmenGezien de titel van deze openbare les zult u zich zo langzamerhandwel afvragen waar blijftVlimmen nu?Wie wasVlimmen en wat is zijnerfenis dan? Daar kom ik nu aan toe.DoctorVlimmen is de titel van eenroman over een dierenarts. Dit boek uit 1936 was de eerste roman inde Nederlandse taal met een veterinair in de hoofdrol. Het werd hetbegin van een trilogie waarvan de overige delen later verschenen.14

Het boek bevat geen geschiedschrijving, maar is als historische bronwel erg interessant vanwege het romantische beeld dat van de dieren-arts en de diergeneeskunde werd geschetst. Dat beeld is ruim eenhalve eeuw bepalend geweest voor het imago van dit beroep bij eenbreed internationaal publiek. Bovendien heeft het begrip ‘Vlimmen’binnen en buiten de veterinaire beroepsgroep voor veel commotiegezorgd. In de canon van de veterinaire geschiedenis mag de fictievefiguurVlimmen daarom niet ontbreken.

Page 11: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

11

Het verhaal van de dierenarts JanVlimmen werd geschreven doorAnton Roothaert. Het eerste deel van de trilogie werd een bestseller.Een journalist typeerde de roman destijds als ‘Het op de Bijbel nameest verkochte Nederlandstalige boek’.15 In totaal zijn van de ver-schillende delen vanVlimmen 45 uitgaven gedrukt, inclusief acht bui-tenlandse vertalingen. De roman werd drie keer verfilmd. De laatsteversie met Peter Faber in de hoofdrol werd in 1978 een kassucces.Waarom werd de roman zo immens populair? In Vlimmen werd detot dan toe onbekende wereld van de diergeneeskundige praktijkvoor de Nederlandse samenleving voor het eerst voor een brederpubliek geopenbaard. De practicus wordt neergezet als een ongema-nierde, stoere, ruwe, maar ook integere en deskundige persoon die deboeren versteld deed staan door het toepassen van nieuwe veterinairetechnieken zoals de keizersnede. De lezer kan zich gemakkelijk iden-tificeren met de dierenarts die werkte binnen de context van het her-derlijke plattelandsleven. Het is een vlot geschreven verhaal over eenongecompliceerde, vrijzinnige dierenarts die zijn weg tracht te vindenin een bekrompen Brabantse provinciestad. Door die libertijnse hou-ding gekoppeld aan een slepende echtscheidingsaffaire komtVlimmenregelmatig in conflict met de lokale katholieke autoriteiten.

Tot omstreeks 1980 bleven de romans over Vlimmen bestsellers.Ook in veterinaire kringen werd Vlimmen positief ontvangen van-wege het aansprekende beeld dat van de dierenarts werd gegeven envanwege de propagandawaarde voor het veterinaire beroep. De pop-ulariteit onder het lezerspubliek werd niet gedeeld door literaire cri-tici. Ondanks pogingen van Hubert Lampo en Karel van het Reveom de positie van Roothaert in de Nederlandse literatuur te verbete-ren, ontsteeg hij niet de status vanA. den Doolaard, Leonard Huizingaen Johan Fabricius, de eigenlijke lievelingen van het publiek.De reac-ties uit religieuze hoek waren ronduit negatief vanwege de scherpekritiek van Roothaert op de paternalistische bevoogding van de gelo-vigen door de kerk. InVlaanderen werd Dr.Vlimmen zelfs op de lijstvan verboden boeken gezet door de Organisatie van KatholiekeBibliotheken. Dat deed de vraag naar het boek in het katholieke zui-den uiteraard sterk stijgen.16

Na de oorlog riep de naamVlimmen binnen de diergeneeskundelange tijd uitgesproken negatieve reacties op. Dit heeft alles te maken

Page 12: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

12

met de dierenarts Huub Pulles die model stond voor de hoofdper-soon. De jurist Roothaert en de dierenarts Pulles waren vriendensinds hun studietijd in Utrecht. Pulles bracht Roothaert op het ideeom een boek over dierenartsen te schrijven tijdens zijn tochten langsboeren, waarbij Roothaert hem vaak vergezelde.Tijdens de bezettinghadden ze geen contact met elkaar. Pulles maakte toen carrière bin-nen de NSB en was bijna vier jaar burgemeester van Eindhoven.Dezeweinig vaderlandslievende houding leidde ertoe dat de ‘foute’ Pullesna de oorlog in veterinaire kringen werd doodgezwegen en als eenschande voor de professie werd beschouwd.

Ook binnen de moderne diergeneeskunde en in het bijzonderbij de huidige generatie veterinaire autoriteiten roept het begripVlimmen inmiddels negatieve associaties op, zij het om andere rede-nen. Opmerkelijk hierbij is echter dat deze generatie de tijd vanVlimmen zelf niet heeft meegemaakt en dat de jongere generatiesdierenartsen en studenten de naam Vlimmen wel kennen, maar hetboek nooit hebben gelezen. De boeken over Vlimmen zorgden ernamelijk voor dat het romantische beeld van de dierenarts uit deperiode 1930-1960 niet alleen bij het grote publiek, maar ook bijaankomende studenten stevig werd ingeprent. In de jaren zestig enzeventig traden er echter fundamentele veranderingen op in de vete-rinaire beroepspraktijk waardoor menig student die daarna met hetverwachtingspatroon van deVlimmen-ideologie aan de studie begon,werd teleurgesteld. Het bijstellen van het ouderwetse, inaccurate enstatische Vlimmen-imago van rond het midden van de twintigsteeeuw maakte dan ook een vast onderdeel uit van de voorlichting van-uit de onderwijsinstelling aan potentiële studenten. Dit probleem kanworden beschouwd als een erfenis vanVlimmen; de pastorale ideolo-gie was veranderd in een hardnekkige mythe.17

AlhoewelVlimmen niet langer kon gelden als rolmodel voor derealiteit van de moderne dierenarts, bleef hij de beroepsgroep achter-volgen. Het was dan ook een pijnlijke verrassing toen Minister L.J.Brinkhorst op het jaarcongres van de Koninklijke NederlandseMaatschappij voor Diergeneeskunde in 2000 de figuurVlimmen nogeen keer van stal haalde. Bij die gelegenheid deed hij een beroep opde professionele integriteit van de dierenarts. Net alsVlimmen zou demoderne dierenarts bij het veterinair handelen naast de eigen finan-

Page 13: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

13

ciële belangen en die van de veehouder het maatschappelijke belangvan de voedselveiligheid niet uit het oog mogen verliezen. Tevensconstateerde hij dat de beroepsgroep nog steeds erg in zichzelfgekeerd was en meer met de samenleving zou moeten communice-ren.18

WesterMet Jurjen JansWester (1869-1947) komen we weer bij de geschied-schrijving. Hij was de eerste rector magnificus van deVeeartsenijkundige Hoogeschool en volgens zijn collega’s en studen-ten een uitstekende clinicus en docent, maar ook eigenzinnig, autori-tair en vooral trots op het feit dat hij veterinair was.19 Bij zijn aftredenin 1939 presenteerde hij in plaats van het gebruikelijke afscheidscol-lege een dikke monografie over de geschiedenis van de diergenees-kunde.20 In zijn voorwoord noemt Wester het een novum dat hij inzijn boek de ontwikkeling van de diergeneeskunde verklaart uit deparallelle ontwikkeling van de medische geneeskunde. Origineel wasdat echter geenszins; met zijn vergelijkende geneeskunde past hetboek in de traditie van De Hoog en al diens voorgangers. Het boekvoldoet absoluut niet aan de primaire eisen die vanuit de methodolo-gie van de geschiedbeoefening gesteld worden en kan als zodanigworden beschouwd als een dieptepunt in de veterinaire historiogra-fie. Het verhaal wil dat hij archiefstukken die hij onder ogen hadgehad met een rood potlood markeerde en vervolgens in de prullen-bak liet deponeren. Er is geen vraagstelling, de bronvermelding ont-breekt en Wester maakte zich schuldig aan subjectiviteit en anachro-nisme. Het werk is fragmentarisch van opbouw en meer beschrijvenddan analyserend. Dat neemt niet weg dat in het boek veel nuttigeinformatie van binnenuit te vinden is. In vergelijking met ouderewerken is er meer aandacht voor de ontwikkeling van veterinaironderzoek en de toepassing van therapieën in de praktijk. De hoofd-lijn is hier echter ook de strijd tegen het empirisme en de emancipa-tie als zelfstandige discipline. Het boek is dan ook opgedragen aan deNederlandse diergeneeskunde.21

De voorbeeldige OffringaIn tegenstelling tot het werk van Wester kan de veterinaire geschied-

Page 14: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

14

schrijving van Cees Offringa als model worden beschouwd.Toen het150-jarig bestaan van het diergeneeskundig onderwijs in Utrecht inzicht kwam, nam de faculteit het besluit om een goed gedocumen-teerd gedenkboek uit te geven.Als basis voor dat boek zou een inte-grale studie van instituuts-, wetenschaps- en onderwijsgeschiedenisbinnen de politieke en sociaal-economische context moeten dienen.De historicus Cees Offringa nam deze grote uitdaging aan.Het eind-product Van Gildestein naar Uithof verscheen in twee delen.22 Op heteerste deel dat de periode 1821-1925 bestrijkt, is Offringa gepromo-veerd. Bovendien was het op tijd klaar; bij de viering van het 150-jarig bestaan in 1971 in de Domkerk kon het boek aan koninginJuliana worden overhandigd. Het tweede deel liet nog tien jaar opzich wachten. Dat had alles te maken met het feit dat Offringa hierals eindredacteur optrad en voor de beschrijving van de voortschrij-dende specialisering en differentiatie binnen de veterinaire weten-schappen afhankelijk was van verschillende vakspecialisten. Met deafronding van deze hoofdstukken over specialismen en institutenwerd de omissie in het gedenkboek van 1921 tenietgedaan.

Bij zijn onderzoek maakte Offringa als eerste systematischgebruik van het rijke archief van het opleidingsinstituut. Hij bestu-deerde het wel en wee van het diergeneeskundig onderwijs vanuiteen niet-veterinair perspectief. Met de samenleving als uitgangspuntin plaats van de diergeneeskunde, werd hij in Nederland de pioniervan de sociale geschiedenis van deze discipline. Bij Offringa stond deanalyse van de sociaal-economische en culturele context van de vete-rinaire wetenschappen centraal waarbij hij onder meer aandachtschonk aan de ontwikkeling van de biomedische wetenschappen, deinternationale landbouwpolitiek, de oorlogsperiode, de beroepsver-eniging, de wetgeving en de beunhazerij en het studentenleven. Ineen vervolgstudie heeft hij zich nog verder verdiept in de professio-nalisering van deze beroepsgroep.23 Samen met zijn tweedelig stan-daardwerk heeft Offringa hiermee een degelijke basis gelegd voor degeschiedschrijving van de diergeneeskunde in Nederland.Huidige entoekomstige generaties geschiedschrijvers kunnen voortbouwen opdeze rijke erfenis.

Page 15: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

15

Van Oyen en MathijsenEen ander genre waarin de veterinaire geschiedschrijving aan bodkwam vormen de gedenkboeken van de Universiteit Utrecht. Bij het300 en 350-jarig bestaan in respectievelijk 1936 en 1986 werdenhoofdstukken over de geschiedenis van de veterinaire faculteit ingedenkboeken opgenomen. De verschillen in opvatting over institu-tionele geschiedschrijving die tussen de facultaire gedenkboeken van1921 en Offringa naar voren komen, zijn identiek aan die tussen dehoofdstukken in de gedenkboeken van de universiteit.

Het eerste overzicht is van Cornelis van Oyen (1885-1962)hoogleraar in de voedingsmiddelenhygiëne.24 Hij gaat uitgebreid inop de institutionele geschiedenis van de Hoogeschool en de ver-heffing tot faculteit van de Rijksuniversiteit Utrecht in 1925. Dit feitwerd in diergeneeskundig Nederland uitgebreid gevierd omdat deopleiding en daarmee ook de dierenarts, nu formeel een academischestatus hadden gekregen.Van Oyen kan gezien worden als laatste repre-sentant in de oude traditie van de scholengeschiedenis. Zijn historischoverzicht bestaat louter uit institutionele geschiedenis met een gort-droge opsomming van instituten, gebouwen en zeer gewaardeerdedocenten.Voor vrouwen zagVan Oyen geen toekomst weggelegd indit vak. Ook al waren sinds 1925 enkele vrouwen afgestudeerd, zijmoesten goed beseffen dat het maar zeer de vraag was of er in de toe-komst werkgelegenheid voor hen zou zijn.

Het tweede overzicht dat gaat over de periode 1936-1986 werdgeschreven door Guus Mathijsen, destijds bibliothecaris van de facul-teit.25 Voor de periode tot 1971 leunt hij grotendeels op Offringa,maar de ontwikkelingen tot 1986 heeft hij geschreven op basis vaneigen bronnenonderzoek. Naast de onvermijdelijke rij van docentenen instituten gaat Mathijsen ook dieper in op de bredere politieke enmaatschappelijke context van het onderwijs- en onderzoeksbeleid, deverschuiving in de studentenpopulatie, het aanbod van patiënten, defeminisering van het beroep en andere actoren in het veterinairekrachtenveld zoals de relatie met de beroepsvereniging.

Recente voorbeeldenHet is verheugend dat recentelijk meer studies op het gebied van degeschiedenis van de diergeneeskunde op het niveau van Offringa zijn

Page 16: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

16

verricht.Voorbeelden hiervan zijn de geschiedenis van de veterinairespecialismen geneeskunde van gezelschapsdieren en veterinaire volks-gezondheid en het gedenkboek van het Nederlands CentraalVeterinair Instituut.26 In het laatste boek geeft medisch historicusPeter Verhoef een overzicht van de ontwikkeling van de veterinairewetenschappen en de veranderende maatschappelijke context waar-binnen dat onderzoek gedurende de afgelopen eeuw werd uitge-voerd. De beschrijving van de vergaande wetenschappelijke specialis-men liet hij - net als in de gedenkboeken van de faculteit uit 1921 en1971 – over aan specialisten van het instituut zelf.

Als laatste voorbeeld noem ik de studie van de sociologe JoannaSwabe. Zij plaatst de geschiedenis van de diergeneeskunde in hetkader van sociologische lange termijn processen in de menselijkegeschiedenis.27 In navolging van de Amerikaanse historicus WilliamMcNeill28 beschrijft ze dat de mens er weliswaar in is geslaagd gedo-mesticeerde dieren te domineren,maar via de overdracht van besmet-telijke ziekten er tegelijk ook afhankelijker en kwetsbaarder door isgeworden. De mens heeft door de tijd heen getracht deze ziekten tevoorkomen en te bestrijden, wat resulteerde in de opkomst van dediergeneeskunde.

Van interne naar externe observatieSamenvattend kan gesteld worden dat de legitimering en apologievan de diergeneeskunde als een rode draad door de ontwikkeling vande veterinaire historiografie loopt. Deze benadering vervulde eenbelangrijke functie zowel bij het versterken van de identiteit en hetimago van de nieuwe professie als bij de academische en socialeemancipatie ervan. Conform de positivistische benadering van deFranse filosoof Auguste Comte voeren hierbij heldenverhalen overhet lineaire proces van wetenschappelijke vooruitgang de boventoon.De weg van de nederige afkomst van het veterinaire beroep naar aca-demische status was lang en moeilijk. Daarom was deze traditie vanfinalisme en internalisme nog sterker aanwezig dan in de medischehistoriografie waar deze ook lange tijd dominant was.29 Ook inrecente handboeken wordt het belang van dierenartsen voor desamenleving nog steeds sterk benadrukt.30 De categorie scholenge-schiedenis is eveneens goed vertegenwoordigd, al varieert de benade-

Page 17: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

17

ring en de navenante kwaliteit sterk van naïeve heldenverering totkritische geschiedschrijving, waarbij wordt getracht de ontwikkelin-gen te verklaren in hun specifieke historische context.Alleen de stu-die van Swabe is verricht vanuit de sociologisch-historische benade-ring van de lange termijn processen. Opvallende lacunes zijn er ook.In de categorie biografie is alleen over Numan veel geschreven, ter-wijl ook andere figuren uit de diergeneeskunde zoals D.A. de Jong, J.Poels en H.S. Frenkel een biografie verdienen.Verder ontbreekt nage-noeg de geschiedschrijving van de militaire diergeneeskunde.Hetzelfde geldt voor de Nederlandse koloniale veterinaire geschiede-nis, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Groot-Brittannië en Spanje.Een begin hiermee is gemaakt door Martine Barwegen die de ont-wikkeling van de veehouderij op Java heeft onderzocht.31

Duidelijk wordt ook dat de blik lange tijd naar binnen wasgekeerd; de belangstelling van de buitenwereld en vanuit andere dis-ciplines kwam pas veel later. Internalistische geschiedenis wordtmeestal geschreven door dierenartsen voor dierenartsen over dieren-artsen in termen van grote helden en grote ontdekkingen. Historicizijn hierin niet geïnteresseerd vanwege een gebrek aan bronnenon-derzoek, context en kritische reflectie.Anderzijds zijn de meeste die-renartsen niet geïnteresseerd in veterinaire geschiedenis op acade-misch niveau dat doorgaans wordt geschreven door historici voor eenkleine groep vakgenoten. Detailstudies vol theoretische beschouwin-gen worden over het algemeen minder gelezen door het publiek danvlot geschreven overzichtswerken door buitenstaanders. JaredDiamond met zijn bestseller Zwaarden, paarden en ziektekiemen is hiereen goed voorbeeld van.32

Volgens de historicus Philip Teigen heeft elke benadering van demedische en veterinaire geschiedenis voor- en nadelen. Zowel bena-deringen vanuit het perspectief van theorieën, verklaringsmodellen,functies, als centrale thema’s zijn waardevol en complementerenelkaar.33 Hij pleit voor een herwaardering van geëngageerde en ‘toe-gepaste geschiedenis’ die een rol kan spelen bij het ontwikkelen vanbeleid, het beïnvloeden van meningsvorming of politieke besluitvor-ming.34 Bij veterinaire geschiedenis denk ik dan bijvoorbeeld aan les-sen die te leren zijn van de vergelijkende geneeskunde, de socialeconstructie van ziekten bij mens en dier, de ecologie van het houden

Page 18: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

18

van dieren op het platteland en in de stad en de geschiedenis vanveterinaire ethiek. Op basis van degelijk historisch onderzoek naarthema’s die aansluiten bij actuele problemen in de samenleving zou-den historici zinnige bijdragen kunnen leveren aan het publiekedebat.35 Goede voorbeelden hiervan zijn de studies over BSE enmond- en klauwzeer in Engeland.36

Niet alleen amateurs en professionals maar ook het brede publiekblijkt behoefte te hebben aan geschiedschrijving die diergeneeskundebeschouwt als een integraal deel van ons complexe sociaal-economi-sche, technologische en culturele bestaan. Deze wens om graag in dekeuken van diergeneeskundige praktijken te kijken heeft alles temaken met werkelijke of veronderstelde voedselschandalen, de pro-blematiek rond BSE, uitbraken van besmettelijke dierziekten, mala-fide hondenhandel en dierenleed waar de media op in zoemen. Hetvak diergeneeskunde is uit de praktijk voortgekomen en is nog steedsop de praktijk gericht. De ontwikkeling is niet los te denken van dereligieuze, economische en emotionele waarden die in de samenle-ving aan het dier worden toegekend.Via voedingsmiddelen van dier-lijke oorsprong en zoönosen komen daar de volksgezondheidsaspec-ten nog bij.Daarmee is de diergeneeskunde onlosmakelijk verbondenmet die samenleving zelf. Als we in de traditie van Offringa de ont-wikkelingen binnen de diergeneeskunde trachten te verklaren vanuitde maatschappelijke context dan moet de positie van het dier daarbijworden betrokken. Met die context, kom ik op het tweede deel vanmijn leeropdracht.

Vermenselijking van het dierDe moderne mens heeft een bijzonder ambivalente houding ontwik-keld tegenover dieren, waarbij exploitatie en affectie worden gecom-bineerd. In de loop van de twintigste eeuw moest de dierenarts debelangen van mens en dier steeds meer afwegen tegen de achtergrondvan enerzijds een toegenomen gevoeligheid en anderzijds een sterkeverzakelijking. De vergaande rationalisatie van de intensieve veehou-derij en de vervreemding van de moderne stedeling van het platte-land en de voedselproductie hebben geleid tot twee verschillende enconflicterende sets van waarden en normen over onze omgang met

Page 19: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

19

dieren. Door de voortschrijdende industriële productie, verstedelij-king en ontkerkelijking en de aandacht voor dierenbescherming is dehouding van de moderne burger tegenover de jacht, natuurbeheer, deslacht, het ‘ruimen’ van productiedieren en het gebruik van proefdie-ren wezenlijk veranderd. In 1962 werden bij een uitbraak van var-kenspest 320.000 varkens geruimd en in de Peel begraven.Toen lagniemand daar wakker van. In 2001 werden bij de bestrijding vanmond- en klauwzeer 280.000 dieren geruimd. Maar nu leidde dezecalamiteit tot grote maatschappelijke onrust. Het stimuleren van deintensieve veehouderij door de overheid leidde vanaf 1945 niet alleentot het verbeteren van de gezondheidssituatie van de veestapel enhoge exportinkomsten, maar ook tot het controversiële non-vaccina-tie beleid, lange afstand transport van levende dieren en de aanpassingvan dieren aan houderijsystemen in plaats van andersom. Onder drukvan de publieke opinie wordt nu door diezelfde overheid het dieren-welzijnsbeleid herzien.37

Het vermenselijken van gezelschapsdieren leidde ook tot ver-gaande gevoeligheid.Waarom zijn deze dieren de laatste decennia zopopulair geworden? De overgrote meerderheid van de ca. vijf miljoenhonden en katten en 130.000 paarden wordt niet meer als muizen-vanger, jacht-, waak- of trekdier gebruikt. Deze dieren worden nugehouden voor gezelschap, als decoratie, als statussymbool om machten welzijn te symboliseren, om te imponeren en voor commerciëledoeleinden. Naast de economische is ook de emotionele waarde vandeze dieren enorm toegenomen. Dat heeft geleid tot een sterke uit-breiding van commerciële belangen in de gezelschapsdierensectorwaarbij naast dierenartsen ook dierenwinkels, de petfoodindustrie,hondenfokkers en dierenpensions zijn betrokken. Gezelschapsdierenzijn onderdeel van een harde en zakelijke wereld van winstbejaggeworden, ook al is het product ‘lief ’. Illegale handel, cosmetischeingrepen om te voldoen aan de rasstandaard, castreren, steriliseren enhet fokken van dieren met erfelijke afwijkingen zijn ook inherent aandeze sector. Heeft het dier voor de eigenaar niet de gewenste aaibaar-heid en genegenheid of gaat het stinken of wordt het agressief, danwordt het als gebruiksvoorwerp weggedaan.

Objectief beschouwd is het verschil tussen productie- en gezel-schapsdieren daarom kleiner dan het lijkt. De bewegingsvrijheid van

Page 20: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

20

een grote hond op een kleine flat is niet beter dan die van biggen ofkalveren in een huisvestingssysteem, waarvan de maten wettelijk zijnvoorgeschreven. Uit onderzoek blijkt dat bij een pony alleen in dewei of een hond alleen thuis het welzijn ook wordt aangetast. Er zijnmedicijnen op de markt tegen overgewicht omdat veertig procentvan de honden en katten te dik is.38 Uit deze schets van de vermen-selijking van het dier komt duidelijk naar voren dat het denken overde status van het dier in Nederland de laatste decennia langzaam maarzeker is verschoven. Voor de dierenarts roept deze verschuivingnieuwe vragen op. Houden dierenartsen als objectieve deskundigende eigenaar een realistisch beeld voor ogen van wat van dieren kan enmag worden verwacht? Geven zij grenzen aan? Moet wat technischmogelijk is, ook worden uitgevoerd? In de praktijk blijkt dat dit vaakgebeurt.

Dieren en politiekOpvattingen over mens-dier relaties zijn culturele, sociale en politiekeconstructies die tijdgebonden zijn. Discussies over de vraag of demens gelijkwaardig is aan het dier worden al eeuwenlang gevoerd ende argumenten die daarbij worden aangevoerd veranderen van tijd tottijd. In het debat over de relatie mens-dier komen allerlei vragen overhet gebruik van het dier naar voren zoals bij de intensieve veehoude-rij, de vleesconsumptie, de rasstandaard bij huisdieren, de proefdier-kunde en bij circus- en dierentuindieren. Vanuit de samenlevingwordt bij de politiek aangedrongen op regelgeving op deze terreinen.Maar in de samenleving zijn de laatste decennia ontwikkelingengaande die ertoe hebben geleid dat tussen bewoners van steden en hetplatteland grote verschillen zijn ontstaan in opvattingen over hoemensen met dieren zouden moeten omgaan. Bij de vleesconsumptiebijvoorbeeld beroepen tegenstanders zich op de vermenselijking vanhet dier terwijl voorstanders de verdierlijking van de mens als argu-ment naar voren brengen.39 Dergelijke morele vragen lijken te com-plex om met een simpel ja of nee te beantwoorden.Waardeoordelen,vooronderstellingen en emotionele visies op de omgang met dierenkenmerken het huidige debat.

Door de polarisatie van standpunten over dierenwelzijn in desamenleving, de media en de politiek is consensus over dergelijke

Page 21: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

21

vraagstukken nu ver te zoeken. Eensgezindheid is er wel over het feitdat dieren kunnen lijden en dat de mens als redelijk wezen eenmorele zorgplicht heeft voor gehouden dieren die inhoudt dat lijdenmoet worden vermeden. De toekomst zal leren of er tussen de ver-schillende belangengroeperingen een balans zal worden bereikt opbasis van pragmatisch overleg.40 Bij de regelgeving over proefdieren inde jaren zeventig en over scharrelvarkens eind jaren tachtig heeft der-gelijk overleg resultaat gehad. Door de Wet op de Dierproeven uit1977 is het welzijn van proefdieren aanzienlijk verbeterd en is hunaantal sterk gedaald omdat onderzoekers het proefdiergebruik duide-lijk moesten verantwoorden. Deze regelgeving zou als goed voor-beeld kunnen dienen voor andere diersoorten.

In deze ambivalente context fungeert de moderne dierenarts alsondernemer, maar ook als advocaat van het dier, de eigenaar en desamenleving. Het vrije beroep van dierenarts is al lang niet meer vrij-blijvend; ook van de dierenarts wordt een standpunt verwacht. Dezezou zich als specialist op het gebied van de gezondheid en het wel-zijn van dieren en als nuchtere scheidsrechter tussen de belangen vanmens en dier veel duidelijker kunnen manifesteren in de media en inde politiek. In de emotionele discussies zouden zij de broodnodigewetenschappelijke argumenten kunnen aandragen. Maar hier wreektzich een oude traditie; net als inVlimmens tijd blijft de dierenarts overhet algemeen liever op de achtergrond. Regelmatig wordt in veteri-naire kringen ergernis uitgesproken over de onwetendheid die aller-lei participanten aan het debat uiten,maar aan actieve deelname waagtmen zich liever niet. De beroepsvereniging en het opleidingsinstituutvoeren in dit opzicht geen proactief beleid; vaak worden standpuntenpas achteraf ingenomen.Dat lijkt een gemiste kans, zeker nu er demo-cratische consensus nodig is over de wijze waarop we met dierenomgaan. Om de achtergrond van de huidige situatie te kunnenbegrijpen is historisch inzicht onontbeerlijk. Daarmee geef ik al eenvoorschot op de vraag of veterinaire geschiedenis relevant is.

Is veterinaire geschiedenis relevant?In discussies over het welzijn van dieren worden te pas en te onpashistorische argumenten gebruikt.Het is een gegeven dat de mens die-ren heeft gedomesticeerd en deze sindsdien zoveel mogelijk heeft

Page 22: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

22

aangepast aan zijn eigen behoeften. Dat is nu niet terug te draaien opbasis van een nostalgische hang naar een verondersteld welzijn vandieren op het romantische platteland van vroeger. Met historischonderzoek is aangetoond dat dit een mythe is; vroeger hadden dierenhet niet beter! Een eerste voorwaarde voor welzijn is gezondheid. Indat opzicht schortte er vroeger veel aan.41 Niet alleen bij dit vraagstukmaar ook op andere terreinen kan veterinair historisch onderzoekrelevante informatie aandragen.Het kan worden ingeschakeld bij ver-gelijkende wetenschapsgeschiedenis, bijvoorbeeld bij disciplinevor-ming en professionalisering, de geschiedenis van ziekteconcepten bijmens en dier, het tot stand komen van biomedische kennis, de intro-ductie van diagnostische en therapeutische technologie en de inter-nationale circulatie van wetenschappelijke kennis.

Er zijn meer goede redenen aan te wijzen waarom wetenschaps-geschiedenis nuttig is. Niet alleen voor studenten maar ook voor eenbreder publiek biedt het de mogelijkheid meer inzicht te krijgen inde vraag hoe wetenschap werkt.42 Vanuit de wetenschapsgeschiedenisen – filosofie kunnen bijdragen worden geleverd aan de academischevorming van studenten, zoals het verdiepen van het historisch besef.Verder kan het studenten en wetenschappers stimuleren om naast devergaande specialisatie over de muren van het eigen vakgebied heente kijken.43 Een kritische reflectie op de geschiedenis van het dier ende diergeneeskunde kan ook bijdragen tot een beter begrip van dehuidige positie van de veterinaire wetenschappen in de samenlevingen de beroepsperceptie bij dierenartsen.Tenslotte geldt: geschiedenishoeft niet altijd nuttig te zijn, maar mag ook gewoon leuk zijn!

Tussen 1822 en 1956 heeft veterinaire geschiedenis deel uitge-maakt van het curriculum diergeneeskunde.Aan het nut ervan werdniet getwijfeld, maar door de uitbreiding van het aantal vakken enandere prioriteiten werd het vak in 1956 uit de veterinaire leerop-drachtenreeks geschrapt. De faculteit stelde toen voor om geschiede-nis weer te laten geven als iemand gevonden kon worden die eranimo voor had.44 Uit het feit dat ik hier nu sta, kunt u afleiden datdit inmiddels gelukt is.

Inbedding leerstoelMet deze bijzondere leerstoel wordt aangesloten bij de groeiende

Page 23: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

23

aandacht voor geschiedenis, wetenschap en samenleving en academi-sche vorming van de studenten. Eerdere vergelijkbare leerstoelen zijnonder meer universiteitsgeschiedenis, medische geschiedenis engeschiedenis van de psychiatrie. Het is prachtig dat ik mij nu zowelbij de faculteiten Diergeneeskunde als Geesteswetenschappen uitge-breider met de historische en maatschappelijke aspecten van dit vak-gebied op het grensvlak mens-dier kan bezighouden. Het is eenmooie uitdaging om met de collega’s van Geesteswetenschappenonderwijs en onderzoek op dit terrein te initiëren. HetVeterinair Historisch Genootschap van waaruit het initiatiefvoor het instellen van deze leerstoel is genomen, blijft voor mij eenbelangrijk forum om dit vak te bevorderen. Hetzelfde geldtvoor het Universiteitsmuseum Utrecht – inclusief de AfdelingDiergeneeskunde - dat voor de universiteitsgeschiedenis en dewetenschapsgeschiedenis een onmisbaar instituut is. Ik verheug me opde voortzetting van de samenwerking met Peter de Haan en LeenDorsman en andere collega’s van het museum en de CommissieGeschiedschrijving. Ik ben blij met de inbedding van het vak veteri-naire geschiedenis in het Utrechtse Descartes centrum voor degeschiedenis en filosofie van de natuurwetenschappen en de humani-ora, dat onder de bezielende leiding van Wijnand Mijnhardt steedsmeer vorm heeft gekregen. Ik zie er naar uit om gezamenlijk de over-koepelende onderwijs- en onderzoeksplannen te verwezenlijken. Inhet bijzonder geldt dit voor mijn collega’s van het InstituutGeschiedenis en van het cluster geschiedenis van de biomedischewetenschappen Frank Huisman, Bert Nederbragt, Joost Vijselaar enRuud Abma.Wat de samenwerking met studenten diergeneeskunde,geesteswetenschappen en vergelijkende wetenschapsgeschiedenisbetreft, hoop ik nog lang door te kunnen gaan met de plezierige enleerzame contacten tijdens het onderwijs.Ten slotte verheug ik me opde uitdaging om binnen het kader van de World Association for theHistory of Veterinary Medicine samen met Susan Jones van deUniversiteit van Minnesota en Johann Schäffer van de TierärztlicheHochschule in Hannover aan de bevordering van de veterinairegeschiedenis te werken.

Dankwoord

Page 24: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

24

Geachte toehoorders, aan het einde van deze openbare les resten mijwoorden van dankbaarheid. Mijn grote dank gaat allereerst uit naarhet Utrechts Universiteitsfonds dat deze bijzondere leerstoel heeftingesteld, en naar het College van Bestuur van de UniversiteitUtrecht dat deze instelling heeft bekrachtigd.Voorts dank ik de bestu-ren van de faculteiten Geesteswetenschappen en Diergeneeskunde,het bestuur van het IRAS en voorts allen die aan mijn benoeminghebben bijgedragen. In het bijzonder geldt dit voor de hooggeleer-den Wijnand Mijnhardt, Frans van Knapen, Bert van der Weijden enBerry Spruijt.Verder dank ik Jan van Logtestijn, Frans Smulders,GuusMathijsen en Frans van Knapen die elk op hun eigen inspirerendewijze aan mijn loopbaan en academische vorming hebben bijgedra-gen.Van je familie moet je het inderdaad hebben. Ik prijs mij geluk-kig met een warm koolmezennest als thuisfront, zowel vroeger in hetouderlijk huis als nu met de kinderen. Daarvoor en voor nog veelmeer dank ik Akke in het bijzonder.

Ik heb gezegd!

Page 25: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

25

Noten

Lopen metVan Lennep (2000) 245. Offringa (1971). Offringa (1981); Koolmees (2002). Davids (1994); Jones (2003); Kluveld-Reijerse (1999);Van der Windt & Van Zon

(2005). Zie bijv. Cliteur (2001) en de discussie rond de Gezondheids- en welzijnswet voor

dieren. Beijers (1963). Uitzonderingen vormen Faber (1966) met zijn studie over de geschiedenis van de

veepest en Bieleman (2001) met zijn bijdrage over de opkomst van de intensieveveehouderij.

Mathijsen (2001). De Hoog (1811) 3-39. Brumme & Schäffer (1993) 218. Numan (1827) 20. Numan (1836); Koolmees (1995) 137-140. Een eeuw veeartsenijkundig onderwijs (1921). Roothaert (1978). Vlimmen contra Vlimmen verscheen in 1953 en Vlimmens tweede

jeugd in 1957. Walch (1996) 141. Walch (1996) 132, 360-364. Graafsma & Wessels (2004) 27-29. Umans (2000). Offringa (1971) 305. Wester (1939). ‘Toegewijd aan de Nederlandsche veeartsenijkunde. Dat zij bloeie en groeie’,

Wester (1939) 571. Offringa (1971, 1981). Offringa (1983). Van Oyen (1936). Mathijsen (1986). Boor-van der Putten (1986);Koolmees (1997);Verhoef,Van Leeuwen & De Leeuw

(2005). Swabe (1999). McNeill (1976). De Blécourt, Huisman &Van derVelden (1999) 362-367. Jones (2003) 201-208. Barwegen (2005) 122-149. Diamond (2000). Teigen (2003). Teigen (1999) 355.

Page 26: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

26

Ook Jonker (2001) pleit ervoor dat historici beter dan anderen vanuit hunspecifieke expertise zinnig maatschappelijk commentaar kunnen leveren op basisvan voorstellingen uit het verleden.

Fisher (1998);Woods (2004). Van Zanden & Koolmees (2003). Stassen (2006). Schnabel (2003) 29. Kluveld (2006). Statistieken van inspecties van vee dat omstreeks 1900 bij slachthuizen werd

aangevoerd laten zien dat 10-40% besmet was met tuberculose en 1-4% metworminfecties. In de periode 1890-1930 liet het vervoer van slachtvee nog erg veelte wensen over en humane slachtmethoden werden nog niet overal gebruikt; zieKoolmees (1997) 124-128, 204-206, 229-264.Door gebrek aan voer waren koeienaan het einde van de winterperiode regelmatig zo zwak en ziek dat ze ondersteundmoesten worden om ze in de wei te krijgen; zie Idel (1999). Bij het internationaletransport van slachtossen werd het welzijn van dieren erg geschaad en was deuitval door ziekte en verwondingen hoog; zie Gijsbers & Lambooij (2004).

Theunissen (2006) 5-6. Dorsman & Knegtmans (2006) 7. Koolmees (1995).

Page 27: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

27

LiteratuurBarwegen, M., Gouden hoorns. De geschiedenis van de veehouderij op Java, 1850-2000.

Dissertatie Wageningen (Wageningen 2005).

Beijers, J.A, ‘De beoefening van de geschiedenis der veeartsenijkunde’, in: B.P.M.

Schulte (Red.) Vijftig jaren beoefening van de geschiedenis der geneeskunde, wiskunde en

natuurwetenschappen in Nederland 1913-1963 (z.pl. 1963) 85-88.

Bieleman, J., ‘Boeren werd agri-business – een synthese’, in: J.W. Schot e.a., Techniek

in Nederland in de twintigste eeuw. Dl. 3 (Zutphen 2001) 227-233.

Blécourt,W. de, Huisman, F. &Velden, H. van der, ‘De medische markt in Nederland,

1850-1950’, themanummer Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 25 (1999) 361-478.

Brumme, M.F. & Schäffer, J., ‘Die Entwicklung der Veterinärmedizinhistoriographie

in Deutschland’,Argos 8 (1993) 217-225.

Boor-van der Putten, I.M.E., 75 jaar geneeskunde van gezelschapsdieren in Nederland

1911-1986 (Utrecht 1986).

Cliteur, P.,Darwin, dier en recht (Amsterdam 2001).

Davids, C.A., ‘Dieren en geschiedenis. Benadering, bronnen, problemen’, Groniek,

Historisch Tydschrift 28 (1994) 9-19.

Diamond, J., Zwaarden, paarden en ziektekiemen. De ongelijkheid in de wereld verklaard

(Utrecht 2000).

Dorsman, L.J. & Knegtmans, P.J. (Red.), Universitaire vormingsidealen. De Nederlandse

universiteiten sedert 1876 (Hilversum 2006).

Een eeuw veeartsenijkundig onderwijs. ’s Rijks-veeartsenijschool - Veeartsenijkundige

Hoogeschool 1821-1921 (Utrecht 1921).

Faber, J.A., ‘De veepest in Nederland in de achttiende eeuw’, Spiegel Historiael 1

(1966) 67-74.

Fisher, J.R., ‘Cattle plagues past and present: the mystery of mad cow disease’ Journal

of Contemporary History 33 (1998) 215-228.

Gijsbers, W. & Lambooij, B., ‘Ossen voor de bijl. Een hedendaagse kijk op het

historisch transport van slachtvee’,Argos 31 (2004) 7-18.

Graafsma, C. & Wessels, H. (Red.),De dierenarts. Beeld van een practicus (Cuijk 2004).

Hoog, Gerardus de, Dissertatio medica inauguralis de analogia, nexu et reciprocae

applicationis utilitate medicinae humanae et animalium rustico-domesticorum, sive

veterinariae artis non neganda (Lugdunum Batavorum 1811).

Idel, A., Tierschutzaspekte bei der Nutzung unserer Haustiere für die menschliche Ernährung

und als Arbeitstier im Spiegel agrarwissenschaftlicher und veterinärmedizinischer Literatur

aus dem deutschsprachigen Raum des 18. und 19. Jahrhunderts (Berlin 1999).

Jones, S.D., Valuing animals.Veterinarians and their patients in modern America (Baltimore

Page 28: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

28

& London 2003).

Jonker, E.,Over de blijvende behoefte aan geschiedenis (Assen 2001).

Kluveld, A., ‘Dierenpolitici pronken met hun morele superioriteit’, De Volkskrant, 16

december 2006.

Kluveld-Reijerse, A.A., Reis door de hel der onschuldigen. De expressieve politiek van de

Nederlandse Anti-vivisectionisten,1890-1940. Dissertatie Maastricht (Maastricht

1999).

Koolmees, P.A., ‘Over het onderwijs in veterinaire geschiedenis aan de

Veeartsenijschool in Utrecht, 1821-1956’, in: K. van der Horst, P.A. Koolmees &

A. Monna (Red.) Over beesten en boeken. Opstellen over de geschiedenis van de

diergeneeskunde en de boekwetenschap (Rotterdam 1995) 131-153.

Koolmees, P.A., Symbolen van openbare hygiëne. Gemeentelijke slachthuizen in Nederland

1795-1940 (Rotterdam 1997).

Koolmees, P.A. ‘From the Marshall plan to present day prosperity: veterinary

medicine in the Netherlands 1945-2000’, Schweizer Archiv für Tierheilkunde 144

(2002) 24-31.

Lopen metVan Lennep.De zomer van 1823.Dagboek van zijn voetreis door Nederland, bezorgd

door Geert Mak en Marita Mathijsen (Zwolle 2000).

Mathijsen, A.H.H.M., ’De Faculteit der Diergeneeskunde’, in: H.W. von der Dunk,

W.P. Heere & A.W. Reinink (Red.) Tussen ivoren toren & grootbedrijf. De Utrechtse

Universiteit 1936-1986 (Maarssen 1986) 467-479.

Mathijsen, A.H.H.M., ‘Gerrit de Hoog (1784-1812), Nederlands eerste

gepromoveerde veearts’,Argos 25 (2001) 207-218.

McNeill,W. H., Plagues and people (NewYork 1976).

Numan, A., ‘Redevoering over de vee-artsenijkunde, en de inrigting van derzever

onderwijs, overeenkomstig met het belang der maatschappy’, Vee-artsenijkundig

Magazijn 1 (1827) 1-77.

Numan, A., ‘Geschiedenis der Vee-artsenijkunde, en beschrijving der inrigting van ’s

Rijks vee-artsenijschool te Utrecht’, Tijdschrift voor Geschiedenis, Oudheden en

Statistiek van Utrecht 2 (1836) 161-188.

Offringa, C., Van Gildestein naar Uithof. 150 jaar diergeneeskundig onderwijs in Nederland.

dl. 1,’s Rijksveeartsenijschool (1821-1918) Veeartsenijkundige Hoogeschool (1918-

1925); dl. 2, Faculteit der Veeartsenijkunde (1925-1956) Faculteit der Diergeneeskunde

(1956-1971) (Utrecht 1971, 1981).

Offringa, C., ‘Ars Veterinaria: ambacht, professie, beroep. Sociologische theorie en

historische praktijk’, Tijdschrift voor Geschiedenis 96 (1983) 407-432.

Oyen, C.F. van, ‘Veeartsenijkundige Faculteit’, in: J.P. Fockema Andreae e.a, De

Utrechtsche Universiteit 1636-1936 (Utrecht 1936) 371-384.

Page 29: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

29

Roothaert,A.,Doctor Vlimmen, trilogie (Utrecht & Antwerpen 1978).

Schnabel, P., ‘Het doden van dieren: een sociologische visie op wat sociaal kan en

a-sociaal is geworden’, in: P.A. Koolmees, J.M. Swabe & L.J.E. Rutgers (Red),

Het doden van dieren. Maatschappelijke en ethische aspecten (Wageningen 2003)

23-30.

Stassen, E.N., Van bruikbaar tot dierbaar. Over de relatie mens-dier. Oratie Universiteit

Wageningen, 8 juni 2006 (Wageningen 2006).

Swabe, J.M., Animals, disease and human society: human-animal relations and the rise of

veterinary medicine (Londen etc. 1999).

Teigen, Ph.M.,‘”A kindly, useful mentor”: applying the history of medicine to public

policy’, Journal of the History of Medicine 54 (1999) 353-363.

Teigen, Ph.M., ‘Three perspectives on medical history today’, in: J. Schäffer & P.A.

Koolmees (Eds.) Proceedings 33rd International congress on the history of veterinary

medicine(Giessen 2003) 225-234.

Theunissen, B., De Januskop van de wetenschapsgeschiedenis. Oratie Universiteit Utrecht,

13 april 2005 (Amsterdam 2006) 5-6.

Umans, S., ‘U bent niet van de veehouder afhankelijk, maar deze is van u

afhankelijk’. Minister Brinkhorst opent jaarcongres 2000 met een pittige

toespraak’, Tijdschrift voor Diergeneeskunde 125 (2000) 688-698.

Verhoef, P., Leeuwen, J.M. van & Leeuw, P.W. de (Red.), ‘Strenge wetenschappelijkheid

en practische zin’. Een eeuw Nederlands Centraal Veterinair Instituut 1904-2004

(Rotterdam 2005).

Walch, F.,Roothaert, een biografie (Baarn 1996).

Wester, J.,Geschiedenis der Veeartsenijkunde (Utrecht 1939).

Windt, H. van der & Zon, H. van (Red.), ‘Mensen en dieren in het verleden’,

Themanummer Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis 2004 (Hilversum 2005).

Woods, A., ‘Flames and fear on the farms: controlling foot and mouth disease in

Britain, 1892-2001’,Historical Research 77 (2004) 520-542.

Zanden, J.L. van & Koolmees, P.A., ‘Het doden van dieren: historische aspecten’, in:

P.A. Koolmees, J.M. Swabe & L.J.E. Rutgers (Red), Het doden van dieren.

Maatschappelijke en ethische aspecten (Wageningen 2003) 31-34.

Page 30: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

30

Page 31: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

31

Curriculum vitae

Peter A. Koolmees (Gouda 1954) volgde de opleidingen voor bio-technisch en histologisch analist. Daarna behaalde hij de akte vooreerstegraads leraar Geschiedenis en Staatsinrichting aan deHogeschool Midden Nederland. In 1990 studeerde hij (met veelgenoegen) af als historicus, richting economische en sociale geschie-denis aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij promoveerde in 1997 opeen onderzoek naar de geschiedenis van de vleeshygiëne inNederland aan dezelfde universiteit.

Sinds 1973 is hij werkzaam bij de Faculteit der Diergenees-kunde van de Universiteit Utrecht; eerst bij de Vakgroep AlgemeneHeelkunde der Grote Huisdieren en vanaf 1975 bij de VakgroepVoedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong, thans Divisie VeterinaryPublic Health van het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS).Vanaf 1990 is hij als docent-onderzoeker en vanaf 2002 als seniordocent aan deze divisie verbonden. Hij verzorgt onderwijs in de vak-gebieden voedingsmiddelenhygiëne, veterinaire wet- en regelgevingen geschiedenis van de diergeneeskunde en de biomedische weten-schappen. Vanaf 2002 is hij tevens werkzaam als conservator vande afdeling Diergeneeskunde van het Universiteitsmuseum Utrecht.In juni 2006 werd hij aangesteld als bijzonder hoogleraar‘Diergeneeskunde in historische en maatschappelijke context’ bij defaculteit Geesteswetenschappen mede ten behoeve van de faculteitder Diergeneeskunde.

Naast zijn oorspronkelijke onderzoeksveld voedselveiligheidheeft hij gepubliceerd over de geschiedenis van de diergeneeskundein het algemeen en de geschiedenis van veterinaire volksgezondheidin het bijzonder. Hij is redacteur van Argos, Bulletin van het VeterinairHistorisch Genootschap vanaf 1989. In de periode 2000-2004 was hijvoorzitter van de World Association for the History of VeterinayMedicine. In 1999 ontving hij de George Sarton medaille van deUniversiteit Gent voor zijn bijdrage aan de wetenschapsgeschiedenis.

Page 32: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

32

Page 33: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

33

De laatste uitgaven in deze reeks zijn:

Frits van Oostrom, Academische kwesties. Van middeleeuwse literatuur naar universiteit enmaatschappij (2003)HenkVerkuyl,Woorden, woorden, woorden (2003)Wiljan van den Akker & Gillis Dorleijn, De Muze: een vrouw met den blik van een man.Opvattingen over ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ in de Nederlandse poëzie tussen 1880 en1940 (2003)Sonja de Leeuw,Hoe komen wij in beeld? Cultuurhistorische aspecten van de Nederlandse tele-visie (2003)Johannes J.G. Jansen, De radicaal-islamitische ideologie: van Ibn Taymiyya tot Osama benLaden (2004)Hermina Joldersma, The International Dimension of Middle-Netherlandic Song (2004)Ido de Haan, Politieke reconstructie. Een nieuw begin in de politieke geschiedenis (2004)Pieta van Beek, ‘Poeta laureata’: Anna Maria van Schurman, de eerste studente in 1636(2004)Sieb Nooteboom,Waar komen de letters van het alfabet vandaan? (2004)Jan Luiten van Zanden,De timmerman, de boekdrukker en het ontstaan van de Europese ken-niseconomie. Over de prijs en het aanbod van de Industriele Revolutie (2004)Thijs Pollmann,Aftellen (2004)Ted Sanders, Tekst doordenken.Taalbeheersing als de studie van taalgebruik en tekstkwaliteit(2004)Keetie E. Sluyterman,Gedeelde zorg. Maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemin-gen in historisch perspectief (2004)Joost Kloek, Een scheiding van tafel en bed (met verweesde kinderen) (2004)Monique Moser-Verrey, Isabelle de Charrière and the Novel in the 18th Century (2005)Paul Op de Coul,De opmars van de operaregisseur. Een enscenering van Mozarts Zauberflöteuit 1909 (2005)Peter de Voogd, Laurence Sterne’s Maria uitgebeeld: boekillustratie en receptiegeschiedenis(2005)Nicole Pellegrin, Entre inutilité et agrément. Remarques sur les femmes et l’écriture del’Histoire à l’époque d’Isabelle de Charrière (1740-1806) (2005)Berteke Waaldijk, Talen naar cultuur. Burgerschap en de letterenstudies (2005)Orlanda Soei Han Lie,Wat bezielt een mediëvist? Mastering the Middle Ages (2005)Sjef Barbiers, Er zijn grenzen aan wat je kunt zeggen (2006)Mayke de Jong,Over religie, vroege middeleeuwen en hedendaagse vragen (2006)Huub van den Bergh,Zeker weten door zuiver meten? (2006)Johann-Christian Klamt,Over kunstenaars signature en zelfportretten (2006)Rosemarie L. Buikema,Kunst en vliegwerk. Coalities in de Cultuurwetenschappen (2006)Karl Kügle,Over het componeren (2006)René Kager,Zoeken naar woorden (2007)Peter Schrijver,Keltisch en de buren: 9000 jaar taalcontact (2007)

Page 34: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

34

Page 35: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

35

Colofon

Copyright: Peter KoolmeesVormgeving en druk: Labor Grafimedia BV, UtrechtDeze oplage is gedrukt in een oplage van 300genummerde exemplaren, waarvan dit nummer is.Gezet in de PBembo en gedrukt op 120 grams papier Biotop.ISBN 978-90-76912-78-3Uitgave: Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht, 2007.Het ontwerp van de reeks waarin deze uitgave verschijnt isbeschermd.

Page 36: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

36

Page 37: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

37

Page 38: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

38

Page 39: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

39

Page 40: Deerfenis van Dr. Vlimmen › onderzoek › lezingenreeks › pdf › ... · hun eigen oude praktijken en die van hun smid ophebben, dan met ... bouwmechanisatie, de introductie van

40