De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

14
Frans Duijf Het is niet onopgemerkt gebleven Een tuinkamer vol boeken Uitgeverij Admetos Duiven

description

De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels Schrijversdagboeken, brievenboeken en biografieën. Een verhandeling.

Transcript of De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

Page 1: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

Frans Duijf

Het is niet onopgemerkt gebleven

Een tuinkamer vol boeken

Uitgeverij Admetos

Duiven

Page 2: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

ISBN 978 94 90206 04 8, NUR 610

© 2010, Frans Duijf

Het is niet onopgemerkt gebleven – Een tuinkamer vol boeken

Uitgeverij Admetos te Duiven

Druk: Real Concepts

Foto voorzijde: Hans Huurdeman

Foto achterzijde: Sander Duijf

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden

verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of

openbaar worden gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder

voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Page 3: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

162

De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

Schrijversdagboeken, brievenboeken en biografieën

Armada, tijdschrift voor wereldliteratuur, dat wordt uitgegeven

door Wereldbibliotheek, is anno 2010 bezig met zijn zestiende

jaargang. Het levert ieder kwartaal opnieuw een mooi

themanummer op. In maart 2009 verscheen Schrijversdagboeken.

We treffen daarin bijdragen aan over de dagboeken van Virginia

Woolf, Cesare Pavese, Frida Vogels, Stendhal, Ernst Jünger, Max

Frisch, Willem Frederik Hermans, Victor Klemperer, Thomas Mann,

Willem de Clerq, Henri-Frédéric Amiel, Evelyn Waugh en Witold

Gombrowicz. De schrijvers van de afzonderlijke bijdragen zijn

allemaal deskundig, dat wil zeggen hebben stevige voetstappen

achtergelaten in het literatuurwetenschappelijk landschap. Wat

opvalt is dat vele dagboekenschrijvers, ook van naam en faam,

ontbreken. Het zal niet alleen een keuzekwestie zijn. Het lijkt er

eerder op dat het te maken heeft met de omstandigheid dat er even

niet een deskundige voorhanden was die (op wellicht korte termijn)

een bijdrage zou kunnen leveren. Willem G. Wetsteijn stipt onder

meer Willem Oltmans en Hans Warren even aan, maar wezenlijk

aan de orde komen ze niet. Een heus authentiek dagboek als dat

van Etty Hillesum, vele malen in verkorte vorm onder de titel Het verstoorde leven en in 2008 in uitgebreide vorm onder de titel Etty – De nagelaten geschriften van Etty Hillesum 1941-1943 uitgegeven,

wordt niet vermeld. Hetzelfde geldt voor grote namen als Paul

Léautaud, Edmond en Jules de Goncourt (wier werk toch geldt als

één van de belangrijkste dagboeken van de wereldliteratuur) en de

iets mindere Anaïs Nin, om er maar een paar te noemen. Maar ook

Leonard Nolens zou er mogen zijn. Zie over Nolens nader p. 391.

Page 4: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

163

Op één lijn met schrijversdagboeken zouden, wat mij betreft, de

brievenboeken mogen staan. Net als de dagboeken en biografieën

leveren zij veel kennis op, ook over de lezer zelf, en niet zelden

leveren zij fraaie stukken proza, bijvoorbeeld Brieven van John

Keats. Hoe heerlijk is het te lezen over de brief die hij op

zaterdagavond 14 februari 1818 aan zijn broers schreef. Hoewel hij

zijn gedicht Endymion, waaraan hij op 23 januari 1818 was

begonnen, nog niet af had, wilde hij het schrijven niet uitstellen, om

zo het mechanisme te ontlopen, dat anders als vanzelf ‘een aantal

redenen’ zou geven voor verder uitstel. Het is dat gedicht, dat de

prachtige regel ‘A thing of beauty is a joy for ever’ bevat. Keats zegt

voorts, dat voor de mens die een zekere intellectuele rijpheid heeft

bereikt, iedere willekeurige grootse en spirituele passage kan

dienen als vertrekpunt naar alle ‘tweeëndertig paleizen’, zoals

Boeddha leert. Onvergetelijk is ‘een dutje op de sofa’ en ‘een

hazenslaapje in de klaver’ of met een verwijzing naar Shakespeare,

The Tempest, I ii 223, een stuk muziek dat je voert naar ‘een uithoek

van het eiland.’ Prachtig is het brievenproza van Ida Gerhardt,

gebundeld in Courage! Ben Hosman en Mieke Koenen hebben ruim

75 jaar correspondentie bezorgd. Ik geef een voorbeeld, citeer uit

een brief van 6 april 1972 aan Wies en Guus van Dijk. ‘Wij spraken

voor de abdij van Zundert, en ook voor de abdij Sion (Diepenveen).

Monniken zitten doodstil te luisteren naar twee Protestantse

vrouwen en vergasten je na afloop op een uur briljante discussie.

Jongens, jongens – wat is dáár ons universitair geprofte nix bij!’

Heel bijzonder is de briefwisseling tussen M. Vasalis en Geert van

Oorschot die op enkele plaatsen in dit boek ter sprake komt, in het

bijzonder op p. 331 e.v. Hier voeg ik aan toe, dat ik mij sinds kort

mag verheugen in Een dramatische liefde – Brieven, een bundel

brieven van het Duitstalige dichters- en liefdespaar Ingeborg

Bachmann en Paul Celan, vers van de pers. Dramatisch omdat Celan

slachtoffer was van de Jodenvervolging en Ingeborg Bachmann

Page 5: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

164

dochter van een overtuigd Oostenrijks nazipartijlid. Het is al net zo’n

ingewikkelde liefde als die van Hanna Arendt en Martin Heidegger,

zie Brieven 1925 – 1975. De gedichten van Celan spreken

boekdelen, zij zijn onder de titel Verzamelde gedichten in een

tweetalige uitgave fraai uitgegeven door Meulenhoff. Todesfuge is

een van de bekendste gedichten. In het boek treffen we ook aan

brieven van Max Frisch, de andere liefdespartner van Bachmann en

een correspondentie tussen Bachmann en de echtgenote van Celan,

Gisèle Celan-Lestrange. Tot slot trof ik een ansichtkaart aan van het

drietal Ingeborg Bachmann, Hanns Winter en zowaar Heimito von

Doderer. De laatste schrijft Celan: ‘Voor de dichter die wij hier

verloren hebben en die zich ginds waar zal maken – zoals wij vast

geloven!’ Het echte lezen van het fraaie brievenboek komt later. Nu

zit ik nog in de ruikfase; die bevalt.

Soms doe je een bijzondere ontdekking. Ik veerde op toen ik stuitte

op de Lotus-brieven van Morriën, bezorgd door Rob Molin, zijn

biograaf. Morriën wordt als getrouwde veertiger verliefd op Lotus

Schipper, vriendin van Joke Smit (dé Joke Smit). De meisjes studeren

Frans in Amsterdam. Met Joke Smit zal Morriën bevriend worden.

Het komt tot een verhouding met Lotus, een verhouding die relatief

kort duurde (voorjaar 1956 tot najaar 1957). Dat is het lot van

verhoudingen, zoals we van Paul Léautaud weten (zie p. 157). Enfin,

het boek bevat brieven die Morriën haar in die periode schreef. De

verhouding werd beëindigd. Daarbij speelde een rol dat de vrouw

van Morriën een brief van Lotus in zijn jas vond, Lotus graag zelf

kinderen wilde en Morriën niet bij machte was van zijn vrouw te

scheiden (ze hadden nog jonge dochters). De niet erg sterke reden

die Morriën aanvoert, herinnert mij aan één van de weinige

grappen die ik ooit zelf heb bedacht. Een man van 95 jaar en zijn

vrouw van 93 worden geïnterviewd over de aanstaande

echtscheiding. De interviewster vraagt: ‘Vertelt u eens, hoe komt

Page 6: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

165

het dat u op zo’n hoge leeftijd gaat scheiden?’ De man antwoordt:

‘Wij hebben altijd tegen elkaar gezegd, wij scheiden pas als de

kinderen dood zijn.’

Dat deed me het boek Lieve rebel – Biografie van Adriaan Morriën,

dat Molin in 2005, drie jaar na de dood van Morriën uitbracht, uit

de kast nemen. Als ik naar de periode waarin Lotus een belangrijke

rol in zijn leven speelde ga, lees ik: ‘Een leven zonder de kinderen en

Guusje was voor hem onvoorstelbaar, maar er moest méér zijn’,

aldus zijn biograaf.

‘Iedere nieuwe ontmoeting moet onmiddellijk kunnen aansluiten bij

de vorige en dat kan alleen wanneer je geen spijt hebt en je niet

schaamt’, aldus Morriën. Toch kun je in de Lotus-brieven iets van

spijt lezen in wat Morriën aan Lotus schrijft over zijn kennismaking

met zijn echtgenote, Guus(je). ‘Ik leerde mijn vrouw kennen toen ik

al bijna dertig was en volkomen geïsoleerd leefde, in een soort

dwangtoestand. Door jou heb ik pas beleefd welke faculteiten ik

heb en dat ik mijzelf zou kunnen overtreffen als jij het wilde. Dit

besef geeft aan mijn leven achteraf iets onvoltooids en iets

nutteloos, ondanks mijn bibliografie.’ Hij heeft zijn vrouw altijd het

goede gegund (dat leid ik af uit de brieven), misschien vooral om de

relatie met zijn kinderen niet te verstoren. In dat beeld past ook het

advies van Morriën aan Lotus voor een ander te kiezen. Na de

zomer van 1957 was er een jongeman opgedoken, die door Lotus

aan Morriën werd voorgesteld en waar zij mee uitging. Huilend

heeft ze nadien aan Morriën verteld, dat ze onmogelijk met twee

mannen tegelijk kon omgaan, waarop Morriën haar zei dat ze met

de jongeman moest gaan. Aldus geschiedde. Zij trouwde in 1958 en

kreeg twee kinderen. Helaas Lotus stierf al in 1965 aan een

hersengezwel, 32 jaar oud.

Heeft Morriën dus spijt van iets wat hij wel gedaan heeft, wat ik in

de literatuur tegenkom is, dat mensen vaker spijt hebben van

dingen die ze niet gedaan of ondernomen hebben dan van dingen

Page 7: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

166

die ze wel hebben gedaan. Hoe het ook zij, het is maar beter goed

op te letten dat je van de ‘grote’ keuzen in je leven geen spijt hebt.

Goed bij je gevoel blijven, is daarbij een probaat middel. Net als de

literatuur, die altijd helpt. Of, zoals Baltasar Grácian in zijn

orakelboek leert: ‘boeken zijn betrouwbare helpers bij onze vorming

tot mens’ en ‘wijsgerige overpeinzingen bieden het opperste geluk.’

Zo knoopte ik over het thema spijt ooit in mijn oren de woorden van

Henry Miller, die er nog een dimensie extra aan geeft: ‘Guilt is a

waste of time. I never regretted anything in my life.’

Morriën hunkerend naar Lotus ‘met lichaam en ziel’ schrijft: ‘Ik lijd

gebrek, voel mij nooddruftig. Où sont tes maines d'antan?’. Daar wil

ik in een melancholieke bui, met dank aan de dichter François

Villon, graag naast zetten: ‘Où sont les neiges d'antan?’ De regel

stamt uit het gedicht Des dames du temps jadis. Tot mijn verrassing

zou Doeschka Meijsing in Over de liefde op een novemberavond ‘in

een vlaag van les neiges d'antan’ de ramen opengooien en zou zij

haar vriend Jason later laten zingen: ‘Où sont mes petits copains

d’antan?’

Terug naar de biografie. Ik verwonder mij over de naaktfoto die ik

van Guus(je) in het boek aantref, vraag me af waarom de biograaf

die foto – die niets verhult – heeft opgenomen. Ik heb niet de indruk

dat haar levenswandel daartoe enige aanleiding heeft gegeven om

haar zo te kijk te zetten. Dat blijft zo, al staat Guus(je) er nog zo

bevallig op en kijkt ze nog zo frank en vrij naar de fotograaf. Enfin,

wellicht kom ik bij herlezing in de biografie nog een ander antwoord

tegen dan ik kan afleiden uit de fotoverantwoording: de foto komt

uit de collectie van Guusje Oldenburg. Dat wijst erop dat zij de foto

zelf ter beschikking heeft gesteld. Het boek bevat ook een

professionele naaktfoto van zijn dochter Adrienne en haar

Senegalese vriend, een foto van Ed van der Elsken. Het is een heel

mooie foto die in het boek helaas volstrekt niet tot zijn recht komt.

Page 8: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

167

De foto behoort tot de collectie van het Stedelijk Museum te

Amsterdam en was daar in ieder geval in 2005 te zien.

Terug naar het begin. Eén bijdrage uit het Armadanummer valt uit

de toon. Elsbeth Etty is uitgesproken negatief over het werk van

Frida Vogels, althans voor zover het haar dagboeken betreft. De titel

van haar bijdrage in het blad, Egotistisch geschrijf. Het dagboekproject van Frida Vogels, klinkt als een klok, klinkt niet vals

op zich, maar de teneur is duidelijk: Etty apprecieert de dagboeken

niet. Eigen schuld; de term ‘egotistisch geschrijf’ is van Vogels zelf.

Het leek er aanvankelijk op dat Etty zich er met een jantje-van-

leiden had afgemaakt. Ze had al knallende ruzie gehad met haar

geliefde die haar verweet, dat ze zich weer met een rotklus had

laten opzadelen die niets zou opleveren bovendien. Zou het kunnen

zijn dat Etty is gestopt met de dagboeken te lezen, of (de

vervolgdelen) niet meer leest? Uit de tekst blijkt dat Etty de

dagboeken op haar reis nog moest lezen. Een kenner was zij dus

alvast niet. Zij vindt de dagboeken ‘weerzinwekkend van

onbenulligheid en pretentie.’ In feite vindt Etty niet de dagboeken,

maar Vogels onbenullig. Vogels ‘kiest nooit positie en kan dat ook

niet omdat er buiten haarzelf en haar intiemste vrienden niets is dat

haar interesse wekt.’ Etty toont dat overtuigend aan. Eén voorbeeld

daarvan spreekt mij persoonlijk aan omdat ik nog heel goed weet,

én waar ik was én wat het met mij als 12-jarig jongetje en mijn

omgeving deed toen president John F. Kennedey werd vermoord.

De 33-jarige Vogels schrijft over de moord slechts: ‘Kennedy is

vermoord’, wat Etty geen ‘egotisme’ maar ‘autisme’ noemt.

Het wordt nog leuk en goedkoop vals tegelijk als zij als E. spreekt

over Zwagerman die een duit in het zakje doet over Wilders die

wordt vervolgd wegens het beledigen van moslims. ‘De katholiek

opgevoede Zwagerman heeft vroeger in een ‘beatmis’ gezongen

‘Jezus is een fijne vent’, en E. vermoedt dat hij daar nooit helemaal

Page 9: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

168

overheen is gekomen.’ Het is niet voor het laatst dat Etty op de man

speelt. Zo zou zij in NRC Handelsblad van 12 februari 2010 haar

recensie, met de pakkende titel Eerwraak op z’n rooms in een naargeestig milieu, van het bijzonder actuele boek De pater en het meisje van Gerard van Westerloo besluiten als volgt. ‘De pater en het meisje bevat veel (klein)zielige verhalen. Maar het

deerniswekkendste personage met wijwater overgoten verhaal is

misschien de gefrustreerde verteller, die als braaf rooms jongetje op

zijn negentiende nog geen meisje had aangeraakt.’

Terug naar haar bijdrage aan Armada. Etty begint haar bijdrage in

de derde persoon om later alternerend over te gaan in de eerste

persoon, wat een functie heeft. Zij ventileert dan haar opvatting dat

dagboekschrijvers doorgaans ‘anders dan romanpersonages even

saai en alledaags zijn als u en ik.’

Etty laat niets heel van de dagboeken, steekt wel de loftrompet over

Bij nader inzien en Het Bureau van Voskuil en ook over De harde kern (I en II) van Vogels, maar niet zonder sneer: ‘fictieve egotisten

die menen dat zij het centrum van de wereld uitmaken en de maat

aller dingen zijn, leveren adembenemende literatuur op.’

In de opsomming in het boekje van Armada mis ik een echte

bespreking van het Geheim dagboek van Hans Warren. Van de

eerste 37 jaren die Hans Warren heeft beschreven, heb ik gesmuld,

ondanks enige twijfel aan de authenticiteit. Hans Warren zegt er zelf

wat over. Hij hield in 1986 een rede, Het dagboek als kunstvorm, die

Bert Bakker als brochure in de serie dagboeken van Hans Warren

heeft laten verschijnen. Warren zegt daarin onder meer dat hij zijn

dagboeken persklaar maakt, wat betekent dat hij ze redigeert,

‘stilistische verbeteringen’ aanbrengt. Daardoor gesterkt, ben ik zelf

geneigd de authenticiteit van dagboeken een beetje te

wantrouwen. Misschien geld ik in deze een beetje als epigoon van

Page 10: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

169

Willem Frederik Hermans die zich heeft ontpopt als geharnast

criticus van dagboeken, al is het de vraag of hij dat heeft gedaan op

goede gronden. Zo schrijft hij onder meer in Klaas kwam niet een

mooie bijdrage, getiteld ’t Is achter de schermen te duister om vast te stellen of het daar interessanter is dan ervóór, waarin hij gehakt

maakt van Paul Léautaud. Hermans is ‘ervan overtuigd dat een

auteur in een gefingeerd verhaal zich ongedwongener kan

bezighouden met zijn geheimste vrezen, verlangens, wanen en

tegenslagen, dan in een dagboek, dat altijd nog eens gevonden kan

worden door iemand die het nooit zou mogen lezen, maar

bewijsbaar is deze stelling uiteraard niet.’ Hermans vergeet te

vermelden, dat hij in vele van zijn gefingeerde verhalen zelf wel

eens model zou kunnen staan voor veel van zijn figuren en het

derhalve ook zijn ideeën zouden kunnen zijn die via deze figuren

worden geventileerd. Het lijkt geen al te boude veronderstelling dat

Hermans met zijn verdediging in het strafproces over uitlatingen in

Ik heb altijd gelijk in zoverre wel eens ongelijk gehad zou kunnen

hebben, al vind ik het zonder meer terecht dat hij niet is

veroordeeld; integendeel, de vervolging was een aanfluiting van het

recht.

Overigens is de bijzondere relatie die Léautaud tot zijn moeder had

mooi te zien in Brieven aan mijn moeder. De herinnering aan zijn

moeder die hem drie dagen na zijn geboorte verliet, wordt vooral

bepaald door een ontmoeting met haar in een hotelkamer toen hij

negen was en hij haar halfnaakt in bed aantrof en zij hem tegen zich

aandrukte. Dat leverde een verpletterende indruk op, een indruk

die hem zijn leven lang zou bijblijven. Godfried Bomans heeft het

mij geleerd. ‘Somberheid is bijna altijd het gevolg van eigenliefde.’

Voeg daarbij een stukje Alain de Botton: ‘Bij schrijven zijn ambitie

en realiteit onevenredig. Dat levert een hoop zielepijn op’, en we

begrijpen waarom Paul Léautaud te boek staat als misantroop en

Page 11: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

170

beweert dat alleen het werk dat als het ware in een ruk wordt

geschreven, zonder dat er eindeloos aan verbeterd en geschaafd

wordt, het beste werk is, omdat het de spontaniteit weergeeft, die

volgens hem het kenmerk van het ware is. Dat is althans de

conclusie die ik trek uit wat Mels de Jong in Ik heb overal spijt van – Paul Léautaud biografie over de essays die Léautaud schreef: dat

‘het gedachtegoed er eerder was dan de stijl. Dat leidt hij onder

meer af aan de tijd die Léautaud aan zijn essays besteedde. Zo deed

hij over zijn vierde maar liefst negentien maanden.

Ik meen ooit te hebben gelezen dat Frida Vogels haar dagboeken

niet heeft geschreven om ze te publiceren. We kunnen er nu

getuige van zijn hoe deze vrouw het leven heeft doorgeploeterd. Zij

mag dan wel weinig geëngageerd zijn en zich vooral toeleggen op

haar eigen kleine wereld en ook nog laten zien hoe moeilijk zij het

zichzelf maakt, een oordeel als dat van Etty doet haar tekort. Vogels

laat zich zien als iemand die nadenkt, goed observeert, kritisch is en

prachtig formuleert. Zij denkt in ieder geval na. Van Voltaire weet

de lezer, dat ‘op zijn hoogst een duizendste deel van het mensdom’

dat doet. Zie daarvoor nader Filosofische vertellingen. Het valt me

van Etty tegen dat zij laat zien geen oog te hebben voor wat er goed

is aan de dagboeken van Vogels, sterker dat zij niets vindt deugen.

Zelf neem ik in mijn kritiek graag als leidraad wat F.W. Korsten in

Lessen in literatuur, de weerslag van zijn inleidende cursus

literatuurwetenschap voor eerstejaars studenten, in zijn

verantwoording opnam: ‘Ik besef in alle nederigheid hoe gebrekkig

dit boek is en ik vraag de critici dan ook eerder te bekijken wat het

boek wél doet dan wat het allemaal niét doet.’ Of zoals de Jezuïet

Baltasar Gracián optekende in Handorakel en kunst van de voorzichtigheid: ‘Er bestaat niets waarin niet iets goed is aan te

treffen, vooral als het om een boek gaat, dat het resultaat van

nadenken is. Sommige mensen hebben zo’n onhebbelijke instelling

Page 12: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

171

dat zij onder duizend volkomenheden meteen het enige gebrek

vinden, dat zij veroordelen en aandikken: zij zijn

vuilnisverzamelaars, die de afval van andermans geestesproducten

vergaren, en lopen met zakken vol kritiek en fouten, wat eerder een

straf voor hun verkeerd onderscheidingsvermogen is dan het loon

van hun scherpzinnigheid.’

Ik noteerde in 2005: ‘Ik begrijp steeds meer van Frida Vogels. Zij

stelt zich voortdurend vragen, geldt wel erg als exponent: in die zin

dat ze een erg negatief zelfbeeld heeft en daarmee - hoewel ze

goed ziet wat ze aanricht, en dat niet wil aanrichten - zichzelf en

haar omgeving schade berokkent.’ Uit teksten als ‘De nederlaag van

het huwelijk is, dat je niet meer onbeperkt over jezelf kunt denken’

en ‘Leven met zijn tweeën betekent dat je niet meer voor jezelf kunt

denken’ blijkt dat Vogels het zichzelf niet gemakkelijk maakt. Vogels

filosofeert dat een vrouw zich maar eenmaal geeft, een man denkt

dat ze dat telkens weer doet. Ze kan niet meer over zichzelf

beschikken. Wat ze misschien wel zou willen geven, wordt haar

ontnomen. Dat past echter niet in haar theorieën, overweegt ze.

Hoe pijnlijk en fraai is haar gedicht dat begint met de regels ‘Zelfs

mijn verdriet / lacht om zichzelf, is hypocriet’?

Schrijven is voor Frida Vogels vóór alles de bevrijdende handeling

zelf. In Kanker, haar verhaal over het familiedrama in Enzo’s

ouderlijk huis, beschrijft Frida Vogels het krampachtige gedrag van

haar hoofdpersoon Berta, haar alter ego, met als belangrijk doel

zichzelf te begrijpen. Het uitgangspunt en de uitkomst van haar

verhaal is Berta’s verbondenheid met Stefano. Dat wil ze haar drie

lezers laten zien, haar man Enzo en haar twee jeugdvrienden Han en

Lousje Voskuil. Met uitsluiting van anderen is Kanker voor haarzelf

en haar twee jeugdvrienden bedoeld. De laatste twee behoren net

als Frida Vogels tot de hoofdpersonen uit de wereld van Maarten

Koning, uit de roman Bij nader inzien van Han Voskuil, zo prachtig

Page 13: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

172

verfilmd door Frans Weisz, met Loes Wouterson en Annet

Nieuwenhuizen in de rol van Henriette die model stond voor Frida

Vogels.

Vogels is niet erg belust op publiciteit. Ik herinner me dat ze, toen ze

in 1994 voor De harde kern II de AKO-literatuurprijs won, niet

verscheen. Verschijnen doet zij in haar boeken. Daarin laat zij zoals

gememoreerd zien, dat schrijven voor haar bevrijdend is. Zij schrijft

het boek over het drama in het ouderlijk huis om via haar roman

zichzelf te begrijpen en Enzo te laten begrijpen dat zij zich met hem

onlosmakelijk verbonden weet. Daarvoor schept zij de krampachtige

Berta en schept zij Stefano.

Haar dagboek gaat dan ook over de betekenis van haar boek

Kanker, waarover ze ook In de naakte waarheid verantwoording zal

afleggen. Idem over waarom haar rancune zich richt tegen de

moeder van Enzo. De moeder met wie ze via een brief contact

zocht, vraagt niet om te begrijpen, maar om te haten en te

beminnen, wat Vogels niet kan. Ook de onmacht tot communicatie

met haar eigen Enzo verwoordt Vogels prachtig. Uit Kanker weten

we dat Enzo het boek niet zal begrijpen en zal verwerpen. Jazeker,

er is heel veel te beleven met de dagboeken van Vogels. Etty is

ziende blind of partijdig.

Etty citeert uit de dagboeken van Susan Sontag – toch zo ongeveer

een generatiegenoot van Vogels – laat het verschil zien. Sontag

heeft het op 12 augustus 1959 onder meer over ‘Good orgasm vs

bad. Orgasm comes in all sizes: big, medium, little…. Some men

never have an orgasm; they ejaculate numb.’ Daartegenover staat

van Vogels: ‘Gisteravond naar de bioscoop en vervolgens…’, waarbij

de puntjes staan voor een vrijpartij van iemand die lijdt aan

‘onmacht zich te geven.’ Dat Vogels evenzeer schrijft over La

Rochefoucauld, over wat Enzo daarover zegt, uitmondend in zijn

Page 14: De zustermoord van Elsbeth Etty op Frida Vogels

173

conclusie: ‘Het is beangstigend van intelligentie.’ Dat is een heel,

heel fraaie passage. Neen, Elsbeth Etty, neem dan wat Frida op 22

januari 1966 optekent over het vermogen van Enzo, die zich stoorde

aan misprijzende opmerkingen over La Rochefoucauld, wiens

uitlatingen achterhaald zouden zijn: ‘dat vermogen om een

individueel resultaat in zijn waarde te laten, het uitsluitend te

meten aan zijn intrinsieke kwaliteiten, bedoel ik als ik

bescheidenheid en respect zeg.’ Frida voegt daaraan toe dat Enzo

op dezelfde manier de waarden van Griekse filosofen ziet,

ongehinderd door de vele eeuwen sindsdien, waarin hun gedachten

‘gemeengoed’ zijn geworden en ‘achterhaald’ zijn. Zij stelt vast: ‘al

zijn eigen denkbeelden zijn met moeite verworven en solide.’ Dat

kan Elsbeth Etty in haar zak steken.