de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over...

20
nummer 1 | 2015 Praktijk is een uitgave van Maastricht Universitair Medisch Centrum+ voor huisartsen en andere verwijzers Thema Veranderingen in de zorg De wethouders over transitie in de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicaties Voorzitter Privacy-commissie Van Engelshoven over privacy

Transcript of de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over...

Page 1: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

nu

mm

er 1

| 20

15 Praktijk is een uitgave van Maastricht Universitair Medisch Centrum+ voor huisartsen en andere verwijzers

Thema Veranderingen in de zorg De wethouders over transitie in

de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over her indicaties

Voorzitter Privacy-commissie Van Engelshoven over privacy

Page 2: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

11

Colofon

Praktijk is een uitgave van Maastricht UMC+, RVE Patiënt en Zorg i.s.m. Zorg in Ontwikkeling (ZIO)

Ontwerp en grafische vormgeving Strategyminds, Maastricht

Redactie Hans Fiolet, Ber Huijnen, Job Metsemakers, Liesbeth van Hoef, Ingeborg Wijnands, Geertjan Wesseling,

Caroline Robertson, stafdienst Communicatie Maastricht UMC+, Strategyminds

Eindredactie Liesbeth van Hoef

Fotografie Appie Derks

Druk Pietermans Lanaken

Praktijk is ook digitaal te lezen: www.mumc.nl/actueel/media/magazine-praktijk

De volgende uitgave van Praktijk verschijnt 24 juni 2015.

Suggesties voor de redactie? Bel of mail Ellen Kennes,

stafdienst Communicatie Maastricht UMC+, telefoon 043 387 44 58,

e-mail [email protected]

Huisartsen Servicedesk telefoon 043 387 44 80

3 Samen zorgen voor zorg | 4 Floor Seveke is huisarts in Valkenburg: Over

veranderingen in de zorg | 5 Wijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over

herindicaties | 6 Leen Dielis over terug naar huis na geriatrische revalidatie | 8

Kinder psychiater Jan Schieveld over transitie | 9 De wethouders over de transitie

in de zorg | 14 Uit de Praktijk | 15 Wondzorg verbinden | 16 Afdeling dialyse

Maastricht UMC+ zet zich in voor optimale behandeling van nierpatiënten | 18 Jan

Claassens: “We moeten ons het spel eigen maken” | 19 Prof.dr. Jos van Engels-

hoven over privacy | 20 Column

THEMA Veranderingen in de zorg Met ingang van dit jaar is heel wat veranderd in de zorg.

Voortaan hebben de gemeenten een belangrijke rol als regisseur en budgethouder voor niet

medische ondersteuning en de jeugdhulp. Het uitgangspunt daarbij is dat mensen langer thuis

blijven wonen en daarbij ook een beroep doen op hun netwerk. De AWBZ is vervangen door de

Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige Zorg. Wat betekenen deze veranderingen voor de

eerste- en tweedelijnszorg in relatie tot de gemeenten? Maar vooral wat zijn de gevolgen voor

de zorgverleners en de zorgvragers?

4

6 15

8

Page 3: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

3

vallen. Omdat de gemeenten en zorgverzekeraars samen

verantwoordelijk zijn voor de langdurige zorg (de jeugd-

zorg, de thuiszorg en zorg buitenshuis) neemt de admini-

stratieve rompslomp toe en komt ook de privacy van de

patiënten in het geding. Met name de toenemende

bemoeienis van de zorgverzekeraars zal hierin zeker nog

een belangrijk discussiepunt worden.

Voor de professionele hulpverleners houdt dit in dat nog

meer moet worden samengewerkt met de gemeenten dan

voorheen. In Maastricht-Heuvelland zijn de gemeenten,

zorgverleners, zorgverzekeraars en de huisartsen al in de

voorfase om de tafel gaan zitten om de transitie vorm te

geven. Nu moet duidelijk worden hoe de veranderingen

er in de praktijk gaan uitzien.

Alhoewel de professionele zorgverleners zoals de huisart-

sen, wijkverpleegkundigen, azM Herstelzorg en de consu-

lenten van het Transferpunt zich grote zorgen maken

over het beperkte budget waarmee de gemeenten de

transitie moeten vormgeven, geven zij de gemeenten nu

nog het voordeel van de twijfel. Dat de intenties van de

gemeenten goed zijn, staat buiten kijf. Dat blijkt ook uit

de interviews met de verantwoordelijke wethouders. Maar

de lokale overheden, die eigen regels mogen hanteren,

worden wel met argusogen bekeken door de zorgverle-

ners. Niet alleen in het overgangsjaar 2015, maar vooral in

de jaren daarna als de nieuwe zorg zich moet verankeren.

Niemand in de zorg kan nu al inschatten hoe hun nieuwe

werkveld eruitziet. Daarvoor is het nog veel te vroeg. In

sommige sectoren zoals de ouderenzorg en de jeugd-ggz

is overigens nu al duidelijk dat een groep patiënten door

de nieuwe Wet langdurige zorg buiten de boot dreigt te

Om te voorkomen dat in 2040 de helft van de Rijksbegroting opgaat aan de gezondheidszorg heeft de

overheid een groot aantal veranderingen in de zorg doorgevoerd. De grootste verandering is dat de

gemeenten er nieuwe bevoegdheden hebben bijgekregen als regisseur en budgethouder voor niet medi-

sche zorg en jeugdhulp. Hun insteek is vooral de zorgvraag onder de loep nemen en kijken welke zorg

echt noodzakelijk is en welke hulp door mantelzorgers kan worden gedaan.

Samen zorgen voor zorg

Er zijn veel goede websites van zorgaanbieders

en overheid met informatie over de transitie

in de zorg voor zorgverleners en cliënten:

www.regelhulp.com

www.dezorgverandertmee.nl

www.waarkrijgikmijnzorg.nl

www.voordejeugd.nl

www.hervorminglangdurigezorg.nl

www.rijksoverheid.nl

www.ros-netwerk.nl

www.invoeringwmo.nl

www.invoorzorg.nl

www.hoeverandertmijnzorg.nl

www.zorgwijzer.nl

www.azmherstelzorg.com

Page 4: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

4

In 2010 was ze de eerste vrouwelijke huisarts

in Valkenburg. Inmiddels is huisarts Floor

Seveke een bekend gezicht in Valkenburg.

Mede dankzij haar inzet heeft Medisch

Centrum Valkenburg een traditie opgebouwd

op het gebied van innovaties in het zorgpro-

ces. Seveke verwacht dat deze traditie wordt

voortgezet, ook nu de veranderingen in de

zorg zijn doorgevoerd.

Eigenlijk merkt de huisarts nog maar weinig van de ver-

anderingen. “2015 is een overgangsjaar. Gemeenten zijn

verplicht om alle zorg over te nemen. Dezelfde zorg

wordt geleverd, alleen betaald door een andere instantie.

Volgend jaar gaat dat veranderen. Dat hoeft niet negatief

uit te pakken. Tot nu toe hoor ik uitsluitend goede inten-

ties van gemeenten. Ze willen echt goede zorg bieden,

maar hebben een beperkt budget. Ze moeten bezuini-

gingen doorvoeren, die er toch waren gekomen omdat

ons zorgstelsel te duur was.”

Wel wordt ze geconfronteerd met de gevolgen van de

hoge eigen bijdrage in de ziektekosten. “Ook in onze

praktijk komen chronisch zieken met weinig geld.

Mensen die de eigen bijdrage niet kunnen betalen. Mensen

die we doorverwijzen naar het ziekenhuis om bloed te

prikken of voor een foto, maar die dat niet doen.

Natuurlijk kunnen wij als huisarts deze handelingen ook

uitvoeren, maar ook dan valt het onder het eigen risico.

Alleen de huisartsenzorg wordt nog volledig vergoed.

Eigenlijk zou er een soort compensatieregeling moeten

zijn voor de echt schrijnende gevallen.”

Ook voor de huisartsen is het vergoedingssysteem ver-

anderd. “Voor zaken die vroeger automatisch vergoed

werden, krijgen we nu prestatiegelden. Zo kregen we

voor heen een vaste vergoeding voor een spiraaltje zetten,

veel minder dan een gynaecoloog in het ziekenhuis. Nu

mogen we als huisarts hiervoor twee consulten in reke-

ning brengen, terwijl je er veel meer tijd aan kwijt bent.

Voor ons is dit geen reden om deze handeling af te sto-

ten, maar er zijn steeds meer huisartsen die geen spiraal

meer zetten. Of die weigeren om een ‘wurgcontract’ met

de verzekeraars af te sluiten.”

Seveke maakt zich nog de meeste zorgen over de pri-

vacy van haar patiënten. Door de Wmo en de nieuwe

jeugdzorgwet krijgen steeds meer ambtenaren de privé-

gegevens van burgers onder ogen. “Er moeten dus hele

goede afspraken gemaakt worden over welke gegevens

door de huisarts kunnen worden verstrekt aan de

gemeente, en uiteraard mag dit alleen maar als de

patiënt hiervoor toestemming heeft gegeven.”

Ze is overigens wel tevreden over de samenwerking met de

gemeente Valkenburg. “Vanuit ZIO hebben we nu maan-

delijks een werkbespreking met de gemeente, waarbij

de jeugdarts ook aanschuift. We maken bijvoorbeeld

afspraken over de manier waarop de huisarts patiënten

kan doorverwijzen naar het Team Jeugd, hoe de terug-

koppeling kan plaatsvinden en hoe om te gaan met

zorgmeldingen. De contacten zijn goed en de lijnen

kort. Als er iets is, kan ik mensen doorverwijzen naar de

gemeente. De ondersteuning is goed. Valkenburg heeft

een goede sociale kaart.”

“Tot nu toe hoor ik uitsluitend goede intenties van gemeenten”

Huisarts Floor Seveke in Valkenburg

4

Page 5: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

5

Op dit moment heeft ze haar handen vol aan de zorgindi-

caties. Voor 1 mei moeten alle mensen die verpleging en

verzorging thuis ontvangen een huisbezoek hebben

gehad waarin de zorgvraag onder de loep wordt gelegd.

Ondanks dat sommige cliënten in eerste instantie veront-

waardigd reageren, vindt de wijkverpleegkundige haar

werk nog steeds een topbaan.

“Zolang je de boodschap maar positief brengt. Je

moet realistisch zijn. Als je kwaliteit wilt kunnen

blijven leveren, moet het uit de lengte of de

breedte komen. Kijk, als mensen boodschap-

pen doen, willen ze ook niet te veel betalen.

De eigen bijdrage is vervallen omdat de

zorg is overgeheveld naar de Zorgverze-

keringswet, maar daardoor zijn we wel

gedwongen om kritisch te kijken naar

welke zorg noodzakelijk is. Vroeger

waren we verwend. Mensen dachten dat

zorg een recht was. Nu er kritisch naar

wordt gekeken, hebben ze het gevoel

dat hen iets wordt afgenomen.”

De grootste verandering voor Van der

Stelt is dat zij niet langer meer een

kant en klaar-zorgpakket krijgt op

basis van de indicatie van het CIZ,

maar dat zij zelf met de cliënt bepaalt

welke zorg nodig is en deze zorg snel

kan bijstellen als dat nodig is. “Het CIZ

formuleerde de zorgindicatie op basis van een

telefoongesprek. Nu kom ik bij de mensen thuis.

Daarom kan ik veel beter beoordelen wat nodig is

en wat niet. Als ik zie dat een cliënt zelf haar haren

kan kammen, dan kan ze ook zelf haar gezicht wassen.

Dat is bovendien ook goed voor de zelfredzaamheid.” In

de praktijk houden alle cliënten dezelfde zorg, maar

wordt er minder tijd voor uitgetrokken, bijvoorbeeld door

iets kortere of minder douchebeurten. “Bij de herindicatie

kijk ik ook kritisch naar de zorg. Waarom moet iemand

met een droge huid zich dagelijks douchen. Overdaad

schaadt en kan zelfs nieuwe problemen creëren. Ik

moet mijn besluit wel kunnen onderbouwen.”

Voor de wijkverpleegkundige die in het medisch

centrum aan het Malbergplein een klein kan-

toor heeft, waren de lijnen met andere

zorgverleners al kort. “Ik had al dage-

lijks contact met de huisarts en de

praktijkondersteuner. Iedereen kan

hier binnenlopen. We hielden al multi-

disciplinair overleg over cliëntenca-

sussen. En de extra administratie is

voor mij in dit digitale tijdperk niet

belastend, wel voor de backoffice.”

Ondanks haar positieve instelling houdt

ze haar hart vast voor de nabije toe-

komst. Er is een te grote discrepantie

tussen het beperkte budget en de groei-

ende vraag naar zorg omdat mensen lan-

ger thuis blijven en alternatieven zoals

herstelzorg en verzorgingshuizen zijn weg-

gevallen. “Ik vrees dat er in de thuiszorg weer

wachtlijsten komen. Het budget raakt een keer

op. In je achterhoofd weet je dat het een keer mis

gaat, maar je moet iets doen. Als het dan toch

moet gebeuren dan maar op een positieve manier.”

Wijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties:

“Wewillenooknietteveelbetalen voordeboodschappen”

De extramurale verpleging en verzorging is overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet. De

wijkverpleegkundige is voortaan verantwoordelijk voor de zorgindicatie en bepaalt hoeveel hulp er nodig

is. Marinda van der Stelt, wijkverpleegkundige en teamleider van Envida in de Maastrichtse wijk Malberg

over de veranderingen.

Page 6: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

6

“Op dit moment wordt azM Herstelzorg vooral gecon-

fronteerd met de gevolgen van het wegvallen van de

verzorgingshuizen,” merkt directeur Leen Dielis op. De

groep ouderen die zich thuis moet zien te redden met de

thuiszorg, wijkverpleging en mantelzorgers neemt hier-

door toe. Alleen patiënten die 24-uurszorg nodig heb-

ben, kunnen nog een beroep doen op een verblijfsindi-

catie in het kader van de Wet langdurige zorg.

Geriatrische revalidatie is al in 2013 overgeheveld van

de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet en daarmee ver-

ankerd in de basisverzekering. “Terecht, want bij ons

woon je niet. Je verblijft hier maar even om te revalide-

ren. Echter om in aanmerking te komen voor geriatri-

sche revalidatie moet je wel voldoen aan voorwaarden.

De ouderen moeten kwetsbaar zijn, revalideerbaar en

multiproblemen hebben. Wij zijn echt geen herstelhotel

waar je een paar weken kunt bijkomen”, licht Dielis toe.

”De insteek is dat wij de patiënten, na een opname en

behandeling in het ziekenhuis, revalideren en voorberei-

den op de terugkeer naar huis. Maar de aanspraak-

normen GRZ dwingen ons om strenger te zijn aan de

voordeur. Patiënten die na een behandeling in het

ziekenhuis gedurende enkele weken een plek nodig heb-

ben om te herstellen, maar die geen multidisciplinaire

revalidatie nodig hebben, kunnen bij azM Herstelzorg

niet meer terecht. Voor deze groep zie ik voorlopig ook

nog geen passend alternatief.”

Voetje voor voetje loopt een hoogbejaarde vrouw achter

een rollator door de lange gang van de azM Herstelzorg.

Een van de verpleegkundigen stelt de patiënte met aan-

moedigingen op haar gemak. Nog maar enkele meters.

Het gaat steeds beter. In Maastricht waar azM Herstelzorg

tijdelijk is gevestigd in het Klevariegebouw van ver-

pleeghuis Envida is plek voor 99 patiënten, meestal

alleenstaanden. Jaarlijks worden hier zo’n 600 mensen

behandeld. Een kwart van deze groep bestaat uit patiën-

ten die op de CVA-afdeling komen na een herseninfarct.

Het overgrote deel bestaat uit ouderen die op leeftijd

zijn en net een heup- of knieoperatie hebben gehad,

oncologisch worden behandeld, herstellen van een val

thuis of in het ziekenhuis behandeld zijn voor een chro-

nische aandoening.

“Van deze laatste groep gaat negentig procent weer naar

huis. Het zijn mensen op leeftijd, gemiddeld tachtig jaar,

waarbij niet alleen de jaren tellen, maar die ook vaak

meerdere lichamelijke aandoeningen hebben en bij wie

soms hun geheugen het stilletjes laat afweten. Vaak

wordt tijdens de opname in azM Herstelzorg voor de

eerste keer duidelijk dat er meer aan de hand is dan een

lichamelijk probleem.

Wat wij merken is dat een groeiende groep patiënten

alleenstaand is en niet verantwoord naar huis kan,

omdat elke vorm van mantelzorg ontbreekt. Desondanks

kunnen deze mensen niet in de WlZ terecht omdat hun

situatie volgens de geldende normen van de WlZ niet

kritisch genoeg is.”

Het baart haar zorgen dat er steeds meer mensen met

zwaardere problemen bij azM Herstelzorg terecht-

komen; mensen die niet revalideerbaar zijn, maar

waarvoor ook geen verpleeghuisindicatie is. “De overheid

en de verzekeraars zijn nu bezig met de aanspraaknormen

voor kortdurende eerstelijnsopvang in de Zorgverzeke-

ringswet. Maar dat wordt pas tegen het einde van het

jaar duidelijk. Overheidsbeslissingen lopen vooruit op

de toekomst, de implementatie duurt altijd langer.

Daarom zijn er mensen die noodgedwongen te lang

in het ziekenhuis liggen of weer terug moeten omdat

het thuis niet lukt. Om hoeveel mensen het gaat, weet

niemand.”

Leen Dielis, directeur azM Herstelzorg

Terug naar huis na geriatrische revalidatie

6

Tot 2014 kwamen kwetsbare ouderen regelmatig via azM Herstelzorg in een verzorgingshuis terecht.

Echter nu de verzorgingshuizen worden afgebouwd gaan deze geriatrische patiënten na de revalidatie

terug naar huis. Alleen de meest zorgbehoeftige mensen komen nog in aanmerking voor een bed in een

verpleeghuis, maar hier zijn jammer genoeg wachtlijsten.

Page 7: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

7

Tegelijkertijd wordt deze groep geconfronteerd met de ver-

anderde Wet maatschappelijke ondersteuning waarbij de

gemeenten de regie voeren. Door de bezuinigingen zijn

gemeenten gedwongen om bij zorgaanvragen toe te zien of

er voorliggende mogelijkheden zijn die de burger zelf kan

organiseren en betalen of dat dit door familie of mantelzor-

ger kan.

“Een woning die aangepast moet worden is geen indicatie

voor een verblijf in een verpleeghuis. Voor het aanpassen van

de woning moeten patiënten zelf aan de slag en kunnen zij

soms een beroep doen op de Wmo via de gemeente. Door de

transitie in de zorg wordt nu veel meer verantwoordelijkheid

bij de burger zelf neergelegd. Vandaag de dag zullen de

gemeenten vaker het standaardadvies geven om te verhui-

zen, ook aan de mensen met fysieke problemen die vroeger

een uitgebreide woningaanpassing kregen of naar het verzor-

gingshuis gingen”, verklaart Dielis.

Nu is het even schipperen, maar de directeur verwacht dat

het een kwestie van tijd is voordat er een nieuw evenwicht is

gevonden en mensen gewend zijn aan het nieuwe systeem.

Dan zullen Nederlanders net als in omringende landen eerder

gaan nadenken over hun toekomst en besluiten hun woon-

situatie aan te passen of een spaarpotje gaan aanleggen voor

hun oude dag. Daarnaast zullen er ook nieuwe particuliere

initiatieven ontstaan op het gebied van wonen en zorg. De

tijd dat iedereen onbeperkt een beroep kon doen op de dure

voorzieningen is voorbij. Er wordt van de mensen verwacht

dat ze zelf ook gaan investeren of iets organiseren zodat ze

langer thuis kunnen wonen.

“De huidige bezuinigingen waren onvermijdelijk omdat we

als gemeenschap geen extra belasting willen betalen. Het is

alleen moeilijk dat de veranderingen in een ijltempo worden

doorgedrukt. We moeten bewuster onze laatste levensjaren

voorbereiden. Van de burger zelf worden initiatieven ver-

wacht. En als dat niet lukt, zullen ze zelf moet aankloppen bij

de CIZ, de gemeente of de thuiszorg”, vat Dielis samen.

Trouwens hierin is volgens haar ook een belangrijke rol weg-

gelegd voor de wijkverpleegkundige en de huisarts. “Zij hou-

den de vinger aan de pols. Samen met de praktijkondersteu-

ner moeten zij de kwetsbare mensen die het niet meer red-

den in het vizier brengen. Zij moeten voelen wat er leeft in de

wijk en hebben een belangrijke adviserende functie.”

Leen Dielis, directeur azM Herstelzorg

Terug naar huis na geriatrische revalidatie

7

Meer info:

www.hoeverandertmijnzorg.nl

www.zorgwijzer.nl

www.azmherstelzorg.com

Page 8: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

8

“Hartoperaties leg je ook niet bij

de gemeente”

De keukentafel in de pantry van de afdeling Jeugd- en

Kinderpsychiatrie van het Maastricht UMC+ ligt vol met

krantenknipsels over de problemen in de zorg. Bijna

dagelijks komen er nieuwe knipsels bij en voor Jan

Schieveld is het duidelijk. De transitie houdt de zorg in

de wurggreep, en met name in de ggz zijn de gevolgen

ernstig: de bureaucratie neemt toe en de regelgeving

wordt nog ingewikkelder, omdat gemeenten ‘eigen’

regels mogen hanteren.

Schieveld is niet te spreken over de Jeugdwet. “Nu

mogen ambtenaren die een inkoopcursus en een stan-

daardcursus kinderzorg en -psychiatrie van twee weken

hebben gehad, meebeslissen over de zorgvraag. Je gaat

de regie over open-hart operaties toch ook niet bij de

gemeenten onderbrengen? De kinder- en jeugdpsychia-

trie is een belangrijke voorfase voor de volwassen psy-

chiatrie. Het is belangrijk dat je problemen vroegtijdig

signaleert, zodat je kunt interveniëren en bijsturen. Het

is een medisch specialisme dat je in het gezondheids-

zorgdomein moet houden.”

Schieveld is als specialist Jeugd- en Kinderpsychiatrie

werkzaam bij onder meer het Maastricht UMC+, de

Mutsaerts stichting in Venlo en de Koraalgroep. “Ik hoor

van ouders met kinderen in de ggz, de gehandicapten-

zorg en de kinderrevalidatie al verontrustende geluiden.

Naast de verschraling van de zorg, treden er verdrin-

gingseffecten op. Overal vallen ontslagen, instellingen

dreigen om te kiepen en de wachtlijsten nemen toe.

Organisaties hebben mensen in dienst moeten nemen

om de financiële administratie op orde te houden en

hebben al geld opzij gezet om processen te kunnen voe-

ren tegen gemeenten die zich niet aan de (productie)

afspraken dreigen te houden.”

Waar hij bang voor is, is dat gemeenten door de markt-

werking in de verleiding komen om zo goedkoop moge-

lijk zorg in te kopen om geld over te houden om tekor-

ten op te vangen. “De gelden voor de zorg zijn geoor-

merkt, maar wat als deze restrictie wegvalt? Daarnaast

is niet duidelijk hoe de privacy van patiënten wordt

gewaarborgd. De hele Tweede Kamer staat op de achter-

ste benen als NSA Nederland afluistert, maar je hoort

niemand erover dat je met het dossier van je kind naar

een ambtenaar moet voor zorg, een ambtenaar die je

straks bij de supermarkt tegenkomt.”

“Het is goed dat gemeenten de jeugdhulpverleners die

zich nu verdringen op de stoep van gezinnen weg sane-

ren door de regie te voeren. Maar daar houdt het verhaal

op. Ik hoop dat de overheid er alles aan doet om deze

vorm van marktwerking te verbieden, de privacy van

mensen in de lucht te houden en de huisartsen te

beschermen tegen de overbelasting die ontstaat door de

verdringingseffecten die op ze afkomen. Bescherm ons

allemaal tegen de rechtsongelijkheid.”

Kinderpsychiater Jan Schieveld over transitie

In de nieuwe Jeugdwet zijn de gemeenten verantwoor-

delijk voor alle jeugdhulp, dus ook de jeugd-ggz.

Gemeenten bepalen als financiers welke zorg de

jongeren nodig hebben. Huisartsen kunnen kinderen

met psychische of psychiatrische problemen nog wel

rechtstreeks doorverwijzen, maar instellingen hebben

over de financiering afspraken met gemeenten.

Volgens kinderpsychiater Jan Schieveld leidt dit tot

een kwaliteitsvermindering van de ggz.

Page 9: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

9

Als een partij het op dit moment moeilijk heeft, dan is het de gemeente. Vanaf 1 januari hebben

gemeenten er een fors aantal taken bijgekregen. Naast de Wet maatschappelijke ondersteuning

hebben ze nu ook te maken met de uitvoering van de Jeugdwet en de Partici patiewet. De

gemeenten zijn nu regisseur en budgethouder als het gaat om niet medische ondersteuning en

jeugdhulp. Wat deze veranderingen in de praktijk inhouden, vertellen de vier wethouders van

Maastricht-Heuvelland.

“De huisarts is nog steeds de formele verwijzer jeugdhulp”

De wethouders over de transitie in de zorg

>

Page 10: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

10

hebben we twee mensen van Jeugdzorg overgenomen. Een

deel van de mensen is al in december begonnen met inwer-

ken. Daarnaast kunnen we ook nog een beroep doen op

diensten van de centrumgemeente Maastricht.

Ik sta voor de volle honderd procent achter de decentrali-

satie, die de zorg uiteindelijk dichter bij de mensen moet

brengen, maar niet achter de bezuinigingen die we moe-

ten doorvoeren. Als de overheid taken naar de gemeenten

toebrengt, moet ze de gemeenten als uitvoerder ook de

gelegenheid geven om ze te organiseren en te faciliteren.

De grootste onrust onder de burgers hebben we kunnen

wegnemen door goed bezochte informatiebijeen komsten

te organiseren. Daarnaast hebben we een deel van de

eigen bijdrageregeling bijgesteld. Om te voorkomen dat

met name de middeninkomens er te veel op achteruit gaan,

hebben we een deel van de maatregelen teruggedraaid. Dat

bekostigen we, net als Maastricht, met de gelden die we

hebben gekregen voor het afschaffen van de Wtcg.

Om de transitie te doen slagen moet er nog wel wat veran-

deren. Om te beginnen de mindset van de mensen. We halen

de zorgzame samenleving van stal. Dat moet nog wel in de

hoofden van de mensen gaan leven. Maar ik ben ervan over-

tuigd dat dat gaat lukken. We zien nu al prachtige initiatieven

ontstaan, zoals huiskamerprojecten, die wij als gemeente

faciliteren. Maar ook bij de zorginstellingen is een andere

mindset nodig. Vooral uit de hoek van de GGZ is de weer-

stand nog erg groot. Ze hebben het niet meer in hun eentje

voor het zeggen. We zoeken juist de kracht in meer samen-

werking en in de reductie van het aantal instellingen dat zich

bezighoudt met een gezin. Nu de gemeente de regie gaat

voeren, komt er eindelijk samenhang in de zorgverlening. Zo

willen we inzetten op preventie en daarmee voorkomen dat

jongeren in te zware vormen van jeugdzorg terechtkomen.

Ook de huisarts heeft een taak hierin. Wij hebben

gevraagd om ons te informeren over wat er aan de voor-

kant gebeurt. Zo kunnen we de zaken stroomlijnen via

één kanaal. We hebben nu regelmatig bijeenkomsten voor

de huisartsen. De onderlinge banden zijn versterkt. De

gemeente en de huisartsen houden elkaar op de hoogte

van de ontwikkelingen. Er wordt beter gecommuniceerd

en geïnformeerd. De huisarts is een be langrijke partner.

Mensen met klach ten melden zich vaak eerst bij de huis-

arts. Die kan vervolgens de mensen doorverwijzen naar

het sociaal team of het Centrum voor Jeugd en Gezin.”

“Vanaf dag één van de gemeentelijke fusie hebben we

rekening gehouden met de transitie in de zorg. Zo zijn we

bij de kanteling van de Wmo al snel begonnen met de

zogenaamde keukentafelgesprekken door de medewer-

kers van de Wmo. Daarbij hebben we ons laten ondersteu-

nen door een extern bureau omdat we wisten dat er een

grote operatie naar ons toe zou komen.

Het voordeel is dat wij als fusiegemeente de blik naar

buiten hebben gericht. Daardoor konden we voortvarend

aan de slag met de decentralisatie van de zorg. Daar komt

veel bij kijken omdat we maar liefst vijftien kerkdorpen

hebben. In de drie kernen met de meeste zorgvraag

- Margraten, Eijsden en Gronsveld - houdt het team kan-

toor en inloopspreekuren.

Omdat er nieuwe doelgroepen bij zijn gekomen, is het

sociale team uitgebreid met mensen met kennis en erva-

ring in jeugdzorg, gehandicaptenzorg en psychiatrie. Zo

Jo Bisscheroux, zelf afkomstig uit de

ggz-wereld, is wethouder van de ‘jonge’ fusie-

gemeente Eijsden-Margraten. Hij heeft onder meer

Wmo-zorg, jeugdbeleid en volksgezondheid in

zijn portefeuille.

Gemeente Eijsden-Margraten

Page 11: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

1111

Wanneer binnen een gezin meerdere problematieken aan-

wezig zijn, vormen wij voor dat gezin een integraal team

uit de drie teams. Dan wordt voor één gezin één plan

gemaakt en wordt afgesproken wie de centrale regisseur

voor dit gezin wordt.

Natuurlijk waren de doelgroepen voor Werk & inkomen en

Wmo al bekend binnen onze gemeente, maar de doelgroep

Jeugd voor de specifieke Jeugdtaken is nieuw voor ons.

Daarom is binnen onze gemeente een team Jeugd opge-

richt. Dit team Jeugd biedt informatie en advies, preventie,

lichte ondersteuning en tevens beoordeelt dit team aanvra-

gen voor Jeugdhulp. Daar waar nodig, kan het team Jeugd

ook nog externe deskundigen erbij halen.

Daarnaast hebben we vorig jaar al nieuwe inkoopcontrac-

ten afgesloten met de zorgaanbieders en afspraken gemaakt

met diverse partners, zoals huisartsen, het Veiligheidshuis,

Veilig Thuis, Raad voor de Kinderbescherming en Wijk-

verpleegkundigen. Deze afspraken worden dit jaar nog

verder uitgewerkt en op basis van praktijkervaringen bijge-

steld.

Tot nu toe zijn er geen problemen geweest wat betreft de

continuïteit van Wmo- en jeugdzorg. Daar waar het niet is

gelukt om tijdig een nieuwe beschikking af te geven zijn de

bestaande beschikkingen verlengd.

De eerste keukentafelgesprekken met ouders zijn positief

verlopen. Ouders vinden het prettig om in gesprek te gaan

en blijken over het algemeen zeer goed in staat te zijn om

de ondersteunings- en hulpvraag van hun kind te formule-

ren.

Het is inderdaad zo dat een aantal nieuwe werkprocessen,

zoals de uitbetaling van het PGB via de SVB en het innen van

de ouderbijdrage via het CAK, niet goed zijn verlopen. Hier

hebben wij als gemeente geen invloed op. Wel proberen wij

de schade voor onze burgers zoveel mogelijk te beperken.

Als gemeente willen we meer investeren in preventieve

activiteiten en de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers.

Daarnaast zal de gedachte één gezin - één plan - één regis-

seur nog verder vormgegeven worden. Ook gaan wij wer-

ken aan een zogenaamde transformatie agenda. Dit wordt

een plan met planning waarin wij samen met de zorgleve-

ranciers en cliëntenorganisaties de veranderingen in de

zorg gaan vormgeven. Samen met alle zorgverleners gaan

we de integrale benadering van de hulpvraag vormgeven

en invulling geven aan het casemanagement. Tot nu toe

verloopt de samenwerking goed. We willen onze partners

ook actief blijven betrekken bij de vormgeving van het

nieuwe stelsel.”

“Valkenburg aan de Geul heeft in 2013 en 2014 samen met

Maastricht en de overige Heuvellandgemeenten Vaals,

Gulpen-Wittem, Eijsden-Margraten en Meerssen de verande-

ringen in de zorg voorbereid. Wij hebben daarbij de focus

gelegd op de continuïteit van de zorg aan de bestaande en

nieuwe klantgroepen die we er vanaf 1 januari bij hebben

gekregen door de zogenaamde transitie in de zorg. Dit jaar,

het overgangsjaar, gaan wij ook werken aan de veranderin-

gen in de zorg die het kabinet nastreeft, de zogenaamde

transformatie in de zorg.

Binnen onze gemeente werken wij met drie teams: een

team van klantmanagers Werk & inkomen, een team van

klantmanagers Wmo en een team Jeugd. Deze teams behan-

delen de klantvragen en gaan zorgen voor de juiste zorg.

Wethouder Bert Dauven van de gemeente

Valkenburg heeft onder meer jeugdzorg, de Par ti-

cipatiewet en Wmo 2015 in zijn portefeuille.

De wethouders over de transitie in de zorg

Gemeente Valkenburg

Page 12: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

12

Het gemeentelijk team Wmo ondersteunt mensen op ande-

re vlakken. Wat kan makkelijk worden opgepakt, waarin

biedt de leefomgeving van meneer of mevrouw een oplos-

sing en waar is ondersteuning in de vorm van een ‘voorzie-

ning’ echt nodig? Een prettige bijkomstigheid was dat we al

een ‘staand’ team Wmo hadden, waarbij we ook weer men-

sen hebben aangenomen die ervaring hebben op het

gebied van de ‘nieuwe taken’.

De inkoop van de zorg op beide vlakken (Wmo en jeugd) is

gedaan via een bestuurlijke aanbesteding. In de vorm van

zogenaamde ontwikkeltafels hebben we samen met zorg-

aanbieders bekeken hoe en wat aan zorg nodig is, waarbij

continuïteit belangrijk is. Deze tafels worden in 2015 voort-

gezet omdat het een goede manier is om met onze partners

te praten. Bovendien komen er transformatietafels bij. Inder-

daad, om de transformatie vorm te geven: een andere

manier van werken dient zich aan. We moeten daarom de

jeugdondersteuning door ontwikkelen. Ook komen er

transformatietafels om het zorgaanbod te ontwikkelen en

eventueel te veranderen.

In principe is de transitie goed verlopen. Tot nu toe zijn de

eerste ervaringen met nieuwe vragen positief omdat de

realistische vraag centraal staat. De pgb-problematiek is

uiteraard bij ons bekend. Als gemeenten hebben we de

zorgcontracten geaccordeerd, maar heeft de SVB de zaak

niet op orde. Daar is nu veel publiciteit over.

Verder zal er, nog meer dan nu, inte-

graal naar problemen gekeken moe-

ten worden. Daarbij is de opgave om

op het gebied van bijvoorbeeld Wmo

alle partners en invalshoeken in

beeld te krijgen en op die manier

integraal te werken. Maar ook zetten

we stappen om in de toekomst ‘puur’

vanuit persoon of gezin te kijken. En

samen met hen te analyseren op

welk gebied ondersteuning geboden

is: Wmo, participatie of jeugd. En

daarnaast zullen nieuwe zorgvormen

ontwikkeld moeten worden.

De huisarts is op grond van de

Jeugdwet een formele verwijzer, een

verwijzing van de huisarts mogen we

niet doorkruisen. Wel zullen nog

goede afspraken gemaakt moeten

worden over hoe we enerzijds

omgaan met 1 gezin 1 plan en ander-

zijds de beroepscode. We hebben

afgesproken dat er elke drie maan-

den een kwartaalgesprek plaats

vindt. Als er eerder dingen spelen

vinden er tussentijds gesprekken

plaats. We werken nauw samen.”

“Om goed voorbereid te zijn op de nieuwe taken, lag onze

focus in 2014 vooral op de transitie. We moesten er uiter-

aard voor zorgen dat de ondersteuning van de jeugdige

inwoners van Maastricht en hun gezinnen per 1 januari

2015 gewoon zou doorlopen. Het is een kwetsbare groep

waar we zorgvuldig mee willen omgaan.

In deze voorbereiding hebben we nadrukkelijk de samen-

werking opgezocht. Met collega-gemeenten in de regio

Heuvelland, maar (juist) ook met zorgaanbieders! Voor de

jeugdzorg ligt onze focus bij het ondersteunen van jeugdi-

gen en gezinnen. Vanuit het individu beginnen wij te zoe-

ken naar de cirkels om hem/haar heen, die relevant zijn

voor deze persoon. Startend bij gezin/ouders, familie,

buren, school, huisarts en andere maatschappelijke organi-

saties kijken we welke ondersteuning zij kunnen bieden.

Eventueel is de laatste stap het opschalen naar meer profes-

sionele ondersteuning.

Per 1 januari 2015 wordt dat gecoördineerd door team

Jeugd van de gemeente Maastricht. Als bij ons een melding

binnenkomt, gaan we met de betrokken personen en even-

tueel professionals op zoek naar de juiste ondersteuning.

Het is niet zo, dat een melder een

probleem ‘over de schutting’ gooit.

Absoluut niet – we zetten een net-

werk op rond de jongere om hem zo

snel mogelijk weer op weg te helpen.

We hebben trouwens de verwachting

dat dit in de meeste gevallen met

minimale inzet kan. De grootste

groep jongeren heeft maar een klein

zetje nodig of hun ouders een vorm

van lichte ondersteuning bij het

opvoeden. Daarmee kunnen we

zwaardere en ook duurdere vormen

van ondersteuning voorkomen. Mooi

met het oog op de ons opgelegde

bezuinigingen maar zeker zo fijn

voor het kind en het gezin in kwestie!

We baseren deze wijsheid niet op

onze eigen kennis. In 2014 hebben

we hard gewerkt om medewerkers

aan te trekken die kennis van en

ervaring met dit onderwerp hebben.

In team Jeugd bij de gemeente

Maastricht vind je mensen met zeer

verschillende achtergronden op het

gebied van jeugdondersteuning, van

orthopedagoog tot jongerenwerkers.

De Maastrichtse wethouder

Mieke Damsma is

onder meer verantwoordelijk

voor cultuur, onderwijs, jeugd-

zorg en gezondheid.

Gemeente Maastricht

Page 13: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

alternatief waarbij de cliënt tenminste één dagdeel per

week activiteiten krijgt aangeboden die hij leuk vindt en

met voldoende beweging.

Jeugdhulp is een verhaal apart. Ook al zijn we nog maar net

begonnen, we merken nu al dat ouders van kinderen met

opvoedings- of andere problemen blij zijn met onze onder-

steuning. Ze hebben nu één duidelijk aanspreekpunt. Het

sociaal team is een ‘grote vijver’ van kennis en ervaring.

Ons streven is om preventie en vroeg-signalering verder te

versterken. Ook hierbij willen we dat de eigen kracht van

de burgers volop wordt benut.

Wat we verder nog nodig hebben, is voldoende financiële

middelen om de veranderingen goed te kunnen in- en uit-

voeren en om de (herijkte) kwaliteit te kunnen borgen. En

natuurlijk voldoende tijd. De nieuwe zorg is uiteraard niet

in één jaar te realiseren. Men moet niet vergeten dat het een

zaak van lange adem kan worden.”

“Het sociaal team is in Meerssen niet strak afgebakend van

andere disciplines: het werkt nauw samen met onder ande-

ren de wijkverpleegkundige, huisartsen en praktijkonder-

steuners. Denk ook aan expertise op het vlak van mensen

die communiceren via gebarentaal of het consulteren van

professionals in de geestelijke gezondheidszorg. Immers

deze kunnen ook al thuis komen bij een inwoner en hebben

al het nodige afgestemd met de inwoner, waar het sociaal

team op kan voortborduren.

Ik zeg altijd: het sociaal team is een soort ‘schakelstation’

tussen inwoner en de uiteindelijke ondersteuners. Het gaat

vooral om de werkwijze: integraal en snel kunnen helpen

waar het moet.

Het eerste uitvoeringsjaar is nog erg jong. Dat even voorop

gesteld. De decentralisaties zijn niet klein in omvang.

Daarbij is het normaal dat we te maken kunnen krijgen met

kinderziektes die opgelost moeten worden. Ook in Meerssen

hebben we aandacht voor de problemen rond de pgb’s,

maar wij realiseren ons dat de SVB volop bezig is met een

reorganisatie van de pgb’s, een omvangrijke klus die zij in

korte tijd moeten zien te klaren.

Met name op het gebied van jeugdhulp is veel veranderd.

We ervaren dat ouders en verzorgers soms zoekende zijn.

Iedereen moet wennen aan de nieuwe regelgeving en het

kost tijd om de juiste weg te vinden. Het sociaal team helpt

de verzorgers hierbij. Soms moet een verzorger bij de Wet

langdurige zorg zijn of bij de Zorgverzekeringswet. Als

iemand even door de ‘bomen het bos’ niet meer ziet, bege-

leiden we de mensen naar het juiste loket. Als het onder

Jeugdhulp valt, is de gemeente verantwoordelijk en gaan we

samen met de verzorgers en veelal ook het kind in gesprek

om de ondersteuning goed te kunnen formuleren.

Ondertussen ervaren wij al de meerwaarde van de decen-

tralisatie van de zorg. Wij kunnen kortbij ondersteuning

regelen. We kunnen snel schakelen en bovendien kunnen

we meer en beter gebruik maken van onze algemene voor-

zieningen. Daarnaast kunnen we met de inwoner zoeken

naar een bredere oplossing voor problemen. Iemand die

bijvoorbeeld veel behoefte heeft aan bewegen, ging voor-

heen vier dagen naar de dagopvang en kreeg daar weinig

beweging. Nu zoeken we samen met de aanbieder naar een

“Iedereen moet wennen aan

de nieuwe regelgeving en het kost tijd

om de juiste weg te vinden.”

13

Gemeente Meerssen

Wethouder Maureen Gubbels van de

gemeente Meerssen is onder meer verantwoor-

delijk voor welzijn, zorg, Wmo en volksgezond-

heid.

Page 14: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

14

Er is heel wat veranderd in de zorg. Zo bestaat de AWBZ niet meer. In plaats daarvan zijn er nu de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Wat merken patiënten van deze ontwikkelingen? En hoe denken zij over de veranderingen? Praktijk ging op onderzoek uit in de wachtkamers van het Maastricht UMC+. praktijk

Uit de

Bertha Loomans (71) uit Maastricht volgt het nieuws over de

veranderende zorg wel. “Maar ik maak me er niet druk meer

over. Ze doen toch wat ze willen”, stelt ze. Ondertussen stoort

ze zich er wel aan dat de ouderen, de mensen die het land na

de oorlog hebben opgebouwd, de dupe worden van bezuini-

gingsmaatregelen. “De mensen die de beslissingen nemen die

merken er niets van als ze jaarlijks duizend euro moeten neer-

leggen voor zorg. Dat is anders dan voor mensen die van een

AOW moeten rondkomen. Op dit moment heb ik nog maar recht

op anderhalf uur poetshulp in de week. Dat is nauwelijks

genoeg tijd om de noodzakelijke schoonmaakwerkzaamheden

in de keuken en badkamer te doen.”

<Haar zoon Hans (17) is helemaal niet bezig met de veranderingen

in de zorg. Elianne Demollin (47) uit Eckelrade daarentegen is

heel goed op de hoogte van de ontwikkelingen in de zorg. “Ons

zorgstelsel wordt onbetaalbaar. Het moet veranderen. Ik vind het

belangrijk dat iedereen wordt geholpen. Bij veranderingen heb je

volgens mij altijd mensen die de kont tegen de krib gooien. Die

mensen mag je best op hun verantwoordelijkheden aanspreken.

Het gaat ook om een bewustwordingsproces. Daarom is het

essentieel dat de veranderingen in Jip en Janneke-taal worden

uitgelegd, in heldere taal die iedereen begrijpt. Mensen worden

onzeker en angstig als ze niet weten wat hen te wachten staat.

Het hoort gewoon bij de overgangsverschijnselen.”

Haar in gips gehulde been rust op de knie van haar echtgenoot.

Ine Claessen (52) uit Valkenburg heeft een gescheurde enkel-

band na een val van de trap. “Ik houd het niet meer uit van de

pijn. Dit is alweer de derde keer deze week dat ik hier ben”, licht

Claessen toe. Of de ziekenhuisbezoeken van haar eigen risico

afgaan, daar hoeft zij zich gelukkig niet mee bezig te houden. Ze

is goed verzekerd en komt zelden in het ziekenhuis. “Maar ik

besef heel goed dat de goede zorg voor steeds meer mensen

minder betaalbaar wordt. Hervormingen zijn nodig. Het is wel

erg dat er mensen zijn die uit vrees voor de kosten de huisarts

of het ziekenhuis mijden.”

<<

14

Page 15: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

15

Bas Bekkers cardioloog (l) en

Ingrid Krapels, klinisch geneticus

Wondzorg binnen het Maastricht UMC+ tim-

mert aan de weg. En dat is nodig vinden decu-

bitusconsulent Henny Geelen en wondzorg-

consulent Gittie Willems. Samen met Fanny

Pelzer, eveneens decubitusspecialist, runnen

zij de wondzorg in het Maastrichtse ziekenhuis.

Henny, Gittie en Fanny werken vooral achter de schermen.

Tachtig procent van hun werk richt zich op patiënten in

het ziekenhuis, zowel klinisch als poliklinisch. Toch zien

zij ook buiten de muren van het Maastricht UMC+ een rol

weggelegd voor zichzelf, met name op het gebied van

scholing en advies. De zorg is erop gericht dat mensen

zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Preventieve

decubitus- en wondzorg kan bijdragen aan de zelfred-

zaamheid van ouderen in de thuissituatie door het voor-

komen van doorliggen, complicaties en verminderde

mobiliteit. Dat zouden we graag samen willen doen met

zorgverleners die bij de patiënten thuis komen, zoals

huisartsen en wijkverpleegkundigen. Een gezamenlijke

aanpak draagt bij aan de continuïteit en kwaliteit van de

zorg. Ieder heeft daarin zijn eigen rol en expertise.

Samen zorgen we voor een uniforme aanpak volgens de

Nederlandse richtlijnen.

Wondzorg heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld

en die ontwikkelingen gaan snel. Onderzoeken en studies

hebben nieuwe inzichten gebracht, zowel op het gebied

van behandeling als preventie decubitus. Daarnaast is er

een veelheid aan materialen op de markt. Dit maakt het

lastig om een eenduidige aanpak voor wondverzorging

en -behandeling te realiseren. Patiënten met complexe

wonden komen vaak in aanraking met verschillende zorg-

verleners en daarmee ook met een verschillende aanpak

van de wond. Gevolg is een langere verpleegduur, risico

op sociaal isolement en hogere zorgkosten.

Wij beschikken over de kennis en nieuwste technieken

waarmee we toegevoegde waarde kunnen bieden aan

zorgorganisaties en huisartspraktijken. We kunnen onder

meer scholing en presentaties geven. Zorgverleners

kunnen ons ook bellen voor een telefonisch consult of

huisbezoek. We nemen graag het initiatief om meer

samen te werken.

Voor de genezing is het juist bevorderlijk dat er conti-

nuïteit en uniformiteit is in de zorg. Op beperkte schaal

wordt er al samengewerkt met zorgverleners in de regio.

“Bij decubitus gaat het vaak om bedlegerige patiënten

die minder mobiel zijn, waardoor ze niet naar het zieken-

huis kunnen komen. “In plaats daarvan krijg ik een foto

waarop ik kan zien wat er aan de hand is en een gericht

advies kan geven. Zo werken we bijvoorbeeld samen

met Envida en Koraalgroep.”

Wondzorg wil zich zelf beter op de kaart zetten. “Binnen

het Maastricht UMC+ werken we met een stuurgroep aan

een multidisciplinaire wondpoli. Deze moet binnen enkele

maanden operationeel zijn. Binnen afzienbare tijd zal zie-

kenhuis verplaatste wondzorg onder verantwoordelijkheid

vallen van de specialist in het ziekenhuis. Als organisatie

zijn wij budgethouder, stellen een behandelplan op en zijn

dus ook eindverantwoordelijke voor deze zorg. Door deze

regiefunctie is het mogelijk sneller bij te sturen en dat

draagt bij aan de kwaliteit van zorg,” aldus Gittie Willems.

Wij zijn bereikbaar per mail: decubitus.wond.werkgroep@

mumc.nl of telefonisch: 043 387 56 34 (decubituszorg) of

043 387 45 29 (wondzorg).

Wondzorgverbinden

Gittie Willems (links)

en Fanny Pelzer.

Page 16: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

16

Afdeling dialyse Maastricht UMC+ zet zich in voor optimale behandeling van nierpatiënten

Thuisdialyse’snachtspraktischenminderbelastend

Thuisdialyse bespaart nierpatiënten niet alleen veel reistijd, het stelt hen ook in staat om weer een gewoon leven

te leiden. Momenteel hebben twintig patiënten in de regio Maastricht-Heuvelland thuis apparatuur voor dialyse

staan.

“Hoi. Peter. Onze man”, merkt één van de cliënten van het

reguliere dialysecentrum Juliana in Valkenburg vrolijk op,

als hij Peter Janssen, coördinator van de Thuisdialyse van

het Maastricht UMC+ aan tafel ziet zitten. Met zijn vlotte

babbel kent Janssen vrijwel alle nierpatiënten die drie

dagen in de week naar Juliana komen voor dialyse per-

soonlijk. Het gaat om de grote groep patiënten die niet in

aanmerking komt voor thuisdialyse of het niet wil.

Terwijl dialysecoördinator Peter Janssen een telefoontje

afhandelt, vertelt de man dat hij op slechts een paar hon-

derd meter afstand van Juliana woont. “Thuisdialyse heeft

voor mij weinig voordelen. Bovendien kan mijn vrouw

niet meehelpen met dialyseren omdat ze Alzheimer heeft.

Ik blijf dus gewoon komen. Drie keer per week lig ik hier

vier uur op bed. Gelukkig heb ik er geen moeite mee.

Gewoon verstand op nul.”

Juliana is voor coördinator Janssen een soort thuisbasis.

Hier heeft hij een kantoor en hier worden de trainingen

aan patiënten en mantelzorgers die thuis willen dialyse-

ren verzorgd. In het dialysecentrum wordt geleerd hoe ze

met de thuisdialyse-apparatuur moeten omgaan. In de

ruime dialysezaal met tien plaatsen is hiervoor een vaste

plaats gereserveerd.

Janssen laat de apparatuur zien. Een vrij hoge toren die er

voor een leek behoorlijk angstaanjagend uitziet door de

vele lichtjes, knopjes, slangen en roterende onderdelen.

“De apparatuur is lang niet meer zo groot als vroeger,

tegenwoordig is één tot anderhalve vierkante meter

ruimte genoeg”, licht hij toe. Maar er komt meer bij kijken

dan voldoende plek in huis. De patiënt moet thuis ook

eventuele complicaties kunnen oplossen. Daarvoor is een

goede training nodig, bij voorkeur samen met de partner

die thuis ook gaat assisteren.

De groep van nierpatiënten is de afgelopen jaren redelijk

stabiel gebleven, mede door goede preventie en tijdelij-

ke verwijzing. Wel is het te verwachten dat mensen

langer leven en mogelijk door allerlei onderliggende

ziekten, bijvoorbeeld suikerziekte, meer risico lopen op

het ontwikkelen van een nierziekte. Omdat de leeftijd

van patiënten hoger wordt en overheid en verzekeraars

de zorg meer in de woonomgeving van de patiënt willen

aanbieden, gaat onze voorkeur uit naar thuisdialyse.

De mogelijkheid om naast de patiënt ook de partner of

mantelzorger te trainen, bestaat nu vier jaar in Maastricht-

Heuvelland. Sindsdien is het aantal thuishemodialyse-

patiënten flink gegroeid. In 2008 toen Janssen begon als

coördinator, hadden nog maar vier patiënten een appa-

raat voor thuishemodialyse, nu zijn dat er inmiddels twin-

tig, en is de voorbereiding bij vier nieuwe patiënten al

afgerond.

Daarnaast kiezen volgens Janssen steeds meer mensen

voor dialyse ’s nachts. “In plaats van drie keer per week

vier uur dialyse, kan de patiënt ook om de nacht acht uur

dialyseren. Dat heeft grote voordelen, bijvoorbeeld het

teveel aan vocht wat er anders in een reguliere dialyse

van 4 uur wordt uitgehaald, gebeurt dan in 8 uur tijd

(tijdens de nachtrust). Dit geeft dan een mindere belas-

ting voor de patiënt.”

Page 17: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

Afdeling dialyse Maastricht UMC+ zet zich in voor optimale behandeling van nierpatiënten

Thuisdialyse’snachtspraktischenminderbelastend

17

Op dit moment maken acht van de twintig thuisdialyse-

patiënten gebruik van dialyse ’s nachts. Het streven van

de afdeling dialyse van het Maastricht UMC+ is om zoveel

mogelijk mensen deze behandeling aan te bieden. “Maar

het moet wel mogelijk zijn. De patiënt heeft voor het

zelfstandig uitvoeren van de thuisdialyse ondersteuning

van de partner nodig. Patiënten die kiezen voor begelei-

ding met een dialyseverpleegkundige (VDA) zijn gebonden

aan afspraken voor de behandeling overdag.”

Welke patiënten in aanmerking komen voor thuishemo-

dialyse bepalen zorgverleners (nefroloog, verpleegkun-

digen, maatschappelijk werk) van het Maastricht UMC+

en patiënt en partner zelf, in goed overleg. Als iedereen

akkoord is, inclusief de zorgverzekeraar die de behande-

ling moet vergoeden, wordt het traject naar thuisdialyse

ingezet.

Als de patiënt dan eenmaal in de thuissituatie dialyseert,

wordt hij of zij toch nog met grote regelmaat op de poli-

kliniek in Valkenburg gezien ter controle. Volgens Janssen

leert de ervaring dat patiënten thuisdialyse als een grote

winst zien, vooral omdat het voor hen een zelfstandig-

heid creëert.

Meer informatie op www.mumc.nl.

Page 18: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

18

Een nieuw spel waarbij de spelregels nog moeten worden

afgesproken. Zo vergelijkt Jan Claassens, hoofd van het

Transferpunt in het Maastricht UMC+, de veranderingen

in de zorg. “En we kunnen niet zeggen dat we het spel

even stopzetten totdat er nieuwe spelregels zijn afge-

sproken.” Dat maakt het regelen van goede zorg inge-

wikkeld en moeilijk. “Ik verwacht dat het nog een hele

tijd gaat duren voordat we als ketenpartners een nieuw

kader hebben afgesproken waarbinnen het spel kan wor-

den gespeeld.”

Alleen voor de specialistische verpleging thuis en voor

complexe verpleegtechnische zorg verandert er weinig

omdat deze zorg al sinds 2012 onder de Zorgverzeke-

ringswet valt. Hier draagt de medisch specialist de

verantwoordelijkheid en zorgen de transferconsulenten

voor de indicatiestelling. Bij de minder complexe zorg en

verpleging ligt dat anders. Voortaan bepaalt de wijkver-

pleegkundige welke zorg de patiënt na ontslag uit het

ziekenhuis thuis nodig heeft.

“In de tijd van het AWBZ bepaalde het CIZ wie toegang

had tot welke zorg. De indicatie was een soort voucher

die toegang gaf tot zorg. Nu is er alleen nog voor de

mensen die echt niet meer terug naar huis kunnen een

plek in een verpleegkliniek via de nieuwe Wet Langdurige

Zorg. Dat houdt in dat als er nog een kleine kans is dat

de patiënt met extra ondersteuning thuis kan blijven

wonen, het verzoek wordt afgewezen. Dat betekent voor

het Transferpunt dat er veel meer geregeld moet worden.

We moeten zoeken naar alternatieven.”

Om de overdracht naar de thuiszorgorganisaties te

waarborgen, maakt het Transferpunt sinds een jaar

gebruik van Point, een beveiligd systeem dat landelijk

wordt doorontwikkeld. Hierin worden de tijdelijke zorg-

plannen door de transferverpleegkundige opgesteld. Als

een aanvraag bij de organisatie binnenkomt, wordt de

cliënt binnen 24 uur thuis bezocht door de wijkverpleeg-

kundige die een definitief zorgplan opstelt en zorgt voor

de indicatie.

Claassens heeft gevoelsmatig het idee dat bij steeds

meer ouderen die in het ziekenhuis belanden en die al

ziek, zwak en dementerend zijn, terugplaatsen in de

thuissituatie steeds moeilijker wordt.

“Eigenlijk zou er veel meer aandacht moeten komen

voor het voortraject: beter in kaart brengen van de thuis-

situatie en het vroegtijdig anticiperen op zorgbehoeftige

ouderen. Voor kinderen hebben we een consultatie-

bureau, bij ouderen kennen we dat systeem helaas niet.

Nu gebeurt het nog te vaak dat een huisarts door

omstandigheden bij de mensen komt en ontdekt dat er

extra ondersteuning nodig is. Dan ben je eigenlijk al te

laat. Als zorgbehoeftige ouderen vroegtijdig worden

opgespoord, kun je ze met relatief eenvoudige middelen

langer in een goede conditie houden. Daarbij is ook een

taak weggelegd voor de gemeenten.”

Nu extramurale verpleging en zorg onder de Zorgverzekeringswet valt, moeten de wijkverpleeg-

kundigen en de transferconsulenten van het Maastricht UMC+ nog meer en beter met elkaar com-

municeren en samenwerken. Niet langer is het CIZ verantwoordelijk voor de indicatiestelling van

patiënten, maar de wijkverpleegkundige. Dat vraagt om een andere manier van werken.

Jan Claassens, hoofd Transferpunt Maastricht UMC+:

“We moeten ons het spel eigen

maken”

18

Page 19: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

De Privacy-commissie van Maastricht UMC+

krijgt binnenkort een nieuwe voorzitter. Na

vier jaar draagt emeritus-hoogleraar Radiologie

prof.dr. Jos van Engelshoven het stokje over.

In een periode dat bewaking van de privacy

steeds belangrijker wordt in het licht van de

voortschrijdende technologie en de grote ver-

anderingen in de zorg, verlaat hij het schip.

“Maar mijn interesse voor de privacy blijft. Ook

straks volg ik het nieuws op de voet.”

Als professor Jos van Engelshoven hoort dat hij een actu-

aliteitenprogramma op televisie heeft gemist waarin de

privacy van patiënten werd besproken, noteert hij meteen

de naam van het programma. “Dat wil ik nog zien”, merkt

hij op. Privacy is zijn ding geworden, sinds de Raad van

Bestuur hem vier jaar geleden benaderde met de vraag of

hij voorzitter van de nieuw op te richten privacy commis-

sie wilde worden. “Ze zochten iemand die de organisatie

goed kent, het geneeskundige aspect kan beheren en die

begrijpt dat niet alle nieuwe privacyregels per direct zijn

in te voeren”, licht Van Engelshoven toe.

Tijdens zijn voorzitterschap is er veel gebeurd op het

vlak van privacybescherming, met name op het gebied

van het doorontwikkelen van een veilig elektronisch

patiëntendossier. Er is echter nog heel veel werk te ver-

richten als het gaat om de aandacht voor de privacy in

het hoofd van de mensen te krijgen. “Er zijn twee

belangrijke problemen die de komende jaren moeten

worden overwonnen. Het eerste is een cultuurprobleem

en het tweede een technisch ict-probleem. Het cultuur-

probleem is het grootst. Privacy is immers niet iets waar

je in een ziekenhuis de hele dag mee bezig bent. Daarom

gaan er op de werkvloer ook regelmatig zaken mis.”

Hij haalt zijn recent bezoek aan een polikliniek aan. “Ik

gaf de verwijsbrief af aan de baliemedewerkster en die

maakte zonder na te denken de brief open om te kijken

waarvoor ik kwam. Natuurlijk, het is gemakkelijk en ze

heeft het altijd zo gedaan, maar eigenlijk mag alleen de

specialist de brief openen.” Hetzelfde geldt voor het

gebruik van communicatiemiddelen. Nog steeds wordt

veel informatie verzonden via email, ook informatie over

patiënten. Dat is niet veilig als de informatie niet is ver-

sleuteld en ook niet toegestaan. Ook beseft men vaak

niet dat een smartphone niet gebruikt moet worden om

patiëntengegevens op te slaan of te versturen. Het risico

is veel te groot dat verkeerde mensen die gegevens in

handen krijgen.

De nieuwe richtlijnen van het College Bescherming

Persoonsgegevens (CBP) eisen bovendien nieuwe proce-

durele en technische aanpassingen rond het EPD opdat

uitsluitend personen met een directe behandelingsrela-

tie met de patiënt toegang kunnen krijgen tot zijn of

haar EPD. De techniek moet dat zo veel als mogelijk

afdwingen. Nu kunnen nog altijd te veel personen buiten

die directe behandelingsrelatie in een EPD kijken.

“Er moet dus best nog wel wat gebeuren om de privacy

van patiënten goed te beschermen. Het uitlekken van

persoonlijke gegevens kan immers heel pijnlijk zijn.

Niemand wil dat zijn buurman of werkgever weet dat hij

ooit is opgenomen voor een psychose of een soa.”

“Privacy is niet iets waar je de hele dag mee bezig bent”

Prof.dr. Jos van Engelshoven, nog even voorzitter van de Privacy-commissie

19

Page 20: de zorg Wijkverpleegkundige Van der Stelt over herindicatiesheritage.azm.nl/afbeeldingen/praktijk/praktijk2015_1.pdfWijkverpleegkundige Marinda van der Stelt over herindicaties: “

Marja van Dieijen,

lid Raad van Bestuur Maastricht UMC+

gerichtPraktijk

Frappez toujours

“Een plaatje uit de Zorgatlas met overgewicht sinds 1983 vertelt het verhaal. In 1983 heeft 30 procent van de

volwassenen in Nederland overgewicht. Nu heeft bijna 50 procent van de bevolking overgewicht en dat percentage

stijgt nog steeds. Wat doe je daaraan? Hoe krijg je mensen zover dat ze gezonder gaan leven?

We doen ons best, als universitair medisch centrum. We doen onderzoek en passen de uitkomsten ervan toe.

In de grote Maastricht Studie bijvoorbeeld onderzoeken we oorzaken en de behandeling van type 2 diabetes,

hart- en vaatziekten en andere chronische aandoeningen. We adviseren onze patiënten over hun leefstijl. Bij het

ziekenhuis verrijst over twee jaar een nieuw gebouw, Mosae Vita. Daar willen we een omgeving creëren die mensen

stimuleert bewuster te leven, gezonder te eten, voldoende te bewegen. We geven een magazine uit, ‘Gezond Idee’,

dat we in een oplage van 240.000 onder de bevolking van Zuid-Limburg verspreiden.

Een umc kan een bijdrage leveren, maar mensen ervan overtuigen gezonder te leven begint thuis, in de opvoeding.

Het moet een vervolg krijgen op school, het is een belangrijke taak van de huisarts en de overheid speelt een rol.

De grootste uitdaging daarbij is: hoe bereik je de mensen die niet bewust met hun gezondheid bezig (willen) zijn?

Dat is een grote, moeilijke groep.

Helpen al onze inspanningen? Ik denk het wel. Kijk naar een film van enkele decennia geleden en verbaas je erover

hoeveel toen gerookt werd. Uit onderzoek blijkt dat zo’n 40 procent van de lezers van Gezond Idee na het lezen

van het blad beter op zijn gezondheid let - ofwel door gezonder te eten, ofwel door meer te sporten. Bemoedigende

cijfers! Frappez toujours, zou ik zeggen. Dan lukt het ons wel.”

De Huisartsen Service Desk

in het Maastricht UMC+ is

het interne navigatiesysteem

voor externe verwijzers.

Eén telefoontje en u wordt

doorverbonden met de juis-

te persoon of afdeling. Daar

zorgt Alie Lubbersen voor,

zij bemenst de Huisartsen

Service Desk.

Eén telefoontje is genoeg

De Huisartsen Service Desk

De Huisartsen Service Desk is te bereiken via 043 387 44 80.

Colu

mn