De wonderbare discipelvangst

15
  De wonderbare discip elvangs t Een redactiekritiek van Lc. 5,1-11 Illustratie: Annie Vallotton bij Lucas 5,1-11 in de Hotelbijbel van de Bijbelvereniging

description

Redactiekritiek n.a.v. het verhaal over de wonderbare visvangst in Lucas 5,1-11.

Transcript of De wonderbare discipelvangst

Page 1: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 1/15

 

 

De wonderbare discipelvangst

Een redactiekritiek van Lc. 5,1-11

Illustratie: Annie Vallotton bij Lucas 5,1-11in de Hotelbijbel van de Bijbelvereniging

Page 2: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 2/15

 

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding 3

2. Opbouw 4

3. Synoptische vergelijking 6

4. Redactiekritische observaties op tekstintern niveau 8

5. Redactiekritische observaties op tekstextern niveau 9

6. Conclusie 10

Bijlage 1. Kleurensynopsis 11

Bijlage 2. Vertalingen 13

Gebruikte literatuur 15

 

Page 3: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 3/15

 

3

1. Inleiding

Wie Lucas 5,1-11 opslaat in een recente editie van de Statenvertaling of in de NBG-vertaling 1951 leest boven het tekstgedeelte: ‘De wonderbare visvangst’. Modernevertalingen geven echter dezelfde perikoop een kop die verwijst naar de roeping van

de eerste discipelen.1

Het verschil tussen de opschriften geeft een goede indruk vande complexiteit van de tekst. Ligt de nadruk nu op het wonder van de visvangst of ophet antwoord van de vissers daarop?Wanneer we de tekst van Lucas naast parallelle gedeelten van de overigeevangelisten leggen, springen direct tal van verschillen in het oog. Zo ontbreekt hetverhaal van de overvolle netten in Marcus en Mattheüs, terwijl Johannes het wonder,in een geheel andere setting, pas aan het eind van het evangelie vertelt. Opmerkelijkis verder dat op het eerste gezicht in Lucas 5,1-11 geen sprake lijkt te zijn van eenroeping. Het werkwoord kale,w ontbreekt, evenals de woorden deu/te ovpoi,sw mou (vgl.

echter deu/te in Codex D (Lc. 5,10)). Desondanks laten ook in Lucas de vissers aan

het einde van de perikoop alles achter zich en volgen zij Jezus.

Afwijkend is ook de positie van de diverse roepingsverhalen. In Marcus en Johanneslezen we al in het eerste hoofdstuk over de roeping van de leerlingen (vgl. Mc. 1,16-20; Joh. 1, 35-42), terwijl Mattheüs het verhaal opneemt aan het begin van Jezus’verkondiging, direct na de verzoeking in de woestijn (Mt. 4,18-22). Lucas laat Jezusechter eerst een ronde maken langs synagogen in Galilea en Judea (Lc. 4,15; Lc.4,44), alvorens in hoofdstuk 5 de eerste discipelen ten tonele verschijnen.In dit werkstuk onderwerpen we Lucas 5,1-11 aan een nader onderzoek. Welkeopbouw vertoont de perikoop? Waaraan kan de evangelist de verschillendevertelelementen daarin hebben ontleend? Hoe zijn de afwijkingen van parallellepassages in de overige canonieke evangeliën te verklaren en wat vertellen ze over

de bedoeling van Lucas?Om een antwoord te vinden op deze vragen zal in het onderzoek hoofdzakelijkgebruik worden gemaakt van redactiekritiek, de methode waarmee de theologischeinteresse van de afzonderlijke evangelisten kan worden bestudeerd. Redactiekritiekgaat ervan uit dat evangelisten mondelinge en schriftelijke verhalen hebbenverzameld en omgewerkt tot een eigen vertelling. Daarmee waren ze geen neutraaldoorgeefluik van tradities, maar eindredacteuren die verteleenheden samenvoegdenen uitbreiden (tekstintern niveau), afhankelijk van hun theologische bedoeling en degemeente die ze op het oog hadden (tekstextern niveau).2 In de volgende paragrafen gaan we kort in op de vertelstructuur en maken we eensynoptische vergelijking van Lucas 5,1-11 en de parallelle teksten die we aantreffen

in Marcus, Mattheüs en Johannes. Aan de hand daarvan inventariseren we deverschillen en overeenkomsten die de evangeliën laten zien. Ook bekijken we wat desynopsis vertelt over het bronnengebruik van Lucas. Tot slot willen we ingaan op depositie van de perikoop in Lucas en het belang ervan voor de theologie van deevangelist.

1Vgl. ‘Simon Petrus, Jakobus en Johannes geroepen’ (NBV), ‘Roeping van enkele vissers’ (W95), ‘Roeping van de eerste

leerlingen’ (W78), ‘De eerste leerlingen’ (GNB), ‘Roeping van de eerste discipelen’ (Telos). Een dergelijke kop wordt ookvoorgesteld in de Griekse grondteksteditie voor vertalers, het Greek New Testament (GNT). Sinds de eerste druk van het GNT(1966) luidt daarin het opschrift boven Lucas 5,1-11: ‘The Calling of the First Disciples’. Merk overigens op dat de

Brouwervertaling (1938) Lc. 5,1-11 reeds voorziet van de kop ‘De eerste discipelen van Jezus’. Bakels (1920) zet ‘Dewonderbare vischvangst en de roeping van Petrus’ boven de tekst.2

Schnelle, Einführung , 156-8; Conzelmann, Arbeitsbuch , 115-6; Streete, ‘Redaction criticism’, 108-10; Vorster,‘Redaktionsgeschichte’, 104.

Page 4: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 4/15

 

4

2. Opbouw

Wanneer we de tekst van Lucas 5,1-11 nader analyseren, valt op dat de vertelling indrie gedeelten uiteenvalt. In de eerste drie verzen neemt de evangelist de lezer terugnaar Galilea – na een opmerkelijk uitstapje in Judea (Lc. 4,44)3 – waar Jezus zich

ophoudt bij het Meer van Gennesaret, te midden van een aandringende menigte diehet woord van God van Hem wil horen.4 Jezus ziet vervolgens twee vissersbotenwerkloos aan de kant liggen (lett. staan), neemt plaats in een van de schepen en laatdeze door de eigenaar, die Simon blijkt te heten, wat van de wal afdrijven.5 Vanuit deboot onderwijst hij de omstanders, zittend als een joodse leraar (Green, NICNT, 232;Bovon, Hermeneia, 169; Plummer, ICC, 143).6 In het tweede deel van het verhaal blijkt de opdringende mensenmassa plotseling tezijn verdwenen en zit het onderricht van Jezus er op. Van de inhoud van de redekomen we niets te weten. Jezus spreekt Simon aan en draagt hem op om het meerop te varen en de netten te laten zakken voor de vangst. Opmerkelijk genoeggebruikt Lucas hier de meervoudsvorm cala,sate. Kennelijk richt Jezus zich niet alleen

tot Simon, maar ook tot diens bemanning.7 De visser wijst Jezus erop dat ze al eennacht hard werken achter de rug hebben, zonder een vis te vangen. Desondankswaagt Simon, die Jezus hier vrij vertaald ‘baas’ noemt, een tweede poging.8 Deconversatie lijkt bedoeld om het kansloze van Jezus’ opdracht te onderstrepen,evenals de verwijzing naar het gebruik van schakelnetten, die alleen ’s nachts metsucces zijn in te zetten (Green, NICNT, 232). Ook is het effect des te groter als blijktdat de daaropvolgende vangst zo omvangrijk is dat de netten dreigen te scheuren enook de inzet van een tweede boot niet voorkomt dat de schepen bijna zinken doorhet gewicht van de vissen.9 

3Lucas lijkt met ‘Judea’ heel Palestina te hebben willen aanduiden en niet alleen de provincie in het zuiden (Bovon, Hermeneia,

165; vgl. Schnelle, Einleitung , 287-8; Conzelmann, Mitte der Zeit , 34).4

De uitdrukking to.n lo,gon tou/ qeou/ is de eerste vermelding van ‘het woord van God’ in Lucas (hoewel Lc 3,2 al rh/ma qeou/ bevat

en in Lc. 1:2 sprake is van o` lo,goj; vgl. Lc. 4,32; 4,36; 10,39). Inhoudelijk verwijst het mogelijk naar Lc. 4:43 ( euvaggeli,sasqai, th.nbasilei, an tou/ qeou/). Lucas ontleent de uitdrukking aan Mc. 7:13, de eerste vermelding van het woordpaar in Marcus, en de

paulijnse zendingstraditie (Rom. 9,6; 1 Kor. 14,36; 2 Kor. 2,17; 4,2 en 1 Thess. 2,13). In Lucas slaat to.n lo,gon tou/ qeou/ opJezus’ boodschap m.b.t. God (vgl. Lc. 8,11-21; 11,28), in Handelingen op de prediking van de apostelen (Klein, KEK I, 207;Bovon, Hermeneia, 168; Green, NICNT, 232). In beide gevallen maakt de term duidelijk dat de sprekers niet hun eigen woordgaven, maar dat ze ‘in commissie’ spraken, net als de profeten in het OT ( tou/ qeou/ als genitivus subiectivus ). Vgl. ThWNT IV,121-2. 5

Simon wordt traditioneel beschouwd als dezelfde persoon die in Lc. 4,38 is geïntroduceerd (het parallelle verhaal in Mc. 1,29-31 wordt verteld nádat Simon tot discipel was geroepen). Toch geeft Lucas hem in 5,3 geen lidwoord, terwijl de naam in vers 4wel van een lidwoord is voorzien. Heeft Lucas een andere Simon op het oog of springt hij slordig om met de marcaanse traditie,waar Simon op deze plek wél voor het eerst ter sprake komt? Immers, op het eerste gezicht lijkt in 5,3 sprake van een anafoor(vgl. Blass, Grammatik §260; Hoffmann, Grammatik §134; Bauer, o h to, II.1b). Toch ligt het iets ingewikkelder. Simon wordt in

vers 5 opnieuw vermeld zónder lidwoord. Bovendien zijn er tal van tekstvarianten, waarin Simon in vers 3 en 5 wel een lidwoordkrijgt. D.B. Wallace merkt dan ook op dat ‘we are unable to articulate clear and consistent principles as to why the article is usedin a given instance’ (Wallace, Greek grammar , 246).6

Onduidelijk is of Jezus in Lc. 5,3 een soort Meer-rede begint of dat Hij doorgaat met het onderricht waar Hij al in Lc. 4,44 meewas begonnen. M.i. zijn beide opties mogelijk, aangezien het imperfectum   evdi,dasken zowel kan worden vertaald met eeninchoatief (inceptief) aspect (vgl. Wallace, Greek Grammar , 253) als met een lineair aspect .7

Vissersboten op het Meer van Gennesaret worden doorgaans bemand door twee tot vier personen (vgl. Josephus, B.J.,2.21.8). Er is wel gedacht aan Andreas, aangezien hij verder in de perikoop ongenoemd blijft, maar wel voorkomt in de parallellepassages Mc. 1,16 en Mt. 4,18 (zie o.m. Rengstorf, NTD 3, 73). Zahn ziet hiervoor geen bewijzen (Zahn, 251).8  evpista,ta is een typische Lucaanse aanspreektitel uit de mond van de leerlingen (het woord komt in het NT alleen in het derde

evangelie voor en dan alleen nog in de vocatief). Lucas gebruikt het woord voor yBir; (rabbi), waar andere evangelisten r` abbi,,ku,rie of dida,skale hebben (vgl. Mc. 4,38 of Mc. 9,5). Merk op dat  evpista,ta eigenlijk zoiets betekent als ‘baas’, ‘leider’ of

‘bevelhebber’ (lett. iemand die in een ambtelijke positie het recht heeft om orders te geven). Het woord is in de oudheid ookgebruikt voor opzichter, olifantendrijver, degene die vooraan stond in de tempel of magistraat (vgl. ThWNT II, 619-20). Petruszou Jezus hier dus ook kunnen aanspreken als principaal of bevelvoerder over het schip, d.w.z. in plaats van als rabbi (vgl.

 evrwta,w in vers 3 wat in dit verband eerder bevelen dan verzoeken betekent (Bovon, Hermeneia, 169)). Toch hebben allevertalingen hier ‘meester’, ‘master’ of ‘Meister’ (alleen de Wycliffbijbel maakt er ‘Comaundoure’ van). Plummer oppert dat Lucas

hier voor evpista,ta kiest omdat niet-joden weinig zouden begrijpen van het woord r` abbi, (Plummer, ICC, 143). Overigens heeftCodex D hier dida,skale, wat als niet-oorspronkelijk moet worden afgewezen. 9

Het gebruikte werkwoord dierrh,sseto is een imperfectum . Dit kan worden vertaald met een lineair aspect ( ‘de netten warenaan het scheuren’ of ‘scheurden’, vgl. SV, LV, LUV, Canisius, Telos, W95 en Naardense Bijbel) of een konatief aspect. Dit

Page 5: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 5/15

 

5

De laatste vier verzen van de perikoop beschrijven de reactie van de vissers op hetwonder. Simon, hier voor de eerste keer in Lucas Petrus genoemd, valt neer voor deknieën van Jezus en smeekt Hem: ‘Ga weg van mij, want ik ben een zondig man,Heer’ (lett. ‘ik ben een man van missers’).10 Ook de overige vissers die bij devisvangst hadden geassisteerd, in vers 10 geïntroduceerd als de broers Jacobus en

Johannes, blijken door vrees bevangen. De reactie doet denken aan hetuitgesproken gevoel van onwaardigheid dat in het OT doorgaans volgt op eentheophanie (vgl. Ex. 3,5-6; Richt. 6, 22-3; Ps. 8,5 en Jes. 6,5). De vissers herkennenin het wonder de aanwezigheid van God, zoals is te zien aan de door Petrusgebruikte de vocatief Ku,rie, de LXX-vertaling van Adonai , die hier het zakelijke

 evpista,ta van vers 5 vervangt. Jezus volgt het genre, door Petrus gerust te stellen (mh. 

 fobou/) en te antwoorden met een belofte. Voortaan zal Petrus mensen gaan vangen,

d.w.z. door zending werven van mensen voor het Koninkrijk, met de connotatie omze zo te redden van de ondergang (vgl. Green, NICNT, 234; Bovon, Hermeneia,171).11 Vervolgens laten de vissers alles achter en volgen Jezus.

laatste drukt uit of iets is geprobeerd (konatief in enge zin), is gewenst (voluntatief) of bijna is gebeurd (tendentie). In het eerstegeval is de handeling begonnen, maar nog niet af (‘begonnen te scheuren’, vgl. GNB, NBV). De andere tweeverschijningsvormen geven aan dat iets nog niet van start is gegaan ( ‘dreigden te scheuren’, vgl. NBG, W78). Ik geef devoorkeur aan deze laatste optie, aangezien Lucas m.i. een stijlfiguur gebruikt om aan te geven hoe vol de netten zaten en hoegroot het wonder was. Van een daadwerkelijk scheuren is geen sprake (ook in de parallelle vertelling in Joh. 21 blijft het netheel). 10

In het verleden is wel gesuggereerd dat Simon zich een zondig man noemde, omdat hij willens en wetens in tegenspraak zouleven met Gods wet (vgl. een artikel van Rengstorf in ThWNT I, 331-2; zie ook Rengstorf, NTD 3, 74; TBLNT, 1197). In devroege kerk is ook gedacht dat Simon zich schuldig had gemaakt aan specifieke zonden (Brief van Barnabas V.9; Origenes,Contra Celsum , I.63).11

  zwgr, ew heeft volgens Liddell-Scott twee betekenissen. Wanneer het wordt gezien als een samentrekking tussen zwo,j en 

 avgreu,w, duidt het werkwoord op ‘to take alive, take captive instead of killing’ (vgl. Bauer: ‘lebendig fangen’). Beschouwen wezwgr, ew als een combinatie van zwh, en avgei,rw, dan betekent het ‘to restore to life, revive’ (Liddell-Scott, §19379). De eerstebetekenis komen we tegen in 2 Tim. 2,26, de tweede in Lucas 5,10, waar het werkwoord metaforisch wordt gebruikt voor

zendingsactiviteiten, d.w.z. het winnen van mensen voor de vrijheid van het Koninkrijk (in de LXX betekent het werkwoord ook‘redden van de ondergang’). Het werkwoord staat, gezien ook het vooraan geplaatste avnqrw,pouj, in de perikoop tegenover th/ |  a;gra| tw/n ivcqu,wn, het vangen en doden van vissen voor de verkoop (zie ook Codex D, waarin Jezus niet alleen Petrus, maar alle

vissers toespreekt: deu/te kai. mh. ge,nesqe alei/j icqu, en poih,sw ga.r umaj alei/j avnqrw,pwn).

Page 6: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 6/15

 

6

3. Synoptische vergelijking

Lc. 5,1-11 vertoont verwantschap met teksten uit Marcus (Mc. 1,16-20 en 4,1-2) enMattheüs (Mt. 4,18-22 en 13,1-3). Ook zijn er interessante parallellen met Johannes(1,35-42 en 21,1-11). Voor een weergave in kolommen verwijs ik naar bijlage 1 en 2,

waar achtereenvolgens een kleurensynopsis van de Griekse tekst is te vinden eneen synopsis in het Nederlands. In het nu volgende gaan we kort in op debelangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de genoemde passages.Als eerste valt op dat Jezus in Marcus en Mattheüs alléén langs het Meer van Galileatrekt (in beide evangeliën abusievelijk aangeduid met qa,lassa). Lucas laat Hem bij

het meer (li,mnh) vergezellen door een massa mensen. In Marcus en Mattheüs zijn de

aankomende discipelen nog volop bezig met vissen, terwijl in Lucas het werk er al opzit en de vissers de netten schoonmaken. Een ander verschil in de manier vanvissen. In Marcus staan de vissers op de wal en werpen van daaruit het net in hetwater (to. avmfi,blhstron of werpnet). In Lucas gaan Simon en de zijnen het meer op

en trekken na de vangst de schakelnetten (ta. di,ktua) aan boord van het schip.

Overigens is een overeenkomst dat in elk van de synoptische evangeliën dediscipelen aan het werk zijn op het moment van hun roeping. Een andereovereenkomst is dat zowel de roeping als het wonder van de visvangst begint meteen ‘zien’ door Jezus (Bovon, Hermeneia, 169).Lucas 5,4-10a geeft zogeheten lucaans Sondergut weer, d.w.z. een relaas dat niet inde andere synoptische evangeliën is terug te vinden.12 En ook de aansluitenderoeping, waarbij Lucas weer enigszins de draad van het oudere Marcus oppakt, kenteen afwijkend verloop. De overgang is wat ruw, doordat Jacobus en Johannes infeite in vers 7 al worden verondersteld en pas in vers 10 met name wordengeïntroduceerd (parallel aan Marcus). Dan volgt in Lucas de belofte aan Petrus: ‘Van

nu af aan zal je mensen gaan vangen’. Zoals al is vastgesteld, valt het woord kale,w niet (vgl. Mc. 1,20; Mt. 4, 21b) net zo min als het deu/te ovpi,sw mou (Mc. 1,17 en Mt.

4,19). Opvallend is bovendien dat in Marcus en Mattheüs de leerlingen Jezusachterna gaan na slechts een oproep daartoe (Mc. 1:17 en Mt. 4,19), wat een nogalabrupte indruk maakt, terwijl de discipelen in Lucas pas volgen na een voorafgaanden overtuigend wonder.13 Wel moet hieraan worden toegevoegd dat Simon in Lc.5,5-6 Jezus op Zijn woord gehoorzaamt en gaat vissen, ook al had hij in de nachtervoor niets gevangen. Tot slot is kenmerkend dat Lucas de leerlingen alles  doetverlaten. Geen enkele andere evangelist slaat zo weinig acht op aardse goederen.14 Het vierde evangelie bevat ook een relaas over de roeping van de discipelen (Jh. 1,35-42). Dit vertoont vrijwel geen enkele parallel met de roepingsgeschiedenissen in

de synoptische evangeliën. Alleen het sleutelwoord hvkolou,qhsan keert in allevertellingen terug (Mc. 1, 18; Mt. 4,20; Lc. 5,11 en Jh. 1,37). Ook herkennen we debroederband tussen Petrus en Andreas (Jh. 1,40). Voor het overige zien we alleenverschillen. Zo speelt het verhaal in Johannes zich af in Bethanië in Judea, in plaatsvan langs het Meer van Galilea. Verder worden in het vierde evangelie de discipelenniet geïntroduceerd als vissers, maar als leerlingen van Johannes de Doper. Het isDe Doper die hen bij Jezus introduceert, waarna de discipelen uit eigen bewegingbesluiten om zich bij Jezus aan te sluiten. Van een uitnodiging door Jezus is geensprake.

12

Merk op dat Schnelle de gehele perikoop beschouwt als lucaans Sondergut (Schnelle, Einleitung , 196).13Dit gebeurt vaker in Lucas: vgl. Lc. 5,25-6; 7,16; 13,13; 17,15.18 (Conzelmann, Mitte der Zeit , 35).

14Bovon wijst op Lc. 9,2 (bedoeld zal zijn vers 3); 12,33; 14,26.33 (Bovon, Hermeneia, 171 nt 24), terwijl Green nog noemt Lc.

6,35; 12,13-21; 16,14.19-31; 18,22 (Green, NICNT, 229). Vgl. echter Lc. 16,9.11.

Page 7: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 7/15

 

7

Meer parallellen zijn er tussen Lc. 5,4-10a en Jh. 21,1-11.15 Ook in Johannes issprake van een wonderbaarlijke visvangst na een eerdere mislukte poging. Jezusbeveelt en de discipelen gehoorzamen. Verder staan ook in Johannes Petrus enJezus tegenover elkaar. Maar verschillen zijn er ook. In het vierde evangelie wordtJezus niet direct herkend, staat Hij op de wal en zijn Petrus en Johannes samen.

Petrus laat bovendien het vissen aan de anderen over, terwijl hij in Lucas juist dehandelende visser is. In Johannes wordt de vis dicht bij de kust gevangen, in Lucasver op het meer. Wel maken de vissers in beide evangeliën gebruik van eenschakelnet (di,ktuon). Maar in Johannes werpen de leerlingen hun net uit (ba,llw), wat

meer past bij een avmfi,blhstron, terwijl Lucas hen de netten laat zakken (cala,w). In het

vierde evangelie snelt Petrus na het wonder naar Jezus toe, in Lucas vraagt hij Hemom van hem weg te gaan. De afloop van beide verhalen vertoont tenslotte nog eenopmerkelijke parallel. Het verhaal in Lucas loopt uit op het aanstellen van Petrus alsvisser van mensen, terwijl in Johannes 21,15-23, sprake is van het aanwijzen vanPetrus als herder van zijn kudde.

15Haenchen vermoedt dat Johannes Lucas moet hebben gekend (Haenchen, Johannesevangelium , 585). Vgl. Neirynck, ‘John

and the synoptics 1975-1990’, 8,14-5. Klein gaat uit van een gemeenschappelijke bron (Klein, KEK I, 206).

Page 8: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 8/15

 

8

4. Redactiekritische observaties op tekstintern niveau

In de nu volgende paragraaf willen we nagaan wat we kunnen zeggen over hetbronnengebruik van Lucas. Hoe is de evangelist tot zijn afwijkende relaas gekomen?Daartoe maken we niet alleen gebruik van de zojuist beschreven synoptische

parallellen, maar we kijken ook breder. Wanneer we het eerste deel van de perikoop(Lc. 5,1-3) onder de loep nemen, valt op dat Lucas meerdere tekstelementen uitMarcus combineert. Niet alleen put hij uit de marcaanse roepingsgeschiedenis (Mc.1,16-20), maar ook diens beschrijving van het onderricht van Jezus aan de oever vanhet meer (Mc. 2,13) en Zijn onderwijs vanuit een boot (Mc. 4,1-2) keren terug.16 Lucas combineert kortom enkele verhalen die in verband staan met het Meer vanGalilea.Het middengedeelte bevat lucaans Sondergut . De overgang tussen vers 3 en 4 istamelijk ruw. De mensenmassa die in de eerste drie verzen een voorname rol speeltis plotseling volledig uit beeld verdwenen. Ook blijkt de meer-rede opeens beëindigd.In plaats daarvan staat Simon Petrus in de schijnwerpers. Bovon vermoedt dat het

relaas dat volgt (Lc. 5,4-9) uit één bron afkomstig is (Hermeneia, 167). Gezien deovereenkomsten met Johannes 21,1-11 kan het gaan om een gemeenschappelijkeoorsprong van beide vertellingen. Bovon wijst erop dat verhalen over Jezusaanvankelijk los van elkaar hebben gecirculeerd. Lucas verbindt het natuurwonderen de aansluitende belofte aan Petrus met de roeping van de discipelen enJohannes koppelt het aan de drievoudige opdracht aan Petrus om na Pasen degemeenschap te leiden.17 Naast de johanneïsche parallel kan nog worden gewezenop andere wonderbare visvangsten, maar deze lijken niet als bron te hebbengefungeerd voor Lucas.18 Aan het slot van Lucas 5,1-11 keert de evangelist terug naar Marcus en opnieuwspringt hij vrij om met zijn bron. Vers 10a volgt wat abrupt op vers 9, maar Lucasheeft de tekst ervan nodig, omdat hij de afzonderlijke roeping van Jacobus enJohannes (Mc. 1,19-20a) weglaat. Andreas, die in Marcus nog samen met Petruswordt geroepen, blijft helemaal achterwege, waardoor de marcaanse profetie vanJezus over het vangen van mensen (Mc. 1,17) alleen aan Simon is gericht.19 Lucasschrapt bovendien het werkwoord kale,w, waardoor ook van een roeping feitelijk geen

sprake meer is. Het accent ligt bij Lucas kortom op het inleidende wonder en debelofte aan Petrus, niet op diens roeping (vgl. Bovon, Hermeneia, 167).20 

16Dit verklaart waarom de boot is verdwenen in Lc. 8,4, de synoptische parallel van Mc. 4,1-2.

17

Klein meent dat de wonderbare visvangst van oorsprong een Paasvertelling is, zoals in Johannes 21 (Klein, KEK I, 206).Wilckens houdt het daarentegen op een roepingsgeschiedenis (Wilckens, NTD 4, 322). Plummer ziet geen reden om eengemeenschappelijke bron van beide verhalen te veronderstellen en stelt dat twee min of meer dezelfde wonderen moetenhebben plaatsgevonden (vgl. Plummer, ICC, 147).18

Te denken valt aan Mt. 13,47-50. In dit gedeelte van de mattheaanse parabelrede is sprake van een sagh,nh of sleepnet (i.t.t.

tot een di,ktuon), waarmee ‘(vissen) van allerlei soorten’ worden samengebracht. Daarmee lijkt het net volgens Jezus op hetHemels Koninkrijk. Vervolgens verschuift de handelende persoon van het sleepnet/ Koninkrijk naar een onpersoonlijk ‘men’, datin vers 49 wordt geïdentificeerd met engelen, die ‘de slechten afzonderen uit het midden van de rechtvaardigen’. Een ander‘visverhaal’ is te vinden in Mt. 17,24-27. Hierin wordt gevist met een a;gkistron. Aland wijst nog op een parallel met het evangelie

van Petrus, waarin Simon en Andreas na de opstanding uit vissen gaan (labo,ntej hmw/n ta. avph,lqamen eivj th.n qa,lassan). Of ervervolgens een wonder gebeurde, weten we niet, want het evangelie van Petrus wordt hier afgebroken (Evangelie van Petrus,v. 58-60).19

Een andere bron dan Marcus lijkt Lucas niet te hebben gebruikt voor zijn versie van de belofte aan Petrus. Er zijn buiten Mc.1,17 geen Oudtestamentische parallellen waarin het ‘vangen van mensen’ positief wordt geduid (vgl. Hos. 7,12; Am. 4,2; Hab.1,14-5; Jer. 16,16, Ez. 12,13 (17,20); Ez. 32,3). Hetzelfde geldt voor buiten-Bijbelse bronnen (1QH XIII (=V) 5-10 (vgl. Jer.16,16); Bil. I, p. 188; Josephus, Ant. ix 4.6; B.J. iii,9). Een positieve invulling van het vangen van mensen is te vinden in de

psalm van Aseneth (21,21), waarin de dochter van Potifera vol vuur bezingt hoe haar geliefde Jozef haar met zijn schoonheiden wijsheid heeft gevangen ( avgreu,w) als een vis aan de haak (Burchard, Joseph and Aseneth , 177-247).20

Desondanks volgen bij Lucas alle genoemde vissers Jezus ook zonder expliciete uitnodiging daartoe. Green vermoedtdaarom dat Petrus door Lucas wordt opgevoerd als representant van de andere discipelen (Green, NICNT, 231, 234).

Page 9: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 9/15

 

9

5. Redactiekritische observaties op tekstextern niveau

Zoals in het voorgaande al is vastgesteld, krijgt Petrus een hoofdrol toebedeeld inLucas 5,1-11. Jezus geeft aan hem de opdracht om het meer op te gaan. Ook is hetPetrus die Jezus voor de knieën valt in reactie op de wonderbare visvangst. De

voorspelling van Jezus dat hij voortaan mensen zal vangen is eveneens uitsluitendaan Petrus gericht. Jacobus en Johannes hebben in Lucas slechts een bijrol, terwijlAndreas helemaal niet wordt genoemd.21 Bovon ziet hierin een secundair eerbetoonaan Petrus’ leiderschap in de eerste christengemeenschap in Jeruzalem en daarmeeaan de kerk als geheel (Bovon, Hermeneia, 171; vgl. Conzelmann, Arbeitsbuch , 345;Köster, Einführung , 728).Hoezeer Lucas Petrus centraal stelt, blijkt ook uit het voorbeeldgedrag dat de discipelin de hele perikoop laat zien. In voorgaande hoofdstukken had Jezus met zijnverkondiging weliswaar steeds hevige reacties losgemaakt, maar Hij kreeg slechtserkenning van demonen die Hem gehoorzaamden (Lc. 4,34 en 41). De massadaarentegen stond verbaasd en vroeg zich af wie Hij was. De inwoners van Nazareth

leken hem bovendien te hebben uitgedaagd om wonderen te doen (Lc. 4,23). SimonPetrus is echter de eerste mens die Jezus gehoorzaamt en met diep ontzag enbeven (qambe,w) aanvaardt als Heer. Hij spreekt Hem ook aan met Ku,rie zoals dat in

de vroegchristelijke gemeente gepast was en niet met het door de demonengebezigde uioj tou/ qeou/. Hij is daarmee een exemplum voor de lucaanse gemeente

(vgl. Klein, KEK I, 209; Green, NICNT, 228, 233).Petrus wordt opgeroepen tot het ‘vangen van mensen’, een metafoor voor hetverkondigen van het woord. De perikoop past daarmee uitstekend in hetprogrammatische eerste hoofddeel van Lucas (4,14-9,50).22 Daarin staat hetoptreden van Jezus in Galilea centraal (Conzelmann, Arbeitsbuch , 339, 345).23 Het

handelen kenmerkt zich door vervulling van Goddelijke profetieën, d.w.z. het brengenvan het evangelie aan de armen en de genezing van zieken (vgl. Lc. 4,17-21). Lucasconcentreert zich zodanig op het optreden van Jezus dat hij dat vooraf laat gaan aande roeping van de discipelen. In Marcus worden eerst de leerlingen geroepen,waarna de genezingen volgen die Lucas al in hoofdstuk 4 weergeeft. De verwerpingin Nazareth komt bij Marcus pas in hoofdstuk 6 aan bod. Lucas zoomt dus meer danMarcus in op de missionaire activiteiten van Jezus, die hij zijn gemeente alsvoorbeeld voorhoudt (Klein, KEK I, 204).

21De discipelen spelen in Lucas sowieso een bescheiden rol als figuranten: zij treden pas in Handelingen in de schijnwerpers

(Green, NICNT, 228; Bovon, Hermeneia, 167).22

Klein ziet in Lc. 5,1 het tweede hoofddeel van Lucas beginnen, maar dat loopt parallel aan het eerste hoofddeel zoals datdoor Conzelmann is onderscheiden (Klein, KEK I, 51-2, 204).23

Merk op dat in Lucas (gezien Lc. 4,44) het onderscheid met het tweede hoofddeel – het zgh. ‘Reisebericht’ - minder groot isdan bij Marcus (voor het ‘Reisebericht’, zie o.m. Conzelmann, Mitte der Zeit , 53-7).

Page 10: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 10/15

 

10

6. Conclusie

We keren terug naar de verschillende kopjes die in de Bijbelvertalingen boven Lc.5,1-11 zijn geplaatst. Is in de perikoop sprake van een roepingsgeschiedenis of vaneen natuurwonder? Wie de roeping centraal stelt, kan wijzen op het feit dat plaats en

personen in Lucas gelijk zijn aan die in de parallelle passages in Marcus enMattheüs, hoewel de evangelist Andreas achterwege laat. Het wonder zou dan eenvertelling kunnen zijn over de roeping van de eerste discipelen (Conzelmann, Mitte der Zeit , 35). Maar het is evenzeer denkbaar dat het omgekeerde het geval is. Hetwerkwoord ‘roepen’ ontbreekt immers in Lucas. Alle nadruk valt op de visvangst ende daaraan gekoppelde belofte aan Petrus, die in de opbouw van Lucas alle ruimtekrijgen. Het wonderverhaal kan zodoende worden gezien als een midrasj bij deprofetie (Bovon, Hermeneia, 171-2; vgl. Bultmann, Geschichte , 232). Dat blijkt ook uithet feit dat het verhaal pas relatief laat een plaats krijgt in Lucas, ná voorafgaandewonderen. De wonderbare visvangst lijkt zo een wonder in een rij te zijn. Jezus wordtten voorbeeld gesteld als de eerste en grote vanger van mensen. Het is Petrus die

Hem erkent en vervolgens de belofte krijgt dat ook hij mensen zal vangen. Maar daarblijft het niet bij. Zijn koinwnoi, volgen zijn voorbeeld en laten alles achter om Jezus

achterna te gaan. Zo lopen het wonder en de profetie toch uit op een – impliciete – roeping, op een ‘wonderbare discipelvangst’. De missionaire activiteiten van deleerlingen, beschreven in Lc. 9,1-6; 10,1-12.17-20 en het boek Handelingen, staanmodel voor Lucas’ eigen gemeente.

Page 11: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 11/15

 

11

Bijlage 1. Kleurensynopsis

Lucas 5,1-11 vertoont niet alleen verwantschap met teksten uit Mattheüs en Marcus,maar, zijdelings, ook met Johannes. Dat blijkt wanneer we een kleurensynopsismaken.24 Het zwaartepunt van de vergelijking ligt op de parallellen tussen Marcus,

Mattheüs en Lucas. De zwarte tekst bestaat uit woorden die letterlijk overeenkomenmet de twee andere synoptische evangeliën. Een kleur in een kolom die tot eenander evangelie behoort, duidt aan dat de woorden alleen met dat andere evangelieworden gedeeld. Tekst in de kleur van de eigen kolom bevat uniek materiaal vandatzelfde evangelie. Dus, rode tekst in de kolom van Lucas duidt op een woordelijkeovereenkomst met Marcus, blauwe tekst op een literaire verwantschap met Mattheüsen groene tekst geeft woorden weer die uniek zijn voor Lucas. Op deze manier vallende zogeheten minor agreements  direct op (Schnelle, Einführung , 76-77). Immers,gedeelten waarin Mattheüs en Lucas samen afwijken van Marcus, zijn blauw in dekolom van Lucas en groen in de kolom van Mattheüs. De parallel met Johannes isvoor de volledigheid toegevoegd, hoewel van een directe literaire afhankelijkheid

geen sprake is. Waar twee evangeliën woordelijk overeenkomen met Johannes is dekleur bruin gebruikt.25 

Marcus 1,16-20 Mattheüs 4,18-22 Lucas 5,1-11 Johannes 21:1-1116 Kai. para,gwn para. th.nqa,lass an th/j Galilai, aj 

18 Peripatw/n  de. para. th.nqa,lass an th/j Galilai, aj 

1 VEge,neto de. evn tw/ | to.no;clon evpikei/sqai auvtw/ | kai. 

 avkou,  ein to.n lo,gon tou/ qeou/ kai. auvto.j h=n estw.j para. th.nli,mnhn Gennhsare,t

1 Meta. tau/ta ev fane,rwsen e auto.n pa,lin o VIhsou/j toi/jmaqhtai/j evpi. th/j qala,sshjth/j Tiberia,doj\ ev fane,rwsende. ou[twjÅ 26 

 ei=den Si,mwn a  kai. VAndre,anto.n avdelfo.n  Si,mwnoj 

 avmfiba,llontaj   evn th/ | qala,ssh|\ h=san ga.r aliei/jÅ

 ei=den du,o  avdelfou,j( Si,mwn a to.n lego,menon Pe,tron  kai. VAndre,  an to.n avdelfo.n  auvtou/( ba,llontaj  avmfi,blhstron eivj th.n qa,lass an\ h=san ga.r

 aliei/jÅ

2 kai.  ei=den du,o ploi/ a estw/tapara. th.n li,mnhn\ oi de. 

 aliei/j avpV auvtw/n avpoba,ntej e;plunon ta. di,ktuaÅ

2 h=san omou/  Si,mwn  Pe,trojkai. Qwma/j o` lego,menojDi,dumoj kai. Naqanah.l o` avpo. Kana. th/j Galilai,aj kai. oi 

tou/ Zebedai,ou kai. a;lloi evktw/n maqhtw/n auvtou/ du,oÅ 3

le,gei auvtoi/j Si,mwn Pe,troj\upa,gw alieu,  einÅ le,gousin

 auvtw/ |\ evrco,meqa kai. hmei/j su.nsoi,Å ev xh/lqon kai. evne,bhsan eivjto. ploi/on( kai. evn evkei,nh| th/ | 

nukti. evpi,  asan ouvde,nÅ 4

prwi<  aj de. h;dh genome,nhj e;sth VIhsou/j eivj to.n aivgialo,n( ouv me,ntoi h; |deisanoi maqhtai. o[ti VIhsou/j evstinÅ5 le,gei ou=n auvtoi/j ÎoÐVIhsou/j\ paidi,  a( mh, tiprosfa,gion e;ceteÈ

 avpekri,qhsan auvtw/ |\ ou;Å

{4:1

Kai. pa,lin h;rxatodida,skein para. th.n qa,lassan\ kai.  sun a,getaipro.j auvto.n o;cloj plei/stoj(w[ste auvto.n  eivj ploi/on

 evmba,nta kaqh/sqai evn th/ | qala,ssh|( kai. pa/j o  o;cloj pro.j th.n qa,lassan evpi. th/j

gh/j h=sanÅ 13:2  kai.  evdi,dasken  auvtou.j  evn parabolai/j polla. kai. e;leg  en auvtoi/j evn th/ | 

didach/ | auvtou/\} 

{13:1

VEn th/ | hme,ra| evkei,nh|  ev xelqw.n o VIhsou/j th/j oivki, aj evka,qhto para. th.n  qa,lassan\

13:2 kai.  sunh,cqhsan pro.j auvto.n  o;cloi polloi,( w[ste auvto.n  eivj  ploi/on  evmba,ntakaqh/sqai( kai. pa/j o  o;cloj 

 evpi. to.n aivgialo.n eisth,keiÅ13:3a Kai. evla,lhsen auvtoi/j

polla.  evn parabolai/j le,gwn\} 

3

   evmba.j de.   eivj  e]n tw/nploi,wn( o] h=n Si,mwnoj(hvrw,thsen auvto.n avpo. th/j gh/j

 evpanagagei/n ovli,gon\ kaqi,sajde. evk tou/ ploi,ou  evdi,dasken tou.j o;cloujÅ

24Vrij naar het systeem van S. Carlson: http://www.mindspring.com/~scarlson/synopt/harmony.

25Vgl. noot 15. Aland neemt Joh. 21,1-11 op in zijn synopsis over ‘Der Fischzug des Petrus’ (Aland, SQE  §41). Andere

samenstellers daarentegen plaatsen Johannes 1,35-42 naast de genoemde verzen uit de synoptici. Zie Swanson, The horizontal line synopsis III, p. 18-20; Sparks, Synopsis of the gospels, 24-25.26

Hieraan kan een parallel met Joh. 1, 35 worden toegevoegd: Th/| evpau,rion pa,lin eisth,kei o` VIwa,nnhj kai. evk tw/n maqhtw/n auvtou/ 

du,o36

kai. evmble,yaj tw/ | VIhsou/ peripatou/nti le,gei\ i;de o` avmno.j tou/ qeou/Å 

Page 12: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 12/15

 

12

4 ~Wj de. evpau,sato lalw/n( ei=pen pro.j to.n Si,mwna\ evpana,gage eivj to. ba,qoj kai. cala,sate t a. di,ktu a umw/n eivj

 a;granÅ5 kai. avpokriqei.j Si,mwn

 ei=pen\ evpista,ta( diV o[lhjnukto.j kopia,santej ouvde.n

 evla,bomen\ evpi. de. tw/ | rh,mati, sou cala,sw ta. di,ktuaÅ6 kai. tou/to poih,santejsune,kleisan plh/qoj ivcqu,wn polu,( dierrh,sseto de. ta. 

di,ktua auvtw/nÅ 7 kai. kate,neusan toi/j meto,coij evntw/ | ete,rw| ploi,w| tou/ evlqo,ntajsullabe,sqai auvtoi/j\ kai. h=lqon kai. e;plhsan avmfo,terata. ploi/  a w[ste buqi,zesqai

 auvta,Å8 ivdw.n de. Si,mwn Pe,trojprose,pesen toi/j go,nasinVIhsou/ le,gwn\ e;  xelqe avpV

 evmou/( o[ti avnh.r amartwlo,j eivmi( ku,ri eÅ

9 qa,mboj ga.r perie,scen auvto.n kai. pa,ntaj tou.j su.n auvtw/ | evpi. th/ | a;gra| tw/nivcqu,wn w-n sune,labon( 

6 o  de. ei=pen auvtoi/j\ ba,lete eivj ta. dexia. me,rh tou/ ploi,outo.  di,ktuon( kai. eurh,seteÅ

 e;balon ou=n(

kai. ouvke,ti auvto. elku,saii;scuon avpo. tou/  plh,qouj tw/nivcqu,wnÅ

17 kai. ei=pen  auvtoi/j o VIhsou/j\ deu/te ovpi,sw mou( kai. poih,sw uma/j gene,sqai  aliei/j

 avnqrw,pwnÅ 

19 kai. le,gei  auvtoi/j\ deu/teovpi,sw mou( kai. poih,sw uma/j

 aliei/j avnqrw,pwnÅ

10 omoi,wj de. kai. VIa,kwbonkai. VIwa,nnhn uiou.jZebedai,ou( oi] h=san koinwnoi. tw/ | Si,mwniÅ kai. ei=pen pro.jto.n Si,mwna o VIhsou/j\ mh. 

 fobou/\ avpo. tou/ nu/n avnqrw,pouj e;sh| zwgrw/nÅ 

18

kai.  euvqu.j  av fe,ntej ta. di,ktua hvkolou,qhsan auvtw/ |Å 

20

oi de.  euvq e,wj  av fe,ntej ta. di,ktua hvkolou,qhsan auvtw/ |Å 

{1,37

kai. h;kousan oi du,omaqhtai. auvtou/ lalou/ntoj kai. 

hvkolou,qhsan tw/ | VIhsou/Å}19 Kai. proba.j  ovli,gon  ei=den VIa,kwbon to.n tou/ Zebedai,oukai. VIwa,nnhn to.n avdelfo.n

 auvtou/  kai. auvtou.j   evn tw/| ploi,w| katarti,zontaj ta. di,ktua( 

21 kai. proba.j  evkei/qen  ei=den  a;llouj du,o avdelfou,j( VIa,kwbon to.n tou/ Zebedai,oukai. VIwa,nnhn to.n avdelfo.n 

 auvtou/( evn tw/ | ploi,w|  meta. Zebedai,ou tou/ patro.j auvtw/n katarti,zontaj ta. di,ktua 

 auvtw/n( 20 kai.  euvqu.j  evka,lesen auvtou,jÅ  kai.  evka,lesen auvtou,jÅ 

kai. av fe,ntej to.n pate,ra auvtw/n Zebedai/on evn tw/ | ploi,w| meta. tw/n misqwtw/n avph/lqonovpi,sw auvtou/Å 

22 oi de.  euvq e,wj av  fe,ntej to. ploi/on kai. to.n pate,ra auvtw/nhvkolou,qhsan auvtw/ |Å

11 kai. katagago,ntej t a. ploi/ a evpi. th.n gh/n  av fe,ntej pa,ntahvkolou,qhsan  auvtw/ |Å 

8 oi de. a;lloi maqhtai. tw/ | ploiari,w| h=lqon( ouv ga.r h=sanmakra.n avpo. th/j gh/j avlla. wj

 avpo. phcw/n diakosi,wn(su,rontej to. di,ktuon tw/n

ivcqu,wnÅ 9 wj ou=n avpe,bhsan eivj th.n gh/n ble,pousin avnqrakia.n keime,nhn kai. ovya,rion evpikei,menon kai. 

 a;rtonÅ 10 le,gei auvtoi/j o VIhsou/j\ evne,gkate avpo. tw/n

ovyari,wn w-n evpia,sate nu/nÅ 11

 avne,bh ou=n Si,mwn Pe,troj kai.  ei[lkusen to. di,ktuon eivj th.ngh/n mesto.n ivcqu,wn mega,lwn

 ekato.n penth,konta triw/n\

kai. tosou,twn o;ntwn ouvk evsci,sqh to. di,ktuonÅ 

Page 13: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 13/15

 

13

Bijlage 2.

Vertalingen De onderstaande vertalingen betreffen werkvertalingen van de in Bijlage 1 gemaaktesynopsis.

Marcus 1,16-20  Mattheüs 4,18-22  Lucas 5,1-11  Johannes 21:1-10 16 En toen Hij langs de Zeevan Galilea ging,

18 Toen Hij nu langs de Zeevan Galilea wandelde,

1 Het geschiedde nu, toenhet volk bij Hem aandrongom het woord van God tehoren, dat Hij bij het Meervan Gennesaret stond (lett.was staande)

1 Na deze dingen liet Jezuszich weer aan de leerlingenzien, bij de Zee vanTiberias en Hij liet zichaldus zien: 

zag hij Simon en Andreas,de broer van Simon, hunvisnetten in de zeeuitwerpen, want het warenvissers. 

zag Hij twee broers, Simon,genaamd Petrus, enAndreas, zijn broer, eenvisnet in de zee werpen,want het waren vissers. 

2 en Hij zag twee boten, diebij het meer lagen (lett.stonden), en de vissers,nadat zij waren uitgestapt,spoelden de netten. 

2 Simon Petrus en Thomas,genaamd Didymus, enNathanael, die van Kana inGalilea was, en de zonenvan Zebedeüs en tweeanderen van zijn leerlingen,waren samen. 3 Simon

Petrus zei tegen hen: Ik gaweg om te vissen. Zijzeiden tegen hem: Wijgaan (ook) met jou. Zijgingen weg en gingen aanboord van de boot en in dienacht vinden zij niets. 4 Toen de morgen reeds wasgekomen, stond Jezus ophet strand. De leerlingenwisten echter niet dat hetJezus was. 5 Jezus zei dantegen hen: Vrienden (lett.kindertjes), hebben jullieniet wat toespijs (of: wat

voor op brood)? Zijantwoordden Hem: Nee.{4:1 En weer begon Hij teonderrichten bij de zee, eneen zeer grote menigteverzamelde zich bij Hem,zodat Hij, nadat Hij aanboord van een boot wasgegaan, op de zee gingzitten en heel de menigtebij de zee op het land was.4:2 En Hij leerde hen in/ door gelijkenissen veledingen en Hij zei hen in zijnonderricht:} 

{13:1 Nadat Jezus op diedag het huis had verlaten,zat Hij bij de zee, 13:2 enzeer grote menigtenverzamelden zich bij Hem,zodat Hij, nadat Hij aanboord van een boot wasgegaan, ging zitten en heelde menigte op het strandstond. 13:3a En Hij sprak tothen vele dingen in/ doorgelijkenissen en zei:}

3 En nadat hij aan boordvan een van de boten – dievan Simon – was gegaan,vroeg Hij hem een eindjevan wal (lett. een weinigvan het land) te steken entoen Hij was gaan zitten,begon Hij de menigtenvanuit de boot teonderwijzen. 

4

Toen Hij was gestopt metspreken, zei Hij tegenSimon: Ga met de boot hetMeer op en laat jullienetten zakken voor devangst.

6

Hij zei tegen hen: Werphet net aan de rechterzijdevan de boot en jullie zullenvinden.

5 En Simon antwoordde enzei: Meester (lett. ‘baas’),hoewel we ons de helenacht door hebbeningespannen, hebben weniets gevangen. Maar opUw woord zal ik de nettenlaten zakken.  6 En toen zij dit haddengedaan, vingen zij eengrote menigte vissen en diedreigde hun netten tescheuren.

Zij wierpen dan (het net) enzij konden het niet meerophalen door de menigtevan vissen. 

Page 14: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 14/15

 

14

7 En zij wenkten huncollega’s in de andere bootom hen te komen helpenen zij kwamen en vulden(de) beide boten, zodat zijbijna zonken.

 

8 En toen Simon Petrus

(dat) zag, viel hij neer voorde knieën van Jezus enzei: Ga weg van mij, wantik ben een zondig man,Heer! 

7 De leerling die Jezus

liefhad zei tegen Petrus:Het is de Heer. ToenSimon Petrus dan hadgehoord dat het de Heerwas, deed hij zijn overkleedom, want hij wasongekleed (d.w.z. hij hadalleen zijn onderkleed aan),en wierp zich in de zee.  9 Want vrees had hem en

allen die bij hem waren

 

bevangen over devisvangst die zij samenhadden verricht,

 

17 En Jezus zei tegen hen:Kom achter Mij (aan) en Ikzal maken dat jullie vissersvan mensen worden. 

19 En Hij zei tegen hen:Kom achter Mij (aan) en Ikzal jullie vissers vanmensen maken.

10 net als ook Jacobus enJohannes, de zonen vanZebedeüs, die makkersvan Simon waren. EnJezus zei tegen Simon:Wees niet bang. Van nu afaan zul je mensen (gaan)vangen.

 

18 En direct nadat ze denetten haddenachtergelaten, volgden zijHem. 

20 Nadat zij direct de nettenhadden achtergelaten,volgden zij Hem. 

{1,37 En de twee leerlingenhoorden hem spreken enzij volgden Jezus.} 

19 En nadat Hij een weinigwas verder gegaan, zag HijJacobus, de zoon vanZebedeüs, en zijn broerJohannes in de boot terwijl

ze de netten aan hetherstellen waren. 20 Endirect riep Hij hen

21 En nadat Hij van daarwas verder gegaan, zag Hijtwee andere broers,Jacobus, de zoon vanZebedeüs, en zijn broer

Johannes in de boot metZebedeüs, hun vader,terwijl ze hun netten aanhet herstellen waren. En Hijriep hen.

 en nadat ze hun vaderZebedeüs haddenachtergelaten in de bootmet de dagloners, gingenze weg, achter Hem (aan). 

22 Nadat zij nu direct deboot en hun vader haddenachtergelaten, volgden zijHem. 

11 En nadat ze de boten ophet land hadden gebracht

 

en alles haddenachtergelaten, volgden zijHem.

 8 En de andere leerlingenkwamen met het bootje,want ze waren niet ver vanhet land – maar zo’n 200 el  – terwijl zij het net met

vissen voortsleepten. 9 Toen zij dan warenuitgestapt op het land,zagen zij een aangelegdkolenvuur, waarop eenbeetje vis lag en brood. 10 Jezus zei tot hen: Breng(wat) van de vissen die  jullie zojuist hebbengevangen. 11 Simon Petrusdan klom (aan boord) entrok het net op het land, volmet grote vissen, 153stuks, en hoewel het erzoveel waren, scheurde het

net niet. 

Page 15: De wonderbare discipelvangst

5/10/2018 De wonderbare discipelvangst - slidepdf.com

http://slidepdf.com/reader/full/de-wonderbare-discipelvangst 15/15

 

15

Gebruikte literatuur

K. Aland, Synopsis Quattuor Evangeliorum (Stuttgart 1997)W. Bauer, Wörterbuch zum Neuen Testament. 6., völlig neu bearbeitete Auflage von Kurt und Barbara Aland (Berlijn, New York 1988)F. Blass, A. Debrunner en F. Rehkopf, Grammatik des neutestamentlichen Griechisch  (Göttingen

1975)F. Bovon, A commentary on the gospel of Luke 1:1-9:50 , Hermeneia (Minneapolis 2002)The Epistle of Barnabas, in: M. Staniforth, Early christian writings. The apostolic fathers(Harmondsworth 1982) 189-222R. Bultmann, Die Geschichte der synoptischen Tradition (Göttingen 1931)C. Burchard, ‘Joseph and Aseneth’, in: J.H. Charlesworth (red), The Old Testament Pseudepigrapha II(Garden City 1985) 177-247H. Conzelmann, Die Mitte der Zeit. Studien zur Theologie des Lukas , Beiträge zur historischenTheologie 17 (Tübingen 1960)H. Conzelmann en A. Lindemann, Arbeitsbuch zum Neuen Testament (Tübingen 2004)F. Josephus, Antiquitates Judaicae , op: http://pace.mcmaster.ca/york/york/showText?text=anti F. Josephus,  Bellum Iudaicum  (istori, a vIoudaikou/ pole,mou pro.j ~Rwmai,ouj), op:http://pace.mcmaster.ca/york/york/showText?text=wars&version=whiston J.B. Green, The gospel of Luke , The New International Commentary on the New Testament NICNT(Grand Rapids 1997)W. Günther, ‘Sünde  amarti, a’, in: L. Coenen, E. Bayreuther en H. Bietenhard, Theologisches Begriffslexikon zum Neuen Testament TBLNT III, 1195-1199E. Haenchen, Das Johannesevangelium. Ein Kommentar (Tübingen 1980)E.G. Hoffmann en H. v. Siebenthal, Griechische Grammatik zum Neuen Testament (Riehen 2007)G. Kittel, ‘‘Wort’ und ‘Reden’ im NT’, in: G. Kittel en G. Friedrich (red), Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament ThWNT IV, 100-140H. Klein, Das Lucasevangelium , Meyers Kritisch-exegetischer Kommentar über das Neue TestamentKEK I/3 (Göttingen 2006)H. Köster, Einführung in das Neue Testament (Berlijn, New York 1980)H.G. Liddell, R. Scott, H. Stuart Jones en R. McKenzie, Greek-English Lexicon (Oxford 1996)

F. Neirynck, ‘John and the Synoptics: 1975-1990’, in: Idem, Evangelica III: 1992-2000. Collected Essays (Leuven 2001) 3-64A. Oepke, ‘ evpista,thj’, in: G. Kittel en G. Friedrich (red), Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament ThWNT II, 619-20Origenes, Contra Celsum I, op: http://www.newadvent.org/fathers/04161.htm P. Oussoren en R. Dekker, ‘Evangelie van Petrus’, in: Idem, Buiten de vesting. Een woord-voor-woord vertaling van alle deuterocanonieke en vele apocriefe bijbelboeken (Vught 2008) 419-21A. Plummer, The gospel according to St. Luke , International Critical Commentary ICC (Edinburgh1960)K.H. Rengstorf, ‘ amartwlo,jà ama,rthtoj’, in: G. Kittel en G. Friedrich (red), Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament ThWNT I, 320-339K.H. Rengstorf, Das Evangelium nach Lukas , Das Neue Testament Deutsch NTD 3 (Göttingen 1958)U. Schnelle, Einleitung in das Neue Testament (Göttingen 2007)

U. Schnelle, Einführung in die neutestamentliche Exegese (Göttingen 2008)H.F.D. Sparks, A synopsis of the gospels. The synoptic gospels with Johanne parallels part 1 (Londen,New York, 1970)G.P.C. Streete, ‘Redaction criticism’, in: S.L. McKenzie en S. R. Haynes (red), To each its own meaning. An introduction to biblical criticisms and their application (Louisville 1999)R.J. Swanson, The horizontal line synopsis of the gospels (Pasadena 1984)W.S. Vorster, ‘‘Formgeschichte’ en ‘Redaktionsgeschichte’’, in: A.F.J. Klijn (red), Inleiding tot de studie van het Nieuwe Testament (Kampen 1982) 94-111D.B. Wallace, Greek grammar beyond the basics. An exegetical syntax of the New Testament (GrandRapids 1996)U. Wilckens, Das Evangelium nach Johannes , Das Neue Testament Deutsch NTD 4 (Göttingen 2000)Th. Zahn, Das Evangelium des Lukas , Zahn (Leipzig 1913)