De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

33
WEST-FRIESLANDS ©UB en NIEUW 1974 41e BUNDEL VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP 'OUD WEST-FRIES LAND' ¥ Gedr ukt bij Drukk er ij 'We st- Fri esl and ' B.V. te

Transcript of De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

Page 1: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 1/33

WEST-FRIESLANDS

©UB en NIEUW

1974

41e BUNDEL

VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP

'OUD WEST-FRIESLAND'

¥

Gedrukt bij Drukkerij 'West-Friesland' B.V. te

Page 2: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 2/33

Page 3: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 3/33

De Westfriese Munt

Toen in 1555 het bestuur over de zeventien Nederlandse gewesten door Philips II werd overgenomen, spitsten zich reeds bestaande moeilijkhedentoe. Philips II had nl. duidelijk de bedoeling een roomskatholieke, centra¬

listische en autocratische bestuursinrichting naar Spaans model in de Neder¬landen in te voeren. Stappen in deze richting waren het instellen van deAchterraad of Consulta met uitsluitend Spaans-gezinde leden, een nieuwekerkelijke indeling om de ketterij doelmatiger te kunnen bestrijden en dehandhaving van een flinke Spaanse troepenmacht.Het verzet tegen dit streven begon bij de hoge adel (Oranje, Van Egmond,Filips de Montmorency e.a. 1562), vond weerklank bij de lagere adel(5 april 1566) en tenslotte bij een deel van de burgerij. Dit alles en deslechte economische toestand leidde in augustus 1566 tot de Beeldenstorm.Het Spaanse antwoord was de benoeming van een landvoogd in de persoon

van de hertog van Alva, de instelling van de Raad van Beroerten en eenversterking van de Spaanse troepenmacht met tienduizend man. Daarmeewas de oorlogstoestand een feit geworden.De ook voor Oranje onverwachte gebeurtenissen te Enkhuizen en de ver¬overing van Den Briel (1572) hadden tot gevolg dat vele steden in het Noorderkwartier de zijde van de Prins kozen. Alleen Amsterdam bleef Spaans gezind. Daarom benoemde Oranje Lumey tot gouverneur van Hol¬land en jonkheer Diederik Sonoy tot gouverneur van West-Friesland.Op voorstel van de Prins van Oranje kwamen in juli 1572 de Staten vanHolland in Dordrecht bijeen. Men besloot daar de Prins weer alsstadhouder te erkennen en de vrije uitoefening van de godsdienst toe testaan. Maar vooral werd er beraadslaagd over de vraag, hoe men de op¬stand zou kunnen financieren en daarvoor waren o.a. de beheersing van hetmuntwezen en de bepaling van de muntkoers een uiterst belangrijk middel.De regeringsperiode van Karei V werd gekenmerkt door een rustige ont¬wikkeling van het muntwezen en een redelijke economische stabiliteit.Wel traden er enkele veranderingen op en werd in 1521 de gouden Philip- pusgulden van 25 stuivers vervangen door de iets lichtere gouden Karolus-gulden voor 20 stuivers.

Philippus goudgulden Delm 754

Daarnaast werden de hele en halve gouden realen geslagen: resp. 3 en lj/2Karolusgulden waard. De Karolusgulden (later kortweg gulden genoemd)

Page 4: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 4/33

werd vrij spoedig de algemene rekeneenheid. De onderverdeling in 20 stui¬vers werd eveneens algemeen aanvaard. Bij de verdere onderverdeling vande stuiver traden echter aanzienlijke verschillen op. In Holland handhaaf¬de men de verdeling in 16 penningen. Er werd in die periode met succesgestreefd naar een grotere uniformiteit in het muntwezen, zowel in de beeldenaar als in het randschrift.Ook valt in deze periode in Nederland de ontwikkeling van de groterezilveren munten (de daalders) en de gouden dukaat; de eersten in Duits¬land en de tweede in Hongarije ontstaan. De vele verschillende Duitsedaalders waren vaak ongelijk in grootte en gewicht en dus in waarde enwerden daarom slecht aanvaard. Na vele moeilijkheden werd tenslotte een beperkt aantal Duitse daalderstegen de koers van 30 stuivers in Nederland geaccepteerd. Door hertogKarei van Gelre werd in 1538 de eerste daalder in de Noordelijke Neder¬landen geslagen. Een voorbeeld dat navolging vond. Ook werd in 1542

de zilveren Karolusgulden van 20 stuivers in omloop gebracht. De ont-

Zilveren Karolusgulden Delm 5

wikkeling van deze grotere zilveren munten en gouden munten, werd sterk bevorderd door de aanvoer van goud en zilver uit Mexico en Peru.Bij het begin van de regering van Philips II werd de Karolusgulden zelfsvervangen door de zwaardere Philipsdaalder van 35 stuivers, spoedig ge¬volgd door de munten van V2,V5,V,0en '/» Philipsdaalder.

Philipsdaalder Delm 39

Page 5: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 5/33

Naast de officiële munten werden er nog vele in omloop gebracht door nieterkende muntateliers, (de z.g. hagemunterij ) . Vaak munten van een af¬wijkend gehalte en gewicht en een onduidelijke koers. Om dit kwaad te bestrijden werden de zilveren daalder op Saksische voet, de rijksdaalder en de dukaat op Hongaarse voet tot Rijksmunt verklaard.Pas in 1543 werd in Nederland het eerste koperen muntje geslagen: 'eenkorte' met een waarde van V24stuiver.Aan de stabiliteit van het geldwezen kwam snel ene einde toen de regeringwerd overgenomen door Philips II. De kosten van rente en aflossing vande Staatsschuld stegen van 1552 tot 1556 van nog geen 150.000 pond tot1.360.000 pond. De prijzen van het graan in Utrecht liepen van april1561 tot november 1565 op van 53 stuivers tot 125 stuivers per mud.De aanzienlijke lastenverzwaring en de scherpe geldontwaarding verscherp¬ten de sociale tegenstelling.

Hoe men de opstand financierde

Om in deze omstandigheden een antwoord te geven op de vraag hoe deopstand zou kunnen worden gefinancierd was bepaald niet eenvoudig.Bovendien begon de oorlog met vaak langdurige belegeringen, waarbijgeld nodig was om de soldij van de huursoldaten te betalen.Daarom werden er, al dan niet met toestemming van de Staten van Holland

en Zeeland, noodmunten geslagen; van zilver, later van tin en zelfs van papier. Veel van deze noodmunten moesten door deze Staten worden ge¬garandeerd.

Een eerste antwoord op de hierboven gestelde vraag werd in februari 1573

Noodmunt Alkmaar Van Gelder 47a

Gestempelde gouden Angelot van Vianen Delm 827

Page 6: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 6/33

gegeven. Alle gangbare munten moesten worden gestempeld, waardoor dekoers 1596 werd verhoogd. Deze verhoging moest als lening aan de Sta¬ten worden afgestaan. Ongestempelde munten werden verboden. Dezemaatregel leverde ƒ 250.000, — op (de lening werd nooit terugbetaald).Een tweede antwoord was de opdracht aan de Munt te Dordrecht, koperen

duiten en penningen (V2duit) te slaan. Tamelijk snel (25 augustus 1575)volgde de opdracht tot het vervaardigen van een Hollandse daalder; deLeeuwendaalder, met een nominale waarde van 32 stuivers en een intrinsie¬ke *) waarde van 29 stuivers.Het verschil tussen beide bedragen werd als 'reserve' voor de oorlogsvoe¬ring gebruikt. De baten, die uit deze maatregel ontstonden, werden ge¬taxeerd op ten minste één miljoen gulden.Er was bovendien een andere ontwikkeling te constateren. Werd op deeerste duiten nog de naam van koning Philips II aangebracht, reeds spoedigontwikkelden deze munten zich tot zuiver Hollandse munten, waarop

iedere verwijzing naar de koning ontbrak.Door het ontbreken van een centraal gezag begon men opnieuw in alle ge¬westen en oude muntplaatsen eigen munten te slaan. In Holland sloeg mende gehelmde rijksdaalder met het borstbeeld van Prins Willem van Oranje.In Zeeland, Gelderland en Overijssel de Bourgondische Kruisdaalder, inFriesland een rijksdaalder naar Saksisch voorbeeld en in Utrecht een rijks¬daalder met het gewestelijk wapen. Toch was meer uniformiteit dringendnoodzakelijk, maar ook de pogingen ondernomen in de periode van Lei-cester (1585-1587) hadden maar weinig resultaat. In 1606 vaardigde deStaten-Generaal het befaamde 'Placaet en de Ordonnantie op de Muntslag

en de evaluatie der Munte' uit. Naast enige met name genoemde gouden munten mochten alleen de Neder¬landse rijksdaalder (met de halve man), de halve rijksdaalders, de hele ende halve Leeuwendaalder en het Tienstuiverstuk worden geslagen. Eenmunt van een gulden was daar niet bij, maar de waarde bleef als reken¬eenheid (20 stuivers) bestaan.Het muntbeleid in de Zuidelijke Nederlanden, dat er op was gericht de Noordelijke Nederlanden in moeilijkheden te brengen leidde er toe, dat er in de Noordelijke Nederlanden andere munten moesten worden geslagen.Daardoor werden in 1659 twee nieuwe munten in omloop gebracht n.l. de

Nederlandse Zilveren Rijder (de dukaton, 63 stuivers) en de Zilverendukaat met staande man (50 stuivers). Maar in de gewesten buiten Hol¬land bleef men in strijd met de voorschriften daalders, florijnen, schellingenen stuivers slaan met vaak een te laag zilvergehalte. Pas na 1694 kon onder druk van het machtige Holland een grotere uniformiteit worden bereikt.Een serie nieuwe munten verscheen: n.l. het Drieguldenstuk, het Twee¬guldenstuk, de Gulden en de halve Gulden, alle in dezelfde uitvoering,waarbij alleen de aanduiding van het gewest in het randschrift was aan-

*) de werkelijke zilverwaarde

Page 7: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 7/33

gegeven. Bovendien werden de in omloop zijnde 28 stuiverstukken enschellingen gestempeld en in waarde verminderd.

Na 1606 ontstonden de volgende nieuwe gouden munten. De grote Gou¬den Rijder (aanvankelijk 10 gulden, later opgewaardeerd tot 14 gulden),de dukaat en de dubbele dukaat. Daarnaast waren in omloop de kleinere

munten zoals schellingen, stuivers, dubbele en halve stuivers, oortje (dub¬ bele duiten) en duiten.Het op deze wijze tot stand gekomen muntsysteem is praktisch ongewijzigd blijven functioneren tot de inlijving bij Frankrijk in 1810.

Toen dan ook in 1568 de oorlogstoestand met Spanje een feit was gewordenen na 1572 een groot aantal steden in het Noorderkwartier, vaak onder druk van een kleine minderheid van felle Calvinisten, de zijde van de prins hadgekozen was de zaak van de opstand in wezen hopeloos.De machtsverhouding, militair en economisch tussen het wereldrijk Spanjeen een aantal kleine Hollandse steden, doet denken aan die tussen eenolifant en een groepje ongedisciplineerde mieren. Discipline en saamhorig¬heid tussen de opstandige steden ontbrak grotendeels.Het stedelijk belang bleef vaak een doorslaggevend argument. En het diep¬tepunt in de strijd ontstond na de val van Haarlem ( 1573 ) waardoor de be¬langrijkste verzetshaard (het gewest Holland) in twee delen werd gesplitst.Om nu het verzet in het noorden te kunnen voortzetten, ontstond op voor¬stel van de Prins van Oranje in 1573 een college van Gecommitteerde

10. Dordrecht

9. Haarlem

8. Amsterdam

7. Purmerend

5. Edam6. Monnickendam

4. Alkmaar

3. Medemblik

2. Enkhuizen

Hoorn

Het terrein van de opstand in 1576 Schaal 1 : 2.400.000

Page 8: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 8/33

Raden, waarin ook Purmerend was vertegenwoordigd. Tien jaar later werd bij Acte van Confirmatie besloten dit college in stand te houden tot aanhet einde van de oorlog met Spanje.Het bleef echter functioneren tot de omwenteling van 1795; evenals het in's-Gravenhage zetelende College voor het Zuiderkwartier.

De eerste muntslag in Hoorn

Ondanks het feit dat Holland door de Spanjaarden was verdeeld in eennoorder- en zuiderkwartier, ging de muntslag in Dordrecht door. In 1582 besloten de Staten van Holland een rijksdaalder en een Hongaarse dukaatte slaan, maar dit besluit werd niet uitgevoerd. Nog hetzelfde jaar nam meneen nieuw besluit om een rijksdaalder te slaan met een koers van 42 stui¬vers met als randschrift Vigilate Deo Confidentes (Weest waakzaam invertrouwen op God). Ook de uitvoering van dit besluit werd vertraagd,maar in 1584 werd deze rijksdaalder geslagen, bijna gelijktijdig met een¬zelfde rijksdaalder, geslagen te Hoorn. Op de laatste ontbrak het munt-teken van Dordrecht en was als muntteken een hoorn aangebracht.

Hollandse Rijksdaalder (muntteken Hoorn - 1584).

Natuurlijk was deze muntslag niet alleen goedgekeurd, maar zeker bevor¬derd door het Hoornse stadsbestuur. Deze muntslag leverde direkte batenop voor de stad en bevorderde ook in hoge mate de Oostzeehandel.Maar even natuurlijk was deze muntslag in strijd met alle bestaande rege¬lingen en dus volstrekt onwettig. Dus stuurden Prins Willem van Oranje ende Staten van Holland een delegatie naar Hoorn onder leiding van jonkheer Willem van Nijvelt en mr. Nicolas Camerling met de opdracht om alle stem¬ pels en gereedschappen in beslag te nemen. De schout en de schepenenmoesten daarbij hulp verlenen. En indien het personeel het werk toch zouwillen voortzetten, dreigde een vervolging wegens majesteitsschennis.Toch moet in de voorgaande jaren met de Prins over het slaan van muntenzijn gesproken, want in de brief van de delegatie staat o.a.:

en oock niet behelpen ter contratie met eenigh consent ofte toeseggingevan zyn Princelyke Excellentie, gemerckt dat alles, wat daervan mach

Page 9: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 9/33

zijn, geschiedt is ten respecte van de uytterste noot geduyrende dievoorleden troublen, in tallerheetste van den oorloge, dat die van Noordt-Hollande van dezen Quartiere waren gesepareert ofte gescheiden . .

Bij de aankomst in Hoorn kreeg het stadsbestuur een krachtig vermaan,waarop echter werd geantwoord, dat men niets kwaads had bedoeld enzich beriep op een toezegging van de Prins. De muntslag had vooral de bedoeling de handel te bevorderen, maar natuurlijk was men bereid de ver¬dere aanmunting te staken. Zeer waarschijnlijk zijn al het gereedschap ende stempels in Hoorn gebleven, want in 1586 werd opnieuw tot de oprich¬ting van een munt overgegaan, maar nu door het gewestelijk college (deGecommitteerde Raden ) .Maar nu reageerde het stadsbestuur van Alkmaar direkt en stelde alles inhet werk deze muntslag onwettig te verklaren of indien dat niet zou luk¬ken, de muntslag in ieder geval over te plaatsen naar Alkmaar 'als wesendede hoofdstadt van t noorderquartier . In de daarop volgende vergadering

van de Gecommitteerden te Hoorn besloot men echter anders. De munt zoudrie jaar in Hoorn blijven en daarna eveneens voor drie jaar naar Alkmaar worden overgebracht. De opbrengst van deze munt zou ten goede komenaan West-Friesland en het Noorderkwartier. Bovendien werd een nieuwrandschrift voor de munt vastgeesteld. MONETA : NO : ARG : DOMIN :WESTFRISIAE (nieuw zilvergeld voor de heerlijkheid West-Friesland) enop de keerzijde DEUS FORTITUDO et SPES NOSTRA (God is onzekracht en hoop). Natuurlijk werd er ook bezwaar gemaakt door allen, die één munt wildenhouden voor het gehele gewest Holland (dus alleen de Munt in Dordrecht).

Ondanks het verzet sloten de Westfriese steden Hoorn, Enkhuizen enMedemblik in januari 1587 een overeenkomst om rijksdaalders, dukaten enandere munten te slaan en om elkaar bij te staan, wanneer iemand dezemuntslag zou trachten te beletten.Volgens de eerder gemaakte afspraak zou de munt in 1589 naar Alkmaar moeten worden overgeplaatst, maar daarvoor voelden de Westfriese stedenniets.Om nu de oude afspraak ongedaan te maken kwamen deze steden met eenvoorste] om het aantal gecommitteerden te verminderen van 7 tot 5.Als motief werd aangevoerd de besparing van reiskosten. Wanneer men

5 afgevaardigden koos, zouden Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik ieder één afgevaardigde kunnen krijgen. Edam en Monnikendam zoudensamen één afgevaardigde kunnen benoemen. Purmerend zou geen afgevaar¬digde mogen aanwijzen, omdat deze stad het eigendom was van een particu¬liere heer.Ook nu verzette Alkmaar zich en zeker terecht tegen dit Westfriese voor¬stel en besloot men tot nader overleg met Purmerend, Edam en Monnicken-dam om de bestaande regeling te handhaven. Ook werd een onderhandelaar naar Hoorn gestuurd.

Page 10: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 10/33

Extract vuijte notele vande vergaderingegehouden tot Hoorn bij de Magiestraten vande steeden ende Gedeputeerden inde Collegieupten VHIsten Augusti XVLXXXVI

Ende is voorts bij de meeste stemmen geresolveert dat die munte om die comoditeit endegelegentheijt geer,geert ende geexerceert zal worden binnen Hooren voorden tijt vandrie Jaeren. Mits dat naeden expiratie vande zelvedrie jaeren die munte alsdan 'getranspoorteert zal worden binnen Alcmaer ende 't einden die drie jaeren binnen Enchuijsenweluerstaende dat die emolumenten vande munte procederen zullen comen ten proffite van 'Westvrieslantendetnoorderquartiere en zal upte gemunte penningen gestelt wordendese inscriptie MONETA NO: ARG: DOMIN: WEST FRISICEende op dander zijde DEUS FORTITUDO ET SPES NOSTRA

Geextraheert vuijte voors. notulen en naer collatie daermede beuonden te accorderenbij mij der stede Alcmaer secretaris

Uittreksel uit de notulen van de vergadering gehouden in Hoorndoor de magistraten van de steden en de gedeputeerdenin het College 'van West-Frieslanden het Noorderkwartier'de 8e augustus 1586.

En voorts is bij de meeste stemmen besloten, dat de munt terwillen van het gemak en deligging opgericht zal worden en werkzaam zal zijn in Hoorn voor de tijd van 3 jaar.mits dat na afloop van de genoemde3 jaar de munt overgebracht zal worden naar Alkmaar en aan het eind van die drie jaar naar Enkhuizen, met dien verstande dat de eventueleopbrengst van de munt ten goede zal komen aan West-Frieslanden het Noorderkwartier

penningen deze inscriptie zal worden aangebracht-

e^SSÏe,sice»■*d"Getrokken uit de genoemde notulen en na vergelijkingmet de oorspronkelijke tekst' daarmee in overeenstemmingbevonden

door mij, secretarisvan de stad Alkmaar.

Page 11: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 11/33

Extract vuijte notele van vergaderingegehouden tot Hoorn hij demagistraten ende gedeputeerden vande steeden van Westvrieslantende Noorderquartier opten XXIen Nouembris 1589

Opt point ende versoeck van Burgermeesteren van Alcmaerten eijnde die munte inconformite van voorgaenderesolutie in Augusto '86 genomenzal werden getranspoorteert binnen Alcmaer is bij die van Hooren Enchuijsen ende Medenblick verclaert dat Eerst enalvooren bij die van Alcmaer resolutie zal werden genomen op 't gebruijcken van 't nieuwezegel van Westvrieslant in conformite van stempel vande munte verclarendevoorts dat die vanEdam Monnickendamende Purmereijnde (als geen Westvrieslant wesende) nijet gequalificeerten zijn m dese zaeckeijet te resolueren. Die van Edam, Monnickendam ende Purmereijndeverclaerenmet die van Alcmaerdat die munte naer vermogenvoorgaenderesolutiein Augusto '86 genomen binnen Alcmaerzal werden getranspoorteert

Geextraheert vuijte voorscr. notulen en naer collatie daer mede beuonden te accorderen.Bij mij der stede Alcmaer secretaris,

.wi.,, r.V£«1 A' 'A

Uittreksel uit de notulen van de vergaderinggehouden in Hoorndoor de magistraten en de gedeputeerden van de steden vanWest-Friesland en het Noorderkwartier op de 21e November 1589.

Ter zakevan het verzoek van de Burgemeestersvan Alkmaar, de munt in overeenstemmingmet het voorgaandebesluit, genomen in Augustus 1586,over te brengen naar Alkmaar,is door die van Hoorn, Enkhuizen en Medemblik verklaard dat eerst door die van Alkmaar S£n ' za^m°eten worden genomen over het gebruik van het nieuwe zegelvanWest-Frieslandgelijk aan het stempel van de munt, terwijl zij voorts verklaren, dat dievan Edam, Monnickendamen Purmerend (als niet tot West-Frieslandbehorende) niet bevoegdzijn in deze zaak iets te besluiten. Die van Edam, Monnickendam en Purmerend verklarenmet die van Alkmaar, dat de munt krachtens het voorgaande in augustus 1586genomen besluitnaar Alkmaar zal worden overgebracht.

Getrokken uit de genoemdenotulen en na vergelijkingdaarmee bevonden overeen te stemmen door mij, secretarisvan de stadAlkmaar.

Page 12: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 12/33

De Westfriese steden hadden zich echter rechtstreeks tot de Prins gewenden de Prins ging met de Westfriese voorstellen akkoord; mits er voor Water¬and eén zetel zou worden gereserveerd. Alkmaar ontving in mei 1589 een

brief van de Prins, waarin hij zijn beslissing meedeelde.Opnieuw trachtte Alkmaar de oude toestand te herstellen, stuurde ook een

afgevaardigde naar de Prins, doch opnieuw zonder succes.De drie Westfriese steden, blijkbaar overtuigd van hun kracht, veranderdenzelf de naam van het College van Gecommitteerden in de Staten van West-

riesland. De Staten van Holland stuurden een commissie naar Hoorn omer op aan te dringen deze zaak ongedaan te maken, maar ook dit was eenvergeefse reis. Wel sloten de Westfriese steden een onderling akkoord totwederzijdse bijstand en benoemden dr. Francois Maelson als 'raadsheer' vande heerlijkheden en de landen van West-Friesland.De onenigheid bleef dus bestaan. Maar op uitdrukkelijk verzoek van dePrins werd het college tenslotte toch weer uitgebreid van 5 tot 7 leden:

echter met de hoogst merkwaardige bepaling, dat de stemmen van de drieWestfriese steden evenveel waard waren als de overige vier stemmen.Van overplaatsing van de munt naar Alkmaar kwam daardoor niets. Alk¬maar kon dan wel proberen een Amsterdammer Hans Vlaming als munt¬meester te benoemen, de Westfriese munt ontwierp een 30-stuiverstuk, metalleen de wapens van de drie Westfriese steden.Opnieuw volgden er brieven en protesten, waarbij nu ook de verdelingvan de opbrengst van de munt ter sprake kwam. Maar de Westfriese ste¬den antwoordden:

de magistraten voorn, vreemd en zeer onbillijk te wezen, dat andere,

geen lidmaten van Westfriesland wezende, zouden mede genieten vande profijten'.

Tenslotte ging Alkmaar toch akkoord met een college van vijf leden, mitsAlkmaar naar evenredigheid meedeelde in de opbrengst van de munt, ter¬wijl het afstand deed van de muntslag.Tussen de Groninger Ommelanden en de stad Groningen bestonden uiterstslechte verhoudingen, vooral door het verraad van Rennenberg (1579).De munten voor de Ommelanden werden daarom elders geslagen o.a. inAppingedam, Gorkum en Culemburg.Toen nu Alkmaar in 1589 in feite voor de Westfriese munt was uitgescha¬keld, verklaarde het stadsbestuur zich bereid de munten voor de Ommelan-

en te slaan. Ook deze poging om een munthuis in Alkmaar op te richtenmislukte evenwel.

West-Friesland wint muntstrijdOok de Staten van Holland aanvaardden in 1599 de Westfriese munt:echter onder voorwaarde dat men zich nauwkeurig zou houden aan degeldende regelingen. De Gecommitteerden van West-Friesland gingen hier¬mede akkoord maar stelden als voorwaarde, dat zij ook de dubbele dukaat

Page 13: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 13/33

Dubbele dukaat (Spaans type) Delm 840

(met de 2 hoofden ), de Hongaarse dukaat en de rijksdaalder zouden mogenslaan en dat het Westfriese wapen op de penningen mocht worden ge¬slagen.Zo was dus rond 1600 de strijd om de munt beslist ten gunste van West-Friesland. Maar de uitvoering van de afspraak om de munt periodiek teverplaatsen naar de andere Westfriese steden gaf opnieuw moeilijkheden.Hoorn had volstrekt geen haast om de munt te verplaatsen. Eindelijk werdin 1603, dus na 15 jaar, de munt naar Enkhuizen overgebracht. Opnieuwwerd lang en breed overlegd over de vraag wanneer nu Medemblik aan de beurt zou komen. Maar of muntmeester Caspar Wijntges nu weinig zinhad in een verhuizing naar Medemblik öf om welke andere reden dan ook,Medemblik kwam pas in 1655 voor het eerst aan de beurt.Een uiterst schrale beloning voor haar steun, gegeven bij de oprichtingvan de Westfriese munt. Later werd de munt beurteling gevestigd in éénvan de drie Westfriese steden, al gebeurde dit niet steeds met regelmatigetussentijden (zie tabel A).

TABEL A

Wanneer en waar de Westfriese munten werden geslagen.1584-1602-1616-1623-1631-1637-

1643-1649-1655-1661-1670-

Na 1796 tot 1803 werd de Westfriese munt te Enkhuizen een Hollandsemunt.Daarna werd de inrichting opnieuw naar Hoorn overgebracht, waar vooral

1603 Hoorn 1682 - 1690 Medemblik 1616 Enkhuizen 1693 - 1701 Hoorn1623 Hoorn en Enkhuizen 1701 - 1709 Enkhuizen1631 Enkhuizen 1721 - 1731 Hoorn1637 Hoorn 1731 - 1741 Enkhuizen1643 Enkhuizen 1741 - 1751 Medemblik 1649 Hoorn 1751 - 1761 Hoorn1655 Enkhuizen 1761 - 1771 Enkhuizen1661 Medemblik 1771 - 1781 Medemblik 1670 Hoorn 1781 - 1791 Hoorn1681 Enkhuizen 1791 - 1796 Enkhuizen

Page 14: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 14/33

materiaal werd geslagen voor de Aziatische Raad en de munten met het op¬schrift Indiae Batavorum.

(Naar gegevens van Mr. L. W. A. Besier.De muntmeesters en hun muntslag 1574 - 1813).

De muntateliers

Voor het slaan van munten waren en zijn een apparaat en een organisatienodig. En omdat de muntslag in West-Friesland afwisselend plaats moestvinden in één van de drie Westfriese steden gaf dat bijzondere problemen.Zowel Hoorn, Enkhuizen als Medemblik moesten een werkplaats ter be¬schikking stellen.Hoorn vestigde zijn muntatelier in een van de gebouwen van het St. Catha-rinen klooster, gelegen recht tegenover het tegenwoordige politiebureau inde Muntstraat.

In Enkhuizen werd een muntatelier opgericht in wat nu Westerstraat 125is. Op die plaats werd in 1452 een woning gebouwd voor de biechtvader van de omringende vrouwenkloosters. Nadat deze gebouwen waren over¬gegaan in handen van de stedelijke overheid, werd het westelijk gedeelte bestemd tot vergaderplaats van de Heren van Admiraliteit. Het oostelijk deel werd gebruikt als muntatelier toen in 1603 de munt voor het eerstin Enkhuizen gevestigd werd. In 1611 werd op dezelfde plaats een munt-

Ken muntbalans met bijbehorende gewichtjes.

Page 15: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 15/33

gebouw gesticht omdat men er toen op kon rekenen, dat de munt periodiek in Enkhuizen zou terugkeren.Het gebouw van de Munt in Medemblik werd in de 17e eeuw gedeeltelijk gesloopt en alleen de Muntstraat geeft nog een herinnering aan de plaats,waar in deze gemeente eens de Westfriese munten werden geslagen.Behalve in Enkhuizen zijn de gebouwen volledig verdwenen en is de her¬innering aan de plaatselijke muntateliers overal in de straatnaamgeving blij¬ven bestaan.In deze muntateliers moesten werktuigen worden geplaatst om demunten te kunnen slaan en dit slaan van munten geschiedde tot in de17e eeuw volgens de oude beproefde methode. Hierbij werd het goud, zil¬ver of brons eerst gesmolten, waarna andere metalen werden toegevoegdtot het vereiste gehalte was verkregen. Op deze produktie van het munt-materiaal werd een regelmatige controle uitgeoefend. Het gesmolten munt-materiaal werd - meestal in zandvormen - uitgegoten tot smalle repen, dieiets dikker waren dan de dikte van de te vervaardigen munt. Na de afkoe¬ling werden deze metaalrepen - eerst met de hand en later met behulp vanwalsen - op de juiste dikte gebracht. Uit deze repen werden met een metaal-schaar ronde muntplaatjes geknipt, die nauwkeurig werden gewogen met behulp van standaardgewichten, de z.g. richtpenningen. Meestal moestendeze muntplaatjes daarna chemisch worden gereinigd van vuil en metaal-oxyden.

Een muntstempel.

Page 16: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 16/33

Voor het zilver noemde men dit reinigen blancheren.De stempelsnijder had daarvoor de tekening en het randschrift van munt¬en keerzijde met de hand in stalen stempels gegraveerd. Met deze stem¬ pels werd uit het muntplaatje een munt geslagen. Dit geschiedde met dehand op een aambeeld of later met behulp van een tangvormig instrument.

De kenmerken van de met de hand geslagen munten zijn een onregelmatigeonafgewerkte rand en een grote variatie in typen. Dit laatste vooral omdatde stempels tamelijk snel versleten waren, en ieder nieuw stempel vanhet vorige verschilde. Opmerkelijk is ook dat de as door de voorzijde van demunt bijna nooit samenvalt met de as op de keerzijde, m.a.w. dat de standvan het boven- en onderstempel sterk wisselde.Heel langzaam veranderde de techniek. Voor het pletten construeerde meneen zware pietmolen, vaak aangedreven door paardekracht. Het knippenwerd vervangen door het ponsen van de muntplaatjes. Het oude slaan vande munten werd vervangen door het werken met een schroefpers. In Augs¬

burg werd deze methode reeds in 1570 toegepast.Hoewel men in Nederland reeds vroeg van deze nieuwe ontwikkeling op dehoogte was, duurde het toch nog geruime tijd voor men deze nieuwe metho-u ll toePaste' Want de Staten vaardigden in 1611 een verbod uit voor

et hebben en het gebruik van een metaalpers. Bij overtreding van dit ver¬ bod kon de eerste overtreding worden gestraft met een boete van duizendgouden Nederlandse dukaten. Maar omdat de buitenlandse munten vaak wel geschroefd en daardoor fraaier en vooral gelijkmatiger waren, werd aande Staten van Holland door de Gecommitteerde Raden om een nader ad¬vies gevraagd.

Dit advies aan de Staten van Holland en West-Friesland luidde afwijzend.Immers wanneer de munt met de hand wordt geslagen maakt dit een flink awaai, het schroeven van munten is echter praktisch geluidloos. Daarom

luidde het advies:

dat solex (het maken van munten) is een saeck van grote bedenckelijk-heyt, dewijl de ondervindinge van alle oude tijden heeft geleert, dat deverkeerde en ongereguleerde baetsucht altijt sich besigh hout, alle moge-hjeke middelen uyt te vinden, tot vervalschinge van de gelden, onaen-gezien daermede de Hooge overhyet gequest, oock de rechte waerdyevan alle commerciën en van aller menschen goederen schandelijck ge-turbeert werd, en te cort schiet',en verder

'nu is kennelijck, dat het gewelt van de hamerslach . . . van sulck gevaer en so luytruchtig (is ) , dat het gebruyek van dien aen een vervalser oftmunt-contrefeiter meerdere timiditeit, onsicht en schrick zal toebrengenvan op sijn mishandelinghe verrast, betrapt ende beklaecht te werden,dan soo, wanneer die penningen wierden geschroeft, gemerekt soodoe-

Page 17: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 17/33

nige behandeling van schroeft- en druckparsen soo stil kan toegaen, dathet gerucht van sulck nauwelijcx van d' eene earner tot d' andere zalaandraegen . .

De praktijk eiste evenwel een snellere werkwijze, meer uniformiteit envooral meer ruilmiddelen (munten) met het oog op de voortdurende groeivan de buitenlandse handel.De Staten van Holland en Utrecht droegen dan ook in 1670 aan GijbertSvmonsvan den Burgh op pietmolens en schroefpersen te leveren ten dienstevan de muntfabricage. De fraaie ronde vorm maakte gelijktijdig een betereafwerking van de rand mogelijk. Reeds spoedig gebruikte men daarvoor dekartelmachine van Castaing, waarmede zowel een karteling als een inge¬drukt randschrift konden worden aangebracht. Soms werd de rand afge¬werkt met een bloemrand of met een kabelrand, zoals o.a. sommige West-friese muntenDeze randafwerking was vooral bedoeld om het snoeien van demunt tegen te gaan, maar ook deze maatregel bleek niet afdoende.Het recht om munten te slaan lag reeds van oudsher bij de wereldlijke over¬heid en in West-Friesland bij de Gecommitteerde Raden, ook al geschieddedit dus met toestemming van de Staten Generaal. Men moest zich nietteminnauwkeurig houden aan de door de Staten Generaal gestelde voorwaarden.De muntmeesters werden daarom benoemd en beëdigd door de Gecom¬mitteerde Raden. Deze muntmeesters, in het algemeen kapitaalkrachtigeheden, waren in feite particuliere ondernemers. Hun inkomen bestond uitde nominale waarden van de geslagen munten, verminderd met de prijsvan de grondstoffen, de aanmaakkosten en een afdracht aan de overheid;de sleyschat of seignoriage.

Deze sleyschat was een vast bedrag per geslagen munt, die evenwel alleenvan gouden en zilveren munten moest worden betaald. Van de koperenmunten werd geen sleyschat geheven. Het aantal van deze munten werddoor de Gecommitteerde Raden beperkt gehouden om concurrentie met hetzilvergeld te voorkomen.De muntmeesters hadden het recht op de munten een eigen z.g. munt¬meestersteken aan te brengen (zie tabel B). Bovendien waren ze verenigdin een serment, een organisatie die hun belangen moest verdedigen. Hetinkomen van de muntmeester en het overige personeel steeg dus wanneer er meer munten werden geslagen.

De belangrijkste technische medewerkers van de muntmeester waren destempelsnijder en de essayeur, die het gehalte van het muntmateriaal moestcontroleren. Beiden werden door de muntmeester betaald, maar benoemden beëdigd door de Gecommitteerde Raden. Omdat het bij deze muntslagom zeer grote geldbedragen ging, waarvoor de muntmeester de verant¬woordelijkheid droeg en dus ook aansprakelijk kon worden gesteld, werd bij zijn benoeming vaak een aanzienlijke waarborgsom geëist.De muntmeester van de Westfriese munt verhuisde mee bij de periodiekeverplaatsing van de munt.

Page 18: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 18/33

TABEL B

West-Friesche muntmeesters en hunne munttekens

Caspar Wijntges . . . 1603-1625

Floris den Otter .Hans Sweers Nicolaas Wijntges .Diederik van RuijmundGerrit van Ruijmund .Gerrit Schuijrmans

Johan BuijskenPieter van Romond . .

Diederik Jan van RomondCoenraad Hendrik Cramer Jan KnolTeunis Kist ....

Pieter BruijskesHessel Slijper ....

16251626-16311631-16491649-16521652-16801682-1692

1693-1695

1695-1704

1704-17091711-17141715-17411741-1761

1761-17821781-1796

Van 1615-1619 voeren zijnmunten eene lelie,anders eene roset. @Eene roset.idem.Eene lelie.Eene vijfbladige bloem.idem.Eene roset. Enkele stukkenhebben [JU , heele enkeleden Beemster bul.Eene schuit. ^Eene vijfbladige bloem, ^soms eene roset. Siidem.Een kraanvogel. "VEene raap. ^Een haan, dan eens rechtsdan weder links gekeerd. ^Eene schuit. ^Hij voerde geen muntteeken,alleen hebben zijne dubbelestuivers eene roset, die welals eene versiering is aan temerken.

De munthussen

Onafhankelijk van de muntmeester werd door de overheid een waardijnaangesteld, die namens de overheid diende te letten op een nauwkeurigenaleving van de voorschriften en op de vaststelling van de door de munt¬meester te bepalen sleyschat. Van iedere aanmaak van nieuw geslagenmunten werd er, voordat ze in omloop werden gebracht, door de waardijneen aantal afgezonderd om deze te controleren op gehalte en gewicht. Dezemunten werden daarna in een verzegelde kist (de muntbus ) opgeborgen en bewaard. Van ieder nieuwe aanmaak werd een procesverbaal opgemaaktvan de soort geslagen munten en hun aantallen.De inhoud van deze muntbussen en de daarbij behorende gegevens warennodig voor de berekening van de sleyschat en geven ons nu een tamelijk nauwkeurig beeld van de munten, die in de periode 1584-1796 in West-Friesland werden geslagen.Ondanks deze controle kwamen er nogal eens onregelmatigheden voor.

Page 19: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 19/33

Soms had men het gehalte iets verlaagd. Soms had men goedgekeurde, ietszwaardere munten opnieuw omgesmolten tot iets lichtere, waardoor hetaantal en dus ook de nominale waarde steeg (het z.g. biquetteren ) .Veel geharrewar ontstond er bij de invoering van de randafwerking over de vraag tot wiens werk de karteling behoorde en of men de kosten daar¬van wel of niet in mindering zou moeten brengen op de te betalen sley-schat.Omdat de Westfriese munten beurtelings in één van de Westfriese stedenwerd geslagen, was onderling overleg noodzakelijk. Daarvoor kwamen dande stedelijke afgevaardigden bijeen op een bijna op gelijke afstand van diesteden gelegen punt n.l. het Tolhuis te Hoogkarspel.

De gouden munten

De gouden munten, die in de periode van 1588 tot 1790, beurtelings indrie Westfriese steden werden geslagen, waren de gouden dukaten, de dub¬

bele gouden dukaten en de hele en halve gouden rijders (tabel C).Voor deze munten werden reeds na korte tijd de beeldenaar en het rand¬schrift, zowel als het gehalte en het gewicht, door de Staten Generaalnauwkeurig voorgeschreven, o.a. in de ordonnantie van maart 1606.Er werd daarbij bepaald hoeveel stuks van een bepaalde muntsoort uitde snede (244 gram muntmetaal) moesten worden geslagen. Uit de snedemoesten 248/13gouden rijders geslagen worden of 70 dukaten.Hetzelfde gold voor de zilveren munten. Daarvan moesten uit de snede7 /34idukatons, 8V9leeuwendaalders en I5OV4 dubbele stuivers wordengeslagen.

De eerste gouden dukaten werden in West-Friesland geslagen in 1587. Hetwaren dukaten van het Hongaarse type en droegen aan de muntzijde hetwapen van West-Friesland en aan de keerzijde het beeld van een staanderidder. Het randschrift luidde 'Deus fortitudo et spes no(stra)', (God isonze kracht en hoop). Er ontbrak, zoals overigens op alle dukaten, tot 1672een waardeaanduiding. De aanmaak eindigde in 1605.In dezelfde periode verscheen de eerste dubbele dukaat van het Spaansetype. De muntzijde droeg het Spaanse wapen en alleen uit het randschrift bleek dat het een Westfriese munt was.

Westfriese dukaat (Hongaars type) Delm 833

De keerzijde vertoonde de borstbeelden van de Spaanse Koning Ferdinanden Koningin Isabella. Een jaartal ontbrak.

Page 20: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 20/33

Na 1607 werd een geheel nieuw type dukaat geslagen. Op de muntzijdehad het Westfriese wapen plaats gemaakt voor een tekst binnen een ver¬sierd kader. De tekst luidde MO. AUR. PRO. FOE. BELG. AD. LEG.IMP. Een aanduiding dat deze gouden munt van de Republiek werd ge-slagen op grond van de wet van de keizer. De keerzijde vertoonde eenstaande ridder met een opgaand zwaard in de linker- en een pijlenbundelmet zeven pijlen in de rechterhand (symbool van de zeven verenigde Neder¬landen). Het randschrift luidde 'Concordia res parvae Creseunt', (door een¬dracht worden kleine dingen groot ).

>UJ..

Dubbele dukaai met man Delm 834

De dubbele dukaat was van hetzelfde type met het dubbele gewicht. Na 1684 ontstond er zowel van de enkele- als van de dubbele dukaat eeniets kleiner type in bijna dezelfde uitvoering, waarbij echter de binnenrandontbrak.

Het aantal enkele en dubbele dukaten, dat in West-Friesland werd ge¬slagen is niet nauwkeurig vast te stellen, omdat de verslagen van de eerstedrie muntbussen ontbreken en omdat men later in de verslagen 'dukaten'

Dukaat (nieuw type) Delm g3g

opgaf zonder onderscheid te maken tussen de enkele en de dubbele. Maar het aantal is in ieder geval aanzienlijk geweest en bedraagt zeker meer dan3 miljoen stuks.

De hele gouden rijder werd pas in 1621 geslagen. Het gewicht bedroeg bijna 9,5 gram. Deze munt vertoonde aan de muntzijde het wapen van deVerenigde Nederlanden en een randschrift als van het nieuwe type dukaten.De keerzijde droeg een naar rechts galopperende ruiter met daaronder hetWestfriese wapen. In het randschrift kwam ook de naam Westfr(iesland)voor.

Page 21: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 21/33

öOO>W)c

Page 22: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 22/33

De halve gouden rijder van 1621 was van hetzelfde type. Op beide munten

Halve gouden Rijder (7 gld.) Delm m

de binnenrand ontbrak, maar ze werden wel voorzien van een waardeaan-duiding: resp. 14 gld. en 7 gld.

Van deze muntsoorten hele- en halve rijders werd een aanzienlijk kleiner aantal geslagen en zeker niet veel meer dan ongeveer 80.000 stuks. Naast deze officiële gouden munten werden er grote variaties van goudenmunten (proefslagen ) gemaakt; ook van grotere en kleinere zilveren mun¬ten. Het gewicht van deze proefslagen werd bijna steeds afgeleid van hetgewicht van de gouden dukaat. Zo werd er bijvoorbeeld in 1684 een goudenafslag gemaakt van de Nederlandse rijksdaalder met een gewicht van 10dukaten en in 1682 een gouden afslag van een roosschelling van 2 dukaten.

ontbrak echter de waardeaanduiding. Deze munten werden slechts enkele jaren aangemaakt en ruim 100 jaar later verscheen er een nieuw type vande hele en de halve gouden rijder. Deze waren iets kleiner van afmeting,

Grote gouden Rijder Delm 841

De zilveren en koperen munten

De in West-Friesland geslagen zilveren en koperen munten laten een veelgrotere verscheidenheid zien. (Tabel D). In het begin van de opstandwaren het typisch regionale munten, maar langzamerhand werd de invloedvan de Staten Generaal groter en het regionale karakter onduidelijker. Maar bij alle veranderingen bleef de financiële opbrengst van de munt eenzwaar wegend motief.De eerste Westfriese rijksdaalder (1586) was afgeleid van het Friese typeen toonde de beeltenis van een man met een muts, een zwaard in de rech¬terhand en op de muntzijde het gehelmde wapen van West-Friesland.

Page 23: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 23/33

wapen droeg, maar het wapen van de Verenigde Nederlanden (het Gene-raliteitswapen). Op de keerzijde verscheen de z.g. halve man met in derechterhand een opgaand zwaard en in de linker een wapenschild met het

Nederlandse Rijksdaalder Delm 940

Westfriese wapen. Ook in het randschrift werd de Westfriese afkomstaangegeven.

Reeds spoedig daarna (1592) volgde een rijksdaalder van hetzelfde type,maar nu met het borstbeeld van Willem van Oranje. In 1607 ontstond de Nederlandse rijksdaalder, die op de muntzijde niet meer het Westfriese

Gehelmde Rijksdaalder

Westfriese Rijksdaalder Delm 925

Delm 923

Page 24: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 24/33

Delm 836Leeuwendaalder

De leeuwendaalder, overgenomen uit Holland, werd ook zeer spoedig inWest-Friesland in grote aantallen geslagen, waarbij in het randschrift dewoorden VALOR HOL. voorkwamen: om aan te geven dat de Westfrieseleeuwendaalder dezelfde waarde had als de Hollandse.

Leeuwendaalder met het provinciale wapen Delm 833

Halve Leeuwendaalder Delm 873

Zilveren dukaten en dukatons, ingevoerd overeenkomstig het plakkaat vandecember 1659, werden eveneeens in grote aantallen geslagen. Hetzelfdegold, zij het in mindere mate voor de halve rijksdaalder, de halve leeuwen¬daalder, de halve zilveren dukaat en de halve dukaton.

Page 25: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 25/33

Zilveren dukaat Delm 971

*****%*

Zilveren dukaton Delm 1019

Opmerkelijk was dat de Westfriese daalder van 30 stuivers (1684) en deflorijn van 28 stuivers (1685) duidelijk een Westfries karakter hielden.Beide munten en een in 1658 geslagen koperen duit zijn de enige muntendie de wapens van de drie Westfriese steden Hoorn, Enkhuizen en Medem- blik dragen.

Westfriese daalder Delm 1081

De onderlinge concurrentie van de gewestelijke munten werd door eenaantal maatregelen beteugeld, en eindigde tenslotte in 1694 door het uit-

Page 26: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 26/33

Verk. 75-8

vaardigen van een plakkaat van de Staten Generaal, waarbij de Staten-munten tot Nederlandse munten werden verklaard.

Westfriese florijn Delm 1099

Hoewel men in West-Friesland toen reeds begonnen was met de aanmaak van een provinciaal drieguldenstuk, alsook van de provinciale munten vanresp. 2, 1 en V2gulden, werd deze aanmaak in 1694 gewijzigd en sloeg men

de Nederlandse munten van dezelfde waarden, met alle in het randschriftde aanduiding WESTFR.

Westfriese gulden Delm 1173

Staten gulden Delm

Page 27: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 27/33

Page 28: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 28/33

Het kleine geld, voor de gewone man, waren de schelling, de stoter, destuiver en de duit. Aanvankelijk in allerlei soorten en van allerlei gehalten.

Roosschelling Verk 714

Om ook in deze kleinere muntsoorten meer eenheid te brengen begon menin West-Friesland in 1591 met de aanmaak van de stuiver en in 1601met de roosschelling (6 stuivers ).

Dubbele stuiver Verk. 73-5

De halve stuiver werd slechts korte tijd geslagen, dit in tegenstelling totde dubbele stuiver.De roosschelling werd in 1677 vervangen door de scheepjesschelling. Dealgemene ontwikkeling van deze kleinere muntsoorten was dat de afmetingverminderde, maar de kwaliteit van het zilver steeg.

Toen op de Westfriese stuiver het Westfriese wapen werd vervangen door de pijlenbundel, kreeg dit kleine zilveren muntje de merkwaardige naamvan bezemstuiver.

Verk. 76-6

Scheepjesschelling Verk. 72-1

Page 29: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 29/33

Bezemstuiver Verk. 73-7

In de jaren 1756-1757 besloten de muntmeesters van Holland, West-Fries¬land, Gelderland en Utrecht kleine zilveren penninkjes te slaan, die alsnieuwsjaarsgeschenk zouden kunnen worden gebruikt. Deze penninkjesvertoonden op de muntzijde het Generaliteitswapen en op de keerzijde het beeld van de Vrijheidsmaagd. Een waardeaanduiding ontbrak. Ze werdenin de handel gebracht voor de prijs van vier stuks voor een gulden en kregen

Muntmeesterspenning Verk. 70-6

spoedig de functie van een nieuwe munt met de waarde van een kwartgulden. De aanmaak van deze nieuwe munt was echter volledig in strijdmet de geldende regels en kon dus als valse munterij worden beschouwd.Maar in de resolutie van de Staten Generaal van december 1760 werd ech¬ter deze muntslag alsnog geaccepteerd en goedgekeurd.

Grote verscheidenheid in munten

Het is in kort bestek onmogelijk alle Westfriese munten nauwkeurig te beschrijven nog minder de varianten van deze verschillende munten.Omdat de stempels snel versleten waren en dan vervangen moesten wordendoor de nieuwe stempels, die steeds van de oude verschilden in de ver¬sieringsmotieven, de plaats van het jaartal en vooral in de afkortingen vanhet randschrift ontstonden er veel varianten. Dit aantal nam nog sterk toe door de verschillende jaartallen en de wisselende muntmeesterstekens.

Ondanks de voortdurende pogingen het muntwezen te verbeteren en voor het gehele gebied van de Nederlanden uniform te maken, bleef er veelontevredenheid, vooral ook omdat er vele vreemde munten in omloop bleven van vaak zeer slechte kwaliteit.Door twee vreemdelingen Theodoor Anthony Stosch en Isaac Alexander d'Outerburg werden aan de Staten Generaal in 1644 voorstellen gedaanom het muntwezen te verbeteren. Deze beide heren wilden daarbij tevensde gehele muntvervaardiging pachten. Bij nader onderzoek bleek echter hetverleden van deze heren verre van vlekkeloos te zijn en hun plannen werden

Page 30: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 30/33

dan ook niet aanvaard. Theodoor Stosch wist echter een Amsterdamsezilversmid Dirck Bosch voor zijn plannen te winnen. Hij liet door Dirck Bosch bij de Staten van Holland opnieuw een verzoek om een octrooi in¬dienen, maar ook deze poging mislukte.

De geoctroyeerde munt van EnkhuizenToen richtte Bosch zich tot de Gecommitteerde Raden van West-Friesland,met een zelfde verzoek en stelde daarbij voor dat de drie Westfriese ste¬den 50% van de opbrengst zouden krijgen of elk ƒ 1710,— per jaar. Na langdurig onderhandelen werd dit jaarlijkse bedrag verhoogd totƒ 2700,— en werd in principe het octrooi verleend; ondanks een afwijkendadvies van de Generaalmeester (aug. 1673), echter onder voorwaarde datDirck Bosch aan de Gecommitteerde Raden en de Generaalmeester proef¬stukken van de uit te geven munten moest leveren. Het gevolg was dater in 1671 te Enkhuizen twee muntateliers werkten; het oude onder lei¬ding van Gerrit van Ruijmund en een nieuwe onder leiding van Dirck Bosch.Bosch had ondertussen een Amsterdamse medailleur Christoffel Adolphiin dienst genomen, die direkt was begonnen met het ontwerpen van denieuwe munten (een zilveren dukaat, een dukaton, een schelling, een en¬kele- en een dubbele stuiver ) . Bij de aanbieding van deze fraaie proef¬stukken hield Bosch een nogal vage toelichting, waarbij hij bekwaam met dekoersen goochelde. Hij slaagde er in een octrooi te verwerven (1676).Spoedig bleek echter, dat hij toch met een andere voor hem gunstiger koers werkte en dat op de munten aangaf met de woorden Bank Paymenten later met de letters B.P.Ondanks protesten van de Generaalmeester handhaafden de Staten hetoctrooi. Maar toen in 1678 bij een onderzoek bleek, dat de munten nietmeer voldeden aan de in het octrooi gestelde eisen en het zilvergehaltesoms zelfs 4% te laag was, werd het octrooi na een langdurig proces ge-

De geoctroyeerdemunt van Enkhuizen.

Delm 1012Dukaton

Page 31: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 31/33

schorst en werden de stempels en de muntwerktuigen in beslag genomen.Dirck Bosch verdween en de boedel werd verkocht ten behoeve van deschuldeisers, waaronder de Staten van West-Friesland. De munten blevenechter in omloop. Nieuwe particuliere octrooien werden na die tijd even¬wel niet meer verleend.De door Adolphi gesneden munten behoren niettemin tot de fraaiste West-friese munten. Opmerkelijk was dat na het rampjaar 1672 op een proef-slag van de dukaton in 1673 het kantschrift 'Geeft ons vreede Heere in onse

Zilveren dukaat Delm 972

dagen' werd aangebracht. Op een proefslag van de zilveren dukaat uithetzelfde jaar, het kantschrift 'Godt bewaart de herberge uwer gemeente'.

Leeuwenschelling Verk. 72-2

Dubbele stuiver Verk. 74-1

Maar ook de kleinere munten waren zeer fraai en hadden soms een duidelijk afwijkende uitvoering, hetgeen in het bijzonder gold voor de z.g. leeuwen-(bank) schelling van 1674.

Enkele stuiver Verk. 74-6

Page 32: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 32/33

Er zijn in West Friesland zeer grote aantallen van de zwaardere zilverenmunten geslagen. Zeker 5.500.000 leeuwendaalders, 2.600.000 Nederlandserijksdaalders, 12.000.000 zilveren dukaten, 6.500.000 dukato.ns en minstens6.000.000 drieguldenstukken. Zeer waarschijnlijk werd het overgrote deelspeciaal voor de export naar de Levant, het Verre Oosten en Zuid Amerikageslagen. Dit blijkt o.a. duidelijk uit de memorie van de Staten Generaal aande Staten van Holland en West-Friesland, waarin het slaan van nieuweleeuwendaalders werd aanbevolen.

'een leeuw, wel de eigenlijkste en sierlijkste figuur, die op de penningenvan deze staat kan worden gesteld, niet alleen om deszelfs levendigeordonnantie welke aangenaam is bij de ingezetenen, maar ook bovenalle andere gelden bij de uitheemse natiën, waarvan de Nederlandseleeuwendaalder een blijkelijk en gevoelig voorbeeld is, die om deszelfsaardigen en bevalligen afslag bij handelaars in de Levant zeer hoog boven zijn waarde wordt gedebiteerd'.

De muntslag in West-Friesland heeft de handel in sterke mate bevorderd,terwijl de zwaardere munt een waardevol export artikel was.Zelfs werd in de 18e eeuw het merendeel van de scheepjesschelling en dub¬ bele stuivers geslagen voor export naar het Verre Oosten, al kwamen velehiervan later in Nederland terug.In de Republiek werden de Westfriese munten overal aanvaard, evenalsin West-Friesland de andere provinciale en Nederlandse munten werdengeaccepteerd. In het dagelijks geldverkeer was daardoor een grote verschei¬denheid van munten in omloop. Dit gaf overigens geen grote problemen,vooral omdat de koopkracht van het geld in de periode 1580 - 1800 nau¬welijks veranderde en het muntstelsel praktisch uniform was.

Toen in 1795 de Nederlanden door de Fransen werden bezet bleven de Nederlanden als Bataafse Republiek een zelfstandige met Frankrijk verbon¬den staat. De zeeoorlog belemmerde echter zowel de handel als de invoer van zilver en als gevolg hiervan liep de aanmunting van guldens en handels¬munten sterk terug. In 1796 werd daarop de Westfriese munt overgenomendoor de provincie Holland. De aanmunting bleef aanvankelijk op de oudevoet voortgaan. Pas na 1807 - bij de vestiging van de eenheidsstaat hetKoninkrijk Holland - werden alle gewestelijke munthuizen gesloten en de

munt te Utrecht als enige Koninklijke munt gehandhaafd. Daarmee wasvoor de Westfriese munt het definitieve einde gekomen.

Literatuur:

Berg van den, Herma M.: De monumenten van Geschiedenis en Kunst van West-FrieslandTessel en Wieringen. Staatsuitgeverij, 1955.

Besier, Nr. L. W. A.: De muntmeesters en hun muntslag 1574-1813.Reprinted Drs C 1 FKlaassen, 1972. ' '

Bruinvis C. W.: De strijd om de Westfriese Munt. (tijdschrift van het Kon. Ned. Genoot-schap voor Munt- en Penningkunde 13e jaargang (1915) 3e aflevering).

Delmonte,A.: De gouden Benelux. Jacques Schulman N.V., Amsterdam 1964.

Page 33: De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

8/9/2019 De Westfriese Munt / [W.F.G. Wiese]

http://slidepdf.com/reader/full/de-westfriese-munt-wfg-wiese 33/33

Delmonte, A.: De Zilveren Benelux. Jacques Schulman N.V., Amsterdam 1967.De Florijn: Nederlands tijdschrift voor muntenverzamelaars. Uitgave van de federatie van

numismatische kringen.Van Gelder, Dr. H. Enno: De geoctroyeerde munt van Enkhuizen 1671-1674.Van Gelder, Dr. H. Enno: De munt te Medemblik. 26e bundel van het Historisch Genoot¬

schap 'Oud West-Friesland' (1959).Van Gelder, Dr. H. Enno: De Nederlandse Munten. Aulareeks 213 - Utrecht - Antwerpen.Van Gelder, Dr. H. Enno: De Nederlandse noodmunten van de tachtigjarige oorlog.

Staatsdrukkerij en Uitgeverij, 1955.De Geuzenpenning: Uitgave Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penning¬kunde en van de Verenigig voor Penningkunst.

Hoitsema, C. en Feith Jhr. F.: De Utrechtse Munt uit haar verleden en heden.A. Oosthoeck - Utrecht, 1912.

Jaarboek van Munt- en Penningkunde. Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- enPenningkunde, Amsterdam.52/53 1965/1966 le deel.56/57 1969/1970

Romein, Dr. Jan: De lage landen bij de zee. W. de Haan - Utrecht.Veiling catalogi. Jacques Schulman B.V. - Amsterdam.Verkade, P.: Muntboek 1831, Delft.De Vries, P. C. Muntboek van de munten van Westfriesland en Overijssel van 1576 - 1795.

Met dank voor de medewerking aan het Rijks- Munt- en Penning Kabinet te Den Haag, hetWestfries Museum te Hoorn, het gemeentearchief te Alkmaar en de heren dr. H. Enno' vanGelder en H. W. Saaltink.

Hoorn, februari 1974

DRS. W. F. G. WIESE