De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale...

33
95 De Vrije Fries JAARBOEK uitgegeven door het KONINKLIJK FRIES GENOOTSCHAP VOOR GESCHIEDENIS EN CULTUUR/ KENINKLIK FRYSK GENOATSKIP FOAR SKIEDNIS EN KULTUER en de FRYSKE AKADEMY SINDS 1839 VIJFENNEGENTIGSTE DEEL 2015

Transcript of De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale...

Page 1: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

95

De Vrije Fries

JAARBOEK

uitgegeven door het

KONINKLIJK FRIES GENOOTSCHAP VOOR GESCHIEDENIS EN CULTUUR/

KENINKLIK FRYSK GENOATSKIP FOAR SKIEDNIS EN KULTUER

en de

FRYSKE AKADEMY

S I N D S

1 8 3 9

v i j f e n n e g e n t i g s t e d e e l

2015

Page 2: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

D E V R I J E F R I E S

S I N D S 1 8 3 9

V I J F E N N E G E N T I G S T E D E E L 2 0 1 5

Jaarboek uitgegeven door het Koninklijk Fries Genootschap voor Geschiedenis enCultuur/Keninklik Frysk Genoatskip foar Skiednis en Kultuer en de Fryske Akademy

R E D A C T I E

Dr . Arjen Dijkstra (secr .), dr . Johan Frieswijk, drs . Nelleke IJssennagger, drs . Martha Kist, drs . Otto Knottnerus, dr . Joop Koopmans (voorz .), dr . Marijn Molema, dr . Han Nijdam (eindred .), Suzanne Rus MA, Hans Zijlstra

R E D A C T I E A D R E S

Redactie De Vrije Friesp .a . Fryske AkademyPostbus 548900 AB Leeuwarden

O N T W E R P

Tom Sandijck

O P M A A K

Van der Let & Partners, Heerenveen

B E E L D O M S L A G

Het Friese paard . Paulus Potter, 1652 (Rijksmuseum, Amsterdam)

I S B N 9 7 8 9 0 6 1 7 1 0 2 0 2

FA-nummer 1 0 9 0

NUR-code 680

De redactie houdt zich aanbevolen voor kopij . In het algemeen gaat haar voorkeur uit zowel naar weten schappelijke artikelen als naar meer essayistische bijdragen op het terrein van de Friese geschiedenis, kunst, literatuur en archeologie . De plaatsing van de Friese ‘stof’ in een bredere context is daarbij gewenst . Kopij dient digitaal te worden aangeleverd, opgemaakt volgens richtlijnen die bij het redactiesecretariaat kunnen worden opgevraagd . Bijdragen kunnen aan peer reviewers worden voorgelegd . (Deze bijdragen zijn in de inhoudsopgave gemerkt met een *) .

Page 3: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

Inhoud

Van de redactie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

BIJDRAGEN

Jorieke Savelkouls* The Friesian horse and the Frisian horse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 The (re)invention and the historicity of an iconic breed

Kees Kuiken* Frisones de Stellingwarf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Historische constructies van een talige identiteit

Ineke Noordhoff Grazen in stuivende duinen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 De relatie tussen het historisch gebruik en verstuiving van de

Terschellinger duinen

Sybren Sybrandy Publieke welkomstredes voor prinselijke studenten aan de

Franeker universiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91

Sytse ten Hoeve Johannes George Hempel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 Een virtuoos beeldhouwer

Otto S . Knottnerus De revolutionaire dokter en zijn vrijheidsglas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157 Friese identiteit rond 1800

Corien Rattink Rients Agema (1854-1913): een slachtoffer van klassenjustitie . . . . . . 201

KRITIEK EN TERUGBLIK

Egge Knol Fries goud te boek gesteld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221

Page 4: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

Ernst Taayke Terpen, sterren en handelslui . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231 Drie boeken over Friesland van vóór de dijken

KRONIEK

Nelleke IJssennagger Archeologische Kroniek van Fryslân over 2013 en 2014 . . . . . . . . . . . . 241

Jaarverslag Koninklijk Fries Genootschap over 2014 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 251

Over de auteurs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255

Page 5: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

d e v r i j e f r i e s 9 5 ( 2 0 1 5 ) 6 3 - 9 0

Grazen in stuivende duinenDe relatie tussen het historisch gebruik en verstuiving van de Terschellinger duinen

I N E K E N O O R D H O F F

De helblonde duinkoppen van Terschelling blinken je tegemoet wanneer je met de veerboot komt aanvaren . De nieuwe westelijke duinen rijzen op uit de zee als een twintig meter hoge steile muur van zand . In deze jonge kalkrijke duinvalleien hoef je niet eens van de fiets af te stappen om een orchidee te zien . Het Terschellinger duingebied kent een grote dynamiek . De laatste anderhalve eeuw zijn er zowel aan de westkant als aan de oostpunt kilometers bij gekomen . Aan die enorme turbulentie van water, wind en zand voegt de mens zijn eigen dynamiek toe . Dit artikel gaat over het dilemma tussen exploitatie en de natuurlijke veerkracht van het landschap om zich te herstellen .1

De leefomgeving van de mens was eeuwenlang de toevallige resul-tante van economisch handelende individuen . Op een eiland is dat sterker begrensd dan elders: bewoners kunnen hun eiland niet ongelimi-teerd exploiteren, op straffe van grote verstuivingen en overstromingen die het eilandleven ontwrichten . Hoe tomen mensen hun exploitatiedrift in? De vraag welke mechanismen er in verschillende periodes waren om het landgebruik af te stemmen op het natuurlijk herstelvermogen van het gebied, is er één met vele componenten . Enerzijds gaat het over het natuur-lijke herstelvermogen van het landschap, anderzijds over de vormen van landgebruik, de intensiteit daarvan en de wijze waarop dat gebruik wordt gestuurd (en beperkt) door de samenleving . Daarom wordt in dit artikel een globale landschapsgenese – op basis van ecologische, hydrologische, geolo-gische en geomorfologische studies – gekoppeld aan een inventarisatie van het historische duingebruik en de invloed daarvan op het landschap . Het dilemma tussen exploitatie en bescherming van het landschap en de daarin aanwezige natuurlijke hulpbronnen is universeel en van alle tijden . Dit artikel richt zich op de Terschellinger duinen en het gemeenschappe-lijke gebruik daarvan door de eilanders ten behoeve van hun vee . De vrije weidegang die op Terschelling ‘oerol’ of ‘oeral’ (van ‘overal’) heette, kwam op veel meer plaatsen voor . Op Ameland heette de vrije duinbegrazing ‘vrijgang’, terwijl op Texel in een verordening uit 1515 gesproken wordt over ‘overal-weijding’ .2 Ook op de meeste Duitse en Deense Waddeneilanden kwam vrijgang voor .3 Deze studie naar de vrije weide op Terschelling laat zien dat de vroegere gelaagdheid in het eigenaarschap een belangrijke basis vormde voor een breder gedragen zorg voor het landschap . De vraag hoe de samen-

Page 6: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

6 4 I n e k e n o o r d h o f f

leving erin slaagde om de exploitatiedrang in de hand te houden, blijkt dus niet alleen een vraagstuk van ecologische en economische factoren; ook de bezitsrelaties, de sociale structuren en de dilemma’s van het collectief spelen een rol . De mechanismen uit het verleden kunnen aanknopingspunten bieden voor de huidige beheersing van het gebruik van de duinen – zij het dat de exploitatie nu een totaal ander karakter heeft . Het gaat niet meer om de grotendeels zelfvoorzienende voedselproductie van eilanders, maar om een economisch gedreven toeristisch gebruik van het landschap .

De tragedie van gemeenschappelijk bezit

Hoe ecologie en het sociale leefmilieu verbonden zijn werd in 1968 door Garrett Hardin uiteengezet in zijn baanbrekende studie The Tragedy of Commons (de tragedie van gemeenschappelijk bezit) . Zijn scenario verliep als volgt: er is een bron waar een grotere groep mensen toegang toe heeft, zoals een oceaan vol vis of duinen met kreupelhout, gras voor het vee of een duinenlandschap waarin toeristen recreëren . Als alle gebruikers zich inhouden kan de bron zich telkens herstellen van het gebruik en in stand

Oerol (Museum 't Behouden Huys, Terschelling)

Page 7: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

6 5G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

blijven, maar bij roofbouw raakt dit evenwicht verstoord . Het centrale dilemma kennen we ook wel als het free rider probleem: als de een zijn gebruik beperkt en de ander doet dat niet, dan droogt de bron toch op . Het vertrouwen dat zelfbeheersing loont, wordt aangetast en niemand lijkt meer in staat het tij te keren . Het laatste gebeurt doorgaans en daarom spreekt Hardin over een tragedie . De afgelopen veertig jaar is er veel onderzoek gedaan naar de vraag hoe individueel gebruik van landschap en natuurlijke hulpbronnen te beperken is, ter wille van het collectieve belang . Politiek econoom en Nobelprijs-winnares Elinor Ostrom bracht in 2002 een overzichtsbundel uit over wat zij noemt het drama van de commons . Zij begint met de vaststelling dat het free rider probleem volstrekt begrijpelijk is; de baten zijn immers voor het individu, terwijl de lasten gedragen worden door het collectief . Maar de werkelijkheid is complexer dan deze economische benadering sugge-reert: het menselijke gedrag is soms onvoorspelbaar en de natuurlijke bron kan van roofbouw herstellen . Ook de sociale en politieke constructies rondom de hulpbron vormen belangrijke aansporingen voor individuele gebruikers om zich in te houden . Ostrom analyseert het recente onderzoek en concludeert daaruit dat rond een gemeenschappelijke bron vaak een web van rechten is ontstaan, dat als voornaamste doel heeft de roofbouw tegen te gaan . Deze traditionele rechten rondom de bron hebben vaak te maken met risico’s die aan de kern van het bestaan raken: het land dreigt te overstromen of de voedselvoorziening van de inwoners wordt bedreigd . Zo valt ook te verklaren dat overal in Europa gedurende de middeleeuwen gemeenschappen ontstonden in de vorm van marken, buurtschappen of maalschappen, die het gebruik van gemeenschappelijke hulpbronnen rondom de dorpen reguleerden . Dit, omdat gronden bij collectief gebruik meer opleverden dan bij individuele exploitatie . Ostrom laat zien dat het gebruik van gemeenschappelijke hulpbronnen diep verankerd is in lokale gemeenschappen en dat veranderingen in het eigenaarschap de onder-linge relaties tussen de inwoners en de verdeling van de welvaart binnen de gemeenschap beïnvloeden . De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties .4 Omdat de omgevingsfactoren continu veranderen (door bevolkingsdruk, natuurgeweld en dergelijke) moeten de besturingsmecha-nismen flexibel zijn, aldus De Moor . De verwevenheid van krachten met een verschillende bewegingssnelheid stelt de ‘leiders’ van de gemeenschap voor een grote uitdaging . Daarbij wijst De Moor op een extra complicerende factor: de gemeenschap heeft geen belang bij een overexploitatie van de bron, maar onderexploitatie is evenmin aantrekkelijk . Ostrom concludeert dat de uitweg uit het sociale dilemma gezocht moet

Page 8: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

6 6 i n e K e n O O R d H O f f

worden in communicatie, onderling vertrouwen, wederzijdse afspraken of inzicht in de effecten van geslaagde samenwerking . Ze wijst op verschillende lagen in het gebruik en op de rol van het collectief . Of gemeenschappelijke beheersvormen kansrijk zijn, heeft – naar de stand van het wetenschap-pelijk onderzoek, zoals Ostrom dat samenvat – onder andere te maken met de grootte van de groep . Naarmate het aantal gebruikers groter wordt, neemt de kans op succesvol gemeenschappelijk gebruik (en beperking van dat gebruik) af . De heterogeniteit van de groep is geen belemmering, integendeel, door sommige onderzoekers is aangetoond dat verschei-denheid juist aanzet tot samenwerking .5 De dilemma’s over het landgebruik in gemeenschappen, zoals hierboven beschreven, doen zich ook op Terschelling voor . Met al te karig gebruik van de duinen zou de bevolking zichzelf tekort doen, maar overmatige benutting van het duingebied levert direct gevaar op voor de hele gemeenschap . In dit artikel bekijken we of de theorieën van Ostrom en De Moor aanknopings-punten bieden om te ontsnappen aan het drama van de commons, zoals zich dat ook in de Terschellinger duinen heeft voorgedaan en zich heden ten dage voordoet .

Theoretische aspecten die volgens Ostrom een rol spelen in het drama van de commons

Page 9: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

6 7G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

Landschapsgenese Terschelling

Terschelling maakt deel uit van het Waddengebied dat als zoutwater- getijdengebied ook internationaal bijzonder waardevol is, vanwege de speci-fieke natuurwaarden en de grote natuurlijke dynamiek: getij, golven, zand, wind en water zorgen voor veel beweging . Het verhaal over het landschap van Terschelling lijkt een verhaal over natuurlijke dynamiek . Maar deze waarheid heeft meer gezichten . Geomorfoloog Albert Oost heeft laten zien dat menselijke activiteiten de vorming van Zuiderzee, Middelzee, Lauwerszee en Dollard in de hand hebben gewerkt .6 Er is een zelfversterkend effect: uitbreiding van de zee-inbraken leidde tot grotere getijdenverschillen en sterkere erosie van de veengebieden die aan het water werden blootge-steld . Kwelders en veenkussens sloegen af, waardoor de eilanden los raakten van de wal; uiteindelijk ontstond het huidige beeld van de Waddenzee met een rij geïsoleerde eilanden zoals we die nu kennen .7 Naar alle waarschijnlijkheid bestond Terschelling ooit uit twee eilanden . In het bodemprofiel van het huidige eiland is een forse onderbreking te zien

In het bodemprofiel is de vermoedelijke geul terug te zien tussen Midsland en Hoorn.

Dit is een opname van een twee meter lang bord dat op de zolder van Staatsbosbeheer

Terschelling werd aangetroffen (Rijks Geologische Dienst)

Page 10: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

6 8 I n e k e n o o r d h o f f

van de oude duin- en strandzanden tussen Midsland en Hoorn . Vermoe-delijk betreft dat een vroegere geul die het toenmalige Wuxalia scheidde van Scelling .8 Ook de vorm van de zoetwaterbel onder Terschelling is daarvoor een aanwijzing .9 Hoe dan ook, op Terschelling zien we een hoge brede duinstrook die uitloopt in lagere, humusrijke enkeerdgronden die aan de zuidkant overgaan in klei . De duinen zijn rijk aan reliëf; alleen in diep uitge-stoven valleien komt het oude duinzand soms dicht onder het maaiveld, maar bijna overal zijn het de jonge duinzanden die nu de morfologie bepalen . Uit die duinen stroomt zoet water, zowel overtollig regenwater als ondergronds in de vorm van kwel . De duinen zijn opvallend beweeglijk . Behalve de veranderende zeespiegel spelen drie natuurlijke factoren daarbij een rol: zandaanbod, wind en vegetatie . Albert Oost heeft de beschikbaarheid van zand sinds de middel-eeuwen in kaart gebracht . Nadat het dorp West-Vlieland in de zeventiende en achttiende eeuw was weggespoeld, voerde de stroming zand naar Terschelling en werd de eilandkop bij West-Terschelling opgehoogd . Ook ligt er nog een flinke voorraad zand in de buitendelta ten noordwesten van Terschelling . Het Terschellinger zand is fijnkorrelig en arm aan kalk en ijzer,

Het ontstaan van Nederland. Boven een reconstructie van de eilanden 100 jaar na

Chr., onder de situatie 700 jaar later. In 800 na Chr. zijn de twee kleine voorgangers

van Terschelling aan elkaar gegroeid (Reconstructie van Vos en Knol)

Page 11: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

6 9G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

zodat het gemakkelijk verstuift .10 Daarbij is de gemiddelde windsnelheid op Terschelling twee punten hoger dan in De Bilt . Daarnaast kent het eiland in vergelijking met de rest van Nederland meer dagen met zon, minder vorstdagen, minder neerslag (maar wel veel zouter) en een temperatuur die ’s winters hoger en zomers lager dan het gemiddelde ligt .11 Dat heeft gevolgen voor de plantengroei en de gewassen die er geteeld kunnen worden . De vegetatie is de derde factor die de duindynamiek bepaalt . Al in 1470 waren er wetten en keuren die de duinen tegen misbruik moesten beschermen .12 De eerste gedetailleerde verslagen over de toestand van de begroeiing zijn te lezen in een rapport van 5 juni 1611, opgesteld door Dirck Duyst van Voorhoudt en Dirk van Reynegom . Dit gebeurde in opdracht van de landsheer Karel van Aremberg, toen deze de heerlijkheid te koop aanbood aan de Staten van Holland .13 Zij meldden stuifduinen en ‘lopers’, waardoor goede velden overstoven raakten . Ook rapporteerden beide heren dat ze vaak moeilijk konden vaststellen waar de grens van de wildernis liep: bij het loopspoor of bij de vroegere grenssloot? Om te achterhalen hoe de toestand van de duinen in de loop van de eeuwen was, is het proefschrift van bioloog Wouter van Dieren uit 1934 onmisbaar .14 Hij citeert uit geomorfologische en vegetatiestudies en conclu-deert daaruit bijvoorbeeld dat er in de zeventiende eeuw veel loopduinen waren . Over de negentiende eeuw hebben we meer informatie uit histo-rische bronnen . Zo was er een aantal natuurvorsers als Franciscus Holkema en Frederik van Eeden, die verslag uitbrachten over de toestand van de duinvegetatie .15 Van Eeden was in 1885 bij paal achttien en schreef: ‘Wij beklommen het duin . Hier is het een ontzettende wildernis . Overal kegel-vormige duintjes met uitgespreide helmbossen bekroond, en daar achter, hoge, witte, geheel onbegroeide duinen, wier trotse omtrekken aan bergtoppen boven de sneeuwlijn doen denken’ .16 Aan het einde van de twintigste eeuw was het duingebied van Terschelling 9435 ha groot – en het besloeg daarmee 85 procent van het hele eiland .17 Zorgvuldige vergelijking van de zogenoemde ‘Bonnebladen’, die in 1930 zijn opgemeten, en de nieuwste topografische kaarten van het Kadaster, laten zien dat er nog steeds verschuivingen plaatsvinden .

Grondverdeling

Op Terschelling is weinig landbouwgrond beschikbaar . De polder is beperkt van omvang en de kwelders liggen vaak onder water . De duinen zijn wel omvangrijk, maar zonder kunstmatige hulpmiddelen groeit er niet zoveel . Rondom de dorpen was vroeger slechts weinig weidegrond voorhanden . Als het even kon, lieten de bewoners hun vee op de kwelders en in de duinen op de onverdeelde gronden grazen . Veel bewoners vulden de landbouw-

Page 12: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 0 I n e k e n o o r d h o f f

opbrengsten aan met wat er aanspoelde op het strand en de vruchten van de wildernis (vis en schelpdieren, konijnen, vogels, eieren, bessen, rijshout, helmgras en dergelijke) . In deze samenleving was het grondbezit niet eendimensionaal; verschil-lende eigendomsconstructies bestonden naast elkaar . Ook al waren de duinen tot de zeventiende eeuw formeel eigendom van graaf Van Aremberg en daarna van de Staten van Holland, in de praktijk vormden ze gemeen-schappelijk bezit . Iedere inwoner mocht er gratis brandstof, plaggen en zoden halen, zij het met mate . De drost bewaakte dat, maar ook de eilanders zelf werden daarbij betrokken . Al in de vijftiende eeuw werd vastgelegd dat de Terschellingers ‘eendrachtelijk’ 24 welgestelde mannen moesten uitkiezen, die uit hun midden twee burgemeesters en zeven schepenen benoemden om samen met de drost het eiland te besturen . De jacht en konijnenvangst werden apart verpacht aan ‘duinmeiers’ (konijnenfokkers), die ook weer bepaalde rechten hadden . Daarnaast vormden de duinen een soort voorziening voor de armen; de opbrengst van

Hoogtekaart met vogelvluchtperspectief. Bron: Natura 2000, Tjeerd van Dijk Staatsbosbeheer

Page 13: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 1G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

boetes werd ten dele doorgesluisd naar de armen en wie in nood kwam, bijvoorbeeld omdat de kostwinner op zee was verdronken, mocht een klein stukje duingrond als groentetuin gebruiken . De bezitsrechten waren dus veel minder eenduidig dan tegenwoordig . De grond in de polder was al in 1537 definitief in privébezit overgegaan . Desondanks bleven de mensen hun velden collectief beheren . Rond 1800 was niet meer dan een vijfde deel van het dorpsareaal in gebruik als akkerland, voornamelijk hogere kwelderruggen, die werden ingezaaid met zomergerst . De percelen waren vaak klein, er was geen individuele afscheiding en de mensen moesten over elkaars land om bij hun eigen stuk te kunnen komen . Daarom was er onderlinge afstemming bij het zaaien, maaien en oogsten nodig . Dit was de taak van de dorpsorganisaties: de buurtschappen of ‘buren’ . De eigendomsrechten in de polder waren tot ver in de negentiende eeuw alleen in de zomermaanden van belang . Zodra de oogst van het land was, mocht iedereen tot het voorjaar aanbrak zijn vee op alle akkers, wei- en hooilanden laten grazen (de zogenoemde stoppelbe-weiding) .18 Dat loslaten van het vee was ook werkelijk een bevrijding voor mens en dier, want de dieren stonden de rest van het jaar vaak dichtbij huis aan een touw (‘roop’), zodat de eigenaar de uitwerpselen goed kon verza-melen . Op de arme zandgronden was altijd gebrek aan mest . Ook in de polder was het grondbezit dus niet eendimensionaal .

Bevolking

Vanaf wanneer is Terschelling bewoond? Uit archeologische opgravingen van botten van runderen en paarden, onder meer bij Lisse, weten we dat duinen al rond 1500 jaar voor Christus werden gebruikt om vee te weiden .19 Het is dus zeker denkbaar dat ook de Waddeneilanden (voor zover die er toen waren) in die tijd bewoond en gebruikt zijn door mensen . De bevolkingsontwikkeling van Terschelling lijkt net zo dynamisch als de wederwaardigheden van het eiland zelf . Johan van der Wal heeft beschreven hoe boeren zich in de derde eeuw voor Chr . op Terschelling wisten te handhaven, maar toen de zeespiegel steeg rond het begin van de jaartelling verdwenen hun nakomelingen van het eiland .20 A .J . Zwaal rapporteerde de vondst van weegbreeresten die aangeven dat de strandwal van de vierde tot zevende eeuw bewoond was .21 We weten dat het kleigebied van Noord-Nederland rond de achtste eeuw een hoge bevolkingsdichtheid kende . Gezien het feit dat op Terschelling de dijkenbouw in de elfde eeuw begon mogen we aannemen dat de voedselproductie vanaf dat moment steeg en ook het inwonertal toenam . Tussen 1150 en 1300 kwam een vernuftig waterbeheerssysteem tot stand waardoor tussen Schittrum en Hoorn een vruchtbaar landbouwgebied ontstond .

Page 14: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 2 I n e k e n o o r d h o f f

Er zijn archeologische en historische bewijzen voor bewoning op Terschelling sinds de Karolingische tijd: het klooster Echternach bezat in de eerste helft van de elfde eeuw al twee kerken op Terschelling – wellicht een koninklijke schenking – maar ook het klooster van Egmond had bezittingen op het eiland .22 In de archieven vinden we dat vanaf de eerste helft van de veertiende eeuw een lid van het geslacht Popma heer van Terschelling was – en dus baas over de duinen .23 Het eiland was toen een heerlijkheid, een leen van het graafschap Holland . In 1560 kwam het eiland in eigendom van Jean de Ligne, graaf van Aremberg en stadhouder van Friesland, maar die had er kennelijk weinig mee op, want hij bood het in 1563 onderhands aan Amsterdam te koop aan . De stad hapte niet toe, omdat men de Terschel-lingers ‘ongeregelt ende woest’ vond en het eiland te ver weg lag om hen tot orde en gehoorzaamheid te kunnen dwingen .24 Terschelling was inderdaad niet voor iedereen een veilig oord: de in 1569 aangestelde drost Gerbrant Walckama werd een jaar later door watergeuzen weggevoerd en vermoord . Na een periode van kennelijke anarchie werd Terschelling op 23 maart 1615 aan de Staten van Holland verkocht . De bevolkingscijfers gaan terug tot het midden van de zestiende eeuw, toen een periode van sterke bevolkingsgroei inzette .25 De Boer heeft gepoogd de omvang van de bevolking en de opbouw daarvan te reconstrueren .26 Hij komt tot bijna 3 .000 mensen aan het begin van de zeventiende eeuw . Na een korte bloeiperiode zette een teruggang in . De economische terugloop viel samen met ernstige stormvloeden die de dijken ondermijnden . Maar de bevolking herstelde zich enigszins na 1700, dankzij de bloei van de handelsvaart en de walvisvangst . De Franse overheersing eind achttiende eeuw leidde tot de ineenstorting van de maritieme handel . Aanhoudende overstromingen zetten de Terschellinger polder onder water en er ontstond gebrek aan voedsel, veevoer en brandstof . Akkerbouw was niet meer mogelijk . De leefomstandigheden op het eiland verslechterden tijdelijk en er trokken mensen weg . Het bevolkingsaantal zakte tot een dieptepunt in 1830 . In de loop van de negentiende eeuw keerde de rust terug dankzij de opbloei van de veeteelt, de invoering van de aardappel en de aanleg van nieuwe akkertjes, die aan arme inwoners werden uitgegeven . De duinen werden door helmaanplant gestabiliseerd, de welvaart steeg en het aantal inwoners verdubbelde tot bijna 4 .000 in 1910 .27 In de twintigste eeuw kwam er opnieuw een zigzaglijn in de bevolkingsgrafiek . Vanaf de Eerste Wereldoorlog daalde het aantal inwoners sterk, met een dieptepunt in de crisisjaren . Ook de landbouw kwam onder druk te staan . Al met al jojode het inwonertal sinds de middeleeuwen een paar keer op en neer tot de opkomst van het toerisme na 1960 . Inmiddels heeft Terschelling bijna 4 .800 inwoners .28

Page 15: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 3G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

Het gebruik van de duinen

Hoe zijn de duinen vanaf 1300 gebruikt en welk effect had dit op het landschap? We weten dat de grafelijke leenmannen in Holland al sinds de dertiende eeuw konijnen uitzetten . In het midden van de veertiende eeuw ‘exporteerden’ Texel en Vlieland samen 5000 konijnenvellen per jaar .29 Konijnen fokken was dus een belangrijke economische activiteit – net als in de Hollandse duinen . In 1611 bevestigen Duyst van Voorhoudt en Van Reynegom dat het belangrijkste inkomen voor de heer van Terschelling uit de verkoop van konijnen kwam . Begrazing door rundvee kwam wel voor, maar was duidelijk ondergeschikt aan de konijnenvangst . In de notulen van de gecommitteerde raden en later van de gemeente werd meer gesproken over konijnenpacht dan over weidegang . Ook de rechtspraak onder-schrijft het grote belang van de konijnenfokkerij . Er werd hard opgetreden tegen stropers . Jan Heerts werd met strikken gesnapt door de duinmeiers Melle Dirskes en Jan Oepkes en stond op 23 juni 1730 terecht . Hij werd als veldrover gestraft om anderen ten voorbeeld te zijn: hij moest daarom tien pond (evenveel als tien gulden) per strik en tien pond per konijn betalen . Betaalde hij de boete niet, dan zou hij in de toren worden opgesloten en aan

Raming van het historische duingebruik (Afbeelding Ineke Noordhoff)

Page 16: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 4 I n e k e n o o r d h o f f

de kaak gezet met de konijnenvellen en strikken om zijn hals en vervolgens zes jaar van het eiland verbannen worden .30 Zee- en trekvogels vormden een belangrijke aanvullende bron van inkomsten en van eiwitten voor de bevolking . Niet alleen de eieren, ook de vogels zelf werden geconsumeerd . Tijdens de trek vlogen er dagelijks duizenden leeuweriken, roodstaarten, lijsters, vinken en wulpen over het eiland .31 Al in het rapport van 1611 wordt melding gemaakt van ‘vogel-pannen’, waar de ingezetenen bij wintertijd wilde vogels vingen . Behalve in eendenkooien werden ze gevangen met behulp van paardenharen strikken, de zogenaamde ‘tsjilmen’ .32 De jacht op zwanen was daarentegen voorbe-houden aan de heer van Terschelling: in een Ordonnantie van 1521 vinden we dat niemand zwanen mocht vangen of eieren rapen – op straffe van een boete van twintig gulden .33

Volgens Van Dieren vormde gebrek aan brandstof op het door de zee omsloten eiland een van de meest heikele problemen .34 Als bron van brandhout waren de duinen voor de eilanders van levensbelang . De inwoners tastten daardoor het plantendek in de duinen aan . Het rijshout werd echter niet alleen geoogst voor huisbrand: rond 1900 waren er nog achttien bakkers in West-Terschelling – met een hongerige oven . Verder werden takken gebruikt om sterk stuivende duinpercelen vast te leggen . In de ‘Ordonnantiën van den lande van der Schellinck’ uit 1537 wordt het plaggensteken al vermeld .35 In artikel negentien van de ‘Lantkeuren en ordonnantiën’ van 1562 bepaalde de graaf van Aremberg dat elke huisman eens per jaar acht dagen voor of na Sint Jan (24 juni) een voer heideplaggen uit de duinen mocht halen; nam hij meer zonder toestemming, dan werd dat beboet met zes gulden ten behoeve van de heer . Na de overname van het eiland door de Hollandse Staten werd in een plakkaat van 15 november 1618 bepaald dat duinpachters moesten gedogen dat de burgerij ‘bij consent van de drossaart en aanwijzing van de pachters’ enige ‘torren’ (zoden) mochten halen om hun huizen te ‘tuijren’ (zoden op het dak leggen) en ‘enig geil (heideplaggen) en zoden te steken om voor enige arme luiden noodhalve te brandden’ .36 De eilanders kwamen dus geregeld in de duinen en gebruikten de opbrengsten van dat land . Via de buren zorgden de Terschellingers ook voor het duinonderhoud . Alleen de lucratieve opbrengsten gingen via pacht-contracten naar de wettelijke eigenaar van de duinen .

Paardeneiland

Uit de bronnen wordt wel duidelijk dat Terschelling een paardeneiland was (en is) . De gefokte veulens werden in het najaar verkocht en elke Terschellinger jongen leerde al vroeg met dieren omgaan . Hoeveel vee er

Page 17: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 5G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

werkelijk in de duinen liep, verschilde van tijd tot tijd . Bekend is dat de Staten van Holland in 1618 met een plakkaat kwamen dat niemand zonder toestemming enige ‘beesten’ mocht weiden in de duinen – op straffe van 14 pond (gulden) boete . Bij een herhaaldelijk in de fout gaan steeg de boete: de tweede keer naar 28 en de derde maal naar 56 pond .37

De beweiding van de duinen had een duidelijk sociale dimensie . Al in de vijftiende eeuw viel een gedeelte van de opbrengst van de boetes die werden uitgedeeld bij overtreding van de gebruiksregels toe aan de armenzorg . Vermoedelijk ook al eeuwen her werden stukjes duin in pacht uitgegeven aan nooddruftige burgers om hun eigen groenten en wellicht ook fruit te kweken . In diverse (belasting)archieven vinden we terug wat de duinen aan huurwaarde opbrachten . Ook de duinranden werden verpacht en naarmate de voedselsituatie op het eiland schrijnender was, werden er grotere delen van de duinrand ontgonnen .38 De begrazing van de duinen was tot de zeventiende eeuw waarschijnlijk niet intensief en vormde daarmee geen grote aanslag op de veerkracht van het ecosysteem in de duinen . Akkerbouw, tuinbouw en commerciële beweiding speelden vanaf de negentiende eeuw een groeiende rol . Dat werd geïntensiveerd door de ontginningen na 1909 en vooral de ontwatering van de duinvalleien . Ook de bebossing in de twintigste eeuw had ingrijpende hydrologische gevolgen en vormde een zware aanslag op de veerkracht van de duinen . Omdat het niet mogelijk is hierover exacte gegevens te verza-melen, geven we in bijgaande grafiek een raming van de intensiteit van het gebruik sinds 1300 . Daaronder een raming van de erosieve krachten in de duinen op grond van de literatuurstudie en de bevindingen in verschil-lende vakgebieden zoals historische geografie, geomorfologie en cartografie . Daaruit is af te lezen dat verstuiving eind negentiende eeuw geen probleem meer was .

Raming van de impact op de duinen (Afbeelding Ineke Noordhoff)

Page 18: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 6 I n e k e n o o r d h o f f

Oerol

Vanuit het onderzoeksthema ‘historisch landgebruik’ hebben we gepro-beerd te achterhalen, hoe de gemeenschap het duingebruik beteugelde en waarom het principe van de vrije weide als exploitatievorm in de negen-tiende eeuw werd verlaten . Het Terschellinger oerol hing sterk samen met de landschapsstructuur (een lange strook van schrale duinen en zandgronden, een veranderlijk kweldergebied en daartussen de polders) . Het landbouw-systeem dreef op het gemengde boerenbedrijf waarbij akkerbouw en veeteelt verweven waren . Omdat er zo weinig bouw- en hooilanden (‘mieden’) waren, speelden de duinen en kwelders een belangrijke rol . De duinen en kwelders zijn daarom gaan behoren tot het mentale eigendom van de gemeenschap . Voor de Terschellinger boer was het altijd schipperen om het vee de winter door te helpen . Hoe langer het vee in de gemeenschappelijke ruimte kon grazen, des te meer hooi hield de boer over voor de winter . Het oerol op Terschelling wordt door Cees Roggen in ‘Om Aast’ beschreven als de

Bij loslopend vee horen schutters (Foto Museum 't Behouden Huys, Terschelling)

Page 19: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 7G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

vrijheid om het vee te mogen laten grazen waar men wilde, behalve in het land dat ‘gesloten’ (en kennelijk omheind) was .39 De begindatum stond niet vast, soms was deze gelijk met de veemarkt in Midsland, rond half september . Zodra de markt voorbij was stroopten de boeren de touwen van de koeienkoppen . Dat gold tevens voor de mieden, waar het aangelijnde vee al direct na de hooioogst welkom was . Naast dit najaarsoerol was er ook in het voorjaar een periode dat het vee werd losgelaten in de duinen: als het hooi krap was gingen de koeien al in februari of maart naar buiten om wat voedsel bijeen te scharrelen . Maar in het voorjaar kwamen de dieren ’s avonds weer op stal . De vrije weide confronteerde de gemeenschap met de vraag: wat te doen met dieren die ten onrechte losliepen? Hier kwam het gemeenschappelijke beheer om de hoek kijken . De ‘buren’ (een dorpsorganisatie, vergelijkbaar met de marken in Drenthe) bepaalden jaarlijks hoeveel vee er los mocht lopen, wanneer het oerol begon en wanneer het eindigde . Ook stelden zij een ‘schutter’ aan die loslopende dieren opsloot als ze ten onrechte in het oerol liepen . Het instituut van het oerol was met stevige banden verankerd in het collectieve landbouwsysteem en in de afzonderlijke leefgemeen-schappen op het eiland . Als er al iets duidelijk is geworden uit het onderzoek naar het functio-neren van het oerol, de context ervan en de collectieve arrangementen eromheen, dan is het wel dat de vrije weidegang op Terschelling dynamisch was . Iedere tijd kende zijn eigen regels en gewoonten; in tijden van schaarste golden er andere regels of werden bestaande afspraken anders geïnterpreteerd dan in betere tijden . Deze afspraken werden doorgaans niet beschreven . Daardoor waren ze flexibel en konden ze worden aangepast aan veranderende omstandigheden . Maar ze waren niet vrijblijvend: de sancties spreken boekdelen .

Dynamisch op vele fronten

De collectieve arrangementen (de buren en het oerol) op Terschelling waren op verschillende manieren verweven met de rest van de samenleving . Daaraan lagen ecologische, sociale en economische factoren ten grondslag . Enerzijds had dat te maken met de dominante natuurkrachten – storm-vloeden, isolement en weinig ruimte voor landbouw . Bij tijd en wijle werd het voor mens en vee bruikbare landoppervlak op Terschelling sterk beperkt door het hoge water en de verzilting van de weidegronden . Dan boden de duinen een uitweg . Maar ook de duinen waren kwetsbaar . Zand is bij storm een speelbal van de wind, duinen verstuiven en gaan ‘wandelen’ tenzij het zand wordt ‘vastgelegd’, bijvoorbeeld door beplanting . Naast klima-tologische en bodemomstandigheden speelde dus ook de begroeiing een

Page 20: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 8 I n e k e n o o r d h o f f

belangrijke rol . De geschiedenis van Terschelling is doordrenkt van de strijd tegen het stuivende zand . De bewoners vergrootten het stuifprobleem vaak door hun exploitatievorm: ze lieten het vee in de duinen grazen en konijnen holen graven, ze sprokkelden takken voor de haard en staken plaggen . Wonen in een omgeving die zo dynamisch was (het getij, de storm-vloeden en de fluctuaties van de zeespiegel grepen diep in) betekende dat de bewoners sterk op zichzelf en elkaar waren aangewezen . Terschelling kende een egalitaire samenlevingsstructuur: alle buren moesten enkele dagen per jaar werken aan duinherstel; niemand kreeg privileges op grond van welstand of komaf .40 Ook de geïsoleerde ligging van het eiland maakte dat de Terschellingers zich anders ontwikkelden dan de ‘lui van de vaste wal’ . Zo leverde het eiland kundige kaartenmakers en stonden de zeelieden van Terschelling bekend als doorzetters, hetgeen we terugzien bij mensen als Willem Barentz die in 1596 probeerde via de Noordelijke IJszee een doorgang naar Indië te zoeken .

Op de kaart van Jacob Heeres, vermoedelijk uit 1566, zijn de verschillende dorpen en

met name hun kerken aangegeven. Tevens is te zien dat er in die tijd gedacht werd over

een indijking van kweldergrond bij Stryp (Tresoar)

Page 21: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

7 9G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

De burenorganisaties zijn waarschijnlijk voortgekomen uit de twaalf middeleeuwse ‘hemrikken’ (‘hemrik’ betekent ‘dorpsgebied, gemeenschap-pelijke grond’) . De verwantschap met marke-organisaties elders is door Heringa beschreven .41 Elk jaar kozen de buren uit hun midden een nieuwe voorzitter, in Oost ‘indersman’ en in Midsland ‘emelsman’ genaamd . In essentie is die middeleeuwse burenstructuur er nu nog . Deels is hun zeggen-schap overgegaan naar het eilandbestuur .42 Dat begon al in de vijftiende eeuw toen alle buurtschappen twee raadslieden aanleverden voor een eilandraad met 24 leden . Later werd de verbinding tussen de eilandraad van 24 en de ‘emelslieden’ die de buren hadden gekozen losgelaten . De buren speelden een belangrijke rol in het collectieve landbouw-systeem; zij stemden hun gezamenlijke activiteiten op het land af en zorgden voor het oerol en de naleving van de regels . Beurtelings moesten ze optreden als ‘schutter’ om het loslopende vee te vangen en onoplet-tende vee-eigenaren te beboeten . Met de buren had Terschelling een hechte sociale structuur: iemand die ziek was kon erop rekenen dat de buren zijn tuin onderhielden . De eerdere ruzies werden dan even aan de kant gezet, maar niet vergeten . De Terschellinger auteur Jo Smit beschrijft dat de sociale afstanden in deze kleine leefgemeenschap weliswaar beperkt waren, maar dat de mensen tegelijkertijd een diep geworteld respect hadden voor elkaars privacy .43

We zien dus dat het eiland niet alleen in fysieke zin een dynamisch geheel vormde, waarbij de bevolkingsaantallen door de tijd heen fluctueerden, maar ook dat de sociale structuren zodanig waren georganiseerd dat het landgebruik telkens kon worden afgestemd op wat er nodig was .

De rol van de gemeenschap

Hardin betoogt dat vrije toegang tot gemeenschapsbezit allen uiteindelijk in de ellende stort (‘Freedom in a commons brings ruin to all’) .44 Wanneer iedereen achter zijn eigenbelang aanloopt, is de overexploitatie een feit . In het geval van Terschelling verwaaien de duinen en wordt het bestaan van de mens op het eiland bedreigd . Wat was nou de rol van het oerol en hoe werd voorkomen dat de loslopende dieren het gebied te schraal maakten? Bij de beschrijving van het oerol op Terschelling zagen we al dat de vrije weide in elke periode een andere vorm kende – wat het beantwoorden van deze vraag lastig maakt . Toch valt er wel iets over te zeggen . Zolang iedereen vee hield voor eigen gebruik was er een soort natuurlijke limiet; met de introductie van de geldeconomie veranderde dat echter . Op West kwam veel landbouwgrond in de loop van de negentiende eeuw in handen van rijk geworden zeevarenden, die hun land door anderen lieten bewerken of het verpachtten . Het waren juist deze eigenaren die druk op het bestuur gingen

Page 22: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 0 I n e k e n o o r d h o f f

uitoefenen om het voor hen hinderlijke oerol te beëindigen . Ze wilden zich inspannen om op eigen grond verbeteringen aan te brengen . Dat ieders vee zomaar naar eigen welbevinden mocht lopen knagen, paste niet in die gedachte . De burenorganisaties waren zeker een belangrijke factor in het naleven van afspraken ten aanzien van de vrije beweiding: ze wezen ‘schutters’ aan die boetes oplegden aan overtreders . Die hadden vermoedelijk meer succes dan de officiële belastinginners, die op het eiland slecht getolereerd werden . De buren zorgden dat er afspraken werden gemaakt om roofbouw te voorkomen . Zo’n tijdelijke beperking van het gebruik zal in het ooste-lijke deel van Terschelling meer organisch zijn geweest dan in het westen, omdat bijna iedereen hier een stukje land had en wat vee hield, waardoor de belangen parallel liepen . In het westen waar de dorpbebouwing in omvang toenam en het agrarische bedrijf voor de meesten niet de belang-rijkste inkomstenbron was, lagen de belangen meer uit elkaar . Maar het blijft goeddeels gissen: de buren vormden informele onderlinge organisaties waarin de leden afspraken maakten met elkaar en onderling zorgden voor naleving .

Historische boerderijen op Terschelling hebben soms hekken om te voorkomen dat de

loslopende paarden de ruiten kapot drukten (Foto It Jit Formerum Zuid)

Page 23: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 1G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

Op Terschelling vinden we eigenlijk maar één harde aanwijzing dat het aantal grazers in het oerol beperkt werd . Het is een reglement van het Westeijnde uit 1678, waarin het recht van begrazing werd gekoppeld aan het grondgebruik: niemand mocht meer beesten houden dan hij op zijn eigen land of op gepacht land het hele jaar kon onderbrengen .45 Op het buureiland Ameland was de vrije weide gerelateerd aan het eigen landbezit en minutieus gereglementeerd .46 Ook op de vaste wal lijken er beduidend meer bepalingen te hebben bestaan om overexploitatie van wildernissen door vee tegen te gaan . Was te intensieve beweiding op Terschelling niet zo’n probleem omdat er genoeg hectares duin waren of kennen we de regels die vroeger golden niet? Er zijn aanwijzingen dat de situatie op Terschelling duidelijk anders was dan op overige eilanden – wellicht door de ruimere beschikbaarheid van woeste duinen . Er zijn namelijk wel reglementen bekend die het oerol op Terschelling in zijn sociale context plaatsen . Met betrekking tot het halen van zoden uit de duinen vinden we bepalingen waarin landlozen en de families van zeevarenden gebruik mochten maken van het duingebied . Als zulke sociale noties hier wel werden vastgelegd, waarom zouden bestaande afspraken omtrent regulering van de veestapel dan niet aan het papier zijn toevertrouwd? Dit pleit voor de gedachte dat het met de overexploitatie van de duinen door begrazing wel meeviel . Zeker weten we dit natuurlijk niet – temeer daar Wouter van Dieren in zijn gezaghebbende proefschrift de intensieve begrazing tot schuldige aan de erosie verklaarde .47 Hij verzuimde echter zijn argumenten te staven . Er is nog een aspect dat aandacht verdient: indien er sprake zou zijn van overexploitatie en de noodzaak tot beperking van het aantal grazers, zou het voor de hand liggen dat er correspondentie plaatsvond tussen de eigenaar van de duinen, de gemeente en de buren . In de archieven is daarvan echter niets teruggevonden . Aan het begin van de twintigste eeuw nam Staatsbosbeheer het bezit van de onverdeelde duinen over van de gemeente . Dit in verband met de hoge kosten voor de kustbescherming . Ook toen was er zelden contact tussen de duineigenaar en de buren – in elk geval is dat niet teruggevonden . De buren speelden rond 1900 nog een belangrijke rol bij het beschermen van de duinrand en de paden tegen verstuiving . Zij gingen daar gewoon mee door, ook al kregen de duinen een andere eigenaar .

Teloorgang

De afschaffing van het oerol wordt dikwijls geweten aan de komst van Staats-bosbeheer naar Terschelling in 1909 . Reconstructie van de gebeurtenissen geeft daar echter geen argumenten voor . Aan het begin van de negentiende

Page 24: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 2 I n e k e n o o r d h o f f

eeuw maakte de rijksoverheid een einde aan collectieve of gelaagde bezits-constructies van land . Dit vanuit het idee dat eenduidig privébezit de enige weg naar economische vooruitgang was . De duinen in Holland werden in die tijd verkocht aan particulieren die de bodem begonnen te ontginnen en exploiteren . Op Terschelling gebeurde dat niet – mogelijk mede omdat de duinbegrazing zo hecht was verweven met het landbouwsysteem . Pas een eeuw later werden de duinen van het Waddeneiland via Staatsbosbeheer onder eenduidiger eigenaarschap gebracht . Dit was niet zozeer een priva-tisering maar eerder een nationalisering van het tot dan collectief gebruikte duingebied . 48

In de publieke opinie wordt dit gebeuren vaak gekoppeld aan de afschaffing van het oerol . Maar het verdwijnen van het oerol was vooral gerelateerd aan veranderingen die al veel eerder plaatsvonden . Aan het begin van de negentiende eeuw raakte het landbouwsysteem in disbalans, nadat het gemeenschappelijk gebruik van de polder buiten de wet werd geplaatst . De bevolking van het eiland raakte daarover diep verdeeld en er ontstond een conflict tussen Oost en West . De afschaffing van het gemeen-schappelijke landgebruik kreeg namelijk een welvaartsdimensie door de handel in mest en de toepassing van kunstmest .49 Bemiddelde eilanders (lees: de zeelieden van West) zagen kans om hun percelen te verbeteren met behulp van meststoffen van overzee (terpaarde en meeuwenmest of chili-salpeter) . Vervolgens voelden zij er niet voor andermans vee op hun land te laten grazen . Hun grassprieten waren immers veel sappiger dan die op de percelen van traditionele boeren . Zo kreeg de privatisering van het land de wind van de technologische vooruitgang in de rug . In dit belangenconflict ging het er hard aan toe . De voorstanders van het oerol maakten soms bij nacht alle hekken los, om zo hun onvrede over

Door mest konden boeren aanzienlijk meer opbrengst halen. Afbeelding van het

verschil in opbrengst (Cremer e.a., Samen op reis III, 34 (1907))

Links: "Hooiopbrengst van 't onbemeste land: 800 KG. per HA." Rechts: "Hooiopbrengst

van 't bemeste land: 2400 KG. per HA".

Page 25: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 3G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

officiële verboden kenbaar te maken . Het eilandbestuur kon dit schisma niet de baas . In een nooit verstuurde brief uit 1861 toont burgemeester A .B . Mentz zich zo wanhopig dat hij hulp vraagt aan de Staten van Holland: ‘Indien niet spoedig hulp van de vaste wal te verkrijgen is, zal ik moeten verzoeken om alhier een kanonneerboot of ander gewapend vaartuig te doen stationeren’, schreef hij.50

Met het ophouden van de gemeenschappelijke bewerking van het akkerland en de afscherming van de bouwlanden viel de basis onder de vrije beweiding weg . De belangen van de boeren, die eeuwenlang gelijk hadden gelopen, liepen nu niet meer parallel . Enkele relicten van het oude oerol bleven nog enige tijd bestaan, maar door de verharding van de wegen kregen welvarende eilanders last van het rondlopende vee . De groep die profijt had van het oerol werd steeds kleiner en de basis onder het systeem erodeerde . We zien hier de argumenten van Ostrom terug: hoe leven we samen en controleren we onze neiging tot egoïsme wanneer de belangen van de groepsdeelnemers uiteen gaan lopen? Op Terschelling lukte dat aan het begin van de twintigste eeuw niet meer . Dat de beeldvorming achteraf zo sterk is gericht op de komst van Staats-bosbeheer heeft mogelijk meer te maken met de bestuurszwakte op het eiland . Het was voor de gemeenteraad en de burgemeester niet gemakkelijk de eilanders tot goed gedrag te bewegen . Ondanks kraakheldere verboden bleven er boeren die hun veulens en schapen los lieten lopen . Het laat zich voorstellen dat met name op het oosteinde van het eiland weinig mensen ‘last’ hadden van dat vee en er daarom gemakkelijk een oogje dichtknepen . Voor de bestuurders werd die ongehoorzaamheid steeds bezwaarlijker,

Paraboolduin met de door de wind gevormde sikkelvorm bij Formerum (Dieren,

Organogene Dünenbildung)

Page 26: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 4 I n e k e n o o r d h o f f

maar tezelfdertijd reikte de arm der wet op het grotendeels autarkische eiland niet zo ver . Met de komst van Staatsbosbeheer kwam er een partij op het eiland die zich kon en durfde laten gelden . Het lijkt erop, dat de gemeentebestuurders deze gelegenheid te baat hebben genomen en zich enigszins verschanst hebben achter de sterke arm van deze rijksoverheids-instantie die de duinen kwam beheren . Uiteindelijk lukte het pas in 1942 om de autonome burgers van Terschelling tot gehoorzaamheid aan de wet te brengen . De Duitsers tolereerden tijdens de bezetting geen pottenkijkers in de duinen .

Conclusie

Doel van dit artikel was inzicht te krijgen in de wijze waarop exploitatie van de Terschellinger duinen het landschap mede vormgaf . Die vraag laat zich lastig beantwoorden, omdat natuurlijke ontwikkelingen en menselijk gebruik wederkerig op elkaar inwerken . Daarom is het onderwerp in dit artikel verengd tot de vraag hoe het (economische) gebruik van de duinen werd afgestemd op de draagkracht van het gebied . Dit sluit aan bij de universele vraag hoe roofbouw voorkomen kan worden . Die vraag is des te actueler omdat in de huidige tijd het gebruik van het duingebied exponen-tieel toeneemt . En omdat de noodzaak om deze exploitatie in te perken eveneens in belang toeneemt . Kennis over de voorwaarden waaronder dat kan, is dus nog steeds actueel . De vrije beweiding van de duinen heeft op Terschelling altijd plaats- gevonden in samenhang met het collectieve landbouwsysteem in de polders . We vonden een intensieve verwevenheid met de lokale samenleving: in feite werd het gebruik van de particuliere grond in de polder afgestemd op het gemeenschappelijk georganiseerde duin- en kweldergebruik . Daarbij speelden de buren een belangrijke rol . De vergaderingen van de buren vormden de arena waarin onderhandeld werd over de intensiteit van het duingebruik; daar werd bij toerbeurt iemand aangewezen om anderen te corrigeren en aan te sturen . In de negentiende eeuw veranderde die situatie totaal . Al voor de komst van Staatsbosbeheer naar Terschelling raakte het landbouwsysteem in disbalans, omdat het gemeenschappelijk gebruik van de polder buiten de wet werd geplaatst . Niet alleen de exploitatie van de polder maar ook die van de duinen raakte daarmee zijn verankering in de eilandeconomie en in de sociale structuur kwijt . Aan het slot van dit artikel leggen we de historische informatie over de wijze waarop de Terschellingers probeerden roofbouw te voorkomen naast de theorieën die door Ostrom en De Moor zijn ontwikkeld ten aanzien van collectieve hulpbronnen en overexploitatie daarvan . Ostrom acht de kans op succesvolle gemeenschappelijke exploitatie het grootst, als het gebruik van

Page 27: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 5G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

de bron goed in de lokale samenleving is verankerd, zowel in economisch als in sociaal en bestuurlijk opzicht . Op Terschelling vormden de buren – in de termen van Ostrom – een belangrijke factor om een duurzaam evenwicht tussen exploitatie en bescherming te bereiken en die te behouden . De buurschappen vormden een arena voor onderhandeling en conflictregu-lering; ze zorgden voor monitoring van het gebruik en sanctionering van overtreders . Ook de bestuurlijke inbedding van de lokale praktijk in insti-tuties lijkt op Terschelling goed geregeld te zijn; het reglement uit 1678 bood een passend kader voor het optreden van de buren tegen overtreders . Wanneer de informele structuren niet disciplinerend genoeg waren, konden de formele regels kennelijk te hulp geroepen worden . In de negentiende eeuw werd het belang van informele instituties door de groei van de staatsmacht ondergraven . In termen van Ostrom: de arena verloor haar institutionele inkadering . Zowel op het bestuurlijke als op het sociale vlak erodeerde de manier waarop het oerol in de samenleving verankerd was . Bij het Terschellinger oerol kunnen we eveneens de voorwaarden, drijvende krachten en motieven herkennen die De Moor in haar theorie onderscheidt . Op grond daarvan waren de eilanders – zoals we hebben gezien – lange tijd in staat om roofbouw te voorkomen . En wel tot het moment dat het landbouwsysteem ingrijpend veranderde . Uit onze studie naar de afschaffing van het oerol blijkt een sterke verwevenheid met het hele landbouwsysteem . Dat systeemveranderingen gevolgen kregen voor

Schema van de theorie van De Moor

Page 28: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 6 I n e k e n o o r d h o f f

het oerol ligt dus voor de hand . Het lukte de eilandbestuurders niet om de belangen van de rijke en arme boeren samen te brengen en ze durfden daarin evenmin te kiezen . Hier zien we dus in termen van Ostrom een dubbele crisis . Eerst werd de lokale verankering van het duingebruik in het landbouwsysteem ondergraven en in de turbulentie die daarop volgde, brokkelde de kracht van het eilandbestuur af . De duinen zijn tegenwoordig geen onderdeel meer van het landbouw-systeem . Daarvoor in de plaats kwam een andere economische werke-lijkheid, die van het toerisme . De eilandeconomie drijft nu op recreatie en daarvoor zijn de duinen van groot belang . Ondanks deze nieuwe econo-mische verwevenheid lijken de eilanders zich niet medeverantwoordelijk te voelen voor de instandhouding van het duingebied, zoals dat in de histo-rische tijd wel het geval was . Waarschijnlijk heeft dat mede te maken met de gebrekkige inbedding van Staatsbosbeheer in de lokale samenleving – los van bestaande sociale en bestuurlijke structuren . Op grond van de analyse van Ostrom zijn er scenario’s te bedenken waarin exploitatie en gemeen-schappelijk beheer wel degelijk met elkaar te verenigen zijn . Cruciaal daarvoor is recht te doen aan de economische waarde (de ontwikkeling van het toerisme) én aan de bescherming van de bron (natuurbeheer), waarbij beide weer in de lokale structuren worden verankerd . De theorieën van Ostrom en De Moor brengen zo een eigentijds concept naderbij waarin de gemeenschappelijke koestering én de exploitatie van Terschelling met elkaar te verenigen zijn .

d

Noten

1 Dit artikel is gebaseerd op mijn scriptie in het kader van de masteropleiding

Landschapshistorie: Noordhoff, ‘Grazen in stuivende duinen’ (Groningen 2012) .

2 Smit, Agrarisch-maritieme structuur, 154-57; vgl . Brouwer, Ameland, 8-13, 34-

51 . 3 Wiegersma, Terschelling, 26 . 4 Moor, ‘Avoiding tragedies’; Dez ., ‘The silent

revolution’ . 5 Ostrom, Drama of commons, 24 . 6 Oost, Dynamics Wadden Sea, 9 .

7 Vos en Baselmans, Atlas van het Holoceen; Van Loon-Steensma, Kweldervorming,

14 . 8 Bakker, Klijn en Zadelhoff, Duinvalleien, hoofdstuk ‘Geologie’ . Voor de

ontwikkeling van het kaartbeeld zie ook Donkersloot-de Vrij, Scellinge . 9 Mondelinge

informatie Arjen Kok, Waterbedrijf Vitens, 2012 . 10 Bakker, Klijn en Zadelhoff,

Duinvalleien . 11 Archief Staatsbosbeheer Terschelling, Beheerrichtlijnen voor het

groen in en rond de Terschellinger dorpsgebieden, SBB Terschelling, april 1981, 35 .

12 Van Dieren, Dünenbildung, 176; vgl . Bakker, Klijn en Zadelhoff, Duinvalleien,

hoofdstuk ‘Historische geologie’ . 13 Dat lukte in 1615 . Nationaal Archief, Heerlijkheid

Terschelling, 3 .19 .54, inv .nr . 6 D . Zie verder Smit, ‘Een rapport’ . 14 Van Dieren,

Page 29: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 7G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

Dünenbildung; Dez ., ‘Duinlandschap’ . 15 Van Eeden, Duinen van Kennemerland;

Holkema, Plantengroei . 16 Van Eeden, Onkruid, dl . 2, 238 . 17 Archief Staatsbosbeheer

Terschelling, Lange termijn plan voor de boswachterij Terschelling, 1972 . 18 Van

Dieren, ‘Maaidagen’ . 19 Baeyens en Duyve, Lezen in het duin, 45 . 20 Van der Wal, Als

iedereen terug is, 116 . 21 Zwaal, ‘Veen op Terschelling’ . 22 Schoorl, Convexe kustboog,

dl . 4, 732-734 . 23 De volgende alinea is gebaseerd op Telting, ‘Oude rechten’ . Hij maakt

voornamelijk gebruik van een bundel uit het (huidige) Nationaal Archief met opschrift

‘Stukken betreffende het eiland Terschelling 1405-1615’ . Zie Schabbing, Inventaris .

24 Van der Laan, Resoluties, 242 (f . 251-52, d .d . 13 augustus 1563); Gemeentearchief

Terschelling, Collectie Zwaal, boek 105 . 25 Zwaal, ‘Zestiende eeuw’, 16 . 26 De Boer,

Tussen Holland en Friesland, 33, 226 en 248 (bijlage 5) . 27 Smit, Agrarisch-maritieme

struktuur, 152, 158-78, 201, 204-205; Van de Klundert, ‘Boerenlandschap’, 35-39, 62

(bijlage A) . 28 Van der Wal, Als iedereen terug is, 74, 84-85; Peters-Stobbe, ‘Migratie’ .

29 Lautenbach, Eilandkonijn, 20; zie verder Van Dam, ‘Warande’; Dez ., ‘New habits’ .

30 Anoniem, ‘Konijnen stropen’ . 31 Gooszen, ‘Vogeltrek’ . 32 Gorter en Muiser,

Terschellinger polder . 33 Telting, ‘Oude rechten’, 585 . 34 Van Dieren, Dünenbildung,

169 . 35 Van Dieren, Dünenbildung, 176 . 36 Nationaal Archief, Archief heerlijkheid

Terschelling, 3 .10 .54, inv .nr . 18 (1562); Grafelijkheidsrekenkamer / Registers,

3 .01 .27 .01, inv .nr . 165, art . 8 (1618); hier naar Gemeentearchief Terschelling, Collectie

Zwaal, boek 101 . 37 Nationaal Archief, inv . nr . 1591 (1618); hier naar Collectie Zwaal,

boek 1 . 38 Smit, Agrarisch-maritieme struktuur, 165-66; Wichers, Gedenkboek, 4 . 39

Roggen, ‘Om Aest’, 49-50 . 40 Jo Smit stelt in Terschellinger Getij, 70, dat het om een

samenleving van ‘vrijen en gelijken’ zou gaan . Daaruit verklaart hij het ontbreken van

schriftelijke bronnen over de burenorganisaties . 41 Heringa, De buurschap en haar

marke . 42 Smit, Terschellinger getij, 72 . 43 Smit, Terschellinger getij, 202 . 44 Hardin,

‘Tragedy’, 1244 . 45 Gemeentearchief Terschelling, Plaatselijk Bestuur Terschelling

1612-1814, inv .nr . 6 . 46 Brouwer, Ameland, 36 . 47 Van Dieren, Dünenbildung . 48

Tweede Kamer, zitting 1909-1910, memorie van toelichting Staatsbegroting . Het was

de bedoeling op deze manier de productiviteit van de bodem te bevorderen . Zie verder

Hilgen en Slings, Boswachterij Terschelling . 49 Van de Klundert, ‘Boerenlandschap’,

40 . 50 Gemeentearchief Terschelling, Collectie Zwaal, map 527: Rond de afschaffing

van het zoogenaamde overal het recht van algemeen weiden, 1860-1861, concept 22

juni 1861 .

a

Bronnen en literatuur

Archivalia

Archief Staatsbosbeheer Terschelling .Gemeentearchief Terschelling: Plaatselijk Bestuur Terschelling 1612-1814; Waterschap

Page 30: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 8 I n e k e n o o r d h o f f

Terschellinger Polder en voorgangers, 1620-1940; Collectie Zwaal, z .j . (met transcripties van historisch onderzoek) .Nationaal Archief: Archief Staten van Holland na 1572, 3 .01 .04 .01; Grafelijkheids-rekenkamer / Registers, 3 .01 .27 .01; Heerlijkheid Terschelling, 3 .19 .34 .

Literatuur

Anoniem, ‘Konijnen stropen’, Schylge myn lântse N .R . 15 (1994) 200 .Boer, P .J . de, Tussen Holland en Friesland, het eiland Terschelling, voornamelijk in de 17e

eeuw (Terschelling 1980) .Baeyens, G . en J . Duyve, Lezen in het duin. Historie en landschap van de Amsterdamse

waterleidingduinen (Amsterdam 1991) .Bakker, T .W .M ., J .A . Klijn, F .J . van Zadelhoff e .a ., Basisrapport T.N.O. duinvalleien.

Onderzoeksprojekt Nederlandse duinvalleien: deelrapport Terschelling (met medewerking van C . ten Haaf) (Delft 1979) .

Brouwer, D .A ., Ameland. Een sociaal-geografische studie van een waddeneiland, diss . Utrecht (Amsterdam 1936) .

Dam, P .J .E .M . van, ‘De rol van de warande . Geschiedenis en inburgering van het konijn’, Tijdschrift voor ecologische geschiedenis 5 (2002) 59-84 .

Dam, P .J .E .M . van, ‘New habitats for the rabbit in Northern Europe, 1300-1600’, in: J . Howe, M . Wolfe (red .) Inventing medieval landscapes. Senses of place in Western Europe (Gainesville, Fla . 2002) 57-69 .

Dieren, J . van, ‘Maaidagen en overal voor 1800’, Schylge myn lântse N .R . 3 (1982) 238-40 .Dieren, J .W . van, ‘De ontwikkeling van het duinlandschap van Terschelling’, Tijdschrift

van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap 49 (1932) 553-571 en 679-703 .

Dieren, J .W . van, Organogene Dünenbildung. Eine geomorphologische Analyse der Dünenlandschaft der west-friesischen Insel Terschelling mit pflanzensoziologischen Methoden, diss . Amsterdam (Den Haag 1934) .

Donkersloot-de Vrij, M ., Scellinge. Vijf eeuwen kartografie van Terschelling, diss . Utrecht (Utrecht 2002) .

Eeden, F .W . van, De duinen en bosschen van Kennemerland. Bijdragen tot de kennis van het landschap en den plantengroei in een gedeelte der provincie Noord-Holland (Groningen 1968) .

Eeden, F .W . van, Onkruid. Botanische wandelingen (Haarlem 1886, repr . Haarlem 1974, 1986) .

Gooszen, A .J ., ‘Vogeltrek op Terschelling op Maandag 18 October 1909’, De levende natuur 14 (1909) 158-59 .

Gorter, R . en G . Muiser, Het waterschap ‘De Terschellinger polder’. Twee eeuwen strijd tegen het water (Midsland 1994) .

Hardin, G ., ‘The tragedy of commons’, Science 162 (1968) 1243-48 .Heringa, J ., De buurschap en haar marke (Assen 1982) . Hilgen, P .R . en Q .L . Slings, De boswachterij Terschelling. Historisch onderzoek naar het

duinbeheer (Wageningen 1981) .Holkema, F ., De plantengroei der Nederlandsche Noordzee-eilanden. Texel, Vlieland,

Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog en Rottum. Eene bijdrage tot de flora van

Page 31: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

8 9G r a z e n i n s t u i v e n d e d u i n e n

Nederland, diss . Groningen (Amsterdam 1870, repr . Schiedam 1976) .Klundert, B . van de, ‘Boerenlandschap van Terschelling . De ruimtelijke opbouw en

historische ontwikkeling van de Terschellingerpolder en haar landbouw tussen 1800 en 1950’, masterscriptie landschapsgeschiedenis (Groningen 2013) .

Knop, G ., Schylgeralân. Een beschrijving van land en volk van het eiland Terschelling (Leiden 1946, herdruk 1969) .

Laan, P .H .J . van der (ed .), Resoluties van de vroedschap van Amsterdam 1551-1565 (Hilversum 2008) .

Lautenbach, P ., Het eilandkonijn (Assen 2001) .Loon-Steenstra, J .M ., Kweldervorming langs de Terschellinger Waddendijk. Een

verkenning naar kansen, beperkingen en vragen rond kweldervorming langs de Waddendijk e.o. van Terschelling (Wageningen 2011) .

Martin, L ., ‘Heterogenity, linkage and commons problems’, in: R . Keohane (red .), Local commons and global environmental interdependence. Tragedy of the commons or opportunity for institutions? (San Domenico, Fl . 1995) 71-92 .

Moor, T ., De, ‘The silent revolution . A new perspective on the emergence of commons, guilds, and other forms of corporate collective action in Western Europe’, International Review of Social History 53 (2008) Supplement, 179-212 .

Moor, T ., De, ‘Avoiding tragedies . A Flemish common and its commoners under the pressure of social and economic change during the eighteenth century’, Economic History Review 62 (2009) 1-22 .

Moor, T ., De, ‘“In tempore non suspect” . Understanding the historical roots of Europe’s commons dilemmas’, The Commons Digest 12 (Winter 2012) 3 .

Noordhoff, I ., ‘Grazen in stuivende duinen . De relatie tussen het historisch gebruik en verstuiving van de Terschellinger duinen met speciale aandacht voor het oerol (1500-heden)’, masterscriptie (Groningen 2013, online beschikbaar) .

Ostrom, E ., Governing the commons. The evolution of institutions for collective action (Cambridge 1990) .

Ostrom, E ., et al . (red .), The drama of the commons (Washington DC 2002) .Oost, A .P ., Dynamics and sedimentary development of the Dutch Wadden Sea with

emphasis on the Frisian inlet, diss . (Utrecht 1995) .Peters-Stobbe, N ., ‘Migratie op Terschelling aan het einde van de 19e en in het begin

van de 20e eeuw’, in: J .N .H . Elerie, M .A .W . Gerding en A .C . van Oorschot (red .) Noorderlicht. Berichten uit het verleden van Noord-Nederland (Groningen 1988) 225-41 .

Roggen, C ., ‘Schyljelôn . Dêgeliks leven “om Aast” ca . 1800-ca . 1900’, It Beaken 37 (1975) 1-85 .

Schabbing, C .F ., Inventaris van het archief van de heerlijkheid Terschelling, 1322-1615 (Den Haag 1976) .

Schoorl, H ., Texel, Vlieland, Terschelling. Bijdragen tot de kennis van het westelijk Waddengebied en de eilanden Texel, Vlieland en Terschelling, dl . 4: De convexe kustboog en het eiland Terschelling (Schagen 2000) .

Smit, G ., De agrarisch-maritieme struktuur van Terschelling omstreeks het midden van de 19e eeuw (Groningen 1971) .

Smit, J ., ‘Fryske plaknammen’, It Heitelân 36 (1958) 240-41 .Smit, J, ‘Een rapport over het eiland ter Schelling anno 1611’, Schylge myn lântse 2 (1962)

Page 32: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

9 0 I n e k e n o o r d h o f f

afl . 3, 2-10 .Smit, J ., Terschellinger getij (Haren 1972) .Telting, A ., ‘Oude rechten van het eiland Terschelling’, Verslagen en meededelingen.

Vereeniging tot Uitgave der Bronnen van het Oude Vaderlandsche Recht 4 (1903) afl . 6, 574-94 en 4 (1905) afl . 2, 95-118 .

Vos, P . en J .G .A . Bazelmans, Atlas van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd tot nu (Amsterdam 2011) .

Wichers, P .J ., Gedenkboek voor Terschelling (Terschelling 1892) . Wiegersma, M ., Terschelling. Ontstaan en ontwikkeling (West-Terschelling 1987,

Rinkelbollen 1987, nr . 2-3) .Zwaal, A .J ., ‘Veen op Terschelling’, Schylge myn lântse N .R . 13 (1992) 110-16 .Zwaal, A .J ., ‘Terschelling in de zestiende eeuw, een tijdsbeeld van het eiland’, in:

L . Hacquebord en P . van Leunen (red .), 400 jaar Willem Barentsz (Harlingen 1996)

16-20 .

U

Page 33: De Vrije Fries 2015 · De Vlaamse historica Tine De Moor ontwikkelde een driedimensionale benadering, waarin ze de natuurlijke hulpbron verbond aan de instituties en bezitsrelaties

Topografische Militaire Kaart uit 1850 (Tresoar) (bij artikel Ineke Noordhoff)