DE TDI-REGISTRATIE IN BELGIË - Sciensano · België werd uitgevoerd bleek dat 5% van de bevolking...
Transcript of DE TDI-REGISTRATIE IN BELGIË - Sciensano · België werd uitgevoerd bleek dat 5% van de bevolking...
DIENST ENQUÊTES, LEEFSTIJL EN CHRONISCHE ZIEKTEN
DE TDI-REGISTRATIE IN BELGIËJaarlijks rapport, registratiejaar 2015
De TDI-registratie in België
Jaarlijks rapport, registratiejaar 2015
Enquêtes, leefstijl en chronische ziekten | December 2016 | Brussel, België
De opdrachtgevers van het Belgisch register van de Treatment Demand Indicator
• Voor de Federale Staat : Maggie De Block, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
• Voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest : Jo Vandeurzen, Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
• Voor het Waals Gewest : Maxime Prévot, Minister van Openbare Werken, Gezondheid, Sociale Actie en Patrimonium
• Vo o r d e G em e ens chap p e l i jke G em e ens chaps co mmiss ie v an Brussel-Hoofdstad : Guy Vanhengel, Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, belast met Gezondheidsbeleid
• Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad : Didier Gosuin, Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, het Openbaar Ambt, de Financiën, de Begroting, het Patrimonium en de Externe Betrekkingen
• Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad : Cécile Jodogne, Lid van het College van de Franse Gemeenschapcommissie, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid
• Voor de Duitstalige Gemeenschap : Antonios Antoniadis, Minister van Gezin, Gezondheid en Sociale Zaken
Het belgisch register van de Treatment Demand Indicator wordt beheerd door de Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance (WIV-ISP).
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid
Operationele Directie Volksgezondheid en surveillance
J. Wytsmanstraat 14
B-1050 Brussel
www.wiv-isp.be / drugs.wiv-isp.be
Depotnummer: D/2016/2505/57
Intern referentienummer: PHS Report 2016-047
ISSNnummer: 2507-1181
Auteur
Jérôme Antoine, WIV-ISP
In samenwerking met
De Donder Else, VAD
Deloyer Jocelyn, Centre Neuropsychiatrique Saint-Martin
Hogge Michaël, Eurotox
Huard Katia, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Mallebay-Vacqueur Pierre, PFCSM-OPGG
Plettinckx Els, WIV-ISP
Verstuyf Geert, VAD
Gremeaux Lies, WIV-ISP (Ed.)
Met de goedkeuring van het Coordinatie Comite TDI (CocoTDI)
Contact :
Jérôme Antoine
Tel: 02 642 57 61
E-mail: [email protected]
6
Inho
udst
afel
INHOUDSTAFEL
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7
Achtergrondinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Materialen en methodes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Resultaten en analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Thema 1 : Beschrijving van de registratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Thema 2 : Beschrijving van patiënten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Thema 3 : Sociale situatie van patiënten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Thema 4 : Kenmerken van de behandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
Thema 5 : Beschrijving van de middelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Thema 6 : Risicogedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .124
Thema 7 : Behandelingstrajecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134
Thema 8 : Kwaliteit van de gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
Conclusies en perspectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .147
Bibliografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150
Bijlage 1 : TDI Formulier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .153
Bijlage 2 : Upstream kwaliteitscontroles . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .157
Bijlage 3 : Opbouw van de indicatoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .159
8
Inle
idin
g
INLEIDING
TDI (Treatment Demand Indicator) is een indicator geuniformiseerd op Europees niveau teneinde op Europese schaal over gestandaardiseerde cijfers over aanvragen voor de behandeling van een middelen gebonden problematiek te beschikken. In België is de TDI sinds 2011 op nationaal niveau gestandaardiseerd en uitgebreid.
Deze indicator levert unieke gegevens over de patiënten die zich aanmelden met een verslavingsproblematiek. Informatie over het behandelingsprofiel, socio-de-mografische status, behandelingskenmerken en gebruikswijze worden binnen een groot aantal centra (ambulant of residentieel, gespecialiseerd of niet, medisch of niet) telkens verzameld bij aanvang van de behandeling van een middelen gebon-den (alcohol of illegale substanties) problematiek.
Deze indicator werd eerst geregistreerd binnen de gespecialiseerde geconven-tioneerde centra. De indicator werd al snel uitgebreid naar andere instellingen en door de jaren heen ook geregistreerd in andere zorgstructuren.
Tussen 2011 en 2014 was de indicator het voorwerp van een rapport dat uitsluitend werd gebaseerd op de gegevens die verzameld werden door de RIZIV geconven-tioneerde centra. Vanaf de verzameling van de gegevens van 2015 is beslist dat de gegevens voor alle centra zullen worden opgenomen in een jaarlijks nationaal rapport. Dit document stelt ons in staat een nationaal overzicht te geven over de problematiek binnen de verslavingszorg.
Een bijkomend doel is om ook een duidelijk overzicht te krijgen over de situatie binnen subgroepen van patiënten die zich onderscheiden door, bijvoorbeeld, de regio waar ze worden behandeld, het type instelling die de behandeling aanbiedt of ook de voornaamste substantie die tot die behandeling heeft geleid. Met dit rapport wordt gepoogd de gegevens op een zo volledige en objectieve manier te presente-ren. Een maximum aan gedetailleerde gegevens zal ter beschikking worden gesteld zodat iedereen de mogelijkheid heeft om de meer specifieke informatie die men zoekt terug te vinden.
In het eerste luik van het rapport wordt de context van de registratie van deze indica-tor beschreven. Vervolgens worden de methode en de analyses in detail besproken zodat de lezer een correct begrip krijgt van de gepresenteerde resultaten. De gegevens worden in een derde luik verder ontleed aan de hand van indicatoren ondergebracht in 8 grote analysethema’s. Tenslotte worden de belangrijkste resul-taten samengevat in een discussiegedeelte.
9
Acht
ergr
ondi
nfor
mat
ie
ACHTERGRONDINFORMATIE
Het huidige drugsbeleid en de actieplannen hebben behoefte aan degelijke en uitvoerige bewijzen van wat de voornaamste actuele problemen in de drugsthema-tiek zijn en hoe we mogelijk kunnen ingrijpen. Om een beter inzicht te verwerven in de verschillende aspecten van het drugsfenomeen en de impact van de maatrege-len in dit verband, zijn de uitwisseling van informatie, de verzameling van gegevens en het monitoren van de drugssituatie op nationaal en Europees niveau erg belan-grijk (Council of the European Union, 2013; EMCDDA, 2015; European Union, 2012).
Stoornissen gerelateerd aan het gebruik van illegale middelen heeft bij het grote publiek een lage prevalentie. Uit de laatste Gezondheidsenquête die in 2013 in België werd uitgevoerd bleek dat 5% van de bevolking (15-64 jaar) in het afgelopen jaar cannabis had gebruikt op het moment van de bevraging en 0,8% van de bevolk-ing vermeldde andere illegale middelen (Gisle et al., 2015). Voor alcoholgebruik is de prevalentie echter veel hoger. Uit de Gezondheidsenquête bleek dat 10,5% van de populatie problematisch alcoholgebruik vertoont (Gisle et al., 2015). Dergelijke vaststellingen bij het grote publiek zijn om methodologische redenen vaak moeilijk te verwerken: veelal wordt de representativiteit van de steekproef niet gehaald en stoornissen gerelateerd aan middelengebruik zijn moeilijk vast te stellen op basis van een vragenlijst die de respondenten zelf invullen. Daarom zijn de gegevens die worden verzameld aan de hand van het contact van mensen met stoornissen gerelateerd aan middelengebruik met gezondheidswerkers een belangrijke bron van informatie voor drugsepidemiologie en vraagreductie (Simon et al., 2000).
Naast de prevalentie, moet ook de sociale kost van verslavende middelen in overweging worden genomen. Een recente studie, SOCOST, maakte een inschat-ting van deze kosten voor het jaar 2012 op basis van drie elementen, namelijk de directe kosten (middelen gebruikt om de gevolgen van middelengebruik alsook de medische aandoeningen, ongevallen of de directe effecten daarop te beheren), de indirecte kosten (verlies van productiviteit omwille van een ziekte of overlijden of opsluiting) en de immateriële kosten (kosten gerelateerd aan het niet-financiële welzijn die gedragen worden door de individuen. Dit zijn zaken zoals pijn, het lijden alsook het verlies van kwaliteit van leven uitgedrukt in verloren jaren in goede gezondheid). Hoewel het gaat om inschattingen die voorzichtig dienen te worden geïnterpreteerd, schat men de directe en indirecte kosten voor alcohol toch op 2,1 miljard en voor illegale middelen op 726 miljoen euro. Alcohol is verantwoordelijk voor een verlies van 175.000 levensjaren in goede gezondheid en illegale middelen zijn verantwoordelijk voor een verlies van 36.000 levensjaren in goede gezondheid (Vander Laenen et al., 2016).
Het Europese protocol
De Treatment Demand Indicator (TDI) is een epidemiologische indicator die op gestandaardiseerde wijze, en in opdracht van het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA), wordt verzameld in de Europese Unie. Door deze indicator te gebruiken, kunnen inzichten worden verworven in de kenmerken, het risicogedrag en de patronen van drugsgebruik van mensen die in behande-ling zijn gegaan voor hun drugsgebruik. Dit zorgt ook voor een ondersteuning in de opvolging van trends in de omvang en patronen van drugsgebruik, idealiter in combinatie met andere drugsindicatoren (Simon et al., 2000).
10
Acht
ergr
ondi
nfor
mat
ie
Een gemeenschappelijk protocol voor de gegevensverzameling over mensen die in behandeling gaan voor drugsgebruik, werd voor het eerst opgesteld door de Pompidou Group (PG), die enkele studies op stadsniveau coördineerde (in Dublin en London in 1991) en een ontwikkelingsproject in 11 steden (EMCDDA, 2012). Het PG-protocol werd in 1994 gepubliceerd (Hartnoll, 1994) en werd voor het eerst op stadsniveau en vervolgens op landelijk niveau geïmplementeerd. In 1994 werd het EMCDDA opgericht en nam het de verantwoordelijkheid op zich voor de verderzet-ting van de verzameling van Europese gegevens in verband met behandeling-saanvragen. Het ‘Treatment demand indicator 2.0-protocol’ (Simon et al., 1999) werd gepubliceerd, gebaseerd op een herziene versie van het eerste PG-protocol. Het werd voorafgegaan door een haalbaarheidsstudie van de methodologie en de gegevensverzameling (Origer, 1996) alsook door een evaluatie van de natio-nale ervaringen met datarapportering op basis van de TDI (Simon and Pfeiffer, 1999). Sinds 2000 heeft het EMCDDA de datarapportering van de lidstaten van de Europese Unie geïmplementeerd en met de lidstaten formele afspraken gemaakt om de gegevensverzameling en -rapportering van nationaal naar Europees niveau te stimuleren en te faciliteren.
Tien jaar lang werden gegevens op Europees niveau verzameld volgens dit protocol. Tijdens deze periode ontwikkelden zich veel veranderingen zowel in het drugsge-bruik als in de behandelingen en in de nationale en internationale informatiesys-temen. Opdat de TDI beter deze veranderingen zou weerspiegelen, was opnieuw een aanpassing nodig van het protocol en dus werd in 2013 een derde versie van het protocol ingevoerd (EMCDDA, 2012). Tegenwoordig verzamelt de indicator de gegevens in 30 landen (28 lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen en Turkije) en levert deze informatie over bijna 400.000 patiënten in de Europese Unie (EMCDDA, 2015).
Het Belgische protocol
Door organisatorische problemen begon in België de standaardisatie van de TDI-gegevensverzameling pas in 2011, toen alle ministers die bevoegd waren voor gezondheid het besluit namen om een gecoördineerd registratie van behandeling-saanvragen op punt te stellen Interministeriële Conferentie Volksgezondheid,2006. Voordien waren er reeds verschillende initiatieven om op verschillende niveaus (regio, stad, groep van centra, enz.) informatie te verzamelen over de behande-lingsaanvragen voor drugsproblemen (Stévenot et al., 2016; Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel-Hoofdstad, 2010; Raes and Lombaert, 2004; Van Deun, 2009). Deze registratievormen waren echter té uiteenlopend vanuit methodo-logisch oogpunt om een coherent nationaal beeld van het fenomeen te verschaffen. Daarom werd geopteerd om een specifiek nationaal protocol te werken op basis van het Europese protocol versie 2 (Antoine et al., 2016).
In het nationale protocol werd het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP) aangesteld als coördinator van de registratie. Het WIV-ISP werd gevraagd om flexibele, beveiligde technische middelen te ontwikkelen om de gegevensregis-tratie mogelijk te maken met het oog op de nationale privacywetgeving (Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid, 2010; Sectoraal comité van het Rijksregister 2011; Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid, 2012). Sinds het registratiejaar 2015 werd dit protocol geüpdatet met
11
Acht
ergr
ondi
nfor
mat
ie
de noodzakelijke wijzigingen die het gebruik van het derde Europese protocol met zich meebrengt (Interministeriële Conferentie Volksgezondheid, 2013); (Antoine et al., 2016).
Sinds het begin van de registratie nemen alle revalidatie centra met een RIZIV conventie (MSOC’s, dagcentra, residentiële opvangcentra, therapeutische gemeenschappen) deel aan het project (Antoine et al., 2014; Antoine et al., 2014; Antoine et al., 2015; Antoine and van Bussel, 2013). Het aantal deelnemende zieken-huizen is geleidelijk aan verhoogd dankzij diverse proefprojecten op vrijwillige basis georganiseerd door de FOD Volksgezondheid (tussen 2011 en 2014). Daarnaast verhoogde de participatiegraad van de ziekenhuizen ook door het verplichte karak-ter van de registratie voor de ziekenhuizen vanaf 2015. De centra voor geestelijke gezondheidszorg zijn sinds 2013 verplicht de TDI te registreren. In Wallonië zijn echter enkel de centra voor geestelijke gezondheidszorg met een specifieke inter-ventie rond verslaving uitgenodigd om deel te nemen aan de registratie. Bovendien is in Brussel geen enkel centrum voor geestelijke gezondheidszorg (afgezien van het centrum gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap) verplicht deel te nemen aan TDI. In Wallonië en Brussel zijn de gespecialiseerde verslavingscentra verplicht aan de registratie deel te nemen wanneer de aangetroffen klinische situatie overeen-komt met de inclusiecriteria van het protocol dat opgenomen werd in het kader van de overeenkomst met het Waalse gewest of de Cocof.
12
Mat
eria
len
en m
etho
des
MATERIALEN EN METHODES
Teneinde de gegevensverzameling te standaardiseren, is een duidelijke definitie van de geïncludeerde casussen en alle gebruikte termen noodzakelijk om verwarring bij interpretaties te vermijden..
Wat moet geregistreerd worden?
De Belgische TDI-registratie verzamelt informatie over elke behandelingsperiode door een persoon begonnen in een behandelingscentrum voor zijn of haar gebruik van alcohol of illegale drugs.
Definities van belang voor de registratie
• Patiënt :
Alle patiënten, zonder enige beperking op basis van leeftijd of nationaliteit. De enige voorwaarde is dat de patiënt een face-to-face contact moet hebben met het behandelingscentrum voor zijn of haar middelengebruik.
Personen die telefonisch, per brief of via het internet in contact zijn, of contacten die worden gelegd door familieleden van de patiënt, worden niet opgenomen in de registratie. Bovendien moet iedere patiënt om privacyredenen worden ingelicht over de registratie. In het bijzonder moet een vermelding worden gemaakt van het bestaan en de doelstellingen van het register, de coördinaten van de persoon die verantwoordelijk is voor de gegevens, de bestem-ming van de gegevens, het recht op toegang tot de eigen gegevens en het recht om die te corrigeren. Een patiënt kan schriftelijk weige-ren deel te nemen aan deze registratie. Op dit ogenblik bestaat er geen systeem dat een systematische evaluatie toelaat van het aantal patiënten die de registratie weigeren. Deze informatie is echter aangevraagd voor de registraties van 2015 door opnieuw contact op te nemen met de centra.
• Behandelingscentra zijn:
Instellingen of artsen die een behandeling bieden voor drugs- of alcoholverslaving. Deze centra bieden ambulante diensten of diensten met ziekenhuisverblijf aan, hetzij gespecialiseerd in versla-vingsbehandeling, hetzij opgenomen in grotere instellingen die zich naar verschillende doelgroepen richten. Dit soort verzorging wordt soms erkend binnen een conventie met de overheid, zoals het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Voor dit rapport, werden de behandelingscentra in 3 types opgedeeld: i) de revalidatie centra bevatten centra die specifiek een versla vingsbehandeling aanbieden (MSOC, dagcentrum, raadpleging,
13
Mat
eria
len
en m
etho
des
crisiscentrum, therapeutische gemeenschap), ii) de centra voor geestelijke gezondheidszorg inclusief deze met een specifiek versla-vingsteam, iii) alle types ziekenhuizen (inclusief die met een eenheid verslavingszorg).
Worden niet beschouwd als behandelingscentra: Niet-professionele zelfhulpgroepen en centra die enkel aanbod hebben van schade-beperkende activiteiten, sociale re-integratie, preventiediensten of welzijnszorg.
• Een behandelingsprogramma is een behandelingtype dat door een patiënt gevolgd wordt en overeenstemt met één van volgende categorieën:
Ambulant - MSOC: De Medisch Sociale Opvangcentra (MSOC’s) zijn MSOCe zorgvoorzieningen. Een MSOC biedt snel en op maat doeltref-fende begeleiding aan druggebruikers die door andere voorzienin-gen niet of onvoldoende bereikt worden. De doelgroep bestaat hoofdzakelijk uit problematische gebruikers van illegale drugs. Vanuit het harm-reductionmodel (risicobeperking) tracht men de sociale, psychologische en gezondheidsrisico’s door druggebruik bij hun cliënten te verminderen. Verschillende strategieën maken deel uit van het aanbod: substitutiebehandeling (o.a. methadon), medische zorg en psychosociale begeleiding. Er wordt een individueel revali-datieprogramma opgezet dat zowel individuele begeleiding als groepsactiviteiten kan omvatten. Het MSOC vormt een basis waaraan andere werkvormen worden gekoppeld, zoals spuitenruil, zorg voor druggebruikende ouders en hun kinderen, straathoekwerk, sociale activering (vrije tijdsaanbod, vrijwilligerswerk…), specifiek aanbod voor subgroepen (vrouwen, jongeren…), e.a.
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum: De ambulante werking via dagcentra beoogt aan verslaafden en hun naaste omgeving een ambulante, laagdrempelige en intensieve behandeling aan te bieden. Ze hebben als doel de toestand van de patiënten op medisch, psychisch en sociaal vlak te verbeteren en een verandering van hun levenswijze te bewerkstelligen, teneinde op termijn – indien mogelijk – deze patiënten te ontwennen en weer in te schakelen in de maatschappij en in het beroepsleven. De uiteindelijke doelstelling is een volledige ontwenning, maar in vele gevallen zal deze doelstel-ling bijgestuurd worden tot het verminderen van het druggebruik. De dienstverlening binnen de ambulante werking bestaat uit een gestructureerd individueel revalidatieprogramma dat afgestemd is op de noden van de patiënt. Het zorgaanbod bestaat uit individuele begeleiding op medisch, psychisch en sociaal vlak; gezinsbegelei-ding en revalidatie-activiteiten in groepsverband. Eventueel kan ook substitutiebehandeling aangeboden worden.
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging: Een gespecialiseerde raadplegingen bieden vooral individuele zorg aan en kunnen op deze manier beter voldoen aan de specifieke noden en de motivatie van elke patiënt. Deze programma’s hebben als doel de medische, psycho-logische en sociale gezondheid van de patiënt te verbeteren. Het
14
Mat
eria
len
en m
etho
des
behouden van contact met de persoon kan een bijkomende doels-telling zijn. Deze begeleiding is toegankelijk voor een heterogene populatie van zowel nieuwe gebruikers alsook personen met een lange geschiedenis inzake middelengebruik. De frequentie van de contacten is afhankelijk van de persoonlijke situatie van elke patiënt. Substitutiebehandeling maakt integraal deel uit van het zorgaanbod. Groepstherapieën kunnen eveneens georganiseerd worden.
Residentieel - Crisis eenheid: Een crisisinterventiecentrum stelt zich laagdrempelige op met als doel op korte termijn de crisissitua-tie van de patiënt te stabiliseren door middel van een intensieve begeleiding. Het centrum heeft als taak de lichamelijke ontwenning te bevorderen en de patiënt te begeleiden naar het best passende behandelingsprogramma.
Residentieel - Behandelingsprogramma / Therapeutische gemeenschap (TG): De therapeutische gemeenschappen bieden een langdurig residentieel therapeutisch programma aan. Hiebij leven de bewoners gedurende een bepaalde tijd (12 maanden tot meer) samen in een gestructureerde leefgroep en – onder supervisie van de hulpverleners – staan ze zelf in voor de organisatie van het gemeenschapsleven. Er wordt veel belang gehecht aan veiligheid, orde, structuur en duidelijke waarden en normen. Deze behande-ling beoogt een fundamentele verandering in de levenswijze van de illegale druggebruikers, zodat deze zich op een drugvrije wijze in de maatschappij kan integreren. Hierbij is er bijzondere aandacht voor ouders, partner of kinderen van de opgenomen patiënt.
Centra geestelijke gezondheidszorg (CGG): Een CGG biedt hulpverle-ning aan mensen met psychische problemen. In essentie kan men in een CGG terecht voor sociaal-psychiatrisch en psychotherapeutische begeleiding. De mate van specialisatie in de begeleiding en behande-ling van problematisch middelengebruik verschilt onderling tussen de verschillende CGG’s. De meeste centra zijn niet gespecialiseerd. Niettemin leggen enkele centra zich al vele jaren volledig of gedeel-telijk toe op de problematiek van alcohol, medicatie, illegale drugs en of gokken. Verschillende CGG hebben hiernaast een aanbod van vroeginterventie, gericht op jonge, beginnende gebruikers. Totale abstinentie of het verminderen van gebruik is het einddoel. Er kunnen zowel individuele als relatie-, gezins- en groepstherapieën worden verstrekt, evenals medisch-psychiatrische begeleiding.
Algemeen Ziekenhuis: In psychiatrische afdeling van algemene ziekenhuizen (PAAZ) worden mensen met diverse psychiatrische problemen opgenomen waaronder ook problematisch middelen-gebruik. Doorverwijzingen gebeuren meestal vanuit de spoeddienst van het eigen ziekenhuis, via huisartsen of door andere hulpverleners. Een opname op een PAAZ is meestal kortdurend en beperkt zich vaak tot de volgende zorgfuncties: crisisopvang, detoxificatie, observatie en diagnosestelling, de behandeling van acute psychiatrische compli-caties ten gevolge van middelengebruik en motiveren tot verdere behandeling. De lichamelijke gevolgen van middelengebruik krijgen
15
Mat
eria
len
en m
etho
des
hier extra aandacht. Middelengebruik is niet toegestaan tijdens de opname. Naast de psychiatrische afdeling van algemene zieken-huizen voorzien Eenheden voor Psychiatrische Spoed Interventie (EPSI) kortdurende crisisopvang voor personen met problematisch middelengebruik. Deze EPSI’s versterken spoedinterventiediensten voor deze problematiek. Patiënten krijgen er een intensieve behan-deling van maximum 5 dagen, met als belangrijkste doelstelling de patiënt te stabiliseren. Na overleg met de cliënt geeft de case manager ondersteuning bij een doorverwijzing naar een ambulante of residen-tiële dienst en volgt hij of zij het hulpverleningsproces verder op.
Psychiatrisch Ziekenhuis: De meeste psychiatrische ziekenhuizen hebben een specifieke afdeling voor de behandeling van proble-matisch middelengebruik. Vanuit hun traditie hebben ze het meest ervaring met alcohol- en medicatiegebruik, maar de laatste jaren doet men in toenemende mate expertise op in de behandeling van illegale druggebruikers. Binnen een globaal medisch-psychiatrisch denkkader en een geïndividualiseerde benadering biedt men een globaal pakket van zorgfuncties aan zoals crisisopvang, screening, detoxificatie, behandeling, maatschappelijke integratie en nazorg. Uiteraard is deze werksetting goed geplaatst om uitgebreid te werken aan een eventueel onderliggende psychopathologie. Meestal wordt er gestreefd naar volledige abstinentie en is dit ook een voorwaarde tijdens de behandeling. Dagbehandelingen zijn meestal georiënteerd op terugvalpreventie en psychosociale begeleiding. Er wordt veel aandacht besteed aan de sociale en maatschappelijke omkade-ring van de patiënt. Een intensieve ondersteuning en behandeling kan eveneens aangeboden worden aan de patiënt in het kader van nazorg.
Een behandeling wordt gedefinieerd als
Elke activiteit die direct gericht is op een persoon met een probleem van middelengebruik teneinde deze problemen te verminderen of te elimineren. Mogelijke activiteiten zijn o.a. detoxificatie of absti-nentie, substitutiebehandeling, farmacotherapie, langetermijn alcohol- of drugsprogramma’s, psychotherapie, counseling, gestruc-tureerde behandeling met een sterke sociale component, behande-ling met medische assistentie, niet-medische interventies, specifieke behandeling in de gevangenis of interventies gericht op de vermin-dering van drugsgerelateerde schade indien ze zijn opgenomen in een gepland programma. Anders dan in het Europese proto-col wordt ook alcohol in het Belgische protocol als een mogelijke «voornaamste substantie» opgenomen.
Worden niet als een behandeling beschouwd: Behandeling van de gevolgen van middelengebruik waarbij het gebruik van alcohol of drugs niet de hoofdreden is waarom hulp wordt gezocht, alsook sporadische interventies die niet zijn opgenomen in een gepland programma.
16
Mat
eria
len
en m
etho
des
• De drugstypes die in rekening worden gebracht zijn:
a) de categorie van opiaten waaronder heroïne, (het misbruik van) methadon, buprenorfine, fentanyl of andere opiaten
b) de categorie van cocaïne waaronder poedercocaïne, crack-co-caïne of andere soort cocaïne
c) de categorie van stimulantia andere dan cocaïne waaronder amfetamines, methamfetamines, MDMA of derivaten, mefedrone of andere stimulerende middelen
d) de categorie van hypnotica en sedativa waaronder misbruik van barbituraten en benzodiazepines, GHB/GBL of andere hypnotica en sedativa
e) de categorie van hallucinogenen waaronder LSD, ketamine of andere hallucinogenen
f) vluchtige snuifmiddelen
g) de categorie van cannabis waaronder marihuana (plant), hasj (hars) of andere cannabis (bv. hash olie)
h) alcohol
i) andere middelen hierboven niet opgenomen.
Tabak en het gebruik van middelen voor een medische behande-ling of voor andere somatische of psychiatrische redenen zijn niet opgenomen in de registratie. Andere verslavingen dan aan midde-len, zoals gamen of internetverslaving, maken ook geen deel uit van deze registratie.
• Een behandelingsepisode wordt gedefinieerd als
De periode tussen de start van de behandeling en het einde van de activiteiten in de context van het voorgeschreven programma. De start is het eerste face-to-face contact tussen de zorgverstrekker en de patiënt. Het einde van de behandelingsepisode wordt anders gedefinieerd voor ambulante dan voor residentiële patiënten. Het einde van de episode doet zich bij ambulante patiënten voor wanneer die langer dan 6 maanden niet meer naar de behandeling komen. Bij residentiële patiënten is het einde van de behandeling het moment dat de patiënt het centrum verlaat en er geen verdere opname meer is voorzien. De registratie van nieuwe behandelingse-pisodes loopt voort over de registratiejaren heen, wat betekent dat een ambulante patiënt die regelmatig een centrum bezoekt zonder een onderbreking van 6 maanden, slecht één
17
Mat
eria
len
en m
etho
des
De TDI-vragenlijst
• Er bestaan 2 versies van de Belgische TDI-vragenlijst: een ‘versie 2’ die werd gebruikt vanaf 2011 tot 2014 en een ‘versie 3’ die gebruikt wordt vanaf 2015. De vragen zijn enigszins verschillend tussen deze twee versies.
• De vragenlijst werd onder andere aangepast met enkele specifieke vragen voor bepaalde behandelcentra. Er bestaan 4 types vragenlijsten: de basis vragenlijst, de RIZIV vragenlijst (voor de centra met een revalidatieconven-tie van het RIZIV), de vragenlijst voor de ziekenhuizen (voor alle Belgische ziekenhuizen) en de vragenlijst voor het Waalse gewest (voor de centra met een erkenning van het Waalse gewest). Deze 4 vragenlijsten vertrekken van de basis vragenlijst waaraan enkele aanvullende vragen werden toegevoegd. Enkel de variabelen van de basis vragenlijst worden in de volgende delen bestudeerd.
• De vragen gaan over de identificatie van het centrum, de identificatie van de patiënt, de beschrijving van de sociaal-demografische en economische status van de patiënt, de kenmerken van de behandeling en het patroon van mid-delengebruik. De code van de hieronder gebruikte variabele verwijst naar de basis TDI-vragenlijst versie 3.0 beschikbaar in bijlage 1.
• De identificatie van het centrum gebeurt op het niveau van het centrum zelf en op het niveau van een eenheid of programma of satelliet binnen het centrum (CI2). Het type behandelingseenheid of programma en zijn geogra-fische ligging maakt het mogelijk om de geleverde behandeling te karakteri-seren en de geografische gebieden te onderscheiden.
• De patiënt wordt bij voorkeur geïdentificeerd aan de hand van het unieke rijksregisternummer (INSZ-number) (PI2). Dit nummer is uniek voor iedere Belgische ingezetene of niet-Belgische burger die socialezekerheidsrechten heeft. Door het gebruik hiervan binnen de TDI-registratie worden dubbeltel-lingen vermeden: de identificatie van de patiënt wordt telkens bepaald bij elke behandelingsepisodes. Indien het INSZ van de persoon niet beschikbaar is of indien de patiënt niet wil dat zijn nummer geregistreerd wordt, kan de regis-tratie anoniem gebeuren door daar melding van te maken (PI1).
• Variabelen zoals de sociaal-demografische gegevens (geslacht (PD1) en leef-tijd (PD2)) en de sociaal-economische informatie (type van huisvesting (PD3), type van gezin (PD4, PD5), onderwijsniveau (PD6), werk en inkomen (PD7, PD8)) dienen ter beschrijving van de kenmerken van de patiënt. Deze variabe-len maken een identificatie van epidemiologische groepen van patiënten mogelijk en geven een beeld van de sociale relaties en de stabiliteit van de levenssituatie van de patiënt.
• De kenmerken van de behandeling bevatten de begindatum van de huidige behandelingsepisode (TD1), het feit of de cliënt al eerder een behandeling volgde voor middelengebruik (TD3), de voornaamste doorverwijzer (TD2) en zijn of haar situatie wat substitutiebehandeling betreft (TD4, TD5, TD6). De vraag over de behandelingsantecedenten heeft als doel de personen die voor de eerste keer in behandeling komen te identificeren.
18
Mat
eria
len
en m
etho
des
• Variabelen over het patroon van middelengebruik beschrijven eerst alle middelen die problemen veroorzaken (AP1) en uiteindelijk wordt het voor-naamste middel vermeld (AP2). Drie vragen worden later gerelateerd aan het gebruikspatroon van het voornaamste middel (AP3, AP4, AP5). De kenmerken van het risicogedrag worden dan in beeld gebracht met vragen over de injec-tiestatus (AP6, AP7, AP8) en het delen van spuiten (AP9, AP10).
Registratiesysteem
De vragenlijst wordt bij voorkeur ingevuld door een hulpverlener tijdens het eerste contact van de nieuwe behandelepisode en dit in het kader van een face-to-face gesprek met de patiënt.
De gegevens van alle registraties moeten vervolgens bij het WIV-ISP terecht komen die de gegevens op een beveiligde manier verzamelt en beheert op nationaal niveau. Om de gegevensverzameling beter te structureren, moeten de behan-delingscentra bestanden van een bepaald jaar voor het einde van maart van het daarop volgende jaar versturen.
Daartoe heeft het WIV-ISP twee opties voor dataoverdracht ontwikkeld :
De registratiemodule bestaat uit een online formulier met beperkte toegang voor behandelingscentra, zodat ze hun gegevens bestand per bestand kunnen coderen en beheren. De repository-module is een beveiligde mailbox waarmee behande-lingscentra gestructureerde bestanden met een complete dataset voor een bepaald registratiejaar kunnen versturen.
Het rijksregisternummer (INSZ) van de patiënt moet in beide opties worden gecodeerd, om de privacywetgeving te respecteren, voor de gegevens in de databank worden opgeslagen. De codering gebeurt door een vertrouwde derde partij (eHealth) en gebeurt door een algoritme te laten lopen op het veld met de variabele voor de registratiemodule of in het eerste specifieke deel van het gestruc-tureerde bestand voor de repository-module.
Kwaliteitscontrole van de gegevens
Upstream kwaliteitscontroles (op niveau van de behandelingscentrum)
De validiteit van de gecodeerde gegevens via de registratiemodule of doorgestuurd via een gestructureerd gegevensbestand (repositorymodule) werden gecontroleerd voordat deze in de databank werden opgenomen. Deze controle gebeurt hetzij rechtstreeks online op het webplatform tijdens het coderen in het geval van de registratiemodule of hetzij na ontvangst van het bestand via de repositorymo-dule. De controles richten zich op de inhoud van de variabelen (met waarden die zijn toegewezen aan elke variabele) en op de verenigbaarheid tussen de variabelen (waar de waarde in een variabele afhankelijk is van de waarde in de anderen).
De verschillende uitgevoerde kwaliteitscontroles zijn in bijlage 2 opgenomen
19
Mat
eria
len
en m
etho
des
Downstream Kwaliteitscontroles (op niveau van WIV-ISP)
Controles gebeuren ook na het invoeren van de gegevens in de databank om te kunnen vergelijken met de reeds beschikbare gegevens of om meer nauwkeurige controle van de gecodeerde informatie te kunnen uitvoeren:
• Een eerste downstream controle, dit wil zeggen op het niveau van de databank, bestaat uit het verwijderen van dubbel geregistreerde gegege-vens. Het gaat om registraties met dezelfde INSZ, dezelfde datum van de start van de behandeling en hetzelfde behandelprogramma. Het gaat dus niet over opeenvolgende episodes gevolgd door eenzelfde patiënt, maar wel over een registratiefout of een behandelepisode die meerdere keren werd gere-gistreerd. De meest recente registratie wordt behouden.
• De variabele “eerdere behandeling” wordt vervolgens op de volgende manier gecontroleerd met gegevens aanwezig in de gehele databank beschikbaar: Indien een patiënt, die geregistreerd is met INSZ, reeds eerder werd geob-serveerd in de databank en waarvan de variabele aangeeft dat het gaat om de eerste behandeling, wordt de variabele aangepast om te vermelden dat hij/zij reeds eerder werd behandeld. Deze controle garandeert geen volle-dige juistheid van deze variabele, omdat de patiënt ook kan behandeld zijn vóór 2011. Verder kan het ook dat de patiënt niet geregistreerd is geweest door de INSZ bij eerdere behandelepisodes of dat deze behandeld werd in een centrum dat de TDI-gegevens (toen nog) niet rapporteerde. Bijkomend wordt in de database niet op longitudinale wijze gecontroleerd of de patiënt al eerder werd behandeld.
• De open antwoorden in de categorie “andere (specifieer)”, worden eventueel manueel opnieuw gecodeerd wanneer blijkt dat een bestaande antwoord-categorie beter aansluit bij deze beschrijving.
Voorbereiding van de gegevens in het kader van de verdere analyses:
• De gegevens worden bewaard in een databank waar elke registratie overeen-komt met een behandelepisode. Elke behandelepisode is geïdentificeerd door het gecodeerde identificatienummer van de patiënt, het behandelpro-gramma waar hij werd behandeld en datum van de start van de behandeling. In geval van anonieme patiënten, identificeert een volgnummer de patiënten.
• De jaarlijkse databanken worden vervolgens gecreëerd op basis van de behan-delepisodes die gestart werden gedurende de verschillende jaren.
• Een variabele werd aangemaakt die toelaat de behandelepisodes te tellen. Deze variabele heeft als doel de opeenvolgende behandelepisodes met een interval van minder dan 6 maanden door eenzelfde patiënt binnen hetzelfde ambulante centrum te verwijderen.
• Om het aantal patiënten te kunnen tellen, identificeert een variabele de laatst geregistreerde behandelepisode van een patiënt geïdentificeerd met de INSZ. De anonieme patiënten worden geteld als aparte patiënten. Het aantal patiënten die in de tabellen worden opgenomen is dus een overschatting.
• De analyses van de tendensen doorheen de tijd werden geanalyseerd op basis van de gegevens van 2012 tot 2015 die werden verzameld door 71 instellingen
20
Mat
eria
len
en m
etho
des
(revalidatie centra, centra voor geestelijke gezondheid in Wallonië en zieken-huizen maar niet de centra voor geestelijke gezondheid in Vlaanderen) die op regelmatige basis hebben deelgenomen aan de registratie. Het jaar 2011 is niet in rekening genomen vanwege het kleine aantal instellingen dat toen deelnam aan de registratie.
Presentatie van de gegevens:
• De gegevens worden gepresenteerd op basis van 28 indicatoren die werden gehergroepeerd in 8 analysethema’s. Elke indicator is op een zo nauwkeurig mogelijke manier beschreven met betrekking tot de constructie van de indi-cator of de populatie waarop de indicator is gebaseerd. De resultaten van deze indicatoren zijn indien mogelijk gepresenteerd volgens provincie/regio van het behandelcentrum en het type behandelcentrum, het type van behan-delprogramma, het geslacht en de leeftijdscategorie van de patiënt, de voor-naamste gebruikte substantie, de voorgeschiedenis van de behandeling van de patiënt en het registratiejaar.
• In dit rapport wordt in de mate van het mogelijke vermeden om gegevens te presenteren uit te kleine categorieën die de identificatie van een centrum of een individu mogelijk maken.
• De vluchtige inhaleerbare substanties, hallucinogenen en andere substanties werden gehergroepeerd in één categorie gegeven het lage aantal registraties.
21
Resu
ltate
n en
ana
lyse
RESULTATEN EN ANALYSE
THEMA 1 : BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIE
THEMA 2 : BESCHRIJVING VAN PATIËNTEN
THEMA 3 : SOCIALE SITUATIE VAN PATIËNTEN
THEMA 4 : KENMERKEN VAN DE BEHANDELING
THEMA 5 : BESCHRIJVING VAN DE GEBRUIKTE MIDDELEN
THEMA 6 : RISICOGEDRAG
THEMA 7 : BEHANDELINGSTRAJECTEN
THEMA 8 : KWALITEIT VAN DE GEGEVENS
22
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
1 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e re
gist
ratie
THEMA 1 : BESCHRIJVING VAN DE REGISTRATIE
Het eerste analysethema wordt gebruikt om de verzamelde TDI-registraties te beschrijven volgens het aantal en oorsprong van de verzamelde TDI-registraties.
Via deze analyses kan een idee gevormd worden van de representativiteit van de daarna gepresenteerde gegevens vanuit de dekkingsgraad van de verschillende type deelnemende behandelingsprogramma’s en vanuit het aantal registraties.
De volgende indicatoren worden besproken:
• Indicator 1.1.: Behandelingsprogramma’s die aan de registratie deelnemen
• Indicator 1.2.: Geregistreerde behandelingsepisoden
23
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
1 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e re
gist
ratie
Indicator 1.1.: Behandelingsprogramma’s die aan de registratie deelnemen
Omschrijving :
Deze indicator voorziet informatie over het aantal behandelingsprogramma’s (zonder deze afzonderlijk te noemen) die aan de registratie hebben deelgenomen per jaar en per geografisch gebied.
Belangrijke vaststellingen:
• Het aantal behandelingsprogramma’s dat aan de TDI-registratie deelneemt, is in het vijfjarige bestaan van het project meer dan verdubbeld. (zie Tabel 1.1.a)
• 54% van de behandelprogramma’s (alle soorten) bevinden zich in Vlaanderen, 32% in Wallonië en 14% in Brussel. De provincie Oost-Vlaanderen heeft, met 36 behandelprogramma’s, de meeste programma’s op zijn grondgebied. De provincies Waals Brabant en Luxemburg hebben elk slechts 3 programma’s. Deze cijfers zeggen echter niets over de capaciteit van deze programma’s en voorzien slechts gedeeltelijke gegevens over het zorgaanbod vertegenwoor-digd door de TDI cijfers. (zie Tabel 1.1.b)
• Het is eveneens belangrijk om het te hebben over de vertegenwoordiging van de centra (die niet opgenomen zijn in de tabel). Bijna alle revalidatie centra (meer dan 95%) nemen deel aan de TDI registratie. Een snelle raming laat toe in te schatten dat meer dan 3 op de 4 psychiatrische ziekenhuizen en 2 op de 3 algemene ziekenhuizen de TDI registratie hebben gerapporteerd. Deze cijfers moeten gerelativeerd worden aangezien de meerderheid van de ziekenhuizen die geen gegevens hebben geregistreerd, aangeeft dat geen enkele patiënt aan de TDI-definitie beantwoordde. Enkel een beperkt aantal ziekenhuizen heeft effectief niet deelgenomen aan de registratie. Onder de 20 centra voor geestelijke gezondheid in Vlaanderen en Brussel, hebben er 16 TDI-gegevens gerapporteerd. In Wallonië hebben 5 van de 7 centra voor geestelijke gezondheid met een interventie specifiek gericht op verslaving TDI-gegevens gerapporteerd.
Tabellen:
24
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
1 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e re
gist
ratie
Tabe
l 1.1
.a. A
anta
l dee
lnem
ende
beh
ande
lings
prog
ram
ma’
s per
regi
stra
tieja
ar
Regi
stra
tiej
aar
Beha
ndel
ings
prgr
amm
a's
Tota
alA
mbu
lant
- La
agdr
empe
l
Am
bula
nt -
Ges
peci
alis
eerd
e da
gcen
trum
Am
bula
nt -
Ges
peci
alis
eerd
e.
raad
pleg
ing
Resi
dent
ieel
- C
risi
s ee
nhei
d
Resi
dent
ieel
- T
GCG
Gs
AZ
PZ
NN
NN
NN
NN
N
2011
912
98
154
914
79
2012
913
118
156
1919
99
2013
914
118
1523
2623
128
2014
914
168
1521
3330
145
2015
913
238
1621
6850
208
TG :
Ther
apeu
tisch
e ge
mee
nsch
ap;
CGG
s : C
entr
a ge
este
lijke
gez
ondh
eids
zorg
; A
Z : A
lgem
een
ziek
enhu
is;
PZ :
Psyc
hiat
risch
zie
kenh
uis
Bron
: Be
lgia
n Tr
eatm
ent D
eman
d In
dica
tor R
egis
ter,
2011
- 201
5
25
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
1 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e re
gist
ratie
Tabe
l 1.1
.b. A
anta
l dee
lnem
ende
beh
ande
lings
prog
ram
ma’
s per
geo
grafi
sch
gebi
ed in
201
5
Geo
grafi
sch
gebi
ed
Beha
ndel
ings
prog
ram
ma'
s
Tota
alA
mbu
lant
- La
agdr
empe
l
Am
bula
nt -
Ges
peci
alis
eerd
e da
gcen
trum
Am
bula
nt -
Ges
peci
alis
eerd
e.
raad
pleg
ing
Resi
dent
ieel
- C
risi
s ee
nhei
d
Resi
dent
ieel
- T
GCG
Gs
AZ
PZ
NN
NN
NN
NN
N
Ant
wer
pen
14
01
13
95
24
Vlaa
ms
Brab
ant
11
01
12
55
16
Wes
t Vla
ande
ren
12
01
13
96
23
Oos
t Vla
ande
ren
13
01
45
1210
36
Lim
burg
10
01
12
34
12
TOTA
AL
VLA
AN
DER
EN5
100
58
1538
3011
1
Luik
10
41
13
74
21
Hen
egou
wen
21
51
42
97
31
Luxe
mbu
rg0
01
00
01
13
Nam
en0
14
00
03
210
Waa
ls B
raba
nt0
00
00
01
23
TOTA
AL
WA
LLO
NIE
32
142
55
2116
68
TOTA
AL
BRU
SSEL
S H
OO
FDST
EDEL
IJK
GEW
EST
13
71
31
94
29
TOTA
AL
BELG
IË9
1323
816
2168
5020
8
TG :
Ther
apeu
tisch
e ge
mee
nsch
ap;
CGG
s : C
entr
a ge
este
lijke
gez
ondh
eids
zorg
; A
Z : A
lgem
een
ziek
enhu
is;
PZ :
Psyc
hiat
risch
zie
kenh
uis
Bron
: Be
lgia
n Tr
eatm
ent D
eman
d In
dica
tor R
egis
ter,
2015
26
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
1 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e re
gist
ratie
Indicator 1.2.: Geregistreerde behandelingsepisoden
Omschrijving:
Deze indicator geeft het totaal aantal nieuwe behandelingsepisodes die geregistreerd werden door de verschillende deelnemende behandelingspro-gramma’s. Bijkomend ondersteunt deze ook het relativeren van het belang van de verschillende categorieën die in de verdere analyses worden gebruikt, met name het geografisch gebied, type behandelingsprogramma, jaar van registratie, geslacht, leeftijd, voornaamste substantie of eventuele eerdere behandelingen.
Belangrijke vaststellingen:
• Sinds de start van de registratie stijgt het aantal geregistreerde nieuwe behan-delingsepisodes elk jaar. Dat is vooral te danken aan de stijgende dekkings-graad van de registratie (indicator 1.1.) qua aantal deelnemende behande-lingsprogramma’s (Zie Figuur 1.2., Tabel 1.2.c.).
• Twee derde van de in 2015 geregistreerde behandelingsepisoden is afkoms-tig uit residentiële behandelcentra, vooral ziekenhuizen (~60%). De revalida-tie centra (residentieel en ambulant) en de centra voor geestelijke gezond-heidszorg vertegenwoordigen respectievelijk ongeveer 30% en 7% van de gegevens (zie Tabel 1.2.b.).
• 64% van alle geregistreerde episoden zijn afkomstig uit Vlaanderen tege-nover 26% voor Wallonië en 10% voor Brussel. Deze cijfers kunnen worden gerapporteerd in verhouding tot de totale bevolking per provincie en regio. Deze cijfers moeten met de nodige voorzichtigheid worden benaderd omdat de geografische informatie in de TDI-gegevens betrekking heeft op de plaats van het behandelcentrum en niet op de woonplaats van de patiënt. Vlaanderen registreert meer behandelepisodes (283,2/100.000) dan Wallonie (207,0/100.000) en Brussel (246,6/100.000) (Zie Tabel 1.2.a).
• Alcohol is het meest vertegenwoordigde middel van de behandelingsepi-soden in 2015 (54,8%) gevolgd door cannabis (14,2%) en opiaten (12,6%) (Zie Tabel 1.2.f).
• Een derde van de behandelingsepisoden betreft mensen die voor het eerst in behandeling komen (Zie Tabel 1.2.g.).
• Aan elk centrum werd ook een vraag gesteld met betrekking tot patiënten die de registratie weigeren. Binnen de 208 behandelingsprogramma’s die aan de registratie hebben deelgenomen, hebben de helft op deze vraag geantwoord. In gemiddeld 4,5% van de gevallen ondervinden instellingen een weigering van participatie. Deze proportie blijkt iets hoger in ziekenhuizen (5,5%) dan in de revalidatie centra (3,2%). Dit aandeel variëert echter wel van 0% tot 32%.
27
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
1 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e re
gist
ratie
Figuur 1.2. Aantal behandelingsepisodes per registratiejaar, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2011-2015Année d'enregistrement
0
5000
10000
15000
20000
25000
30000
2011 2012 2013 2014 2015
Aant
al b
ehan
delin
gsep
isod
es
Registratiejaar
Tabellen:
Tabel 1.2.a. Aantal en proportie behandelingsepisodes per geografisch gebied in 2015
Geografisch gebied N % N/100000 inv.
Antwerpen 2994 10,5 165,5
Vlaams Brabant 1622 5,7 145,7
West-Vlaanderen 4663 16,4 398,6
Oost-Vlaanderen 6169 21,7 418,8
Limburg 2725 9,6 317,9
TOTAAL VLAANDEREN 18173 63,9 283,2
Luik 2661 9,4 243,4
Henegouwen 2660 9,3 199,4
Luxemburg 470 1,7 168,8
Namen 1320 4,6 272,9
Waals Brabant 303 1,1 77,0
TOTAAL WALLONIË 7414 26,1 207,0TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 2866 10,1 246,6
TOTAAL BELGIË 28453 100,0 254,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
28
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
1 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e re
gist
ratie
Tabel 1.2.b. Aantal en proportie behandelingsepisodes per behandelingspro-gramma in 2015
Behandelingsprogramma N %
Ambulant - MSOC 2218 7,8
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2994 10,5
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1865 6,6
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 2112 7,4
TOTAAL AMBULANT 9189 32,3
Residentieel - Crisiseenheid 1272 4,5
Residentieel - Behandelingsprogramma / Therapeutische gemeenschap 793 2,8
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 7512 26,4
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 9687 34,0
TOTAAL RESIDENTIEEL 19264 67,7
TOTAAL 28453 100,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 1.2.c. Aantal behandelingsepisodes per registratiejaar
Jaar N
2011 8576
2012 13390
2013 18776
2014 24063
2015 28453
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 1.2.d. Aantal en proportie behandelingsepisodes per geslacht in 2015
Geslacht N %
Man 20535 72,2
Vrouw 7906 27,8
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
29
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
1 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e re
gist
ratie
Tabel 1.2.e. Aantal en proportie behandelingsepisodes per leeftijdscategorie in 2015
Leeftijdscategorie N %
<15 63 0,2
15-19 1377 4,8
20-24 2320 8,2
25-29 3192 11,2
30-34 4070 14,3
35-39 3765 13,3
40-44 3553 12,5
45-49 3210 11,3
50-54 2730 9,6
55-59 2059 7,3
60-64 1228 4,3
>=65 831 2,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 1.2.f. Aantal en proportie behandelingsepisodes per voornaamste substantie in 2015
Voornaamste substantie N %
Opiaten 3449 12,6
Cocaïne 2341 8,6
Stimulantia, andere dan cocaïne 1384 5,1
Hypnotica of sedativa 1168 4,3
Cannabis 3887 14,2
Alcohol 14995 54,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 1.2.g. Aantal en proportie behandelingsepisodes per behandelingsante-cedenten in 2015
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 18816 67,5
Eerste behandeling 9051 32,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
30
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
THEMA 2 : BESCHRIJVING VAN PATIËNTEN
Het doel van dit thema is het beschrijven van de patiënten aan de hand van demografische variabelen zoals geslacht en leeftijd.
De leeftijdspiramide van de in 2015 geregistreerde patiënten (Figuur 2) geeft een globaal beeld van deze 2 gecombineerde variabelen.
Figuur 2. Leeftijdsopbouw van de geregistreerde patiënten, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
3000 2000 1000 0 1000 2000
<1515-1920-2425-2930-3435-3940-4445-4950-5455-5960-64>=65
Aantal patiënten
Leef
tijds
cate
gorie
Vrouwen
Mannen
De volgende indicatoren worden besproken:
• Indicator 2.1.: Aandeel vrouwen
• Indicator 2.2.: Leeftijdskenmerken
• Indicator 2.3.: Minderjarigen
• Indicator 2.4.: 60-plussers
31
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Indicator 2.1.: Aandeel vrouwen
Omschrijving:
In Europa zijn ongeveer een kwart van de druggebruikers die in behandeling gaan vrouwen. Hoewel de meeste centra een aanbod hebben dat vooral gericht is naar mannen (door traditioneel een hogere vertegenwoordiging van mannen) wordt erkend dat het beleid in voorzieningen meer genderspecifiek is dan vroeger.
Belangrijke vaststellingen:
• Terwijl binnen de Belgische bevolking de populatie vrouwen 51% bereikt (BeStat, 2016), maken ze binnen de populatie van personen in behandeling voor een alcohol of drugsgerelateerd probleem slechts 28% uit.
• Het aandeel vrouwen stijgt met de leeftijdscategorie. In de leeftijdscatego-rieën vanaf 45 jaar is het aandeel vrouwen hoger dan 30%, terwijl dit in de leeftijdscategorieën van 25 tot 44 jaar schommelt rond de 25%. (Zie Figuur 2.1. en Tabel 2.1.d.)
• Het aandeel vrouwen is het hoogst in de centra geestelijke gezondheid of ziekenhuizen, respectievelijk 28% en 34% in vergelijking met de revalidatie centra (19%) (Zie Tabel 2.1.a.)
• Wat de revalidatie centra betreft, ontvangen de dagcentra (17%) en de crisis-centra (17%) een lager aandeel vrouwen dan de MSOC’s (21%) of de ambulante gespecialiseerde raadplegingen (20%) (Zie Tabel 2.1.b.).
• Het aandeel vrouwen varieert ook sterk naargelang de categorie van voor-naamste substantie. Terwijl dit aandeel meer dan 50% bedraagt voor de hyp-notica en sedativa, daalt het tot 18% voor cannabis en tot 20% voor zowel cocaïne en opiaten (Zie Tabel 2.1.e.).
Figuur 2.1. Aandeel vrouwen per leeftijdscategorie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
<15 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 >=65
Prop
ortie
Leeftijdscategorie
32
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabellen :
Tabel 2.1.a. Aandeel vrouwen per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid Ziekenhuizen Totaal
N % vrouwen N %
vrouwen N % vrouwen N %
vrouwen
Antwerpen 490 22,0 801 26,0 1241 32,8 2532 28,6
Vlaams Brabant 663 20,1 99 32,3 665 36,5 1427 28,6
West Vlaanderen 653 18,5 45 33,3 3400 35,1 4098 32,5
Oost Vlaanderen 2025 16,4 332 20,8 2772 30,2 5129 24,2
Limburg 719 14,6 467 35,5 1006 29,5 2192 25,9
TOTAAL VLAANDEREN 4550 17,6 1744 28,1 9084 32,8 15378 27,8
Luik 465 20,0 158 27,2 1706 36,2 2329 32,3
Henegouwen 865 22,4 57 28,1 1510 30,3 2432 27,5
Luxemburg 51 27,5 . . 336 33,3 387 32,6
Namen 446 20,4 . . 634 35,3 1080 29,2
Waals Brabant . . . . 252 39,7 252 39,7
TOTAAL WALLONIË 1827 21,5 215 27,4 4438 34,0 6480 30,3
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1581 19,0 60 36,7 859 37,8 2500 25,9
TOTAAL BELGIË 7958 18,8 2019 28,3 14381 33,5 24358 28,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
33
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabel 2.1.b. Aandeel vrouwen per type programma
Type de programma N % vrouwen
Ambulant - MSOC 2016 20,6
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2672 17,0
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1755 20,1
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 2019 28,3
TOTAAL AMBULANT 8462 21,2
Residentieel - Crisiseenheid 712 16,2
Residentieel - Behandelingsprogramma / Therapeutische gemeenschap 648 19,1
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6370 31,2
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 8166 35,0
TOTAAL RESIDENTIEEL 15896 32,0
TOTAAL 24358 28,2
Source : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.1.c. Aandeel vrouwen per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N % vrouwen
2012 10711 24,6
2013 11412 24,3
2014 11437 24,7
2015 12651 25,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
34
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabel 2.1.d. Aandeel vrouwen per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N % vrouwen
<15 61 31,1
15-19 1295 19,3
20-24 1953 21,3
25-29 2658 24,3
30-34 3288 23,3
35-39 3190 26,3
40-44 3034 26,7
45-49 2784 32,0
50-54 2358 32,7
55-59 1814 36,7
60-64 1094 39,3
>=65 775 46,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.1.e. Aandeel vrouwen per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N % vrouwen
Opiaten 2785 20,1
Cocaïne 1891 20,8
Stimulantia, andere dan cocaïne 1103 27,7
Hypnotica of sedativa 975 53,4
Cannabis 3558 17,9
Alcohol 12986 32,3
Andere 85 23,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.1.f. Aandeel vrouwen per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N % vrouwen
Eerder behandeld 15354 27,9
Eerste behandeling 8478 28,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
35
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Indicator 2.2.: Leeftijdskenmerken
Omschrijving:
De gebruikte variabelen zijn het gemiddelde, de standaardafwijking waarmee de verspreiding van de verdeling van de leeftijden kan worden bekeken, en de kwartie-len (eerste kwartiel, tweede of derde kwartiel) waarmee de leeftijd kan worden bepaald waarbij respectievelijk 1/4, 1/2 of 3/4 van de populatie zich in een jongere of gelijke leeftijdscategorie bevindt.
Belangrijke vaststellingen:
• Zoals we zien in Figuur 2.2. varieert de leeftijd sterk volgens de voornaamste substantie. Patiënten in behandeling voor hypnotica of alcohol zijn ouder (res-pectievelijk gemiddeld 42 en 46 jaar) en hebben een grotere standaardafwi-jking (grotere variatie). De patiënten in behandeling voor cannabis zijn jonger (gemiddeld 26 jaar) (Zie Tabel 2.2.e).
• Patiënten in behandeling in de ziekenhuizen zijn gemiddeld 11 jaar ouder dan die geregistreerd in de revalidatie centra. Dit kan vooral worden verklaard door de aard van de behandelde substanties (alcohol vs. andere illegale subs-tanties) zoals beschreven in indicator 5.3. alsook door het type doorverwijzing van de patiënt, waarbij Justitie jongeren in Vlaanderen het vaakst doorstuurd voor een behandeling (Zie indicator 4.3.) (Zie Tabel 2.2.a.).
• In de revalidatie centra zien we een duidelijk verschil tussen Vlaanderen en Wallonië/Brussel: De patiënten zijn 6 tot 9 jaar ouder in respectievelijk Wallonië en Brussel. Dit is ook te verklaren door het type van behandelde substantie. Cannabis, dat geassocieerd wordt met jongere bevolking, wordt in Vlaanderen het meest vernoemd als de voornaamste substantie. In Wallonië en in Brussel wordt alcohol (een oudere bevolking) het vaakst behandeld in de revalidatie centra (Zie Tabel 2.2.b.).
• Sinds 2012 wordt een zeer lichte stijging (0,8 jaar) van de gemiddelde leeftijd waargenomen binnen de sub-groep van programma’s die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015 (Zie Tabel 2.2.c.).
• De vrouwen in behandeling zijn gemiddeld 4 jaar ouder dan de mannen (Zie tabel 2.2.d.).
36
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Figuur 2.2. Leeftijdskenmerken per voornaamste substantie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Opiaten Cocaïne Stimulantiaandere dan
cocaïne
Hypnotica Cannabis Alcohol
Leef
tijd
Voornaamste substantie
37
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabellen :
Ta
bel 2
.2.a
. Lee
ftijd
sken
mer
ken
per g
eogr
afisc
h ge
bied
en
type
cen
trum
Geo
grafi
sch
gebi
ed
Type
de
cent
rum
Reva
lidat
ie c
entr
aCe
ntra
gee
stel
ijkeg
ezon
dhei
d
NG
emid
deld
eSt
anda
ar-
dafw
ijkin
g1s
te
kwar
tiel
Med
iaan
3de
kwar
tiel
NG
emid
deld
eSt
anda
ar-
dafw
ijkin
g1s
te
kwar
tiel
Med
iaan
3de
kwar
tiel
Ant
wer
pen
489
35,7
9,7
2935
4379
835
,013
,425
3445
Vlaa
ms
Brab
ant
665
29,1
8,7
2328
3499
37,1
13,5
2536
46
Wes
t Vla
ande
ren
651
28,5
8,8
2228
3445
34,3
10,8
2832
38
Oos
t Vla
ande
ren
2028
28,9
9,0
2228
3533
231
,814
,418
3041
Lim
burg
716
29,1
9,9
2128
3546
543
,214
,233
4454
TOTA
AL
VLA
AN
DER
EN45
4929
,69,
422
2936
1739
36,7
14,4
2536
48
Luik
465
38,1
10,7
3038
4515
836
,012
,825
3645
Hen
egou
wen
866
34,9
10,5
2735
4256
34,7
9,2
2833
40
Luxe
mbu
rg50
39,4
13,2
3038
48.
..
..
.
Nam
en44
034
,710
,526
3342
..
..
..
Waa
ls B
raba
nt.
..
..
..
..
..
.
TOTA
AL
WA
LLO
NIE
1821
35,8
10,7
2836
4321
435
,712
,026
3543
TOTA
AL
BRU
SSEL
S H
OO
FDST
EDEL
IJK
GEW
EST
1554
38,8
10,9
3138
4660
34,7
12,9
2334
45
TOTA
AL
BELG
IË79
2432
,810
,725
3240
2013
36,5
14,1
2536
47
38
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Geo
grafi
sch
gebi
ed
Type
de
cent
re
Ziek
enhu
izen
Tota
al
NG
emid
deld
eSt
anda
ar-
dafw
ijkin
g1s
te
kwar
tiel
Med
iaan
3de
kwar
tiel
NG
emid
deld
eSt
anda
ar-
dafw
ijkin
g1s
te
kwar
tiel
Med
iaan
3de
kwar
tiel
Ant
wer
pen
1238
44,5
12,4
3644
5325
2539
,813
,130
3949
Vlaa
ms
Brab
ant
665
46,8
12,1
3847
5614
2937
,913
,727
3548
Wes
t Vla
ande
ren
3400
45,7
13,0
3647
5540
9642
,913
,932
4353
Oos
t Vla
ande
ren
2772
42,1
13,0
3241
5351
3236
,213
,426
3445
Lim
burg
1006
41,1
12,4
3240
5021
8737
,613
,527
3648
TOTA
AL
VLA
AN
DER
EN90
8144
,012
,934
4454
1536
938
,913
,828
3849
Luik
1706
43,5
11,6
3544
5223
2941
,911
,833
4250
Hen
egou
wen
1510
44,9
11,9
3645
5324
3241
,112
,332
4149
Luxe
mbu
rg33
645
,212
,336
4654
386
44,4
12,5
3545
54
Nam
en63
543
,312
,833
4353
1075
39,8
12,6
3039
48
Waa
ls B
raba
nt25
244
,911
,637
4553
252
44,9
11,6
3745
53
TOTA
AL
WA
LLO
NIE
4439
44,2
11,9
3644
5364
7441
,512
,332
4150
TOTA
AL
BRU
SSEL
S H
OO
FDST
EDEL
IJK
GEW
EST
859
43,4
12,2
3544
5224
7340
,311
,732
4048
TOTA
AL
BELG
IË14
379
44,0
12,6
3444
5324
316
39,8
13,2
3039
49
Sour
ce :
Belg
ian
Trea
tmen
t Dem
and
Indi
cato
r Reg
iste
r, 20
15
39
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabel 2.2.b. Leeftijdskenmerken per type programma
Type programma N Gemiddelde Standaar-dafwijking
1ste kwartiel Mediaan 3de
kwartiel
Ambulant - MSOC 2015 32,9 10,4 25 32 40
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2658 29,1 9,5 22 28 35
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1741 36,8 11,4 28 36 45
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 2013 36,5 14,1 25 36 47
TOTAAL AMBULANT 8427 33,4 11,8 24 32 41
Residentieel - Crisiseenheid 712 32,7 8,4 27 31 39
Residentieel - Behandelingsprogramma / Therapeutische gemeenschap
648 35,5 11,0 28 34 43
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6372 42,9 12,2 34 43 52
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 8157 44,9 12,8 35 45 54
TOTAAL RESIDENTIEEL 15889 43,2 12,7 33 43 53
TOTAAL 24316 39,8 13,2 30 39 49
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.2.c. Leeftijdskenmerken per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N Gemiddelde Standaar-dafwijking
1ste kwartiel Mediaan 3de
kwartiel
2012 10705 36,1 12,2 27 35 45
2013 11414 36,6 12,5 27 35 46
2014 11435 36,7 12,2 27 35 45
2015 12641 36,9 12,5 27 36 46
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
40
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabel 2.2.d. Leeftijdskenmerken per geslacht
Geslacht N Gemiddelde Standaar-dafwijking
1ste kwartiel Mediaan 3de
kwartiel
Man 17443 38,7 12,9 29 38 48
Vrouw 6861 42,6 13,6 32 43 53
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.2.e. Leeftijdskenmerken per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N Gemiddelde Standaar-dafwijking
1ste kwartiel Mediaan 3de
kwartiel
Opiaten 2777 36,4 8,9 30 36 43
Cocaïne 1886 32,7 8,4 26 32 38
Stimulantia andere dan cocaïne 1101 31,7 8,5 25 31 37
Hypnotica en sedativa 975 42,6 13,2 32 42 52
Cannabis 3553 26,2 9,1 19 24 32
Alcohol 12972 46,1 11,7 38 46 55
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.2.f. Leeftijdskenmerken per behandelingsantecedentent
Behandelings-antecedenten N Gemiddelde Standaar-
dafwijking 1ste
kwartiel Mediaan 3de kwartiel
Eerder behandeld 15342 40,9 12,2 32 40 50
Eerste behandeling 8470 37,6 14,7 25 36 49
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
41
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Indicator 2.3.: Minderjarigen
Omschrijving:
Adolescenten zijn een kwetsbare groep voor problematisch middelengebruik en lopen een groter risico (o.a. door het brein dat nog in ontwikkeling is) om geconfronteerd te worden met middelengebonden gezondheidsproblemen. De patiënten jonger dan 18 jaar zijn dus een groep patiënten die aandacht verdienen omwille van deze specifieke karakteristieken.
Belangrijke vaststellingen:
• Over het algemeen is 3% van de bestudeerde populatie jonger dan 18 jaar.
• Het aandeel minderjarigen ligt veel hoger in de revalidatie centra en de centra voor geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen (respectievelijk 9% en 12%) dan in Wallonië (4%) en Brussel (1% en 3%). Dit kan worden verklaard door het frequenter gebruik van het bevel tot een therapeutische behandeling in geval van een misdrijf in Vlaanderen (Zie Tabel 2.3.a.).
• In de ziekenhuizen of crisiscentra komen bijna geen minderjarige patiënten voor (< 1%) terwijl deze groep in de centra voor geestelijke gezondheidszorg of de dagcentra 10% van de mensen in behandeling voor problematisch gebruik kan vertegenwoordigen (Figuur 2.3. en Tabel 2.3.b.). De afwezigheid van min-derjarigen in sommige instellingen kan eveneneens betrekking hebben op de toegangsvoorwaarden van deze centra.
• Er is een groter aandeel minderjarigen onder de problematische gebruikers van cannabis (17%) en er zijn zo goed als geen minderjarigen bij de problema-tische gebruikers van opiaten, hypnotica of alcohol (Zie Tabel 2.3.e.).
• Deze patiëntengroep is ook 7 keer groter in de groep van de nieuwe behan-delingen dan in de groep van patiënten die reeds eerder behandeld werden (Zie Tabel 2.3.f.).
Figuur 2.3. Aandeel minderjarigen per type programma, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
1,00%
6,20%
0,50% 0,60%
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
MSO
C
Dagc
entr
um
Raad
pleg
ing
CGG
Crisi
s
TG
Psyc
hiat
risch
ziek
enhu
is
Alge
mee
n zie
kenh
uis
Ambulant Residentieel
Prop
ortie
Type programma
42
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabellen :
Tabel 2.3.a. Aandeel minderjarigen per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid
Ziekenhuizen Totaal
N % <18 N % <18 N % <18 N % <18
Antwerpen 489 0,8 798 14,0 1238 0,0 2525 4,6
Vlaams Brabant 665 6,8 99 4,0 665 0,2 1429 3,5
West Vlaanderen 651 10,3 45 0,0 3400 0,8 4096 2,3
Oost Vlaanderen 2028 10,8 332 22,3 2772 0,6 5132 6,1
Limburg 716 12,4 465 4,7 1006 0,7 2187 5,4
TOTAAL VLAANDEREN 4549 9,3 1739 12,2 9081 0,6 15369 4,5
Luik 465 2,4 158 5,1 1706 0,3 2329 1,0
Henegouwen 866 5,5 56 0,0 1510 0,3 2432 2,2
Luxemburg 50 4,0 . . 336 1,2 386 1,6
Namen 440 2,3 . . 635 0,0 1075 0,9
Waals Brabant . . . . 252 0,4 252 0,4
TOTAAL WALLONIE 1821 3,9 214 3,7 4439 0,3 6474 1,5
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1554 1,0 60 3,3 859 0,9 2473 1,1
TOTAAL BELGIË 7924 6,4 2013 11,0 14379 0,5 24316 3,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
43
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabel 2.3.b. Aandeel minderjarigen per type programma
Type programma N % <18
Ambulant - MSOC 2015 6,7
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2658 10,5
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1741 2,9
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 2013 11,0
TOTAAL AMBULANT 8427 8,1
Residentieel - Crisiseenheid 712 1,0
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 648 6,2
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6372 0,5
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 8157 0,6
TOTAAL RESIDENTIEEL 15889 0,8
TOTAAL 24316 3,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.3.c. Aandeel minderjarigen per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N % <18
2012 10705 3,2
2013 11414 3,7
2014 11435 3,5
2015 12641 4,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
44
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabel 2.3.d. Aandeel minderjarigen per geslacht
Geslacht N % <18
Man 17443 3,7
Vrouw 6861 2,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.3.e. Aandeel minderjarigen per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N % <18
Opiaten 2777 0,5
Cocaïne 1886 1,1
Stimulantia andere dan cocaïne 1101 2,5
Hypnotica en sedativa 975 0,3
Cannabis 3553 18,0
Alcohol 12972 0,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.3.f. Aandeel minderjarigen per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N % <18
Eerder behandeld 15342 1,1
Eerste behandeling 8470 7,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
45
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Indicator 2.4.: 60-plussers
Omschrijving:
Het alcohol- en druggebruik onder oudere volwassenen, is een gezondheids-probleem dat meer en meer aan belang wint en dat mogelijk een gevolg is van de veroudering van de babyboomgeneratie. Via deze indicator wordt meer aandacht besteed aan de patiënten met een leeftijd van 60 jaar en ouder. Deze leeftijd wordt vaak beschouwd als het begin van de ouderdomscategorie.
Belangrijke vaststellingen:
• In 2015 was 8% van de patiënten 60 jaar of ouder (Zie Tabel 2.4.a.).
• Binnen de centra geestelijke gezondheid (6%) of de ziekenhuizen (11%) is deze proportie is veel hoger dan in de revalidatie centra (1%). De residentiële centra tellen bijna vier keer zoveel oudere patiënten dan de ambulante centra (Zie Figuur 2.4. en Tabel 2.4.b.).
• Bij vrouwen is de proportie van 60 plussers (12%) twee keer zo groot dan bij mannen (6%) (Zie Tabel 2.4.d.).
• Het is ook op te merken dat alcohol (13%) en hypnotica (12%) als voornaamste substantie de grootste proporties omvatten binnen deze categorie van patiënten. De andere substanties omvatten minder dan 1% (Zie Tabel 2.4.e.).
Figuur 2.4. Aandeel 60-plussers per type programma, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
MSO
C
Dagc
entr
um
Raad
pleg
ing
CGG
Crisi
s
TG
Psyc
hiat
risch
ziek
enhu
is
Alge
mee
n zie
kenh
uis
Ambulant Residentieel
Prop
ortie
Type programma
46
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabellen :
Tabel 2.4.a. Aandeel 60-plussers per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrumRevalidatie
centraCentra geestelijke-
gezondheid Ziekenhuizen Totaal
N % +60 N % +60 N % +60 N % +60
Antwerpen 489 1,2 798 4,0 1238 12,1 2525 7,4
Vlaams Brabant 665 0,3 99 6,1 665 15,2 1429 7,6
West Vlaanderen 651 0,0 45 4,4 3400 14,3 4096 11,9
Oost Vlaanderen 2028 0,1 332 4,2 2772 10,6 5132 6,0
Limburg 716 0,4 465 11,8 1006 8,1 2187 6,4
TOTAAL VLAANDEREN 4549 0,3 1739 6,3 9081 12,2 15369 8,0
Luik 465 2,8 158 5,1 1706 8,2 2329 6,9
Henegouwen 866 1,3 56 1,8 1510 11,8 2432 7,8
Luxemburg 50 10,0 . . 336 11,3 386 11,1
Namen 440 2,3 . . 635 11,8 1075 7,9
Waals Brabant . . . . 252 8,8 252 8,8
TOTAAL WALLONIE 1821 2,1 214 4,2 4439 10,2 6474 7,7
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1554 3,5 60 5,0 859 9,0 2473 5,5
TOTAAL BELGIË 7924 1,4 2013 6,0 14379 11,4 24316 7,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
47
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabel 2.4.b. Aandeel 60-plussers per type programma
Type programma N % +60
Ambulant - MSOC 2015 0,6
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2658 0,4
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1741 3,2
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 2013 6,0
TOTAAL AMBULANT 8427 2,4
Residentieel - Crisiseenheid 712 0,1
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 648 2,6
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6372 9,1
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 8157 13,1
TOTAAL RESIDENTIEEL 15889 10,5
TOTAAL 24316 7,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.4.c. Aandeel 60-plussers per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N % +60
2012 10705 4,0
2013 11414 4,6
2014 11435 3,9
2015 12641 4,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
48
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
2 : B
esch
rijvi
ng v
an p
atië
nten
Tabel 2.4.d. Aandeel 60-plussers per geslacht
Geslacht N % +60
Man 17443 6,2
Vrouw 6861 11,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.4.e. Aandeel 60-plussers per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N % +60
Opiaten 2777 0,7
Cocaïne 1886 0,5
Stimulantia andere dan cocaïne 1101 0,2
Hypnotica en sedativa 975 11,7
Cannabis 3553 0,3
Alcohol 12972 12,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 2.4.f. Aandeel 60-plussers per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N % +60
Eerder behandeld 15342 7,3
Eerste behandeling 8470 8,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
49
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
THEMA 3 : SOCIALE SITUATIE VAN PATIËNTEN
De sociale situatie van de patiënten wordt beschreven met behulp van variabelen met betrekking tot woonsituatie, leefsituatie, inkomsten en opleidingsniveau.
Met deze gegevens kunnen de groepen van kwetsbare patiënten gekarakteriseerd en beschreven worden in de verschillende analysecategorieën.
De volgende indicatoren worden besproken:
• Indicator 3.1.: Patiënten die alleen wonen
• Indicator 3.2.: Patiënten met huisvestigingsproblemen
• Indicator 3.3.: Patiënten met een laag inkomen
• Indicator 3.4.: Patiënten die met kinderen samenleven
• Indicator 3.5.: Patiënten met laag opleidingsniveau
50
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Indicator 3.1.: Patiënten die alleen wonen
Omschrijving:
Er wordt vastgesteld dat de mensen over het algemeen meer en meer sociaal geïsoleerd zijn. De verhouding van het aantal patiënten die alleen leven kan dus beschouwd worden als een risicofactor voor sociaal isolement van een patiënt.
Belangrijke vaststellingen:
• Meer dan 2 op de 5 patiënten (42%) verklaart alleen te wonen. Dit aandeel is hoger in de ziekenhuizen (44%) dan in de revalidatie centra (30%) en de centra voor geestelijke gezondheidszorg (34%) (Zie Tabel 3.1.b). Ter vergeli-jking: binnen de algemene populatie leven – volgens de cijfers van 2015 – 15% van de mensen in een gezin van 1 enkele persoon (Source : DG Statistique - Statistics Belgium (2016), Ménages selon le registre national 2011-2015).
• Het sociaal isolement stijgt met de leeftijdscategorie. Bij de min-20-jarigen is het aandeel lager dan 7% (in het algemeen leven deze nog bij hun ouders ), terwijl het 45% hoger ligt bij de 40-plussers. (Zie Figuur 3.1. en Tabel 3.1.a.).
• Het aandeel patiënten dat alleen woont is ook lager in de revalidatie centra in Vlaanderen (29%) dan in Wallonië (41%) en in Brussel (44%). Dit aandeel is hoger in de revalidatie centra en de ziekenhuizen in de provincies Antwerpen en Luik (Zie Tabel 3.1.a.)
• De patiënten in behandeling voor cannabis zijn minder vaak in een situatie van isolement (26%) dan de patiënten in behandeling voor alcohol (47%) of opiaten (43%). Dit is te verklaren door de leeftijdsverschillen tussen ver-schillende groepen van patiënten (Zie Tabel 3.1.f.).
• De personen die voor de eerste keer in behandeling zijn, zijn minder vaak in een situatie van isolement (34%) dan de personen die al eerder in behandeling waren (46%) (Zie Tabel 3.1.g.).
51
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Figuur 3.1. Aandeel patiënten dat alleen woont per leeftijdscategorie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
<15 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 >=65
Prop
ortie
Leeftijdscategorie
52
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabellen :
Tabel 3.1.a. Aandeel patiënten dat alleen woont per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 430 46,3 669 41,0 1159 48,6 2258 45,9
Vlaams Brabant 570 26,3 89 39,3 641 37,6 1300 32,8
West Vlaanderen 585 27,9 38 26,3 3239 46,1 3862 43,1
Oost Vlaanderen 1785 29,1 299 26,8 2561 46,2 4645 38,4
Limburg 656 23,2 439 33,9 903 41,6 1998 33,9
TOTAAL VLAANDEREN 4026 29,4 1534 35,7 8503 45,4 14063 39,7
Luik 426 57,0 133 42,9 1613 51,5 2172 52,0
Henegouwen 624 34,1 46 47,8 1378 43,7 2048 40,9
Luxemburg 44 38,6 . . 312 51,6 356 50,0
Namen 380 35,3 . . 569 45,0 949 41,1
Waals Brabant . . . . 219 44,3 219 44,3
TOTAAL WALLONIE 1474 41,2 179 44,1 4091 47,6 5744 45,8
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1227 44,6 56 39,3 795 46,5 2078 45,2
TOTAAL BELGIË 6727 34,8 1769 36,7 13389 46,1 21885 41,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
53
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.1.b. Aandeel patiënten dat alleen woont per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 1849 35,4
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2348 29,2
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1491 37,8
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 1769 36,7
TOTAAL AMBULANT 7457 34,2
Residentieel - Crisiseenheid 638 43,3
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 293 37,5
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 5665 44,8
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 7832 47,0
TOTAAL RESIDENTIEEL 14428 45,8
TOTAAL 21885 41,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.1.d. Aandeel patiënten dat alleen woont per geslacht
Geslacht N %
Man 15491 43,1
Vrouw 6384 38,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
54
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.1.e. Aandeel patiënten dat alleen woont per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
<15 49 4,1
15-19 1114 7,2
20-24 1726 24,1
25-29 2322 35,3
30-34 2891 40,6
35-39 2883 44,8
40-44 2727 48,0
45-49 2538 48,6
50-54 2160 50,7
55-59 1694 50,1
60-64 1024 51,6
>=65 726 48,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.1.f. Aandeel patiënten dat alleen woont per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 2354 42,8
Cocaïne 1655 35,5
Stimulantia andere dan cocaïne 943 40,6
Hypnotica en sedativa 890 38,4
Cannabis 3115 26,5
Alcohol 12019 47,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.1.g. Aandeel patiënten dat alleen woont per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 13597 46,5
Eerste behandeling 7875 33,8
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
55
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Indicator 3.2.: Patiënten met huisvestigingsproblemen
Omschrijving:
De analyse van gegevens in verband met de woonsituatie van de patiënten, en vooral de gegevens over patiënten zonder een stabiele woonsituatie, maakt het mogelijk een indicator van patiënten met huisvestingsproblemen op te bouwen.
Belangrijke vaststellingen:
• Algemeen heeft 9% van de geregistreerde patiënten huisvestingsproblemen (dakloos of in een instabiele woonsituatie) (Zie Tabel 3.2.a.).
• Personen in behandeling voor opiaten (22%) en stimulerende middelen (14%) bevinden zich vaker in een problematische huisvestingssituatie, terwijl per-sonen in behandeling voor alcohol (6%), hypnotica (4%) en cannabis (7%) dit probleem veel minder ervaren (Zie Figuur 3.2. en Tabel 3.2.f.).
• Dit aandeel is altijd groter in de revalidatie centra (13%) dan in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (3%) of ziekenhuizen (8%). De MSOC’s (15%) en de crisisopvang (24%) zien een hoger aantal personen in een onzekere huisves-tingssituatie (Zie Tabel 3.2.b.).
• De provincies Antwerpen en Luik, en ook Brussel tellen meestal een groter aandeel patiënten met huisvestingsproblemen in de revalidatie centra (Zie Tabel 3.2.a.).
• Bij mannen komt een variabele huisvestingssituatie (10%) meer voor dan bij vrouwen (6%) (Zie Tabel 3.2.d).
Figuur 3.2. Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen per voornaamste substantie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%
5%
10%
15%
20%
25%
Opiaten Cocaïne Stimulantiaandere dan
cocaïne
Hypnotica Cannabis Alcohol
Prop
ortie
Voornaamste substantie
56
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabellen :
Tabel 3.2.a. Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 396 24,0 683 2,8 1174 8,6 2253 9,5
Vlaams Brabant 578 7,3 92 3,3 642 5,5 1312 6,1
West Vlaanderen 604 11,6 40 15,0 3294 5,2 3938 6,3
Oost Vlaanderen 1836 9,6 303 2,6 2626 8,5 4765 8,6
Limburg 664 4,7 446 3,6 926 6,5 2036 5,3
TOTAAL VLAANDEREN 4078 10,2 1564 3,3 8662 6,8 14304 7,4
Luik 425 20,7 136 4,4 1632 10,2 2193 11,9
Henegouwen 624 14,1 47 4,3 1382 6,9 2053 9,0
Luxemburg 44 0,0 . . 310 4,5 354 4,0
Namen 385 9,1 . . 596 11,2 981 10,4
Waals Brabant . . . . 221 6,8 221 6,8
TOTAAL WALLONIE 1478 14,3 183 4,4 4141 8,6 5802 9,9
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1255 19,1 56 1,8 804 9,3 2115 14,9
TOTAAL BELGIË 6811 12,7 1803 3,4 13607 7,5 22221 8,8
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
57
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.2.b. Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 1828 15,3
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2399 6,4
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1501 10,5
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 1803 3,4
TOTAAL AMBULANT 7531 8,6
Residentieel - Crisiseenheid 644 24,2
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 317 17,7
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 5771 9,0
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 7958 7,2
TOTAAL RESIDENTIEEL 14690 8,9
TOTAAL 22221 8,8
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.2.c. Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N %
2012 9321 10,6
2013 10521 11,8
2014 10523 11,4
2015 11331 10,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.2.d. Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen per geslacht
Geslacht N %
Man 15725 9,8
Vrouw 6485 6,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
58
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.2.e. Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
<15 52 5,8
15-19 1145 7,2
20-24 1745 11,1
25-29 2393 12,2
30-34 2942 11,6
35-39 2921 11,2
40-44 2752 10,5
45-49 2572 7,3
50-54 2194 5,5
55-59 1705 4,6
60-64 1033 2,2
>=65 737 1,8
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.2.f. Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 2370 22,0
Cocaïne 1673 10,3
Stimulantia andere dan cocaïne 968 13,9
Hypnotica en sedativa 902 4,4
Cannabis 3176 7,0
Alcohol 12194 6,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.2.g. Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 13850 10,4
Eerste behandeling 7945 5,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
59
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Indicator 3.3.: Patiënten met een laag inkomen
Omschrijving:
Wanneer een persoon geen eigen inkomen heeft of dient te genieten van een leefloon of OCMW-steun , wordt dit aanschouwd als een situatie van financiële kwetsbaarheid. Dit kan de gezondheid van de patiënt alsook de wijze waarop men zich laat behandelen beïnvloeden.
Belangrijke vaststellingen:
• Één patiënt op 5 heeft een laag inkomen volgens de voorgestelde opbouw van de indicator. Het aandeel van personen met beperkt inkomen is lager in de ziekenhuizen (13%) dan in de revalidatie centra (33%) of de centra voor geeste-lijke gezondheidszorg (30%) (Zie Tabel 3.3.a.).
• Het aandeel patiënten met laag inkomen is hoger in de MSOC’s (38%) dan in de andere types van ambulante programma’s (+/- 30%). Dit weerspiegelt het laagdrempelige karakter van deze programma’s (Zie Figuur 3.3. en Tabel 3.3.b.).
• Mannen hebben vaker financiële problemen (22%) dan vrouwen (17%) (Zie Tabel 3.3.d.).
• Het aandeel patiënten met laag inkomen neemt af met de leeftijdscategorie. Van 38% in de leeftijdscategorie 20-24 jaar daalt het tot onder de 10% na 50 jaar. Oudere patiënten zijn minder vaak in financiële kwetsbaarheid dan de jongere patiënten (Zie Tabel 3.3.e).
• Patiënten in behandeling voor cannabis (42%) of opiaten (37%) ondervinden vaker problemen in verband met het inkomen dan patiënten in behandeling voor alcohol (11%) of hypnotica (15%) (Zie Tabel 3.3.f).
Figuur 3.3. Aandeel patiënten met een laag inkomen per type programma, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%5%
10%15%20%25%30%35%40%
MSO
C
Dagc
entr
um
Raad
pleg
ing
CGG
Crisi
s
TG
Psyc
hiat
risch
zieke
nhui
s
Alge
mee
n zie
kenh
uis
Ambulant Residentieel
Prop
ortie
Type programma
60
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabellen :
Tabel 3.3.a. Aandeel patiënten met een laag inkomen per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 452 36,1 723 33,9 1172 13,8 2347 24,3
Vlaams Brabant 657 32,6 93 23,7 642 10,3 1392 21,7
West Vlaanderen 437 29,1 41 19,5 3272 9,4 3750 11,8
Oost Vlaanderen 1927 32,8 320 40,3 2698 12,8 4945 22,4
Limburg 679 27,1 464 14,9 976 11,1 2119 17,0
TOTAAL VLAANDEREN 4152 31,8 1641 28,8 8760 11,3 14553 19,1
Luik 454 33,9 148 38,5 1671 15,1 2273 20,4
Henegouwen 812 38,3 51 33,3 1436 12,8 2299 22,3
Luxemburg 47 10,6 . . 327 12,2 374 12,0
Namen 420 36,2 . . 608 17,6 1028 25,2
Waals Brabant . . . . 246 14,2 246 14,2
TOTAAL WALLONIE 1733 35,9 199 37,2 4288 14,4 6220 21,1
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1318 32,0 58 29,3 803 16,9 2179 26,4
TOTAAL BELGIË 7203 32,8 1898 29,7 13851 12,6 22952 20,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
61
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.3.b. Aandeel patiënten met een laag inkomen per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 1883 38,4
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2353 30,8
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1586 30,4
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 1898 29,7
TOTAAL AMBULANT 7720 32,3
Residentieel - Crisiseenheid 695 32,2
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 623 26,0
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6209 14,7
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 7705 11,4
TOTAAL RESIDENTIEEL 15232 14,3
TOTAAL 22952 20,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.3.d. Aandeel patiënten met een laag inkomen per geslacht
Geslacht N %
Man 16417 21,6
Vrouw 6523 17,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
62
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.3.e. Aandeel patiënten met een laag inkomen per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
<15 57 89,5
15-19 1172 81,9
20-24 1800 37,8
25-29 2459 25,3
30-34 3100 20,1
35-39 2999 17,2
40-44 2882 16,9
45-49 2652 12,3
50-54 2258 8,3
55-59 1751 7,5
60-64 1037 6,3
>=65 750 2,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.3.f. Aandeel patiënten met een laag inkomen per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 2563 36,6
Cocaïne 1765 20,7
Stimulantia andere dan cocaïne 1007 28,4
Hypnotica en sedativa 933 14,9
Cannabis 3258 41,8
Alcohol 12460 10,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.3.g. Aandeel patiënten met een laag inkomen per behandelingsntecedenten
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 14560 18,9
Eerste behandeling 8013 23,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 20155
63
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Indicator 3.4.: Patiënten die met kinderen samenleven
Omschrijving:
Onder de meest negatieve gevolgen van verslaving van alcohol of andere illegale middelen behoren de psychosociale effecten van middelenmisbruik van ouders op hun kinderen. Deze indicator laat toe de groep patiënten te belichten die in contact staan met kinderen.
Belangrijke vaststellingen:
• 1 op 5 patiënten (22%) leeft samen met een kind. Het aandeel is hoger in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (28%) dan in de revalidatie centra (22%) en de ziekenhuizen (22%) (Zie Tabel 3.4.a.).
• In de leeftijdscategorie 35-44 jaar is het aandeel patiënten met kinderen het grootste en het neemt af in de jongere en oudere categorieën. Het hoge aandeel in de categorie < 15 jaar is ongetwijfeld te verklaren door de aanwezi-gheid van broers en zussen; een gegeven dat kan zorgen voor een verkeerde interpretatie van de variabel (Zie Figuur 3.4. en Tabel 3.4.e.).
• In Brussel is de proportie van patiënten die samenleven met kinderen veel lager (19%) dan in Wallonië (25%) of Vlaanderen (22%) (Zie Tabel 3.4.a.).
• Het aandeel patiënten met kinderen is hoger in ambulante dan in residentiële programma’s. Het aandeel patiënten met kinderen is het laagst in de residen-tiële crisiscentra (15%) en de therapeutische gemeenschappen (16%) (Zie Tabel 3.4.b.).
• Meer dan één op de vier vrouwen in behandeling (28%) leeft samen met haar kind, terwijl dit aandeel voor mannen slechts één op de vijf bedraagt (20%) (Zie 3.4.d.).
• De personen die voor het eerst in behandeling zijn, bevinden zich vaker in een woonsituatie met kinderen (25%) vergeleken met de personen die al eerder in behandeling waren (20%) (Zie Tabel 3.4.g.).
Figuur 3.4. Aandeel patiënten dat met kinderen samenleeft per leeftijdscate-gorie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
<15 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 >=65
Prop
ortie
Leeftijdscategorie
64
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabellen:
Tabel 3.4.a. Aandeel patiënten die met kinderen samenleven per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 352 17,6 686 25,5 1152 18,8 2190 20,7
Vlaams Brabant 560 20,9 92 29,3 644 28,0 1296 25,0
West Vlaanderen 418 25,1 37 37,8 3228 23,5 3683 23,9
Oost Vlaanderen 1775 22,3 304 31,6 2580 18,4 4659 20,8
Limburg 659 18,2 444 31,3 920 19,8 2023 21,8
TOTAAL VLAANDEREN 3764 21,2 1563 28,9 8524 21,3 13851 22,1
Luik 423 18,0 120 26,7 1617 21,3 2160 21,0
Henegouwen 567 26,3 41 34,1 1293 26,8 1901 26,8
Luxemburg 42 35,7 . . 308 23,7 350 25,1
Namen 379 33,5 . . 573 22,0 952 26,6
Waals Brabant . . . . 220 30,0 220 30,0
TOTAAL WALLONIE 1411 26,0 161 28,6 4011 23,9 5583 24,5
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1047 17,6 58 12,1 787 20,5 1892 18,6
TOTAAL BELGIË 6222 21,7 1782 28,3 13322 22,0 21326 22,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
65
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.4.b. Aandeel patiënten die met kinderen samenleven per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 1710 21,3
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2153 22,9
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1320 25,4
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 1782 28,3
TOTAAL AMBULANT 6965 24,4
Residentieel - Crisiseenheid 633 14,8
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 314 16,2
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 5714 20,4
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 7700 23,1
TOTAAL RESIDENTIEEL 14361 21,5
TOTAAL 21326 22,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.4.d. Aandeel patiënten die met kinderen samenleven per geslacht
Geslacht N %
Man 15049 20,1
Vrouw 6265 28,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
66
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.4.e. Aandeel patiënten die met kinderen samenleven per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
<15 56 17,9
15-19 1198 9,6
20-24 1836 8,8
25-29 2498 18,1
30-34 3112 25,9
35-39 3054 33,2
40-44 2896 32,0
45-49 2655 26,1
50-54 2258 17,1
55-59 1750 8,2
60-64 1062 4,5
>=65 755 3,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.4.f. Aandeel patiënten die met kinderen samenleven per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 2199 21,4
Cocaïne 1577 23,8
Stimulantia andere dan cocaïne 928 20,6
Hypnotica en sedativa 875 24,6
Cannabis 2985 19,8
Alcohol 11873 23,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.4.g. Aandeel patiënten die met kinderen samenleven per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 14560 18,9
Eerste behandeling 8013 23,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
67
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Indicator 3.5.: Patiënten met een laag opleidingsniveau
Omschrijving:
Volgens het WHO rapport over de gezondheidsbepalende factoren wordt een laag opleidingsniveau in verband gebracht met een slechte gezondheid, meer stress en een gebrek aan zelfvertrouwen (WHO, 2016). Binnen deze indicator zal de proportie van patiënten die als hoogste diploma het niveau van het basisonderwijs hebben bereikt worden besproken.
Belangrijke vaststellingen:
• Het is belangrijk om te vermelden dat eerder verzamelde gegevens incons-istenties kunnen vertonen ten gevolge van een verkeerd begrip van de variabele. Het is inderdaad zo dat het niveau van de huidige opleiding soms wordt vermeld en niet het opleidingsniveau dat effectief door de patiënt reeds werd behaald. De getoonde verhoudingen kunnen dus een onderschatting zijn.
• Op nationaal niveau heeft 14,4% van de bevolking een diploma behaald dat overeenstemt met maximaal het niveau van het basisonderwijs (Source : DG Statistique - Statistics Belgium (2016), Niveau d’enseignement de la population belge de 15-64 ans, 2005, 2010 et 2015), terwijl deze proportie bijna het dub-bele is binnen de TDI registratie (28%) (zie Table 3.5.a.).
• Het aandeel is groter bij patiënten in behandeling voor opiaten (44%) en can-nabis (44%) dan bij patiënten in behandeling voor alcohol (19%) (Zie Figuur 3.5. en Tabel 3.5.f).
• Het aandeel laag opgeleide patiënten is veel hoger in de revalidatie centra (45%) dan in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (7%) en de zieken-huizen (22%) (Zie Tabel 3.5.a.).
• De residentiële crisiseenheden vangen bijna 60% van de patiënten met een laag scholingsniveau op (Zie Tabel 3.5.b.).
• Het aandeel laag opgeleide patiënten is hoger bij de mannen (30%) dan bij de vrouwen (23%) (Zie Tabel 3.5.d.).
68
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Figuur 3.5. Aandeel patiënten met een laag scholingsniveau per voornaamste substantie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%5%
10%15%20%25%30%35%40%45%50%
Opiaten Cocaïne Stimulantiaandere dan
cocaïne
Hypnotica Cannabis Alcohol
Prop
ortie
Voornaamste substantie
69
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabellen:
Tabel 3.5.a. Aandeel patiënten met een laag scholingsniveau per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 329 45,6 479 0,8 1157 25,3 1965 22,7
Vlaams Brabant 623 41,6 76 2,6 630 10,6 1329 24,7
West Vlaanderen 562 57,7 35 8,6 3254 15,9 3851 22,0
Oost Vlaanderen 1818 48,8 270 5,9 2560 25,0 4648 33,2
Limburg 658 47,1 402 1,7 925 25,3 1985 27,8
TOTAAL VLAANDEREN 3990 48,4 1262 2,5 8526 20,6 13778 27,0
Luik 435 40,5 138 40,6 1645 28,4 2218 31,6
Henegouwen 797 51,6 37 37,8 1328 19,7 2162 31,7
Luxemburg 36 30,6 . . 320 17,2 356 18,5
Namen 375 32,8 . . 595 28,4 970 30,1
Waals Brabant . . . . 247 17,0 247 17,0
TOTAAL WALLONIE 1643 43,9 175 40,0 4135 24,1 5953 30,0
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1120 36,7 54 1,9 814 28,7 1988 32,5
TOTAAL BELGIË 6753 45,4 1491 6,9 13475 22,1 21719 28,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
70
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.5.b. Aandeel patiënten met een laag scholingsniveau per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 1802 45,3
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2330 48,4
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1455 34,2
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 1491 6,9
TOTAAL AMBULANT 7078 35,9
Residentieel - Crisiseenheid 548 59,1
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 624 47,1
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6074 26,7
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 7395 18,5
TOTAAL RESIDENTIEEL 14641 24,6
TOTAAL 21719 28,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.5.d. Aandeel patiënten met een laag scholingsniveau per geslacht
Geslacht N %
Man 15478 30,4
Vrouw 6231 23,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
71
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
3 : S
ocia
le si
tuat
ie v
an p
atië
nten
Tabel 3.5.e. Aandeel patiënten met een laag scholingsniveau per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
<15 60 45,0
15-19 1245 62,3
20-24 1785 39,4
25-29 2349 34,1
30-34 2903 29,8
35-39 2784 25,6
40-44 2673 24,1
45-49 2472 23,6
50-54 2111 19,6
55-59 1636 17,1
60-64 1005 17,5
>=65 678 23,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.5.f. Aandeel patiënten met een laag scholingsniveau per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 2370 44,5
Cocaïne 1608 31,9
Stimulantia andere dan cocaïne 950 38,4
Hypnotica en sedativa 873 26,5
Cannabis 3220 43,5
Alchool 11763 18,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 3.5.g. Aandeel patiënten met een laag scholingsniveau per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 13714 28,9
Eerste behandeling 7703 27,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
72
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
THEMA 4 : KENMERKEN VAN DE BEHANDELING
In dit thema worden de behandelingsgebonden kenmerken besproken op basis van variabelen met betrekking tot eerder gevolgde behandelingen, leeftijd, oorsprong van de verwijzing en vragen over substitutiebehandeling.
Deze gegevens geven een idee van de toegang tot de zorg of de behandelings-geschiedenis van patiënten.
De volgende indicatoren worden besproken:
• Indicator 4.1.: Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn
• Indicator 4.2.: Leeftijd bij de eerste behandeling
• Indicator 4.3.: Belangrijkste verwijzingsbronnen
• Indicator 4.4.: Substitutiebehandeling
73
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Indicator 4.1.: Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn
Omschrijving:
Deze indicator beschrijft de omvang van de groep patiënten die hun therapie beginnen zonder voorgeschiedenis van problematisch middelengebruik.
Belangrijke vaststellingen:
• Ongeveer één derde van de geregistreerde patiënten start voor het eerste een behandeling voor problemen met middelengebruik. Dit aandeel is hoger in de diensten voor geestelijke gezondheidszorg (54%). Dit bevestigt de functie van de eerstelijnshulp van centra voor geestelijke gezondheid (Zie Tabel 4.1.a.).
• Het aandeel eerste behandelingen is groter in de ambulante centra (46%) dan in de residentiële centra (30%). In de residentiële crisiscentra of de therapeu-tische gemeenschappen is dit aandeel het kleinste (17%). (Zie Tabel 4.1.b.).
• Sinds 2012 neemt het aandeel patiënten dat voor het eerst in behandeling is licht toe. (Zie Tabel 4.1.c.).
• Het aandeel eerste behandelingen daalt met de stijgende leeftijdscategorie tot 44 jaar en stijgt daarna opnieuw in de hogere leeftijdscategorieën (Zie Tabel 4.1.e.).
• Het aandeel nieuwe behandelingen is klein bij personen die in behandeling zijn voor opiaten (14%), terwijl het bijna 60% bedraagt bij patiënten in behan-deling voor cannabis (Zie Tabel 4.1.f.).
Figuur 4.1. Aandeel patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn per type programma, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
MSO
C
Dagc
entr
um
Raad
pleg
ing
CGG
Crisi
s
TG
Psyc
hiat
risch
ziek
enhu
is
Alge
mee
n zie
kenh
uis
Ambulant Residentieel
Prop
ortie
Type programma
74
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabellen:
Tabel 4.1.a. Aandeel patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type van centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 490 11,4 801 53,0 1241 31,5 2532 34,3
Vlaams Brabant 665 37,3 99 46,7 665 31,5 1429 35,2
West Vlaanderen 656 31,5 45 25,0 3400 31,4 4101 31,3
Oost Vlaanderen 2029 43,5 332 56,5 2772 24,7 5133 34,1
Limburg 719 62,2 467 53,5 1006 30,4 2192 45,8
TOTAAL VLAANDEREN 4559 40,4 1744 52,7 9084 29,2 15387 35,2
Luik 465 38,7 158 42,6 1706 39,7 2329 39,7
Henegouwen 866 34,3 57 40,7 1511 34,5 2434 34,6
Luxemburg 51 47,5 . . 336 31,8 387 33,5
Namen 446 39,2 . . 635 31,9 1081 34,8
Waals Brabant . . . . 252 33,6 252 33,6
TOTAAL WALLONIE 1828 36,9 215 42,1 4440 35,9 6483 36,4
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1581 33,7 60 71,2 859 37,1 2500 36,0
TOTAAL BELGIË 7968 38,4 2019 52,2 14383 31,8 24370 35,6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
75
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabel 4.1.b. Aandeel patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 2018 41,4
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2673 44,1
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1760 44,8
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 2019 52,2
TOTAAL AMBULANT 8470 45,5
Residentieel - Crisiseenheid 714 13,9
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 648 17,3
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6372 28,1
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 8166 34,7
TOTAAL RESIDENTIEEL 15900 30,4
TOTAAL 24370 35,6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.1.c. Aandeel patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N %
2012 10717 30,0
2013 11419 32,1
2014 11440 32,2
2015 12661 33,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.1.d. Aandeel patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn per geslacht
Geslacht N %
Man 17480 35,3
Vrouw 6878 36,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
76
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabel 4.1.e. Aandeel patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
<15 61 80,3
15-19 1296 73,8
20-24 1956 50,4
25-29 2659 38,1
30-34 3290 30,8
35-39 3192 29,3
40-44 3035 28,3
45-49 2784 28,5
50-54 2359 30,3
55-59 1815 33,7
60-64 1094 35,1
>=65 775 42,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.1.f. Aandeel patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 2788 13,9
Cocaïne 1892 36,9
Stimulantia andere dan cocaïne 1103 34,0
Hypnotica en sedativa 977 31,9
Cannabis 3561 58,3
Alcohol 12988 33,8
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
77
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Indicator 4.2.: Leeftijd bij de eerste behandeling
Omschrijving:
Deze indicator is gebonden aan de vorige indicator en geeft een inschatting van de gemiddelde leeftijd bij de start van een behandeling en standaardafwijking van deze groep patiënten.
Belangrijke vaststellingen:
• De patiënten die starten met een behandeling zijn gemiddeld 37 jaar (Standaard deviatie van 15 jaar). Patiënten die een behandeling in het zieken-huis starten, zijn gemiddeld 43 jaar, terwijl patiënten die een behandeling starten in een dienst voor geestelijke gezondheidszorg gemiddeld 35 jaar zijn en patiënten in revalidatie centra gemiddeld 29 jaar zijn (Zie Tabel 4.2.a).
• Patiënten die een behandeling starten voor cannabis zijn gemiddeld het jongste (24 jaar), gevolgd door patiënten die een behandeling starten voor stimulerende middelen of cocaïne (30 en 31 jaar). Patiënten beginnen een behandeling voor alcohol of hypnotica vooral na de leeftijd van 40 jaar (res-pectievelijk 46 en 43 jaar gemiddeld). De standaarddeviatie is ook hoger voor de 2 laatste substanties dan voor de andere middelen (Zie Figuur 4.2. en Tabel 4.2.f.).
• In de revalidatie centra zijn de personen die voor de eerste keer een behande-ling starten gemiddeld 5 jaar jonger in Vlaanderen dan in Wallonië en 9 jaar jonger in Vlaanderen dan in Brussel (Zie Tabel 4.2.b.).
• Grote leeftijdsverschillen worden geobserveerd tussen patiënten die een behandeling starten in een dagcentrum (26 jaar) en deze in ambulante raadplegingen (33 jaar) of in MSOC’s (30 jaar) (Zie Tabel 4.2.b.).
• Vrouwen starten een behandeling gemiddeld 5 jaar later dan mannen (Zie Tabel 4.2.d.).
Figuur 4.2. Gemiddelde leeftijd en standaardafwijking bij de eerste behan-deling per voornaamste substantie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0
10
20
30
40
50
60
70
Opiaten Cocaïne Stimulantiaandere dan
cocaïne
Hypnotica Cannabis Alcohol
Gem
idde
lde
leef
tijd
Voornaamste substantie
78
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabellen:Ta
bel 4
.2.a
. G
emid
deld
e le
eftij
d bi
j de
eers
te b
ehan
delin
g pe
r geo
grafi
sch
gebi
ed e
n ty
pe c
entr
um
Geo
grafi
sch
gebi
ed
Type
cen
trum
Reva
lidat
ie c
entr
aCe
ntra
gee
stel
ijkeg
ezon
dhei
dZi
eken
huiz
enTo
taal
NG
emid
deld
eSt
anda
ard-
afw
ijkin
gN
Gem
idde
lde
Stan
daar
d-af
wijk
ing
NG
emid
deld
eSt
anda
ard-
afw
ijkin
gN
Gem
idde
lde
Stan
daar
d-af
wijk
ing
Ant
wer
pen
5533
,410
,541
134
,115
,337
644
,513
,684
238
,715
,2
Vlaa
ms
Brab
ant
246
26,3
8,7
4333
,513
,320
746
,213
,349
635
,314
,7
Wes
t Vla
ande
ren
203
24,2
8,3
1130
,012
,110
5844
,414
,812
7241
,015
,8
Oos
t Vla
ande
ren
873
26,0
8,6
186
28,7
14,4
678
42,3
14,4
1737
32,6
14,2
Lim
burg
440
27,5
10,5
244
43,3
14,3
297
39,8
13,3
981
35,1
14,2
TOTA
AL
VLA
AN
DER
EN18
1726
,49,
389
535
,415
,626
1643
,514
,453
2836
,315
,2
Luik
180
35,6
11,5
6632
,312
,667
143
,812
,691
741
,313
,0
Hen
egou
wen
295
29,4
11,0
2230
,26,
551
045
,012
,882
739
,114
,2
Luxe
mbu
rg18
42,2
16,5
..
.10
545
,113
,712
344
,714
,1
Nam
en16
831
,611
,2.
..
201
43,8
14,3
369
38,2
14,3
Waa
ls B
raba
nt.
..
..
.84
44,9
11,0
8444
,911
,0
TOTA
AL
WA
LLO
NIE
661
32,0
11,8
8831
,811
,415
7144
,312
,923
2040
,313
,8
TOTA
AL
BRU
SSEL
S H
OO
FDST
EDEL
IJK
GEW
EST
468
35,9
11,7
4232
,612
,631
242
,013
,482
238
,012
,8
TOTA
AL
BELG
IË29
4629
,210
,910
2535
,015
,244
9943
,713
,884
7037
,614
,7
Bron
: Be
lgia
n Tr
eatm
ent D
eman
d In
dica
tor R
egis
ter,
2015
79
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabel 4.2.b. Gemiddelde leeftijd bij de eerste behandeling per type programma
Type programma N Gemiddelde Standaard-afwijking
Ambulant - MSOC 821 29,2 10,8
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 1153 25,8 8,9
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 721 33,3 11,9
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 1025 35,0 15,2
TOTAAL AMBULANT 3720 30,6 12,5
Residentieel - Crisiseenheid 99 30,4 8,4
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 112 30,6 11,9
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 1764 43,0 13,1
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 2775 44,1 14,2
TOTAAL RESIDENTIEEL 4750 43,1 13,9
TOTAAL 8470 37,6 14,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Table 4.2.c. Gemiddelde leeftijd bij de eerste behandeling per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N Gemiddelde Standaardafwijking
2012 2867 33,7 13,0
2013 3542 32,6 13,1
2014 3595 32,5 12,5
2015 4204 33,8 13,6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.2.d. Gemiddelde leeftijd bij de eerste behandeling per geslacht
Jaar N Gemiddelde Standaardafwijking
Man 6035 36,1 14,3
Vrouw 2432 41,2 15,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
80
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabel 4.2.f. Gemiddelde leeftijd bij de eerste behandeling per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N Gemiddelde Standaardafwijking
Opiaten 382 35,7 10,5
Cocaïne 682 30,9 8,4
Stimulantia andere dan cocaïne 366 30,1 9,1
Hypnotica en sedativa 303 44,3 14,4
Cannabis 2026 24,2 8,4
Alcohol 4292 45,9 12,6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
81
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Indicator 4.3.: Belangrijkste verwijzingsbronnen
Omschrijving:
Het is hoogst interessant om dieper in te gaan om de manier hoe patiënten in behan-deling terecht komen. Een afweging wordt gemaakt tussen een persoonlijke beslis-sing of een beslissing van anderen uit hun rechtstreekse omgeving, een verwijzing van een medische of sociale instelling, of zelfs een gerechtelijke verwijzing.
Belangrijke vaststellingen:
• Bijna 6 op de 10 patiënten verklaart een behandeling te starten op basis van een persoonlijke beslissing of een beslissing van hun rechtstreekse omgeving. 3 op de 10 patiënten starten de behandeling op medisch of sociaal advies terwijl 1 op de 10 dit doe op gerechtelijke basis. Vergeleken met de revalidatie centra en de ziekenhuizen is de persoonlijke referentie minder van toepassing in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (28%), waar de gerechtelijke referentie meer van belang is (25%). Dit geldt ook voor de revalidatie centra (19%) (Zie Tabel 4.3.a.).
• Gerechtelijke verwijzing komt in Vlaanderen (15%) veel vaker voor dan in Wallonië en in Brussel (6-7%) (Zie Tabel 4.3.a.).
• Vrouwen starten vaker een behandeling op medisch advies (35%) dan mannen (29%). Meer mannen (13%) dan vrouwen (6%) werden doorverwezen door jus-titie (Zie Tabel 4.3.d.).
• Het aandeel van gerechtelijke verwijzingen neemt af met de leeftijdscatego-rie, terwijl de medische verwijzingen in die groep toenemen (Zie Figuur 4.3. en Tabel 4.3.e.).
• Gerechtelijke verwijzingen gebeuren vaker voor cannabis (30%) en stimulantia (26%) dan voor andere middelen (tussen 5 en 13%) (Zie Tabel 4.3.f.).
Figuur 4.3. Aandeel van de 3 belangrijkste verwijzingsbronnen per leeftijds-categorie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
<15
15-19
20-24
25-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60-64
>=65
Prop
ortie
Leeftijdscategorie
Gerechtelijk
Medische/Sociaal
Individueel/Omgeving
82
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabellen :
Tabel 4.3.a. Aandeel van de 3 belangrijkste verwijzingsbronnen per geografisch gebied en type centrum
Revalidatie centra
Geografisch gebied
Verwijzer
NIndividueel/omgeving Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
Antwerpen 477 41,5 55,3 3,1
Vlaams Brabant 629 48,0 28,0 24,0
West Vlaanderen 630 54,9 20,2 24,9
Oost Vlaanderen 1992 46,4 22,2 31,4
Limburg 652 39,9 21,3 38,8
TOTAAL VLAANDEREN 4380 46,4 26,2 27,4
Luik 463 72,8 17,3 9,9
Henegouwen 822 64,5 26,4 9,1
Luxemburg 34 47,1 35,3 17,6
Namen 427 50,1 30,4 19,4
TOTAAL WALLONIE 1746 62,8 25,1 12,0
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1425 52,1 38,3 9,5
TOTAAL BELGIË 7551 51,3 28,2 20,5
Centra geestelijkegezondheid
Geografisch gebied
Verwijzer
NIndividueel/omgeving Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
Antwerpen 741 24,3 43,3 32,4
Vlaams Brabant 90 24,4 57,8 17,8
West Vlaanderen 40 25,0 42,5 32,5
Oost Vlaanderen 278 20,5 36,7 42,8
Limburg 431 35,7 57,3 7,0
TOTAAL VLAANDEREN 1580 26,8 46,8 26,5
Luik 150 43,3 37,3 19,3
Henegouwen 56 10,7 66,1 23,2
TOTAAL WALLONIE 206 34,5 45,1 20,4
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
55 27,3 60,0 12,7
TOTAAL BELGIË 1841 27,6 47,0 25,4
83
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Ziekenhuizen
Geografisch gebied
Verwijzer
NIndividueel/omgeving Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
Anvers 1202 63,9 32,6 3,5
Brabant flamand 659 67,5 30,0 2,4Flandre occidentale 3305 68,4 25,9 5,7
Flandre orientale 2709 69,7 25,0 5,3
Limbourg 989 54,7 28,9 16,4
TOTAL FLANDRE 8864 66,6 27,2 6,2
Liège 1696 69,6 28,7 1,7
Hainaut 1463 57,3 39,6 3,0
Luxembourg 330 70,6 21,5 7,9
Namur 616 64,3 28,7 7,0
Brabant wallon 251 69,7 29,1 1,2
TOTAL WALLONIE 4356 64,8 31,9 3,3
TOTAL REGION BRUXELLES-CAPITALE
840 59,5 38,9 1,5
TOTAL BELGIQUE 14060 65,6 29,3 5,1
Totaal
Geografisch gebied
Verwijzer
NIndividueel/omgeving Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
Antwerpen 2420 47,4 40,4 12,3
Vlaams Brabant 1378 55,8 30,9 13,3
West Vlaanderen 3975 65,8 25,1 9,0
Oost Vlaanderen 4979 57,7 24,5 17,8
Limburg 2072 46,1 32,4 21,5TOTAAL VLAANDEREN 14824 56,4 29,0 14,7
Luik 2309 68,5 27,0 4,5
Henegouwen 2341 58,7 35,6 5,6
Luxemburg 364 68,4 22,8 8,8
Namen 1043 58,5 29,4 12,1
Waals Brabant 251 69,7 29,1 1,2
TOTAAL WALLONIE 6308 63,3 30,4 6,3
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
2320 54,2 39,1 6,7
TOTAAL BELGIË 23452 58,0 30,4 11,6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
84
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabel 4.3.b. Aandeel van de 3 belangrijkste verwijzingsbronnen per type programma
Type programma
Verwijzer
N Individueel/omgeving
Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
Ambulant - MSOC 1894 59,5 19,7 20,9
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2565 47,1 23,6 29,3
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1624 48,6 33,3 18,2
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg
1841 27,6 47,0 25,4
TOTAAL AMBULANT 7924 45,8 30,1 24,1
Residentieel - Crisiseenheid 708 47,3 46,6 6,1
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 639 57,1 33,6 9,2
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6276 63,8 29,3 6,9
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 7905 66,7 29,7 3,6
TOTAAL RESIDENTIEEL 15528 64,2 30,5 5,3
TOTAAL 23452 58,0 30,4 11,6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.3.d. Aandeel van de 3 belangrijkste verwijzingsbronnen per geslacht
Geslacht
Verwijzer
N Individueel/omgeving Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
Man 16803 57,5 28,7 13,8
Vrouw 6637 59,4 34,5 6,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
85
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabel 4.3.e. Aandeel van de 3 belangrijkste verwijzingsbronnen per leeftijdscategorie
Leeftijds-categorie
Verwijzer
N Individueel/omgeving Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
<15 48 41,7 35,4 22,9
15-19 1154 39,5 26,0 34,5
20-24 1880 50,0 26,8 23,2
25-29 2573 55,8 26,7 17,4
30-34 3181 59,4 27,4 13,2
35-39 3100 61,3 28,3 10,5
40-44 2940 61,8 29,6 8,6
45-49 2702 61,4 31,6 7,0
50-54 2273 59,9 34,6 5,5
55-59 1744 60,4 36,3 3,3
60-64 1068 61,0 35,7 3,3
>=65 742 55,0 41,6 3,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.3.f. Aandeel van de 3 belangrijkste verwijzingsbronnen per voornaamste substantie
Voornaamste substantie
Verwijzer
N Individueel/omgeving Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
Opiaten 2684 67,1 23,8 9,0
Cocaïne 1833 59,8 28,5 11,7Stimulantia andere dan cocaïne 1072 42,5 28,6 28,8
Hypnotica en sedativa 944 54,2 38,7 7,1
Cannabis 3348 42,7 26,3 31,0
Alcohol 12590 62,3 32,8 4,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.3.g. Aandeel van de 3 belangrijkste verwijzingsbronnen per behandelingsantecedenten
Behandelings-antecedenten
Verwijzer
N Individueel/omgeving Medische/sociaal Gerechtelijk
% % %
Eerder behandeld 14949 60,9 29,9 9,1
Eerste behandeling 8065 53,1 30,9 16,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
86
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Indicator 4.4.: Substitutiebehandeling
Omschrijving:
Om een idee te krijgen over het gebruik van de substitutiebehandelingen voor opiaten in België kan nagegaan worden welk aandeel van de populatie van patiënten met problematisch gebruik van heroïne (als voornaamste substantie of niet) reeds een substitutietherapie heeft gevolgd (alle types : methadon, buprenor-fine of andere opiaten).
Belangrijke vaststellingen:
• Over het algemeen heeft 81% van de problematische heroïnegebruikers (als voornaamste substantie of niet) reeds een substitutiebehandeling gevolgd of is deze behandeling aan het volgen. Dit aandeel is groter in Wallonië (92%) en Brussel (89%) dan in Vlaanderen (70%). De cijfers zijn echter relatief zwak en interpretaties moeten met de nodige voorzichtigheid worden gemaakt gezien het gaat om kleine aantallen (Zie Tabel 4.4.a.).
• Het aandeel heroïnegebruikers die al substitutiebehandeling kregen stijgt per leeftijdscategorie tot meer dan 90% voor de categorie van 55-59 jarigen (Zie Tabel 4.4.e.).
• De Tabel 4.4.f. beschrijft het verschil tussen deze patiënten waarbij hun probleem van heroïnegebruik wordt vermeld als voornaamste substantie (categorie opiaten) en de anderen met een andere voornaamste substantie.
• De Farmanet registratie geeft aan dat 16.681 patiënten in België een voor-schrift verkregen voor methadone of buprenorfine in 2015. Dit zou betekenen dat TDI enkel een kleine proportie van deze populatie kan opvangen (15%). Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de patiënten onder substitu-tietherapie reeds enkele jaren geen nieuwe behandeling meer startten en dus geen deel uit maken van de definitie van patiënten die in TDI geregistreerd worden (nieuwe behandelingsaanvragen). Deze twee registers zijn dus com-plementair teneinde de behandeling van verslaving het beste te beschrijven.
87
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabellen :
Tabel 4.4.a. Aandeel problematische gebruikers van heroïne dat reeds een substitutiebehandeling heeft gevolgd per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid
Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 155 85,8 9 77,8 22 72,7 186 83,9
Vlaams Brabant 109 72,5 3 66,7 4 0,0 116 69,8
West Vlaanderen 177 44,6 5 100,0 39 69,2 221 50,2
Oost Vlaanderen 282 87,6 21 76,2 238 59,2 541 74,7
Limburg 51 66,7 2 100,0 64 65,6 117 66,7
TOTAAL VLAANDEREN 774 73,9 40 80,0 367 61,6 1181 70,3
Luik 154 96,8 33 87,9 185 90,8 372 93,0
Henegouwen 331 96,1 8 100,0 111 87,4 450 94,0
Luxemburg 11 90,9 . . 8 87,5 19 89,5
Namen 100 90,0 . . 61 82,0 161 87,0
Waals Brabant . . . . 2 50,0 2 50,0
TOTAAL WALLONIE 596 95,1 41 90,2 367 88,0 1004 92,3
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
288 89,9 . . 31 77,4 319 88,7
TOTAAL BELGIË 1658 84,3 81 85,2 765 74,9 2504 81,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
88
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabel 4.4.b. Aandeel problematische gebruikers van heroïne dat reeds een substitutiebehandeling heeft gevolgd per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 646 88,9
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 290 63,1
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 309 91,3
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 81 85,2
TOTAAL AMBULANT 1326 83,6
Residentieel - Crisiseenheid 252 86,9
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 137 85,4
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 538 77,9
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 251 70,5
TOTAAL RESIDENTIEEL 1178 79,1
TOTAAL 2504 81,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.4.d. Aandeel problematische gebruikers van heroïne dat reeds een substitutiebehandeling heeft gevolgd per geslacht
Geslacht N %
Man 2053 81,4
Vrouw 448 81,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
89
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
4 : K
enm
erke
n va
n de
beh
ande
ling
Tabel 4.4.e. Aandeel problematische gebruikers van heroïne dat reeds een substitutiebehandeling heeft gevolgd per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
15-19 19 52,6
20-24 157 70,7
25-29 431 78,7
30-34 554 77,8
35-39 514 82,5
40-44 412 86,2
45-49 261 88,9
50-54 118 89,0
55-59 27 92,6
60-64 5 80,0
>=65 . .
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 4.4.f. Aandeel problematische gebruikers van heroïne dat reeds een substitutiebehandeling heeft gevolgd per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 2010 85,0
Cocaïne 122 73,0
Stimulantia andere dan cocaïne 43 55,8
Hypnotica en sedativa 32 62,5
Cannabis 66 54,5
Alcohol 153 70,6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
90
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
THEMA 5 : BESCHRIJVING VAN DE MIDDELEN
In deze sectie worden de substanties en de gebruikswijze beschreven die vermeld worden door de patiënten. Binnen de TDI vragenlijst geeft een patiënt eerst alle substanties op waarbij hij of zij een probleem ondervindt alvorens een substan-tie aan te duiden die de meeste problemen oplevert alszijnde de ‘voornaamste substantie’. De mogelijkheid bestaat natuurlijk ook om geen enkele substantie als voornaamste substantie op te geven in geval van polydruggebruik of indien het niet mogelijk is een voornaamste substantie te identificeren. Voor de vermelde voornaamste substanties zijn 3 vragen opgenomen gerelateerd met de gebruikswi-jze, de frequentie van gebruik en de leeftijd bij het begin van gebruik. De volgende indicatoren laten toe om zowel alle problematische substanties (meerdere keuzes per patiënt), de voornaamste substantie (1 keuze per patiënt) als het gebruikerspro-fiel te beschrijven.
De volgende indicatoren worden besproken:
• Indicator 5.1.: Gemelde middelen
• Indicator 5.2.: Voornaamste substanties
• Indicator 5.3.: Aantal gemelde middelen
• Indicator 5.4.: Toedieningswijze
• Indicator 5.5.: Frequentie van gebruik
• Indicator 5.6.: Gemiddelde leeftijd bij eerste gebruik
91
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Indicator 5.1.: Gemelde middelen
Omschrijving:
Deze indicator laat toe een beschrijving te geven van de verscheidenheid en het belang van de verschillende problematische substanties die vermeld worden bij elke behandelingsepisode. Wanneer een patiënt geen specifieke substantie opgeeft, maar enkel een categorie (bv. opiaten), dan wordt dit aangegeven als ‘niet gespeci-fieerd’ (bv. opiaten, niet gespecifieerd).
Belangrijke vaststellingen:
• Alcohol is het meest gemelde middel en wordt in bijna twee derde van de behandelingsepisoden gemeld. Voor cannabis wordt vaak de categorie van middelen vermeld zonder een specifiek middel te benoemen. Marihuana is het tweede meest gemelde middel in bijna 1 op de 5 episoden. Cocaïne in poeder is het derde meest vernoemde middel (Zie Tabel 5.1.a.).
• Het grote aandeel van verschillende categorieën van middelen in de residen-tiële crisiscentra geeft het problematische karakter aan van de patiënten binnen dit programmatype (Zie Figuur 5.1.a.).
• In de ziekenhuizen en de diensten voor geestelijke gezondheidszorg wordt een lager aandeel patiënten geobserveerd die een melding maken van opiaten, cocaïne en stimulantia (Zie Figuur 5.1.a.).
• Het verschil tussen mannen en vrouwen is vooral duidelijk door het kleinere aandeel gebruik van cannabis, opiaten en cocaïne bij vrouwen, maar een groter aandeel van hypnotica en alcohol (Zie Figuur 5.1.b.).
• Na de leeftijd van 55 jaar worden nagenoeg alle problematische middelen vertegenwoordigd door alcohol en, in mindere mate, hypnotica. Vermelding van cannabis domineert in de leeftijdscategorie jonger dan 20 jaar. Vanaf 20 jaar stijgt het aandeel andere categorieën van middelen tot ongeveer 39 jaar (Zie Figuur 5.1.c.).
• De grafiek die de indicator weergeeft per voornaamste substantie laat zien welke middelen meestal worden gecombineerd met de voornaamste subs-tantie. Cocaïne en opiaten worden het vaakst gecombineerd. Een kleiner aandeel middelen wordt gecombineerd met alcohol als voornaamste subs-tantie. Alcohol en cannabis daarentegen worden vaak gecombineerd met alle voornaamste substanties (Zie Figuur 5.1.e.).
92
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Table 5.1. Aantal en aandeel van de behandelingsepisodes waar specifieke middelen worden gemeld
Substantie N %
Opiaten niet gespecificeerd (categorie) 307 1,1
Heroïne 3846 13,5
Methadon (mibruik) 785 2,8
Buprenorphine (misbruik) 74 0,3
Fentanyl (misbruik) 17 0,1
Andere opiaten (codeine, morfine, oxycodone, opium, tilidine, tramadol,…) 155 0,5
TOTAAL OPIATEN 4557 16,0
Cocaïne niet gespecificeerd (categorie) 1168 4,1
Cocaïne in peoder 3931 13,8
Crack 464 1,6
Andere cocaïne (cocaïne analogen) 2 0,0
TOTAAL COCAINE 5390 18,9
Stimulantia niet gespecificeerd (categorie) 230 0,8
Amfetamines 2777 9,7
Methamfetamines 84 0,3
MDMA of derivaten 545 1,9
Mefedrone 25 0,1
Andere stimulantia (4CMC, Rilatine, Efedrine,…) 22 0,1
TOTAAL STIMULANTIA 3248 11,4
Hypnotica niet gespecificeerd (categorie) 233 0,8
Barbituraten 67 0,2
Benzodiazepines (misbruik) 3081 10,8
GHB/GBL 475 1,7
Andere hypnotica (Quetiapine, phenothiazine, zolpidem) 31 0,1
TOTAAL HYPNOTICA 3699 13,0
Hallucinogenen niet gespecificeerd (categorie) 55 0,2
LSD 196 0,7
Ketamine 193 0,7
Andere hallucinogenen (paddenstoelen, 2CB,…) 38 0,1
TOTAAL HALLUCINOGENEN 391 1,4
Vluchtige snuifmiddelen 48 0,2
Cannabis niet gespecificeerd (categorie) 2655 9,3
Marihuana 5161 18,1
Hasj 1013 3,6
Andere cannabis (crystal, olie, synthetische cannabinoïden) 9 0,0
TOTAAL CANNABIS 8220 28,9
Alcohol 18248 64,1
Andere substantie 129 0,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
93
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Figu
ur 5
.1.a
. A
ande
el su
bsta
ntie
s gem
eld
door
pat
iënt
en p
er ty
pe p
rogr
amm
a, B
elgi
an T
reat
men
t Dem
and
Indi
cato
r Reg
iste
r, Be
lgië
, 201
5
49%
15%
28
%
6%
24%
40
%
24%
14
%
7%
29%
31%
25%
13%
25%
49%
39%
16%
10%
19%
22%
5%
11%
15%
31%
20%
10%
6%
12%
7%
9%
6%
8%
30%
17%
15%
14%
42%
61%
35%
34%
45%
45%
35%
23%
16%
19%
24%
52%
63%
37%
40%
57%
77%
83%
0%50%
100%
150%
200%
250%
Ambu
lant
- M
SOC
Ambu
lant
-Da
gcen
trum
Ambu
lant
-Ra
adpl
egin
gAm
bula
nt -
CGG
Ambu
lant
- An
dere
Resid
entie
el -
Crisi
sRe
siden
tieel
- TG
Resid
entie
el -
Psyc
hiat
risch
zieke
nhui
s
Resid
entie
el -
Alge
mee
nzie
kenh
uis
Proportie
Type
pro
gram
ma
Alco
hol
Cann
abis
Hypn
otic
a
Stim
ulan
tia
Coca
ïne
Opi
aten
94
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Figuur 5.1.b. Aandeel substanties gemeld door patiënten per geslacht, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
18% 12%
21% 13%
12%
10%
11%
17%
33%
19%
62%
70%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
140%
160%
180%
Man Vrouw
Prop
ortie
Geslacht
Alcohol
Cannabis
Hypnotica
Stimulantia
Cocaïne
Opiaten
Figuur 5.1.d. Aandeel substanties gemeld door patiënten per behandelingsan-tecedenten, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
21% 6%
20%
16%
12%
10%
16%
8%
26%
36%
66%
60%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
140%
160%
180%
Eerder behandeld Eerste behandeling
Popo
rtie
Behandelingsantecedenten
Alcohol
Cannabis
Hypnotica
Stimulantia
Cocaïne
Opiaten
95
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Figu
ur 5
.1.c
. A
ande
el su
bsta
ntie
s gem
eld
door
pat
iënt
en p
er le
eftij
dsca
tego
rie,
Bel
gian
Tre
atm
ent D
eman
d In
dica
tor R
egis
ter,
Belg
ië, 2
015
3%
3%
13%
24
%
25%
23
%
20%
15
%
9%
4%
2%
1%
6%
12%
32%
34%
30
%
26%
18
%
10%
5%
2%
1%
1%
8%
17%
24%
22%
18
%
13%
8%
5%
2%
1%
0%
0%
3%
4%
11%
15%
17
%
16%
14%
13%
11%
10%
10
%
13%
87%
88%
66%
47
%
38%
28%
19%
12%
7%
2%
1%
1%
21%
17%
34%
44
%
54%
61%
72%
81%
87%
93%
94
%
92%
0%20%
40%
60%
80%
100%
120%
140%
160%
180%
200%
<15
15-1
920
-24
25-2
930
-34
35-3
940
-44
45-4
950
-54
55-5
960
-64
>=65
Proportie
Leef
tijds
cate
gorie
Alco
hol
Cann
abis
Hypn
otic
a
Stim
ulan
tia
Coca
ïne
Opi
aten
96
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Figuur 5.1.e. Aandeel bijkomende andere substanties gemeld door patiënten per vermelde voornaamste substantie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
10% 7% 8% 3% 2%
31% 16% 10% 11%
6%
8%
14%
14% 12%
2%
16%
12% 18% 4%
7%
27%
33% 37%
16%
9%
20% 34% 23%
26%
17%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
Opiaten Cocaïne Stimulantia Hypnotica Cannabis Alcohol
Prop
ortie
Vermelde voornaamste substantie
Alcohol
Cannabis
Hypnotica
Stimulantia
Cocaïne
Opiaten
97
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Indicator 5.2.: Voornaamste substanties
Omschrijving:
Deze beschrijving betreft de gemelde voornaamste substanties, die door de patiënten worden aangegeven als de substantie die voor de meeste proble-men zorgt. Het is ook interessant om het aandeel patiënten te bekijken dat geen voornaamste substantie heeft gemeld omdat het niet mogelijk is een substantie aan te duiden onder alle verschillende middelen die voor problemen zorgen.
Belangrijke vaststellingen:
• De meest opvallende evolutie binnen dezelfde groep instellingen die de indicator sinds 2012 registreren, betreft een daling in het percentage van patiënten in behandeling voor een opiaatgerelateerd probleem. Sinds 2015 is er eveneens een daling vast te stellen in de proportie patiënten in behande-ling voor cannabis (Zie Figuur 5.2. en Tabel 5.2.c.).
• Algemeen komt alcohol als voornaamste product in iets meer dan de helft van de geregistreerde behandelingsaanvragen voor, gevolgd door cannabis (15%) en opiaten (11%).
• In totaal kon 4% van de patiënten geen voornaamste substantie opgeven omdat het te moeilijk bleek om deze te bepalen onder de gebruikte midde-len die hen problemen geven. (Zie Tabel 5.2.a.).Opiaten zijn de voornaamste substantie aan de oorsprong van behandelingen in MSOC’s (ambulante en residentiële crisiscentra). Cannabis komt vaker voor in de dagcentra en alcohol wordt gezien in alle andere programmatypes (Zie Tabel 5.2.b.).
• Het verschil tussen mannen en vrouwen wordt gekenmerkt door het laagste aandeel vrouwen die cannabis of opiaten opgeven, maar daarentegen het grootste aandeel hebben voor alcohol en hypnotica (Zie Tabel 5.2.d.).
• De patiënten die zich voor het eerst aanmelden voor een behandeling ver-tonen opvallend minder vaak een probleem met opiaten dan de patiënten die reeds in behandeling zijn geweest. Daarentegen is het percentage voor cannabis wel veel hoger bij patiënten die zich voor het eerst aanmelden (Zie Tabel 5.2.g.).
98
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Figuur 5.2. Evolutie van het percentage van voornaamste substantie binnen een groep van behandelingscentra die betrokken zijn in de rappor-tage tussen 2012 en 2015, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
2012 2013 2014 2015
Prop
ortie
Registratiejaar
Opiaten
Cocaïne
Stimulantia
Hypnotica
Cannabis
Alcohol
99
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabellen:Ta
bel 5
.2.a
. Aan
deel
van
cat
egor
ieën
van
voo
rnaa
mst
e su
bsta
ntie
s per
geo
grafi
sch
gebi
ed e
n pe
r typ
e ce
ntru
m
Reva
lidat
ie c
entr
a
Geo
grafi
sch
gebi
edN
Voor
naam
ste
subs
tant
ie
Gee
nO
piat
enCo
caïn
eSt
imul
anti
a an
dere
da
n co
caïn
eH
ypno
tica
en
seda
tiva
Cann
abis
Alc
ohol
%%
%%
%%
%
Ant
wer
pen
486
.42
,624
,112
,35,
89,
75,
6
Vlaa
ms
Brab
ant
662
0,5
18,0
19,9
13,6
4,1
39,1
4,8
Wes
t Vla
ande
ren
654
1,1
27,7
17,0
15,0
0,3
37,2
1,8
Oos
t Vla
ande
ren
2011
1,3
14,8
19,8
13,1
2,0
44,9
4,2
Lim
burg
714
31,7
8,0
13,9
14,4
4,2
22,0
5,9
TOTA
AL
VLA
AN
DER
EN45
275,
819
,018
,913
,62,
835
,54,
4
Luik
465
2,2
49,2
9,0
0,4
1,5
10,8
26,9
Hen
egou
wen
866
1,3
44,0
12,1
1,4
1,0
16,9
23,3
Luxe
mbu
rg51
2,0
27,5
..
.29
,441
,2
Nam
en44
16,
623
,49,
50,
91,
121
,137
,4
TOTA
AL
WA
LLO
NIE
1823
2,8
39,9
10,4
1,0
1,2
16,7
28,1
TOTA
AL
BRU
SSEL
S H
OO
FDST
EDEL
IJK
GEW
EST
1573
5,5
26,1
13,3
1,4
4,3
12,1
37,4
TOTA
AL
BELG
IË79
235,
025
,215
,88,
32,
726
,616
,4
100
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Cent
ra g
eest
elijk
e ge
zond
heid
Geo
grafi
sch
gebi
edN
Voor
naam
ste
subs
tant
ie
Gee
nO
piat
enCo
caïn
eSt
imul
anti
a an
dere
da
n co
caïn
eH
ypno
tica
en
seda
tiva
Cann
abis
Alc
ohol
%%
%%
%%
%
Ant
wer
pen
799
.2,
48,
58,
94,
930
,245
,2
Vlaa
ms
Brab
ant
99.
2,0
4,0
6,1
1,0
26,3
60,6
Wes
t Vla
ande
ren
44.
13,6
11,4
9,1
2,3
20,5
43,2
Oos
t Vla
ande
ren
331
.7,
36,
06,
31,
540
,538
,4
Lim
burg
467
.1,
14,
12,
13,
69,
080
,1
TOTA
AL
VLA
AN
DER
EN17
40.
3,2
6,7
6,4
3,6
26,0
54,1
Luik
156
3,8
21,8
10,3
3,2
2,6
21,8
36,5
Hen
egou
wen
573,
514
,010
,51,
8.
10,5
59,6
Luxe
mbu
rg21
33,
819
,710
,32,
81,
918
,842
,7
Nam
en59
..
5,1
1,7
3,4
27,1
62,7
TOTA
AL
WA
LLO
NIE
2012
0,4
4,9
7,0
5,9
3,4
25,2
53,1
101
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Ziek
enhu
izen
Geo
grafi
sch
gebi
edN
Voor
naam
ste
subs
tant
ie
Gee
nO
piat
enCo
caïn
eSt
imul
anti
a an
dere
da
n co
caïn
eH
ypno
tica
en
seda
tiva
Cann
abis
Alc
ohol
%%
%%
%%
%
Ant
wer
pen
1240
9,7
1,1
2,6
1,7
4,5
4,4
76,0
Vlaa
ms
Brab
ant
660
9,7
0,3
0,6
.3,
91,
583
,9
Wes
t Vla
ande
ren
3393
3,0
1,2
1,8
2,3
4,6
5,3
81,7
Oos
t Vla
ande
ren
2765
2,7
8,4
5,0
5,0
3,7
8,6
66,6
Lim
burg
1002
7,2
4,9
5,2
6,6
6,8
14,3
55,1
TOTA
AL
VLA
AN
DER
EN90
604,
83,
73,
23,
44,
56,
973
,5
Luik
1705
1,1
9,9
5,2
0,5
5,6
5,9
71,8
Hen
egou
wen
1508
2,3
5,8
2,7
0,2
3,0
5,3
80,8
Luxe
mbu
rg33
30,
94,
20,
60,
39,
95,
478
,7
Nam
en63
58,
58,
82,
50,
95,
04,
369
,9
Waa
ls B
raba
nt25
22,
80,
81,
6.
6,0
5,2
83,7
TOTA
AL
WA
LLO
NIE
4433
2,6
7,4
3,4
0,4
5,0
5,4
75,8
TOTA
AL
BRU
SSEL
S H
OO
FDST
EDEL
IJK
GEW
EST
857
2,0
3,2
6,8
0,9
7,5
9,9
69,8
TOTA
AL
BELG
IË14
350
4,0
4,8
3,5
2,3
4,8
6,6
74,0
102
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tota
al
Geo
grafi
sch
gebi
edN
Voor
naam
ste
subs
tant
ie
Gee
nO
piat
enCo
caïn
eSt
imul
anti
a an
dere
da
n co
caïn
eH
ypno
tica
en
seda
tiva
Cann
abis
Alc
ohol
%%
%%
%%
%
Ant
wer
pen
2525
4,8
9,5
8,6
6,0
4,9
13,5
52,7
Vlaa
ms
Brab
ant
1421
4,7
8,7
9,9
6,8
3,8
20,8
45,5
Wes
t Vla
ande
ren
4091
2,7
5,6
4,3
4,4
3,9
10,6
68,5
Oos
t Vla
ande
ren
5107
2,0
10,8
10,9
8,3
2,9
24,9
40,2
Lim
burg
2183
13,7
5,1
7,8
8,2
5,3
15,7
44,3
TOTA
AL
VLA
AN
DER
EN15
327
4,5
8,2
8,2
6,7
3,9
17,5
50,9
Luik
2326
1,5
18,5
6,3
0,6
4,6
8,0
60,5
Hen
egou
wen
2431
1,9
19,6
6,3
0,7
2,2
9,5
59,8
Luxe
mbu
rg38
41,
07,
30,
50,
38,
68,
673
,7
Nam
en10
767,
714
,85,
40,
93,
411
,256
,6
Waa
ls B
raba
nt25
22,
80,
81,
6.
6,0
5,2
83,7
TOTA
AL
WA
LLO
NIE
6469
2,7
16,9
5,6
0,6
3,8
9,0
61,3
TOTA
AL
BRU
SSEL
S H
OO
FDST
EDEL
IJK
GEW
EST
2489
4,1
17,6
10,8
1,2
5,3
11,7
49,1
TOTA
AL
BELG
IË24
285
4,0
11,5
7,8
4,5
4,0
14,7
53,5
103
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
T
abel
5.2
.b.
Aan
deel
van
cat
egor
ieën
van
voo
rnaa
mst
e su
bsta
ntie
s per
type
pro
gram
ma
Type
pro
gram
ma
N
Voor
naam
ste
subs
tant
ie
Gee
nO
piat
enCo
caïn
eSt
imul
anti
a an
dere
da
n co
caïn
eH
ypno
tica
en
seda
tiva
Cann
abis
Alc
ohol
%%
%%
%%
%
Am
bula
nt -
MSO
C20
1112
,345
,19,
98,
71,
819
,03,
2
Am
bula
nt -
Ges
peci
alis
eerd
dag
cent
rum
2655
1,4
11,3
19,5
11,6
1,8
46,2
8,2
Am
bula
nt -
Ges
peci
alis
eerd
e ra
adpl
egin
g17
504,
223
,812
,92,
13,
318
,635
,1
Am
bula
nt -
Cent
rum
Gee
stel
ijke
Gez
ondh
eids
zorg
2012
0,4
4,9
7,0
5,9
3,4
25,2
53,1
TOTA
AL
AM
BULA
NT
8428
4,3
20,4
12,9
7,6
2,5
29,0
23,3
Resi
dent
ieel
- Cr
isis
eenh
eid
708
0,3
32,1
26,6
11,7
6,9
11,3
11,2
Resi
dent
ieel
- Be
hand
elin
gs-p
rogr
amm
a / T
hera
peut
isch
e ge
mee
nsch
ap64
40,
518
,217
,17,
93,
412
,640
,4
Resi
dent
ieel
- Ps
ychi
atris
ch z
ieke
nhui
s63
585,
97,
43,
92,
73,
46,
770
,0
Resi
dent
ieel
- A
lgem
een
ziek
enhu
is81
472,
83,
13,
22,
05,
96,
576
,5
TOTA
AL
RESI
DEN
TIEE
L15
857
3,9
6,7
5,1
2,9
4,8
7,1
69,5
TOTA
AL
2428
54,
011
,57,
84,
54,
014
,753
,5
Bron
: Be
lgia
n Tr
eatm
ent D
eman
d In
dica
tor R
egis
ter,
2015
104
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.2.c. Aandeel van categorieën van voornaamste substanties per regis-tratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N
Voornaamste substantie
Geen Opiaten CocaïneStimulantia andere dan
cocaïne
Hypnotica en sedativa Cannabis Alcohol
% % % % % % %
2012 10684 . 23,2 9,5 6,8 3,6 19,6 37,2
2013 11389 0,0 21,1 9,9 7,1 3,4 20,7 37,8
2014 11413 0,1 20,7 10,7 7,7 3,4 20,3 37,2
2015 12606 4,8 18,1 10,5 6,3 3,6 18,4 38,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 5.2.d. Aandeel van categorieën van voornaamste substanties per geslacht
Jaar N
Voornaamste substantie
Geen Opiaten CocaïneStimulantia andere dan
cocaïne
Hypnotica en sedativa Cannabis Alcohol
% % % % % % %
Man 17415 4,2 12,8 8,6 4,6 2,6 16,8 50,5
Vrouw 6858 3,5 8,2 5,7 4,5 7,6 9,3 61,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
105
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.2.e. Aandeel van categorieën van voornaamste substanties per leeftijdscategorie
Leeftijds-categorie N
Voornaamste substantie
Geen Opiaten CocaïneStimulantia andere dan
cocaïne
Hypnotica en sedativa Cannabis Alcohol
% % % % % % %
<15 59 5,1 3,4 . . . 83,1 8,5
15-19 1284 8,5 2,0 4,5 6,0 1,1 71,3 6,5
20-24 1944 5,8 9,8 13,9 8,1 2,7 43,7 16,0
25-29 2641 5,8 16,9 15,1 9,0 3,7 23,4 26,1
30-34 3279 4,1 18,2 13,5 7,4 4,2 15,0 37,5
35-39 3185 4,8 17,0 10,5 5,8 4,5 9,6 47,8
40-44 3028 3,1 14,9 6,8 3,9 3,6 5,4 62,4
45-49 2778 2,6 10,8 3,9 1,9 4,5 3,3 73,1
50-54 2357 2,7 6,7 2,0 0,9 4,2 2,1 81,4
55-59 1813 2,3 2,6 0,6 0,4 4,4 0,7 89,1
60-64 1091 1,6 1,2 0,6 0,2 5,1 0,5 90,7
>=65 772 1,9 0,9 0,4 . 7,5 0,4 88,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 5.2.g. Aandeel van categorieën van voornaamste substanties per behandelingsantecedenten
Behandelings-antecedenten N
Voornaamste substantie
Geen Opiaten CocaïneStimulantia andere dan
cocaïne
Hypnotica en sedativa Cannabis Alcohol
% % % % % % %
Eerder behandeld 15321 3,6 15,4 7,6 4,7 4,2 9,5 55,0
Eerste behandeling 8439 4,5 4,5 8,1 4,3 3,6 24,0 50,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
106
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Indicator 5.3.: Aantal gemelde substanties
Omschrijving:
Met deze indicator willen we het totale aantal substanties vermeld door de patiënten met inbegrip van de voornaamste substantie nagaan. Dit gemiddelde aantal laat toe informatie in te winnen over de complexiteit van de verslavingsproblematiek van een patiënt. Hoe meer problematische substanties er door een patiënt worden aangegeven, hoe moeilijker de behandeling van een patiënt mogelijk is.
Belangrijke vaststellingen:
• Patiënten met als voornaamste substantie alcohol of cannabis melden gemiddeld minder problematische middelen (respectievelijk 1,5 en 2,6) dan patiënten die een opiaat (3,8), een stimulerend middel (3,7) of cocaïne (3,5) vermelden als voornaamste substantie (Zie Figuur 5.3. en Tabel 5.3.f.).
• In de revalidatie centra worden gemiddeld meer problematische middelen opge-geven (3) dan in de centra voor geestelijke gezondheidszorg of de ziekenhuizen (2) (Zie Tabel 5.3.a.).
• Het gemiddelde aantal gemelde problematische middelen is het hoogst in de residentiële crisiscentra (4), de therapeutische gemeenschappen (3) en de MSOC’s (3) (Zie Tabel 5.3.b.).
• Mannen melden gemiddeld een hoger aantal problematische middelen dan vrouwen (respectievelijk 2,4 en 2,0) (Zie Tabel 5.3.d.).
• Patiënten in de leeftijdscategorie 20 tot 34 jaar melden gemiddeld meer problema-tische middelen dan de oudere leeftijdscategorieën (Zie Tabel 5.3.e.).
• Patiënten die voor de eerste keer een behandeling starten hebben een lager gemid-deld aantal problematische middelen (2,0) dan patiënten die reeds eerder werden behandeld (2,4) (Zie Tabel 5.3.g).
Figuur 5.3. Gemiddeld aantal gemelde substanties per voornaamste substantie, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2015
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
Opiaten Cocaïne Stimulantiaandere dan
cocaïne
Hypnotica Cannabis AlcoholGem
idde
ld a
anta
l pro
blem
atis
che
subs
tant
ies
Voornaamste substantie
107
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabellen:
Tabel 5.3.a. Gemiddeld aantal gemelde substanties per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid
Ziekenhuizen Totaal
N Gemid-delde N Gemid-
delde N Gemid-delde N Gemid-
delde
Antwerpen 490 4,0 801 2,2 1241 1,9 2532 2,4
Vlaams Brabant 665 3,6 99 1,9 665 1,5 1429 2,5
West Vlaanderen 656 2,9 45 2,2 3400 1,5 4101 1,8
Oost Vlaanderen 2029 2,9 332 2,1 2772 2,3 5133 2,5
Limburg 719 2,8 467 1,5 1006 2,4 2192 2,3
TOTAAL VLAANDEREN 4559 3,1 1744 1,9 9084 1,9 15387 2,3
Luik 465 2,7 158 2,3 1706 2,2 2329 2,3
Henegouwen 866 2,9 57 2,3 1511 1,9 2434 2,3
Luxemburg 51 1,9 . . 336 1,7 387 1,7
Namen 446 2,2 . . 635 2,2 1081 2,2
Waals Brabant . . . . 252 1,7 252 1,7
TOTAAL WALLONIE 1828 2,6 215 2,3 4440 2,0 6483 2,2
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1581 2,6 60 1,8 859 2,1 2500 2,4
TOTAAL BELGIË 7968 2,9 2019 2,0 14383 2,0 24370 2,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
108
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.3.b. Gemiddeld aantal gemelde substanties per type programma
Type programma N Gemiddelde
Ambulant - MSOC 2018 3,1
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2673 2,8
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1760 2,4
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 2019 2,0
TOTAAL AMBULANT 8470 2,6
Residentieel - Crisiseenheid 714 4,1
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 648 3,1
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 6372 2,2
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 8166 1,8
TOTAAL RESIDENTIEEL 15900 2,1
TOTAAL 24370 2,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 5.3.d. Gemiddeld aantal gemelde substanties per geslacht
Geslacht N Gemiddelde
Man 17480 2,4
Vrouw 6878 2,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
109
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.3.e. Gemiddeld aantal gemelde substanties per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N Gemiddelde
<15 61 2,3
15-19 1296 2,6
20-24 1956 3,1
25-29 2659 3,0
30-34 3290 2,9
35-39 3192 2,6
40-44 3035 2,2
45-49 2784 1,8
50-54 2359 1,5
55-59 1815 1,3
60-64 1094 1,2
>=65 775 1,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 5.3.f. Gemiddeld aantal gemelde substanties per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N Gemiddelde
Opiaten 2788 3,8
Cocaïne 1892 3,5
Stimulantia andere dan cocaïne 1103 3, 7
Hypnotica en sedativa 977 3,1
Cannabis 3561 2,5
Alcohol 12988 1,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 5.3.g. Gemiddeld aantal gemelde substanties per behandelings antecedenten
Behandelingsantecedenten N Gemiddelde
Eerder behandeld 15362 2,4
Eerste behandeling 8481 2,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
110
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Indicator 5.4.: Toedieningswijze
Omschrijving:
Deze indicator geeft informatie over de manier waarop de patiënten specifieke voornaamste substanties gebruiken.
Belangrijke vaststellingen:
• Heroïne wordt in België meestal gerookt. Slechts een minderheid van patiënten injecteert het middel (15%). Binnen de leeftijdsgroep 30-40 jarigen, onder de gebruikers die reeds eerder werden behandeld en in Vlaanderen en Brussel blijkt injecterend gebruik meer voor te komen.
• Cocaïne in poedervorm wordt meestal gesnoven (69%). In Wallonië verklaart een meerderheid van de patiënten het middel te roken (57%). Vrouwen hebben ook meer de neiging om heroïne te roken dan mannen. Bovendien neemt het snuiven van cocaïne ook af met de leeftijdsgroep en het injecteren neemt toe.
• Amfetamines worden vooral gesnoven (72%) en soms ook geïnjecteerd (12%). Het aandeel injecterende gebruikers stijgt met de leeftijd.
• Benzodiazepines, marihuana en alcohol hebbenrelatief homogene gebruikspatronen.
• De centra voor geestelijke gezondheid in Vlaanderen vermelden de ver-schillende toedieningswijze niet, wat de lage cijfers binnen deze centra verklaart.
Tabellen :
Tabel 5.4.a Aandeel toedieningswijze per substantie en per gewest
Vlaams Gewest
Substantie N
Toedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven
% % % %
Heroïne 944 18,1 78,2 1,0 2,8
Cocaïne in poeder 645 5,3 14,6 0,6 79,5
Amfetamines 755 12,8 2,3 11,3 73,6
Benzodiazepines 353 0,6 1,4 97,7 0,3
Marihuana 1097 0,2 98,2 0,7 0,9
Alcohol 6712 0,0 0,6 99,2 0,2
111
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Waals Gewest
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven
Heroïne % % % %
Cocaïne in poeder 193 5,7 57,0 1,0 36,3
Amfetamines 27 . 7,4 51,9 40,7
Benzodiazepines 223 . . 100,0 .
Marihuana 142 . 100,0 . .
Alcohol 3864 . 0,6 99,3 0,1
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Substantie N
Toedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven
% % % %
Heroïne 257 18,3 74,3 3,1 4,3
Cocaïne in poeder 124 7,3 29,0 1,6 62,1
Amfetamines 10 . 30,0 40,0 30,0
Benzodiazepines 109 . 0,9 99,1 .
Marihuana 62 . 100,0 . .
Alcohol 1123 . 1,9 97,9 0,3
Totaal
Substantie N
Toedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven
% % % %
Heroïne 2031 14,9 81,2 1,0 2,9
Cocaïne in poeder 962 5,6 24,9 0,8 68,6
Amfetamines 792 12,2 2,8 13,0 72,0
Benzodiazepines 685 0,3 0,9 98,7 0,1
Marihuana 1301 0,2 98,5 0,6 0,8
Alcohol 11699 0,0 0,7 99,1 0,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
112
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.4.b Aandeel toedieningswijze per substantie en per type centrum
Revalidatie centra
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 1468 14,9 81,8 0,8 2,5
Cocaïne in poeder 634 4,9 21,6 0,5 73,0
Amfetamines 505 11,9 2,6 8,9 76,6
Benzodiazepines 102 . 3,9 96,1 .
Marihuana 912 0,1 99,3 0,2 0,3
Alcohol 1173 . 2,9 96,2 0,9
Centra geestelijke gezondheidszorg
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 38 7,9 89,5 . 2,6
Cocaïne in poeder 11 . 45,5 9,1 45,5
Amfetamines 5 . . 40,0 60,0
Benzodiazepines 4 . . 100,0 .
Marihuana 6 . 100,0 . .
Alcohol 87 . 2,3 97,7 .
Ziekenhuizen
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 525 15,4 78,9 1,7 4,0
Cocaïne in poeder 317 7,3 30,9 1,3 60,6
Amfetamines 282 13,1 3,2 19,9 63,8
Benzodiazepines 579 0,3 0,3 99,1 0,2
Marihuana 383 0,3 96,3 1,6 1,8
Alcohol 10439 0,0 0,5 99,5 0,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
113
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.4.c Aandeel toedieningswijze per substantie en geslacht
Man
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 1651 15,3 81,0 0,9 2,8
Cocaïne in poeder 757 5,9 23,0 0,7 70,4
Amfetamines 575 13,2 2,4 11,0 73,4
Benzodiazepines 295 0,7 2,0 97,3 ,
Marihuana 1068 0,1 98,3 0,7 0,8
Alcohol 7889 0,0 0,7 99,1 0,2
Vrouw
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 377 13,3 82,0 1,6 3,2
Cocaïne in poeder 205 4,4 32,2 1,5 62,0
Amfetamines 217 9,7 3,7 18,4 68,2
Benzodiazepines 390 . . 99,7 0,3
Marihuana 233 0,4 99,1 . 0,4
Alcohol 3808 . 0,7 99,2 0,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
114
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.4.d Aandeel toedieningswijze per substantie en leeftijdscategorie
<30
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 529 13,0 83,2 0,8 3,0
Cocaïne in poeder 365 2,7 19,7 0,8 76,7
Amfetamines 327 10,7 2,4 11,0 75,8
Benzodiazepines 73 . 1,4 98,6 .
Marihuana 914 . 98,9 0,5 0,5
Alcohol 961 . 1,9 97,4 0,7
30-40
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 853 16,5 80,3 0,6 2,6
Cocaïne in poeder 394 5,8 24,9 0,8 68,5
Amfetamines 325 12,9 2,5 12,9 71,7
Benzodiazepines 180 1,1 2,8 96,1 .
Marihuana 285 0,7 96,8 0,7 1,8
Alcohol 2449 0,0 0,9 98,9 0,2
> 40
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 643 14,3 80,7 1,9 3,1
Cocaïne in poeder 203 10,3 34,5 1,0 54,2
Amfetamines 139 14,4 3,6 18,0 64,0
Benzodiazepines 430 . . 99,8 0,2
Marihuana 101 . 99,0 1,0 .
Alcohol 8279 . 0,5 99,4 0,1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
115
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.4.e Aandeel toedieningswijze per substantie en behandelingsantecedenten
Eerder behandeld
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 1783 15,6 80,4 1,0 3,0
Cocaïne in poeder 590 8,5 27,6 0,8 63,1
Amfetamines 521 16,9 2,9 11,9 68,3
Benzodiazepines 459 0,4 1,3 98,0 0,2
Marihuana 555 0,2 97,8 1,1 0,9
Alcohol 7739 0,0 0,8 99,0 0,1
Eerste behandeling
Substantie NToedieningswijze
Injecteren Roken/inhaleren Eten/drinken Snuiven% % % %
Heroïne 227 10,1 86,3 1,3 2,2
Cocaïne in poeder 354 1,1 20,3 0,8 77,7
Amfetamines 256 3,1 2,7 14,5 79,7
Benzodiazepines 210 . . 100,0 .
Marihuana 724 0,1 98,9 0,3 0,7
Alcohol 3734 . 0,5 99,3 0,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
116
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Indicator 5.5.: Frequentie van gebruik
Omschrijving:
Deze indicator beschrijft de frequentie waarop de patiënten sommige voornaamste substanties gebruiken. De frequentie van gebruik kan een indicator zijn van het niveau van problematisch gebruik van een substantie.
Belangrijke vaststellingen:
• Heroïne wordt voornamelijk dagelijks gebruikt (55%). Dit aandeel is veel hoger in Vlaanderen dan in Wallonië en Brussel. Meer patiënten die zich voor het eerst hebben aangemeld voor een behandeling gebruiken heroïne frequenter (63%) dan de patiënten die reeds eerder in behandeling zijn geweest (54%).
• Het dagelijks gebruik van cocaïne komt minder vaak voor dan bij heroïne. Het komt vaker voor dat patiënten cocaïne 2 à 3 dagen per week gebruiken. De frequentie van dagelijks gebruik stijgt met de leeftijd en stijgt ook volgens verkregen voorgaande behandelingen.
• De frequentie van gebruik van amfetamines ligt hoger dan bij cocaïne, maar lager dan bij heroïne.
• De frequentie van het gebruik van benzodiazepines is haast exclusief dageli-jks (83%), zeker voor patiënten die in een ziekenhuis in behandeling zijn. Het gebruik is ook iets frequenter bij vrouwen dan bij mannen alsook binnen de oudere leeftijdsgroepen.
• Onder de patiënten die in behandeling zijn voor marihuana, gebruikt bijna één op twee de substantie dagelijks. Dit percentage is veel hoger in Wallonië dan in de andere twee regio’s. Vrouwen hebben ook een hogere gebruiks-frequentie dan mannen. Het dagelijks gebruik is veel hoger vanaf de leefti-jdsklasse boven de 30 jaar (meer dan 60%).
• Alcohol wordt voornamelijk dagelijks gebruikt, zeker bij patiënten die in behandeling zijn in een ziekenhuis alsook bij oudere patiëten.
Tabellen :
Tabel 5.5.a Aandeel frequentie van gebruik per substanties en per gewest
Vlaams Gewest
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %Heroïne 1025 15,7 6,5 7,3 9,1 61,4
Cocaïne in poeder 759 16,3 19,0 20,7 15,4 28,6
Amfetamine 933 23,9 9,5 11,7 17,6 37,3
Benzodiazepine 388 4,6 1,8 2,1 10,8 80,7
Marihuana 1535 13,6 9,6 14,1 15,2 47,5
Alcohol 7684 7,0 3,1 7,8 11,7 70,3
117
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Waals Gewest
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %Heroïne 869 19,9 10,1 9,9 9,6 50,5
Cocaïne in poeder 197 14,7 16,2 19,8 15,7 33,5
Amfetamine 30 10,0 16,7 20,0 10,0 43,3
Benzodiazepine 218 5,5 2,8 1,8 2,3 87,6
Marihuana 141 14,9 7,8 9,2 6,4 61,7
Alcohol 3879 9,4 3,6 6,6 8,2 72,3
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %Heroïne 287 25,1 8,7 12,5 9,1 44,6
Cocaïne in poeder 131 14,5 19,8 22,1 22,9 20,6
Amfetamine 11 9,1 27,3 18,2 18,2 27,3
Benzodiazepine 111 6,3 , 1,8 8,1 83,8
Marihuana 72 11,1 1,4 22,2 11,1 54,2
Alcohol 1173 11,8 6,2 9,0 14,0 59,0
Totaal
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %Heroïne 2181 18,6 8,3 9,0 9,3 54,8
Cocaïne in poeder 1087 15,8 18,6 20,7 16,4 28,5
Amfetamine 974 23,3 10,0 12,0 17,4 37,4
Benzodiazepine 717 5,2 1,8 2,0 7,8 83,3
Marihuana 1748 13,6 9,2 14,0 14,3 48,9
Alcohol 12736 8,2 3,5 7,6 10,9 69,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
118
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.5.b Aandeel frequentie van gebruik per substanties en per type centrum
Revalidatie centra
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %Heroïne 1567 21,3 9,0 8,9 9,3 51,6
Cocaïne in poeder 670 17,0 21,3 23,6 15,2 22,8
Amfetamine 578 28,0 12,3 13,5 14,7 31,5
Benzodiazepine 106 15,1 2,8 1,9 8,5 71,7
Marihuana 946 13,4 10,1 15,0 11,9 49,5
Alcohol 1237 23,0 9,1 10,4 12,7 44,7
Centra geestelijke gezondheidszorg
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %Heroïne 77 46,8 11,7 10,4 15,6 15,6
Cocaïne in poeder 88 30,7 21,6 14,8 21,6 11,4
Amfetamine 109 41,3 2,8 9,2 22,0 24,8
Benzodiazepine 40 10,0 2,5 2,5 15,0 70,0
Marihuana 422 20,1 8,3 15,4 21,6 34,6
Alcohol 1067 26,2 4,3 16,7 17,9 34,9
Ziekenhuizen
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %Heroïne 537 6,7 5,6 9,3 8,4 70,0
Cocaïne in poeder 329 9,4 12,2 16,4 17,3 44,7
Amfetamine 287 7,0 8,0 10,1 20,9 54,0
Benzodiazepine 571 3,0 1,6 1,9 7,2 86,3
Marihuana 380 6,8 7,6 10,0 12,1 63,4
Alcohol 10432 4,6 2,8 6,3 9,9 76,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
119
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.5.c Aandeel frequentie van gebruik per substanties en per geslacht
Man
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %
Heroïne 1771 18,7 8,1 8,6 9,5 55,1
Cocaïne in poeder 857 16,1 17,9 21,4 16,7 28,0
Amfetamine 699 23,2 9,9 12,2 18,5 36,3
Benzodiazepine 322 4,7 2,5 1,2 10,6 81,1
Marihuana 1436 14,4 9,7 14,1 14,8 47,1
Alcohol 8625 8,8 3,5 7,0 10,4 70,3
Vrouw
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %
Heroïne 407 18,4 9,1 11,1 7,9 53,6
Cocaïne in poeder 230 14,8 21,3 18,3 15,2 30,4
Amfetamine 275 23,6 10,2 11,6 14,5 40,0
Benzodiazepine 395 5,6 1,3 2,5 5,6 85,1
Marihuana 311 10,0 6,8 13,8 11,9 57,6
Alcohol 4109 7,0 3,6 8,7 11,8 68,9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
120
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.5.d Aandeel frequentie van gebruik per substanties en per leeftijdscategorie
<30
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %
Heroïne 558 16,5 8,1 8,2 8,2 59,0
Cocaïne in poeder 412 16,3 19,9 22,1 16,3 25,5
Amfetamine 408 24,8 10,0 11,3 17,6 36,3
Benzodiazepine 75 9,3 1,3 1,3 10,7 77,3
Marihuana 1279 14,2 10,0 15,4 16,2 44,2
Alcohol 1070 8,8 5,7 11,9 12,6 61,0
30-40
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %
Heroïne 924 20,9 8,5 8,5 9,0 53,0
Cocaïne in poeder 446 15,2 19,5 20,6 15,5 29,1
Amfetamine 384 21,6 9,1 14,1 16,9 38,3
Benzodiazepine 193 3,6 3,1 1,6 7,8 83,9
Marihuana 342 12,0 6,4 11,1 9,6 60,8
Alcohol 2705 8,4 4,4 7,6 11,8 67,9
>40
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %
Heroïne 691 17,4 8,0 10,4 10,4 53,8
Cocaïne in poeder 228 15,8 14,5 18,4 18,4 32,9
Amfetamine 180 23,9 11,7 9,4 17,8 37,2
Benzodiazepine 447 5,1 1,3 2,2 7,4 83,9
Marihuana 124 12,1 8,1 8,1 6,5 65,3
Alcohol 8950 8,0 3,0 7,0 10,4 71,6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
121
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.5.e Aandeel frequentie van gebruik per substanties en per behandelingsantecedenten
Eerder behandeld
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %
Heroïne 1914 19,2 8,7 9,2 9,2 53,6
Cocaïne in poeder 662 17,8 16,3 17,8 15,4 32,6
Amfetamine 641 23,1 8,9 11,7 18,4 37,9
Benzodiazepine 477 5,0 1,7 2,3 8,0 83,0
Marihuana 695 10,9 8,5 12,2 10,5 57,8
Alcohol 8294 8,3 3,8 6,6 9,9 71,4
Eerste behandeling
Substantie N
Frequentie van gebruikVorige maand heb
ik de substantie niet gebruikt
1 dag per week of minder
2 tot 3 dagen per
week
4 tot 6 dagen
per weekDagelijks
% % % % %
Heroïne 241 14,1 5,0 7,9 10,0 63,1
Cocaïne in poeder 407 12,5 21,9 25,6 17,7 22,4
Amfetamine 315 24,1 12,4 13,0 14,9 35,6
Benzodiazepine 224 5,8 2,2 1,3 6,7 83,9
Marihuana 1017 15,4 9,8 15,1 16,7 42,9
Alcohol 4214 8,0 3,0 9,6 12,2 67,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
122
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Indicator 5.6.: Gemiddelde leeftijd bij eerste gebruik
Omschrijving:
Deze indicator beschijft de gemiddelde leeftijd waarop de patiënten gestart zijn met het gebruik van bepaalde voornaamste substanties.
Belangrijke vaststellingen:
• Heroïne wordt gemiddeld voor het eerst gebruikt op de leeftijd van 22 jaar. De patiënten die in Brussel behandeld worden zijn hier iets later mee gestart dan in de andere 2 regio’s.
• Cocaïne wordt gemiddeld voor het eerst gebruikt op de leeftijd van 21 jaar. n Vlaanderen (21 jaar) blijkt dit iets vroeger dan in Wallonië (22 jaar) en Brussel (23 jaar).
• Amfetamines worden gemiddeld voor het eerst gebruikt op de leeftijd van 19 jaar. Opnieuw is dit vroeger in Vlaanderen (19 jaar) dan in Wallonië (21 jaar). De cijfers voor Brussel zijn te laag in aantal om representatief te zijn.
• Benzodiazepines worden gemiddeld voor het eerst gebruikt op latere leeftijd (28 jaar). Er is een sterk uitgesproken verschil tussen mannen en vrouwen: 6 jaar vroeger bij mannen dan bij vrouwen. Het verschil tussen patiënten die voor het eerst in behandeling zijn ten opzichte van deze die reeds behandeld werden, is ook opmerkelijk (SD: 4 jaar).
• Zij die behandeld worden voor marihuana geven een gemiddeld eerste gebruikt aan op de leeftijd van 15 jaar. In Vlaanderen (15 jaar) is dit twee jaar vroeger dan in Wallonië en Brussel (17 jaar).
• Alcohol wordt gemiddeld voor het eerst gebruikt op de leeftijd van 19 jaar. Echter, gezien het legale karakter van deze substantie is meer nuancering nodig bij het interpreteren van deze gegevens. Het is van belang verder te onderzoeken of bij registratie men het eerste gebruik ooit aangeeft, of het eerste problematische gebruik.
Tabellen :
Tabel 5.6.a Gemiddelde leeftijd bij eerste gebruik per substantie en per gewest
SubstantieVlaams Gewest Waals Gewest
Brussels Hoofdstedelijk
GewestTotaal
N Gemid-delde N Gemid-
delde N Gemid-delde N Gemid-
delde
Heroïne 855 21.3 857 21.7 226 23.2 1938 21.7
Cocaïne in poeder 602 20.6 201 22.3 74 22.7 877 21.2
Amfetamines 765 18.8 30 20.7 5 29.4 800 19.0
Benzodiazepines 239 28.5 185 28.4 39 25.7 463 28.2
Marihuana 1382 15.4 135 17.2 49 17.4 1566 15.6
Alcohol 4856 19.3 3417 19.6 700 20.1 8973 19.5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
123
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.6.b Gemiddelde leeftijd bij eerste gebruik per substantie en per type centrum
SubstantieRevalidatie centra Centra geestelijke
gezondheidszorg Ziekenhuizen
N Gemiddelde N Gemiddelde N Gemiddelde
Heroïne 1354 22.1 72 19.0 512 21.0
Cocaïne in poeder 536 21.5 82 17.4 259 21.6
Amfetamine 498 19.1 101 17.1 201 19.5
Benzodiazepine 51 22.5 31 25.0 381 29.2
Marihuana 872 15.3 403 15.4 291 17.0
Alcohol 841 17.5 763 17.6 7369 19.9
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 5.6.c Gemiddelde leeftijd bij eerste gebruik per substantie en per geslacht
SubstantieMan Vrouw
N Gemiddelde N Gemiddelde
Heroïne 1564 21.8 371 21.3
Cocaïne in poeder 689 21.2 188 21.0
Amfetamine 571 18.6 229 20.0
Benzodiazepine 204 24.7 259 30.9
Marihuana 1289 15.4 277 16.6
Alcohol 6137 18.2 2835 22.1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
124
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
5 : B
esch
rijvi
ng v
an d
e m
idde
len
Tabel 5.6.d Gemiddelde leeftijd bij eerste gebruik per substantie en leeftijdscategorie
Substantie<30 30-40 >40
N Gemiddelde N Gemiddelde N Gemiddelde
Heroïne 519 18.9 810 21.6 607 24.3
Cocaïne in poeder 348 18.5 365 21.2 164 26.6
Amfetamine 338 16.7 316 18.9 144 24.4
Benzodiazepine 50 19.6 134 22.8 279 32.3
Marihuana 1176 15.0 288 16.6 100 20.4
Alcohol 817 15.7 1964 17.5 6187 20.6
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 5.6.e Gemiddelde leeftijd bij eerste gebruik per substantie en behandelingsantecedenten
SubstantieEerder behandeld Eerste behandeling
N Gemiddelde N Gemiddelde
Heroïne 1564 21.8 371 21.3
Cocaïne in poeder 689 21.2 188 21.0
Amfetamine 571 18.6 229 20.0
Benzodiazepine 204 24.7 259 30.9
Marihuana 1289 15.4 277 16.6
Alcohol 6137 18.2 2835 22.1
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
125
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
THEMA 6 : RISICOGEDRAG
In dit thema worden de variabelen bestudeerd die een indicatie geven van risico-vol gebruiksgedrag van de patiënt, met name injecterend gebruik en het delen van naalden.
De volgende indicatoren worden besproken:
• Indicator 6.1.: Injectiegedrag
• Indicator 6.2.: Delen van naalden
126
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Indicator 6.1.: Injectiegedrag
Omschrijving:
Om injecterend druggebruik als risicogedrag te meten, analyseert deze indicator het risicogedrag over de volledige levensduur van de persoon. Het verwijst naar alle aangehaalde substanties en is dus niet enkel gelinkt aan de vermelde voornaamste substantie.
Belangrijke vaststellingen:
• Over het algemeen heeft iets meer dan één op de tien patiënten een middel ooit geïnjecteerd. De revalidatie centra krijgen meer te maken met injecte-rende gebruikers (19%) dan de centra voor geestelijke gezondheidszorg (5%) en de ziekenhuizen (8%) (Zie Tabel 6.1.a.).
• Meer dan één op de drie patiënten in residentiële crisiscentra heeft ooit reeds een substantie geïnjecteerd (35%). In MSOC’s is dit één op de vier (23%) en in therapeutische gemeenschappen één op de vijf (21%) (Zie Tabel 6.1.b.).
• Tussen 2012 en 2015 zien we het aandeel ooit injecterende druggebruikers lichtjes afnemen (Zie Figuur 6.1. en Tabel 6.1.c.).
• Het aandeel patiënten die al ooit injecteerden is groter bij mannen dan vrouwen (Zie Tabel 6.1.d.).
• Het aandeel ooit-injecteerders is zeker groot bij patiënten in behandeling voor opiaten (44%), maar het is ook hoog bij gebruikers van andere stimulantia dan cocaïne (26%) (Zie Tabel 6.1.f.).
• Patiënten die voor de eerste keer in behandeling komen, vertoonden zelden dit risicogedrag (3%) (Zie Tabel 6.1.g.).
127
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Figuur 6.1. Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2012-2015
0,00%
5,00%
10,00%
15,00%
20,00%
25,00%
2012 2013 2014 2015
Prop
ortie
Registratiejaar
128
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Tabellen :
Tabel 6.1.a. Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijkege-
zondheidZiekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 443 43,3 622 4,7 1086 4,7 2151 12,6
Vlaams Brabant 632 13,3 87 6,9 633 2,4 1352 7,8
West Vlaanderen 510 19,4 37 13,5 3244 3,6 3791 5,8
Oost Vlaanderen 1903 19,2 265 4,2 2501 12,6 4669 14,8
Limburg 656 9,0 428 0,9 922 8,4 2006 7,0
TOTAAL VLAANDEREN 4144 19,3 1439 3,8 8386 6,9 13969 10,2
Luik 448 15,8 146 10,3 1684 8,0 2278 9,7
Henegouwen 836 18,1 54 14,8 1397 5,3 2287 10,2
Luxemburg 19 21,1 . . 318 6,0 337 6,8
Namen 412 11,2 . . 599 10,4 1011 10,7
Waals Brabant . . . . 250 4,8 250 4,8
TOTAAL WALLONIE 1715 15,9 200 11,5 4248 7,1 6163 9,7
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1060 21,3 48 2,1 761 7,5 1869 15,2
TOTAAL BELGIË 6919 18,7 1687 4,7 13395 7,0 22001 10,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
129
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Tabel 6.1.b. Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 1859 23,0
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2431 14,0
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1378 12,3
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 1687 4,7
TOTAAL AMBULANT 7355 13,8
Residentieel - Crisiseenheid 586 35,3
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 596 20,5
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 5947 10,4
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 7517 4,6
TOTAAL RESIDENTIEEL 14646 8,8
TOTAAL 22001 10,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 6.1.c. Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N %
2012 8595 19,4
2013 9826 16,8
2014 10024 15,7
2015 11393 15,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 6.1.d. Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd per geslacht
Geslacht N %
Man 15679 11,9
Vrouw 6311 7,0
Source : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
130
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Tabel 6.1.e. Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
<15 57 0,0
15-19 1233 2,6
20-24 1783 9,2
25-29 2369 14,5
30-34 2905 16,2
35-39 2845 15,6
40-44 2683 14,0
45-49 2518 10,8
50-54 2165 6,6
55-59 1674 2,9
60-64 1015 1,2
>=65 725 0,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 6.1.f. Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 2435 44,2
Cocaïne 1675 15,6
Stimulantia andere dan cocaïne 963 23,5
Hypnotica en sedativa 878 8,3
Cannabis 3249 5,0
Alcohol 11917 3,4
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 6.1.g. Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 13784 15,2
Eerste behandeling 7953 2,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
131
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Indicator 6.2.: Delen van naalden
Omschrijving:
Binnen de groep patiënten die hun middel reeds ooit hebben geïnjecteerd is een bijkomende indicatie voor risicogedrag of zij hun spuiten of naalden ooit met andere gebruikers hebben gedeeld.
Belangrijke vaststellingen:
• De lage aantallen van de gebruikers waarop dit van toepassing is en het hoge aantal onbekende gegevens resulteren in soms erg contrastrijke verhoudin-gen. Het is daarom belangrijk om het relatief lage aantal geldige gegevens voor ogen te houden.
• 42% van de ooit-injecteerders hebben ook reeds naalden eens gedeeld met andere gebruikers. Dit toont alvast dat dit type risicogedrag toch een wijd-verspreid fenomeen is in de populatie van ooit-injecterende druggebruikers (Zie Tabel 6.2.a.).
• Dit gedrag lijkt vaker voor te komen bij vrouwen dan bij mannen (49% versus 41%). Dit risicogedrag neemt ook toe met de leeftijd van de patiënten en is ook vaker voorkomend wanneer deze reeds een voorafgaande behandeling hebben gekend. Het lijkt er ook op dat dit vaker voorkomt in Brussel dan in de andere regio’s in ons land.
132
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Tabellen :
Tabel 6.2.a. Aandeel patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid
Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 111 66,7 6 66,7 35 17,1 152 55,3
Vlaams Brabant 59 47,5 4 100,0 10 20,0 73 46,6
West Vlaanderen 15 26,7 1 100,0 98 30,6 114 30,7
Oost Vlaanderen 242 40,9 1 100,0 230 38,7 473 40,0
Limburg 40 50,0 1 100,0 68 25,0 109 34,9
TOTAAL VLAANDEREN 467 48,2 13 84,6 441 32,7 921 41,3
Luik 63 28,6 9 33,3 123 31,7 195 30,8
Henegouwen 128 50,0 3 33,3 68 35,3 199 44,7
Luxemburg . . . . 14 14,3 14 14,3
Namen 34 61,8 . . 57 52,6 91 56,0
Waals Brabant . . . . 11 54,5 11 54,5
TOTAAL WALLONIE 225 45,8 12 33,3 273 37,0 510 40,8
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
137 51,8 . . 39 51,3 176 51,7
TOTAAL BELGIË 829 48,1 25 60,0 753 35,2 1607 42,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
133
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Tabel 6.2.b. Aandeel patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 345 49,6
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 161 39,8
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 124 53,2
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 25 60,0
TOTAAL AMBULANT 655 48,2
Residentieel - Crisiseenheid 104 46,2
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 87 48,3
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 509 34,8
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 252 38,1
TOTAAL RESIDENTIEEL 952 38,1
TOTAAL 1607 42,3
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 6.2.d. Aandeel patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld per geslacht
Geslacht N %
Man 1309 40,6
Vrouw 298 49,7
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
134
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
6 : R
isic
oged
rag
Tabel 6.2.e. Aandeel patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
15-19 20 35,0
20-24 101 31,7
25-29 226 35,4
30-34 313 39,9
35-39 319 43,3
40-44 275 45,8
45-49 200 47,5
50-54 109 47,7
55-59 31 58,1
60-64 10 50,0
>=65 2 50,0
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 6.2.f. Aandeel patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 758 46,0
Cocaïne 169 37,3
Stimulantia andere dan cocaïne 139 43,9
Hypnotica en sedativa 56 35,7
Cannabis 103 36,9
Alcohol 314 39,2
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 6.2.g. Aandeel patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 1462 43,0
Eerste behandeling 139 34,5
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
135
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
7 : B
ehan
delin
gstr
ajec
ten
THEMA 7 : BEHANDELINGSTRAJECTEN
Dankzij het rijksregisternummer die als unieke identificator gebruikt wordt bij de TDI-registratie, is het mogelijk om de verschillende gevolgde behandelingsepisoden per patiënt op te volgen. Door deze chronologisch te rangschikken kunnen behan-delingstrajecten blootgelegd worden volgens geografische locatie, het type centra en de behandelingsprogramma’s waarin de patiënt werd behandeld.
In de periode 2011-2015 werden in totaal 69.596 behandelingsepisoden met een rijksregisternummer geregistreerd en dit voor 42.973 apart identificeerbare patiënten. Hiervan zijn 13.422 (31,23%) patiënten terug te vinden met meerdere behandelingsepisoden geregistreerd in de gegevensbank.
Een herhaling van de definite voor registratie : telkens een patiënt een behan-deling opstart in een ander centrum, wordt een nieuwe behandelingsepisode geregistreerd. Wanneer een patiënt een residentieel verblijf in een centrum stopzet en kort hierna zich opnieuw aanmeldt voor opname in hetzelfde centrum, wordt deze opnieuw geregistreerd als een nieuwe behandelingsepisode. Echter, in een gelijkaardig programma in de ambulat hulpverlening zal een nieuwe behan-delingsepisode enkel worden geregistreerd wanneer de patiënt naar eenzelfde centrum terugkeer na een onderbreking van ten minste 6 maanden sinds de vorige behandeling.
De volgende indicatoren worden besproken:
• Indicator 7.1.: Meerdere episoden
• Indicator 7.2.: Verandering van geografische locaties
• Indicator 7.3.: Verandering van behandelingsprogramma’s
136
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
7 : B
ehan
delin
gstr
ajec
ten
Indicator 7.1.: Meerdere episoden
Omschrijving:
Deze indicator is bedoeld om het totale aantal waargenomen behandelingsepi-soden per patiënt te beschrijven.
Belangrijke vaststellingen:
• Deze gegevens betreft een aanvulling op de 29.551 patiënten die gere-gistreerd werden met een enkele behandelingsepisode en hier niet beschre-ven worden. Van alle patiënten die meerdere keren in de gegevensbank zijn geregistreerd, is 57% twee keer geregistreerd, 21% drie keer en 22% meer dan drie keer.
Figuur 7.1. Aantal patiënten per maximale aantal episodes waargenomen in de databank tussen 2011 en 2015, Belgian Treatment Demand Indicator Register, België, 2011-2015
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000
2 3 4 5 6 7 8 9 10 >10
Aant
al p
atië
nten
Aantal behandelingsepisodes
137
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
7 : B
ehan
delin
gstr
ajec
ten
Indicator 7.2.: Verandering van geografische locaties
Omschrijving:
De mobiliteit van patiënten in behandeling voor problematisch middelen gebruik wordt beoordeeld volgens de veranderingen die een patiënt maakt inzake de provincie of het Gewest waar de waargenomen behandelingsepisodes werden uitgevoerd.
Belangrijke vaststellingen:
• Voor de Gewesten (Tabel 7.2.) worden 13.422 patiënten beschreven terwijl voor de provincies (Figuur 7.2.), om de leesbaarheid van de resultaten te ver-gemakkelijken, slechts 95% van het totaal aantal patiënten wordt beschreven voor wie geen of één verandering van provincie is geobserveerd.
• Van de 13.422 patiënten met meerdere, geregistreerde behandelingsepisoden in de periode 2011-2015, blijft 95% (12.806) in hetzelfde gewest gedurende hun verschillende episoden, Bijna 3% zijn geobserveerd in centra in Brussel en Wallonië. Slecht 0,1% werd minstens één keer behandeld in elk Gewest.
• 73% volgde de verschillende behandelingsepisoden in dezelfde provincie en 22% van hen wordt teruggevonden in maximaal 2 verschillende provincies.
• Veranderingen van provincie gebeurde meest bij patiënten in Oost- en West-Vlaanderen (5%) en Oost-Vlaanderen en Antwerpen (4%). In Wallonië is de provincie Luik verbonden met Luxemburg, Namen, Henegouwen en Brussel. Brussel is zowel verbonden met Vlaanderen (Vlaams-Brabant) als Wallonië (Henegouwen en Luik).
Tabel 7.2. Aandeel patiënten met meerdere behandelingsepisodes tussen 2011 en 2015 en behandeld in verschillende Gewesten
Gewesten waar de patiënt werd behandeld %
Alleen in Vlaanderen 68,6%
Alleen in Wallonië 20,5%
Alleen in Brussel 6,3%
In Vlaanderen en in Wallonië 0,4%
In Vlaanderen en in Brussel 1,2%
In Wallonië en in Brussel 2,9%
In Vlaanderen, in Brussel en in Wallonië 0,1%
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
138
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
7 : B
ehan
delin
gstr
ajec
ten
Figu
ur 7
.2.
Aan
deel
pat
iënt
en m
et m
eerd
ere
beha
ndel
ings
epis
odes
tuss
en 2
011
en 2
015
en b
ehan
deld
in v
ersc
hille
nde
prov
inci
es,
Belg
ian
Trea
tmen
t Dem
and
Indi
cato
r Reg
iste
r, Be
lgië
, 201
1-20
15
Vlaa
ms B
raba
nt
4%
24%
10
%
6%
4%
7%
8%
2%
1%
5%
2%
4%
1%
2%
5%
1%
1%
1%
1%
1%
1%
1%
1% 1%
Wes
t-Vl
aand
eren
Oos
t-Vl
aand
eren
Antw
erpe
n
Lim
burg
Luik
Luxe
mbu
rg
Nam
ur
Waa
ls Br
aban
t
Hene
gouw
en Br
usse
l
Aand
eel p
atië
nten
in b
ehan
delin
g
in d
ezel
fde
prov
inci
e vo
or h
un
mee
rder
e be
hand
elin
gsep
isode
n
Aand
eel p
atië
nten
en
de li
nk tu
ssen
de
pro
vinc
ies v
oor h
un
mee
rder
e be
hand
elin
gsep
isode
n
139
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
7 : B
ehan
delin
gstr
ajec
ten
Indicator 7.3.: Verandering van behandelingsprogramma’s
Omschrijving:
In dit luik worden de bezochte programmatypes tijdens de meerdere behandeling-sepisoden per patiënt beschreven. Om de leesbaarheid van de resultaten te verge-makkelijken wordt slechts 3/4 (76%) van de meerdere episoden beschreven.
Belangrijke vaststellingen:
• Figuur 7.3 geeft het aandeel geregistreerde patiënten weer, dat al dan niet meerdere keren van behandelingsprogramma veranderde. Enkel deze waar maximum twee maal van programma werd veranderd, worden hier beschre-ven en deze vertegenwoordigen 78% van de beschikbare gegevens.
• 42% van de patiënten met meerdere episoden is gelokaliseerd in hetzelfde programmatype.
• De belangrijkste programmaveranderingen betreffen de psychiatrische en de algemene ziekenhuizen (13%).
• De gespecialiseerde ambulante programma’s geven hun tijdelijke karakter weer omdat ze connecties hebben met bijna alle andere programmatypes.
• De centra voor geestelijke gezondheidszorg zijn daarentegen niet uitermate verbonden, tenzij met de psychiatrische ziekenhuizen en de therapeutische gemeenschappen alleen met de crisiscentra.
140
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
7 : B
ehan
delin
gstr
ajec
ten
Figu
ur 7
.3.
Aan
deel
pat
iënt
en m
et m
eerd
ere
beha
ndel
ings
epis
odes
ger
egis
tree
rd tu
ssen
201
1 en
201
5 in
de
vers
chill
ende
beh
ande
-lin
gspr
ogra
mm
a’s,
Bel
gian
Tre
atm
ent D
eman
d In
dica
tor R
egis
ter,
Belg
ië, 2
011-
2015
2%
3%
4%
3%
4%
2%
2%
13%
Alge
mee
n zie
kenh
uis
11%
Psyc
hiat
risch
zie
kenh
uis
13%
Crisi
s cen
trum
Gesp
ecia
lisee
rd
ambu
lant
MSO
C
Ther
apeu
tisch
e ge
mee
nsch
ap
2%
1%
CGG
1%
11%
4%
2%
Aand
eel p
atië
nten
in b
ehan
delin
g in
he
tzel
fde
beha
ndel
ings
prog
ram
ma
vo
or h
un m
eerd
ere
beha
ndel
ings
episo
den
Aand
eel p
atië
nten
beh
ande
ld v
oor
hun
mee
dere
beh
ande
lings
episo
den
in
dez
e ge
linkt
e be
hand
elin
gspr
ogra
mm
a’s
141
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
8 : K
wal
iteit
van
de g
egev
ens
THEMA 8 : KWALITEIT VAN DE GEGEVENS
De hoofdfocus van dit thema ligt op het nader onderzoeken van enkele crite-ria waarmee de kwaliteit van de gecodeerde gegevens in dit rapport kan worden beoordeeld.
De volgende indicatoren worden besproken:
• Indicator 8.1.: Kwaliteit van de geregistreerde variabelen
• Indicator 8.2.: Gebruik van het rijksregisternummer
142
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
8 : K
wal
iteit
van
de g
egev
ens
Indicator 8.1.: Kwaliteit van de geregistreerde variabelen
Omschrijving:
Deze indicator is samengesteld uit drie deelindicatoren om na te gaan welke variabe-len het moeilijkste te verzamelen zijn. De eerste (deel)indicator is het aandeel van de gegevens dat als ‘ongekend’ wordt gecategoriseerd. Dit kan mogelijk overeenko-men met het feit dat een patiënt zich de informatie mogelijk niet herinnert of ook dat een arts de vraag mogelijk niet heeft gesteld aan de patiënt indien het om gevoe-lige informatie gaat. De tweede (deel)indicator is het aandeel van antwoorden dat onterecht als “andere” werd gecategoriseerd. Deze controle werd manueel gedaan door het (her)lezen van de vrije beschrijvingen die vermeld worden bij deze catego-rie “andere”. Dit betreft dus gevallen waarbij degene die registreert blijkbaar moeite ondervindt in het juist thuisbrengen van zijn/haar antwoord onder de bestaande keuzes die in het formulier voor handen zijn. Deze informatie werd dan ook aan clinici doorgegeven opdat bij toekomstige registraties de vraag op een correcte manier kan worden beantwoord. Tenslotte werd voor 3 variabelen de verenigbaarheid geverifieerd van de variabele aangaande de verschillende behandelingsepisodes die bij een werden patiënten geregistreerd via hun nationale rijksregisternummer. Enkel de variabelen geslacht, leeftijd en opleiding werden nagegaan.
Belangrijke vaststellingen:
• De gegevens over de beschrijving van de patiënt worden goed ingevuld, met uitzondering van het opleidingsniveau (11%).
• De vragen over de substitutiebehandelingen (13%), de gebruikswijze (9%) en de leeftijd bij eerste gebruik (26%) zijn ook vaak onbekend.
• Tenslotte moeten de nieuwe variabelen in verband met de nieuwe versie van het registratieprotocol nog worden ingevoerd in de registratiegewoontes (leeftijd eerste substitutiebehandeling 34%; delen van naalden 33%)
• De variabelen gecategoriseerd als « andere », zijn vaak foutief zo toegewezen. Over het algemeen willen clinici vaak te veel details aanleveren (bijvoorbeeld het type van onderwijs of de residentiële status) bovenop een algemene cate-gorie die zich reeds in de lijst van antwoorden bevindt. Gelijkaardig kunnen substanties die gecategoriseerd worden als “andere” vaak (meer dan 1 op 2 keer) tot een reeds bestaand antwoord uit de lijst worden toegewezen en vraagt dit om een manuele herindeling bij het analyseren van de gegevens.
• De longitudinale inconsistenties van de variabelen leeftijd en geslacht zijn relatief beperkt. In tegenstelling tot de variabele ‘opleiding’ geeft 1 op 10 keer een inconsistentie weer in vergelijking met de gegevens die eerder voor een patiënt werden geregistreerd. Dit kan zeker verklaard worden door de moge-lijke verwarring van degene die registreert inzake het niveau van de educatie dat succesvol werd ofgerond (wat ook wordt gevraagd) of nog op dat moment van de registratie in uitvoering is.
143
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
8 : K
wal
iteit
van
de g
egev
ens
Tabel 8.1. Beschrijving van de kwaliteit van de geregistreerde gegevens
Type variabel Variabel n % onbekend
n "Andere"
% verkeerde "Andere"
n gecheckt gegevens
% longitudinaal discrepantie
Beschrijving van het patiënt
Geslacht 28884 0,0 / / 39615 0,3
Leeftijd 28884 0,2 / / 39543 0,5
Huisvestigingssituatie 28884 0,9 431 75,9 / /
Leefsituatie 26700 1,6 564 30,1 / /
Leeft samen met kinderen
26699 5,3 / / / /
Opleidingsniveau 28884 10,9 926 90,7 34553 11,2
Werksituatie 28884 5,1 2037 35,9 / /
Inkomenssituatie 28884 5,0 571 57,8 / /
Beschrijving van de behandeling
Verwijzer 28884 1,3 1657 60,5 / /
Eerdere behandelingen 28884 2,0 / / / /
Substitutiebehandeling 19171 12,6 / / / /
Leeftijd eerste substitutiebehandeling
5536 33,9 / / / /
Gebruiksprofiel Voornaamste substantie 28884 2,4 / / / /
Toedieningswijze 27436 9,4 469 25,8 / /
Frequentie van gebruik 27436 2,0 / / / /
Leeftijd eerste gebruik 27436 25,6 / / / /
Risicogedrag Injectie status 28884 10,0 / / / /
Leeftijd eerste injectie 3029 21,6 / / / /
Laatste injectie 3029 13,0 / / / /
Delen van naalden 3029 32,9 / / / /
Laatst delen van naalden
864 11,5 / / / /
Substanties Andere opiaten / / 424 40,6 / /
Andere cocaïne / / 177 70,0 / /
Andere stimulantia / / 229 69,9 / /
Andere hypnotica / / 120 60,8 / /
Andere hallucinogenen / / 70 41,4 / /
Andere cannabis / / 177 75,1 / /
Andere substantie / / 698 81,2 / /
Bron : Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
144
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
8 : K
wal
iteit
van
de g
egev
ens
Indicator 8.2.: Gebruik van het rijksregisternummer
Omschrijving:
Deze indicator behandelt de registraties die zonder het rijksregisternummer werden uitgevoerd.
Belangrijke vaststellingen:
• In totaal werd 33% van de patiënten anoniem geregistreerd. Dit aandeel is groter in de centra voor geestelijke gezondheidszorg (47%) dan in de revalida-tie centra (24%) en de ziekenhuizen (37%). De revalidatie centra in Vlaanderen registreren minder vaak anoniem (7%) dan de centra in Wallonië (47%) of Brussel (44%).
• Het aandeel anonieme registraties neemt af in de geobserveerde centra sinds 2012.
• Patiënten in behandeling voor opiaten, cocaïne en andere stimulantia hebben een kleiner aandeel anonieme registraties (<30%), terwijl alcohol, hypnotica en cannabis een groter aandeel hebben (>30%).
• Patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn (37%), worden vaker ano-niem geregistreerd dan andere (32%).
Figuur 8.2. Evolutie van de proportie anoniem geregistreerde patiënten binnen de centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015.
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
2012 2013 2014 2015
Prop
ortie
ano
niem
e pa
tiënt
en
Registratiejaar
145
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
8 : K
wal
iteit
van
de g
egev
ens
Tabellen :
Tabel 8.2.a. Aandeel anonieme patiënten per geografisch gebied en type centrum
Geografisch gebied
Type centrum
Revalidatie centra
Centra geestelijke-gezondheid
Ziekenhuizen Totaal
N % N % N % N %
Antwerpen 753 21,4 835 49,1 1406 33,4 2994 36,1
Vlaams Brabant 747 7,5 101 40,4 774 15,9 1622 13,7
West Vlaanderen 793 9,3 51 13,3 3819 58,0 4663 49,7
Oost Vlaanderen 2421 5,2 344 68,1 3404 45,2 6169 30,9
Limburg 855 1,1 502 11,8 1368 25,9 2725 14,8
TOTAAL VLAANDEREN 5569 7,2 1833 41,3 10771 44,1 18173 32,9
Luik 525 41,3 159 96,8 1977 10,9 2661 22,8
Henegouwen 928 45,6 57 100,0 1675 44,7 2660 46,3
Luxemburg 51 100,0 . . 419 1,2 470 14,2
Namen 488 50,7 . . 832 3,5 1320 22,9
Waals Brabant . . . . 303 15,5 303 15,5
TOTAAL WALLONIE 1992 47,3 216 97,7 5206 20,9 7414 30,8
TOTAAL BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
1758 44,0 63 43,3 1045 50,3 2866 46,1
TOTAAL BELGIË 9319 23,7 2112 47,4 17022 37,3 28453 33,7
Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
146
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
8 : K
wal
iteit
van
de g
egev
ens
Tabel 8.2.b. Aandeel anonieme patiënten per type programma
Type programma N %
Ambulant - MSOC 2218 12,1
Ambulant - Gespecialiseerd dagcentrum 2994 10,7
Ambulant - Gespecialiseerde raadpleging 1865 57,8
Ambulant - Centrum Geestelijke Gezondheidszorg 2112 47,4
TOTAAL AMBULANT 9189 29,6
Residentieel - Crisiseenheid 1272 7,8
Residentieel - Behandelings-programma / Therapeutische gemeenschap 793 35,5
Residentieel - Psychiatrisch ziekenhuis 7512 30,2
Residentieel - Algemeen ziekenhuis 9687 42,8
TOTAAL RESIDENTIEEL 19264 35,9
TOTAAL 28453 33,7
Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 8.2.c. Aandeel anonieme patiënten per registratiejaar binnen de groep van centra die op constante wijze registreerden tussen 2012 en 2015
Jaar N %
2012 12508 23,3
2013 13429 23,2
2014 13224 22,2
2015 14525 21,3
Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2012-2015
Tabel 8.2.d. Aandeel anonieme patiënten per geslacht
Geslacht N %
Man 20535 33,2
Vrouw 7906 34,8
Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
147
Resu
ltate
n en
ana
lyse
The
ma
8 : K
wal
iteit
van
de g
egev
ens
Tabel 8.2.e. Aandeel anonieme patiënten per leeftijdscategorie
Leeftijdscategorie N %
<15 63 65,6
15-19 1377 35,3
20-24 2320 28,8
25-29 3192 28,6
30-34 4070 31,1
35-39 3765 33,7
40-44 3553 35,2
45-49 3210 35,1
50-54 2730 34,6
55-59 2059 37,6
60-64 1228 36,4
>=65 831 39,4
Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 8.2.f. Aandeel anonieme patiënten per voornaamste substantie
Voornaamste substantie N %
Opiaten 3449 29,2
Cocaïne 2341 27,3
Stimulantia andere dan cocaïne 1384 21,8
Hypnotica en sedativa 1168 33,5
Cannabis 3887 31,7
Alcohol 14995 38,0
Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
Tabel 8.2.g. Aandeel anonieme patiënten per behandelingsantecedenten
Behandelingsantecedenten N %
Eerder behandeld 18816 31,9
Eerste behandeling 9051 36,6
Bron: Belgian Treatment Demand Indicator Register, 2015
148
Conc
lusi
es e
n pe
rspe
ctie
ven
CONCLUSIES EN PERSPECTIEVEN
De TDI registratie in België wordt sinds 2011 nationaal georganiseerd in een stijgend aantal behandelingscentra, die variëren naargelang hun grootte, locatie of behan-delingsaanbod. Deze aangroei resulteerde in een verdrievoudiging van de jaarlijks verzamelde gegevens sinds 2011, met als resultaat meer dan 25 000 registraties per jaar.
Uit deze gegevens een algemene conclusie trekken op vlak van verslaving is moeilijk en complex, en dit omwille van verschillende factoren: het specifieke type behan-delingscentrum (revalidatie centra, ziekenhuizen, centra voor geestelijke gezond-heidszorg), de verschillende regio’s (en beleid per regio) in België, en het verschil in substanties zelf (alcohol, illegale drugs).
Een analyse van de registraties, uitgevoerd in een geselecteerde groep behande-lingscentra die allen op een constante wijze geregistreerd hebben in de periode 2012-2015, toont aan dat er vooral een daling was in de behandelingsaanvragen voor opiaat-gerelateerde verslavingen. Deze daling werd ook gezien op Europees niveau sinds 2007 (EMCDDA, 2016). De behandelaanvragen voor cannabis gerelateerde problematiek kenden, relatief gezien, ook een lichte daling in 2015, na een merkeli-jke stijging in 2014. Het wordt belangrijk om deze tendensen van nabij op te volgen in de toekomst.
Het belang van alcohol in het geheel van behandelingsaanvragen is groot: in meer dan de helft van de geregistreerde aanvragen werd alcohol aangegeven als voornaamste substantie; bovendien werd een problematisch alcoholgebruik vastgesteld bij 2/3e van de registraties.
Nieuwe psychoactieve substanties (NPS) echter, waarvan regelmatig sprake is in andere sleutelindicatoren zoals het Early Warning System Drugs (EMCDDA, 2016), komen niet of zelden voor in de behandelaanvragen. De NPS die het meest werd aangetroffen is GHB en/of GBL, die vermeld worden als problematische substantie in 1.7% van de registraties. Niettemin wordt het belangrijker om in de toekomst de opkomt van NPS te monitoren; reden hiervoor is de inherente vertraging die optreedt tussen het verschijnen van een NPS op de markt, en een registratie van de behandelaanvragen gelinkt aan die bewuste stof.
Uit de data komt ook aan het licht dat de verschillende types van deelnemende centra (ziekenhuizen, revalidatie centra en centra voor geestelijke gezondheidszorg) antwoord bieden op de aanvragen van een heel scala aan patiënt-profielen, die verschillen naargelang leeftijd en geslacht, maar ook een verschil vertonen in de consumptiepatronen van de respectievelijke substanties. Het zorgaanbod is comple-mentair, en dit is belangrijk om in te kunnen gaan op een heel scala van verschillende types behandelingsaanvragen.
Het gebruik van het rijksregisternummer laat toe om patiënten individueel te identi-ficeren op een gecodeerde manier zonder dat een inbreuk op de privacy ontstaat. Dit laat toe om de patiënten te identificeren die meerdere keren voorkomen in de registratiegegevens, en laat toe om hun evolutie doorheen de tijd op te volgen, evenals het gevolgde behandeltraject en hun persoonlijke verslavingsproblema-tiek tijdens verschillende behandelepisodes. Op die manier wordt vastgesteld dat voor de periode 2011-2015 meer dan 60% van de patiënten van type behandeling
149
Conc
lusi
es e
n pe
rspe
ctie
ven
verandert. Hieruit blijkt ook het belang van het faciliteren van de onderlinge relaties tussen de verschillende types in het zorgaanbod.
Los van de resultaten dienen enkele belangrijke limieten in de TDI registratie vermeld te worden, die steeds in het achterhoofd dienen gehouden te worden bij de interpretatie van de registratiegegevens.
In eerste instantie laat de definitie van een behandelingsepisode niet toe om een compleet beeld te krijgen over het geheel van patiënten behandeld in de centra, omdat de definitie enkel de nieuwe behandelingsaanvragen behelst. Patiënten die op een continue wijze gedurende meerdere jaren behandeld worden in hetzelfde centrum worden bv niet opgenomen in de TDI indicator.
Om de kenmerken van de patiënten en hun traject te begrijpen, en deze gegevens op een correctie en specifieke manier te interpreteren, is het evenzeer noodzakelijk om deze data in overeenstemming te brengen met zowel zorgaanbod als het lokale het beleid. Op dit moment is deze informatie slechts gedeeltelijk aanwezig en zijn er nog lacunes in de data.
Meer specifiek is het bijzonder moeilijk om de geobserveerde regionale verschillen te duiden. Deze verschillen kunnen verklaard worden door verschillende facto-ren zoals het verschil in zorgaanbod, in drugbeleid, of in reële verschillen in het consumptiepatroon en profiel van de patiënt. Om deze verschillen te verklaren zou een meer diepgaand onderzoek, toegespitst op de identificatie van hogervermelde factoren, uitkomst kunnen bieden.
Een bijkomende uitdaging met de deelname van een hoger aantal behande-lingscentra in de TDI registratie (188 centra in totaal voor 2015) is om zeer aandachtig te blijven voor de kwaliteit van de geregistreerde gegevens, en een goede commu-nicatie met de verstrekkers van de data. De kwaliteit van de datacollectie vertoont inderdaad af en toe lacunes en/of incoherenties in de toegeleverde registraties (men merkt een stijging in het percentage registraties met onbekende gegevens voor bepaalde variabelen). Bovendien wordt een belangrijk deel van de data (30%) geregistreerd zonder unieke identificatie van de patient. Omwille van deze redenen is het belangrijk om te blijven werken op een continue manier, persoonlijk toeges-pitst op de centra, en door persoonlijk te beantwoorden aan hun specifieke vragen/problemen. Dit kan door systematisch de toegestuurde gegevens te analyseren, en door de centra van informatie te voorzien betreffende de privacyaspecten die in acht dienen genomen te worden bij het gebruik van het rijksregisternummer.
In de volgende jaren kan de TDI registratie op dit vlak nog verbeterd worden om deze lacunes weg te werken.
Een mogelijkheid is bv om een korte jaarlijkse survey aangaande verslaving te intro-duceren in alle actieve centra, met als doel meer globale informatie te vergaren over de reële werkdruk, het functioneren van een centrum, alsook het specifieke doelpu-bliek van dit centrum.
Tevens dient de dekking van de TDI registratie nog verbeterd te worden door bv de data aangeleverd door de “algemene zorg” (huisartsen, wijkgezondheidscentra, andere diensten voor geestelijke gezondheidszorg) of gevangenissen. Momenteel ontbreekt inderdaad die informatie die een groot belang heeft in het zorgtraject van patiënten.
150
Conc
lusi
es e
n pe
rspe
ctie
ven
Verschillende hulpmiddelen werden geïnstalleerd om een goede, correcte commu-nicatie met de centra toe te laten aangaande de gewenste gegevens; zo werd een paper gepubliceerd in alle landstalen(Antoine et al., 2016), bestaat er een website (http://tdi.wiv-isp.be) en is er individuele communicatie met elke afzonderlijke dataleverancier d.m.v. een kwaliteitscontrole van de geregistreerde gegevens. Niettemin kan deze oefening nog verbeterd worden in de toekomst. Het gebruik van performante, praktisch bruikbare hulpmiddelen die toegang geven tot de codering en de overdracht van de data is bv essentieel om de kwaliteit van de ontvangen registraties te garanderen. De integratie van TDI in het Healthdata-project (https://healthdata.wiv-isp.be/) in de nabije toekomst zal de overdracht van de gegevens nog makkelijker maken, alsook rapportering en controle van de integriteit van de data.
De TDI rapportering kan ook verbeterd en uitgebreid worden met behulp van een tool, bestemd voor de deelnemers aan de registratie, wat hen zou toelaten om gemakkelijk toegang te krijgen tot de gecodeerde data, en hen ook toelaat om deze cijfers in de dagelijkse praktijk te gebruiken. Het jaarrapport zou in de toekomst meer toegespitst kunnen worden op specifieke vragen, aangebracht door het coördinatiecomité van de TDI registratie (CocoTDI), en die op een nauwkeu-rige manier antwoord kunnen bieden op verschillende vragen afkomstig van het werkveld. De samenwerking tussen de verschillende actoren, zowel institutioneel als wetenschappelijk en praktijkgericht, in het kader van de CocoTDI is essentieel om verder te kunnen blijven beantwoorden aan deze vragen.
Het rijksregisternummer laat o.a. toe om deze gegevens te koppelen met andere nationale registers, zoals bv reeds het geval is met de databank met gezondheids-gegevens van het Intermutualistisch Agentschap om het gebruik van de gezond-heidszorg of bv. geneesmiddelengebruik in deze populatie te bestuderen. Deze studies worden parallel uitgevoerd, en geven een stevige methodologische en wetenschappelijke basis, wat toelaat om de geregistreerde gegevens te valoriseren door onderbouwd antwoord te geven op diverse en soms complexe onderzoeksvra-gen (De Ridder et al., 2015).
Het is duidelijk dat de TDI indicator in staat is om gedetailleerde, betrouwbare en representatieve gegevens betreffende de behandeling van verslavingen te verza-melen, zowel in België als in Europa, dankzij de standaardisatie van de registra-tieprotocollen op Europees vlak. De indicator kan echter nog verbeterd worden in de toekomst om tegemoet te komen aan verschillende verwachtingen van de professionele medewerkers, wetenschappers en de respectievelijke overheden die werkzaam zijn in de verslavingszorg, en dit door verregaande samenwerking tussen de betrokken partners.
151
Bibl
iogr
afie
BIBLIOGRAFIE
• Antoine, J., De Ridder, K., Plettinckx, E., Blanckaert, P., & Gremeaux, L., 2016. Treatment for substance use disorders: the Belgian Treatment Demand Indicator registration protocol. Arch.Public Health, 74, pp.27.
• Antoine, J., Lombaert, G., Van Deun, P., De Vos, M., Aarab, D., Guzman, A., Vendy, E., Van Bouchaute, J., & Vandevelde, D., 2015. De TDI-registratie in de RIZIV-revalidatie-centra voor verslaafden. Jaarlijks rapport van het registratiejaar 2014, Brussels: WIV-ISP.
• Antoine, J., Raes, V., Lombaert, G., Van Deun, P., De Vos, M., Goemanne, D., Guzman, A., Macquet, C., Van Bouchaute, J., Vandevelde, D., & Versele, D., 2014. De TDI-registratie in de RIZIV-revalidatiecentra voor verslaafden. Jaarlijks rapport van het registratiejaar 2012, Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP).
• Antoine, J., Raes, V., Lombaert, G., Van Deun, P., De Vos, M., Vangyte, P., Guzman, A., Macquet, C., Van Bouchaute, J., Vandevelde, D., & Versele, D., 2014. De TDI-registratie in de RIZIV-revalidatiecentra voor verslaafden. Jaarlijks rapport van het registratiejaar 2013, Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP).
• Antoine, J. & van Bussel, J. C. H., 2013. De TDI-registratie in de RIZIV-revalidatiecentra voor verslaafden. Jaarlijks rapport van het registratiejaar 2011, Brussel: Wetenschap-pelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP).
• Council of the European Union. 30-11-2013. EU Action Plan on Drugs 2013-2016. Official Journal of the European Union C351/1, 1-23.
• De Ridder, K., Antoine, J., Gremeaux, L., Plettinckx, E., Blanckaert, P., & Tafforeau, J. 2015, Health care trajectories and medication consumption of substance users in treatment: linking TDI and IMA databases (Belgium), In Methods in Epidemiology Symposium,https://drugs.wiv-isp.be/docs/Pages/default.aspx.
• EMCDDA, 2012. Treatment demand indicator (TDI) standard protocol 3.0: Guidelines for reporting data on people entering drug treatment in European countries. Luxem-bourg: Publications Office of the European Union, 2012.
• EMCDDA, 2015. European Drug Report. Trends and developments 2015, Luxembourg: Publications Office of the European Union.
• EMCDDA, 15-5-2015. The EU drugs strategy (2013-20) and its action plan (2013-16). [Online] EMCDDA. Available at: <Lisbon> [Accessed 20-8-2015].
152
Bibl
iogr
afie
• EMCDDA, 2016. European Drug Report. Trends and developments 2016, Luxem-bourg: Publications Office of the European Union.
• European Union. 29-12-2012. EU Drugs Strategy (2013-2020). 2012/C 402, 01-12.
• Gisle, L., Demarest, S., Drieskens, S., Van der Heyden, J., Charafeddine, R., & Tafforeau, J., 2015. Enquête de santé 2013, rapport 2 : Comportements de santé et style de vie, Brussels: Scientific Institute of Public Health.
• Hartnoll, R., 1994. Drug treatment reporting systems and the first treatment demand indicator : Definitive protocol, Strasbourg: Council of Europe.
• Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. 30-9-2013. Protocolakkoord van de ministers, die de volksgezondheid onder hun bevoegdheden hebben, met betrek-king tot de registratie van behandelingsaanvragen betreffende drugs en alcohol door middel van de europese Treatment Demand Indicator.
• Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. 3-5-2006. Registratie van de behan-delingsaanvragen via de Treatment Demand Indicator. Registratie van de behand-lingsaanvragen via de operationalisatie van de Europese Treatment Demand Indica-tor. 2006/22273, 22932-22934.
• Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel-Hoofdstad, 2010. Gezondheid-sindicatoren van het Brussels Gewest 2010, Brussel: Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
• Origer, A., 1996. Procedures to avoid double counting in drug treatment reporting systems. EMCDDA epidemiology work programme 1996. Final report., Luxembourg: Point focal luxembourgeois.
• Raes, V. & Lombaert, G., 2004. EuropASI: A standard in De Sleutel, Belgium. Journal of substance abuse, 9,(3-4), pp.196-204.
• Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid.Afdeling «Gezond-heid». 16-11-2010. Beraadslaging nr 10/079 van 16 november 2010 van betreffende de mededeling van gecodeerde persoonsgegevens die de gezondheid betreffen in het kader van het belgisch register TDI (Treatment Demand Indicator). SCSZG/10/1385.
• Sectoraal comité van het Rijksregister. 26-1-2011. Beraadslaging RR nr 01/2011 van 26 januari 2011. Aanvraag van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid om het indentificatienummer van het Rijksregister te gebruiken in het kader van het TDI-pro-ject (RN/MA/2010/132). 01/2011.
153
Bibl
iogr
afie
• Sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid.Afdeling «Gezond-heid». 15-5-2012. Wijziging van 15/05/2012 van betreffende de mededeling van gecodeerde persoonsgegevens die de gezondheid betreffen in het kader van het belgisch register tdi (treatment demand indicator). SCSZG/12/108.
• Simon, R., Donmall, M., Hartnoll, R., Kokkevi, A., Ouwehand, A.W., Stauffacher, M., & Vicente, J., 1999. The EMCDDA/Pompidou Group Treatment Demand Indicator Proto-col: A European Core Item Set for Treatment Monitoring and Reporting. European addiction research, 5,(4), pp.197-207.
• Simon, R. & Pfeiffer, T., 1999. Field Trial of implementation of a standard protocol to collect information on treatment demand in EU Member States. Final report on behalf of the EMCDDA, Munich:
• Simon, R., Pfeiffer, T., Hartnoll, R., Vicente, J., Luckett, C., & Stauffacher, M., 2000. Treat-ment demand indicator. Standard protocol 2.0, Lisbon: EMCDDA.
• Stévenot, C., Caraël, E., & Hogge, M., 2016. L’usage de drogues en Wallonie et à Bruxelles. Rapport 2015, Bruxelles: Eurotox asbl.
• Vander Laenen, F., Lievens, D., Pauwels, L., Hardyns, W., Schils, N., Putman, K., Annemans, L., & Verhaeghe, N., 2016. De sociale kost van legale en iiegale drugs in België (SOCOST) - Samenvatting, Brussel: Belspo.
• Van Deun, P. 2009. 20 jaar Registratie Drugshulpverlening Brussels, Wwaow.
• WHO, 2016. Health Impact Assessment (HIA) - The determinants of health. [Online].
154
Bijla
ge 1
: TD
I For
mul
ier
BIJLAGE 1 : TDI FORMULIER
155
Bijla
ge 1
: TD
I For
mul
ier
156
Bijla
ge 1
: TD
I For
mul
ier
157
Bijla
ge 1
: TD
I For
mul
ier
158
Bijla
ge 2
: Ups
trea
m k
wal
iteits
cont
role
s
BIJLAGE 2 : UPSTREAM KWALITEITSCONTROLESVa
riab
ele
Vraa
gTy
peCo
ntro
les
Naa
m v
an h
et
beha
ndel
ings
prog
ram
ma
CI2
Text
Verp
licht
antw
oord
Soor
t ide
ntifi
catie
van
de
patië
nt
PI
1Li
jst
Verp
licht
antw
oord
Iden
tifica
tie v
an d
e pa
tiënt
PI2
Num
erie
kVe
rplic
htan
twoo
rd in
dien
PI1
=1 ("
Rijk
sreg
iste
rnum
mer
") ||
Reg
els
voor
dit
num
mer
te z
ien
p15
op:
http
s://
ww
w.k
sz-b
css.f
gov.
be/s
ites/
defa
ult/
files
/ass
ets/
dien
sten
_en_
supp
ort/
cbss
_man
ual_
nl.p
df
Dat
um s
tart
beh
ande
ling
TD1
Dat
umVe
rplic
htan
twoo
rd ||
Bov
en 0
1/01
/198
0 en
ond
er d
e da
tum
van
van
daag
Ges
lach
tPD
1Li
jst
Verp
licht
antw
oord
Leef
tijd
PD2
Num
erie
kPo
sitie
f geh
eel g
etal
|| B
oven
0 e
n on
der 9
9 ||
Indi
en n
iet i
ngev
uld=
"Onb
eken
d"
Hui
sves
tigin
gssi
tuat
iePD
3Li
jst
Verp
licht
antw
oord
|| In
dien
ant
woo
rd =
88 ("
And
ere
"), v
erpl
icht
om
het
bes
chrij
vend
vel
d in
te v
ulle
n
Leef
situ
atie
PD4
Lijs
tVe
rplic
htan
twoo
rd in
dien
PD
3 ni
et 4
("In
inst
ellin
g") o
f 5 ("
In g
evan
geni
s") |
| Ind
ien
antw
oord
=88
("A
nder
e ")
, ver
plic
ht o
m h
et b
esch
rijve
nd v
eld
in te
vul
len
Leef
situ
atie
met
kin
dere
nPD
5Li
jst
Verp
licht
antw
oord
indi
en P
D3
niet
4 ("
In in
stel
ling"
) of 5
("In
gev
ange
nis"
)
Dip
lom
aPD
6Li
jst
Verp
licht
antw
oord
|| In
dien
ant
woo
rd =
88 ("
And
ere
"), v
erpl
icht
om
het
bes
chrij
vend
vel
d in
te v
ulle
n
Wer
ksitu
atie
PD7
Lijs
tVe
rplic
htan
twoo
rd ||
Indi
en a
ntw
oord
=88
("A
nder
e ")
, ver
plic
ht o
m h
et b
esch
rijve
nd v
eld
in te
vul
len
Bron
van
inko
mst
enPD
8Li
jst
Verp
licht
antw
oord
|| In
dien
ant
woo
rd =
88 ("
And
ere
"), v
erpl
icht
om
het
bes
chrij
vend
vel
d in
te v
ulle
n
Verw
ijzer
TD2
Lijs
tVe
rplic
htan
twoo
rd ||
Indi
en a
ntw
oord
=88
("A
nder
e ")
, ver
plic
ht o
m h
et b
esch
rijve
nd v
eld
in te
vul
len
Beha
ndel
ings
ante
cede
nten
TD3
Lijs
tVe
rplic
htan
twoo
rd
Subs
titut
iebe
hand
elin
gTD
4Li
jst
Verp
licht
antw
oord
indi
en T
D3=
1 ("J
a ")
|| M
eerk
euze
vraa
g
Type
sub
stitu
tiebe
hand
elin
gTD
5Li
jst
Verp
licht
antw
oord
indi
en T
D4=
1 ("J
a ")
|| In
dien
ant
woo
rd=8
8 ("A
nder
e ")
, ver
plic
ht o
m h
et b
esch
rijve
nd
veld
in te
vul
len
159
Bijla
ge 2
: Ups
trea
m k
wal
iteits
cont
role
s
Vari
abel
eVr
aag
Type
Cont
role
s
Leef
tijd
eers
te
subs
titut
iebe
hand
elin
gTD
6N
umer
iek
Indi
en n
iet i
ngev
uld=
"Onb
eken
d"
Prob
lem
atis
che
psyc
hoac
tieve
m
idde
len
AP1
Lijs
t
Verp
licht
antw
oord
|| M
inim
um 1
mid
del v
erm
eld
|| M
eerk
euze
vraa
g ||
Indi
en a
ntw
oord
=15
("A
nder
e op
iaat
") o
f 23
("And
ere
coca
ïne"
) of 3
5 ("A
nder
e st
imul
antia
") o
f 44
("And
ere
hypn
otic
a") o
f 53
("And
ere
hallu
cino
gene
n") o
f 73
("And
ere
cann
abis
") o
f 88
("And
ere
subs
tant
ie")
, ver
plic
ht o
m h
et b
esch
rijve
nd
veld
in te
vul
len
Voor
naam
ste
subs
tant
ieA
P2Li
jst
Verp
licht
antw
oord
|| In
dien
ant
woo
rd =
1 ("J
a ")
ver
plic
ht o
m d
e be
schr
ijven
d ve
ld in
te v
ulle
n ||
De
geko
zen
mid
del m
oet w
orde
n ve
rmel
d in
AP1
Toed
ieni
ngsw
ijze
van
de
voor
naam
ste
subs
tant
ieA
P3Li
jst
Verp
licht
antw
oord
indi
en A
P2=1
("Ja
") ||
Indi
en a
ntw
oord
=88
("A
nder
e"),
verp
licht
om
het
bes
chrij
vend
ve
ld in
te v
ulle
n
Freq
uent
ie v
an g
ebru
ik v
an d
e vo
orna
amst
e su
bsta
ntie
AP4
Lijs
tVe
rplic
htan
twoo
rd in
dien
AP2
=1 ("
Ja ")
Leef
tijd
eers
te g
ebru
ik v
an d
e vo
orna
amst
e su
bsta
ntie
AP5
Num
erie
kVe
rplic
htan
twoo
rd in
dien
AP2
=1 ("
Ja ")
|| B
oven
0 e
n on
der o
f gel
ijk a
an P
D2
|| In
dien
nie
t in
gevu
ld="
Onb
eken
d"
Inje
ctie
gedr
agA
P6Li
jst
Verp
licht
antw
oord
Leef
tijd
eers
te in
ject
ieA
P7N
umer
iek
Verp
licht
antw
oord
indi
en A
P6=1
("Ja
") ||
Bov
en 0
en
onde
r of g
elijk
aan
PD
2 ||
Indi
en n
iet
inge
vuld
="O
nbek
end"
Laat
ste
inje
ctie
AP8
Lijs
tVe
rplic
htan
twoo
rd in
dien
AP6
=1 ("
Ja ")
Del
en v
an n
aald
en o
f spu
iten
AP9
Lijs
tVe
rplic
htan
twoo
rd in
dien
AP6
=1 ("
Ja ")
Laat
st d
elen
van
naa
lden
of s
puite
nA
P10
Lijs
tVe
rplic
htan
twoo
rd in
dien
AP9
=1 ("
Ja")
160
Bijla
ge 3
: Opb
ouw
van
de
indi
cato
ren
BIJLAGE 3 : OPBOUW VAN DE INDICATOREN
Fiche Indicator 1.1
Benaming Aantal deelnemende behandelingsprogramma's
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen CI2: Naam van het behandelingsprogramma
Beschrijving Aantal behandelingsprogramma's die minimum 1 behandelingsepisode hebben geregistreerd
Niet geïncludeerde data /
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Episodes
Totaal aantal voor analyse 28453
Fiche Indicator 1.2
Benaming Aantal behandelingsepisodes
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen /
Beschrijving Aantal en aandeel behandelingsepisodes gestart tijdens het referentiejaar. Deze cijfers zijn ook in parallel getoont met de populatiecijfers in 1.1.2015 per 100000 inwoners
Niet geïncludeerde data /
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Episodes
Totaal aantal voor analyse 28453
Fiche Indicator 2.1
Benaming Aandeel vrouwen
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD1: Geslacht
Teller Aantal indien PD1=2 (Vrouw)
Noemer Aantal indien PD1=1 (Man) + 2 (Vrouw)
Niet geïncludeerde data PD1=99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 24358
Fiche Indicator 2.2
Benaming Leeftijdskenmerken
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD2: Leeftijd
Beschrijving Gemiddelde, standaardafwijking, 1ste kwartiel, mediaan, 3de kwartiel van de variabel leeftijd
Niet geïncludeerde data PD2=-1 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 24316
161
Bijla
ge 3
: Opb
ouw
van
de
indi
cato
ren
Fiche Indicator 2.3
Benaming Aandeel minderjarigen
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD2: Leeftijd
Teller Aantal indien PD2<18
Noemer Aantal indien PD2><-1
Niet geïncludeerde data PD2=-1 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 24316
Fiche Indicator 2.4
Benaming Aandeel 60-plussers
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD2: Leeftijd
Teller Aantal indien PD2>=60
Noemer Aantal indien PD2><-1
Niet geïncludeerde data PD2=-1 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 24316
Fiche Indicator 3.1
Benaming Aandeel patiënten dat alleen woont
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD4: Leefsituatie
Teller Aantal indien PD4=1 (Alleen)
Noemer Aantal indien PD4=1 (Alleen) + 2 (Met partner) + 3 (Ouder(s)) + 4 (Andere familieleden) + 5 (Vrienden of andere personen (zonder verwantschap))
Niet geïncludeerde data PD4=88 (Andere) + 99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 21885
Fiche Indicator 3.2
Benaming Aandeel patiënten met huisvestigingsproblemen
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD3: Huisvestigingssituatie
Teller Aantal indien PD3=2 (Verschillende verblijfplaatsen) + 3 (Op straat)
Noemer Aantal indien PD3=1 (Vaste verblijfplaats) + PD3=2 (Verschillende verblijfplaatsen) + 3 (Op straat)
Niet geïncludeerde data PD3=4 (Instelling) + 5 (Gevangenis) + 88 (Andere) + 99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 22221
162
Bijla
ge 3
: Opb
ouw
van
de
indi
cato
ren
Fiche Indicator 3.3
Benaming Aandeel patiënten met een laag inkomen
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD8: Bron van inkomsten
Teller Aantal indien PD8=5 (Leefloon of OCMW-steun) + 8 (Geen eigen inkomsten)
Noemer Aantal indien PD8=1 (Loon / Beroepsinkomen) + 2 (Werkloosheidsuitkeringen) + 3 (Studiebeurs) + 4 (Ziekte- of invaliditeitsuitkering) + 5 (Leefloon of OCMW-steun) + 6 (Kinderbijslag) + 7 (Pensioen of overlevingspensioen) + 8 (Geen eigen inkomsten)
Niet geïncludeerde data PD8=88 (Andere) + 99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 22952
Fiche Indicator 3.4
Benaming Aandeel patiënten die met kinderen samenleven
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD5: Leefsituatie met kinderen
Teller Aantal indien PD5=1 (Ja)
Noemer Aantal indien PD5=1 (Ja) + 2 (Neen)
Niet geïncludeerde data PD5=0 (Niet van toepassing)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 21326
Fiche Indicator 3.5
Benaming Aandeel patiënten zonder of met basisonderwijsniveau
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen PD6: Diploma
Teller Aantal indien PD6=1 (Geen) + 2 (Basisonderwijs)
Noemer Aantal indien PD6=1 (Geen) + 2 (Basisonderwijs) + 3 (Secundair onderwijs) + 4 (Hoger onderwijs/Universiteit)
Niet geïncludeerde data PD6=88 (Andere) + 99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 21719
Fiche Indicator 4.1
Benaming Aandeel patiënten die voor de eerste keer in behandeling zijn
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen TD3: Behandelingsantecedenten
Teller Aantal indien TD3=2 (Neen)
Noemer Aantal indien TD3=1 (Ja) + 2 (Neen)
Niet geïncludeerde data TD3=99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 24370
163
Bijla
ge 3
: Opb
ouw
van
de
indi
cato
ren
Fiche Indicator 4.2
Benaming Gemiddelde leeftijd bij de eerste behandeling
Variabelen gebruikt om de indicator op te bouwen PD2: Leeftijd en TD3: Behandelingsantecedenten
Beschrijving Gemiddelde leeftijd en standaardafwijking van patiënten indien TD3=2 (Neen)
Niet geïncludeerde data TD3=1 (Ja), TD3=99 (Onbekend), PD2=-1 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 8470
Fiche Indicator 4.3
Benaming Aandeel van de verwijzingsbronnen
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen TD2: Verwijzer
Beschrijving Aandeel patiënten binnen de drie categorieën : Individueel/omgeving (TD2=1 (Ikzelf ) + 2 (Iemand uit mijn familie) + 3 (Een vriend)), Medische/sociaal (TD2=4 (Een huisarts) + 5 (Een centrum voor verslaafden) + 6 (Een ziekenhuis) + 7 (Een andere medische of psycho-sociale dienst) en Gerechtelijk TD2=8 (Het gerecht)
Niet geïncludeerde data TD2=88 (Andere) en TD2=99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 23452
Fiche Indicator 4.4
Benaming Aandeel problematische gebruikers van heroïne dat reeds een substitutiebehandeling heeft gevolgd
Variabelen gebruikt om de indicator op te bouwen
TD4: Substitutiebehandeling en AP1: Problematische psychoactieve middelen
Teller Aantal indien TD4=1 (Ja) en AP1=11 (Heroïne)
Noemer Aantal indien TD4=1 (Ja) en TD4=2 (Neen) en AP1=11 (Heroïne)
Niet geïncludeerde data TD4=99 (Onbekend) en AP1><11 (Heroïne)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 2504
164
Bijla
ge 3
: Opb
ouw
van
de
indi
cato
ren
Fiche Indicator 5.1
Benaming Aandeel substanties gemeld door patiënten
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen AP1: Problematische psychoactieve middelen
Beschrijving Aandeel behandelingsepisodes vermelden elke individueele substantie
Niet geïncludeerde data /
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Episodes
Totaal aantal voor analyse 28453
Fiche Indicator 5.2
Benaming Aandeel van categorieën van voornaamste substanties
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen AP2: Voornaamste substantie
Beschrijving Aandeel patiënten binnen de 7 categories van voornaamste substantie: Geen (AP2=0); Opiaten (AP2=10+11+12+13+14+15); Cocaïne (AP2=20+21+22+23); Stimulantia (AP2=30+31+32+33+34+35); Hypnotica (AP2=40+41+42+43+44); Cannabis (AP2=70+71+72+73); Alcohol (AP2=80)
Niet geïncludeerde data AP2=50+51+52+53+60+88
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 24285
Fiche Indicator 5.3
Benaming Gemiddeld aantal gemelde substanties
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen AP1: Problematische psychoactieve middelen
Beschrijving Gemiddeld aantal gemelde substanties in AP1
Niet geïncludeerde data /
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 24370
165
Bijla
ge 3
: Opb
ouw
van
de
indi
cato
ren
Fiche Indicator 5.4
Benaming Aandeel toedieningswijze
Variabelen gebruikt om de indicator op te bouwen
AP2: Voornaamste substantie en AP3: Toedieningswijze van de voornaamste substantie
Beschrijving Aandeel patiënten met heroïne (AP2=11), poeder cocaïne (AP2=21), amfetamines (AP2=31), benzodiazepines (AP2=41), marijuana (AP2=71) of l'alcohol (AP2=80) als voornaamste substantie binnen de 4 categorieën van toedieningswijze: AP3=1 (Injectie); AP3=2 (Roken/inhaleren); AP3=3 (Eten/drinken) of AP3=4 (Snuiven)
Niet geïncludeerde data AP3=88 (Andere), AP3=99 (Onbekend), AP2 niet in 11,21,31,41,71,80
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 17470
Fiche Indicator 5.5
Benaming Aandeel frequentie van gebruik
Variabelen gebruikt om de indicator op te bouwen
AP2: Voornaamste substantie en AP4: Frequentie van gebruik van de voornaamste substantie
Beschrijving Aandeel patiënten met heroïne (AP2=11), poeder cocaïne (AP2=21), amfetamines (AP2=31), benzodiazepines (AP2=41), marijuana (AP2=71) of l'alcohol (AP2=80) als voornaamste substantie binnen de 5 categorieën van frequentie van gebruik : AP4=1 (Vorige maand heb ik de substantie niet gebruikt); AP4=2 (1 dag per week of minder); AP4=3 (2 tot 3 dagen per week); AP4=4 (4 tot 6 dagen per week) of AP4=5 (Dagelijks)
Niet geïncludeerde data AP4=99 (Onbekend), AP2 niet in 11,21,31,41,71,80
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 19443
Fiche Indicator 5.6
Benaming Gemiddelde leeftijd bij eerste gebruik
Variabelen gebruikt om de indicator op te bouwen
AP2: Voornaamste substantie en AP5: Leeftijd eerste gebruik van de voornaamste substantie
Beschrijving Gemiddeld leeftijd bij het eerst gebruik van de volgende voornaamste substanties: heroïne (AP2=11 poeder cocaïne (AP2=21), amfetamines (AP2=31), benzodiazepines (AP2=41), marijuana (AP2=71) of alcohol (AP2=80)
Niet geïncludeerde data AP5=-1 (Onbekend), AP2 niet in 11,21,31,41,71,80
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totale populatie 2015 14617
166
Bijla
ge 3
: Opb
ouw
van
de
indi
cato
ren
Fiche Indicator 6.1
Benaming Aandeel patiënten die hun middel al eens hebben geïnjecteerd
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen AP6: Injectiegedrag
Teller Aantal indien AP6=1 (Ja)
Noemer Aantal indien AP6=1 (Ja) en 2 (Neen)
Niet geïncludeerde data AP6=99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 22001
Fiche Indicator 6.2
Benaming Aandeel patiënten die reeds eerder naalden hebben gedeeld
Variabele gebruikt om de indicator op te bouwen AP9: Delen van naalden of spuiten
Teller Aantal indien AP9=1 (Ja)
Noemer Aantal indien AP9=1 (Ja) en 2 (Neen)
Niet geïncludeerde data AP9=0 (Niet van toepassing) en 99 (Onbekend)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 1607
Fiche Indicator 7.1
Benaming Maximaal aantal behandelingsepisodes waargenomen per patiënt
Beschrijving Maximaal aantal behandelingsepisodes van de patiënten geregistreerd met hun rijksregisternummer met meerdere behandelingsepisodes tussen 2011 en 2015
Niet geïncludeerde data PI1=99 (Geen identifcatie)
Type gegevens gebruikt Patiënten
Totaal aantal voor analyse 13422
Fiche Indicator 7.2
Benaming Aandeel verandering van programma's van patiënten
Beschrijving Aandeel patiënten geregistreerd met hun rijksregisternummer met meerdere behandelingsepisodes tussen 2011 en 2015 en behandeld in verschillende behandelingsprogramma's
Niet geïncludeerde data PI1=99 (Geen identifcatie)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 13422
167
Bijla
ge 3
: Opb
ouw
van
de
indi
cato
ren
Fiche Indicator 7.3
Benaming Aandeel verandering van programma's van patiënten
Beschrijving Aandeel patiënten geregistreerd met hun rijksregisternummer met meerdere behandelingsepisodes tussen 2011 en 2015 en behandeld in verschillende behandelingsprogramma's
Niet geïncludeerde data PI1=99 (Geen identifcatie)
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 13422
Fiche Indicator 8.1a
Benaming Aandeel 'onbekende' gegevens
Beschrijving Aandeel gegevens in categorie "Onbekend" per variabele binnen alle behandelingsepisodes
Niet geïncludeerde data Voor elke variabele, de categorie 0 (Niet van toepassing)
Type gegevens gebruikt Episodes
Fiche Indicator 8.1b
Benaming Aandeel verkeerde "Andere" categorie
Beschrijving Aandeel gegevens in categorie 88 (Andere) en verder uitgelegd die incorrect geclassificeerd zijn
Niet geïncludeerde data Voor elke variabele, andere categorie dan 88
Type gegevens gebruikt Episodes
Fiche Indicator 8.1c
Benaming Aandeel inconsistenties in longitudinale gegevens
Beschrijving Aandeel gegevens van patiënten met meerdere behandelingsepisodes die inconsistent geclassificeerd zijn voor de variabelen PD1 (Gelsacht), PD2 (Leeftijd) en PD6 (Diploma)
Niet geïncludeerde data /
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Episodes
Totaal aantal voor analyse 28453
Fiche Indicator 8.2
Benaming Aandeel anonieme patiënten
Variabel gebruikt om de indicator op te bouwen PI1: Soort identificatie van de patiënt
Teller Aantal indien PI1=99 (Geen identifcatie)
Noemer Aantal indien PI1=1 (Rijksregisternummer) en PI1=99 (Geen identifcatie)
Niet geïncludeerde data /
Type gegevens gebruikt (Patiënten/Episodes) Patiënten
Totaal aantal voor analyse 28453
Verantwoordelijke uitgever : Dr Myriam SNEYERS
Depotnummer : D/2016/2505/57
© Wetenschappelijk Instituut VolksgezondheidOPERATIONELE DIRECTIE VOLKSGEZONDHEID EN SURVEILLANCEJuliette Wytsmanstraat 141050 Brussel | België www.wiv-isp.be